3. de éénfasige transformator -...
TRANSCRIPT
Gilbert Van Heerswijnghels / Frank Rubben december 2010
3. De éénfasige transformator
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
1
3.1. Inleiding.
In hoofdstuk 2 werden de belangrijkste magnetische eigenschappen besproken.
In dit hoofdstuk wordt één van de belangrijkste toestellen besproken die gebruikt wordt om spanning en stroom om te vormen. Een toestel die spanning omvormt verbruikt bij voorkeur zo weinig mogelijk energie.
Een synoniem voor "omvormen.' is transformeren.
Het toestel dat bij voorkeur gebruikt wordt in wisselspanningnetten, noemt men de TRANSFORMATOR.
Sommige transformatoren sturen gelijkspanning uit. Dit komt omdat er intern in het toestel nog een gelijkrichterbrug aanwezig is.
Transfo’s bestaan in allerlei maten en grootten:
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 2
3.2. De bouw van een (éénfasige) transformator.
3.2.1. INTRO
De bedoeling van de transformatoren die in deze bundel besproken worden, is het omvormen van wisselspanning en wisselstroom.
Opdracht:
• Stel dat je een ingenieur bent, hoe zou je een transformator bouwen? • Kun je uit de bouw ook de werking van een transformator verklaren? • …
3.2.2. Een schets.
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
3
3.2.3. Bespreking van de geschetste oplossing.
Hoe werkt de transformator?
01. In de primaire spoel (met N1 windingen) wordt er stroom gemeten, nadat er een spanningsbron er op aangesloten werd.
02. De primaire spoel is dus een stroomvoerende geleider. Er zal dus in de spoel een magnetisch veld geïnduceerd worden.
03. Deze flux zal de eenvoudigste weg nemen: doorheen de magnetische kern. 04. De flux sluit zich dus doorheen de magnetische kern. 05. En de flux vloeit door de secundaire spoel. 06. Wanneer de flux verandert qua grootte of qua richting of zin, dan zal er aan
de secundaire een e.m.k. opgewekt worden. Deze e.m.k. probeert de verandering van flux tegen te werken.
07. Als de secundaire kring gesloten is, dan zal er stroom vloeien.
Vragen na 3.2?
o Welke spanningsvorm zal E1 moeten hebben? o Hoe groot is de spanning en stroom aan de secundaire? o Is de transformator een perfect toestel? o Andere?
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 4
3.3. Werking van de IDEALE transformator.
Aan de primaire spoel verwaarlozen we:
a. de draadweerstand
b. de lekflux
Idem aan de secundaire spoel.
In de kern worden de volgende zaken verwaarloosd:
a. Foucault- of wervelstromen b. hysteresisverlies.
3.3.1. Bespreking van de onbelaste Ideale transfo
Veronderstellingen bij een ideale transformator:
o De windingen hebben geen weerstand R1 = 0 = R2
o géén ijzerverliezen o µFE is zéér groot.
Hierdoor mag men veronderstellen dat er geen lekflux is. • µFE >>>>> µ0
Opmerking:
o µ is de permeabiliteit van de magnetische middenstof. µ = µ0. µr µr is bij lucht = 1. Voor staalsoorten µFE > 1000.
o De permeabiliteit heeft een verband met de magnetische "weerstand"; de Reluctantie.
Ř = l / ( µ.A) A = oppervlakte of doorsnede van de magnetische keten. l = lengte van de weg die het magnetische veld aflegt.
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
5
Bespreking onbelaste transformator:
a) Primaire zijde
Wanneer een wikkeling aangesloten wordt op de kern:
Er wordt een spanning aangelegd op de primaire wikkeling. Dit moet door de veronderstelling ( R1=0, dus Z = Xl ) een wisselspanning zijn.
Er wordt verondersteld dat dit een cosinus is.
Dit mag verondersteld worden dankzij Fourieranalyse. Bij fourieranalyse kan elke functie herleid worden tot een som van sinussen en cosinussen. Hierdoor kan er nu bij voorkeur gebruik gemaakt worden sinusoïdale spanning.
De meest natuurlijke vorm van spanningen in een draaiende generator is ook (co)sinusvormig.
De effectieve waarde van deze spanning is U1.
u1(t) = Û1 . cos (w.t)
= \/2 . U1 . cos (w.t)
Doordat er geen verliezen verondersteld zijn, mag men stellen dat e1(t) = u1(t).
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 6
b) In de kern
Wanneer deze spanning aangelegd wordt zal er in de magnetische kern een flux F ontstaan.
F ~ U
De spanning u1(t) doet in de spoel een stroom vloeien:
U1(t) = iµ1(t).
Xl1
De stroom doet vervolgens een flux F ontstaan in de ijzeren kern.
Met behulp van de wet van Faraday-Lenz kan de flux berekend worden:
Weet: R1 = 0
0 - u1(t) = -N1 . dF(t)/dt
u1(t) = N1. dF(t)/dt
u1(t) dt = N1. dF(t)
∫u1(t). dt = N1. dF(t)
Weet: u1(t) = Û1. cos(wt)
= √2 U1. cos (wt)
(1/N1). ∫ √2. U1 cos(wt) dt = ∫ dF(t.)
(√2. U1/(N1.w)) . sin (wt) = F(t)
F’ = U1 / (4.44 f. N1)
Hierbij F’ is de amplitude van de flux.
Herschrijven van de formule levert:
U1 = 4,44. f. N1. FFFF’
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
7
c) Wat gebeurt er nu aan de Secundaire?
De flux vloeit doorheen de secundaire windingen. In deze windingen zal door de omsloten flu× een spanning geïnduceerd worden: E2
E2 = 4,44 • F’. N2. f
Er vloeit géén stroom in de secundaire kring; want er is géén belasting aangesloten.
Er zal wél een stroom vloeien in de primaire, nodig voor de magnetisatie: i0
d) Besluit: Verhouding Ideale transformator
E1
---- = 4,44 . F’ . f
N1
E2
---- = 4,44 . F’ . f
N2
transformatieverhouding
E1/E2 = N1/N2 = k
Deze formules zijn voldoende wanneer men een aantal vluchtige berekeningen wenst te doen.
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 8
e) Opmerking i.v.m. de spanningen bij een onbelaste transformator
De spanningen bij een onbelaste secundaire kring kan men dus als volgt schrijven:
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
9
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 10
3.4. Equivalent schema bij ideale onbelaste transformator
Om eenvoudiger te rekenen wordt er vaak met een equivalent schema gewerkt. Hierbij wordt de magnetische kern elektrisch voorgesteld.
E1 = E’2 = k.E2
E1’ = E2 = E1/k
De minimale stroom die nodig is om het magnetisme op te wekken – i0 – wordt met de nullastproef bepaald.
Bij een ideale transformator zou het opgenomen vermogen aan de primaire kunnen gelijkgesteld worden aan het vermogen nodig voor de magnetisatie (bij de nullastproef).
Welke cos phi verwacht je bij een ideale onbelaste transformator? Welke vermogens kunnen er dan gemeten worden?
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
11
3.5. Uitleg werking belaste ideale transformator
Beredeneer vanuit uw nota’s.
3.5.1.1. Figuur
3.5.1.2. Aan primaire zijde 3.5.1.3. In de magnetische kern 3.5.1.4. Aan secundaire zijde 3.5.1.5. Samenvatting werking
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 12
3.6. Equivalent schema van de (éénfasige) transformator
3.6.1. Equivalent schema van een ideale transfo
Een transformator vormt spanningen en stromen om qua grootte. Deze omvorming gebeurt met behulp van een magnetische hulpkring.
Indien met een eenvoudige berekening wil doen - over de magnetische kring heen - moet men bij voorkeur een verband zoeken of hebben tussen de primaire kring en secundaire kring.
Stel: E1 = E2'
De twee spoelen kan men door één spoel vervangen. Op die manier kan men de magnetische koppeling elektrisch voorstellen.
Als men veronderstelt dat E1 = E2’; dan is er ook een verband tussen E2' en E2.
E1 = k. E2
met k = de transformatieverhouding
E1 = E2'
Op die manier is E2' = k. E2
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
13
Indien het een belaste ideale transformator is, dan zal er stroom vloeien:
Men weet dat een ideale transfo geen verliezen heeft. Het vermogen aan de primaire zal bijgevolg aan de primaire en de secundaire even groot zijn.
S1 = S2
S1 = U1. I1 = E1. I1
S2 = E2 . I2 = k.E’2 . I2
S1 = S2
E1 . I1 = E2 . I2
S1 = S’2
E1 . I1 = E2’.I2’
E2 . I2 = E2’ . I2’
Met E2’ = k.E2
Gevolg: I2’ = I2 / k !!!
Wat gebeurt er nu met de belasting Z2’ in het equivalent schema?
Z2’ = E2’ / I2’ = k.E2 / (I2/k) = k² . E2/I2 = k².Z2
m. a. w. de impedantie Z2’ zal dus k² keer groter zijn in het equivalent schema.
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 14
Voorbeeld:
• Een ideale transfo wordt belast met 100 Ohm. De primaire spanning is 100V. Bereken de parameters als k = 2.
Het equivalent schema:
Z2’ = k². Z2
Z2’ = k². 100 Ohm
= 4. 100
= 400 Ohm
I2’ = I1 = 100/400 = 0, 25A
I2 = k.I2’ = 2.0.25 = 0.5A
Opmerking bij de ideale transformator:
• Men houdt híer géén rekening met de verschillende verliezen. Wat gebeurt er met het equivalent schema als er wél rekening gehouden wordt met de verliezen?
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
15
3.6.2. Equivalent schema van de Praktische transformator
3.6.2.1. inleiding
De praktische transformator bezit de verliezen die bij de ideale transfo genegeerd worden.
a) windingsverliezen.
lekflux
koperweerstand
b) Kernverliezen – ijzerverliezen.
Hysteresisverlies
Foucaultstroom of wervelstroom
3.6.2.2. Bespreking van de verliezen in een transformator. (ppt GVH) 3.6.2.2.1. IJZERVERLIES
4. Verliezen bij een transfo (PFe)
1
Ijzerverlies
Dit is verlies aan vermogen (wattverlies, PFe) in de kern van de transformator
door :
1ste Hysteresisverschijnsel
2de Wervelstromen
Dit verlies verwarmt de transformator kern
Daar beide verschijnselen bepaald worden door de flux en daar deze
constant is (zie werking) is het ijzerverlies in een transformator constant
en onafhankelijk van de belasting .
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 16
4. Verliezen bij een transfo (Pfe hysteresis)
21
De hysteresislus B = f(H) ontstaat door het ompolen van de kern
B (Wb/m²)
H (A/m)
Coërcitieve veldsterkte
Remanent magnetisme
verzadiging
Zacht ijzer Staal
De oppervlakte van de hysteresislus en de netfrequentie bepalen de totale energie die
nodig is om een ijzeren kern voortdurend om te polen.
Bij sommige materialen gaat het ompolen (van de magnecullen of weissgebieden)
vlotter dan bij andere. De grotere oppervlakte van de lus betekend een groter verlies
B (Wb/m²)
H (A/m)
Tegenwoordig wordt vaak korrel geörienteerd transformatorblik gebruikt.
ijzeren massa
4. Verliezen bij een transfo (Pfe wervelstroom wat is)
22
Wervelstromen zijn inductiestromen in metalen massa’s
φ
Denkbeeldige
winding A
Stel de ijzeren massa voor als een denkbeeldige winding
De massa bevindt zich in een veranderlijke flux φ
φ is positief en stijgend
In A onstaat een inductiestroom (wet van Lenz)
Oorzaak: φ ↑ Gevolg : φi tegenwerkend aan φ
φi
i in de denkbeeldige
winding( met RHGR)i
i
De ijzeren massa bestaat in de praktijk uit een veelvoud
van denkbeeldige windingen waarin telkens stromen worden geïnduceerd (wervelstromen)
De inductiestroom i is een wervelstroom.
Alle stromen samen doen de kern opwarmen (joule-effect)
Wervelstromen staan altijd haaks
op de richting van
de flux
90°
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
17
4. Verliezen bij een transfo (Pfe wervelstroom beperken)
23
Wanneer men de elektrische weerstand van het kernmateriaal verhoogt, zullen
de wervelstromen dalen.
Aan het kernmateriaal wordt ongeveer 3% silicium (halfgeleider) toegevoegd
De richting waarin de wervelstromen kunnen vloeien beperken is een tweede
middel om deze wervelstromen te beperken
De magnetische keten bij wisselstroomsmachines is steeds gelammelleerd
Het lamelleren gebeurt steeds in de richting van de flux
φ
wervelstroom
isolatie φ
GOED (wervelstromen klein) FOUT (wervelstromen groot)
3.6.2.2.2. WINDINGSVERLIEZEN
4. Verliezen bij een transfo (Pjcu)
25
Koperverlies
Dit is verlies aan vermogen (wattverlies, Pjcu) door joule-effect in de spoelen
van de transformator .
Ook dit verlies manifesteert zich onder de vorm van warmte
Koperverlies is afhankelijk van de belasting, het neemt zelfs kwadratisch
toe met de belasting.
Pjcu = I1².R1 + I2².R2
Met R1 en R2 respectievelijk
de ohmse weerstanden van de
primaire en de secundaire
wikkeling
Om dit verlies te beperken moet bij het ontwerp een voldoende grote
draadsectie gekozen worden en dus een gepaste stroomdichtheid. Bij
kleine transformatoren wordt vaak 3A/mm² gebruikt.
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 18
4. Verliezen bij een transfo (lekflux)
27
Magnetische verliezen
De magnetische keten is niet ideaal, zowel aan de primaire als aan de
secundaire zijn er veldlijnen die niet sluiten via de magnetische maar wel via de
lucht.
Om dit verlies te beperken probeert men de primaire en secundaire spoel
zo dicht mogelijk bij elkaar te plaatsen en zoveel mogelijk luchtspleten
te voorkomen.
φ0
N1 N2
φl1 φl2
Bij kortsluitvaste transformatoren wordt met
opzet een magnetisch verlies veroorzaakt
Primaire lekflux
of strooiflux secundaire lekflux
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
19
3.6.2.3. Hoe de verliezen opmeten van een transformator?
In het labo werden deze proeven uitgevoerd.
• Nullastproef
o Opmeten ijzerverliezen
4. Verliezen bij een transfo (Pfe opmeten)
24
Het ijzerverlies wordt bepaald met behulp van de nullastproef.
De joule verliezen in de primaire tengevolge van de nullaststroom (Pjcu0 = I0².R1)
kan men verwaarlozen.
Meetopstelling
De transformator wordt aangesloten op nominale primaire spanning, evenwel
onbelast. In de primaire wordt U1, I1 en P1 gemeten. Het gemeten vermogen
mag men beschouwen als Pfe.
Px120 P1, Q1, S1,U1, I 1, cos ϕ1
•VVV
W
∼
Ingesteld op U1nom
Het kan interessant zijn
om eventueel U2 op te
meten teneinde de
transformatieverhouding
“k” te kunnen bepalen
I0
U1 U2
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 20
• Kortsluitproef
o Opmeten windingsverliezen
koperverliezen en actief gedeelte lekflux reactief gedeelte
4. Verliezen bij een transfo (Pfjcu opmeten)
26
Het koperverlies wordt bepaald met behulp van de kortsluitproef
Het gemeten vermogen is het koperverlies bij maximum of nominale belasting
Meetopstelling
De transformator wordt kortgesloten. De primaire spanning wordt opgevoerd
tot I1nom vloeit in de primaire kring.
Px120 P1, Q1, S1,U1, I 1, cos ϕ1
•V
VA
W
∼
Ingesteld op Uk
I1nom
Uk
De spanning waarbij I1nom vloeit in de primaire kring is de kortsluitspanning (Uk)
van de transformator. We komen hier later nog op terug.
I2nom
Daar Uk klein is zal de
kernflux ook betrekkelijk
klein zijn en kan het
ijzerverlies in deze meting
verwaarloosd worden
Zie laboverslagen.
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
21
3.6.2.4. Rendement van een eenfasige transformator?
3.6.2.5. Hoe de verliezen voorstellen in het equivalent schema?
Het gebruik van het Steinmetz1-equivalent is de methode die nu kan gehanteerd worden.
1 Theory and calculation of alternating current phenomena Charles Proteus Steinmetz 1895 McGraw –Hill book
company
Het Steinmetz-equivalent Om door gedreven berekeningen uit te voeren op transformatoren, wordt een praktische transformator opgebouwd met ideale onderdelen. Met een dergelijke voorstelling is het mogelijk de verliezen , rendement, spanningsregeling, enz.. bij een transformator na te berekenen. Stapsgewijze opbouw van het equivalentschema
Daar zowel de primaire spoel als de secundaire spoel gewikkeld zijn met koperdraad, kan men in een eerste benadering de draadweerstand, zuiver ohms van karakter, buiten het klassieke schema van de transformator brengen. Beide spoelen zullen bij stroomdoorgang opwarmen ten gevolge van het joule effect. Het vermogen gedissipeerd in deze elementen is uiteraard verliesvermogen, ook wel koperverlies genoemd. Deze ohmse componenten zullen
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 22
ons , althans gedeeltelijk, in staat stellen de veranderingen van de uitgangsspanning bij belasting te berekenen.
I1 I2
U1
R2R1
E1 E2 U2 ZL
Een verder opsplitsing kan nog doorgevoerd worden. Immers naast de verliezen in de spoelresistanties, Pjcu of koperverlies genoemd (met Pjcu = I1².R1 + I2² .R2 ), zijn er ook nog magnetische verliezen.
Het is namelijk zo dat een gedeelte van de magnetische flux enkel de primaire windingen of enkel de secundaire windingen omsluit. Dit gedeelte van de flux wordt de lekflux of strooiflux genoemd.
ΦM: mutuele of wederzijdse flux
Φl of Φσ: lekflux of strooi-
flux
Het is juist deze strooi- of lekflux dat buiten het transformator beeld wordt gebracht. Deze lekflux wordt voorgesteld als een inductieve reactantie. Immers je kunt een transformator spoel, zowel de primaire als de secundaire, voorstellen als twee spoelen. Namelijk een eerste spoel, met het hoogste aantal windingen, die instaat voor de mutuele flux en die de eigenlijke transformatie werking verzorgt. In de tweede plaats is er een tweede spoel met weinig windingen, die de lekflux veroorzaakt. De lekflux in beide spoelen is verantwoordelijk voor een zeker spanningsval, met andere woorden, een gedeelte van de bronspanning is nodig om de inductiespanning tengevolge van de lekflux te compenseren1,2. Dit spanningsval, tengevolge van de lekflux, kunnen we dan ook voorstellen als een
inductieve reactantie ( Xl of Xσ).
ΦM
Φl
Φl
I1 I2
U1
2R1
E1 E2 U2 ZL
X 1l Xlk R2
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
23
Alhoewel het transformatorbeeld stilaan de ideale transformator benadert, zijn er nog steeds een aantal praktische elementen niet afgezonderd. Er is ook nog de energie nodig om de kern magnetisch te maken. Deze is tweeledig, er is immers een hoeveelheid reactieve energie nodig om het transformatorveld op te bouwen. Hetgeen kan voorgesteld worden als een reactantie Xm . Maar het opbouwen van dit veld vraagt ook een hoeveel actieve energie. Deze laatste manifesteert zich in onder de vorm van warmte in de kern van de transformator. Het betreft hier in de eerste plaats warmte die vrijkomt tijdens het ompolen van de kern, warmte die vrijkomt door het doorlopen van de hysteresislus op het ritme van de netfrequentie of een gevolg van de “effective hysteric resistance” 3. Maar ook Faucoult- of wervelstromen slorpen een hoeveelheid actieve energie op, “effective resistance due to faucoult currents”3 .
Deze omzetting in warmte kan men gelijkstellen met het vermogen gedissipeerd in een zuiver ohmse weerstand. Dit vermogenverlies noemt men het ijzerverlies.
1. Electric machinery and transformers Bagh S. Guru, Hüseyein R. Hizizoglu 3th ed 2001 Oxford
2. Alternating current machines Puchstein, Lloyd & Conrad 3th ed 1953 John Wiley & sons
3. Theoretical elements C. P. Steinmetz Electrical engineering library 4th
ed 1915 Mc Graw-Hill
bookcompany
Het uiteindelijke equivalentschema ziet er dan als volgt uit:
I1 I2
U1
2R1
E1 E2 U2 ZL
X 1l Xlk R2
XmRfe
RFe en Xm worden hier als parallel elementen voorgesteld. Dit kan ook als een serieschakeling. Hetgeen soms ook wel eens voorkomt. Een overgang van de ene naar de andere voorstelling maken is vrij eenvoudig.. Om de serie equivalenten te berekenen moeten de basisgegevens, spanning, stroomsterkte en faseverschuivingshoek, gelijk blijven.
RFe
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 24
Rekenvoorbeeld U = 230 V / 50 Hz RFe = 2000 Ω / Xm = 1000 Ω
Rfe XmU
I / ϕ
U
Xm’
Rfe’
I / ϕ
Om de berekeningen te vereenvoudigen wordt de ideale transformator uit het schema gehaald en wordt het schema betrokken op de primaire (of de secundaire). Dit betekend dat de elementen van het equivalent schema omgerekend worden met de primaire (of secundaire) als referentie. Om dit enigszins te begrijpen moet je je afvragen : “hoe wordt een last in de secundaire gezien door de primaire (of omgekeerd) of nog welk is het effect van een belasting in de secundaire op de primaire grootheden”.
RFe’
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
25
Rekenvoorbeeld:
Met andere woorden R2 = 10 Ω in de secundaire is gelijk aan R1 = 1000 Ω in de primaire.
Theoretisch kunnen we dit als volgt bepalen :
R1 = 1000 ΩU1
1000 V
I1
k= 10
R2 = 10 Ω
I1 I2
U1 U2
1000 V 100 V
Welk is het effect van R2 op I1
of bovenstaand schema kan voorgesteld worden als
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 26
Na aanpassing wordt het equivalent schema
I1 I2 / k
U1
2R1
ZL
X 1l k² .Xlk² .R2
XmRFe k².k.U2
Daar RFe en Xm veel groter zijn dan R1 en Xl1 is de spanningsval I1.(R1 + j.Xl1) te verwaarlozen en kan deze parallelle tak naar het begin van de schakeling geschoven worden.
I1
I2 / k
U1
2R1
ZL
X 1l k² .Xlk² .R2
XmRFe k².k.U2
Req + j Xeq
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
27
Het vereenvoudigd equivalentschema betrokken op de primaire wordt
uiteindelijk:
I1
I2 / k
U1
Req
ZL
Xeq
XmRFe k².k.U2
I0
merk op Req = R1 + k².R2 met R1 = k².R2 = Req/2
Xeq = Xl1 + k² Xl2 met Xl1 = k². Xl2 = Xeq/2
en Req’ = R1/k² + R2 Xeq’ = Xl1/k² + Xl2
Het vereenvoudigd equivalentschema betrokken op de secundaire:
I1’ = k. I1
I2
U1’ = U1/k
Req’
ZL
Xeq’
XmRFe U2
k.I0
U1’
k² k²
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 28
3.6.2.6. Vectoriële voorstelling Zie nota’s
5.Equivalente keten en vectoriële voorstelling (equiv. Keten))
1
Equivalente keten
Bij een praktische transformator moet je ook rekening houden met de ohmse
weerstand van de spoelen (R1 en R2), alsook met de lekflux (Xl1, Xl2)
De lekflux zorgt voor een inductiespanning El die ook door de bron moet
overwonnen worden. Vandaar dat de invloed van de lekflux als een
spanningsval over een seriereactantie kan voorgesteld worden
Xl1 Xl2
∼
R1 R2
Z2U1 -E1 E2 U2
I1 I2
φ0
Primaire spanningsvergelijking Secundaire spanningsvergelijking
U1 = I1.R1 + I1. Xl1 + (-E1) E2 = I2.R2 + I2. Xl2 + U2
φ0
U2
5.Equivalente keten en vectoriële voorstelling (vect voorstel)
34
Vectoriële voorstelling Werkwijze: ohmse belasting
men tekent U2, I2 en ϕ2
De spanningsvergelijking van de secundaire
wordt getekend
E2 = I2.R2 + I2. Xl2 + U2
De flux is 90° voor op E2 en in fase met I0
E1 en E2 zijn in fase doch –E1 wordt
getekend (we veronderstellen k = 1)
∆I1 en I2 zijn in tegenfase en even groot (k=1)
I1 = ∆I1 + I0
De spanningsvergelijking van de primaire
wordt getekend
I2
ϕ2
I2.R2
I2.Xl2
E2
I0
-E1
∆I1
I1
U1 = I1.R1 + I1. Xl1 + (-E1)
I1.R1
U1
I2.Xl2
men tekent ϕ1
ϕ1
ϕ1 ≠ ϕ2
U2 < E2
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
29
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 30
3.6.2.7. Gedrag van spanning bij een belaste praktische transfo
Zie meting.
5.Equivalente keten en vectoriële voorstelling (uitw kar)
35
Uitwendige karakteristiek
Uit de vectoriële voorstelling volgt dat de secundaire klemspanning zal
afnemen bij toenemende ohmse belasting
Bij een inductieve last is deze daling groter, terwijl bij een capacitieve last
de secundaire klemspanning dan weer stijgt.
∆U =U2nullast – U2 nom
U2nullast
Spanningsval
U2
I2
C
R
L
∆U∆U
∆U
I2nom
Onderzoek naar gedrag van de secundaire spanning als de belasting wijzigt; bij een constante primaire spanning. Noteer in eigen woorden wat je ziet: C? L? R?
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
31
3.6.2.8. Een Berekening op het equivalent schema
Een voorbeeld vindt u hier via ppt (zie ook smartschool – Bron R. Belmans) Een ander voorbeeld vindt u erna. Andere oefeningen staan er ook bij – en in je nota’s.
3.6.2.8.1. Voorbeeld 1
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 32
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
33
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 34
3.6.2.8.2. Voorbeeld 2
GEGEVEN
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
35
Nullastproef
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 36
Kortsluitproef
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
37
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 38
Berekenen Capacitieve last
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB
39
Elektrische Aandrijvingen H03 - De éénfasige transformator VTI BRUGGE
GVH - FRB 40
3.7. Conclusies & Besluiten
Neem zelf je besluiten:
• Bouw van de transfo • Werking van de transfo • Eenvoudige transformatorformules • Equivalent schema berekenen • Verliezen in een transformator • Opmeten verliezen in een transformator • Vectorieel schema • Belastingskarakteristiek transfo
3.8. Bronvermeldingen
TO DO.