abstractboek hartelijk welkom! - nederlands netwerk voor ... · instelling public health and...
TRANSCRIPT
1
Abstractboek
Hartelijk welkom!
Het Nederlands Netwerk voor Tabaksonderzoek (NNvT) is in 2013 opgericht om een platform te bieden
aan het wetenschappelijk tabaksonderzoek in Nederland. Het is een netwerk van onderzoekers uit
verschillende wetenschappelijk disciplines, van (pre-)klinisch onderzoek en farmacologie van
nicotineverslaving tot epidemiologische studies en beleidsonderzoek.
Het netwerk wordt mogelijk gemaakt door financiële ondersteuning van KWF Kankerbestrijding, de
Hartstichting, het Longfonds en ZonMw. Jaarlijks wordt er een wetenschappelijk congres georganiseerd,
waarvan dit inmiddels de derde is! Via de NNvT website kan je gericht zoeken naar individuele
wetenschappers of collega wetenschappers die in Nederland actief zijn op het brede terrein van
tabaksonderzoek ten behoeve van verbetering van de volksgezondheid.
De aanvang van het congres is 9.30 u (ontvangst vanaf 9.00 u) en de afsluiting is rond 18.00 u. De
opening wordt verzorgd door de dagvoorzitter Prof. dr. Onno van Schayck, hoogleraar preventieve
geneeskunde, en de voorzitter van het NNvT Prof. dr. Marc Willemsen, bijzonder hoogleraar
tabaksontmoediging.
Aan het einde van de dag om 17.00 uur is iedereen uitgenodigd voor de afsluitende borrel en de
informele afsluiting van de dag.
Wij wensen je een inspirerende en leerzame dag toe!
De Programma Commissie:
Prof. dr. M. (Marc) Willemsen, UM
Prof. dr. J. (Jacqueline) Vink, VU
Prof. dr. S. (Bas) van den Putte, UVA
Dr. Z. (Zeena) Harakeh, UU
Dr. D. (Daniel) Kotz, UM
Dr. M. (Margriet) van der Laar, Trimbos instituut
Dr. C. (Carlijn) van der Aalst, Erasmus MC
Dr. A. (Andrea) Rozema, UVT
Dr. R. (Reina) de Kinderen, ANR / Trimbos instituut
2
Abstracts De sessies die tijdens dit congres worden gehouden zijn in het programma chronologisch genummerd. Deze
nummering komt overeen met de nummering van de symposia en abstracts.
1. Keynote
Johan Mackenbach - Roken en sociaal-economische gezondheidsverschillen
2. Keynote
Daniel Kotz - Evidence-based behandelingen voor stoppen-met-roken: vertaling van wetenschap naar
de dagelijkse praktijk
3. SYMPOSIUM: De herziene Richtlijn Tabaksverslaving en Stoppen met Roken Ondersteuning
Auteur(s)
Voorzitter en discussieleider: Joke Lanphen, huisarts en voorzitter werkgroep herziening
Richtlijn Tabaksverslaving. Presentaties door: Robert van de Graaf, Verslavingszorg Noord
Nederland; Paul van Spiegel, longarts, NVALT; Niels Chavannes, Public Health en Primary
Care LUMC; Esther Croes, Trimbos-instituut.
In 2004 werd de eerste Nederlandse Richtlijn behandeling Tabaksverslaving geschreven. Eind 2016 verscheen
een tweede herziening, met actualisatie van de onderwerpen gedragsmatige interventies en farmacotherapie
en geheel nieuwe hoofdstukken over e-health ondersteuning en de e-sigaret. In dit symposium worden de
belangrijkste nieuwe inzichten op deze vier onderwerpen besproken en de aanbevelingen uit de richtlijn
toegelicht. In de discussie aan het eind zal ook aandacht zijn voor de onderlinge samenhang van deze vier typen
interventies.
4. De Rol van eHealth
Auteur(s) Prof. dr. Niels H. Chavannes
Instelling Public Health and Primary Care, Leiden University Medical Center
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
In deze presentatie zal de huidige evidentie voor de effectiviteit van stoppen-met-roken interventies via internet
of mobiele telefoon worden afgewogen, waarbij in ogenschouw moet worden genomen dat er de komende tijd
nog veel studies zullen worden toegevoegd aan de systematische analyses.
Methode van onderzoek
De richtlijn is ontwikkeld volgens de methodiek van de evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO). Er is op
systematische wijze gezocht naar richtlijnen en systematische reviews in de Engelse, Nederlandse, en Duitse
taalgebieden. De zoekstrategie leverde 151 artikelen op, waarbij het bewijs van de onderzoeken per
uitkomstmaat is gegradeerd met behulp van de GRADE systematiek.
Resultaten
De evidentie geeft aanleiding voor een zwak positieve aanbeveling van mobiele telefooninterventies en van
internet interventies die voor patiënten op maat gemaakt kunnen worden, interactief zijn en tekstberichten
toevoegen, aangezien hiervan een groot en gunstig effect op het stoppen met roken is te verwachten. Voor alle
minder gepersonaliseerde interventies per internet is momenteel geen aanleiding voor een positieve
aanbeveling. Echter, de interventies hoeven niet perse ontraden te worden wanneer mensen die graag willen
gebruiken als aanvulling op andere interventies.
Discussie
3
In het beoogde symposium over de herziening van de richtlijn Tabaksverslaving en Stoppen met Roken
Ondersteuning zal met medewerking van diverse sprekers een overzicht van de nieuwe inzichten en
aanbevelingen worden geschetst.
5. Een rol voor de e-sigaret?
Auteur(s) Esther Croes; Clara Mulder
Instelling Trimbos-instituut; V&VN Praktijkverpleegkundigen & Praktijkondersteuners
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
De discussie over de elektronische sigaret (e-sigaret) als stoppen-met-roken ondersteuning kent uitgesproken
voor- en tegenstanders. Omdat het apparaat nog niet zo lang op de markt is en het onderzoek naar de
effectiviteit overwegend van matige kwaliteit, spelen ook praktische overwegingen een rol bij de afweging over
de rol van de e-sigaret bij het stoppen met roken.
Methode van onderzoek
Eerdere versies van de Nederlandse Richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving beschreven de e-sigaret nog niet.
Volgens de EBRO-methodiek is daarom gezocht naar alle internationale richtlijnen en Cochrane systematische
reviews over de e-sigaret met uitkomstmaten stoppen met roken of reductie in roken. Na een eerste selectie
bleven 1 Cochrane review (op basis van 13 studies) en drie internationale richtlijnen over.
Resultaten
De Cochrane review geeft aanwijzingen dat de e-sigaret met nicotine, in vergelijking met een e-sigaret zonder
nicotine, leidt tot een (klinisch relevant) groter percentage rokers dat stopt en eveneens tot een groter
percentage rokers dat mindert met roken. Er zijn voorzichtige aanwijzingen dat de grootte van het effect op het
aantal rokers dat stopt vergelijkbaar is met dat van een nicotinepleister, en iets groter op het aantal rokers dat
mindert.
Discussie
In combinatie met de “overige overwegingen” (waaronder de kwaliteit van het bewijs en de balans tussen
gewenste en ongewenste effecten) is er momenteel echter onvoldoende aanleiding om de e-sigaret actief aan
te bevelen in de behandeling van tabaksverslaving. Desalniettemin zijn er gevallen waar de e-sigaret wel van nut
kan zijn, waarover in dit symposium van gedachten zal worden gewisseld.
6. Farmacotherapie
Auteur(s) Robert C. van de Graaf
Instelling Verslavingszorg Noord Nederland
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Abstract
Inleiding
In deze presentatie zal de huidige evidentie voor de effectiviteit en veiligheid van farmacotherapeutische
stoppen-met-roken interventies worden besproken.
Methode van onderzoek
De richtlijn is ontwikkeld volgens de methodiek van de evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO). Er is op
systematische wijze gezocht naar richtlijnen en systematische reviews in de Engelse, Nederlandse, en Duitse
taalgebieden. De zoekstrategie leverde 151 artikelen op, waarbij het bewijs van de onderzoeken per
uitkomstmaat is gegradeerd met behulp van de GRADE systematiek.
4
Resultaten
Farmacotherapie is effectief en wordt bij voorkeur gecombineerd met gedragsmatige begeleiding. De eerste
keus is een nicotinepleister gecombineerd met een nicotine zuigtablet of – kauwgom mede vanwege het
gunstige bijwerkingenprofiel van NVM. Deze middelen kunnen ook gebruikt worden bij adolescenten, zwangere
vrouwen en mensen met ernstige psychiatrische co-morbiditeit en andere verslavingen. Bij deze groepen zijn de
effectiviteit en de bijwerkingen wel minder goed onderzocht. Ook varenicline, bupropion en nortriptyline zijn
effectief bij het stoppen-met-roken, waarbij varenicline het meest effectief lijkt te zijn. Er zijn meer contra-
indicaties en potentiele bijwerkingen bij deze medicatie, waardoor een goede indicatiestelling en intensievere
monitoring van belang is. Cytisine, hoewel effectief, is nog niet in Nederland op recept verkrijgbaar.
Discussie
In het beoogde symposium over de herziening van de richtlijn Tabaksverslaving en Stoppen met Roken
Ondersteuning zal met medewerking van diverse sprekers een overzicht van de nieuwe inzichten en
aanbevelingen worden geschetst.
7. Gedragsmatige ondersteuning
Auteur(s) Paul I. van Spiegel, longarts
Instelling NVALT
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
In deze presentatie zal de huidige evidentie voor de effectiviteit van gedragsmatige ondersteuning van stoppen
met roken worden besproken zoals die in de herziening van de Richtlijn Behandeling van Tabaksverslaving en
Stoppen met Roken Ondersteuning terecht is gekomen.
Elke roker in zorg dient een advies op maat te krijgen waarbij het gebruik van motiverende gespreksvoering de
basis blijft voor de individuele gedragsmatige ondersteuning. Daarnaast is systematische vastlegging van het
rookgedrag bepalend voor de vorm van ondersteuning en overdracht aan andere zorgverleners.
De mate van intensiteit van de interventie speelt een rol evenals de motivatie, zelfeffectiviteit en preferentie
van de roker. Maatvoering in de ondersteuning maakt ook afhankelijk van de setting een gevarieerd
behandelaanbod mogelijk, waarvan de zorgverlener desgevraagd weet moet hebben.
8. Het beschermen van kinderen tegen tabak door tabakswetgeving: de rol van ideologie en beleidsopvattingen
Auteur(s) Thomas Kuijpers1; Marc Willemsen1; Anton Kunst2
Instelling Universiteit Maastricht (1), Universiteit van Amsterdam (2)
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
De Alliantie Nederland Rookvrij zet met de strategie van ‘De rookvrije generatie’ in op het beschermen van
kinderen die geboren worden na 2017. Cohen et al (2000) betogen dat ideologie een prominente rol speelt in
het tabaksdebat. De rol van ideologie bij steun voor tabaksbeleid is echter nog niet onderzocht voor de
Nederlandse context. Met dit paper zullen wij op individueel niveau onderzoeken of een focus op
tabakswetgeving voor kinderen, mensen met uiteenlopende ideologieën en beleidsopvattingen kan verenigen.
Methode van onderzoek
We onderzoeken bij een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking (n = 1.631) of ideologie en
beleidsopvattingen samenhangen met steun voor drie beleidsmaatregelen: een uitstallingsverbod, een
leeftijdsgrens van 21 en tabaksverkoop in alleen speciaalzaken. We onderzoeken of A) er bij Nederlanders met
verschillende ideologieën en beleidsopvattingen steun is voor het beschermen van het kind tegen tabak middels
5
wetgeving, B) of deze steun samenhangt met steun voor deze drie maatregelen en C) of deze relatie minder
sterk is bij mensen met een liberaal gedachtengoed en bij voorstanders van een kleine overheid.
Resultaten
Mensen met verschillende ideologieën vertonen geen verschil in steun voor bescherming van het kind met
wetgeving. Voor- en tegenstanders van overheidsregulering hebben gemiddeld beide steun voor bescherming
van het kind tegen tabak, al is de steun bij tegenstanders lager dan bij voorstanders. De resultaten m.b.t.
hypothesen B en C zullen op het congres worden gepresenteerd.
Discussie
De voorlopige resultaten laten zien dat een focus op bescherming van kinderen voor tabak mensen kan
verenigen met uiteenlopende ideologieën en beleidsopvattingen.
9. Setting the rules of the game: Tobacco industry political involvement in the Dutch interpretation of FCTC Article 5.3
Auteur(s) Jessamina L.Y. Lie¹; Marc C. Willemsen¹; Jeff Collin²
Instelling
¹ CAPHRI, Maastricht University, Maastricht, the Netherlands
² School of Social and Political Science, the University of Edinburgh, Edinburgh, United
Kingdom
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
This study analyses the Dutch government’s understanding and implementation of Article 5.3 of the World
Health Organisation’s (WHO) Framework Convention on Tobacco Control (FCTC) in the period 2004-2016. We
are interested in the role played by tobacco manufacturers’ associations in the government’s interpretation of
Article 5.3 and the risks this poses for tobacco control policies.
Methode van onderzoek
A qualitative analysis will be conducted of tobacco documents obtained through Freedom of Information Act
requests in the Netherlands, triangulated with in-depth interviews with key informants and secondary data
sources (government documents, scientific literature, news articles and media interviews).
Resultaten
Preliminary analysis of documents suggests that leading up to the 2008 WHO FCTC Conferences of the Parties,
tobacco manufacturers’ associations corresponded with the Department of Health on the interpretation of
Article 5.3. In line with the associations’ viewpoint, the Department of Health at the time considered the Article
5.3 Guidelines to be non-binding and expressed that they did not wish to exclude the tobacco industry from the
policy process. The associations also promoted implementing Better Regulation principles, specifically
stakeholder consultation, as a means to comply with Article 5.3. In accordance with this, until a legal case in 2014
the Department of Health’s viewpoint was that when developing policy, interaction between policy officers and
all stakeholders should be possible.
Discussie
The analysis highlights potentially significant tensions between public health efforts to reduce tobacco industry
policy influence and commitments to stakeholder consultation that are central to the ‘Better Regulation’ agenda
and policy norms in the Netherlands.
10. Tabak en het recht: een kinderrechtenperspectief
Auteur(s) Marie Elske Gispen; Brigit Toebes
Instelling Rijksuniversiteit Groningen, Global Health Law Groningen Research Centre
6
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
In Nederland rookt ongeveer een kwart van de bevolking van 12 jaar en ouder; drie kwart van die groep rookt
dagelijks. Daar komt bij dat 1.3% van kinderen tussen de 12 en 16, en 55.1% van de jongeren tussen 16 en 20
jaar zware rokers zijn. Deze cijfers leggen niet alleen een groot probleem binnen de volksgezondheid bloot maar
roepen ook vragen op vanuit het beschermen van de rechten van de mens.
Kinderen en jongeren zijn een kwetsbare groep als het gaat om roken en meeroken, omdat zij zijn niet in staat
zijn zichzelf te onttrekken aan situaties waarin wordt gerookt en/of niet altijd de consequenties van roken
overzien. Het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind (IVRK, 1989) hanteert normen die directe
aankopingspunten bieden om tabakswetgeving- en beleid te evalueren. Wat de precieze consequenties zijn van
deze internationale normen voor het gevoerde beleid, dient echter nader te worden onderzocht.
Op basis van een rechtswetenschappelijk analyse onderzoeken wij de aard en reikwijdte van een recht van
kinderen op een rookvrije omgeving. Het IVRK verplicht overheden om het ‘recht op een zo goed mogelijke
gezondheidsstandaard’ van kinderen te garanderen en om het belang van kinderen mee te wegen bij de
aanname van wetgeving en andere maatregelen die kinderen direct raken. Dit inzicht is vernieuwend en vraagt
om aanvullend onderzoek om de kracht van het kinderrechtenperspectief verder te verkennen en te analyseren.
Met name omdat mensenrechten kunnen worden ingezet om maatregelen juridisch af te dwingen en partijen
aansprakelijk te stellen.
11. Trends en voorspellers van draagvlak onder rokers (2010-2015) voor een display ban: bevindingen van het
International Tobacco Control (ITC) Project.
Auteur(s) Dirk Jan A. van Mourik1; Gera E. Nagelhout1,2; Marc C. Willemsen1,3; Geoffrey T. Fong6,7; Karin
Hummel1; Bas van den Putte4,5; Hein de Vries1.
Instelling
1Afdeling Gezondheidsbevordering, Universiteit Maastricht (CAPHRI), Maastricht,
Nederland 2Afdeling Huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht (CAPHRI), Maastricht, Nederland 3Alliantie Nederland Rookvrij, Utrecht, Nederland 4Department of Communication, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, Nederland 5Trimbos Instituut, Utrecht, Nederland 6Department of Psychology and School of Public Health and Health Systems, University of
Waterloo, Waterloo, ON, Canada 7Ontario Institute for Cancer Research, Toronto, ON, Canada
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Het doel van de studie is om te evalueren welke variabelen voorspellend zijn voor draagvlak voor een compleet
verbod op het uitstallen van sigaretten in winkels (display ban) door Nederlandse rokers. Een tweede doel is om
te evalueren hoe de steun voor een display ban door rokers in Nederland veranderde tussen 2010 en 2015.
Methode van onderzoek
Longitudinale data van 6 jaarlijkse vragenlijsten van het International Tobacco Control Netherlands Project zijn
geanalyseerd (n=1275-1770). Nederlandse rokers werden gevraagd of ze voor een compleet verbod op het
uitstallen van sigaretten in winkels waren. Variabelen uit 2014 zijn gebruikt als voorspeller van draagvlak in 2015.
Resultaten
Steun voor een display ban nam toe van 28.9% in 2010 naar 42.5% in 2015. Rokers die steun rapporteerden
waren vaker vrouw dan man, minder verslaafd aan tabak, hadden meer kennis over de schadelijke gevolgen van
roken, rapporteerden een hogere mate van risicoperceptie, hadden positievere attitudes, positievere sociale
normen, een hogere eigen effectiviteit en hadden een hogere intentie om te stoppen met roken. In multivariate
7
analyses waren de associaties tussen kennis over de schadelijke gevolgen van roken en support voor een display
ban het sterkst.
Discussie
Het draagvlak voor een display ban neemt toe onder Nederlandse rokers. Educatieve campagnes over de
schadelijke gevolgen van roken zouden kunnen helpen in het nog verder verhogen van draagvlak onder rokers.
12. Cardiovascular and neuropsychiatric risks of varenicline in smokers with chronic obstructive pulmonary disease:
a retrospective cohort study using a national general practice database
Auteur(s) Daniel Kotz PhD1,2,3,4*, Wolfgang Viechtbauer PhD5, Colin Simpson PhD3, Onno C.P. van Schayck PhD2,3, Robert West PhD4, Aziz Sheikh MD2,3,6
Instelling
1Institute of General Practice, Centre for Addiction Research and Clinical Epidemiology, Medical Faculty of the Heinrich-Heine-University Düsseldorf, Düsseldorf, Germany. 2Department of Family Medicine, CAPHRI School for Public Health and Primary Care, Maastricht University Medical Centre, Maastricht, the Netherlands. 3Allergy & Respiratory Research Group, Centre for Medical Informatics, Usher Institute of Population Health Sciences and Informatics, The University of Edinburgh, Edinburgh, UK. 4Cancer Research UK Health Behaviour Research Centre, University College London, London, UK. 5MHeNS School for Mental Health and Neuroscience, Maastricht University, Maastricht, The Netherlands. 6Division of General Internal Medicine and Primary Care, Brigham and Women’s Hospital/Harvard Medical School, Boston MA, USA. * Presenting author
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Varenicline has proven efficacy in smokers with chronic obstructive pulmonary disease (COPD). The aim of the
current study was to investigate whether use of varenicline is associated with serious adverse cardiovascular and
neuropsychiatric events in smokers with COPD.
Methode van onderzoek
In a retrospective cohort study, we used data from 14,350 COPD patients included in the validated QResearch®
database, which holds data from 753 National Health Service general practices across England. We identified
patients who received a prescription of nicotine replacement therapy (NRT; N=10,426; reference group),
bupropion (N=350), or varenicline (N=3,574) in the period between January 2007 and June 2012. Patients were
followed-up for six months to compare incident cardiovascular (ischemic heart disease, cerebral infarction, heart
failure, peripheral vascular disease, and cardiac arrhythmia) and neuropsychiatric (depression and self-harm)
events using Cox proportional hazards models, adjusted for potential confounders. Propensity score analysis was
used as an additional approach to account for potential confounding by indication. We also modelled the effects
of potential unmeasured confounders.
Resultaten
Neither bupropion nor varenicline showed an increased risk of any cardiovascular or neuropsychiatric event
compared with NRT. Varenicline was associated with a significantly reduced risk of heart failure (HR=0.56,
95%CI=0.34-0.92) and depression (HR=0.73, 95%CI=0.613-0.86). Similar results were obtained from the
propensity score analysis. Modelling of unmeasured confounding provided additional evidence that an increased
risk of adverse events in users of varenicline was very unlikely.
Discussie
In smokers with COPD, varenicline does not appear to be associated with an increased risk of documented
cardiovascular events, depression or self-harm when compared with NRT.
Study protocol: http://bmjopen.bmj.com/content/4/8/e005281.abstract?sid=bf9ee779-e961-4b33-84c4-
3f7729d04483
8
13. Vaccins om te stoppen met roken: een uitdaging voor beleidsmakers
Auteur(s) Anna Wolters
Instelling UM, CAPHRI, afd. Health, Ethics and Society
Financier(s) ZonMW Topsubsidie
E-mailadres contactpersoon [email protected]
Inleiding
Experimentele vaccins om te stoppen met roken zijn een innovatie op het gebied van tabaksontmoediging. Een
afstemming van technische, sociale en ethische aspecten van innovaties verhoogt de kans dat ze van nut zijn
voor de samenleving en wordt ook wel verantwoord innoveren genoemd. Wat zo’n aanpak kan betekenen voor
de nieuwe vaccins, hun onderzoek en volksgezondheidsbeleid is onderzocht in een interdisciplinair ZonMW-
project.
Methode van onderzoek
Een klinische studie was de centrale casus. Via participerende observatie, diepte-interviews (n=77) en
expertdiscussies werd vier jaar lang materiaal verzameld. Ook kwam er een review van de relevante
vakliteratuur. Het kwalitatieve materiaal onderging een thematische en een empirisch-ethische analyse.
Resultaten
De thematische analyse geeft aan dat gevaccineerd stoppen met roken in een klinische studie een complex
proces is, waarvan rapportages vooral de technische kanten belichten. De rol van actoren, hun sociale interactie
en kennisvormen zijn echter evenzeer bepalend voor de stoppoging, net als verwachtingen omtrent vaccinatie
en roken. De empirisch-ethische analyse laat zien hoe nicotinevaccinatie kan aansluiten op maatschappelijke
noden, normen en waarden. Soortgelijk beleid als voor andere stopmiddelen, aangevuld met
verwachtingsmanagement, is denkbaar indien het vaccin niet als monotherapie wordt aangeboden. Echter,
zonder aandacht voor kansarme populaties neemt de gezondheidskloof tussen hen en andere groepen toe,
terwijl met speciaal beleid de morele verwijdering groeit.
Discussie
Sociale rechtvaardigheid en vertrouwen van het publiek zijn de grote uitdagingen bij de verdere
(beleids)ontwikkeling van nicotinevaccinatie. Verantwoord innoveren vraagt een tijdige aanpak van deze
kwesties. Dit is onder meer mogelijk door klinische studies uit te breiden met een ethische en
sociaalwetenschappelijke component.
14. Gebruik van alternatieve tabaksproducten in twee Nederlandse studies onder adolescenten: cross-sectionele
en longitudinale associaties
Auteur(s) Jorien L. Treur1; Andrea D. Rozema2; Jolanda J.P. Mathijssen2; Junilla K. Larsen1; Hans van
Oers2 3; Jacqueline M. Vink1
Instelling
1Behavioural Science Institute, Radboud University Nijmegen; 2Tranzo Scientific Center for
Care and Welfare, Tilburg School of Social and Behavioral Sciences, Tilburg University; 3RIVM
National Institute for Public Health and the Environment
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
De populariteit van elektronische (e-)sigaretten, waterpijp (ook wel ‘shisha’) en de shishapen neemt toe. Nog
maar weinig studies hebben het gebruik van deze alternatieve tabaksproducten onder Nederlandse jongeren
onderzocht en het is onduidelijk of ze een opstapje vormen naar het roken van ‘conventionele’ sigaretten.
Methoden
9
Vragenlijstgegevens waren beschikbaar voor twee Nederlandse steekproeven; één van 6831 jongeren van 10-
18 jaar (gemiddelde leeftijd=13,8, SD=1,1; voor N=2919 van hen was longitudinale data beschikbaar) en één van
574 jongeren van 14-20 jaar (gemiddelde leeftijd=17,7, SD=1,8). Allereerst werd cross-sectioneel het gebruik van
e-sigaretten/waterpijp/shishapen onderzocht in relatie tot conventioneel roken en verschillende socio-
demografische kenmerken. Voor ooit en nooit rokers apart werd de relatie tussen alternatieve tabaksproducten
op T0 en conventioneel roken op T1, een half jaar later, onderzocht.
Resultaten
De prevalentie van ooit gebruik sigaretten/e-sigaretten/waterpijp /shishapen was 22,7%, 13,7%, 22,1% en
29,4%, respectievelijk, onder de 10-18 jarigen en 44,6%, 18,3%, 49,3% en 25,4% onder de 14-20 jarigen. Na
correctie voor socio-demografische kenmerken was ooit een sigaret hebben gerookt sterk geassocieerd met e-
sigaretten/waterpijp/shishapen gebruik, in beide steekproeven. Nooit rokers die ooit een e-
sigaret/waterpijp/shishapen hadden gebruikt op T0 hadden een significant hogere kans op ooit roken op T1
(OR=3.99; OR=2.62; OR=4.49, respectievelijk). In ooit rokers was gebruik van alternatieve tabaksproducten op
T0 niet geassocieerd met een verandering van rookfrequentie op T1, een half jaar later.
Discussie
Experimenteren met alternatieve tabaksproducten is populair onder Nederlandse jongeren en hangt samen met
conventioneel roken. Niet-rokers die een alternatief tabaksproduct hebben gebruikt hebben een hogere kans
om te gaan roken.
15. Awareness, Prevalence & Motives for e-cigarette use: a systematic review
Auteur(s)
* Kim. A.G.J. Romijnders1,2 , Liesbeth van Osch2 ,Elke den Boogerd2 ,Hein de Vries2 ,Reinskje
Talhout1
Instelling
1 National Institute for Public Health and the Environment (RIVM)
Center for Health Protection (GZB) 2 Department of Health Promotion
School for Public Health and Primary Care (CAPHRI)
Maastricht University
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Objective – To review literature on awareness, use, motivation, knowledge, social norms, and perceptions on
electronic cigarettes for both adults and young adults.
Data sources – The search was conducted using OvidMedline and Scopus for articles published up to 10th of
February 2016 that contained variations of ‘’electronic cigarette’’, ‘’motivation’’, ‘’perception’’, and ‘’smoking
cessation’’. Constraints included English and Dutch language and human subjects.
Study selection – Two reviewers screened all the titles and abstracts independently, blinded to authors and
journal titles. Of the 904 articles identified, we included articles that revolved around awareness, prevalence,
and own motivations to use e-cigarettes.
Data extraction – Two authors independently screened a random sample of publications to reach agreement
(Cohen’s Kappa = 0.83). All titles and abstracts were screened, blinded to authors and journal titles.
Data synthesis – 112 articles met the inclusion criteria. Both awareness and prevalence of use are rising globally
for both adults and young adults. The main reasons for e-cigarette use are smoking cessation, health benefits,
relatively low costs, and avoidance of smoking restrictions. Motives for use differed between adults and youth,
for example, youth experimented with e-cigarettes out of curiosity, while adults mostly used e-cigarettes for
smoking cessation purposes. Overall, electronic cigarettes are perceived as less harmful than tobacco cigarettes,
but not harmless, while knowledge about health outcomes is low and social norm is positive.
10
Conclusions – Awareness and prevalence of use is rising globally, and motivation for use differs between adults
and young adults, therefore, is it important to create clear communication that shows relative harm for both
adult smokers and adolescent non-smokers.
16. SYMPOSIUM: E-sigaretten: stand van zaken en aandachtspunten voor de toekomst
Auteur(s) Voorzitter en discussieleider: Hein de Vries. Presentaties door: Dirkjan van Mourik, Esther Croes, Wouter Visser, Kim Romijnders
17. E-sigaret gebruik door rokers in Nederland tussen 2008 en 2016: trends en verschillen tussen subgroepen.
Auteur(s)
Dirk Jan A. van Mourik1; Gera E. Nagelhout1,2; Marc C.
Willemsen1,3; Geoffrey T. Fong6,7; Karin Hummel1; Bas van
den Putte4,5; Hein de Vries1.
Instelling
1Afdeling Gezondheidsbevordering, Universiteit
Maastricht (CAPHRI), Maastricht, Nederland 2Afdeling Huisartsgeneeskunde, Universiteit Maastricht
(CAPHRI), Maastricht, Nederland 3Alliantie Nederland Rookvrij, Utrecht, Nederland 4Department of Communication, Universiteit van
Amsterdam, Amsterdam, Nederland 5Trimbos Instituut, Utrecht, Nederland 6Department of Psychology and School of Public Health
and Health Systems, University of Waterloo, Waterloo, ON,
Canada 7Ontario Institute for Cancer Research, Toronto, ON,
Canada
E-mailadres contactpersoon [email protected]
Inleiding
Het voornaamste doel van de presentatie is om inzicht te geven in het gebruik van e-sigaretten door rokers in
Nederland tussen 2008 en 2016 aan de hand van subgroepen op basis van geslacht, leeftijd en opleidingsniveau.
Een tweede doel is inzicht te geven in de gerapporteerde redenen voor gebruik.
Methode van onderzoek
We gebruikten data van het International Tobacco Control (ITC) Project van 2008 tot en met 2016 (n=1275-
1820). Respondenten werden gevraagd of ze ooit een e-sigaret hebben gebruikt en zo ja, hoe vaak ze op dat
moment e-sigaretten gebruiken. Rokers die minimaal eens per maand e-sigaretten gebruikten, werden
gecategoriseerd als huidige gebruiker.
Resultaten
De percentages ooit gebruikers en huidige gebruikers namen toe tussen 2008 en 2015 (ooit gebruiker: 13.4% vs.
41.3%; huidige gebruiker: 3.1 vs. 6.5%). Vrouwen en hoogopgeleiden zijn vaker dan mannen en laagopgeleiden
ooit-gebruikers en oudere rokers zijn vaker dan jongere rokers huidige gebruiker. Over de jaren heen bleven de
belangrijkste redenen van gebruik het minder schadelijk zijn van e-sigaretten dan normale sigaretten en dat
gebruik van e-sigaretten het makkelijker maakt om minder normale sigaretten te roken. De cijfers van 2016
worden gepresenteerd op het congres.
Discussie
11
E-sigaretten worden steeds meer gebruikt door Nederlandse rokers. Jongere rokers proberen e-sigaretten wel
uit, maar vooral oudere rokers blijven ze gebruiken. Rokers lijken e-sigaretten te gaan gebruiken om te minderen
met tabak.
18. Wie zijn de gebruikers van de e-sigaret? Gegevens uit het Continu Onderzoek Rookgewoonten 2014
Auteur(s) Esther Croes; Karin Monshouwer
Instelling Trimbos-instituut (beiden)
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Buitenlandse studies laten zien dat de e-sigaret overwegend wordt gebruikt door rokers, maar het profiel van de
volwassen e-sigaret-gebruiker in Nederland is nog weinig beschreven.
Methode van onderzoek
Het Continu Onderzoek Rookgewoonten 2014, waarvoor uit een panel van 200.000 Nederlanders van 15 jaar of
ouder wekelijks 350 personen werden ondervraagd via een digitale vragenlijst over hun rookgewoonten, bevat
een representatieve groep e-sigaretgebruikers. Van de 18.264 respondenten (23% rokers), gebruikten 1.216
personen ooit wel eens een e-sigaret. In het najaar van 2016 worden de gegevens over deze groep geanalyseerd.
Resultaten
Voorlopige resultaten laten zien dat 0,4% van de nooit-rokers ooit een e-sigaret probeerde en dat huidige rokers
(15%) de e-sigaret veel vaker gebruiken dan ex-rokers (1%). Ruim een kwart (28%) heeft het product een jaar of
langer gebruikt, al is de ervaring van meer dan de helft van de e-sigaretgebruikers beperkt tot maximaal twee
maanden. In 2014 gebruikte 75% een hervulbaar model en 46% dampte dagelijks. De meest gebruikte dosering
lag in de range 11-16 mg nicotine (26% van de respondenten) en 13% gebruikte een vloeistof zonder nicotine.
Doseringen boven 16 mg werden door 17% van de dampers gebruikt. Als belangrijkste reden voor gebruik werd
genoemd dat het product minder schadelijk is dan reguliere tabak (41%), als hulpmiddel bij stoppen met roken
(29%) of minderen met roken (28%) en omdat het goedkoper is (28%).
Discussie
Tijdens het congres worden verdere analyses besproken, onder meer met informatie over de rookgeschiedenis
en (eerdere) stoppogingen van de e-sigaretgebruikers.
19. De gezondheidsrisico's van e-sigaretten voor omstanders
Auteur(s) Wouter Visser; Liesbeth Geraets; Peter Bos; Ramon Ramlal; Paul Fokkens; Walther Klerx;
Hans Cremers; Paul Schwillens; Reinskje Talhout
Instelling Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
De emissies van e-sigaretten bevatten schadelijke stoffen in concentraties die leiden tot gezondheidsrisico’s voor
de gebruikers. In dit onderzoek is gekeken in hoeverre de door e-sigaret gebruikers uitgeademde stoffen een
gezondheidsrisico vormen voor omstanders.
Methode van onderzoek
De concentraties van schadelijke stoffen die e-sigaret gebruikers uitblazen is analytisch chemisch onderzocht.
Vervolgens is voor twee specifieke scenario’s uitgerekend aan welke concentraties schadelijke stoffen
omstanders zullen worden blootgesteld. Het eerste scenario betreft een dagelijkse autorit van een uur in een
12
auto met twee sigaretgebruikers, en het tweede scenario een kantoor met één e-sigaretgebruikende collega
waarin dagelijks 5 uur wordt gewerkt. Voor beide scenario’s is tenslotte een toxicologische risicobeoordeling
uitgevoerd.
Resultaten
De hoeveelheden schadelijke stoffen die door e-sigaretgebruikers worden uitgeblazen zijn afhankelijk van het
individuele inhalatie- en ademgedrag. Omstanders kunnen in het auto-scenario te maken krijgen met milde
irritatie van de bovenste luchtwegen en de ogen ten gevolge van blootstelling aan propyleenglycol. Bij gebruik
van een nicotine-houdende navulvloeistof kan in beide scenario’s een versnelde hartslag en een verhoogde
bloeddruk optreden. Bij gebruik van navulvloeistoffen die verontreinigd zijn met tabak-specifieke-nitrosamines
kan voor het auto-scenario niet worden uitgesloten dat een verhoogd risico bestaat op tumoren in de
luchtwegen.
Discussie
Omstanders van e-sigaretten kunnen gezondheidseffecten ervaren van blootstelling aan de uitgeademde damp.
Deze zijn echter mild van aard, en sterk afhankelijk van het dampgedrag, de gebruikte vloeistof en de afmetingen
en ventilatie van de ruimte waarin gedampt wordt. Nitrosamines komen als verontreiniging in navulvloeistoffen
voor, en de risico’s daarvan zijn te voorkomen door gebruik van nitrosamine-vrije ingrediënten.
20. A qualitative assessment of motives for e-cigarette use
Auteur(s) * Kim. A.G.J.; Romijnders1,2 ,Liesbeth; van Osch2 ,Hein; de Vries2 ,Reinskje; Talhout1
Instelling
1 National Institute for Public Health and the Environment (RIVM)
Center for Health Protection (GZB) 2 Department of Health Promotion
School for Public Health and Primary Care (CAPHRI)
Maastricht University
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Introduction
Awareness and use of e-cigarettes is rising globally. Among health professionals there is a continuous debate
revolving around harm reduction opportunities of e-cigarettes and gateway use due to e-cigarettes. This
qualitative study assessed the knowledge of e-cigarettes and determinants of e-cigarette use and, aimed to
assess the needs regarding communication about e-cigarettes by young non-users, adult smokers, and adult e-
cigarette users.
Methods
In June 2016 twelve focus groups were conducted across the Netherlands with non-users (n=20), adult smokers
(n=17), and e-cigarette users (n=26); content analysis of the data was conducted using Atlas.ti. Independently,
two authors coded the transcripts for distinct themes using thematic analysis.
Results
Knowledge concerning harmfulness is low, non-users and smokers believed e-cigarettes to be equally harmful
or more harmful than tobacco cigarettes. Youth viewed e-cigarettes as a smoking cessation tool, while smokers
did not believe e-cigarettes were effective to quit smoking. Overall, youth were not interested in the use of e-
cigarettes, however, interest in and use of e-cigarettes without nicotine were high, due to accessibility. All
participants found the current communication to be vague and lacking in easy to understand examples,
comparisons and personally relevant information. In addition, trust is lacking in information provided by
governmental organizations (i.e. RIVM) in all groups, although lower among e-cigarette users.
Discussion
Information regarding e-cigarettes needs to focus on increasing knowledge with using clear and understandable
examples, and information tailored to individual’s needs. Legislation needs to tackle the availability and
attractiveness of (nicotine free) e-cigarettes, as these are attractive and easily accessible for youth.
13
21. De impact van tabaksbeleid op sociaaleconomische verschillen in stoppen met roken
Auteur(s) Jizzo Bosdriesz1*; Marc Willemsen2,3; Anton Kunst1
* Presenteert
Instelling 1 AMC – UVA, afd. Sociale Geneeskunde 2 Alliantie Nederland Rookvrij 3 CAPHRI Institute, Maastricht University
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
De prevalentie van roken daalt in Nederland geleidelijk onder hoogopgeleiden, maar nauwelijks onder
laagopgeleiden. Het is onduidelijk in welke mate laagopgeleiden geprofiteerd hebben van ontwikkelingen in
tabaksbeleid. Ons doel is een overzicht te geven van een aantal recentelijk door ons uitgevoerde onderzoeken
naar de invloed van tabaksbeleid op roken per opleidingsgroep.
Methode van onderzoek
We deden een trendstudie binnen Nederland (STIVORO data, 1988-2011), landenvergelijkingen binnen Europa
met vragenlijsten naar rookgedrag en scores voor tabaksbeleid (Eurobarometer data, 2006-2012) en verrichtten
een realist review naar hoe prijsverhogingen effect hebben op rookgedrag bij hoog- en laagopgeleiden.
Resultaten
We vonden dat In Nederland sterker tabaksbeleid leidde tot meer stoppen met roken. Dit effect was even sterk
bij laag- als bij hoogopgeleiden, alleen duurde het een jaar langer tot het effect optrad bij laagopgeleiden. Over
heel Europa zagen we bij sterker tabaksbeleid enkel een toename in stoppen met roken bij hoogopgeleiden.
Zelfs voor de belangrijkste pijler van tabaksbeleid, accijnsverhogingen, zagen we in Europese vergelijkingen geen
duidelijk effect bij laagopgeleiden. Een belangrijk mechanisme waarmee prijsverhogingen kunnen leiden tot
stoppen met roken is een rationele afweging tussen kosten en baten, dit lijkt echter vooral te werken bij hoge
inkomens.
Discussie
De Europese landen voldoen nog niet aan alle maatregelen uit de FCTC, dus er kan nog veel winst geboekt
worden door deze evidence-based maatregelen in te voeren. Veel onderzocht beleid was op de algemene
bevolking gericht. Door toekomstig beleid veel specifieker te richten op laagopgeleiden zou deze groep in de
toekomst beter bereikt kunnen worden.
22. Stop met roken en verdien 350 euro: methodes en ervaringen in een cluster-gerandomiseerd experiment
Auteur(s) Floor A. van den Brand; Gera E. Nagelhout; Bjorn Winkens; Silvia M. A. A. Evers; Daniel Kotz,
Niels H. Chavannes, Onno C. P. van Schayck
Instelling
FB, OvS: Maastricht University (CAPHRI), department of Family Medicine;
GN: Maastricht University (CAPHRI), department of Family Medicine/Health Promotion;
BW: Maastricht University department of Methodology and Statistics;
SE: Maastricht University (CAPHRI) department of Health Services Research/ Trimbos
Institute, Centre for Economic Evaluations;
DK: Maastricht University (CAPHRI) department of Family Medicine/) Heinrich-Heine
University department Institute of General Practice;
NC: Leiden University Medical Center department of Public Health and Primary Care
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
14
Inleiding
Werknemers die stoppen met roken zijn gezonder, productiever en verzuimen minder vaak dan werknemers die
blijven roken. Het is daarom belangrijk om een succesvolle methode te vinden die werknemers kan stimuleren
om te stoppen met roken. Dit geldt vooral voor werknemers met een lagere sociaal-economische status, omdat
er aanwijzingen zijn dat zij meer roken en minder succesvol zijn in het stoppen met roken. Zou een beloning voor
stopsucces effectief kunnen zijn om werknemers te helpen stoppen met roken, en is dit ook kosten-effectief
voor de werkgever?
Methode
Voor deze studie zijn we bezig met het werven van 44 Nederlandse bedrijven, bij voorkeur bedrijven met
werknemers met een lagere SES. In een cluster-gerandomiseerd experiment zullen de werknemers in de
interventie- en controlegroep beide deelnemen aan een stoppen-met-roken groepstraining. Deelnemers in de
interventiegroep ontvangen daarnaast een cadeaubon als zij succesvol gestopt zijn met roken aan het einde van
de training (€50), na 3 maanden (€50), na 6 maanden (€50) en na een jaar (€200). De primaire uitkomstmaat is
CO-gevalideerde continue abstinentie 12 maanden na de training. Daarnaast voeren we een economische
evaluatie uit vanuit het perspectief van de werkgever en de maatschappij.
Presentatie tijdens congres
We zullen het design en de methoden van de studie presenteren, en daarnaast bespreken we de
wervingsstrategie (telefonische werving, persberichten, nieuwsbrieven) en onze ervaringen bij het uitvoeren
van de trial tot nu toe. Op het moment dat het congres plaatsvindt zullen er ongeveer 30 bedrijven de
groepstraining hebben volbracht.
23. Belemmerende en bevorderende factoren voor stoppen met roken onder volwassenen uit multiprobleem-
huishoudens: een kwalitatieve studie
Auteur(s) Gera E. Nagelhout1,2; Lette Hogeling3; Renate Spruijt4; Nathalie Postma4; Hein de Vries1
Instelling
1 Department of Health Promotion, Maastricht University (CAPHRI), Maastricht, the Netherlands 2 Department of Family Medicine, Maastricht University (CAPHRI), Maastricht, the Netherlands 3 Chair Group Health & Society, Department of Social Sciences, Wageningen University, Wageningen, the Netherlands 4 Stimenz, Apeldoorn, the Netherlands
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Multiprobleem-huishoudens hebben meerdere ernstige problemen en stressoren in hun leven, zoals sociaal-
economische problemen (bijv. financiële problemen), psycho-sociale problemen (bijv. huiselijk geweld) en
problemen met de opvoeding van de kinderen (bijv. verwaarlozing). Roken komt zeer veel voor in deze
huishoudens, maar er bestaan nog geen leefstijlinterventies specifiek voor deze doelgroep.
Methode van onderzoek: Een kwalitatieve studie met semi-gestructureerde interviews is uitgevoerd onder
volwassenen uit multiprobleem-huishoudens. De data werden thematisch geanalyseerd d.m.v. de Framework
Methode
Resultaten: Op het moment van indienen van dit abstract zijn er acht interviews afgenomen (vijf rokers en drie
ex-rokers). Resultaten uit deze interviews suggereren dat stress, het sociale netwerk dat voornamelijk uit rokers
bestaat en positieve attitudes over roken belangrijke belemmerende factoren zijn. Kennis over de
gezondheidsschade van roken in het algemeen en de financiële kosten van roken motiveren participanten niet
voldoende om te stoppen met roken, een concretere aanleiding is nodig. Het krijgen van een aan roken
gerelateerde ziekte (zelf of een nabij contact) of willen stoppen met roken voor hun kinderen kunnen
bevorderende factoren zijn. Resultaten van de overige interviews (≈25 in totaal) zullen gepresenteerd worden
tijdens het congres.
15
Discussie
De voorlopige resultaten van ons onderzoek laten zien dat onze nog te ontwikkelen leefstijlinterventie voor
volwassenen uit multiprobleem-huishoudens zich zal moeten richten op het omgaan met stress, het betrekken
en vergroten van het sociale netwerk en het veranderen van attitudes over roken. Focussen op het vergroten
van kennis over de gezondheidsschade van roken of op de kosten van roken lijkt minder zinvol.
24. Stoppen-met-roken ondersteuning voor minima in Amsterdam
Auteur(s) Van Wijk; Els, Landais; Lorraine
Instelling AMC, afdeling Sociale Geneeskunde
E-mailadres contactpersoon [email protected]
Inleiding
De prevalentie van roken onder minima in Amsterdam is hoog (32%) in vergelijking met de nationale prevalentie
(26%). Het bevorderen van stoppen met roken onder minima is van belang om zowel de gezondheidstoestand
als de armoedesituatie te verbeteren. De helft van de Amsterdamse minima wil stoppen met roken.
Stoppogingen met professionele ondersteuning hebben de grootste kans van slagen. Professionele
ondersteuning wordt aangeboden, maar veel minima bereiken dit aanbod niet. Dit onderzoek heeft tot doel
Amsterdamse minima actief in contact te brengen met aangepaste stoppen-met-roken ondersteuning die
aansluit bij hun behoeften.
Methode van onderzoek
Een literatuuronderzoek is uitgevoerd naar determinanten van stoppen met roken, effectieve
wervingsstrategieën en interventiecomponenten. Daarnaast is een stakeholderanalyse en een
behoeftenonderzoek onder de doelgroep uitgevoerd. Wervingsstrategieën en nieuw stoppen-met-roken
aanbod worden momenteel ontwikkeld en getest in verschillende pilots.
Resultaten
Uit het literatuuronderzoek kwam naar voren dat sociale normen, sociale steun en eigen effectiviteit de
belangrijkste determinanten zijn van stoppen met roken onder de doelgroep. Daarnaast bleek dat werving
effectief is wanneer dit face-to-face wordt gedaan en geïnteresseerden actief in contact worden gebracht met
ondersteuning. Het behoeftenonderzoek heeft laten zien dat stoppen-met-roken ondersteuning voor deze
doelgroep meer dan voor andere doelgroepen in moet spelen op stress, gezonde leefstijl en alternatieve
activiteiten. Bovendien bleek dat de kosten en beperkte toegankelijkheid van ondersteuning als grootste
barrières voor deelname worden ervaren.
Discussie
In dit onderzoek zullen verschillende professionals minima die willen stoppen met roken actief in contact
brengen met het aanbod. Daarnaast zullen doorlopende groepsondersteuning, follow-up ondersteuning en een
mobiele stoppen-met-roken trailer worden aangeboden in achterstandswijken. Tijdens het congres zullen de
eerste resultaten van deze pilots worden gepresenteerd.
25. Hoe heeft de economische recessie die in 2007 startte tabaksgebruik beïnvloed? Een systematische
literatuurreview volgens realist-principes
Auteur(s)
Karin Hummel1; Paul Lemmens1; Hein de Vries1; Eileen
Kaner2; Peter Anderson1,2; Marc C. Willemsen1,3; Antoni
Gual4; Gera E. Nagelhout1,5
Instelling
1 Maastricht University (CAPHRI), Department of Health
Promotion 2 Newcastle University, Institute of Health and Society 3 Dutch Alliance for a Smokefree Society
16
4 Hospital Clinic Barcelona, Neurosciences Institute,
Department of Psychiatry 5 Maastricht University (CAPHRI), Department of Family
Medicine
E-mailadres contactpersoon [email protected]
Inleiding
In 2007 begon een economische recessie die tot wereldwijd verhoogde werkloosheid heeft geleid. Er is weinig
bekend over de effecten van recessies op tabaksgebruik. Het doel van deze review was te onderzoeken hoe de
recessie die in 2007 startte tabaksgebruik heeft beïnvloed en welke onderliggende mechanismen een rol kunnen
hebben gespeeld. De mechanismen die we hebben getest waren: een verlaagd inkomen, meer niet-werkzame
tijd, meer psychologische stress en een verslechtering van de sociale situatie van mensen.
Methode
We hebben een systematische literatuurstudie in Web of Science, Medline, Embase, PsycInfo, SocIndex en
EconLit uitgevoerd. We hebben zoektermen voor economische recessie en tabaksgebruik gebruikt. Twee
codeurs waren betrokken bij de selectie van de artikelen en de beoordeling van methodologische kwaliteit en
relevantie. We hebben ‘realist review’-principes toegepast in de datasynthese.
Resultaten
We hebben 32 artikelen geanalyseerd die voornamelijk in Europa en de V.S. waren uitgevoerd. Werkloosheid
was geassocieerd met meer roken. Werkloosheid was ook geassocieerd met meer psychologische stress en
stress nam toe na de recessie. Toegenomen psychologische stress was ook geassocieerd met meer roken. De
effecten van inkomensdalingen waren niet eenduidig. Er werd minder bewijs gevonden voor de resterende twee
mechanismen.
Discussie
Een hogere mate van werkloosheid en een toename in psychologische stress door de economische recessie die
in 2007 startte heeft mogelijk geleid tot meer roken. Werklozen blijven een kwetsbare groep die baat zouden
kunnen hebben bij psychologische steun in tijden van economische recessies.
26. Bullseye?! A quantitative study to determine which smokers intent to use a mobile cessation application
Auteur(s)
Ben Allouch; Somaya
Chevalking; Leon
Brusse-Keizer; Marjolein
Postel; Marloes
Pieterse; Marcel
Instelling
Ben Allouch; Somaya Saxion University of Applied Sciences, research group Technology,
Health & Care
Chevalking; Leon Saxion University of Applied Sciences, research group Technology,
Health & Care
Brusse-Keizer; Marjolein Medisch Spectrum Twente
Postel; Marloes University of Twente, Psychology, Health & Technology / Tactus Addiction
Treatment
Pieterse; Marcel University of Twente, Psychology, Health & Technology
E-mailadres contactpersoon [email protected]
Introduction
The number of mobile applications that support smoking cessation is growing, indicating the potential of the
smartphone as a means to support cessation. Knowledge about the users and the user experience of mHealth
cessation applications, however, is almost non-existent. In this study a mobile cessation app has been developed
based on a user-centered design approach to assure a tailor-made user experience increasing the satisfaction
17
and adherence of the cessation app. Such an app could be used in blended care treatments to extend the level
of services for clients of addiction care facilities and hospitals.
Method
A survey was conducted among 955 Dutch (ex)smokers. Respondents were primarily recruited through online
media (websites, fora addiction care facilities, hospitals). Demographic characteristics, several smoking related
variables, and personal innovativeness were measured as independent variables to explain intention to use of
the cessation app.
Results
Multivariate and ordinal logistic regression analysis showed that the number of previous quit attempts and
nicotine dependence were associated positively with the intention to use a cessation app. Having previous
experience with digital cessation support and personal innovativeness were also associated positively with the
intention to use a cessation app. No demographic characteristics were found to be related.
Discussion
This study shows that cessation applications could be targeted at smoking related characteristics. This study
underlines the need to take into account the characteristics of potential end-users of mHealth applications to
optimize the development and use of mobile applications which can be of added value for blended care.
27. I quit: The effectiveness of a one-time smoking cessation group intervention in primary care – a historical
controlled trial
Auteur(s)
Emelie M; de Boer, MSc
Dr. Marise J; Kasteleyn
Dr. Miriam J.J; de Kleijn, huisarts onderzoeker, PinK-FOX
Dr. M; Prinssen, huisarts GEZ Oog In Al
B; Van Pinxteren, huisarts GEZ Oog In Al
E; Kamermans, POH GEZ Oog In Al
R; van Goor, huisarts
L; Vroman, huisarts
Prof. Dr. N; Chavannes
Instelling Leiden University Medical Center, Department of Public Health and Primary Care, Postbus
9600 zone V-0-P, 2300 RC Leiden
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Background
Tobacco use is up to today the leading global cause of preventable death and therefore smoking cessation can
deliver a large contribution to the health of individuals and the people around them. The course ‘I quit’ (‘Ik stop
ermee’) is a smoking cessation program consisting of a one-time group course, organized by a private foundation
in the Netherlands. The effectiveness and cost-effectiveness of this course were investigated and results were
compared to the usual care in primary care in the Netherlands consisting of counseling by a nurse practitioner.
Methods
The intervention consisted of a one-time participation in the group course ‘ I quit’. Study participants completed
questionnaires at home afterwards.
18
Results
According to the worst-case approach, the point prevalence of smoking abstinence was 16.4% (28/170) versus
37.5% in the control group. The difference of 21.1% was statistically significant (p=0.037). A secondary analysis
showed that in the group of patients with complete follow-up the point prevalence of smoking abstinence was
50.9% (28/55), which was not significantly different from the control group (p=0.345). The costs of individual
counseling were 8 times as high as the costs for the course (€ 11.10 versus € 90 per person).
Conclusions
The results of this study are promising. The efficacy is probably less when compared to individual counseling ,
nevertheless this kind of smoking cessation intervention can be provided for large amounts of smokers at the
same time and the costs are very low, especially in comparison to individual counseling and/or prescribing
medication. From a public health perspective this group therapy seems a cost-effective option for general health
practices or even the local/national government to help people stop smoking.
28. Patient participation in the development of an online tobacco intervention for cancer survivors
Auteur(s) Ajla Mujcic; Matthijs Blankers; Brigitte Boon; Margriet van Laar; Rutger Engels
Instelling
Ajla Mujcic – Drug Monitoring & Policy, Trimbos-instituut
Matthijs Blankers – Drug Monitoring & Policy, Trimbos-instituut
Brigitte Boon – Publieke Geestelijke Gezondheid, Trimbos-instituut
Margriet van Laar – Drug Monitoring & Policy, Trimbos-instituut
Rutger Engels – Raad van Bestuur, Trimbos-instituut
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Introduction Brief interventions for smoking cessation may contribute considerably to the prevention of cancer among at risk populations, such as cancer survivors, in addition to improving their general wellbeing. There is accumulating evidence for the effectiveness of internet-based brief interventions for smoking cessation (Civljak, 2013). Reach of vulnerable target populations has however been suboptimal. Using patient participation to develop an internet-based self-help intervention for smoking cessation and to tailor it to the needs of cancer survivors. Methods In a web-based survey completed by 240 participants, interviews and four focus groups, cancer survivors have been involved in the development of the intervention. In addition, healthcare professionals have been consulted in interviews and an expert meeting has been organized to help optimize the intervention. An ongoing RCT tests the (cost-)effectiveness of this smoking cessation intervention against information-only controls. Preliminary results Cancer survivors indicated interest in a positive framing of the intervention, a need for information on the exact relation and mechanisms of harm between smoking and cancer, and possibilities to have contact with other participants as well as with professionals while participating in the intervention. Professionals noted that involvement of end-users is essential in the design and implementation of interventions, and made suggestions on how to improve recruitment and adherence. Conclusion Tailoring interventions to specific vulnerable populations may help improve reach and engagement of internet-based brief interventions. The ongoing RCT will inform to what extent this also leads to a (cost-)effective intervention to help cancer survivors quit smoking.
19
29. Toepassing van het EQUIPT ROI model. De kosteneffectiviteit van online stoppen-met-roken interventies in
Nederland
Auteur(s) Kei-Long Cheung1; Ben FM Wijnen1, 2; Mickaël Hiligsmann1; Kathryn Coyle4; Doug Coyle3,4;
Subhash Pokhrel4; Hein de Vries1, ; & Silvia MAA Evers1, 5
Instelling
1Department of Health Services Research, CAPHRI, Maastricht University, Maastricht, The
Netherlands. 2Department of Research and Development, Epilepsy Center Kempenhaeghe,
Heeze, The Netherlands. 3School of Epidemiology, Public Health and Preventive Medicine,
University of Ottawa, Ottawa, Canada. 4Health Economics Research Group, Brunel University,
Uxbridge, United Kingdom. 5Trimbos Institute, National Institute of Mental Health and Addiction, Utrecht,
The Netherlands.
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
In deze studie wordt het EQUIPT ROI model geïllustreerd middels een toepassing in Nederland. Online stoppen-
met-roken interventies zijn effectief gebleken om stoppen-met-roken te bevorderen, maar het is onduidelijk in
welke mate deze interventies kosteneffectief zijn in Nederland. In dit onderzoek wordt onderzocht of het in
Nederland kosteneffectief is om online stoppen-met-roken interventies toe te voegen aan het huidig pakket van
roken methoden.
Methode van onderzoek
Een literatuuronderzoek werd uitgevoerd om de online stoppen-met-roken interventies in Nederland te
identificeren. Een meta-analysis werd daarna uitgevoerd om de effectiviteit van een samengenomen interventie
te bepalen. De economische tool, het EQUIPT ROI model, werd toegepast om de Incrementele Kosten Utiliteit
Ratio (IKUR) te berekenen (uitgedrukt in kosten per voor kwaliteit van leven gecorrigeerd gewonnen levensjaar
(QALY)) over verschillende tijdshorizonnen. Het huidig pakket aan interventies werd vergeleken met een
alternatief pakket inclusief de samengenomen online interventie. Deterministische sensitiviteitsanalyses werd
en uitgevoerd voor de interventiekosten per roker, relatief risico’s, en het gebruik van de interventie.
Resultaten
Het alternatieve pakket met de samengenomen online stoppen-met-roken interventie was dominant over het
huidige pakket voor alle tijdshorizonnen (i.e. twee jaar, vijf jaar, tien jaar, en levensduur), met gewonnen QALYs
en verminderde gezondheidszorgkosten. De sensitiviteitsanalyses veranderde deze bevindingen niet.
Discussie
Dit lijkt het eerste onderzoek te zijn die de IKUR modelleert van online stoppen-met-roken interventies, over de
levensduur van de rokers in Nederland. De bevindingen kunnen een financieel argument zijn voor beleidsmakers
om online stoppen-met-roken interventies te implementeren en dissemineren in Nederland.
30. Bereik en effectiviteit van de Stoptober campagne van 2016: een prospectieve cohortstudie
Auteur(s) Sigrid Troelstra; Anton Kunst
Instelling Sociale geneeskunde
Academisch Medisch Centrum
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
De Stoptober campagne daagt mensen uit om 28 dagen te stoppen met roken door het stellen van een haalbaar
doel, aanbieden van steun en mobiliseren van de omgeving. Het bereik en de effectiviteit van de Stoptober
campagne 2016 wordt geëvalueerd door middel van prospectief cohortonderzoek onder deelnemers. In deze
20
voordracht zullen wij de eerste schattingen bekend maken van de effecten van de Stoptober 2016 campagne op
stoppen met roken na 3 maanden en op sociaal-cognitieve determinanten.
Methode van onderzoek
Een prospectieve online vragenlijst is verstuurd naar de mensen die zich tot en met 27 september hadden
ingeschreven voor deelname aan de Stoptober campagne en is door 14014 deelnemers ontvangen. De
vragenlijst is ingevuld door 6892 deelnemers. Dit cohort wordt vervolgens benaderd voor een tussenmeting
begin november en een nameting begin januari. Het effect van de campagne op rookgedrag en sociaal-cognitieve
determinanten als attitude, eigen effectiviteit, sociale omgeving, sociale norm, gewoonte en identiteit wordt
gemeten.
Resultaten
De deelnemers van de voormeting waren gemiddeld 43 jaar oud, 72% was vrouw en 26% had een laag
opleidingsniveau (basisonderwijs, VMBO of LBO). Van de deelnemers had 42% in het afgelopen jaar een
stoppoging gedaan en 16% had eerder aan Stoptober deelgenomen. Gemiddeld roken Stoptober deelnemers 17
sigaretten per dag. Dit is meer dan de 15 sigaretten per dag die de Nederlandse populatie rokers rookt.
Veranderingen in rookgedrag en sociaal-cognitieve determinanten binnen de voor-, tussen en eerste nameting
zullen worden gepresenteerd.
Discussie
Wij bespreken hoe deze resultaten benut kunnen worden bij de opzet van de campagne in 2017.
31. Stoppen-met-roken begeleiding door de verloskundige: een knelpuntenanalyse
Auteur(s) dr. Petra Hopman1; dr. Linda Springvloet1; Sanne de Josselin de Jong, Msc.2; drs. Ingrid
Schulten2; dr. Margriet van Laar1
Instelling 1 Trimbos-instituut, afdeling Drug Monitoring & Policy 2 Trimbos-instituut, afdeling Opvoeding en Educatie
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Hoewel roken tijdens de zwangerschap ernstige gezondheidsgevolgen kan hebben voor het (ongeboren) kind,
rookt 8,6% van de Nederlandse zwangeren dagelijks gedurende de gehele zwangerschap (in 2015). Bij laag
opgeleide zwangeren is dit zelfs 22%. Verloskundigen worden geacht om, met behulp van de V-MIS, zwangeren
en hun partner stoppen-met-roken advies en begeleiding te geven. Dit gebeurt in de praktijk echter niet
optimaal. Het huidige onderzoek brengt in kaart wat de wensen en behoeften zijn van verloskundigen bij het
aanbieden van stopbegeleiding aan rokende zwangeren, en hoe zij hun eigen rol hierin waarnemen.
Methode
Knelpuntenanalyse middels een online vragenlijstonderzoek onder 150 eerstelijns en klinisch verloskundigen,
representatief voor de landelijke populatie in termen van leeftijd, functie en regio.
Resultaten
Eenentachtig procent van de verloskundigen start de V-MIS, maar slechts 10% doorloopt hem volledig. Voor 61%
van de verloskundigen is een waargenomen gebrek aan stopmotivatie van cliënten een belemmering. Ook
missen verloskundigen gratis cliëntenfolders (54%) en eenvoudige tools (51%). Financiële consequenties voor de
verloskundige (37%) of cliënt (22%) vormen eveneens een barrière bij het bieden van stopbegeleiding. Driekwart
(74%) van de verloskundigen ziet stoppen-met-roken begeleiding als hun taak, maar tegelijkertijd vindt 77%
doorverwijzen soms ook zinvol (meestal naar de huisarts; 74%).
Discussie
Verloskundigen kunnen bij het aanbieden van stoppen-met-roken advisering en begeleiding onder meer
geholpen zijn met (de ontwikkeling en verspreiding van) training in motiverende gespreksvoering,
gespreksprotocollen, voorlichtingsmaterialen en ondersteunende tools. De inbedding van doorverwijzen binnen
21
de V-MIS methodiek en de toerusting van huisartspraktijken om zwangeren te begeleiden bij het stoppen met
roken verdienen aandacht.
32. Ontwikkeling en gebruik van een evidence-based e-learning programma voor praktijkondersteuners ter ondersteuning bij de stoppen-met-roken zorg
Auteur(s) Dennis de Ruijter; Eline Smit; Hein de Vries; Ciska Hoving
Instelling
Dennis de Ruijter:
Universiteit Maastricht/CAPHRI/Vakgroep Gezondheidsbevordering
Eline Smit:
Universiteit van Amsterdam/ASCoR/Afdeling Communicatiewetenschap
Hein de Vries:
Universiteit Maastricht/CAPHRI/Vakgroep Gezondheidsbevordering
Ciska Hoving:
Universiteit Maastricht/CAPHRI/Vakgroep Gezondheidsbevordering
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Praktijkondersteuners hebben behoefte aan ondersteuning bij het toepassen van bewezen effectieve
stoppen-met-roken richtlijnen. Daarom is er een e-learning programma ontwikkeld voor
praktijkondersteuners over het gebruik van zulke richtlijnen. Aangezien de impact van een programma mede
bepaald wordt het gebruik ervan, onderzoeken we in welke mate praktijkondersteuners het e-learning
programma gebruikten en hoe ze het programma waardeerden.
Methode van onderzoek
Praktijkondersteuners hadden gedurende 6 maanden toegang tot e-learning modules met advies-op-maat,
een online forum en achtergrond informatie. Ingebouwde tellers verzamelden gegevens over hoe vaak
modules werden gebruikt. Via een online vragenlijst wordt na afloop van deze periode informatie verzameld
over de ervaringen met en waardering van het programma door praktijkondersteuners. De data verzameling
eindigt december 2016.
Resultaten
De nameting is tot dusver door 60 praktijkondersteuners ingevuld (41% respons). De modules met advies-op-
maat werden 283 maal en met achtergrond informatie 234 maal bezocht. Op het forum werden 54 berichten
geplaatst, verdeeld over 15 onderwerpen. Praktijkondersteuners waren gematigd positief over hoe goed de
adviezen te begrijpen waren (2.9/5) en of ze geloofwaardig waren (2.7/5), en vonden de adviezen tamelijk
lang (3.3/5). Zowel de adviezen als het volledige programma werden met een ruim voldoende beoordeeld
(7.1).
Discussie
De voorlopige resultaten tonen dat praktijkondersteuners de modules met advies-op-maat slechts gematigd
positief beoordelen, maar desondanks een ruim voldoende als rapportcijfer geven. Door middel van
telefonische interviews met praktijkondersteuners verwachten we achterliggende gedachtes te verzamelen
over ervaringen met en waardering van het programma door praktijkondersteuners. Zulke informatie is
essentieel om het e-learning programma in de toekomst te optimaliseren.
33. Het DO-IT project: Whatsapp-berichten als middel om de implementatie van de Richtlijn Tabaksverslaving te
optimaliseren
Auteur(s) Eline Meijer1; Rianne van der Kleij1; Dewi Segaar2; Niels Chavannes1
22
Instelling
1. Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden,
Nederland
2. Alliantie Nederland Rookvrij, Utrecht, Nederland
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Richtlijnen worden vaak niet optimaal geïmplementeerd, wat leidt tot een lagere kwaliteit van zorg, hogere
zorgkosten en slechtere gezondheidsuitkomsten voor patiënten. De ‘Richtlijn behandeling van tabaksverslaving
en stoppen met roken ondersteuning’ (herziening 2016) biedt zorgprofessionals handvatten voor het verlenen
van evidence-based stoppen-met-roken zorg. In lijn met de doelstelling van de ‘Rookvrije Generatie’ beoogt het
huidige onderzoek de implementatie van de richtlijn te verbeteren onder verloskundigen, kinderartsen,
longverpleegkundigen en praktijkondersteunend hulpverleners.
Methode van onderzoek
Longitudinaal onderzoek met baseline-, tussen- en eindmeting, waarin het effect van een digitale
implementatietool op richtlijnimplementatie wordt onderzocht. De implementatietool is ontwikkeld op basis van
literatuuronderzoek, een stakeholderanalyse en verschillende modellen van gedragsverandering. Participanten
(N = 400; 100 per groep) zullen gedurende vier maanden visuele en tekstuele Whatsapp-berichten ontvangen,
die hen stimuleren om de richtlijn correct te implementeren. De berichten zijn getarget op type zorgprofessional
en gericht op het vergroten van o.a. kennis, vaardigheden en motivatie m.b.t. richtlijnimplementatie. Middels
online vragenlijsten worden o.a. haalbaarheid, aanvaardbaarheid en implementatiegraad gemeten.
Resultaten
Het onderzoek zal aantonen in hoeverre de implementatietool a) aansluit bij de behoeften van zorgprofessionals
en b) de richtlijnimplementatie verbetert. Hiernaast worden mogelijkheden voor verbetering van de
implementatietool, en barrières en bevorderende factoren voor de implementatie van de richtlijn,
geïdentificeerd.
Discussie
Het is belangrijk dat richtlijnen correct worden geïmplementeerd. Dit onderzoek draagt bij aan de implementatie
van de richtlijn Behandeling Tabaksverslaving in sectoren van de gezondheidszorg waar stoppen met roken van
groot belang is. De implementatietool kan daarmee bijdragen aan het creëren van een rookvrije generatie.
34. Inzicht in richtlijn naleving: een clusteranalyse onder praktijkondersteuners
Auteur(s) Martijn Stroom1; Eline Smit2; Dennis de Ruijter1; Ciska Hoving1
Instelling
1Maastricht University, CAPHRI, department of Health Promotion;
2University of Amsterdam, ASCoR, department of Persuasive Communication
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding. Praktijkondersteuners (POH) hebben een belangrijke counselende rol bij stoppen met roken. Echter,
nationale counseling richtlijnen (STIMEDIC) worden nog niet optimaal toegepast door deze beroepsgroep,
waardoor de huidige counseling praktijken niet hun optimale effect kunnen bereiken. Het is nog onduidelijk
welke combinaties van socio-cognitieve determinanten met richtlijn naleving geassocieerd zijn. Het doel van
deze studie was het identificeren van specifieke clusters van POH op basis van attitude en eigen effectiviteit en
het toetsen van deze clusters op verschillen in richtlijn naleving.
Methode. Cross-sectionele data van 157 POHs werden gebruikt voor deze secundaire data analyse. Socio-
cognitieve determinanten (positieve beliefs ‘pros’, negatieve beliefs ‘cons’ en eigen-effectiviteit) dienden als
23
input voor een hiërarchische clusteranalyse. Geïdentificeerde clusters werden stapsgewijs onderzocht op
verschillen in richtlijn naleving (vaak vs. regelmatig/soms/nooit) door middel van non-parametrische toetsing.
Resultaten. Twee clusters werden geïdentificeerd: Zelfverzekerende optimisten (ziet voornamelijk voordelen
met hoge eigen-effectiviteit) en pessimisten (ziet voornamelijk nadelen met lage eigen-effectiviteit). Deze
clusters verschilden significant op vijf van de negen richtlijnstappen; een additionele stap liet een
randsignificant verschil zien. Zelfverzekerende optimisten gaven consistent vaker aan richtlijn stappen altijd uit
te voeren. Opvallend was hierbij dat de twee clusters niet significant verschilden op de eerste drie stappen van
de richtlijn, welke vooral gericht zijn op assessment.
Discussie. Analyses identificeerden twee van elkaar verschillende clusters, bevestigd door verschillen in richtlijn
naleving. Clusters lijken voornamelijk te verschillen op actieve counseling vaardigheden. Echter, beperkingen
van de gebruikte data limiteren het trekken van harde conclusies. Longitudinaal vervolgonderzoek zou de
huidige clusteroplossing moeten bevestigen.
35. How can a ban on tobacco sales to minors be effective in changing smoking behaviour among youth?- a realist
perspective.
Auteur(s) Paulien AW Nuyts; Thomas Kuijpers; Marc C Willemsen; Anton E Kunst
Instelling
Paulien AW Nuyts and AE Kunst: Academic Medical Center, Amsterdam, The Netherlands Thomas Kuijpers and Marc C Willemsen: Maastricht University, Maastricht, The Netherlands
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Objectives A ban on sales to minors aims to limit access to commercial sources of cigarettes by setting a legal purchasing age. However, evidence regarding the effectiveness of this policy is inconsistent. This study aims to unravel how, why, and under what circumstances a ban on sales to minors can be most effective in changing smoking behavior among youth. Methods A realist-informed systematic review was conducted. This aims to decipher the way the policy influences smoking behavior, not only by looking at whether it is effective but also by assessing what mechanisms play a role. We searched Medline, Embase, and PsychINFO. We extracted quantitative and qualitative evidence of mechanisms explaining how the sales ban may be effective or ineffective, as well as contextual factors that may influence these mechanisms. Results We identified two mechanisms that may influence adolescents’ smoking behavior. First, when access to commercial sources is limited, cigarette consumption may be reduced. Second, when the ban is strongly enforced, an anti-smoking norm is created and adolescents may smoke less. Whether these mechanisms take place depends on contextual factors such as enforcement, the adolescents’ social network, and their dependence on smoking. Conclusions The ban on sales to minors can prevent young people from smoking, but its effectiveness depends on access to cigarettes and on individual norms.
24
36. Sustainability of outdoor school ground smoking bans at secondary schools: a mixed method study
Auteur(s) A.D.Rozema; J.J.P.Mathijssen; M.W.J.Jansen; J.A.M. van Oers
Instelling
A.D.Rozema: Tilburg University, department Tranzo.
J.J.P.Mathijssen: Tilburg University, department Tranzo.
J.A.M. van Oers: Rijksinstituut Volksgezondheid en Milieu/ Tilburg University, department
Tranzo. M.W.J.Jansen: Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Zuid Limburg/ Maastricht
University, School for Public Health and Primary Care (CAPHRI)
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Background
Tobacco use is a major health problem worldwide. Studies have shown that smoking bans may help to improve
general health. Although the number of countries implementing outdoor school ground smoking bans at
secondary schools is growing, considerable less attention is paid on what happens after initial implementation,
while sustainability of interventions is essential to long-term effectivity. The aim of the study was to (1) assess
the level of sustainability and (2) elucidate the perceived barriers and facilitators regarding sustainability of an
outdoor school ground smoking ban at secondary schools.
Methods
In this study a mixed method design was used with a sequential explanatory approach. In phase I 438 online
surveys were conducted and subsequently in phase II 15 semi-structured interviews were obtained both from
directors of secondary schools with an outdoor school ground smoking ban.
Results
Results showed that the level of sustainability of an outdoor school ground smoking ban was high. Furthermore,
the perceived barriers and facilitators fell into three categories: 1) smoking ban implementation factors (side
effects, enforcement, communication, guidelines, collaboration), 2) school factors (physical environment, school
culture, education type, school policy) and 3) community environment factors (legislation, social environment).
Conclusion
Internationally, outdoor school ground smoking bans should be more widespread (e.g. initiated by legislation) as
investments endure after implementation. Moreover, dedication of the whole staff is important for
sustainability. Most importantly, our findings are promising for sustainability of future tobacco control initiatives
to further protect the population against the worldwide morbidity and mortality associated with smoking.
37. Verkoop tabaksproducten aan jongeren
Auteur(s) Annelies Kruize; Bert Bieleman
Instelling INTRAVAL
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Vanaf 1 januari 2014 is de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabaksproducten van 16 naar 18 jaar gegaan. De
Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit wil graag meer inzicht in de naleving van deze nieuwe leeftijdsgrens
en heeft daarom INTRAVAL opdracht gegeven de verkoop van tabaksproducten aan jongeren te monitoren.
De drie hoofdvragen van het onderzoek zijn: 1. In hoeverre proberen jongeren beneden 18 jaar tabaksproducten
en/of e-sigaretten te kopen in speciaalzaken, supermarkten, tankstations en horecagelegenheden
(bestelpoging)? 2. Welke interactie vindt plaats tussen jongere en verstrekker bij een aankooppoging? 3. In
25
hoeverre lukt het jongeren beneden 18 jaar momenteel tabaksproducten en/of e-sigaretten te kopen bij
speciaalzaken, supermarkten, tankstations en horecagelegenheden (slaagkans)?
Methode
Er zijn en worden landelijke, representatieve inventarisaties gehouden onder jongeren. Hierbij worden jongeren
in de leeftijdscategorie 14 tot en met 17 jaar telefonisch geënquêteerd. In de enquête wordt onder meer
gevraagd naar het feitelijk aankoopgedrag van de jongeren en de reacties daarop bij het verkrijgen van
tabaksproducten en/of e-sigaretten door de verstrekkers. Bovendien wordt gevraagd of ze bepaalde tactieken
toepassen om tabaksproducten te kopen en hoe ze aan de informatie komen over waar tabaksproducten
makkelijk verkrijgbaar zijn.
Resultaten
In de presentatie wordt naast de opzet, tevens ingegaan op de resultaten. Hierbij wordt voor verschillende
verstrekkers onder meer aandacht besteed aan de bestelpoging (frequentie, strategieën, interactie en
dergelijke) slaagkans (frequentie, reacties en dergelijke) en koopindex (samenvoeging bestelpoging en
slaagkans). De resultaten van de meting in 2016 worden vergeleken met eerdere metingen (meting 2014 en
eerder) en gecombineerd met de resultaten van het mysteryshop-onderzoek van Nuchter.
38. Understanding the impact of school tobacco policies on adolescent smoking behaviour: a realist-informed
systematic review
Auteur(s) Michael Schreuders1; Paulien AW Nuyts1; Prof. Bas van den Putte2, 3; Prof. Anton E Kunst1
Instelling
1 Department of Public Health, Academic Medical Centre, University of Amsterdam, Amsterdam, The Netherlands. 2 Faculty of Social and Behavioural Sciences, University of Amsterdam, Amsterdam, The Netherlands. 3 Trimbos Institute, Netherlands Institute for Mental Health and Addiction, Utrecht, The Netherlands
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Secondary schools increasingly implement school tobacco policies (STPs) to decrease adolescent smoking. Recent studies suggested that STPs’ impact on adolescent smoking behaviour depends on their implementation. We explored adolescents’ responses to STPs (‘mechanisms’) and how elements of the implementation of STPs impact adolescent smoking behaviour. Methode van onderzoek
We performed a realist-informed systematic review. This explanatory approach synthesizes existing evidence into a program theory. The search was performed in MEDLINE/PubMed, PsycInfo and Embase between January 1991 and 2016. 40 English and Dutch language articles were identified for inclusion, reporting quantitative and/or qualitative primary evidence on STPs at secondary schools, adolescent smoking behaviour and mechanisms. From these articles, evidence was extracted about mechanisms that decrease smoking and associated countervailing-mechanisms that reduce, nullify or revert this positive impact. Resultaten
The program theory showed that STPs may decrease adolescents’ smoking via four mechanisms: experiencing personal threat for sanctions, feeling less pressure to conform to smokers, internalising anti-smoking beliefs, and experiencing control over the decision not to smoke. STPs’ positive impact depends on whether adolescents find it hard to smoke at school; belief there is a high likelihood to get sanctioned; experience fair and unbiased sanctioning; experience staff’s authority over their smoking behaviour; see nobody smoking; have sympathy for schools’ decision to prohibit smoking; belief sanctions are in place to help them; and experience no contradictory situations. Discussie
26
Effectiveness of school tobacco policies depends on adequate implementation, embedded in continuous
monitoring and adaptation cycles, so that adolescents consistently experience school contexts that trigger
positive responses.
39. Uitzonderingen bij rookverboden: uitzonderlijke missers?
Auteur(s) Willem Bantema
Instelling Rijksuniversiteit Groningen
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Momenteel is er in Nederland volop discussie over het al dan niet afschaffen van rookruimtes. Verschillende
onderzoeken wijzen erop dat rookverboden zonder uitzonderingen (complete rookverboden) effectiever zijn
dan gedeeltelijke rookverboden. Er is echter weinig bekend over de maatschappelijke werking van
uitzonderingen.
In deze studie is gefocust op de rol van Nederlandse horecaondernemers (caféhouders) die uitsluitend de boetes
kunnen krijgen voor overtreding van het rookverbod. De resultaten zijn gebaseerd op kwantitatieve gegevens
van een enquête onder een aselecte steekproef van caféhouders en restauranthouders (ongeveer 600) en op
ruim 20 semigestructureerde interviews met caféhouders. Van de 600 horecaondernemers blijken 160 over een
rookruimte te beschikken, aan hen zijn vragen voorgelegd over hoe zij met de voorschriften van rookruimtes
omgaan. Daarnaast is vooral op basis van interviews inzicht verkregen in de omgang met de uitzondering voor
kleine cafés zonder personeel.
De rijke data geven een mooi inzicht in de belevingswereld van horecaondernemers en hun omgang met de
genoemde uitzonderingen. Uit het onderzoek blijkt dat horecaondernemers (vooral caféhouders) zich weinig
betrokken voelen bij het beschermen van medewerkers en klanten tegen passieve rook en dat zij zeer creatief
omgaan met de geboden uitzonderingen. Het wordt duidelijk dat uitzonderingen in rookverboden effectiviteit
kunnen ondermijnen en dat de afschaffing van rookruimtes of intensieve handhaving vereist zijn om een
optimale bijdrage te leveren aan het beschermen van personeel en klanten tegen passieve rook.
40. Smoking in bars in eight European countries in 2010 and 2016
Auteur(s) Kolja van Beek; Mirte Kuipers; Anton Kunst
Instelling Afdeling Sociale Geneeskunde, Academisch Medisch Centrum, Universiteit van Amsterdam,
Amsterdam
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Background
Increasingly more European countries have established laws against smoking in public places. The primary aim
of this study was to describe the prevalence of smoking in bars in 2010 and 2016 in eight European countries.
Secondarily, we aimed to characterise those bars in which in-bar smoking still occurred in 2016.
Methods
96 bars were observed in 16 cities in eight European countries. Observations were performed in 2010 and
repeated in 2016. Smoking indoors (yes/no) and characteristics of bars, terrace, customers and personnel were
observed. Associations between bar characteristics and smoking were analysed using univariate logistic
regression models.
Results
The overall prevalence of in-bar smoking was 39.6% in 2010 and 34.4% in 2016. The prevalence of smoking in
bars covered by smoke-free laws was 24.2% and 13.0% in 2010 and 2016 respectively, and was 73.3% and 88.9%
27
in bars where smoking was legally allowed. Smoking almost exclusively occurred in countries with partial smoking
bans compared to countries with comprehensive smoke-free legislation. Smoking was less prevalent in bars with
outside seating, bars that served food, and bars with mostly non-local clientele. The size of the bar and the
comfort of terrace facilities were not associated with smoking prevalence in bars.
Conclusions
Smoking in bars is still common in many European countries in 2016, but only in those countries with weak
smoke-free legislation. This study confirms that comprehensive legislation without exceptions is important in
order to protect non-smokers as well as personnel against second hand smoke exposure.
41. Dan maar niet waarschuwen? Effecten van angstaanjagende plaatjes en coping informatie op weerstand,
motivatie en gedrag
Auteur(s) Rob Ruiter1; Gill ten Hoor1; Hein de Vries1; James F. Thrasher2,3, Bas van den Putte4,5; Gera
E. Nagelhout1
Instelling
1Universiteit Maastricht 2 University of South Carolina, Verenigde Staten 3 Mexican National Institute of Public Health, Mexico 4 Universiteit van Amsterdam 5 Trimbos-instituut
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Inleiding
Longitudinaal, experimenteel onderzoek naar de effecten van angstaanjagende voorlichting op gedrag is relatief
schaars. Theorie en meta-analyses bepleiten de toevoeging van coping informatie zowel bij het tegengaan van
defensieve reacties ten aanzien van de waarschuwingen als bij het motiveren van het gewenste gedrag. In deze
studie zijn de effecten van angstaanjagende plaatjes en coping informatie op sigarettenpakjes onderzocht.
Methode van onderzoek
Via het Internet werden 564 dagelijkse rokers in januari 2016 over een periode van een maand negen keer
blootgesteld aan wel of niet angstaanjagende plaatjes én wel of niet informatie over hoe effectief te stoppen in
een 2 (angst) x 2 (coping) tussen-proefpersonen experimenteel ontwerp. Alle pakjes bevatten een
waarschuwingstekst over negatieve gezondheidsgevolgen van roken.
Resultaten
Geen hoofd- en interactie-effecten van angstaanjagende plaatjes en copingteksten werden gevonden op
motivatie en gedrag tot stoppen. Wel werden interactie-effecten gevonden. Gezondheidswaarschuwingen
roepen meer weerstand en vermijding op als alleen een angstaanjagend plaatje wordt aangeboden in combinatie
met een waarschuwingstekst, en meer vermijding maar ook hogere risicoperceptie als alleen een copingtekst
wordt aangeboden in combinatie met een waarschuwingstekst. Over de negen blootstellingen heen werden de
fictieve sigarettenmerken minder positief beoordeeld als ze een angstaanjagend plaatje bevatten vs. een
neutraal plaatje.
Discussie
De resultaten bevestigen theoretische en empirische bevindingen dat risicoperceptie op zichzelf een relatief
weinig belangrijke rol speelt bij het motiveren van gezondheidsgedrag. Scores op defensieve reacties ten aanzien
van de waarschuwingen bevestigen de belangrijke rol van coping informatie bij het voorkomen van negatieve
effecten van grafische gezondheidswaarschuwingen.
42. Tobacco control policies and perinatal and child health: a systematic review and meta-analysis
Auteur(s) Timor Faber; Arun Kumar; Christopher Millett; Johan P Mackenbach; Sanjay Basu; Aziz
Sheikh; Jasper V Been
28
Instelling
Timor Faber: Erasmus University Medical Centre – Sophia Children’s Hospital, Division of
Neonatology
Erasmus University Medical Centre, Department of Public Health
Arun Kumar: The University of Edinburgh, Usher Institute of Population Health Sciences and
Informatics, Centre for Medical Informatics
Christopher Millett: Imperial College London, School of Public Health, Department of
Primary Care and Public Health
Johan P Mackenbach: Erasmus University Medical Centre, Department of Public Health
Sanjay Basu: Stanford University, Prevention Research Center
Aziz Sheikh: The University of Edinburgh, Usher Institute of Population Health Sciences and
Informatics, Centre for Medical Informatics
Harvard Medical School/Brigham and Women’s Hospital, Division of General Internal
Medicine and Primary Care
Jasper V Been: Erasmus University Medical Centre – Sophia Children’s Hospital, Division of
Neonatology
The University of Edinburgh, Usher Institute of Population Health Sciences and Informatics,
Centre for Medical Informatics
E-mailadres
contactpersoon [email protected]
Background
Tobacco smoke exposure during pregnancy and childhood causes considerable childhood morbidity and
mortality. We aimed to determine whether implementation of World Health Organization (WHO) recommended
tobacco control policies benefits perinatal and child health.
Methods
We searched for randomised and clinical controlled trials, controlled before-and-after studies, and interrupted
time series (ITS) studies that studied the impact of WHO-recommended tobacco control policies on key health
outcomes among children aged 0-12 years. Our primary outcomes of interest were: perinatal mortality, preterm
birth, and hospital attendance for asthma exacerbations, and respiratory infections. Where possible and
appropriate, we combined data from different studies in random-effects meta-analysis.
Findings
We identified 30 eligible ITS studies that assessed (combinations of) the following tobacco control policies:
smoke-free legislation (n=27), tobacco price/taxation (n=6), and smoking cessation services (n=2). Following
implementation of smoke-free legislation, rates of preterm birth decreased by -3.5% [95% CI -6.9 to -0.0] and
rates of hospital attendance due to asthma exacerbation and lower respiratory tract infection decreased by -
9.5% [95% CI -15.4 to -3.7] and -18.5% [95% CI -32.8 to -4.2], respectively. No significant impact on perinatal
mortality was seen (1 study). Although a number of studies also suggested benefit of other tobacco control
policies, meta-analysis of these data was not possible.
Interpretation
Smoke-free legislation is associated with substantial child health benefits. Few studies have assessed the impact
of other tobacco control policies, some with positive findings. It is important to increase the uptake of
comprehensive tobacco control policies worldwide while continuing to evaluate their effectiveness.
43. PANELDISCUSSIE: Tabaksonderzoek in Nederland: prioritering en financiering
Panelleden Henk Reinen, VWS; Jeanet Bruil, ZonMw; Fleur van Bladeren, KWF; Mark Monsma, ANR;
Anton Kunst, AMC; Hans van Oers, Tilburg University, Miriam de Kleijne, Pink-FOX Huisarts
Info volgt nog