a201210 - gebruikers en communities - procurement forum · 2007-01-03 · richt model: bedrijven...
TRANSCRIPT
Gebruikers en communities
De donkere mater ie van innovat ie
dr. J.P.J. de Jong (Panteia/EIM en RSM Erasmus Universiteit)
Zoetermeer, november 2012
ISBN: 978-90-371-1043-2
Bestelnummer: A201210
Prijs: € 35,-
Dit onderzoek is mede gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Onderne-
merschap (www.ondernemerschap.nl).
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl.
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten
als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron
duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook,
alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke
toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere
onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting numbers or text in
papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of
this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a
retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept
responsibility for printing errors and/or other imperfections.
3
Inhoudsopgave
Samenvatting 5
1 Verborgen innovatie 6
2 Innovatie zoals we die kennen 7
3 De donkere materie van gebruikers 9
4 Empirische betekenis 14
5 Impact op bedrijf en maatschappij 17
6 Kansen voor innovatiemanagement 22
7 Betekenis voor beleid 26
8 Paradigmashift 29
Referentielijst 32
5
Samenvatting
− Het gangbare beeld van hoe innovatie 'werkt', is gebaseerd op een producentge-
richt model: bedrijven en kennisinstellingen ontwikkelen kennis en brengen die
naar de markt. De opbrengsten van innovatie zijn ongewis en niet altijd toe te
eigenen en daarom is overheidsingrijpen legitiem. Gebruikers zijn in dit model
passief. Zij worden hoofdzakelijk geacht om behoeften te hebben.
− Gebruikers kunnen echter ook zelf innoveren. Zij vormen in het innovatiesys-
teem een krachtige en groeiende groep actoren die in bestaande statistieken en
beleid nog nagenoeg onzichtbaar is. Anders dan producenten innoveren gebrui-
kers primair om de problemen op te lossen die zij aan den lijve ondervinden –
alleen of in groepsverband (communities).
− Gebruikers zijn vooral individuen in bedrijven of individuele consumenten en niet
noodzakelijk georganiseerd als commerciële partij of instelling. Waar producen-
tinnovaties doorgaans een incrementeel karakter hebben, onderscheiden innova-
ties van gebruikers zich door nieuwe functionaliteiten.
− Innovatie door gebruikers is omvangrijker dan menigeen denkt. Schattingen van
percentages innoverende gebruikers lopen uiteen van 4-6% (consumenten) tot
15-20% (bedrijven die voor eigen gebruik innoveren) of zelfs rond de 50%
(hightech en grotere bedrijven). Alleen in Nederland betreft het honderdduizen-
den consumenten en tienduizenden bedrijven. In bestaande statistieken zijn hun
inspanningen praktisch onzichtbaar.
− De maatschappelijke impact van gebruikersinnovatie is hoog, omdat een deel
van de innovaties gratis met andere gebruikers wordt gedeeld of door commer-
ciële bedrijven wordt geadopteerd voor commerciële verkoop. Gebruikers starten
soms ook zelf bedrijven om hun vondsten te commercialiseren en zij staan aan
de wieg van nieuwe bedrijfstakken, waarmee een nieuwe werkgelegenheid is
gemoeid. Gebruikersinnovatie zorgt voor prijsdruk op bestaande producenten,
verbetering van het consumentensurplus en toename van de algemene welvaart.
− Commerciële bedrijven staan diverse opties ter beschikking om van gebruiker-
sinnovatie te profiteren, waaronder monitoren, adopteren, overnemen en facili-
teren. De aard van hun innovatieprocessen verandert: in plaats van een passie-
ve ontvanger te zijn van nieuwe producten, is het zaak om leidende gebruikers
te vinden en hun innovaties verder te ontwikkelen tot volwaardige producten.
− Beleid, gericht op gebruikersinnovatie is legitiem, omdat gebruikers in beginsel
alleen prikkels ervaren om te innoveren, maar niet om hun kennis/innovaties te
verspreiden. Daardoor blijven de maatschappelijke voordelen van gebruikersin-
novatie deels uit. Het ligt niet in de rede dat gebruikersgericht beleid veel bud-
get vergt. Interventies liggen in de sfeer van netwerkvorming en prikkels om
kennis te delen.
− Door een toenemend opleidingsniveau, eenvoudig te bedienen innovatiegereed-
schappen zoals CAD-software en 3D-printers en door mogelijkheden om met an-
dere gebruikers samen te werken via internet, is de verwachting dat het gebrui-
kersgerichte innovatiemodel een steeds grotere plaats zal gaan innemen in het
innovatielandschap.
6
1 Verborgen innovatie
Innovatie is belangrijk voor de economische ontwikkeling als een van de drijvende
krachten achter de groei van bedrijven, meer en kwalitatief betere werkgelegen-
heid, een oplossing van maatschappelijke problemen en toename van de welvaart.
In de nabije toekomst wordt innovatie van groot belang geacht, ook in Nederland
(EL&I, 2011).
Op internationaal vergelijkende ranglijsten behoort Nederland sinds jaar en dag
tot de middenmoot. Op het innovatiescorebord van de Europese Commissie prijkt
Nederland op plaats zeven. Vooral als het gaat om private R&D-uitgaven, het aantal
innoverende bedrijven en publiek-private samenwerking blijft Nederland achter (Eu-
ropean Commission, 2012). Er is de Nederlandse overheid dan ook veel aan gele-
gen om innovatie een impuls te geven, onder meer via subsidies en fiscale facilitei-
ten ter stimulering van onderzoek en ontwikkeling en door samenwerking in de
driehoek van bedrijven, kennisinstellingen en de overheid.
Domein van kennisinstel l ingen en bedrijven?
Ondanks een middenpositie op innovatie doet Nederland het uitstekend op interna-
tionaal vergelijkende ranglijsten van welvaart en welzijn (Schwab, 2011). Dit roept
de vraagt op of de huidige innovatie-indicatoren, die vooral draaien om uitgaven
aan R&D en innoverende bedrijven, een volledig beeld geven van de innovatieacti-
viteit in landen.
De dominante logica achter het innovatiebeleid is er een van een zogeheten pro-
ducentgericht model, waarin bedrijven en/of kennisinstellingen kennis ontwikkelen
tot innovaties die in de vorm van nieuwe producten en diensten uiteindelijk via de
markt bij gebruikers terechtkomen. Dit perspectief is ogenschijnlijk logisch: een
producent bedient vele gebruikers, kan de kosten van innovatie over vele afnemers
spreiden en kan daarmee op verantwoorde wijze de risico's nemen die aan innova-
tie zijn verbonden. Achterliggende gedachte is dat investeringen zich uiteindelijk
vertalen in nuttige toepassingen die op de markt worden gebracht ('van kennis naar
kunde naar kassa'). Overheidsingrijpen is legitiem omdat vooraf niet is in te schat-
ten welke innovaties succes zullen hebben. Dit maakt de risico's van innovatie voor
producenten groot; er moeten flink wat middelen worden geïnvesteerd voordat
blijkt of vindingen succesvol zijn.
Ook gebruikers kunnen innoveren… en impact hebben
Tegelijk wordt een alternatieve bron van innovatie vaak over het hoofd gezien: ge-
bruikers die individueel of in groepen (communities) nieuwe toepassingen ontwikke-
len die op de markt niet beschikbaar zijn. In het gebruikersgerichte model zijn het
individuele gebruikers die toepassingen ontwikkelen, aanvankelijk zonder winstbe-
jag. Sommige van hun innovaties blijken na enige tijd zeer geschikt voor een bre-
dere groep gebruikers en ze blijken daarmee positieve welvaartsimplicaties te heb-
ben.
Misschien is de uitvinding van het wiel wel het bekendste voorbeeld van hoe dit
model werkt. Hoewel de uitvinder niet meer bekend is, zal deze ongetwijfeld niet
voor ogen hebben gehad om een markt te veroveren. Maar ook in de moderne tijd
is innovatie door gebruikers niet weg te denken. Tim Berners-Lee ontwikkelde in
1991 bijvoorbeeld het World Wide Web uit persoonlijke behoefte, maar de economi-
sche en maatschappelijke impact ervan is anno 2012 moeilijk te ontkennen.
Saillant detail is dat de huidige innovatie-indicatoren uitsluitend uitgaan van een
producentgericht innovatiemodel. Het innovatiescorebord van de EU maakt bijvoor-
beeld melding van de private uitgaven aan R&D, aantallen innoverende bedrijven,
etc. Gebruikers worden niet geacht te innoveren en hun innovatieactiviteiten blijven
7
in de officiële statistieken dan ook onzichtbaar. Ook de huidige mix van beleids-
maatregelen is gebaseerd op een producentgerichte kijk op innovatie.
Wat weten we van innovatie door gebruikers?
Onderzoekers zijn ruim dertig jaar geleden begonnen met systematisch onderzoek
naar innovatie door gebruikers (Von Hippel, 1976; 2005). Lang werd gebruikersin-
novatie als een te verwaarlozen verschijnsel beschouwd, maar de laatste tien jaar
is steeds duidelijker geworden dat gebruikers een krachtige bron van innovatie zijn.
In dit rapport geven we een overzicht van de stand van zaken in het onderzoek
naar innovatie door gebruikers. Het rapport biedt informatie voor beleidsmakers en
politici die zich afvragen of en hoe het fenomeen is te stimuleren/faciliteren, voor
ondernemers en managers die verantwoordelijk zijn voor innovatie en hun innova-
tieprocessen effectiever willen maken en voor iedereen die zich snel in het onder-
werp wil inlezen.
De opbouw is als volgt. Hoofdstuk 2 behandelt in vogelvlucht de kenmerken van
het producentgerichte model, ofwel innovatie zoals we het vandaag de dag kennen.
In hoofdstuk 3 geven we een overzicht van het gebruikersgerichte model en op
welke punten dit verschilt van het traditionele, producentgerichte model. Hoofdstuk
4 draait vervolgens om de empirische betekenis van innovatie door gebruikers. We
vatten onderzoeksresultaten in Nederland en andere landen samen, waaruit blijkt
dat innovatie door gebruikers een niet te verwaarlozen fenomeen is. In hoofdstuk 5
staan we stil bij de impact van innovatie door gebruikers op bedrijven en de maat-
schappij. Hoofdstuk 6 bespreekt vervolgens de implicaties voor het innovatiemana-
gement van gevestigde bedrijven: hoe gebruikersinnovaties te herkennen en te be-
nutten. In hoofdstuk 7 volgen aandachtspunten voor het overheidsbeleid. Hoofdstuk
8 biedt een slotbeschouwing waarin we stilstaan bij de toekomst van innovatie op
de middellange termijn.
2 Innovatie zoals we die kennen
In het traditionele, producentgerichte model is het de producent die een probleem,
tekortkoming of andere 'opportunity' ontdekt, daarvoor een oplossing ontwikkelt en
vervolgens ermee de markt opgaat, dan wel de oplossing beschikbaar stelt aan een
bredere groep van potentiële gebruikers. De rol van de gebruiker is een passieve:
hij/zij heeft een behoefte en de producent speelt daarop in. Het model is schema-
tisch weergegeven in figuur 1.
figuur 1 Producentgericht innovatiemodel
Onderzoek > Ontwikkeling > Productie > UitrolProducent:
ontwikkeling,
oplossing
Gebruiker:
behoefte
8
Toepassing door bedrijven en kennisinstel l ingen
Het producentgerichte model bestaat in diverse gedaanten. De producent kan een
commercieel bedrijf zijn dat een marktkans ziet, daarvoor een product of dienst
ontwikkelt en vercommercialiseert. Doen de marktonderzoekers en -ontwikkelaars
van de producent hun huiswerk goed, dan ontdekken zij een collectieve, onvervulde
behoefte en wordt er een succesvol product gelanceerd. De klassieke product deve-
lopment funnel onderscheidt bijvoorbeeld diverse stappen om nieuwe producten te
ontwikkelen, waaronder ideegeneratie, screening, prototyping, testen en marktin-
troductie (Booz, Allen & Hamilton, 1982).
De producent kan ook een universiteit of kennisinstelling zijn die een mogelijkheid
ziet om nieuwe kennis te ontwikkelen (technologie, model, theorie), die uiteindelijk
van maatschappelijk belang is voor een bredere groep van gebruikers. De stappen
in het model komen dan overeen met die van het klassieke lineaire innovatiemodel:
fundamenteel onderzoek, toegepast onderzoek, ontwikkeling, productie en diffusie
(Godin, 2006). Het beleidsadagium 'van kennis naar kunde naar kassa' is op dit
model gebaseerd, net als de vuistregels van productontwikkelaars dat een innovatie
moet aansluiten bij een gat in de markt en/of een breed gedeeld probleem of te-
kortkoming dient te verhelpen.
Risicovol
Het producentgerichte model heeft de vorm van een trechter. Er wordt een veel-
voud aan ideeën ontwikkeld waarvan er uiteindelijk enkele slagen. Pas na de intro-
ductie van een nieuw product wordt duidelijk of er ook echt behoefte is aan het be-
treffende idee. Dit geldt ook voor fundamenteel wetenschappelijk onderzoek. Rela-
tief laat blijkt in hoeverre opgebouwde kennis tot bruikbare inzichten leidt en of er
'marktbehoefte' is. Zo niet, dan zorgt dit voor valorisatieproblemen. Illustratief zijn
in dit verband de vele voorbeelden van mislukte productintroducties (Cooper, 2003)
en octrooien die ongebruikt op de plank blijven liggen (schattingen lopen uiteen van
80% tot 95%).
Voor producenten zijn de risico's van innovatie relatief groot. Er moeten flink wat
middelen worden geïnvesteerd voordat blijkt of een vinding succesvol is. Probleem
is dat vooraf moeilijk is in te schatten welk onderzoek op de markt succes zal heb-
ben en waar precies de behoefte van (potentiële) gebruikers ligt. Innovatie kan
mislukken. Voor fundamenteel onderzoek bestaat bovendien geen koopkrachtige
vraag. Reden voor de overheid om te investeren in publiek onderzoek en in de valo-
risatie van wetenschappelijke kennis en ook om subsidies en fiscale faciliteiten
(WBSO) aan te bieden ter stimulering van private R&D en een octrooisysteem
waarmee producenten ontwikkelde kennis kunnen beschermen.
Dominantie van het producentgerichte model
De eerste versies van het lineaire, producentgerichte model werden al aan het be-
gin van de twintigste eeuw voorgesteld. Brede toepassing kwam echter pas op gang
met de opkomst van multinationale ondernemingen die hun innovatiefunctie organi-
seerden in grootschalige R&D-laboratoria (Godin, 2006). Sinds de jaren '50 werd dit
model (met de stappen: fundamenteel en toegepast onderzoek, ontwikkeling, pro-
ductie, diffusie) geadopteerd door beleidsmakers en statistiekbureaus (NSF, 1953;
OECD, 1962), economen (bijv. Nelson, 1959) en bedrijfskundigen (bijv. Myers &
Marquis, 1969). Het model werd de standaard nadat de officiële innovatie- en R&D-
statistieken erop werden gebaseerd (OECD, 1962; OECD/Eurostat, 2005). De Fras-
cati handleiding voor R&D-enquêtes, ontwikkeld op basis van het lineaire innova-
tiemodel, is in de landen van de OECD bijvoorbeeld de richtlijn voor R&D-enquêtes
en ook voor de formulering van innovatieve beleidsdoelstellingen (Godin, 2006).
9
Ook in het huidige innovatiebeleid is het lineaire, producentgerichte model nog in-
vloedrijk. Beleidsmaatregelen gaan uit van de gedachte dat fundamenteel en toe-
gepast onderzoek uiteindelijk leidt tot innovatie en diffusie, of dat hoort te doen,
zodat er uiteindelijk productiviteitsverbetering optreedt en meer economische groei.
Door de onzekerheid van de marktvraag en toe-eigeningsproblemen met ontwikkel-
de kennis, worden de private investeringen in innovatie bovendien op een niveau
verondersteld dat maatschappelijk gezien te laag is (Nelson, 1959; Arrow, 1962).
Door dit marktfalen is het legitiem om als overheid in te grijpen met subsidies voor
R&D, een octrooisysteem enzovoort (Teece, 1986).
Evolut ie en varianten
Wetenschappers hebben nagenoeg vanaf het begin het lineaire, producentgerichte
model herhaaldelijk bekritiseerd, genuanceerd en aangescherpt. Zo bestaat er een
vraaggedreven versie van het model ('demand pull'), gebaseerd op de praktische
observatie dat veel investeringen in innovatie voortkomen uit een gepercipieerde
behoefte van potentiële gebruikers en niet uit fundamentele wetenschappelijke
kennis. Vooral commerciële partijen ontwikkelen producten op basis van gesigna-
leerde behoeften in plaats van nieuwe technologie (Rothwell, 1992).
Een ander kritiekpunt is de aanvankelijk veronderstelde strikte volgtijdelijkheid
van de stappen in het model. De relatie tussen fundamenteel onderzoek, ontwikke-
ling, productie en diffusie wordt in de praktijk gekenmerkt door zijsprongen en
feedback loops en de diverse activiteiten zijn doorgaans niet strikt te scheiden
(bijv. Price, 1965; Kline, 1985; Rothwell, 1992). Er is ook betoogd dat succesvolle
innovatoren meerdere bronnen van kennis benutten, waaronder eigen R&D, maar
ook door verbindingen met klanten, concurrenten en andere samenwerkingspart-
ners aan te gaan (Freeman, 1991).
Weer andere onderzoekers hebben benadrukt dat innovatie door producenten ook
op informele wijze kan plaatsvinden. Het klassieke lineaire model is gebaseerd op
kennisontwikkeling en -valorisatie door middel van wetenschap, technologieontwik-
keling en andere formeel georganiseerde ontwikkelingstrajecten, resulterend in de
productie en benutting van gecodificeerde nieuwe kennis. Een variant is echter het
snel ontwikkelen en op de markt brengen van nieuwe producten die in interactie
met leveranciers, gebruikers, testers en andere partijen worden verfijnd. Centraal
staat dan het leren van ervaringen en het opdoen van impliciete kennis (Jensen et
al., 2007).
Hoewel deze kritieken en aanvullingen breed zijn erkend en hebben geleid tot
aanscherpingen van de manier waarop bedrijven en instellingen innoveren, is en
blijft de grootste gemene deler dat producenten de bepalende speler zijn in de ont-
wikkeling van innovaties, terwijl gebruikers een passieve of hooguit meewerkende
rol spelen. Ook het meest actuele model, het Open Innovatiemodel van Chesbrough
(2003), stelt de producent centraal. Chesbrough benadrukt dat bedrijven en instel-
lingen niet alle kennis in eigen huis kunnen ontwikkelen en op de markt brengen,
maar juist ook van hun omgeving gebruik dienen te maken om eigen kennis beter
te benutten, dan wel om later te participeren in kansrijke innovaties die aanvanke-
lijk werden gemist. In het verlengde hiervan richt innovatiebeleid zich niet meer
uitsluitend op octrooien en subsidies, maar ook op de interactie tussen bedrijven en
kennisinstellingen in het innovatiesysteem.
3 De donkere materie van gebruikers
Als we bladeren door een willekeurig overzichtswerk met de grootste uitvindingen
uit de geschiedenis (bijv. Grauls, 2009), vinden we vele innovaties die volgens het
producentgerichte model zijn ontwikkeld en die het leven vandaag de dag aange-
10
namer maken. Wallace Carothers ontwikkelde in 1930 in het R&D-laboratorium van
Du Pont neopreen: kunstrubber met nylon als eerste toepassing. Alexandre Horo-
witz verfijnde in zijn tijd als ingenieur bij Philips de elektrische scheermachine,
vandaag nog altijd een melkkoe voor deze elektronicagigant. Otto Wichterle, hoog-
leraar macromoleculaire scheikunde aan de technische universiteit Praag, vond in
1961 na jaren van experimenten de contactlens uit. De anticonceptiepil is verbon-
den aan Carl Djerassi, aanvankelijk werkzaam bij het Mexicaanse Syntex en later
aan de universiteit van Stanford. En doorslaggevende stappen in de ontwikkeling
van de mobiele (GSM) telefoon werden gezet door Martin Cooper en collega's in de
R&D-laboratoria van Motorola.
Innovatie door producenten is lang niet a l les
Tegelijk vinden we in overzichtswerken als Grauls (2009) een oerwoud aan baan-
brekende innovaties die met het producentgerichte model NIET zijn te verklaren:
zonder fundamenteel onderzoek, product development funnel, kennisvalorisatie of
publiek-private samenwerking. René Laënnec, arts in Bretagne, bedacht in 1816 de
stethoscoop om beter hartonderzoek te kunnen doen bij zijn patiënten. Wilbur en
Orville Wright voerden in 1903 in Kittyhawk de eerste bemande vlucht uit en legden
daarmee de basis voor de vliegtuigindustrie. Hun enige motivatie was om zelf te
vliegen, geen commercieel gewin. Andere voorbeelden zijn Owen MacLaren die de
babybuggy uitvond om in modderig landschap met zijn kleindochter te wandelen en
Candido Jacuzzi die de whirlpool bedacht om de huidziekte van zijn zoon te behan-
delen. Zowel MacLaren als Jacuzzi bouwden succesvolle bedrijven rond hun innova-
ties, maar de aanleiding was een persoonlijke behoefte en geen gepercipieerde
marktkans.
Wellicht het meest spraakmakende recente voorbeeld is Tim Berners-Lee, die in
1991 het World Wide Web-protocol bedacht. Zijn motivatie was geen fundamenteel
onderzoek of een 'gat in de markt', maar een persoonlijke behoefte om met colle-
ga-onderzoekers te communiceren. Het boek van Grauls (2009) leert dat minstens
1/3 en waarschijnlijk de helft van zijn honderd grootste uitvindingen zijn ontwikkeld
door gebruikers om een eigen behoefte te bevredigen en niet door een producent
die een markt wilde veroveren.
Overigens kunnen gebruikers ook in communities innoveren. De gebroeders
Wright maakten deel uit van een wereldwijde gemeenschap van enthousiastelingen
die uit waren op de heilige graal van gecontroleerde vlucht (Meyer, 2012). Linus
Torvalds ontwikkelde in de jaren '90 het open source besturingssysteem Linux als
alternatief voor Microsoft Windows. Hij stelde de broncode van Linux beschikbaar
op het web voor iedereen die Linux wilde gebruiken of verder ontwikkelen. Vandaag
de dag zijn er vele open source tegenhangers van Windows waaraan wordt gewerkt
door een armada van duizenden programmeurs. Opnieuw speelden commerciële
overwegingen geen enkele rol.
Gebruikersgericht model
In het gebruikersgerichte model is het de gebruiker die een probleem of tekortko-
ming aan den lijve ondervindt, waarvoor in de markt geen (bruikbare) oplossing
wordt geboden. De gebruiker ontwikkelt vervolgens een 'doe-het-zelf'-oplossing.
Daarna blijken andere gebruikers soms hetzelfde probleem of dezelfde behoefte te
ervaren, waarna langs drie wegen grootschalige adoptie kan plaatsvinden: gratis
delen van de innovatie (bijv. Tim Berners-Lee met het World Wide Web), adoptie
door een commerciële producent (bijv. de stethoscoop) of de gebruiker start zelf
een bedrijf (zoals MacLaren en Jacuzzi). De rol van de gebruiker is een actieve:
hij/zij innoveert zelf en commerciële productie wordt pas later eventueel relevant
(figuur 2).
11
figuur 2 Gebruikersgericht innovatiemodel
BehoefteDoe-het-zelf
oplossingEigen
gebruik
Versprei-
dingGebruiker:
behoefte,
oplossing
Producent:
adoptie
Gebruiker:
start-up
Gratis
delen
Gebruikers weten zelf perfect waaraan zij behoefte hebben. Het model heeft dan
ook geen trechtervorm. Hoe sterker gebruikers bepaalde problemen of tekortko-
mingen ervaren, des te meer worden zij geprikkeld om zelf tot een oplossing te
komen als deze nog niet beschikbaar is.
Ook innovatie door gebruikers kent gebreken. Zij ontberen vaak de motivatie om
hun vondsten wereldkundig te maken. Eigen gebruik is immers hun primaire doel-
stelling. Bij producentinnovatie is de drang tot diffusie juist hoog. Zij bieden inno-
vaties op de markt aan om het beoogde voordeel te realiseren. Bij gebruikers ont-
breekt dit mechanisme, met als resultaat dat, als diffusie uitblijft, iedere gebruiker
met hetzelfde probleem ook zelf een oplossing moet verzinnen (en hierin slaagt
lang niet iedereen). Vanuit welvaartsoogpunt is dit inefficiënt en daarmee wordt
overheidsingrijpen legitiem. In hoofdstuk 7 gaan we hierop nader in.
Innovatie door gebruikers versus producenten
Ruim dertig jaar geleden zijn onderzoekers zich onder aanvoering van Eric von Hip-
pel (1976; 2005), hoogleraar innovatiemanagement aan MIT, gaan verdiepen in in-
novatie door gebruikers. Sinds de tweede helft van de jaren '90 is dit onderzoek in
een stroomversnelling geraakt. Met de opkomst van internet hebben gebruikers er
een middel bij gekregen om effectief met elkaar samen te werken en kennis te de-
len, zonder de beperkingen van fysieke afstanden. De belangrijkste verschillen tus-
sen innovatie door gebruikers en door producenten zijn samengevat in tabel 1 (af-
geleid uit Von Hippel, 2005; 2010).
tabel 1 Kenmerken van innovatie door gebruikers versus door producenten
Dimensie Producent Gebruiker
Motieven Waargenomen kans; verkoop Persoonlijke behoefte; noodzaak Actoren Vooral organisaties (bedrijf, ken-
nisinstelling, zzp'er) Vooral individuen, in bedrijven en eindgebruikers
Inbreng Vakkennis, marktkennis, techniek Behoeftekennis Soort innovatie Incrementeel: kwaliteit, be-
trouwbaarheid, efficiëntie, gemak Radicaal: nieuwe functionaliteit
Diffusie Door verkoop, licenties, spill-overs
Door gratis delen, overdracht aan producent, nieuw bedrijf starten
Ad Motieven
Het voornaamste verschil tussen gebruikers en producenten is hoe zij profiteren
van hun innovatieve inspanningen. Gebruikers behalen voordeel door de innovatie
zelf te gebruiken, terwijl alle andere innovatoren (commerciële bedrijven, kennisin-
stellingen, hier samengevat onder de noemer 'producenten') alleen voordeel beha-
len als anderen hun innovatie gaan gebruiken, door middel van verkoop of adoptie
(Von Hippel, 2005). Afhankelijk van de context kunnen bedrijven en individuen zo-
wel een innoverende gebruiker als producent zijn. Sony is bijvoorbeeld een produ-
12
cent van consumentenelektronica, maar ook een gebruiker van industriële machi-
nes. Ontwikkelt Sony een nieuwe spelcomputer voor de consument, dan is zij een
innoverende producent, maar ontwikkelt Sony een nieuwe machine om het produc-
tieproces van spelcomputers te verbeteren, dan is zij een innoverende gebruiker.
De motieven voor gebruikersinnovatie verschillen van die van producentinnovatie.
Gebruikers innoveren uit noodzaak, een persoonlijk probleem of een behoefte die
met gangbare producten niet is op te lossen. In de praktijk zijn de behoeften van
gebruikers vaak heterogeen, waardoor zij op de markt niet precies vinden wat zij
nodig hebben (Franke & Reisinger, 2003). Producenten zijn vaak gericht op de be-
hoeften van homogene segmenten van gebruikers. Noodgedwongen richten zij zich
op segmenten van enige omvang om hun investeringen in innovatie over veel ge-
bruikers te kunnen spreiden. Zuiver maatwerk wordt voor gebruikers al snel te
kostbaar. Daarnaast is het voor gebruikers soms moeilijk onder woorden te brengen
wat zij precies willen, waardoor zij soms helemaal niet worden bediend (Von Hippel,
2005).
Ad Actoren
Innoverende gebruikers en producenten zijn van verschillende pluimage. Innove-
rende producenten zijn normaal gesproken organisaties, waaronder commerciële
bedrijven, universiteiten en publieke onderzoeksinstellingen, maar ook zelfstandi-
gen/uitvinders die met een product de markt op gaan. Producenten gaan georgani-
seerd te werk om uiteindelijk met innovatie winst te kunnen behalen of om, in het
geval van kennisinstellingen, de kans op adoptie van wetenschappelijk werk te ver-
groten.
Een innoverende gebruiker kan daarentegen ieder individu zijn met een specifiek
probleem of een specifieke tekortkoming. Het perspectief is meer (maar niet uitslui-
tend) dat van individuen als potentiële innovatoren. Dit kan uiteenlopen van mede-
werkers in commerciële bedrijven die voor eigen gebruik procestechnologie ontwik-
kelen, tot deelnemers aan open source projecten en eindgebruikers in sportbeno-
digdheden zoals kitesurfing.
Ad Inbreng
Producenten en gebruikers hebben verschillende kennis en kwaliteiten die zij inzet-
ten in het innovatieproces. Gebruikers hebben het voordeel min of meer precies de
eigen behoeften te kennen ('need information'). Producenten moeten vertrouwen
op marktonderzoek, observaties of klachten om onvervulde behoeften van gebrui-
kers te vinden. In de praktijk is dit echter lastig. Vele introducties van nieuwe pro-
ducten lopen uit op een mislukking (Cooper, 2003). Het probleem is dat behoeften
van gebruikers vaak niet goed onder woorden zijn te brengen. Er is sprake van im-
pliciete kennis ('sticky information') die moeilijk is over te dragen, door verschillen
in achtergrond, ervaring en in de context van het gebruik (Von Hippel, 1994). In
mountainbiking wilden gebruikers bijvoorbeeld in extreme weercondities kunnen
fietsen of acrobatische stunts uitvoeren. Om tot precies de juiste apparatuur te ko-
men, ontwikkelden zij die liever zelf, mede doordat een toepassing goed moest
aanvoelen (Von Hippel, 2005).
Aan de andere kant beschikken producenten over superieure kwaliteiten om inno-
vaties te ontwerpen en op de markt te brengen ('solution information'). Waar inno-
vaties van gebruikers vaak amateuristische 'houtje-touwtje'-oplossingen zijn en ze-
ker geen commercieel product, hebben producenten specialisten in dienst, beschik-
ken zij over geavanceerde productiemiddelen en een infrastructuur om nieuwe pro-
ducten betrouwbaar te produceren en leveren. Met andere woorden, gebruikers be-
13
schikken over superieure behoeftekennis, terwijl producenten uitblinken in vak-,
markt- en technische kennis.
Ad Soort innovatie
De verschillende inbreng leidt ertoe dat gebruikers en producenten niet dezelfde
soort innovaties ontwikkelen (Von Hippel, 1994). Gebruikers komen vaker met vol-
strekt nieuwe functionaliteiten op de proppen, gebaseerd op hun superieure behoef-
tekennis en specifieke context waarin zij de innovatie ontwikkelen. Daarmee heb-
ben hun innovaties vaker een radicaal vernieuwend karakter.
Producenten daarentegen ontwikkelen vaker incrementele innovaties, gericht op
reeds bekende behoeften, die vooral vak-, technische en marktkennis vragen om
tot een beter product te komen. In dit verband bestudeerden Riggs en Von Hippel
(1994) innovaties in wetenschappelijke instrumenten en zij vonden dat gebruikers
veel vaker instrumenten ontwikkelden voor geheel nieuwe toepassingen (bijvoor-
beeld de eerste hart-longmachine). Producenten kwamen juist vaker met verbete-
ringen van bekende instrumenten, maar dan met een hogere betrouwbaarheid,
meer duurzaamheid, goedkoper of met meer bedieningsgemak (bijvoorbeeld een
betrouwbare, compacte hart-longmachine).
Ad Diffusie
Een ander verschil is hoe innovaties van gebruikers en producenten hun weg vinden
naar brede toepassing. Innovaties van producenten worden op de markt aangebo-
den of beschikbaar gesteld. Ook kunnen producenten kennis in licentie geven of de-
ze kennis kan door (onvrijwillige) spillovers aan anderen ter beschikking komen.
Bij gebruikers is dit anders. In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat het
gros van deze innovaties alleen geschikt is voor de innoverende gebruiker zelf.
Deels blijken hun innovaties echter ook geschikt voor anderen. Deze vinden hun
weg naar andere consumenten en/of bedrijven via drie mechanismen:
a. Gratis delen. De innovatie(kennis) wordt gratis beschikbaar gesteld aan iedere
belangstellende of aan een beperkte groep. Innoverende gebruikers maken zich
doorgaans niet druk om intellectueel eigendom, hun motivatie ligt immers in
eigen gebruik. Vaak is het ook niet goed mogelijk hun kennis te beschermen en
zij worden ook vaak geprikkeld door altruïstische motieven, de wens om hun
reputatie te ontwikkelen of om bij een bepaalde groep te horen (Harhoff et al.,
2003).
b. Ondernemerschap. Gebruikers kunnen besluiten om zelf een bedrijf te starten.
Dit gebeurt vooral als zij in een latere fase merken dat er een brede belangstel-
ling bestaat voor hun vondst. Men spreekt dan van 'casual entrepreneurship'
(Shah & Tripsas, 2007).
c. Adoptie door producenten. Producenten kunnen door gebruikers ontwikkelde
innovatie(kennis) overnemen en verder verbeteren om uiteindelijk nieuwe pro-
ducten te lanceren (De Jong & Von Hippel, 2009).
Open source versus gebruikersinnovatie
Gebruikers kunnen zoals gezegd individueel innoveren, maar ook met anderen in
een community van gelijkgestemden (Baldwin & Von Hippel, 2011). Dan werkt een
groep individuen gezamenlijk aan een innovatie. Open source innovatie deelt veel
kenmerken met het gebruikersgerichte model, maar is niet helemaal hetzelfde
(tabel 2).
14
tabel 2 Kenmerken van open source innovatie versus innovatie door gebruikers
Dimensie Individuele gebruiker Open source
Motieven Persoonlijke behoefte; noodzaak Persoonlijke behoefte, maar ook plezier, helpen, leren, reputatie
Actoren Vooral individuen, in bedrijven en eindgebruikers
Community van individuen
Inbreng Behoeftekennis Zowel behoeftekennis als vak- en technische kennis
Typen innovaties Radicaal: nieuwe functionaliteit Kan alles zijn, ook vervanging commercieel product
Diffusie Door gratis delen, overdracht aan producent, nieuw bedrijf starten
Altijd gratis delen, commerciële spin-offs ook mogelijk
In open source projecten worden deelnemers niet noodzakelijk geprikkeld door de
behoefte om het product zelf te gebruiken. Sommigen doen mee uit overtuiging,
voor hun plezier, om te leren, te netwerken of om hun reputatie te verbeteren. Aan
open source projecten doen bovendien regelmatig mensen mee met uitstekende
vak- en technische kennis. Het is niet ongebruikelijk dat medewerkers van produ-
centen in hun vrije tijd aan open source projecten bijdragen (Lakhani & Wolf,
2005).
Verder zijn bijdragen aan open source altijd publiek beschikbaar. Van toe-eigening
van intellectueel eigendom is per definitie geen sprake en in beginsel worden alle
toevoegingen gratis gedeeld (hoewel in de praktijk lang niet iedere deelnemer zijn
bijdragen beschikbaar stelt). Ten slotte kan ook uit open source projecten nieuwe
bedrijvigheid ontstaan. Denk aan commerciële varianten van open source software
en ondersteunende diensten zoals Red Hat met Linux.
4 Empirische betekenis
Beleidsmakers en ook veel wetenschappers hebben het gebruikersgerichte model
niet op het netvlies. Dit wordt in de hand gewerkt door het feit dat bestaande inno-
vatie- en R&D-statistieken zijn gebaseerd op het producentgerichte model. In de
afgelopen vijf jaar hebben onderzoekers echter vorderingen gemaakt met het me-
ten van innovatie door gebruikers in steekproeven van zowel bedrijven als individu-
ele consumenten. In tabel 3 volgt een overzicht van tot nu toe uitgevoerde enquê-
tes.
tabel 3 Frequentie van gebruikersinnovatie onder bedrijven en consumenten
Bron Land Jaar Steekproef Frequentie
Bedrijven: Arundel & Sonntag (2001)
Canada 1998 3,702 industriële bedrijven met > 10 werkzame personen (wp)
41,0%
Schaan & Uhr-bach (2009)
Canada 2007 6,478 industriële bedrijven > 20 wp en $ 250K omzet
39,8%
De Jong & Von Hippel (2009)
Nederland 2007 498 hightech MKB-bedrijven < 100 wp
54,0%
De Jong & Von Hippel (2008)
Nederland 2008 2,416 MKB-bedrijven (< 100 wp) 21,0%
Flowers et al. (2010)
Verenigd Koninkrijk
2009 1,004 MKB-bedrijven met 10-250 wp
15,3%
Kim & Kim (2011)
Zuid-Korea 2009 3,081 industriële bedrijven met > 10 wp
17,7%
Consumenten: Von Hippel et al. (2012)
Verenigd Koninkrijk
2009 1,173 consumenten ≥ 18 years 6,1%
De Jong (2011) Nederland 2010 533 consumenten ≥ 18 years 6,2% Ogawa & Pongta-lanert (2011)
Verenigde Staten
2010 1,992 consumenten ≥ 18 years 5,2%
Ogawa & Pongta-lanert (2011)
Japan 2011 2,000 consumenten ≥ 18 years 3,7%
15
Gebruikersinnovatie in bedrijven
In brede steekproeven van MKB-bedrijven bedraagt het percentage innoverende
gebruikers 15% tot 20%. Voor hightech bedrijven en grotere bedrijven stijgt het
percentage (zie tabel 3). De frequenties in de tabel staan voor bedrijven die in de
afgelopen drie jaar minstens één innovatie hebben ontwikkeld voor intern gebruik.
Dit kan een nieuwe creatie zijn maar ook het aanbrengen van nieuwe functionaliteit
in bestaande producten om deze meer geschikt te maken voor eigen gebruik.
Vertaald naar alle bedrijven betekenen de percentages dat wereldwijd miljoenen
bedrijven voor eigen gebruik innoveren. Ook in het Nederlandse MKB is gebruiker-
sinnovatie alom aanwezig. Het percentage innovatieve bedrijven werd enkele jaren
terug geschat op 21% (De Jong & Von Hippel, 2008). Voorbeelden zijn te vinden in
tabel 4.
tabel 4 Voorbeelden van gebruikersinnovaties door MKB-bedrijven
Type en context Voorbeeld
Nieuwe creaties: Machineverhuurbedrijf (50 wp)
'We hebben een alternatief hefsysteem ontwikkeld. Voorheen vervoerden we onze machines met heftrucks, maar daarmee ge-beurden te veel ongelukken'.
Trainings- en oplei-dingsbureau (70 wp)
'We hebben software ontwikkeld om online examens af te nemen en om resultaten aan individuele trainers en klanten te laten zien. Zulke software vraagt om extreme veiligheidsmaatregelen'.
Fabrikant van papier en papierwaren (7 wp)
'Een wringer voor pulpresten om tijd en geld te besparen. In on-ze business zou het veel te duur worden om er een van een leve-rancier te bestellen'.
Modificaties: Schoenenfabrikant (26 wp)
'Een CAD CAM system voor orthopedische schoenen. Ik heb be-staande software aangepast voor toepassing in mijn eigen zaak'.
Textielfabrikant (5 wp)
'We hebben onze wolpersmachine aangepast om kleine hoeveel-heden veel efficiënter te kunnen afhandelen'.
Glastuinbouwer (11 wp)
'We hebben een zaaimachine verbeterd om specifieke plaatsen in de kas beter te bereiken, zoals hoeken en randen van de kas'.
Bron: De Jong & Von Hippel (2008).
Bij schattingen van het percentage bedrijven dat voor intern gebruik innoveert,
hangt dat percentage af van de aard van de steekproef. Empirische studies hebben
tot dusver laten zien dat de frequentie van gebruikersinnovatie varieert met:
- Bedrijfsomvang. Met een toenemende omvang groeit de complexiteit van pro-
ductieprocessen en dit vertaalt zich in een grotere kans dat het bedrijf minstens
één gebruikersinnovatie heeft ontwikkeld. In Nederland was het percentage in-
novatoren onder bedrijven met 1-9 werkzame personen (wp) bijvoorbeeld 18%.
Bij bedrijven met 50-99 wp liep dit op tot 37% (De Jong & Von Hippel, 2008).
- Bedrijfstak. Industriële bedrijven hebben doorgaans de meest intensieve en
complexe productieprocessen, waardoor de kans groter is dat zij innoveren.
Voor dienstverleners geldt juist het omgekeerde. In Nederland varieerde het
percentage van 10% in de horeca tot 36% in de industrie (De Jong & Von Hip-
pel, 2008).
- Technische vaardigheden. Hightech bedrijven zijn vaak beter in staat om voor
interne problemen oplossingen te ontwikkelen. Zij hebben de benodigde techni-
sche kennis zelf in huis. In Nederland heeft ruim de helft van de hightech MKB-
bedrijven in de afgelopen drie jaar een gebruikersinnovatie ontwikkeld (De Jong
& Von Hippel, 2009).
Verborgen innovatie
Hoewel gebruikersinnovatie in bedrijven ogenschijnlijk lijkt op procesinnovatie,
hebben diverse studies aangetoond dat beide begrippen slechts deels overlappen en
dat bestaande innovatie-enquêtes innovatie door gebruikers niet goed in kaart
brengen. In het genoemde onderzoek onder Nederlandse MKB-bedrijven was 30%
16
van het MKB een procesinnovator, waarbij dezelfde definitie werd gehanteerd als in
de Community Innovation Survey (OECD/Eurostat, 2005: paragraaf 163): 'de im-
plementatie van nieuwe of significant verbeterde productie- of distributiemethoden.
Dit omvat significante veranderingen in technieken, apparatuur en/of software'. Van
de gevonden innovatieve gebruikers zei echter bijna de helft (10% van het MKB)
geen procesinnovatie te hebben gerealiseerd (De Jong & Von Hippel, 2008). Ge-
bruikersinnovatie bleek geen deelverzameling van procesinnovatie en wordt in be-
staande statistieken derhalve deels gemist. In het Verenigd Koninkrijk en Canada is
deze bevinding later gerepliceerd (Flowers et al., 2010; Schaan & Uhrbach, 2009).
Verder zijn met gebruikersinnovatie door bedrijven substantiële investeringen
gemoeid, die in de huidige innovatiestatistieken niet worden teruggevonden. Uit
onderzoek in het Verenigd Koninkrijk bleek dat Engelse MKB-bedrijven aan elke in-
novatie gemiddeld £44.500 uitgeven en 107 mandagen. Voor alle MKB-bedrijven
werden de jaarlijkse uitgaven (loon- en out-of-pocketkosten) geschat op £1,7 mil-
jard. Ter vergelijking: de R&D-uitgaven van vergelijkbare bedrijven waren £2,6 mil-
jard op jaarbasis (Flowers et al., 2010).
Gebruikersinnovatie door consumenten
Zeer recent zijn onderzoekers begonnen met het in kaart brengen van gebruiker-
sinnovatie in steekproeven van consumenten. Aangezien geen enkele officiële en-
quête hiertoe een poging doet (consumenten worden niet geacht te innoveren), be-
treft het uitsluitend innovatie die in gangbare statistieken onzichtbaar is.
De eerste resultaten (tabel 3) laten zien dat in brede steekproeven 4% tot 6%
van de consumenten van 18 jaar en ouder in de afgelopen drie jaar een toepassing
voor eigen gebruik ontwikkelde, omdat deze op de markt niet beschikbaar was. Ook
de modificatie van bestaande producten om deze meer geschikt te maken voor ei-
gen gebruik, behoort hiertoe. In alle studies werd uitgegaan van innovaties met
enige vorm van functionaliteit die voorheen nog niet bestond. Vertaald naar het
mondiale niveau betekenen de percentages dat tientallen miljoenen consumenten
zich met innovatie bezighouden, gedreven door persoonlijke behoefte.
Ook in Nederland is onderzocht welk deel van de consumenten zich met innovatie
bezighoudt. Het percentage werd geschat op 6,2%, wat gelijkstaat aan circa
800.000 consumenten van 18 jaar en ouder (De Jong, 2011). Voorbeelden zijn te
vinden in tabel 5. Vanzelfsprekend is het grootste deel van deze innovaties alleen
bestemd voor eigen gebruik en niet direct geschikt voor brede markttoepassing. In
tabel 5 zijn bijvoorbeeld niet te vercommercialiseren: Linux-applicatie (want open
source), uitlaatpijp (triviale aanpassing) en het recept voor Babakanush (niet te be-
schermen). Toch zijn ook deze innovaties nuttig als zij in brede zin worden gedeeld.
Een vergelijkbaar onderzoek in het Verenigd Koninkrijk (Von Hippel et al., 2012)
vond min of meer dezelfde percentages, maar maakte ook duidelijk dat slechts wei-
nig consumenten zich druk maken om intellectueel eigendom en het commercialise-
ren van hun vondsten. Minstens zo vaak stellen zij hun innovatiekennis gratis aan
anderen beschikbaar. Uit dit onderzoek bleek bovendien dat innovatieve consumen-
ten per jaar gemiddeld 7,1 mandagen investeerden en £1.098 out-of-pocketkosten.
Op macroniveau werden de uitgaven van consumenten geschat op £3,2 miljard,
terwijl fabrikanten van consumentenproducten jaarlijks £2,2 miljard uitgaven aan
R&D.
17
tabel 5 Voorbeelden van gebruikersinnovaties door consumenten
Categorie Voorbeeld
Computersoftwa-re
Ik heb Linux-applicaties verbeterd. Omdat ik die dingen in mijn vrije tijd nodig had en de applicatie niet goed werkte.
Huishoudelijke apparaten of ar-tikelen
Schoonhouden van een kliko container. Een plastic zak erin kunnen monteren, waarvan ik kan beslissen of die bij lediging vervangen moet worden of dat ik hem laat zitten.
Transportmidde-len/onderdelen
Verbetering: een uitlaat van de scooter maakte veel herrie. Dit aan-gepast door de uitlaat te vervormen, hierdoor werd het geknetter te-gengegaan (buigen, zagen).
Gereedschappen en andere hulp-middelen
Hulpmiddel gemaakt voor gehandicapten en ouderen om in een roei-boot te stappen. Bestaande oplossingen kosten tienduizenden euro's. Ik heb een speciale instapstok gemaakt waarmee het goedkoper kan.
Sport-, hobby- en kinderartike-len
Voor de hengelsport heb ik een nieuw kunstvisje gemaakt zonder lood, waardoor je beter vissen vangt. Nieuw is de verdeling van het gewicht. Ik produceer het voor vrienden; om octrooien geef ik niet.
Voedsel, kleding, meubilair
Babakanush, een Noord-Afrikaans gerecht, verbeterd. Normaal maak je dat klaar met aubergine en zout, peper, knoflook, sesam en se-sampasta. Ik heb de sesampasta vervangen door pindakaas en dat smaakt veel beter. In Noord-Afrika kennen ze geen pindakaas.
Overige creaties of toepassingen
Hoeslaken voor een dekbed maar dan stofmijtvrij. Ik ben allergisch en transpiratievocht komt nu niet in het dekbed.
Bron: De Jong (2011).
Net als bij bedrijven geldt dat sommige consumenten vaker innoveren dan anderen.
Empirische studies hebben duidelijk gemaakt dat de frequentie van gebruikersinno-
vatie onder consumenten afhangt van:
- Technische achtergrond. Innovatieve consumenten hebben vaker kennis of
vaardigheden die hen in staat stellen om voor gesignaleerde problemen een op-
lossing te ontwikkelen. Zij hebben technische vaardigheden opgedaan in een
opleiding en/of baan. In Nederland had onder innovatieve consumenten 48%
een technische achtergrond, terwijl dit voor alle Nederlanders circa 18% is (de
Jong, 2011).
- Geslacht. Mannen blijken vaker innovaties te ontwikkelen dan vrouwen, ook als
wordt gecorrigeerd voor technische achtergrond en andere achtergrondkenmer-
ken. In Nederland was van alle innovatieve consumenten 83% man terwijl dat
van alle Nederlanders 49% was(De Jong, 2011).
- Werkstatus en hogere opleiding. Innovatieve consumenten zijn iets vaker werk-
zaam in loondienst of als ondernemer (in Nederland 72%, tegenover 64% van
alle Nederlanders) en hebben een iets hoger opleidingsniveau (34% met HBO-
/WO-diploma, tegenover 26% van alle Nederlanders). Deze verschillen zijn
minder groot, maar significant (De Jong, 2011).
5 Impact op bedrijf en maatschappij
Het bestaan van innovatie door gebruikers heeft een positieve invloed op het alge-
mene welvaartsniveau (Henkel & Von Hippel, 2005; Raasch & Von Hippel, 2012).
Waar producenten zullen innoveren als zij voldoende marktpotentieel zien en daar-
mee grotere groepen gebruikers bedienen met gestandaardiseerde producten, ont-
wikkelen gebruikers vaker toepassingen die zij in beginsel alleen zelf wensen. Zoals
gezegd, blijkt soms dat andere gebruikers baat hebben bij de ontwikkelde oplos-
sing. Hierdoor ontstaat meer variatie in het productaanbod, zodat de behoeften van
eindgebruikers (ook niet-innoverende) beter worden bevredigd. Eenzelfde product-
aanbod zonder innovatieve gebruikers is alleen mogelijk tegen enorme productie-
en distributiekosten van producenten om zeer kleine niches te bedienen en daarom
praktisch niet haalbaar (Henkel & Von Hippel, 2005).
18
Diffusie van gebruikersinnovaties
De maatschappelijke voordelen van gebruikersinnovatie komen beter, of misschien
wel uitsluitend, uit de verf als de innovaties beschikbaar komen voor andere ge-
bruikers. Dit voorkomt dat elke gebruiker met eenzelfde behoefte een vergelijkbare
innovatie-inspanning moet doen, wat een inefficiënte besteding van middelen is.
Zoals besproken in hoofdstuk 3 zijn er drie diffusiemechanismen: (a) gratis delen,
(b) ondernemerschap en (c) adoptie door producenten. In recente enquêtes bleken
deze mechanismen aanwezig in brede steekproeven van bedrijven en consumenten.
Ad (a) Gratis delen
Motieven van gebruikers om innovaties gratis te delen, zijn pluriform en omvatten
bijvoorbeeld reputatieoverwegingen, altruïsme, gebrek aan commerciële belangstel-
ling of de verwachting dat andere gebruikers en/of producenten de innovatie verder
ontwikkelen, waarvan de initiële gebruiker dan zelf profiteert via een verbeterde
versie (Harhoff et al., 2003). Zo gaven Tim Berners-Lee en de gebroeders Wright
hun innovaties weg aan de community waarvan zij op dat moment deel uitmaakten.
Recente studies in Canada, het Verenigd Koninkrijk, Japan, de Verenigde Staten,
Zuid-Korea en Nederland laten zien dat gebruikers in minderheid hun kennis be-
schermen met intellectuele eigendomsrechten. Onder bedrijven varieert dit percen-
tage van 10% tot 50%, afhankelijk van de bedrijfsomvang en sector waarin zij ac-
tief zijn. Onder Nederlandse hightech MKB-bedrijven was het aandeel kennisbe-
schermers bijvoorbeeld 12,5% (De Jong & Von Hippel, 2009). Onder consumenten
ligt dit percentage steevast onder de 10% (De Jong, in druk). Belangrijker is dat
gebruikers met enige regelmaat hun innovaties onthullen aan andere gebruikers
en/of commerciële partijen. In dat geval geven zij hun intellectuele eigendomsrech-
ten bewust op en wordt de relevante kennis een publiek goed. Onder bedrijven die
voor eigen gebruik innoveren, ligt het percentage onthullers rond de 10% en onder
consumenten tussen de 10% en 30%, afhankelijk van het land en de aard van de
steekproef (De Jong, in druk).
Ad (b) Ondernemerschap
Niet zelden krijgen innovatieve gebruikers te maken met andere gebruikers die met
eenzelfde probleem kampen en dezelfde oplossing wensen. In dat geval kan de ini-
tiële gebruiker als een zogenaamde 'casual entrepreneur' een bedrijf starten om
zijn/haar vondst te commercialiseren. Een belangrijk verschil met regulier onder-
nemerschap is dat het product al is ontwikkeld en het bestaan van een markt min
of meer is aangetoond (Shah & Tripsas, 2007). Dit overkwam bijvoorbeeld Candido
Jacuzzi, uitvinder van de whirlpool. Zijn buren, vrienden en bekenden wilden een-
zelfde bubbelbad en de stap naar een eigen bedrijf werd daarmee zeer klein.
Een studie van De Jong (2011) onder Nederlandse consumenten laat een breder,
algemeen verband zien tussen gebruikersinnovatie en ontluikend ondernemerschap.
Onder consumenten van 18 tot en met 64 jaar die op individuele basis innoveerden,
had 15% de intentie om binnen drie jaar een bedrijf te starten en nog eens 9% was
daarmee op dit moment al bezig. Onder deelnemers aan open source projecten
(communities) waren deze percentages zelfs 26% en 34%. Ter vergelijking: onder
alle Nederlanders had in 2011 7% de intentie tot ondernemerschap en was 3% een
'nascent entrepreneur' (gebaseerd op de Global Entrepreneurship Monitor).
Ad (c) Adoptie door producenten
Naarmate het aantal gebruikers groeit (hetzij via een community, hetzij door aan-
schaf van het product bij een 'casual entrepreneur'), is de kans groter dat gevestig-
de producenten zich tot het product voelen aangetrokken. Zij kunnen door gebrui-
19
kers ontwikkelde innovatiekennis adopteren en verder verbeteren om nieuwe pro-
ducten te lanceren (De Jong & Von Hippel, 2009).
In steekproeven van bedrijven wordt doorgaans gevonden dat 20% tot 25% van
de gebruikersinnovaties door andere bedrijven wordt overgenomen (De Jong, in
druk). Daarbij is tot nu toe nog geen onderscheid gemaakt tussen adoptie door an-
dere gebruikers (bedrijven die eenzelfde toepassing wensen voor intern gebruik) of
producenten die de innovatie als product op de markt brengen. Onder individuele
consumenten varieert hetzelfde percentage van 5% tot 17% en het omvat zowel
adoptie door andere consumenten als adoptie door producenten in het kader van
productontwikkeling.
Samenvattend zijn flink wat innovaties van gebruikers waardevol voor anderen,
hoewel naar schatting 80% uitsluitend voor eigen toepassing is en blijft. Zij worden
geassocieerd met bedrijvigheid en ook door commerciële producenten overgenomen
om breder op de markt te zetten.
Ontstaan van nieuwe bedrijfstakken
Juist gebruikersinnovatie kan leiden tot het ontstaan van geheel nieuwe bedrijfs-
takken die goed zijn voor nieuwe bedrijvigheid, werkgelegenheid en economische
groei. Zoals besproken in hoofdstuk 3 hebben gebruikers unieke en perfecte kennis
van hun eigen behoeften. Voor producenten is het lastig deze behoeften in te schat-
ten, zeker als pas enkele gebruikers ermee worden geconfronteerd.
Uit onderzoek blijkt dat sommige gebruikers de kenmerken hebben van 'lead
users'. Dit zijn innoverende gebruikers die voorliggen op een ontluikende trend en
die veel voordeel behalen uit het bevredigen van hun behoeften (Von Hippel, 1986).
De innovaties van lead users blijken vaak zeer aantrekkelijk voor andere, latere ge-
bruikers en van bovengemiddelde commerciële waarde (Lilien et al., 2002). In com-
binatie met het eerder beschreven patroon van delen en adoptie door andere ge-
bruikers, het starten van bedrijven en grootschalige diffusie via commerciële produ-
centen, ontstaan nieuwe bedrijfstakken zoals in figuur 3.
figuur 3 Rol gebruikers bij ontstaan van nieuwe bedrijfstakken
Gebruikers m
et behoefte
tijd
Innovatievegebruikers
Gebruikersstartenbedrijven
Producententreden toe
Homogeen segment
Bron: Von Hippel et al. (2011).
Gebruikers zijn het meest dominant als de bedrijfstak feitelijk nog niet bestaat.
Neem bijvoorbeeld nieuwe sporten als kitesurfing, wildwater kayaking en moun-
tainbiking die allemaal zijn 'uitgevonden' door gebruikers die aanvankelijk hun ei-
gen apparatuur ontwikkelden, terwijl commerciële producenten pas later toetraden.
Aanvankelijk zijn de behoeften van gebruikers nog onzeker en te beperkt en inno-
veren gebruikers alleen of in communities. Iets later, zodra andere gebruikers hun
innovaties overnemen, zijn het vaak de eerste innovatoren die een bedrijf starten
20
om de groeiende groep te bedienen. Pas na enige adoptie treden gevestigde partij-
en toe (in het voorbeeld bestaande fabrikanten van surfboards, kajaks en rijwielen)
en zijn er homogene deelmarkten te onderscheiden, waarvoor dan met het produ-
centgerichte model nieuwe innovaties worden ontwikkeld. In een vroege fase is dit
voor producenten minder aantrekkelijk omdat investeringen nog met te veel onze-
kerheid zijn omgeven. De dominantie van innovatie door gebruikers en producenten
varieert derhalve met de fase van de bedrijfstaklevenscyclus.
Gebruikersinnovatie in bestaande bedrijfstakken
Ofschoon gebruikers het meest dominant zijn in de geboortefase van een bedrijfs-
tak (type 1), beperkt hun rol zich niet tot deze fase. Ook in bestaande bedrijfstak-
ken kunnen gebruikers innoveren en producenten derhalve confronteren met hun
vondsten. De kans hierop neemt toe als (type 2) sommige potentiële gebruikers
nog niet worden bediend en (type 3) er sprake is van gebrek aan heterogeniteit in
het bestaande productaanbod.
Ad (type 2) Potentiële gebruikers niet bediend
In sommige bedrijfstakken worden gebruikers te lang genegeerd, waardoor zij soms
het heft in eigen hand nemen. Technologiegedreven innovaties worden door produ-
centen vaak in een bepaalde volgorde op de markt gebracht. Eerst richt de verkoop
zich op overheden of grote zakelijke gebruikers die zich een hoge prijs kunnen ver-
oorloven, wat nodig is om hoge initiële R&D-kosten goed te maken. De eerste mo-
biele telefoons werden bijvoorbeeld gebruikt in het leger, daarna door goedbetaalde
professionals zoals doctoren en pas sinds de laatste 15 jaar worden individuele con-
sumenten bediend (Ahuah, 2003). Ook in de computerindustrie zagen we dit pa-
troon: eerst multinationals en overheden (mainframes), daarna middelgrote en
kleinere bedrijven en als laatsten individuele consumenten (met de pc).
In zulke situaties kunnen individuele gebruikers opstaan, die een eigen eenvoudi-
ge versie ontwikkelen van een product dat voor hogere segmenten reeds beschik-
baar is. Een voorbeeld is de eerste Apple computer die zijn wortels vond in de Ho-
mebrew computer club (bestaande uit ‘nerds’ in Silicon Valley). Eind jaren zeventig
waren voor industriële toepassingen al lang computers beschikbaar, maar voor in-
dividuele consumenten nog niet. Soortgelijke voorbeelden zien we in de vliegtuigin-
dustrie en in 3D-printing. Vooral bij producten met een hoog hobby- en vrijetijds-
gehalte is de kans op het ontstaan van innovatieve communities groot.
Ad (type 3) Gebrek aan heterogeniteit
Het derde type omvat bedrijfstakken waar gebruikers innoveren omdat het pro-
ductaanbod zich beperkt tot één of een beperkt aantal varianten, terwijl de vraag
meer heterogeen is. Dit kan gebeuren als producenten zich noodgedwongen richten
op homogene segmenten van voldoende omvang, zodat zij de investeringskosten
van de productontwikkeling kunnen goedmaken. In de situatie van 'few sizes fit all'
is de kans echter groot dat veel gebruikers niet precies krijgen wat zij wensen,
waardoor sommigen bestaande producten zullen modificeren om ze geschikter te
maken voor eigen gebruik.
Een bekend historisch voorbeeld is de voormalige Sovjet-Unie waar de communis-
tische doctrine nadruk legde op gelijkheid voor allen. Gevolg was dat fabrikanten
vaak producten ontwikkelden en produceerden in één smaak. Daardoor ontstond
een omvangrijke informele en parallelle industrie die erop gericht was om produc-
ten om te bouwen. Een ander voorbeeld is het automodel T-Ford dat werd geprodu-
ceerd en verkocht in één type en kleur. Gebruikers in bijzondere omstandigheden
(platteland, winterklimaat) bouwden massaal T-Fords om. Zo was de eerste tractor
een omgebouwde T-Ford en de eerste sneeuwmobiel ook. In bedrijfstakken met een
21
heterogene afnemersvraag komen innoverende gebruikers en communities vaker
bovendrijven.
Welvaartseffecten
In een recente micro-economische analyse laten Raasch en Von Hippel (2012) zien
dat ten opzichte van een situatie waarin alleen producenten innoveren, gebruiker-
sinnovatie een positieve invloed heeft op het sociale welvaartsniveau. Vooraf bena-
drukken zij dat gebruikers niet per se een bedreiging vormen voor producenten.
Zoals gezegd hebben hun innovaties een ander karakter (functioneel vernieuwend,
meer radicaal, etc.) en zijn ze vaak eerder complementair aan de innovaties van
producenten, dan concurrerend daarmee. Raasch en Von Hippel (2012) onderschei-
den twee situaties, namelijk gebruikers en/of communities ontwikkelen een toepas-
sing die (a) concurreert met het aanbod van producenten of (b) complementair is
aan het aanbod van producenten.
Ad (a) Gebruikersinnovatie is concurrerend
Gebruikers kunnen eigen producten ontwikkelen als alternatief voor het aanbod van
bestaande producenten. Dit gebeurt het meest in type 2 bedrijfstakken waarin som-
mige gebruikers nog niet worden bediend. In de huidige markt voor 3D-printers
zien we bijvoorbeeld dat bestaande producenten, die al twintig jaar commerciële
3D-printers aan industriële giganten verkopen, worden geconfronteerd met gebrui-
kers die eenvoudige, open source 3D-printers ontwikkelen en met elkaar delen.
Voor iedere individuele gebruiker zou een commerciële machine te duur zijn. Een
ander voorbeeld is het besturingssysteem Linux, door vrijwilligers ontwikkeld als
alternatief op het (toen) dominante Microsoft Windows.
In zulke situaties ontstaat een 'user contested' markt waarin commerciële produc-
ten en open source varianten naast elkaar bestaan (Raasch & Von Hippel, 2012).
Commerciële producten van producenten zijn direct klaar voor gebruik, meer be-
trouwbaar, maar wel tegen een (aanschaf)prijs. Open source producten zijn in be-
ginsel gratis, maar de gebruiker heeft meestal enige technische vaardigheden nodig
om het product aan de praat te krijgen en te houden. Er is sprake van adoptiekos-
ten (tijd, materialen, installatie, etc.) die lang niet iedere gebruiker zich kan of wil
veroorloven. De gevolgen zijn:
− Prijsdruk. Het bestaan van alternatieve, door gebruikers ontwikkelde producten
brengt prijsdruk mee. Bij een hoge marktprijs zullen producenten alleen nog ge-
bruikers bedienen die te maken hebben met hoge adoptiekosten of voor wie een
zelfgemaakt product hoe dan ook geen optie is. Bij een lage marktprijs zullen
sommige gebruikers liever de commerciële versie kopen, ook als zij in staat
zouden zijn om zelf te innoveren.
− Toenemend consumentensurplus. Alle gebruikers zijn beter af in een 'user con-
tested' markt, omdat sommige gebruikers een eigen versie bouwen en andere
gebruikers een betere prijs van de producent krijgen. Bovendien worden er bij
deze lagere prijs in totaal meer gebruikers bediend.
− Effect op producentensurplus onduidelijk. Prijsdruk is voor producenten in begin-
sel nadelig, maar daar staat tegenover dat zij innovaties van gebruikers min of
meer gratis kunnen adopteren om de eigen producten te verbeteren. Gevolg is
dat de eigen (vaste) ontwikkelingskosten dalen. De effecten voor individuele
producenten hangen sterk af van de mate waarin innovaties van gebruikers
bruikbaar zijn en van de omvang van het segment gebruikers dat in staat is om
zelf te produceren. De adoptie van open source software is bijvoorbeeld eenvou-
diger dan die van fysieke producten. Wel laat de analyse van Raasch en Von
Hippel (2012) zien dat elk potentieel verlies in producentensurplus in een 'user
22
contested' markt meer dan gecompenseerd wordt door een toename van het
consumentensurplus.
Ad (b) Gebruikersinnovatie is complementair
Gebruikers kunnen ook complementaire innovaties ontwikkelen die de gebruiks-
waarde van de producten van producenten verhogen. Dit gebeurt het meest in type
3 bedrijfstakken waarin het productaanbod te homogeen is. Zo creëerden gebrui-
kers in het verleden modules voor computerspellen (Jeppesen, 2004), statistische
tests (Harhoff & Mayrhofer, 2010) en infrastructuur voor wildwater kayaking (Hien-
erth et al., 2011), die de waarde van de bijbehorende moederproducten substanti-
eel verhoogden. Wellicht is het beste actuele voorbeeld de AppStore van de iPhone
en iPad.
In deze situatie ontstaat een 'user complemented' markt waar innovaties van pro-
ducenten en gebruikers elkaar aanvullen (Raasch & Von Hippel, 2012). Het spreekt
voor zich dat de welvaartseffecten positief zijn. Producenten behalen meer winst
doordat de totale gebruikswaarde van hun producten stijgt, terwijl gebruikers meer
keuzemogelijkheden krijgen en vaker precies de toepassing vinden die zij nodig
hebben. In hoeverre dit lukt, hangt af van de mate waarin gebruikers hun comple-
mentaire innovaties ook met elkaar delen. Hoe meer diffusie onder gebruikers, des
te groter de waardetoename voor iedereen (producent en gebruikers). Voor produ-
centen is dit reden om de ontwikkeling van complementaire innovaties door gebrui-
kers te stimuleren en te ondersteunen.
6 Kansen voor innovatiemanagement
Gebruikersinnovatie heeft substantiële implicaties voor het innovatiemanagement
van producenten. Bekende lessen uit het producentgerichte model, zoals 'zoek een
gat in de markt en ontwikkel daarvoor een oplossing' of 'speel met innovatie in op
wat gebruikers willen', zijn niet meer bruikbaar als producenten zich echt op ge-
bruikersinnovatie instellen.
Strategische opties
Indien geconfronteerd met innoverende gebruikers of communities, hebben produ-
centen een aantal opties om te reageren (zie ook Flowers, 2008): (a) monitoren,
(b) adopteren, (c) overnemen, (d) faciliteren en (e) aanvallen.
Ad (a) Monitoren
Ongeacht het type bedrijfstak en ongeacht of gebruikers concurrerende dan wel
complementaire producten ontwikkelen, zullen producenten nauwgezet de ontwik-
kelingen bij innoverende gebruikers willen volgen. Het stelt hen in staat om te rea-
geren of om van nieuwe innovaties te profiteren. Innovaties van gebruikers laten
zien in welk opzicht bestaande producten niet voldoen of waar mogelijkheden liggen
om met geheel nieuwe producten een markt (beter) te bedienen.
In een 'user contested' markt stelt monitoring producenten bovendien in staat om
tot accurate verkoopprognoses te komen, hun distributiestrategie te optimaliseren
en een juiste prijsstelling te kiezen. Relevante vragen zijn of en hoe andere gebrui-
kers te maken hebben met adoptiekosten (die bepalen de kans dat producenten
klanten zullen verliezen of mislopen) en welke omvang en groei van de community
is te verwachten.
In innoverende communities levert niet iedere deelnemer een even waardevolle
bijdrage en er bestaan vuistregels om de voor producenten meest waardevolle le-
den te identificeren. Vaak zijn dit de 'dorpsoudsten' ofwel de meest ervaren leden
die intensief contact onderhouden met andere leden en die een centrale positie in-
23
nemen in het netwerk van de community. Met andere leden onderhouden zij vaak
ook persoonlijk contact. Zij besteden in absolute zin meer tijd aan het project en
hebben vaak een technische achtergrond (Dahlander & Frederiksen, 2012).
Ad (b) Adopteren
Het staat producenten in beginsel vrij om innovaties van gebruikers verder te ont-
wikkelen en als commercieel product op de markt brengen. Zoals gezegd laten ge-
bruikersinnovaties zien hoe bestaande producten tekortschieten, bieden ze nieuwe
functionaliteit en zijn ze tot op zekere hoogte getest door andere gebruikers. Tege-
lijkertijd valt er nog het nodige aan te verbeteren, omdat het gebruikers vaak ont-
beert aan technische en vakkennis. Hun innovaties zijn te beschouwen als werkend
prototype en niet als kant-en-klaar product. In de verdere ontwikkeling ligt een be-
langrijke rol voor de producent in het verschiet.
Voor producenten leidt dit tot een andere vormgeving van het innovatieproces en
tot aanzienlijke besparingen op vooral de eerste fasen van behoefteverkenning en
ideegeneratie. Te denken valt aan minder marktonderzoek, brainstormsessies en
'out of the box' denken, terwijl ook de testfase eenvoudiger kan. Waar het accent in
het producentgerichte model ligt op ideegeneratie en screening, vormen in het aan-
gepaste model de doe-het-zelftoepassingen van gebruikers het startpunt (figuur 4).
figuur 4 Implicaties voor de vormgeving van het innovatieproces door producenten
Idee
Screen
Prototype
Test
Uitrol
(producent)(gebruiker)
Behoefte
Doe-het-zelf
Adopteer
Verbeter
Uitrol
Gebruikersinnovaties zijn slechts bij uitzondering beschermd met intellectueel ei-
gendom. Veel vaker worden zij gratis gedeeld. Adoptie is in dit opzicht niet moeilijk.
Wel kunnen de innovatiemedewerkers van een producent te maken hebben met een
'not invented here' syndroom, wat nog wordt versterkt doordat gebruikersinnova-
ties er in de regel amateuristisch uitzien. Toch blijkt dat er, na verdere verbeterin-
gen door de producent, in een latere fase mogelijkheden zijn om zich de innovatie-
kennis (deels) toe te eigenen, zelfs met intellectueel eigendom (Lilien et al., 2002)
als er geen sprake is van een open source product (waarvan alle ingesloten kennis
per definitie publiek bezit is).
Ad (c) Overnemen
Een andere optie is om de relevante kennis, vaardigheden en/of innovaties van ge-
bruikers te verkrijgen door overnames. In het geval van innoverende communities
door het werven van de meest kundige leden of het starten van samenwerkingsver-
banden door leden te sponsoren in ruil voor kennistransfer en advies.
24
Producenten kunnen ook de bedrijven van gebruikers overnemen om in een ont-
luikende markt een voet tussen de deur te krijgen. Dit is een optie die veelvuldig
wordt gekozen als brede diffusie van gebruikersinnovaties op gang komt en de be-
drijven van 'casual entrepreneurs' veelbelovende groeicijfers laten zien (figuur 3).
Ad (d) Faciliteren
Vooral als gebruikers complementaire innovaties ontwikkelen, zullen producenten
hun activiteiten willen stimuleren en faciliteren. Hoe meer gebruikers hieraan mee-
doen des te meer er het product van de producent wensen te kopen. Zulke produ-
centen is er doorgaans veel aan gelegen om innovaties door gebruikers te vereen-
voudigen en te stimuleren. Deze worden geadopteerd door andere, niet-
innoverende gebruikers. Dit kan met behulp van online toolkits, het sponsoren van
websites voor diffusie, ondersteuning van belangrijke communityleden of het orga-
niseren van wedstrijden en prijsvragen (zie ook hierna). Daarnaast kunnen gebrui-
kers worden ingezet om specifieke innovatieproblemen van de producent op te los-
sen, vooral als zij over een breed en gevarieerd palet aan kennis beschikken (Jep-
pesen & Lakhani, 2010).
Te allen tijde dienen producenten rekening te houden met de motieven van ge-
bruikers om samen te werken. Externe stimuli zoals geld kunnen hun motivatie juist
verminderen. In een recente studie bij Lego bleek dat producenten zich niet uitslui-
tend moeten richten op een te klaren klus, maar beter eerst kunnen erkennen dat
gebruikers er een breed palet aan motieven op na kunnen houden, waaronder er-
kenning, in contact komen met soortgelijken, andere mensen helpen, leren of sim-
pelweg voor het plezier. Innoverende gebruikers zijn ook niet dol op intellectueel
eigendom en hebben vaak de behoefte om kennis in brede kring te delen voor we-
derzijdse feedback en verdere verbeteringen, terwijl producenten dezelfde kennis
soms liever in eigen huis houden (Antorini, Muniz & Askildsen, 2012).
Ad (e) Aanvallen
Er is producenten vaak veel aan gelegen om piraterij door gebruikers te bestrijden
(denk aan het illegaal kopiëren van muziek, films of software). Omdat gebruikers
soms inbreuk maken op de intellectuele eigendomsrechten van producenten, vooral
in type 2 bedrijfstakken, kan het bestrijden van piraterij ten koste gaan van gebrui-
kersinnovatie in het domein van de producent. Gevolg is dat de producent zich de
kans ontneemt om van gebruikers te leren.
Soms zijn rechtszaken tegen individuele gebruikers onontkoombaar. Denk aan
modificaties van producten waardoor deze als wapentuig of seksattribuut kunnen
dienen. Voor vrijwel geen enkele producent is dit risico op reputatieschade accepta-
bel. Maar in algemene zin lijkt het juridisch bevechten van gebruikers weinig effec-
tief, vooral als het consumenten betreft. Concurrerende producenten en grotere,
zakelijke gebruikers zijn in de rechtszaal te bestrijden, maar in het geval van dui-
zenden innoverende consumenten is dit praktisch ondoenlijk. Los daarvan wekken
zulke producenten vaak geen sympathie bij het grote publiek.
Nieuwe technieken voor innovatiemanagement
Het gewijzigde innovatieproces (figuur 4) brengt mee dat traditionele technieken
als marktonderzoek, observatie, brainstorming en producttests minder waardevol
zijn. In plaats daarvan zijn er nieuwe technieken beschikbaar die niet langer zijn
gericht op het vinden van onvervulde behoeften, maar waarin gebruikers een actie-
ve rol spelen. De uitdaging is steeds om te achterhalen welke oplossingen gebrui-
kers hebben bedacht of welke uit hun gedrag zijn af te leiden. De technieken zijn
(a) slimme vragen, (b) lead user methode, (c) pyramiding, (d) toolkits en (e) con-
tests en crowdsourcing.
25
Ad (a) Slimme vragen
Productontwikkelaars zijn zoals gezegd opgeleid om collectieve, onvervulde behoef-
ten te ontdekken. Innoverende gebruikers worden hierdoor in marktonderzoek of
observaties vaak beschouwd als uitbijters. Het stellen van slimme vragen kan dan
behulpzaam zijn om door een andere bril te kijken: Welke klanten gebruiken ons
product op een manier die we niet hadden voorzien? Wie veroorzaken een oneven-
redig deel van de servicekosten? Het natrekken van zulke klanten vergroot de kans
om nieuwe functionaliteiten te vinden die de waarde van het eigen product verho-
gen. De techniek komt erop neer dat ontwikkelaars niet langer 'outside the box'
denken, maar op basis van slimme vragen 'inside a new box' gaan werken (Coyne
et al., 2007).
Ad (b) Lead user methode
Deze methode is erop gericht om innovatieve gebruikers op te sporen, die voorlig-
gen op een bepaalde trend of die een bepaald ontluikend probleem of behoefte in
sterke mate ervaren. Zij ervaren bovendien sterke prikkels om een oplossing voor
hun probleem te vinden (Von Hippel, 1986). De innovaties van lead users vormen
vaak de basis voor nieuwe bedrijfstakken (figuur 3) en blijken in commercieel op-
zicht zeer attractief (Franke & Von Hippel, 2003). Zo bleek in een studie bij 3M dat
de commerciële waarde van zes lead user projecten ruim acht keer hoger was dan
de waarde van 41 klassieke projecten (Lilien et al., 2002). De lead user methode is
een kwalitatieve onderzoeksmethode die een aantal stappen omvat, waaronder het
samenstellen van een innovatieteam met brede expertise, het in kaart brengen van
relevante trends, identificatie van lead users en het in workshops verbeteren van
oplossingsconcepten (Churchill et al., 2009).
Ad (c) Pyramiding
Innoverende gebruikers zijn er weliswaar legio, maar in de praktijk vormen zij toch
een minderheid in iedere populatie, vooral als het consumenten betreft (hoofdstuk
4). Voor lead users geldt dit in nog sterkere mate. Om 'interessante' gebruikers te
vinden, zijn traditionele onderzoeksmethoden als screening te duur. Pyramiding is
een techniek om innoverende gebruikers, lead users en deskundigen in aanpalende
kennisdomeinen op te sporen. Deze wordt vaak gebruikt in combinatie met de lead
user methode. Pyramiding gaat uit van het feit dat mensen met deskundigheid in
een bepaald domein vaak mensen kennen met nog meer deskundigheid in hetzelfde
of een aanpalend domein. De beste Linux-programmeur in Nederland zal bijvoor-
beeld kunnen aangeven wie in andere landen over meer deskundigheid beschikken
en hetzelfde geldt voor specifieke modules van Linux en/of voor vergelijkbare soft-
ware. Met behulp van doorverwijzingen en online sociale netwerken zijn zulke des-
kundigen relatief snel op te sporen (Von Hippel et al., 2009).
Ad (d) Toolkits
Producenten kunnen het innovatieproces voor gebruikers stimuleren en faciliteren
met specifieke gereedschappen, vooral via internet. Daarbij valt te denken aan het
sponsoren van blogs en wiki's om door gebruikers ontwikkelde innovatiekennis te
delen. Een stap verder is het aanbieden van online toolkits waarmee gebruikers
worden geholpen met ontbrekende technische en vakkennis, zodat zij effectief zelf
producten kunnen ontwikkelen. Zo blijken gebruikers prima in staat om hun eigen
horloges te ontwerpen (Franke & Piller, 2004) en ook halfgeleiders (Thomke & Von
Hippel, 2002). De bereidheid van gebruikers om voor zelf ontwikkelde producten te
betalen, blijkt twee keer zo hoog als voor het beste commerciële product met de-
zelfde kwaliteit (Schreier & Franke, 2004).
26
Ad (e) Contests en crowdsourcing
Ten slotte is er de optie om groepen van gebruikers te betrekken bij het oplossen
van innovatievraagstukken. In 2006 gebruikte Jeff Howe in Wired Magazine voor
het eerst de term crowdsourcing, gedefinieerd als het uitbesteden van taken die
traditioneel binnen een bedrijf worden uitgevoerd aan een ongedefinieerde, door-
gaans omvangrijke groep mensen in de vorm van een open oproep (Howe, 2009).
Een van de varianten van crowdsourcing is het profiteren van de wijsheid van de
massa voor de oplossing van innovatievraagstukken waarbij (technische) proble-
men worden aangepakt. Een voorbeeld is de Ansari X PRIZE, een prijs van tien mil-
joen dollar die werd uitgeloofd voor degene die er in slaagde een ruimteschip in een
tijdsbestek van twee weken twee keer de ruimte in te lanceren. Deze prijs werd in
2004 uitgekeerd aan Tier One, die met de SpaceShipOne als eerste dit doel wist te
bereiken (Sluijter & De Jong, 2012). Zulke contests zijn overigens niet voorbehou-
den aan gebruikers alleen, maar ze kunnen zich richten op elke groep individuen
met een vermeende deskundigheid of relevante kennis.
7 Betekenis voor beleid
In hoofdstuk 5 bespraken we dat gebruikersinnovatie leidt tot nieuwe bedrijvigheid,
het ontstaan van nieuwe bedrijfstakken en daarmee tot groei van de werkgelegen-
heid en welvaart. Innovatie door gebruikers is van evident maatschappelijk belang.
Hoewel wetenschappers zich pas de laatste jaren zijn gaan buigen over de gevolgen
voor het overheidsbeleid, is duidelijk dat de vormgeving van gebruikersgericht in-
novatiebeleid afwijkt van het traditionele beleid.
Legitimiteit van gebruikersgericht beleid
Marktfalen is het klassieke argument voor overheden om in te grijpen in de innova-
tieprocessen van bedrijven en kennisinstellingen. De veronderstelling is dat zonder
ingrijpen een niveau van (producent)innovatie wordt bereikt dat maatschappelijk
gezien te laag is. Om diverse redenen ontbreken voor producenten prikkels om te
innoveren (Chaminade & Edquist, 2006):
− Spillovers. Innovatiekennis van producenten komt vroeg of laat beschikbaar aan
andere partijen. Vaak genereren imiterende bedrijven, ofwel 'copycats', met een
innovatie meer opbrengsten dan de innoverende partij zelf (Teece, 1986). Als
producenten onvoldoende zelf de vruchten kunnen plukken van hun inspannin-
gen, kunnen zij daarvan afzien.
− Onzekerheid. Innovaties leveren lang niet altijd het beoogde resultaat op en op
voorhand is onvoldoende in te schatten of en welke inspanningen voor produ-
centen rendement opleveren.
− Ondeelbaarheid. Innovatie kan vragen om aanzienlijke investeringen in machi-
nes, apparatuur en laboratoria, die niet door alle producenten zijn op te bren-
gen.
− Asymmetrische informatie. Producenten en hun financiers beschikken niet altijd
over dezelfde informatie en dit belemmert dat investeringen van de grond ko-
men.
In het geval van gebruikersinnovatie wijkt de legitimering van beleid fundamenteel
af. De innovaties vinden lang niet altijd via de markt hun weg naar andere gebrui-
kers. Zoals gezegd is gratis delen een belangrijk diffusiemechanisme. De genoemde
vormen van marktfalen zijn voor gebruikers dan ook minder of niet aan de orde.
Spillovers en onzekerheid zullen gebruikers er bijvoorbeeld niet van weerhouden
om te innoveren, aangezien zij er in beginsel niet op uit zijn hun vondsten te com-
mercialiseren (dit kan pas later relevant worden) en primair innoveren voor eigen
27
gebruik. Ondeelbaarheid en informatieasymmetrie kunnen daarentegen wel van
toepassing zijn, bijvoorbeeld doordat sommige innovaties vragen om grote infra-
structurele investeringen of doordat gebruikers niet altijd toegang hebben tot de
vak- en technische kennis die nodig is om een probleem te verhelpen. Producenten
zien innovatieve gebruikers vaak als 'uitbijters' en zijn niet genegen ontbrekende
kennis te leveren (Von Hippel, 2005). Niettemin lijkt vanuit het perspectief van
marktfalen de noodzaak voor beleid, gericht op gebruikersinnovatie minder groot.
Het voornaamste motief voor overheidsingrijpen ligt, anders dan bij producenten,
in een gebrek aan prikkels tot diffusie. Diffusie is essentieel om de vruchten van
gebruikersinnovatie te plukken. Nieuwe bedrijfstakken zullen alleen ontstaan als
andere gebruikers de innovatie kunnen adopteren (figuur 3). En de welvaartseffec-
ten van concurrerende en complementaire gebruikersinnovaties variëren direct met
de mate waarin deze innovaties door andere gebruikers worden opgepikt (Raasch &
Von Hippel, 2012).
Producenten ervaren zeer sterke prikkels tot diffusie: zonder verkoop van hun
product lopen zij de beoogde bedrijfseconomische voordelen mis. Voor gebruikers
echter verdwijnen in beginsel alle prikkels zodra het eigen probleem is verholpen.
Een deel van de gebruikers onthult de eigen vinding uit reputatieoverwegingen, om
anderen te helpen of om de innovatie door anderen te laten verbeteren, maar dit
geldt lang niet voor alle gevallen, zelfs niet in open source projecten. Onder innove-
rende gebruikers varieert het percentage dat de eigen vinding aan anderen onthult
van 10% (bedrijven die voor eigen processen innoveren) tot maximaal 30% (indivi-
duele consumenten) (zie hoofdstuk 5). Dit betekent dat gebruikers die in de toe-
komst eenzelfde probleem ervaren, opnieuw een innovatie-inspanning moeten doen
en dit is een inefficiënt gebruik van middelen. Het primaire motief voor beleid ligt
dan ook niet in marktfalen, maar in diffusiefalen.
Naast het ontbreken van persoonlijke prikkels zijn er andere knelpunten die de
diffusie van gebruikersinnovaties belemmeren en hiervoor is de literatuur over in-
novatiesystemen relevant. Een innovatiesysteem omvat alle belangrijke economi-
sche, sociale, politieke, organisatorische, institutionele en andere factoren die de
ontwikkeling, de verspreiding en het gebruik van innovaties beïnvloeden (O'Doherty
& Arnold, 2003). In een systeemperspectief ligt de oorzaak van te weinig innovatie,
naast marktfalen, bij de partijen die innoveren en de manier waarop zij zich organi-
seren. Specifiek voor gebruikers geldt dat diffusie wordt verhinderd door twee vor-
men van systeemfalen:
− Gebrek aan competenties ('capability failure'). Innovatieve gebruikers onder-
scheiden zich vaak door een bovengemiddelde technische kennis, zodat zij zelf
oplossingen kunnen ontwikkelen voor ervaren problemen (bijv. De Jong, 2011).
Voor diffusie is het echter noodzakelijk om ook over communicatieve en/of com-
merciële vaardigheden te beschikken.
− Netwerkfalen ('network failure'). Relaties met andere potentiële gebruikers en/of
producenten die de innovatie kunnen adopteren, zijn niet vanzelfsprekend. Ge-
bruikers moeten zich met elkaar kunnen verenigen opdat hun innovaties zich
kunnen verspreiden. Veel gebruikers delen hun innovaties echter alleen met
sterke schakels in hun netwerk (De Jong & Von Hippel, 2008; Flowers et al.,
2010).
Obstakels voor gebruikersgericht beleid
In het algemeen zijn er twee obstakels die de uitrol van gebruikersgericht beleid
bemoeilijken. Ten eerste is de dominante logica van beleidsmakers gebaseerd op
marktfalen en het klassieke, producentgerichte model. Het argument van marktfa-
len is ruim vijftig jaar geleden opgetekend (Nelson, 1959; Arrow, 1962) en nog al-
tijd het argument voor beleid, gericht op innovatiestimulering. Ook heeft het den-
28
ken omtrent marktfalen bijgedragen aan de opkomst van wetenschapsbeleid, met
als achterliggend idee dat onderzoek door universiteiten en publieke instituten zich
uiteindelijk vertaalt in economische prestaties op de markt (Godin, 2006).
Beleidsmakers reageren nogal eens op het gebruikersgerichte model met 'Gebrui-
kers zijn een waardevolle bron van innovatie voor producenten, maar dat wisten we
toch al?' of 'We moeten beleid ontwikkelen dat producenten helpt om van gebrui-
kersinnovaties te profiteren'. Innovatie door gebruikers is echter niet hetzelfde als
co-creatie waarbij gebruikers en producenten samen producten ontwikkelen en ook
niet hetzelfde als klantgedreven innovatie waarbij producenten met etnografische
technieken behoeften in kaart brengen. Vanuit het perspectief van het producentge-
richte model zijn de genoemde reacties begrijpelijk. Tegenover de gangbare opvat-
ting dat gebruikers alleen behoeften hebben, vergt het een gedachtesprong om zich
voor te stellen dat beleidsinterventies ook gericht kunnen worden op gebruikers die
op actieve wijze zelf innoveren of op het helpen verspreiden van hun innovaties.
Een tweede obstakel is dat doorgaans alleen organisaties toegang hebben tot be-
leidsinterventies als subsidies en ondersteuning. Producenten zijn gemotiveerd door
commerciële motieven en moeten uiteindelijk de markt op met innovaties, zodat
beleidsinterventies zijn gericht op commerciële bedrijven, zelfstandigen en kennis-
instellingen. Gebruikersinnovatie vindt echter (vooral) ook plaats op het niveau van
individuen die alleen of in groepen te werk gaan. Behalve ondernemers, managers
en uitvinders, kunnen het medewerkers zijn in niet-innovatiefuncties en individuele
consumenten die vanuit hun huis innoveren. Er is geen reden waarom gebruikers-
gericht beleid zich uitsluitend op organisaties zou moeten richten. Veel meer ligt het
voor de hand om interventies voor individuen open te stellen, wat in het huidige be-
leidsdenken opnieuw een enorme sprong is.
Aandachtspunten voor gebruikersgericht beleid
Onderzoek naar gebruikersgericht beleid staat nog in de kinderschoenen. Wat volgt
is een eerste overzicht van aandachtspunten en denkrichtingen voor de vormgeving
van beleid:
− Netwerken/samenwerking. Zowel de ontwikkeling als diffusie van innovaties is
gebaat bij onderlinge contacten en samenwerking tussen gebruikers (Von Hip-
pel, 2007). Interventies gericht op netwerken en samenwerking dienen laag-
drempelig te zijn en lokaal beschikbaar. Vanzelfsprekend speelt internet daarbij
een belangrijke rol, waarbij te denken valt aan platforms om innovatieve ont-
werpen te posten. In het geval van fysieke producten zijn er echter ook lokale
kennisnetwerken nodig om impliciete kennis tussen gebruikers over te dragen.
Finland is anno 2012 het meest vooruitstrevende land. Daar is de afgelopen
twee jaar een begin gemaakt met innovatiebeleid waarin gebruikers centraal
staan. Er wordt bijvoorbeeld geïnvesteerd in IT-infrastructuur en open datanet-
werken zodat gebruikers elkaar eenvoudiger weten te vinden. Ook is er een
structuur opgezet van lokale, kleinschalige labfaciliteiten voor innoverende ge-
bruikers. Uitvoeringsorganisaties houden er ook rekening met het meest ele-
mentaire niveau van individuele gebruikers (MEE, 2010).
− Competentieontwikkeling. Gebruikersinnovatie vraagt om specifieke technische
vaardigheden, terwijl voor diffusie andere vaardigheden nodig zijn, waaronder
commerciële en/of communicatieve vaardigheden. In algemene zin dient het on-
derwijssysteem mensen af te leveren met zulke competenties. Een meer speci-
fieke interventie is te zorgen dat hulpmiddelen voor gebruikersinnovatie tegen
lage kosten en breed beschikbaar zijn, waaronder CAD-software, lasersnijders,
freesmachines en 3D-printers. In navolging van andere landen kan bijvoorbeeld
breder worden ingezet op FabLabs en Hackerspaces.
29
− Prikkels tot diffusie. De overheid kan prikkels geven die maken dat gebruikers
hun oplossingen voor eigen problemen kenbaar maken en willen delen. Bijvoor-
beeld door het organiseren van wedstrijden of het faciliteren van websites waar
gebruikers problemen kunnen posten en oplossingen kunnen aandragen. Daarbij
dient men er rekening mee te houden dat gebruikers naast eigen behoeften
vaak innoveren omwille van hun reputatie, contacten of wens bij een bepaalde
groep te horen en niet om geldelijk gewin. Prijzen, wedstrijden en erkenning
bieden zijn dan prima middelen.
− Adoptie door producenten. Voor commerciële bedrijven zijn er de nodige conse-
quenties (zie hoofdstuk 6) en de overheid kan een rol spelen via voorlichting
over de technieken die bedrijven in staat stellen om van gebruikersinnovatie te
profiteren. Dit omvat ook het delen van ‘best practices’ en het ondersteunen van
initiatieven gericht op de training en opleiding van bedrijven.
− Modulair ontwerpen. Innovatie in een community kan bestaan bij de gratie van
een modulair ontwerp, zodat individuele gebruikers elk een deel van de innova-
tie kunnen oppakken (Baldwin & Von Hippel, 2011). Een modulair basisontwerp
maakt het mogelijk dat innovaties van iedere omvang zijn te ontwikkelen, zelfs
als die de schaal van multinationale producenten te boven gaan. Aan modulair
ontwerpen kan in opleidingen voor ingenieurs niet genoeg aandacht worden be-
steed.
− Intellectueel eigendom. Dit kan innovatie door gebruikers in de weg zitten. Soms
passen gebruikers bestaande producten aan en zij maken daarbij inbreuk op het
intellectuele eigendom van de fabrikant. Wetenschappers zijn het erover eens
dat intellectueel eigendom vooral gunstig uitpakt voor het grootbedrijf en vele
nadelige externe effecten kent (Benkler, 2002; Bessen, 2003). Tegelijkertijd
hebben gebruikers de wetgeving omtrent intellectueel eigendom gebruikt om de
openheid van hun innovaties af te dwingen. Denk bijvoorbeeld aan de General
Public License en de Creative Commons-licenties. De overheid kan bijdragen aan
een bredere bekendheid en toepassing hiervan door middel van voorlichting en
advisering (Gault & Von Hippel, 2009). Tegelijkertijd is het huidige octrooisys-
teem waarschijnlijk te streng voor gebruikers en in sommige opzichten doorge-
schoten (Strandburg, 2008).
− Zichtbaarheid in statistieken. De huidige innovatie- en R&D-statistieken gaan
nog helemaal uit van het producentgerichte model, terwijl innovatie door ge-
bruikers er voor bedrijven op zijn minst onvoldoende zichtbaar in is en die door
consumenten geheel niet. Het is een van de redenen dat het producentgerichte
model in stand wordt gehouden (Godin, 2006).
Het ligt in de rede dat gebruikersgericht beleid niet duur zal zijn. Het accent op dif-
fusie maakt dat kostbare subsidies en dergelijke niet voor de hand liggen. Als er al
financiële prikkels worden geboden, zouden deze altijd gekoppeld moeten zijn aan
de eis dat de innoverende gebruiker zijn vondst publiek beschikbaar stelt, ook om
er op voorhand van verzekerd te zijn dat subsidieaanvragers daadwerkelijk 'gebrui-
kers' zijn.
8 Paradigmashift
Gebruikers vormen in het innovatiesysteem een krachtige en groeiende groep acto-
ren, die in bestaande statistieken en beleid nog nagenoeg onzichtbaar is. Anders
dan producenten die via kennisontwikkeling nieuwe producten op de markt bren-
gen, innoveren gebruikers primair om de problemen op te lossen die zij aan den lij-
ve ondervinden, alleen of in communities. Dit fenomeen is omvangrijker dan me-
30
nigeen aanvankelijk dacht. Schattingen van percentages innoverende gebruikers
lopen uiteen van 4-6% (consumenten) tot 15-20% (bedrijven die voor eigen ge-
bruik innoveren) of zelfs rond de 50% (hightech en grotere bedrijven). De maat-
schappelijke impact is hoog, omdat een deel van deze innovaties wordt geadop-
teerd door andere gebruikers of door commerciële bedrijven voor verdere verkoop.
Gebruikers starten soms ook zelf bedrijven om hun vondsten te commercialiseren
en staan aan de wieg van nieuwe bedrijfstakken. Zij zorgen voor prijsdruk op be-
staande producenten, verbetering van het consumentensurplus en toename van de
algehele welvaart.
Toenemend belang van gebruikers en communit ies
Het is te verwachten dat de rol van gebruikers en communities in de toekomst zal
toenemen. In figuur 5 zijn de gangbare paradigma's op innovatie van de laatste
200 jaar weergegeven.
Tot het begin van de 20e eeuw draaide het dominante innovatieparadigma rond de
individuele uitvinder. Ten tijde van de Amerikaanse revolutie werd om deze reden
onder aanvoering van Benjamin Franklin het moderne octrooisysteem ingevoerd.
Uitvinders moesten zich de economische voordelen van hun inspanningen kunnen
toe-eigenen. Daarna nam in navolging van Thomas Edison, die de eerste was om
innovatie in grootschalige R&D-laboratoria te organiseren, het lineaire innovatiemo-
del een hoge vlucht. Uit deze tijd stammen de gesloten R&D-afdelingen van multi-
nationals als Philips en Xerox. Ook introduceerden beleidsmakers R&D-subsidies ter
compensatie van marktfalen.
figuur 5 Dominante opvattingen over innovatie in laatste 200 jaar
EenzameUitvinder
< 1930
Gesloten
Innovatie
1930-1990
Open
Innovatie
1990-heden
InteractieveGebruiker
20??
In de laatste decennia werd een ontwikkeling doorgemaakt naar meer open vormen
van innovatie (Chesbrough, 2003). In plaats van een volstrekt interne aanpak met
een R&D-afdeling, wordt vandaag de dag onderkend dat externe ideeën ook bruik-
baar zijn voor innovatie en dat bedrijven via externe wegen innovaties kunnen ver-
commercialiseren. In het innovatiebeleid zien we dat hierdoor meer aandacht wordt
besteed aan de interactie tussen actoren in het innovatiesysteem, door stimulering
van netwerken en innovatieve samenwerking.
Drie trends maken dat in de toekomst een toenemende rol van gebruikers en
communities in het verschiet ligt (Baldwin & Von Hippel, 2011). Ten eerste neemt
het opleidingsniveau wereldwijd toe, waaronder ook het aantal technisch geschool-
den, waarmee ook het aandeel van de wereldbevolking dat in staat is om zelf te in-
noveren. Ten tweede is er de toenemende beschikbaarheid van eenvoudige innova-
tiehulpmiddelen zoals CAD-software en 3D-printers. Ten derde stelt het internet in-
dividuen in staat om innovatiekennis uit te wisselen, samen te werken en daarop
voort te bouwen. Daarom is te verwachten dat op middellange termijn het domi-
nante innovatiemodel er steeds meer een zal zijn van gedistribueerd innoveren door
een massa van individuen die alleen of in communities aan innovaties werken en
31
daarmee het algemene welvaartsniveau naar een hoger plan brengen. Het zwaarte-
punt van innovatie zal daarmee niet langer liggen in de laboratoria van bedrijven of
(samenwerkingsrelaties met) kennisinstellingen (Baldwin & Von Hippel, 2011).
Dit maakt het voor bedrijven/producenten en beleidsmakers wenselijk om na te
denken over de vraag, hoe zich op deze ontluikende nieuwe werkelijkheid in te stel-
len.
32
Referentielijst Afuah, A. (1998), Innovation Management: Strategies, Implementation, and Profits, Ox-
ford University Press. Antorini, Y.M., A.M. Muniz & T. Askildsen (2012), Collaborating with customer communi-
ties: Lessons from the Lego Group, MIT Sloan Management Review 53(3), 73-79. Arrow, K.J. (1962), Economic Welfare and the Allocation of Resources for Invention, in:
Nelson, R.R. (eds), The Rate and Direction of Inventive Activity: Economic and Social Factors, Princeton University Press: Princeton, p. 609-625.
Arundel, A. and V. Sonntag (2001), Patterns of Advanced Manufacturing Technology (AMT) Use in Canadian Manufacturing: 1998 AMT Survey Results, Research Paper no. 12, Science, Innovation and Electronic Information Division, Ottawa: Statistics Can-ada.
Baldwin, C. & E. von Hippel (2011), Modeling a Paradigm Shift: From Producer Innovation to User and Open Collaborative Innovation, Organization Science 22(6), 1399-1417.
Benkler, Y. (2002), Intellectual Property and the Organization of Information Production. International Review of Law and Economics 22(1): 81-107.
Bessen, J. (2003), Patent Thickets: Strategic Patenting of Complex Technologies. Re-search on Innovation and Boston University School of Law. Working Paper.
Booz, Allen and Hamilton (1982), New Products Management for the 1980s, Booz, Allen and Hamilton, New York, NY.
Chaminade, C. & C. Edquist (2006), From theory to practice: the Use of the Systems of Innovation Approach in Innovation Policy, in: Hage, J. & M. Meeus (2006), Innovation, Science and Institutional Change: A Research Handbook, Oxford.
Chesbrough, H. (2003), Open Innovation: The New Imperative for Creating and Profiting from Technology, Harvard Business School Press: Boston, MA.
Churchill, J., E. von Hippel & M. Sonnack (2009), Lead user project handbook: a practical guide for lead user teams, Creative Commons Oct 2009.
Cooper, R.G. (2003), Profitable product innovation: the critical success factors, in: Shav-inina, L.V. (2003), The International Handbook on Innovation, Elsevier Science, 139-157.
Coyne, K.P., P.G. Clifford, R. Dye (2007), Breakthrough thinking from inside the box, Harvard Business Review, December, 71-78.
Dahlander, L. & L. Frederiksen (2012), The core and cosmopolitans: A relational view of innovation in user communities, Organization Science 23(4), 988-1007.
De Jong, J.P.J. & E. von Hippel (2008), User innovation in SMEs: incidence and transfer to producers, SCALES working paper H200814, EIM: Zoetermeer.
De Jong, J.P.J. & E. von Hippel (2009), Transfers of user process innovations to produc-ers: A study of Dutch high tech firms, Research Policy, 38(7), p. 1181-1191.
De Jong, J.P.J. (2011), Uitvinders in Nederland, EIM report A201105, Zoetermeer.
De Jong, J.P.J. (in druk), The empirical scope of user innovation, in: Harhoff, D. & K. Lak-hani (eds.), Revolutionizing Innovation: Users, communities and open innovation, MIT Press, Cambridge, MA, USA.
EL&I (2011), Factsheet Kernpunten Bedrijfslevenbeleid, Ministerie van Economische Za-ken, Landbouw en Innovatie, Den Haag, 13 sept. 2011.
European Commission (2012), Innovation union scoreboard 2011, http://ec.europa.eu/enterprise/policies/innovation/files/ius-2011_en.pdf.
Flowers, S. (2008), Harnessing the hackers: The emergence and exploitation of Outlaw Innovation, Research Policy 37, 177-193.
Flowers, S., E. von Hippel, J. de Jong and T. Sinozic (2010), Measuring user innovation in the UK: The importance of product creation by users, London: NESTA.
Franke, N. & E. von Hippel (2003), Satisfying Heterogeneous User Needs via Innovation Toolkits: The Case of Apache Security Software, Research Policy, 32 (7): 1199-1215.
Franke, N. & F. Piller (2004), Value Creation by Toolkits for User Innovation and Design: The Case of the Watch Market. Journal of Product Innovation Management, 21 (6): 401-415.
Franke, N. & H. Reisinger (2003), Remaining Within Cluster Variance: A Meta Analysis of the Dark Side of Cluster Analysis, Vienna Business University. Working Paper.
Freeman, C. (1991), 'Networks of innovators: a synthesis of research issues', Research Policy, 20, 499-514.
Gault, F. & E. von Hippel (2009), The prevalence of user innovation and free innovation transfers: Implications for statistical indicators and innovation policy, MIT Sloan Work-ing Paper 4722-09.
Godin, B. (2006), The Linear Model of Innovation: The Historical Construction of an Ana-lytical Framework, Science, Technology & Human Values, Vol. 31, No. 6, 639-667.
Grauls, M. (2009), Gewoon Geniaal!, Van Halewyck: Leuven.
Harhoff, D. and P. Mayrhofer (2010). 'Managing User Communities and Hybrid Innovation Processes: Concepts and Design Implications.' Organizational Dynamics 39(2): 137-144.
Harhoff, D., J. Henkel and E. von Hippel (2003), 'Profiting from Voluntary Information Spillovers: How Users Benefit by Freely Revealing Their Innovations', Research Policy, 32(10), 1753-1769.
33
Henkel, J. & E. von Hippel (2005), Welfare implications of user innovation, Journal of
Technology Transfer, 30(1/2), 73-87. Hienerth, C., E. von Hippel and M. Berg Jensen (2011). Innovation as consumption:
Analysis of consumers' innovation efficiency. SSRN Working Paper. Cambridge, MA. Howe, J. (2009). Crowdsourcing: Why the Power of the Crowd Is Driving the Future of
Business. Random House: New York, NY. Jensen, M.B., B. Johnson, E. Lorenz & B.A. Lundvall (2007), Forms of knowledge and
modes of innovation, Research Policy 36, 680-693. Jeppesen, L.B. (2004). Profiting from innovative user communities: How firms organize
the production of user modifications in the computer games industry. Copenhagen Bu-siness School, Working paper.
Jeppesen, L.B. & K.R. Lakhani (2010), Marginality and Problem-Solving Effectiveness in Broadcast Search, Organization Science 21(5), 1016-1033.
Kim, J.B. & H.H. Kim (2011), User innovation in Korean Manufacturing Industries: Inci-dence and Protection, Seoul: KAIST Business School.
Kline, S.J. (1985), 'Innovation is not a linear process', Research Management, 28(2), 36-45.
Lakhani, K.R. & B. Wolf (2005), Why Hackers Do What They Do: Understanding Motivation and Effort in Free/Open Source Software Projects, In: J. Feller, B. Fitzgerald, S. His-sam and K.R. Lakhani, eds., Perspectives on Free and Open Source Software. MIT Press.
Lilien, G.L., P.D. Morrison, K. Searls, M. Sonnack and E. von Hippel (2002), 'Performance Assessment of the Lead User Idea-Generation Process for New Product Development', Management Science, 48(8), 1042-1059.
MEE (2010), Demand and User-driven innovation policy: Framework (part I) and Action plan (part II), Ministry of Employment and the Economy, Edita Publishing Oy: Edita, Finland.
Meyer, P.B. (2012), Open Technology and the Early Airplane Industry, Paper presented at the Economic History Association 2012 Annual Meeting, Vancouver, Canada.
Myers, S. & D.G. Marquis (1969), Successful Industrial Innovations: A Study of Factors Underlying Innovation in Selected Firms, NSF 69-17, Washington: National Science Foundation.
Nelson, R.R. (1959), The simple economics of basic scientific research. Journal of Political Economy 67 (3):297-306.
NSF (1953), Federal funds for science, Washington, DC: National Science Foundation.
O'Doherty, D. & K. Arnold (2003), Understanding Innovation: The Need for a Systemic Approach, The IPTS Report, 71, Sevilla: IPTS.
OECD (1962), The measurement of scientific and technical activities: Proposed standard practice for surveys of research and development, DAS/PD/62.47. Paris: OECD.
OECD/Eurostat (2005), Oslo Manual: Guidelines for Collecting and Interpreting Innovation Data, Paris: OECD.
Ogawa, S. and K. Pongtanalert (2011), Visualizing Invisible Innovation Content: Evidence from Global Consumer Innovation Surveys, working paper, June 2011.
Price, D.J.D. (1965), Is Technology historically independent of science? A study in histori-ography, Technology and Culture 6(4), 553-568.
Raasch, C. & E. von Hippel (2012), Modeling interactions between user and producer in-novation: User-contested and user-complemented markets, http://ssrn.com/abstract=2079763.
Riggs, W. & E. von Hippel (1994), The Impact of Scientific and Commercial Values on the Sources of Scientific Instrument Innovation, Research Policy 23 (July): 459-469.
Rothwell, R. (1992), 'Successful industrial innovation: Critical factors for the 1990s', R&D Management, 22(3), 221-239.
Schaan, S. & M. Uhrbach (2009), Measuring user innovation in Canadian manufacturing 2007, Ottawa: Statistics Canada.
Schreier, M., & N. Franke. 2004. Value Creation by Self-Design. Working paper, Vienna University of Economics.
Schwab, K. (2011), Global competitiveness report, World Economic Forum, Geneva: Swit-zerland.
Shah, S.K. & M. Tripsas (2007), 'The accidental entrepreneur: the emergent and collec-tive process of user entrepreneurship', Strategic Entrepreneurship Journal, 1, 123-140.
Sluijter, J. & J.P.J. de Jong (2012), Innovatie door crowdsourcing: Wijsheid van de mas-sa, Holland Management Review, 143 (mei-juni), 62-68.
Strandburg, K.J. (2008), Users as Innovators: Implications for Patent Doctrine, University of Colorado Law Review, 79, 467-544.
Teece, D.J. (1986), Profiting from Technological Innovation - Implications for Integration, Collaboration, Licensing and Public-Policy, Research Policy, 15(6), 285-305.
Thomke, S.H., & E. von Hippel. (2002), 'Customers as Innovators: A New Way to Create Value.' Harvard Business Review 80, no. 4: 74–81.
Von Hippel, E. (1976), 'The Dominant Role of Users in the Scientific Instrument Innova-tion Process', Research Policy, 5(3), 212-239.
Von Hippel, E. (1986), 'Lead Users: A Source of Novel Product Concepts.' Management Science 32, no. 7: 791–805.
34
Von Hippel, E. (1994), 'Sticky Information and the Locus of Problem Solving: Implications for Innovation', Management Science, 40(4), 429-439.
Von Hippel, E. (2005), Democratizing Innovation, MIT Press: Cambridge, MA.
Von Hippel, E. (2007), Horizontal innovation networks - by and for users, Industrial and Corporate Change, 16(2), 293-315.
Von Hippel, E. (2010), Open user innovation, in: Hall, B.H., Rosenberg, N. (Eds), Hand-books in Economics: Economics of Innovation, Elsevier, North-Holland, pp. 411-427.
Von Hippel, E., J.P.J. de Jong and S. Flowers (2012), 'Comparing Business and Household Sector Innovation in Consumer Products: Findings from a Representative Study in the United Kingdom', Management Science, 58(9), 1669-1681.
Von Hippel, E., N. Franke, R. Prügl (2009), Pyramiding: Efficient search for rare subjects, Research Policy, 38, 1397-1406.
Von Hippel, E., S. Ogawa & J.P.J. de Jong (2011), The age of the consumer-innovator, MIT Sloan Management Review, 53(1), Fall, 27-35.
35
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reek-
sen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest
recente rapporten staan (downloadbaar) op: www.ondernemerschap.nl.
Recente Publieksrapportages
A201209 8-8-2012 Wagenpark MKB en Grootbedrijf 2010
A201208 6-7-2012 Nieuwe financieringsvormen voor het MKB
A201207 20-6-2012 Monitor Inkomens Ondernemers
A201206 20-6-2012 Een typologie van ondernemers met lage inkomens
A201205 28-6-2012 Kleinschalig Ondernemen 2012
A201204 30-5-2012 Hoe ondernemend zijn zzp'ers?
A201203 22-5-2012 Duurzaam ondernemen in het kantoorhoudende
MKB
A201202 16-4-2012 Vergrijzing en ondernemerschap
A201201 4-4-2012 Hoe werken bedrijven samen in projecten?
A201113 22-11-2011 Ondernemen in de Sectoren 2011
A201112 22-11-2011 Zelfbewust een Zelfstandige Positie
A201111 21-9-2011 Kerngegevens MKB 2011
A201110 25-8-2011 Financieringsmonitor 2011
A201109 22-8-2011 Arbeidsproductiviteitstrends in klein-, midden- en
grootbedrijf 1995-2015
A201108 14-7-2011 Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Nether-
lands
A201107 19-5-2011 Ondernemen voor de toekomst
A201106 27-4-2011 Trendstudie MKB en Ondernemerschap: Synthese
A201105 20-4-2011 Uitvinders in Nederland
A201104 28-4-2011 Kleinschalig Ondernemen 2010
A201103 10-3-2011 Trendstudie MKB en Ondernemerschap
A201102 8-3-2011 Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap
2010
A201101 5-1-2011 Startende ondernemers
A201012 8-12-2010 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A201011 16-11-2010 Global Entrepreneurship Monitor 2009 The Nether-
lands
A201010 9-11-2010 Ondernemen in de sectoren 2010 – 10 brochures
A201009 14-10-2010 De arbeidsmarkt van Midden-Nederland
A201008 14-10-2010 Monitor Inkomens Ondernemers
A201007 30-9-2010 Stand van Zaken Zonder Personeel
A201006 23-6-2010 Internationale benchmark ondernemerschap 2010
A201005 31-5-2010 Bedrijfsbeëindigingen in het kleinbedrijf
A201004 april 2010 Octrooien in Nederland
A201003 12-4-2010 Ondernemen voor anderen!
A201002 15-2-2010 Een kwestie van ondernemen
A201001 11-1-2010 Innovatief ondernemerschap in detailhandel, hore-
ca en ambacht
A200918 1-12-2009 Slim en gezond afslanken
A200917 2-11-2009 Ondernemen in de Sectoren
A200916 30-10-2009 Springen over de Grens
A200915 17-8-2009 Criminaliteitspreventie door kleine bedrijven
36
A200914 16-6-2009 Global Entrepreneurship Monitor 2008
The Netherlands
A200913 15-5-2009 Internationale benchmark ondernemerschap 2009
A200912 20-5-2009 Kleinschalig Ondernemen 2009
A200911 3-4-2009 Kopstaartbedrijven
A200910 1-4-2009 Ondernemerschap in de wijk
A200909 27-3-2009 Van werknemer tot ondernemer
A200908 half juni 2009 Review: Internationalisering van het Nederlandse
MKB
A200907 24-3-2009 Monitor Inkomens Ondernemers
A200906 19-3-2009 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200905 17-3-2009 Afhankelijkheid in de metaalsector
A200904 12-3-2009 Beter inzicht in multicultureel ondernemerschap
A200903 5-2-2009 Ten years entrepreneurship policy: a global over-
view
A200902 13-1-2009 Toekomst concurrentiepositie MKB
A200901 13-1-2009 MKB in regionaal perspectief
A200815 19-12-2008 Succes met samenwerking
A200814 16-12-2008 Tijdelijke samenwerkingsverbanden in het Neder-
landse MKB
A200813 8-12-2008 Sociaal ondernemerschap
A200812 8-12-2008 Ondernemen in de Sectoren
A200811 28-10-2008 Ondernemerschap in de zorg
A200810 23-9-2008 In- en uitstroom in de detailhandel
A200809 8-9-2008 Internationale benchmark ondernemerschap
A200808 3-9-2008 Nalevingskosten van wetgeving voor startende be-
drijven
A200807 september 2008 Stimulering van ondernemerschap in middelgrote
gemeenten
A200806 18-9-2008 HRM-beleid in het MKB
A200805 8-7-2008 Global Entrepreneurship Monitor 2007 - The Ne-
therlands
A200804 14-7-2008 Kleinschalig Ondernemen 2008
A200803 26-6-2008 Ondernemerschap in de regio
A200802 27-3-2008 Herstructurering van winkelgebieden
A200801 25-2-2008 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200714 21-12-2007 Technologiebedrijven in het MKB
A200713 19-12-2007 MKB in regionaal perspectief
A200712 15-11-2007 Voor het gewin of voor het gezin?
A200711 7-11-2007 Van onbemind tot onmisbaar
A200710 25-10-2007 Ondernemen in de Sectoren
A200709 13-9-2007 Ondernemerschap in het primair en voortgezet on-
derwijs
A200708 21-6-2007 Kleinschalig Ondernemen 2007
A200707 21-6-2007 Global Entrepreneurship Monitor 2006 Nederland
A200706 13-6-2007 Een eigen bedrijf: loon naar werken?
A200705 10-5-2007 Internationale benchmark ondernemerschap
A200704 5-4-2007 Dat loont!
A200703 5-3-2007 Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
A200702 1-3-2007 Flexibele arbeid in het MKB