2018 kwaliteitshandboek kcbi met bijlagen[3]€¦ · 1 hbo-raad (2010) gedragscode voor ......

71
Rotterdam, 2018

Upload: others

Post on 11-Feb-2021

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

  • Rotterdam, 2018

  • Inhoudsopgave 2. Inleiding .................................................................................................................................................2

    1.1 ........................................................................................................................... Aanleiding

    2

    1.2 ................................. Gedragscodes voor praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek

    2

    1.3 ............................................................................................................. Onderzoekambitie

    5

    1.4 .................................................................. Doel en naleving van dit kwaliteitshandboek

    6 3. Voorfase van het onderzoek ..................................................................................................................8

    2.1 Definitie van een onderzoeksproject......................................................................... 8

    2.2 Vraagarticulatie ........................................................................................................ 8

    2.4 Onderzoeksplan ....................................................................................................... 9

    2.5 Budget, interne samenwerking en informed consent ................................................ 9

    2.6 Digitale werkomgeving ........................................................................................... 10 3. Gegevensverzameling ................................................................................................................................ 11

    3.1 Bescherming van privacy ....................................................................................... 11

    3.2 Onderzoeksmethoden ............................................................................................ 12

    3.3 Gebruik logboek en invoer van gegevens............................................................... 14 4. Verwerking van onderzoeksgegevens .................................................................................................. 15

    4.1 Analyseplan ........................................................................................................... 15

    4.2 Controleren en schonen van gegevens .................................................................. 16

    4.3 Uitvoering van de analyses .................................................................................... 16

    4.4 Interpretatie van de resultaten van de analyses ..................................................... 16 5 Rapporteren van de onderzoeksresultaten .......................................................................................... 18

    5.1 Rapportages voor opdrachtgevers en subsidieverstrekkers ................................... 18

    5.2 Publicaties en presentaties .................................................................................... 18

    5.3 Communicatie en omgaan met de pers .................................................................. 18 6 Opslag van onderzoeksdata ................................................................................................................. 20

    6.1 Welke onderzoeksdata moeten worden bewaard? ................................................. 20

    6.2 Hoe worden de onderzoeksdata binnen het KCBI opgeslagen? ............................. 20

    6.3 Bevoegdheden en verantwoordelijkheden .............................................................. 22 7 Overige kwaliteitsaspecten van het kenniscentrum ............................................................................. 23

    7.1 Privacy ................................................................................................................... 23

    7.2 Vertrouwenspersoon .............................................................................................. 24

  • 7.3 Onafhankelijkheid van onderzoek .......................................................................... 24

    7.4 Plannen en bijsturen .............................................................................................. 24

    7.5 Output en impact .................................................................................................... 26

    7.6 Professionalisering van medewerkers .................................................................... 27

    7.7 Samenwerking onderwijsinstituten ......................................................................... 27

    7.8 Stakeholders .......................................................................................................... 28

    7.9 Project reviews ....................................................................................................... 29

    7.10 .......................................... Disseminatie onderzoeksresultaten binnen de hogeschool

    29

    7.11Evaluaties ............................................................................................................ 30

    7.12 .................................................................................. Werkruimte en werkvoorzieningen

    30

    7.13 ........................................................................................... Bereikbaarheid en ontvangst

    30 Bijlagen

  • 2. Inleiding

    1.1 Aanleiding Hogescholen verrichten praktijkgericht onderzoek: onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt

    aan de verbetering en innovatie van die beroepspraktijk. Deze taak is wettelijk vastgelegd (artikel 1.3.2. Wet op

    het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek). Inmiddels zijn initiatieven genomen om onderzoek te

    verankeren in de hogescholen en om de kwaliteit te verhogen en te borgen. Sinds 2010 bestaat de Gedragscode

    voor het voorbereiden en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek1 waarin gewenst gedrag van onderzoekers,

    docenten en studenten van hogescholen bij het uitvoeren van onderzoek wordt beschreven. Dit gewenste gedrag

    draagt uiteindelijk bij aan een hogere kwaliteit van het eindproduct.

    Kwaliteit van onderzoek en integriteit van onderzoekers staat sterk in de belangstelling. Met dit

    kwaliteitshandboek beogen we de onderzoekcultuur binnen Kenniscentrum Business Innovation (KCBI) te

    verbeteren, meer aandacht te creëren voor wetenschappelijke integriteit en kwaliteitsstandaarden in ons

    onderzoek en de infrastructuur voor kwaliteitsborging van het onderzoek te versterken. Wij hebben gebruik

    gemaakt van het kwaliteitshandboek dat in 2015 door Kenniscentrum Zorginnovatie is geschreven; wij hebben het

    aangescherpt en toegesneden naar onze praktijk en context.

    Dit handboek is opgebouwd langs de fases van een onderzoeksproject (zie hieronder). Daarna is een hoofdstuk

    met overige aspecten van kwaliteit bij het kenniscentrum opgenomen.

    1. Voorfase van het onderzoek

    2. Gegevensverzameling

    3. Analyse van de gegevens

    4. Rapporteren van de analyses/ communicatie

    5. Opslag en beheer van gegevens

    6. Overige kwaliteitsaspecten van het kenniscentrum

    Het vervolg van deze inleiding geeft een toelichting op bestaande gedragscodes voor (praktijkgericht)

    wetenschappelijk onderzoek (zie § 1.2), onze onderzoekambities (§ 1.3) en het doel, de naleving en de

    implementatie van dit kwaliteitshandboek (§ 1.4).

    1.2 Gedragscodes voor praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek

    Gedragscode praktijkgericht onderzoek (onderzoek in hbo)

    1 HBO-Raad (2010) Gedragscode voor het voorbereiden en uitvoeren van praktijkgericht onderzoek binnen het hbo.

  • Onderzoek aan de hogescholen is methodologisch verantwoord en daarnaast gebonden aan de toepassingscontext.

    Dit betekent dat bij beoordeling van het onderzoek zowel wetenschappelijke criteria als criteria uit de

    beroepspraktijk een rol spelen. De nieuwe kennis moet niet alleen wetenschappelijk geldig en betrouwbaar zijn,

    maar ook maatschappelijk valide.

    De Gedragscode voor praktijkgericht onderzoek beschrijft gewenst gedrag bij het uitvoeren van de ‘taak’

    onderzoeken. De gedragscode legt vast wat verantwoord onderzoeken inhoudt en wat dit betekent voor het

    handelen van de onderzoeker. De gedragscode bestaat uit vijf regels:

    1. Onderzoekers aan het hbo dienen het professionele en maatschappelijke belang: zij leveren een bijdrage aan het beroepenveld en zetten zich in voor het publieke belang. Zij richten zich op relevante thema’s en

    problemen uit de beroepspraktijk en op creatieve, innovatieve en toepasbare oplossingen. Ze leveren een

    bijdrage aan kennis- en theorieontwikkeling, stimuleren kenniscirculatie naar praktijk en onderwijs en

    streven ernaar resultaten toegankelijk te maken volgens de principes van Open Access.

    2. Onderzoekers aan het hbo zijn respectvol: zij houden rekening met rechten, belangen, privacy, opvattingen,

    theorieën en methoden van betrokkenen en van collega-onderzoekers. Ze leven de regelgeving en

    protocollen na die in het vakgebied gelden voor het doen van onderzoek. Als onderzoek met mensen enig

    risico oplevert, moet het belang van het onderzoek dat risico rechtvaardigen.

    3. Onderzoekers aan het hbo zijn zorgvuldig; zij nemen meerdere wetenschapsopvattingen en vormen van onderzoek in overweging. Dat geldt ook voor onderzoeksmethoden, methodologische regels alsook

    onderzoeks- en beroepsethiek van het vakgebied. Ze maken gebruik van kennis uit praktijk en wetenschap.

    Zij rapporteren juist, compleet, nauwkeurig en navolgbaar. Zij gaan zorgvuldig om met het bewaren van

    data en zorgen dat de intellectuele eigendomsrechten van data, resultaten en innovaties goed zijn geregeld.

    4. Onderzoekers aan het hbo zijn integer: zij zijn kritisch ten aanzien van in de praktijk gehanteerde

    opvattingen en probleemdefinities, onafhankelijk in hun methodische keuzes en eerlijk over de bronnen

    die ze gebruiken. Ze zijn aanspreekbaar op hun gedrag tijdens het uitvoeren van onderzoek, autonoom in

    hun analyses en onpartijdig in hun rapportages.

    5. Onderzoekers aan het hbo verantwoorden hun keuzes en gedrag. Zij verantwoorden zich over de relevantie

    van het gekozen thema, de keuze van het onderzoeksontwerp en gehanteerde methoden en de

    beperkingen daarvan, de zorgvuldigheid van de uitvoering, de onderbouwing van de conclusies, de

    gehanteerde bronnen, de implementatie in de praktijk alsmede de doorwerking in het onderwijs

    Binnen Kenniscentrum Business Innovation is de Gedragscode Praktijkgericht Onderzoek tenminste één maal per

    jaar onderwerp van bespreking en hebben alle afstudeerstudenten en medewerkers, zowel hen die bij het

    kenniscentrum in dienst zijn als zij die gedetacheerd zijn, de code getekend.

    Gedragscode wetenschapsbeoefening (VSNU)

  • Ook op universiteiten is er meer aandacht voor het borgen van kwaliteit en standaarden voor wetenschappelijke

    grondigheid. De Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening 2 kent de volgende uitgangspunten voor

    integere wetenschapsbeoefening:

    (1) Eerlijkheid

    Eerlijkheid houdt in dat men geen ongefundeerde claims doet, dat men over het onderzoeksproces correct

    rapporteert, dat men data of bronnen niet verzint of vervalst, dat men alternatieve visies en tegenargumenten

    serieus neemt, dat men open is over onzekerheidsmarges, en dat men resultaten niet mooier voorstelt dan ze zijn.

    (2) Zorgvuldigheid

    Zorgvuldigheid houdt in dat men in de discipline of het onderzoeksgebied als standaard geldende, of tenminste

    verdedigbare, methoden gebruikt en optimale precisie betracht bij de uitvoering en verslaglegging van het

    onderzoek.

    (3) Transparantie

    Transparantie houdt in dat het voor anderen helder is op welke gegevens men zich heeft gebaseerd, hoe deze zijn

    verkregen, welke resultaten men heeft bereikt en langs welke weg, en wat de rol van externe belanghebbenden is

    geweest. Als delen van het onderzoek of van de data niet toegankelijk kunnen worden gemaakt, dienen daarvoor

    steekhoudende redenen gegeven te worden. Repliceerbaarheid of controleerbaarheid van alle stappen van het

    onderzoeksproces is in veel disciplines en onderzoekscontexten een vereiste. In elk geval dienen alle stappen in de

    argumentatie te volgen te zijn.

    (4) Onafhankelijkheid

    Onafhankelijkheid houdt in dat men zich bij de beoordeling van de data, in de keuze van de methode en in de

    weging van alternatieve verklaringen, maar ook bij het beoordelen van onderzoek of onderzoeksvoorstellen van

    anderen, niet laat beïnvloeden door buiten-wetenschappelijke overwegingen (bijvoorbeeld overwegingen van

    commerciële, politieke, levensbeschouwelijke of persoonlijke aard). Onafhankelijkheid omvat daarmee ook

    onpartijdigheid. Het principe van onafhankelijkheid zoals hier beschreven betreft de werkwijze van de onderzoeker.

    Volledige onafhankelijkheid bij de keuze van het onderzoeksobject en de onderzoeksvraag is niet altijd mogelijk,

    nodig, of wenselijk.

    (5) Verantwoordelijkheid

    Verantwoordelijkheid houdt in dat men zich rekenschap geeft van het feit dat men als onderzoeker niet in

    isolement opereert, en daarom rekening houdt met de legitieme belangen van bij het onderzoek betrokken

    proefpersonen of proefdieren, eventuele opdrachtgevers, de omgeving, cultuur, wetenschap en samenleving.

    Beide gedragscodes komen grotendeels overeen maar er zijn ook accentverschillen. Beide benadrukken integriteit

    en transparantie. In de gedragscode van HBO-Raad krijgt de praktijkrelevantie meer nadruk (dienen van

    maatschappelijk belang) terwijl de VSNU-gedragscode juist meer nadruk legt op onafhankelijkheid en

    onpartijdigheid. Elementen uit beide notities gebruikt in dit kwaliteitshandboek.

    2 VSNU (VSNU 2004, herziening 2012 en 2014). Nederlandse Gedragscode Wetenschapsbeoefening. Voor de gedragscodes van de VSNU (incl. de code wetenschappelijke integriteit): http://www.vsnu.nl/gedragscodes.

  • 1.3 Onderzoekambitie De hogeschool heeft haar visie op onderzoek neergelegd in de notitie Praktijkgericht Onderzoek bij Hogeschool

    Rotterdam3. Hierin staat dat kwalitatief hoogwaardig praktijkgericht onderzoek van cruciaal belang is voor het

    verhogen van de kwaliteit van de opleidingen, professionalisering van de staf en het genereren van innovatieve

    oplossingen voor regionale vraagstukken. Het verwerven van kennis en het toepassen daarvan in de praktijk draagt

    bij aan het verbeteren en vernieuwen van zowel de opleiding als de beroepspraktijk. Het praktijkgerichte

    onderzoek aan HR is methodisch grondig en is ingebed in samenwerkingsverbanden van opleidingen, kenniscentra

    en beroepspraktijk. Om die verbinding goed vorm te geven stelt Hogeschool Rotterdam (HR) dat lectoren bij

    voorkeur ook werkzaam zijn in de beroepspraktijk. Bovendien verwacht de hogeschool dat de inhoud van een

    onderzoekslijn een belangrijk maatschappelijk en/of beroepspraktijk gerelateerd thema betreft. De hogeschool

    heeft haar strategische onderzoeksagenda geclusterd rond vijf kenniscentra; naast Kenniscentrum Business

    Innovation zijn dat het Kenniscentrum Zorginnovatie, Creating 010, Duurzame Havenstad en Talentontwikkeling.

    Ondernemerschap staat in Nederland sterk in de belangstelling. Voor de toekomstige welvaart zijn nieuwe

    ondernemers nodig, die in kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen zoals robotisering, circulariteit en

    digitalisering. Bovendien is er meer dynamiek gewenst in het bestaande mkb: uit recent onderzoek van de OECD

    blijkt dat het Nederlandse mkb zeer laag scoort waar het gaat om vernieuwing en groei4. Daarbij komt dat de

    Metropoolregio Rotterdam Den Haag in transitie is naar de ‘Next Economy’5. Dit alles vraagt om nieuwe kennis om

    de ontwikkeling van nieuwe innovatieve ondernemers te bevorderen en innovatie binnen bestaande

    ondernemingen te ondersteunen.

    Kenniscentrum Business Innovation is ontstaan in 2011. De focus heeft in eerste instantie sterk gelegen op kennis

    om ‘innovatief ondernemerschap’ te ondersteunen. De missie van Kenniscentrum Business Innovation van

    Hogeschool Rotterdam is het verhogen van de concurrentiekracht van het mkb in de regio Rotterdam door de

    opleidingen in het economische domein van de hogeschool te voorzien van adequate en actuele kennis over

    vraagstukken betreffende de ontwikkeling van ondernemers en ondernemingen en deze kennis aan te reiken aan

    ondernemers en in co-creatie met hen naar de praktijk te vertalen. De missie zelf is steeds gelijk geweest, wel is

    sinds 2017 meer focus op de transitie in het bestaande mkb komen te liggen. Vanuit de missie dragen wij bij aan

    toekomstgericht hoger economisch onderwijs en versterking van de regionale economie. Wij richten ons op drie

    transitiegebieden: circular economy, digital economy en start-up economy.

    3 Praktijkgericht Onderzoek bij Hogeschool Rotterdam, oktober 2014:

    http://hint.hro.nl/PageFiles/259920/Visie%20en%20beleid%20praktijkgericht%20onderzoek.pdf en

    https://www.youtube.com/watch?v=9NAs2AyXYoE. Bijgesteld en opnieuw vastgesteld juni 2015. 4 OECD (2016), OECD Territorial Reviews: The Metropolitan Region of Rotterdam-The Hague, Netherlands, OECD Publishing, Paris 5 Roadmap Next Economy, Metropoolregio Rotterdam Den Haag, juni 2016

  • Kenniscentrum Business Innovation heeft drie doelstellingen. Ten eerste willen wij een partner van de

    onderwijsinstituten zijn en met onze projecten op de actuele en innovatieve thema’s het onderwijs verrijken en

    toekomstbestendig maken. Ons onderzoek is ingebed in minors, keuzevakken en afstudeerprojecten. Ten tweede

    willen wij nieuwe kennis over vraagstukken bij mkb bedrijven ontwikkelen en erkend worden als kennisinstituut.

    Ten derde willen wij een actieve actor in de ‘triple helix’ in de regio zijn en ondernemers en beleidsmedewerkers

    handvatten aanreiken om het functioneren van mkb bedrijven te verbeteren.

    1.4 Doel en naleving van dit kwaliteitshandboek Het kwaliteitshandboek beoogt voorwaarden te scheppen opdat:

    • de onderzoeksmatige kwaliteiten van onderzoekers binnen Kenniscentrum Business Innovation

    optimaal kunnen worden ontplooid;

    • de kwaliteit van het onderzoek uitgevoerd binnen het kenniscentrum is geborgd volgens de standaarden

    die binnen ons onderzoekdomein gelden;

    • de integriteit van alle onderzoekers binnen Kenniscentrum Business Innovation inzichtelijk en

    controleerbaar is;

    • kwaliteit systematisch aan de orde komt in alle fasen van het onderzoek, zodat fouten worden

    voorkomen en er sprake is van een positieve gezamenlijke leercurve.

    Naleving en ontwikkeling

    Naleving van de in dit handboek beschreven zaken is verplicht voor alle onderzoekers binnen het KCBI. Dat geldt

    ook voor hen die niet formeel verbonden zijn aan het kenniscentrum, zoals studenten die meewerken aan

    onderzoek.

    Ieder half jaar vindt een bijeenkomst plaats om afstudeerders en op vrijwillige basis docenten en begeleiders mee

    te nemen in de kwaliteitsstandaard voor onderzoek bij KCBI. Daarin ligt de focus op onderzoekskwaliteit en worden

    de highlights van het handboek behandeld. Er is tevens aandacht voor de gedragscode/privacyverklaring die tijdens

    de bijeenkomst wordt gelezen en ondertekend.

    Afwijken van de in dit handboek beschreven richtlijnen en procedures is mogelijk, mits deze afwijking noodzakelijk

    is, overlegd is met de programmadirecteur in het geval van algemene zaken of met de verantwoordelijk lector voor

    specifieke aspecten van een onderzoeksproject. In alle gevallen dienen afwijkingen goed beargumenteerd en

    gedocumenteerd te worden.

    De handreikingen over kwaliteit die in dit handboek zijn verwoord voor onderzoeksprojecten zijn samengevat in

    een kwaliteitschecklist. Deze checklist wordt gehanteerd bij de opzet van het onderzoeksplan, tussenevaluatie en

  • eindevaluatie van alle onderzoeksprojecten. Na het invullen volgt een dialoog met de kwaliteitsmedewerker om

    te leren en om consensus te realiseren over wat goed gaat en verbeterd kan worden. De checklist is opgenomen

    in bijlage 1.

    Het kwaliteitshandboek is onderdeel van het introductiepakket dat iedere nieuwe medewerker binnen KCBI

    ontvangt. De introductie van het kwaliteitshandboek gaat vergezeld van scholing en deskundigheidsbevordering.

    Ten eerste organiseert het kenniscentrum per jaar een algemene introductie over kwaliteit en het gebruik van het

    handboek voor (nieuwe) medewerkers, dit gaat gepaard met een jaarlijkse update van het kwaliteitshandboek.

    Ten tweede wordt kwaliteit opgenomen in medewerkerspecifieke scholingsafspraken.

    Het kwaliteitshandboek wordt jaarlijks aangepast, op geleide van interne en externe ontwikkelingen, maar vooral

    ook door de verwerking van opmerkingen en suggesties van de onderzoekers. Het handboek komt daartoe jaarlijks

    op de agenda van het MT.

  • 3. Voorfase van het onderzoek

    2.1 Definitie van een onderzoeksproject Binnen Kenniscentrum Business Innovation worden diverse activiteiten uitgevoerd. Niet alles kwalificeert zich

    (direct) tot een afgebakend onderzoeksproject, sommige onderzoeken zijn bedoeld als vooronderzoek of voor

    algemene kennisopbouw binnen het kenniscentrum. Meer nog dan voor andere activiteiten gelden voor

    onderzoeksprojecten specifieke kwaliteitsstandaarden (die in dit handboek zijn uitgewerkt). Een activiteit

    kwalificeert zich als onderzoeksproject wanneer voldaan is aan de volgende kenmerken:

    • Er is sprake van een heldere onderzoeksvraag.

    • Er is commitment van een lector, onderzoeker(s) en/of docent(en) om tijd in te zetten.

    • Er is een deliverable, waaronder tenminste een rapportage, gedefinieerd.

    • Er is een interne of externe opdrachtgever.

    • Er is extern budget of interne budgetallocatie.

    2.2 Vraagarticulatie Praktijkgericht onderzoek is ontwikkeld op basis van een vraag uit de praktijk en/of de praktijk is nauw betrokken

    bij de vraagstelling. De vraagstelling betreft een praktijkrelevant vraagstuk en het onderzoek draagt bij aan het

    oplossen van vragen uit de praktijk en/of het ontwikkelen en innoveren van de praktijk. Voor de start van het

    onderzoek vindt daarom een verkenning van het praktijkprobleem plaats en wordt, samen met

    beroepsprofessionals en stakeholders, verkend wat de doelstelling van het project is en welke onderzoeksvragen

    gesteld moeten worden. De doelstelling van het onderzoek dient passend te zijn bij een van de drie

    onderzoekslijnen binnen het kenniscentrum alsook binnen het onderwijs. Bij aanvang van het onderzoek dient er

    een stuur- en expertgroep te zijn geformaliseerd waarin zowel stakeholders uit de praktijk, als uit het onderwijs

    en onderzoek aan deelnemen om de focus op de onderzoeksvraag te behouden en inhoudelijke kennis te leveren.

    2.3 Omgang met externe opdrachtgever Sommige projecten worden uitgevoerd voor een externe opdrachtgever, zoals een fonds, een onderneming of een

    sectororganisatie. Tevoren wordt een onderzoeksvoorstel met de opdrachtgever overeengekomen, waarin de

    doelstelling, werkwijze, bemensing, planning en beoogde resultaten worden beschreven. Het voorstel wordt

    getekend door een tekenbevoegde van de opdrachtgever en door de directeur van het kenniscentrum. Bijlage 3

    bevat het format.

    Onderdeel van de overeenkomst zijn algemene voorwaarden die de hogeschool hanteert voor werk in opdracht

    van derden. Het OKC zorgt dat deze voorwaarden eind 2016 beschikbaar zijn voor alle kenniscentra. Onderdeel

    van de overeenkomst is ook een geschillenprocedure, die gehanteerd wordt in geval er een meningsverschil is

  • tussen de onderzoekers en de opdrachtgever aangaande de werkwijze en de resultaten van het project. Deze

    geschillenprocedure wordt nog ontwikkeld en is eind 2018 gereed.

    2.4 Onderzoeksplan In de voorfase van het onderzoek wordt een onderzoeksplan geschreven met de aanleiding (noodzaak) van het

    voorgenomen onderzoek, welke doelen met het onderzoek worden nagestreefd, welke vragen zullen worden

    beantwoord, hoe het onderzoek uitgevoerd zal worden en wat de verantwoordelijkheden van betrokkenen zijn.

    Kortom, de keuzes die zijn gemaakt worden helder toegelicht. Het onderzoeksplan is de onmisbare schakel tussen

    onderzoekers, betrokken onderwijsinstituten, externe partijen en de samenleving. Het van tevoren vastleggen

    waar, bij wie en met welke methodologie de onderzoeksgegevens worden verzameld is onderdeel van het plan.

    Elk onderzoeksplan wordt besproken in één van de maandelijkse reviewbijeenkomsten van het KCBI, waar lectoren

    en onderzoekers de inhoud van nieuwe en lopende projecten bespreken. Via deze bijeenkomsten worden de

    onderzoeksplannen ook onderling geijkt.

    De format van het onderzoeksplan is opgenomen in bijlage 4.

    2.5 Budget, interne samenwerking en informed consent Naast inhoudelijke zaken zijn er ook randvoorwaarden die in het onderzoeksplan worden vastgelegd. Denk aan het

    consortium, de taken en verantwoordelijkheden van onderzoekers en projectleider (zie bijlage 7), de begroting en

    de planning. Voordat een onderzoek, waarbij onderzoekscapaciteit vanuit het kenniscentrum wordt gevraagd,

    definitief gestart kan worden, dient er voldoende budget beschikbaar te zijn om het onderzoek ook tot een goed

    einde te brengen. Daarom wordt al in de voorfase van ieder onderzoek een begroting opgesteld die gecontroleerd

    wordt door een projectcontroller van het OKC en die wordt ondertekend door de verantwoordelijke lector en de

    programmadirecteur.

    Voor de inzet van docent-onderzoekers vanuit een onderwijsinstituut in een project wordt een

    detacheringsovereenkomst afgesloten voor de betreffende medewerker(s). Hierin wordt ten minste vastgelegd

    wie vanuit het onderwijsinstituut in het onderzoek participeert, wat zijn of haar bijdrage zal zijn, hoeveel tijd met

    de inzet gemoeid zal zijn en hoe het onderwijs de resultaten van het onderzoek zal gaan gebruiken. Bijlage 5 bevat

    het format.

    Bij elk onderzoek gelden de principes van “informed consent” (geïnformeerde toestemming) voor deelnemers aan

    het onderzoek. Zij moeten te allen tijde schriftelijk en volledig geïnformeerd worden over het doel van het

    onderzoek, de opdrachtgever, onderzoekers en waar eventueel nadere informatie over het onderzoek verkregen

    kan worden. Het kenniscentrum informeert respondenten per brief en vraagt hen ter bevestiging deze getekend

    te retourneren. Er wordt altijd toestemming gevraagd wanneer quotes van respondenten worden opgenomen in

    de onderzoeksrapportage.

    Het format van de respondent-informatiebrief is opgenomen in bijlage 6.

  • 2.6 Digitale werkomgeving Onderdeel van de voorbereiding is het inrichten van de digitale werkomgeving voor het onderzoek: de plaats waar

    alle documenten worden opgeslagen en onderzoeksdata worden bewaard. Per project wordt daartoe op de

    gezamenlijke schijf, de shared, een map aangemaakt. Deze wordt in een vaste format ingericht:

    1. Voorfase van onderzoek

    2. Gegevensverzameling

    3. Verwerking onderzoeksgegevens

    4. Onderzoeksresultaten

    5. Financiering

    6. Notulen

    7. Correspondentie

    Data worden uitsluitend op de shared, in de daarvoor bestemde map bewaard. In hoofdstuk 6 wordt nader

    ingegaan op dataopslag.

  • 3. Gegevensverzameling

    3.1 Bescherming van privacy Een belangrijk aandachtspunt bij gegevensverzameling is de privacy van de onderzoekpersonen. Hogeschool

    Rotterdam heeft sinds 01-01-2016 de wettelijke verplichting om een register bij te houden van alle processen

    binnen de hogeschool waarbij privacygegevens worden verwerkt.

    Kenniscentrum Business Innovation en haar medewerkers hebben een verantwoordelijkheid in het privacy proof

    maken van de eigen onderzoeksprocessen binnen de hogeschool.

    Privacygegevens zijn bijvoorbeeld e-mailadressen, telefoonnummers, huisadressen, inkomensgegevens,

    beeldmateriaal van niet openbare gelegenheden, niet geanonimiseerde evaluaties/onderzoeksgegevens die

    privacy-elementen bevatten, zoals persoonlijke omstandigheden, levensloop, levensovertuigingen. Het melden

    geldt alleen voor gegevens die tot individuen te herleiden zijn en informatie die als privé beschouwd kan worden

    (kan informatie binnen een onderzoek zijn). Zodra er sprake is van anonimiteit, losgekoppelde gegevens, is er

    geen sprake van privacygegevens en hoeft dit niet gemeld te worden.

    Voor het delen van bovenstaande gegevens is toestemming van de betrokkenen nodig: zo meld je een

    deelnemer aan een onderzoek vooraf wat er met de gegevens gaat gebeuren en vraag je hier schriftelijk

    toestemming voor.

    De projectleider is verantwoordelijk voor het bewaken van de privacy van de onderzoeksgegevens. Denk aan

    studenten die in scripties alleen geanonimiseerde resultaten opnemen, het niet delen van bestanden over de

    mail, het in acht nemen van paragraaf 6.2 over dataopslag.

    Bedrijfsgegevens

    Binnen Kenniscentrum Business Innovation wordt veel gewerkt met bedrijfsgegevens. Ook deze gegevens

    kunnen privacygevoelige informatie bevatten. Het kenniscentrum is zich ervan bewust dat wanneer NIET-

    geanonimiseerde bedrijfsgegevens verspreid worden hier toestemming voor nodig is van het betreffende bedrijf.

    Afspraken hierover worden van te voren goed vastgelegd in het onderzoeksvoorstel. Melding hoeft er niet van

    gemaakt te worden in het HR meldingsregister.

    Uitvoering hiervan binnen HR: Meldingsregister

    Processen waarin persoonsgegevens een rol spelen worden opgenomen in het HR meldingsregister. Binnen HR is

    afgesproken dat kenniscentra op procesniveau mogen melden zodat niet elk project/onderzoek apart in het

    meldingsregister hoeft te worden opgenomen. Er kan volstaan worden met een overkoepelende melding. Dit is

    voor KCBI als geheel gedaan voor de processen dataverzameling en dataverwerking, er van uitgaande dat er in de

    fase data-analyse en data-publicatie gewerkt wordt met geanonimiseerde gegevens.

  • Afsluiten bewerkingsovereenkomsten

    Als onderzoekers van het kenniscentrum persoonsgegevens of bedrijfsgegevens delen met een natuurlijk

    persoon, een naam van een student met een externe examinator bijvoorbeeld, wordt een

    geheimhoudingsverklaring getekend.

    Deelt de onderzoeker persoonsgegevens met een bedrijf, door bijvoorbeeld een bedrijf een interview te laten

    transcriberen of data-analyse uit te voeren, dan wordt met dit bedrijf een bewerkersovereenkomst afgesloten.

    Deze overeenkomst wordt altijd afgesloten door de directeur van het kenniscentrum en de externe partij.

    3.2 Onderzoeksmethoden Het kenniscentrum maakt gebruik van verschillende onderzoeksmethoden, afhankelijk van de vragen in een

    onderzoeksproject. Gegeven ons werkveld en onze aanpak domineren kwalitatieve onderzoeksmethoden, zoals

    interviews, secundaire data, case studies en focusgroepen. Ook wordt er gebruik gemaakt van kwantitatieve

    instrumenten en mengvormen, zoals gestructureerde interviews.

    Het onderzoeksteam bepaalt de onderzoeksmethode(n) en verantwoord deze in het onderzoeksplan. In elk

    onderzoek moet worden beargumenteerd welke onderzoeksvisie wordt gehanteerd, welke methodologie en

    onderzoeksontwerp wordt toegepast en op welke wijze betrouwbaarheid en validiteit worden gehanteerd en

    worden geborgd. Bij het opzetten van een onderzoek is het van belang om de gezamenlijk visie op het onderzoek

    te definiëren, te zorgen voor alignement tussen probleemstelling, resultaten en conclusie en goed te beschrijven

    hoe betrouwbaarheid en validiteit van data geborgd wordt.

    Een zorgvuldige voorbereiding van het gebruik van onderzoeksinstrumenten is essentieel voor de kwaliteit van het

    onderzoek, de efficiënte van de werkzaamheden en de kansen op een wetenschappelijke publicatie van de

    resultaten. In principe worden Nederlandstalige vragenlijsten en Nederlandse normgegevens gebruikt. Vertaling

    en terugvertalen van begrippen van/naar Engels wordt door een vertaler gecontroleerd.

  • Respondenten

    Om vast te stellen hoeveel respondenten nodig zijn voor het onderzoek om een afspiegeling weer te kunnen

    geven van de gehele populatie dient er eerst bepaald te worden welke populatie het onderzoek betreft. De

    onderzoekers vermelden in het onderzoeksplan de in- en exclusie criteria van de respondenten. Dit zijn

    voorwaarden waar respondenten aan moeten voldoen en die kunnen zorgen voor insluiting of uitsluiting binnen

    het onderzoek. Ten slotte dient er een betrouwbaarheidsinterval bepaald te worden. Een

    betrouwbaarheidsinterval is de waarschijnlijkheid dat de steekproef die is gekozen relevant is voor de verkregen

    resultaten. Hier volgt in 2018 een scholing over voor het gehele team van lectoren en onderzoekers.

    Interviews Het afnemen van interviews vindt bij voorkeur door tenminste twee onderzoekers plaats. Hierdoor kan naderhand

    op een betrouwbare manier gekomen worden tot interviewverslagen en kunnen ook aspecten die niet worden

    vastgelegd eventueel worden meegenomen in de analyse.

    Interviews worden vastgelegd met een audiorecorder. De opname wordt geheel op schrift gesteld (met behulp

    van een gespecialiseerd bureau of software (zoals F4). Transcripten worden altijd gecontroleerd door

    steekproefsgewijs te vergelijken met de opgenomen registratie. Wanneer een audio-opname van het interview

    niet mogelijk is, worden schriftelijke aantekeningen gemaakt. In dat geval wordt het verslag overlegd aan de

    respondent en wordt om diens instemming gevraagd. In het geval van een geluidsopname wordt uitsluitend

    toestemming van de respondent gevraagd wanneer een citaat van de respondent wordt gebruikt.

    Literatuurstudies en secundaire data

    Goed literatuuronderzoek is geen samenvatting van beschikbare gegevens, maar is een kritische bespreking van

    de meest relevante informatie. Voor literatuurstudies en in het algemeen het gebruik van secundaire data kunnen

    wij de mediatheek van Hogeschool Rotterdam vragen om een eerste verkenning te verzorgen. De onderzoekers

    van het KCBI selecteren op basis van deze verkenning aanvullende documenten en bepalen een totaalbeeld. Dat

    overzicht wordt kritisch doorgenomen, dwarsverbanden worden gelegd en een samenvatting van inzichten (en

    eventuele lacunes in de literatuur) wordt beschreven. Ook moeten de belangrijkste begrippen uit de vraagstelling

    worden geoperationaliseerd: aangegeven moet worden hoe deze begrippen in termen zijn te vatten en vervolgens

    empirisch zijn vast te stellen of te meten. Het onderzoeksteam draagt er zorg voor dat adequate bronnen worden

    gebruikt: voldoet de informatie aan wetenschappelijke standaarden, is de informatie actueel en relevant. Er wordt

    gebruik gemaakt van hoogwaardige uitgevers en zo veel mogelijk toonaangevende tijdschriften (gebruik journal

    quality lists). Bronnen die worden gebruikt worden zorgvuldig en volledig weergegeven (volgens APA-regels) en

    waar nodig wordt om toestemming van de eigenaar van de gegevens gevraagd om ze te gebruiken in het

    onderzoek.

  • Case studies

    Case studies of gevalstudies zijn empirische onderzoeken waar wordt gefocust op een specifieke praktijksituatie in

    een bepaalde context. Het betreft doorgaans een bedrijf of instelling, meerdere organisaties in een sector, regio

    of land. Informatie wordt verzameld via meerdere onderzoeksmethoden en informatiebronnen (triangulation).

    Deze dataverzameling wordt gestuurd vanuit vooraf bestudeerde theorieën en daaruit afgeleide

    veronderstellingen. Het accent ligt op de kwaliteit en plausibiliteit van de redenering die de bewijslast vormt. Dit

    betekent dat hoge eisen worden gesteld aan de dataverzameling – kwaliteit en verscheidenheid - en de wijze van

    redenering. Bij case studies wordt de gehele studie doorgesproken met de ‘gevaleigenaar’ en wordt voor de inhoud

    van de hele studie zijn instemming gevraagd.

    3.3 Gebruik logboek en invoer van gegevens Voor elk onderzoek wordt een “audit trail” of onderzoekslogboek bijgehouden, waarin de gemaakte keuzes en het

    verloop van het onderzoek systematisch worden bijgehouden. In het logboek worden bijzonderheden, zoals

    onduidelijke antwoorden of missende waarden, opgenomen.

    Verkregen onderzoeksgegevens moeten worden vastgelegd. Dat geldt voor kwantitatieve gegevens in een

    database en voor kwalitatieve informatie in overzichten waarin de informatie gestructureerd is weergegeven. Bij

    voorkeur één, maar maximaal twee verschillende personen mogen gegevens invoeren, nadat zij instructie hebben

    ontvangen van de lector. De kwaliteit van de invoer wordt gecontroleerd door steekproefsgewijs ingevoerde

    gegevens te controleren.

  • 4. Verwerking van onderzoeksgegevens

    4.1 Analyseplan Elk onderzoeksplan bevat een opzet van de analyse. In de regel wordt bij kwantitatief onderzoek van tevoren

    vastgesteld welke analyses op welke variabelen zullen worden uitgevoerd. Eventueel worden hypothesen

    opgesteld. Voor kwalitatief onderzoek zal de gekozen aanpak in het onderzoeksplan worden geëxpliciteerd en

    gemotiveerd. Op de website van Critical Appraisal Skills Programme (CASP) staan verschillende checklists voor

    zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek.

    Sturing

    De lector die verantwoordelijk is voor het onderzoek, is ook verantwoordelijk voor de sturing van de data-analyse.

    Dit is het primair analyseren van de vraagstelling zoals opgesteld, langs de lijn van de steekproefberekening en

    aangegeven toetsing en met toepassen van eventuele tevoren aangegeven subgroepanalyses of adjustments.

    Sturing houdt bovendien in: gedurende de gehele analyse ervoor zorg dragen dat tussenresultaten en datasets

    worden gearchiveerd die altijd een eenduidige reconstructie mogelijk maken van de bereikte eindanalyse.

    Analyseplan bij kwantitatieve datasets

    Een analyseplan bevat procedures die erop gericht zijn zorgvuldig de houdbaarheid van gevonden verbanden vast

    te stellen. Uitsluitend gekwalificeerde onderzoekers mogen statistische data-analyses uitvoeren. Deskundig

    statistisch advies moet bij twijfel worden ingewonnen.

    Analyseplan bij kwalitatieve datasets

    In het kwalitatieve analyseplan wordt de gekozen aanpak gemotiveerd en beschreven. Wanneer er gebruik

    gemaakt wordt van een inductieve strategie, dan moeten de gekozen stappen en/of onderzoekstraditie worden

    toegelicht. Bij een deductieve aanpak wordt het raamwerk voor de analyse vooraf opgesteld en verantwoord.

    Binnen kwalitatief onderzoek zijn er verschillende wijzen waarop de betrouwbaarheid kan worden verhoogd zodat

    het onderzoek (en de analyse) in principe herhaalbaar is en de interpretaties navolgbaar zijn:

    • Scheiden beschrijving en interpretatie in analyse.

    • Onderzoekerstriangulatie (peer review).

    • Triangulatie van databronnen.

    • Transparantie in rapportage over de gevolgde werkwijze.

    • Beargumenteren van gevolgde werkwijze; reflectie.

  • De geldigheid van de conclusies kan worden verhoogd door:

    • Maken van memo’s tijdens de analyse.

    • Betrekken van verzameld contextmateriaal bij analyse.

    • Gebruik van meerdere analysestrategieën.

    • Schenken van aandacht aan afwijkende gevallen.

    4.2 Controleren en schonen van gegevens

    Kwantitatieve data

    Gegevens dienen bij aanvang van de analyse gecontroleerd te worden op onmogelijke en inconsistente waarden.

    Aangepaste bestanden dienen opgeslagen te worden onder een andere naam. Keuzes voor hercodering worden

    in het logboek vastgelegd om opzettelijke bias te voorkomen.

    Kwalitatieve data

    Voor de start van de analyse worden de verzamelde gegevens zo veel mogelijk letterlijk en volledig getranscribeerd.

    Binnen kwalitatief onderzoek is peer review (onderzoekerstriangulatie) belangrijk om eenzijdige en onjuiste

    interpretaties te voorkomen. De transscripties worden verwerkt tot onderzoeksverslagen volgens een van tevoren

    vastgestelde format (in lijn met onderzoeksvragen en hypothesen). Tenminste twee van de onderzoekers die

    aanwezig waren bij het interview zijn verantwoordelijk voor deze verwerking: één maakt het verslag, de ander

    controleert op de juistheid en compleetheid van de weergave.

    4.3 Uitvoering van de analyses Alle analyses dienen compleet gedocumenteerd te worden zodat een onafhankelijke persoon de uitkomsten kan

    reproduceren (kwantitatief onderzoek) of kan navolgen (bij kwalitatief onderzoek). Alle overwegingen en

    aannames worden gedocumenteerd in het logboek voor zover niet beschreven in het analyseplan. Bestanden

    worden zodanig bewaard dat deze toegankelijk zijn voor anderen.

    4.4 Interpretatie van de resultaten van de analyses Binnen het KCBI werken onderzoekers zoveel mogelijk samen in teams, waardoor de interpretatie van resultaten

    van de analyse in principe altijd teamwork is en niet alleen door een enkele onderzoeker wordt uitgevoerd.

    Resultaten van de analyses worden geëvalueerd en geïnterpreteerd door het onderzoeksteam onder leiding van

    de lector. Hierbij wordt kritisch gekeken of de resultaten voor de hand liggen, of ze het gevolg zijn van de manier

    van dataverzameling, het gevolg zijn van een bepaalde hercodering, afhangen van de analysemethode en of

    onbekende variabelen misschien een verstorend effect kunnen hebben gehad.

  • Data verkregen vanuit studentenonderzoek vallen onder de kwaliteitscriteria van het kenniscentrum. Dat betekent

    dat de dataverzameling en analyse volledig verantwoord moet kunnen worden. De lector werkt daartoe nauw

    samen met de betrokken docentbegeleider en maakt over de kwaliteit van onderzoek en analyse van te voren

    afspraken. Om controle en herhaalde primaire en secundaire analyse mogelijk te maken, stellen studenten altijd

    de originele datasets ter beschikking aan het kenniscentrum.

  • 5 Rapporteren van de onderzoeksresultaten

    5.1 Rapportages voor opdrachtgevers en subsidieverstrekkers Tussen- en eindrapportages worden opgesteld op basis van een vast format van het kenniscentrum. Tenzij sprake

    is van een vertrouwelijk onderzoek, wordt het eindrapport op de website geplaatst. Tevens wordt de publicaties

    in ShareKit opgenomen. In geval van gesubsidieerde projecten wordt zo nodig gerapporteerd in het sjabloon van

    de subsidieverstrekker. Elke rapportage wordt voorgelegd aan de lector en de programmadirecteur alvorens in te

    dienen bij de subsidiegever en/of opdrachtgever.

    5.2 Publicaties en presentaties

    Wetenschappelijke publicaties

    Wetenschappelijke publicaties zijn artikelen in peer-reviewed tijdschriften, rapporten, (hoofdstukken in) boeken,

    papers voor congressen en voordrachten tijdens congressen. Elke wetenschappelijke publicatie over een

    onderzoekproject wordt aan alle co-auteurs tijdig voorgelegd voor commentaar en voor indiening goedgekeurd

    door de lector. Iedere publicatie wordt tenminste eenmaal besproken in het onderzoeksteam en tenminste

    eenmaal besproken in de project review van het kenniscentrum. Bij elke publicatie wordt als eerste affiliatie de

    werkgever aangegeven waar de werkzaamheden zijn uitgevoerd waarop het grootste deel van de conclusies van

    de publicatie zijn gebaseerd. Als een medewerker meerdere affiliaties heeft, dan wordt de verdere volgorde in

    overleg met de projectleider afgestemd. Abstracts voor congressen dienen voor inzending geaccordeerd te worden

    door de lector. Dezelfde zorgvuldigheid wat betreft auteurschap, zoals vermeld voor wetenschappelijke publicaties,

    dient in acht te worden genomen. Bij externe presentaties wordt de presentatie bij voorkeur eerst in een

    projectreview besproken.

    Niet-wetenschappelijke publicaties

    Artikelen in dagbladen, tijdschriften, interviews, telefonische consultatie, bijdragen aan workshops, seminars en

    beleidsaanbevelingen op schrift vallen onder niet-wetenschappelijke publicaties. Ook hier gelden kwaliteitscriteria.

    Publicaties zijn zorgvuldig, houden rekening met privacy van respondenten en/of betrokken bedrijven en zijn

    gefocust op de onderzoeksresultaten.

    5.3 Communicatie en omgaan met de pers

    De afronding van een onderzoek is een moment om de resultaten intern en extern te delen. De

    communicatiemedewerker van het kenniscentrum zorgt in overleg met het onderzoeksteam voor een bericht op

    de website en in de nieuwsbrief. Afhankelijk van het onderzoek kan ook een persbericht worden opgesteld. De

    verantwoordelijk lector en de programmadirecteur accorderen de definitieve versie van persbericht. In geval van

  • vragen van journalisten wordt het persprotocol van Hogeschool Rotterdam geraadpleegd en overlegd met de

    persvoorlichter van HR. Wanneer een verzoek voor een interview wordt ontvangen, dan bepaalt de

    verantwoordelijk lector en de directeur van het kenniscentrum samen wie het interview geeft en welke boodschap

    naar voren moet komen.

  • 6 Opslag van onderzoeksdata Het opslaan, delen, archiveren en vindbaar maken van onderzoekdata vraagt om adequaat beheer waarbij

    bevoegdheden en verantwoordelijkheden moeten worden vastgelegd. Dit hoofdstuk beschrijft de afspraken en

    voorzieningen binnen Hogeschool Rotterdam over opslag van onderzoekdata. De voorzieningen moeten

    aansluiten bij de verschillende soorten data die in onderzoek worden verzameld. Tot slot moeten we rekening

    houden met de wettelijke regelingen die van toepassing zijn op (de opslag van) onderzoeksdata.

    6.1 Welke onderzoeksdata moeten worden bewaard?

    Lagen van onderzoeksdata

    Laag 1: Ruwe datasets

    Dit zijn onbewerkte datasets. Het gaat hier om onderzoekdata die verzameld zijn uit primaire of secundaire

    bronnen. Ruwe datasets zijn nog niet op enige manier bewerkt. Preservering is noodzakelijk, zodat in de toekomst

    toegang mogelijk is tot deze data.

    Laag 2: Half bewerkte datasets

    Deze datasets bevatten data waarop opschoningstechnieken en methoden zijn toegepast zoals normalisering,

    harmonisering, codering. Denk aan uitgewerkte interviewbestanden. Ook hier is preservering vereist.

    Laag 3: Datasets voor analyse

    Dit zijn datasets die bestaan uit data uit laag 2. Deze dataset bevat data die gebruikt wordt om de finale

    onderzoeksresultaten voor een bepaalde publicatie te maken. Deze data, inclusief queries en syntaxen worden

    bewaard.

    Laag 4: Publicaties

    De onderzoeker wil zijn bevindingen delen. Het gaat meestal om een document, presentatie of artikel. Publicaties

    worden vanzelfsprekend bewaard, op de website van het kenniscentrum geplaatst en in ShareKit geplaatst, mits

    er geen formele bezwaren zijn van andere rechthebbenden.

    6.2 Hoe worden de onderzoeksdata binnen het KCBI opgeslagen? Alle documenten, notities, bestanden, gebruikte software, dia’s, sheets en andere relevante onderdelen van een

    project die leiden tot de totstandkoming van de onderzoeksresultaten worden op een heldere eenduidige manier

    opgeslagen onder vermelding van [datum(jaar-maand-dag)]_[titel, mag ingekort]_[initialen van auteur].

    Voorbeeld: 20170409_SoftControlsChecklist_Tussenevaluatie_DM

  • Onderzoeksgegevens worden te allen tijde en uitsluitend op de shared geplaatst, dit in verband met

    toegangscontrole en gegarandeerde back-up van gegevens. Per lectoraat is op de shared een map gecreëerd, de

    indeling in deze map is eenduidig. De toegang tot deze map is beperkt, enkel betrokkenen bij het onderzoek

    hebben toegang tot de map. Na afsluiting van het onderzoek wordt ook de toegang van deze betrokkenen tot de

    map ontzegd. Fysieke gegevens, zoals officiële subsidiebeschikkingen, worden gedigitaliseerd, zodat ze op de

    netwerkschijven kunnen worden opgeslagen. Gegevens die via de post worden ontvangen worden door het

    secretariaat geopend, gedigitaliseerd en in overleg met de betrokken lector opgeslagen op shared.

    Studenten/studentassistenten/uitzendkrachten die voor het project een kleine opdracht uitvoeren, bijvoorbeeld

    een evaluatie onder stakeholders, of het verwerken van data (o.a. transcriptie), krijgen enkel toegang tot de voor

    hen nodige documenten die in de Box worden geplaatst. De projectleider draagt hier zorg voor en kan zelf de

    betreffende student/kracht toegang geven. Belangrijk is om de toegang na beëindiging van de taak op te heffen.

    Bewaartermijn

    Wettelijk moeten de gegevens bewaard blijven tot minimaal 15 jaar na officiële publicatie (in geval van publicaties)

    of 15 jaar na beëindiging van het project (niet-publicaties). Praktisch is dit niet reëel om uit te voeren. We hanteren

    het volgende beleid:

    • Onderzoeksgegevens

    Alle onderzoeksgegevens – alle ruwe data, bewerkingen, verslagen van besprekingen en eindresultaten -

    worden tenminste zes jaar en tot na de volgende visitatie bewaard. Dit betekent in de praktijk dat

    gegevens van een onderzoek dat is afgerond in het jaar na visitatie worden bewaard tot een jaar na de

    volgende visitatie. Opslag vindt plaats in de projectmap op de shared.

    • Publicaties

    De volgende bestanden die hebben geleid tot een publicatie worden bewaard:

    • Een PDF-versie van het oorspronkelijk ingediende manuscript.

    • Een PDF-versie van iedere herziene versie van het manuscript.

    • Een PDF-versie van de definitieve versie van de publicatie.

    • Correspondentie met de redactie van het tijdschrift/boek.

    • Alle ingediende copyright-verklaringen.

    • Commentaar van referenten.

    • Alle niet-bewerkte ruwe databestanden die gebruikt zijn in de analyse.

    • Originele tabellen, figuren en andere gepresenteerde gegevens.

    • Projectdocumentatie

    • Definitieve versie van het projectvoorstel.

    • Subsidiebeschikkingen.

    Toegankelijkheid

  • De mate van toegankelijkheid van data kan variëren. Hier speelt de vraag in hoeverre er sprake is van data die

    vertrouwelijk of privacygevoelig i s en in hoeverre het openbaar beschikbaar stellen van data, die eigendom zijn

    van derden, mogelijk of toegestaan is.

    6.3 Bevoegdheden en verantwoordelijkheden Lectoren zijn verantwoordelijk voor de opslag van data van hun projecten. Hij of zij kan een lid van de

    onderzoeksgroep aanwijzen om de data te beheren. De kwaliteitsmedewerker van het KCBI houdt toezicht op de

    opslag van data en kan suggesties doen voor verbetering. Tweemaal per jaar zal een controle uitgevoerd worden

    door de kwaliteitsmedewerker om na te gaan of de dataopslag volgens afspraak verloopt. Waar nodig kan overlegd

    worden met de datamanagementspecialist van het OKC.

  • 7 Overige kwaliteitsaspecten van het kenniscentrum 7.1 Privacy

    Het recht op privacy is in Nederland bij wet geregeld. Met de uitbreiding van de Wet bescherming

    persoonsgegevens (Wbp) gelden er sinds 2016 diverse aanscherpingen. Het gaat om alle informatie die tot

    individuen te herleiden is en om informatie die als privé beschouwd kan worden. Het kenniscentrum heeft met

    privacy te maken waar het gaat om onderzoeksprojecten, medewerkers, docenten, studenten en externe relaties.

    Het goed waarborgen van privacy is een belangrijk onderdeel van de kwaliteitszorg.

    Privacy in onderzoek

    Onderzoek op het gebied van economie en ondernemerschap brengt ons vaak in contact met personen, zijnde

    ondernemers, medewerkers en klanten van ondernemingen, beleidsmedewerkers en anderen. Voor ons

    onderzoek is hun gedrag, houding en mening van belang, maar in principe mag deze informatie nooit terug te

    herleiden zijn naar individuele personen (zie ook 3.1). Tenzij zij daarvoor expliciet toestemming hebben gegeven

    en het verbinden van een persoon aan informatie een duidelijk doel dient, bijvoorbeeld wanneer een ondernemer

    een visie heeft die relevant is in het onderzoek.

    Privacy van en door medewerkers De medewerkers van het kenniscentrum hebben recht op privacy, bijvoorbeeld waar het gaat om informatie over

    hun gezondheid, privéomstandigheden en hun functioneren. Daarnaast hebben zij een belangrijke taak in het

    waarborgen van privacy richting collega’s, docenten, relaties en zij die betrokken zijn in onderzoeksprojecten. Het

    bewustzijn over privacy wordt bevorderd door er periodiek aandacht aan te schenken en maatregelen voor

    bescherming van de privacy te monitoren. De kwaliteitsmedewerker houdt toezicht op het naleven van de

    privacyregels en doet ook melding bij de privacy-contactpersoon van de hogeschool. Relevante maatregelen zijn

    in elk geval:

    • printjes van de printer direct ophalen;

    • geen papieren lijstjes met telefoonnummers gebruiken;

    • adresgegevens van medewerkers of derden niet zonder toestemming aan derden doorgeven;

    • computer niet onbeheerd laten, maar altijd uitloggen;

    • terughoudend zijn over de redenen van afwezigheid van een medewerker;

    • onderzoeksgegevens worden niet op onbeschermde devices opgeslagen.

    Privacy externe relaties

    Het kenniscentrum is een interface tussen de hogeschool en het beroepenveld. Wij beschikken daarom over veel

    externe relaties. Hun naam en adresgegevens staan op een beveiligd deel van de shared van het KCBI. De database

    wordt beheerd door de communicatiemedewerker van het kenniscentrum. Doorgaans zijn dat relaties afkomstig

    van één lector of andere medewerker. Per relatie is in de database aangegeven wie de relatie-eigenaar is. In alle

    gevallen mag een relatie nimmer worden benaderd zonder toestemming van de relatie-eigenaar. Bovendien mag

  • de relatie nooit zonder zijn eigen toestemming worden benaderd met nieuwsbrieven of andere informatie van het

    kenniscentrum; wanneer toestemming is gegeven is dat in de database aangegeven. Jaarlijks wordt deze

    toestemming opnieuw geïnventariseerd onder de contacten.

    7.2 Vertrouwenspersoon

    Het kenniscentrum heeft een vertrouwenspersoon, waar medewerkers terecht kunnen die op hun werk

    geconfronteerd worden met vormen van ongewenst gedrag in de personele of professionele sfeer. De

    vertrouwenspersoon is aanspreekpunt, wanneer de programmadirecteur dat vanwege de aard van de klacht of

    melding zelf niet kan zijn. De vertrouwenspersoon staat in contact met de vertrouwenspersoon van het OKC. Bij

    het KCBI is de kwaliteitsmedewerker tevens de vertrouwenspersoon.

    7.3 Onafhankelijkheid van onderzoek

    Onafhankelijkheid van praktijkgericht onderzoek is voor hogescholen een belangrijk beginsel. Er vindt veel

    samenwerking plaats met overheden, onderwijs en het bedrijfsleven. Het kenniscentrum Business Innovation

    hanteert verschillende regelingen en procedures die er op gericht zijn om de onafhankelijkheid van onderzoek te

    borgen. In de gedragscode Wetenschapsbeoefening gaat paragraaf 5 over de onafhankelijkheid van onderzoek.

    Het kenniscentrum past de code toe op al het onderzoek wat wordt uitgevoerd. Lectoren en onderzoekers zijn

    verplicht hun nevenwerkzaamheden openbaar te maken. De lijst met nevenwerkzaamheden wordt elk jaar

    opgeleverd in het jaarverslag. Daarnaast dient bij onderzoek, persoonlijke belangen en sociale druk

    ondergeschikt te zijn in het uitvoeren van praktijk gericht onderzoek. De opzet van het onderzoek mag niet

    toegespitst worden in de richting van een eventueel door de opdrachtgeven gewenste uitkomst. Opdrachtgever

    en opdrachtnemer formuleren gezamenlijk (het doel van) de opdracht en onderzoeksresultaten mogen worden

    gepubliceerd ongeacht of ze gunstig of ongunstig zijn voor de opdrachtgever. De wijze van publiceren wordt

    overeengekomen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De onderzoeker heeft het laatste woord over de

    inhoud, auteurs, vorm en plaats van de publicatie Hogeschool Rotterdam beschikt intern nog niet over een

    commissie integriteit waar men met zijn klachten over het onafhankelijk functioneren van onderzoekers terecht

    kan. Dit zou in de toekomst nog opgericht dienen te worden.

    7.4 Plannen en bijsturen

    Het elkaar tijdig en transparant informeren over projecten binnen het kenniscentrum is een belangrijke dimensie

    van kwaliteit. Het adequaat administreren van inhoudelijke, organisatorische en financiële informatie maakt het

    mogelijk om projecten te volgen en de activiteiten van het KCBI te plannen. Deze informatievoorziening vindt

    plaats op het niveau van individuele projecten en het kenniscentrum als geheel.

  • Kwartaalrapportage

    Per kwartaal rapporteren de lectoren aan de programmadirecteur over de voortgang van onderzoeksprojecten.

    Dit gebeurt op basis van een ‘projectkaart’, waarbij bijzonderheden, issues, afwijkingen van de oorspronkelijke

    planning en afwijkingen van het onderzoeksplan worden gerapporteerd. Oorzaken van afwijkingen worden

    aangegeven en bijstuurmogelijkheden geschetst. De projectkaarten worden in de eerste vergadering van het MT

    na afloop van het kwartaal besproken. Het format van de projectkaart is opgenomen in bijlage 8.

    De kwartaalrapportage is het fundament voor de PDCA cyclus van het kenniscentrum:

    • PLAN: in het onderzoeksplan worden alle activiteiten gepland, in termen van personele inzet, samenwerking,

    planning, output en impact.

    • DO: activiteiten worden uitgevoerd door lectoren en medewerkers, met een maandelijkse terugkoppeling op

    hoofdlijnen naar de programmadirecteur in bilaterale overleggen.

    • CHECK: in de kwartaalrapportage worden projecten gemonitord. De voortgang wordt in collegiaal overleg met

    de lectoren besproken. Eventuele bijstuuracties worden bepaald. • ACT: Bijstuuracties worden uitgevoerd. In de volgende kwartaalrapportage worden de acties geëvalueerd en

    vinden zo nodig opnieuw bijstuuracties plaats.

    Individuele bijdragen jaarverslag

    Per kwartaal rapporteren de lectoren welke bijdragen zij hebben geleverd in het afgelopen kwartaal. Dit gebeurt

    op basis van het format ‘individuele bijdrage jaarverslag’, bijlage 2. Per lopend project wordt aangegeven welke

    output en/of impact het heeft geleverd het afgelopen kwartaal. Het verslag individuele bijdragen is een

    werkdocument wat elk kwartaal dient te worden aangevuld. Het verslag is de input voor het halfjaarrapportage

    en jaarverslag.

    Halfjaarrapportage en jaarverslag

    Naast de kwartaalrapportages is er een halfjaarrapportage waarin niet alleen over de voortgang van onderzoek,

    maar ook over de bijdrage aan onderwijs en over publicaties wordt gerapporteerd. De halfjaarrapportage kent een

    vast format dat voor alle kenniscentra van de hogeschool wordt gebruikt. Deze halfjaarrapportage is geënt op de

    jaarplanning van het kenniscentrum. In dezelfde structuur wordt elk jaar een jaarverslag opgesteld. Het jaarverslag

    is uiterlijk 1 maart na afloop van het kalenderjaar gereed.

    Begrotingscyclus Het kenniscentrum volgt de begrotingscyclus van HR. Om te komen tot een adequaat jaarplan en jaarbegroting,

    die gedragen worden door het hele team van het KCBI, hanteren wij elk jaar de volgende stappen:

  • Juli. Bij de bespreking van de rapportage van het tweede kwartaal in het MT vindt een eerste evaluatie van de

    jaardoelstellingen plaats (realisatie van doelstellingen in termen van output en impact) en wordt de

    halfjaarrapportage vastgesteld.

    September. Elke lector presenteert in het MT een voorstel voor het volgende jaar. Voornemens zijn zo veel

    mogelijk afgestemd met onderwijsinstituten en/of collega-lectoren. De programmadirecteur maakt een voorlopig

    jaarplan en begroting.

    Oktober. Het concept-jaarplan en de concept-jaarbegroting worden besproken met de financiële medewerker en

    personeelsfunctionaris van het OKC. De definitieve plannen worden medio oktober besproken in het MT en daar

    vastgesteld.

    November. Het jaarplan en de begroting worden besproken met het lid van het College van Bestuur dat

    verantwoordelijk is voor het Kenniscentrum. Eventuele bijstellingen van het jaarplan en de begroting worden

    teruggekoppeld aan het MT.

    7.5 Output en impact In de HR visie op praktijkgericht onderzoek (2015) wordt uitgegaan van indicatoren voor kwaliteit van onderzoek

    waarbij onderzoekresultaten naar output en impact worden gerealiseerd. De realisatie van resultaten naar output

    krijgt vorm via verschillende producten:

    • Instrumenten, protocollen en adviezen.

    • Onderzoeksrapport.

    • Artikel in een wetenschappelijk tijdschrift.

    • Artikel in een vakblad.

    • Boek of hoofdstuk.

    • Hoofdstuk in een boek.

    • Wetenschappelijke presentaties en papers.

    • Presentaties vakcongressen.

    • Bijdrage aan curriculumontwikkeling.

    • Bijdragen aan onderwijs (gastlessen, inbreng minors, scriptiebegeleiding).

    • Training docenten.

    Met het uitvoeren van onderzoeksprojecten streeft het kenniscentrum om waarde toe te voegen aan onderwijs,

    praktijk en wetenschap. Deze impact wordt gemeten aan de hand van uniforme indicatoren die Hogeschool

    Rotterdam voor al haar kenniscentra hanteert. De nadruk komt te liggen op wat met de resultaten van het

    onderzoek is gedaan.

  • 7.6 Professionalisering van medewerkers

    In de jaarlijkse beoordelingscyclus komt professionalisering aan de orde, wordt besproken wat er gerealiseerd is

    en worden voor het volgend jaar eventuele nieuwe doelstellingen bepaald. Hiervoor wordt de checklist

    onderzoeksvaardigheden van de hogeschool gebruikt. Professionalisering kan plaatsvinden door training on the

    job of middels trainingen en cursussen. De professionaliseringagenda van het team komt tenminste eenmaal per

    jaar aan de orde in een MT.

    In de detacheringsovereenkomst van docenten naar het kenniscentrum worden ontwikkeldoelen opgenomen, die

    de docent door het meewerken aan het onderzoeksproject wil bereiken.

    7.7 Samenwerking onderwijsinstituten Kenniscentrum Business Innovation beschouwt zich als ‘serviceprovider’ voor kennisontwikkeling en -toepassing

    naar het onderwijs. Daartoe worden intensieve contacten met de onderwijsinstituten van de HR onderhouden.

    Deze contacten zijn collegiaal en informeel, maar omdat de relatie onderwijs-onderzoek cruciaal is voor het

    functioneren van het kenniscentrum zijn er ook geplande contactmomenten:

    • Zes keer per jaar heeft de programmadirecteur een overleg met het CvB en andere kenniscentra. In dit

    overleg worden de verantwoordingsdocumenten van de kenniscentra besproken.

    • Ieder kwartaal heeft de programmadirecteur een overleg met elk van de directeuren van de opleidingen in

    het economische domein van de HR over lopende projecten en de samenwerking.

    • Eén keer per jaar stemmen programmadirecteur en onderwijsdirecteuren de kennisagenda’s van de

    instituten en de onderzoeksagenda van het KCBI af, evalueren en actualiseren zij de samenwerking en stellen

    ze samenwerkingsprojecten voor de komende periode vast.

    • Circa tien keer per jaar organiseert het kenniscentrum een ‘inspiratiesessie’, waarbij een lector – eventueel

    samen met een docent-onderzoeker of externe gast – een onderzoek presenteert voor een gehoor van

    onderzoekers, docenten en gasten.

    • Tweemaal per jaar hebben de betrokken lectoren een overleg met de curriculumcommies van het

    onderwijsinstituut waar zij bij betrokken zijn, teneinde de samenwerking in projecten in minors en anderszins

    te bespreken.

    • Eenmaal per maand organiseert het kenniscentrum een ‘project review’, waarbij een onderzoeker een

    project inbrengt die door het hele team – en genodigden (hoofd)docenten – gereviewd wordt. Ook is er

    tijdens deze bijeenkomst ruimte voor een scholingsmoment, waarin een thema centraal staat, dat aansluit

    bij het besproken project.

    De samenwerking met de onderwijsinstituten is primair geborgd door middel van detacheringsovereenkomsten,

    waarin (hoofd-)docenten worden ingezet op projecten van het kenniscentrum. In deze overeenkomsten wordt de

  • tijdsinzet, het project, de rol in het project en de output gedefinieerd. Bijlage 5 bevat het format van een

    detacheringsovereenkomst.

    De samenwerking met studenten wordt geborgd door middel van studentovereenkomsten tussen student,

    docent-begeleider en een onderzoeker vanuit het kenniscentrum. In deze overeenkomst wordt de tijdsinzet,

    geheimhoudingsplicht, vorm van begeleiding, rol- en taakverdeling en beoordeling van de student gedefinieerd.

    Bijlage 9 bevat het format van een studentovereenkomst.

    7.8 Stakeholders Het netwerk van het kenniscentrum wordt gevormd door organisaties waarmee wordt samengewerkt en de

    persoonlijke netwerken van lectoren en onderzoekers. Samenwerkingspartners zijn organisaties die zich

    bezighouden met economische ontwikkeling, bedrijvigheid en ondernemerschap. Voorbeelden zijn de Kamer van

    Koophandel, overheden en sectororganisaties. Wij werken tevens samen met andere hogescholen en

    universiteiten actief in ons domein. Ook individuele ondernemingen en instellingen met vraagstukken binnen ons

    onderzoeksdomein rekenen wij tot onze partners. Onze oriëntatie is primair op de regio Rotterdam, maar ook

    nationaal en internationaal hebben wij contacten. Onder internationale stakeholders rekenen wij ook buitenlandse

    universiteiten.

    Elke twee jaar voorziet het kenniscentrum zich van een beeld hoe stakeholders de prestaties, sterkten, zwakten,

    kansen en bedreigingen van het kenniscentrum zien. Deze stakeholderanalyse vindt plaats onder stakeholders

    binnen en buiten de hogeschool. Bij interne stakeholders gaat het om het College van Bestuur, enkele

    onderwijsdirecteuren, onderwijsmanagers, hoofddocenten en programmadirecteuren van andere kenniscentra en

    Centres of Expertise. Bij externe stakeholders kan gedacht worden aan opdrachtgevers van onderzoek,

    beleidsmedewerkers van lagere overheden, bestuurders van ondernemersverenigingen en directeuren van

    kenniscentra van andere hogescholen. De analyse vindt plaats middels interviews op basis van van tevoren

    vastgestelde vragen. De interviewverslagen en concept-conclusies worden integraal besproken in het MT. Het MT

    trekt gezamenlijk conclusies, die verwerkt worden in de jaarplannen voor de komende jaren. De interviews worden

    uitgevoerd door de programmadirecteur. In plaats van interviews kan ook gekozen worden voor groepsgesprekken

    of een netwerkbijeenkomst.

    In 2017 is een adviesraad ingesteld voor het kenniscentrum. Dit is een groep van vijf tot zeven personen die

    tweemaal per jaar met het MT van het kenniscentrum spiegelen over strategische ontwikkelingen en hun

    consequenties en mogelijkheden voor onderzoek vanuit het Kenniscentrum. In juni 2017 heeft de eerste

    bijeenkomst plaatsgevonden. In de adviesraad zijn de volgende functionarissen vertegenwoordigd of een

    equivalent van deze functie:

    • Wetenschap: een hoogleraar op één van de vakgebieden van het onderzoeksdomein van het

    kenniscentrum

    • Bedrijfsleven: een directeur-grootaandeelhouder van een vooraanstaand middelgrote onderneming uit

    de regio

  • • Overheid: een directeur van een overheidsinstelling actief in het onderzoeksdomein van het

    kenniscentrum

    • Onderwijs: een directeur van een onderwijsinstituut binnen de Rotterdam Business School van de

    hogeschool

    7.9 Project reviews Elke maand (in de periode september-juni) organiseert het kenniscentrum een interne review waar een of twee

    nieuwe en/of lopende onderzoeksprojecten worden gepresenteerd en worden besproken. Ook concept-

    publicaties, subsidie- of promotieaanvragen kunnen in aanmerking komen voor een review. De project review

    behelst niet alleen de inhoud van het project, maar ook de aanpak en de organisatie. De kwaliteitschecklist

    fungeert als leidraad voor de review. Naast een review van een project is er ook ruimte voor professionalisering

    van de aanwezigen door middel van een scholingsmoment.

    Met de project reviews worden kwaliteitsbeoordelingen en verbeteracties gecollectiviseerd en wordt een

    gemeenschappelijke leercurve bereikt. Het stimuleert kennisdeling en zorgt voor meer transparantie. De project

    reviews zijn ook bedoeld om eenduidigheid te creëren en kritische reflectie te organiseren. De leercurve wordt

    verder bevorderd door trainingen tijdens de project reviews. Van de reviews wordt een kort verslag gemaakt, met

    de belangrijkste conclusies en aanbevelingen per project. In de reviewbijeenkomst van de volgende maand koppelt

    de verantwoordelijk lector terug wat er met de conclusies en aanbevelingen voor zijn project is gedaan.

    Aanwezigen bij de project reviewbijeenkomsten zijn alle lectoren, onderzoekers en (hoofd)docenten. Deelnemers

    zijn actief betrokken, stellen constructieve vragen en geven opbouwende feedback. De kwaliteitsmedewerker

    bewaakt de sfeer en de uitkomsten van de review. De kwaliteitsmedewerker fungeert als voorzitter van het overleg.

    De programmadirecteur bepaalt in overleg met de lectoren, onderzoekers en de kwaliteitsmedewerker het project

    wat gereviewd wordt alsmede het thema van de scholing van de reviewbijeenkomst. Eenmaal per halfjaar wordt

    er tijdens de project review tijd gereserveerd om de inhoud en het proces van de project reviews te evalueren.

    Verbeteracties worden genoteerd en toegepast in de volgende project review.

    7.10 Disseminatie onderzoeksresultaten binnen de hogeschool De resultaten van het onderzoek van het kenniscentrum worden binnen de hogeschool verspreid door middel van

    de betrokkenheid van lectoren en onderzoekers in het onderwijsprogramma en in inbreng in colleges,

    onderwijsprojecten, lesmateriaal en curriculumontwikkeling. Daarnaast worden resultaten verspreid via het

    intranet van de hogeschool en de nieuwsbrief van het KCBI.

    Een belangrijk medium voor disseminatie zijn bijeenkomsten waar lectoren en onderzoekers hun werk presenteren

    en bespreken met docenten, andere collega’s en eventueel derden. Het kenniscentrum houdt tienmaal per jaar

    een inspiratiesessie, waarbij een (lopend of afgesloten) onderzoek centraal staat. Actieve interactie met de

  • toehoorders staat centraal. Het secretariaat en de communicatiemedewerker zijn verantwoordelijk voor de

    organisatie. Zij inventariseren vroegtijdig bij lectoren thema’s en stellen de planning op. De programmering van de

    inspiratiesessies wordt zo bepaald dat alle lectoren tenminste twee keer per jaar acte de présence geven.

    7.11Evaluaties

    Inspiratiesessies en andere bijeenkomsten van het KCBI met gasten – zijnde collega’s van de hogeschool of externe

    gasten – worden geëvalueerd. Dit doen wij aan de hand van schriftelijke vragenlijsten waarbij vragen worden

    gesteld over de kwaliteit van de bijeenkomst. De evaluaties worden in samengevatte vorm gedeeld met de

    spreker(s) en besproken in een MT vergadering, waarbij de eerst verantwoordelijke voor de bijeenkomst kort

    aangeeft wat hij of zij met de conclusies kan doen. De acties worden vastgelegd. De samenwerking met studenten,

    docenten en externe stakeholders wordt geëvalueerd middels een korte digitale vragenlijst die rond het einde van

    een project dient te worden uitgereikt. Het secretariaat verwerkt deze data in een daarvoor bestemde dataset.

    De eindevaluaties komen halfjaarlijks aan de orde in het managementteam. Acties hieruit worden geïnventariseerd

    en door de verantwoordelijken opgepakt.

    7.12 Werkruimte en werkvoorzieningen

    Om goed te kunnen werken is een hoogwaardige werkruimte van belang. De programmadirecteur is met het

    College van Bestuur verantwoordelijk voor een werkruimte die comfortabel is, voldoet aan ARBO normen en

    verschillende werkvormen faciliteert (stilteplekken, overlegruimten en vergaderruimten). De programmadirecteur

    is de contactpersoon naar FIT voor huisvestingszaken en beslist over aanschaf van meubilair en voorzieningen.

    Operationele zaken lopen via het secretariaat.

    Elke medewerker van het KCBI en elke gedetacheerde docent kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de werkruimte

    door deze zorgvuldig te gebruiken en opgeruimd te houden. Er is een cleandesk policy, hetgeen betekent dat

    bureaus leeg worden achtergelaten na gebruik. Er wordt zo min mogelijk papier gebruikt en bewaard. Boeken en

    rapporten worden opgeslagen in kasten.

    7.13 Bereikbaarheid en ontvangst

    Medewerkers dragen er zorg voor dat zij optimaal bereikbaar zijn. Eventuele afwezigheid wordt gemeld bij het

    secretariaat. Bij afwezigheid zorgt elke medewerker ervoor dat zijn of haar telefoon is doorgeschakeld of de

    voicemail is ingeschakeld. Gedetacheerde docenten streven naar aanwezigheid bij het kenniscentrum op vaste

    dagen/dagdelen, in overleg met de lector met wie zij samenwerken. Zij maken gebruik van de werkruimte in

    overeenstemming met hun detachering in termen van tijd en activiteiten.

  • Het secretariaat zorgt op een professionele wijze voor de ontvangst van gasten. De komst van gasten wordt

    vroegtijdig gemeld bij het secretariaat door degene die een gast op bezoek krijgt. Groepen studenten worden waar

    mogelijk op een andere locatie dan het kenniscentrum ontvangen, om de beschikbare ruimte niet te veel te

    belasten en de rust te bewaren. De programmadirecteur bespreekt elk jaar met het secretariaat en de

    medewerkers of er aanleiding is om de dienstverlening van het secretariaat aan te passen.

  • Bijlagenoverzicht

    Bijlage 1 Kwaliteitschecklist

    Kwaliteitschecklist Praktijkgericht onderzoek in het Kenniscentrum Business Innovation

    Gebaseerd op: Kenmerken, randvoorwaarden en criteria van praktijkgericht onderzoek

    (HBO-Raad & ZonMw, 2011, SIA-RAAK, VSNU) en aangevuld met eigen criteria

    Versie 2; opgesteld door Dr. A.L. van Staa

    Versie 3: vertaald naar Kenniscentrum Business Innovation door Drs. O.G.M. Keulers, C. Portiér, Dr. H.A. van Klink en Dr. A.F. de Wild

    Versie 4: Projectteam Kwaliteitszorg Onderzoek KCBI

    Versie 5: Aanpassing Drs. O.G.M. Keulers en Dr. A.F. de Wild n.a.v. de evaluatie van de project review sessies 2016-2017

  • Naam van onderzoeksproject:

    Projectleider:

    Datum van invullen:

    Betreft: evaluatie Onderzoeksplan / Tussentijds / Projectafsluiting / Project review

    Oordeel Voldoet het onderzoek aan de randvoorwaarden / kwaliteitscriteria voor praktijkgericht onderzoek? JA / GROTENDEELS / NEE

    Verbeterpunten

    Indien in de checklist een nee wordt aangevinkt, vermeld hier het nummer van het bijbehorende checklistitem en beschrijf de geplande verbeteractie Evaluatie Projectplan

    -

    Tussentijdse Evaluatie Project

    -

    Projectafsluiting

    -

    Project Review

    -

  • PROJECT PLAN TUSSENTIJDSE EVALUATIE EINDEVALUATIE PROJECT REVIEW

    JA of NEE

    +

    Korte onderbouwing

    JA of NEE

    +

    Korte onderbouwing

    JA of NEE

    +

    Korte onderbouwing

    JA of NEE

    +

    Korte onderbouwing

    1. Vraagsturing en –articulatie

    1.1 Het onderzoek is ontwikkeld op basis van een vraag uit de praktijk en/of de praktijk is nauw betrokken bij de vraagstelling.

    1.2 De vraagstelling betreft praktijkrelevant vraagstuk en het onderzoek draagt bij aan het oplossen van vragen uit de praktijk en/of het ontwikkelen en innoveren van de praktijk.

    1.3 Het onderzoeksplan is getoetst door onafhankelijke derden op wetenschappelijke kwaliteit, relevantie voor de beroepspraktijk, onderwijs en/of samenleving en op uitvoerbaarheid.

    1.4 Het onderzoek past bij het strategisch onderzoeksprogramma van het KCBI.

    2. Personeel

    2.1 Er is een gepromoveerde of senior onderzoeker als projectleider aangesteld.

    2.2 Docentonderzoekers zijn gekwalificeerd voor het project.

    2.3 Docentonderzoekers zijn verbonden aan het onderzoeksproject via detachering waarin tijd en taken zijn gespecificeerd

    2.4 Er is één of meer praktijkorganisatie(s) betrokken bij het onderzoek en

  • 2.5 Betrokken medewerkers uit de praktijkorganisatie(s) hebben voldoende ervaring met praktijkgericht onderzoek.

    2.6 Er is een stuurgroep ingesteld waarin vertegenwoordigers uit het KCBI, onderwijsinstituten en eventuele externe partners zitting hebben.

    2.7 Kwaliteit van de studentenbijdrage is geborgd.

    3. Taken en bevoegdheden

    3.1 Er is een samenwerkingsovereenkomst opgesteld tussen de verschillende betrokken partijen bij het onderzoek.

    3.2 Er zijn binnen het projectteam afspraken gemaakt over publicatievrijheid en auteurschappen.

    3.3 Er is een onderzoeksplan opgesteld conform het kwaliteitshandboek van het KCBI.

    3.4 Binnen het onderzoeksteam wordt overlegd en gecommuniceerd conform het kwaliteitshandboek van het KCBI.

    4. Haalbaarheid

    4.1 In het onderzoek zijn door de deelnemende partijen uren vrijgemaakt voor personen die aan het onderzoek deelnemen.

    4.2 In geval van een extern gefinancierd project vindt er interne en externe verantwoording plaats van besteding van uren en middelen.

    5. Methodologie

  • 5.1 De gekozen onderzoeksmethoden passen optimaal bij de aard van de vraagstelling en zijn wetenschappelijk verantwoord.

    5.2 Validiteit – de meetinstrumenten in het

    onderzoek meten wat zij moeten meten:

    - Begripsvaliditeit: operationalisering

    van concept - Interne validiteit: causaliteit

    5.3 Betrouwbaarheid – de meetinstrumenten in

    het onderzoek leven bij herhaling dezelfde

    resultaten op

    5.4 Representativiteit – de respondenten in de

    steekproef vormen een goede weerspiegeling

    van de doelgroep van het onderzoek

    5.5 Integriteit– onderzoek heeft

    onbevooroordeeld plaats gevonden, resultaten

    zijn naar waarheid, nauwkeurig en compleet

    weergegeven

    6. Ethische maatstaven

    6.1 Er is voldaan aan maatstaven ten aanzien van werving van respondenten, zoals informed consent en anonimiteit.

    6.2 Er is voldaan aan maatstaven ten aanzien van rapportage over het onderzoek, zoals anonimiteit en bescherming van bedrijfsgevoelige data.

    6.3 Onderzoeksgegevens worden op een veilige wijze en op een veilige plaats opgeslagen gedurende ten minste 5 jaar.

  • 6.4 De onafhankelijkheid van dit (praktijkgericht) onderzoek is geborgd

    7. Externe communicatie en implementatie

    7.1 Over de resultaten is een rapport opgeleverd dat openbaar toegankelijk is en waarin zowel proces als resultaten (output en impact) worden verantwoord.

    7.2 Communicatie over resultaten vindt plaats via diverse kanalen, met in elk geval een publicatie in een vaktijdschrift.

    7.3 Implementatie van de resultaten gebeurt tijdens en na het onderzoek. Commerciële of maatschappelijke valorisatie van kennis wordt nagestreefd.

    8. Kennisdeling met onderwijs

    8.1 Studenten zijn in het onderzoek betrokken o.a. om hen meer onderzoekvaardigheden bij te brengen.

    8.2 Het onderzoek levert kennis op die gebruikt kan worden in initiële en/of post-initiële beroepsopleidingen.

    9. Kennisnetwerk

    9.1 Er is waar mogelijk binnen het onderzoek samenwerking met één of meer universiteiten, hogescholen of kennisinstellingen.

  • Bijlage 2 Individuele bijdrage jaarverslag

    Individuele bijdrage jaarverslag 2018 KC Business Innovation

    NB. Vul dit formulier in zonder opmaak te

    veranderen en in APA stijl

    PROJECTNAAM 1:

    Financiering Intern / extern

    Begin- en eindtijd Maand, jaar – maand, jaar

    Samenwerkingen •

    Lector(en) •

    Docenten/onderzoekers •

    Studenten participeren in onderzoek • Voorbeeld: 5 master RBS afstudeerders • Voorbeeld: 4 minorstudenten minor Risicomanagement

    Korte omschrijving Beschrijf het project kort in 200-400 woorden. Dit bericht wordt ook gebruikt voor de website.

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    Naam Kwartaal Ingevuld op

  • …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    Resultaten dit kwartaal voor dit project

    PUBLICATIES

    Type publicatie APA omschrijving

    Artikelen (blind peer reviewed

    (wetenschappelijk)

    Artikelen (overig)

    (Bijdragen aan) Boeken

    Onderzoeksrapporten

    Films & overige producten

    PRESENTATIES: Verzorgd voor beroepspraktijk of op bijeenkomsten

    Datum Titel activiteit Aantal bezoekers* Doelgroep Voor instituut + vak Locatie/plaats

    Voorbeeld: 10 studenten, 20

    docenten, 5 externe

    * (schatting indien niet vastgelegd)

  • ACTIVITEITEN ONDERWIJS: Verzorgen van (gast)colleges

    Datum Titel activiteit Aantal bezoekers* Doelgroep Voor instituut + vak Locatie/plaats

    Voorbeeld: 10 studenten, 20

    docenten, 5 externe

    * (schatting indien niet vastgelegd)

    ACTIVITEITEN ONDERWIJS: Lidmaatschappen, curriculum -cie/bijdrage aan visie en strategie opleiding / modules, keuzevakken, minors, IMR, stage- of scriptantenbegeleiding

    etc.

    Soort Omschrijving

    PROJECTNAAM 2:

    Financiering Intern / extern

    Begin- en eindtijd Maand, jaar – maand, jaar

    Samenwerkingen •

    Lector(en) •

    Docenten/onderzoekers •

    Studenten participeren in onderzoek • Voorbeeld: 5 master RBS afstudeerders • Voorbeeld: 4 minorstudenten minor Risicomanagement

    Korte omschrijving Beschrijf het project kort in 200-400 woorden. Dit bericht wordt ook gebruikt voor de website.

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

  • …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    …………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

    Resultaten dit kwartaal voor dit project

    PUBLICATIES

    Type publicatie APA omschrijving

    Artikelen (blind peer reviewed

    (wetenschappelijk)

    Artikelen (overig)

    (Bijdragen aan) Boeken

    Onderzoeksrapporten

    Films & overige producten

    PRESENTATIES: Verzorgd voor beroepspraktijk of op bijeenkomsten

    Datum Titel activiteit Aantal bezoekers* Doelgroep Voor instituut + vak Locatie/plaats

    Voorbeeld: 10 studenten, 20

    docenten, 5 externe

    * (schatting indien niet vastgelegd)

  • ACTIVITEITEN ONDERWIJS: Verzorgen van (gast)colleges

    Datum Titel activiteit Aantal bezoekers* Doelgroep Voor instituut + vak Locatie/plaats

    Voorbeeld: 10 studenten, 20

    docenten, 5 externe

    * (schatting indien niet vastgelegd)

    ACTIVITEITEN ONDERWIJS: Lidmaatschappen, curriculum -cie/bijdrage aan visie en strategie opleiding / modules, keuzevakken, mi