apollowageningen.files.wordpress.com file · web viewsamenvatting vrijheid en rede:...

74
SAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEF H.1 INLEIDING 1.1 Thema en vraagstelling - Het vertrekpunt is het idee dat samenlevingen als die van het huidige West-Europa en de VS voorbeelden zijn van een maatschappijtype, omdat zij een aantal kenmerken met elkaar gemeen hebben, die hen onderscheiden van andere samenlevingen en van het Europa en Amerika van 300 jaar geleden. Die kenmerken vinden we op alle belangrijke terreinen van het maatschappelijk leven en vormen daarmee de basisstructuur van die samenlevingen. 1.2 De aanpak: maatschappijgeschiedenis * Voor een systematische analyse van maatschappelijke veranderingen op de lange termijn maken historici vaak gebruik van begrippen en modellen uit de sociale wetenschappen, omdat in die wetenschappen meer aandacht wordt besteed aan de structuur van de maatschappij en het ontwikkelen van duidelijke begrippen. - Een samenleving valt te omschrijven als een sociale structuur = een patroon van verhoudingen tussen mensen. Die verhoudingen zijn op te vatten in termen van functies die ze vervullen in gebieden van de samenleving. De routines en afspraken die mensen ontwikkelen, leiden tot het ontstaan van instituties. Zo kunnen samenlevingstypes geordend worden in een aantal aspecten, waarin specifieke functies en instituties bij elkaar zijn gebracht. Economische aspecten : de manier waarop mensen in hun levensonderhoud voorzien. Culturele aspecten : de betekenis die mensen geven aan hun ervaringen en de manier waarop inzichten daarover worden overgedragen. Politieke aspecten : de manier waarop de macht is verdeeld en de mate waarin die verdeling door de bevolking wordt aanvaard. -> Elk aspect heeft zijn invloed op het totale proces, waarbij steeds verschillende elementen een dominante rol spelen, en dan altijd in een ingewikkelde onderlinge wisselwerking. 1.3 Economische aspecten - Economie: de productie, distributie en consumptie van goederen en diensten. * Deelnemers: consumenten en producenten (ondernemers en werknemers)

Upload: votram

Post on 01-May-2019

213 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

SAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEF

H.1 INLEIDING

1.1 Thema en vraagstelling- Het vertrekpunt is het idee dat samenlevingen als die van het huidige West-Europa en de VS voorbeelden zijn van een maatschappijtype, omdat zij een aantal kenmerken met elkaar gemeen hebben, die hen onderscheiden van andere samenlevingen en van het Europa en Amerika van 300 jaar geleden. Die kenmerken vinden we op alle belangrijke terreinen van het maatschappelijk leven en vormen daarmee de basisstructuur van die samenlevingen.

1.2 De aanpak: maatschappijgeschiedenis* Voor een systematische analyse van maatschappelijke veranderingen op de lange termijn maken historici vaak gebruik van begrippen en modellen uit de sociale wetenschappen, omdat in die wetenschappen meer aandacht wordt besteed aan de structuur van de maatschappij en het ontwikkelen van duidelijke begrippen.- Een samenleving valt te omschrijven als een sociale structuur = een patroon van verhoudingen tussen mensen. Die verhoudingen zijn op te vatten in termen van functies die ze vervullen in gebieden van de samenleving. De routines en afspraken die mensen ontwikkelen, leiden tot het ontstaan van instituties. Zo kunnen samenlevingstypes geordend worden in een aantal aspecten, waarin specifieke functies en instituties bij elkaar zijn gebracht.

Economische aspecten : de manier waarop mensen in hun levensonderhoud voorzien. Culturele aspecten : de betekenis die mensen geven aan hun ervaringen en de manier waarop

inzichten daarover worden overgedragen. Politieke aspecten : de manier waarop de macht is verdeeld en de mate waarin die verdeling

door de bevolking wordt aanvaard.

-> Elk aspect heeft zijn invloed op het totale proces, waarbij steeds verschillende elementen een dominante rol spelen, en dan altijd in een ingewikkelde onderlinge wisselwerking.

1.3 Economische aspecten- Economie: de productie, distributie en consumptie van goederen en diensten. * Deelnemers: consumenten en producenten (ondernemers en werknemers) * Sectoren: landbouw en mijnbouw (=primair), nijverheid: kleine werkplaatsen tot grote fabrieken (=secundair), diensten (=tertiair) en de overheid (=quartair). * Kapitalisme: het deel van de economie waarin de investering van kapitaal met als doel uitsluitend winst te maken de overhand had.-- Economische geschiedenis bekijken met een sociale blik: economische verhoudingen zijn verhoudingen tussen mensen.-- Economische geschiedenis bekijken met een ecologische blik: economie is het gebruik van de materiële omgeving voor menselijke doelen.

1.4 Culturele aspecten- Cultuur: het proces waarbij we betekenis en zin toekennen aan wat we waarnemen en richting geven aan ons gedrag; het is een doorlopend sociaal proces.

Cultureel repertoire: een min of meer samenhangend geheel van begrippen, redeneringen, waarden en mentale vaardigheden, dat in een bepaald gebied of in een bepaalde tijd beschikbaar is, dus dat mensen zich dit repertoire of delen ervan eigen kunnen maken. Er bestaan altijd meerdere repertoires tegelijk en elk ervan is onder te verdelen in sub-

Page 2: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

repertoires. De hoofdrepertoires waren de traditionele, kerkelijke en wetenschappelijke. -> De verschillende repertoires en sub-repertoires waren niet voor iedereen in dezelfde mate toegankelijk en elk ervan kende zijn eigen mechanismen van overdracht.

Culturele praktijken: de sociale beddingen waardoor de cultuur stroomt, waar overdrachtsmechanismen een deel van uitmaken (de organisatie van cultuuroverdracht en de plaatsen waar die overdracht plaatsvond).

1.5 Politieke aspecten- Macht: de mogelijkheid die een mens of groep mensen heeft om in een sociale situatie zijn zin te krijgen, ook tegen de wil van anderen in. De historische vraag is wie in een bepaalde situatie de belangrijke beslissingen namen, waarop hun macht gebaseerd was, wat de sociale consequenties daarvan waren en in hoeverre deze verdeling van de macht werd aanvaard en waarom.

H.2: EUROPA ROND 1750

2.1 Inleiding: de Europese ruimte- Vanaf het midden van de 18e eeuw traden grote veranderingen op in Westerse samenlevingen, als gevolg van de industrialisatie, de Verlichting en de Romantiek en de grote politieke revoluties.

2.2 Landschap en klimaat- De volken die in de lage vlaktegebieden leefden werden niet beschermd door natuurlijke grenzen, dus moest hun grondgebied met geweld worden veroverd en verdedigd. - Het klimaat was redelijk regelmatig, waardoor grote delen grond geschikt waren voor landbouw en veeteelt. De natuurlijke omgeving werkte mee om economische en culturele ontwikkeling toe te laten, maar door de sterke seizoenswisselingen werden mensen op technisch gebied wel geprikkeld (denk aan kleding, verwarming en behuizing).

2.3 Bevolking en huishouden- In 1750 was de bevolking erg ongelijk verdeeld over Europa: in het noordwesten was de bevolkingsdichtheid veel hoger dan in het oosten en zuiden. De bevolkingsomvang vertoonde een afwisseling van krimp en groei, onder invloed van rampen en nieuwe mogelijkheden. - In Noordwest-Europa bestond het gebruikelijke huishouden uit het gezin. Het gezin, en eventueel andere familieleden, vormden het eerste sociale vangnet waarop men in geval van nood een beroep kon doen. Het is te zien dat de West-Europese bevolking geneigd was om haar voortplantingspatroon af te stemmen op de economische mogelijkheden.

2.4 Economische verhoudingen* Er is een groot onderscheid te zien in de manier waarop de Europese bevolking in haar onderhoud voorzag en de sociale verhoudingen die deze met zich meebracht.

2.4.1 Het platteland- Tot ver in de 19e eeuw leefde het grootste deel van de Europese bevolking op het platteland, waar het grootste deel van de dorpsbevolking boer was. Verder waren er nog een aantal ambachtslieden en een priester. Deze landbouweconomie was grotendeels gericht op de voorziening in plaatselijke behoeften. Door de gebrekkige transport- en communicatiemiddelen was het veelal onmogelijk om het surplus elders te verkopen. Deze dorpseconomieën waren sterk afhankelijk van de natuur, dat bepaalde of er een goede of slechte oogst was. - Oost- en West-Europa verschilden erg wat betreft het grondbezit en de arbeidsverhoudingen op het platteland. In het oosten waren er vorsten en adellijke families die enorm veel grond bezaten en waar de boeren die daarop werkten vrijwel allemaal lijfeigenen waren. In het westen was lijfeigenschap grotendeels verdwenen en bezaten boeren eigen grond of pachtten die van een eigenaar. Wel rustten doorgaans allerlei ‘heerlijke rechten’ op de grond, waar de plaatselijke

Page 3: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

grondbezitter aanspraak op kon maken (zoals het innen van belastingen en andere verplichtingen). * In Engeland, het noordwesten van Nederland en delen van Noord-Frankrijk bestond een levendig contact tussen stad en platteland, in tegenstelling tot de rest van West-Europa dat vrij geïsoleerd was. Herendiensten kwamen hier nauwelijks meer voor. Omdat graan op grote schaal werd ingevoerd het Oostzeegebied konden boeren zich specialiseren in producten die ze konden verhandelen op de internationale markt (bijv. melk en vlas).

2.4.2 De steden- De dynamiek van Westerse samenlevingen ging vooral uit van de steden. Hier ontstond het kapitalisme, hier werden nieuwe ideeën over de mens, de samenleving en de kosmos ontwikkeld en hier braken de grote revoluties uit. Steden waren centra van macht en cultuur. Sinds de middeleeuwen hadden steden hun eigen bestuur en rechtspraak en hieven zijn hun eigen belastingen, waardoor zij in sterke mate onafhankelijk waren. Het grootste deel van de stedelijke bevolking vond werk in het ambacht. Zij waren georganiseerd in gilden en produceerden meestal op bestelling en voor een plaatselijke klantenkring. - Andere grootschalige economische activiteiten, zoals de mijnbouw, scheepsbouw en productie van goederen voor de markt kenden geen gildensysteem. De belangrijkste vorm van grootschalige productie was de huisnijverheid dat op het platteland plaatsvond. Zij hielden zich bezig met de vervaardiging van allerlei producten (bijv. schoenen en wollen producten), waarnaar een grote internationale vraag bestond. Dit verschilde van het gildensysteem dat erop gericht was om de gemeenschap van goede producten te voorzien en ervoor te zorgen dat de producenten in hun levensonderhoud konden voorzien. De kooplieden die gebruik maakten van de huisnijverheid om producten op de markt te verkopen waren primair gericht op het maken van winst (=handelskapitalisme). - Het handelskapitalisme manifesteerde zich ook vooral in de koloniale handel. Grote handelscompagnieën beschikten over handelsposten aan de kusten van Afrika, Azië en Amerika waar Europese producten (wapens, alcohol, goud/zilver) werden geruild tegen kruiden, katoen, tabak en thee. * Koloniën: uitgestrekte gebieden waarover Westerse mogendheden direct gezag uitoefenden. Deze bestonden alleen in Noord-Amerika die in handen waren van de Fransen en de Britten. Hier werd intensieve handel opgebouwd, waarbij Afrikaanse slaven op (katoen)plantages werkten. - Steden waren nauw verbonden met en afhankelijk van het omringende platteland (bijv. voedselproductie). De stadselite en de ambachtsmeesters bezaten burgerrecht, maar een groot deel van de stadsbevolking had dat niet en konden dus niet beschermd of ondersteund worden in geval van tegenslag. - Steden werden ook gekenmerkt door een specifieke stadscultuur. Voor de welgestelden werden er theaters gebouwd, parken aangelegd, etc. In de stad ontstond de ‘burgerlijke cultuur’. Ondernemers, ambachtslieden en vrije beroepsuitoefenaars hadden een bepaalde levensstijl die zich onderscheidde van die van de adel. Zij hadden hun maatschappelijke positie te danken aan hun eigen inspanningen i.p.v. aan hun geboorte in een adellijke familie.* In Oost-Europa waren de boeren armer en grotendeels zelfvoorzienend, waardoor er geen markt was voor producten van de stad. Ook was er nauwelijks een trek naar de stad vanwege de lijfeigenschap. Er waren daar dus veel minder en kleinere steden dan in het westen. De adel had daar eigenlijk alles voor het zeggen, omdat ze geen concurrentie ondervonden van een autochtone burgerij.

2.5 Cultuur* Rond 1750 bestond er een aanzienlijk onderscheid tussen de denkwereld van de geletterde elite enerzijds en de meerderheid van de mensen (boeren, ambachtslieden en werklieden) anderzijds.

2.5.1 Volkscultuur- De volkscultuur werd sterk bepaald door de kwetsbaarheid van mensen tegenover ziekten en

Page 4: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

natuurrampen. Voor- en tegenspoed werd toegeschreven aan bovennatuurlijke krachten. Magische praktijken dienden om de kwade krachten te bestrijden en hulp van de goede krachten in te roepen.

2.5.2 Kerken en geloof- De kerk was zeer nadrukkelijk aanwezig in het dagelijks leven van de 18e eeuw. Kerkgang was vanzelfsprekend en vooral op het platteland genoten geestelijken een groot intellectueel en spiritueel gezag. Armenzorg en onderwijs waren grotendeels in handen van geestelijken en als grootgrondbezitter was de kerk pachtheer van veel boeren.- Sinds de Reformatie kende Europa verschillende kerkgenootschappen. Het katholicisme bleef in het grootste deel van Europa de overheersende godsdienst, maar in Noordwest-Europa waren verschillende versies van het protestantisme echter dominant. De kerken verbreidden een meer systematische opvatting van de samenleving, de kosmos en goed en kwaad dan het volksgeloof. Gebeurtenissen werden toegeschreven aan God. * Volgens de katholieken was de kerk de noodzakelijke bemiddelaar tussen de van nature zondige mens en God. Protestanten wezen dit idee af; volgens hen had iedere gelovige een persoonlijke relatie met God.- Een van de gevolgen van de Reformatie was dat de kerken zich meer gingen inspannen om de mensen het ware geloof bij te brengen. Zij gingen veel traditionele opvattingen en gebruiken bestrijden (bijv. magische rituelen). Ook op het gebied van het seksueel moraal. Natuurlijke processen en driften, vooral seksuele, werden als dierlijk beschouwd en diende men in bedwang te houden.

2.5.3 Wetenschap- Voor de geletterden won de wetenschappelijke manier van denken in de 18e eeuw langzamerhand terrein van de traditionele en kerkelijke. Die opmars was begonnen tijdens de crisis en de daarop volgende godsdienstoorlogen als gevolg van de Reformatie. Onder intellectuelen ontstond een klimaat van scepsis en het idee dat godsdienst een privéaangelegenheid diende te zijn. Bovendien was er ook een grote behoefte aan zekerheid. Natuuronderzoekers toonden door nauwkeurige waarneming, logisch nadenken en het uitvoeren van experimenten aan dat wetmatigheden in de natuur konden worden ontdekt. Anderen trachtten dezelfde methoden toe te passen op de mens en de samenleving. – Wetenschappelijke revolutie van de 17e eeuw.

2.5.4 Natuurwetenschappen en techniek- De Franse filosoof Descartes legde alle nadruk op het verstand en meetkundig denken als bron van zekere kennis. De hele materiële wereld was volgens hem meetkundig te begrijpen. De wereld werd als mechanisme gezien, wat een schokkende vernieuwing was. Hij maakte onderscheid tussen de materiële meetbare wereld en de wereld van het denken. De hele natuur was materieel en onbezield, alleen de mens is door God begiftigd met een denkende geest. Daarnaast zocht hij zekerheid in het menselijk kenvermogen.- De Duitse filosoof Kant heeft deze opvatting later uitgewerkt. Hij kwam tot de conclusie dat de manier waarop wij de wereld zien wordt bepaald door de categorieën van ons denken, en dat de wereld op zichzelf niet kenbaar is. - De empirische kant van de wetenschap werd vooral door Engelse geleerden ontwikkeld, het meest indrukwekkend door Newton. Ook hij werd geobsedeerd door het probleem van de zekerheid van kennis, waarbij volgens hem de waarneming van de natuur voorop stond. Die regelmaat die kon worden vastgesteld werd geformuleerd in wetten die vervolgens weer getoetst kon worden aan nieuwe waarnemingen. Hierin speelde de wiskunde een grote rol.- Sommige denkers, zoals Galilei, meenden dat het boek van de natuur in de taal van de wiskunde was geschreven en dat werkelijke kennis dus wiskunde moest zijn. Anderen meenden dat wiskundige modellen de werkelijkheid nauwkeurig konden beschrijven, zonder uitspraken te doen over de aard van die werkelijkheid. De toenemende rol van meten en rekenen was niet alleen te zien in de natuurwetenschappen, maar ook in andere sectoren (bijv. schilderkunst, landkaarten en

Page 5: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

scheepsbouw). * Enerzijds waren veel geleerden gelovig en gebruikten de nieuwe wetenschap en wetmatigheden om het geloof te ondersteunen. Anderzijds groeide er een kloof tussen het wereldbeeld van de geletterden en dat van de eenvoudige mensen. De wetenschap leerde namelijk allerlei dingen die in strijd waren met de alledaagse ervaringen en heersende opvattingen.- Grote technische creativiteit was ook al voor de industriële revolutie kenmerkend voor de West-Europese samenleving. De christelijke traditie stimuleerde in het algemeen de technische ontwikkeling, omdat zij de mens boven de natuur plaatsten en de opdracht meekreeg om de aarde te ontwerpen. In de nieuwe natuurwetenschappen was er die drang om de natuur te beheersen. Sommige wetenschappelijke principes werden gelijk toegepast (bijv. stoommachines en klokken), maar belangrijker was de nieuwe manier van denken (analyseren en experimenteren) over de natuur in de overtuiging dat de natuur een beheersbaar mechaniek is.

2.5.5 Opvattingen over mens en samenleving- Het 18e-eeuwse denken over de mens en menselijke verhoudingen is diepgaand beïnvloed door de grote Europese crisis van de voorafgaande periode. Het leek alsof de fundamentele vragen opnieuw geformuleerd en beantwoord moesten worden. Hierbij stond politieke theorie voorop; de eerste zorg was immers een maatschappelijke orde te vestigen die niet voortdurend werd verscheurd door onenigheid en oorlog. De nieuwe wetenschap van de mens diende afstand te nemen van christelijk-morele vooronderstellingen en op basis van systematische waarneming en analyse tot inzicht in de waren drijfveren van de mens te komen. - Hobbes ontwikkelde op basis van het mechanistische denken van Descartes een complete sociale psychologie die de basis vormde van zijn politieke theorie. Het menselijk denken is volgens hem het resultaat van de combinatie van indrukken (bestaande uit bewegende deeltjes) die wij opdoen vanuit de omgeving. Ieder individu zal zo veel mogelijk macht willen hebben, zodat het maximum van ‘geluk’ kan worden verworven. Alleen door ingrijpen van bovenaf kan oorlog worden voorkomen en orde worden geschapen waarin individuen zich in een zekere mate van rust kunnen ontwikkelen. Zijn mens- en maatschappijbeeld was dus erg materialistische en individualistisch.

2.5.6 Cultuuroverdracht: onderwijs- In de 18e eeuw speelde het formele onderwijs in het leven van de meeste mensen nog nauwelijks een rol. Toen werd iemands loopbaan grotendeels bepaald door zijn afkomst en connecties. Hier is ook weer het onderscheid tussen volk en elite duidelijk te zien.* Voor kinderen van boeren en ambachtslieden waren er in vrijwel heel Europa, in de steden en op het platteland, schooltjes waar vooral godsdienstig en leesonderwijs werd gegeven. Het ging er echter heel rumoerig aan toe, omdat kinderen heel onregelmatig onderwijs volgden (dit had te maken met oogsttijden). Meestal werden de schooltjes door de lokale overheid of door kerken beheerd en gefinancierd.* Tot hoger onderwijs had alleen de mannelijke helft van de maatschappelijke bovenlaag toegang. Meisjes in de hogere standen krijgen vrijwel uitsluitend huisonderwijs, in het lezen en schrijven en zaken als naaien en breien.- Onderzoek werd in de 18e eeuw in wetenschappelijke academies gedaan. Dit waren genootschappen van geleerden, waarvan de grootsten koninklijke bescherming kregen. In ruil voor salaris van de vorst gaven zij advies over allerlei technische, culturele kwesties en economische kwesties, wat de vorsten prestige gaf.

2.6 Macht en legitimiteit

2.6.1 Binnenlandse politieke verhoudingen- In de 18e eeuw werd iemands sociale leven, rechten en plichten bepaald door de stand waartoe hij toe behoorde. De adel en de kerk hadden de meeste macht en status. De steden vormden een derde centrum van macht op economisch en politiek gebied. De welgestelde burgers die burgerrecht

Page 6: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

hadden, bezaten hier veel macht. - In sommige Europese landen was het centrale gezag van de vorst niet heel sterk, vanwege de organisatie van het land in federaties, waar de plaatselijke elite veel macht had. In andere landen (bijv. Frankrijk, Engeland, Pruisen) hadden vorsten wel veel macht naar zich toe kunnen trekken. Deze vorsten ontleenden hun gezag aan het feit dat zij de binnenlandse orde konden handhaven en de krachten van een groot gebied konden bundelen voor de verdediging van het land tegen aanvallen van buitenaf. Daarnaast ondernamen zij allerlei binnenlandse hervormingen, die gericht waren op vergroting van de welvaart (bijv. bouw van wegen, kanalen en oorlogsschepen). Grote compagnieën kregen een koninklijk monopolie om de concurrentie uit te schakelen. * Mercantilisme: de rechtspraak en de belastingheffing werden uniformer gemaakt. Dit beleid was gebaseerd op een economisch-politieke theorie die het koninkrijk, en niet de lokale gemeenschap, als basiseenheid beschouwde en waarin vergroting van de nationale welvaart werd opgevat als de grondslag voor politiek-militaire machtsuitbreiding. Voor de ontwikkeling en uitvoering van het beleid waren steeds meer ambtenaren nodig, waardoor een staatsapparaat ontstond. Hier lag een belangrijke bron van conflicten met het lokale gezag van de adel en de kerken.-> Het gezag van de vorst was gebaseerd op het feit dat hij belangen kon behartigen die het plaatselijke niveau overstegen (nationale economie en landsverdediging). Materieel inde de vorst belasting om zijn hofhouding en staatskosten te betalen. In de revoluties was de belastingheffing dan ook steeds inzet van de strijd.* In de 18e eeuw regeerde een aantal krachtige vorsten; er wordt gesproken van absolute monarchen. Deze term is echter misleidend, omdat de vorsten afhankelijk waren de adel en van steden en rekening moest houden met de kerken. De staat en kerk werkten in de 18e eeuw in het algemeen nauw met elkaar samen. Kerken steunden de vorst door de mensen gehoorzaamheid bij te brengen, dat bijdroeg aan de ordehandhaving. Vorsten steunden de heersende kerk door andere kerkgenootschappen te verbieden; met deze eenheid van godsdienst voorkwamen ze binnenlandse conflicten en verzwakking van de staat.

2.6.2 Internationale politiek- In de 18e eeuw waren (dreiging van) oorlog aan de orde van de dag, doordat Europa verdeeld was in een groot aantal staten met grenzen die grillig of moeilijk verdedigbaar waren. Het vergroten en versterken van de eigen staat was de enige richtlijn van het buitenlands beleid. De staat was het domein van een vorst en dat betekende dat oorlog en vrede vaak afhingen van opvolgkwesties. - Het internationale politieke toneel werd beheerst door 4 grote mogendheden: Engeland, Frankrijk, het Habsburgse Rijk en Rusland (Pruisen was sterk in opkomst). Hiervan ontwikkelde Engeland zich in de 18e eeuw tot de machtigste zeemogendheid. * Pruisen bestond aanvankelijk uit gebieden die met elkaar geen aangesloten territorium vormden. In de 17e en 18e eeuw waren er een reeks uitzonderlijk getalenteerde koningen die de gebieden aaneensmeedden tot een tamelijk gecentraliseerd rijk. Daarbij werd een zeer groot en gedisciplineerd leger opgebouwd. Zo konden zij andere gebieden veroveren en kwam dat ten goede aan de economie. - Aan de ene kant had de rivaliteit tussen staten oorlog, leed en vernietiging tot gevolg en anderzijds leidde het tot innovatie op allerlei gebieden (bijv. havens, wetenschap en techniek) en zorgde het voor een stimulans tot tolerantie en culturele en economische ontwikkeling.

H.3 KRACHT EN BEWEGING: DE INDUSTRIËLE REVOLUTIE EN DE KAPITALISTISCHE ECONOMIE (1750-1850)

3.1 Inleiding- Industriële revolutie: een reeks technologische vernieuwingen in de nijverheid, enerzijds verdere mechanisering in de textielindustrie en anderzijds de invoering van stoommachines; rond 1760 begon dit in Engeland. (Dit is een simpele uitleg die haar grote belang niet goed laat zien)

Page 7: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

De revolutie bevrijdde de maatschappij van beperkingen die de natuur haar oplegde (bijv. houtvoorraden), zodat op veel terreinen ongekende groei mogelijk werd.

Het ontdeed de economie van allerlei inperkende regels en leidde tot een ongekende economische dynamiek.

Die groei en dynamiek leidden tot andere sociale verhoudingen en nieuwe vormen van ongelijkheid op verschillende terreinen.

-> Er ontstond uiteindelijk een kloof tussen rijke, geïndustrialiseerde landen en arme derdewereldlanden.

3.2 De industriële revolutie in engere zin

3.2.1 Uitvindingen- De industriële revolutie voltrok zich in Engeland ongeveer tussen 1760 en 1830. De veranderingen deden zich voor op een breed terrein, maar technologische uitvindingen stonden centraal.-- Voorbeelden: spinning jenny, water frame, verbetering van de stoommachine.

Industriële revolutie in engere zin: de technologische uitvindingen. (Bestaat uit 2 revoluties)- De eerste revolutie vereiste het vernuft van de goede vakman, de stoommachine en wetenschappelijk onderzoek. In deze situatie hielden wetenschappers en technici nauw contact met elkaar. Daarnaast was er voldoende kapitaal beschikbaar. De exacte wetenschap en kapitaal werden onderdelen van de moderne Westerse industriële ontwikkeling.

Industriële revolutie in bredere zin: de maatschappelijke gevolgen van de uitvindingen.

Effect van de uitvindingen:

Mechanistische productie vergrootte het productievermogen van de arbeider. Stoomkracht verhoogde het productievermogen van mechanieken en machines. Stoomkracht maakte de productie onafhankelijk van de levende natuur.

3.2.2 Oorzaken 1: schaarstes- Vanwege het toenemend gebrek aan hout was Engeland het enige land in Europa waar steenkolen al geruime tijd en steeds meer gebruikt werd. De behoefte aan energie en kracht werd vergroot door de mechanisering van de textielproductie. Deze was opgeroepen door een sterk toegenomen vraag van consumenten naar kleding en de schaarste aan arbeidskrachten.* Vanaf 1740 begon de Engelse katoenindustrie te groeien en er werd steeds meer katoen van de plantages uit de koloniën ingevoerd. Door de uitvindingen steeg de arbeidsproductiviteit, zodat er nog meer geproduceerd kon worden.

3.2.3 Oorzaken 2: groeiende markten- De groei van de vraag was in eerste instantie een kwestie van markten. Engeland kende een grote binnenlandse markt en bovendien hadden de Engelse ondernemers gemakkelijk toegang tot de koloniën, waar zij een grote afzet konden bereiken. Ook het gildesysteem was bijna niet meer aanwezig, zodat dat ook geen belemmering meer vormde.

3.2.4 Oorzaken 3: Infrastructuur- Engeland kende een grote binnenlandse markt doordat in de 18e eeuw de infrastructuur en middelen van vervoer aanmerkelijk verbeterd waren (aanleg van kanalen, landelijk wegennet). De verbetering van het vervoer stimuleerde de handel enorm en het verminderde de nadelen van een geografisch minder gunstige ligging. * Nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden dienden zich aan en de economie kreeg een ongekende levendigheid. Elke uitvinding werd met gretigheid ontvangen en zo snel mogelijk toegepast. Er vond een enorme groei van de niet-agrarische beroepsbevolking plaats.

Page 8: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

3.2.5 Oorzaken 4: landbouwDe vraag groeide enorm:

De regionale markten werden door de verbeteringen in de infrastructuur meer en meer samengevoegd tot een grote nationale markt.

De Engelse bevolking groeide relatief snel, dus meer mensen moesten gevoed en gekleed worden.

Er was agrarisch kapitalisme ontstaan, waardoor geld op het platteland een grotere rol ging spelen. Dit bevorderde de handel in en afzet van producten. Tegelijkertijd kwamen arbeidskrachten vrij.

- De groei van de Engelse bevolking zette vraagtekens bij de bevolkingswet die Malthus had opgesteld. Volgens hem bleef de productie van voedsel altijd achter bij de bevolkingsgroei. De bevolking zou dus zo toenemen dat een verhoging van de levensstandaard door de stijgende voedselprijzen steeds weer teniet zou werden gedaan. Maar uit het huwelijkspatroon kunnen we concluderen dat de economische omstandigheden relatief goed waren en de bevolking ook snel groeide. Dit stimuleerde de groei van de binnenlandse markt, ook omdat de koopkracht niet daalde.* De beroepsbevolking in de landbouw bleef in de 18e eeuw ongeveer hetzelfde, maar tegelijkertijd steeg de productiviteit heel erg. Zo kon de groeiende bevolking gevoed worden.- In Engeland werden meer investeringen gedaan in de modernisering van de landbouw dan elders in Europa (bijv. landontginning, betere grondverwerking, het gebruik van betere rassen en het gebruik van landbouwproducten die de vruchtbaarheid van de grond vergrootten), waardoor de productie aanmerkelijk verhoogde. Ook konden de dierlijke producten gebruikt worden voor allerlei toepassingen in de nijverheid (bijv. wol, huiden voor leer).- De Engelse grootgrondbezitters wilden de winst uit de landbouw verhogen. Het agrarisch kapitalisme werd versterkt door de enclosurebeweging. Door enclosures werden gemene gronden met toestemming van het parlement door grootgrondbezitters in bezit genomen. Zij bevorderden de productiviteit doordat boerderijen tot grote gehelen konden worden samengevoegd. Betere bewerkingsmethoden konden worden toegepast, wat meer opbracht en dat vervolgens weer in het land geïnvesteerd kon worden.* De keerzijde van enclosures blijkt uit het verzet van kleine boeren, die werden gedwongen uit te zien naar een andere boerderij of naar loonarbeid. Door de privatisering van land verloren zij de mogelijkheid om op die gronden boerenwerk te verrichten. Velen trokken naar de stad om in loondienst in de nieuwe fabrieken te werken.

3.3 De industriële revolutie in bredere zin: vormt de industriële revolutie een breuk?- De stoommachine werd in een langzaam tempo verbeterd en geschikt gemaakt voor verschillende productieprocessen. Uiteindelijk versnelde de technologische ontwikkeling en kwam er meer kapitaal vrij om investeringen in de stoommachine te doen.

3.3.1 De industriële revolutie en economische groei- De industriële revolutie wordt vooral in verband gebracht met de economische groei. Een voorbeeld van een ontwikkelingsmodel is The stages of economic growth van Rostow. Dit zorgde voor een grotere rol van de economische wetenschap in historisch onderzoek. Uit berekeningen bleek dat de industriële revolutie economisch gezien minder groeide dan aanvankelijk werd gedacht. Er zijn regio’s die zowel continuïteit als discontinuïteit vertonen (industriële productie vs. huisindustrie/nijverheid).* Waar machines hun intrede deden, moesten producenten wel mee moderniseren, omdat ze het anders niet zouden gaan redden in hun branche. -> Dit is dus revolutionair te noemen, maar vooral vanuit een oogpunt van economische groei of omvang van bedrijven vormde ze niet zozeer een fundamentele breuk. De industriële revolutie

Page 9: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

opende echter ongekende mogelijkheden, die later steeds meer benut gingen worden.

3.3.2 Maatschappelijke gevolgenBevolkingsgroei- Economie en demografie hadden elkaar altijd al versterkt. Bevolkingsgroei bleek een zeer belangrijke oorzaak van de industriële revolutie doordat het de vraag deed stijgen.

Conjunctuur- Voorheen werden de conjunctuurgolven veroorzaakt door wisselende oogstopbrengsten, de veranderende kwaliteit van gewassen en door de verhouding tussen landbouwopbrengst en bevolkingsaantal. Vanaf de 15e eeuw kwam het kapitalisme in steeds meer sectoren op. Dit ging om winst maken door meer te verkopen en/of produceren (evenwicht van vraag en aanbod).- Door de industriële revolutie veranderde deze dynamiek en werden de golfbewegingen sterker en bepaald door meer factoren dan landbouw en bevolking (zoals economische vernieuwingen en investeringen, sociale en politieke verhoudingen). De nieuwe generatie economen werden geconfronteerd met economische crises als gevolg van economische groei.* Juglar-golven: kortere conjunctuurgolven van ca. 10 jaar* Kondratjev-golven: langere golven van ca. 50 jaar

Klassenverhoudingen 1: adel en burgerij- De industriële revolutie had gevolgen voor maatschappelijke en sociale verhoudingen. Enerzijds veranderden groepen van karakter, anderzijds kwamen er nieuwe groepen naar voren. Voorheen kende de maatschappij de kerk, adel en stedelijke burgerij als groepen die bezit hadden. Edellieden bezaten voornamelijk grond, maar gingen zich ook bezighouden met grootschalige ondernemingen. Er was een maatschappelijke scheidslijn te zien tussen de niet-werkende adel en de rijke burgerij die hard werkte voor haar geld. De adel vernieuwde enigszins, maar bleef toch een eigen sociale laag.

Klassenverhoudingen 2: de arbeidende klassen

Verstedelijking- Onder invloed van de bevolkingsgroei en de opkomst van grote industrieën nam de verstedelijking enorm toe. De rangvolgorde van de steden veranderde als gevolg van de veranderende economische structuur. Landinwaarts gelegen industriesteden groeiden snel in vergelijking met de havensteden. De stedelijke arbeiders in Engeland waren de dupe van de snelle stedenbouw. Er ontstonden slechte levensomstandigheden door slechte hygiëne en luchtvervuiling, dat zorgde voor ziekte/epidemieën. In de 19e eeuw werd er meer onderzoek gedaan naar de werk- en woonsituatie van arbeiders en werd er aangedrongen op meer overheidsingrijpen (Public Health Act 1848).

Proletarisering- De industriële revolutie versnelde het proletariseringsproces van werklieden en allerlei kleine zelfstandigen. Zij verloren het uitzicht op zelfstandig ondernemerschap en moesten hun arbeidskracht voortaan op de arbeidsmarkt tegen loon verkopen. In andere Europese landen dan Engeland kwam het nog voor dat werklieden kost en inwoning bij de baas hadden en in diens rechtsmacht waren. In de regio’s waar de kapitalistische invloeden opkwamen, werden deze verhoudingen afgezwakt. Waar werklieden niet meer onder het gezag van een baas stonden en dus juridisch zelfstandig waren, ontstond het moderne arbeidersgezin. Het leefde van loonarbeid waarbij de man het inkomen verdiende en de vrouw zich bezighield met het huishouden. Maar de industriële revolutie zorgde er ook voor dat vrouwen en kinderen loonarbeid gingen verrichten.

Page 10: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

Individualisering van loonafhankelijkheid

Sinds de 15e eeuw brokkelde in de stedelijke nijverheid de rol van het gezin als productie-eenheid af. Op het platteland, vooral in de huisindustrie, bleef het gezin nog wel lang de eenheid van productie. Waar huisnijverheid overging in fabrieksmatige industrie, kwam er een eind aan gezinsproductie.

Loonarbeid buitenshuis werd binnen het gezin steeds meer een mannenzaak.

- Income pooling: bij de fabrieksarbeiders kreeg ieder werkend gezinslid nu de plicht het loon af te dragen voor het gezinsonderhoud i.p.v. dat het hele gezin het verdiende loon ontving.* Door de geïndividualiseerde loonafhankelijkheid kreeg alleen arbeid waarvoor loon ontvangen werd het stempel productieve arbeid. Het werk van huisvrouwen werd lager aangeslagen en verloor daarmee waardering.

Vermannelijking van de loonarbeid- Het streven om arbeid als bron van inkomen tot de taak van de man te maken, bestond sinds het einde van de 15e eeuw (bijv. in gilden). De industriële revolutie hield aanvankelijk het vermannelijkingsproces op; vooral de nieuwe textielfabrieken boden werk aan vrouwen. Voor sommige taken waren vrouwen meer geschikt, en zij verdienden bovendien een lager loon. Vrouwenarbeid werd door mannen als bedreiging van hun positie gezien.- In de eerste helft van de 19e eeuw werd het streven om vrouwenarbeid buitenshuis onmogelijk te maken sterker. Fabrieksarbeid werd voor vrouwen onfatsoenlijk gevonden (mogelijkheid tot seksueel oneerbaar gedrag). Vakbonden streden tegen vrouwenarbeid, maar ze zijn er nooit in geslaagd vrouwen geheel uit het productieproces te weren. Echter ging de intocht van vrouwen gepaard met lagere waardering van het werk dat ze deden.

Income pooling- Kinderen zagen het werken voor loon, dat ze vervolgens afstonden, als hulp aan het gezin. Het blijkt dat vrouwen- en kinderarbeid tot op zekere hoogte inwisselbaar waren als bron van het gezinsinkomen; hun bijdrage aan het gezinsinkomen was ongeveer gelijk.

Disciplinering en verzet, moral economy en luddisme- De invoering van machines zorgde ervoor dat er de mogelijkheid ontstond om minder geschoold personeel aan het werk te zetten i.p.v. werklieden en ambachtsmannen, zodat zij hun werk verloren. - Op het werk veranderde het arbeidstempo, arbeidsritme en de zeggenschap over arbeidstijd. - Machines tastten de onafhankelijkheid van de werkman aan, ze verminderden zijn status doordat ze zijn vakmanschap omzeilden, ze dwongen tot een hoger arbeidstempo en ze vergrootten de ongelijkheid in de gemeenschap van producenten. De invoering van machines riep dan ook veel weerstand op (o.a. vernieling van machines en stakingen voor hogere lonen en vakbonden). * Moral economy: het feit dat iedere arbeider recht heeft op een eigen zelfverworven bestaan. - Aanvankelijk hielden de vakverenigingen zich vooral bezig met de beheersing van de arbeidsmarkt door toezicht te houden en met de onderlinge steun. Na invoering van een wet die vakverenigingen verboden werd actievoeren erg moeilijk en kwamen werklieden zeer in een nauw. Zo konden arbeiders zich moeilijk tegen de disciplinering en het verlies van autonomie op het werk verzetten.* Luddisme: golf van machinevernielingen in 1811/1812, vanwege de liberalisering van de economie.Hier greep de overheid hard op in.

3.4 Ongelijkheden

3.4.1 Toenemende achterstand van het Europese continent- De ongelijkheid tussen regio’s, tussen vakgenoten en in levensomstandigheden werd steeds groter. Ook nam de ongelijkheid tussen staten in Europa toe door de industriële revolutie die in Engeland

Page 11: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

begon. Er was moeite om de nieuwe productietechnologie over te nemen. Industriële kennis werd steeds meer geprivatiseerd door privileges en bescherming van de overheid, waardoor dat niet zomaar kon worden overgenomen. Zodoende genoot Engeland de beste positie. * De groei was de eerste decennia gering, maar de groei nam na 1830 in Engeland snel toe. Dit vanwege de problemen van de technische ontwikkeling, de geringe maatschappelijke acceptatie van de nieuwe productiewijzen en de diverse oorlogen die een extra complicatie vormden. De oorlogen waren niet bevorderlijk voor de afzet van producten en door het Continentaal Stelsel van Napoleon werd er niet meer overzees met Engeland en haar koloniën verhandeld. Engeland reageerde met een tegenblokkade waardoor de overzeese handel in Europa instortte. * In sommige landen in Europa werd de economie erg gestimuleerd door de staat die zich vooral richtte op binnenlandse handel (o.a. Pruisen). Andere landen wilden op grond van hun natuurlijke hulpbronnen en geografische ligging veel uit de internationale economische situatie halen (o.a. De Noordelijke Nederlanden, Frankrijk, Denemarken). In deze landen kwam een sterke commerciële landbouw tot ontwikkeling, terwijl ze relatief traag en laat industrialiseerden. Ook omdat steenkolen- en ijzervoorraden ontbreken.

H.4 REDE EN ROMANTIEK: CULTUUR (1750-1850)

4.1 Inleiding- In de jaren rond de Franse Revolutie en de industriële revolutie ontstonden nieuwe denkbeelden over de mens en de kosmos. Deze waren voor de geletterde bovenlaag gemakkelijker toegankelijk dan de rest van de bevolking, waardoor de kloof tussen deze culturele elite en de gewone boeren en werklieden in deze periode toenam.

4.2 Een kritisch publiek en een intellectuele voorhoede- De 18e eeuw staat bekend als de eeuw van de Verlichting. Volgens Kant betekent de Verlichting dat de mens de onmondigheid achter zich laat en zelf de moed moet tonen om het eigen verstand te gebruiken om zo zelfstandig keuzes te maken. De Verlichting was in de eerste plaats een levenshouding en een sociaal proces, daarna kwamen inhoudelijke ideeën over de wereld.- De 18e-eeuwse standenmaatschappij waarin de macht in handen was van de koning, de adel en de kerk begon scheurtjes te vertonen. De hogere burgerij ontmoette elkaar op allerlei ontmoetingsplaatsen waar vrij gedebatteerd werd over verschillende onderwerpen. Verder ontstonden er allerlei genootschappen, zoals de vrijmetselaarsloges. De leden hiervan kwamen uit alle lagen van de maatschappij en behandelden elkaar als gelijken. * Deze groepen brachten een intensivering van het maatschappelijk debat teweeg, en dat leidde weer tot een sterke groei van de markt voor drukwerk. Men werd geïnteresseerd in het lezen van nieuwe leesvormen, zoals wetenschappelijke werken en romans. Hierdoor wisten sommige schrijvers grote populariteit te verwerven zoals nog nooit was vertoond, zoals Voltaire. Door over maatschappelijke onderwerpen te schrijven mobiliseerde hij de publieke opinie tegen de machtigen. - Verreweg de meeste kunstenaars werkten in de 18e eeuw nog voor vorsten, de adel en de kerk, maar het kwam ook steeds vaker voor dat bijv. muziekuitvoeringen voor een groot betalend publiek werden uitgevoerd. Ook de schilderkunst ging zich steeds meer op het publiek richten.

4.4 Kerken en geloof- De kerken maakten in de 100 jaar na 1750 moeilijke tijden door als gevolg van de toenemende macht van de staten, de Verlichting, de Franse Revolutie en de afsplitsing van een reeks van kleine en grotere kerkgenootschappen.

4.4.1 Verlichting en redelijk christendom- Het wereldbeeld van de geletterde bovenlaag van de bevolking kwam meer onder invloed te staan van de wetenschap. Dit hoefde niet te betekenen dat de elite de godsdienst afwees, wel dat het geloof niet meer essentieel was voor het begrijpen van de wereld. Sommige intellectuelen dreven de

Page 12: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

spot met de bijbel, maar de meesten geloofden in de God die zich manifesteerde in de natuurwetten. Religie bleef belangrijk, maar vooral ten dienste van de maatschappelijke orde.

4.4.2 Kerk en staat- De toenemende macht van de staat ging vooral ten koste van de positie van de katholieke kerk (bijv. verlies van juridische status bij huwelijken, opheffing kloosters en jezuïetenorde). Vorsten wilden de kerk ondergeschikt maken aan de nationale politiek.

4.4.3 Geloof van het hart- Het fatsoenlijke, verlichte christendom van de gevestigde kerken was niet voor iedereen genoeg. Altijd zijn er wel mensen die contact met het goddelijke liever onderhouden zonder bemiddeling van priesters en kerkelijk ritueel. In de 17e eeuw (Reformatie) waren er al allerlei kleine geloofsgemeenschappen ontstaan, maar ook waren gelovigen in deze kerken teleurgesteld omdat ze even formeel en dogmatisch bleken als de katholieke kerk. Deze gelovigen wilden hun hele bestaan in dienst van God stellen door een sober en arbeidzaam leven te leiden en de Bijbel grondig te bestuderen. Geloof was voor hen niet zozeer een zaak van verstand en theologie, maar van het hart en de praktijk: de directe ervaring van Gods aanwezigheid en een christelijke levenswandel.- In de loop van de 18e eeuw kregen sommige van deze geloofsgemeenschappen een massale aanhang, zoals de Engelse Methodisten. Zij vormden hechte, zichzelf besturende gemeenschappen.* De Dissenters (alle niet-Anglicaanse gelovigen) speelde vaak een leidende rol in allerlei maatschappelijke activiteiten, zoals in hervormingsbewegingen. * Het Duitse Piëtisme was introverter dan het Engelse Methodisme, maar was evenzeer gericht op persoonlijke vroomheid en liefdadigheid en even afkerig van kerkelijk dogma, ritueel en hiërarchie. - De katholieke tegenhanger van de protestantse herleving was het jansenisme. Deze groepering legde ook de nadruk op een streng-christelijke levenswandel, gepaard met zorg voor armen en behoeftigen. Het was een voorstander van de Bijbel in de volkstaal en was tegen de pracht en praal van de katholieke kerk. Het genoot aanhang onder hervormingsgezinden in de elites in de katholieke landen. Het had een sterk politiek karakter, omdat het zich verzette tegen de katholieke hiërarchie en de macht van de paus.

4.4.4 De Franse Revolutie en de godsdienstige herleving- De Franse Revolutie leidde tot een fundamentele verandering in de positie van de kerken in de West-Europese samenlevingen. Zij verloren hun autonomie ten opzichte van de staat en hun maatschappelijke positie was ondermijnd. In 1815 waren de kerken hun vanzelfsprekende plaats in de maatschappelijke orde en in het dagelijks leven kwijtgeraakt. * Maar er volgde een periode van spectaculair herstel. De nieuwe priesters waren jonger en veelal afkomstig uit de lagere bevolkingsgroepen, waardoor zij dichter bij de belevingswereld van de gewone mensen stonden. De katholieke kerk ging meer nadruk leggen op ritueel en de aanschouwelijke kanten van het geloof i.p.v. de officiële geloofsleer. In protestantse gebieden waren het vooral de van de staatskerken afgescheiden kerkgenootschappen die een enorme groei doormaakten. Verklaring van deze godsdienstige herleving:

De kerken genoten steun van de reactionaire regimes, die na 1815 overal in Europa aan de macht kwamen, en die in de kerk een belangrijke anti-revolutionaire kracht zagen. Omdat overheden nog niet voldoende financiële middelen hadden om de zwakken in de samenleving te helpen, gaven zij de kerken de ruimte om dat te doen.

De kerken cultiveerden een militant, traditioneel geloof en een strenge vroomheid en moraal. Maatschappelijke problemen werden toegeschreven aan moreel verval en de oplossing daarvan werd gezocht in het verbreiden van een christelijke levenswandel. Een gedisciplineerde levensstijl gaf mensen, vooral arbeiders, een gevoel van waardigheid.

Page 13: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

Ook delen van de elite voelden zich aangetrokken tot de nieuwe orthodoxie. Dat kwam vooral door de romantische beweging, die uiterst kritisch stond tegenover het eenzijdige rationalisme van de 18e eeuw.

* In de 19e-eeuwse kerk waren vrouwen veel actiever dan mannen. Ze zetten zich in op het gebied van sociale zorg en vrouwen uit lagere klassen gebruikten de kerk als middel om hun mannen uit de kroeg en arbeidsorganisaties te houden.- Na de Franse Revolutie was kerkelijkheid veel meer een bewuste, individuele en ideologische keuze (wie koos voor de kerk, koos in het algemeen voor een conservatief politiek standpunt).

4.5 Wetenschap

4.5.2 Menswetenschappen- Veel 18e-eeuwse schrijvers meenden de drijvende kracht gevonden te hebben in het pleasure principle = het bevorderen van genot/geluk en het vermijden van pijn waren de enige rationele richtlijnen voor zowel individueel gedrag als overheidsbeleid; aan christelijke opvattingen over goed en kwaad was geen behoefte meer. De vraag die centraal stond was hoe de samenleving kon worden ingericht zodat het grootste geluk voor het grootst mogelijke aantal mensen kon worden bereikt.

Politiek- Het belangrijkste begrip in het 18e-eeuwse denken over politiek was het contract. Dit had zijn oorsprong in de middeleeuwse notie dat de vorst geen absolute macht bezat, maar met de belangen en rechten van zijn onderdanen rekening moest houden. Wanneer hier niet aangehouden werd, was dat een reden om in verzet te komen, zoals bij de Amerikaanse Revolutie.* De Franse schrijvers Voltaire en Montesquieu betoogden dat het evenwicht tussen de vorst (uitvoerende macht) aan de ene kant en het parlement (wetgevende macht) aan de andere kant de beste manier was om te voorkomen dat een van die twee te veel macht kreeg. De scheiding der machten werd verder uitgewerkt door Montesquieu die nog de rechterlijke macht toevoegde, die als onafhankelijke instantie de wetten handhaafde en de veiligheid van de onderdanen verzekerde. Deze trias politica vormde de basis van alle grondwettelijke regimes die vanaf de Franse Revolutie zijn ontstaan. De genoemde machten moesten elkaar in evenwicht houden.* Voor Rousseau was het contract een overeenkomst tussen de individuele leden van een politieke gemeenschap. Die gemeenschap diende om het geluk van allen, zonder onderscheid, na te streven. Het beleid van een gemeenschap moest de uitdrukking zijn van de algemene wil van de bevolking, dat hoger stond dan individuele ambities en verlangens. In Rousseau’s denken offerde hij individuele vrijheid op aan gelijk(waardig)heid.- Een andere vorm van politiek denken werd intussen in de Duitse landen en het Habsburgse Rijk ontwikkeld. De Kameralistik/bestuurskunde leerde dat het landsbestuur in dienst moest staan van het algemene geluk van de bevolking. Daartoe diende de overheid goed op de hoogte te zijn van de omvang en structuur van de bevolking, de geografie en de economie van het land.

Psychologie en opvoedkunde- Het associationisme in de psychologie hield in dat wat zich in de hoofden van mensen afspeelt, bepaald wordt door wat daar via zintuigen is binnengekomen. Herhaalde indrukken laten sporen na in de geest, die verbonden worden met andere indrukken. Die combinaties vormen onze ideeën en gedachten.* De vrijwel algemene aanvaarding van deze theorie ondersteunde de toenemende betekenis die in de 18e eeuw aan opvoeding en onderwijs werd toegekend. Indrukken die de mens als kind opdoen bepalen namelijk het patroon van het latere denken en voelen, wat een grote verantwoordelijkheid op de schouders van opvoeders legde. Meer in het algemeen ondersteunde de theorie het idee van de maakbaarheid van de menselijke persoonlijkheid en daarmee van de samenleving.

Page 14: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

Economie- Met de komst van kapitalistische methoden van handel en productie werd er in termen van grootschalige verbanden en winst maken gedacht. De vorsten trachtten de militaire en economische macht te versterken door mercantilistische maatregelen, maar boeken over de ‘politieke economie’ wezen het mercantilisme echter af omdat het niet werkte.

Homo economicus: het individu staat centraal, dat in voortdurende concurrentie met anderen zijn eigen belangen nastreeft.

Laissez faire: de economie is een proces dat zijn eigen regels kent, waarbij overheidsingrijpen als zinloos of schadelijk werd gezien.

- Adam Smith stelde dat mensen van nature geneigd zijn om goederen met elkaar uit te wisselen en te verhandelen -> arbeidsdeling en specialisatie -> toename productiviteit naarmate vrije handel is toegestaan. De vrije markt zorgt ervoor dat de dingen gemaakt worden waar men behoefte aan heeft (the invisible hand).- Begin 19e eeuw werkten Engelse en Franse denkers Smith’s ideeën uit tot een hecht theoretisch systeem waarin veel gebruik werd gemaakt van mathematische modellen. Ricardo betoogde dat de invoerheffingen op graan de adellijke grootgrondbezitters veel winst opleverden, maar ten koste van de arbeiders en ondernemers. Vrijhandel zou de welstand van de arbeiders en ondernemers aanzienlijk verbeteren.* Het meest fundamentele punt dat vertegenwoordigers van arbeiders aan de orde stelden was dat de economie het werk van de rijken en machtigen was: het was een politiek onderwerp en de overheid behoorde de economie te reguleren.

Sociologie- Het idee van een autonome sociale dynamiek, die onafhankelijk is van staat, kerk en individuele wensen en beslissingen, is ontwikkeld door conservatieve critici van de Verlichting. De conservatieve maatschappijkritiek werd pas scherp geformuleerd als reactie op de Franse en industriële revolutie, die maatschappelijke verbanden uiteenrukten en geweld en chaos veroorzaakten. De sociologie was een poging om een wetenschappelijk antwoord te formuleren op het probleem van de sociale samenhang. Een strakke, op wetenschappelijk inzicht in maatschappelijke processen gebaseerde leiding en een nieuw gevoel van lotsverbondenheid van de bevolking waren noodzakelijk.* Comte’s positivisme dicteerde dat kennis gebaseerd diende te zijn op empirisch onderzoek (bijv. naar de levensomstandigheden van arbeiders in steden).- Na 1815 kwam de sociale statistiek in een stroomversnelling; er werden bureaus en verenigingen opgericht die zich bezighielden met allerlei cijfers over de symptomen van maatschappelijke ontwrichting (bijv. sterfte, misdaad) om daar een patroon in te vinden en die dan vervolgens te bestrijden. Progressieve politici gebruikten deze gegevens om te pleiten voor overheidsingrijpen. * Niet alleen geleerden schreven over de problemen van de industriële samenleving, maar ook romanschrijvers gaven beschrijvingen van het leven/werken in de stad en de sociale verhoudingen.

4.6 Rede en Romantiek- De 18e eeuw was naast de eeuw van de Verlichting ook de eeuw waarin er een brede stroming bestond van mensen die geobsedeerd waren door de menselijke ziel, zonde en bekering. De gevoelscultus die zich hieruit ontwikkelde beleefde in de eerste helft van de 19e eeuw haar hoogtij en had ook veel invloed op het Westerse denken. Uit romans konden de lezers de woorden en zinswendingen leren waarmee zij hun gevoelens konden uitdrukken. Romantische schrijvers zagen hun werk als een voortzetting van de Verlichting: hun doel was om mensen meer inzicht te geven in zichzelf en de wereld. Maar zij bekritiseerden het eenzijdige rationalisme van de Verlichting; volgens romantici lagen de wortels van de menselijke creativiteit en waardigheid in het irrationele (fantasie, intuïtie). Rationele systemen beperkten het denken volgens romantici.- Romantici zagen de wereld en natuur niet als een machine dat door vaste wetten geregeerd werd,

Page 15: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

maar als een levend en dromend wezen dat zich laat kennen langs een magische en intuïtieve weg en niet via meten en beheersen. Romantici beschouwden de natuur als een onuitputtelijke inspiratiebron. Rousseau identificeerde het goede met het natuurlijke en het kwaad met de cultuur/beschaving. * Kunst en bouwstijlen weken af van het verlichte ideaal van een geordende omgeving.- De Duitse filosoof Herder was voor het verlichte ideaal van menselijke ontplooiing, maar zag deze in volkstradities. Hieruit moeten volgens hem de politieke instituties worden opgebouwd. Hij pleitte voor culturele verscheidenheid en de zoektocht naar de culturele wortels van een volk.* Sinds de late 18e eeuw beweegt het Westerse denken zich tussen de Verlichting en Romantiek, tussen een hang naar rationele verklaring en ordening enerzijds en een fascinatie met het onbewuste, duistere en bovennatuurlijke anderzijds.

4.7 Een nieuw tijdsbesef- In brede lagen van de bevolking ontstond in deze periode een nieuw besef van tijd en geschiedenis. De geschiedenis was niet slechts een opeenvolging van gebeurtenissen, maar een gestructureerde verandering. De meeste mensen verwachtten dat de samenleving zou veranderen en er kwam een debat op gang over de richting van die verandering en de stuurbaarheid ervan.

H.5 REVOLUTIE: POLITIEKE ONTWIKKELINGEN (1750-1850)

5.1 Inleiding- Het politieke beeld van deze periode wordt bepaald door de Franse Revolutie, de oorlogen die daarop volgden en de revoluties van 1830 en 1848. De machtsverhoudingen binnen en tussen staten veranderden ingrijpend. De Franse Revolutie neemt hierbij een centrale plaats in.

5.2 Internationale verhoudingen, 1750-1789- De 2 belangrijkste conflicthaarden in de 18e eeuw waren Midden-Europa en de koloniën. Sinds de Dertigjarige Oorlog waren vooral de Duitse landen verwoest en niet weerbaar genoeg tegenover de ambities van de omringende grote mogendheden (Frankrijk, Pruisen, Engeland, Rusland).- De Engelse buitenlandse politiek was de enige die niet gericht was op veroveringen op het Europese continent. Groot-Brittannië zocht zijn expansie in de koloniën, waar het vooral in conflict kwam met Frankrijk. In een lange reeks confrontaties wisten de Engelsen de Fransen uit de meeste koloniale gebieden te verdrijven. Zo werd er in de 18e eeuw de basis gelegd voor het Britse wereldrijk en de superioriteit van de Britten op zee.* De Britse politieke leiders achtten het voor de veiligheid en de afzetmogelijkheden van het land essentieel dat het Continent niet door 1 mogendheid werd gedomineerd en dat er zo min mogelijk oorlog werd gevoerd. Daarom steunden zij bij conflicten op het vasteland altijd de zwakste partij (voornamelijk financiële steun).* Ondanks de overmacht van zijn zeemacht kon Groot-Brittannië echter niet verhinderen dat het in 1783 Amerika als kolonie verloor.

5.3 De Amerikaanse Revolutie* De Boston Tea Party van 1773 was het hoogtepunt in een lange reeks conflicten tussen Engeland en zijn Amerikaanse kolonies, waarbij de plaatselijke bevolking protesteerde tegen het alleenrecht van de Engelse handelscompagnie op de koloniale handel in thee. Zij wilden de thee niet kopen, omdat zij er invoerrechten over moesten betalen. - Het conflict tussen de Engelse regering en de Amerikaanse kolonisten was een rechtstreeks gevolg van pogingen van de Britse overheid om haar macht te versterken (bijv. belastingheffing) en de kolonie beter te integreren in de nationale economie. De Britse maatregelen die volgden op de Boston Tea Party leidden tot radicalisering van het verzet. In 1775 leidde dat tot een confrontatie tussen Britse soldaten en een groep kolonisten, waarmee de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog begon. De Britten waren vooral een zeemacht en konden een landoorlog onmogelijk winnen, ook

Page 16: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

omdat de kolonisten door Frankrijk gesteund werden. - De Amerikanen lieten de wereld zien dat verzet tegen de willekeur van het centrale gezag succes kon hebben en dat een land op een heel andere manier bestuurd kon worden dan in Europa gebruikelijk was (-Republiek). De Amerikanen voerden in elk van de 13 staten een grondwet in waarin elementaire mensenrechten waren vastgelegd. De macht van de regering werd aan strikte beperkingen onderworpen.* De Amerikaanse leiders ontleenden hun ideeën grotendeels aan Engelse auteurs (vooral Locke). Het basisprincipe van de Amerikaanse grondwet werd in de Onafhankelijkheidsverklaring geformuleerd dat ‘alle mensen gelijk geschapen zijn en dat zij rechten hebben, waaronder het recht op leven, vrijheid en geluk’. Wanneer een regering grondrechten schendt heeft her volk het recht om die regering af te zetten. -> Het was het Amerikaanse voorbeeld dat de Franse revolutionairen voor ogen hadden toen zij in 1789 een verklaring van de rechten van de mens en een grondwet opstelden. We kunnen daarom 1775 beschouwen als het begin van de keten van Europese revoluties.

5.4 De wortels van de Franse Revolutie- Veel historici hebben de Franse Revolutie geïnterpreteerd als een direct uitvloeisel van de Verlichting. Maar de rol van ideeën in de revolutionaire lag niet zo eenvoudig. Het legitimiteitsverlies van de Franse elite, dat tot de revolutie leidde, was het gevolg van het onvermogen van die elite om economische en fiscale problemen op te lossen. Dit kwam voort uit de zwakten van de Franse staat, die door verlichte denkers waren geanalyseerd. Maar er was geen samenhangende ideologie van verlichte ideeën; verlichte denkers verschilden van elkaar. * De leiders van de revolutie gebruikten verschillende onderdelen uit het werk van verlichte denkers om nieuwe staatsinstellingen te ontwerpen en die van filosofische basis te voorzien.- Door de vele oorlogen die Frankrijk voerde in de 18e eeuw liep de staatsschuld erg hoog op. Het probleem was dat de Franse overheid niet in staat was belastingen te heffen die noodzakelijk waren om deze kosten te dragen (de regionale parlementen in handen van de adel hielden dit tegen). De toenemende belastingen drukten daardoor dus vrijwel uitsluitend op de boeren en de steden. Hier kwam bij dat er als gevolg van de stijgende voedselprijzen en mislukte oogsten hevige voedselrellen uitbraken. Frankrijk worstelde in de 18e eeuw met een conflict tussen vorst en adel enerzijds en tussen adel en boeren anderzijds (ging vooral over belastingen).* Ook liep de spanning tussen de adel en de stedelijke burgerij op. De stedelijke economie maakte een grote ontwikkeling waarvan de baten vooral ten goede kwamen van de stedelijke burgerij. Zij werkten er hard voor, i.p.v. de adel die hun macht uitsluitend ontleende aan hun geboorte. Nu de staat steeds hogere eisen ging stellen aan de bevolking werd het tijd dat degenen van wie de welvaart van het land afhankelijk was hun stem lieten horen. Dit was een aanval op de legitimiteit van de macht van de adel.* De kritiek op het heersende regime werd geformuleerd door een bonte verscheidenheid van schrijvers: de politieke denkers en jonge mannen die als schrijvers hun frustraties omzetten in scherpe maatschappijkritiek. In deze lectuur werden vorst, adel en kerk op veel grovere wijze op de hak genomen dan in het werk van de geleerde schrijvers. Deze boekjes waren populairder bij het grote publiek.- Onder de adel was er een minderheid bereid tot hervormingen en pleitte voor het bijeenroepen van de Staten-Generaal, die tot een oplossing moest komen. Ten einde raad kondigde de koning aan dat de Staten-Generaal bijeengeroepen ging worden. Hij riep alle onderdanen op om hun bezwaren tegen de heersende toestanden kenbaar te maken en voorstellen te doen voor verbetering, die door de grote vergadering zouden worden besproken (tijdelijke ophef censuur). Dit leidde tot een stroom van pamfletten en een enorme toename van de politieke discussie. Lang bestaande grieven werden nu openlijk geventileerd.

Page 17: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

5.5 De Franse Revolutie, 1789-1815- Na elke omwenteling in de Franse Revolutie kwam een nieuw regime aan de macht, dat er evenmin als zijn voorganger in slaagde zich te handhaven. Dit kwam vooral doordat economisch herstel uitbleef. Een hoogoplopend conflict tussen de revolutionaire staat en de kerk vergrootte de binnenlandse tegenstellingen. Angst voor honger en geweld ondermijnden het vertrouwen in elk regime. Napoleon kwam door een staatsgreep in 1799 aan de macht en bracht belangrijke vernieuwingen en rust in het land. Maar met de oorlogen waarin hij het land stortte, bracht hij de chaos en wanhoop weer terug. In 1815 werd Napoleon verslagen, maar veel van zijn wetgeving bleef.

5.5.1 Van de Staten-Generaal naar de grondwet, 1789-1791: ontstaan van de constitutionele monarchie- Onenigheid over stemprocedure in Staten-Generaal: elke stand had afzonderlijk 1 stem. Zolang de adel en de geestelijkheid het eens waren, zou de derde stand altijd overstemd worden. Maar het was zo dat de derde stand een veel groter deel van de bevolking vertegenwoordigde. Bij wijze van concessie stond de koning de derde stand toe een vertegenwoordiging te vormen net zo groot als de adel en de geestelijkheid samen (600 man). Maar de derde stand eiste gezamenlijke en hoofdelijke stemming; ze weigerden apart te gaan stemmen. Daarna riepen de vertegenwoordigers zichzelf uit tot de Nationale Vergadering en eisten het recht op te beslissen over alle belastingen. Zij zwoeren niet uiteen te gaan voordat zij een grondwet zouden hebben opgesteld (Eed van de Kaatsbaan). * Intussen braken overal in het land voedseloproeren uit en weigerden boeren de belastingen en heerlijke rechten te betalen. Ook was het in Parijs onrustig; als reactie stuurde de koning troepen. Hierna volgde de bestorming van de Bastille op 14 juli 1789, waarbij Parijzenaren van de derde stand de middeleeuwse burcht (gevangenis) bestormden; dit was het symbool van vorstelijke willekeur. De koning besloot de troepen terug te trekken en riep de 1e en 2e stand zitting te nemen in de Nationale Vergadering, die hij nu erkende. Hiermee was de revolutie een feit. In Parijs, en daaropvolgend in andere steden, werd het zittende stadsbestuur vervangen door een door de burgerij gedomineerd stadsbestuur. Op het platteland vonden nog steeds boerenopstanden plaats.- De chaos bracht de Nationale Vergadering tot radicale maatregelen: afschaffing van privileges en opstelling van de Verklaring van de rechten van de mens en burger. Daarmee was formeel een eind gekomen aan de standenmaatschappij. Rechten en plichten waren niet langer verbonden aan een eindeloze verscheidenheid van plaatselijke groepen, maar golden voor alle Fransen (-staatsburger). * Het revolutionaire bewind hield zich bezig met elementaire problemen, zoals de verdediging en bescherming van het land en het voorkomen dat burgers elkaar van kant maakten.- Gedurende 2 jaar werkte de Nationale Vergadering aan de grondwet van 1791. Daarmee werd Frankrijk een constitutionele monarchie. Dat het niet gelijk een stabiele staat opleverde kwam o.a. door het beleid van de Nationale Vergadering t.a.v. de kerk: verkoop kerkelijke goederen als oplossing voor geldtekort van de staat. Met het nationaliseren van de kerk wilden zij de eenheid van de natie bevorderen; dit mislukte echter volkomen. * Veel geestelijken hadden de revolutie tot nu toe gesteund, maar nu reageerden zij geschokt, vooral omdat de maatregelen zonder enig overleg met bisschoppen werden genomen. Veel priesters weigerden de eed van trouw aan de natie af te leggen en daarmee hadden de leiders van de revolutie een grote en invloedrijke groep tegen zich. Frankrijk was voortaan verdeeld in een republikeins en liberaal kamp. * De koning zorgde voor verdere verdeeldheid door Parijs in 1791 te ontvluchten en dreigde aan te sluiten bij de contrarevolutionaire troepen over de grens. Maar hij werd herkend en teruggebracht. Daardoor ontstond een groep radicalen die pleitten voor afzetting van de koning en het uitroepen van een republiek met algemeen kiesrecht en een groep gematigden die de vorst wilden behouden en beperkt kiesrecht voorstonden.

5.5.5 Balans van de Franse Revolutie

Verdeling van de macht: de adel bleef nog zekere macht hebben als grootgrondbezitters, maar moesten hun macht in de vertegenwoordiging nu wel delen met de rijke bourgeoisie.

Page 18: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

De katholieke kerk had aanzienlijk aan macht ingeboet. Ze was een groot deel van haar bezit, inkomsten en voorrechten kwijt. Mensen gingen niet meer vanzelfsprekend naar de kerk. Daarentegen kreeg het nog wel steun van de plaatselijke bevolking en de adel en vorst als conservatieve kracht.

Uitoefening van de macht: in bestuurlijk opzicht was Frankrijk veranderd in een centralistisch en volgens uniforme regels bestuurde staat. Het staatsapparaat groeide.

Legitimering van de macht: er was een gevoel van nationale verbondenheid ontstaan. Dat was in de eerste plaats een gevolg van de dramatische gemeenschappelijke ervaringen. De nieuwe notie van staatsburgerschap was verbonden met het nationale besef.

Economische verhoudingen: de adel profiteerde van de herverdeling van de grond, maar ook het grondbezit van kleine boeren nam toe (afschaffing heerlijke rechten). Veel boeren specialiseerden zich in gewassen die een goede prijs opbrachten op de markt, waardoor de welstand van de boeren toenam. Ook werd het kapitalistische ondernemerschap bevorderd door de afschaffing van gilden en het verbieden van werkliedenverenigingen.

-> De lagere bevolkingsgroepen hebben het meest geleden tijdens de Revolutie en ondervonden ook de meeste negatieve gevolgen van de veranderingen in de machtsstructuur (geen bescherming). * Het revolutionaire van de Franse Revolutie is af te lezen aan de veranderde instituties en aan de dromen en idealen die ze nastreefde (vrijheid, gelijkheid, broederschap) en de vragen die dat opriep.

5.7 Internationale verhoudingen, 1815-1848- De Franse Revolutie en de oorlogen die erop volgden, veranderden ingrijpend het karakter van de internationale verhoudingen. Het Franse leger wilden de ideeën van de Revolutie overal in Europa verspreiden. Vorsten en diplomaten vreesden dat elk moment weer een revolutie kon uitbreken; zij wilden voorkomen dat dat tot een massale oorlog zou leiden. - De vredesregeling die de geallieerde mogendheden in 1815 in Wenen troffen was zeer succesvol: 40 jaar lang waren er geen grote oorlogen. Het doel van de Weense vredesregeling was het vestigen van een duurzaam machtsevenwicht. Het belangrijkste element van het verdrag was de schepping van een sterke politieke eenheid in Midden-Europa, die weerstand zou kunnen bieden aan de expansieneigingen van zowel Frankrijk als de Oost-Europese mogendheden. De overwinnaars zagen hun grondgebied uitgebreid en op sommige plaatsen vonden aanzienlijke grenswijzingen plaats. Om te voorkomen dat er nieuwe revoluties en oorlogen zouden uitbreken werd er gesproken om een internationale alliantie te vormen. Er werd afgesproken dat de mogendheden elkaar zouden steunen in geval van binnenlandse opstanden en dat ze de positie van heersende vorstenhuizen zouden garanderen. Zo wilden zij de heersende orde in Europa handhaven. Conflicten werden niet door oorlog opgelost, maar aan de onderhandelingstafel.* Als rivaal in de koloniën was Frankrijk vooralsnog uitgeschakeld en de Britten beheersten de belangrijke overzeese handelsroutes die toegang gaven tot grondstoffen en markten overal ter wereld. Dit gaf een enorme impuls aan de economie en daarmee werd Groot-Brittannië in de 19e eeuw het economische en financiële centrum. - Een andere factor die de betrekkelijke stabiliteit van de internationale verhoudingen verklaart, is de langzame industrialisatie in West-Europa. De invoering van de nieuwe productiemethoden uit Engeland waren een veel zekerder en veiliger weg naar nationale welvaart en macht dan militaire expansie. De toenemende internationale handel bood meer voordelen dan oorlog. * Terwijl militaire macht onlosmakelijk verbonden was met het mercantilisme in de 18e eeuw, leek het industrieel kapitalisme gebaseerd te zijn op een vreedzamer soort internationale wedijver (met uitzondering van het geweld dat werd gebruikt om koloniën te veroveren).

5.8 Binnenlandse verhoudingen, 1815-1850: restauratie en repressie - De regimes die na de val van Napoleon aan de macht waren gekomen in Europa wilden koste wat het kost een nieuwe revolutie voorkomen. Het verzet nam echter alleen maar toe, omdat de democratische idealen van de Franse Revolutie velen bleven inspireren. Rond 1830 braken er in

Page 19: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

verschillende landen opnieuw revoluties uit en in de grote omwenteling van 1848 vielen kort achter elkaar de meeste Europese regeringen.

5.8.1 Machtsverhoudingen- Ondanks de beginnende industrialisatie bleef Europa gedurende de eerste helft van de 19e eeuw grotendeels een agrarische samenleving. Dit betekende dat status en macht voor groot deel gebaseerd bleven op grondbezit. De adel was gedwongen de macht te delen met de hoge burgerij. * In Oost-Europa was de macht van de adel ongebroken en viel van een zelfbewuste burgerij weinig te merken, afgezien van kleine groepjes intellectuelen in de steden die Westerse ideeën bespraken en door de politie werden gevolgd. - De uitbreiding van het centrale ambtenarenapparaat werd in deze periode voortgezet, omdat de overheden door de Napoleontische oorlogen met chronisch tekorten kampten (o.a. belastingheffing, systematisch onderzoek naar besmettelijke ziekten, oprichting van onderwijsinstituties, regulering arbeidsomstandigheden). Het toenemende ingrijpen van de overheid in het maatschappelijk leven bracht een geleidelijke verschuiving van de macht teweeg van de vorst, zijn hof en de adel naar de ministers en hun ambtenaren. * Ondanks het verbod op politieke organisaties en de strenge censuur waren er en groot aantal radicale verenigingen actief.

5.8.2 Verzet, repressie, ideologie- De combinatie van een neergaande conjunctuur, wijdverbreide armoede en ondergrondse politieke activiteit maakte de autoriteiten nerveus. Bij rellen werd het leger ingezet, maar dat liep vrijwel altijd uit de hand. - Intellectuelen debatteerden over alternatieven voor de bestaande sociale en politieke orde. De zorgelijke sociaaleconomische toestand, de niet ingeloste beloftes van de Franse Revolutie en de grotere rol van de staat waren belangrijke discussiestof. In deze periode ontstonden de politieke ‘ismen’ die het politieke debat structureerden.

Liberalisme: het idee van de grondwet waarin burgerrechten waren vastgelegd en het principe van een volksvertegenwoordiging vormden de kern. De aanhangers van deze stroming waren vooral welgestelde burgers. Het kiesrecht behoorde tot welgestelde mannen; het volk werd als dom en incapabel beschouwd.

Radicalisme: zij waren ook voor een grondwet, maar tevens voor algemeen kiesrecht voor mannen, afschaffing van de monarchie en een gekozen president. Vaak waren zij fel anti-kerkelijk. Volgens hen moest de bestaande orde worden omvergeworpen, desnoods met geweld. Deze bewegingen floreerden vooral in de West-Europese steden.

Socialisme: dit was een variant van het radicalisme die vooral de bezitsverhoudingen benadrukten. De ongelijkheden daarin wilden zij afschaffen langs een vreedzame wet. De communisten Marx en Engels meenden echter dat een revolutie onvermijdelijk waren.

Nationalisme: gebaseerd op het idee dat de mensheid bestaat uit naties: groepen mensen met een gemeenschappelijke taal, cultuur en een gevoel van gezamenlijke bestemming of lotsverbondenheid. Het was in deze periode nog niet zozeer de leer van een bepaalde groep. Het nationalisme was een potentieel explosieve beweging, omdat het ervan uitging dat een natie georganiseerd moest zijn in een eigen staat en dat was in de 19e eeuw meestal niet zo.

Conservatisme: in eerste plaats was het de reactie van de oude elite, de adel, de kerk en een deel van de hoge ambtenaren op de stormachtige politieke gebeurtenissen. Zij benadrukten geleidelijkheid en voorzichtigheid van maatschappelijke verandering. Volgens hen is de samenleving geen kunstmatige constructie, maar een historisch gegroeid geheel dat op verschillende plaatsen verschillende instituties ontwikkelt, gericht op plaatselijke gevolgen. Bovendien behoorde het gezag patriarchaal te zijn.

Page 20: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

- Ondanks alle repressie was de oppositie (liberalen) in opmars in de jaren 1830-1840. Allerlei verenigingen en gezelschappen waren in feite politieke discussieclubs.

5.9 De revolutie van 1848- De revolutie die in februari 1848 op verschillende plaatsen in Europa uitbrak, was in feite het dieptepunt van de crisis die zich vanaf het midden van de jaren 1840 aftekende. * De revolutie in Frankrijk bracht een enorme politiek mobilisering teweeg (bijv. afzetten van impopulaire burgemeesters en pastoors en allerlei vernielingen). Bij verkiezingen leverde dat nederlagen op voor de republikeinen en socialisten en werd duidelijk dat de meerderheid van de bevolking koos voor rust en orde. Louis Napoleon trok via een staatsgreep alle macht naar zich toe; onder dit quasi-democratische bewind keerde de rust in Frankrijk terug en begon een periode van enorme economische groei.-> In andere Europese landen had de revolutie een vergelijkbaar verloop. Door het nieuws over de gebeurtenissen in Parijs werd het opgekropte verzet van vele groepen omgezet in actie.= opstelling van liberale grondwet en invoering van algemeen kiesrecht was de inzet.* In Nederland liet de koning, onder de indruk van de gebeurtenissen elders in Europa, een nieuwe grondwet opstellen door de liberaal Thorbecke. Deze grondwet beperkte drastisch de macht van de vorst: de ministers en hun departementen bestuurden voortaan het land. Er kwam geen fundamentele verandering, maar de grondwet werd wel de basis voor een drastische hervorming van het binnenlandse bestuur en democratisering van de politiek. * Alleen aan Engeland en Rusland ging de revolutie vrijwel geheel voorbij. De Russische oppositie was eenvoudig te zwak en in Engeland was de levensstandaard aanzienlijk verbeterd. Voor korte tijd was er de Chartistenbeweging die streefde naar werkelijke vertegenwoordiging van het volk in het parlement door uitbreiding van het kiesrecht. Maar de voorstellen werden afgewezen en ze werden door de politie opgepakt.-> De machtsverhoudingen, de positie van de kerk en het bestuursapparaat begonnen pas wezenlijk in de tweede helft van de 19e eeuw te veranderen.- Het falen van de revolutie toonde aan dat de heersende regimes niet zo sterk ondermijnd waren als het begin 1848 leek. Men wilde rust en orde.- De revolutie had onder meer geleerd dat algemeen kiesrecht een instrument van een conservatieve populistische politiek kon zijn. Het gaf de regimes in West-Europa ook voldoende vertrouwen om een grondwet en een volksvertegenwoordiging in te stellen, daar waar die nog niet bestonden. Deze parlementen en grondwetten waren echter zeer beperkt, dus lieten alle ruimte voor repressie van dissidente groepen. Overal werd het politieapparaat vergroot, zodat niet bij het minste verzet het leger hoefde worden ingezet, wat altijd aanleiding gaf tot escalatie.* De belangrijkste verworvenheid van de revolutie was de afschaffing van de lijfeigenschap in Oost-Europa. Veel grondbezitters beseften dat de lijfeigenschap een achterhaald instituut was en de landbouw veel productiever zou zijn zonder.

H.6 VRIJHEID – BEHEERSING – OVERHEERSING: DE KAPITALISTISCHE ECONOMIEËN, 1850-1914

6.1 Inleiding- In de tweede helft van de 19e eeuw evolueerde de bevolking van Westerse samenlevingen naar een ander demografisch patroon en traden grote veranderingen op in economie en sociale structuur van meerdere Westerse samenlevingen. De industrialisatie zette zich in de meeste samenlevingen door. In de industrie ontstond een sterkere vervlechting van wetenschap en productie met als gevolg nieuwe productiemethoden, organisatiemodellen en producten. De toenemende industrie- en dienstensectoren leidden tot versterkte concurrentie, nationaal en internationaal. * De economische ontwikkeling stelde de Westerse samenlevingen voor steeds meer beheersproblemen. Tegelijkertijd groeide kloof tussen het Westen en de rest van de wereld, dat werd versterkt door het modern imperialisme.

Page 21: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

6.2 De demografische transitie- De overgang van een ‘organic energy economy’ naar een ‘mineral-based energy economy’ maakte het in de tweede helft van de 19e eeuw mogelijk dat de bevolking enorm groeide. Er ontstond een nieuw demografisch patroon, waarbij het uiteindelijk uitkwam op lage geboorte- en sterftecijfers. Deze transitie zette in elk land op een ander moment in en ook de duur verschilde per land.

Daling sterftecijfers: vooral door daling van de kindersterfte. Gaandeweg ging ook de levensverwachting omhoog: betere medische zorg, betere openbare hygiëne, hogere levensstandaard -> betere voeding, niveau van onderwijs, etniciteit, taal en religie.

Daling geboortecijfers: de noodzaak om veel kinderen te hebben verminderde -> geboortebeperking. Bovendien viel de komst van het eerste kind steeds later. Het krijgen van kinderen werd steeds meer het resultaat van een individuele keuze van de ouders. Het belang van sociale controle door de gemeenschap en van traditie verminderde.

- De bevolking nam enorm toe en die moest gevoed worden en ze diende huisvesting en werk te krijgen. De levensverwachting bij geboorte name toe naarmate de welvaart groter werd.

6.3 De tweede agrarische revolutie- In de tweede helft van de 19e eeuw voltrok zich zowel in de landbouw als in de industrie opnieuw een revolutie. Beide revoluties hebben gemeen dat wetenschappelijke kennis een belangrijke rol ging spelen in de productie. De agrarische revolutie wordt daarnaast gekenmerkt door mechanisering van het landbouwbedrijf, waardoor de arbeidsproductiviteit enorm steeg. In Europa hing de productiviteitsstijging in de landbouw samen met de mechanisering, de invoering van kunstmest, die de vruchtbaarheid van de grond verhoogde, en proefstations die aan gewasverbetering werkten.- Vanaf 1820 werden de resultaten van wetenschappelijk onderzoek steeds belangrijker. Het onderzoek werd het onderzoek vooral gericht op het vinden of kweken van nieuwe rassen die beter bestand waren tegen insecten en schimmels. * Op deze wijze bleef het mogelijk een groeiende bevolking van voedsel te voorzien, maar tegelijkertijd leidde de mechanisering tot verminderde behoefte aan werkkrachten in de landbouw.

6.4 De tweede industriële revolutie

Het wetenschappelijk onderzoek maakte de vervaardiging van nieuwe producten mogelijk. Er verscheen een nieuwe generatie machines die doorgaans gebruik maakte van nieuwe

energiebronnen. De productie werd op een steeds meer systematische wijze georganiseerd.

- De voortdurende omwenteling was in de hele economie gaande. Stoommachines werden voortdurend verbeterd, en bijv. ook toegepast in de zeescheepvaart. Betere stoommachines stimuleerden verdere mechanisering van de industrie en verbeteringen aan andere machines versterkten die mechanisering. - Bij de toepassing van nieuwe wetenschappelijke kennis in de industriële productie ging het in eerste instantie om toepassingen uit de schei- en natuurkunde. Deze wetenschappen kregen toen een ook een toepassingsgericht en commercieel karakter (opkomst bedrijfslaboratoria). De in de laboratoria bedachte modellen en productiemethoden gingen de productie bepalen; de ruimte voor eigen ideeën en oplossingen van de werkman werd verder ingeperkt. Er kwam meer controle over innovatie en productieproces. * Wetenschap speelde vooral een grote rol in de chemische industrie. Grondstoffen werden niet meer uit planten en dieren gehaald, maar uit dode minerale materie. De verbetering van soda en zwavelzuur was daarbij van groot belang. Daarnaast werd aardolie een steeds belangrijkere grondstof voor de vervaardiging van allerlei kunststoffen. De uitvinding van nieuwe stoffen kon grote gevolgen hebben (bijv. explosieven en dynamiet). Het voortgezette scheikundige onderzoek leidde vanaf de jaren 1870 tot de productie van geneesmiddelen als nieuwe tak (o.a. jodium als

Page 22: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

ontsmettingsmiddel, vaccins, aspirine). - In de tweede industriële revolutie werden er ook nieuwe aandrijfkrachten en energiebronnen ontwikkeld, zoals gas- en elektromotoren. Ook de naaimachine was een uitvinding die het kleine bedrijf in stand hield.* De elektromotor werd van het grootst belang als nieuwe aandrijfkracht en werd breed toegepast (huishoudelijke apparaten, maar uiteindelijk ook als vervanging van stoommachines). Langzamerhand werd de afhankelijkheid van Westerse economieën van energiebronnen steeds groter. De toepassing van elektriciteit verhoogde het verbruik van steenkool en de benzine- en dieselmotoren deden de behoeft aan aardolie enorm toenemen (-> ontstaan van aardoliemaatschappijen). - Op veel terreinen bevorderde de nieuwe technologie grootschalige productie. De productie van consumptieartikelen (bijv. kleding, sigaretten en andere genotmiddelen) kwam sterk opzetten. Zo ontstonden er grote ondernemingen (investeringen, aandelenmarkt, scheiding leiding en eigendom).

Het besturen van de onderneming (het management) kreeg veel meer aandacht. Er werd een personeelsbeleid gevoerd om werknemers aan te trekken en aan zich te binden.

Het opzetten en onderhouden van verkoopnetwerken, en de aandacht naar marketing. De nieuwe grote ondernemingen hadden een sterke drang tot groei, vooral met het oog op

kostenbesparing om zo de winsten te vergroten.

- Verticale integratie: bedrijven die de hele productieketen van grondstofwinning tot de verkoop in eigen hand nemen (bijv. Shell). - Trusts: een kleine groep investeerders en eigenaren die een hele bedrijfstak in handen hadden. Zodoende om de productie te beheersen.- Kartels: afspraken tussen bedrijven over productiequota en prijzen om de concurrentie uit te schakelen.-> Trusts en kartels beperkten de vrije werking van de economie.- De economie van de ondernemingsgewijze productie werd steeds meer georganiseerd en gecontroleerd. Dit gold ook voor de verhoudingen binnen het bedrijf. Om arbeidsconflicten uit te bannen en zo economisch mogelijk met de arbeidskrachten om te gaan, werd gezocht naar objectieve maatstaven om de arbeidsprestatie van individuele arbeiders te meten (scientific management – Taylor).

6.6 Uitbreiding van en toenemende ongelijkheid in de wereldeconomie- De West-Europese landen richtten zich in de tweede helft van de 19e eeuw in toenemende mate op export, in tegenstelling tot de VS. Door de export konden West-Europese ondernemers de beperkingen van hun thuismarkt overwinnen. * Doordat vanwege de industrialisatie ook de behoefte aan grondstoffen steeg, groeide de wereldhandel na 1850 enorm. De groei van de exporthandel werd vooral veroorzaakt door de intensievere handelsbetrekkingen tussen Westerse landen onderling. Ook worden er filialen in andere landen opgezet om grotere afzet te verkrijgen. In versneld tempo kwamen multinationals op, die de vervlechting van de Westerse economieën verder vergrootten.

Opkomst van gouden standaard in het internationale financiële verkeer. Het steeds internationalere karakter van economische crises.

- De internationale handel had veel voordeel van de gouden standaard, maar deze vereiste wel een bepaalde politiek. Het werkte namelijk het beste wanneer de economie werd vrijgelaten en de overheden zo weinig mogelijk moesten ingrijpen (= betalingsbalans die zich herstelt). * Export was voor economisch herstel dus van het allergrootst belang, want daardoor kreeg de gouden standaard zijn zelfregulerend vermogen. Van overheden werd passiviteit verwacht. De gouden standaard verdiepte de crises, want hij vereiste een harde sociale politiek: de economie moest gewoon uitzieken (dat ging wel gepaard met faillissementen, overheidsbezuinigingen en

Page 23: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

werkloosheid). En de open grenzen maakten de verbreiding van de economische crises makkelijker.- Door het optrekken van tariefmuren werd het nog moeilijker voor bedrijven om goede afzetmarkten te vinden. Vooral Engeland en Frankrijk poogden dit probleem op te lossen door in allerlei andere delen van de wereld economische activiteiten te ontplooien. - Modern imperialisme: de koloniën gingen een veel belangrijker rol spelen in de economische ontwikkeling van de ‘moederlanden’ en de overheersing werd intensiever (t.o.v. het kolonialisme). Ook waren er financiële belangen om kapitaal de beleggen in winstgevende koloniale ondernemingen. Het British Empire werd steeds belangrijker als markt voor industriële producten, maar de VS en Duitsland kwamen na 1895 ook opzetten.* Koloniën gaven economische zekerheid, terwijl de relaties met andere landen meer aan conjunctuur onderhevig waren. Vooral in tijden van crisis namen de koloniën als afzetmarkt in belang toe.- Het modern imperialisme vormde ook de start van de ‘ontwikkelingsproblematiek’: de kloof tussen de Derde wereld en de eerste (Westerse) en tweede (communistische) wereld werd groter m.b.t. economische ontwikkeling. De Westerse samenlevingen konden verder industrialiseren en de Derde Wereld bleef voornamelijk voedselleverancier, producent van grondstoffen en afzetmarkt voor Westerse producten.* In de periode tussen 1880 en 1914 hebben de nieuwe koloniën ertoe bijgedragen dat economische spanningen in Europa minder hoog opliepen dan anders het geval zou zijn geweest. Waren er geen koloniën geweest, dan had de strijd om afzetmarkten en grondstoffen ongetwijfeld grimmiger trekken vertoond en was de spanning in de Europese politiek sneller en sterker toegenomen.

6.7 Beroepsbevolking: ‘industriële’ samenlevingen?- Door de economische ontwikkeling veranderde de samenstelling van de beroepsbevolking. In het algemeen liep het aandeel van de landbouw terug t.o.v. de secundaire en tertiaire sectoren, maar de precieze verdeling verschilde per land. Ook werkten gemiddeld 30% van de vrouwen, in de landbouw, industrie en in het huishouden (niet in beroepsstatistieken opgenomen). Maar het was niet zo dat in alle Westerse samenlevingen het merendeel van de beroepsbevolking in de industrie werkte. Echter waren de landbouw- en de dienstensector wel gedeeltelijk gebaseerd op industriële activiteiten en werden ‘industrieel’ bedreven (machines die handwerk overnemen).

6.8 Migratie- Gezien de mechanisatie, de invoering van kunstmest en de verbetering van de gewassen kon de landbouw ondanks een afnemend aandeel in de beroepsbevolking steeds meer mensen voeden. Ook op het platteland groeide de bevolking en moesten mensen hun bestaan elders gaan zoeken. In de tweede helft van de 19e eeuw brak een periode van massamigratie plaats.

Seizoensmigratie: een oud verschijnsel waarbij mensen trekken naar gebieden waar in een bepaald seizoen vraag is naar arbeiders.

Permanente migratie van het platteland naar de stad: veel Europeanen trokken van de ene naar de andere stad in Europa of zelfs buiten het Continent om zich uiteindelijk ergens definitief te vestigen.

* Push-factoren: zaken die het leven op het platteland moeilijk maakten (bijv. mechanisatie)* Pull-factoren: zaken die maken dat de mensen van het platteland als het ware worden weggetrokken (bijv. arbeidsmarkt, hogere lonen).- Economisch gezien wordt de migratie als positief beschouwd, omdat het zorgde voor herverdeling van arbeidskracht. Voor de omvang van de migratie was het belangrijk dat staten weinig belemmeringen opwierpen. Eind 19e eeuw namen echter pogingen toe om de grenzen voor bepaalde groepen migranten te sluiten (bijv. de VS).

Page 24: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

6.9 Verstedelijking- Industrialisatie, groei van de dienstensector en migratie deden de grote steden in omvang en aantal toenemen. Net als in Europa ging migratie in de VS ook niet automatisch gepaard met assimilatie. Een multiculturele samenleving leek makkelijker te ontstaan. * Tussen 1870 en 1914 groeiden landen uit elkaar, omdat landen verschilden in mate van bevolkingsgroei en industrialisatie. - De groeiende steden werden steeds meer gezien als plaatsen van onheil (zoals misdaad en verspreiding van ziektes). In de tweede helft van de 19e eeuw besteedden de stadsbesturen meer aandacht aan de openbare hygiëne (bijv. riolen, waterleidingen) en verbeterden het politietoezicht ter bestrijdding van de misdaad. Allerlei particuliere verenigingen poogden prostitutie tegen te gaan en probeerden de armen op het fatsoenlijke pad te houden.

6.10 Organisatie van arbeiders en arbeidersstrijd- De jaren 1848-1914 vormen de periode waarin de arbeiders zich mobiliseerden door te staken, vakverenigingen op te richten, politieke en sociale rechten te eisen. In stakingen ging het om zelfstandigheid en verzet: afwijzing van de heerschappij van werkgevers, onderkenning van eigen waardigheid en rechten en de oprichting van eigen organisaties. Ze hadden een groot maatschappelijk belang. De organisatie van arbeiders lokte de organisatie van andere maatschappelijke groepen uit en de arbeidsstrijd leidde ook tot uitbreiding van sociale politiek en erkenning van het recht van arbeiders op een stem in de politiek.* Offensieve stakingen: gericht op het verkrijgen van betere bestaansvoorwaarden.* Defensieve stakingen: gericht op het voorkomen van verslechteringen.-> Na 1850 namen stakingen toe door de voortschrijdende industrialisatie, urbanisatie en mechanisatie. Ook werden de bedrijven groter en deden er regelmatig crises voor.- In veel opzichten veranderde het arbeidersbestaan (o.a. grootschaligheid, lange werkdagen, verzakelijking verhouding tussen werkgever en werknemer, bureaucratisering, grotere gezinnen).De werkstaking werd een zeer belangrijk middel voor arbeiders om hun bestaansvoorwaarden te verdedigen en te verbeteren. De relatie werkgever-werknemer kreeg daardoor meer gewicht in Westerse samenlevingen. * Vrijwel altijd leidden stakingen tot oprichting van nieuwe of versterking van reeds bestaande vakbewegingen. Die hadden eerst een lokale reikwijdte, later een regionale en nationale. Vaak waren die vakbewegingen beroepsspecifiek (=beroepsvakbonden). - De effecten van stakingsgolven zijn vooral merkbaar geweest op het gebied van arbeidstijden, organisatie van arbeid en sociale politiek. De stakingsgolven maakten de macht en het ongenoegen van de arbeiders duidelijk. Ze dwongen ondernemers eigen organisaties op te richten om tegen de gemeenschappelijke macht van de arbeiders een eigen macht te zetten. Op die manier kwamen aan arbeiders- en werkgeverszijde organisaties die tot onderlinge overeenkomsten konden komen.* Een ander gevolg van de stakingen was het uiteengroeien van verschillende richtingen in de arbeidersbeweging. Vakverenigingen die staakten waren vaak socialistisch en om deze richting tegen te gaan werden ook andere vakverenigingen opgericht (katholiek, liberaal en fabrieksvakvereniging).

H.7 VOORUITGANG EN ONZEKERHEID: CULTUUR 1850-1914

7.1 Inleiding: de stad, de burgerlijke cultuur en de cultuurindustrie

Dominante rol van burgerlijke waarden en normen op allerlei terreinen van de cultuur Het ontstaan van een grote markt voor goedkoop amusement voor de lagere sociale groepen

- Deze culturele ontwikkelingen deden zich vooral voor in de steden. De nadruk ligt hierbij op de Europese stedelijke burgerij en de arbeidersklasse, en nauwelijks op de adel en de boeren die op economisch en politiek opzicht wel degelijk belangrijk bleven. * Nog sterker dan voorheen waren de steden de centra van culturele ontwikkeling. Het lager

Page 25: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

onderwijs verbreidde de landstaal en burgerlijk gedragsnormen, waardoor het platteland met zijn dialecten en tradities steeds achterlijker leek. Jongeren trokken massaal naar de stad en namen de stadse levensstijl over. In ruimtelijk en sociaal opzicht veranderden de steden na 1850. Vanaf die tijd leefden de verschillende sociale groepen steeds meer in afzonderlijke wijken. Zo werden de toenemende verschillen in welstand meer zichtbaar. Straten en pleinen werden anoniemer en de mensen zochten elkaar op in besloten plaatsen.

7.2 Burgerlijke cultuur- Tussen 1848 en het begin van de 20e eeuw werden de culturele ontwikkelingen voor een groot deel bepaald door de opvattingen, waarden en ambities van de hogere burgerij. Welstand werd daardoor een belangrijker machtsmiddel dan geboorte. Grote ondernemers vergaarden in deze periode enorme rijkdommen. Er vormden zich burgerlijke ‘dynastieën’; de hogere burgerlijke kringen werden van onderaf minder toegankelijk. Volgens het burgerlijk moraal werd iemands sociale positie door intelligentie en karakter bepaald (bijv. de karaktereigenschap zelfbeheersing en discipline). De levensstijl van de lagere klassen werd in alle opzichten als het tegenovergestelde als die van de burgers gezien (bijv. plat taalgebruik, onbeheerst eten, ongeremd uiten van gevoelens). * Het gezin werd gezien als de onmisbare tegenpool van de wereld van handel en bedrijf. De kern van dit idee was de vermeende tegenstelling van mannelijke en vrouwelijke eigenschappen. Hierbij werd de vrouw van nature als centrale persoon in de huiselijke sfeer gezien en ongeschikt geacht voor werk buitenshuis. Het gezin belichaamde de romantische kant en de wereld van het werk de rationele kant. Het gezin was zowel een veilige haven in de harde kapitalistische wereld als een etalage van burgerdeugd. – Tegenstrijdige eisen van liefde, zakelijkheid en deugdzaamheid.- De burgerij zag niet alleen het individuele leven als project maar ook de samenleving: door een energieke ontwikkeling van wetenschap, techniek en ondernemerschap was een onbeperkte materiële en geestelijke vooruitgang mogelijk. Maar in het hart van het burgerlijk normenstelsel huisde een grote spanning die tegen de eind van de 20e eeuw steeds duidelijker werd, zoals die van het gezinsleven. De burgerij hield zich aan de ene kant discipline en zelfbeheersing (erkennen van grenzen) voor en aan de andere kant zelfontplooiing (overschrijden van grenzen) die moeilijk met elkaar samengaan. -> verschuiving van accent in de burgerlijke levensstijl van zelfbeheersing naar ontplooiing en expressie. Er kwam meer aandacht en waardering voor ontspanning en plezier. * The new hedonism: de cultus van het lichaam, de jeugd en het genieten typeerde de twintigste-eeuwse populaire cultuur. De nieuwe levensstijl ging goed samen met de behoeften van de industrie: massaproductie vereiste massaconsumptie en daarom kwam de reclame voor gebruiksartikelen op. - Er was ook een sombere ondertoon van de nieuwe burgerlijke levensstijl, namelijk het imperialisme, economische recessies en sociale spanningen, en veranderingen in het wetenschappelijke mens- en wereldbeeld. De onderwerping van enorme koloniale gebieden (Westerse superioriteit) riep diepe angsten op. De westerlingen werden geconfronteerd met de krachten van de natuur en magische praktijken; de oerkrachten die zij vreesden en trachtten te onderdrukken.- Ook in de Westerse landen zelf voelde de burgerij zijn zelfvertrouwen ondermijnd. Het loslaten van de morele discipline leidde tot angst- en schuldgevoelens. Ook waren er concrete aanleidingen; de recessies riepen twijfels op aan de ideologie van de vrije markt en het liberalisme. Een andere bron van zorg was de versnelling van het levens- en arbeidstempo. Daarnaast vonden er veranderingen plaats in levenshouding en in het mens- en wereldbeeld. Er was niet altijd meer dat rationele beeld en optimisme, maar er ging ook aandacht uit naar irrationele krachten en sombere toekomstverwachtingen. * Het besef van een overmaat aan beschaving, van de decadentie van de stad, uitte zich ook in een beweging ‘terug naar de natuur’. Terwijl de gewone geneeskunde zich richtte op afzonderlijke zieke organen, benadrukten natuurgenezers het natuurlijk herstellende vermogen van het lichaam en de ziekmakende gevolgen van de beschaving. Kritiek op het christendom en op de materialistische wetenschap bracht sommigen tot een zoektocht naar de diepere gronden van het bestaan (spirituele bewegingen). -> Het was een tijd van morele en intellectuele verwarring. Velen zochten houvast in

Page 26: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

de verheerlijking van de natie of het eigen ras. Hoezeer het nationalisme de bevolking van Europa in zijn greep had werd pijnlijk duidelijk toen jongemannen zich met enthousiasme in de oorlog van 1914 stortten.

7.3 Kunst, 1850-1914- De bourgeoisie vereerde kunst, omdat die in een op productie en winst gerichte samenleving het spirituele vertegenwoordigden. Literatuur, schilderkunst en muziek werden een soort alternatieven voor religie: ze boden troost, verheffing en zingeving. Theaters, bibliotheken, etc. vormden de centra van intellectueel en esthetisch genot. In de schilderkunst kwamen allerlei verschillende stromingen en in deze periode kwam ook de fotografie op. * Ook in de muziek en de letteren roerde zich de ‘avant-garde’, zoals de vernieuwende kunstenaars genoemd worden. De ondermijning van zekerheden maakte een enorme creativiteit los.

7.4 Cultuurindustrie= de grootschalige en commerciële vervaardiging en verspreiding van standaardproducten ter informatie en amusement van een groot publiek. In de 19e eeuw ontstond een nieuwe markt voor goedkoop vermaak in de groeiende arbeiderswijken van de grote steden. De vrijwel algemene alfabetisering in West-Europa aan het eind van de 19e eeuw leidde tot een massamarkt voor lectuur. - De meest spectaculaire innovatie van deze tijd was de film (1890) die zich razendsnel over de hele Westerse wereld verspreidde. De eerste filmpjes gingen vooral over actuele, alledaagse of prikkelende gebeurtenissen. Later kwamen er langere films die werden vertoond in speciale filmtheaters, en waarin steeds creatiever gebruik werd gemakt van de mogelijkheden van het medium. Ze trokken een massaal publiek, aanvankelijk vooral arbeiders, en tegen 1910 steeds meer mensen uit de burgerij. De film maakte een nieuwe manier mogelijk om de werkelijkheid weer te geven en verhalen te vertellen.

7.6 Secularisatie en verzuiling

7.6.1 De kerken en de bovennatuurlijke wereld- Gedurende de hele 19e eeuw waren er vormen van katholieke devotie, vrijwel altijd in perioden van economische of politieke crisis. Naast een godsdienstig doel had het ook een sociaal-politiek doel: het mobiliseren van gelovigen voor de kerk en tegen het socialisme. Deze katholieke devotie wijst op een sterke continuïteit in de ontwikkeling van geloof en kerken. De godsdienstige opleving na de val van Napoleon kreeg een nieuw impuls na 1850: na de gewelddadige en verwarrende revolutietijd zochten mensen houvast. Dezelfde continuïteit was te zien in magische voorstellingen en praktijken, zowel in protestantse als in katholieke gebieden, en niet alleen op het platteland.

7.6.2 Ontkerkelijking- Vanaf 1870 waren er ook gebieden waar het duidelijk bergafwaarts ging met de kerken. Het kerkbezoek werd in de meeste grote steden gestaag minder en ook de belangstelling voor het priesterambt nam af. Neergang van de kerk:

Het antiklerikale beleid van sommige nationale overheden* Sinds de Franse Revolutie werd de speelruimte van de kerken sterker dan voorheen bepaald door de staat en de politieke verhoudingen. Vanaf 1860 kwamen in sommige Europese landen regeringen aan de macht die en uitgesproken antiklerikaal beleid voerden en de kerken grote schade toebrachten (o.a. in Italië en Duitsland: Kulturkampf). De regeringen zagen de gelovigen als wantrouwend jegens de nationale staat en dus een bedreiging. -> Secularisering was echter geen onvermijdelijk gevolg van de toenemende macht van de staat. In België en Nederland is te zien dat christelijke partijen in 1880 in de regering kwamen en het confessionele onderwijs hebben bevorderd.

Page 27: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

Klassentegenstellingen- Deze werkten vaak secularisering in de hand. In gebieden met grootgrondbezit, waar een massa arme boerenarbeiders tegenover rijke herenboeren stonden, koos de kerk meestal de kant van de rijken. Hierdoor bleven de boeren weg uit de kerk. In de snelgroeiende industriesteden, waar de kerk niet de middelen had om voldoende kerken te bouwen en priesters aan te stellen, verloor zij eveneens haar greep op de arbeiders. Maar er waren ook gebieden waar de kerken erin slaagden de arbeiders een nieuw thuis te bieden. De katholieke kerk was beter in het behouden van gelovigen dan de protestanten.

De popularisering van wetenschappelijke kennis- Het toenemende prestige van de natuurwetenschappen ondermijnde het geloof. De stelling dat het geloof geen goddelijke openbaring is, maar voortkomt uit menselijke behoeften was voor veel arbeiders een openbaring. Bevrijding van religieuze opvattingen kon voor hen een bevrijding van allerlei vormen van onderwerping betekenen. Toen ook beroemde natuurwetenschappers atheïstische opvattingen propageerden, kregen die ideeën een hoog aanzien onder geletterden met een grote maatschappelijke invloed. Twijfel aan het geloof werd meer dan ooit verbreid en minder dan ooit tegengesproken.

De nieuwe hedonistische moraal- Het op genot gerichte moraal spoorde slecht met de kerkelijke leer van zelfbeheersing en dienstbaarheid. Kerkbezoek en kerkelijk vrijwilligerswerk moesten steeds meer wedijveren met zondagse vrijetijdsactiviteiten.

-> Zowel de nieuwe intellectuele repertoires als de nieuwe culturele praktijken ondermijnden de kerk. Ook de nieuwe technieken namen de plaats in van gebed en ritueel als hulpmiddelen om de natuur meer beheersbaar te maken (bijv. kunstmest en weersvoorspellingen).

7.6.3 Kerkelijk tegenoffensief: verzuiling- Rond 1870 probeerde de paus meer katholieke gelovigen aan zich te binden. Omdat het onmogelijk leek de hele samenleving te herkerstenen, trachtten de kerken in elk geval hun eigen gelovigen tegen de invloeden van de moderne wereld te beschermen. Het belangrijkste middel hiertoe waren allerlei organisaties. Verzuiling = het ontstaan van een conglomeraat van organisaties rond een kerk of levensbeschouwelijke groepering. Dit leidde tot een felle ‘schoolstrijd’ met de staat. Het resultaat van deze conflicten was dat de katholieke kerk een efficiënte, centralistische bureaucratische organisatie werd. De organisatie van allerlei sociale activiteiten kwam in handen van een hele reeks van speciale ordes en congregaties.

H.8 INTERNATIONALE ANARCHIE EN NATIONAAL VERBAND: POLITIEK 1850-1918

8.1 Inleiding- De Franse Revolutie had de verhouding tussen natie en staat en de verdeling van de macht in de staat in een nieuwe vorm op de politieke agenda gebracht. De burgers van de staat vormden de natie en de staat was als het ware het politieke omhulsel van de natie. In de staat was de natie soeverein, waarbij uiteindelijk de politieke macht lag. Daarmee waren de problemen van macht en legitimering van macht in Westerse samenlevingen echter niet opgelost. * Tussen 1850 en 1914 stonden het recht op een eigen natiestaat en nationaal zelfbestuur, gelijke burgerrechten voor iedereen en gelijkheid in sociaal en economisch opzicht hoog op de politieke agenda in Westerse samenlevingen.

8.2 Internationale verhoudingen

8.2.1 De ineenstorting van het Weense systeem- Na 1848 hield de ordening die Europa in 1815 was opgelegd op te bestaan.

Page 28: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

In veel staten kwam er na 1848 een nieuwe generatie machthebbers op met eigen opvattingen en doelstellingen.

Een aantal volkeren streefde naar een eigen natiestaat. De imperialistische buitenlandse politiek van West-Europese landen. Het Ottomaanse Rijk kwijnde weg; dat stimuleerde de imperialistische neigingen van

Rusland en het Habsburgse Rijk en het nationalisme van allerlei volkeren op de Balkan.

8.2.2 De Krimoorlog (1853-1856)- In feite had het Weense congres een systeem opgezet waarin een aantal grote landen de politieagent van Europa speelde. Tegelijkertijd ging het systeem echter soepel om met specifieke belangen van die leidende landen. Het agressieve gedrag van grote staten bracht wel spanning in het Weense systeem. Dat leidde in de jaren 1850 tot ineenstorting ervan. De Balkan, die grotendeels tot het Ottomaanse Rijk behoorde, was een conflicthaard. Regelmatig waren hier volkeren in opstand gekomen tegen de Ottomaanse beheersing, maar ook de verschillende Europese landen hadden botsende belangen in dit gebied, waardoor er een oorlog uitbrak. * Het Weense systeem was door de oorlog beëindigd. In Europa was de vrede voortaan afhankelijk van een groot aantal wisselende bondgenootschappen. De internationale verhoudingen werden instabieler. Ook betekende de Krimoorlog het begin van nieuwe ontwikkelingen in de oorlogvoering.

8.2.3 Nationalisme en vorming van natiestaten* Het verdwijnen van het Weense systeem en de gebleken zwakte van een paar grote staten boden ruimte voor nationalistische bewegingen.

Italië wordt een eenheidsstaat- Het Habsburgse Rijk trachtte niet alleen invloed uit te oefenen op de Balkan, maar het bezat ook gebieden op het Italiaanse schiereiland. De rest van Italië was een lappendeken van vorstendommen. Ook was er de Kerkelijke staat die door de paus bestuurd werd. In een conflict zorgde de graaf van Sardinië-Piemonte ervoor dat het Habsburgse Rijk delen afstond, en de revoluties in andere Italiaanse vorstendommen zorgden ervoor dat deze staten zich ook bij Sardinië-Piemonte aansloten. In 1861 werd de nieuwe staat Italië uitgeroepen, ook al bleef het Noordoosten nog Oostenrijks en hield de paus nog een klein kerkelijk staatje rond Rome over.

Duitsland wordt een eenheidsstaat- De eenwording van Italië stimuleerde andere nationalistische bewegingen in Europa, maar vond vooral weerklank in de Duitse Bond. In 1848 hadden de afgevaardigden naar het Frankfurter Parlement het probleem van de Duitse Staat besproken en hadden uiteindelijk gekozen voor een ‘klein-Duitse’ oplossing: een nieuwe Duitse staat zonder het Habsburgse Rijk. De kroon werd de Pruisische koning aangeboden, maar hij weigerde. - Aanvankelijk had het Duitse nationalisme sterk romantische trekken, maar kwam later onder leiding van Otto von Bismark. Volgens hem moest het eenwordingsproces van Duitsland het resultaat zijn van Realpolitik. Daarbij stelde hij de buitenlandse politiek en het belang van een goed leger centraal. Oorlog maakte een deel uit van Bismarck’s strategie, waarbij hij steeds meer gebieden annexeerde. Na de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871 werd koning Wilhelm in het paleis van Versailles tot keizer van een nieuw Duits keizerrijk uitgeroepen. * Frankrijk moest delen land afstaan aan Duitsland, zetten hun keizer af en riepen een Republiek uit. Het land was in Europa lange tijd een zwakke factor, die op revanche uit was.

Nationalisme als ontwrichting van staten- Door het samenvoegen van kleine staatjes veranderde het nationalisme het Europese statensysteem. Het nationalisme ondermijnde ook de legitimiteit van bestaande grote staten en zette daardoor dat Europese statensysteem verder onder druk. Vooral het Habsburgse en Ottomaanse Rijk waren onzekere factoren vanwege de vele volkeren die er leefden. Ook in het

Page 29: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

Verenigd Koninkrijk deed het Ierse nationalisme zich steeds sterker spreken. Dit nationalistisch verzet tegen de Engelse en protestantse overheersing was in de 18e eeuw gestimuleerd door de Amerikaanse Revolutie. De Ieren wilde hun eigen bestuur en gingen steeds meer druk uitoefenen op de Engelse politiek -> ontstaan van de Ierse Republiek.* Vergelijkbare moeilijkheden voor de staat leverde in Spanje het Catalaanse nationalisme.

Joden en zionisme- Het 19e-eeuwse nationalisme kreeg gaandeweg steeds racistischer trekken. De belangrijkste minderheid die dat voelde, waren de Joden. Ze vielen op vanwege hun andere levensstijl m.b.t. geloof en hadden vanouds een sterke positie in de handels- en financiële wereld. Alles bij elkaar maakte dat ze een gemakkelijk object voor discriminatie werden. Veel Joden trokken weg uit de gebieden waar pogroms (=moordpartijen) voorkwamen en vestigden zich in Oost-Europese steden, maar ook in West-Europa en de VS. Een antisemitisch klimaat bestond vrijwel in elk Europees land, in het een heftiger dan in het ander. Antisemitisme staat zelden op zichzelf, maar wordt begeleid door veel andere gevoelens van onvrede. * In joodse kringen ontstond in reactie op het antisemitisme in Oost-Europa het zionisme = het streven naar een eigen joodse staat.

8.2.4 Een anarchistische statenwereld= er is geen sprake van een duidelijk geordende hiërarchie; er was geen bemiddelend orgaan meer te ontdekken na de ineenstorting van het Weense systeem. Anarchie kan alleen maar slagen wanneer de deelnemers in een gemeenschap zelfbeheersing en samenwerking betrachten, maar daar was de internationale situatie in Europa in de 19e eeuw te dynamisch en onzeker voor. De directe nationale belangen waren te groot (streven naar hegemonie).

8.3 Het modern imperialisme- De Europese en in mindere mate Amerikaanse macht in de wereld breidde zich in de tweede helft van de 19e eeuw enorm uit. Het imperialisme was niet alleen een uiting van economische belangen, maar ook van het streven naar meer invloed en macht; vooral in Afrika en Azië. Op een door Bismarck georganiseerde conferentie in Berlijn (1884-1885) werd een groot deel van Afrika in parten gesneden en toegewezen aan Europese mogendheden. In Azië werd eveneens een imperialistische verdeling nagestreefd; vooral Engeland, Frankrijk en Rusland waren daar actief.* Ook superioriteitsgevoelens tegenover andere volkeren op de wereld was een motief voor het modern imperialisme. Vanuit dit raciale denken ontstond het idee dat Westerse samenlevingen de niet-Westerse wereld moesten beschaven. Deze beschavingsdrang leidde tot veel ingrijpender bemoeienis met de koloniën. - Het modern imperialisme had grote gevolgen voor het niet-Westerse deel van de wereld. Staatsgrenzen werden met een liniaal dwars door het gebied van volkeren heengetrokken, waardoor volkeren samen in een staat moesten leven die geen samenhang voelden. Het koloniaal bestuur bepaalde vaak het onderwijssysteem en hield overal etnische scheidslijnen aan. * De oorspronkelijke samenleving en de eigen economie, staatsopbouw en maatschappelijke ordeningen werden door de Westerse imperialistische landen grotendeels vernietigd. Deze onderschikking van de inheemse bevolkingen ging niet zonder slag of stoot. - Japan was een land dat zelf en met succes elementen uit de Westerse samenleving overnam. De maatschappij werd gemoderniseerd met een grondwet, parlement, modern rechtssysteem en leerplicht. Hierdoor kon Japan zich beter dan andere Aziatische landen verdedigen tegen pogingen tot imperialistische overheersing.

8.4 De binnenlandse ontwikkeling van Westerse samenlevingen

8.4.1 Natievorming- Tussen 1850 en 1914 raakte het proces van natievorming in een stroomversnelling. Doordat nieuwe

Page 30: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

staten ontstonden en tegenstellingen in en tussen staten groter werden, groeide de noodzaak nationale eenheid te smeden. Veel hindernissen stonden dit echter in de weg. De verzuiling, nationalistische bewegingen en het feit dat allerlei groepen een gelijkwaardige plaats opeisten in natie en staat zijn hier voorbeelden van. Er bestonden meningsverschillen over de opbouw van de staat en de politieke koers. De eisen van verschillende achtergestelde groepen leidden uiteindelijk tot grotere spreiding van politieke rechten. De meningsverschillen leidden tot politieke spanning.

8.4.2 De rol van oorlog en oorlogsdreiging- De oorlogsdreiging was van grote invloed op het natievormingsproces in de Europese staten. Oorlogvoering was behoorlijk veranderd m.b.t. grotere legers en wapens. Ook werd vrijwel overal de dienstplicht ingevoerd. Oorlogvoering vroeg een steeds grotere maatschappelijke tol (bijv. belastingheffing, sociale politiek) en vereisten eenheid van de natie.

De arbeidersbewegingen- De revoluties van 1848 toonden de opkomende kracht van de arbeiders. Ze hadden zich in allerlei soorten organisaties verenigd. In sommige Europese landen werden socialistische arbeidersorganisaties onderdrukt en kwamen pas aan het eind van de jaren 1850 weer enigszins op, dan wel uit de vakbond of de politieke partij. De vakbeweging was meer een arbeiderszaak en de politieke partij meer voor burger-socialisten (‘arbeider’-socialisme – ‘burger’-socialisme). * Het socialisme van de burger was veel sterker ontwikkeld en keken in veel sterkere mate naar de wijze waarop de liberalen volgens hen gelijkheid en broederschap aan de vrijheid hadden opgeofferd. Het was veel ideologischer dan dat van arbeiders, maar hield zich minder met godsdienstzaken bezig.- In de groeiende socialistische bewegingen kregen de socialistische en anarchistische richtingen steeds scherpere contouren:

Anarchistisch: de samenleving van onderaf hervormen door de individuele mens te hervormen, los van parlementaire politiek (autonomie van het individu).

Socialistisch: de samenleving van bovenaf hervormen via parlementaire arbeid (autonomie van het collectief).

-> Alle socialistische richtingen predikten de internationale solidariteit tussen arbeiders over de landsgrenzen heen, en richtten daarom internationale organisaties op. De internationale socialistische beweging was een gevaar voor de eenheid van de natie en een rivaal voor nationalistische bewegingen, want zij keerde zich tegen nationalisme en militarisme.

Feministische bewegingen- In de tweede helft van de 19e eeuw won ook de feministische beweging aan kracht. De achtergrond vormden veranderingen in het leven van vrouwen, vooral die uit de middenklassen. Langzaam maar zeker kregen zij meer onderwijs en het kwam steeds vaker voor dat zij een beroep gingen uitoefenen. Zij stelden steeds luider de eis, dat vrouwen gelijke rechten dienden te hebben als mannen. Feministische bewegingen doken overal in de Westerse samenlevingen op. Het ging om politieke rechten, gelijke rechten in het huwelijk en op het werk. In politiek opzicht kreeg het kiesrecht prioriteit. Echter verzetten mannenvakverenigingen zich vaak met succes tegen vrouwenarbeid.

De staat en de bedreigde eenheid van de natie- De socialistische en feministische bewegingen hadden andere ideeën over de opbouw van staat en samenleving dan de heren in de regering en het parlement. Maar ook onder die heren waren er meningsverschillen, die vaak samenvielen met belangentegenstellingen van verschillende economische sectoren. Die belangentegenstellingen konden tot zeer gespannen verhoudingen leiden

Page 31: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

VS: er kwamen steeds meer Europeanen, waarvan de meesten zich in het noorden en westen vestigden, waar veel industriële bedrijven ontstonden. De zuidelijke staten dreven op de plantage-economie en slavenarbeid. Langzamerhand groeiden de tegenstellingen tussen noord en zuid. De anti-slavernij beweging in het noorden won aan kracht, terwijl de plantages in het zuiden juist belangrijker werden door de toenemende export van grondstoffen naar Engeland. Tegelijkertijd werd de onenigheid over de te voeren economische politiek ook groter. - In 1860 barstte de bom toen de Republikein Lincoln president werd en zich tegen het zuiden keerde en afschaffing van de slavernij eiste. De bloedige Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) volgde, die uiteindelijk eindigde in een nederlaag van de zuidelijke staten. De slavernij werd overal afgeschaft. Het zuiden werd min of meer een agrarisch aanhangsel van het noorden. De industrieel-kapitalistische ontwikkelingsmogelijkheden bepaalden voortaan de politiek van de VS.

Duitsland: de samenstellende delen hadden een bepaalde zelfstandigheid waar ze zeer aan hechtten, maar dat heeft de nieuwe eenheid nooit in gevaar gebracht. Ook hier waren er scherpe economische tegenstellingen (industrie in westen – landbouw in oosten). De regering trachtte de tegenstellingen te overbruggen door beide groepen iets te geven. - De gevoerde politiek was gericht op de opbouw van een sterk leger en een agressiever buitenlandse politiek. Na de confessionelen werden de socialisten het doelwit van Bismarck’s politiek. Het gevaar was dat ze de eenheid van de staat konden bedreigen, dus voerde Bismarck socialistenwetten in. Bismarck liet het niet bij repressie, maar poogde door sociale politiek ook de aantrekkelijkheid van het socialisme te verminderen.

-> Ook elders in Europa moest repressie van socialisten en anarchisten de staatseenheid redden, en werden deze mensen onderdrukt of streng vervolgd. In het VK en de VS leek het socialisme geen gevaar te vormen. - Naast repressie en sociale politiek moesten vaderlandse gevoelens de arbeiders in een andere richting dan het socialisme duwen. Deze vaderlandse gevoelens werden aangebracht door nationalistische en militaristische bewegingen, die met hulp van de regering nationale symbolen propageerden (volkslied, vlag).* Tot deze ‘contramobilisatie’ behoorde ook het streven van veel liberalen om de arbeiders beschaafde en burgerlijke normen en waarden bij te brengen. Ook katholieke en protestantse leiders trachtten alternatieve organisaties voor arbeiders op te richten, bedoeld om hen af te houden van het socialisme. In Duitsland werden er tevens antisemitische bewegingen opgericht.

Sociale politiek- Wettelijke regelingen op het gebied van ziekte en de bescherming van de zwakken in de samenleving werden in deze tijd uitgebreid. Veel sociale wetgeving werd op centraal niveau door de overheid georganiseerd en werden op verzekeringsbasis of door fondsen geregeld. Zo vergrootte de overheid haar rol in de samenleving en werd de binding van burgers aan de staat sterker.

Humanitair besef en de overtuiging dat een beschaafde natie ook een rol moet hebben in de behandeling van armen en zwakken.

De gevolgen van de industrialisatie. Hierdoor breidden de steden zich immers uit met arbeiders die kwetsbaar waren.

De demografische transitie. Doordat mensen langer leefden werd de kans groter dat ze op hun oude dag tot armoede vervielen (-> invoering van pensioenregelingen)

Zorg voor de gezondheid van de bevolking. Voor de oorlog moest een krachtige bevolking een sterk leger op de been brengen. Dat idee werd gevoed door het sociaal darwinisme. Niet alleen het ziekenhuiswezen werd verbeterd, maar ook de arbeidsverhoudingen (o.a. m.b.t. vrouwen en kinderen). In het algemeen versterkten de sociale voorzieningen het moderne burgerlijke gezin, omdat veel regelingen uitgingen van de man als kostwinner.

Page 32: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

* Universele systemen gelden voor iedere burger: een basispensioen voor iedereen. * Gerichte systemen gelden voor de mensen die premies hebben betaald of kunnen aantonen recht te hebben op de voorziening. - De uitbreiding van het kiesrecht heeft een belangrijke rol in het feit of er aandacht kwam voor sociale politiek en public health. Waar de maatschappelijke orde weinig gevaar liep was de stimulans om deze orde te verbeteren zwak. -> In 1914 was er vrijwel overal in de Westerse samenlevingen een basis voor een verzorgingsstaat gelegd. In het algemeen verzachtte de sociale politiek de maatschappelijke ellende. Het maakte het volk minder opstandig en ondermijnde de aantrekkingskracht van radicale arbeidersbewegingen.

8.4.2 De ontwikkeling van de staat- In de tweede helft van de 19e eeuw kwam het staatsvormingsproces in een nieuwe fase. De sociale politiek zorgde voor uitbreiding van staatstaken. Maar staten speelden ook een grote rol in de aanleg van infrastructuur voor transport en communicatie, grote delen van het onderwijs en de zorg. Nam de rol van de centrale staat in de samenleving toe, in veel landen groeide ook de activiteit van gemeenten op het gebied van openbare voorzieningen. Kenmerken nieuwe fase in staatsvorming:

Specialisering in staatstaken: dit begon op het gebied van defensie en ordehandhaving (politie voor de binnenlandse ordehandhaving en het leger voor buitenlandse oorlogen). Buitenlandse politiek en defensie bleven in veel delen van Europa in handen van de koning en zijn kabinet. Aanvankelijk was de rol van de adel in het leger groot, maar dit werd minder door bureaucratisering, professionalisering en democratisering.

Centralisatie van staatstaken: de verbetering van middelen van verkeer en communicatie versterkte het vermogen van de centrale overheid om tot in alle uithoeken van het land haar gezag te doen gelden. De centrale overheid werd zodoende belangrijker t.o.v. lokale en regionale overheden. Dit ging gepaard met professionalisering van het bestuur.

-> Het staatsapparaat nam in omvang flink toe. De staat kon de aantallen burgerambtenaren alleen overzien en controleren dankzij bureaucratisering (onpersoonlijke criteria, functionele arbeidsdeling, gecentraliseerde hiërarchie). Het effect van bureaucratie was dat het maatschappelijk verkeer van regels werd voorzien en dat iedere burger vaker met de staat in aanraking kwam. Ook ging men allerlei statistieken en registers bijhouden. * De bevolking moest steeds meer belasting opbrengen ten behoeve van de financiering van de staat. De staatsinkomsten konden uit directe- en indirecte belastingen en staatseigendom komen.

8.4.3 Politieke massapartijen- In een aantal landen werd reeds voorzichtig gepoogd meer mensen buiten de vermogende burgerij en adel een stem in de politiek te geven. Andere politieke leiders wilden voorkomen dat de massa meer politieke macht kreeg en zetten het parlement voor een deel buitenspel. - Massapartijen waren een nieuw verschijnsel, maar sommige politieke partijen bestonden reeds lang (dit waren vaak clubs van personen uit de maatschappelijke elite). Maar de laat 19e-eeuwse massapartijen waren permanent actief en niet slechts in de verkiezingstijd. Hun omvang maakte een uitgebreid partijapparaat nodig wat veel organisatie vereiste. Aan het eind van de 19e eeuw werkten politieke partijen doorgaans op nationaal niveau. Politieke propaganda hoorde typisch bij de massapartij. De stijl van politiek veranderde. Vaak hadden de nieuwe politieke leiders in de ogen van hun aanhang charismatische eigenschappen en kreeg hun woord grote betekenis.

H.9 ORDE EN VRIJHEID. GEORGANISEERD KAPITALISME EN ONVRIJ COMMUNISME: ECONOMIE, 1918-1989

9.1 Inleiding- De economische geschiedenis van de 20e eeuw zijn Westerse samenlevingen op basis van conjunctuur in 3 fases te onderscheiden

Page 33: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

De kwakkelperiode van het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog (1918-1945) De naoorlogse groei en welvaart (1945-1973) De periode van recessie en internationale instabiliteit (1973-1989)

- De 20e eeuw borduurde voort op de 19e eeuw, waarin de organisatie in het economisch leven werd versterkt vanuit de samenleving zelf maar ook door de staat opgelegd. Het probleem van organisatie en vrijheid stond centraal in de economische geschiedenis van de 20e eeuw, zowel in kapitalistische als in communistische landen.

9.2 Het Interbellum

9.2.1 De crisis van 1921-1924- Na de WO1 bleef het nationalisme paradoxaal genoeg springlevend, mede door de wijze waarop de oorlog economisch en financieel werd afgewikkeld. De vredesverdragen brachten bij lange na niet de vrede op waarop idealisten hadden gehoopt. - Een manier om aan geld te komen voor de oorlog was het aangaan van leningen. Deze werden opgenomen in de overtuiging dat ze na de oorlog konden worden terugbetaald uit de oorlogsbuit en herstelbetalingen. Vooral Duitsland moest forse herstelbetalingen doen aan Frankrijk. Er kwam een keten van financiële afhankelijkheden tot stand die het economisch klimaat van de jaren ’20 zou bepalen. De VS waren door de oorlogsleningen een belangrijke crediteur van West-Europa geworden* Duitsland was de grote verliezer. Het was duidelijk dat het land door socialistische woelingen in eigen land in de oorlog ten onder was gegaan: de socialisten hadden het Duitse volk een dolkstoot in de rug gegeven (dolkstootlegende die aan kracht won in de jaren ’20).-> De economische conjunctuur bepaalde de mate van spanning in de financiële afhankelijkheidsketen. Aanvankelijk leefde de economie in de landen van de overwinnaars enorm op, omdat veel schade hersteld moest worden. De stijging van de binnenlandse vraag bleef echter beneden verwachtingen. Bovendien verdween de werkloosheid na de oorlog niet echt.- In 1921 raakten de Westerse economieën in een venijnige crisis, die in de Verenigde staten was ontstaan. De economie was daar scheefgegroeid; de industrie ontwikkelde zich goed, maar de landbouw leed echter aan overproductie.

9.2.2 De Duitse inflatie- De Duitse regering betaalden schulden en herstelbetalingen voor een deel door bankpapieren bij te drukken en de inflatie bewust op te laten lopen. De inflatie bevorderde herstel doordat de rente van leningen zich niet aanpaste aan de geldontwaarding, en verlichtte daarmee de zwaarte van overheidsleningen. Zodoende liep de geldontwaarding op tot ze in 1922 oncontroleerbaar was geworden. De Duitsers konden de last van de herstelbetalingen in de toenemende financiële chaos niet meer opbrengen. Toen het Ruhrgebied door Franse troepen werd bezet riep de regering de arbeiders op het werk te staken. Om toch geld te hebben werden biljetten ruim bijgedrukt en ontstond hyperinflatie, wat de hele economie ontwrichtte. Mensen gingen over in ruil in natura en betaalden steeds meer in vreemde valuta. Gevolgen van de hyperinflatie:

De middenklassen verloren spaargeld, renteniers waren hun kapitaal/inkomen kwijt. De werkloosheid explodeerde.

-> Rechts-autoritaire bewegingen exploiteerden de onlustgevoelens bij de middenklassen en renteniers. - Voor de Duitse staat betekende de hyperinflatie dat de interne staatschuld als sneeuw voor de zon verdween. Begin 1924 werd het Duitse geldsysteem verder hervormd, waardoor de Duitse economie opleefde. Ook omdat de aflossing van herstelbetalingen geregeld werd.

9.2.3 De grote depressie- Zo werd in de tweede helft van de jaren ’20 de economische toekomst iets zonniger. Vertrouwen

Page 34: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

was een belangrijke voorwaarde om de handel weer op gang te brengen (gouden standaard). De Europese munten werden gekoppeld aan die van de grote economische mogendheden. De gouden standaard bleek niet de garantie voor economische opleving en het medicijn tegen depressies te zijn. Toen in 1929 een zware depressie intrad, bleek het echter versterkend te werken. De crisis werd een wereldcrisis en de zwaarste die Westerse samenlevingen ooit hebben ondergaan (bedrijven gingen failliet, veel werd betaald met geleend geld, de aandelenmarkt stortte in elkaar, ontstaan van massale werkloosheid). In alle landen ontstonden grote sociale spanningen. In Duitsland zette de crisis het hele politieke bestel op losse schroeven en dat droeg in beslissende mate bij aan het politieke succes van de nationaalsocialisten.* Algemeen kiesrecht en democratie eisten dat het economisch en monetair beleid primair vruchten afwierp voor de eigen bevolking. Het monetaire internationalisme maakte plaats voor monetair en economisch nationalisme.

9.2.4 Massaproductie, massaconsumptie, multinationals en ‘georganiseerd kapitalisme’- De structuur van de kapitalistische economie veranderde tijdens het Interbellum. Een gemeenschappelijke noemer in die veranderingen is ‘organisatie’ in bedrijven en bedrijfstakken, in de nationale en soms de internationale economie. Belangrijke factoren in deze organisatiedrift waren massaproductie, massaconsumptie en toename in het aantal grote multinationale bedrijven (bijv. de automobielindustrie). De VS hadden de leiding in dit proces. - De groei van het autobezit had allerlei gevolgen voor de economie en de economische verhoudingen in de wereld. De opbouw van een goed wegennet werd van belang en veranderden transportmogelijkheden. Hierdoor werd suburbanisatie bevorderd.* De lopende band en de opkomst van grote bedrijven vergrootten de organisatie in de industrie. De productie moest efficiënt georganiseerd worden en er ontstonden allerlei afdelingen binnen bedrijven die elk hun eigen taken hadden.- Vooral in bedrijfstakken waar grote investeringen nodig waren en de productie alleen als massaproductie rendabel was, werd tijdens het Interbellum de tendens tot internationalisering sterker. Deze internationalisering ontstond door het oprichten van dochterbedrijven, overnames of internationale fusies. Hierbij kwam de nodige kartel- en trustvorming voor.* Na de WO1 probeerden nationale overheden de industriële verhoudingen en arbeidsvoorwaarden te ordenen. Dit verbeterde de arbeidsomstandigheden sterk en gaf de arbeidersorganisatie meer invloed in bedrijven. Deze rol van de staat in de economie verminderde later wel weer. - Het georganiseerd kapitalisme kende 3 bronnen van organisatie: ondernemingen, staat en arbeidersbeweging.

9.2.6 Overheidsingrijpen in het Westen?- In het Westen bleef de economische groei van de Sovjet-Unie niet onopgemerkt. In allerlei Westerse landen kregen de communistische partijen veel leden. In West-Europa kwamen veel sociaaldemocraten met plannen om de economie uit de crisis te halen m.b.v. meer invloed van de staat. Keynes betoogde dat een actief overheidsbeleid gericht op groei crises van het kapitalisme kon tegengaan door te investeren wanneer het slecht ging en te bezuinigen wanneer het goed ging. Een voorbeeld hiervan is de New deal in de VS, dat bestond uit sociaaleconomische ingrepen van de federale overheid op het gebied van werkgelegenheid. Een volkomen succes werd de New Deal niet, omdat dit plan door allerlei groepen te socialistisch werd gevonden. Het was vooral op politiek terrein een succes, omdat het vertrouwen in de politiek werd hersteld.

9.2.7 Fascisme en nazisme- Ook de rechts-autoritaire fascistische en nationaalsocialistische regimes die in Italië en Duitsland aan de macht waren gekomen poogden de samenleving en economie te organiseren. Hun doel was om een nationale economie op te bouwen met behoud van de kern van het kapitalisme; uitdrukkelijk tegen het socialisme en communisme.* De fascistische economische politiek (corporatisme) van Mussolini was geen groot succes. Daarom

Page 35: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

ging de staat zich meer mengen in de economie om het land militair sterk te maken. - Ook in Duitsland bleef de machtspositie van de ondernemers in de bedrijven onaangetast. De bedrijven kregen echter wel steeds meer te maken met de economische politiek van de nazi’s: modernisering van de economie met het oog op vergrote militaire kracht en streven naar autarkie. Naar cijfers geoordeeld was het economisch beleid van Hitler succesvol.

9.3 Tussenbalans- Economisch gezien was het Interbellum een zwakke periode. De economische verhoudingen veranderden weliswaar door groter overheidsingrijpen, versterkte organisatie van bedrijven en van de sociale partners in de samenleving, maar politiek conservatisme en eng economisch nationalisme maakten een krachtige herleving van de economie mogelijk. * Na 1945 wilde men crisis voorkomen, omdat fascistische, racistische en/of communistische bewegingen dan meer aanhang kregen. Economische groei was de beste remedie om de toestand te verbeteren; ook dienden sociale voorzieningen meer aandacht te krijgen.

9.4 De Tweede Wereldoorlog- De nazi’s calculeerden een nieuwe Europese oorlog om hun doeleinden te bereiken. Ze wilden het ‘dictaat van Versailles’ ongedaan maken om het Duitse Rijk in zijn oude glorie te herstellen. Omdat koloniën niet meer te krijgen waren, zochten ze gebiedsuitbreiding in Europa.- Duitsland, Italië en Japan stonden tegenover de geallieerden die bestonden uit Engeland, Frankrijk, de Sovjet-Unie en de VS. Ook deze oorlog was Blitzkrieg de techniek van de Duitsers. In korte tijd werden grote delen veroverd, maar in 1942-1943 liep Duitsland vast bij Stalingrad. Ook in Azië waar Frankrijk en Engeland koloniën hadden werd hard gevochten. * De deelname van de VS was van doorslaggevend belang. De Amerikaanse oorlog herstelde zich door de oorlog en bereikte een forse groei. De economie kwam in dienst te staan van militaire productie. Duitsland en zijn bondgenoten konden daar niet tegenop; zij waren economisch veel zwakker dan de geallieerden.* In de WO2 zijn er veel meer burgerslachtoffers gevallen dan in de WO1. Veel mensen stierven door de systematische terreurbombardementen en in concentratiekampen zijn miljoenen Joden vermoord. De SU leed zowel menselijk als materieel de grootste verliezen.

9.5 De gouden jaren: 1945-1973- Flinke volksverhuizingen vormden de nasleep van de oorlog in Europa, als gevolg van grenswijzigingen en etnische zuiveringen. De staten die het nauwst bij de oorlog betrokken waren geweest, verkeerden in materiële ravage. Het bleek geen eenvoudige zaak om de Europese economieën er weer bovenop te krijgen. Toch volgde er een periode van economische groei na de oorlog, rond 1973 sloeg de conjunctuur echter weer om. Belemmeringen waar de wederopbouw op stuitte:

Het werd moeilijk goederen in de VS te kopen, omdat Westerse landen in de schuld stonden bij de VS. Daarnaast moesten zij dollars en goud vinden voor de aankoop van grondstoffen.

Het binnen-Europese betalingsverkeer eiste onnodig veel dollars en goud. Het overwonnen Duitsland werd in West en Oost verdeeld. Het oosten werd door Rusland

kaalgeplukt en het westen moest een flinke oorlogsschatting opbrengen. In een aantal Europese landen werd een deel van de economische kracht gespendeerd aan

het behoud van koloniën die zelfstandigheid eisten (VK, Frankrijk, Nederland). Kort na de oorlog viel opnieuw een deel van Europa weg als handelspartner. West-Europese

landen verloren afzetmarkten in Oost-Europa, die economisch afgesloten raakten.

Herstel van de Westerse economieën:

In vergelijking met het Interbellum speelden de VS nu een veel actievere rol, zowel economisch als politiek.

Page 36: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

Er werd met nadruk meer aan organisatie van de wereldeconomie gewerkt. Het herstel in Europa werd bevorderd door intensievere onderlinge samenwerking. Nieuwe vormen van samenwerking tussen kapitaal en arbeid bevorderden de industriële rust

en de opbouw van kapitaal voor nieuwe investeringen. De Keynesiaanse economische en sociale politiek speelde een rol in West-Europa.

- Herstel van de koopkracht in West-Europa was een middel tegen het communisme en bovendien een steun voor Amerikaanse exporten (economische hulp m.b.v. het Marshallplan). Het belangrijkste doel was dat een zo groot mogelijk deel van Europa kapitalistisch zou blijven. De VS maakten duidelijk dat de ontvangende landen niet verder mochten gaan met collectivisering van de economie, moesten afzien van verdere nationalisaties en dat de Europeanen economisch meer moesten gaan samenwerken. De Marshallhulp heeft de wederopbouw geholpen en ervoor gezorgd dat er geleidelijk weer vertrouwen in de vrije markt ontstond in West-Europa. - De nieuwe organisatie van de wereldeconomie heeft een groot effect gehad op het herstel van de West-Europese economieën. Er werden internationale instellingen en overlegorganen opgericht. De monetaire politiek van de VS kreeg een grote invloed op de wereldeconomie. Er vond liberalisering van de wereldeconomie plaats.- Economische en monetaire samenwerking was een voorwaarde voor de Marshallhulp. In 1948 werd de OEEC opgericht, de organisatie ter bevordering van de Europese economische samenwerking. Economische en politieke samenwerking leek het beste middel om een nieuwe oorlog in Europa te voorkomen. Op gebied van economische samenwerking werd geconcentreerd op de productie van kolen en staal (= de EGKS: supranationaal orgaan; voorloper van de EU). Dit is een voorbeeld van georganiseerd kapitalisme op internationale schaal. Iets soortgelijks was ook op monetair gebied.* In Nederland werden meer raden en organen opgericht in de economie, wat zorgde voor ordening. Deze organen gingen adviezen geven aan de regering over sociaaleconomische beleid en het overleg in de raad bevorderde dat de ‘sociale partners’ meewerkten bij uitvoering van beleid (SER). Dit sociaaleconomische overlegbouwwerk werd gecompleteerd door oprichting van het CPB, dat zich richtte op het doen van toekomstvoorspellingen door berekeningen. Zo werd economische ordening in Nederland bereikt die op overleg berustte. In Nederland waren er relatief weinig stakingen.-> In veel landen was door de economische groei de vraag naar arbeid zo toegenomen, dat de vakbonden eisen konden stellen.

9.6 De Europese eenwording- De EGKS en EBU waren mijlpalen op weg naar Europese economische eenwording. Die eenwording bleek echter een moeilijk proces, omdat de meningen verdeeld waren over de vormgeving. De Europese eenwording werd gebaseerd op economische eenwording en die trachtten de oprichters van de EEG te bereiken via de werking van de vrije markt. Het eerste doel was daarom om de grenstarieven op te heffen, zodat 1 markt zou ontstaan. In 1968 werden de in- en uitvoerrechten in de EEG afgeschaft en hielden de deelnemende landen slechts tariefgrenzen met landen erbuiten. Later ontstonden nieuwe instituties, zoals het Europese Parlement en de Europese Commissie. Aanvankelijk hield het zich bezig met de ontwikkeling van Europees landbouwbeleid. - Het streven naar 1 Europese markt hield ook eenheid op monetair gebied in. Het doel was dat Europese munten onderling niet te veel in waarde zouden veranderen en er werd gewerkt met een monetaire rekeneenheid, waar uiteindelijk de Euro uit voortkwam. * De Europese eenwording kwam moeilijk los van haar economische basis; het sociaal beleid bleef bijv. achter. Ook de politieke integratie en een gemeenschappelijke buitenlandse- en defensiepolitiek ontwikkelden zich traag. Zodoende werd de EU een voor iedereen voelbare grootheid, maar was de legitimiteit van haar besluitvorming onder de maat.- De EEG en EU waren belangrijke stappen op weg naar regionalisering van de wereldeconomie (= de wereld raakte verdeeld in geïntegreerde economische regio’s) en ondermijnden met hun tariefmuren het Amerikaanse ideaal van vrijhandel en open markten.

Page 37: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

9.7 De kapitalistische wereld na 1973- Het instorten van de dollar in 1971 als internationale waardestandaard leidde tot onzekerheid en toename van de inflatie in de wereldeconomie. In diverse landen werd de inflatie nog versterkt door de Keynesiaanse politiek, die immers bij economische tegenwind de overheid schulden liet maken. Toen de olieproducerende landen in 1973 besloten om de prijs van een vat ruwe olie te verviervoudigen, raakten de kapitalistische landen in malaise. Voor ontwikkelingslanden kwam de klap overigens harder aan. Met het omslaan van de conjunctuur groeiden in de jaren ’70 ook de twijfels over de juistheid van de Keynesiaanse politiek. In veel landen werd deze vervangen door monetaristische politiek. Friedman meende dat de overheid de economie meer moest laten gaan en slechts de geldvoorraad moest indammen door krediet duurder te maken. Met Friedman’s aanbevelingen kregen kapitaalsbelangen de overhand in de samenleving. * De malaise bleef tot het eind van de jaren ’90 aanhouden. De bevolking in de kapitalistische landen nam echter ook na 1973 fors toe in welstand, al werd de verdeling van de weelde duidelijk ongelijker. De toenemende weelde in kapitalistische landen was het gevolg van een combinatie van stijgende inkomens en dalende prijzen voor luxegoederen. De toenemende koopkracht deed de vraag doen stijgen, terwijl door verdere automatisering en productiviteitsverhoging de kosten per eenheid product daalden. Voor de automatisering is de opkomst van de computer van het allergrootste belang; er wordt ook wel gesproken van een derde industriële revolutie. - In de jaren ’80 werden allerlei tariefmuren verhoogd. Een nieuwe uitbreidingsgolf van multinationals was het gevolg. In toenemende mate werden producten voor de wereldmarkt gemaakt en deze producten bestonden steeds meer uit onderdelen die van over de hele wereld konden komen. De verlaging van de verkeerskosten speelden waarschijnlijk een grote rol in dit proces. Hierdoor konden onderdelen van de productie naar lagelonenlanden verplaatst worden. Vooral Aziatische landen profiteerden van deze productiespreiding. -> We zien dat industrialisatie en de-industrialisatie samenhangen. Globalisering nam toe, maar de industrie met veel handarbeid nam in omvang af in Westerse landen. Activiteiten die een hoge scholing vereisten, bleven bestaan. Het georganiseerde kapitalisme en de mondialisering gingen gepaard met een geweldige uitbreiding van de dienstensector.-> Dienstensamenleving/informatiesamenleving

9.8 Koloniën, dekolonisatie, Derde Wereld- De kloof tussen Westerse samenlevingen en de rest van de wereld is erg groot geworden. De dekolonisatie speelde hier ook een rol in. Eenmaal zelfstandig bleken veel voormalig koloniën niet goed toegerust voor de veranderende wereldeconomie. De meeste Afrikaanse landen waren al arm als kolonie en bleven dat ook. Ze bezaten kleine afzetmarkten en konden niet op eigen kracht allerlei voorzieningen op peil houden. Zo konden zij het tempo van de Westerse landen helemaal niet bijbenen. Economisch waren ze vaak gebonden aan het beleid van multinationals en op cultureel en sociaal gebied waren ze te zwak ontwikkeld om enige importantie te kunnen vormen. * De oliecrisis van 1973 bracht deze landen in de grootste problemen. Ze raakten nog meer aangewezen op hulp van buitenaf en op leningen.

H.10 TECHNOCRATIE EN VRIJHEID: CULTUUR 1914-1989

10.1 Inleiding- De schokgolf van de WO1 bracht ook de cultuur in beroering. De oorlog maakte duidelijk dat de beschaafde Westerse landen ongekend leed en vernietiging teweeg kon brengen. De kritiek op de burgerlijke cultuur en de experimenten met nieuwe vormen in de kunsten kregen door de oorlog een geweldige impuls. * Typerend voor de 20e eeuw was dat steeds meer mensen hun brood verdienden in de culturele sector. Dat was te danken aan de toename van het scholingspeil, de welvaart en de vrije tijd. Zelfs in het bedrijfsleven werden de kunsten van woord en beeld cruciaal. Marketing en reclame waren in

Page 38: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

deze fase van massaproductie en intense concurrentie onmisbaar geworden. - De cultuur werd gedemocratiseerd en ook gepolitiseerd, want de 20e eeuw was de eeuw van massapolitiek en grote ideologische conflicten. Politiek-ideologische thema’s waren impliciet of expliciet aanwezig in een groot deel van de 20e-eeuwse cultuur. * Prominent aanwezig waren ook de wetenschappen en de techniek, die in deze eeuw een ongekende ontwikkeling doormaakten en een enorme invloed hadden op de maatschappij. De dominantie hiervan vormden belangrijke thema’s in de filosofie en sociale wetenschappen.

10.2 1914-1945

10.2.1 De materiële wereld: kennis, macht en betekenis- De grenzen van het kennen en kunnen werden al eeuwenlang verlegd door de wetenschap en techniek, maar in de 20e eeuw was die ontwikkeling sneller en ingrijpender dan ooit. Het beeld van materie, het leven en de kosmos werd grondig herzien en de producten van het laboratorium drongen door tot in alle hoeken en kieren van het dagelijks leven (bijv. kleding, gebruiksvoorwerpen en apparaten). De onmisbaarheid van dure apparatuur maakte de wetenschap veel meer dan voorheen afhankelijk van grote financiers. Overheden en grote bedrijven leverden de onderzoeksteams. Vooral tijdens de 2 wereldoorlogen en de Koude Oorlog investeerden de overheden van Westerse landen geld in verslindende technische-wetenschappelijke projecten, in de overtuiging dat die nodig waren om de oorlog te winnen (‘militair-industrieel complex’).- Meest spectaculaire ontwikkelingen in de natuurwetenschappen: grondslagen van materie en energie. Atoomdeeltjes -> energie, structuur van de kosmos, ‘oerknal’, elementaire levensprocessen in de cel; ontdekking van structuur van het DNA, onderzoek naar menselijk zenuwstelsel en chemisch-fysische basis van mentale processen.* Door nieuwe instrumenten (bijv. microscoop) konden ongelooflijk kleine en verre objecten waargenomen worden. Hierdoor konden fundamentele processen worden onderzocht. * De natuurwetenschappen gingen steeds meer een geheel vormen. -> Inzicht in het gedrag van elementaire deeltjes en hun talloze combinaties en interacties zou uiteindelijk de hele wereld kunnen verklaren.- De gevolgen van deze ontdekkingen voor het beeld van de wereld van gewone mensen waren complex. Inzicht in de wereld werd steeds meer gelijkgesteld met wetenschappelijke kennis. Nieuwe problemen leken op den duur allemaal langs de technische weg opgelost te kunnen worden. Anderzijds raakte het wetenschappelijk wereldbeeld steeds verder verwijderd van wat voor gewone mensen nog voorstelbaar was. In een vaak onbegrijpelijke en dreigende wereld hielden de kerken tamelijk veel aanhang. Die boden troost en steun op moeilijke momenten.

10.2.2 Modernisme- Veel kunstenaars beschouwden de WO1 als het einde van een vervallen beschaving: Europa moest opnieuw beginnen. De kunstenaars dienden daarbij als een ware avant-garde voorop te gaan, want het verleggen van de grenzen door verbeelding was bij uitstek hun werk. Vaak waren ideeën over vernieuwing in de kunsten religieus getint. In de nieuwe wereld zou de kunstenaar ernaar moeten streven ‘de zuivere werkelijkheid’ uit te drukken, de werkelijkheid voorbij zintuiglijke indrukken en emoties, ontdaan van alle subjectiviteit. - Eind 19e eeuw voerden architecten een heftig debat over de stijl die zou passen bij de nieuwe industriële maatschappij. Ze waren ontevreden over de ‘neostijlen’ en pleitten voor een nieuwe soberheid; het afzien van elke versiering. Functionele schoonheid vonden moderne architecten in de natuur, producten van de moderne techniek en toepassingen van moderne materialen (bijv. staal en glas). Na de WO1 kregen moderne architecten in een aantal grote steden de kans om hun ideeën uit te voeren, want daar was een grote behoefte aan goede, goedkope en snel te bouwen woningen. Deze architecten werden gedreven door een technocratisch soort sociale bewogenheid: sociale en hygiënische problemen waren op te lossen met moderne bouw- en ontwerptechnieken en goede stadsplanning. – Net als voor de wetenschappen werden de VS het belangrijkste centrum voor de

Page 39: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

moderne kunsten. * Pas na de WO2 kreeg de modernistische vormentaal zijn grote verbreiding. Men sprak van de ‘internationale stijl’: bouwen werd het assembleren van geprefabriceerde standaardelementen, en dat gebeurde over de hele wereld op ongeveer dezelfde manier.

10.2.3 Cultuurindustrie* Het commerciële vermaak was in de twintigste eeuw een enorm groeiende bedrijfstak (bijv. films, radio). Schaalvergroting, bedrijfsconcentratie en standaardisatie typeerden deze ontwikkeling.- Grote bedrijven waren hier in het voordeel, omdat zij flinke bedragen konden investeren en besteden. Onvermijdelijke tegenvallers konden zij gemakkelijker opvangen. Dat zij voor een zo groot mogelijk publiek produceerde, werkte een zekere standaardisatie in de hand. De Amerikanen liepen hierin voorop, met als gevolg dat Amerikaanse films, kleding en levensstijl een wereldwijd model werden. – De culturele hegemonie van het duidelijkst te zien in de Amerikaanse filmindustrie.- De radio-omroep, het nieuwe massamedium van de jaren ’20, is een goed voorbeeld van de onverwachte toepassing van een nieuwe techniek. Gezien het grote militaire belang van radio voorzagen overheden zich van een monopolie en gaven bedrijven opdracht voor het verder ontwikkelen van radio. De radio was ontwikkeld voor de uitwisseling van specifieke boodschappen tussen 2 punten, maar werd later gebruikt voor het uitzenden van gemengde boodschappen, die door iedereen met een ontvangstapparaat konden worden beluisterd. De radio-omroep breidde zich zeer snel in alle Westerse landen uit. Die snelle verspreiding was te danken aan de stijging van de welvaart, de toename van de vrije tijd en aan het feit dat het medium paste in de toenemende betekenis van het huiselijk leven.* De nieuwe media versterkten ook de hang naar zorgeloos amusement na de sombere oorlogsjaren (=’nieuw-hedonisme’). – De culturele en kerkelijke elites zagen dit alles echter als tekenen van verval, die zij in verband brachten met ‘veramerikanisering’. Men sprak bezorgd over de ‘massa’: de kiesgerechtigde maar weinig geschoolde en verfijnde meerderheid van de bevolking, die gevoelig was voor media die inspeelden op de ‘lagere instincten’. - Die bezorgdheid was een van de redenen waarom in de Europese landen het nieuwe medium radio door de overheid werd gereglementeerd; er werd voor de publieke omroep gekozen. Terwijl Amerikaanse omroepen streden om populariteit onder de luisteraars, ontwikkelde de BBC een beleid van strikte onafhankelijkheid van politiek en commercie, gericht op public service. Hier was de omroep een middel van de elite om het volk van informatie en ‘verantwoord vermaak’ te voorzien, en op die manier op een hoger cultureel niveau te brengen.- Film en theater brachten de mensen bij elkaar in 1 ruimte, maar de radio zocht hen op in hun eigen huizen; in de privésfeer. Maar ook had de radio gemeenschapsversterkende effecten: miljoenen mensen luisterden tegelijk naar dezelfde programma’s waarover zij vervolgens met wildvreemden konden praten. Politici hebben van dit kenmerk van de radio dankbaar gebruik gemaakt (zoals de toespraken van Hitler en Roosevelt die werden uitgezonden).* In een samenleving die huiselijkheid hogelijk waardeerde, kon de radio, juist door mensen in hun privésfeer te benaderen, mobiliseren voor collectieve doelen: een wonderlijke mengeling van private en publieke kwaliteiten, die kenmerkend is voor de 20e eeuw.

10.3 1945-1970

10.3.1 Tot 1960- De eerste 15 jaar na de WO2 heerste in Westerse landen een opmerkelijke eenstemmigheid over maatschappelijke doelen: de economie moest worden hersteld, nieuwe crises dienden te worden voorkomen en na het gedeelde leed van de oorlog had iedereen recht op welvaart en zekerheid. De technocratische ideologie paste naadloos op deze verlangens. De Westerse consensus werd sterk bevorderd door de angst voor Russische tanks, soldaten en kernraketten die in Oost-Europa stonden opgesteld. Veiligheid en welvaart stonden voorop (-- ontwikkeling van plastic als wondermateriaal).- Typerend voor de eerste 20 jaar na de WO2 was ook de hang naar orde en fatsoen, een reactie op

Page 40: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

de schokkende ervaringen van de oorlog en de sociale ontwrichting die bezetting en bevrijding teweeg hadden gebracht. Het burgerlijke gezinsideaal was intussen algemeen geworden, de huiselijkheid werd gecultiveerd (vrije tijd behoorde men thuis door te brengen) en de opvoeding van de kinderen stond centraal. Door de toenemende welvaart ontstond letterlijk steeds meer ruimte voor het realiseren van dit ideaal. – de periode tot 1960 vormde het hoogtij van het ‘burgerlijke gezin’; trouwen en kinderen krijgen werd de morele norm. * Al vanaf het begin van de eeuw waren er tendensen die deze levensstijl en het erbij passende normenpatroon ondermijnden. Zo kwam er meer werkgelegenheid voor vrouwen en toonde de cultuurindustrie een vrijere, minder gedisciplineerde levensstijl. Sommige populaire schrijvers in de jaren ’50 voedden die houding. Het verkondigde bijv. dat niemand de wereld zin kon geven (geen God of autoriteit) behalve ieder individu zelf. Het was een openlijke oproep tot opstand tegen elk gezag en het uitleven van eigen verlangens. Kranten en tijdschriften rapporteerden zorgelijk over het vermeende materialisme en hedonisme van de jeugd. Maar sociale wetenschappers meldden dat er geen reden was voor zorgen, omdat de idealen van de meeste jongeren weinig verschilden van die van hun ouders (een gezin). Pas in de jaren ’60 kwam er een kritische en romantische bovenstroom. Dat zorgde voor diepgaande verandering van normen en waarden in brede lagen van de bevolking.

10.3.2 De tumultueuze jaren zestig- Eind jaren ’50 bevonden Westerse landen zich op veel terreinen op een keerpunt en enkele jaren later leek het even of zij aan het begin van een revolutie stonden. De verhouding tussen Oost en West stabiliseerde enigszins in 1953, waardoor er wat meer ruimte ontstond voor politieke kritiek (bijv. tegen atoomwapens, burgerrechtenbewegingen in de VS, bevrijdingsbewegingen in koloniën, jeugdbewegingen, studentenbewegingen). Door het nieuwe medium televisie konden situaties over de hele wereld in beeld gebracht worden en bereikten een ongekende directheid in Westerse huiskamers (denk aan Vietnamoorlog en Cubacrisis). - De universiteiten werden het brandpunt van maatschappijkritiek. Dat begon in de VS met de burgerrechtenbeweging, die midden jaren ’60 uitliep op heftige rassenrellen in de grote steden. De zwarten kregen steun van linkse studenten, die de kern werden van verzet tegen veel grondslagen van de Westerse maatschappij. De jongeren protesteerden tegen het materialisme en de bekrompen gezinsmoraal waarin ze waren grootgebracht. Ze eisten het recht op vrije ontplooiing, inspraak en democratisering van de samenleving in het algemeen. De intellectuele jeugd ontwikkelden afkeer tegen het massale wapengeweld dat het Westen inzette in hun koloniën, de onderdrukking van seksualiteit en de toekomst die hun ouders voor hen voor ogen hadden. * In de 2e helft van de jaren ’60 waren de universiteitssteden aan beide zijden van de oceaan het toneel van massale demonstraties en soms zeer gewelddadige confrontaties met het gezag. -> In de jaren ’70 werd het rustiger aan de universiteiten, maar daarbuiten bleven tal van actiegroepen actief, bijv. voor vrouwenemancipatie en zorg voor het milieu. Pas na 1980 ebde het protest weg.

10.3.3 Culturele revolutie- Door deze woelige jaren veranderden de economische en politieke orde niet, maar de heersende normen en waarden waren wel ingrijpend gewijzigd; zozeer dat we kunnen spreken van een culturele revolutie. De belangrijkste veranderingen in waarden en normen kunnen we in 3 rubrieken samenvatten:

Een grotere nadruk op gelijke ontplooiingsmogelijkheden van mensen. Een grotere tolerantie ten aanzien van vreemdelingen, afwijkend gedrag en verschillende

vormen van seksualiteit. Een toegenomen zorg om de gebouwde en de natuurlijke omgeving.

-> Het bleef niet bij opvattingen; de ideeën werden ook in de praktijk gebracht.- Ongelijkheden werden minder geaccepteerd, er werd een vrijere en kritischere toon aangeslagen

Page 41: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

jegens politici, de omgang werd informeler en de kledingdracht werd losser (bijv. spijkerbroek). * In deze jaren was rassenongelijkheid een groot thema, vooral in de VS. De zwarte burgerrechtenbeweging richtte zich op het realiseren van de belofte van werkelijke gelijkheid. Het was een harde strijd waarbij veel geweld gepaard ging. Het resultaat was niettemin dat zwarten vanaf de jaren ’60 doordrongen tot belangrijke maatschappelijke posities. * Ook de ondergeschikte positie van vrouwen werd niet langer vanzelfsprekend gevonden. Door de groei van de dienstensector gingen steeds meer vrouwen buitenshuis werken. Vanaf het midden van de jaren ’60 werden wetten aangenomen die vrouwen meer zelfstandigheid toestonden (m.b.t. gelijk inkomen en recht op gezamenlijk bezit in huwelijk). Het vangnet van de sociale wetgeving verminderde de afhankelijkheid van vrouwen. De aspiraties om zich te ontplooien stegen en daarbij stuitten vrouwen op allerlei barrières en vooroordelen. Gemeenschappelijke frustraties hierover leidden aan het eind van de jaren ’60 tot een krachtige herleving van de feministische beweging. -> Tot de doelen die deze beweging met succes nastreefde, behoorde erkenning van het recht op abortus. Vrouwen moesten kunnen beschikken over hun eigen lichaam. De wens tot zelfbeschikking was ook de belangrijkste reden waardoor de anticonceptiepil zo’n groot succes was. De pil vergrootte de vrijheid om seksuele relaties aan te gaan en nog belangrijker was dat gezinsplanning mogelijk werd gemaakt. Ook echtscheiding werd in alle Westerse landen gemakkelijker gemaakt.- Jongeren kregen in deze periode recht op veel dingen die voorheen het voorrecht waren van volwassen getrouwde mensen: seksualiteit, zelf beslissen over aankopen en levensstijl. De belangrijkste politiek-juridische verandering was de verlaging van de stemgerechtigde leeftijd tot 18 jaar. De tolerantie van allerlei vormen van gedrag nam toe. De drijvende kracht was het ideaal van persoonlijke ontplooiing dat meer ruimte kreeg. Het meest opvallend was de toegenomen tolerantie m.b.t. seksuele normen. Er was hang naar meer openheid, oprechtheid en rationele discussies over zaken die altijd als taboe hadden gegolden. De individuele vrijheid nam onmiskenbaar toe. Voor homoseksuelen waren de late jaren ’60 echt een bevrijding. * Een interessant voorbeeld van de nieuwe tolerantie was de zogenaamde antipsychiatrie. Psychische verstoringen werden als sociale constructies gezien. De aanhangers van deze richting redeneerden dat de wereld gekmakend was en dat dat normverbrekend gedrag aanmoedigde. Zij legden grote nadruk op de rol van omgevingsfactoren in de ontwikkeling van de persoonlijkheid.- De nadruk op persoonlijke ontplooiing verklaart ook de neergang van het burgerlijke gezin in deze periode. Levenslange huwelijkstrouw was immers vaak moeilijk te rijmen met veranderlijke individuele gevoelens en wensen. Het huwelijk werd een keuze en het aantal alleenstaanden groeide* Vooral christelijke en conservatieve politici klaagden over verval van het normbesef en het gebrek aan sociale cohesie in de samenleving. Dat was een eenzijdige voorstelling van zaken, want juist de zorg voor de zwakkeren in de samenleving nam in deze jaren toe.- Ook kwam de milieubeweging in deze jaren op. Bewoners van stadswijken sloten zich aaneen om invloed uit te oefenen op nieuwbouwplannen van gemeentebesturen. Deze plannen werden vaak opgesteld door stedenbouwkundigen op basis van economische overwegingen, zonder overleg met de plaatselijke bevolking. Na veel discussie bleven in veel steden historische wijken en gebouwen zo veel mogelijk intact en werden er ‘groenvoorzieningen’ aangelegd. -> Dus ook allerlei vormen van collectieve actie en democratische besluitvorming werden in praktijk gebracht; de jaren ’60 en ’70 waren niet uitsluitend te typeren als individualistisch.

10.3.4 De omwenteling verklaard- De ‘culturele revolutie van de jaren ‘60’ staat voor de verschuiving van een complex geheel van fundamentele opvattingen en houdingen.

Psychologie en welvaart- De materiële basis van het nieuwe leefpatroon was de spectaculaire groei van de welvaart in de Westerse landen in deze periode. Het idee dat iedereen recht had op werk, persoonlijke ontplooiingskansen en steun in tijden van tegenspoed kon worden gerealiseerd. Dat gaf een gevoel van zekerheid en optimisme over de toekomst, waarin de ruimte en het vertrouwen ontstonden voor

Page 42: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

experiment en vernieuwing (bijv. opbloei van klein ondernemerschap). De naoorlogse geboortegolf vormde een enorme afzetmarkt voor commerciële producten. Jongeren werden bestookt met reclame, waarin hun dromen en zorgen over schoonheid, liefde en succes aan producten werd gekoppeld. Zo ontstond er een materiële jeugdcultuur. Aan jeugdigheid werd een glamour verleend als nooit eerder in het verleden. De commercie stimuleerde het idee dat de jeugd de voorhoede van maatschappelijke vernieuwing vormde.

Hoger onderwijs- In alle Europese landen groeide het hoger onderwijs spectaculair; oorzaken:

Na de WO2 werden diploma’s nog belangrijker voor het bereiken van de betere maatschappelijke posities, zodat de vraag ernaar toenam.

Door de toenemende en meer gespreide welvaart konen meer mensen het zich veroorloven hun kinderen een hogere opleiding te laten volgen.

- Gevolgen van de groei van het hoger onderwijs:

Hoger opgeleiden zijn vaak meer geneigd en beter in staat zich een politieke mening te vormen en deel te nemen aan politieke activiteiten.

In de ogen van de hoger opgeleide jongeren verloor de oudere generatie haar vanzelfsprekende intellectuele gezag.

* De kritische houding van een groot deel van deze generatie studenten werd gevoed door het feit dat vrijwel alle toonaangevende intellectuelen uiterst kritische stonden tegenover de Westerse maatschappij.

De transistorradio en de televisie- In de jaren ’50 voltrok zich een tweede radiorevolutie door de komst van de transistor en de batterij (lichter en overal mee naartoe te nemen), waardoor er massaal draagbare transistorradio’s werden aangeschaft. Zijn opmars weerspiegelde en versterkte het proces van individualisering; met het toenemende aanbod van programma’s nam de individuele keuzevrijheid toe. De uitbreiding van het aantal televisiezenders, de videorecorder en de walkman (na 1970) versterkten die ruimte.- De grote opmars van de televisie begon in de jaren ’50. Dat kwam doordat dit medium paste in de al genoemde trend naar verhuiselijking en doordat het een breed scala aan programma’s bood. Door de grote variatie van het programma-aanbod en de lage eisen die het medium aan de kijkers stelde, nam het televisiekijken een steeds groter deel van de vrije tijd in beslag. * In de eerste plaats ondersteunde de televisie de wereldwijde verspreiding van cultuurvormen, en dan vooral de Amerikaanse. Ook werd televisie een onmisbaar hulpmiddel bij verkiezingen en politici gingen meer aandacht besteden aan hun ‘imago’ op het scherm. Aan de andere kant maakte het gezagsdragers kwetsbaar, omdat gestuntel en onzekerheid van politici werden vastgelegd.

Kerken en geloof- De kerken waren geen belangrijke factor in de omwenteling van de jaren ’60, maar waren er vooral het slachtoffer van. Ze verloren verzorgende functies aan de staat, ze verloren intellectueel gezag en het onderging veel concurrentie van de vele nieuwe mogelijkheden van vrijetijdsbesteding. Niettemin bleef kerkgang voor veel mensen een onderdeel van fatsoenlijk leven en verleende de kerk als vanouds troost en wijding op belangrijke momenten in het leven.* Eind jaren ’60 kwam de ontkerkelijking echter in een nieuwe stroomversnelling terecht:

Toenemende geografische mobiliteit. Veel mensen verhuisden naar nieuwe woonwijken waar geen kerkelijke traditie bestond.

De kerk was minder noodzakelijk als sociale gemeenschap. De moderne theologie, bedoeld om het geloof opnieuw te doordenken in het licht van de

eigen tijd, ondermijnde voor veel mensen juist het geloof.

Page 43: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

- De secularisering had echter haar grenzen. In alle Westerse landen bleek onder een klein deel van de bevolking behoefte te bestaan aan een orthodox geloof, en tal van sekten en kerken voorzagen daarin. Daarnaast bleven magische voorstellingen en praktijken voortbestaan; een groot scala aan ‘alternatieve genezers’ had een bloeiende praktijk. Dit lijkt allemaal in strijd met een cultuur waarin de wetenschap gold als de enige vorm van werkelijke kennis en moderne techniek als enige zinnige manier om de wereld naar onze hand te zeggen, maar dat is het niet. De wetenschap had weliswaar veel gezag namens deskundigen, maar het betekende niet dat mensen zich een wetenschappelijke manier van denken eigen hadden gemaakt. Daarnaast had de wetenschap geen antwoorden op belangrijke levensvragen (bijv. zingeving). * Dankzij de moderne communicatiemogelijkheden kwam het religieuze erfgoed van de hele wereld onder ieders handbereik. Het zorgde voor wederopleving van een oude onderstroom in Westerse samenlevingen met bijv. nadruk op intuïtie, overgave aan de natuur en achterdocht jegens techniek. Die onderstroom was in de loop van de eeuwen telkens eer opgedoken als tegenhanger van het rationalistische denken. Gedurende de hele 20e eeuw heeft deze alternatieve stroming bestaan.

Elites- De maatschappelijke vernieuwingen kregen steun van een invloedrijk deel van de maatschappelijke elites (oudere generatie). Natuurlijk bestonden er ook weerstanden tegen de protestbewegingen, maar oudere geleerden vormden vaak een inspiratiebron en docenten liepen vaak ook mee bij demonstraties van studenten. Er was een algemeen besef dat verandering noodzakelijk was. De meer blijvende veranderingen zijn voor een belangrijk deel te danken aan gematigd progressieve ambtenaren en politici (bijv. betere stadsplanning, milieubeleid, sociale wetgeving). -> De bewegingen van de jaren ’60 waren geenszins eenvoudig een opstand van de jeugd tegen de oudere generatie.

10.4 1970-1989- ‘Ontnuchtering’ is de eerste gedachte die opkomt als we de jaren na de culturele omwenteling van de jaren ’60 en vroege jaren ’70 overzien. De economische groei bleek veel kwetsbaarder en minder stuurbaar dan men in de jaren ’50 en ’60 had gedacht. De 2 oliecrises maakten duidelijk hoe afhankelijk de Westerse welvaart was van een stabiele toevoer van energie. De uitdijende verzorgingsstaat werd daardoor nog moeilijker te financieren. Ondanks de onmiskenbare veranderingen in cultuur en moraal hadden de politieke en economische verhoudingen zich gehandhaafd. * De architectuur weerspiegelde op zeer zichtbare wijze de stemming onder de culturele elites. In de loop van de jaren ’60 groeide de onvrede met de moderne bouwstijl; die werd ervaren als kaal en onpersoonlijk. Architecten gingen inspelen op de roep om kleinschaligheid en een speelsere vormgeving. Zij spraken van postmodernisme: de moderne wereld was volgens hen gebaseerd op verscheidenheid en individualiteit. Nieuwe woonwijken en kantoorwijken werden gevarieerder. - Ook in de menswetenschappen ontwikkelde zich een krachtige stroming die zich tooide met de term postmodernisme. Het is het best te begrijpen als een soort voortzetting van de anti-autoritaire bewegingen van de jaren ’60, een intellectueel anarchisme zonder utopie. Uit naam van volledige vrijheid van interpretatie ontkenden zij iedere vorm van objectiviteit. * De milieubeweging groeide uit tot een aantal sterke en deskundige organisaties, die met succes bedrijven en overheden voor de voeten liepen bij projecten die schadelijk waren voor het milieu. In alle Westerse landen werden milieuwetten ingevoerd, en grote bedrijven gingen een duurzaamheidsbeleid voeren. -> Voortzetting van het verzet tegen grote systemen.- Een van de grote vragen waarmee we de nieuwe eeuw zijn ingegaan luidt in hoeverre de technische en maatschappelijke vernieuwing stuurbaar is, en wie zeggenschap zullen hebben over deze ontwikkeling. Het verleden leert dat democratische sturing moeilijk is doordat andere krachten die ontwikkeling beheersen (bijv. kapitalistische expansiedwang, rivaliteit tussen staten).

H.11 OM GELIJKHEID EN BURGERSCHAP: POLITIEK 1914-1989

Page 44: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

11.1 Inleiding: burgerschap- Burgers waren in de 18e eeuw welgestelde mannelijke inwoners van steden. Sinds de Franse Revolutie werd het politieke burgerschap steeds verder uitgebreid. Aanvankelijk was het burgerschap iets dat maatschappelijke elites bezaten. Groepen die van het burgerschap uitgesloten waren, poogden het door vorming van emancipatiebewegingen te verkrijgen. Zij werden geïnspireerd door het gelijkheidsprincipe van de Franse Revolutie. In de 19e eeuw kreeg het burgerschapsidee door de socialistische arbeidersbeweging ook een economische inhoud. Arbeiders moesten niet alleen gelijkelijk meebeslissen over de politieke staat, maar ook over het beheer van de productiemiddelen. Dit economisch burgerschap was echter geen succes. In de 20e eeuw zou ook aan een sociale invulling van het burgerschap gewerkt worden. Dit hield in dat staatsburgers recht hadden op een bepaald bestaansniveau. Dat recht moest worden gegarandeerd door de staat, die naarmate er meer sociale rechten en voorzieningen kwamen een verzorgingsstaat werd.* Het klassieke staatsburgerschap wordt minder exclusief door het Europees burgerschap en het idee van een wereldburgerschap waar steeds meer over gesproken wordt.-> Burgerschap speelt een centrale rol in de geschiedenis van de Westerse samenlevingen. De Westerse burgerschapsopvatting gaat uit van onaantastbare rechten van het individu. De Westerse opvatting voedt in democratische staten tot de dag van vandaag debatten over de relatie van het individu tot zijn medeburgers, tot de gemeenschap en tot de staat.

11.3 De Vrede van Versailles- Duitsland en zijn bondgenoten kregen fikse herstelbetalingen opgelegd, wat tot 1924 voor heel wat spanningen in Europa zorgden, vooral tussen Frankrijk en Duitsland. De vrede van Versailles leidde tevens tot allerlei grenswijzigingen. Duitsland moest Elzas en Lotharingen weer inleveren aan Frankrijk. Ook mocht Duitsland slechts een klein leger behouden. Veel Duitsers spraken van ‘Het Dictaat van Versailles’ en weigerden de vrede te accepteren.* De grenswijzigingen die in Versailles werden vastgesteld, volgden ten dele het principe dat ieder volk recht moest hebben op een eigen natie. Er werden meerdere onafhankelijke staten gevormd, maar sommige van die nieuwe staten waren echter nieuwe samenvoegingen van verschillende volkeren (scheiding van Oostenrijk en Hongarije, maar vorming van Tjecho-Slowakije en Joegoslavië). -> De regelingen van Versailles combineerden dus straf met inwilliging van allerlei 19e-eeuwse nationalistische verlangens. Maar doordat alle staten in Oost-Europa gebiedsaanspraken op elkaar hadden, bleven de relaties tussen deze staten gespannen. De economie van de meest Oost-Europese staten was zwak en daarbij kwam het feit dat allerlei staten veelvolkerenstaten bleven. Dit vormde een handicap bij hun natievorming.- De Vrede van Versailles beëindigde wel de Eerste Wereldoorlog, maar niet de kracht van het nationalisme (principe van zelfbeschikking van ieder volk). De oprichting van de Volkenbond moest internationale conflicten voorkomen en voor collectieve veiligheid zorgen. Maar de Volkenbond zou nooit de rol spelen die hem was toebedacht. De VS weigerden lid te worden vanwege hun isolationistische politiek. De leiders van Engeland en Frankrijk waren niet van plan macht aan dit lichaam af te staan en de oude vijanden van de Entente en de SU mochten geen lid worden. Het handvest van de Volkenbond bepaalde bovendien dat elk besluit om handelend op te treden in unanimiteit genomen moest worden. Toch is de Volkenbond in de jaren ’20 niet helemaal zinloos geweest. Sommige internationale organisaties die ermee verbonden waren (bijv. ILO) waren succesvol en ook de Volkenbond zelf had wel succesjes.

11.4 Het algemeen kiesrecht en zijn repercussies- Een aantal Westerse staten kende reeds een of andere vorm van algemeen kiesrecht, maar pas na de Eerste Wereldoorlog werd het voor mannen en later ook vrouwen ingevoerd. Het districtenstelsel werd in een aantal staten vervangen door en stelsel van evenredige vertegenwoordiging. - De invoering van het algemeen kiesrecht had belangrijke gevolgen. Het betekende een radicale breuk met de traditie in het politieke leven. De massa was een politieke macht geworden. Algemeen

Page 45: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

kiesrecht vergrootte gelijkheid in politieke rechten, maar botste als tevoren met de economische, sociale en culturele ongelijkheid in de samenleving. Politici moesten voortaan meer bij de massa in de smaak zien te vallen, de massa kon de macht krijgen en dat kon de hele politieke cultuur in de war sturen. Ideeën zouden niet de doorslag geven, maar de vervoering van het volk. De socialisten liepen daarbij voorop. * De golf van revoluties die over Europa was gespoeld, toonde de traditionele elites hoe reëel de socialistische dreiging was. Het algemeen kiesrecht versterkte een al langer bestaande angst voor de massa. Middelen die het gevaar van de massa konden wegnemen:

De regering moest in handen komen van lieden die daarvoor de nodige kwalificaties hadden (=technocratische oplossing).

De massa tevreden houden door een geheel van sociale voorzieningen en door massaorganisaties zoals de vakbeweging een rol geven in besluitvormingsprocessen. -> De traditionele elites en de werkgevers zagen dit uiteraard liever niet gebeuren.

Vervolging van socialisten en linkse radicalen. Inzetten van sterkere selectie-instrumenten bij verkiezingen voor vertegenwoordigende

lichamen. Door geschikte kandidaten te selecteren voor kieslijsten, zorgden de politieke partijen ervoor dat de door de elites gevreesde verloedering van vertegenwoordigende lichamen en landelijke politiek zoveel mogelijk uitbleef.

Fysieke dwang. Dat werd vooral de methode van populistische en van rechts-autoritaire, fascistische en nazistische bewegingen.

-> Het leek het beste om de massa in bedwang te houden door haar te omgeven met een netwerk van organisaties. Op die manier behield je als democratische politieke beweging aanhang in het kiezersvolk. Vooral de socialisten vergrootten hun inspanningen om de massa op te voeden voor de nieuwe verantwoordelijkheden in de samenleving. In allerlei landen ontstond in de jaren ’20 een enthousiaste sociaaldemocratische cultuurbeweging die een breed scala aan culturele activiteiten ontplooide. Op die manier trachtten de socialisten hun achterban op te voeden, aan zich te binden en tegelijkertijd nieuwe leden te winnen. Hun voorbeeld werd door andere organisaties gevolgd, en werden er zuilen gevormd. Door het algemeen kiesrecht werd verzuiling veel sterker een instrument van politieke beheersing.* Vooral in Midden- en West-Europa verzuilde de samenleving op deze wijze en in de VS amper. Belangrijke doelen van verzuiling waren het verkrijgen van politieke macht om via staatsorganen invloed op de samenleving uit te oefenen, en om de achterban te beschermen en te controleren. In de VS was de staat veel minder ontwikkeld en bleef het politieke leven i.v.m. Europa zwak en was het mobiliseren van een politieke achterban minder belangrijk. Doordat de Amerikaanse bevolking grotendeels bestond uit migranten, speelde individueel succes er een grote rol en dat verhoudt zich niet goed met controle en bescherming van bovenaf.

* Door de verzuilende activiteiten en door het feit dat de massa veel makker bleek dan gevreesd, leverde het algemeen kiesrecht in de meeste Europese staten geen politieke aardverschuiving op. De liberalen verloren echter wel veel politiek terrein.

11.5 Fascisme in Italië (1922), nationaalsocialisme in Duitsland (1933), fascistische en nazistische bewegingen elders in Europa.

Italië- In de jonge natiestaat Italië waren politieke instellingen en democratische besluitvorming aan het eind van de WO1 nog weinig ontwikkeld; de economische eenwording was in Italië nog amper begonnen. Tijdens de WO1 hadden veel Italianen de dood gevonden en dat maakte de ontevredenheid onder de Italiaanse nationalisten groot. Bij die ontevredenheid voegde zich de revolutionaire onrust van de ‘rode jaren’ waarbij kleine radicale strijdgroepen optraden. Mussolini keerde zich tegen de socialistische partij en raakte meer en meer ervan overtuigd dat alleen een

Page 46: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

dictator Italië zou kunnen redden.- Als hun verdedigers wonnen de fascisten aan sympathie bij de bezittende klassen. In 1922 liet hij zijn zwartgeklede volgelingen uit alle windstreken naar Rome trekken om de macht te grijpen. Mussolini’s bewind kreeg een schijn van democratische basis door na allerlei manipulaties in 1924 de verkiezingen te winnen. Politieke tegenstanders verlieten geïntimideerd het land, werden in de gevangenis gezet of vermoord.* Mussolini sprak velen buiten Italië aan, die de angst voor de massa deelden. Duidelijkheid en orde waren in de plaats gekomen van politiek gekibbel en staatsondermijnend socialistisch activisme. De stijl van zijn autoritaire leiderschap riep bewondering op bij leiders van verwante stromingen, zoals Hitler in Duitsland.

Duitsland- Midden in de wanordelijke tijden van revolutie en contrarevolutie die Duitsland na de oorlog beleefde, begon hij met een paar gelijkgestemden een nieuwe politieke maatschappij, die de NSDAP werd. De partij was fel antisocialistisch, anti-marxistisch, antisemitisch en nationalistisch. Geïnspireerd door de gedurfde machtsgreep van Mussolini pleegde Hitler in 1923 ook een coup, maar die mislukte en bracht hem een tijd in de gevangenis. * De populariteit van de nationaalsocialisten was na de coup omgekeerd evenredig aan de economische conjunctuur in Duitsland. Wanneer de economie instortte (1928) kreeg de NSDAP meer aanhang. Hitler mocht graag hameren op het verraad dat de sociaaldemocraten jegens Duitsland hadden gepleegd. Hij zag in dat verraad een joods complot en mobiliseerde daarmee antisemitische gevoelens. De ondergang van Duitsland als wereldmacht, veroorzaakt door sociaaldemocraten, Joden en morele slapheid was het thema waarmee Hitler’s partij probeerde te scoren.

- De Duitse nazipartij en de Italiaanse fascistische beweging waren niet de enige rechts-autoritaire bewegingen in Europa en de VS. Gemeenschappelijke karakteristieken:

Ze waren zeer nationalistisch, antisocialistisch en haatgevoelens t.o.v. intens rijke lieden. Ze waren antidemocratisch en autoritair ingesteld. Ze hadden een grote hang naar leiderscultus: de leider was de charismatische ziener die

onvoorwaardelijk gevolgd moest worden. Ze hadden een uitgesproken militaristisch karakter. Uniformen en marcheren drukten

collectieve vastberadenheid uit, en gebruik van geweld vastheid van wil. Bij sommige rechts-autoritaire bewegingen kwam er christelijke inspiratie naar voren.

* De Italiaanse fascisten en Duitse nazi’s deden hun uiterste best de meest moderne uitgangsvormen voor hun beweging te vinden (zoals propaganda, massabijeenkomsten, symbolentaal).

11.6 Totalitaire dictaturen- Eenmaal aan de macht maakten Stalin, Mussolini en Hitler korte metten met niet door de partij of staat beheerste activiteiten in de samenleving. Hun partij- en staatsdictatuur probeerde de hele samenleving zo minutieus mogelijk naar de hand te zetten. Er ontstond een partijdictatuur waarin de leider grote macht had. Macht oefende de partijdictatuur uit via eigen organen en via de staat. Het doel van de totalitaire staat was herstel van nationale grootheid en teengaan van welke degeneratie dan ook. Het aantal slachtoffers dat gemaakt werd steeg tot waanzinnige hoogte. De bureaucratisering hielp bij dat moordproces, doordat zij met de uitvoeringstaken ook de verantwoordelijkheid opdeelde.

11.7 Internationale betrekkingen, Volkenbond en Spaanse burgeroorlog- Cordon Sanitaire = Frankrijk poogde in Oost- en Zuid-Europa vrienden te maken om Duitsland met Fransgezinde staten te omringen. Al snel vormden deze staten echter eerder een veiligheidsketen

Page 47: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

tegen de SU. -> In feite keerde de internationale politieke spanning van voor de oorlog terug.- Aanvankelijk domineerde de spanning tussen Frankrijk en Duitsland de Europese politiek (herstelbetalingen, bezetting Ruhrgebied). De betrekkingen verbeterden pas door het Dawesplan en doordat er staatslieden aan het roer stonden die veel belang hechtten aan een normalisatie van betrekkingen. Terwijl economisch het nationalisme krachtig bleef, werd er gepoogd het politieke en militaire gevaar ervan in te dammen.- Al dit politiek optimisme werd wreed verstoord door de crisis van 1929 en de gevolgen die deze had voor Duitsland, Italië en Japan. Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam wilde hij niets liever dan het ‘Dictaat van Versailles’ ongedaan maken. * Appeasement-politiek: tegemoetkomen in de intenties van Hitler om een nieuwe oorlog te voorkomen (is aangemerkt als een van de oorzaken voor de WO2).* De Volkenbond greep niet in bij de expansiedrang van en bezetting door landen. Hieruit bleek de zwakte van de organisatie.

11.8 De Tweede Wereldoorlog, 1939-1945- De WO2 begon met de inval van Hitler in Polen in 1939. Pas in april 1940 besloot Hitler staten in het westen aan te vallen en in korte tijd bezetten Duitse troepen grote delen van West-Europa. In het voorjaar van 1941 werd een aanval op Rusland gepland, maar de opmars in Rusland liep vast. In Azië was Japan hard op weg een flink deel van Azië onder controle te krijgen. * Engeland was niet bezet, maar militair zeer verzwakt. De enige hoop kon voor de Westerse democratieën komen van de VS. Deze werden na de aanval op Pearl Harbor betrokken bij de oorlog en voelden zich verantwoordelijk om de opmars van dictatoriale regimes tegen te houden en te strijden voor vrijheid en democratie. De VS maakten het mogelijk een toenemende hoeveelheid oorlogsmaterieel tegen de As-mogendheden in te zetten. Uiteindelijk gaf dit de doorslag in de oorlog.* Voor het eerst in de geschiedenis van oorlogvoering werd militaire terreur stelselmatig tegen de burgerbevolking ingezet.- Bombardementen op steden waren tamelijk grove oorlogsmiddelen. Veel meer overleg en organisatie stopten de nazi’s in het uitroeien van de Joden, zigeuners en homoseksuelen. Aanvankelijk waren de gevangenen in concentratiekampen politieke tegenstanders, maar later werden ze voornamelijk voor de vervolging van Joden gebruikt. Vanaf 1942 werd de Jodenvervolging intenser, omdat Joden vanuit alle bezette gebieden stelselmatig naar kampen werden gevoerd om daar ter dood gebracht te worden. * Na de oorlog veroordeelden nieuwe conventies misdaden zoals de vernietiging van Joden, zigeuners en homoseksuelen als misdaden tegen de menselijkheid. Zo werd een nieuwe categorie misdaden onderdeel van het internationaal recht.* Naast het groot menselijk leed, hebben de oorlogshandelingen ook enorm veel productiecapaciteit vernietigd.

11.9 Het begin van de Koude Oorlog- De oorlog maakte de Amerikanen in een klap duidelijk dat het niet meer in hun belang was om zich af te zonderen van de wereld. Al voor de Amerikaanse deelname aan de oorlog waren plannen gemaakt voor de wereld na de oorlog. * Atlantic Charter: afspraak tussen de Engelse premier en Amerikaanse president dat geen van beide staten uit was op verovering en dat gebiedsveranderingen alleen met toestemming van de betrokken volkeren mocht plaatsvinden. Ieder volk zou zijn eigen regeringsvorm mogen kiezen en ieder volk zou autonoom moeten zijn. Dat betekende dat het met de koloniën na de oorlog gedaan was en dat deze landen voortaan open moesten staan voor handel met andere landen dan het moederland. Het Charter is belangrijk omdat het enerzijds iets van de idealen toont waarvoor de Westerse mogendheden streden en anderzijds een onderdeel werd aan de oproep om de VN te stichten.- Zodra de VS deelnamen aan de oorlog ontstond een alliantie tussen hen en Engeland enerzijds en de SU anderzijds. Aan het einde van de oorlog kwam Frankrijk daarbij. De SU deed zodoende me aan de besprekingen over de nieuwe wereldordening na de vernietiging van het nazisme. Op een drietal

Page 48: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

conferenties werden hierover fundamentele besluiten genomen (over economische, geografische en machtspolitieke kwesties). De toekomstige indeling van Europa nam de eerste plaats in. Stalin wilde de Cordon Sanitaire niet meer terugzien; Rusland moest voortaan omringd worden door bevriende naties. Hij wilde een duidelijke stap zetten naar verder herstel van het oude Russische rijk. * Op de Jalta-conferentie werden de laatste besluiten hierover genomen en kwam vast te staan hoe Duitsland bezet en bestuurd zou gaan worden. Stalin kon inmiddels het een en ander eisen, omdat het Russische leger Duitsland had teruggedrongen. In Potsdam kregen afspraken over Duitsland hun definitieve vorm. Het lukte de Westerse mogendheden niet om veel invloed op de zaken in Oost-Europa te krijgen. Ongemerkt was tijdens de besprekingen op de grote oorlogsconferenties bij de westerse staten de achterdocht jegens Stalin toegenomen. Een sfeer ontstond waarin de Westelijke geallieerden hun bondgenoot uit het oosten zoveel mogelijk buiten de deur wilden houden en omgekeerd. De Westelijke staten noch de SU wilden invloed van de andere zijde in hun bezet gebied.- In alle Oost-Europese landen verschenen regeringen waar communisten de sleutelposities kregen. Op die manier beheersten zij de politiediensten en leidden zij zuiveringsprocessen in het overheidsapparaat. Een ander onderdeel van de communistische strategie was om de andere partijen langzaam maar zeker krachteloos te maken. Eind 1948 waren in alle Oost-Europese staten communistische regeringen aan de macht. Dat de communisten in Oost-Europa de macht overnamen was een reactie op het Marshallplan, dat niet los stond van anticommunistische overwegingen. * In maart 1947 had Truman voort de Trumandoctrine of containment-policy afgekondigd: landen die nog niet tot de machtssfeer van de SU behoorden, dienden daarvan gevrijwaard te blijven.-> De Koude Oorlog was begonnen.

11.13 De verzorgingsstaat 1945-1991- Verschillende methoden werden tijdens de Koude Oorlog gevolgd om de aanhankelijkheid van de bevolking aan het eigen systeem te behouden (zoals propaganda via radio, tv en films). Tegenover een zorgvuldig gecreëerd beeld van onderdrukking en vervolging in een armoedige SU benadrukte de Amerikaanse culturele export de vrijheid, jeugd, toekomst en welvaart van het Amerikaanse kapitalisme. * Het sterkste argument dat de Russische leiders hun bevolking tegen de verlokkingen van het kapitalisme konden voorhouden, was dat de Amerikaanse vrijheid en welstand slechts voor mensen bedoeld waren die het zich konden veroorloven en niet voor de gewone Amerikaanse man. In de SU bestond daarentegen sociale zekerheid voor allen, gelijke medische zorg en met hard werken ook meer welvaart voor iedereen. * Het sterkste argument in het Westen tegen het communisme was dat het kapitalisme vrijheid en welvaart mogelijk maakte en dat dankzij de verzorgingsstaat die welvaart voor ieder gegarandeerd was. Het sociaal burgerschap zou verwezenlijkt worden doordat elke burger een minimum aan sociale rechten zou krijgen.

- Na 1950 werd de verzorgingsstaat in de West- en Noord-Europese samenlevingen enorm uitgebreid. Een belangrijke voorwaarde daarvoor was de aanvaarding in die landen van de Keynesiaanse politiek, dus van het maken van staatsschulden om crisis te bestrijden. Een andere voorwaarde was het nastreven van economische groei: slechts toenemende welvaart maakte uitbreiding van de verzorgingsstaat mogelijk. Door toename en verbetering van het aantal voorzieningen stegen de uitgaven voor de verzorgingsstaat enorm. * De VS hadden de minst ontwikkelde verzorgingsstaat. Het duurde tot het midden van de jaren ’60 dat president Johnson een groot plan ontwikkelde om de armoede te bestrijden. Dit plan maakte onderdeel uit van zijn streven om de gelijkheid in de VS te vergroten. In Johnsons great society moest ieder een maximum aan vrijheid en welvaart kunnen bemachtigen. Ook voerde hij een wet in die de rassendiscriminatie beëindigde.- Het pakket verzorgingsstaatsregelingen was in Europa breder en anders samengesteld. De opkomst van fascistische, nazistische en communistische bewegingen werd met de geweldige werkloosheid van die jaren verbonden. Er was dus reden genoeg om na de oorlog de werkloosheidsregelingen

Page 49: apollowageningen.files.wordpress.com file · Web viewSAMENVATTING VRIJHEID EN REDE: MAATSCHAPPELIJKE TRANSITIES IN HISTORISCH PERSPECTIEFH.1 INLEIDING1.1 Thema en vraagstelling- Het

verder uit te breiden. Dat had een macro-economische Keynesiaanse rechtvaardiging, aangezien hooghouden van koopkracht het vermogen van een economie om uit een crisis te komen versterkt. De nieuwe regelingen waren ook een uiting van een nieuw sociaal rechtsbesef: wie buiten zijn of haar schuld zonder werk geraakte, had het niet verdiend tot armoede te vervallen.- De verzorgingsstaat bevorderde technocratiseringstendensen en breidde het inmenging van de staat in het leven van particulieren enorm uit. Aan het eind van de jaren ’70 kwam de verzorgingsstaat onder invloed van de ingetreden recessie en toenemende mondialisering van de economie in de knel. De Keynesiaanse principes hadden overal tot oplopende begrotingstekorten en hogere inflatiecijfers geleid. De oude politiek die hoorde bij de vrije markt onder de gouden standaard drong zich op en oude critici van Keynes kregen weer gehoor bij politici, vooral in de VS en Engeland (monetaristische economen). Privatisering stond eind jaren ’80 en begin jaren ’90 hoog op de agenda. Daarna verloren de monetaristen aan gezag, omdat bleek dat de economie zich veel minder goed herstelde dan zij voorspeld hadden en geprivatiseerde diensten slechtere kwaliteit voor een hogere prijs leverden. - Het is inmiddels gebleken dat de rijke Westerse landen voor een aantal taken staan waar de gemeenschap gezamenlijk dient op te treden en die dus niet aan geprivatiseerde ondernemingen kunnen worden overgelaten (-> publieke diensten, vormgeving van multiculturele samenleving).