24 wagemakers - het religieuze establishment in saoedi-arabie

7
 [ 202 ] 24. Het religieuze establishment in Saoedi-Arabië JOAS WAGEMAKERS In mei 2010 gaf de belangrijke Saoedische geleerde Abd al-Muhsin al- Ubaykan een fatwa uit waarin hij een creatieve oplossing bood voor het probleem van niet-verwante mannen en vrouwen die bijvoorbeeld samen moeten werken in hetzelfde kantoor, wat in Saoedi-Arabië verboden is. Hij stelde dat vrouwen wat moedermelk af zouden moeten kolven en dat vervolgens aan hun mannelijke collega’s te drinken moesten geven. Op die manier zouden de mannen strikt genomen ‘gezoogd’ zijn door deze vrouw, waardoor ze dezelfde relatie met haar verkregen als een biologisch kind, wat op zijn beurt weer mogelijk maakte dat ze wel in dezelfde ruim- te konden werken. Dit bericht is destijds de hele wereld over gegaan als een voorbeeld van hoe belachelijk het religieuze establishment in Saoedi- Arabië wel niet is. In plaats van gewoon niet-verwante mannen en vrou- wen samen in een ruimte te laten, werden zulk soort zaken in Saoedi- Arabië besloten door reactionaire oude mannen, zo stelden veel mensen, en dan krijg je zulk soort absurde beslissingen. Ook de Saoedische pers pakte de geleerde aan: enerzijds waren er columnisten en journalisten die zich eveneens afvroegen waar deze fatwa in vredesnaam op sloeg; ander- zijds waren er ook geleerden die stelden dat al-Ubaykan te ver was gegaan en dat deze oplossing niet toegestaan was omdat je geen moedermelk mag geven aan iemand van ouder dan twee jaar. Al-Ubaykan werd dus links en rechts ingehaald door zijn critici, maar hij hield vast aan zijn standpunt.

Upload: mark-pit

Post on 02-Nov-2015

213 views

Category:

Documents


2 download

DESCRIPTION

.

TRANSCRIPT

  • [ 202 ]

    24. Het religieuze establishment in Saoedi-Arabi

    JOAS WAGEMAKERS

    In mei 2010 gaf de belangrijke Saoedische geleerde Abd al-Muhsin al-

    Ubaykan een fatwa uit waarin hij een creatieve oplossing bood voor het

    probleem van niet-verwante mannen en vrouwen die bijvoorbeeld samen

    moeten werken in hetzelfde kantoor, wat in Saoedi-Arabi verboden is.

    Hij stelde dat vrouwen wat moedermelk af zouden moeten kolven en dat

    vervolgens aan hun mannelijke collegas te drinken moesten geven. Op

    die manier zouden de mannen strikt genomen gezoogd zijn door deze

    vrouw, waardoor ze dezelfde relatie met haar verkregen als een biologisch

    kind, wat op zijn beurt weer mogelijk maakte dat ze wel in dezelfde ruim-

    te konden werken. Dit bericht is destijds de hele wereld over gegaan als

    een voorbeeld van hoe belachelijk het religieuze establishment in Saoedi-

    Arabi wel niet is. In plaats van gewoon niet-verwante mannen en vrou-

    wen samen in een ruimte te laten, werden zulk soort zaken in Saoedi-

    Arabi besloten door reactionaire oude mannen, zo stelden veel mensen,

    en dan krijg je zulk soort absurde beslissingen. Ook de Saoedische pers

    pakte de geleerde aan: enerzijds waren er columnisten en journalisten die

    zich eveneens afvroegen waar deze fatwa in vredesnaam op sloeg; ander-

    zijds waren er ook geleerden die stelden dat al-Ubaykan te ver was gegaan

    en dat deze oplossing niet toegestaan was omdat je geen moedermelk

    mag geven aan iemand van ouder dan twee jaar. Al-Ubaykan werd dus

    links en rechts ingehaald door zijn critici, maar hij hield vast aan zijn

    standpunt.

  • [ 203 ]

    Het is makkelijk om de geleerde in kwestie belachelijk te maken en

    hem inderdaad af te schilderen als een typisch voorbeeld van de absurdi-

    teit van de Saoedische staatsvorm, waarbij zeer conservatieve geleerden

    een belangrijke stem hebben in het landsbeleid van deze naar eigen

    zeggen islamitische staat. Toch is er meer aan de hand met deze fatwa

    dan op het eerste gezicht het geval lijkt. De uitspraak van al-Ubaykan is

    een typisch Saoedisch voorbeeld van een poging het systeem van seksese-

    gregatie als geheel in stand te houden, maar toch te proberen aan de

    praktische bezwaren ertegen tegemoet te komen. Dit soort compromis-

    sen komt wel vaker voor in Saoedi-Arabi en is geworteld in het unieke

    systeem dat het land met tussenpozen al meer dan 250 jaar kent.

    Alliantie Het land dat we nu kennen als Saoedi-Arabi is onder andere bekend om

    zijn olie, die zich in het oosten bevindt, en om de twee heiligste plaatsen

    van de islam Mekka en Medina die in het westen liggen. In het mid-

    den van het land ligt echter de minder bekende regio Najd, waar in de 18e

    eeuw een krijgsheer genaamd Mohammed ibn Saoed de verschillende

    stammen onder zijn gezag wilde brengen. Gehecht aan hun tribale loyali-

    teiten als ze waren was dit echter makkelijker gezegd dan gedaan. Daar-

    om kwam het goed uit dat in dezelfde periode een religieuze hervormer

    genaamd Mohammed ibn Abd al-Wahhab probeerde voet aan de grond te

    krijgen met zijn religieuze ideen. Hij wilde radicaal breken met de volks-

    islam die hij om zich heen meende te zien en legde de nadruk op een te-

    rugkeer naar de basis van de islam. Deze strenge ideologie werd door Ibn

    Saoed omarmd en werd door hem gebruikt als een samenbindende factor

    om de stammen te verenigen. In 1744 sloten Ibn Saoed en Ibn Abd al-

    Wahhab een alliantie: de eerste zou de militaire en politieke leiding krij-

    gen in het veroveren en besturen van het land, terwijl de tweede de doc-

    trinaire ondersteuning zou bieden waaraan iedereen zich moest houden.

    De alliantie tussen Ibn Saoed en Ibn Abd al-Wahhab veroverde grote

    delen van het Arabisch Schiereiland en werd de basis van de eerste Saoe-

    dische staat (1744-1818): de nazaten van Ibn Saoed zouden de politieke

    pijler blijven (en werden in feite het Saoedische koningshuis), terwijl de

  • [ 204 ]

    ideologische (en soms ook biologische) nakomelingen van Ibn Abd al-

    Wahhab de religieuze pijler van de staat zouden blijven vormen. Dit sys-

    teem van twee pijlers die samen de staat overeind houden werd na de

    Egyptische verovering van de eerste Saoedische staat opnieuw aangewend

    in de tweede Saoedische staat (1824-1891) en, nadat deze aan interne ver-

    deeldheid ten onder was gegaan, wederom in de huidige Saoedische staat

    (1932-). Toch was er geen totale gelijkheid tussen de beide pijlers. De reli-

    gieuze geleerden die het systeem moesten legitimeren en zonder wiens

    toestemming er officieel niets gedaan kon worden waren altijd onderge-

    schikt aan de politieke leiders en dit is sinds de 18e eeuw alleen maar toe-

    genomen.

    Het werd de geleerden ondanks hun ondergeschikte positie soms

    toch wel wat te gortig. Zo was er in de tweede helft van de 19e eeuw een

    leiderschapscrisis omdat zowel de rechtmatige troonsopvolger Abdallah

    en zijn broer Saoed de macht op wilden eisen. De geleerden schaarden

    zich aanvankelijk allemaal achter Abdallah, maar toen die uit angst voor

    zijn broer Osmaanse troepen uit Istanboel liet komen om hem te helpen

    kwam daar verandering in. Volgens sommige strikte geleerden waren de

    soldaten uit het Osmaanse Rijk, dat toen het Midden-Oosten grotendeels

    bestuurde, namelijk geen echte moslims. Daarom mocht je hen ook niet

    te hulp vragen in een strijd met andere moslims zoals Abdallahs broer

    Saoed. De verdeeldheid die hierover ontstond onder de geleerden en de

    verschillende kanten die ze kozen in de strijd tussen de broers verzwak-

    ten het regime en maakten het een makkelijke prooi voor een rivaliseren-

    de dynastie, die een einde maakte aan de tweede Saoedische staat, waar-

    mee de geleerden zelf ook hun machtsbasis verloren.

    Uit bovenstaande episode trokken de geleerden een belangrijke les:

    advies aan en het oneens zijn met de heerser was prima, maar als puntje

    bij paaltje kwam moesten ze hun loyaliteit betonen en desnoods hun kri-

    tiek inslikken. Het alternatief kon namelijk het instorten van de staat zijn,

    met alle desastreuze gevolgen van dien voor het land als geheel en hun

    positie in het bijzonder. Toen de huidige Saoedische staat werd opgericht

    in 1932 was de houding van de geleerden er dus een van nog grotere on-

    dergeschiktheid aan de politieke heersers dan daarvoor al het geval was.

  • [ 205 ]

    Deze inperking van de macht van de Saoedische religieuze pijler werd

    nog verder doorgezet door Koning Faysal (r. 1964-1975). Deze hervor-

    mingsgezinde koning wilde graag zijn eigen zin doorduwen en zag zijn

    kans schoon toen Muhammad ibn Ibrahim Al al-Shaykh, een directe na-

    zaat van Ibn Abd al-Wahhab en een zeer prominente geleerde, in 1969

    stierf en geen erfgenaam met eenzelfde autoriteit achterliet. Sindsdien is

    ook door latere koningen steeds meer macht weg gehaald bij de geleerden

    die via allerlei staatsorganen als fatwaraden, onderwijscomits en recht-

    banken officieel het land mede zouden moeten runnen.

    Menstruatiegeleerden Maar als het religieuze establishment in Saoedi-Arabi steeds meer in

    een hoek wordt gedrukt door het regime, waarom zijn fatwas als die over

    borstvoeding aan volwassen mannen op de werkvloer dan nodig? Kunnen

    de heersers dan niet gewoon een einde maken aan seksescheiding, of wil-

    len ze dat soms niet? Het antwoord op deze vragen ligt in de precaire

    verhouding tussen de politieke en de religieuze heersers van Saoedi-

    Arabi. De koning is weliswaar de baas, maar hij kan niet achteloos met

    de geleerden omspringen. Daarvoor is de oorspronkelijke alliantie tussen

    de heersers en de geleerden te belangrijk en de steun voor de laatsten on-

    der de bevolking te groot. Het inperken van de politieke macht van de ge-leerden is dan ook vaak gepaard gegaan met het vergroten van hun maat-schappelijke invloed. Er werden dan bijvoorbeeld meer koranscholen opge-richt of er ging meer geld naar de islamitische zedenpolitie, beide stok-

    paardjes van het religieuze establishment. Hierdoor kregen de geleerden

    steeds meer invloed op een steeds kleiner gebied. Het is niet voor niets

    dat sommigen hen spottend mashayikh al-hayd (menstruatiegeleerden) noemen; hun mandaat is zogenaamd zodanig ingeperkt, dat ze alleen

    nog maar wat te zeggen hebben over persoonlijke zaken als het vrouwe-

    lijk lichaam.

    Hoewel dit overdreven is, klopt het wel degelijk dat de geleerden ge-

    noodzaakt zijn hun religieuze aandacht steeds meer te richten op steeds

    minder kwesties. Wat er voor hen overblijft is politiek en economisch ge-

    zien meestal van triviaal belang: het gaat niet meer over macht of belang-

  • [ 206 ]

    rijke economische beslissingen, maar slechts over sociale en persoonlijke

    kwesties. Dat de rol van vrouwen daarbij een belangrijke plaats inneemt

    hangt samen met het feit dat in Saoedi-Arabi, dat zich expliciet opwerpt

    als een islamitische staat die volledig bestuurd wordt op basis van de sha-

    ria, de positie van de vrouw en de vrijheden die zij geniet emblematisch

    zijn voor het religieuze karakter van het land. Met andere woorden: men

    moet aan de maatschappelijke positie van de vrouw kunnen zien hoe is-

    lamitisch het land is. Vanuit die houding is het niet verwonderlijk dat

    men erop staat dat vrouwen zich volledig bedekken, niet mogen autorij-

    den en gescheiden moeten worden van niet-verwante mannen. Dit soort

    kwesties zijn namelijk de lakmoesproef van het strikt islamitische karak-

    ter van de staat en bovendien zijn het de enige zaken waarover de geleer-

    den echt nog veel te zeggen hebben. Om beide redenen is het dan ook ex-

    tra lastig voor de politieke heersers om hierin verandering te brengen, er

    vanuit gaand dat ze dat willen. En laat die borstvoedingsfatwa nu net over

    zon kwestie gaan.

    Hervormingen De precaire balans tussen de politieke en de religieuze heersers, het be-

    perkte mandaat van de geleerden en de concentratie op maatschappelijke

    en persoonlijke kwesties die dit heeft opgeleverd is het kader waarin her-

    vormingen in Saoedi-Arabi plaats moeten vinden. Dit is de basis van het

    land en die kan dus niet zomaar opgegeven worden. Dat neemt niet weg

    dat Saoedische burgers zich in toenemende mate lijken te ergeren aan de

    strikte en in hun ogen soms absurde regels waaronder zij moeten le-

    ven. Zo bezien is de borstvoedingsfatwa van al-Ubaykan juist een gulden

    middenweg: als conservatieve geleerde probeert hij het systeem in stand

    te houden en er in principe niets aan af te doen, maar als iemand die oog

    heeft voor de wensen van de samenleving probeert hij de situatie ook

    dragelijker te maken. Hij komt, met andere woorden, tegemoet aan de

    wensen van critici van het systeem, zonder dat werkelijk te hervormen.

    Dit soort oplossingen vinden in Saoedi-Arabi vaak plaats. Saoedis

    die bijvoorbeeld samen met mensen van het andere geslacht willen stu-

    deren, kunnen gesubsidieerd naar buitenlandse universiteiten of naar de

  • [ 207 ]

    King Abdullah University of Science and Technology (KAUST) bij de

    Saoedische kustplaats Jeddah. Beide oplossingen zijn niet meer dan uit-

    laatkleppen voor een maatschappelijk probleem dat zo niet echt wordt

    verholpen, maar hierdoor wordt wel voldoende druk van de ketel gehaald

    om het net weer wat dragelijker te maken. Hetzelfde geldt voor vrouwen

    die auto willen rijden: dat mogen ze op basis van een fatwa niet, maar als

    een vrouw toch gepakt wordt omdat ze auto rijdt, volgt na de arrestatie

    een straf en vaak een koninklijk pardon. Op die manier ondervinden

    vrouwen niet de negatieve consequenties van hun illegale gedrag, maar

    wordt hun positie ook niet fundamenteel verbeterd. Dit alles hangt samen

    met het in stand houden van het Saoedische religieuze establishment en

    het systeem van de twee pijlers dat hieraan ten grondslag ligt.

    Het is, gezien het bovenstaande, niet verwonderlijk dat hervormin-

    gen in Saoedi-Arabi al lange tijd worden geformuleerd in islamitische

    termen. Zo werd de telegraaf pas gentroduceerd in het land nadat de ge-

    leerden hadden vastgesteld dat het geen vorm van tovenarij was en ook de

    radio kon pas worden geaccepteerd nadat de geleerden waren overtuigd

    van het idee dat het als middel voor het verspreiden van de islam kon

    worden ingezet. Zulk soort argumenten worden ook vandaag de dag nog

    veel gehoord in Saoedi-Arabi en niet alleen van de kant van de geleer-

    den. In soera 24: 31a staat (in de vertaling van Fred Leemhuis) bijvoor-

    beeld: En zeg tot de gelovige vrouwen dat zij hun ogen neerslaan en hun

    schaamdelen kuis bedekt houden en dat zij hun sieraard niet openlijk to-

    nen, behalve wat gewoon al zichtbaar is. []. Toen eens enkele vrouwen

    waren gearresteerd omdat ze deze regel hadden geschonden, stonden er

    later artikelen in Saoedische kranten waarin de islamitische zedenpolitie

    erop gewezen werd dat in het vers hier direct voor staat: Zeg tot de gelo-

    vige mannen dat zij hun ogen neerslaan []. Hoe kunnen de mannen

    van de religieuze politie de overtredingen van de vrouwen hebben opge-

    merkt, zo redeneerden critici, als ze zelf hun ogen niet neersloegen?

    Toch is er in Saoedi-Arabi ook veel kritiek op moslims die het reli-

    gieuze establishment alleen binnen het kader van de islamitische bron-

    nen bekritiseren, alsof mensen alleen rechten kunnen hebben als daar-

    voor een tekstuele basis is in de Koran en de soenna. Wij hebben onder-

  • [ 208 ]

    hand zelfs een fatwa nodig om aardig tegen elkaar te kunnen zijn, ver-

    zuchtte een Saoedi een aantal jaar geleden eens. Dit kan er zelfs toe lei-

    den dat hervormingsgezinde geleerden die op basis van de islam tot vrije-

    re interpretaties komen dan het merendeel van het religieuze establish-

    ment niet geaccepteerd worden door het liberalere deel van de Saoedische

    maatschappij. Het argument tegen deze religieuze hervormers is dan dat

    hun oplossingen weliswaar beter zijn dan degenen die de geleerden

    doorgaans aanbieden, maar dat hun remedie desondanks geworteld is in

    dezelfde fatwasfeer als die van de geleerden wiens opvattingen ze be-

    strijden. Dat maakt hen niet fundamenteel anders dan het religieuze es-

    tablishment zelf, zo stellen critici, waardoor zulk soort kritische geleerden

    niet als onderdeel van de oplossing, maar als onderdeel van het probleem

    worden beschouwd. En volgens veel Saoedis geldt dit al zijn waar-

    schijnlijk goede bedoelingen ten spijt dus ook voor al-Ubaykan en zijn

    borstvoedingsfatwa.