603.81.136 fiat ducato instructie - fiat-service.nl 250... · geachte cliënt, hartelijk dank dat u...

282
FIAT DUCATO 603.81.136 NL INSTRUCTIEBOEK

Upload: trinhdien

Post on 13-Jul-2018

226 views

Category:

Documents


2 download

TRANSCRIPT

FIATDUCATO603.81.136 NL

INSTRUCTIEBOEK

Geachte cliënt,

Hartelijk dank dat u voor een Fiat hebt gekozen en gefeliciteerd met uw keuze voor de Fiat Ducato.

Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten van deze auto volledig te laten benutten.

Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevatinformatie, tips en aanwijzingen die u zullen helpen de technische kwaliteiten van uw Fiat Ducato volledig te benutten.

Wij raden u aan om de aanwijzingen en tips bij de symbolen onder aan de pagina aandachtig te lezen:

veiligheid van de inzittenden;

conditie van de auto;

bescherming van het milieu.

In de de “Service- en garantiehandleiding” vindt u naast het schema voor het geprogrammeerd onderhoud:

❒ het garantiecertificaat en de bijbehorende voorwaarden

❒ een overzicht van de speciale aanvullende service voor cliënten.

Veel leesplezier en goede reis!

Hoewel in dit instructieboekje alle uitvoeringen van de Fiat Ducato beschreven worden, dient u zich aan de informatie te houden met betrekking tot de uitrusting, de motoruitvoering en

het model van de auto die u gekocht hebt.

ABSOLUUT LEZEN!

K

BRANDSTOF TANKEN

Tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590.

Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en het vervallen van de ga-rantie tot gevolg hebben.

MOTOR STARTEN

Controleer of de handrem is aangetrokken; zet de versnellingspook in vrij; trap het koppelingspedaal volledig in, maartrap het gaspedaal niet in; draai vervolgens de start-/contactsleutel in stand MAR en wacht tot de waarschuwings-lampjes Y en m doven; draai de start-/contactsleutel in stand AVV en laat de sleutel los zodra de motor aan-slaat.

PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN

Onder normale bedrijfsomstandigheden bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer daarom niet boven gras,droge bladeren, dennennaalden of ander brandbaar materiaal: brandgevaar.

BESCHERMING VAN HET MILIEU

De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van invloedzijn op de uitlaatgasemissie zodat overmatige vervuiling van het milieu wordt voorkomen.

ELEKTRISCHE APPARATUUR

Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt monteren die stroom verbruiken (waardoor de accu langzaam kan ont-laden), wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kan controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt isvoor het extra stroomverbruik.

CODE-card

Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto. Wij raden u aan de elektronische code van de CODE-cardaltijd bij u te hebben.

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD

Bedenk dat een goed onderhoud van de auto de beste manier is om de prestaties en de veiligheid van de auto ge-durende langere tijd te garanderen. Daarbij wordt ook het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag.

IN HET INSTRUCTIEBOEKJE....

…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onderhoud vanuw auto. Let vooral op de symbolen " (veiligheid van de inzittenden) # (bescherming van het milieu) ! (conditievan de auto.

4

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

DASHBOARD EN BEDIENING ........................................ 5

SYMBOLEN ........................................................................... 6

FIAT CODE ........................................................................... 6

DE SLEUTELS ........................................................................ 8

DIEFSTALALARM ................................................................. 13

START-/CONTACTSLOT ................................................. 15

INSTRUMENTENPANEEL ................................................. 16

INSTRUMENTEN ................................................................ 17

DIGITAAL DISPLAY ............................................................ 20

MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ..................................... 26

TRIP COMPUTER ................................................................ 35

ZITPLAATSEN ...................................................................... 37

HOOFDSTEUNEN .............................................................. 43

STUURWIEL ......................................................................... 44

SPIEGELS ................................................................................ 45

VERWARMING EN VENTILATIE .................................... 47

AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND ....................... 51

AIRCONDITIONING, AUTOMATISCH........................ 55

EXTRA VERWARMING ..................................................... 65

AUTONOME EXTRA VERWARMING........................... 66

EXTRA VERWARMING ACHTER ................................... 72

EXTRA AIRCONDITIONING ACHTER ........................ 73

BUITENVERLICHTING ...................................................... 74

RUITEN REINIGEN ............................................................. 77

CRUISE-CONTROL ............................................................ 79

PLAFONDVERLICHTING ................................................. 81

BEDIENINGSORGANEN .................................................. 82

NOODSCHAKELAAR VOOR ONDERBREKING BRANDSTOFTOEVOER EN ELEKTRISCHE VOEDING............................................................................... 84

INTERIEURUITRUSTING ................................................... 85

TACHOGRAAF..................................................................... 91

PORTIEREN .......................................................................... 92

ELEKTRISCHE RUITBEDIENING .................................... 97

MOTORKAP ......................................................................... 98

IMPERIAAL/SKIDRAGER ................................................... 100

KOPLAMPEN ........................................................................ 101

ABS .......................................................................................... 102

ESP-SYSTEEM ........................................................................ 103

EOBD-SYSTEEM ................................................................... 106

PARKEERSENSOREN ......................................................... 107

AUTORADIO ....................................................................... 108

EXTRA ACCESSOIRES ....................................................... 109

TANKEN MET DE FIAT DUCATO ................................ 110

BESCHERMING VAN HET MILIEU ................................. 112

DDDDAAAASSSSHHHHBBBBOOOOAAAARRRRDDDD EEEENNNN BBBBEEEEDDDDIIIIEEEENNNNIIIINNNNGGGG

DASHBOARD

De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsknoppen, de instrumenten en de controlelampjes kunnen per uitvoering verschillen.

1. Vaste uitstroomopeningen zijkant - 2. Verstelbare uitstroomopeningen zijkant - 3. Linker hendel: bediening buitenverlichting -4. Instrumentenpaneel en waarschuwingslampjes - 5. Rechter hendel: bediening ruitenwissers, achterruitwisser, trip computer -6. Verstelbare uitstroomopeningen midden - 7. Autoradio (indien aanwezig) - 8. Opbergvak/Frontairbag passagierszijde (indienaanwezig) - 9. Dashboardkastje - 10. Aansteker/12V-stekkerdoos - 11. Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning -12. Bedieningsknoppen op het dashboard - 13. Versnellingspook - 14. Start-/contacslot - 15. Hendel stuurwielverstelling - 16. Frontairbag bestuurderszijde - 17. Schakelaarpaneel: koplampafstelling/digitaal display/multifunctioneel display.

5

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

F0N0001mfig. 1

6

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING SYMBOLEN

Op of in de nabijheid van enkele onder-delen van uw auto zijn plaatjes met een be-paalde kleur aangebracht, met daaropsymbolen die uw aandacht vragen en dievoorzorgsmaatregelen aangeven die u inacht moet nemen als u met het be-treffende onderdeel te maken krijgt.

Onder de motorkap fig. 2 is een plaatjeaangebracht, waarop de betekenis van desymbolen wordt verklaard.

FIAT CODE

Voor een nog betere bescherming tegendiefstal is de auto uitgerust met een elek-tronische startblokkering. Het systeemschakelt automatisch in als de start-/ contactsleutel wordt uitgenomen.

In iedere sleutel zit een elektronisch com-ponent gemonteerd die bij het starten vande motor een signaal ontvangt via een speciale antenne die in het start-/contact-slot is ingebouwd. Het signaal wordt bijhet starten omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheidvan de Fiat CODE gezonden, die, als decode wordt herkend, het starten van demotor mogelijk maakt.

fig. 2 F0N0002m

7

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGDraai in dat geval de sleutel in stand

STOP en vervolgens opnieuw in standMAR; als de motor geblokkeerd blijft,probeer het dan opnieuw met de anderegeleverde sleutels. Als de motor nog nietaanslaat, wendt u dan tot de Fiat-dealer.

BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigencode, die in de regeleenheid van het sys-teem moet worden opgeslagen. Voor hetopslaan van nieuwe sleutels (maximaal acht)moet u zich tot de Fiat-dealer wenden.

Als het lampje Ytijdens het rijden gaat branden

❒ Als het lampje Y gaat branden, be-tekent dit dat het systeem zichzelf con-troleert (bijv. bij een vermindering vande spanning).

❒ Als het lampje Y blijft branden, moetu zich tot de Fiat-dealer wenden.

Bij krachtige stoten kunnende elektronische componen-ten in de sleutel beschadigdworden.

WERKING

Als u bij het starten van de motor de sleu-tel in stand MAR draait, dan stuurt hetFiat CODE-systeem een code naar de re-geleenheid van de motor die, als de codewordt herkend, de blokkering van de func-ties opheft.

De code wordt alleen verzonden als deregeleenheid van het Fiat CODE-systeemde door de sleutel verzonden code heeftherkend.

Iedere keer als u de contactsleutel in standSTOP zet, schakelt de Fiat CODE defuncties van de elektronische regeleenheidvan de motor uit.

Als bij het starten de code niet wordt her-kend, gaat op het instrumentenpaneel hetwaarschuwingslampje Y branden terwijlop het display een bericht verschijnt (ziehet hoofdstuk “Lampjes en berichten”).

8

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

SLEUTEL METAFSTANDSBEDIENING fig. 4

De metalen baard A bevindt zich in dehandgreep en dient voor:

❒ het start-/contactslot;

❒ de sloten van de portieren;

❒ het ont-/vergrendelen van de tankdop.

Druk op het knopje B voor het uitklap-pen van de metalen baard.

Ga voor het inklappen als volgt te werk:

❒ houd het knopje B ingedrukt en ver-plaats de metalen baard A;

❒ laat het knopje B los en draai de me-talen baard A totdat hij op de juistewijze is ingeklapt en vergrendeld.

DE SLEUTELS

CODE-CARD fig. 3

Bij de auto worden twee sleutels geleverden de CODE-card waarop staat aange-geven:

A de elektronische code;

B de mechanische code van de sleutelsdie bij aanvraag van duplicaatsleutelsaan de Fiat-dealer moet wordenoverhandigd.

BELANGRIJK Om schade aan de elektro-nische schakelingen in de sleutels te voor-komen, mogen de sleutels niet aan direc-te zonnestraling worden blootgesteld.

Als de auto wordt verkocht,moeten alle sleutels en deCODE-card overhandigd wor-den aan de nieuwe eigenaar.

fig. 3 F0N0003m fig. 4 F0N0004m

9

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGKnop Æ dient voor het ontgrendelen van

de voorportieren.

Knop Ø dient voor het vergrendelen vanalle portieren/deuren.

Knop Ë dient voor het ontgrendelen vande deuren van de laadruimte.

Als de portieren worden ontgrendeld,wordt de interieurverlichting een bepaal-de tijd ingeschakeld.

Druk het knopje B alleen inals de sleutel ver genoeg van

het lichaam (speciaal de ogen) en vanvoorwerpen die snel beschadigen (bij-voorbeeld kledingstukken) is verwij-derd. Laat de sleutel nooit onbeheerdachter. Hiermee voorkomt u dat ie-mand (dit geldt in het bijzonder voorkinderen) per ongeluk op de knopdrukt.

ATTENTIE

fig. 5 F0N0145m

Enkele uitvoeringen zijn voorzien van eensleutel met afstandsbediening met 2 knop-pen Á en Ë fig. 5.

Knop Á dient voor het vergrendelenvan alle portieren/deuren.

Knop Ë dient voor het ontgrendelenvan alle portieren/deuren.

10

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Batterij van de sleutel metafstandsbediening vervangen fig. 7

Ga voor het vervangen van de batterij alsvolgt te werk:

❒ druk op het knopje A en klap de me-talen baard B uit;

❒ draai de schroef C in stand :met eenkleine schroevendraaier;

❒ trek de batterijhouder D naar buitenen vervang de batterij E; let daarbijgoed op de polariteit;

❒ plaats de batterijhouder D in de sleu-tel en draai de schroef C in stand Á .

fig. 7 F0N0005m

Extra afstandsbedieningenbestellen

Het systeem kan maximaal 8 afstandsbe-dieningen herkennen. Als u in de loop dertijd een nieuwe afstandsbediening nodighebt, kunt u zich tot een Fiat-dealer wen-den. Neem dan de CODE-card, een iden-titeitsbewijs en het kentekenbewijs mee.

Informatie van het lampje op hetdashboard

Als de portieren/deuren worden vergren-deld, gaat het bewakingslampje A-fig. 6ongeveer 3 seconden branden en daarnaknipperen (bewakingsfunctie).

Als u de portieren/deuren vergrendelt eneen of meer portieren/deuren zijn nietgoed gesloten, dan gaan het lampje en derichtingaanwijzers snel knipperen.

fig. 6 F0N0114m

11

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGMECHANISCHE SLEUTEL fig. 8

De metalen baard A zit vast aan de sleu-tel.

De sleutel dient voor:

❒ het start-/contactslot;

❒ de sloten van de portieren;

❒ het ont-/vergrendelen van de tankdop.fig. 8 F0N0006m

Lege batterijen zijn schadelijkvoor het milieu. Ze moeten indaarvoor bestemde contai-ners worden gedeponeerd of

kunnen ingeleverd worden bij de Fiat-dealer, die voor de verwerking zorgt.

12

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):

Typesleutel

Mechanische sleutel

Sleutel met afstandsbediening

Knipperen richtingaanwijzers(alleen met sleutel met afstandsbediening)

Bewakingslampje

Ontgrendelen sloten

Sleutel linksom draaien(bestuurderszijde)

Sleutel linksom draaien(bestuurderszijde)

Knop Ækort indrukken

2 x knipperen

Doven

Sloten van buitenaf

vergrendelen

Sleutel rechtsom draaien (bestuurderszijde)

Sleutel rechtsom draaien (bestuurderszijde)

Knop Ø kort indrukken

1 x knipperen

3 seconden conti-nu branden en ver-volgens knipperen bewakingslampje

Dead lock inschakelen

(indien aanwezig)

Knop Øtwee keer indrukken

3 x knipperen

2 x knipperen en vervolgens knipperen bewakingslampje

Ontgrendelen achterdeurslot

Knop ∞kort indrukken

2 x knipperen

Knipperen bewakingslampje

BELANGRIJK Het openen van de ruiten is gekoppeld aan het commando voor portierontgrendeling; het sluiten van de ruiten is gekoppeld aan het commando voorportiervergrendeling.

Ruiten sluiten(indien vantoepassing)

Knop Ølanger dan 2seconden indruk-ken

1 x knipperen

Knipperen bewakingslampje

Ruiten openen(indien van toe-

passing)

Knop Ælanger dan 2seconden indruk-ken

2 x knipperen

Doven

13

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGDIEFSTALALARM

(indien aanwezig)

Het diefstalalarm, een aanvulling op allereeds beschreven functies van de af-standsbediening, wordt bediend door deontvanger die onder het dashboard nabijhet zekeringenkastje is geplaatst.

WANNEER GAAT HET ALARMAF

Het diefstalalarm wordt in de volgende ge-vallen geactiveerd:

❒ als een van de portieren/deuren of de motorkap ongeoorloofd wordt geopend (omtrekbeveiliging);

❒ bij een startpoging (contactsleutel instand MAR);

❒ als de kabels van de accu worden on-derbroken;

❒ bij het optillen/kantelen van de auto.

Als het alarm in werking treedt, wordt, af-hankelijk van het land, de sirene geacti-veerd en gaan de richtingaanwijzers knip-peren (ongeveer 26 seconden). De wijzewaarop het systeem werkt en het aantalcycli kunnen per land verschillen.

Toch is een maximum aantal cycli voorzienvoor de akoestische en zichtbare signalen.Na een alarmsignalering schakelt het systeemover naar de normale bewakingsfunctie.

De kantelsensor kan worden uitgeschakeldmet de betreffende toets (zie de paragraaf“Kantelsensor” op de volgende pagina’s).

BELANGRIJK De startblokkering wordt uit-gevoerd door de Fiat CODE en wordt au-tomatisch ingeschakeld als de contactsleuteluit het start-/contactslot wordt genomen.

ALARM INSCHAKELEN

Richt bij gesloten portieren, laadruimte enmotorkap en contactslot in stand STOPof met uitgenomen sleutel, de sleutel met af-standsbediening in de richting van de auto.Druk op de knop “vergrendelen” en laat deknop weer los.

U hoort een akoestisch signaal (“BIEP”) (be-halve bij uitvoeringen voor bepaalde mark-ten) en de portieren worden vergrendeld.

Het inschakelen van het alarm wordt voor-afgegaan door een zelfdiagnose: als het sys-teem een storing vindt, dan klinkt nogmaalseen akoestisch signaal.

Schakel in dat geval het alarm uit door opde knop “ontgrendelen portieren/ontgren-delen laadruimte” te drukken en controleerof de portieren en de motorkap gesloten zijnen schakel vervolgens het systeem weer indoor op de knop “vergrendelen” te drukken.

Als de portieren en de motorkap niet goedgesloten zijn, worden ze niet door het dief-stalalarm gecontroleerd.

Als bij goed gesloten portieren, motorkapen laadruimte het akoestisch signaal wordtherhaald, dan is er een storing gesignaleerdin de werking van het systeem. Wendt u indat geval tot de Fiat-dealer.

BELANGRIJK Als de portieren met de me-talen baard van de sleutel centraal wordenvergrendeld, schakelt het alarm niet in.

BELANGRIJK De werking van het diefstal-alarm verschilt per land.

DIEFSTALALARMUITSCHAKELEN

Druk op de knop “ontgrendelen portie-ren/ontgrendelen laadruimte” van de sleutelmet afstandsbediening.

Het volgende gebeurt (met uitzondering vanbepaalde markten):

❒ de richtingaanwijzers knipperen tweekeer kort;

❒ u hoort twee korte akoestische signalen(“BIEP’s”);

❒ de portieren worden ontgrendeld.

BELANGRIJK Als de portieren met de me-talen baard van de sleutel centraal wordenontgrendeld, schakelt het alarm niet uit.

14

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING KANTELSENSOR

De kantelsensor meet iedere veranderingin de hellingshoek van de auto en signa-leert daardoor het geheel of gedeeltelijkoptillen van de auto (bijv. bij het verwij-deren van een wiel).

De kantelsensor signaleert een minimaleverandering in de hellingshoek van de au-to, zowel langs de lengte- als de dwarsas.

Veranderingen in de hellingshoek wordenniet gesignaleerd als de snelheid lager isdan 0,5°/min. (bijvoorbeeld: als een bandlangzaam leegloopt).

Beveiliging uitschakelen

Voor het uitschakelen van de kantelsen-sor (bijvoorbeeld bij het slepen van de au-to met ingeschakeld diefstalalarm) moet ude knop A-fig.8a op het schakelaarpaneelindrukken. De sensor blijft uitgeschakeldtotdat de portieren centraal worden ont-grendeld.

MELDINGEN VANINBRAAKPOGINGEN

Iedere inbraakpoging wordt aangegevendoor het branden van het controlelamp-je Y op het instrumentenpaneel en hettegelijk verschijnen van een bericht op hetdisplay (indien aanwezig) (zie het hoofd-stuk “Lampjes en berichten”).

ALARM BUITEN GEBRUIKSTELLEN

Als u het diefstalalarm buiten gebruik wiltstellen (bijv. als de auto langere tijd nietwordt gebruikt), dan hoeft u slechts de au-to af te sluiten door de metalen baard vande sleutel met afstandsbediening in hetportierslot te draaien.

BELANGRIJK Als de batterijen van desleutels met afstandsbediening leeg zijn, ofals er een storing is in het diefstalalarm,dan kunt u het systeem buiten werkingstellen door de contactsleutel in het con-tactslot te steken en deze in stand MARte draaien.

fig. 8a F0N0232m

15

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGSTART-/CONTACTSLOT

De sleutel kan in 4 standen worden ge-draaid fig. 9:

❒ STOP: motor uit, sleutel uitneembaar,stuurslot ingeschakeld. Enkele elektri-sche installaties werken (bijv. auto-radio, centrale portiervergrendeling).

❒ MAR: contact aan. Alle elektrische in-stallaties werken.

❒ AVV: motor starten (stand zondervergrendeling).

❒ PARK: motor uit, parkeerverlichtingaan, stuur geblokkeerd. Druk om desleutel in stand PARK te kunnendraaien, op de knop A.

Het contactslot is voorzien van een her-startbeveiliging. Als de motor bij de eer-ste poging niet aanslaat, moet u de sleu-tel terugdraaien in stand STOP en nog-maals starten.

STUURSLOT

Inschakelen

Zet de sleutel in stand STOP, trek desleutel uit het start-/contactslot en draaihet stuur totdat het vergrendelt.

Uitschakelen

Draai het stuur iets heen en weer, terwijlu de sleutel in stand MAR draait.

Als het start-/contactslot isgeforceerd (bijv. bij een po-

ging tot diefstal) moet u, voordat uweer met de auto gaat rijden, de wer-king van het slot laten controleren bijde Fiat-dealer.

ATTENTIE

Neem altijd de sleutel uit hetcontactslot als de auto

wordt verlaten, om onvoorzichtig ge-bruik van de bedieningsknoppen/-hendels te voorkomen. Vergeet nietde handrem aan te trekken. Schakelde eerste versnelling in als de auto opeen helling omhoog staat en de ach-teruit bij een helling omlaag (gezienvanuit de rijrichting). Laat kinderennooit alleen achter in de auto.

ATTENTIE

fig. 9 F0N0007m

Verwijder de sleutel nooit uithet contactslot als de auto

nog in beweging is. Bij de eerste stuur-uitslag blokkeert het stuur automa-tisch. Dit geldt in alle gevallen, ookals de auto gesleept wordt.

ATTENTIE

Het is streng verboden omde-/montagewerkzaamhe-

den uit te voeren, waarvoor wijzigin-gen in de stuurinrichting of de stuur-kolom vereist zijn (bijv. bij montagevan een diefstalbeveiliging). Hierdoorkunnen de prestaties van het systeem,de garantie en de veiligheid in gevaarworden gebracht en voldoet de autoniet meer aan de typegoedkeuring.

ATTENTIE

16

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING INSTRUMENTENPANEEL

Uitvoeringen met digitaal display

A Snelheidsmeter

B Digitaal display

C Toerenteller

D Koelvloeistoftemperatuurmeter metwaarschuwingslampje voor te hogekoelvloeistoftemperatuur

E Brandstofmeter met waarschuwings-lampje brandstofreserve

Uitvoeringen met multifunctioneeldisplay

A Snelheidsmeter

B Multifunctioneel display

C Toerenteller

D Koelvloeistoftemperatuurmeter metwaarschuwingslampje voor te hogekoelvloeistoftemperatuur

E Brandstofmeter met waarschuwings-lampje brandstofreserve

F0N0008m

fig. 10

F0N0010m

fig. 11

17

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGINSTRUMENTEN

De achtergrondkleur en de vormgevingvan de instrumenten kunnen per uitvoe-ring verschillen.

SNELHEIDSMETER fig. 12

Geeft de snelheid van de auto aan.

TOERENTELLER fig.13

De toerenteller geeft het toerental per mi-nuut van de motor aan.

BELANGRIJK De regeleenheid van deelektronische inspuiting blokkeert tijdelijkde toevoer van brandstof als de motormet te hoge toerentallen draait, waardoorhet motorvermogen zal afnemen.

Bij stationair draaiende motor kan de toe-renteller onder bepaalde omstandighedeneen geleidelijke of herhaalde toerentalstij-ging aangeven.

Dit is een normaal verschijnsel en kan op-treden als bijvoorbeeld de airconditioningof de elektroventilateur wordt ingescha-keld. In deze gevallen dient een geringetoerentalstijging voor het behoud van delading van de accu.

fig. 12 F0N0012m fig. 13 F0N0013m

18

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

BRANDSTOFMETER fig. 14

De wijzer geeft de hoeveelheid brandstofaan die in de tank aanwezig is.E brandstoftank leeg.F brandstoftank vol (zie de paragraaf“Tanken met de Fiat Ducato”).

Het waarschuwingslampje A geeft aan dater nog ongeveer 10/12 liter (afhankelijk van de uitvoering) brandstofaanwezig is.Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:door een onregelmatige brandstoftoevoerkan de katalysator beschadigen.

BELANGRIJK Als de wijzernaald op de in-dicatie E staat en het waarschuwings-lampje A knippert, dan is er een storing inhet systeem. Wendt u in dit geval tot deFiat-dealer om het systeem te laten con-troleren.

BELANGRIJK Wij raden u aan de extraverwarming (Webasto) niet in te schake-len als de auto op reservebrandstof rijdt.

KOELVLOEISTOF-TEMPERATUURMETER fig. 15

De wijzer geeft de temperatuur aan vande motorkoelvloeistof, zodra de koel-vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-geveer 50°C.

Bij normaal gebruik van de auto kan dewijzernaald op verschillende posities in hetbereik staan, afhankelijk van de gebruiks-omstandigheden van de auto.

C Lage koelvloeistoftemperatuur.

H Hoge koelvloeistoftemperatuur.

Als het waarschuwingslampje B gaat bran-den (op enkele uitvoeringen verschijntook een bericht op het multifunctioneledisplay), dan is de koelvloeistoftempera-tuur te hoog; zet in dat geval de motor uiten wendt u tot de Fiat-dealer.

fig. 14 F0N0014m fig. 15 F0N0015m

Als de wijzernaald in het rodegebied komt, zet dan onmid-dellijk de motor uit en wendtu tot de Fiat-dealer.

19

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGMOTOROLIENIVEAUMETER

(indien aanwezig)

De meter geeft grafisch de hoeveelheidolie in de motor weer.

Uitvoeringen met digitaal display

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, wordt op het display de hoeveel-heid in de motor aanwezige olie aangege-ven door middel van vijf symbolen.

F0N

1017

i

Na enige seconden verdwijnen de sym-bolen die de oliehoeveelheid weergevenen:

❒ als de limiet voor het geprogram-meerd onderhoud bijna is bereikt,wordt de nog af te leggen afstandweergegeven, waarbij het lampje õ ophet instrumentenpaneel gaat branden.Als de limiet is bereikt, dan worden ophet display enige streepjes weergege-ven.

❒ vervolgens wordt, als de termijn voorhet olieverversen bijna is verlopen, opde bovenste regel van het display deresterende afstand tot de volgendeolieverversing weergegeven, samenmet het opschrift “OIL” op het on-derste deel van het display. Als de li-miet is bereikt, dan worden op het dis-play vijf streepjes weergegeven.

Uitvoeringen met multifunctioneeldisplay

Als u de contactsleutel in de stand MARdraait, wordt op de eerste regel het olie-niveau aangegeven met het branden/do-ven van vijf symbolen.

F0N

1018

i

Het geleidelijk doven van de symbolengeeft het dalen van het olieniveau aan.

Als de oliehoeveelheid voldoende is, bran-den er 4 of 5 symbolen. Als het vijfde sym-bool niet gaat branden, betekent dit nietdat er een storing is of dat er te weinig oliein het motorcarter zit.

Als het olieniveau lager is dan de minimumwaarde, dan wordt op het display het be-richt weergegeven dat het minimum olie-niveau is bereikt en dat er olie moet wor-den bijgevuld.

BELANGRIJK Controleer voor het juisteoliepeil altijd de oliepeilstok (zie de para-graaf “Niveaus controleren” in het hoofd-stuk “Onderhoud en zorg”).

Na enige seconden verdwijnen de sym-bolen die de oliehoeveelheid weergevenen:

❒ als de limiet voor het geprogram-meerd onderhoud bijna is bereikt,wordt de nog af te leggen afstandweergegeven, waarbij het symbool õop het display gaat branden. Als de li-miet is bereikt, verschijnt op het dis-play een waarschuwing.

❒ vervolgens wordt, als de termijn voorhet olieverversen bijna is verlopen, ophet display de resterende afstand totde volgende olieverversing weergege-ven. Als de limiet is bereikt, verschijntop het display een waarschuwing.

Het geleidelijk doven van de symbolengeeft het dalen van het olieniveau aan.

Als het olieniveau lager is dan de minimumwaarde en er bijgevuld moet worden, danknipperen de 5 streepjes op het display.

Als de oliehoeveelheid voldoende is, bran-den er 4 of 5 symbolen. Als het vijfde sym-bool niet gaat branden, betekent dit nietdat er een storing is of dat er te weinig oliein het motorcarter zit.

BELANGRIJK Controleer voor het juisteoliepeil altijd de oliepeilstok (zie de para-graaf “Niveaus controleren” in het hoofd-stuk “Onderhoud en zorg”).

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 17

▲ Om het scherm en de keuzemoge-lijkheden naar boven te doorlopen ofde weergegeven waarde te verhogen.

MODE Kort indrukken voor toegangtot het menu en/of naar het vol-gende scherm te gaan of de keu-ze te bevestigen.

Even ingedrukt houden om terug te keren naar het beginscherm.

▼ Om het scherm en de keuzemogelijk-heden naar beneden te doorlopen ofde weergegeven waarde te verlagen.

20

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING DIGITAAL DISPLAY

BEGINSCHERM fig. 16

Op het beginscherm kan het volgendeworden weergegeven:

A Stand koplampverstelling (alleen alshet dimlicht is ingeschakeld).

B Tijd (altijd weergegeven, ook bij uit-genomen contactsleutel en geslotenvoorportieren).

C Kilometerteller (weergave kilometer-/mijltotaalteller).

Opmerking Bij uitgenomen contact-sleutel wordt bij het openen van een vande voorportieren het display verlicht enwordt enkele seconden de tijd en de kilo-meter- of mijltotaalteller weergegeven.

Opmerking Bij de knoppen ▲ en ▼hangt de werking van het volgende af:

Setup-menu– binnen het menu kunt u het menu naarboven of beneden doorlopen;– tijdens het instellen kunt u de waarde ver-hogen of verlagen.

fig. 16 F0N0016m fig. 17 F0N0017m

21

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGSETUP-MENU fig. 18

Het menu bestaat uit een aantal functiesdat “cyclisch” wordt weergegeven. Defuncties kunnen met de knoppen ▲ en ▼worden gekozen, waarna u de volgendekeuzemogelijkheden kunt selecteren of in-stellingen (setup) kunt uitvoeren.

Het setup-menu kan worden ingeschakelddoor de knop MODE kort in te drukken.

Door de knoppen ▲ en ▼ telkens in tedrukken, kunt u de lijst van het setup-menu doorlopen.

De werking is afhankelijk van het geselec-teerde menupunt.

Een menupunt selecteren

– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu in het menu de instelling selecteren dieu wilt wijzigen;

– met de knop ▲ of ▼ (door de knop tel-kens in te drukken) kan de nieuwe instel-ling worden geselecteerd;

– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu de instelling opslaan en tegelijkertijd te-rugkeren naar het eerder geselecteerdemenupunt.

“Klokje instellen” selecteren

– druk kort op de knop MODE om deeerste eenheid (uren) te wijzigen;

– met de knop ▲ of ▼ (door de knop tel-kens in te drukken) kan de nieuwe instel-ling worden geselecteerd;

– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu de instelling opslaan en tegelijkertijd ver-dergaan naar het volgende onderdeel vanhet instelmenu (minuten);

– na het instellen van de tijd keert u te-rug naar het eerder geselecteerde menu-punt.

Als u de knop MODE even ingedrukt houdt:– als u zich in het menu bevindt, dan ver-laat u het setup-menu;– als u zich in een menu-onderdeel be-vindt, dan verlaat u dat menu-onderdeel;– worden alleen de reeds opgeslagen in-stellingen bewaard (reeds bevestigd doorhet indrukken van de knop MODE).

Het setup-menu heeft een tijdregeling; alshet menu na het verstrijken van een be-paalde tijd wordt afgesloten, dan blijven al-leen de reeds opgeslagen instellingen be-waard (reeds bevestigd door het kort in-drukken van de knop MODE).

22

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Druk kort op de knop MODE om vanuit het beginschermte navigeren. Druk op de knop ▲ of ▼ om in het menute navigeren.

Opmerking Als de auto rijdt, is om veiligheidsredenenalleen een beperkt menu (instelling “SPEEd”) toegan-kelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide menu toe-gankelijk.

fig. 18

F0N1007i

23

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGSnelheidslimiet (SPEEd) instellen

Met deze functie kan de snelheidslimietvan de auto (km/h of mph) worden inge-steld. Als deze limiet wordt overschreden,wordt de bestuurder gewaarschuwd (ziehoofdstuk “Lampjes en berichten”).

Ga voor het instellen van de snelheidsli-miet als volgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnt het opschrift (SPEEd) ende ingestelde meeteenheid (km/h of mph);

– druk op de knop ▲ of ▼ om de snel-heidslimiet in te schakelen (On) of uit teschakelen (OFF);

– als de functie al was ingeschakeld (On),kan met de knop ▲ of ▼ de gewenstesnelheidslimiet worden ingesteld en wor-den bevestigd door het indrukken van deknop MODE;

Opmerking De waarde kan worden in-gesteld tussen 30 en 200 km/h of tussen20 en 125 mph, afhankelijk van de inge-stelde meeteenheid (zie de paragraaf“Meeteenheid instellen Unit”) hierna. El-ke keer als u de knop ▲/▼ indrukt, wordtde waarde 5 eenheden verhoogd of ver-laagd. Als u de knop ▲/▼ ingedrukt houdt,lopen de cijfers automatisch snel door ofterug. Als u dicht bij de juiste waarde bent,stelt u de exacte waarde in door de knoptelkens in te drukken en los te laten.

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Klokje instellen (Hour)

Met deze functie kunt u het klokje instellen.

Ga voor het instellen als volgt te werk:– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knipperen de “uren”;– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knipperen de “minuten”;– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

24

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING Volumeregeling buzzer (bUZZ)

Met deze functie kan het volume van hetakoestische signaal (buzzer), dat klinkt bijde weergave van een storing/waarschu-wing, worden ingesteld.

Ga voor het instellen van het gewenstevolume als volgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnt het opschrift (bUZZ);

– druk op de knop ▲ of ▼ om het ge-wenste volume in te stellen (instelling mo-gelijk op 8 niveaus).

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Meeteenheid (Unit) instellen

Met deze functie kunt u de meeteenheidinstellen.

Ga voor het instellen als volgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnt het opschrift (Unit) ende ingestelde meeteenheid (km) of (mijl);

– druk op de knop ▲ of ▼ om de ge-wenste meeteenheid in te stellen.

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

25

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

MODE

MODE

MODE

▼▲

▼▲

▼▲

▼▲

F0N

1001

i

F0N

1003

i

F0N

1002

iF0

N10

05i

F0N

1006

i

F0N

1002

i

F0N

1003

i

Inschakeling/Uitschakeling van defrontairbag aan passagierszijde ende zij-airbag voor de beschermingvan borstkas (sidebag) (indienaanwezig) (BAG P)

Met deze functie kan de airbag aan passa-gierszijde worden in- en uitgeschakeld.

Ga als volgt te werk:

❒ druk op de knop MODE en druk, na-dat op het display het bericht (BAG POFF) (voor uitschakeling) of het be-richt (BAG P On) (voor inschakeling)is verschenen door het indrukken vande knop ▲ of ▼, opnieuw op de knopMODE;

❒ op het display verschijnt het berichtom de instelling te bevestigen;

❒ selecteer door het indrukken van deknop ▲ of ▼ (YES) (voor bevestigingvan de inschakeling/uitschakeling) of(no) (om te annuleren);

❒ druk kort op de knop MODE; er ver-schijnt een bevestiging van de gekozeninstelling en er wordt teruggekeerdnaar het menuscherm of, wanneer deknop even ingedrukt wordt gehouden,naar het beginscherm zonder op teslaan.

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 20

▲ Om het scherm en de keuzemoge-lijkheden naar boven te doorlopen ofde weergegeven waarde te verhogen.

MODE Kort indrukken voor toegangtot het menu en/of naar het volgende scherm te gaan of dekeuze te bevestigen.

Even ingedrukt houden om terug te keren naar het begin-scherm.

▼ Om het scherm en de keuzemogelijk-heden naar beneden te doorlopen ofde weergegeven waarde te verlagen.

MULTIFUNCTIONEELDISPLAY (indienaanwezig)

Het multifunctionele display kan alle nut-tige en noodzakelijke informatie tijdens derit weergeven:

BEGINSCHERM fig. 19Op het beginscherm kan het volgendeworden weergegeven:A Datum.B Kilometerteller (weergave kilometer-/

mijltotaalteller).C Tijd (altijd weergegeven, ook bij uit-

genomen contactsleutel en geslotenvoorportieren).

D Buitentemperatuur.E Stand koplampverstelling (alleen als

het dimlicht is ingeschakeld).Opmerking Bij het openen van eenvoorportier wordt het display verlicht enwordt enkele seconden de tijd en de kilo-meter-/mijltotaalteller weergegeven.

fig. 19 F0N0018m

Opmerking Bij de knoppen ▲ en ▼hangt de werking van het volgende af:

Lichtsterkte interieur auto regelen– als de buitenverlichting is ingeschakelden het beginscherm wordt weergegeven,dan kunt u hiermee de lichtsterkte in hetinterieur regelen.

Setup-menu– binnen het menu kunt u het menu naarboven of beneden doorlopen;– tijdens het instellen kunt u de waarde ver-hogen of verlagen.

fig. 20 F0N0017m

26

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

27

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGSETUP-MENU fig. 21

Het menu bestaat uit een aantal functiesdat “cyclisch” wordt weergegeven. Defuncties kunnen met de knoppen ▲ en ▼worden gekozen, waarna u de volgendekeuzemogelijkheden kunt selecteren of in-stellingen (setup) kunt uitvoeren. Bij en-kele onderdelen (Klokje en Meeteenheidinstellen) is er een submenu.Het setup-menu kan worden geactiveerddoor de knop MODE kort in te drukken.Door de knop ▲ of ▼ telkens in te druk-ken, kunt u de lijst van het setup-menudoorlopen.De werking is afhankelijk van het geselec-teerde menupunt.

Een menupunt selecteren in het hoofdmenuzonder submenu:– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu in het hoofdmenu de instelling selecte-ren die u wilt wijzigen;– met de knop ▲ of ▼ (door de knop tel-kens in te drukken) kan de nieuwe instel-ling worden geselecteerd;– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu de instelling opslaan en tegelijkertijd te-rugkeren naar het eerder geselecteerdemenupunt in het hoofdmenu.

“Datum” en “Klokje instellen” selecteren:– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu de instelling selecteren die u wilt wijzigen(bijv. uren /minuten of jaar /maand /dag);– met de knop ▲ of ▼ (door de knop tel-kens in te drukken) kan de nieuwe instel-ling worden geselecteerd;– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu de instelling opslaan en tegelijkertijd door-gaan naar het volgende menupunt. Als ditmenupunt het laatste is, dan wordt terug-gekeerd naar het daarvoor geselecteerdemenupunt.

Als u de knop MODE even ingedrukt houdt:– als u zich in het hoofdmenu bevindt, danverlaat u het setup-menu;– als u zich op een ander punt in het menubevindt (in een menu-onderdeel in eensubmenu, in een submenu of in een menu-onderdeel in het hoofdmenu), dan verlaatu het hoofdmenu;– worden alleen de reeds opgeslagen in-stellingen bewaard (reeds bevestigd doorhet indrukken van de knop MODE).Het setup-menu heeft een tijdregeling; alshet menu na een bepaalde tijd wordt af-gesloten, dan worden alleen de reeds op-geslagen instellingen bewaard (reeds be-vestigd door het kort indrukken van deknop MODE).

Een menupunt selecteren in het hoofdmenumet submenu:– als u de knop MODE kort indrukt,wordt het eerste menupunt van het sub-menu weergegeven;– met de knop ▲ of ▼ (door de knop tel-kens in te drukken) kunt u alle menupun-ten van het submenu doorlopen;– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu het weergegeven menupunt van het sub-menu selecteren en verschijnt het be-treffende setup-menu;– met de knop ▲ of ▼ (door de knop tel-kens in te drukken) kan de nieuwe instel-ling van dit menupunt in het submenuworden geselecteerd;– als u de knop MODE kort indrukt, kuntu de instelling opslaan en tegelijkertijd te-rugkeren naar het eerder geselecteerdemenupunt in het submenu.

Dag

Jaar Maand

Deutsch

Français

English

Español

Italiano

Nederlands

Português

Bijvoorbeeld:

fig. 21

Bijvoorbeeld:Druk kort op de knop MODE om vanuit het beginschermte navigeren. Druk op de knop ▲ of ▼ om in het menu tenavigeren.

Opmerking Als de auto rijdt, is om veiligheidsrede-nen alleen een beperkt menu (“Beep Snelheid” instellen)toegankelijk. Als de auto stilstaat is het uitgebreide menutoegankelijk.

F0N1000i

Knop MODE

kort indruk-ken

▼MENU VERLATEN

BEEP SNELHEID SCHEMER-SENSOR

TIJD INSTELLEN

DATUM INSTELLEN

ZIE RADIO

AUTOCLOSE

MEETEENHEIDTAAL

VOLUME WAARSCHUWINGEN

VOL. TOETSEN

BUZZ. GORDELS (*)

SERVICE

BAG PASSAGIER

(*) Functie wordt alleen weergegeven als het SBR-systeem door de Fiat-dealer is uitgeschakeld.

GEGEVENS TRIP B

Knop MODE

kort indruk-ken

28

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

▲▼

▲▼

▲▼

▲▼

▲ ▼

▲▼

▼ ▲

29

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING– druk kort op de knop MODE om terug

te keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Ga als volgt te werk als u de instelling wiltannuleren:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert (On);

– druk kort op de knop ▼; op het displayknippert (Off);

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Gevoeligheid schemersensorinstellen (indien aanwezig)

Met deze functie kan de gevoeligheid vande schemersensor worden ingesteld op3 niveaus.

Ga voor het instellen van het niveau alsvolgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het “niveau” van de in-gestelde gevoeligheid;

Snelheidslimiet (Beep Snelheid)

Met deze functie kan de snelheidslimietvan de auto (km/h of mph) worden inge-steld. Als deze limiet wordt overschreden,wordt de bestuurder gewaarschuwd (ziehoofdstuk “Lampjes en berichten”).

Ga voor het instellen van de snelheidsli-miet als volgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnt het opschrift (BeepSnelh.);

– druk op knop ▲ of ▼ om de snelheids-limiet in te schakelen (On) of uit te scha-kelen (Off);

– als de functie al was ingeschakeld (On),kan met de knop ▲ of ▼ de gewenstesnelheidslimiet worden ingesteld en wor-den bevestigd door het indrukken van deknop MODE;

Opmerking De waarde kan worden in-gesteld tussen 30 en 200 km/h of tussen20 en 125 mph, afhankelijk van de inge-stelde meeteenheid (zie de paragraaf“Meeteenheid instellen” (Meeteenheid))hierna. Elke keer als u de knop ▲ / ▼ in-drukt, wordt de waarde 5 eenheden ver-hoogd of verlaagd. Als u de knop ▲ / ▼ingedrukt houdt, lopen de cijfers automa-tisch snel door of terug. Als u dicht bij dejuiste waarde bent, stelt u de exacte waar-de in door de knop telkens in te drukkenen los te laten.

– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Trip B (Gegevens trip B)

Met deze functie kan de weergave vanTrip B (dagteller) worden ingeschakeld(On) of uitgeschakeld (Off).

Zie voor meer informatie de paragraaf“Trip computer”.

Ga voor het in-/uitschakelen als volgt tewerk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert (On) of (Off), afhankelijkvan de instelling;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de keuzeuit te voeren;

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

– als u in het submenu “Formaat” zit: drukkort op de knop MODE; op het displayknippert de tijdsaanduiding;

– druk op de knop ▲ of ▼ voor weerga-ve van de tijd in "24h" of "12h".

Druk na het uitvoeren van de instellingkort op de knop MODE om terug te ke-ren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

– druk nogmaals lang op de knop MODE om terug te keren naar het be-ginscherm of het hoofdmenu, afhankelijkvan waar u zich in het menu bevindt.

Klokje instellen (Tijd instellen)Met deze functie kan het klokje wordeningesteld in twee submenu’s: “Tijd” en“Formaat”.Ga voor het instellen als volgt te werk:– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnen de twee submenu’s“Tijd” en “Formaat”;

– druk op de knop ▲ of ▼ om tussen desubmenu's te navigeren;

– druk na het selecteren van het submenudat u wilt wijzigen, kort op de knop MO-DE;

– als u in het submenu “Tijd” zit: druk kortop de knop MODE; op het display knip-peren de “uren”;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knipperen de "minuten";

– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;

Datum instellen (Datum instellen)Met deze functie kan de datum worden in-gesteld (dag - maand - jaar).Ga voor het instellen als volgt te werk:– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de “dag” (dd);

– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de "maand" (mm);

– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het "jaar" (jjjj);

– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren.

Opmerking Elke keer als u de knop ▲of ▼ indrukt, wordt de waarde een een-heid verhoogd of verlaagd. Als u de knopingedrukt houdt, lopen de cijfers automa-tisch snel door of terug. Als u dicht bij dejuiste waarde bent, stelt u de exacte waar-de in door de knop telkens in te drukkenen los te laten.– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

30

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

31

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGCentrale portiervergrendeling bij

rijdende auto (Autoclose)

Als deze functie is ingeschakeld (On), wor-den de portieren automatisch vergrendeldals de auto sneller rijdt dan 20 km/h.

Ga voor het inschakelen (On) of uitscha-kelen (Off) van deze functie als volgt tewerk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay verschijnt een submenu;

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert (On) of (Off), afhankelijkvan de instelling;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de keuzeuit te voeren;

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het scherm van het submenuof houd de knop even ingedrukt om terugte keren naar het scherm van het hoofd-menu zonder op te slaan;

– druk nogmaals lang op de knop MODE om terug te keren naar het be-ginscherm of het hoofdmenu, afhankelijkvan waar u zich in het menu bevindt.

Herhaling informatieaudiosysteem (Zie radio)Met deze functie kan op het display de in-formatie over de autoradio worden weer-gegeven.– Radio: frequentie of RDS-bericht van hetgeselecteerde radiostation, automatischzoeken of AutoSTore inschakelen;– audio-CD, MP3-CD: nummer van hetmuziekstuk;– CD-wisselaar: CD-nummer en nummermuziekstuk;Ga voor het inschakelen (On) of uitscha-kelen (Off) van de informatie van het au-diosysteem op het display als volgt tewerk:– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert (On) of (Off), afhankelijkvan de instelling;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de keuzeuit te voeren;

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Meeteenheid instellen(Meeteenheid)

Met deze functie kunnen de meeteenhedenworden ingesteld in drie submenu’s: “Af-stand”, “Verbruik” en “Temperatuur”.

Ga voor het instellen van de gewenste meeteenheid als volgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op het dis-play verschijnen de drie submenu’s;

– druk op de knop ▲ of ▼ om tussen dedrie submenu's te navigeren;

– druk na het selecteren van het submenudat u wilt wijzigen, kort op de knop MODE;

– als u in het submenu “Afstand” zit: – druk kort op de knop MODE; op het display wordt “km” of “mijl” weergegeven,afhankelijk van de instelling;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de keuzeuit te voeren;

– als u in het submenu “Verbruik” zit: drukkort op de knop MODE; op het displaywordt “km/l”, “l/100km” of “mpg” weer-gegeven, afhankelijk van de instelling;

Taal instellen (Taal)

U kunt de taal van het display instellen: Ita-liaans, Duits, Engels, Spaans, Frans, Por-tugees en Nederlands.

Ga om de gewenste taal in te stellen alsvolgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de ingestelde “taal”;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de keuzeuit te voeren;

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Volumeregelingwaarschuwingszoemer (Vol. waarschuwingen)

Het volume van het akoestische signaal(buzzer) dat klinkt als er een storing ofwaarschuwing wordt weergegeven, kan in-gesteld worden op 8 niveaus.

Ga voor het instellen van het gewenstevolume als volgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het “niveau” van het in-gestelde volume;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Als de meeteenheid afstand is ingesteld op“km”, kan de meeteenheid verbruik wor-den ingesteld op ‘’km/l’’ of ‘’l/100 km’’.

Als de meeteenheid afstand is ingesteld op“mijl”, geeft het display de hoeveelheidverbruikte brandstof aan in “mpg”.

– druk op de knop ▲ of ▼ om de keuzeuit te voeren;

– als u in het submenu “Temperatuur” zit: – druk kort op de knop MODE; op het dis-play wordt “°C” of “°F” weergegeven, af-hankelijk van de instelling;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de keuzeuit te voeren;

Druk na het uitvoeren van de instellingkort op de knop MODE om terug te ke-ren naar het scherm van het submenu ofhoud de knop even ingedrukt om terug tekeren naar het scherm van het hoofdmenuzonder op te slaan.

– druk nogmaals lang op de knop MODE om terug te keren naar het be-ginscherm of het hoofdmenu, afhankelijkvan waar u zich in het menu bevindt.

32

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

33

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGVolumeregeling knoppen

(Vol. toetsen)

Het akoestische signaal dat klinkt bij hetindrukken van de knoppen MODE, ▲ of▼, kan worden ingesteld op 8 niveaus.

Ga voor het instellen van het gewenstevolume als volgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert het "niveau" van het in-gestelde volume;

– druk op de knop ▲ of ▼ om de instel-ling uit te voeren;

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm zonder op te slaan.

Herinschakeling buzzer voormelding SBR-systeem (Buzz.gordels)

De functie wordt alleen weergegeven alshet SBR-systeem door de Fiat-dealer is uit-geschakeld (zie de paragraaf “SBR-sys-teem” in het hoofdstuk “Veiligheid”).

Geprogrammeerd onderhoud(Service)

Met deze functie kan worden weergege-ven hoeveel kilometers nog resterenvoordat een servicebeurt moet wordenuitgevoerd.

Ga voor het raadplegen van deze aanwij-zingen als volgt te werk:

– druk kort op de knop MODE; op hetdisplay knippert de afstand in km of mijl,afhankelijk van de instelling (zie de para-graaf “Meeteenheid”);

– druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het menuscherm of houd deknop even ingedrukt om terug te kerennaar het beginscherm.

Opmerking Het “Geprogrammeerd On-derhoudsschema” heeft van de motoruit-voering afhankelijke onderhoudsinterval-len; deze weergave verschijnt automatischals de contactsleutel in stand MAR staat,vanaf 2000 km (of 1240 mijl) voor een ser-vicebeurt en wordt elke 200 km (of 124mijl) herhaald. Op dezelfde wijze wordenberichten betreffende olieverversen her-haald. Met de knoppen ▲ of ▼ kan af-wisselend de informatie over het gepro-grammeerd onderhoud en het oliever-versen worden weergegeven. Onder de200 km wordt de weergave met kleinereintervallen weergegeven. De weergave isafhankelijk van de ingestelde meeteenheidin km of mijl. Als u dicht bij de volgendeservicebeurt bent en u de contactsleutelin stand MAR draait, verschijnt op het dis-play het opschrift "Service" gevolgd doorhet aantal kilometers/mijlen dat resteerttot de volgende servicebeurt. Wendt u totde Fiat-dealer voor het uitvoeren van dewerkzaamheden van het "Onderhouds-schema" en voor het op nul zetten van de-ze weergave (reset).

Inschakeling/Uitschakeling van defrontairbag aan passagierszijde ende zij-airbag voor de beschermingvan borstkas (sidebag) (indienaanwezig) (Bag passagier)

Met deze functie kan de airbag aan passa-gierszijde worden in- en uitgeschakeld.

Ga als volgt te werk:

❒ druk op de knop MODE en druk, nahet verschijnen op het display van hetbericht (Bag pass: Off) (voor uitscha-kelen) of het bericht (Bag pass: On)(voor inschakelen) door op de knop▲ of ▼ te drukken, nogmaals op deknop MODE;

❒ op het display verschijnt het berichtom de instelling te bevestigen;

❒ selecteer door het indrukken van deknop ▲ of ▼ (Yes) (voor bevestigingvan de inschakeling/uitschakeling) of(No) (om te annuleren);

❒ druk kort op de knop MODE; er ver-schijnt een bevestiging van de gekozeninstelling en er wordt teruggekeerdnaar het menuscherm of, wanneer deknop even ingedrukt wordt gehouden,naar het beginscherm zonder op teslaan.

34

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

MODE

MODE

MODE

▼▲

▼▲

▼▲

▼▲

F0N

1009

i

F0N

1010

i

F0N

1011

i

F0N

1013

i

F0N

1014

iF0

N10

09i

F0N

1009

iF0

N10

15i

F0N

1016

i

35

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGTRIP COMPUTER

Algemene informatie

Met de “Trip computer” kan, als de con-tactsleutel in stand MAR staat, op het dis-play informatie worden weergegeven overde werking van de auto. Deze functie be-staat uit “Trip A” en “Trip B” die onaf-hankelijk van elkaar werken en betrekkinghebben op de hele rit van de auto.

Beide functies kunnen op nul worden ge-zet (reset - begin van een nieuwe rit).

“Trip A” geeft informatie over:

– Autonomie (actieradius)

– Afgelegde afstand

– Gemiddeld verbruik

– Huidig verbruik

– Gemiddelde snelheid

– Reistijd.

“Trip B”, alleen aanwezig op het multi-functionele display, geeft informatie over:

– Afgelegde afstand B

– Gemiddeld verbruik B

– Gemiddelde snelheid B

– Reistijd B.

Opmerking De functie “Trip B” kanworden uitgeschakeld (zie de paragraaf“Trip B”). De gegevens “Autonomie” en“Huidig verbruik” kunnen niet op nul wor-den gezet.

Weergegeven gegevens

Autonomie (actieradius)

Geeft het aantal kilometers aan dat noggereden kan worden met de brandstof in de brandstoftank, waarbij ervan uitwordt gegaan dat de rijstijl niet verandert.Op het display verschijnt de indicatie “- -- -” als:

– de actieradius kleiner is dan 50 km (of30 mijl)

– de auto langere tijd met draaiende mo-tor stilstaat.

Afgelegde afstand

Geeft de afstand aan die de auto heeft af-gelegd vanaf het begin van een nieuwe rit.

Menu verlaten

Laatste functie waarmee de instellingen uithet menuscherm worden afgesloten.

Druk kort op de knop MODE om terugte keren naar het beginscherm zonder opte slaan.

Als u de knop ▼ indrukt, wordt terugge-keerd naar het eerste menupunt (BeepSnelheid).

Gemiddeld verbruik

Geeft het gemiddelde brandstofverbruikaan vanaf het begin van een nieuwe rit.

Huidig verbruik

Geeft doorlopend de wijziging in hetbrandstofverbruik aan. Als de auto stilstaatmet draaiende motor wordt “- - - -” ophet display weergegeven.

Gemiddelde snelheid

Geeft de gemiddelde snelheid van de au-to aan op basis van de tijd die verstrekenis vanaf het begin van een nieuwe rit.

Reistijd

Geeft de verstreken tijd aan vanaf het be-gin van een nieuwe rit.

BELANGRIJK Als er geen informatie is,verschijnt bij alle functies op de Trip com-puter de aanduiding “- - - -” in plaats vande waarde. Wanneer de normale werkingweer hersteld is, worden de waarden vande functies weer op normale wijze weer-gegeven. De waarden die voor de storingwerden weergegeven, worden niet op nulgezet en er wordt geen nieuwe rit be-gonnen.

fig. 22 F0N0019m

Bedieningsknop TRIP fig. 22Met de knop TRIP, aan het uiteinde vande rechter hendel, krijgt u, als de con-tactsleutel in stand MAR staat, toegangtot de hiervoor beschreven gegevens enkunnen de gegevens op nul worden gezetom een nieuwe rit te beginnen:– kort indrukken voor weergave van deverschillende gegevens;– even ingedrukt houden voor het op nulzetten (reset) en het beginnen van eennieuwe rit.

Nieuwe rit Begint als een reset is uitgevoerd:– “handmatig” door de gebruiker d.m.v.het indrukken van de betreffende knop;– “automatisch” wanneer de “afgelegde af-stand” de waarde 3999,9 km of 9999,9 km,afhankelijk van het geïnstalleerde display,bereikt of wanneer de “reistijd” de waarde99.59 (99 uur en 59 minuten) bereikt;

– iedere keer als de accu losgekoppeld isgeweest.

BELANGRIJK Als u het systeem op nul zetterwijl het scherm van “Trip A” wordtweergegeven, dan worden alleen de ge-gevens van “Trip A” op nul gezet.

BELANGRIJK Als u het systeem op nul zetterwijl het scherm van “Trip B” wordtweergegeven, dan worden alleen de ge-gevens van “Trip B” op nul gezet.

Procedure voor het begin van een rit

Voor het op nul zetten (reset) moet u,met de sleutel in stand MAR, langer dan2 seconden op de knop TRIP drukken.

Trip verlaten

De functie Trip verlaten: houd de knopMODE langer dan 2 seconden ingedrukt.

36

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

37

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

De stoffen bekleding van uwauto is langdurig bestand te-gen slijtage die ontstaat bijeen normaal gebruik van de

auto. Hevig en/of langdurig wrijven metkledingaccessoires zoals metalen ges-pen, sierknopen en klittenbandsluitin-gen, moet echter absoluut worden ver-meden omdat hierdoor grote druk ont-staat op een bepaalde plek op de be-kleding, waardoor deze plek kan slijtenen de bekleding beschadigd wordt.

Hoogteverstelling

Stoel omhoogplaatsen: ga op de stoelzitten en trek de hendel B (voorzijde vande stoel) omhoog of de hendel C (ach-terzijde van de stoel) en verplaats uw li-chaamsgewicht van het deel van de stoeldat omhooggeplaatst moet worden.

ZITPLAATSEN

fig. 23 F0N0118m

Alle afstellingen mogen uit-sluitend bij een stilstaande

auto worden uitgevoerd.

ATTENTIE

Verstellen in lengterichting fig. 23

Trek de hendel A omhoog en schuif destoel naar voren of naar achteren: als u rijdt,moeten de armen licht gebogen zijn en dehanden op de stuurwielrand steunen.

Laat de hendel los en con-troleer of de stoel goed ge-

blokkeerd is door deze naar voren ennaar achteren te schuiven. Als destoel niet goed geblokkeerd is, kan de-ze onverwachts verschuiven, waar-door u de controle over de auto kuntverliezen.

ATTENTIE

Voor maximale veiligheidmoet u de rugleuning recht-

op zetten, tegen de leuning aan gaanzitten en de gordel goed laten aan-sluiten op borst en bekken.

ATTENTIE

Stoel omlaagplaatsen: ga op de stoelzitten en trek de hendel B (voorzijde vande stoel) omhoog of de hendel C (ach-terzijde van de stoel) en plaats uw li-chaamsgewicht op het deel van de stoeldat omlaaggeplaatst moet worden.

Verstellen van de rugleuning fig. 23

Draai de knop D.

fig. 24 F0N0147m

Verstellen van de lendensteun

Draai voor de instelling aan knop E-fig. 24

GEVEERDE STOEL

Deze is voorzien van een mechanischveersysteem en een hydraulische schok-demper, waardoor het comfort en de vei-ligheid worden verbeterd. Door het veer-systeem worden bovendien de oneffen-heden van het wegdek beter geabsor-beerd.

Zie voor het verstellen in lengterichting,de hoogteverstelling, de verstelling van derugleuning, lendensteun en armsteun, deparagraaf “Zitplaatsen voor”.

fig. 25 F0N0139m

Gewicht van de schokdemperinstellen

Met de instelknop A-fig. 25 kunt u destoel op basis van het lichaamsgewicht in-stellen tussen 40 kg en 130 kg.

38

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Voordat de veiligheidsgordelsvoor worden omgelegd, moet

gecontroleerd worden of de armsteu-nen zijn opgeklapt (zie de paragraaf“Veiligheidsgordels”).

STOELEN MET VERSTELBAREARMSTEUNEN

De bestuurdersstoel kan voorzien zijn vaneen opklapbare en in hoogte verstelbarearmsteun. Voor het afstellen moet dedraaiknop A-fig. 26 worden verdraaid.

fig. 26 F0N0148m

ATTENTIE

Alle afstellingen mogen uit-sluitend bij een stilstaande

auto worden uitgevoerd. Let er tijdenshet draaien van de stoel op dat de stoelniet in aanraking komt met de hand-rem.

39

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Voordat de veiligheidgordelsworden losgemaakt en de

auto wordt verlaten, moet gecontro-leerd worden of de armsteun aan por-tierszijde geheel is opgeklapt.

ATTENTIE

Als het noodzakelijk is eenkind op de passagiersstoel

voor te vervoeren, moet de frontair-bag aan passagierszijde worden uit-geschakeld, de veiligheidsgordel aanpassagierszijde goed zijn omgelegd ende armsteunen geheel zijn neerge-klapt om onverwachte bewegingenhiervan te voorkomen.

ATTENTIE

DRAAIBARE STOEL METGEÏNTEGREERDE GORDEL(indien aanwezig)

Deze is voorzien van een driepunts-veilig-heidsgordels fig. 28, twee verstelbare arm-steunen (zie voor de verstelling de paragraaf“Stoelen met verstelbare armsteunen”) eneen in hoogte verstelbare hoofdsteun (zievoor de verstelling de paragraaf “Hoofd-steunen”).

ATTENTIE

fig. 28 F0N0173mfig. 27 F0N0187m

Zorg dat de stoel in de rij-richting vergrendeld is voor-

dat u de auto start.

ATTENTIE

STOEL MET DRAAIVOET(indien aanwezig)

Deze stoel kan 180° worden gedraaid in derichting van de stoel aan de andere zijde.

Bedien voor het draaien van de stoel knopA-fig. 27.

Voordat u de stoel draait, moet de stoelnaar voren zijn geschoven en pas daarnain lengterichting worden versteld fig. 27a.

fig. 27a

1 2F0N0700m

40

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Rugleuning verstellenBedien de hendel A-fig. 29.

Hoogteverstelling fig. 29Met de knop B of C kan respectievelijk devoorzijde/achterzijde van de stoel wordenverhoogd/verlaagd.

Stoel draaienDe stoel kan 180° gedraaid worden in derichting van de stoel aan de andere zijdeen ongeveer 35° naar het portier. De stoel

fig. 29 F0N0174m

fig. 30a F0N0175m

fig. 30b F0N0213m

kan zowel in de rijrichting als 180° ge-draaid vergrendeld worden.De stoel kan gedraaid worden met dehendel D-fig. 30a (op de rechterzijde vande stoel).

Voordat u de stoel draait, moet de stoelnaar voren zijn geschoven en pas daarnain lengterichting worden versteld fig. 27a.

Stoelverwarming fig. 30b (indien aanwezig)

Druk met de sleutel in stand MAR op deknop E om de functie in of uit te schakelen.

Zorg dat de stoel in de rij-richting vergrendeld is voor-

dat u de auto start.

ATTENTIE

TAFEL OP BANK fig. 30c (indien aanwezig)De zitplaats is uitgerust met een uitklap-baar tafeltje.Trek voor gebruik aan het lipje A en klapde tafel neer.De tafel is voorzien van twee bekerhou-ders en een steunvlak met kaartenklem.

fig. 30c F0N0149m

Plaats geen zware voorwer-pen op het tafeltje als de au-

to in beweging is, omdat deze voor-werpen bij bruusk remmen of een bot-sing de inzittenden kunnen raken enernstig letsel veroorzaken.

ATTENTIE

41

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGPANORAMA-UITVOERINGEN

Rugleuning verstellen van depassagiersstoelen fig. 31

Draai aan de knop A.

Toegang tot de stoelen van detweede rij fig. 31

Voor toegang tot de tweede rij stoelen,moet u de hendel B van de stoel aan derechter buitenzijde van de eerste rij be-dienen en de rugleuning neer klappen metde linker hand.

Als u de stoel weer in de normale standzet, vergrendelt de stoel automatisch,waarbij de hendel niet meer behoeft teworden bediend.

Op de Panorama-bank van de 2e rij zijnbeide zijzitplaatsen vast ingebouwd.

fig. 30d F0N0237m

LADE ONDER STOEL (indien aanwezig)Onder de bestuurdersstoel bevindt zicheen lade A-fig. 30d die eenvoudig uit debetreffende haken op de vloer kan wor-den verwijderd.

Plaats geen zware voorwer-pen in de lade als de auto in

beweging is, omdat deze voorwerpenbij bruusk remmen of een botsing deinzittenden kunnen raken en ernstigletsel veroorzaken.

ATTENTIE

fig. 30e F0N0238m

KUNSTSTOF KAPPEN OPSTOELVOET fig. 30e (indien aanwezig) De kap voor A kan worden geopend doorde ontgrendelhandgreep B aan de boven-zijde te bedienen.Op deze manier is het opbergvak onderde stoel bereikbaar (zie de paragraaf “La-de onder stoel”).Om makkelijker de kap te openen en hetopbergvak te bereiken, moet de stoel zover mogelijk naar achteren worden ge-schoven.Voor het verwijderen van de kap voor,moet deze zo ver mogelijk naar voren ge-draaid worden en uit de bevestigingen inhet onderste deel worden losgehaaktdoor de kap naar de voorzijde van de au-to te trekken.

42

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 31 F0N0227m

Rugleuning van middelste zitplaatsomklappen (2e - 3e rij) fig. 31

Plaats de hendel C omhoog en klap derugleuning naar voren.

Op de rugleuning van de middelste zit-plaats bevindt zich een stevig blad met be-kerhouders dat dienst kan doen als arm-steun of tafeltje.

Door de hendel omhoog te trekken kande rugleuning weer in de normale standworden gezet.

Als u de rugleuning van de middelste zit-plaats van de tweede rij wilt neerklappen,moet u de hoofdsteun verwijderen, waar-door u makkelijker de middelste rugleu-ning van de eerste zitrij kunt verstellen.

COMBINATO-UITVOERINGEN

Stand Easy Entry

Trek de hendel A-fig. 32 omhoog en klapde rugleuning naar voren.

Opgeklapte stand

Ga als volgt te werk:

– verwijder als de bank in de “easy entry”-stand staat, de hoofdsteunen;

– plaats de hendel B-fig. 33 (onder dehendel A) met de rechter hand om-hoog;

– kantel de rugleuning 5° naar achteren;

– klap met de linker hand de rugleuningnaar voren.

fig. 32 F0N0228m

Rijd niet met passagiers opde 3e rij als de bank van de 2e

rij is neergeklapt. Plaats geen enkelvoorwerp op de rugleuning van deneergeklapte bank van de 2e rij: bijeen ongeval of bruusk remmen kun-nen ze de inzittenden raken en ern-stig letsel veroorzaken. Zie voor meerinformatie de sticker die onder debank is aangebracht.

ATTENTIE

43

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGHOOFDSTEUNEN

VOOR fig. 36

Deze zijn op enkele uitvoeringen in hoog-te verstelbaar en vergrendelen automa-tisch in de gewenste stand.

Instellen

❒ omhoog verplaatsen: trek de hoofd-steun omhoog totdat hij hoorbaar ver-grendelt.

fig. 33 F0N0229m

Bank verwijderen

BELANGRIJK Het verwijderen van debank moet door ten minste twee perso-nen worden uitgevoerd.

Ga voor het verwijderen van de bank alsvolgt te werk:

– draai vanuit de ingeklapte stand de hen-dels C en D-fig. 34 naar voren (zoalsaangegeven op de sticker op de onder-traverse);

– til de onderkant van de bank naar vorenomhoog;

– breng de bank in verticale stand;

– draai vanuit de verticale stand de hen-dels E en F-fig. 35 omhoog;

– til de bank van de vloer en verwijderhem.

fig. 34 F0N0230m

fig. 35 F0N0231m

Als de bank vervolgens weerteruggeplaatst wordt, moet

gecontroleerd worden of de bankgoed vergrendeld is in de rails op devloer.

ATTENTIE

44

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

❒ omlaag verplaatsen: druk op de knopA en duw de hoofdsteun omlaag.

Om de hoofdsteunen voor te verwijde-ren, moet u gelijktijdig de knoppen A enB aan de kant van de twee steunen in-drukken en de hoofdsteunen uittrekken.

fig. 36 F0N0020m

Voor het optimaal benutten van de hoofd-steun, moet de rugleuning zo zijn ingestelddat u rechtop zit en dat uw hoofd zich zodicht mogelijk bij de hoofdsteun bevindt.

De hoofdsteunen moeten zoworden ingesteld dat ze het

hoofd ondersteunen en niet de nek.Alleen in deze positie bieden ze be-scherming.

ATTENTIE

STUURWIEL

Het stuurwiel kan in axiale richting wor-den versteld.

Ga voor het verstellen als volgt te werk:

❒ ontgrendel de hendel fig. 37 door hemnaar het stuur te trekken (stand 2);

❒ plaats het stuur in de gewenste stand;

❒ vergrendel de hendel door hem naarvoren te drukken (stand 1).

fig. 37 F0N0021m

Het stuur mag alleen wor-den versteld als de auto stil-

staat.

ATTENTIE

Het is streng verboden omdemontage-/montagewerk-

zaamheden uit te voeren, waarvoorwijzigingen in de stuurinrichting of destuurkolom vereist zijn (bijv. bij mon-tage van een diefstalbeveiliging).Hierdoor kunnen de prestaties vanhet systeem, de garantie en de veilig-heid in gevaar worden gebracht envoldoet de auto niet meer aan detypegoedkeuring.

ATTENTIE

45

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

BUITENSPIEGELS

Verstellen fig. 39

Handbediende verstelling

De twee spiegelglazen kunnen met dehand afgesteld worden.

fig. 38 F0N0022m fig. 39 F0N0024m

Met het hendeltje A kan de spiegel in tweestanden worden gezet: normale of anti-verblindingsstand.

SPIEGELS

BINNENSPIEGEL fig. 38

De binnenspiegel is voorzien van een be-veiligingsmechanisme, waardoor de spie-gel bij een krachtig contact met een inzit-tende losschiet.

fig. 40 F0N0023m

46

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Inklappen

Indien nodig (bijv. bij nauwe doorgangen)kunnen de buitenspiegels worden inge-klapt door ze van stand 1-fig. 40 in stand2 te zetten.

Elektrisch inklappen (indien aanwezig)

Druk op de tuimelschakelaar A-fig. 41:op zijde 1 om de spiegel uit te klappen enop zijde 2 om de spiegel in te klappen.

Tijdens het rijden moeten despiegels altijd in stand 1-fig. 40staan.

De spiegel aan de bestuur-derszijde is bol, waardoor de

afstandswaarneming iets wordt beïn-vloed.

ATTENTIE

BELANGRIJK Als de spiegel met de handis ingeklapt, dan kunt u de spiegel met dehand weer terugplaatsen; als de spiegeldaarentegen elektrisch is ingeklapt, kan despiegel elektrisch weer worden uitgeklapt.

Ontwaseming/ontdooiing (indienaanwezig)

De buitenspiegels zijn voorzien van ver-warmingselementen die worden inge-schakeld als de achterruitverwarmingwordt ingeschakeld (door op de knop ()te drukken).

BELANGRIJK De functie is voorzien vaneen tijdschakeling, waardoor de functie naenige minuten automatisch wordt uitge-schakeld.

Het spiegelglas van de on-derste spiegel is parabolisch

waardoor het blikveld wordt vergroot.Hierdoor lijkt de omvang van de ob-jecten die men in de spiegel ziet, klei-ner en ontstaat de indruk dat dezeobjecten verder verwijderd zijn dan inwerkelijkheid.

ATTENTIE

Elektrische verstelling

De elektrische verstelling is alleen mogelijkals de contactsleutel in stand MAR staat.U kunt de spiegel verstellen door de knopB in een van de vier standen te zetten: ÿ1spiegel links, ⁄ 2 spiegel rechts ¤ 3 groot-hoekspiegel links, Ÿ 4 groothoekspiegelrechts

Nadat u de knop in een stand hebt gezet,kunt u de gekozen spiegel verstellen doorde knop in de richting van de pijlen te be-wegen.

fig. 41 F0N0159m

47

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 42

F0N0025m

VERWARMING EN VENTILATIE

1. Vast luchtrooster boven - 2. Verstelbare luchtroosters in het midden - 3. Vaste luchtroosters aan zijkant - 4. Verstelbareluchtroosters aan zijkant - 5. Luchtroosters onder voor zitplaatsen voor.

48

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 45

Draairing A voor regeling van deluchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht)

Rode gebied = warme lucht

Blauwe gebied = koude lucht

Draaiknop B voor hetinschakelen/regelen van deaanjager

p 0 = aanjager uitgeschakeld

1-2-3 = aanjagersnelheid

4- = aanjager op maximale snelheid

fig. 45 F0N0028m

fig. 43 F0N0026m

fig. 44 F0N0027m

VERSTELBARE EN REGELBARELUCHTROOSTERS AAN DE ZIJ-KANT EN IN HET MIDDEN fig. 43-44

A Vaste luchtroosters voor de zijruiten.B Verstelbare luchtroosters aan de zijkant.C Vaste luchtroosters.D Verstelbare luchtroosters in het midden.E Regelknop voor de luchtopbrengst.

De luchtroosters A en C zijn niet ver-stelbaar.

49

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGDraairing C voor de luchtverdeling

¶ voor lucht uit de uitstroomopeningenin het midden en aan de zijkanten;

ß voor luchttoevoer naar de beenruim-ten en voor een iets lagere tempera-tuur uit de uitstroomopeningen op hetdashboard (“bilevel”-stand);

© voor verwarming bij lage buitentem-peraturen: voor maximale luchttoe-voer naar de beenruimten;

® voor verwarming van de beenruimtenen ontwaseming van de voorruit;

- voor een snelle ontwaseming van devoorruit.

Draaiknop D voor het in-/ uitschakelen van deluchtrecirculatie

Als u de knop D in stand Ò draait,wordt de luchtrecirculatie ingeschakeld.

Als u de knop D in stand Ú draait,wordt de luchtrecirculatie uitgeschakeld.

SNELLE VERWARMING VANINTERIEUR

Ga voor een snelle verwarming als volgtte werk:

❒ draai de ring A in het rode vlak;

❒ schakel de luchtrecirculatie in door deknop D in stand Ò te zetten.

❒ draai de ring C in stand ©;

❒ draai de knop B in stand 4 - (maxi-male aanjagersnelheid).

Vervolgens kan een stand gekozen wor-den waarbij het comfort optimaal blijft.Draai de knop D in stand Ú om deluchtrecirculatie uit te schakelen en hetbeslaan van de ruiten te voorkomen.

BELANGRIJK Bij een koude motor moetenige minuten worden gewacht totdat devloeistof van het systeem de optimale be-drijfstemperatuur heeft bereikt.

VENTILATIE VAN HETINTERIEUR

Ga voor een goede ventilatie van het in-terieur als volgt te werk:

❒ draai de ring A in het blauwe vlak;

❒ schakel de luchtrecirculatie uit doorde knop D in stand Ú te zetten;

❒ draai de ring C in stand ¶;

❒ draai de knop B op de gewenste snel-heid.

VERWARMING VAN HETINTERIEUR

Ga als volgt te werk:

❒ draai de ring A in het rode vlak;

❒ draai de ring C in de gewenste stand;

❒ draai de knop B op de gewenste snel-heid.

50

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN DE RUITENVOOR (VOORRUIT ENZIJRUITEN)

Ga als volgt te werk:❒ draai de ring A in het rode vlak;❒ schakel de luchtrecirculatie uit door

de knop D in stand Ú te zetten;❒ draai de ring C in stand -;❒ draai de knop B in stand 4 - (maxi-

male aanjagersnelheid).

BELANGRIJK Voor een snelle ontwase-ming/ontdooiing moet als er een extraverwarming aanwezig is (onder de zitplaatsvoor of achter bij Panorama- en Combi-nato uitvoeringen), deze verwarming, in-dien ingeschakeld, worden uitgeschakelddoor op de knop F (lampje gedoofd) ophet schakelaarpaneel te drukken fig. 46.

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan eenstand gekozen worden waarbij het com-fort optimaal blijft.

Beslaan van de ruiten voorkomen

Als het buiten extreem vochtig is en/of bijregen en/of bij grote verschillen in interi-eur- en buitentemperatuur, raden wij u devolgende procedure aan om het beslaan vande ruiten te voorkomen:

❒ draai de ring A in het rode vlak;❒ schakel de luchtrecirculatie uit door

de knop D in stand Ú te zetten;❒ draai de ring C in stand - met de

mogelijkheid stand ® in te schake-len als de ruiten niet beslaan;

❒ draai de knop B op de 2e snelheid.

ONTWASEMING/ONTDOOIINGACHTERRUIT EN BUITEN-SPIEGELS (indien aanwezig) fig. 47

Druk op de knop A voor het inschake-len van deze functie: als deze functie wordtingeschakeld, gaat het lampje op de knopbranden.

De functie is voorzien van een tijdscha-keling, waardoor de functie na 20 minutenautomatisch wordt uitgeschakeld. U kuntde functie eerder uitschakelen door nog-maals de knop A in te drukken.

BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-re plaatjes op de elektrische weerstands-draden aan de binnenzijde van de achter-ruit, om beschadiging van de achterruit-verwarming te voorkomen.

fig. 47 F0N0043mfig. 46 F0N0185m

51

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGAIRCONDITIONING,

HANDBEDIEND (indien aanwezig)

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 48

Draairing A voor regeling van deluchttemperatuur (menging vanwarme/koude lucht)

Rode gebied = warme lucht

Blauwe gebied = koude lucht

Draaiknop B voor hetinschakelen/regelen van deaanjager

p 0 = aanjager uitgeschakeld

1-2-3 = aanjagersnelheid

4 - = aanjager op maximale snelheid

RECIRCULATIE INSCHAKELEN

Draai de knop D in stand Ò .

Het verdient aanbeveling om de luchtre-circulatie in te schakelen in de file of in tun-nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-vuilde lucht het interieur bereikt. Het isniet raadzaam dit systeem langdurig te la-ten werken, omdat anders, vooral als umet meerdere personen in de auto zit, dekans aanzienlijk toeneemt dat de ruitenbeslaan.

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen, afhankelijk van de werking van hetsysteem (“verwarming” of “koeling”), degewenste omstandigheden sneller bereiktworden.

Het is echter niet raadzaam deze functiein te schakelen op regenachtige of koudedagen, omdat dan de ruiten aan de bin-nenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan.

52

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Draairing C voor de luchtverdeling

¶ voor lucht uit de uitstroomopeningenin het midden en aan de zijkanten;

ß voor luchttoevoer naar de beenruim-ten en voor een iets lagere tempera-tuur uit de uitstroomopeningen op hetdashboard (“bilevel”-stand);

© voor verwarming bij lage buitentem-peraturen: voor maximale luchttoe-voer naar de beenruimten;

Draaiknop D voor het in-/uitschakelen van deluchtrecirculatie

Als u op de knop drukt (lampje op de knopbrandt), schakelt de luchtrecirculatie in.

Als u nogmaals op de knop drukt (lampjeop de knop gedoofd), schakelt de lucht-recirculatie uit.

Knop E voor het in-/uitschakelenvan de airconditioning

Als u op de knop drukt (lampje op de knopbrandt), schakelt de airconditioning in.

Als u nogmaals op de knop drukt (lampjeop de knop gedoofd), schakelt de aircon-ditioning uit.

VENTILATIE VAN HETINTERIEUR

Ga voor een goede ventilatie van het in-terieur als volgt te werk:

❒ draai de ring A in het blauwe vlak;

❒ schakel de luchtrecirculatie uit doorde knop D in stand Ú te zetten;

❒ draai de ring C in stand ¶;

❒ draai de knop B op de gewenste snel-heid.

fig. 48 F0N0029m

® voor verwarming van de beenruimtenen ontwaseming van de voorruit;

- voor een snelle ontwaseming van devoorruit.

53

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGAIRCONDITIONING (koeling)

Ga voor een snelle koeling als volgt tewerk:

❒ draai de ring A in het blauwe vlak;

❒ schakel de luchtrecirculatie in door deknop D in stand Ò te zetten;

❒ draai de ring C in stand ¶;

❒ schakel de airconditioning in door deknop E in te drukken; het lampje op deknop E gaat branden;

❒ draai de knop B in stand 4 - (maxi-male aanjagersnelheid).

Regeling van de koeling

❒ draai de ring A naar rechts voor ver-hoging van de temperatuur;

❒ schakel de luchtrecirculatie uit doorde knop D in stand Ú te zetten;

❒ draai de knop B voor verlaging van deaanjagersnelheid.

BELANGRIJK Als u op de knop E van deaircocompressor drukt, wordt de functiealleen ingeschakeld als de aanjager tenminste op de eerste snelheid is ingescha-keld (draaiknop B).

VERWARMING VAN HETINTERIEUR

Ga als volgt te werk:

❒ draai de ring A in het rode vlak;

❒ draai de ring C op het gewenste sym-bool;

❒ draai de knop B op de gewenste snel-heid.

SNELLE VERWARMING VANINTERIEUR

Ga voor een snelle verwarming als volgtte werk:

❒ draai de ring A in het rode vlak;

❒ schakel de luchtrecirculatie in door deknop D in stand Ò te zetten.

❒ draai de ring C in stand ©;

❒ draai de knop B in stand 4 - (maxi-male aanjagersnelheid).

Vervolgens kan een stand gekozen wor-den waarbij het comfort optimaal blijft.Draai de knop D in stand Ú om deluchtrecirculatie uit te schakelen (lampjeop de knop gedoofd).

BELANGRIJK Bij een koude motor moetenige minuten worden gewacht totdat devloeistof van het systeem de optimale be-drijfstemperatuur heeft bereikt.

SNELLE ONTWASEMING/ONTDOOIING VAN DE RUITENVOOR (VOORRUIT ENZIJRUITEN)

Ga als volgt te werk:

❒ draai de ring A in het rode vlak;

❒ draai de knop B in stand 4 - (maxi-male aanjagersnelheid);

❒ draai de ring C in stand -;

❒ schakel de luchtrecirculatie uit doorde knop D in stand Ú te zetten.

BELANGRIJK Voor een snelle ontwase-ming/ontdooiing moet als er een extraverwarming/airconditioning aanwezig is(onder de zitplaats voor of achter bij Pano-rama- en Combinato uitvoeringen), dezeverwarming, indien ingeschakeld, wordenuitgeschakeld door op de knop F (lampjegedoofd) op het schakelaarpaneel te druk-ken fig. 49.

Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan eenstand gekozen worden waarbij het com-fort optimaal blijft.

BELANGRIJK De airconditioning kan goedgebruikt worden om de ruiten sneller teontwasemen, omdat de lucht wordt ont-vochtigd. Stel de bedieningsorganen in zo-als hiervoor beschreven en schakel de air-conditioning in door de knop E in te druk-ken; het lampje op de knop gaat branden.

54

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Beslaan van de ruiten voorkomen

Als het buiten extreem vochtig is en/of bijregen en/of bij grote verschillen in interi-eur- en buitentemperatuur, raden wij u devolgende procedure aan om het beslaan vande ruiten te voorkomen:

❒ draai de ring A in het rode vlak;

❒ schakel de luchtrecirculatie uit doorde knop D in stand Ú te zetten;

❒ draai de ring C in stand - met demogelijkheid stand ® in te schake-len als de ruiten niet beslaan;

❒ draai de knop B op de 2e snelheid.

BELANGRIJK De airconditioning is zeerbruikbaar om het beslaan van de ruitente voorkomen bij een hoge luchtvochtig-heid, omdat de in het interieur gevoerdelucht wordt ontvochtigd.

fig. 49 F0N0185m

RECIRCULATIE INSCHAKELEN

Draai de knop D in stand Ò;

Het verdient aanbeveling om de luchtre-circulatie in te schakelen in de file of in tun-nels. Hiermee wordt voorkomen dat ver-vuilde lucht het interieur bereikt. Het isniet raadzaam dit systeem langdurig te la-ten werken, omdat anders, vooral als umet meerdere personen in de auto zit, dekans aanzienlijk toeneemt dat de ruitenbeslaan.

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen, afhankelijk van de werking van hetsysteem (“verwarming” of “koeling”), degewenste omstandigheden sneller bereiktworden.

Het is echter niet raadzaam deze functiein te schakelen op regenachtige of koudedagen, omdat dan de ruiten aan de bin-nenzijde aanzienlijk sneller kunnen beslaan.

ONTWASEMING/ONTDOOIING ACHTERRUIT ENBUITENSPIEGELS (indien aanwezig) fig. 50

Druk op de knop A voor het inschake-len van deze functie: als deze functie wordtingeschakeld, gaat het lampje op de knopbranden.

De functie is voorzien van een tijdscha-keling, waardoor de functie na 20 minutenautomatisch wordt uitgeschakeld. U kuntde functie eerder uitschakelen door nog-maals de knop A in te drukken.

BELANGRIJK Plak geen stickers of ande-re plaatjes op de elektrische weerstands-draden aan de binnenzijde van de achter-ruit, om beschadiging van de achterruit-verwarming te voorkomen.

fig. 50 F0N0043m

55

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGONDERHOUD VAN HET

SYSTEEM

Schakel in de winter de airconditioning 1keer per maand gedurende 10 minuten in.Laat voor het zomerseizoen de werkingvan de airconditioning door de Fiat-dealercontroleren.

De airconditioning maakt ge-bruik van het koelmiddelR134a. Bij lekkage is dit mid-del niet schadelijk voor het

milieu. Gebruik in geen geval anderemiddelen, zoals R12, omdat anders decomponenten van het systeem be-schadigd kunnen worden.

AIRCONDITIONING,AUTOMATISCH (indien aanwezig)

ALGEMENE INFORMATIE

De automatische airconditioning regelt detemperatuur, de luchtopbrengst en deluchtverdeling in het interieur. De tem-peratuurregeling is gebaseerd op “tempe-ratuurgelijkheid”: d.w.z. dat het systeemcontinu werkt om het comfort in het in-terieur constant te houden en eventueleverschillen in de weersomstandighedenbuiten te compenseren, ook zonnestraling(gesignaleerd door een zonnestralings-sensor).

De automatisch gecontroleerde parame-ters en functies zijn:

❒ luchttemperatuur uit de uitstroom-openingen;

❒ luchtverdeling uit de uitstroom-openingen;

❒ aanjagersnelheid (traploze regeling vande luchtstroom);

❒ inschakeling van de compressor (voorkoelen en drogen van de lucht);

❒ luchtrecirculatie.

Deze functies kunnen handmatig wordengewijzigd, d.w.z. dat u het systeem kuntregelen door naar wens een of meer func-ties te selecteren en te wijzigen. Op dezemanier worden de functies die handma-tig zijn gewijzigd niet langer automatischdoor het systeem geregeld. Het systeemgrijpt alleen in om veiligheidsredenen (bijv.kans op beslaan).

De handmatige instellingen hebben voor-rang boven de automatische instellingenen blijven in het geheugen opgeslagen tot-dat de gebruiker de regeling weer over-laat aan de automatische werking door op-nieuw op de knop AUTO te drukken, be-halve in de gevallen dat het systeem omveiligheidsredenen ingrijpt.

Als handmatig een functie wordt ingesteld,blijven de andere functies echter automa-tisch geregeld.

De luchttemperatuur in het interieurwordt altijd automatisch geregeld op ba-sis van de ingestelde temperatuur op hetdisplay (behalve als het systeem is uitge-schakeld of in enkele omstandigheden alsde compressor is uitgeschakeld).

56

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING De volgende parameters en functies kun-

nen handmatig worden ingesteld en ge-wijzigd:

❒ luchttemperatuur;

❒ aanjagersnelheid (traploze regeling);

❒ luchtverdeling in zeven standen;

❒ inschakelen van de compressor;

❒ snelle ontwaseming/ontdooiing;

❒ luchtrecirculatie;

❒ uitschakelen van het systeem.

BEDIENINGSKNOPPEN fig. 51

A Knop AUTO voor automatische re-geling van alle functies.

B Keuzeknop voor luchtverdeling

C Display

D Drukknop functie MAX DEF

E Drukknop voor uitschakelen systeem.

F Drukknop voor in-/uitschakelen com-pressor.

G Drukknop voor luchtrecirculatie.

H Drukknoppen voor verlagen/verhogenaanjagersnelheid.

I Draaiknop voor verlagen/verhogentemperatuur.

fig. 51 F0N0200m

57

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGGEBRUIK VAN

AIRCONDITIONING

Het systeem kan op verschillende manie-ren worden ingeschakeld, maar wij radenu aan te beginnen met het indrukken vande knop AUTO en vervolgens de draai-knop te draaien om op het display de ge-wenste temperatuur in te stellen.

Op deze wijze begint het systeem geheelautomatisch te werken, zodat zo snel mo-gelijk de ingestelde temperatuur wordt be-reikt. Het systeem regelt de temperatuur,de luchthoeveelheid en de luchtverdelingin het interieur, de recirculatiefunctie enhet inschakelen van de aircocompressor.

Tijdens de volledig automatische werkingvan het systeem, moeten alleen de vol-gende functies eventueel handmatig wor-den ingeschakeld:

❒Ò luchtrecirculatie, om de recirculatiealtijd in- of uitgeschakeld te houden;

❒ Z voor een snelle ontwaseming/ont-dooiing van de ruiten voor, de achter-ruit en de buitenspiegels.

Tijdens de volledig automatische werkingvan het systeem kunt u op ieder momentde ingestelde temperatuur, de luchtver-deling en de aanjagersnelheid wijzigenm.b.v. de desbetreffende knoppen: het sys-teem zal automatisch de eigen instellingenwijzigen en aanpassen aan de nieuwe in-stellingen.

Als tijdens de volledige automatische wer-king (FULL AUTO) de luchtverdeling en/ofde luchtopbrengst gewijzigd worden en/ofde inschakeling van de compressor en/ofde recirculatie, dan verdwijnt het opschriftFULL. Op deze manier worden de func-ties niet langer automatisch geregeld maarmoeten met de hand worden bediend,totdat u opnieuw de knop AUTO indrukt.Als een of meer functies handmatig zijn in-geschakeld, dan blijft de regeling van deluchttemperatuur automatisch plaatsvin-den, behalve als de compressor is uitge-schakeld: in dat geval kan er geen lucht inhet interieur worden gevoerd waarvan detemperatuur lager is dan de buitentempe-ratuur.

58

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING BEDIENINGSKNOPPEN

Draaiknopregelingluchttemperatuur (I)

Als u de draaiknoprechts- of linksom draait, wordt degewenste interieurtemperatuur ver-hoogd of verlaagd.

De ingestelde temperatuur wordt op hetdisplay weergegeven.

Als u de knop helemaal naar rechts of he-lemaal naar links draait, tot aan de uiter-ste waarden HI of LO, wordt respectie-velijk de functie van de maximale verwar-ming of de maximale koeling ingeschakeld:

❒ Functie HI (maximale verwarming):

wordt ingeschakeld als de draaiknop van detemperatuur naar rechts wordt gedraaid,voorbij de maximale waarde (32 °C).

Deze functie kan worden ingeschakeld alsu het interieur wilt verwarmen, waarbijmaximaal van het vermogen van het sys-teem gebruik wordt gemaakt. Als dezefunctie wordt ingeschakeld, wordt de tem-peratuur niet meer automatisch geregeld;de lucht wordt maximaal verwarmd en deaanjagersnelheid en de luchtverdeling wor-den door het systeem bepaald.

Als de motorkoelvloeistof niet warm ge-noeg is, schakelt het systeem niet onmid-dellijk de maximale aanjagersnelheid in, omde toevoer van te koude lucht in het in-terieur te beperken.

Als deze functie is ingeschakeld, zijn allehandmatige instellingen toegestaan.

Voor het uitschakelen van de functie is hetvoldoende om de draaiknop voor de tem-peratuur naar links te draaien en de ge-wenste temperatuur in te stellen.

❒ Functie LO (maximale koeling):

wordt ingeschakeld als de draaiknop vande temperatuur naar links wordt gedraaid,voorbij de minimale waarde (16 °C).

Deze functie kan worden ingeschakeld alsu het interieur wilt koelen, waarbij maxi-maal van het vermogen van het systeemgebruik wordt gemaakt. Als deze functiewordt ingeschakeld, wordt de tempera-tuur niet meer automatisch geregeld; delucht wordt maximaal gekoeld en de aan-jagersnelheid en de luchtverdeling wordendoor het systeem bepaald. Als deze func-tie is ingeschakeld, zijn alle handmatige in-stellingen toegestaan.

Voor het uitschakelen van de functie is hetvoldoende om de draaiknop voor de tem-peratuur naar rechts te draaien en de ge-wenste temperatuur in te stellen.

59

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGDrukknoppen

luchtverdeling (B)

Als u op een van deze knoppen drukt, kunt u handmatig een van de

zeven instellingen voor de lucht-verdeling kiezen:

▲ Lucht uit de luchtroosters voor ont-dooiing/ontwaseming van de voorruiten de zijruiten voor.

˙ Lucht uit de luchtroosters in het mid-den en aan de zijkant van het dash-board voor een koele luchtstroom ophet lichaam en het gezicht bij warmweer.

▼ Lucht uit de luchtroosters in de been-ruimte voor en achter. Met deze lucht-verdeling kan in een zo kort mogelij-ke tijd de lucht in het interieur wor-den verwarmd, omdat warme luchtopstijgt. Dit geeft snel een behaaglijkgevoel.

˙ Lucht uit de luchtroosters in de been-▼ ruimte (warmere lucht) en de uit-

stroomopeningen in het midden en aan de zijkant van het dashboard (koel-ere lucht). Deze luchtverdeling is bijzonder nuttig in de gematigde seizoen-en (voor- en najaar) als de zon schijnt.

▲ Lucht uit de uchtroosters in de been-▼ lruimte en de luchtroosters voor ont-

waseming/ontdooiing van de voorruiten zijruiten voor. Deze luchtverdelingzorgt voor een goede verwarming vanhet interieur en voorkomt het even-tuele beslaan van de ruiten.

▲ Lucht uit de luchtroosters voor ont-˙ waseming/ontdooiing van de voorruit

en de zijruiten voor en de uitstroom-openingen in het midden en aan de zij-kant van het dashboard. Met deze luchtverdeling wordt het interieur voldoende gekoeld (in de zomer) en blijft het comfort behouden.

▲ Lucht uit deluchtroosters voor ont-˙ waseseming/ontdooiing van de voor-▼ ruit en de zijruiten voor, uit de uit-

stroomopeningen in het midden enaan de zijkant van het dashboard en uitde luchtroosters in de beenruimte.Deze luchtverdeling zorgt voor eengoede luchtverspreiding waarbij hetcomfort zowel in de zomer als in dewinter behouden blijft.

De ingestelde luchtverdeling wordt aan-gegeven door een brandend lampje op degeselecteerde knoppen.

Voor het hervatten van de automatischewerking van de luchtverdeling na eenhandmatige instelling, moet de knop AU-TO worden ingedrukt.

60

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING Drukknoppen

regelingaanjagersnelheid (H)

Als u op de uiteindenvan knop H drukt, wordt

de aanjagersnelheid verhoogd of verlaagden daarmee de hoeveelheid lucht die inhet interieur wordt gevoerd om degewenste temperatuur te handhaven.

De aanjagersnelheid wordt weergegevendoor verlichte staafjes op het display:

❒ Maximum aanjagersnelheid = allestaafjes verlicht

❒ Minimum aanjagersnelheid = één staaf-je verlicht.

De aanjager kan worden uitgeschakeld,maar alleen als u de aircocompressor hebtuitgeschakeld met de knop F-fig. 51.

BELANGRIJK Voor het hervatten van deautomatische werking van de aanjager naeen handmatige instelling, moet de knopAUTO worden ingedrukt.

BELANGRIJK Als de auto met hoge snel-heid rijdt, wordt door de rijwind de lucht-opbrengst in het interieur verhoogd; ditwordt niet door de streepjes van de aan-jagersnelheid weergegeven.

Knop AUTO (A) (automatischewerking)

Als u de knop AUTOindrukt, regelt het

systeem automatisch de hoeveelheid ende verdeling van de naar het interieurtoegevoerde lucht en worden allevoorafgaande handmatige instellingenopgeheven.

Dit wordt aangeven door het verschijnenvan het opschrift FULL AUTO op het dis-play voor.

Als er een of meerdere handmatige in-stellingen zijn uitgevoerd (luchtrecircula-tie, luchtverdeling, aanjagersnelheid of uit-schakeling aircocompressor), dooft hetopschrift FULL op het display om aan tegeven dat het systeem niet langer alle func-ties automatisch regelt (behalve de tem-peratuur die altijd automatisch wordt ge-regeld).

61

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGBELANGRIJK Als het systeem vanwege

handmatige instellingen de gewenste tem-peratuur niet meer kan garanderen enhandhaven, knippert de ingestelde tem-peratuur om aan te geven dat het systeemeen probleem heeft gesignaleerd; daarnadooft het opschrift AUTO.

Voor het hervatten van de automatischewerking van het systeem na een handma-tige instelling (een of meerdere), moet deknop AUTO worden ingedrukt.

Drukknop in-/ uitschakelenluchtrecirculatie (G)

De luchtrecirculatiewerkt als volgt:

❒ handmatig ingeschakeld (recirculatiealtijd ingeschakeld); het lampje op deknop G en het symbool í op hetdisplay branden;

❒ geforceerde uitschakeling (recirculatiealtijd uitgeschakeld met luchttoevoervan buiten); lampje op de knop en hetsymbool êop het display gedoofd.

Deze mogelijkheden kunnen worden in-geschakeld door meerdere keren op derecirculatieknop G te drukken.

BELANGRIJK Met de recirculatiefunctiekunnen de gewenste omstandigheden(verwarming of koeling van het interieur)sneller worden bereikt.

62

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING Het is echter niet raadzaam deze functie

handmatig in te schakelen op regenachti-ge of koude dagen, omdat dan de ruitenaan de binnenzijde aanzienlijk sneller kun-nen beslaan, vooral als de airconditioningniet is ingeschakeld.

Bij lage buitentemperaturen wordt de re-circulatie uitgeschakeld (met luchttoevoervan buiten) om het beslaan van de ruitente voorkomen.

Bij lage buitentemperaturen raden wij uaan om de recirculatiefunctie niet te ge-bruiken, omdat hierdoor de ruiten snellerkunnen beslaan.

Drukknop in-/uitschakelen aircocompressor(F)Als u op de knop √

drukt, wordt deaircocompressor, indien ingeschakeld,uitgeschakeld en dooft het symbool ophet display.Als u op de knop drukt als het lampjegedoofd is, wordt de inschakeling van decompressor weer automatisch door hetsysteem geregeld; dit wordt aangegevendoor een brandend symbool op hetdisplay.

Als u de aircocompressor uitschakelt,wordt de recirculatie uitgeschakeld om heteventuele beslaan van de ruiten te voorko-men. Ook als het systeem de ingesteldetemperatuur kan handhaven, verdwijnt hetopschrift FULL van het display. Als het sys-teem de ingestelde temperatuur echter nietmeer kan handhaven, gaat de temperatuurknipperen en dooft het opschrift AUTO.

BELANGRIJK Met uitgeschakelde airco-compressor is het niet mogelijk lucht inhet interieur in te voeren met een tem-peratuur die lager is dan de buitentempe-ratuur; bovendien kunnen (in bijzondereomstandigheden) de ruiten zeer snel be-slaan omdat de lucht niet gedroogd kanworden.

De uitschakeling van de aircocompressorblijft in het geheugen opgeslagen, ook nahet afzetten van de motor.

U kunt de automatische regeling van deaircocompressor weer inschakelen doornogmaals de knop √ in te drukken (in datgeval werkt het systeem alleen als ver-warming) of de knop AUTO.

63

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGAls bij uitgeschakelde compressor de bui-

tentemperatuur hoger is dan de ingestel-de temperatuur, kan het systeem niet aande wens voldoen. Dit wordt als volgt aan-gegeven: de ingestelde temperatuur knip-pert enkele seconden op het display envervolgens dooft het opschrift AUTO.

Als de compressor is uitgeschakeld, kande aanjagersnelheid handmatig op nul wor-den gezet (geen enkel staafje verlicht).

Als de compressor bij draaiende motorwordt ingeschakeld, kan de aanjagersnel-heid niet onder de minimale waarde (éénstaafje verlicht) zakken.

Drukknop voor snelle ontwaseming/ontdooiing van de voorruit en de zijruiten voor (D)Als u deze knop

indrukt, schakelt de klimaatregelingautomatisch alle functies in dienoodzakelijk zijn voor het snelontdooien/ontwasemen van de voorruiten de zijruiten voor. D.w.z. dat hetsysteem:

❒ de aircocompressor inschakelt wan-neer de klimatologische omstandighe-den dit toestaan;

❒ de luchtrecirculatie uitschakelt;

❒ de maximale luchttemperatuur HI inbeide zones instelt;

❒ een aanjagersnelheid inschakelt op ba-sis van de koelvloeistoftemperatuur,om toevoer van nog te koude luchtvoor de ontwaseming van de ruiten, tebeperken;

❒ de luchtstroom naar de luchtroostersvoor de voorruit en de zijruiten voorleidt;

❒ de achterruitverwarming inschakelt

BELANGRIJK De functie voor snelle ont-waseming/ontdooiing van de ruiten blijftongeveer 3 minuten ingeschakeld nadat demotorkoelvloeistof een geschikte tempe-ratuur heeft bereikt om de ruiten snel teontwasemen.

Als de functie is ingeschakeld, gaan hetlampje op de betreffende knop en hetlampje op de knop van de achterruitver-warming branden; op het display dooft hetopschrift FULL AUTO.

64

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

BELANGRIJK Voor een snelle ontwase-ming/ontdooiing moet, als er een extraverwarming/airconditioning aanwezig is(onder de zitplaats voor of achter bij Pano-rama- en Combinato uitvoeringen), dezeverwarming, indien ingeschakeld, wordenuitgeschakeld door op de knop F (lampjegedoofd) op het schakelaarpaneel te druk-ken fig. 52.

Systeemuitschakelen OFF (E)

Het systeem schakeltuit en het display dooft

als u op de knop E drukt.

Als het systeem is uitgeschakeld:

❒ is het display gedoofd;

❒ wordt de ingestelde temperatuur nietweergegeven;

❒ is de recirculatie ingeschakeld, waarbijgeen lucht van buiten binnenkomt (re-circulatielampje brandt);

❒ is de compressor uitgeschakeld;

❒ is de aanjager uitgeschakeld.

fig. 52 F0N0185m

Als de functie is ingeschakeld, kunnen al-leen de aanjagersnelheid en de uitschake-ling van de achterruitverwarming hand-matig worden geregeld.

Als u op de knop B drukt of op de recir-culatieknop G of op de knop van de com-pressor F of op de knop AUTO A, wor-den de functies die hiervoor waren inge-steld, weer geactiveerd.

65

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGEXTRA VERWARMING

(indien aanwezig)

Enkele uitvoeringen beschikken bovendienover extra verwarming onder de be-stuurdersstoel. Deze kan worden inge-schakeld met de knop F op het schake-laarpaneel fig. 53.

fig. 53 F0N0185m

Als u de volledig automatische werking vanhet systeem weer wilt inschakelen, drukdan op de knop AUTO.

66

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING AUTONOME EXTRA

VERWARMING (indien aanwezig)

De auto kan als optional worden uitgerustmet twee verschillende typen autonomeverwarming: één die volledig automatischwerkt en één die geprogrammeerd kanworden.

AUTOMATISCHE UITVOERING

De extra verwarming wordt automatischingeschakeld als de motor wordt gestarten afhankelijk van de buitentemperatuuren de koelvloeistoftemperatuur. Uitscha-keling vindt altijd automatisch plaats.

BELANGRIJK Als in periodes met lage bui-tentemperaturen het systeem inschakelt,controleer dan of het brandstofniveau bo-ven het reserveniveau staat. Als dit niethet geval is, kan het systeem blokkeren enmoet u zich tot de Fiat-dealer wenden.

PROGRAMMEERBAREUITVOERING

De extra verwarming werkt volledig on-afhankelijk van de werking van de motoren zorgt ervoor dat:

❒ het interieur van de auto wordt op-gewarmd bij uitgezette motor;

❒ de ruiten worden ontdooid;

❒ de koelvloeistof van de motor en ver-volgens de motor zelf voor het star-ten wordt opgewarmd.

Het systeem bestaat uit:

❒ een dieselbrander voor het verwar-men van de koelvloeistof, met een ge-luidgedempte uitlaat;

❒ een doseerpomp verbonden met debrandstofleidingen van de auto voorbrandstoftoevoer naar de brander;

❒ een warmtewisselaar verbonden metde slangen van het koelsysteem van demotor;

De extra verwarming ver-bruikt, hoewel in geringe ma-

te, evenals de motor brandstof. Ommogelijke vergiftiging en verstikkingte voorkomen, mag de extra verwar-ming nooit, ook niet voor een korteperiode, worden ingeschakeld in eenafgesloten ruimte zoals een garage ofwerkplaats die niet is uitgerust meteen afzuigsysteem voor uitlaatgassen.

ATTENTIE

67

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGDe extra verwarming verwarmt (in de

winter) het interieur, houdt het op tem-peratuur en laat gedurende een vastge-stelde tijd de koelvloeistof van de motorcirculeren. Bij het starten van de motorbent u zo verzekerd van een optimaletemperatuur van de motor en van het in-terieur.

De extra verwarming kan automatischworden ingeschakeld als het systeem ge-programmeerd is met de digitale timer, ofhandmatig door op de toets “directe ver-warming” van de timer te drukken.

Nadat de verwarming hetzij handmatighetzij automatisch is geactiveerd, schakeltde elektronische regeleenheid de circula-tiepomp in en wordt de brander ontsto-ken op een vastgestelde en gecontroleer-de manier.

❒ een regeleenheid verbonden met hetverwarmings-/ventilatiesysteem vanhet interieur, die de automatischewerking ervan mogelijk maakt;

❒ een elektronische regeleenheid voorcontrole en regeling van de in de ver-warming geïntegreerde brander;

❒ een digitale timer A-fig. 54 voor hethandmatig inschakelen van de verwar-ming of om het inschakeltijdstip teprogrammeren.

De opbrengst van de circulatiepompwordt ook gecontroleerd door de elek-tronische regeleenheid, zodat de op-warmperiode tot een minimum beperktblijft. Als het systeem in werking is, scha-kelt de regeleenheid de aanjager van hetverwarmingssysteem in het interieur in opde tweede snelheid.

Het vermogen van de brander wordt au-tomatisch door de elektronische regel-eenheid geregeld op basis van de koel-vloeistoftemperatuur.

fig. 54 F0N0150m

68

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING BELANGRIJK De extra verwarming is uit-

gerust met een thermische beveiliging diede brander uitschakelt bij oververhittingdoor een te laag koelvloeistofniveau ofkoelvloeistoflekkage. Als dit het geval is,moet na het repareren van het defect inhet koelsysteem en/of het bijvullen van dekoelvloeistof en voordat de verwarmingweer wordt ingeschakeld, de programma-keuzetoets worden ingedrukt.

De verwarming kan spontaan uitgaan doorgebrek aan brandstof of als tijdens de wer-king de vlam dooft. Voer in dat geval deprocedure uit voor het uitschakelen enprobeer de verwarming weer in te scha-kelen; als de verwarming dan nog nietwerkt, wendt u dan tot de Fiat-dealer.

Extra verwarming inschakelen

Als de auto is uitgerust met automatischeairconditioning, stelt de regeleenheid detemperatuur en de luchtverdeling in bij hetinschakelen van de standverwarming.

Bij handbediende airconditioning/verwar-ming moet voor een maximale werkingvan de verwarming gecontroleerd wordenof de draaiknop voor het regelen van deluchttemperatuur in het interieur in destand “warme lucht” staat.

Om het interieur voor te verwarmen,moet u de draaiknop van de luchtverde-ling in stand © zetten.

Om de voorruit te ontdooien, moet u dedraaiknop van de luchtverdeling in stand- zetten.

Voor beide functies moet u de draaiknopvoor de luchtverdeling in stand ® zetten.

Digitale timer fig. 55

1) Branderindicatie

2) Displayverlichting

3) Voorkeuzenummer

4) Toets klokje

5) Toets voor vooruitzetten tijd

6) Programma-keuzetoets

7) Toets voor terugzetten tijd

8) Toets voor directe inschakeling ver-warming

9) Controlelampje voor het instellen/aflezen van de tijd

fig. 55 F0N0151m

69

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Programmeren van deinschakeltijd fig. 58

De inschakeltijd kan van 1 minuut tot 24uur van te voren worden geprogram-meerd. U kunt drie verschillende inscha-keltijden kiezen, waarvan er echter slechtséén kan worden geactiveerd.

Programmeren van de inschakeltijd:

❒ druk op toets 6: op het display wor-den het symbool 10 of de juist inge-stelde tijd en het nummer 3 van dedaarvoor ingestelde tijd 10 secondenverlicht.

Instellen van de juiste tijd

❒ Druk op toets 4: het display en hetcontrolelampje 9-fig. 57 worden ver-licht.

❒ Druk binnen 10 seconden op toets 5of 7 totdat de juiste tijd is geselec-teerd.

Als het display dooft, blijft de huidige tijdopgeslagen.

Als toets 5 of 7 ingedrukt wordt gehou-den, verspringen de cijfers van het klokjesneller voor- of achteruit.

Aflezen van de juiste tijd fig. 57

Druk om de juiste tijd af te lezen op toets4. De tijd verschijnt ongeveer 10 secon-den op het display en gelijktijdig wordt hetcontrolelampje 9 verlicht.

Directe inschakeling van de verwarming fig. 56

Druk op toets 8 van de timer als u het sys-teem handmatig wilt inschakelen: het dis-play en het controlelampje 1 worden ver-licht en blijven verlicht zolang het systeemin werking is.

Geprogrammeerde inschakeling van de verwarming

Voordat de inschakeling van het systeemwordt geprogrammeerd, moet de klok optijd worden gezet.

fig. 56 F0N0152m fig. 57 F0N0153m fig. 58 F0N0154m

70

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING BELANGRIJK Als u de andere vooraf in-

gestelde tijden wilt oproepen, druk danbinnen 10 seconden een of meer keren optoets 6.

– druk binnen 10 seconden op toets 5 of7 totdat de gewenste inschakeltijd is ge-selecteerd.

BELANGRIJK Als de tijd is opgeslagen:

❒ verdwijnt de inschakeltijd;

❒ verschijnt het voorkeuzenummer 3;

❒ wordt het display verlicht.

BELANGRIJK Als de brander wordt in-geschakeld:

❒ gaat de branderindicatie 1 op het dis-play branden;

❒ dooft het voorkeuzenummer 3.

Uitschakelen van degeprogrammeerde inschakeltijd fig. 58

Als u de geprogrammeerde inschakeltijdwilt wissen, druk dan kort op toets 6: deverlichting van het display dooft en hetnummer 3 van de vooraf ingestelde tijdverdwijnt.

Oproepen van een van degeprogrammeerde inschakeltijdenfig. 59

Druk een of meerdere keren op toets 6totdat op het display het nummer 3 vande vooraf ingestelde inschakeltijd ver-schijnt. Na 10 seconden verdwijnt de tijdvan het display maar blijft in het geheu-gen opgeslagen en worden het nummer3 en het display verlicht.

BELANGRIJK De geprogrammeerde in-schakeltijd kan worden gewijzigd of gewistvolgens de hiervoor beschreven instruc-ties.

Uitschakelen van de verwarming

Het systeem kan, afhankelijk van de ma-nier waarop het is ingeschakeld (automa-tisch of handmatig) op twee manierenworden uitgezet:

❒ automatisch, aan het eind van devastgestelde inschakeltijd (60 minutenmet rood verlicht display);

❒ handmatig, door opnieuw op deknop “directe verwarming” van de ti-mer te drukken (toets 1).

In beide gevallen doven het controlelampjevan de verwarming en de verlichting vanhet display, schakelt de aanjager van hetverwarmingssysteem in het interieur uiten wordt de verbranding onderbroken.

De vloeistof-circulatiepomp blijft nog on-geveer 2 minuten werken om de grootstewarmte van de verwarming af te voeren;ook in deze fase is het mogelijk de ver-warming weer in te schakelen.

fig. 59 F0N0155m

71

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING❒ Schakel de verwarming tijdens het tan-

ken en in de nabijheid van tankstationsaltijd uit om brandgevaar en/of ont-ploffingen te voorkomen.

❒ Parkeer niet boven brandbaar materi-aal zoals papier, gras of droge blade-ren: brandgevaar!

❒ De temperatuur in de nabijheid van deverwarming mag niet boven 120°C ko-men (na spuitwerkzaamheden kan detemperatuur van de carrosserie in eenmoffeloven boven deze waarde uit-stijgen). Hogere temperaturen kunnende componenten van de elektronischeregeleenheid beschadigen.

❒ Tijdens de werking bij een stilstaandemotor verbruikt de verwarming elek-trische energie van de accu; daarom iseen goede werking van de dynamo bijdraaiende motor noodzakelijk om deaccu weer voldoende op te laden.

❒ Houdt u voor de controle van het ni-veau van de koelvloeistof aan hetgeenbeschreven is in de paragraaf “Koel-vloeistof” in het hoofdstuk “Onder-houd van de auto”. Het water in hetmotorkoelsysteem moet ten minste10% antivries bevatten.

❒ Wendt u voor onderhoud en repara-ties uitsluitend tot de Fiat-dealer en ge-bruik uitsluitend originele onderdelen.

ONDERHOUD

Laat de extra verwarming regelmatig (inieder geval voor het winterseizoen) con-troleren door de Fiat-dealer om verze-kerd te zijn van een veilige en economi-sche werking en een lange levensduur vande verwarming.

De extra verwarming ver-bruikt, hoewel in geringe ma-

te, evenals de motor brandstof. Ommogelijke vergiftiging en verstikkingte voorkomen, mag de extra verwar-ming nooit, ook niet voor een korteperiode, worden ingeschakeld in eenafgesloten ruimte zoals een garage ofwerkplaats die niet is uitgerust meteen afzuigsysteem voor uitlaatgassen.

ATTENTIE

BELANGRIJK De standverwarming scha-kelt uit als de accuspanning laag is, zodatde motor nog kan worden gestart.

BELANGRIJK Voordat u het systeem in-schakelt, moet gecontroleerd worden ofhet brandstofniveau boven het reserve-niveau staat. Als dit niet het geval is, kanhet systeem blokkeren en moet u zich totde Fiat-dealer wenden.

72

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

EXTRA VERWARMING ACHTER (Panorama- en Combinatouitvoeringen - indien aanwezig)

De Panorama- en Combinato uitvoerin-gen beschikken over een hoofdverwar-mingssysteem en een extra verwarming(optional), waarvan de bedieningsknopzich in de hemelbekleding boven de twee-de rij stoelen fig. 60 bevindt.

U schakelt deze verwarming in door opde knop F-fig. 61 op het schakelaarpaneelte drukken.

❒ Als u de draaiknop D in stand “geheelkoud” (draaiknop in het blauwe ge-bied) zet, komt er lucht met de bui-tentemperatuur uit de uitstroomope-ningen voor de beenruimte achter(onder de stoelen van de 2e-3e rij bijde Panorama-uitvoering en uit hetrooster aan de zijde van de linker wiel-kuip bij de Combinato uitvoeringen).

❒ Als u de draaiknop D in stand “geheelwarm” (draaiknop in het rode gebied)zet, komt er warme lucht uit de uit-stroomopeningen voor de beenruim-te achter (onder de stoelen van de 2e-3e rij bij de Panorama-uitvoering en uithet rooster aan de zijde van de linkerwielkuip bij de Combinato uitvoerin-gen).

fig. 60 F0N0233m fig. 61 F0N0185m

73

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGEXTRA AIRCONDITIONING

ACHTER (Panorama- en Combinatouitvoeringen - indien aanwezig)

De Panorama- en Combinato uitvoerin-gen beschikken over een hoofdverwar-ming/aircondtioning en een extra aircon-ditioning (optional), waarvan de bedieningzich in de hemelbekleding boven de twee-de rij stoelen fig. 60 bevindt.

U schakelt deze airconditioning in door opde knop F-fig. 61 op het schakelaarpaneelte drukken. Deze airconditioning werkt al-leen als de hoofdairconditioning is inge-schakeld.

❒ Als u de draaiknop D in stand “geheelkoud” (draaiknop in het blauwe ge-bied) zet, komt er koude lucht uit deuitstroomopeningen op de hemelbe-kleding.

❒ Als u de draaiknop D in stand “geheelwarm” (draaiknop in het rode gebied)zet, komt er warme lucht (bij warmemotor) uit de uitstroomopeningenvoor de beenruimte achter (onder destoelen van de 2e-3e rij bij de Pano-rama-uitvoering en uit het rooster aande zijde van de linker wielkuip bij deCombinato uitvoeringen).

❒ Als u de draaiknop D in een tussen-liggende stand zet, wordt de lucht ver-deeld over de uitstroomopeningen opde hemelbekleding en de uitstroom-openingen voor de beenruimte achter,en wijzigt de temperatuur.

BELANGRIJK Als de compressor van dehoofdairconditioning wordt ingeschakeld(door knop E in te drukken), wordt au-tomatisch de 1e aanjagersnelheid inge-schakeld, ook als de aanjager van de extraairconditioning in stand 0 staat, om ijs-vorming en daarmee beschadiging van deze component te voorkomen.

74

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING BUITENVERLICHTING

Met de linker hendel bedient u de buiten-verlichting.

De buitenverlichting werkt uitsluitend alsde contactsleutel in stand ON staat.

VERLICHTING UIT fig. 62

Draaiknop in stand å. fig. 62 F0N0030m

fig. 63 F0N0031m

fig. 64 F0N0032m

BUITENVERLICHTING fig. 63

Draai de draaiknop in stand 6.

Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 3 branden.

DIMLICHT fig. 64

Draai de draaiknop in stand 2.

Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 3 branden.

75

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

GROOTLICHT fig. 65

Trek de hendel naar het stuurwiel, als dedraaiknop reeds in stand 2 staat (2e on-vergrendelde stand).

Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 1 branden.

Als de hendel opnieuw naar het stuurwielwordt getrokken, dooft het grootlicht enwordt het dimlicht weer ingeschakeld.

GROOTLICHTSIGNAAL fig. 66

Trek de hendel naar het stuurwiel (1e on-vergrendelde stand), ongeacht de standvan de draaiknop. Op het instrumenten-paneel gaat het controlelampje 1 bran-den.

RICHTINGAANWIJZERS fig. 67

Zet de hendel in de vergrendelde stand:

❒ omhoog (stand 1): inschakeling rech-ter richtingaanwijzer;

❒ omlaag (stand 2): inschakeling linkerrichtingaanwijzer.

Op het instrumentenpaneel knippert hetcontrolelampje F of D.

De richtingaanwijzers schakelen automa-tisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.

Als u kort richting aan wilt geven, voor hetuitvoeren van een handeling waarvoor hetstuurwiel slechts weinig hoeft te wordenverdraaid, dan drukt u de hendel iets om-hoog of omlaag zonder dat de hendel ver-grendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaatdeze automatisch terug.

fig. 65 F0N0033m fig. 66 F0N0034m fig. 67 F0N0035m

76

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

“FOLLOW ME HOME” SYSTEEM

Met dit systeem kan de ruimte voor de au-to een bepaalde tijd worden verlicht.

Inschakelen fig. 68

U schakelt deze functie in door de con-tactsleutel in stand OFF te draaien of uitte nemen, en de linker hendel binnen 2 mi-nuten na het uitzetten van de motor naarhet stuur te trekken.

Telkens als u de hendel bedient, blijft deverlichting 30 seconden langer branden,tot een maximum van 210 seconden; hier-na schakelt de verlichting automatisch uit.

Als de hendel wordt bediend, gaat hetcontrolelampje 3 op het instrumen-tenpaneel branden en verschijnt er een be-richt op het display (zie het hoofdstuk“Lampjes en berichten”) gedurende de tijddat de functie actief blijft. Het lampje gaatbranden als de hendel voor het eerst be-diend wordt en blijft branden totdat defunctie automatisch uitschakelt. Telkensals de hendel wordt bediend, wordt alleende inschakeltijd van de verlichting ver-lengd.

Uitschakelen

Houd de hendel langer dan 2 secondennaar het stuur getrokken.

SCHEMERSENSOR (automatischinschakelende koplampen) (indien aanwezig)

Deze sensor is in staat om de verschillenin sterkte van het omgevingslicht waar tenemen op basis van de ingestelde gevoe-ligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoeminder buitenlicht er nodig is om de ver-lichting in te schakelen. De gevoeligheidvan de sensor kan worden ingesteld viahet “Setup-menu” van het display.

Inschakelen fig. 69

Draai de draaiknop in stand 2A : op dezemanier gaan, afhankelijk van de sterkte vanhet buitenlicht, de buitenverlichting en dedimlichten automatisch branden.

Uitschakelen

Als via de sensor het commando voor uit-schakeling wordt gegeven, wordt het dim-licht uitgeschakeld en vervolgens, na on-geveer 10 seconden, de buitenverlichting.

De schemersensor is niet in staat om mistte signaleren. Daarom moet bij mist deverlichting handmatig worden ingescha-keld.

fig. 68 F0N0036m fig. 69 F0N0037m

77

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGRUITEN REINIGEN

RUITENWISSERS/-SPROEIERS

Deze werken uitsluitend als de contact-sleutel in stand ON staat.

De rechter hendel kan in vijf verschillen-de standen worden gezet fig. 70:

A: ruitenwissers uitgeschakeld

B: wissen met interval.

Draai als de hendel in stand B staat, dedraaiknop F in een van de vier interval-standen:

, = zeer lang interval

-- = lang interval

--- = gemiddeld interval

---- = kort interval

C: langzaam continu wissen;

D: snel continu wissen;

E: tijdelijk snel wissen (onvergrendeldestand).

In stand E werken de ruitenwissers, zo-lang u de hendel met de hand in deze standhoudt. Als u de hendel loslaat, springt de-ze direct weer in stand A en schakelen deruitenwissers automatisch uit.

BELANGRIJK Vervang de wisserbladenvolgens de aanwijzingen in het hoofdstuk“Onderhoud en zorg”.

Gebruik de ruitenwissers nietom opgehoopte sneeuw of ijsvan de voorruit te verwijde-ren. In die omstandigheden

grijpt, als de ruitenwissers te zwaarworden belast, de beveiliging in, die er-voor zorgt dat de ruitenwissers enkeleseconden worden uitgeschakeld. Alshierna de werking niet wordt hervat,wendt u dan tot de Fiat-dealer.

“Intelligente wis-/wasregeling”

Als u de hendel naar het stuur trekt (on-vergrendelde stand), schakelen de ruiten-sproeiers in fig. 71.Als u de hendel langer dan een halve se-conde aangetrokken houdt, dan wordenin een beweging de ruitenwissers/-sproei-ers ingeschakeld.Als u de hendel loslaat, maken de ruiten-wissers nog 4 slagen. Na 5 seconden volgt nog een extra reinigings-slag.

fig. 70 F0N0038m

fig. 71 F0N0039m

78

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING REGENSENSOR

(indien aanwezig)

De regensensor bevindt zich achter debinnenspiegel en staat in contact met devoorruit. De sensor zorgt ervoor dat defrequentie van de slagen van de ruiten-wissers, tijdens het wissen met interval,automatisch wordt aangepast aan de hoe-veelheid regen op de ruit.

BELANGRIJK Houd de ruit in de omge-ving van de sensor schoon.

Inschakelen fig. 72

Plaats de rechter hendel een stand naarbeneden (stand B).

Als de regensensor wordt ingeschakeld,maken de ruitenwissers 1 slag.

Als u de draaiknop F draait, kunt u de ge-voeligheid van de regensensor verhogen.

Als de gevoeligheid van de regensensorverhoogd wordt, maken de ruitenwissers1 slag.

Als de ruitensproeiers worden bediend bijingeschakelde regensensor, werkt het nor-male reinigingsprogramma. Daarna hervatde regensensor zijn normale automatischewerking.

KOPLAMPSPROEIERS (indien aanwezig)

De “verzonken” koplampsproeiers zijn inde voorbumper van de auto gemonteerden treden in werking als u, bij ingeschakelddimlicht, de ruitensproeiers inschakelt.

BELANGRIJK Controleer regelmatig of dekoplampsproeiers schoon en in goedestaat zijn.

Uitschakelen fig. 72

Zet de hendel in stand B of draai de start-/contactsleutel in stand STOP. Als de mo-tor daarna wordt gestart (sleutel in standMAR), schakelt de regensensor niet weerin, ook niet als de hendel in stand B is blij-ven staan. Voor het inschakelen van de re-gensensor moet de hendel in stand A of Cworden gezet en daarna in stand B of deknop voor het instellen van de gevoeligheidworden gedraaid. Als de regensensor opdeze wijze opnieuw wordt ingeschakeld,maken de ruitenwissers ten minste 1 slag,ook bij een droge ruit.

De regensensor signaleert automatischhet verschil tussen dag en nacht en past dewerking aan.

fig. 72 F0N0038m

Door waterstrepen kunnende ruitenwissers ongewenst

inschakelen.

ATTENTIE

79

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGCRUISE-CONTROL

(snelheidsregelaar -indien aanwezig)

Dit is een elektronisch hulpmiddel, waar-door de auto (bij een snelheid boven 30km/h) op lange, rechte en droge trajec-ten en bij weinig verandering in de rij-om-standigheden (bijv. snelwegen), met eenconstante en vooraf ingestelde snelheidblijft rijden zonder het gaspedaal te hoe-ven bedienen. Het gebruik van dit systeembiedt geen voordelen in druk verkeer. Ge-bruik dit systeem niet in de stad.

SYSTEEM INSCHAKELENfig. 73

Draai de draaiknop A in stand ON.

Het systeem kan niet worden ingescha-keld in de 1e versnelling of de achteruit.Het is raadzaam het systeem alleen te ge-bruiken in de 4e of hogere versnelling.

Op afdalingen kan bij ingeschakelde crui-se-control de snelheid iets oplopen tenopzichte van de opgeslagen snelheid.

Het systeem is ingeschakeld als het lamp-je Ü op het instrumentenpaneel brandten het betreffende bericht verschijnt.

SNELHEID OPSLAAN

Ga als volgt te werk:

❒ zet de draaiknop A in stand ON entrap het gaspedaal in tot de auto metde gewenste snelheid rijdt;

❒ plaats de hendel ten minste 1 secondeomhoog (+) en laat vervolgens de hen-del los: de snelheid van de auto is op-geslagen en het gaspedaal kan wordenlosgelaten.

Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kande snelheid simpel verhoogd worden doorhet intrappen van het gaspedaal: als u daar-na het gaspedaal loslaat, wordt terugge-keerd naar de opgeslagen snelheid.

OPGESLAGEN SNELHEIDOPROEPEN

Als het systeem is uitgeschakeld door bij-voorbeeld het intrappen van het rem- ofkoppelingspedaal, kan de opgeslagen snel-heid op de volgende manier worden op-geroepen:

❒ geef geleidelijk gas, totdat de snelheidongeveer gelijk is aan de opgeslagensnelheid;

❒ schakel de versnelling in die ingescha-keld was op het moment van het op-slaan van de snelheid;

❒ druk op de knop RES B.

fig. 73 F0N0040m

80

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING OPGESLAGEN SNELHEID

VERHOGEN

Dit kan op twee manieren:

❒ trap het gaspedaal in en sla vervolgensde nieuwe snelheid op;

of

❒ plaats de hendel omhoog (+).

Telkens als de hendel wordt bediend,wordt de snelheid iets verhoogd (onge-veer 1 km/h). Als de hendel omhoogwordt gehouden, verandert de snelheidtraploos.

OPGESLAGEN SNELHEIDVERLAGEN

Dit kan op twee manieren:

❒ schakel het systeem uit en sla vervol-gens de nieuwe snelheid op;

of

❒ plaats de hendel omlaag (–) totdat denieuwe snelheid is bereikt die auto-matisch wordt opgeslagen.

Telkens als de hendel wordt bediend,wordt de snelheid iets verlaagd (ongeveer1 km/h). Als de hendel omlaag wordt ge-houden, verandert de snelheid traploos.

SYSTEEM UITSCHAKELEN

Het systeem kan als volgt door de be-stuurder worden uitgeschakeld:

❒ door de draaiknop A in stand OFF tedraaien;

❒ door de motor uit te zetten;

❒ door het rempedaal in te trappen ofde handrem aan te trekken;

❒ door het koppelingspedaal in te trappen;

❒ door een verzoek tot sequentieelschakelen bij automatische versnel-lingsbak;

❒ als de snelheid van de auto onder devastgestelde limiet komt;

❒ door het gaspedaal in te trappen; in ditgeval wordt het systeem niet werke-lijk uitgeschakeld, maar heeft het ac-celeratie-verzoek voorrang op het sys-teem; de cruise-control blijft inge-schakeld en het systeem stelt, na deacceleratie, de hiervoor opgeslagensnelheid weer in, zonder dat de knopRES hoeft te worden ingedrukt.

Het systeem schakelt in de volgende ge-vallen automatisch uit:

❒ als het ABS of ESP in werking treedt;

❒ als er een storing in het systeem is.

Als de cruise-control tijdenshet rijden is ingeschakeld,

zet dan nooit de versnellingspook inde vrijstand.

Bij een storing of een afwij-kende werking van de cruise-

control, moet de draaiknop A in standOFF worden gezet. Laat het systeem,na controle van de zekering, door deFiat-dealer controleren.

ATTENTIE

ATTENTIE

81

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGPLAFONDVERLICHTING

PLAFONDVERLICHTING VOORMET SPOTJES

Met de schakelaar A-fig. 74 kunnen deplafondlampjes worden in- en uitgescha-keld.

Met de schakelaar A-fig. 74 in het midden,worden de lampjes C en D in-/uitgescha-keld bij het openen/sluiten van de voor-portieren.

Met de schakelaar A-fig. 74 naar links ge-drukt, blijven de lampjes C en D altijd uit-geschakeld.

Met de schakelaar A-fig. 74 naar rechts ge-drukt, blijven de lampjes C en D altijd in-geschakeld.

Het inschakelen/doven van de verlichtinggaat geleidelijk.

Met de schakelaar B-fig. 74 bedient u despotjes; bij uitgeschakelde plafondverlichtingwordt met de schakelaar:

❒ in linker stand, het spotje C ingescha-keld;

❒ in rechter stand, het spotje D inge-schakeld.

BELANGRIJK Controleer voordat u deauto verlaat of beide schakelaars in demiddelste stand staan. Op deze manierzullen de lampjes van de plafondverlichtingdoven bij het sluiten van de portieren, envoorkomt u dat de accu ontlaadt.

Als de schakelaar in de rechter stand is blij-ven staan, schakelt de verlichting 15 minu-ten na het uitzetten van de motor automa-tisch uit.

Brandduurregeling van deplafondverlichting

Bepaalde uitvoeringen hebben, om het in-en uitstappen vooral in het donker te ver-gemakkelijken, 2 brandduurregelingen.

BRANDDUURREGELING BIJ HET INSTAPPEN

De plafondlampjes gaan op de volgendemanier branden:

❒ ongeveer 10 seconden bij het ont-grendelen van de voorportieren;

❒ ongeveer 3 minuten bij het openen vande zijdeuren;

❒ ongeveer 10 seconden bij het ver-grendelen van de portieren.

De werking van de brandduurregelingwordt onderbroken als de contactsleutelin stand MAR wordt gedraaid.

BRANDDUURREGELING BIJ HET UITSTAPPEN

Als de contactsleutel uit het start-/con-tactslot wordt verwijderd, gaan de pla-fondlampjes op de volgende manier bran-den:

❒ ongeveer 10 seconden binnen 2 mi-nuten na het uitzetten van de motor;

❒ ongeveer 3 minuten bij het openen vaneen portier;

❒ ongeveer 10 seconden bij het sluitenvan een portier.

De brandduurregeling schakelt automa-tisch uit als de portieren worden ver-grendeld.

fig. 74 F0N0041m

82

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

PLAFONDVERLICHTINGACHTER IN LAADRUIMTE fig. 75Deze bevindt zich boven de achterdeur.Druk voor inschakeling op het lampenglasop het in de afbeelding aangegeven punt.

PLAFONDVERLICHTING AANDE ZIJKANT IN LAADRUIMTE(indien aanwezig) fig. 76Druk voor inschakeling op het lampenglasop het in de afbeelding aangegeven punt.

BEDIENINGSORGANEN

WAARSCHUWINGSKNIPPER-LICHTEN fig. 78

Druk op de schakelaar A, ongeacht destand van de contactsleutel.

Als het systeem is ingeschakeld, knipperthet lampje in de schakelaar. Gelijktijdiggaan op het instrumentenpaneel de con-trolelampjes Î en ¥ branden.

Druk voor uitschakeling nogmaals op deschakelaar.

Het gebruik van de waarschuwingsknip-perlichten is afhankelijk van de wetgevingvan het land waarin u zich bevindt. Houdtu aan de voorschriften.

fig. 75 F0N0042m fig. 77 F0N0220m

fig. 76 F0N0219m

AFNEEMBAREPLAFONDVERLICHTING (indien aanwezig) fig. 77Deze kan als vast licht gebruikt worden enals zaklamp. Als de afneembare plafond-verlichting in de vaste houder zit, wordtde batterij van de zaklamp automatisch op-geladen. Het opladen van de plafondver-lichting bij stilstaande auto en met de con-tactsleutel in stand STOP of uitgenomen,is beperkt tot 15 minuten.

83

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 78 F0N0044m

fig. 79 F0N0045m

MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig) fig. 79

Druk bij ingeschakelde buitenverlichtingop knop 5.

Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 5 branden.

Druk voor uitschakeling nogmaals op deknop.

Het gebruik van de mistlampen is afhanke-lijk van de wetgeving van het land waarin uzich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.

MISTACHTERLICHT fig. 80

Druk op knop 4. Het mistachterlichtwerkt alleen als het dimlicht of de buiten-verlichting en mistlampen voor (indienaanwezig) zijn ingeschakeld.

Op het instrumentenpaneel gaat het con-trolelampje 4 branden.

Druk voor uitschakeling nogmaals op deknop of schakel het dimlicht en/of de mist-lampen voor (indien aanwezig) uit.

Het gebruik van het mistachterlicht is af-hankelijk van de wetgeving van het landwaarin u zich bevindt. Houdt u aan de voor-schriften.

PARKEERVERLICHTING

Deze verlichting schakelt in als u de con-tactsleutel in stand PARK draait.

Om de contactsleutel in standPARK te zetten, moet u de knop

A-fig. 80a indrukken.

fig. 80 F0N0046m

fig. 81 F0N0043m

ACHTERRUITVERWARMING (indien aanwezig) fig. 81

Druk op de knop A voor inschakeling. Bijingeschakelde achterruitverwarming zorgteen tijdschakeling ervoor dat de verwar-ming na ongeveer 20 minuten uitschakelt.

fig. 80a F0N0007m

84

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

PORTIERVERGRENDELING fig. 82

U kunt de centrale portiervergrendelinginschakelen door de knop A op de mid-denconsole in te drukken, onafhankelijkvan de stand van de contactsleutel. Drukvoor het ontgrendelen van de portie-ren/deuren op de knop B.

Op het paneel voor de ruitbediening bevindtzich een knop D waarmee u de laadruimteonafhankelijk kunt ver-/ontgrendelen fig. 83.

NOODSCHAKELAARVOOR ONDERBREKINGBRANDSTOFTOEVOEREN ELEKTRISCHEVOEDINGDe auto is uitgerust met een brandstof-noodschakelaar. De schakelaar springt om-hoog bij een ongeval, waardoor de toevoervan brandstof wordt gestopt en de motor af-slaat. Als de brandstofnoodschakelaar in-schakelt, wordt niet alleen de brandstoftoe-voer gestopt, maar schakelen ook de waar-schuwingsknipperlichten, de buitenverlichtingen de plafondverlichting in, worden alle por-tieren/deuren ontgrendeld en verschijnt ophet instrumentenpaneel een bericht; drukvoor de uitschakeling op de knop A. Er is bo-vendien een extra veiligheidsschakelaar aan-wezig die inschakelt bij een ongeval, waar-door de elektrische voeding wordt onder-broken. Hierdoor wordt brandstoflekkagebij leidingbreuken en vonkvorming bij be-schadiging van de elektrische componentenvan de auto voorkomen.BELANGRIJK Vergeet niet na een botsing desleutel uit het contactslot te nemen om tevoorkomen dat de accu ontlaadt.Als u na het ongeval geen brandstoflekkagewaarneemt en geen beschadiging van de elek-trische componenten van de auto (bijv. dekoplampen) en de auto kan nog verder rij-den, schakel dan de brandstofnoodschake-laar en de veiligheidsschakelaar voor de elek-trische voeding (indien aanwezig) weer in,volgens de hierna beschreven procedure.

fig. 82 F0N0047m fig. 84 F0N0048m

Als u na een ongeval eenbrandstoflucht ruikt of merkt

dat het brandstofsysteem lekt, scha-kel dan de schakelaars niet weer in,zodat brand wordt voorkomen.

ATTENTIE

Brandstofnoodschakelaar weerinschakelen fig. 84Druk om de brandstofnoodschakelaarweer in te schakelen op knop A.

Veiligheidsschakelaar voorelektrische voeding weer inschakelen(Schoolbus/Minibus) fig. 85De schakelaar bevindt zich op de pluspoolvan de accu. Ga als volgt te werk om deschakelaar weer in te schakelen:❒ druk om de brandstofnoodschakelaar

weer in te schakelen op knop A;❒ druk om de schakelaar voor de elek-

trische voeding weer in te schakelen opknop B.

fig. 83 F0N0132m

85

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 85 F0N0127m

fig. 87 F0N0050m

fig. 86 F0N0049m

fig. 88 F0N0051m

INTERIEURUITRUSTING

BOVENSTE DASHBOARDKASTJE-KOEL/WARMHOUDVAK (indien aanwezig) fig. 86

Til voor het gebruik het deksel op zoals isafgebeeld.

Als de auto is uitgerust met airconditio-ning, kan het vak met flessenhouder ge-koeld/verwarmd worden via een uit-stroomopening die verbonden is met deairconditioning.

DASHBOARDKASTJE fig. 87

Trek aan de handgreep A om het dash-boardkastje te openen.

DASHBOARDKASTJE MET SLOTfig. 88

Draai om het slot te ver-/ontgrendelen desleutel rechts-/linksom. Trek aan de hand-greep om het dashboardkastje te openen.

De omvang van het dashboardkastje is vandien aard dat er een laptop in kan wordengeplaatst.

Voordat u de schakelaar voorde elektrische voeding weer

inschakelt, moet zorgvuldig wordengecontroleerd of er geen brandstof-lekkage is en of de elektrische com-ponenten (bijv. de koplampen) nietzijn beschadigd.

ATTENTIE

Voordat u de brandstofnood-schakelaar weer inschakelt,

moet zorgvuldig worden gecontroleerdof er geen brandstoflekkage is en of deelektrische componenten (bijv. de kop-lampen) niet zijn beschadigd.

ATTENTIE

BELANGRIJK Bij andere uitvoeringen dande Schoolbus/Minibus is de knop B vervan-gen door een zekering; wendt u voor ver-vanging van die zekering tot de Fiat-dealer.

86

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 90 F0N0053m

fig. 89 F0N0052m fig. 92 F0N0134m

fig. 93 F0N0218m

fig. 91 F0N0128m

OPBERGVAK

Het opbergvak A-fig. 89 bevindt zich inhet midden van het dashboard.

Het opbergvak B-fig. 90 bevindt zichrechts op het dashboard, onder het dash-boardkastje.

VAKKEN ACHTER fig. 91

In ieder portier bevindt zich een opberg-/documentenvak.

OPBERGVAK ONDERPASSAGIERSSTOEL VOOR

Ga voor het gebruik van het vak als volgtte werk:

❒ Open de klep A en verwijder deze zo-als aangegeven in fig. 92;

❒ draai de vergrendelknop B linksom enverwijder deze zodat het vak kan uit-schuiven.

SCHEIDINGSWAND

De auto kan zijn uitgerust met een schei-dingswand met of zonder schuifruit.

U kunt de schuifruit van de scheidingswandfig. 93 openen/sluiten met de knop A.

Bepaalde uitvoeringen zijn voorzien vaneen beschermrooster, dat op het ruitjevan de wand in de laadruimte is geplaatst.

87

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 94 F0N0054m

BEKERHOUDER –BLIKJESHOUDER fig. 94

De beker/blikjeshouder is in het middenop het dashboard geplaatst.

AANSTEKER fig. 95

Deze bevindt zich in het midden op hetdashboard.

Druk voor het inschakelen van de aanste-ker de knop A in, als de contactsleutel instand MAR staat.

Na ongeveer 15 seconden springt de knopin de beginstand en is de aansteker klaarvoor gebruik.

BELANGRIJK Controleer altijd of de aan-steker na het indrukken ook uitschakelt.

ASBAK fig. 96

De uitneembare kunststof asbak kan in debeker/blikjeshouder geplaatst worden inhet midden op het dashboard.

BELANGRIJK Gebruik de asbak niet alsprullenbak voor papiertjes; als deze in con-tact komen met smeulende peuken kan erbrand ontstaan.

fig. 95 F0N0055m

De aansteker wordt ergheet. Gebruik de aansteker

voorzichtig en voorkom dat hij ge-bruikt wordt door kinderen: risico opbrand en/of brandwonden.

ATTENTIE

fig. 96 F0N0146m

88

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 97 F0N0056m

fig. 98 F0N0057m

ZONNEKLEPPEN fig. 97

De zonnekleppen zitten aan beide zijdennaast de binnenspiegel. Ze kunnen voorde voorruit of voor de zijruit worden ge-draaid.

STEKKERDOOS (indien aanwezig)

Deze is in het midden op het dashboardgeplaatst, naast de aansteker fig. 98.

Open voor gebruik de dop A.

SCHRIJF/LEESTAFELTJE (indien aanwezig)

In het midden van het dashboard, bovende inbouwplaats van de autoradio, bevindtzich een schrijftafeltje A-fig. 99; op enkeleuitvoeringen kan het schrijftafeltje gebruiktworden als leestafeltje door het aan deachterzijde omhoog te trekken en desteun op het dashboard te laten rusten,zoals afgebeeld.

Op uitvoeringen met airbag aan passa-gierszijde is het schrijftafeltje vast inge-bouwd.

BOVENSTE OPBERGRUIMTE INCABINE fig. 100 (indien aanwezig)

Deze ruimte bevindt zich boven in de be-stuurderscabine en is geschikt voor hetopbergen van lichte voorwerpen.

Maximale belasting: – op één plaats ...................................10 kg– verdeeld over de gehele ruimte ..20 kg

fig. 99 F0N0058m fig. 100 F0N0190m

89

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 102 F0N0149m fig. 103 F0N0217m

TAFEL OP BANK (indien aanwezig)

Trek voor gebruik aan het lipje A-fig. 102en klap de tafel neer.

De tafel is voorzien van twee bekerhou-ders en een steunvlak met kaartenklem.

fig. 101 F0N0191m

OPBERGRUIMTE IN CABINE(ALKOOF) fig. 101 (indien aanwezig)

De opbergruimte bevindt zich boven dezonnekleppen en is zo ontworpen dat uer snel lichte voorwerpen in kunt opber-gen (bijv. documenten, wegenkaartenenz.).

ACHTERUITRIJCAMERA ENMONITOR (indien aanwezig)

Met de achteruitrijcamera fig. 103 kan debestuurder de omgeving achter de auto zienvia een monitor A-fig. 104 die in het inte-rieur van de auto is geplaatst.

Het systeem bestaat uit een videocame-ra die in een kunststof huis is geplaatst opde achtertraverse van het dak, waarin ookhet derde remlicht is opgenomen, en eenmonitor in een kunststof huis bij het bo-venste dashboardkastje.

90

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

De monitor is voorzien van de toetsen(On/Off, lichtsterkte, achtergrondverlich-ting); om de monitor te gebruiken moet ude ontgrendelknop bedienen en de mo-nitor uitklappen.

De monitor geeft een gespiegelde weer-gave (“mirror”) van het zicht naar achte-ren. Als de monitor niet gebruikt wordt,kan deze worden ingeklapt bij het boven-ste dashboardkastje.

INSCHAKELING

Het systeem schakelt in als de contact-sleutel in het contactslot zit en u de ach-teruit inschakelt of als u de betreffendetoets indrukt; als de auto in beweging is,bijvoorbeeld tijdens achteruitrijden, werkthet systeem tot een snelheid van ongeveer15 km/h en schakelt uit als de snelheid bo-ven ongeveer 18 km/h komt. Als de ach-teruit wordt uitgeschakeld, wordt hetbeeld nog ongeveer 5 seconden op de mo-nitor weergegeven.

ALGEMENE OPMERKINGEN

Gezichtsveld

Het gezichtsveld kan variëren afhankelijkvan de stand van de auto (bijv. een volbe-laden auto), afhankelijk van de specificatiesvan de auto en afhankelijk van de weers-omstandigheden (helder, regen, sneeuw enmist); bij weinig buitenlicht of bij een vol-beladen auto, kan het gezichtsveld beperktzijn.

Het gebied dat de camera bestrijkt, is on-geveer 3 m lang en maximaal 5,5 m breedfig. 105.

fig. 104 F0N0214m fig. 105 F0N0215m

Aanwijzingen voor het gebruik

Als de lens van de videocamera vuil is ofmet ijzel is bedekt (aan de buitenzijde), rei-nig de lens dan met een zachte doek. Ge-bruik absoluut geen andere voorwerpenvoor het reinigen van de lens, om kras-sen te voorkomen.

Ook voor het reinigen van de monitor ishet raadzaam een zachte, droge doek tegebruiken. Stof kan van de monitor wor-den verwijderd met een daarvoor ge-schikte zachte kwast. Gebruik geen enkeloplosmiddel voor het reinigen.

Bij een ongeval kan het glas van de moni-tor breken. Raak in dit geval de vloeistofdie er uitstroomt niet aan. Mocht dit ge-beuren, was dan snel de verontreinigdedelen met water en zeep.

91

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGTACHOGRAAF

Raadpleeg voor de werking en het gebruikvan de tachograaf de gebruikshandleidingdie door de fabrikant is bijgeleverd.

Het is wettelijk verplicht de tachograaf inde auto te installeren als het gewicht vande auto (met of zonder aanhanger) meerdan 3,5 ton bedraagt.

BELANGRIJK Iedere verandering aan hetcontrole-instrument of aan het signaal-overbrengingssysteem die invloed heeft opde registratie door het controle-instru-ment, vooral als dit bedoeld is om te frau-deren, is strafbaar.

BELANGRIJK Het is raadzaam de rode ze-kering van 10A met het nummer F39 (ze-keringenkast dashboard) te verwijderen,als de auto langere tijd niet gebruikt wordt(meer dan 10 dagen). Dit geldt voor alleuitvoeringen die uitgerust zijn met een ta-chograaf, met uitzondering van de Mini-bus-uitvoering.

BELANGRIJK Als een tachograaf in de au-to geïnstalleerd is en de auto 5 dagen nietwordt gebruikt, is het raadzaam de min-pool van de accu los te koppelen om teacculading te behouden.

BEDIENINGSTOETSEN

De bedieningstoetsen van de monitor fig. 106:

❒ Lichtsterkteregeling: 2 toetsen

❒ Achtergrondverlichting instellen: 2toetsen

❒ Toets ON/OFF: hiermee kunt u debeelden van de videocamera ook zienals de achteruit is uitgeschakeld

U kunt terugkeren naar de standaardcon-figuratie door de toets ON/OFF ongeveer3 seconden ingedrukt te houden als hetsysteem is uitgeschakeld. In dat geval knip-pert de toets ON/OFF 2 keer om de han-deling te bevestigen.

BERICHTEN OP HET SCHERM

In de volgende gevallen wordt er infor-matie op het scherm weergegeven:

❒ Na het inschakelen van de achteruit,wordt 5 seconden een waarschu-wingsbericht weergegeven.

❒ Als de snelheid boven ongeveer 18km/h komt en alleen als de inschakel-toets is ingeschakeld (ON), verdwijnthet beeld en verschijnt ongeveer 5 se-conden een waarschuwingsbericht dathet systeem in stand-by staat.

❒ Als de snelheid boven ongeveer 18km/h komt en de achteruit is inge-schakeld, verdwijnt het beeld en ver-schijnt een waarschuwingsbericht datblijft weergegeven totdat de snelheidonder ongeveer 15 km/h komt. In datgeval wordt het beeld weer weerge-geven.

U kunt de taal wijzigen waarin de berich-ten worden weergegeven. Druk hiervoor,bij uitgeschakeld systeem, gelijktijdig op detoets ON/OFF en een willekeurige ande-re toets en selecteer vervolgens de taal inhet menu met de toets ON/OFF. Als u degewenste taal geselecteerd hebt, wachtdan 3 seconden zodat de taal wordt op-geslagen.

fig. 106 F0N0216m

92

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

Gebruik geen schuurmiddelen of oplos-middelen voor het reinigen van het appa-raat. Gebruik voor het reinigen van de bui-tenkant van het apparaat een vochtigedoek of eventueel speciale productenvoor het onderhoud van synthetische ma-terialen.

De tachograaf wordt door geautoriseerdpersoneel geïnstalleerd en verzegeld: voergeen werkzaamheden uit aan het systeemen de bijbehorende voedings- en registra-tiekabels.

De bezitter van de auto waarin de tacho-graaf is geïnstalleerd, moet de tachograafperiodiek laten keuren. Het systeem moetten minste iedere twee jaar gekeurd en ge-test worden op de juiste werking.

Zorg ervoor dat na iedere controle hetplaatje wordt vernieuwd en dat het devoorgeschreven gegevens bevat.

PORTIEREN

CENTRALE PORTIERVER-/ONTGRENDELING

PORTIERVERGRENDELING VANBUITENAF

Druk bij gesloten portieren op de knop Øop de afstandsbediening fig. 107 of steekde metalen baard in het slot van het bestuurdersportier en draai de sleutelrechtsom.

Alleen als alle portieren gesloten zijn,wordt de portiervergrendeling ingescha-keld. Als een of meerdere portieren nietvergrendeld zijn na het indrukken van deknop Ø op de afstandsbediening fig. 107,gaan de richtingaanwijzers en het lampjeop de knop A-fig. 110 ongeveer 3 seconden snel knipperen.

Als de portiervergrendeling is ingescha-keld, zijn de knoppen A en B fig. 110 uit-geschakeld.

fig. 107 F0N0060m

Als u de knop Ø op de afstandsbedieningfig. 107 twee keer kort indrukt, schakelthet dead lock-systeem in (zie de paragraaf“Dead lock-systeem”).

Portierontgrendeling van buitenaf

Druk kort op de knop Æ fig. 107 of Ëfig. 108, afhankelijk van de uitvoering,voor het op afstand ontgrendelen van devoorportieren. Gelijktijdig wordt de pla-fondverlichting tijdelijk ingeschakeld en

fig. 108 F0N0145m

93

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

knipperen de richtingaanwijzers tweekeer. Als u de metalen baard in het slotvan het bestuurdersportier linksom draaitfig. 109, kunt u alle portieren/deuren ont-grendelen.

Portierver-/ontgrendeling vanuithet interieur

Druk op de knop A-fig. 110 om de por-tieren/deuren te vergrendelen en op deknop B om de portieren/deuren te ont-grendelen. De portieren (voor en achter)worden centraal ver-/ontgrendeld. Als deportieren/deuren vergrendeld zijn, brandthet lampje op de knop A; als de knop Bwordt ingedrukt, worden alle portie-ren/deuren ontgrendeld en dooft hetlampje. Als de portieren/deuren zijn ont-grendeld, is het lampje gedoofd; als deknop wordt ingedrukt, worden alle por-tieren/deuren vergrendeld. De portier-vergrendeling wordt alleen ingeschakeldals alle portieren goed gesloten zijn.Als de portieren/deuren zijn vergrendeldmet behulp van:

fig. 109 F0N0059m fig. 110 F0N0047m

fig. 111 F0N0132m

Bij een onderbreking in de elektrische voe-ding (doorgebrande zekering, losgekoppel-de accu enz.) kunnen de portieren/deuren altijd met de hand worden vergrendeld.

Als u harder dan 20 km/h rijdt, worden al-le portieren automatisch vergrendeld als inhet setup-menu deze functie is ingescha-keld (zie de paragraaf “Multifunctioneel dis-play” in dit hoofdstuk).

TOETS LAADRUIMTE fig. 111

De vergrendeling wordt aangegeven dooreen lampje op de toets.

Het lampje gaat in de volgende gevallenbranden:❒ iedere keer nadat met de toets zelf of

met de toets Ø op het dashboard hetcommando voor vergrendeling is ge-geven;

❒ als het instrumentenpaneel wordt in-geschakeld;

❒ als een van de voorportieren wordtgeopend;

❒ als de portieren bij 20 km/h wordenvergrendeld (indien ingeschakeld in hetmenu).

Het lampje dooft als een van de deurenvan de laadruimte wordt geopend of alshet commando voor portierontgrendelingwordt gegeven (laadruimte of centraal), ofals via de afstandsbediening of het por-tierslot het commando voor ontgrende-ling wordt gegeven.

❒ de afstandsbediening;❒ het portierslot;

kunt u de portieren/deuren niet meer ont-grendelen met de knop A-fig. 110 op hetschakelaarpaneel op het dashboard.

BELANGRIJK Als de centrale portierver-grendeling is ingeschakeld en een van devoorportieren wordt van binnenuit geo-pend met de handgreep, dan wordt de por-tiervergrendeling uitgeschakeld. Als een vande achterdeuren van binnenuit wordt geo-pend met de handgreep, dan wordt de be-treffende deur ontgrendeld.

94

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING DEAD LOCK-SYSTEEM

(indien aanwezig)Dit veiligheidssysteem verhindert de wer-king van:

❒ de binnenhandgrepen;

❒ de ont-/vergrendelknoppen A-B fig. 110;hierdoor kunnen de portieren niet van bin-nenuit worden geopend bij een inbraakpo-ging (bijvoorbeeld bij het inslaan van eenruit).Het dead lock-systeem biedt dus de bes-te bescherming tegen inbraakpogingen.Daarom raden wij u aan om iedere keerals u de auto verlaat, het systeem in teschakelen.

Als het dead lock-systeem isingeschakeld, kunnen de

portieren op geen enkele wijze vanbinnenuit worden geopend. Contro-leer daarom, voordat u de auto ver-laat, of er geen personen meer aanboord zijn. Als de batterij van de sleu-tel met afstandsbediening leeg is, kanhet systeem alleen worden uitge-schakeld door de metalen baard vande sleutel in beide portiersloten testeken en te draaien, zoals hiervooris beschreven: in dat geval blijft hetsysteem alleen op de achterdeureningeschakeld.

ATTENTIE Systeem inschakelen

Het systeem schakelt op alle portieren/deuren automatisch in als de knop Ø opde sleutel met afstandsbediening fig. 107twee keer snel wordt ingedrukt.

Als het systeem is ingeschakeld, knipperende richtingaanwijzers 3 keer en knipperthet lampje op de knop A-fig. 110 op hetschakelaarpaneel op het dashboard.

Het systeem schakelt niet in als een of meer-dere portieren niet goed gesloten zijn: zowordt voorkomen dat een persoon via hetgeopende portier het interieur van de autokan betreden en, als het portier vervolgenswordt gesloten, de auto niet meer kan ver-laten.

Systeem uitschakelen

Het systeem schakelt in de volgende ge-vallen automatisch op alle portieren uit:

❒ als de contactsleutel in het bestuurders-portier wordt gestoken en de sleutelrechtsom wordt gedraaid;

❒ als de portieren/deuren op afstandworden ontgrendeld;

❒ als de contactsleutel in stand MARwordt gedraaid.

95

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

SCHUIFDEUR ZIJKANT Trek voor het openen van de zijschuifdeurde handgreep A omhoog en begeleid dedeur bij het openen.

In geheel geopende stand wordt de zijdeurdoor een vangmechanisme opengehou-den. Bedien om de deur te sluiten, dehandgreep A aan de buitenkant (of dehandgreep aan de binnenkant) en duw dedeur dicht.

Zorg er in ieder geval voor dat de geopende deur op de juiste wijze is vast-gehaakt aan het vangmechanisme.

SCHUIFRAAM ZIJKANT (indienaanwezig) fig. 112a

Houd voor het openen de twee handgre-pen B naar elkaar gedrukt en schuif de ruitopen.

Als u de twee handgrepen loslaat, kan deschuifruit in een tussenliggende stand wor-den gezet.

OPSTAPTREDE fig. 113 (indien aanwezig)

Als u de zijschuifdeur van de passagiers-ruimte of de laadruimte opent, schuift aande onderzijde een opstapje uit om ge-makkelijker in te stappen.

fig. 112 F0N0061m

Als de auto wordt gepar-keerd met geopende schuif-

deuren, controleer dan of deze goedvergrendeld zijn.

ATTENTIE

Verplaats de auto niet bij ge-opende schuifdeuren.

ATTENTIE

Controleer voordat u weg-rijdt of het opstapje weer ge-

heel is ingeschoven. Omdat de bewe-ging van het opstapje gekoppeld isaan die van de schuifdeur, wordt hetniet volledig inschuiven van het op-stapje, net als eventueel geopendeachterdeuren, aangegeven door eenbrandend lampje ´ op het instru-mentenpaneel.

ATTENTIE

fig. 113 F0N0176mfig. 112a F0N0240m

96

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 114 F0N0129m fig. 115 F0N0130m fig. 116 F0N0131m

DUBBELE ACHTERDEUR

Rechter deur van buitenaf openen

Draai de sleutel linksom fig. 109 of drukop knop ∞ van de afstandsbediening entrek de handgreep A-fig. 114 in de rich-ting van de pijl.

Rechter deur van buitenaf sluiten

Draai de sleutel rechtsom of druk op deknop Á van de sleutel met afstandsbedie-ning. Sluit eerst de linker deur en dan derechter.

Linker deur met de hand openenfig. 116

Trek de handgreep C in de richting van depijl.

De twee achterdeuren zijn ieder voorzienvan een klemveer die de opening van dedeur tot 90 graden beperkt.

Elektrisch vergrendelen vanbinnenuit fig. 117

Sluit de twee achterdeuren (eerst de lin-ker, dan de rechter) en druk op de knopD op het paneel voor de ruitbediening.

fig. 117 F0N0132m

97

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Het systeem van klemverenis ontwikkeld voor een beter

gebruikscomfort; bij een botsing ofeen windstoot kunnen de veren los-haken en kunnen de deuren onver-wacht dichtvallen.

ATTENTIE

Het is mogelijk de openingshoek van detwee deuren te vergroten om makkelijkerin en uit te laden. Druk hiervoor op deknop A-fig. 118; u kunt nu de deuren on-geveer 180 graden openen.

Als de deuren 180 gradengeopend zijn, zijn ze niet

meer vergrendeld. Open de deurenniet 180 graden als de auto op eenhelling staat of bij veel wind.

ATTENTIE

fig. 118 F0N0188m

ELEKTRISCHERUITBEDIENING fig. 119

In de armsteun van het portier aan be-stuurderszijde zijn de bedieningsschake-laars gemonteerd waarmee u, als de con-tactsleutel in stand MAR staat, de zijrui-ten bedient:

A openen/sluiten zijruit linksvoor;

B openen/sluiten zijruit rechtsvoor.

98

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Automatische werking(indien aanwezig)

Enkele uitvoeringen hebben een automa-tische bediening omhoog/omlaag van dezijruit aan bestuurderszijde en alleen om-laag van de zijruit aan passagierszijde.

De automatisch continue werking van deruit wordt ingeschakeld als u langer daneen halve seconde op een van de bedie-ningsschakelaars drukt. De beweging stoptals de ruit aan het einde van zijn slag is (ofals u nogmaals op de schakelaar drukt).

BELANGRIJK Als de contactsleutel instand STOP staat of is uitgenomen, dankunnen de ruiten nog ongeveer 3 minutenworden bediend. Het systeem wordt ech-ter onmiddellijk uitgeschakeld als een vande portieren wordt geopend.

fig. 119 F0N0062m

Onzorgvuldig gebruik van deelektrische ruitbediening kan

gevaarlijk zijn. Controleer voor en tij-dens het bedienen van de ruit altijd ofde passagiers niet kunnen wordenverwond door de bewegende ruiten,hetzij direct door contact met de ruit,hetzij door voorwerpen die door deruit worden meegesleept of geraakt.Verwijder altijd de sleutel uit het con-tactslot als u de auto verlaat om tevoorkomen dat een onverwachte in-schakeling van de elektrische ruitbe-diening gevaar oplevert voor de ach-tergebleven passagiers.

ATTENTIE MOTORKAP

OPENEN

Ga als volgt te werk:

❒ open het bestuurdersportier om deontgrendelhendel van de motorkap tebereiken;

❒ trek de hendel fig. 120 in de richtingvan de pijl;

❒ trek aan het hendeltje A-fig. 121, zo-als aangegeven in de afbeelding;

❒ til de motorkap op en trek gelijktijdigde steunstang fig. 122 uit de klem D;steek vervolgens het uiteinde C-fig.123 van de stang in de zitting E op demotorkap.

Portier aan passagierszijde voor

In de armsteun van het voorportier aanpassagierszijde zit een drukschakelaar omaan die zijde de ruit te bedienen.

99

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

fig. 120 F0N0063m

fig. 121 F0N0064m

fig. 122 F0N0065m

BELANGRIJK Controleer of de armen vande ruitenwissers tegen de ruit aanstaanvoordat u de motorkap optilt.

SLUITENGa als volgt te werk:❒ houd de motorkap met een hand om-

hoog, trek met de andere hand destang C-fig. 123 uit de zitting E enplaats de steunstang terug in de klemD-fig. 122;

❒ laat de motorkap tot op ongeveer 20cm van de motorruimte zakken, laat demotorkap vallen en controleer of demotorkap goed is gesloten door de mo-torkap op te tillen. De motorkap magniet alleen door de beveiliging vergren-deld zijn. Druk in dit laatste geval demotorkap niet dicht, maar til hem op-nieuw op en herhaal de handeling.

BELANGRIJK Controleer altijd of de mo-torkap vergrendeld is om te voorkomendat deze tijdens het rijden opengaat.

fig. 123 F0N0066m

Om veiligheidsredenen moetde motorkap tijdens het rij-

den altijd goed gesloten zijn. Contro-leer daarom altijd of de motorkapgoed vergrendeld is. Als u tijdens hetrijden merkt dat de motorkap nietgoed is vergrendeld, stop dan onmid-dellijk en sluit de motorkap op de juis-te wijze.

ATTENTIE

Als de steunstang verkeerdgeplaatst wordt, kan de mo-

torkap onverwacht dichtvallen.

ATTENTIE

Voer deze handeling alleenuit als de auto stilstaat.

ATTENTIE

100

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING IMPERIAAL/

SKIDRAGER

Voor het monteren van de steunen vaneen imperiaal/skidrager bij de voorberei-ding voor de uitvoeringen H1 en H2, moe-ten de daarvoor bestemde pennen wor-den gebruikt aan de randen van het dakfig. 124.

De auto’s met lange wielbasis zijn voor-zien van 8 pennen; de auto’s met korteof medium wielbasis zijn voorzien van 6pennen; de auto’s met extra lange wiel-basis zijn voorzien van 10 pennen.

Controleer na enkele kilo-meters opnieuw of de beves-

tigingsbouten nog goed vastzitten.

ATTENTIE

Houdt u zorgvuldig aan dewettelijke bepalingen be-treffende de maximale afme-tingen.

Overschrijd nooit het maximumdraagvermogen (zie het hoofd-stuk “Technische gegevens”).

BELANGRIJK U dient zich strikt aan deaanwijzingen te houden die in het pakketzijn meegeleverd. De montage moet altijddoor deskundige personen worden uitge-voerd.

fig. 124 F0N0138m

Verdeel de lading gelijkmatigen houd tijdens de rit reke-

ning met een verhoogde zijwindge-voeligheid.

ATTENTIE

101

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGKOPLAMPEN

KOPLAMPEN AFSTELLEN

Goed afgestelde koplampen zijn belangrijkvoor het comfort en de veiligheid van uzelfen de overige weggebruikers. Voor opti-maal zicht en zichtbaarheid moeten dekoplampen op de juiste wijze zijn afgesteld.Wendt u voor controle of afstelling tot deFiat-dealer.

fig. 125 F0N0067m

KOPLAMPVERSTELLING

De stand kan worden geregeld als de con-tactsleutel in stand MAR staat en de dim-lichten zijn ingeschakeld. Als de auto be-laden is, helt hij achterover. Het gevolg isdat de lichtbundel meer naar bovenschijnt. In dit geval moet de stand van dekoplampen worden gecorrigeerd.

Koplampen verstellen fig. 125

De koplampen kunnen worden versteldmet de knoppen Ò en op het schake-laarpaneel.

Op het display van het instrumentenpa-neel wordt de stand aangegeven.

BELANGRIJK Controleer de afstelling vande koplampen telkens als het gewicht vande lading wijzigt.

MISTLAMPEN VOORAFSTELLEN (indien aanwezig)

Wendt u voor controle of afstelling tot deFiat-dealer.

KOPLAMPAFSTELLING IN HETBUITENLAND

De dimlichten zijn afgesteld voor gebruikin het land waarin de auto is verkocht. Indie landen waarin aan de andere zijde vande weg wordt gereden, moet om het te-gemoetkomende verkeer niet te verblin-den, de vorm van de lichtbundel wordengewijzigd door het aanbrengen van eenspeciaal daarvoor ontwikkelde sticker.

102

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

ACTIVERING VAN HETSYSTEEM

Als het ABS in werking is getreden, merktde bestuurder dit aan een trilling in hetrempedaal, die gepaard gaat met enig ge-luid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uwsnelheid aan te passen aan de beschikbaregrip op het wegdek.

Als het ABS in werkingtreedt, dan is de grip van de

banden op het wegdek beperkt: udient uw snelheid te verlagen en aante passen aan de beschikbare grip.

ATTENTIE

ABS

Als u niet eerder in een auto met ABS hebtgereden, raden wij u aan het systeem eersteen paar keer uit te proberen op een gladwegdek. Verlies hierbij de veiligheid niet uithet oog en houdt u aan de wetgeving vanhet land waarin u zich bevindt. Bovendienraden wij u aan de volgende aanwijzingenaandachtig te lezen.

Het ABS dat geïntegreerd is in het rem-systeem, voorkomt dat tijdens het remmende wielen blokkeren, ongeacht de condi-tie van het wegdek en de pedaaldruk, enverhindert daarmee het doorslippen vaneen of meerdere wielen. Hierdoor blijft deauto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.

Het systeem wordt gecompleteerd meteen elektronische remdrukverdeling EBD(Electronic Braking force Distribution), diede remdruk verdeelt tussen de voor- enachterwielen.

BELANGRIJK Voor een maximale werkingvan het remsysteem is een inrijperiode no-dig van ongeveer 500 km (bij een nieuweauto of nadat de remblokken/-schijven zijnvervangen): in deze periode moet bruusk,herhaaldelijk en langdurig remmen wor-den vermeden.

Het ABS maakt zoveel mo-gelijk gebruik van de be-

schikbare grip maar kan deze nietverhogen. Daarom moet op gladdeweggedeelten altijd voorzichtig wor-den gereden en mogen er geen on-nodige risico’s worden genomen.

ATTENTIE STORINGSMELDINGEN

Storing in ABS

Bij een storing brandt het waarschuwings-lampje > op het instrumentenpaneel enverschijnt er een bericht (indien aanwezig)op het multifunctionele display (zie hethoofdstuk “Lampjes en berichten”).

In dat geval blijft het remsysteem normaalwerken, maar zonder de mogelijkhedenvan het ABS. Rijd voorzichtig naar dedichtstbijzijnde Fiat-dealer om het systeemte laten controleren.

103

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGBRAKE ASSIST

(remregeling bij noodstopsgeïntegreerd in ESP) (indienaanwezig)

Dit systeem, dat niet kan worden uitge-schakeld, herkent noodstops (op basis vande snelheid waarmee het rempedaalwordt ingetrapt) en verhoogt de druk inhet remcircuit aanzienlijk, waardoor snel-ler en krachtiger door het systeem wordtgeremd.

De Brake Assist wordt bij uitvoeringen diezijn uitgerust met ESP, uitgeschakeld bijeen storing in het ESP (lampje á brandten er verschijnt een bericht op het multi-functionele display - indien aanwezig).

ESP-SYSTEEM (Electronic StabilityProgram) (indien aanwezig)

Dit systeem bewaakt de stabiliteit van deauto als de wielen hun grip verliezen,waardoor de auto beter op koers blijft.

De werking van het ESP is uitermate nuttigals de grip op het wegdek wisselt.

Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-sys-teem beschikt de auto ook over MSR (re-geling van het afremmen op de motor tij-dens terugschakelen) en HBA (automati-sche remdrukverhoger bij noodstops) (in-dien aanwezig).

ACTIVERING VAN HETSYSTEEM

Bij activering gaat het lampje á op het in-strumentenpaneel knipperen, om de be-stuurder er op te wijzen dat de auto destabiliteit en de grip dreigt te verliezen.

Als het ABS in werkingtreedt, merkt u dat aan een

trilling in het rempedaal. Verlaag deremdruk niet maar houd het rempe-daal juist goed ingetrapt; op deze ma-nier hebt u de kortste remweg in re-latie tot de conditie van het wegdek.

ATTENTIE

Storing in EBD

Bij een storing branden de waarschu-wingslampjes > en x op het instru-mentenpaneel en verschijnt er een bericht(indien aanwezig) op het multifunctioneledisplay (zie het hoofdstuk “Lampjes en be-richten”).

In dit geval kunnen bij krachtig remmen deachterwielen vroegtijdig blokkeren waar-door de auto kan slippen. Rijd zeer voor-zichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealerom het systeem te laten controleren.

Als het waarschuwingslamp-je x op het instrumenten-

paneel gaat branden (op het multi-functionele display verschijnt ook eenbericht - indien aanwezig), stop danonmiddellijk en wendt u tot de Fiat-dealer. Als er vloeistof lekt uit het hy-draulische systeem, wordt de werkingvan zowel het conventionele remsys-teem als het ABS in gevaar gebracht.

ATTENTIE

INSCHAKELING VAN HETSYSTEEM

Het ESP wordt automatisch ingeschakeldals de motor wordt gestart en kan nietworden uitgeschakeld.

STORINGSMELDINGEN

Bij een storing in het ESP wordt het sys-teem automatisch uitgeschakeld en gaathet lampje á op het instrumentenpaneelcontinu branden en verschijnt er een be-richt op het multifunctionele display (in-dien aanwezig) (zie het hoofdstuk “Lamp-jes en berichten”) . Bovendien gaat ookhet lampje in de ASR-knop branden.Wendt u in dat geval zo snel mogelijk totde Fiat-dealer.

De prestaties van het ESP-systeem mogen de bestuur-

der er niet toe verleiden onnodige enonverantwoorde risico’s te nemen. Derijstijl moet altijd zijn aangepast aanhet wegdek, het zicht en het verkeer.De verantwoordelijkheid voor de ver-keersveiligheid ligt altijd en overal bijde bestuurder van de auto.

ATTENTIE

104

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING HILL HOLDER-SYSTEEM

Dit in het ESP geïntegreerde systeem helptbij het wegrijden op een helling.

Het systeem schakelt automatisch in als:

❒ omhoog: de auto stilstaat op een hel-ling van meer dan 5% met draaiendemotor, ingetrapt rem- en koppelings-pedaal en versnellingsbak in vrij of alseen andere versnelling dan de achter-uit is ingeschakeld.

❒ omlaag: de auto stilstaat op een hellingvan meer dan 5% met draaiende motor,ingetrapt rem- en koppelingspedaal enals de achteruit is ingeschakeld.

Tijdens het wegrijden zorgt de regeleen-heid van het ESP ervoor dat de wielen ge-remd blijven, totdat het noodzakelijke mo-torkoppel is bereikt om weg te rijden (ofmaximaal 2 seconden), zodat u meer tijdheeft om uw rechter voet van het rem-pedaal naar het gaspedaal te verplaatsen.

Als u na 2 seconden niet bent weggere-den, schakelt het systeem automatisch uiten wordt de remdruk geleidelijk verlaagd.

Tijdens deze fase kunt u een typisch geluidhoren. Dit geluid betekent dat de auto ie-der moment in beweging kan komen.

Storingsmeldingen

Bij een storing in het systeem brandt hetwaarschuwingslampje á (zie hoofdstuk“Lampjes en berichten”).

BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem isgeen handrem; verlaat dus nooit de autozonder de handrem aan te trekken, demotor uit te zetten en de eerste versnel-ling in te schakelen.

Voor de juiste werking vanhet ESP- en ASR-systeem is

het noodzakelijk dat de banden vanalle wielen van hetzelfde merk en ty-pe zijn. De banden moeten in per-fecte conditie zijn en de voorge-schreven afmetingen hebben.

ATTENTIE

105

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

MSR-systeem (regeling vanmotorremwerking)

Dit systeem, dat geïntegreerd is in hetASR-systeem, verhoogt bij bruusk terug-schakelen het motorkoppel, zodat over-matige vertraging van de aangedreven wie-len wordt voorkomen. Dit heeft vooralvoordelen op een wegdek met weinig grip,waarop de stabiliteit van de auto snel ver-loren kan gaan.

In-/uitschakeling van het systeemfig. 126Het ASR-systeem schakelt automatisch inals de motor wordt gestart. Tijdens het rijden kan de ASR worden uit-geschakeld en vervolgens weer worden in-geschakeld door de schakelaar A op hetschakelaarpaneel op het dashboard in tedrukken fig. 126.

Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaathet lampje op de schakelaar branden enverschijnt er op het multifunctionele dis-play een bericht (indien aanwezig).Op uitvoeringen met alleen een ARS-sys-teem, blijft bij uitschakeling (ASR OFF) hetlampje V altijd branden.Als het ASR-systeem tijdens het rijdenwordt uitgeschakeld, schakelt het auto-matisch weer in als de auto opnieuwwordt gestart.Schakel het ASR-systeem uit als u metsneeuwkettingen rijdt: onder deze om-standigheden levert het doorslaan van deaangedreven wielen juist meer trekkrachtop.

Voor de juiste werking vanhet ESP- en ASR-systeem is

het noodzakelijk dat de banden vanalle wielen van hetzelfde merk en ty-pe zijn. De banden moeten in per-fecte conditie zijn en de voorge-schreven afmetingen hebben.

ATTENTIE

fig. 126 F0N0077m

ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)Het ASR-systeem controleert de trek-kracht van de auto en grijpt automatischin als een of beide aangedreven wielendreigen door te slippen.

Afhankelijk van de oorzaak van het door-slippen, worden er twee verschillende re-gelsystemen geactiveerd:

❒ als beide aangedreven wielen doorslip-pen, vermindert de ASR het motor-vermogen;

❒ als slechts een aangedreven wiel door-slipt, zorgt het ASR-systeem ervoordat het wiel automatisch wordt afge-remd.

Het ASR-systeem is vooral nuttig onderde volgende omstandigheden:

❒ doorslippen van het binnenste wiel inbochten, door verandering van de wiel-belasting of door te felle acceleratie;

❒ te hoog vermogen naar de wielen, ookin samenhang met de condities van hetwegdek;

❒ acceleratie op gladde wegen en bijsneeuw en ijzel;

❒ verlies van grip op natte weggedeelten(aquaplaning).

106

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

De prestaties van het sys-teem mogen de bestuurder

er niet toe verleiden onnodige en on-verantwoorde risico’s te nemen. Derijstijl moet altijd zijn aangepast aanhet wegdek, het zicht en het verkeer.De verantwoordelijkheid voor de ver-keersveiligheid ligt altijd en overal bijde bestuurder van de auto.

ATTENTIE

Voor de juiste werking van het ASR-sys-teem is het noodzakelijk dat de bandenvan alle wielen van hetzelfde merk en ty-pe zijn. De banden moeten in perfecteconditie zijn en de voorgeschreven afme-tingen hebben.

STORINGSMELDINGEN

Bij een storing in de ASR wordt het sys-teem automatisch uitgeschakeld en gaathet lampje á op het instrumentenpaneelcontinu branden en verschijnt er een be-richt op het multifunctionele display (in-dien aanwezig) (zie het hoofdstuk “Lamp-jes en berichten”) . Bovendien gaat ookhet lampje in de ASR-knop branden.Wendt u in dat geval zo snel mogelijk totde Fiat-dealer.

EOBD-SYSTEEM

Met het EOBD-systeem (European OnBoard Diagnosis) kan een doorlopendediagnose worden uitgevoerd op die com-ponenten op de auto die van invloed zijnop de emissie.

Bovendien meldt het systeem, door hetbranden van het lampje U op het instru-mentenpaneel en het verschijnen van eenbericht op het multifunctionele display (be-paalde uitvoeringen - zie hoofdstuk“Lampjes en berichten”) dat de betreffen-de componenten defect zijn.

Het doel is:

❒ de werking van het systeem controleren;

❒ signaleren wanneer door een storing deemissies boven de wettelijk vastgestel-de drempelwaarde uitkomen;

❒ signaleren wanneer het noodzakelijk isdefecte componenten te vervangen.

Het systeem beschikt verder nog over eendiagnosestekker die het mogelijk maakt, nahet aansluiten van speciale apparatuur, dedoor de regeleenheid opgeslagen storings-codes en de specifieke parameters voor dediagnose en werking van de motor te lezen.Deze controle kan ook worden uitgevoerddoor de verkeerspolitie.

BELANGRIJK Na het verhelpen van de sto-ring moet de Fiat-dealer voor een comple-te controle van het systeem, tests uitvoe-ren op een testbank en, zo nodig, eenproefrit maken die eventueel een langereafstand kan omvatten.

Als u de contactsleutel instand MAR draait en hetlampje U gaat niet brandenof het gaat branden of knip-

peren tijdens het rijden (er verschijntook een bericht op het multifunctio-nele display - indien aanwezig), wendtu dan zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer. De werking van het lampje Ukan worden gecontroleerd met behulpvan speciale apparatuur van de ver-keerspolitie. Houdt u aan de wetgevingvan het land waarin u rijdt.

107

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

INGPARKEERSENSOREN

(indien aanwezig)

Deze bevinden zich in de achterbumpervan de auto fig. 127 en attenderen de be-stuurder via een repeterend geluidssignaalop de aanwezigheid van obstakels achterde auto.

ACTIVERING

De sensoren worden automatisch geac-tiveerd als de achteruit wordt ingescha-keld.

Als de afstand tot het obstakel achter deauto kleiner wordt, neemt de frequentievan het akoestische signaal toe.

AKOESTISCHWAARSCHUWINGSSYSTEEM

Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkter automatisch een onderbroken geluids-signaal.

De frequentie van het geluidssignaal:

❒ neemt toe als de afstand tot het ob-stakel kleiner wordt;

❒ klinkt ononderbroken als de afstandtot het obstakel minder is dan onge-veer 30 cm en stopt onmiddellijk alsde afstand tot het obstakel groterwordt;

❒ blijft constant als de gemeten afstandonveranderd blijft, terwijl, als deze si-tuatie zich voordoet bij de sensorenaan de zijkant, het signaal na 3 secon-den onderbroken wordt, om bij-voorbeeld signalen te voorkomen alsu langs een muur rijdt.

MeetbereikMeetbereik in het midden: 140 cm ±10 cmMeetbereik aan de zijkanten: 60 cm ±20 cmAls de sensoren meerdere obstakels signa-leren, dan reageren zij alleen op die obsta-kels die zich het dichtst bij de auto bevin-den.

STORINGSMELDINGENEventuele storingen in de parkeersensorenworden bij het inschakelen van de achter-uit aangegeven door het branden van hetlampje t op het instrumentenpaneel (ophet multifunctionele display verschijnt ookeen bericht - indien aanwezig) (zie hethoofdstuk “Lampjes en berichten”).

WERKING MET AANHANGER

De werking van de sensoren wordt auto-matisch uitgeschakeld als de stekker van deelektrische kabel van de aanhanger wordtaangesloten op de stekkerdoos van de trek-haak.

De sensoren worden automatisch weeringeschakeld als u de aanhangerstekkerloskoppelt.

BELANGRIJK Als u de trekhaak perma-nent gemonteerd wilt houden als er geenaanhanger wordt getrokken, wendt u dantot de Fiat-dealer om het systeem aan telaten passen, omdat de trekhaak als ob-stakel kan worden waargenomen door desensoren in het midden.

In wastunnels waar gebruik wordt ge-maakt van stoom of hogedrukreiniging,moeten de sensoren kort worden gerei-nigd. Houd hierbij de straalpijp op meerdan 10 cm afstand.

fig. 127 F0N0119m

Voor een juiste werking vanhet systeem mag er geenmodder, vuil, sneeuw of ijs opde sensoren zitten. Wees

voorzichtig bij het reinigen van de sen-soren om krassen of beschadigingen tevoorkomen; gebruik geen droge, groveof harde doek. De sensoren moetenworden gereinigd met schoon water,waaraan eventueel autoshampoo istoegevoegd.

AUTORADIO (indien aanwezig)

Raadpleeg voor de werking van de auto-radio het supplement dat bij dit instruc-tieboekje is geleverd.

INBOUWVOORBEREIDINGAUTORADIO(indien aanwezig) fig. 128-129 Het pakket bestaat uit:❒ kabels voor voeding van de auto-

radio;❒ kabels voor voeding van de luidspre-

kers voor;❒ kabel voor voeding van de antenne;❒ 2 tweeter luidsprekers A in de

voorstijlen met elk een piekvermo-gen van 30W;

❒ 2 mid-woofer luidsprekers B in devoorportieren, met een diametervan 165 mm en met elk een piek-vermogen van 40W;

❒ antennekabel voor radio.

108

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

De verantwoordelijkheid tij-dens het parkeren en ande-

re gevaarlijke handelingen ligt altijden overal bij de bestuurder. Contro-leer als u de auto parkeert of zichgeen personen (in het bijzonder kin-deren) of dieren in de buurt van deauto bevinden. De parkeersensorenmoeten als een hulpmiddel voor debestuurder beschouwd worden. Debestuurder moet tijdens eventueel ge-vaarlijke parkeermanoeuvres altijdvolledig zijn aandacht behouden, ookals de manoeuvres met lage snelheidworden uitgevoerd.

ATTENTIE

ALGEMENE OPMERKINGEN

❒ Controleer tijdens parkeermanoeu-vres of zich geen obstakels boven ofonder de sensor bevinden.

❒ Obstakels die zich dicht bij de autobevinden, worden onder bepaaldeomstandigheden niet door het sys-teem gesignaleerd en kunnen dus deauto beschadigen of zelf beschadigdworden.

Hierna staan enkele omstandigheden ver-meld die de prestaties van het parkeer-systeem kunnen beïnvloeden:

❒ Een verminderde gevoeligheid van desensor en een vermindering van deprestaties van het parkeerhulpsys-

teem kunnen veroorzaakt wordendoor de aanwezigheid op de sensorvan: ijs, sneeuw, modder, meerderelaklagen.

❒ De sensor signaleert een niet be-staand object (“echo-storing”); ditwordt veroorzaakt door mechanischestoringen, bijvoorbeeld: wassen vande auto, regen (met veel wind) en ha-gel.

❒ De metingen van de sensor kunnenbeïnvloed worden/zijn door ultraso-ne systemen (bijv. luchtdrukremmenvan vrachtwagens of pneumatischehamers) die zich in de nabijheid be-vinden.

❒ De prestaties van het parkeerhulp-systeem kunnen ook beïnvloed wor-den door de positie van de sensoren.Bijvoorbeeld als de stand van de au-to wordt gewijzigd (door slijtage vanschokdempers, wielophanging) ofdoor de banden te verwisselen, de au-to te zwaar te beladen of door spe-ciale aanpassingen waardoor de autoverlaagd wordt.

❒ Obstakels aan de bovenzijde van deauto (in het bijzonder bij bestel- ofchassis/cabine-uitvoeringen) kunnenniet gesignaleerd worden omdat hetsysteem obstakels signaleert die deauto aan de onderzijde kunnen raken.

109

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

De autoradio moet worden ingebouwdop de plek van het opbergvak in het mid-den. De voedingskabels liggen achter ditopbergvak.

fig. 128 F0N0157m

Laat de aansluiting op de in-bouwvoorbereiding in de auto

uitsluitend door de Fiat-dealer uitvoe-ren. Zo bent u verzekerd van het besteresultaat en wordt voorkomen dat derijveiligheid in gevaar wordt gebracht.

ATTENTIE

fig. 129 F0N0158m

EXTRA ACCESSOIRES

Als u na aanschaf van uw auto accessoireswilt monteren die constante voeding no-dig hebben (autoradio, anti-diefstalsatel-lietbewaking enz.), of accessoires die deelektrische installatie zwaar belasten,wendt u dan tot de Fiat-dealer. Deze kanu de meest geschikte installaties aanradenuit het Fiat Lineaccessori-programma encontroleren of de elektrische installatievan de auto geschikt is voor het extrastroomverbruik of dat het noodzakelijkis een accu met een grotere capaciteit temonteren.

Let op bij de montage vanspoilers, lichtmetalen velgen

en niet standaard wieldoppen: zekunnen de ventilatie van de remmenverminderen en daarmee hun doel-matigheid tijdens krachtig en veel-vuldig remmen; bijvoorbeeld tijdenseen lange afdaling. Controleer bo-vendien of de slag van de pedalen nietbeperkt wordt (door matten enz.).

ATTENTIE

ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHESYSTEMEN MONTEREN

De elektrische/elektronische systemen diena aankoop van de auto en binnen de af-tersales-service worden gemonteerd,moeten voorzien zijn van het merkteken:

Fiat Auto S.p.A. autoriseert de montagevan zend-/ontvangstapparatuur op voor-waarde dat de montagewerkzaamhedenop de juiste wijze bij een gespecialiseerdbedrijf worden uitgevoerd, waarbij de aan-wijzingen van de fabrikant in acht moetenworden genomen.

BELANGRIJK Als door de montage vansystemen de kenmerken van de auto wor-den gewijzigd, kan het rijbewijs worden in-genomen door de bevoegde instanties eneventueel de garantie komen te vervallenbij defecten die veroorzaakt zijn door debovengenoemde modificatie of op defec-ten die direct of indirect daarvan het ge-volg zijn.

Fiat Auto S.p.A. is op geen enkele wijzeverantwoordelijk voor schade die het ge-volg is van de installatie van accessoires dieniet door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd ofaanbevolen en die niet conform de gele-verde instructies zijn geïnstalleerd.

110

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING TANKEN MET DE FIATDUCATO

WERKING BIJ LAGE TEMPERATUREN

Bij lage buitentemperaturen kan de vloei-baarheid van de dieselbrandstof vermin-deren door de vorming van paraffine,waardoor het brandstofsysteem niet meergoed werkt.

Om dit probleem te voorkomen wordt er,afhankelijk van het seizoen, dieselbrand-stof geleverd die speciaal voor de zomer,voor de winter en voor zeer lage tempe-raturen (bergachtige/koude gebieden) isontwikkeld. Als dieselbrandstof wordt ge-tankt die niet toereikend is voor de ge-bruikstemperatuur, raden wij aan de die-selbrandstof te mengen met het vorstbe-veiligingsmiddel TUTELA DIESEL ART inde verhouding die in de gebruiksaanwijzingvan het middel is aangegeven. Doe eersthet middel in de tank en voeg daarna dedieselbrandstof toe.

Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stil-staat in bergachtige/koude gebieden, is hetraadzaam dieselbrandstof te tanken die terplaatse beschikbaar is.

In dat geval is het bovendien raadzaam eenhoeveelheid brandstof in de tank te hou-den die groter is dan 50% van de nuttigeinhoud.

RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS

Radiozendapparaten (mobiele telefoons,27 mc en dergelijke) mogen alleen in deauto worden gebruikt met een aparte an-tenne aan de buitenkant van de auto.

BELANGRIJK Het gebruik van dergelijkeapparaten in de auto (zonder buitenan-tenne) kan niet alleen schadelijk zijn voorde gezondheid van de inzittenden, maarkan ook storingen in de elektrische sys-temen van de auto veroorzaken. Hierdoorwordt de veiligheid in gevaar gebracht.

Bovendien wordt de zend- en ontvangst-kwaliteit aanzienlijk beperkt door de iso-lerende eigenschappen van de carrosserie.

Houdt u bij het gebruik van mobiele tele-foons (GSM, GPRS, UMTS) met het offi-ciële EU-keurmerk, strikt aan de instruc-ties die door de fabrikant van de mobieletelefoon zijn bijgeleverd.

fig. 129a - Uitvoeringen stuur links F0N0245m

fig. 129b - Uitvoeringen stuur rechts F0N0246m

MONTAGEVOORBEREIDINGTELEPASS OP DEREFLECTERENDE VOORRUIT(indien aanwezig)

Als de auto is voorzien van een reflecte-rende voorruit, dan moet de Telepassworden geïnstalleerd in het gebied dat infig. 129a-129b is aangegeven.

111

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

TANKDOP fig. 130

Om te tanken moet u het klepje A ope-nen, vervolgens de dop B linksom los-draaien nadat met de contactsleutel hetslot is ontgrendeld. De tankdop is voor-zien van een koord C dat aan het klepjevastzit, om verlies van de dop te voorko-men.

Door de hermetische afsluiting van detank kan de druk in de tank iets verhoogdzijn. Het is daarom normaal als u bij hetlosdraaien van de tankdop een sissend ge-luid hoort.

Plaats tijdens het tanken de dop in de uit-sparing op het tankklepje, zoals is afge-beeld in fig. 130.

fig. 130 F0N0068m

Kom niet dicht bij de vul-opening met open vuur of

een brandende sigaret: brandgevaar.Houd uw hoofd ook niet dicht bij devulopening om te voorkomen dat uschadelijke dampen inademt.

ATTENTIEGebruik uitsluitend diesel-brandstof voor motorvoertui-gen die voldoet aan de Euro-pese specificatie EN590. Het

gebruik van andere producten of meng-sels kan de motor onherstelbaar be-schadigen en het vervallen van de ga-rantie tot gevolg hebben. Mocht u on-verhoopt een ander type brandstoftanken, dan mag de motor niet wordengestart en moet de brandstoftank wor-den afgetapt. Ook als de motor slechtskort heeft gedraaid, moet naast debrandstoftank, ook alle brandstof uitde brandstofleidingen worden afgetapt.

TANKINHOUD

Om te zorgen dat de tank volledig gevuldwordt, moet u twee keer bijvullen nadathet vulpistool voor de eerste keer afslaat.Vul niet nog een keer bij om storingen inhet brandstofsysteem te voorkomen.

112

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

Onder normale bedrijfsom-standigheden bereikt de ka-

talysator hoge temperaturen. Parkeerdaarom niet boven brandbare mate-rialen (gras, droge bladeren, dennen-naalden enz.): brandgevaar.

ATTENTIEBESCHERMING VANHET MILIEU

De emissiereductiesystemen voor diesel-motoren zijn:

❒ oxidatiekatalysator;

❒ uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR).

113

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

VEILIGHEIDSGORDELS ..................................................... 113

SBR-SYSTEEM ....................................................................... 114

GORDELSPANNERS .......................................................... 115

KINDEREN VEILIG VERVOEREN .................................... 119

MONTAGEVOORBEREIDING VOOR “ISOFIX UNIVERSEEL”-KINDERZITJE ............................ 124

FRONTAIRBAGS ................................................................. 126

ZIJ-AIRBAGS ......................................................................... 128

VVVVEEEEIIIILLLLIIIIGGGGHHHHEEEEIIIIDDDD

114

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

Als de auto op een steile helling staat, kande rolautomaat blokkeren; dit is een nor-maal verschijnsel. Bovendien blokkeert derolautomaat als u de gordel snel uittrekt.Hij blokkeert ook bij hard remmen, bot-singen en bij hoge snelheden in bochten.

HOOGTEVERSTELLING fig. 2

VEILIGHEIDSGORDELS

GEBRUIK VAN DEVEILIGHEIDSGORDELS fig. 1

Ga goed rechtop zitten, steun tegen derugleuning en leg dan de gordel om.

Trek de gordel uit en maak de gordel vastdoor de gesp A in de sluiting B te druk-ken, totdat hij hoorbaar blokkeert.

Als tijdens het uittrekken van de gordel derolautomaat blokkeert, laat dan de gordeleen stukje teruglopen en trek de gordelvervolgens weer geleidelijk uit.

Druk, om de gordel los te maken, op deknop C. Begeleid de gordel tijdens het te-ruglopen om te voorkomen dat de gor-delband draait.

Via de rolautomaat wordt de lengte vande gordel automatisch aangepast aan hetpostuur van de drager, waarbij voldoendebewegingsruimte overblijft.

fig. 1 F0N0069m fig. 2 F0N0070m

Druk tijdens het rijden nietop de knop C-fig. 1.

ATTENTIE

De hoogteverstelling van deveiligheidsgordels mag alleen

worden versteld als de auto stilstaat.

ATTENTIE

Druk voor het afstellen op de knop A-fig.2 en schuif de beugel B-fig. 2 omhoog ofomlaag.

De hoogte van de gordel moet altijd wor-den aangepast aan het postuur van de in-zittende. Zo wordt de kans op letsel bijeen ongeval aanzienlijk verkleind.

De gordel is goed afgesteld als hij over deschouder halverwege tussen nek en uit-einde van de schouder ligt.

115

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

Controleer na het afstellenaltijd of de beugel in één van

de vaste posities is geblokkeerd. Laathiervoor de knop los en trek de gor-del omlaag, zodat het bevestigings-punt blokkeert, als dit nog niet heeftplaatsgevonden.

ATTENTIE

Veiligheidsgordel met rolautomaatvoor middelste zitplaats voor

De middelste zitplaats van de tweezits-bank is voorzien van een geïntegreerdedriepunts-veiligheidsgordel (rolautomaatop stoel).

fig. 3 F0N0156m

SBR-SYSTEEMDe auto is uitgerust met het SBR-systeem(Seat Belt Reminder), dat bestaat uit eenakoestisch waarschuwingssysteem dat, sa-men met het knipperende lampje < ophet instrumentenpaneel, de bestuurderwaarschuwt als de veiligheidsgordel niet isomlegd.

Het akoestische signaal kan tijdelijk (tot-dat de motor wordt uitgezet) worden uit-geschakeld. Ga hiervoor als volgt te werk:

❒ maak de veiligheidsgordel aan be-stuurderszijde vast;

❒ draai de contactsleutel in stand MAR;

❒ wacht langer dan 20 seconden enmaak dan ten minste een van de vei-ligheidsgordels los.

Wendt u tot de Fiat-dealer om het sys-teem permanent uit te schakelen.

Op uitvoeringen met een digitaal displaykan het SBR-systeem uitsluitend weerworden geactiveerd door de Fiat-dealer.

Op uitvoeringen met multifunctioneel dis-play kan het SBR-systeem ook weer wor-den geactiveerd via het setup-menu.

116

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

GORDELSPANNERS

Voor een nog effectievere beschermingzijn de veiligheidsgordels voor van de au-to voorzien van gordelspanners. Dit sys-teem trekt bij een heftige botsing de gor-del enige centimeters aan. Op deze wijzeworden de inzittenden veel beter op hunplaats gehouden en wordt de voorwaart-se beweging beperkt.

Als de gordelspanners hebben gewerkt,dan is dit herkenbaar aan een gordelslui-ting die naar beneden is teruggetrokken;de gordel wordt niet meer opgerold, ookniet als hij wordt begeleid.

BELANGRIJK Voor een maximale be-scherming door de gordelspanner moetde veiligheidsgordel zo worden omgelegddat hij goed aansluit op borst en bekken.

Tijdens de werking van de gordelspannerkan er een beetje rook ontsnappen. De-ze rook is niet schadelijk en duidt niet opbrand.

De gordelspanner behoeft geen enkel on-derhoud of smering.

Elke verandering van de oorspronkelijkestaat zal de doelmatigheid verminderen.

Als de gordelspanner door extreme na-tuurlijke omstandigheden (overstromin-gen, vloedgolven) met water en modderin contact is geweest, dan moet de span-ner worden vervangen.

TREKKRACHTBEGRENZERS

Om de bescherming van de inzittenden bijeen ongeval te vergroten, zijn de oprol-automaten van de gordels voor voorzienvan trekkrachtbegrenzers die tijdens eenfrontale aanrijding de piekbelasting op deborst en schouders beperken.

De gordelspanner werktslechts eenmaal. Als de gor-

delspanners hebben gewerkt, moet uzich tot de Fiat-dealer wenden om zete laten vervangen. De geldigheid vanhet systeem staat vermeld op eenplaatje dat zich in het dashboard-kastje bevindt: laat voor het verstrij-ken van deze termijn het systeemdoor de Fiat-dealer vervangen.

ATTENTIE

Werkzaamheden in de buurtvan de gordelspanners, waar-bij stoten, sterke trillingen ofverhitting optreden (maxi-

maal 100°C gedurende ten hoogste 6uur), kunnen de gordelspanners be-schadigen of activeren: bij die omstan-digheden horen niet trillingen die voort-gebracht worden door een slecht weg-dek of door contacten met kleine ob-stakels zoals trottoirs. Als er iets aan degordelspanners moet gebeuren, dient uzich tot een Fiat-dealer te wenden.

117

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

ALGEMENE OPMERKINGENOVER HET GEBRUIK VANVEILIGHEIDSGORDELS

De bestuurder is verplicht zich te houdenaan de wettelijke voorschriften met be-trekking tot het verplichte gebruik van deveiligheidsgordels (en de inzittenden eropattent te maken). Leg de veiligheidsgor-del altijd om voordat u vertrekt.

Ook vrouwen die in verwachting zijn moe-ten een gordel dragen: ook voor hen (zo-wel voor de aanstaande moeder als hetkind) is de kans op letsel bij een ernstigongeval kleiner als ze een gordel dragen.

Uiteraard moeten zwangere vrouwen hetonderste deel van de gordel meer naar be-neden omleggen, zodat de gordel onderde buik langs loopt fig. 4.

fig. 4 F0N0120m fig. 5 F0N0121m fig. 6 F0N0122m

De gordelband mag nooitgedraaid zijn. Het diagonale

gordelgedeelte moet via het middenvan de schouder schuin over de borstliggen. Het horizontale gordelgedeel-te moet over het bekken fig. 5 en nietover de buik liggen. Gebruik geenvoorwerpen (wasknijpers, klemmenenz.) die een goed aansluiten van degordel op het lichaam verhinderen.

ATTENTIE

118

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

Voor maximale veiligheidmoet u de rugleuning recht-

op zetten, tegen de leuning aan gaanzitten en de gordel goed laten aan-sluiten op borst en bekken. Draag al-tijd veiligheidsgordels zowel voor alsachter in de auto! Rijden zonder vei-ligheidsgordels vergroot het risico opernstig letsel of dodelijke afloop bijeen ongeval.

ATTENTIE

Het is streng verboden onder-delen van de veiligheidsgordels

of gordelspanners te demonteren ofopen te maken. Werkzaamheden aande veiligheidsgordels en gordelspannersmoeten worden uitgevoerd door ge-kwalificeerd personeel. Wendt u altijdtot de Fiat-dealer.

ATTENTIE

Als de gordel aan een zwarebelasting wordt blootgesteld

(bijvoorbeeld tijdens een ongeval),dan moet de gordel samen met deverankeringen, bevestigingspunten ende gordelspanners worden vervangen.Ook als de schade niet zichtbaar is,dan kan de gordel toch verzwakt zijn.

ATTENTIEIedere gordel dient slechts terbescherming van een enkel

persoon: gebruik de gordel niet vooreen kind dat bij een volwassene opschoot zit, waarbij de gordel beiden zoumoeten beschermen fig. 6. Plaats bo-vendien geen enkel voorwerp tussen degordel en het lichaam van een inzit-tende.

ATTENTIE

119

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

HOE U DEVEILIGHEIDSGORDELS INOPTIMALE STAAT HOUDT

Voor het juiste onderhoud van de veilig-heidsgordels moeten de volgende aanwij-zingen zorgvuldig worden opgevolgd:

❒ zorg dat de gordel goed uitgetrokkenen niet gedraaid is; controleer ook ofde oprolautomaat zonder haperingenwerkt;

❒ vervang de gordels na een ongeval,ook al zijn ze ogenschijnlijk niet be-schadigd. Vervang de gordels ook alsde gordelspanners in werking zijn ge-weest;

❒ u kunt de gordels met de hand wassenmet water en een neutrale zeep. Spoelze uit en laat ze in de schaduw drogen.Gebruik geen bijtende, blekende ofkleurende middelen. Vermijd het ge-bruik van alle chemische producten diehet weefsel van de gordel kunnen aan-tasten;

❒ voorkom dat vocht in de oprolauto-maat komt: de werking van de oprol-automaten is alleen gegarandeerd, alsze niet nat zijn geweest;

❒ vervang de gordels bij tekenen van slij-tage of beschadigingen.

Voor optimale bescherming bij een onge-val moeten alle inzittenden zittend reizenen beschermd worden door goedgekeur-de veiligheidssystemen.

Dit geldt met name voor kinderen.

Dit is een wettelijk voorschrift volgensrichtlijn 2003/20/EU in alle lidstaten van deEuropese Unie.

Het hoofd van kleine kinderen is in ver-houding met de rest van het lichaam gro-ter en zwaarder dan dat van volwassenen,terwijl spieren en botstructuur nog niet vol-ledig zijn ontwikkeld. Daarom moeten klei-ne kinderen door andere systemen be-schermd worden dan door de veiligheids-gordels. De resultaten van het onderzoekover de optimale bescherming van kleinekinderen zijn opgenomen in de EuropeseECE/R44-voorschriften die wettelijk ver-plicht zijn. De systemen zijn onderverdeeldin vijf groepen:

Groep 0 gewicht tot aan 10 kg

Groep 0+ gewicht tot aan 13 kg

Groep 1 gewicht: 9-18 kg

Groep 2 gewicht: 15-25 kg

Groep 3 gewicht: 22-36 kg

Zoals u ziet is er een gedeeltelijke over-lapping tussen de groepen; daarom zijn inde handel systemen verkrijgbaar die ge-schikt zijn voor verschillende gewichts-groepen.

Alle systemen moeten zijn voorzien vande typegoedkeuring en van een goed vast-gehecht plaatje met het controlemerk, databsoluut niet mag worden verwijderd.

Kinderen met een lengte van meer dan1,50 m worden, met betrekking tot de vei-ligheidssystemen, gelijkgesteld met vol-wassenen en moeten dan ook normaal deveiligheidsgordels omleggen.

KINDEREN VEILIG VERVOEREN

120

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

GROEP 0 en 0+Kinderen tot 13 kg moeten in zitjes wor-den vervoerd die achterstevoren zijn ge-plaatst, waardoor het achterhoofd wordtgesteund en bij plotseling remmen de nekniet wordt belast.Het wiegje moet op zijn plaats worden ge-houden door de veiligheidsgordel van deauto fig. 7 en het kind moet op zijn beurtworden beschermd door de gordel vanhet wiegje zelf.

Monteer absoluut geen kin-derzitje achterstevoren op

de passagiersstoel voor als de airbagaan passagierszijde is ingeschakeld.Als bij een ongeval de airbag in wer-king treedt (opblaast), kan dit ernstigletsel en zelfs de dood tot gevolg heb-ben, ongeacht de zwaarte van het on-geluk. Wij raden u aan kinderen altijdin een kinderzitje op de zitplaatsenachter te vervoeren, omdat die plaat-sen bij een ongeval de meeste be-scherming bieden.

ATTENTIE

ZEER GEVAARLIJK Als hetabsoluut noodzakelijk is eenkind op de passagiersstoelvoor te vervoeren, in een kin-derzitje dat achterstevoren isgeplaatst, moeten de airbagsaan passagierszijde worden

uitgeschakeld (frontairbag en zij-air-bag voor de bescherming van borst-kas/bekken (sidebag), indien aanwe-zig) in het setup-menu. Controleer di-rect of de airbags daadwerkelijk zijnuitgeschakeld: het waarschuwings-lampje Fop het instrumentenpaneelmoet continu branden. Bovendienmoet de stoel zo ver mogelijk naarachteren zijn geschoven om te voor-komen dat het kinderzitje eventueelin aanraking komt met het dashboard.

ATTENTIE

fig. 7 F0N0123m

De afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de bevestiging. Houdt uvoor de montage van het kinderzitje aan de instructies. De fabrikant is ver-plicht deze instructies bij te leveren.

ATTENTIE

Er bestaan kinderzitjes die geschikt zijn voor de gewichtsgroepen 0 en 1.Deze kinderzitjes kunnen worden bevestigd aan de veiligheidsgordels ach-

ter en hebben zelf gordels om het kind te beschermen. Vanwege het gewicht kanhet gevaarlijk zijn als ze verkeerd worden gemonteerd (bijvoorbeeld als een kussentussen het kinderzitje en de veiligheidsgordels van de auto wordt geplaatst). Houdtu voor de montage strikt aan de bijgeleverde instructies.

ATTENTIE

fig. 8 F0N0124m

GROEP 1

Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18kg moeten worden vervoerd in kinder-zitjes met een kussen die naar voren zijngekeerd, waarbij de veiligheidsgordel vande auto zowel het kinderzitje als het kindop zijn plaats moet houden fig. 8.

121

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

fig. 9 F0N0125m

GROEP 2

Kinderen met een gewicht tussen 15 en25 kg kunnen direct door de veiligheids-gordels van de auto worden beschermdfig. 9. Kinderen moeten zo in de kinder-zitjes worden geplaatst, dat het diagonalegordelgedeelte schuin over de borst enniet langs de nek ligt. Het horizontale gor-delgedeelte moet over het bekken en nietover de buik van het kind liggen.

De afbeelding dient alleenter illustratie van de bevesti-

ging. Houdt u voor de montage vanhet kinderzitje aan de instructies. Defabrikant is verplicht deze instructiesbij te leveren.

ATTENTIE

GROEP 3

Bij kinderen met een gewicht tussen 22 en36 kg is de borstomvang van dien aard datde kinderen gewoon tegen de rugleuningkunnen steunen en niet meer in een kin-derzitje hoeven te worden vervoerd.

In fig. 10 wordt een voorbeeld gegevenvan de juiste positie van het kind op deachterbank.

fig. 10 F0M0126m

De afbeelding dient alleenter illustratie van de bevesti-

ging. Houdt u voor de montage vanhet kinderzitje aan de instructies. Defabrikant is verplicht deze instructiesbij te leveren.

ATTENTIE

Kinderen die langer zijn dan 1,50 m kun-nen net zoals volwassenen de veiligheids-gordels omleggen.

122

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE KINDERZITJES

De auto voldoet aan de nieuwe Europese 2000/3/EU-richtlijnen voor de montage van kinderzitjes op de verschillende plaatsen inde auto. Zie de volgende tabellen:

Groep Gewicht Uitvoering BESTEL, COMBINATO en PANORAMA

CABINE 1e EN 2e RIJ STOELEN ACHTER

Aparte stoel Passagier Passagier Passagier of tweezitsbank achter achter in het midden

(1 of 2 passagiers) aan linkerzijde aan rechterzijde

Groep 0, 0+ tot 13 kg U U U U

Groep 1 9-18 kg U U U U

Groep 2 15-25 kg U U U U

Groep 3 22-36 kg U U U U

Legenda:

U = geschikt voor “Universele” kinderzitjes overeenkomstig de Europese ECE/R44-voorschriften voor de aangegeven “groepen”.

123

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

Hieronder zijn de richtlijnen vooreen veilig vervoer van kinderenaangegeven, waaraan u zich dientte houden:

1) Plaats het kinderzitje bij voorkeur opeen van de zitplaatsen achter omdat de-ze plaatsen bij een ongeval de meeste be-scherming bieden.

2) Als de airbag aan passagierszijde bui-ten werking wordt gesteld, moet altijd ge-controleerd worden of het betreffendegele lampje op het instrumentenpaneelcontinu brandt.

3) Houdt u bij de montage van het kin-derzitje strikt aan de instructies. De fa-brikant is verplicht deze instructies bij televeren. Bewaar de instructies samen methet instructieboekje in de auto. Monteergeen gebruikte kinderzitjes waarvan de ge-bruiksaanwijzingen ontbreken.

4) Controleer of de gordels goed zijnvastgemaakt door aan de gordelband tetrekken.

5) Ieder veiligheidssysteem is bedoeldvoor slechts één kind: vervoer nooit tweekinderen in een systeem.

6) Controleer altijd of de gordel nietlangs de nek van het kind loopt.

7) Zorg er tijdens de rit voor dat het kindgeen afwijkende houding aanneemt of degordels losmaakt.

8) Vervoer kinderen nooit in uw armen,ook geen pasgeboren kinderen. Niemandis sterk genoeg om ze bij een ongeval vastte houden.

9) Na een ongeval moet het zitje dooreen nieuw exemplaar worden vervangen.

Monteer absoluut geen kin-derzitje achterstevoren op

de passagiersstoel voor als de airbagaan passagierszijde is ingeschakeld.Als bij een ongeval de airbag in wer-king treedt (opblaast), kan dit ernstigletsel en zelfs de dood tot gevolg heb-ben, ongeacht de zwaarte van het on-geluk. Wij raden u aan kinderen altijdin een geschikt kinderzitje op de zit-plaatsen achter te vervoeren, omdatdie plaatsen bij een ongeval de mees-te bescherming bieden.

ATTENTIE

124

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

MONTAGEVOORBE-REIDING VOOR“ISOFIX UNIVERSEEL”-KINDERZITJE

De auto is voorbereid op de montage van“Isofix Universeel”-kinderzitjes; een nieuwgestandaardiseerd Europees systeem voorhet vervoeren van kinderen.

In fig. 11 is een voorbeeld gegeven vanhet kinderzitje.

Vanwege het verschillende bevestigings-systeem, moet het kinderzitje aan de daar-voor bestemde onderste metalen beugelsA-fig. 12 worden bevestigd. Deze bevin-den zich tussen de rugleuning en zittingachter. Bevestig daarna de bovenste gor-del (bij het kinderzitje geleverd) aan debeugel B-fig. 13 aan de achterkant van dezitplaats.

Er kan ook een mengvorm worden geko-zen, een traditioneel kinderzitje en een“Isofix Universeel”-kinderzitje.

Bedenk dat bij Isofix Universeel-kinder-zitjes, alle zitjes gebruikt kunnen wordendie goedgekeurd zijn volgens de ECER44/03-richtlijn “Isofix Universeel”.

In het Fiat Lineaccessori-programmais een “Isofix Universeel” “Duo Plus”-kin-derzitje beschikbaar.

Zie voor meer informatie over de mon-tage en/of het gebruik van het kinderzit-je, het “Instructieboekje” dat bij het kin-derzitje wordt geleverd.

fig. 11 F0N0236m

fig. 12 F0N0234m

fig. 13 F0N0235m

Monteer het kinderzitje al-leen als de auto stilstaat. Het

kinderzitje is op de juiste wijze aan debeugels bevestigd als u het hoort ver-grendelen. Houdt u in ieder geval aande instructies voor de montage, de de-montage en de plaatsing. De fabrikantvan het kinderzitje is verplicht deze in-structies bij te leveren.

ATTENTIE

125

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

GESCHIKTHEID VAN DE ZITPLAATSEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE ISOFIX UNIVERSEELKINDERZITJES

In de volgende tabel worden, conform de Europese wetgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage van de Iso-fix Universeel-kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.

F

G

E

E

D

C

D

C

B1

A

IUF

IUF

IUF

IUF

IUF

IUF

IUF

IUF(*)

IUF

IUF

Gewichtsgroep Richting Maat- Isofix-opstellingen in de autokinderzitje indeling Isofix zijkant achter 1e rij

PANORAMA COMBINATO

Draagwieg

Groep 0 tot 10 kg

Groep 0+ tot 13 kg

Groep I tot 9tot 18 kg

(*) Niet met tweezitsbank voor.

IUF: geschikt voor Isofix-kinderzitjes uit de universele klasse (met een derde bevestigingspunt boven) die in de rijrichting bevestigdmoeten worden en goedgekeurd zijn voor het gebruik door die gewichtsgroep.

In de rijrichting

In de rijrichting

In de rijrichting

In de rijrichting

In de rijrichting

In de rijrichting

In de rijrichting

In de rijrichting

In de rijrichting

In de rijrichting

IUF

IUF

IUF

IUF

IUF

IUF(*)

IUF

IUF(*)

IUF

IUF

126

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

FRONTAIRBAGS

De auto is voorzien van frontairbags voorde bestuurder en de passagier.

De frontairbags (bestuurder / passagier)beschermen de inzittenden voor bij mid-delzware en zware frontale botsingen,door het opblazen van een luchtkussentussen de inzittende en het stuurwiel ofhet dashboard.

Als de airbags niet worden geactiveerd bijandere soorten botsingen (zijdelings, vanachter, over de kop slaan enz), betekentdit niet dat het systeem niet goed func-tioneert.

Bij een frontale botsing zorgt een regel-eenheid ervoor, indien nodig, dat het kus-sen wordt opgeblazen. Het kussen blaastonmiddellijk op, waardoor het lichaam vande inzittenden voor wordt opgevangen ende kans op letsel beperkt wordt. Directdaarna loopt het kussen weer leeg.

De frontairbags (bestuurder / passagier)zijn geen vervanging voor de veiligheids-gordels, maar een aanvulling. Draag dus al-tijd veiligheidsgordels. Bovendien is hetdragen van veiligheidsgordels wettelijk ver-plicht in Europa (en in de meeste landendaarbuiten).

Als de frontairbags volledig opgeblazenzijn, vullen zij het grootste deel van deruimte tussen het stuurwiel en de be-stuurder en het dashboard en de voor-passagier.

Bij een ongeval kan een inzittende die geenveiligheidsgordel heeft omgelegd, in con-tact komen met een airbag die nog nietvolledig opgeblazen is. Hierdoor wordt deinzittende minder door de airbag be-schermd.

De frontairbags kunnen in de volgende ge-vallen niet worden ingeschakeld:

❒ bij frontale botsingen, met een anderdeel van de auto dan het front, tegenmakkelijk vervormbare objecten (bijv.als het voorspatbord tegen de vangrailkomt of tegen grindhopen);

❒ als de auto onder andere auto’s of vei-ligheidsvoorzieningen schuift (bijvoor-beeld onder vrachtwagens of de vang-rail); omdat geen enkele aanvullendebescherming wordt geboden op deveiligheidsgordels. Als de airbags in de-ze gevallen niet geactiveerd worden,betekent dit niet dat het systeem nietgoed functioneert.

127

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

FRONTAIRBAG AANPASSAGIERSZIJDE (indienaanwezig) fig. 15

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussenmet een groter volume dan dat aan be-stuurderszijde. Het kussen is in een daar-voor bestemde ruimte in het dashboardgeplaatst.

fig. 14 F0N0071m fig. 15 F0N0072m

FRONTAIRBAG AANBESTUURDERSZIJDE fig. 14

Deze bestaat uit een opblaasbaar kussendat in een daarvoor bestemde ruimte inhet midden van het stuurwiel is geplaatst.

Plaats geen stickers of andereobjecten op het stuurwiel, op

het deksel van de airbag aan passa-gierszijde of op de zijkant van de hemel-bekleding. Plaats geen voorwerpen ophet dashboard aan de passagierszijde(bijv. een mobiele telefoon), omdat de-ze het correct openen van de airbag aanpassagierszijde kunnen hinderen en deinzittenden ernstig kunnen verwonden.

ATTENTIE

Bij lichte frontale aanrijdingen (waarbij dewerking van de veiligheidsgordel vol-doende is) worden de airbags niet geacti-veerd. Daarom is het gebruik van de vei-ligheidsgordels absoluut noodzakelijk,want de gordel houdt de inzittende bij eenzijdelingse botsing in de juiste positie envoorkomt dat de inzittende uit de autowordt geslingerd bij zware botsingen.

128

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

FRONTAIRBAG EN ZIJ-AIRBAG(sidebag) (indien aanwezig) AANPASSAGIERSZIJDE HANDMATIGUITSCHAKELEN

Als het absoluut noodzakelijk is een kindop de passagiersstoel voor te vervoeren,moeten de frontairbag en de sidebag (in-dien aanwezig) aan passagierszijde wordenuitgeschakeld.

Het waarschuwingslampje F op hetdashboard blijft continu branden totdat defrontairbag en de zij-airbag (sidebag) (in-dien aanwezig) aan passagierszijde op-nieuw worden ingeschakeld.

ZEER GEVAARLIJK: Mon-teer absoluut geen kinder-zitje achterstevoren op depassagiersstoel voor als deairbag aan passagierszijde isingeschakeld (ON). Als bij

een ongeval de airbag in werkingtreedt (opblaast), kan dit ernstig let-sel en zelfs de dood tot gevolg heb-ben. Als er geen andere mogelijkheidis, moet in ieder geval de airbag aanpassagierszijde uitgeschakeld wordenals het kinderzitje op de passagiers-stoel voor wordt geplaatst. Bovendienmoet de stoel zo ver mogelijk naarachteren zijn geschoven om te voor-komen dat het kinderzitje eventueelin aanraking komt met het dash-board. Ook als het niet wettelijk ver-plicht is, raden wij u aan, voor een op-timale bescherming van de volwasse-nen, de airbag onmiddellijk weer in teschakelen zodra er geen kinderenmeer vervoerd worden.

ATTENTIE

Raadpleeg voor het hand-matig uitschakelen van de

frontairbag en zij-airbag (sidebag) (in-dien aanwezig) aan passagierszijde,de paragrafen “Digitaal display” en“Multifunctioneel display” in hethoofdstuk “Dashboard en bediening”.

ATTENTIE

ZIJ-AIRBAGS

De auto is uitgerust met zij-airbags voor(sidebags voor) aan bestuurders- en pas-sagierszijde (indien aanwezig) voor be-scherming van de borstkas en headbagsvoor (windowbags) (indien aanwezig).

De zij-airbags (indien aanwezig) bescher-men de inzittenden bij middelzware enzware zijdelingse aanrijdingen, door hetopblazen van een luchtkussen tussen deinzittende en de interieurdelen aan de zij-kant van de auto.

Als de zij-airbags niet worden geactiveerdbij andere soorten botsingen (frontaal, vanachter, over de kop slaan enz.), betekentdit niet dat het systeem niet goed func-tioneert.

Bij een zijdelingse aanrijding zorgt een re-geleenheid ervoor, indien nodig, dat dekussens worden opgeblazen. De kussensblazen onmiddellijk op, waardoor het li-chaam van de inzittenden wordt opge-vangen en de kans op letsel beperktwordt. Direct daarna lopen de kussensweer leeg.

De zij-airbags (indien aanwezig) zijn geenvervanging voor de veiligheidsgordels,maar een aanvulling. Draag dus altijd vei-ligheidsgordels. Bovendien is het dragenvan veiligheidsgordels wettelijk verplichtin Europa (en in de meeste landen daar-buiten).

129

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

ZIJ-AIRBAGS VOOR (SIDEBAGS) fig. 16 (indien aanwezig)

Deze sidebags zijn kussens die zich snelopblazen en bevinden zich in de rugleuningvan de voorstoelen, en hebben tot doel deborstkas van de inzittenden te bescher-men bij middelzware en zware zijdelingseaanrijdingen.

HEADBAGS (WINDOWBAGS)fig. 17 (indien aanwezig)

De headbag is een “gordijn”-systeem enbevindt zich aan de rechter- en aan de lin-kerzijde in de hemelbekleding aan de zij-kant en is afgedekt met een afwerklijst.

De headbags bieden bescherming aan hethoofd van de inzittenden voor tijdens eenzijdelingse aanrijding, dankzij het grote ef-fectieve oppervlak van de kussens.

BELANGRIJK De inzittende wordt bij eenzijdelingse botsing optimaal door het systeembeschermd als hij/zij in de juiste positie in destoel zit. Hierdoor kunnen de zij-airbags opde juiste wijze worden opgeblazen.

fig. 16 F0N0140m fig. 17 F0N0133m

BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-air-bags kunnen ook worden geactiveerd bijkrachtige stoten aan de onderzijde van decarrosserie, bijvoorbeeld bij zware bot-singen tegen drempels of stoepranden ofobstakels op het wegdek of als de auto te-recht komt in grote gaten of verzakkingenin het wegdek.

BELANGRIJK Als de airbags in werkingtreden, ontsnapt een beetje rook. Dezerook is niet schadelijk en duidt niet opbrand; bovendien kan het oppervlak vanhet opgeblazen kussen en het interieur vande auto bedekt zijn met een laagje poeder:dit poeder kan de huid en de ogen irrite-ren. Als u hiermee in aanraking bent ge-komen, moet u zich met neutrale zeep enwater wassen.

De geldigheidsduur van de pyrotechnischelading en van het spiraalmechanisme zijnvermeld op het betreffende plaatje in hetdashboardkastje. Na deze periode moe-ten ze door de Fiat-dealer worden ver-vangen.

BELANGRIJK Na een ongeval waarbij eenof meerdere airbags zijn geactiveerd, dientu contact op te nemen met de Fiat-dealerom de geactiveerde airbags te laten ver-vangen en de werking van het systeem telaten controleren.

Alle controlewerkzaamheden, reparatiesen de vervanging van de airbag moetendoor de Fiat-dealer worden uitgevoerd.

130

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

Aan het einde van de lange levensduur vanuw auto, moet u contact opnemen met deFiat-dealer om het systeem buiten wer-king te laten stellen, bovendien moet bijverkoop van de auto de nieuwe eigenaarop de hoogte gesteld worden van het ge-bruik en de instructies, en moet hij het in-structieboekje ontvangen.

BELANGRIJK Het in werking treden vande gordelspanners, de frontairbags en dezij-airbags voor wordt door de elektro-nische regeleenheid bepaald, afhankelijkvan het type ongeval. Als een van deze on-derdelen niet in werking treedt, dan duidtdat niet op een storing in het systeem.

Steun niet met het hoofd, dearmen of de ellebogen tegen

het portier, de ruiten of in het gebiedvan de headbag (Window Bag) omverwondingen tijdens het opblazen tevoorkomen.

ATTENTIE

Steek nooit het hoofd, dearmen of de ellebogen uit

het raam.

ATTENTIE

ALGEMENE OPMERKINGEN

Als u de contactsleutel instand MAR draait en het

lampje ¬ gaat niet branden of blijftbranden tijdens het rijden (op hetmultifunctionele display verschijntook een bericht - indien aanwezig),dan is er mogelijk een storing in deveiligheidssystemen; in dat geval kun-nen de airbags of gordelspanners nietgeactiveerd worden bij een ongevalof, in een zeer beperkt aantal geval-len, niet op de juiste wijze geactiveerdworden. Voordat u verder rijdt, dientu contact op te nemen met de Fiat-dealer om het systeem direct te latencontroleren.

ATTENTIE

Bedek de rugleuning van destoelen voor en achter niet

met hoezen of kleden die niet zijnvoorbereid op het gebruik met side-bags.

ATTENTIE

131

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

Reis niet met voorwerpen opschoot of voor de borst en

houd vooral geen pijp, potlood enz.in de mond. Bij een ongeval waarbijde airbag in werking treedt, kan diternstig letsel veroorzaken.

ATTENTIE

Rijd altijd met beide handenop de stuurwielrand, zodat

bij het in werking treden van de air-bag, het systeem niet wordt gehinderddoor obstakels. Rijd niet met voor-over gebogen lichaam, maar ga goedrechtop zitten en steun tegen de rug-leuning.

ATTENTIE

Als de contactsleutel in standMAR staat, kunnen, ook bij

uitgezette motor, de airbags inscha-kelen als de auto stilstaat en de au-to frontaal wordt aangereden dooreen andere auto. Daarom mogen,ook als de auto stilstaat, absoluutgeen kinderen op de passagiersstoelvoor worden geplaatst. Als de con-tactsleutel echter in stand STOPstaat, wordt bij een ongeval geen en-kel beveiligingssysteem (airbag of gor-delspanners) geactiveerd; als een sys-teem niet in werking treedt, betekentdit niet dat het systeem niet goedwerkt.

ATTENTIELaat bij diefstal of een po-ging tot diefstal, bij bescha-

diging of als de auto bij een overstro-ming onder water is geweest, het air-bagsysteem door een Fiat-dealer con-troleren.

ATTENTIE

Als u de contactsleutel instand MAR draait, gaat het

lampje F (met de frontairbag aanpassagierszijde ingeschakeld) enkele se-conden knipperen, om u eraan te her-inneren dat de airbag aan passagiers-zijde bij een botsing wordt geactiveerd.Hierna moet het lampje doven.

ATTENTIE

132

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

De stoelen mogen niet metwater worden afgenomen of

met stoom worden gereinigd (met dehand of in een automatisch wasap-paraat).

ATTENTIE

De frontairbag treedt in wer-king als de botsing zwaarder

is dan een botsing waarbij alleen degordelspanners worden geactiveerd.Bij aanrijdingen die tussen die tweedrempelwaarden inliggen, treden al-leen de gordelspanners in werking.

ATTENTIE

Haak geen harde voorwer-pen aan de kledinghaakjes

en aan de steunhandgrepen.

ATTENTIEDe airbag is geen vervangingvoor de veiligheidsgordels,

maar een aanvulling. Omdat de frontairbags niet worden geactiveerdbij frontale botsingen bij lage snel-heid, bij zijdelingse aanrijdingen en alsde auto van achter wordt aangeredenof over de kop slaat, worden in dezegevallen de inzittenden uitsluitenddoor de veiligheidsgordels beschermd.De gordels moeten dus altijd gedra-gen worden.

ATTENTIE

133

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

MOTOR STARTEN ............................................................. 134

PARKEREN ............................................................................ 136

GEBRUIK VAN DE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK ........................................................... 136

AANWIJZINGEN VOOR HET LADEN .......................... 137

BRANDSTOFBESPARING ................................................. 138

TREKKEN VAN AANHANGERS...................................... 139

WINTERBANDEN .............................................................. 143

SNEEUWKETTINGEN ....................................................... 143

AUTO LANGERE TIJD STALLEN ................................... 144

SSSSTTTTAAAARRRRTTTTEEEENNNN EEEENNNN RRRRIIIIJJJJDDDDEEEENNNN

MOTOR STARTEN

De auto is uitgerust met een elektronischestartblokkering: zie bij startproblemen deparagraaf “Fiat CODE” in het hoofdstuk“Dashboard en bediening”.

134

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

Het verdient aanbeveling omgedurende de eerste kilome-ters niet de maximale presta-ties van uw auto te eisen (bijv.

snel accelereren, langdurig rijden methoge toerentallen, krachtig remmenenz.).

Laat de contactsleutel niet inhet contactslot zitten als demotor stilstaat, zodat de accuniet onnodig wordt ontladen.

Het is zeer gevaarlijk om demotor in afgesloten ruimten

te laten draaien. De motor verbruiktzuurstof en produceert koolmonoxi-de en andere giftige stoffen.

ATTENTIE

Houd er rekening mee datde rem- en de stuurbekrach-

tiging niet werken zolang de motorniet is aangeslagen, waardoor meerkracht nodig is voor de bediening vanhet rempedaal en het stuur.

ATTENTIE

MOTOR STARTEN

Ga als volgt te werk:

❒ trek de handrem aan;

❒ zet de versnellingspook in de vrijstand;

❒ draai de contactsleutel in stand MAR:op het instrumentenpaneel gaan decontrolelampjes m en Y branden;

❒ wacht tot de lampjes Y en m ge-doofd zijn. Hoe warmer de motor,hoe sneller het lampje dooft;

❒ trap het koppelingspedaal geheel in,zonder het gaspedaal in te trappen;

❒ draai de contactsleutel in stand AVVdirect nadat het lampje m gedoofdis. Als u te lang wacht, zijn de voor-gloeibougies weer afgekoeld. Laat desleutel los zodra de motor is aange-slagen.

135

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

Als de motor bij de eerste poging nietaanslaat, moet u de sleutel terugdraaien instand STOP voordat u opnieuw start.

Als met de contactsleutel in stand MARhet controlelampje Y samen met hetwaarschuwingslampje m blijft branden,raden wij u aan de sleutel in stand STOPte draaien en vervolgens weer in standMAR; als het lampje nog steeds blijft bran-den, probeer het dan met de andere ge-leverde sleutels.

BELANGRIJK Als het lampje Y op hetinstrumentenpaneel constant blijft bran-den, wendt u dan onmiddellijk tot deFiat-dealer.

BELANGRIJK Laat de start-/contactsleu-tel niet in stand MAR staan als de motoris uitgezet.

Als het lampje m gedurende60 seconden gaat knipperenna het starten of tijdens eenlangdurige startpoging, dan

duidt dat op een storing in het voor-gloeisysteem. Als de motor aanslaat,kunt u de auto op de gewone maniergebruiken, maar wendt u zo snel mo-gelijk tot de Fiat-dealer.

MOTOR OPWARMEN NA HETSTARTEN

Ga als volgt te werk:

❒ rijd rustig weg, laat de motor niet methoge toerentallen draaien en trap hetgaspedaal niet bruusk in;

❒ verlang de eerste kilometers geenmaximale prestaties. Wij raden u aante wachten tot de wijzernaald van dekoelvloeistoftemperatuurmeter begintte bewegen.

Houd er rekening mee dat derem- en de stuurbekrachtigingniet werken zolang de motorniet is aangeslagen, waardoor

meer kracht nodig is voor de bedieningvan het rempedaal en het stuur.

Probeer auto’s nooit te star-ten door ze aan te duwen, teslepen of van een helling af telaten rijden. Op die wijze kan

er onverbrande brandstof in de kataly-sator terechtkomen, waardoor dezeonherstelbaar zal beschadigen.

MOTOR UITZETTEN

Draai de contactsleutel in stand STOPterwijl de motor stationair draait.

BELANGRIJK Het is beter om de motorna een zware rit even “op adem” te latenkomen. Zet de motor niet onmiddellijk uit,maar laat hem even stationair draaien.Hierdoor kan de temperatuur in de mo-torruimte dalen.

Gasgeven voordat u de motoruitzet heeft geen enkel nut,verspilt brandstof en is, voor-al voor motoren met turbo-

compressor, schadelijk.

136

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

Als de handrem is aangetrokken en decontactsleutel in stand MAR staat, gaat ophet instrumentenpaneel het waarschu-wingslampje x branden. Handrem uit-schakelen:❒ trek de hendel iets omhoog en druk

op de ontgrendelknop A;❒ houd de knop A ingedrukt en en laat

de hendel zakken. Het lampje x ophet instrumentenpaneel dooft.

Om onverwachtse bewegingen van de au-to te voorkomen, moet bij het bedienenvan de handrem het rempedaal worden in-getrapt.

BELANGRIJK Trek de handrem alleen aanals de auto stilstaat. Als de auto in bewe-ging is, mag de handrem alleen wordenaangetrokken bij een storing in het hy-draulische systeem. Als de handrem in hetuitzonderlijke geval bij een rijdende automoet worden aangetrokken, is het raad-zaam de handrem voorzichtig aan te trek-ken om te voorkomen dat de achterwie-len blokkeren en de auto gaat slippen.

PARKERENGa als volgt te werk:❒ zet de motor uit en trek de handrem

aan;❒ schakel een versnelling in (de 1e als de

weg omhoog loopt, de achteruit als deweg omlaag loopt) en zet de voorwie-len iets uitgestuurd.

Als de auto op een steile helling staat,blokkeer de wielen dan met stenen ofwiggen. Laat de contactsleutel nooit in hetcontactslot zitten omdat hierdoor de accuontlaadt. Neem bovendien de sleutel altijduit het contactslot als u de auto verlaat.

HANDREM fig. 1De handrem is aan de linkerzijde van debestuurdersstoel geplaatst. Om de hand-rem in te schakelen, moet u de hendelomhoog trekken zodat de auto blokkeert.Op een vlakke ondergrond hoort de autogeblokkeerd te zijn als de handrem vier ofvijf tanden is aangetrokken. Op sterke hel-lingen en bij een beladen auto moet dehandrem negen of tien tanden wordenaangetrokken. BELANGRIJK Als dit niet het geval is, laatdan de Fiat-dealer de handrem afstellen.

Laat kinderen nooit alleenachter in de auto. Neem de

sleutel altijd uit het contactslot als ude auto verlaat en neem de sleutelmee.

ATTENTIE

fig. 1 F0N0073m

GEBRUIK VAN DEHANDGESCHAKELDEVERSNELLINGSBAK

Om de versnellingen in te schakelen, moetu het koppelingspedaal geheel intrappen envervolgens de versnellingspook in de ge-wenste stand plaatsen (het schakelschemastaat op de knop van de pook fig. 2).

Voor het inschakelen van de 6e versnelling(indien aanwezig) moet de pook naarrechts worden gedrukt om te voorkomendat per ongeluk de 4e versnelling wordt in-geschakeld. Dit geldt ook voor het scha-kelen van de 6e naar de 5e versnelling.

BELANGRIJK De achteruit kan alleen bijeen stilstaande auto worden ingeschakeld.Wacht bij een draaiende motor en een ge-heel ingetrapt koppelingspedaal minstens2 seconden, voordat u de achteruit in-schakelt. Hiermee wordt voorkomen datde tandwielen beschadigen.

137

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDENfig. 2 F0N0074m

Om op de juiste wijze teschakelen, moet u het kop-

pelingspedaal geheel intrappen.Daarom mag er niets onder het pe-daal liggen dat dit kan verhinderen:let erop dat de vloermatten niet zijndubbelgevouwen, waardoor de slagvan de pedalen kan worden beperkt.

ATTENTIE

Laat uw hand tijdens het rijdenniet op de pookknop rustenomdat door de uitgeoefendedruk, ook als deze licht is, de in-

terne onderdelen van de versnellingsbakna verloop van tijd kunnen slijten.

Ga als volgt te werk om de achteruit Rvanuit de vrijstand in te schakelen: trek deschuifring A onder de knop omhoog enverplaats de pook naar links en vervolgensnaar voren.

AANWIJZINGENVOOR HET LADEN

De door u gebruikte Ducato-uitvoering isontworpen en goedgekeurd op basis vanvastgestelde maximum gewichten (zie detabellen “Gewichten” in het hoofdstuk“Technische gegevens”): leeggewicht, nut-tig laadvermogen, totaalgewicht, maximumvoorasbelasting, maximum achterasbelas-ting, aanhangergewicht.

De opgegeven maximum ge-wichten MOGEN NOOIT

WORDEN OVERSCHREDEN. Let inhet bijzonder op het maximum toe-gestane gewicht op de voor- en ach-teras bij het laden van de auto (in hetbijzonder bij speciale opbouwcon-structies).

Bij onregelmatigheden in hetwegdek of bij bruusk rem-

men, kan de lading verschuiven en ge-vaar opleveren voor de bestuurder ende passagiers: zorg er daarom voordat de lading goed vastzit voordat uvertrekt. Hiervoor kunnen de hakenop de laadvloer gebruikt worden. Ge-bruik voor het vastzetten van de la-ding metalen kabels, touwen of rie-men, die stevig genoeg zijn om de la-ding op zijn plaats te houden.

ATTENTIE

ATTENTIE

Ook als de auto schuin staatof op een helling, kunnen bij

het openen van de achterdeuren ofvan de zijdeur losse voorwerpen on-verwachts naar buiten schuiven.

ATTENTIE

BELANGRIJK De maximum toegestanebelasting van de sjorogen op de vloer is500 kg; de maximum toegestane belastingop het zijpaneel is 150 kg.

BELANGRIJK Bij uitvoeringen met zijbor-den rechts en links is het raadzaam, voor-dat u de borden omlaag plaatst, de ont-grendelhendel weer in de sluitstand teplaatsen.

138

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

BRANDSTOFBESPARING

Hierna volgen enkele nuttige tips, waar-door het brandstofverbruik zo laag mo-gelijk blijft en de uitstoot van schadelijkeuitlaatgassen zoveel mogelijk beperktwordt.

ALGEMENE OPMERKINGEN

Onderhoud van de auto

Zorg voor een goed onderhoud van deauto door de controles en registraties diein het “Geprogrammeerd Onderhouds-schema“ staan vermeld, te laten uitvoeren.

Banden

Controleer regelmatig, ten minste eenkeer per maand, de spanning van de ban-den: als de spanning te laag is, wordt deweerstand groter en neemt het verbruiktoe.

Overbodige bagage

Rijd niet met een overbeladen bagage-ruimte. Het gewicht van de auto (vooralin stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-ben grote invloed op het brandstofver-bruik en de stabiliteit.

Imperiaal/skidrager

Verwijder de imperiaal of skidrager als udeze niet meer gebruikt. Ze verminderende aerodynamica van de auto, waardoorhet brandstofverbruik toeneemt. Gebruikvoor het vervoer van volumineuze voor-werpen bij voorkeur een aanhanger.

Stroomverbruikers

Gebruik de elektrische installaties alleenals u ze nodig hebt. De achterruitverwar-ming, extra koplampen, de ruitenwissersen de aanjager van het ventilatie-/verwar-mingssysteem vragen veel stroom, waar-door het brandstofverbruik toeneemt (totaan 25% in stadsverkeer).

Airconditioning

De airconditioning gebruikt zeer veelenergie, waardoor het brandstofverbruiksterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-bruik wanneer de buitentemperatuur hettoelaat, bij voorkeur de functies van hetventilatiesysteem.

Aerodynamische accessoires

Het gebruik van niet goedgekeurde aero-dynamische accessoires kan de aerodyna-mica negatief beïnvloeden, waardoor hetbrandstofverbruik zal toenemen.

Als u reservebrandstof in eenjerrycan wilt vervoeren,

houdt u dan aan de geldende wetge-ving. Gebruik alleen een goedgekeur-de jerrycan en bevestig deze op dejuiste wijze aan de ladingsjorogen.Toch zal bij een ongeval de kans opbrand groter zijn.

ATTENTIE

Naast deze voorzorgsmaatregelen van al-gemene aard, kan door het opvolgen vanenkele eenvoudige tips de veiligheid, hetrijcomfort en de levensduur van de autoverbeterd worden:

❒ verdeel de lading gelijkmatig over delaadvloer: indien de lading op eenplaats geconcentreerd moet worden,gebruik dan de laadvloer tussen detwee assen;

❒ bedenk dat hoe lager de lading ligt, hoelager het zwaartepunt van de autokomt te liggen. Hierdoor rijdt u veili-ger: plaats daarom altijd de zwaarstelading onderop;

❒ bedenk ten slotte dat het dynamischerijgedrag van de auto beïnvloed wordtdoor het vervoerde gewicht: hoe hogerhet gewicht des te langer de remwegvan de auto, vooral bij hoge snelheid.

139

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

Acceleratie

Met vol gas optrekken kost veel brandstofen verhoogt de uitstoot van schadelijkeuitlaatgassen: het is beter geleidelijk op tetrekken en het toerental waarbij het maxi-mum koppel wordt geleverd, niet te over-schrijden.

GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN

Koude start

Bij korte ritten en regelmatig koud startenbereikt de motor niet de optimale bedrijfs-temperatuur. Hierdoor neemt niet alleenhet brandstofverbruik toe (van 15 tot aan30% in stadsverkeer), maar ook de uitstootvan uitlaatgassen.

Verkeerssituatie en conditie van het wegdek

Op een drukke weg bijvoorbeeld bij file-rijden, waarbij overwegend lage versnel-lingen worden gebruikt, of in de stad waarzich veel verkeerslichten bevinden, zal hetbrandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.Bochtige trajecten, bergwegen en eenslecht wegdek verhogen eveneens hetbrandstofverbruik.

Stilstaan in het verkeer

Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorweg-overgangen), is het raadzaam de motor uitte zetten.

TREKKEN VANAANHANGERS

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

Voor het trekken van aanhangwagens ofcaravans moet de auto uitgerust zijn meteen trekhaak van een goedgekeurd typeen een adequate elektrische installatie. Demontage van de trekhaak moet door ge-specialiseerd personeel worden uitge-voerd. Ook moet documentatie wordenoverhandigd m.b.t. het rijden met een aan-hanger.

Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aande geldende verkeerswetgeving.

Let er op dat het maximum klimvermogenvan de auto door het gewicht van een aan-hanger of caravan wordt beperkt. Ook deremweg wordt langer en u hebt langer detijd nodig om in te halen.

Schakel een lage versnelling in tijdens hetafdalen om te voorkomen dat u constantmoet remmen.

Het gewicht van de aanhanger dat op detrekhaak rust, moet worden afgetrokkenvan het laadvermogen van de auto. Om erzeker van te zijn dat u het maximum toe-laatbaar aanhangergewicht niet over-schrijdt (aangegeven op de typegoedkeu-ring), moet u er rekening mee houden dathet maximum betrekking heeft op het to-tale gewicht van de aanhangwagen of ca-ravan, inclusief accessoires en bagage.

RIJSTIJLStarten

Laat de motor als de auto stilstaat, nietwarmdraaien met stationair toerental enook niet met een hoog toerental: onderdeze omstandigheden warmt de motorveel langzamer op, terwijl het verbruik ende schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.Het is beter om rustig weg te rijden engeen hoge toerentallen te gebruiken: opdeze manier warmt de motor sneller op.Overbodige handelingen

Trap het gaspedaal niet in als u stilstaatvoor een stoplicht of voordat u de mo-tor afzet. Deze handeling heeft evenals hetoverschakelen met tussengas, geen enkelnut. Het kost brandstof en verhoogt deuitstoot van schadelijke uitlaatgassen.Keuze van de versnellingen

Gebruik als het verkeer en de weg hettoelaten de hoogste versnelling. Het in-schakelen van een lage versnelling vooreen snelle acceleratie verhoogt het brand-stofverbruik. Bij het oneigenlijke gebruikvan een hoge versnelling neemt het ver-bruik en de schadelijke uitlaatgasemissietoe. Bovendien slijt de motor hierdoorsneller.Maximum snelheid

Het brandstofverbruik neemt aanzienlijktoe bij een hogere snelheid. Rijd daaromzoveel mogelijk met een gelijkmatige snel-heid, vermijd overbodig remmen en op-trekken. Dit kost brandstof en verhoogtde uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.

140

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

TREKHAAK MONTEREN

De trekhaak moet door gespecialiseerdpersoneel aan de carrosserie worden be-vestigd waarbij de richtlijnen die hierna zijnopgenomen, moeten worden aangehou-den. Deze richtlijnen worden eventueelaangevuld door extra informatie van de fa-brikant van de trekhaak.

De te installeren trekhaak moet voldoenaan de huidige ECE-normen 94/20 endaarop volgende wijzigingen.

Voor iedere uitvoering moet een trekhaakworden gebruikt die geschikt is voor hetmaximale aanhangergewicht van de autowaarop de trekhaak wordt bevestigd.

Voor de elektrische aansluiting moet eengestandaardiseerde stekkerverbindingworden gebruikt die kan worden beves-tigd op de daarvoor bestemde steun opde trekhaak. Bovendien moet op de autoeen regeleenheid voor de buitenverlich-ting van de aanhanger worden geïnstal-leerd.

Voor de elektrische aansluiting moet een7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) wor-den gebruikt, waarbij eventuele aanwij-zingen van de fabrikant van de auto en/ofvan fabrikant van de trekhaak moetenworden opgevolgd.

De eventueel aanwezige elektrisch gere-gelde rem of ander systeem (bijv. een lier)

moet rechtstreeks op de accu wordenaangesloten met een kabel met een dia-meter van minimaal 2,5 mm2.

BELANGRIJK De elektrisch geregelderem of lier kan alleen gebruikt worden alsde motor is ingeschakeld.

Naast de op het schema aangegeven aan-sluitingen, is slechts een aansluiting vooreen eventuele elektrisch geregelde remtoegestaan en een voor een 15W-gloeilampvoor de binnenverlichting van de caravan.

Gebruik voor de aansluitingen de daarvoorbestemde regeleenheid met een kabel meteen diameter van minimaal 2,5 mm2 vanafde accu.

BELANGRIJK De trekhaak vormt een on-derdeel van de lengte van de auto; als eentrekhaak op uitvoeringen met lange wiel-basis wordt geïnstalleerd, wordt de limietvan 6 meter voor de totale lengte van deauto overschreden; er kan dus alleen eenafneembare trekhaak geïnstalleerd worden. Als vervolgens geen aanhanger aan de trek-haak wordt gekoppeld, moet de trekhaakverwijderd worden uit het frame dat de ori-ginele lengte van de auto niet mag over-schrijden.

BELANGRIJK Als u de trekhaak perma-nent gemonteerd wilt houden als er geenaanhanger wordt getrokken, wendt u dantot de Fiat-dealer om het systeem aan telaten passen, omdat de trekhaak als ob-stakel kan worden waargenomen door desensoren in het midden.

Houdt u aan de snelheidsbeperkingen dievoor auto’s met aanhanger gelden. U magin geen geval harder rijden dan 100 km/h.

Wij raden het gebruik aan van een ge-schikte stabilisator op de trekhaak van deaanhanger.

Het ABS waarmee de autokan zijn uitgerust, werkt niet

op het remsysteem van de aanhan-ger. Wees daarom extra voorzichtigop gladde wegen.

ATTENTIE

Voer in geen geval modifica-ties aan het remsysteem van

de auto uit. Het remsysteem van deaanhanger moet geheel onafhanke-lijk van het hydraulisch remsysteemvan de auto worden bediend.

ATTENTIE

141

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

Montageschema Bestel-uitvoeringen fig. 3

De trekhaak moet op de punten aange-geven met Ø bevestigd worden met in to-taal 6 M10x1,25-bouten en 4 M12-bouten.

De binnenste verstevigingsplaten aan hetframe moeten een minimale dikte hebbenvan 5 mm.

MAX. GEWICHT OP KOPPELING:100/120 kg afhankelijk van het draagver-mogen (zie de tabel “Gewichten” in hethoofdstuk “Technische gegevens”).

Na de montage van de trek-haak moeten de boutgaten

worden afgedicht om te voorkomendat uitlaatgassen in het interieur kun-nen dringen.

ATTENTIE

fig. 3 F0N0189m

Bestaande opening

Bestaande moer

Bestaande moer

Bestaande opening

Bestaande opening

bela

den

Trekkogel

M12

M12

M10 (3x)

M10 (3x)

M12

Voor de montage van de trekhaak moetde bumper worden aangepast overeen-komstig de aanwijzingen in de montagesetvan de fabrikant.

142

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

fig. 4 F0N0195m

Montageschema Pick-up- enCabine/chassis-uitvoeringen - fig. 4

De trekhaak specifiek voor de Pick-up- enCabine/chassis-uitvoeringen staat afge-beeld in fig. 4. De trekhaak Ømoet op deaangegeven punten bevestigd worden metin totaal 6 M10x1,25-bouten en 4 M12-bouten.

MAX. GEWICHT OP KOPPELING:100/120 kg afhankelijk van het draagver-mogen (zie de tabel “Gewichten” in hethoofdstuk “Technische gegevens”).

Na de montage van de trek-haak moeten de boutgaten

worden afgedicht om te voorkomendat uitlaatgassen in het interieur kun-nen dringen.

ATTENTIE

143

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

BELANGRIJK Als u winterbanden gebruiktwaarvan de maximum toegestane snelheidlager is dan de topsnelheid van de auto (meteen marge van 5%), dan dient u in het in-terieur van de auto een voor de bestuur-der duidelijk zichtbaar waarschuwings-plaatje te plaatsen met de maximum toe-gestane snelheid wanneer met die winter-banden wordt gereden (overeenkomstig deEU-normen).

Monteer op alle vier de wielen dezelfdebanden (zelfde merk en profieldiepte) voormeer veiligheid tijdens het rijden en rem-men en voor een betere bestuurbaarheid.

Keer de draairichting van de banden nietom.

SNEEUWKETTINGEN

Het gebruik van sneeuwkettingen is af-hankelijk van de voorschriften van het landwaar wordt gereden.

De sneeuwkettingen mogen alleen op devoorwielen gemonteerd worden (aange-dreven wielen). Wij raden u het gebruikaan van sneeuwkettingen uit het Fiat Li-neaccessori-programma.

Controleer na enkele tientallen meters rij-den of de kettingen nog goed gespannenzijn.

BELANGRIJK Geef bij gemonteerdesneeuwkettingen voorzichtig gas om hetdoorslippen van de aangedreven wielen tevoorkomen of zoveel mogelijk te beper-ken. Hierdoor wordt het breken van dekettingen voorkomen en daarmee be-schadiging van de carrosserie en de me-chanische onderdelen.

BELANGRIJK Gebruik dunne sneeuw-kettingen.

WINTERBANDEN

De Fiat-dealer kan u adviseren welke bandhet meest geschikt is voor het doel waar-voor u deze wilt gebruiken.

De specifieke eigenschappen van winter-banden verminderen aanzienlijk als de pro-fieldiepte minder is dan 4 mm. In dat ge-val is het veiliger ze te vervangen.

Door de specifieke eigenschappen vanwinterbanden zijn de prestaties onderniet-winterse omstandigheden of wanneerer lange afstanden op de snelweg wordengereden, minder dan die van de standaardgemonteerde banden. Beperk het gebruikvan winterbanden tot die omstandighedenwaarvoor ze zijn goedgekeurd.

Bij winterbanden met de in-dicatie “Q” geldt een maxi-

mum snelheid van 160 km/h; bijwinterbanden met de indicatie “T”geldt een maximum snelheid van 190km/h; bij winterbanden met de indi-catie “H” geldt een maximum snel-heid van 210 km/h. Deze maximumsnelheden zijn in overeenstemmingmet de huidige wetgeving.

ATTENTIE

144

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

AUTO LANGERE TIJDSTALLEN

Tref de volgende maatregelen als de au-to enkele maanden niet wordt gebruikt:

❒ zet de auto in een overdekte, drogeen goed geventileerde ruimte;

❒ schakel een versnelling in;

❒ zorg ervoor dat de handrem is aange-trokken;

❒ maak de minkabel los van de accu encontroleer de acculading. Gedurendehet stallen moet deze controle iede-re drie maanden worden herhaald.Laad de accu op als de optische metereen donkere kleur heeft zonder eengroen middenstuk (zie de paragraaf“Accu opladen” in het hoofdstuk“Noodgevallen”);

❒ maak de gespoten plaatdelen schoonen behandel ze met een beschermen-de was;

❒ reinig en conserveer de glimmendemetalen delen met daarvoor geschik-te middelen;

❒ smeer de wisserrubbers van de rui-tenwissers en achterruitwisser in mettalkpoeder en laat ze los van de ruitstaan;

❒ zet de ruiten een klein stukje open;

❒ dek de auto af met een stoffen of eenademende kunststof hoes. Gebruikgeen dichte plastic hoes, omdat het inen op de auto aanwezige vocht danniet kan verdampen;

❒ breng de bandenspanning 0,5 bar bo-ven de normaal voorgeschreven span-ning en controleer deze regelmatig;

❒ als u de accukabels niet loskoppelt,moet de lading iedere maand gecon-troleerd worden; laad de accu op alsde optische meter een donkere kleurheeft zonder groen middenstuk;

❒ tap het koelsysteem van de motor nietaf.

BELANGRIJK Als de auto is uitgerust meteen diefstalalarm, schakel dan het alarmuit met de afstandsbediening.

Beperk de snelheid als usneeuwkettingen gebruikt;rijd niet harder dan 50 km/h.Vermijd kuilen, stoeprandenen andere obstakels en rijd,om de auto en het wegdek

niet te beschadigen, geen lange stuk-ken op sneeuwvrije wegen.

ATTENTIE

145

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALGEMENE OPMERKINGEN ........................................... 146TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU ............................... 146AANGETROKKEN HANDREM ...................................... 146STORING AIRBAGSYSTEEM ............................................ 147TE HOGE KOELVLOEISTOF-TEMPERATUUR ................................................................... 147ACCU WORDT NIET VOLDOENDE OPGELADEN 148TE LAGE MOTOROLIEDRUK ......................................... 148OLIEKWALITEIT ONVOLDOENDE .............................. 148NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN .......................... 149NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS .............. 149STORING EBD ..................................................................... 149STORING IN INSPUITSYSTEEM ..................................... 150AIRBAG PASSAGIERSZIJDE UITGESCHAKELD ......... 150STORING ABS ..................................................................... 150BRANDSTOFRESERVE ....................................................... 150VOORGLOEI-INSTALLATIE ............................................. 151STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE ........................ 151WATER IN BRANDSTOFFILTER .................................... 151STORING ELEKTRONISCHE STARTBLOKKERINGFIAT CODE ........................................................................... 151DEFECTE BUITENVERLICHTING .................................. 152MISTACHTERLICHTEN ..................................................... 152ALGEMENE STORINGSMELDING ................................. 152STORING ESP/ASR-SYSTEEM .......................................... 153VERSTOPT ROETFILTER.................................................... 153

VERSLETEN REMBLOKKEN ............................................. 153

STORING HILL HOLDER ................................................. 153

STORING PARKEERSENSOREN ..................................... 154

BUITENVERLICHTING EN DIMLICHTEN ................... 154

FOLLOW ME HOME .......................................................... 154

MISTLAMPEN VOOR ......................................................... 154

RICHTINGAANWIJZER LINKS ....................................... 154

RICHTINGAANWIJZER RECHTS ................................... 155

CRUISE-CONTROL ............................................................ 155

GROOTLICHT ..................................................................... 155

ASR-SYSTEEM ....................................................................... 155

STORING STUURBEKRACHTIGING ............................. 155

KANS OP GLADHEID ....................................................... 156

BEPERKTE ACTIERADIUS ................................................ 156

SNELHEIDSLIMIET OVERSCHREDEN ........................... 156

KOELVLOEISTOFNIVEAU .................................................. 156

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD........................... 156

STORING AUTOMATISCHE NIVEAUREGELING ...... 156

STORING AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK/MAXIMUM OLIETEMPERATUUR IN AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK......................... 156

LLLLAAAAMMMMPPPPJJJJEEEESSSS EEEENNNN BBBBEEEERRRRIIIICCCCHHHHTTTTEEEENNNN

146

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

LAMPJES ENBERICHTEN

ALGEMENE OPMERKINGENNaast het branden van het lampje, ver-schijnt er bij bepaalde uitvoeringen ookeen specifiek bericht en/of klinkt er eenakoestisch signaal. Deze meldingen zijnkort en uit voorzorg en moeten als eenaanvulling worden gezien en niet als al-ternatief voor de informatie in dit in-structieboekje. Wij raden u daarom aandit instructieboekje goed door te lezen.Houdt u bij een storing altijd aan deaanwijzingen die in dit hoofdstuk be-schreven worden.BELANGRIJK De storingsmeldingen dieop het display verschijnen, zijn onderver-deeld in twee categorieën: ernstige sto-ringen en minder ernstige storingen.De ernstige storingen worden langdurig“cyclisch” herhaald.De minder ernstige storingen worden ge-durende een kortere tijd “cyclisch” herhaald.U kunt de weergavecyclus van beide ca-tegorieën onderbreken door op de knopMODE te drukken. Het lampje op het in-strumentenpaneel blijft branden totdat destoring is verholpen.Zie voor de berichten bij uitvoeringen metDualogic versnellingsbak, de informatie inhet bijgevoegde supplement.

TE LAAGREMVLOEISTOF-NIVEAU (rood)

AANGETROKKENHANDREM (rood)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Na enke-le seconden moet het lampje doven.

Te laag remvloeistofniveau

Het lampje gaat branden als het rem-vloeistofniveau in het reservoir onder hetminimum niveau is gedaald, bijvoorbeelddoor lekkage in het remsysteem.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

x

Als het lampje x tijdens hetrijden gaat branden (op en-

kele uitvoeringen verschijnt ook eenbericht op het display), stop dan on-middellijk en wendt u tot de Fiat-dealer.

ATTENTIE

Aangetrokken handrem

Het lampje gaat branden als de handremwordt aangetrokken.

Als de auto in beweging is, hoort u bij enkele uitvoeringen ook een akoestischsignaal.

BELANGRIJK Als het lampje tijdens hetrijden gaat branden, controleer dan of dehandrem niet is aangetrokken.

147

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

STORINGAIRBAGSYSTEEM (rood)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Na enke-le seconden moet het lampje doven.

Het lampje gaat constant branden bij eenstoring in het airbagsysteem.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

¬ Als u de contactsleutel instand MAR draait en het

lampje ¬ gaat niet branden of blijftbranden tijdens het rijden, dan is ermogelijk een storing in de veilig-heidssystemen; in dat geval kunnende airbags of gordelspanners niet ge-activeerd worden bij een ongeval of,in een zeer beperkt aantal gevallen,niet op de juiste wijze geactiveerdworden. Voordat u verder rijdt, dientu contact op te nemen met de Fiat-dealer om het systeem direct te latencontroleren.

ATTENTIE

Een defect lampje ¬ (lamp-je gedoofd) wordt aangege-

ven doordat het lampje voor de uit-geschakelde frontairbag aan passa-gierszijde F langer dan de normale4 seconden knippert.

ATTENTIE

TE HOGEKOELVLOEISTOF-TEMPERATUUR (rood)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Na enke-le seconden moet het lampje doven.

Het lampje gaat branden als de motor tewarm is.

Als het lampje gaat branden, moeten devolgende maatregelen worden genomen:

❒ bij normale rij-omstandigheden:stop de auto, zet de motor uit en con-troleer of het niveau van de koel-vloeistof in het reservoir niet onderhet MIN-merkteken staat. Als dit welhet geval is, wacht dan enkele minutenzodat de motor kan afkoelen, openvervolgens langzaam en voorzichtig dedop, vul koelvloeistof bij en controleerof de koelvloeistof tussen het MIN-en MAX-merkteken op het reservoirstaat. Controleer ook of er geen vloei-stof weglekt. Als bij het starten van demotor het lampje opnieuw gaat bran-den, wendt u dan tot de Fiat-dealer;

ç

TE LAGEMOTOROLIEDRUK(rood)

OLIEKWALITEITONVOLDOENDE (rood)(indien aanwezig)

Te lage motoroliedruk

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Het moetdoven nadat de motor is gestart.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

v

Als het lampje v tijdenshet rijden gaat branden (op

enkele uitvoeringen verschijnt ookeen bericht op het display), zet danonmiddellijk de motor uit en wendtu tot de Fiat-dealer.

ATTENTIE

148

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

❒ als de auto onder zware bedrijfs-omstandigheden wordt gebruikt(bijvoorbeeld het bergopwaarts trek-ken van een aanhanger of met volbe-laden auto): verlaag de snelheid enbreng, als het lampje blijft branden, deauto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 mi-nuten met draaiende motor en geefiets gas voor een snellere circulatie vande koelvloeistof. Zet vervolgens demotor uit. Controleer het vloeistofni-veau zoals hiervoor beschreven.

BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstan-digheden is het raadzaam de motor en-kele minuten te laten draaien met iets in-getrapt gaspedaal voordat u de motor uit-zet.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

ACCU WORDT NIETVOLDOENDEOPGELADEN (rood)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Het moetdoven nadat de motor is gestart (als demotor stationair draait, kan het voorko-men dat het lampje iets later dooft).

Als het lampje blijft branden of knipperen:wendt u onmiddellijk tot de Fiat-dealer.

w

Oliekwaliteit onvoldoende

Het lampje gaat knipperen (op enkele uit-voeringen verschijnt ook een bericht ophet display) als het systeem motorolie vanonvoldoende kwaliteit constateert.

Na de eerste constatering zal iedere keer bijhet starten van de motor het lampje v60 seconden knipperen en daarna iedere 2uur totdat de olie wordt ververst.

Als het lampje v knip-pert, wendt u dan onmiddel-

lijk tot de Fiat-dealer voor de verver-sing van de motorolie en het uitscha-kelen van het betreffende lampje ophet instrumentenpaneel.

ATTENTIE

149

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

NIET GOED GESLOTENPORTIEREN/LAAD-RUIMTE (rood)

Als een of meerdere portieren of de laad-ruimte niet goed gesloten zijn, gaat hetlampje branden (bepaalde uitvoeringen).

Op enkele uitvoeringen verschijnt op hetdisplay een bericht dat aangeeft dat het lin-ker/rechter voorportier of de deuren vande laadruimte open zijn.

Als de auto in beweging is met geopendeportieren, dan klinkt er een akoestisch signaal.

´STORING EBD(rood) (geel)

Als bij een draaiende motor tegelijkertijd dewaarschuwingslampjes x en >gaan bran-den, dan is er een storing in het EBD-sys-teem of is het systeem niet beschikbaar; indat geval kunnen bij hard remmen de ach-terwielen vroegtijdig blokkeren waardoorde auto kan slippen. Rijd direct zeer voor-zichtig naar de dichtstbijzijnde Fiat-dealerom het systeem te laten controleren.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

x >NIET OMGELEGDEVEILIGHEIDSGORDEL(rood)

Het lampje op het instrumentenpaneel gaatcontinu branden als bij stilstaande auto deveiligheidsgordel aan bestuurderszijde nietgoed is omgelegd. Als de auto rijdt en deveiligheidsgordel aan bestuurderszijde isniet goed omgelegd, dan gaat het lampjeknipperen en klinkt tegelijkertijd een akoes-tisch signaal (zoemer). Het akoestische sig-naal (zoemer) van het SBR-systeem (SeatBelt Reminder) kan permanent worden uit-geschakeld door de Fiat-dealer. Op enke-le uitvoeringen kan het systeem weer wor-den geactiveerd via het setup-menu.

<

çRESERVEBRANDSTOF(geel)

Als u de contactsleutel in standMAR draait, gaat het lampje branden. Naenkele seconden moet het lampje doven.

Het lampje gaat branden als er nog onge-veer 10/12 liter brandstof aanwezig is (af-hankelijk van de uitvoering).

BELANGRIJK Als het waarschuwings-lampje knippert, dan is er een storing inhet systeem. Wendt u in dit geval tot deFiat-dealer om het systeem te laten con-troleren.

150

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

STORING ININSPUITSYSTEEM(geel)

Als u onder normale omstandig-heden de contactsleutel in stand MARdraait, dan gaat het lampje branden. Hetlampje moet uitgaan als de motor is ge-start.

Als het lampje blijft branden of tijdens hetrijden gaat branden, dan duidt dit op eenstoring in het inspuitsysteem. Dit kan totgevolg hebben dat de prestaties vermin-deren, de auto slechter gaat rijden en hetbrandstofverbruik toeneemt.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

U kunt onder deze omstandigheden door-rijden zonder te veel van de motor te ei-sen of met hoge snelheid te rijden. Wendtu in dit geval zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.

USTORING ABS (geel)

Als u de contactsleutel in standMAR draait, gaat het lampje

branden. Na enkele seconden moethet lampje doven.

Het lampje gaat branden als het systeemdefect of niet beschikbaar is. In dat gevalblijft het remsysteem normaal werken,maar zonder de mogelijkheden van hetABS. Rijd voorzichtig verder en wendt uzo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

>FAIRBAGPASSAGIERSZIJDEUITGESCHAKELD(geel) (indien aanwezig)

Het lampje F brandt als de frontairbagaan passagierszijde is uitgeschakeld.

Als u bij ingeschakelde frontairbag aan pas-sagierszijde de contactsleutel in standMAR draait, gaat het lampje Fongeveer4 seconden branden en vervolgens 4 se-conden knipperen. Hierna moet het lamp-je doven.

Het lampje F geeft boven-dien eventuele storingen van

het lampje ¬ aan. Dit wordt aange-geven door het langer knipperen vanhet lampje F dan de normale 4 se-conden. In dit geval kan het lampje¬ geen storingen in de airbag-/gor-delspannersystemen aangeven. Voor-dat u verder rijdt, dient u contact opte nemen met de Fiat-dealer om hetsysteem direct te laten controleren.

ATTENTIE

151

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

VOORGLOEI-INSTALLATIE (Multijet-uitvoeringen - geel)

STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE (Multijet-uitvoeringen -geel)

Voorgloeibougies

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Het lamp-je dooft als de voorgloeibougies de voor-af ingestelde temperatuur hebben bereikt.Start de motor zodra het lampje gedoofdis.

BELANGRIJK Bij een hoge buitentempe-ratuur kan het lampje zeer kort branden.

Storing in voorgloei-installatie

Het lampje gaat knipperen als er een sto-ring is in de voorgloei-installatie. Wendt uzo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

mWATER INBRANDSTOFFILTERAANWEZIG (Multijet-uitvoeringen - geel)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Na enke-le seconden moet het lampje doven.

Het lampje gaat branden als er water inhet dieselfilter zit.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

c

Water in het brandstofsys-teem kan het inspuitsysteemernstig beschadigen en de mo-tor kan onregelmatig gaan

draaien. Als het lampje c gaat bran-den (bij bepaalde uitvoeringen ver-schijnt ook een bericht op het display),wendt u dan zo snel mogelijk tot deFiat-dealer om de condens te laten af-tappen. Als het lampje direct na hettanken gaat branden, bestaat de mo-gelijkheid dat er tijdens het tanken wa-ter in de brandstoftank is gekomen: zetin dat geval onmiddellijk de motor uiten wendt u tot de Fiat-dealer.

STORINGELEKTRONISCHESTARTBLOKKERING -

FIAT CODE(geel)

Als u de contactsleutel in stand MAR zet,dan gaat het lampje één keer knipperen endooft vervolgens.

Als het lampje, met de contactsleutel instand MAR, blijft branden, dan duidt ditop:

❒ een mogelijke storing (zie “Fiat Code”in het hoofdstuk “Dashboard en be-diening”);

❒ een mogelijke inbraakpoging als eendiefstalalarm aanwezig is; in dat gevaldooft het lampje na ongeveer 10 se-conden.

Als bij een draaiende motor het lampjeY knippert, dan wordt de auto niet be-veiligd door het systeem (zie de paragraaf“Fiat Code” in het hoofdstuk “Dashboarden bediening”).

Wendt u tot de Fiat-dealer om alle sleu-tels in het geheugen te laten opslaan.

Y

152

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALGEMENESTORINGSMELDING (geel)

Het lampje gaat bij de volgende omstan-digheden branden.

Storing motoroliedruksensor

Het lampje gaat branden bij een storing inde motoroliedruksensor. Wendt u zo snelmogelijk tot de Fiat-dealer om de storingte laten verhelpen.

BrandstofnoodschakelaarHet lampje gaat branden als de brand-stofnoodschakelaar inschakelt.

Op het display verschijnt het betreffendebericht.

èDEFECTEBUITENVERLICHTING(geel)

Het lampje gaat branden (be-paalde uitvoeringen) als er een storing isin een van de volgende systemen:

– buitenverlichting

– remlichten

– mistachterlichten

– richtingaanwijzers

De storing kan betreffen: doorbrandenvan een of meer lampen, doorbranden vande bijbehorende zekering of een onder-breking in de elektrische verbinding.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

W

MISTACHTERLICHTEN(geel)

Het lampje gaat branden als demistachterlichten worden ingeschakeld.

4

Storing regensensor (uitvoeringen metmultifunctioneel display)Het lampje gaat branden als er een storingis in de regensensor. Wendt u tot de Fiat-dealer.Op het display verschijnt het betreffendebericht.

Storing parkeersensoren (uitvoeringen metmultifunctioneel display)

Zie hetgeen beschreven is voor lampje t.

VERSTOPTROETFILTER

Het lampje gaat branden als hetroetfilter verstopt is en de rijomstandig-heden verhinderen dat de regeneratie-procedure automatisch wordt uitgevoerd.

Voor de regeneratieprocedure en vervol-gens het reinigen van het filter raden wij uaan te blijven rijden, totdat de weergavevan het lampje verdwijnt.

Op het display verschijnt het betreffendebericht.

153

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

STORING ESP/ASR-SYSTEEM(geel)(indien aanwezig)

STORING HILLHOLDER(geel) (indien aanwezig)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Na enke-le seconden moet het lampje doven.

Storing ESP/ASR-systeem

Als het lampje niet dooft of tijdens het rij-den blijft branden en het lampje in de ASR-knop gaat branden, wendt u dan tot deFiat-dealer.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

Opmerking Als het lampje knippert tij-dens het rijden, dan geeft dit aan dat hetESP in werking is getreden.

Storing Hill Holder-systeem

Als het lampje gaat branden, is er een sto-ring in het Hill Holder-systeem. Wendt uin dat geval zo snel mogelijk tot de Fiat-dealer.

Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-behorend bericht op het display.

áh

VERSLETENREMBLOKKEN (geel)

Het lampje op het instrumen-tenpaneel gaat branden als de remblokkenvoor versleten zijn; laat deze in dat gevalzo snel mogelijk vervangen.

Op enkele uitvoeringen verschijnt het be-treffende bericht op het display.

d

MISTLAMPEN VOOR(groen)

Het lampje gaat branden als demistlampen voor worden ingeschakeld.

5

RICHTINGAANWIJZERLINKS (groen -knipperend)

Het lampje gaat branden als de richting-aanwijzerhendel omlaag wordt gezet of,tegelijkertijd met het lampje van de rech-ter richtingaanwijzer, als de drukknopvoor de waarschuwingsknipperlichtenwordt ingedrukt.

F

STORINGPARKEERSENSOREN (indien aanwezig) (geel)

Het lampje gaat branden als er een storingis in de parkeersensoren.

Op enkele uitvoeringen gaat het lampje èbranden.

Wendt u in dit geval tot de Fiat-dealer.

Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-behorend bericht op het display.

t

154

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

BUITENVERLICHTINGEN DIMLICHTEN(groen)

FOLLOW ME HOME(groen)

Buitenverlichting en dimlichten

Het lampje gaat branden als de buiten-verlichting of het dimlicht wordt inge-schakeld.

Follow me home

Het lampje gaat branden als dit systeemwordt gebruikt (zie “Follow me home” inhet hoofdstuk “Dashboard en bediening”).

Op het display verschijnt het betreffendebericht.

3

155

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

CRUISE-CONTROL(indien aanwezig) (groen)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Na enke-le seconden moet het lampje doven.

Het lampje op het instrumentenpaneelbrandt als de draaiknop van de cruise-con-trol in stand ON staat.

Op enkele uitvoeringen verschijnt een bij-behorend bericht op het display.

Ü

GROOTLICHT (blauw)

Het lampje brandt als het grootlicht is in-geschakeld.

1RICHTINGAANWIJZERRECHTS (groen - knipperend)

Het lampje gaat branden als de richting-aanwijzerhendel omhoog wordt gezet of,tegelijkertijd met het lampje van de linkerrichtingaanwijzer, als de drukknop voor dewaarschuwingsknipperlichten wordt inge-drukt.

D

ASR-SYSTEEM (indien aanwezig)(geel)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje op het instrumen-tenpaneel branden. Na enkele secondenmoet het lampje doven. Het lampje in deASR-knop gaat branden als het systeemis uitgeschakeld. Het lampje knippert alshet ASR-systeem inschakelt, om de be-stuurder te waarschuwen dat het systeemzich aanpast aan de grip op het wegdek.

Het lampje gaat branden, er verschijnt eenbericht op het display en er klinkt eenakoestisch signaal (zoemer) als het ASR-systeem defect is. Wendt u in dat geval zosnel mogelijk tot de Fiat-dealer.

De berichten op het display verschijnenals handmatig de ASR-functie wordt in-/ uitgeschakeld (zie “ASR”-systeem in hethoofdstuk “Dashboard en bediening”).

Op uitvoeringen met alleen een ASR-sys-teem, blijft bij uitschakeling (ASR OFF) hetlampje altijd branden.

V

STORING STUUR-BEKRACHTIGING(rood)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje op het instrumen-tenpaneel branden. Na enkele secondenmoet het lampje doven.

Als het lampje blijft branden, het berichtop het display blijft weergegeven en er eenakoestisch signaal (zoemer) klinkt, danwerkt de stuurbekrachtiging niet en ismeer kracht nodig voor het draaien vanhet stuur. Wendt u tot de Fiat-dealer.

g

STORINGAUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK/ MAXIMUM OLIETEMPERATUUR IN AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK(indien aanwezig) (rood)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje op het instrumen-tenpaneel branden. Na enkele secondenmoet het lampje doven.

Het lampje op het instrumentenpaneel gaatknipperen (op het display verschijnt ookeen bericht en er klinkt een akoestisch sig-naal) als er storing is in de versnellingsbak.

Het lampje op het instrumentenpaneel gaatconstant branden (op het display verschijntook een bericht en er klinkt een akoestischsignaal) bij een te hoge temperatuur van detransmissie-olie.

GEPROGRAMMEERDONDERHOUD (indien aanwezig)

Dit lampje gaat en blijft constantbranden en er verschijnen berichten overhet geprogrammeerd onderhoud als eenservicebeurt moet worden uitgevoerd.Het lampje dooft nadat de servicebeurtdoor de Fiat-dealer is uitgevoerd of nadat1000 km is afgelegd nadat een servicebeurthad moeten worden uitgevoerd.

STORINGAUTOMATISCHENIVEAUREGELING(indien aanwezig) (rood)

Als u de contactsleutel in stand MARdraait, gaat het lampje branden. Na enke-le seconden moet het lampje doven.

Het lampje gaat branden als er een storingis in de automatische niveauregeling.

156

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

KANS OP GLADHEID (uitvoeringen metmultifunctioneel display)

Als de buitentemperatuur gelijk is aan oflager wordt dan 3°C, dan knippert de tem-peratuuraanduiding om aan te geven dater kans op gladheid bestaat.

Op het display verschijnt het betreffendebericht.

BEPERKTE ACTIERADIUS(uitvoeringen metmultifunctioneel display)

Op het display verschijnt een bericht om degebruiker te waarschuwen als de actieradiusvan de auto kleiner wordt dan 50 km.

SNELHEIDSLIMIETOVERSCHREDEN

Op het display verschijnt een bericht als deingestelde snelheidslimiet wordt over-schreden (zie “Multifunctioneel display” inhet hoofdstuk “Dashboard en bediening”).

KOELVLOEI-STOFNIVEAU (indien aanwezig)(rood)

Het lampje gaat branden als het niveau vande koelvloeistof in de radiateur onder hetminimum niveau is gedaald.

n

õ

Œ

t

157

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

MOTOR STARTEN ............................................................. 158

WIEL VERWISSELEN .......................................................... 159

SNELLE BANDENREPARATIESET FIX & GO automatic ........................................................... 163

GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 168

GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . 170

GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING VERVANGEN ........................................................................ 176

ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 177

ACCU OPLADEN ............................................................... 185

OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................................... 186

SLEPEN VAN DE AUTO .................................................... 186

NNNNOOOOOOOODDDDGGGGEEEEVVVVAAAALLLLLLLLEEEENNNN

MOTOR STARTEN

NOODSTART

Als het lampje Y op het instrumen-tenpaneel constant blijft branden, wendtu dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer.

STARTEN MET EEN HULPACCUfig. 1-2

Als de accu leeg is, kan de motor wordengestart met een hulpaccu, die ten minstedezelfde capaciteit moet hebben als de le-ge accu.

Het is raadzaam de accu door de Fiat-dealer te laten controleren/vervangen.

158

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

Ga voor het starten als volgt te werk:

❒ til het klepje A omhoog zodat de ver-binding met de pluspool van de accubereikbaar is fig. 1.

❒ verbind de pluspolen (+ teken nabij depool) van de beide accu’s met eenstartkabel;

❒ sluit een tweede startkabel aan op deminpool (–) van de hulpaccu en op demassa-aansluiting zoals afgebeeld infig. 2;

❒ start de motor;

❒ neem als de motor draait, de kabels inde omgekeerde volgorde los.

Als de motor na enkele pogingen nietaanslaat, blijf dan niet proberen maarwendt u tot de Fiat-dealer.

fig. 1 F0N0075m

Laat deze procedure door ge-specialiseerd personeel uit-

voeren. Onjuiste handelingen kunnenleiden tot vonken. De vloeistof in deaccu is giftig en corrosief. Vermijd hetcontact met de huid en de ogen. Komook niet dicht bij een accu met openvuur of een brandende sigaret en ver-oorzaak geen vonken.

ATTENTIE

fig. 2 F0N0076m

159

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

BELANGRIJK Verbind de minklemmenvan de twee accu’s niet direct met elkaar:eventuele vonken kunnen het explosievegas ontsteken dat uit de accu kan ont-snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerdaan boord van een andere auto, mogentussen deze auto en de auto met de legeaccu niet per ongeluk metalen delen metelkaar in verbinding staan.

ROLLEND STARTEN

Probeer auto’s nooit te starten door zeaan te duwen, te slepen of van een hel-ling af te laten rijden. Op die wijze kan eronverbrande brandstof in de katalysatorterechtkomen, waardoor deze onherstel-baar zal beschadigen.

BELANGRIJK Houd er rekening mee datde rem- en stuurbekrachtiging niet wer-ken zolang de motor niet is aangeslagen,waardoor meer kracht nodig is voor debediening van het rempedaal en het stuur.

WIEL VERWISSELEN

ALGEMENE AANWIJZINGEN

Voor het verwisselen van het wiel en voorhet juiste gebruik van de krik en het re-servewiel moeten de onderstaande voor-zorgsmaatregelen in acht worden genomen.

Attendeer het overige weg-verkeer op de stilstaande au-

to m.b.v: de waarschuwingsknipper-lichten, de gevarendriehoek enz. Tij-dens het verwisselen van een wielmoeten alle inzittenden de auto heb-ben verlaten, vooral als de autozwaar beladen is, en op een veilige af-stand van het verkeer wachten, tot-dat het wiel verwisseld is. Trek dehandrem aan.

ATTENTIE

160

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

Het reservewiel behoort bijde auto waarbij het geleverd

is. Gebruik het reservewiel niet bij an-dere auto’s en monteer geen reserve-wielen van andere auto’s. De wiel-bouten behoren bij de auto: gebruikde wielbouten niet bij andere auto’sen gebruik geen wielbouten van an-dere auto’s.

ATTENTIE

Laat het verwisselde wiel zosnel mogelijk repareren en

monteren. Smeer de schroefdraadvan de wielbouten niet met vet in,voordat u ze monteert: de boutenkunnen loslopen.

ATTENTIE

De krik dient uitsluitend voorhet verwisselen van een wiel

van de auto waarbij de krik geleverdis of voor auto’s van hetzelfde model.Gebruik de krik niet voor het opkrik-ken van andere auto’s. En beslistnooit voor het uitvoeren van werk-zaamheden onder de auto. Als de krikniet juist geplaatst wordt, kan de op-gekrikte auto van de krik vallen. Opeen sticker op de krik is het maximumhefvermogen aangegeven; de krikmag nooit voor een zwaardere lastworden gebruikt.

ATTENTIE

Maak het ventiel absoluutniet open. Plaats geen enkel

stuk gereedschap tussen velg en band.Controleer regelmatig de spanningvan de banden en van het reservewielen houdt u daarbij aan de waardendie beschreven staan in het hoofdstuk“Technische gegevens”.

ATTENTIE

Het is nodig te weten dat:

❒ de krik 4,5 kg weegt;

❒ de krik geen afstelwerkzaamhedenvereist;

❒ de krik niet kan worden gerepareerd:bij een defect moet de krik door eenkrik van hetzelfde type worden ver-vangen;

❒ buiten de slinger geen enkel ander ge-reedschap op de krik gemonteerd magworden.

161

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

Ga voor het verwisselen van een wielals volgt te werk:❒ zet de auto stil op een plaats waar het

verkeer niet in gevaar wordt gebracht enin alle veiligheid het wiel kan worden ver-wisseld. Zet de auto zo mogelijk op eenvlakke en stevige ondergrond;

❒ zet de motor uit en trek de handrem aan;❒ schakel de eerste versnelling of de

achteruit in;❒ trek het veiligheidshesje met reflecte-

rende strepen aan (wettelijk verplicht inbepaalde landen) voordat u de auto ver-laat;

❒ attendeer het overige wegverkeer op destilstaande auto door middel van de wet-telijk verplichte systemen van het landwaarin u rijdt (bijv. gevarendriehoek,waarschuwingsknipperlichten enz.);

❒ pak het verlengstuk en de wielsleutel uitde gereedschapset onder de passagiers-stoel (zie “Opbergvak onder passagiers-stoel voor” in het hoofdstuk “Dashboarden bediening”);

❒ verwijder bij uitvoeringen met licht-metalen velgen het geklemde wiel-deksel;

❒ draai de wielbouten van het te ver-wisselen wiel ongeveer een slag los;

❒ draai het kartelwiel van de krik zo, dathij iets omhoog komt;

❒ zet de krik onder de kriksteun zo dichtmogelijk bij het te verwisselen wiel, bijde in fig. 3 aangegeven punten. Bij uit-voeringen met korte wielbasis met uit-schuifbaar opstapje, moet de krik ge-

plaatst worden op het in fig. 4 aan-gegeven punt en zo geplaatst worden(45°) dat de krik niet in aanrakingkomt met het opstapje;

❒ waarschuw eventuele omstanders datde auto wordt opgekrikt; zorg ervoordat ze zich niet in de nabijheid van deauto bevinden en de auto vooral nietaanraken totdat de auto weer geheelop de grond staat. Krik de auto op.

fig. 5 F0N0186m

fig. 6 F0N0163m

fig. 7 F0N0164m

fig. 4 F0N0194mfig. 3 F0N0193m

162

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

Nadat u de auto hebt opgekrikt:

❒ Bij chassis/cabine-uitvoeringen: draaimet de bijgeleverde sleutel de bout vande reservewielhouder aan de rechterachterzijde van de auto los fig. 5;

❒ Bij bestel-uitvoeringen: open de ach-terdeur van de laadruimte 180° en ver-wijder de dop uit de opening A-fig. 6om het verlengstuk B-fig. 6 en de wiel-sleutel C-fig. 7 te kunnen plaatsen;– steek het verlengstuk B-fig. 6 in de

opening;– plaats de wielsleutel C-fig. 7 en

draai de sleutel linksom zodat hetreservewiel zakt;

❒ trek met de wielsleutel C het wiel on-der de auto vandaan fig. 7a;

❒ draai de blokkeerknop D los en maakhet wiel los van de steun E.

❒ monteer het reservewiel, waarbij degaten G-fig. 9 over de pennen Hmoeten vallen. Zorg er bij het mon-teren van het reservewiel voor dat deboutgaten en alle contactvlakken vanhet reservewiel schoon zijn en geenonzuiverheden bevatten, omdat hier-door na verloop van tijd de wielbou-ten kunnen loslopen;

❒ draai de 5 wielbouten handvast;

❒ draai de wielsleutel zodat de auto zakt,en verwijder de krik;

❒ draai de wielbouten kruiselings vast, inde volgorde die is aangegeven in hetschema in fig. 9.

fig. 8 F0N0167m

Ook de bewegende delen van de krik(schroefdraad en scharnieren) kunnen let-sel veroorzaken: vermijd contact met de-ze onderdelen. Reinig uw handen zorg-vuldig als deze met vet in contact zijn ge-weest.

❒ draai met de sleutel F-fig. 8 de wiel-bouten helemaal los en verwijder hetwiel;

fig. 7a F0N0165m

fig. 7b F0N0166m

163

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

SNELLEBANDENREPARATIESETFIX & GO automatic

De snelle bandenreparatieset Fix & Goautomatic is voor in het interieur geplaatsten bevat:

❒ een spuitbus A met afdichtvloeistof,die voorzien is van:

– een vulbuis B;

– een sticker C met het opschrift“max. 80 km/h”. Na het reparerenvan het wiel moet deze sticker opeen voor de bestuurder goed zicht-bare plaats worden aangebracht (ophet dashboard);

❒ een informatiefolder (zie fig. 11), vooreen correct gebruik van de snelle re-paratieset. De folder moet overhan-digd worden aan het personeel dat debehandelde band repareert;

❒ een compressor D-fig. 10 met mano-meter en verbindingsstukken;

❒ adapters voor het oppompen van di-verse voorwerpen.

Ter afsluiting:

❒ haak het verwisselde wiel aan de steunE-fig. 7b en draai de knop D-fig. 7bvast;

❒ plaats de wielsleutel C-fig. 5 op hetverlengstuk B-fig. 4 en draai de sleu-tel rechtsom om het wiel omhoog teplaatsen;

fig. 9 F0N0168m

❒ controleer of het verwisselde wielgoed in de zitting onder de bodem-plaat is geplaatst (het hefsysteem is uit-gerust met een vangkoppeling; als de-ze onjuist geplaatst is, kan de veiligheidin gevaar worden gebracht);

❒ verwijder het verlengstuk B-fig. 4 enberg het samen met de wielsleutel C-fig. 5, op in de gereedschapset;

❒ berg de gereedschapset op in het vakonder de passagiersstoel.

fig. 9a F0N0224m

fig. 9b F0N0223m

Zowel bij bestel-uitvoeringen(fig. 9a) als bij chassis/cabi-

ne-uitvoeringen (fig. 9b) moet, na hetoptillen/blokkeren van het verwissel-de wiel, de sleutel worden verwijderd.Draai de sleutel niet linksom om desleutel makkelijker te verwijderen, zo-dat wordt voorkomen dat het ver-grendelmechanisme loskomt.

ATTENTIE

164

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

HET IS NOODZAKELIJK TEWETEN DAT:

De afdichtvloeistof bij buitentemperatu-ren tussen –20 °C en +50°C werkt.

De afdichtvloeistof een houdbaarheidsda-tum heeft.

De compressor mag niet lan-ger dan 20 minuten achter

elkaar worden ingeschakeld. Gevaarvoor oververhitting. De snelle repa-ratieset is niet geschikt voor perma-nente reparatie; de gerepareerdebanden mogen daarom slechts tijde-lijk worden gebruikt.

ATTENTIE

Als u een lekke band krijgt,kan de band gerepareerd wor-den als de diameter van hetlek niet groter is dan 4 mm.

Het is niet mogelijk lekkenaan de zijkanten van de

band te repareren. Gebruik de repa-ratieset niet als de band beschadigdis geraakt door het rijden met een le-ge band.

ATTENTIE

Bij schade aan de velg (zo-danige vervorming van het

kanaal dat er lucht wegloopt) kan deband niet gerepareerd worden. Ver-wijder de eventueel in de band bin-nengedrongen voorwerpen (schroe-ven of spijkers) niet.

ATTENTIE Als de compressor uitschakelt als gevolgvan oververhitting, wacht dan enkele mi-nuten zodat de compressor kan afkoelen;druk daarna op de RESET-knop aan de zij-kant van de compressor en schakel decompressor weer in.

fig. 11 F0N0178m

Overhandig de informatie-folder aan het personeel dat

de band repareert die behandeld ismet de bandenreparatieset.

ATTENTIE

fig. 10 F0N0177m

165

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

De spuitbus bevat ethyleen-glycol. Bevat latex: kan een al-

lergische reactie veroorzaken. Schade-lijk bij inslikken. Irriterend voor de ogen.Kan overgevoeligheid veroorzaken bijinademing en contact. Vermijd contactmet ogen, huid en kleding. Spoel bijcontact onmiddellijk overvloedig metwater. Vermijd braken bij inslikken,spoel de mond uit, drink veel water enraadpleeg onmiddellijk een arts. Houdbuiten het bereik van kinderen. Hetproduct mag niet gebruikt worden doorastmatische patiënten. Adem de dam-pen niet in tijdens het vullen en op-pompen. Raadpleeg onmiddellijk eenarts bij allergische reacties. Bewaar despuitbus in de daarvoor bestemde ruim-te, ver verwijderd van warmtebronnen.De afdichtvloeistof heeft een houd-baarheidsdatum.

ATTENTIE Vervang de spuitbus met deafdichtvloeistof na deze da-tum. Spuitbussen en afdicht-vloeistof zijn schadelijk voor

het milieu. Houdt u voor het afvoerenvan deze producten aan de wettelijkenormen.

Doe de handschoenen aandie bij de snelle bandenre-

paratieset zijn geleverd.

ATTENTIE

❒ Trek de handrem aan. Draai deventieldop van de band los, neem devulbuis A-fig. 12 uit en draai de ringB op het ventiel van de band;

fig. 12 F0N0179m

OPPOMPEN VAN DE BAND

166

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

❒ controleer of de schakelaar D-fig. 13van de compressor in stand 0 (uitge-schakeld) staat, start de motor, steekde stekker E-fig. 14 in de dichtstbij-zijnde contactdoos en schakel de com-pressor in door schakelaar D-fig. 13 instand I (ingeschakeld) te zetten. Pompde band op tot een druk van 4 bar.

Controleer de bandenspanning op demanometer F-fig. 13. Voor een nauw-keurige aflezing moet de compressorworden uitgeschakeld;

❒ als u er niet in slaagt binnen 5 minutende bandenspanning op ten minste 3bar te krijgen, koppel dan de com-pressor los van het ventiel en de con-tactdoos en verplaats vervolgens deauto ongeveer 10 meter naar voren,zodat de afdichtvloeistof in de bandverdeeld wordt; pomp de band ver-volgens weer op;

❒ als u er ook dan niet in slaagt om, bin-nen 10 minuten na inschakeling van decompressor, de spanning op ten min-ste 3 bar te brengen, mag niet verderworden gereden, omdat de band teerg beschadigd is en de reparatieset devereiste wegligging niet kan garande-ren; wendt u tot de Fiat-dealer;

❒ als de band is opgepompt tot een drukvan 4 bar, vertrek dan onmiddellijk;

fig. 13 F0N0180m

fig. 14 F0N0182m

Plaats de sticker op een voorde bestuurder goed zichtba-

re plaats om aan te geven dat deband behandeld is met de snelle ban-denreparatieset. Rijd voorzichtigvooral in bochten. Rijd niet harderdan 80 km/h. Vermijd bruusk accele-reren en remmen.

ATTENTIE

❒ stop na ongeveer 10 minuten en con-troleer opnieuw de bandenspanning;vergeet niet de handrem aan tetrekken;

Als de bandenspanning on-der 3 bar is gedaald, mag

niet verder worden gereden: de snel-le reparatieset Fix & Go automatickan de vereiste wegligging niet ga-randeren omdat de band te erg be-schadigd is. Wendt u tot de Fiat-dealer.

ATTENTIE

167

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

❒ als een spanning van ten minste 3 barwordt gemeten, herstel dan de cor-recte bandenspanning die vermeldstaat in de paragraaf “Bandenspanning”in het hoofdstuk “Technische gege-vens” (met draaiende motor en aan-getrokken handrem) en rijdt verder;

❒ rijd zeer voorzichtig naar de dichtst-bijzijnde Fiat-dealer.

ALLEEN VOOR HETCONTROLEREN ENHERSTELLEN VAN DESPANNING

De compressor kan ook worden gebruiktvoor het herstellen van de bandenspan-ning. Maak de snelkoppeling C los en ver-bind de koppeling direct met het ventielvan de band fig. 15; op deze manier wordtde spuitbus niet met de compressor ver-bonden en wordt de afdichtvloeistof nietin de band gespoten.

OPMERKING Als de band moet wordenopgepompt, verbind dan de snelkoppelingC met het ventiel van de band en druk opde gele toets in het midden van de scha-kelaar van de compressor.

PROCEDURE VOOR HETVERVANGEN VAN DE SPUITBUS

Ga als volgt te werk voor het vervangenvan de spuitbus:

❒ maak de koppeling A-fig. 17 los;

❒ draai de te vervangen spuitbus links-om en trek de spuitbus omhoog;

❒ plaats de nieuwe spuitbus en draai despuitbus rechtsom;

❒ sluit de koppeling A aan en plaats devulbuis B in de zitting.

U moet absoluut aangevendat de band is gerepareerd

met de snelle bandenreparatieset.Overhandig de informatiefolder aanhet personeel dat de met de banden-reparatieset behandelde band repa-reert.

ATTENTIE

fig. 17 F0N0184mfig. 15 F0N0181m

Als u andere banden ge-bruikt dan de banden die bij

de auto geleverd zijn, kan reparatiewaarschijnlijk niet mogelijk zijn. Als ude banden vervangt, is het raadzaamde door de fabrikant goedgekeurdebanden te monteren. Raadpleeg deFiat-dealer.

ATTENTIE

168

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

GLOEILAMPVERVANGEN

ALGEMENE AANWIJZINGEN

❒ Als een lamp niet brandt, controleerdan eerst of de zekering niet doorge-brand is, voordat u de lamp vervangt:zie voor de plaats van de zekeringende paragraaf “Zekeringen vervangen”in dit hoofdstuk;

❒ controleer voordat u een lamp ver-vangt of de contacten niet zijn geoxi-deerd;

❒ vervang een defecte lamp door het-zelfde type met hetzelfde vermogen;

❒ als u een gloeilamp in de koplamphebt vervangen, controleer dan omveiligheidsredenen altijd of de afstel-ling nog goed is.

BELANGRIJK Aan de binnenzijde kan dekoplamp een beetje beslagen zijn: dit duidtniet op een defect, maar is een natuurlijk ver-schijnsel dat veroorzaakt wordt door een la-ge temperatuur en de luchtvochtigheids-graad, en verdwijnt snel als de koplampenworden ingeschakeld. De aanwezigheid vandruppels aan de binnenzijde van de koplampduidt daarentegen op het binnendringen vanwater: wendt u tot de Fiat-dealer.

TYPEN GLOEILAMPEN

Op de auto zijn verschillende typen gloei-lampen gemonteerd:

A Glasfittinglampen: deze zijn voorzienvan een klemfitting. Verwijder de lampdoor de lamp uit de houder te trekken

B Gloeilampen met bajonetfitting: ver-wijder de lamp uit de houder doorhem iets in te drukken en linksom tedraaien.

C Buislampen: verwijder de lamp doorhem uit de veercontacten los te ma-ken.

D-E Halogeenlampen: verwijder de lampdoor de borgveer los te haken uit dezitting.

Halogeenlampen mag u uit-sluitend aanraken op het me-talen gedeelte. Als u de bol metuw vingers aanraakt, zal de

lichtopbrengst van de lamp teruglopenen kan ook de levensduur beperkt wor-den. Als u de bol per ongeluk toch hebtaangeraakt, moet u de bol schoonwrij-ven met een doekje met alcohol en daar-na laten drogen.

Modificaties of reparatiesaan de elektrische installatie

die niet correct worden uitgevoerd enwaarbij geen rekening wordt gehou-den met de technische specificatiesvan het systeem, kunnen storingen inde werking en zelfs brand veroorzaken.

ATTENTIE

Halogeenlampen bevattengas onder druk. Bij breuk

kunnen er glassplinters wegschieten.

ATTENTIE

fig. 18 F0N0078m

169

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

Lampen Figuur Type Vermogen

Grootlicht

Dimlicht

Buitenverlichting voor

Mistlampen voor (indien aanwezig)

Richtingaanwijzers voor

Richtingaanwijzers op voorspatbord

Richtingaanwijzers achter

Contourverlichting

Achterlichten

Remlichten

Derde remlicht

Achteruitrijlichten

Mistachterlichten

Mistachterlichten (bestel Heavy)

Kentekenplaatverlichting

Plafondverlichting voor met kantelbaar lampenglas

Plafondverlichting achter

(*) XL- en recreatie-uitvoeringen(▼) alle andere uitvoeringen

H1

H7

W5W

H1

PY21W

W16WF(*)/WY5W(▼)

PY21W

W5W

P21/5W

P21/5W

P21W

P21W

P21W

P21W

C5W

12V10W

12V10W

D

D

A

B

A

B

A

B

B

B

A

C

C

55W

55W

5W

55W

21W

16W(*)/5W(▼)

21W

5W

5W

5W

21W

21W

21W

21W

5W

10W

10W

170

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

GLOEILAMPBUITENVERLICHTINGVERVANGEN

Zie voor het type lamp en het bijbeho-rende vermogen de vorige paragraaf“Gloeilamp vervangen”.

KOPLAMPUNITS fig. 19

In de koplampunits zijn de gloeilampenvoor de buitenverlichting, het dimlicht, hetgrootlicht en de richtingaanwijzer opge-nomen.

De lampen zijn op de volgende wijze in delichtunit geplaatst:A richtingaanwijzersB buitenverlichting/dimlicht (duplolamp)C grootlicht

Voor het vervangen van de gloeilamp vanhet grootlicht, moet u de dop A-fig. 20verwijderen. Voor het vervangen van de gloeilamp vanhet dimlicht en de buitenverlichting, moetu de dop B-fig. 20 verwijderen. Voor het vervangen van de gloeilamp vande richtingaanwijzers, moet u de lamp-houder C-fig. 20 verwijderen.Monteer de deksels nadat de lampen ver-vangen zijn, en controleer of de dekselsgoed vastzitten (geborgd).

BUITENVERLICHTING fig. 21

Gloeilamp vervangen:

❒ verwijder het beschermdeksel B-fig. 20door het linksom te draaien;

❒ trek de geklemde lamphouder A los,verwijder de lamp B en vervang hem;

❒ plaats de geklemde lamphouder A;

❒ monteer het deksel B-fig. 20 doorhet rechtsom te draaien en controleerof het goed vastzit (geborgd).

fig. 19 F0N0079m fig. 21 F0N0082m

fig. 20 F0N0080m

171

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

GROOTLICHT

Gloeilamp vervangen:

❒ verwijder het beschermdeksel A-fig. 20door het linksom te draaien;

❒ maak de stekker A-fig. 22 los;

❒ haak de borgveer van de lamp B-fig. 22 los;

❒ trek de lamp C-fig. 22 uit de houderen vervang hem;

❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij moetde nok van het metalen deel vallen inde uitsparing in de reflector; haak ver-volgens de borgveer A vast en sluit destekker B weer aan;

❒ monteer het deksel A-fig. 20 doorhet rechtsom te draaien en controleerof het goed vastzit (geborgd).

RICHTINGAANWIJZERS

Gloeilamp vervangen:

❒ draai de lamphouder A-fig. 23 links-om en verwijder hem;

❒ verwijder de lamp (met bajonetfitting)door hem iets in te drukken en links-om te draaien;

❒ vervang de lamp;

❒ monteer de lamphouder, draai delamphouder rechtsom en controleerof de houder goed vastzit.

DIMLICHT

Met gloeilampen

Gloeilamp vervangen:❒ verwijder het beschermdeksel B-fig. 20

door het linksom te draaien;❒ maak de stekker A-fig. 24 los;❒ haak de borgveer van de lamp B-fig. 24

los;❒ trek de lamp C-fig. 24 uit de houder

en vervang hem;❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij moet

de nok van het metalen deel vallen inde uitsparing in de reflector; haak ver-volgens de borgveer B vast en sluit destekker A weer aan;

❒ monteer het deksel door het rechts-om te draaien en controleer of hetdeksel goed vastzit (geborgd).

fig. 22 F0N0083m fig. 23 F0N0081m fig. 24 F0N0084m

172

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

Op de flanken fig. 25 - 26

Gloeilamp vervangen:

❒ verplaats de spiegel met de hand, zo-dat de twee bevestigingsschroeven Abereikbaar worden;

MISTLAMPEN VOOR (indien aanwezig)

Gloeilampen van mistlampen voor A-fig. 27vervangen:❒ draai het stuurwiel geheel naar links;❒ draai de zelftappende bout los en open

het klepje op de wielkuipbeschermingvoor;

❒ verwijder de bajonetdop;❒ maak de stekker los;❒ haak de borgveer van de lamp los;❒ verwijder en vervang de lamp;❒ monteer de nieuwe lamp; hierbij moet

de nok van het metalen deel vallen inde uitsparing in de reflector; haak ver-volgens de borgveer vast en sluit destekker weer aan;

❒ monteer de bajonetdop.

fig. 25 F0N0169m fig. 27 F0N0085mfig. 26 F0N0170m

❒ draai met de bijgeleverde kruiskop-schroevendraaier de schroeven los,maak de lamphouder los van de nok-ken en verwijder de lamphouder;

❒ draai de bol los en vervang de lamp Bdoor hem linksom te draaien.

173

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ACHTERLICHTUNITS fig. 28-29-30

De lampen zijn op de volgende wijze in delichtunit geplaatst:A remlichten/achterlichtenB richtingaanwijzersC achteruitrijlichtenD mistachterlichten (Bij de Bestel Heavy-

uitvoeringen zijn de mistachterlichten inde bumper geïntegreerd, zie de para-graaf “Mistachterlichten Bestel Heavy”).

fig. 28 F0N0086m

Gloeilamp vervangen:❒ open de achterdeur en draai de twee

schroeven A los;❒ trek de middelste stekker B los en

trek de lichtunit naar buiten;❒ draai de schroeven met de bijgelever-

de schroevendraaier C los en verwij-der de lamphouder;

❒ verwijder de te vervangen lamp D, E,F, G (met bajonetfitting) door hemiets in te drukken en linksom te draai-en en vervang de lamp;

❒ monteer de lamphouder en draai deschroeven C vast;

❒ sluit de stekker B weer aan, plaats delichtunit op de juiste wijze op de car-rosserie van de auto en draai deschroeven A vast.

fig. 30 F0N0088mfig. 29 F0N0087m

174

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

fig. 30a F0N0239m

Pick-up- en chassis/cabine-uitvoeringen:

❒ draai de vier schroeven H-fig. 30a losen vervang de lampen:

I: gloeilamp voor mistachterlicht (lin-kerzijde); gloeilamp voor achteruitrij-licht (rechterzijde).

L: gloeilamp voor achterlicht.

M: gloeilamp voor remlicht.

N: gloeilamp voor richtingaanwijzer.

fig. 30b F0N0241m fig. 30c F0N0242m

MISTACHTERLICHTEN (Bestel Heavy)

Gloeilamp vervangen:❒ stel u zelf op achter het bumperhoek-

stuk;❒ draai de onderste bevestiging A tus-

sen het middelste bumperdeel en hetbumperhoekstuk los fig. 30b;

❒ maak de achterlichtunit los en draai debovenste bevestiging B-fig. 30b los;

❒ draai de twee bevestigingen C aan dezijde van de achterdeur los; deze zijnbereikbaar nadat de deur iets geopendis fig. 30c;

❒ draai de drie bevestigingen aan de zij-kant D op het zijpaneel los; deze zijnbereikbaar nadat de lijst aan de zijkantis verwijderd fig. 30c. Voor het ver-wijderen van de lijst, moet u de drieonderste zelftappende bouten los-draaien en voorzichtig de klikpennenlosmaken om te voorkomen dat zebreken. Als een of meer pennen bre-ken, moet u ze vervangen;

❒ neem de lamphouder uit;❒ draai de lamphouder E linksom (1/8

slag), verwijder de lamp met bajonet-fitting door hem iets in te drukken ennaar links te draaien en vervang ver-volgens de lamp fig. 30d.

fig. 30d F0N0243m

175

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

DERDE REMLICHT fig. 31-32

Gloeilamp vervangen:❒ draai de twee schroeven A-fig. 31 los;❒ trek de lichtunit naar buiten;❒ druk de lippen B-fig. 32 naar elkaar

en verwijder de lamphouder;❒ verwijder de geklemde lamp en ver-

vang hem.

KENTEKENPLAATVERLICHTINGfig. 33

Gloeilamp vervangen:❒ verwijder het lampenglas A op het

door de pijl aangegeven punt;❒ maak de lamp los uit de veercontacten

aan de zijkant en vervang hem; contro-leer of de nieuwe lamp goed vastzit inde veercontacten;

❒ monteer het geklemde lampenglas.fig. 32 F0N0142m

fig. 33 F0N0089mfig. 31 F0N0141m fig. 33a F0N0244m

CONTOURVERLICHTING (indien aanwezig)

Gloeilamp vervangen:

❒ bestel-uitvoeringen met extralange wielbasis:– draai de twee bevestigingsschroe-

ven C-fig. 33a los en verwijder delichtunit;

– verwijder de lamphouder D aan deachterzijde van de unit door hem1/4 slag te draaien;

– trek de geklemde lamp los en ver-vang hem.

❒ chassis/cabine-uitvoeringen metlaadbak:– verwijder de lamphouder aan de

achterzijde van de unit door hem1/4 slag te draaien;

– trek de geklemde lamp los en ver-vang hem.

176

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

PLAFONDVERLICHTINGACHTER

Gloeilampen vervangen:

❒ verwijder het plafondlampje D-fig. 36op de door de pijlen aangegeven punten;

❒ open het beschermdeksel E-fig. 37;

❒ maak de lamp F-fig. 37 los uit de veer-contacten aan de zijkant en vervanghem; controleer of de nieuwe lampgoed vastzit in de veercontacten;

❒ sluit het beschermdeksel E-fig. 37 enplaats het plafondlampje D-fig. 36 inde zitting; controleer of het goed ge-borgd is.

fig. 34 F0N0090m

fig. 35 F0N0091m

fig. 36 F0N0092m

fig. 37 F0N0093m

GLOEILAMPINTERIEURVERLICHTINGVERVANGEN

Zie voor het type lamp en het bijbeho-rende vermogen de paragraaf “Gloeilampvervangen”.

PLAFONDVERLICHTING VOOR

Gloeilampen vervangen:

❒ verwijder het plafondlampje A-fig. 34op de door de pijlen aangegeven punten;

❒ open het beschermdeksel B-fig. 35;

❒ maak de lampen C-fig. 35 los uit deveercontacten aan de zijkant en vervangze; controleer of de nieuwe lampengoed vastzitten in de veercontacten;

❒ sluit het beschermdeksel B-fig. 35 enplaats het plafondlampje A-fig. 34 inde zitting; controleer of het goed ge-borgd is.

177

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ZEKERINGENVERVANGEN

ALGEMENE INFORMATIE

Het elektrische systeem wordt door ze-keringen beveiligd: de zekering brandtdoor bij een storing of bij oneigenlijk ge-bruik van het systeem.

Als een elektrisch onderdeel niet werkt,controleer dan eerst of de zekering niet isdoorgebrand: de verbindingsstrip A-fig. 38mag niet onderbroken zijn. Is dit wel hetgeval, dan moet u de zekering vervangendoor een exemplaar met dezelfde stroom-sterkte (zelfde kleur).

B zekering in goede staat;

C zekering met doorgebrande strip.

fig. 38 F0N0094m

Vervang een zekering nooitdoor een zekering met een

hogere stroomsterkte (ampère);BRANDGEVAAR.

ATTENTIE

Vervang een defecte zekeringnooit door ander materiaal.

Als een hoofdzekering (ME-GA-FUSE, MIDI-FUSE,

MAXI-FUSE) doorbrandt, wendt udan tot de Fiat-dealer. Controleer,voordat u een zekering vervangt, ofde contactsleutel uit het contactslotis genomen en alle stroomgebruikersuit staan en/of zijn uitgeschakeld.

ATTENTIE

Als de zekering opnieuwdoorbrandt, wendt u dan tot

de Fiat-dealer.

ATTENTIE

178

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

TOEGANG TOT DE ZEKERINGEN

De zekeringen van de auto bevinden zichin drie zekeringenkasten, op het dash-board, op de rechter stijl in het interieur,en in de motorruimte.

Zekeringenkast op dashboardfig. 40

De zekeringen in de zekeringenkast op hetdashboard zijn bereikbaar nadat deschroeven A-fig. 39 zijn losgedraaid enhet deksel is verwijderd.

fig. 40 F0N0096m

fig. 39 F0N0095m

179

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

fig. 42 F0N0097m

fig. 41 F0N0098m

Zekeringenkast in motorruimtefig. 42

De zekeringen in de zekeringenkast zijnbereikbaar nadat het betreffende be-schermdeksel fig. 41 is verwijderd.

180

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

Zekeringenkast (optional) op demiddenstijl rechts (indien aanwezig) fig. 44

De zekeringen in de zekeringenkast zijnbereikbaar nadat het betreffende be-schermdeksel fig. 43 is verwijderd.

fig. 43 F0N0172m

fig. 44 F0N0171m

181

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ZEKERINGENTABEL

Zekeringenkast op dashboard

VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE

Dimlicht rechts F12 7,5

Dimlicht links, Koplampverstelling F13 7,5

Relais zekeringenkast motorruimte, relais zekeringenkast dashboard (+ via contactslot) F31 7,5

Interieurverlichting Minibus (noodverlichting) F32 10

Stekkerdoos achter F33 15

Afwezig F34 –

Achteruitrijlichten, Servotronic-regeleenheid, Waterdetectiesensor in brandstoffilter F35 7,5

Regeleenheid centrale portiervergrendeling (+accu) F36 20

Bediening remlichten (primair), Derde remlicht, Instrumentenpaneel (+ via contactslot) F37 10

Relais zekeringenkast dashboard (+accu) F38 10

EOBD-stekker, Autoradio, Bediening A/C, Alarm, Tachograaf, Webasto-timer (+accu) F39 10

Achterruitverwarming links, Verwarming spiegel bestuurderszijde F40 15

Achterruitverwarming rechts, Verwarming spiegel passagierszijde F41 15

ABS, ASR, ESP, Bediening remlichten (secundair) (+ via contactslot) F42 7,5

Ruitenwissers (+ via contactslot) F43 30

Aansteker, Stekkerdoos voor F44 20

182

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE

Bedieningsknoppen op bestuurdersportier, Bedieningsknoppen op passagiersportier F45 7,5

Afwezig F46 –

Ruitbediening bestuurderszijde F47 20

Ruitbediening passagierszijde F48 20

Autoradio, Ruitbediening bestuurderszijde, Bedieningsorganen op dashboard, regeleenheid alarm, Regensensor (+ via contactslot) F49 7,5

Airbag (+ via contactslot) F50 7,5

Bediening A/C, Cruise-control, Tachograaf (+ via contactslot) F51 7,5

Relais optional zekeringenkast F52 7,5

Instrumentenpaneel, Mistachterlicht (+accu) F53 7,5

183

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

Zekeringenkast in motorruimte

VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE

ABS-pomp (+accu) F01 40

Voorgloeibougies (+accu) F02 50

Start-/contactslot (+accu) F03 30

Webasto-regeleenheid (+accu) F04 20

Aanjager met Webasto-systeem (+accu) F05 20

Hoge snelheid elektroventilateur (+accu) F06 40/60

Lage snelheid elektroventilateur (+accu) F07 40/50

Aanjager (+ via contactslot) F08 40

Ruitensproeierpomp F09 20

Claxon F10 15

Elektronische inspuiting (secundaire componenten) F11 15

Grootlicht rechts F14 7,5

Grootlicht links F15 7,5

Elektronische inspuiting (+ via contactslot) F16 7,5

Elektronische inspuiting (primaire componenten) F17 10

Regeleenheid motor (+accu) F18 7,5

Aircocompressor F19 7,5

Koplampsproeierpomp F20 30

184

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE

Brandstofpomp F21 15

Elektronische inspuiting (primaire componenten) F22 20

Magneetkleppen van ABS F23 30

Automatische versnellingsbak 8 (+ via contactslot) F24 15

Mistlampen F30 15

Zekeringenkast (optional) op rechter middenstijl

VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRE

Afwezig F54 –

Stoelverwarming F55 15

Stekkerdoos passagiers achter F56 15

Extra verwarming onder stoel F57 10

Contourverlichting F58 10

Automatische niveauregeling (+accu) F59 7,5

Afwezig F60 –

Afwezig F61 –

Afwezig F62 –

Bediening extra verwarming passagiers F63 10

Afwezig F64 –

Aanjager extra verwarming passagiers F65 30

185

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ACCU OPLADEN

BELANGRIJK De beschrijving voor hetopladen van de accu dient slechts ter in-formatie. Wendt u bij voorkeur tot eenFiat-dealer om deze werkzaamheden uitte laten voeren.

We raden u aan de accu langzaam en meteen lage stroomsterkte (ampère) gedu-rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-cu snel oplaadt met een hoge stroom-sterkte, kan de accu worden beschadigd.Ga voor het opladen als volgt te werk:

❒ maak de klem van de minpool van deaccu los;

❒ sluit de kabels van het laadapparaataan op de accupolen; let hierbij op depolariteit;

❒ schakel de acculader in;

❒ aan het einde van het opladen: schakeleerst de acculader uit en koppel dande accu los;

❒ sluit de minklem weer aan op de accu.

De vloeistof in de accu is gif-tig en corrosief. Vermijd het

contact met de huid en de ogen. Hetopladen van de accu moet wordenuitgevoerd in een goed geventileer-de ruimte, ver verwijderd van openvuur en vonkvormende apparaten:brand- en ontploffingsgevaar.

ATTENTIEProbeer een bevroren accuniet op te laden: eerst moet

de accu ontdooid worden, andersloopt u het risico dat de accu ont-ploft. Als de accu bevroren is geweest,moet door deskundig personeel wor-den gecontroleerd of de cellen nietbeschadigd zijn en of de bak geenscheuren vertoont, waardoor de gif-tige en corrosieve vloeistof kan weg-lekken.

ATTENTIE

186

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

fig. 45 F0N00144m

OPKRIKKEN VAN DE AUTO

Als de auto opgekrikt moet worden, moetu zich tot de Fiat-dealer wenden. Deze be-schikt over een garagekrik of hefbrug.

De auto mag uitsluitend worden opgekriktdoor de hefarm van de garagekrik of dehefbrug te plaatsen, zoals in de figuur is af-gebeeld.

SLEPEN VAN DE AUTODe auto is uitgerust met twee sleepogen.

Houd er rekening mee dat derem- en stuurbekrachtiging

niet werken zolang de motor niet isaangeslagen, waardoor meer krachtnodig is voor de bediening van hetrempedaal en het stuur. Gebruik voorhet slepen geen elastische kabels enrijd zo gelijkmatig mogelijk. Controleertijdens het slepen of de sleepkabelgeen carrosseriedelen kan beschadi-gen. Houdt u bij het slepen van eenauto aan de wettelijke voorschriften.Dit geldt zowel voor het slepen zelf alsvoor het gedrag naar andere wegge-bruikers.

ATTENTIE

187

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

fig. 46 F0N0134m

Start de motor niet tijdenshet slepen van de auto.

ATTENTIE

Schakel voordat de auto ge-sleept wordt, het stuurslot uit

(zie de paragraaf “Start-/contactslot”in het hoofdstuk “Dashboard en be-diening”). Houd er rekening mee datde rem- en stuurbekrachtiging nietwerken zolang de motor niet is aan-geslagen, waardoor meer kracht nodigis voor de bediening van het rempe-daal en het stuur. Gebruik voor het sle-pen geen elastische kabels en rijd zogelijkmatig mogelijk. Controleer tij-dens het slepen of de sleepkabel geencarrosseriedelen kan beschadigen.Houdt u bij het slepen van een autoaan de wettelijke voorschriften. Ditgeldt zowel voor het slepen zelf alsvoor het gedrag naar andere wegge-bruikers.

ATTENTIE

fig. 47 F0N0135m

fig. 48 F0N0136m

Het sleepoog voor bevindt zich in de ge-reedschapset in het vak onder de passa-giersstoel.

Ga voor het gebruik als volgt te werk:

❒ Open de klep A en verwijder deze zo-als aangegeven in fig. 46;

❒ draai de vergrendelknop B linksom enverwijder deze fig. 46 zodat het vakkan openschuiven fig. 47;

188

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

fig. 49 F0N0117m

❒ pak de schroevendraaier uit de ge-reedschapset en verwijder hiermee dedop C-fig. 48 op het aangegeven punt;

❒ pak het sleepoog D uit de gereed-schapset en draai het op de schroef-draadpen fig. 48.

Het sleepoog achter B-fig. 49 bevindt zichop het in de afbeelding aangegeven punt.

189

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... 190

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... 191

PERIODIEKE CONTROLES .............................................. 195

ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO................................ 195

NIVEAUS CONTROLEREN .............................................. 196

LUCHTFILTER ...................................................................... 202

POLLENFILTER .................................................................... 202

ACCU ..................................................................................... 202

WIELEN EN BANDEN ....................................................... 205

RUBBER SLANGEN ............................................................ 206

RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...................... 206

CARROSSERIE ...................................................................... 208

INTERIEUR ............................................................................ 210

OOOONNNNDDDDEEEERRRRHHHHOOOOUUUUDDDD EEEENNNN ZZZZOOOORRRRGGGG

BELANGRIJK De servicebeurten van hetGeprogrammeerd Onderhoud zijn doorde fabrikant voorgeschreven. Het niet uit-voeren van deze servicebeurten kan hetvervallen van de garantie tot gevolg heb-ben.

De werkzaamheden van het Geprogram-meerd Onderhoud kunnen door alle Fiat-dealers tegen vaste tarieftijden wordenuitgevoerd.

Eventuele reparaties die nodig blijken tij-dens het uitvoeren van de diverse inspec-ties en controles van het geprogrammeerdonderhoud, worden uitsluitend na toe-stemming van de klant uitgevoerd.

BELANGRIJK Het is raadzaam eventuelekleine defecten onmiddellijk door de Fiat-dealer te laten verhelpen en daarmee niette wachten tot de volgende servicebeurt.

Als de auto vaak wordt gebruikt voor hettrekken van aanhangers, moeten er kor-tere intervallen worden aangehoudenvoor de werkzaamheden van het gepro-grammeerd onderhoud.

GEPROGRAMMEERDONDERHOUD

Doelmatig onderhoud is een beslissendefactor voor een lange levensduur, de bes-te prestaties en een zo zuinig mogelijk ge-bruik van de auto.

Om dit te realiseren heeft Fiat een reekscontrole- en onderhoudsbeurten samen-gesteld die, afhankelijk van de motoruit-voering, iedere 40.000/45.000 km moetenworden uitgevoerd.

Onthoud echter dat het geprogrammeerdonderhoud niet volledig toereikend is omde auto in optimale staat te houden: zo-wel in de beginperiode voor de service-beurt bij 40.000/45.000 kilometer als daar-na, tussen twee servicebeurten in, moetregelmatig wat aandacht aan de auto wor-den geschonken. Controleer bijvoorbeeldregelmatig de bandenspanning en de vloei-stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.

190

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

191

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

45 90 135 180 225

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

ONDERHOUDSSCHEMA (120 Multijet - 130 Multijet - 160 Multijet)

x 1000 km

Banden op conditie en slijtage control. en bandenspanning eventueel herstellen

Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzerswaarschuwingsknipperlichten, laadruimte, enz.) controleren

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en eventueel sproeiermonden afstellen

Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren

Remblokken op conditie en slijtage controleren en werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren

Visueel de conditie controleren van:Buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen van rem- en brandstofsysteem

Conditie/spanning van div. aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren(behalve uitvoeringen met automatische riemspanners)

Slag van handrem controleren en eventueel afstellen

Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren

Vergrendelmechanismen op vervuiling controleren en mechanismen smeren

Motorolie en oliefilter vervangen

192

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

45 90 135 180 225

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ●

● ● ● ● ●

x 1000 km

Brandstoffilter vervangen

Luchtfilterelement vervangen

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelsysteem - remsysteem - stuurbekrachtiging - ruitensproeiers - enz.)

Distributieriem controleren (uitvoeringen 120 - 130 Multijet)

Aandrijfriem voor hulporganen vervangen

Distributieriem vervangen (uitvoeringen 120 - 130 Multijet) (*)

Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)

Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)

Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)

(*) Of iedere 4 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende mo-tor, stoffige omgeving of op wegen met zand en/of strooizout). Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilo-meters

193

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

40 80 120 160 200

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

ONDERHOUDSSCHEMA (100 Multijet)

x 1000 km

Banden op conditie en slijtage contro. en bandenspanning eventueel herstellen

Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanwijzers,waarschuwingsknipperlichten, laadruimte, enz.) controleren

Werking ruitenwissers/-sproeiers controleren en eventueel sproeiermonden afstellen

Stand wisserbladen controleren en wisserbladen op slijtage controleren

Remblokken op conditie en slijtage controleren en werking van remblokslijtagesensor voor en achter controleren

Visueel de conditie controleren van:Buitenzijde carrosserie en bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en rubber slangen van rem- en brandstofsysteem

Conditie van diverse aandrijfriemen voor hulporganen visueel controleren

Slag van handrem controleren en eventueel afstellen

Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren

Vergrendelmechanismen op vervuiling controleren en mechanismen smeren

Motorolie en oliefilter vervangen

Brandstoffilter vervangen

40 80 120 160 200

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ● ● ● ●

● ●

● ● ● ● ●

194

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

x 1000 km

Luchtfilterelement vervangen

Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelsysteem -remsysteem - stuurbekrachtiging - ruitensproeiers - enz.)

Aandrijfriem voor hulporganen vervangen

Motormanagementsysteem controleren (m.b.v. diagnosestekker)

Remvloeistof vervangen (of om de 24 maanden)

Pollenfilter vervangen (of om de 24 maanden)

Als de auto overwegend onder zware bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:❒ trekken van aanhangers of caravans;❒ rijden op stoffige wegen;❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij buitentemperaturen onder nul;❒ veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten bij lage snelheden (bijv. bij huis-aan-huis bezorging) of als de auto

lang stilstaat;❒ in de stad;moeten de onderhoudsbeurten iedere 30.000 km worden uitgevoerd

195

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

ZWAAR GEBRUIK VANDE AUTO

Als de auto overwegend onder zware be-drijfsomstandigheden rijdt, zoals:

❒ trekken van aanhangers of caravans;

❒ rijden op stoffige wegen;

❒ veel korte ritten (minder dan 7-8 km)en bij buitentemperaturen onder nul;

❒ veel langdurig stationair draaiendemotor of lange ritten bij lage snelhe-den (bijv. bij huis-aan-huis bezorging)of als de auto lang stilstaat;

❒ in de stad;

is het noodzakelijk de volgende contro-les vaker uit te voeren, dan in het On-derhoudsschema staat aangegeven:

❒ remblokken voor (schijfremmen) opconditie en slijtage controleren;

❒ vergrendelmechanismen van motor-kap en laadruimte op vervuiling con-troleren en mechanismen smeren;

❒ visueel de conditie controleren van:motor, versnellingsbak, aandrijfassen,uitlaat, brandstof- en remleidingen,rubber delen (stofkappen, hoezenenz.) en rubber slangen van rem- enbrandstofsysteem;

❒ acculading en niveau van het elektro-lyt in de accu controleren;

❒ conditie van diverse aandrijfriemenvoor hulporganen visueel controle-ren;

❒ pollenfilter controleren en eventueelvervangen;

❒ luchtfilter controleren en eventueelvervangen.

PERIODIEKE CONTROLES

Iedere 1.000 km of voor een lange reiscontroleren en eventueel bijvullen:

❒ niveau van de motorkoelvloeistof;

❒ niveau van de remvloeistof;

❒ niveau van de ruitensproeiervloeistof;

❒ conditie en spanning van de banden;

❒ werking verlichting (koplamp-/achter-lichtunits, richtingaanwijzers, waar-schuwingsknipperlichten enz.);

❒ werking ruitenwissers/-sproeiers enstand/slijtage wisserbladen voor enachter.

Iedere 1.000 km controleren en eventu-eel bijvullen: motoroliepeil.

Gebruik bij voorkeur producten van FL Selenia omdat die speciaal zijn afgestemdop de Fiat-modellen (zie de “Vullingstabel”in het hoofdstuk “Technische gegevens”).

196

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

NIVEAUSCONTROLEREN

fig. 1 - Uitvoeringen 100 Multijet

fig. 2 - Uitvoeringen 120 Multijet - 130 Multijet

Rook nooit tijdens werk-zaamheden in de motor-

ruimte: er kunnen licht ontvlambaregassen aanwezig zijn; brandgevaar.

ATTENTIE

Belangrijk; tijdens het bijvul-len mogen de vloeistoffen metverschillende specificaties nietgemengd worden: als de spe-

cificaties van de vloeistoffen verschil-len, kan de auto ernstig beschadigdworden.

1. Motorkoelvloeistof

2. Olie van stuurbekrachtiging

3. Ruitensproeiervloeistof

4. Remvloeistof

5. Motorolie.

F0N0099m

F0N0100m

Belangrijk; tijdens het bijvul-len mogen de vloeistoffen metverschillende specificaties nietgemengd worden: als de spe-

cificaties van de vloeistoffen verschil-len, kan de auto ernstig beschadigdworden.

197

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

fig. 3 - Uitvoeringen 160 Multijet F0N0210m

1. Motorkoelvloeistof

2. Olie van stuurbekrachtiging

3. Ruitensproeiervloeistof

4. Remvloeistof

5. Motorolie.

Rook nooit tijdens werk-zaamheden in de motor-

ruimte: er kunnen licht ontvlambaregassen aanwezig zijn; brandgevaar.

ATTENTIE

MOTOROLIEVERBRUIK

Als richtlijn geldt een maximaal motor-olieverbruik van ongeveer 400 gram per1000 km.

De motor van een nieuwe auto moet nogworden ingereden. Dit betekent dat hetmotorolieverbruik pas na de eerste 5.000÷ 6.000 km stabiliseert.

BELANGRIJK Het motorolieverbruikhangt af van de rijstijl en de gebruiksom-standigheden van de auto.

MOTOROLIE fig. 4-5-6

Controleer het oliepeil als de auto op eenvlakke ondergrond staat en enige minuten(circa 5) na het uitzetten van de motor.

Het oliepeil moet altijd tussen het MIN-en MAX-merkteken op de oliepeilstok Bstaan.

Het verschil tussen het MIN- en MAX-merkteken komt overeen met ongeveer1 liter olie.

Als het olieniveau dicht bij of onder hetMIN-merkteken staat, moet via de olie-vulopening A motorolie tot aan hetMAX-merkteken worden bijgevuld.

Het olieniveau mag nooit het MAX-merk-teken overschrijden.

fig. 4 - Uitvoeringen 100 Multijet F0N0101m fig. 5 - Uitvoeringen 120 - 130 Multijet

fig. 6 - Uitvoeringen 160 Multijet

F0N0102m

F0N0211m

Wees bij het uitvoeren vanwerkzaamheden in de mo-

torruimte extra voorzichtig als de mo-tor nog warm is: gevaar voor ver-branding. Onthoud dat bij een war-me motor de elektroventilateur on-verwacht kan inschakelen: kans opverwonding. Pas op als u sjaals, das-sen of loszittende kledingstukkendraagt: deze kunnen door de bewe-gende onderdelen worden gegrepen.

ATTENTIE

Vul nooit olie bij met anderespecificaties dan de olie waar-mee de motor is gevuld.

Afgewerkte motorolie en hetvervangen motoroliefilter be-vatten stoffen die schadelijkzijn voor het milieu. Het is

raadzaam om het verversen van de olieen het vervangen van het oliefilter doorde Fiat-dealer te laten uitvoeren. Dedealer beschikt over de uitrusting voorhet op milieuvriendelijke wijze en con-form de wettelijke bepalingen verwer-ken van afgewerkte olie en oliefilters.198

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

BELANGRIJK Na het bijvullen of het ver-versen van de olie, moet u de motor eni-ge seconden laten draaien, vervolgens demotor uitzetten en na enige minuten hetoliepeil controleren.

199

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

KOELVLOEISTOF fig. 7

Het niveau van de koelvloeistof moet ge-controleerd worden bij een koude motoren moet tussen het MIN- en MAX-merk-teken op het expansiereservoir staan.

Een te laag niveau bijvullen door eenmengsel van gedemineraliseerd water en50% PARAFLU UP van FL Selenia lang-zaam via de vulopening A van het expan-siereservoir te gieten, totdat het niveaudicht bij het MAX-merkteken staat.

Een mengsel van PARAFLU UP en ge-demineraliseerd water in een mengver-houding van 50% beveiligt tot een tempe-ratuur van -35°C.

fig. 7 F0N0103m

Het motorkoelsysteem ge-bruikt PARAFLU UP-koel-vloeistof. Gebruik voor heteventueel bijvullen vloeistof

met dezelfde specificaties als waarmeehet motorkoelsysteem is gevuld. PA-RAFLU UP-koelvloeistof kan niet wor-den gemengd met welke andere koel-vloeistof dan ook. Als dit toch gebeurt,mag de motor absoluut niet worden ge-start en moet u zich tot de Fiat-dealerwenden.

Het koelsysteem staat onderdruk. Vervang de dop zo no-

dig alleen door een exemplaar vanhetzelfde type, anders kan de werkingvan het systeem in gevaar worden ge-bracht. Draai bij een warme motor dedop van het expansiereservoir nooitlos: gevaar voor verbranding.

ATTENTIE

Voorkom contact tussen dezeer corrosieve vloeistof en delak. Als remvloeistof wordt ge-morst, moet de lak onmiddel-

lijk met water worden afgespoeld.

200

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

Wees bij het openen van de dop bijzon-der voorzichtig zodat er geen vuil in hetreservoir kan komen.Gebruik voor het bijvullen altijd een trech-ter met een ingebouwde filterzeef van tenminste 0,12 mm.BELANGRIJK De remvloeistof is hygro-scopisch (trekt water aan). Als de autooverwegend wordt gebruikt in gebiedenmet een hoge luchtvochtigheid, dan moetde vloeistof vaker worden vervangen danin het “Onderhoudsschema” staat aange-geven.

fig. 9 F0N0107m

Rijd niet met een leeg rui-tensproeierreservoir: de rui-

tensproeiers zijn van fundamenteelbelang voor een optimaal zicht.

ATTENTIE

Enkele in de handel verkrijg-bare ruitensproeiervloeistof-

fen zijn licht ontvlambaar. In de mo-torruimte bevinden zich warme on-derdelen die bij contact de vloeistofkunnen doen ontbranden.

ATTENTIE

VLOEISTOF VOORRUITENSPROEIERSVOOR/ACHTER ENKOPLAMPSPROEIERS fig. 8

Verwijder de dop A en vul vloeistof bij.

Gebruik een mengsel van water en TU-TELA PROFESSIONAL SC35 in devolgende mengverhouding:

30% TUTELA PROFESSIONALSC35 en 70% water in de zomer.

50% TUTELA PROFESSIONALSC35 en 50% water in de winter.

Bij temperaturen onder –20°C, TUTE-LA PROFESSIONAL SC35 onver-dund gebruiken.

Controleer visueel het niveau van de vloei-stof in het reservoir.

fig. 8 F0N0105m

REMVLOEISTOF fig. 9

Draai de dop A los: controleer of hetremvloeistofniveau nog op het maximumniveau staat.

Het niveau mag nooit het MAX-merkte-ken overschrijden.

Als vloeistof moet worden bijgevuld, danraden wij u aan de remvloeistof te ge-bruiken die staat vermeld in de tabel“Vloeistoffen en smeermiddelen” (zie hethoofdstuk “Technische gegevens”).

OPMERKING Maak de dop van het re-servoir A en het omringende oppervlakzorgvuldig schoon.

201

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

De remvloeistof is giftig enzeer corrosief. Als per onge-

luk remvloeistof wordt gemorst, moe-ten de betreffende delen onmiddellijkworden gewassen met water en neu-trale zeep en daarna met veel waterworden afgespoeld. Bij inslikken dientonmiddellijk een arts te worden ge-raadpleegd.

ATTENTIE

Het symbool π op het re-servoir geeft aan dat synthe-

tische remvloeistof en geen mineralevloeistof moet worden gebruikt. Hetgebruik van minerale vloeistoffenmoet absoluut worden vermeden,omdat de rubbers in het remsysteemdoor deze vloeistoffen worden be-schadigd.

ATTENTIEOLIE VAN DE STUURBEKRACHTIGING fig. 10

Controleer of de olie van de stuurbe-krachtiging nog op het maximale niveaustaat. De controle moet worden uitge-voerd als de auto op een vlakke onder-grond staat en bij een stilstaande koudemotor. Controleer of het niveau nabij hetMAX-merkteken op de peilstok staat. Depeilstok is vast met de dop van het reser-voir verbonden (gebruik voor de contro-le bij een koude motor het aangegeven ni-veau op de zijde 20 °C van de peilstok).

Als het vloeistofniveau lager is dan voor-geschreven, vul dan bij met een van deproducten uit de tabel “Vloeistoffen ensmeermiddelen” in het hoofdstuk “Tech-nische gegevens”. Vul als volgt bij:

❒ Start de motor en wacht tot het ni-veau van de vloeistof in het reservoirstabiliseert.

❒ Draai bij draaiende motor het stuur-wiel een aantal malen naar uiterstrechts en uiterst links.

❒ Vul olie bij, totdat het niveau nabij hetMAX-merkteken staat en monteer dedop.

fig. 10 F0N0109m

Voorkom dat de olie van destuurbekrachtiging in con-

tact komt met warme delen van demotor: de olie is licht ontvlambaar.

ATTENTIE

202

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

LUCHTFILTER

Laat het luchtfilter vervangen door de Fiat-dealer.

POLLENFILTER

Laat het pollenfilter vervangen door deFiat-dealer.

ACCU

De accu van de auto is “onderhoudsarm”:onder normale omstandigheden hoeft hetelektrolyt niet bijgevuld te worden met ge-destilleerd water.

De accu is in de cabine achter de peda-len geplaatst. De accu is bereikbaar nadathet beschermdeksel is verwijderd.

Het is raadzaam de accu door de Fiat-dealer te laten controleren/vervangen.

ACCULADING CONTROLERENfig. 12

De acculading kan gecontroleerd wordendoor de kleur van de optische meter A(indien aanwezig) op het deksel van deaccu te controleren.

De vloeistof in de accu is gif-tig en corrosief. Voorkom

contact met de huid en de ogen.Houd open vuur en vonkvormendeapparaten verwijderd van de accu:brand- en ontploffingsgevaar.

ATTENTIE

Als de accu werkt met eenzeer laag vloeistofniveau,

ontstaat onherstelbare schade aan deaccu en kan de accu openbarsten.

ATTENTIE

Houd bij draaiende motor hetstuurwiel niet langer dan 8 se-conden aaneengesloten tegenhet einde van de slag ge-

draaid; dit veroorzaakt geluid en hetsysteem kan beschadigd worden.

Het olieverbruik van de stuur-bekrachtiging is zeer laag; alsna het bijvullen de olie binnenkorte tijd weer moet worden

bijgevuld, moet het systeem door deFiat-dealer op eventuele lekkage wor-den gecontroleerd.

Als de optische meter voor de controlevan de lading en het niveau van het elek-trolyt niet op de accu aanwezig is, mag decontrole uitsluitend door gekwalificeerdpersoneel worden uitgevoerd.

Om de acculading te controleren, moetu de twee schroeven losdraaien en hetdeksel openen. Sluit na het controlerenvan de acculading, het deksel zorgvuldig,waarbij afknellingen en kortsluiting moe-ten worden voorkomen.

Zie de volgende tabel.

203

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORGBELANGRIJK Wij raden u aan de accula-

ding voor het begin van de winter te con-troleren, om de mogelijkheid van bevrie-zing van het elektrolyt te voorkomen.Voer deze controle vaker uit als de autooverwegend voor korte trajecten wordtgebruikt, of als accessoires zijn gemon-teerd die permanent, ook bij uitgeschakeldcontact, stroom verbruiken. Dit geldt inhet bijzonder voor achteraf aangebrach-te accessoires.

BELANGRIJK Als een tachograaf in de au-to geïnstalleerd is en de auto 5 dagen nietwordt gebruikt, is het raadzaam de min-pool van de accu los te koppelen om teacculading te behouden.

fig. 12 F0N0110m

Helderwitte kleur Elektrolyt bijvullen Wendt u tot deFiat-dealer

Donkere kleur Accu niet voldoende Accu opladen zonder groen opgeladen (het is raadzaam dit door demiddenstuk Fiat-dealer te laten uitvoeren)

Donkere kleur Niveau elektrolyt en Geen enkele handelingmet groen acculading voldoendemiddenstuk

ACCU VERVANGEN

Als de accu vervangen wordt, moet eenoriginele accu met dezelfde specificatiesworden geïnstalleerd.Als de accu vervangen wordt door een ac-cu met andere specificaties, vervallen deonderhoudsintervallen die in het “Onder-houdsschema” staan aangegeven.Voor het onderhoud van de nieuwe accudient u zich strikt te houden aan de aan-wijzingen van de fabrikant van de accu.

Onoordeelkundige montagevan elektrische en elektroni-sche apparatuur kan ernstigeschade toebrengen aan de

auto. Als u na aanschaf van uw autoaccessoires wilt monteren (diefstal-alarm, mobiele telefoon enz.), wendt udan tot de Fiat-dealer. Deze kan u demeest geschikte installaties aanradenen controleren of het noodzakelijk iseen accu met een grotere capaciteit temonteren.

Accu’s bevatten zeer schade-lijke stoffen voor het milieu.Het is raadzaam om de accudoor de Fiat-dealer te laten

vervangen. De dealer beschikt over deuitrusting voor het op milieuvriende-lijke wijze en conform de wettelijke be-palingen afvoeren van de accu.

Als u de auto langere tijdstalt in extreem koude om-

standigheden moet, om bevriezing tevoorkomen, de accu worden verwij-derd en op een verwarmde plaatsworden bewaard.

ATTENTIE

204

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

❒ voorkom zoveel mogelijk het gebruikvan stroomverbruikers als de motoruitstaat (autoradio, waarschuwings-knipperlichten enz.);

❒ maak voordat werkzaamheden aan deelektrische installatie van de auto wor-den uitgevoerd, eerst de klem van deminpool van de accu los;

❒ de klemmen moeten altijd goed zijn be-vestigd.

BELANGRIJK Een accu die gedurende lan-gere tijd minder dan 50% geladen is (op-tische meter donker zonder groen mid-denstuk), raakt door sulfatering bescha-digd. Hierdoor loopt de capaciteit en hetstartvermogen terug.

Ook is de accu dan gevoeliger voor be-vriezing (reeds bij temperaturen van cir-ca –10°C). Als u de auto langere tijd nietgebruikt, zie dan “Auto langere tijd stal-len” in het hoofdstuk “Starten en rijden”.

PRAKTISCHE TIPS OM DELEVENSDUUR VAN DE ACCUTE VERLENGEN

Om het snel ontladen van de accu te voor-komen en de levensduur te verlengen,dient u de volgende aanwijzingen nauw-keurig op te volgen:

❒ wanneer u de auto parkeert, contro-leer dan of de portieren, deuren en demotorkap goed gesloten zijn. Hiermeewordt voorkomen dat de interieur-verlichting blijft branden;

❒ schakel de interieurverlichting uit: deauto is in ieder geval uitgerust met eensysteem voor automatische uitscha-keling van de interieurverlichting;

Bij werkzaamheden aan deaccu of in de buurt van de

accu, moet u uw ogen altijd bescher-men met een speciale bril.

ATTENTIE Als u na aanschaf van uw auto accessoireswilt monteren die constante voeding no-dig hebben (diefstalalarm enz.), of acces-soires die de elektrische installatie zwaarbelasten, raden wij u aan contact op te ne-men met de Fiat-dealer. Deze kan u demeest geschikte installaties uit het Fiat Lineacccessori-programma aanraden encontroleren of de elektrische installatievan de auto geschikt is voor het extrastroomverbruik of dat het noodzakelijkis een accu met een grotere capaciteit temonteren.

Enkele van deze stroomverbruikers blij-ven continu stroom verbruiken ook bijeen uitgezette motor, waardoor de accugeleidelijk ontlaadt.

205

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

WIELEN EN BANDEN

De spanning van de banden, inclusief hetnoodreservewiel, moet regelmatig, om detwee weken en voor een lange rit, wor-den gecontroleerd: de bandenspanningmoet bij koude banden worden gecon-troleerd.

Tijdens het rijden neemt de bandenspan-ning toe; zie voor de juiste waarde van debandenspanning de paragraaf “Wielen” inhet hoofdstuk “Technische gegevens”.

Een onjuiste bandenspanning veroorzaakteen onregelmatige slijtage van de bandenfig. 13:

A juiste spanning: gelijkmatige slijtage vanhet loopvlak.

B te lage spanning: te grote slijtage aande zijkanten van het loopvlak.

C te hoge spanning: te grote slijtage inhet midden van het loopvlak.

Banden moeten worden vervangen als deprofieldiepte van het loopvlak minder isdan 1,6 mm. Houdt u echter altijd aan debepalingen van het land waarin u rijdt.

fig. 13 F0N0111m

BELANGRIJKE AANWIJZINGEN

❒ Voorkom bruusk remmen, met spin-nende wielen optrekken, harde con-tacten tussen banden en stoepranden,kuilen en andere obstakels. Het lang-durig rijden op een slecht wegdek kande banden beschadigen;

❒ controleer de banden regelmatig opscheuren in de wangen en bulten ofslijtplekken op het loopvlak. Als u de-ze gebreken constateert, wendt u dantot de Fiat-dealer;

❒ rijd nooit met een te zwaar beladenauto: hierdoor kunnen de banden ende velgen ernstig beschadigd worden;

❒ stop zo snel mogelijk bij een lekkeband en verwissel het wiel om be-schadiging van de band, de velg, dewielophanging en de stuurinrichting tevoorkomen;

❒ banden verouderen, ook als zij weinigof nooit gebruikt zijn. Scheurtjes in hetloopvlak en op de wangen geven aandat de band verouderd is. Banden dielanger dan zes jaar onder een auto ge-monteerd zijn, moeten dan ook dooreen specialist worden gecontroleerd.Dit geldt in het bijzonder voor hetnoodreservewiel;

❒ monteer nooit gebruikte banden ofbanden, waarvan de herkomst onbe-kend is;

❒ bij de montage van een nieuwe bandmoet ook het ventiel vernieuwd worden;

❒ om een gelijke slijtage van de bandenop de vooras en de achteras te ver-krijgen, is het raadzaam de banden omde 10.000 / 15.000 km van as te ver-wisselen. Hierbij moeten de bandenaan dezelfde zijde van de auto gemon-teerd blijven, zodat een omkering vande draairichting wordt voorkomen.

Bedenk dat ook de weglig-ging afhankelijk is van een

juiste bandenspanning.

ATTENTIE

206

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

RUITENWISSERS

WISSERBLADEN

Maak de wisserbladen regelmatig schoon meteen schoonmaakmiddel; wij raden TUTELA PROFESSIONAL SC 35 aan.

Vervang de wisserbladen als het rubber ver-vormd of versleten is. Het verdient aanbe-veling ten minste één maal per jaar de wis-serbladen te vervangen.

Met enkele simpele voorzorgsmaatrege-len is het mogelijk beschadigingen van hetrubber te voorkomen:

❒ wanneer de temperatuur onder 0°Cis gedaald, moet gecontroleerd wor-den of er geen ijs tussen wisserblad enruit zit. Maak de wissers zo nodig vrijmet een anti-vriesmiddel;

❒ verwijder eventueel opgehoopte sneeuwvan de ruit: om de wisserbladen te be-schermen en oververhitting van de rui-tenwissermotor te voorkomen;

❒ schakel de ruitenwissers niet in op eendroge ruit.

Rijden met versleten ruiten-wisserbladen is gevaarlijk,

omdat hierdoor het zicht onder slech-te atmosferische omstandighedenaanzienlijk wordt beperkt.

ATTENTIE

RUBBER SLANGEN

Houd voor de rubber slangen van hetrem- en brandstofsysteem zeer nauwkeu-rig de voorschriften van het “Onder-houdsschema” in dit hoofdstuk aan.

Ozon, hoge temperaturen en het gedu-rende langere tijd ontbreken van vloeistofin een systeem zorgen ervoor dat de slan-gen uitdrogen en scheuren, waardoor hetbetreffende systeem kan gaan lekken.Daarom is zorgvuldige controle noodza-kelijk.

Door een te lage banden-spanning wordt de band te

heet, waardoor er onherstelbare in-wendige schade aan de band kan ont-staan.

ATTENTIE

Verwissel de banden nietkruiselings, waarbij de ban-

den van de rechterzijde aan de lin-kerzijde en omgekeerd worden ge-monteerd.

ATTENTIE

Voer bij lichtmetalen velgengeen spuitwerkzaamheden

uit die een temperatuur vereisen bo-ven 150°C. De mechanische eigen-schappen van de wielen kunnen hier-door in gevaar worden gebracht.

ATTENTIE

207

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

Ruitenwisserbladen vervangen fig. 14

Ga als volgt te werk:

❒ til de wisserarm A van de voorruit enplaats het wisserblad onder een hoekvan 90° ten opzichte van de arm;

❒ verwijder het geklemde wisserblad Bvan de arm A;

❒ monteer het nieuwe wisserblad encontroleer of het geborgd is.

fig. 14 F0N0137m

RUITENSPROEIERS

Voorruit (ruitensproeiers) fig. 15

Als de ruitensproeiers niet werken, con-troleer dan eerst het niveau in het rui-tensproeiertankje (zie de paragraaf “Ni-veaus controleren” in dit hoofdstuk).

Controleer vervolgens of de ruiten-sproeiermonden niet verstopt zijn. Dezekunnen zonodig met een speld wordendoorgeprikt.

De stralen van de ruitensproeiers kunt urichten door de sproeiermonden af testellen met behulp van een platte schroe-vendraaier.

De stralen moeten op ongeveer 1/3 van debovenkant van de ruit worden gericht.

fig. 15 F0N0112m

KOPLAMPSPROEIERS

Controleer regelmatig of de koplamp-sproeiers schoon en in goede staat zijn.

De koplampsproeiers werken automatischals het dimlicht brandt en de ruiten-sproeiers worden ingeschakeld.

208

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

CARROSSERIEGARANTIE

Bij de auto is de carrosserie tegen door-roesten van alle originele componentenvan de carrosserie en van alle dragendedelen gegarandeerd.

Voor de specifieke voorwaarden van dezegarantie wordt verwezen naar de “Service-en garantiehandleiding”.

TIPS VOOR HET BEHOUD VANDE CARROSSERIE

Lak

De lak heeft behalve een esthetische func-tie ook een beschermende functie.

Daarom moeten beschadigingen van de lak-laag, zoals krassen, onmiddellijk worden bij-gewerkt om roestvorming te voorkomen.Het bijwerken dient met de originele lak teworden uitgevoerd (zie “Plaatje met infor-matie over de carrosserielak” in het hoofd-stuk “Technische gegevens”).

Het normale onderhoud van de auto be-perkt zich tot wassen, waarbij de frequen-tie afhankelijk is van het gebruik van de au-to en van de omgeving. Het is raadzaamde auto vaker te wassen bij sterke lucht-verontreiniging of bij het rijden over wegenmet strooizout.

De belangrijkste zijn:

❒ de toepassing van aangepaste spuit-technieken en lakproducten die de au-to de benodigde weerstand tegen roesten schurende elementen verlenen;

❒ het gebruik van verzinkte (of voorbe-handelde) plaatdelen met een hogecorrosiebestendigheid;

❒ het aanbrengen van een gespoten be-schermende waslaag op de onderzijde,in de wielkuipen, in de motorruimte enverschillende holle ruimtes, met eenhoog beschermend vermogen;

❒ het aanbrengen van een bescher-mende kunststof laag op kwetsbaredelen: onderzijde van de portieren,binnenzijde van de spatborden, naden,randen enz.;

❒ toepassing van “open” holle ruimtesom condensvorming te voorkomen enbinnendringend water af te voeren,waardoor roest van binnenuit wordtvoorkomen.

CARROSSERIE

BESCHERMING TEGENATMOSFERISCHE INVLOEDEN

De belangrijkste oorzaken van roest zijn:

❒ luchtverontreiniging;

❒ zoutgehalte in de lucht en luchtvoch-tigheid (gebieden aan zee, warm envochtig klimaat);

❒ omgevings-/seizoensinvloeden.

Ook de invloed van schurende elementen,zoals stoffige omgeving, opwaaiend zand,modder en steenslag op de lak en de on-derzijde moet niet worden onderschat.

Fiat heeft voor uw auto de beste techno-logische oplossingen toegepast om de car-rosserie efficiënt tegen roest te bescher-men.

209

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

De juiste wasmethode:

❒ verwijder de antenne van het dak alsu de auto in een wastunnel wast, omte voorkomen dat deze beschadigt;

❒ spoel de auto eerst met een water-straal onder lage druk af;

❒ was de auto met een zachte sponsmet een oplossing van neutrale zeep;spoel daarbij de spons regelmatig uit;

❒ spoel de auto af met schoon water endroog de auto met warme lucht of eenschone, zachte zeem.

De minder zichtbare delen zoals de ran-den van de portieren/deuren, motorkapen de koplampranden moeten tijdens hetdrogen niet vergeten worden, omdat daarwater kan blijven staan. Het verdient aan-beveling de auto na het wassen niet on-middellijk binnen te zetten, maar de autonog even buiten te laten staan, zodat wa-terresten buiten kunnen verdampen.

Was de auto nooit in de zon of als de mo-torkap nog warm is: de glans van de lakkan afnemen.

De kunststof carrosseriedelen kunnen opdezelfde wijze worden gewassen als degespoten carrosseriedelen.

Parkeer de auto niet onder bomen, aan-gezien harsdruppels bij langere inwerkingde lak kunnen beschadigen, waardoor dekans op roestvorming wordt vergroot.

Voor een goede bescherming van de lak,moet de lak af en toe behandeld wordenmet een speciale beschermende was; alsde lak dof is geworden door smog, be-handel de lak dan met polishwas, die delak niet alleen beschermd maar ook lichtpolijst.

BELANGRIJK Vogeluitwerpselen dienenzo snel en zo goed mogelijk van de lak ver-wijderd te worden, omdat door de agres-sieve bestanddelen de lak kan beschadigen.

Schoonmaakmiddelen veront-reinigen het water. Daarommoet de auto bij voorkeur wor-den gewassen op een plaats

waar het afvalwater direct wordt opge-vangen en gezuiverd.

Ruiten

Gebruik voor het schoonmaken van deruiten een daarvoor geschikt schoon-maakmiddel. Gebruik een schone, zachtedoek om krassen en beschadigingen tevoorkomen.

BELANGRIJK Let er bij het schoonmakenvan de binnenzijde van de achterruit opdat de elektrische weerstandsdraden vande achterruitverwarming niet worden be-schadigd. Veeg voorzichtig in de richtingvan de draden.

Motorruimte

Laat de motorruimte na het winterseizoenzorgvuldig uitspuiten. Hierbij mag de wa-terstraal niet direct op de elektronischeregeleenheden worden gericht en moetende bovenste ventilatie-openingen goed be-schermd worden, om beschadiging van deruitenwissermotor te voorkomen. Laatdeze werkzaamheden verzorgen door eengespecialiseerd bedrijf.

BELANGRIJK Voor het uitspuiten van demotorruimte moet de contactsleutel instand STOP staan en de motor koud zijn.Controleer na het reinigen of de ver-schillende beschermingen (rubber kappen,deksels enz.) nog op hun plaats zitten enniet beschadigd zijn.

Koplampen

BELANGRIJK Gebruik voor het reinigenvan het kunststof lampenglas van de kop-lampen geen aromatische producten (bijv.benzine) of ketonen (bijv. aceton).

De stoffen bekleding van uwauto is langdurig bestand te-gen slijtage die ontstaat bijeen normaal gebruik van de

auto. Hevig en/of langdurig wrijven metkledingaccessoires zoals metalen ges-pen, sierknopen en klittenbandsluitin-gen, moet echter absoluut worden ver-meden omdat hierdoor grote druk ont-staat op een bepaalde plek op de be-kleding, waardoor deze plek kan slijtenen de bekleding beschadigd wordt.

KUNSTSTOF INTERIEURDELEN

210

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

STOELEN EN STOFFENBEKLEDING

Verwijder stof met een zachte borstel ofeen stofzuiger. Voor een nog betere rei-niging van de stoffen bekleding raden wiju aan de borstel vochtig te maken.

Reinig de zittingen met een vochtige sponsen een oplossing van neutrale zeep.

Gebruik nooit ontvlambareproducten zoals petroleum

of wasbenzine voor het reinigen vande interieurdelen van de auto. Deelektrostatische lading die tijdens hetreinigen door het wrijven ontstaat,kan brand veroorzaken.

ATTENTIE

Bewaar nooit spuitbussen inde auto: ontploffingsgevaar.

Spuitbussen mogen niet wordenblootgesteld aan temperaturen boven50°. In de zomer kan de temperatuurin het interieur ver boven deze waar-de oplopen.

ATTENTIE

INTERIEUR

Controleer af en toe of er onder de vloer-bedekking geen water is blijven staan(dooiwater van sneeuwresten aan schoe-nen, lekkende paraplu’s enz.), waardoorroestvorming op de bodem veroorzaaktzou kunnen worden.

BELANGRIJK Gebruik nooit alcohol ofbenzine om het glas van het instrumen-tenpaneel schoon te maken.

LEREN STUURWIEL /POOKKNOP

Reinig deze componenten uitsluitend metwater en neutrale zeep.

Gebruik nooit alcohol of producten op basis van alcohol.

Voordat u speciale producten gebruiktvoor het reinigen van de interieurdelen,moet u eerst de aanwijzingen op het eti-ket van het product lezen en controlerenof het geen alcohol en/of substanties opbasis van alcohol bevat.

Als tijdens het reinigen van de voorruitmet speciaal daarvoor bestemde produc-ten, per ongeluk druppels op het leer vanhet stuurwiel of de pookknop terechtko-men, moeten deze onmiddellijk wordenverwijderd en het betreffende gebied metwater en neutrale zeep worden afgeno-men.

BELANGRIJK Wees zeer voorzichtig bijhet gebruik van mechanische diefstalbe-veiligingen op het stuurwiel om bescha-diging van de leren bekleding te voorko-men.

Wij raden u aan om de kunststof interieurdelen op de normale manier tereinigen met een doek bevochtigd met water en een neutrale zeep zonderschuurmiddel. Voor het verwijderen vanvet- of hardnekkige vlekken moeten speciale schoonmaakmiddelen zonder oplosmiddelen worden gebruikt, die geschikt zijn voor het reinigen van kunst-stof en die het visuele effect en de kleurvan de componenten niet wijzigen.

211

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

IDENTIFICATIEGEGEVENS .............................................. 212

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN . 214

MOTOR ................................................................................. 216

BRANDSTOFSYSTEEM ...................................................... 217

TRANSMISSIE ....................................................................... 217

REMMEN ................................................................................ 218

WIELOPHANGING ............................................................ 218

STUURINRICHTING .......................................................... 218

WIELEN .................................................................................. 219

AFMETINGEN ...................................................................... 223

PRESTATIES .......................................................................... 229

GEWICHTEN ....................................................................... 230

VULLINGSTABEL ................................................................ 261

VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN ........................ 262

BRANDSTOFVERBRUIK ................................................... 264

CO2-EMISSIE ......................................................................... 265

RADIOGOLF-AFSTANDSBEDIENINGMINISTRIËLE GOEDKEURING......................................... 266

TTTTEEEECCCCHHHHNNNNIIIISSSSCCCCHHHHEEEE GGGGEEEEGGGGEEEEVVVVEEEENNNNSSSS

TYPEPLAATJE METIDENTIFICATIEGEGEVENS fig. 1

Het typeplaatje is aangebracht op de front-traverse in de motorruimte en bevat devolgende informatie:

A Naam van de fabrikant.

B Nummer typegoedkeuring.

C Identificatiecode van het autotype.

D Chassisnummer.

E Max. toelaatbaar totaalgewicht van deauto.

F Max. toelaatbaar totaalgewicht van deauto met aanhanger.

G Max. toelaatbare voorasbelasting.

H Max. toelaatbare achterasbelasting.

I Motortype.

L Code van de carrosserie-uitvoering.

M Nummer voor de onderdelen.

N Correctiewaarde voor de uitlaat-rookgasmeting.

IDENTIFICATIEGEGEVENS

Wij raden u aan om nota te nemen van deidentificatiegegevens. De identificatiege-gevens zijn op de volgende typeplaatjes in-geslagen:

❒ Typeplaatje met identificatiegegevens.

❒ Chassisnummer.

❒ Plaatje met informatie over de car-rosserielak.

❒ Motorcode.

fig. 1 F0N0143m

212

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

CHASSISNUMMER fig. 3

De chassisnummers zijn aangebracht: opde wielkuip aan passagierszijde A-fig. 3 enaan de onderzijde van de voorruit fig. 4.

❒ type van de auto;

❒ oplopend productienummer.

MOTORCODE

De motorcode is in het cilinderblok inge-slagen, en bestaat uit het motortype eneen oplopend productienummer.

PLAATJE MET INFORMATIEOVER DE CARROSSERIELAK fig. 2

Het typeplaatje is aangebracht op de front-traverse in de motorruimte en bevat devolgende informatie:

A Fabrikant van de lak.

B Kleurbenaming.

C Kleurcode.

D Kleurcode voor bijwerken en over-spuiten.

fig. 2 F0N0160m fig. 3 F0N0162m

213

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

fig. 4 F0N0161m

214

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

MOTORCODES - CARROSSERIE-UITVOERINGEN

Uitvoeringen Typecode motor

100 Multijet 4HV

120 Multijet SOFIM F1AE0481D

130 Multijet SOFIM F1AE0481N

160 Multijet SOFIM F1CE0481D

Hierna is een voorbeeld opgenomen van een code van een carrosserie-uitvoering met bijbehorende legenda die geldt voor allecodes van de carrosserie-uitvoeringen:

Legenda: 250 A A M F A AX

MODEL

LAADVERMOGEN

MOTOR

TRANSMISSIE/ASSEN MOTOR

CARROSSERIE

WIELBASIS

UITVOERING

215

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

LAADVERMOGENA 3000 kgB 3300 kgC 3500 kg LIGHTD 3500 kg HEAVYE 4005 kg

MOTORENA 100 MultijetC 120 MultijetD 160 MultijetE 130 Multijet

TRANSMISSIEM Handgeschakelde versnellingsbakA Automatische versnellingsbak

CARROSSERIEA Chassis/cabine G Pick-up verlengde cabineB Chassis zonder cabine H Chassis verlengde cabineC Platformchassis/cabine M MinibusD Pick-up P PanoramaE Schoolbus basisonderwijs R Combinato 6/9 persoonsL Schoolbus voortgezet onderwijs U Platformchassis zonder cabineF Bestel

WIELBASISA Korte wielbasisB Medium wielbasisC Lange wielbasisD Medium-lange wielbasis

216

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

MOTOR

ALGEMENE INFORMATIE

Typecode

Cyclus

Aantal en opstelling cilinders

Boring en slag mm

Cilinderinhoud cm3

Compressieverhouding

Max. vermogen (EU) kWpk

bijbehorend toerental min-1

Max. koppel (EU) Nm

bijbehorend toerental min-1

Brandstof

120 Multijet

Sofim F1AE0481D

Diesel

4 in lijn

88 x 94

2287

19 ± 0,5

881203600

320

2000

Diesel voor motorvoertuigen

(specificatie EN590)

130 Multijet

Sofim F1AE0481N

Diesel

4 in lijn

88 x 94

2287

19 ± 0,5

95,51303600

320

2000

Diesel voor motorvoertuigen

(specificatie EN590)

160 Multijet

Sofim F1CE0481D

Diesel

4 in lijn

95,8 x 104

2999

19

115,51573500

400

1600

Diesel voor motorvoertuigen

(specificatie EN590)

100 Multijet

4HV

Diesel

4 in lijn

86 x 94,6

2198

17,5

741002900

250

1500

Diesel voor motorvoertuigen

(specificatie EN590)

217

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

BRANDSTOFSYSTEEM

Brandstofsysteem Directe inspuiting “Common Rail”

Modificaties of reparaties aan het brandstofsysteem die niet correct worden uitgevoerd en waarbij geen reke-ning wordt gehouden met de technische specificaties van het systeem, kunnen storingen in de werking en zelfs

brand veroorzaken.

ATTENTIE

TRANSMISSIE

100 Multijet 120 Multijet - 130 Multijet - 160 Multijet

Versnellingsbak

Koppeling

Aandrijving

Zelfstellend met koppelingspedaal zonder vrije slag

Voor

Vijf gesynchroniseerde versnellingen vooruit eneen versnelling achteruit

Zes gesynchroniseerde versnellingen vooruit eneen versnelling achteruit

218

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

WIELOPHANGING

Voor

Achter

REMMEN

Voetrem:

– voor

– achter

Handrem

BELANGRIJK Water, ijs en strooizout op de wegen kunnen zich afzetten op de remschijven waardoor de gewenste remvertra-ging iets later wordt bereikt.

onafhankelijke wielophanging, type McPherson

Starre buisvormige achteras; bladveren in lengterichting

bediend met handremhefboom, werkend op de achterwielen

schijfremmen

geventileerde schijfremmen

hydraulisch bekrachtigde tandheugel

STUURINRICHTING

Korte wielbasis Medium wielbasis Medium wielbasis Lange wielbasis

Type

Draaicirkel (tussen stoepranden) m 11,06 12,46 13,54 14,28

219

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

VERKLARING VAN DE CODERING OP DE BANDEN fig. 4

Voorbeeld: 215/70 R 15 109S

215 = Nominale breedte (S, afstand inmm tussen de flanken).

70 = Hoogte/breedte-verhouding (H/S)(percentage).

R = Radiaalband.

15 = Diameter van de velg (in inch) (Ø).

109 = Beladingsindex (draagvermogen).

S = Snelheidsindex.

WIELEN

VELGEN EN BANDEN

Geperst stalen of lichtmetalen velgen. Tu-beless radiaalbanden. Op de typegoed-keuring zijn bovendien alle goedgekeur-de banden aangegeven.

BELANGRIJK Als de gegevens in het in-structieboekje afwijken van die van de type-goedkeuring, dient u zich altijd aan de ge-gevens van de typegoedkeuring te houden.

Voor de rijveiligheid is het noodzakelijkdat alle wielen zijn voorzien van bandenvan hetzelfde merk en hetzelfde type.

BELANGRIJK In tubeless banden mogengeen binnenbanden gebruikt worden.

fig. 4 F0N0113m

RESERVEWIEL

Geperst stalen velg. Tubeless band, de-zelfde als de standaard gemonteerde band.

WIELUITLIJNING

Toespoorvoor totaal: – 1 ± 1 mm

De waarden zijn van toepassing op een on-belaste auto in rijklare staat.

VERKLARING VAN DECODERING OP DE VELGEN fig. 4

Voorbeeld: 6J x 15 ET43

6 = breedte van de velg in inch 1.

J = velgbedprofiel (deel aan de zij-kanten waarop de band steunt) 2.

15 = montagediameter in inch (komtovereen met die van de band diegemonteerd moet worden) 3 =Ø.

ET43 = diepte van de velgbolling (afstandtussen het montagevlak van develg op de naaf en het velghart).

Beladingsindex (draagvermogen)

70 = 335 kg 81 = 462 kg

71 = 345 kg 82 = 475 kg

72 = 355 kg 83 = 487 kg

73 = 365 kg 84 = 500 kg

74 = 375 kg 85 = 515 kg

75 = 387 kg 86 = 530 kg

76 = 400 kg 87 = 545 kg

77 = 412 kg 88 = 560 kg

78 = 425 kg 89 = 580 kg

79 = 437 kg 90 = 600 kg

80 = 450 kg 91 = 615 kg

Snelheidsindex

Q = tot 160 km/h.

R = tot 170 km/h.

S = tot 180 km/h.

T = tot 190 km/h.

U = tot 200 km/h.

H = tot 210 km/h.

V = tot 240 km/h.

Maximale snelheid bij winterbanden

QM + S = max. 160 km/h.

TM + S = max. 190 km/h.

HM + S = max. 210 km/h.

220

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

221

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

215/70 R15C 109/107S225/70 R15C 112/110S

215/70 R15CP 109/107Q

215/75 R16C 116/114R225/75 R16C 118/116R

225/75 R16CP 116/114Q

6J x 15” - H2

6J x 15” - H2

6J x 16” - H2

6J x 16” - H2

Uitvoering Velgen Standaard banden

Ducato(behalve recreatievoertuigen)

Ducato(recreatievoertuigen)

Ducato Maxi(behalve recreatievoertuigen)

Ducato Maxi(recreatievoertuigen)

3000 PTT(*) Light met standaard banden, behalve PANORAMA

3300 PTT(*) Light / 3500 PTT(*) Light met standaard banden

PANORAMA met standaard banden

3000 PTT(*) Light met grotere banden, behalve PANORAMA

3300 PTT(*) Light / 3500 PTT(*) Light met grotere ban-den

PANORAMA met grotere banden

Light-serie met “Camping”-banden

Heavy-serie met standaard banden

Heavy-serie met grotere banden

Heavy-serie met “Camping”-banden

4,0 ± 0,05 4,0 ± 0,05

4,1 ± 0,05 4,5 ± 0,05

4,1 ± 0,05 4,5 ± 0,05

4,0 ± 0,05 4,0 ± 0,05

4,1 ± 0,05 4,5 ± 0,05

4,1 ± 0,05 4,5 ± 0,05

5,0 ± 0,05 5,5 ± 0,05

4,5 ± 0,05 5,0 ± 0,05

4,5 ± 0,05 5,0 ± 0,05

5,5 ± 0,05 5,5 ± 0,05

222

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)

Standaard banden Gebruik Voor Achter

215/70 R15

215/70 R15

225/70 R15

225/70 R15

215/70 R15 CP

215/75 R16

225/75 R16

225/75 R16 CP

(*) PTT: Totaal geladen gewichtBij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.

223

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

AFMETINGEN

BESTEL-UITVOERING

De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden.

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto.

F0N0115mfig. 5

224

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

Uitvoeringen Bestel

A

B

C

D

E

F

G

H

I

De afmetingen variëren afhankelijk van de verschillende uitvoeringen binnen de hiervoor vermelde limieten.

CH1

948

3000

1015

4963

2254

1810

2050

1790

MH1MH2

948

3450

1015

5413

2254/2524

1810

2050

1790

LH2LH3

948

4035

1015

5998

2524/2764

1810

2050

1790

XLH2XLH3

948

4035

1380

6363

2524/2764

1810

2050

1790

225

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

F0N0116mfig. 6

PICK-UP-UITVOERING

De afmetingen zijn aangegeven in mm en hebben betrekking op een auto die is uitgerust met standaard banden.

De hoogte heeft betrekking op een onbelaste auto.

226

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

Uitvoeringen Pick-up Chassis/cabine

A

B

C

D

E

F

G

H

L

De afmetingen variëren afhankelijk van de verschillende uitvoeringen binnen de hiervoor vermelde limieten.

CH1

948

3000

1345

5293

2798

2254

1810

1790

2100

MH1

948

3450

1345

5743

3248

2254

1810

1790

2100

LH1

948

4035

1345

6328

3833

2254

1810

1790

2100

XLH1

948

4035

1710

6693

4198

2254

1810

1790

2100

CH1

948

3000

960

4908

2254

1810

1790÷1980

2050

XLH1

948

4035

1325

6308

2254

1810

1790÷1980

2050

MH1MLH1

948

3450/3800

960

5358/5708

2254

1810

1790÷1980

2050

LH1

948

4035

960

5943

2254

1810

1790÷1980

2050

227

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

CH1

925

3000

860

4785

1810

1790÷1980

2050

MH1MLH1

925

3450/3800

860

5235/5585

1810

1790÷1980

2050

LH1

925

4035

860

5820

1810

1790÷1980

2050

XLH1

925

4035

1225

6185

1810

1790÷1980

2050

CH1

948

3000

880

4828

2254

1810

1790÷1980

2050

XLH1

948

4035

1245

6228

2254

1810

1790÷1980

2050

MH1MLH1

948

3450/3800

880

5278/5628

2254

1810

1790÷1980

2050

LH1

948

4035

880

5863

2254

1810

1790÷1980

2050

Uitvoeringen Chassis Special chassis/cabine

A

B

C

D

E

F

G

H

L

De afmetingen variëren afhankelijk van de verschillende uitvoeringen binnen de hiervoor vermelde limieten.

228

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

CH1

925

3000

880

4805

1810

1790÷1980

2050

MH1MLH1

925

3450/3800

880

5255/5605

1810

1790÷1980

2050

LH1

925

4035

880

5840

1810

1790÷1980

2050

XLH1

925

4035

1245

6205

1810

1790÷1980

2050

Uitvoeringen Special chassis

A

B

C

D

G

H

L

De afmetingen variëren afhankelijk van de verschillende uitvoeringen binnen de hiervoor vermelde limieten.

229

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

PRESTATIES

Maximale snelheid na de inrijperiode in km/h.

100 Multijet 120 Multijet 130 Multijet 160 Multijet

BESTEL CH1-MH1 140 155 – 165

MH2-LH2 135 150 – 160XLH2

LH3-XLH3 130 145 – 155

CH1 140 155 160 161 (*) - 165 (▼)

PICK-UP MHI-MLHI 140 155 160 161 (*) - 165 (▼)

LH1-XLH1 140 155 160 161 (*) - 165 (▼)

(*) Gamma Heavy

(▼) Gamma Light

120 Multijet

1860 ÷ 1925

1075 ÷ 1140

16301650

3000

2500750

100

160 Multijet

1910 ÷ 1975

1025 ÷ 1090

16301650

3000

2500750

100

100 Multijet

1845 ÷ 1910

1090 ÷ 1155

16301650

3000

2000750

100

230

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

GEWICHTEN BESTELGewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3000 kg (***)

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

(***) De waarden hebben betrekking op een gesloten bestel en bestel met ruiten met een medium en korte wielbasis, zowel met een hoog als een laag zijpaneel.

231

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1860 ÷ 2000

1300 ÷ 1440

17501900

3300

2500750

100

160 Multijet

1910 ÷ 2050

1250 ÷ 1390

17501900

3300

2500750

100

100 Multijet

1845 ÷ 1985

1315 ÷ 1455

17501900

3300

2000750

100

GEWICHTEN BESTEL

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3300 kg (***)

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

(***) De waarden hebben betrekking op een gesloten bestel en bestel met ruiten met een medium en korte wielbasis, zowel met een hoog als een laag zijpaneel.

120 Multijet

1860 ÷ 2000

1500 ÷ 1640

18502000

3500

2500750

100

160 Multijet

1910 ÷ 2050

1450 ÷ 1590

18502000

3500

2500750

100

100 Multijet

1845 ÷ 1985

1515 ÷ 1655

18502000

3500

2000750

100

232

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

GEWICHTEN BESTEL

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg (***)

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

(***) De waarden hebben betrekking op een gesloten bestel en bestel met ruiten met een medium en korte wielbasis, zowel met een hoog als een laag zijpaneel.

233

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1940 ÷ 2090

1410 ÷ 1560

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet

1990 ÷ 2140

1360 ÷ 1510

21002400

3500

3000750

120

GEWICHTEN BESTEL (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg (***)

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

(***) De waarden hebben betrekking op een gesloten bestel en bestel met ruiten met een medium en korte wielbasis, zowel met een hoog als een laag zijpaneel.

234

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

2010 ÷ 2135

1865÷ 1990

21002400

4000

2500750

100

160 Multijet

2060 ÷ 2185

1815 ÷ 1940

21002400

4000

2500750

100

GEWICHTEN BESTEL (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 4000 kg (***)

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

(***) De waarden hebben betrekking op een gesloten bestel en bestel met ruiten met een medium en korte wielbasis, zowel met een hoog als een laag zijpaneel.

235

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1810 ÷ 1855

1125 ÷ 1145

16301650

2935/3000

2500750

100

160 Multijet

1860 ÷ 1905

1095 ÷ 1140

16301650

2935/3000

2500750

100

100 Multijet

1795 ÷ 1840

1125 ÷ 1160

16301650

2920/3000

2000750

100

GEWICHTEN PICK-UP

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

236

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1810 ÷ 1910

1390 ÷ 1435

17501900

3245/3300

2500750

100

160 Multijet

1860 ÷ 1960

1340 ÷ 1440

17501900

3245/3300

2500750

100

100 Multijet

1795 ÷ 1895

1405 ÷ 1435

17501900

3230/3300

2000750

100

GEWICHTEN PICK-UP

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3300 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

237

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1810 ÷ 1910

1535 ÷ 1590

18502000

3345/3500

2500750

100

160 Multijet

1860 ÷ 1960

1540 ÷ 1640

18502000

3345/3500

2500750

100

100 Multijet

1795 ÷ 1895

1535 ÷ 1605

18502000

3330/3500

2000750

100

GEWICHTEN PICK-UP

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

238

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1895 ÷ 1985

1515 ÷ 1605

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet

1945 ÷ 2035

1465 ÷ 1555

21002400

3500

3000750

120

GEWICHTEN PICK-UP (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

239

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1895 ÷ 1985

2015 ÷ 2105

21002400

4000

2500750

100

160 Multijet

1945 ÷ 2035

1965 ÷ 2055

21002400

4000

2500750

100

GEWICHTEN PICK-UP (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 4000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

240

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1615

16301650

3000

2500750

100

100 Multijet

1600

16301650

3000

2000750

100

GEWICHTEN PLATFORMCHASSIS/CABINE

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

241

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1595 ÷ 1630

17501900

3300

2500750

100

100 Multijet

1580 ÷ 1615

17501900

3300

2000750

100

GEWICHTEN PLATFORMCHASSIS/CABINE

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3300 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

242

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1595 ÷ 1630

18502000

3500

2500750

100

100 Multijet

1580 ÷ 1615

18502000

3500

2000750

100

GEWICHTEN PLATFORMCHASSIS/CABINE

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

243

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

160 Multijet

1705 ÷ 1735

1765 ÷ 1795

21002400

3500

3000750

120

120 Multijet

1655 ÷ 1685

1815 ÷ 1845

21002400

3500

3000750

120

GEWICHTEN PLATFORMCHASSIS/CABINE (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

244

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

160 Multijet

1705 ÷ 1735

2265 ÷ 2295

21002400

4000

2500750

100

120 Multijet

1655 ÷ 1685

2315 ÷ 2345

21002400

4000

2500750

100

GEWICHTEN PLATFORMCHASSIS/CABINE (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 4000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

245

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet (❏)

1605 ÷ 1635

16301650

3000

2500750

100

160 Multijet (❏)

1655 ÷ 1695

16301650

3000

2500750

100

100 Multijet (❏)

1590 ÷ 1630

16301650

3000

2000750

100

GEWICHTEN CHASSIS/CABINE

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(❏) Chassis-uitvoering

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.

(**)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanigwordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

246

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet(❏)

1605 ÷ 1655

17501900

3300

2500750

100

100 Multijet(▼)

1545 ÷ 1560

17501900

3300

2000750

100

100 Multijet(❏)

1590 ÷ 1640

17501900

3300

2000750

100

130 Multijet(❏)

1605 ÷ 1655

17501900

3300

2500750

100

130 Multijet(▼)

1560 ÷ 1580

17501900

3300

2500750

100

160 Multijet(❏)

1655 ÷ 1705

17501900

3300

2500750

100

GEWICHTEN CHASSIS/CABINE

Gewichten (kg)Uitvoeringen tot.gew. 3300 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(❏) Chassis-uitvoering

(▼) Special-uitvoering

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.

(**)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanigwordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

247

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet(❏)

1605 ÷ 1655

18502000

3500

2500750

100

100 Multijet(▼)

1545 ÷ 1575

18502000

3500

2000750

100

100 Multijet(❏)

1590 ÷ 1640

18502000

3500

2000750

100

130 Multijet(❏)

1605 ÷ 1655

18502000

3500

2500750

100

130 Multijet(▼)

1560 ÷ 1590

18502000

3500

2500750

100

160 Multijet(❏)

1655 ÷ 1705

18502000

3500

2500750

100

GEWICHTEN CHASSIS/CABINE

Gewichten (kg)Uitvoeringen tot.gew. 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen,brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(❏) Chassis-uitvoering

(▼) Special-uitvoering

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.

(**)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanigwordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

248

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet(▼)

1610 ÷ 1630

1870 ÷ 1890

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet(❏)

1725 ÷ 1760

1740 ÷ 1775

21002400

3500

3000750

120

120 Multijet(❏)

1675 ÷ 1710

1790 ÷ 1825

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet(▼)

1660 ÷ 1680

1820 ÷ 1840

21002400

3500

3000750

120

GEWICHTEN CHASSIS/CABINE (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) incl. de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(❏) Chassis-uitvoering

(▼) Special-uitvoering

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.

(**)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanigwordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

249

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet(▼)

1610 ÷ 1630

2370 ÷ 2390

21002400

4000

2500750

100

160 Multijet(❏)

1725 ÷ 1760

2240 ÷ 2275

21002400

4000

2500750

1200

120 Multijet(❏)

1675 ÷ 1710

2290 ÷ 2325

21002400

4000

2500750

100

160 Multijet(▼)

1660 ÷ 1680

2320 ÷ 2340

21002400

4000

2500750

100

GEWICHTEN CHASSIS/CABINE (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 4000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) incl. de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(❏) Chassis-uitvoering

(▼) Special-uitvoering

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.

(**)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanigwordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

250

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet(▼)

1310 ÷ 1330

2170 ÷ 2190

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet(❏)

1425 ÷ 1460

2040 ÷ 2075

21002400

3500

3000750

120

120 Multijet(❏)

1375 ÷ 1410

2090 ÷ 2125

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet(▼)

1360 ÷ 1380

2120 ÷ 2140

21002400

3500

3000750

120

GEWICHTEN CHASSIS (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) incl. de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(❏) Chassis-uitvoering

(▼) Special-uitvoering

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.

(**)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanigwordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

251

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet(▼)

1310 ÷ 1330

2670 ÷ 2690

21002400

4000

2500750

100

160 Multijet(❏)

1425 ÷ 1460

2540 ÷ 2575

21002400

4000

2500750

100

120 Multijet(❏)

1375 ÷ 1410

2590 ÷ 2625

21002400

4000

2500750

100

160 Multijet(▼)

1360 ÷ 1380

2620 ÷ 2640

21002400

4000

2500750

100

GEWICHTEN CHASSIS (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 4000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) incl. de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(❏) Chassis-uitvoering

(▼) Special-uitvoering

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totale laadvermogenmet hetzelfde gewicht daalt.

(**)Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de auto zodanigwordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

252

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1965 ÷ 2025

1275 ÷ 1335

17501900

3300

2500750

100

160 Multijet

2015 ÷ 2075

1225 ÷ 1285

17501900

3300

2500750

100

100 Multijet

1950 ÷ 2010

1290 ÷ 1350

17501900

3300

2000750

100

GEWICHTEN DUBBELE CABINE

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3300 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

253

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1965 ÷ 2025

1475 ÷ 1535

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet

2015 ÷ 2075

1425 ÷ 1485

21002400

3500

3000750

120

100 Multijet

1950 ÷ 2010

1490 ÷ 1550

21002400

3500

3000750

120

GEWICHTEN DUBBELE CABINE

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

254

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

2005 ÷ 2105

1395 ÷ 1495

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet

2055 ÷ 2155

1345 ÷ 1445

21002400

3500

3000750

120

GEWICHTEN DUBBELE CABINE (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

255

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1950

1050

16001650

3000

2500750

100

160 Multijet

2000

1000

16001650

3000

2500750

100

100 Multijet

1935

1065

16001650

3000

2000750

100

GEWICHTEN COMBINATO

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

256

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

1950 ÷ 2060

1240 ÷ 1350

17501900

3300

2500750

100

160 Multijet

2000 ÷ 2100

1190 ÷ 1300

17501900

3300

2500750

100

100 Multijet

1935 ÷ 2045

1255 ÷ 1365

17501900

3300

2000750

100

GEWICHTEN COMBINATO

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3300 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

257

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

160 Multijet

2175

1325

21002440

3500

2500750

100

GEWICHTEN COMBINATO

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

120 Multijet

2125

1375

21002440

3500

2500750

100

258

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

2100

1400

21002400

3500

3000750

120

160 Multijet

2150

1350

21002400

3500

3000750

120

GEWICHTEN COMBINATO (HEAVY-uitvoeringen)

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3500 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

259

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

2215

785

16301650

3000

2500750

100

160 Multijet

2265

735

16301650

3000

2500750

100

100 Multijet

2200

800

16301650

3000

2000750

100

GEWICHTEN PANORAMA

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3000 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

260

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

120 Multijet

2215 ÷ 2300

1000 ÷ 1085

17501900

3300

2500750

100

160 Multijet

2265 ÷ 2350

950 ÷ 1035

17501900

3300

2500750

100

100 Multijet

2200 ÷ 2285

1015 ÷ 1100

17501900

3300

2000750

100

GEWICHTEN PANORAMA

Gewichten (kg)Uitvoeringen totaalgewicht 3300 kg

Leeggewicht (met alle vloeistoffen, brandstoftank voor 90% gevuld en zonder optionals):

Nuttig laadvermogen (*) inclusief de bestuurder:

Max. toelaatbaar gewicht (**)– vooras:– achteras:

– totaal:

Trekgewichten– geremd:– ongeremd:

Max. gewicht op de trekhaak(geremde aanhanger):

(*) Als er speciale accessoires zijn gemonteerd (trekhaak enz.), dan stijgt het rijklaar gewicht, waardoor het totalelaadvermogen met hetzelfde gewicht daalt.

(**) Maximum waarden die niet mogen worden overschreden. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker dat de autozodanig wordt beladen dat deze limieten niet worden overschreden.

261

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

100Multijet

90 (*)10/12

11 (▼)

5,886,38

2,4

0,60,62

1,5

5,55,5

VULLINGSTABEL

Brandstoftank: literinclusief een reserve van: liter

Motorkoelsysteemmotor: liter

Carter: literCarter en filter: liter

Versnellingsbak/differentieel: liter

Hydraul. remcircuit met:ABS: literASR/ESP: liter

Hydraulische stuurbekrachtigingliter

Vloeistofreservoir ruitensproeiers en achterruitsproeier liter met koplampsproeiers: liter

(*) Op alle uitvoeringen kan een 120 liter tank worden besteld.Op “Recreatie”-uitvoeringen kan een 60 liter tank worden besteld.

(▼) Met Webasto: 11,15 liter

Verwarming onder stoel 600cc: 11,6 liter

Verwarming achter 900cc: 11,9 liter

(❏)Uitvoeringen 100 Multijet - 120 Multijet - 130 Multijet

(■)Uitvoeringen 160 Multijet

Voorgeschreven brandstof en originele smeermiddelen

Diesel voor motorvoertuigen (specificatie EN590)

Mengsel van water en 50% PARAFLU UP

SELENIA WR

TUTELA CAR EXPERYA (❏)TUTELA CAR MATRYX (■)

TUTELA TOP 4

TUTELA CAR GI/E

Mengsel van water en TUTELA PROFESSIONAL SC 35

120Multijet

90 (*)10/12

11 (▼)

5,96,5

2,7

0,60,62

1,5

5,55,5

130Multijet

90 (*)10/12

11 (▼)

5,96,5

2,7

0,60,62

1,5

5,55,5

160Multijet

90 (*)10/12

11 (▼)

6,07,0

2,9

0,60,62

1,5

5,55,5

262

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

VLOEISTOFFEN EN SMEERMIDDELEN

AANBEVOLEN PRODUCTEN EN HUN SPECIFICATIES

Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistoffen en smeer- Vervangings-voor een correct functioneren van de auto middelen(originele) interval

Smering voor dieselmotoren

Als u niet de originele SAE 5W/40-producten gebruikt, moeten de smeermiddelen minimaal voldoen aan de specificaties ACEA B4;in dit geval zijn de optimale prestaties van de motor niet gegarandeerd.Het gebruik van producten die niet voldoen aan de specificaties ACEA B4 kan beschadigingen aan de motor veroorzaken die nietdoor de garante gedekt worden.Vraag bij zeer strenge klimatologische omstandigheden de Fiat-dealer om het juiste product uit de Selenia-lijn.

Motorolie SAE 5W-40 op synthetische basis met kwalificatie FIAT 9.55535- N2

SELENIA WR Volgens het Gepro-grammeerde Onder-houdsschema

263

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

Olie en vetten voor kracht-overbrengingen

Gebruik Specificaties van de vloeistoffen en smeermiddelen Vloeistoffen en - Toepassingvoor een correct functioneren van de auto smeermiddellen

(originele)

Remvloeistof

Antivries voor radiateur

Toevoeging voor dieselbrandstof

Vloeistof voor ruitensproeiers/achterruitsproeier

(*) BELANGRIJK Nooit bijvullen of mengen met vloeistoffen waarvan de specificaties afwijken van hetgeen is voorgeschreven.

Synthetische olie SAE 75W-80 Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL-4

Synthetische olie SAE 75W-85 Voldoet ruimschoots aan de specificaties API GL-4

Vet op basis van lithiumzepen, bevat molybdeenbisulfide. Indringingsgetal NLGI 2

Vet op basis van lithiumzepen. Indringingsgetal NLGI 0

Synthetisch vet op basis van polyureum voor hoge temperaturen. Indringingsgetal NLGI 2

Smeermiddel voor stuurbekrachtiging en automatischetransmissies. Voldoet ruimschoots aan de specificaties ATFDEXRON III

Synthetische remvloeistof FMVSS nr 116 DOT 4, ISO 4925SAE J1704, CUNA NC 956- 01

Roodgekleurd beschermingsmiddel met antivries op basis vanglycol-monoethyleen voor koelsysteem, corrosiewerend metorganische formule.Voldoet ruimschoots aan de specificaties CUNA NC 956-16,ASTM D 3306

Toevoeging voor dieselbrandstof met beschermende werkingvoor dieselmotoren

Mengsel van alcoholen, water en oppervlakte-actieve stoffenCUNA NC 956-II

TUTELA CAREXPERYA

TUTELA CARMATRYX

TUTELA STAR 500

TUTELA MRM ZERO

TUTELA STAR 325

TUTELA GI/E

TUTELA TOP 4

PARAFLU UP (*)

TUTELA DIESELART

TUTELA PROFESSIONALSC 35

Mechanische versnel-lingsbak en differentieel

Mechanische versnel-lingsbak en differentieel

Homokinetische kop-pelingen aan wielzijde

Homokinetische koppelingen aan differentieelzijdeHomokinetische koppelingen aan differentieelzijde

Hydraulische stuurbekrachtiging

Hydraulisch remsysteem en koppelingbedieningMotorkoelsysteem.Mengverhouding: 50%water en 50% PARAFLU UP

Vermengen met diesel-olie (25 cc per 10 liter)

Onverdund of met water gebruiken

264

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

CO2-EMISSIEDe CO2-emissie, vermeld in de volgende tabel, is gemeten op een gecombineerd traject.Uitvoeringen CO2-emissie volgens

EU 1999/100-normen (g/km)100 Multijet (*)120 Multijet (*)130 Multijet (*)160 Multijet (*)

(*) Gegevens nog niet beschikbaar bij de eerste druk.

❒ een testrit buiten de stad: waarbij veel-vuldig wordt geaccelereerd in alle ver-snellingen en waarmee een normaalgebruik van de auto buiten de stadwordt gesimuleerd. De snelheid va-rieert tussen de 0 en 120 km/h;

❒ gecombineerd: hierbij telt de waardevan de stadsrit mee voor 37% en dewaarde van de testrit buiten de stadvoor 63%.

BELANGRIJK Het soort wegdek, ver-keerssituatie, atmosferische omstandighe-

BRANDSTOFVERBRUIK

Het brandstofverbruik dat in de tabellenis opgenomen, is gemeten volgens eenvastgestelde testmethode die in EU-nor-men is vastgelegd.Het brandstofverbruik is gemeten volgensonderstaande procedure:❒ een stadsrit: opgebouwd uit een koude

start gevolgd door een gesimuleerde,normale testrit in stadsverkeer;

den, rijstijl, algemene conditie van de au-to, uitrustingsniveau, gebruik van de air-conditioning, lading van de auto, imperiaalop het dak en andere situaties die de aero-dynamica kunnen beïnvloeden, levereneen ander brandstofverbruik op dan hiervermeld.

Brandstofverbruik volgens EU-normen 1999/100 (liter x 100 km)Uitvoeringen Stadsverkeer Buitenweg Gecombineerd

100 Multijet (*) (*) (*) 120 Multijet (*) (*) (*) 130 Multijet (*) (*) (*)160 Multijet (*) (*) (*)

(*) Waarden nog niet beschikbaar bij de eerste druk.

265

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

BEPALINGEN VOOR HET VERWERKEN VAN DE AUTO AAN HET EINDE VANZIJN LEVENSDUURAl jaren werkt Fiat hard aan de bescherming van het milieu door de doorlopende verbetering van de productieprocessen en deontwikkeling van producten die steeds “milieuvriendelijker” zijn. Om de cliënten de best mogelijke service te garanderen in over-eenstemming met de milieunormen en conform de verplichtingen die voortvloeien uit de 2000/53/EU-richtlijn voor auto’s die aanhet einde van hun levensduur zijn, biedt Fiat aan haar cliënten de mogelijkheid de eigen auto* aan het einde van zijn levensduur inte leveren zonder extra kosten.De Europese richtlijn voorziet er namelijk in dat de auto kan worden ingeleverd zonder kosten voor de laatste houder en/of eige-naar als de auto geen of een negatieve marktwaarde heeft. In bijna alle EU-landen is tot 1 januari 2007 de inname alleen kosteloosvoor auto’s die vanaf 1 juli 2002 zijn geregistreerd, terwijl vanaf 2007 de inname kosteloos is onafhankelijk van het registratiejaarop voorwaarde dat de auto nog beschikt over de essentiële onderdelen (met name motor en carrosserie) en vrij is van bijkomen-de afvalstoffen.Voor de afgifte van uw auto aan het einde van zijn levensduur kan u zich zonder aanvullende verplichtingen tot de Fiat-dealer wen-den of tot een van de inzamelings- en verwerkingsbedrijven die door Fiat zijn goedgekeurd. Dergelijke bedrijven zijn zorgvuldig uit-gekozen en bieden een kwaliteitservice voor de inzameling, de verwerking en het hergebruik van onderdelen van buiten gebruikgestelde auto’s met respect voor het milieu.Voor informatie over de inzamelings- en verwerkingsbedrijven kunt u terecht bij de Fiat-dealer of bel het gratis nummer 008003428 0000 of raadpleeg de Fiat internetsite.

* Auto voor personenvervoer met maximaal 9 zitplaatsen, voor een maximaal toelaatbaar totaalgewicht van 3,5 t

266

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

267

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

268

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

269

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

ALFA

BETIS

CHRE

GIST

ERDA

SHBO

ARD

EN BE

DIEN

ING

VEILI

GHEID

STAR

TEN

EN R

IJDEN

NOOD

-GE

VALL

ENON

DERH

OUD

EN ZO

RGTE

CHNI

SCHE

GEGE

VENS

270

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

- verklaring van bandencodering ...... 219

- verwisselen......................................... 159

- winterbanden ..................................... 143

Bandenspanning.................................... 222

Bedieningsknoppen.............................. 82

Bekerhouder......................................... 87

Bescherming van het milieu............... 112

Brake Assist(remregeling bij noodstops)............ 103

Brandstof

- brandstofmeter.................................. 18

- brandstofnoodschakelaar ................ 84

Brandstofbesparing.............................. 138

Brandstofmeter .................................... 18

Brandstofnoodschakelaar................... 84

Buitenverlichting

- bediening............................................. 74

- gloeilamp achter vervangen ............ 173

- gloeilamp op voorspatbord vervangen............................................ 175

- gloeilamp voor vervangen ............... 170

Buitenverlichting .................................. 74

Carrosserie

- carrosseriecodes ............................... 212

- onderhoud.......................................... 208

Chassisnummer.................................... 213

CO2-emissie ......................................... 264

Code Card ............................................ 8

Cruise-control (snelheidsregelaar) .. 79

Dashboard ........................................... 5

Dashboard en bediening..................... 4

Dashboardkastje .................................. 85

Dead-lock (systeem)

- in-/uitschakelen.................................. 94

Derde remlicht..................................... 175

Diefstalalarm......................................... 13

Digitaal display...................................... 20

Dimlicht

- bediening............................................. 74

- gloeilamp vervangen ......................... 171

Dop van brandstoftank....................... 111

Dubbele achterdeur ............................ 96

Aansteker............................................. 87

Aanwijzingen voor het laden............. 137

ABS ......................................................... 102

Accu

- accu opladen ...................................... 185

- acculading controleren..................... 202

- starten met een hulpaccu................ 158

- vervangen............................................ 203

Achteruitrijcamera .............................. 89

Achteruitrijlicht .................................... 173

Afmetingen ............................................ 223

Airconditioning, automatisch ............ 55

Airconditioning, handbediend ........... 51

Armsteun voor..................................... 38

Asbak...................................................... 87

ASR ......................................................... 105

- in-/uitschakelen.................................. 105

Auto langere tijd stallen ..................... 144

Autoradio .............................................. 108

Banden

- standaard............................................. 221

AAAALLLLFFFFAAAABBBBEEEETTTTIIIISSSSCCCCHHHH RRRREEEEGGGGIIIISSSSTTTTEEEERRRR

271

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

Handrem.............................................. 136

Hoofdsteunen

- voor ..................................................... 40

Hulpverwarming................................... 55

Identificatiegegevens........................... 212

Imperiaal/skidrager .............................. 100

Instrumenten ........................................ 17

Instrumentenpaneel............................. 16

Intelligente wis-/wasregeling.............. 77

Interieur................................................. 209

Interieuruitrusting................................ 85

Isofix ....................................................... 124

Kentekenplaatverlichting................... 175

Kinderzitjes (geschiktheid voor gebruik) ............................................... 122

Klimaatregeling..................................... 47

Koel/warmhoudvak ............................. 85

Koelvloeistoftemperatuurmeter....... 18

Koplampen ............................................ 101

- koplampen afstellen .......................... 101

- koplampverstelling ............................ 101

Koplampsproeiers

- bediening............................................. 78

Lade onder stoel ................................ 41

Lak .......................................................... 208

Lampjes en berichten.......................... 145

Leestafeltje ............................................ 88

Luchtfilter .............................................. 202

Luchtroosters ....................................... 47

Mechanische sleutel ........................... 11

Ministeriële goedkeuring radiogolf-afstandsbediening .............................. 266

Mistachterlicht

- bedieningsknop.................................. 83

- gloeilamp vervangen ......................... 172

Mistlampen

- bedieningsknop.................................. 83

- gloeilamp vervangen ......................... 172

Motor

- code ..................................................... 213

- identificatiecode ................................ 214

- specificaties......................................... 216

Motor starten....................................... 134

- dieselmotor starten.......................... 134

- motor opwarmen na het starten... 135

- motor uitzetten................................. 135

- noodstart ............................................ 158

EOBD-systeem ................................... 106

ESP-systeem.......................................... 103

Extra accessoires ................................. 109

Extra airconditioning achter.............. 73

Extra verwarming achter ................... 72

Fiat CODE (startblokkering) ........... 6

Fix & Go (bandenreparatieset) ......... 163

Follow me home (systeem) ............... 76

Frontairbags .......................................... 123

Gebruik van de handgeschakelde versnellingsbak................................... 136

Gewichten............................................. 230

Gloeilamp (vervangen van een)

- algemene aanwijzingen ..................... 168

- lamptypen ........................................... 168

Gordelspanners.................................... 116

Grootlicht

- bediening............................................. 75

- gloeilamp vervangen ......................... 171

- grootlichtsignaal................................. 75

Grootlichtsignaal.................................. 75

272

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

G VE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

- geprogrammeerd onderhoud......... 190

- Onderhoudsschema .................. 191-193

- periodieke controles ........................ 195

- Zwaar gebruik van de auto............. 195

Opbergvak............................................. 86

Opbergvak onder passagiers-stoel voor ........................................... 86

Opkrikken van de auto....................... 186

Opstaptrede.......................................... 95

Parkeersensoren ................................ 107

Parkeren ................................................ 136

Plafondverlichting achter

- bediening............................................. 82

- gloeilampen vervangen..................... 176

Plafondverlichting voor

- bediening............................................. 81

- gloeilampen vervangen..................... 176

Pollenfilter ............................................. 202

Portieren ............................................... 92

Prestaties ............................................... 229

Radiogolf-afstandsbediening: ministeriële goedkeuring ................. 266

Radiozendapparatuur en mobiele telefoons ............................. 110

Regensensor ......................................... 78

Remmen

- specificaties......................................... 218

- vloeistofniveau ................................... 200

Richtingaanwijzers

- bediening............................................. 75

- gloeilamp achter vervangen ............ 173

- gloeilamp op voorspatbord vervangen............................................ 172

- gloeilamp voor vervangen ............... 170

Ruitbediening, elektrisch

- bedieningsknoppen ........................... 97

Ruiten reinigen .............................. 77-209

Ruitensproeiers

- bediening............................................. 77

- vloeistofniveau ................................... 200

Ruitenwissers

- bediening............................................. 77

- ruitensproeiers .................................. 207

- wisserbladen....................................... 207

SBR-systeem........................................ 115

Scheidingswand..................................... 86

- rollend starten ................................... 159

- start-/contactslot............................... 15

- starten met een hulpaccu................ 158

Motorkap............................................... 98

Motorolie

- niveau controleren ........................... 198

- specificaties......................................... 262

- verbruik............................................... 198

Motorruimte

- uitspuiten ............................................ 209

Multifunctioneel display ...................... 26

Niveaus

- Niveau motorkoelvloeistof ............. 199

- Niveau motorolie.............................. 198

- Niveau olie van de stuur-bekrachtiging ...................................... 201

- Niveau remvloeistof ......................... 200

- Niveau ruiten-/koplampsproeier-vloeistof............................................... 200

Niveaus controleren ........................... 196

Noodgevallen........................................ 157

Olieniveaumeter................................. 19

Onderhoud en zorg ............................ 189

273

LAMP

JES E

NBE

RICH

TEN

DASH

BOAR

D EN

BEDI

ENIN

GVE

ILIGH

EIDST

ARTE

N EN

RIJD

ENNO

OD-

GEVA

LLEN

ONDE

RHOU

D EN

ZORG

TECH

NISC

HEGE

GEVE

NSAL

FABE

TISCH

REGI

STER

Tafel op bank ................................. 40-89

Tanken met de Fiat Ducato............... 110

Tankinhoud ........................................... 111

Tankklepje ............................................. 111

Technische gegevens........................... 211

Toerenteller.......................................... 17

Transmissie ........................................... 217

Trekken van aanhangers

- trekhaak monteren........................... 140

Trekkrachtbegrenzers ........................ 116

Typeplaatjes

- carrosserielak..................................... 213

- identificatiegegevens ......................... 212

Veiligheid.............................................. 113

Veiligheidsgordels ................................ 114

- algemene opmerkingen.................... 117

- gebruik................................................. 114

- gordelspanners .................................. 116

- onderhoud.......................................... 119

- trekkrachtbegrenzers....................... 116

Velgen

- verklaring van velgencodering ........ 220

Ventilatie................................................ 47

Verbruik

- brandstof............................................. 264

- motorolie............................................ 198

Versnellingsbak

- gebruik van de handgeschakelde

versnellingsbak................................... 137

Verwarming en ventilatie ................... 47

Vloeistoffen en smeermiddelen ........ 262

Waarschuwingsknipperlichten ........ 82

Werking bij lage temperaturen......... 110

Wiel verwisselen.................................. 159

Wielophanging...................................... 218

Wieluitlijning ......................................... 219

Wisserbladen........................................ 207

Zekeringen (vervangen) .................... 176

Zij-airbags .............................................. 125

Zonnekleppen....................................... 88

Schrijf/leestafeltje ................................. 88

- instellen ............................................... 37

- reinigen................................................ 210

Schuifdeur zijkant................................. 95

Sensor automatische koplampen (schemersensor)................................ 76

Slepen van de auto .............................. 186

Sleutel met afstandsbediening ........... 8

Sneeuwkettingen.................................. 143

Snelheid (maximum)............................ 229

Spiegels................................................... 45

- binnenspiegel...................................... 45

- buitenspiegels..................................... 45

- elektrische verstelling....................... 46

Standkachel ........................................... 66

Start-/contactslot ................................. 15

Startblokkering Fiat CODE ............... 6

Starten en rijden .................................. 133

Stekkerdoos.......................................... 88

Stoelverstelling ..................................... 37

Stuurslot ................................................ 15

Stuurwielverstelling ............................. 44

Symbolen ............................................... 6

Tachograaf ........................................... 91

NNNNOOOOTTTTIIIITTTTIIIIEEEESSSS

Vraag uw dealer naar

De kracht achter uw motor.

Selenia: de perfecte keuze voor uw auto

De motor van uw nieuwe auto is ontwikkeld met Selenia; een motorolielijn die voldoet aan de meest geavanceerde internationale specificaties.

Tijdens specifieke tests blijkt dat door de hoge technische specificaties Selenia het smeermiddel is om de prestaties van uw motor optimaal en betrouwbaar te houden.

SELENIA WRSpecifieke olie voor common rail of Multijet dieselmotorenvoor een optimale koude start, maximale beschermingtegen slijtage, optimale werking van hydraulische klep-stoters, beperking van het verbruik en stabiliteit bij hogetemperaturen.

SELENIA DIGITECHVolledig synthetische motorolie voor benzine- en diesel-motoren. Geavanceerde technologie voor de motor; degarantie voor maximale bescherming, brandstofbespa-ring en betrouwbaarheid onder extreme klimatologischeomstandigheden.

Selenia omvat een reeks technologisch geavanceerde producten:

SELENIA PERFORMER MULTIPOWERIdeale olie voor bescherming van de nieuwe generatiebenzinemotoren zelfs onder de zwaarste bedrijfssituatiesen extreemste klimatologische omstandigheden.Garandeert een beperking van het brandstofverbruik(Energy conserving) en is bijzonder geschikt voor moto-ren op alternatieve brandstoffen.

SELENIA KEen synthetisch smeermiddel op basis van een nieuwetechnologie, dat bij benzinemotoren de koude start ver-betert en maximale bescherming biedt, ook als de autooverwegend in stadsverkeer wordt gebruikt. Dankzij eenviscositeit van 5W-40 en de speciale formule wordt bij-zonder effectief voldaan aan de nieuwe Europese emis-sie-eisen en moeiteloos de zwaarste internationale spe-cificaties overtroffen.

De Selenialijn wordt gecompleteerd door Selenia StAR, Selenia Racing, Selenia 20K Alfa Romeo, Selenia TD, Selenia Performer 5W-40.Bezoek voor verdere informatie over de Selenia producten de site www.flselenia.com

Fiat Auto Nederland B.V. - B. U. After Sales Importeur voor Nederland: Fiat Auto Nederland b.v. - Singaporestraat 92-100 -1175RA LijndenDruknummer 603.81.136NL - XI/2006 - 2e editie - Gedrukt door Hoogcarspel Grafische Communicatie - Middenbeemster

MOTOROLIE VERVERSEN

100 Multijet - 120 Multijet - 130 Multijet - 160 Multijet

Tankinhoud 90 (*)

Reserve 10 / 12

De dieselmotoren zijn uitsluitend geschikt voor dieselbrandstof voor motorvoertuigen (specificatie EN590).(*) Op alle uitvoeringen kan een 120 liter tank worden besteld.

Op de “Recreatie”-uitvoeringen kan een 60 liter tank worden besteld.

BRANDSTOFTANK (liters)

BANDENSPANNING IN KOUDE TOESTAND (bar)

100 Multijet 120 Multijet 130 Multijet 160 Multijetliter liter liter liter

Motorcarter en filter 6,38 6,5 6,5 7,0

Standaard banden Gebruik Voor Achter

215/70 R15

215/70 R15

225/70 R15

225/70 R15

215/70 R15 CP

215/75 R16

225/75 R16

225/75 R16 CP

(*) PTT: Totaal geladen gewichtBij warme banden moet de bandenspanning 0,3 bar hoger zijn dan de voorgeschreven waarde. Controleer de spanning opnieuw bij koude banden.Bij winterbanden moet de in de tabel aangegeven waarde van de standaard gemonteerde banden met 0,2 bar verhoogd worden.

3000 PTT(*) Light met standaard banden, behalve PANORAMA3300 PTT(*) Light / 3500 PTT(*) Light met standaard banden

PANORAMA met standaard banden

3000 PTT(*) Light met grotere banden, behalve PANORAMA3300 PTT(*) Light / 3500 PTT(*) Light met grotere banden

PANORAMA met grotere banden

Light-serie met “Camping”-banden

Heavy-serie met standaard banden

Heavy-serie met grotere banden

Heavy-serie met “Camping”-banden

4,0 ± 0,05 4,0 ± 0,054,1 ± 0,05 4,5 ± 0,05

4,1 ± 0,05 4,5 ± 0,05

4,0 ± 0,05 4,0 ± 0,05

4,1 ± 0,05 4,5 ± 0,05

4,1 ± 0,05 4,5 ± 0,05

5,0 ± 0,05 5,5 ± 0,05

4,5 ± 0,05 5,0 ± 0,05

4,5 ± 0,05 5,0 ± 0,05

5,5 ± 0,05 5,5 ± 0,05

NEDERLANDS

De gegevens in deze publicatie zijn uitsluitend indicatief bedoeld. Fiat behoudt zich het recht voor op elk moment de in ditboekje beschreven modellen om technische of commerciële redenen te wijzigen. Voor de laatste informatie hieromtrent kuntu zich tot de Fiat-dealer wenden. Gedrukt op houtvrij milieuvriendelijk papier.