afscheidsrede - maglrdata.maglr.com/195/issues/15718/221971/downloads/afscheidsrede.pdfeigenlijk ben...
TRANSCRIPT
1
Afscheidsrede
Prof. dr. J.L.H. Ruud Bosch
uitgesproken op 12 januari 2018
in Gasthuis Leeuwenbergh te Utrecht
"In het verleden ligt het heden en
in het nu wat worden zal"
2
College van Bestuur van de Universiteit Utrecht, Raad van Bestuur van het
Universitair Medisch Centrum Utrecht, Management van de Divisie
Heelkundige Specialismen en Management van het UMC Utrecht Cancer
Center, Dames en Heren, Collega’s, Vrienden en Familie.
Na het Universitair Medisch Centrum Utrecht ruim dertien jaar gediend te
hebben als hoogleraar, opleider en afdelingshoofd, eerst van de afdeling
urologie en later van de afdeling urologische oncologie, neem ik vandaag
afscheid met de traditionele afscheidsrede of het afscheidscollege.
In de titel en de tekst van een afscheidsrede, probeert de hoogleraar vaak
iets verhevens te suggereren door het gebruik van Latijnse citaten die
meestal afkomstig zijn van teksten uit de Oudheid of vroege Middeleeuwen;
ook bijbelcitaten doen het altijd goed. En, indien de hoogleraar minder
bijbelvast is, is Einstein of een ander wetenschappelijk genie of filosoof erg
geliefd. Wat zou daarvoor de reden kunnen zijn? Willen we ons een beetje
op één lijn plaatsen met deze grote geesten of in lijn met een vermeende
eeuwenoude traditie of wijsheid?
Mij past hier bescheidenheid: ik heb gisteren pas mijn eerste les Latijn
genoten, ik ben niet erg bijbelvast en als jongen afkomstig uit een Zuid-
Limburgs arbeidersgezin kan ik niet bogen op een familiaire traditie van
artsen of wetenschappelijke genieën.
Om mijn rede enige filosofische diepgang te geven zal ik toch wat citaten
van bekende personen gebruiken. Omdat naar mijn mening en beleving, het
leven van een hoogleraar-afdelingshoofd, in ieder geval in het UMC Utrecht,
veel wegheeft van de lotgevallen van een voetbalcoach zal ik daarom putten
uit de wijsheden van de wereld van het voetbal.
Voetballers en voetbalcoaches citeren in een afscheidsrede lijkt enigszins
vulgair, maar ik moet u toch tegenspreken als u dat mocht denken. Pieter
Winsemius, ooit minister van VROM en firmant bij McKinsey & Company
werd later lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en
hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg. Niet niks, zo'n CV. Hij publiceerde
in 2004, het jaar dat ik benoemd werd tot hoogleraar aan de Universiteit
Utrecht, een boek over leiderschap, met als titel: “ Je gaat het pas zien als je
het doorhebt – Over Cruijff en leiderschap”. Vergeef me dus dat ik mij tot dat
niveau probeer te verheffen.
3
Inleiding.
De titel van mijn afscheidsrede "In het verleden ligt het heden en in het nu
wat worden zal" is een citaat van de dichter Willem Bilderdijk uit het begin
van de 19e eeuw. Dit citaat schetst een mooi kader voor een evaluatie van de
urologie en wel met name de academische urologie en mijn bescheiden
bijdrage daaraan in de afgelopen periode van ruim 30 jaar of zelfs 33 jaar als
ik het specifiek urologische deel van mijn opleidingstijd meereken. Historisch
bewustzijn is onmisbaar: de studie van de geschiedenis leert ons relativeren
en nuanceren.
De meeste cruciale ontwikkelingen in die periode van éénderde eeuw waarin
ik actief ben in de urologie zijn natuurlijk door anderen, vaak zelfs niet-
urologen, in gang gezet en ik stond erbij en keek er naar als een soort Zelig,
een figuur uit een mockumentaryfilm van Woody Allen uit 1983. Zelig was bij
alle wereldveranderende gebeurtenissen aanwezig en wou zo graag door
iedereen aardig gevonden worden dat hij zich aan alles en iedereen
aanpaste. Dat laatste is mij overigens niet gelukt omdat het lastig is als de
kennis en expertise die je hebt ontwikkeld op basis van de best beschikbare
"evidence" gekoppeld is aan een zekere mate van eigenwijsheid. Al vroeg in
mijn medische carriére toen ik senior co-assistent was op de afdeling
kindergeneeskunde in Ziekenhuis "de Lichtenberg" te Amersfoort zei
dr. Drukker, toen een bekend kinderarts en ook een soort huisarts van de
koninklijke familie: "Ruud weet veel. Hij is wel wat eigenwijs, maar dat mag
wel van mij". Johan Cruijff had dit natuurlijk ook al lang door toen hij zei: "Als
ik denk dat ik een fout ga maken dan maak ik hem niet".
Toch heb ik in die 33 jaar natuurlijk ook fouten
gemaakt en van die fouten leer je. Ik heb dus veel
geleerd, ook dingen die ik eigenlijk helemaal niet
had willen leren. Het zijn die momenten die ik óók
met u wil delen in deze rede.
De urologie is echt een pracht specialisme met
een mooie combinatie van chirurgie en
beschouwing. Wij urologen houden ons bezig
met de chirurgische en conservatieve behandeling
van de urinewegen bij man en vrouw en de
voortplantingsorganen bij de man.
4
In Rotterdam heeft Prof. Fritz Schröder mij vanaf mijn opleidingstijd
gestimuleerd en ook de mogelijkheden aangereikt om het pad van een
academische carrière op te gaan. Dat is de reis van mijn leven geworden en
eigenlijk ben ik nog steeds niet uitgereisd!
De academische carrière heeft mij veel moois gebracht: de voldoening in de
patiëntenzorg, mogelijkheden om onderzoek te doen en congressen te
bezoeken, vriendschappen en..... je ziet nog eens wat van de wereld.
Urologie als medisch specialisme heeft naast veel moois ook iets tragisch.
Dat werd een paar jaar geleden fraai verwoord door de Amerikaanse Urologe
Kathleen Kobashi: "We as urologists take care of those parts of the body that
patients do not want to be taken care of". Wij houden ons dus bezig met het
behandelen van ziekten en aandoeningen van organen en delen van het
lichaam die door de patiënt als intiem ervaren worden en waarvan hij of zij
dus eigenlijk liever niet heeft dat iemand er aan zit, ook geen uroloog. En,
voor mannen geldt dat nog sterker dan voor vrouwen.
Misschien is er de laatste jaren een lichte kentering te bespeuren door de
"awareness" omtrent prostaatkanker en de behandelmogelijkheden
daarvoor, maar voor de goedaardige urologische aandoeningen geldt dat
nog steeds. Deze tragiek speelt ook door bij management en verzekeraars.
De meeste managers met medische of niet-medische achtergrond zijn nog
steeds man; en, de mannelijke struisvogelpolitiek die de noodzaak van
urologische zorg neigt te bagatelliseren speelt de urologie nog steeds parten
als het gaat om budgettaire overwegingen.
Prostaatkanker is in 2016 met bijna 20% van alle kankergevallen de meest
voorkomende vorm van kanker bij de man; bij de vrouw staat borstkanker
met bijna 30% aan de top. Als je alle urologische tumoren, prostaat, blaas,
nier en teelbal bij elkaar neemt dan is 30% van alle kankergevallen bij de
man een urologische vorm van kanker. Wist u dat baarmoederhalskanker bij
de vrouw ongeveer even vaak voorkomt als teelbalkanker bij de man?
Waarschijnlijk had u gedacht dat baarmoederhalskanker veel vaker voorkomt
omdat er meer over gepraat wordt en veel meer aandacht voor is in media
en bij bestuurders dan voor de mannelijke teelbal. Wij mannen praten dan
ook niet zo graag over onze teelballen en prostaat. De budgetten worden
daardoor wel scheef verdeeld. En, je zou bijna denken dat bestuurders en
verzekeraars seksistisch bezig zijn ten nadele van de man.
.
5
De nadruk op kankerbehandeling en met name de prostaatkanker-
behandeling in ons specialisme heeft er wél voor gezorgd dat de urologie
echt is gaan meetellen in de maatschappelijke en politieke discussie.
Terugkomend op de titel van mijn rede beschouw ik de periode van medio
1981 tot eind 2013 als "het verleden”. Dat is Hoofdstuk 1 van deze rede.
Voor Bilderdijk zijn "het “heden" en het “nu” duidelijk 2 verschillende
aanduidingen in de tijd. Het heden moet kennelijk als “hedendaags” worden
gezien en "het nu” krijgt een meer momentane invulling.
In mijn overpeinzingen begint Hoofdstuk 2, "het heden” op 1 januari 2014. Er
zou in samenwerking tussen het UMC Utrecht en het Antoni van
Leeuwenhoek ziekenhuis een nieuw Oncologisch ziekenhuis op de Uithof in
Utrecht komen.
Hoofdstuk 3, "het nu” is de korte periode van de afgelopen 4 maanden, die
gekenmerkt werd door een verrassende wending waarbij het UMC Utrecht
Cancer Center samengevoegd werd met de Divisie Beeld onder een nieuw
management.
Tenslotte Hoofdstuk 4: “wat worden zal” behelst de toekomst. Een uitgebreid
verhaal over de toekomst is eigenlijk niet echt een onderwerp dat past in een
afscheidsrede. Echter, ik neem afscheid van de klinische werkzaamheden in
het UMC Utrecht maar nog niet helemaal van mijn geliefde specialisme
urologie.
Hoofdstuk 1
In de academische opleidingsperiode in het AZR-Dijkzigt vanaf 1984 raakte
ik toenemend geïnteresseerd in de functionele en reconstructieve urologie
én de urodynamica die de basis is van de diagnostiek in de functionele
urologie. In Rotterdam heb ik tijdens mijn opleiding kunnen samenwerken
met Derek Griffiths, een
Engelse fysicus die naar
Rotterdam was gehaald door
Prof. Nico Bakker, de
voorganger van Fritz
Schröder. Griffiths werkte in
die jaren veel samen met
Prof. Roel Scholtmeijer, de
kinderuroloog in Rotterdam,
en zo kwam het dat ik
6
tijdens mijn stage kinderurologie intensief werd ondergedompeld in de
urodynamica. De urodynamica is een test- of onderzoeksmethode waarmee
je informatie vergaart over de functie van de urinewegen, de blaas, de
prostaat. Door middel van natuurkundige metingen kun je een objectieve
functionele diagnose stellen. Meten is Weten. Derek heeft op mij een
onuitwisbare indruk gemaakt en is gedurende de rest van mijn carrière
klankbord en vraagbaak gebleven; ook nadat hij Rotterdam in 1987 verliet en
eerst naar Edmonton in Canada en later naar Pittsburg in de VS ging.
Na mijn opleiding kon ik in 1987 en 1988 als fellow gaan werken in UCSF
(University of California at San Francisco). In San Francisco kon ik onder de
inspirerende leiding van Prof. Emile Tanagho mijn eerste schreden op weg
naar superspecialisatie zetten én het ontstaan van de neuromodulatie, een
vorm van electrostimulatie, als behandeling van blaasfunctiestoornissen van
dichtbij meemaken. Ik leerde van Tanagho vooral dat reconstructieve
urologische chirurgie geen "one-stop-shop-urologie" is. Voordat je een
ingrijpende reconstructieve operatie bij een patiënt gaat uitvoeren moet je
die patiënt goed kennen en alle "ins-and-outs" van de operatie met hem of
haar besproken hebben; ook,
dat het niet altijd goed gaat en
dat het resultaat soms
tegenvalt. Het zijn tenslotte
geen levensreddende ingrepen
maar ingrepen die de
levenskwaliteit moeten verbe-
teren en dan is het rampzalig
als je een patiënt van de regen
in de drup zou helpen.
Terug in het AZR-Dijkzigt introduceerde ik eind 1989 in Nederland de
Neuromodulatie als behandeling van aandrang-incontinentie die niet
gereageerd had op medicijnen. Na een succesvolle aanvraag voor een
"Ontwikkelingsgeneeskundeproject" bij de Ziekenfondsraad kon ik de
neuromodulatie als behandeling voor urine-incontinentie ten gevolge van
een overactieve blaas verder uitwerken en evalueren. Ik kon o.a. Jan Groen
aanstellen als klinisch urodynamicus. Door het ontwikkelingsge-
neeskundeproject (OG-90-005) hebben Jan Groen en ik, een kritische
evaluatie van deze behandeling kunnen uitvoeren. Veel belangrijker was nog
dat door dit project meerdere technisch assistenten konden worden
aangesteld en een exploitatie budget voor functioneel-urologische
7
behandelingen kon worden zeker gesteld. Neuromodulatie is daardoor ook
een echte "game-changer" geworden want hiermee is de functionele en
neuro-urologie in Rotterdam op de kaart gekomen als een superspecialisatie
die er toe doet.
In mijn eerste jaren in Rotterdam viel me ook al snel op dat we in Nederland
een grote achterstand hadden op het gebied van de urethrachirurgie, zeker
ten opzichte van bijvoorbeeld San Francisco, waar Jack McAninch, de "vice-
chairman" van de afdeling een coryfee op dat gebied was. Urethrastricturen
zijn vernauwingen in de plasbuis die ontstaan door littekenvorming.
Littekenvorming in de urethra kun je op meerdere manieren oplopen; vaak
begint het met een trauma waarbij de patiënt schrijlings met zijn kruis op
een harde onderlaag valt, zoals bijvoorbeeld de stang van de fiets. Bijna alle
stricturen of vernauwingen van de urethra of plasbuis bij de man werden
behandeld met een eenvoudige kijkoperatie die weinig tijd vergde en
daardoor weliswaar profijtelijk was voor de uroloog, maar ook matig effectief
en vooral weinig duurzaam. Indien je als patiënt pech had en op jonge
leeftijd al zo'n kijkoperatie moest ondergaan dan was de kans groot dat je
tegen je 50e bijna jaarlijks onder het mes moest en tussentijds met een
catheter zelf je plasbuis moest oprekken. In Nederland deed bijna niemand
open chirurgische behandelingen, de optie die op de lange termijn de beste
resultaten geeft.
Door bemiddeling van Fritz Schröder konden in 1993 twee coryfeeën die ik
eerder in de VS bezocht had, Jerry Jordan en Charles Devine, als "visiting
professors" naar Rotterdam komen en mij verder op weg helpen. Na 10 jaar
deed ik ongeveer 15-20 urethrareconstructies per jaar.
In 2000 werd ik in het ErasmusMC Rotterdam benoemd tot bijzonder
hoogleraar Urologie. Het "Krimpenproject" kwam op stoom en had zijn
eerste follow-up rondes bereikt. De publicaties van mijn 1e promovendus-in-
spé, Marco Blanker, stroomden met grote snelheid naar de relevante
tijdschriften. Het Krimpenproject was een samenwerkingsproject met de
afdeling huisartsgeneeskunde van het ErasmusMC en de huisartsen van
Krimpen aan den IJssel. Een groot cohort van mannen tussen de 50 en 75
jaar werd in Krimpen gevolgd en onderzocht op het ontwikkelen van
klachten van de urinewegen en de factoren die daarbij een oorzakelijke rol
speelden. Begin 90-er jaren, in de opstartfase van de ERSPC, de beroemde
door Schröder opgezette Europese studie naar de waarde van
prostaatkankerscreening, is Krimpen aan den IJssel gebruikt als pilotlocatie
om de logistiek uit te testen. Toen de ERSPC echt van start ging, kon in
Krimpen niet meer gerekruteerd worden omdat daar bij de mannen in de
8
pilot al op PSA getest was. Dat gaf mij weer mogelijkheden de ideale locatie
van Krimpen te gebruiken voor een langlopend onderzoek naar de
ontwikkeling in de tijd van problemen van de urinewegen. Ons
onderzoeksteam bestond uiteindelijk uit dr. Frans Groeneveld, huisarts in
Krimpen, dr. Arthur Bohnen ook huisarts, en als methodoloog verbonden aan
het huisartseninstituut en Prof. Siep Thomas. Het gezondheidscentrum van
Krimpen aan den IJssel waar 5 volledig gecomputeriseerde
huisartsenpraktijken gehuisvest waren werd ons "epidemiologische
laboratorium". We konden een cohort van ongeveer 1700 mannen tussen de
50 en de 75 jaar gaan volgen met 2-jaarlijkse onderzoeksrondes; uiteindelijk
zijn het 4 rondes geworden. Ongeveer 50% van alle mannen die aan de
criteria voldeden deden mee en dat is erg hoog voor een onderzoek waar
meerdere, deels ook invasieve, metingen bij de deelnemers gedaan moesten
worden. Het Krimpenproject heeft veel belangrijke inzichten opgeleverd.
Een van mijn Rotterdamse promovendi op dit project, Esther Kok, kon ik later
in Utrecht aanstellen als epidemioloog-onderzoekscoördinator. Dit heeft
geleid tot een enorme verbetering van de kwaliteit van de Utrechtse
manuscripten door toepassen van state-of-the-art statistiek en de principes
van "evidence-based medicine". Esther is een aantal jaren geleden op basis
van een EAU (European Association of Urology) -beurs een jaar naar Bristol
kunnen gaan om onder leiding van mijn goede kennis Prof. Jenny Donovan
ervaring op te doen met het opzetten van een eigen onderzoekslijn. Na
terugkomst in Nederland liet het binnenhalen van geld zo lang op zich
wachten dat Esther een aanbod om in Bristol te komen werken heeft
aangenomen, en ons in april 2013 verliet, net een week of wat voor ik
uiteindelijk een grote subsidie kreeg.
Maar niet getreurd, dit gaf ons de mogelijkheid om in samenwerking met het
AvL, Prof. Neil Aaronson, hoofd van de psychosociale afdeling, dr. Henk van
der Poel en Prof. Simon Horenblas, een nieuwe promovendus aan te nemen
die op basis van een hergedefinieerd project onderzoek kon gaan doen: dat
is het Prokeus-onderzoek van Marie-Anne van Stam geworden. In het
Prokeus-onderzoek wordt onderzocht wat de factoren zijn die bepalen hoe
mannen met nieuw ontdekte prostaatkanker hun therapie kiezen en welke
invloed dat heeft op hun levenskwaliteit.
Even een stapje terug:
In december 2003, werd ik door de voorzitter van de benoemingscommissie
van het UMC Utrecht, Prof. Jan Battermann, benaderd met de vraag of ik
interesse had om te solliciteren voor de positie van hoogleraar-
9
afdelingshoofd in Utrecht. Ik had in eerste instantie weinig animo om hier op
in te gaan. De afdeling Urologie in Utrecht was nog niet zo lang daarvoor
bijna ten dode opgeschreven. Het project "Durven Kiezen" in het UMC
Utrecht was daarvan de oorzaak. Er werd sinds 2000 niet meer in de afdeling
geïnvesteerd. Prof. Schröder had op verzoek van de Raad van Bestuur in de
aanloop tot deze desastreuze plannen een uitgebreid en zeer kritisch rapport
geschreven over de afdeling.
Het telefoontje van Battermann was voor mij toch een trigger om over mijn
toekomst na te denken en hoewel ik het in Rotterdam prima naar mijn zin
had en mooie onderzoeksprojecten had lopen, bedacht ik ook dat als ik deze
uitdaging nu niet zou oppakken ik dan waarschijnlijk tot mijn pensioen in
Rotterdam zou blijven. Op zich niets mis mee natuurlijk, maar ik had nog wel
zin in een nieuwe draai aan mijn carrière. En, het klinkt misschien wat
pathetisch, maar als alumnus van de Rijksuniversiteit Utrecht, vond ik het
eigenlijk niet kunnen dat mijn universiteit, mijn alma mater, geen fatsoenlijke
academische afdeling urologie in stand kon houden.
Ik hakte uiteindelijk de knoop door en op 1 oktober 2004 begon ik in
Utrecht.
Wat ik aantrof was een staf waarvan zeker een deel nogal getraumatiseerd
was door de voorafgaande jaren van "Durven Kiezen". Er viel al snel een lijk
uit de kast. Ik hoorde dat de subafdeling kinderurologie in juli 2004, dus nog
voor mijn aantreden, bij het stafconvent, het vertrouwen in de Raad van
Bestuur en de Divisieleiding had opgezegd omdat het subhoofd het niet
eens was met de integratie van de kinderurologie in de afdeling urologie en
het pakket aan plannen dat de RvB en divisieleiding samen met mij had
uitgewerkt. Eigenlijk is dat nooit meer goed gekomen. Het dieptepunt van
mijn carrière hier in Utrecht is dan ook de mislukking de kinderurologie goed
te integreren in de afdeling. Wat kan ik daar nog meer over zeggen?
Leo Beenhakker, een van de meest succesvolle Nederlandse voetbalcoaches,
werd in een recent interview bevraagd over het WK van 1990 toen het
Nederlands elftal zich onder zijn leiding blameerde en ten onder ging aan
ruzie en gekonkel. Don Leo zei dat hij potentiële onthullingen hierover in
"doos 13" had opgeborgen. Mijn "doos 13" blijft vandaag, net als die van Leo
Beenhakker, dicht !
De opdracht die ik van de RvB meekreeg bestond uit een aantal onderdelen:
1. Het "academizeren" van de afdeling. Daartoe moest het basaal onderzoek
10
gestimuleerd worden en de opleiding weer op een kwantitatief en kwalitatief
goed peil komen. Dat is gelukt.
2. De oncologische urologie moest op de kaart gezet worden. Dat is ook
gelukt.
3. De kinderurologie moest in de afdeling geïntegreerd worden. Dat is dus
niet gelukt.
Het begin was lastig, want een aantal van de zittende stafleden vond dat er
in Utrecht sowieso top-urologie werd bedreven en daardoor was de
motivatie om nog iets van mij te leren beperkt. Leo Beenhakker zei over zijn
voetbalelftal iets dat mijns inziens ook geldt voor de staf van sommige
afdelingen urologie. “Voetbal is een spiegel van de maatschappij. Ze doen
hun best, tuurlijk, maar ze zijn te snel aangebrand en aangeslagen. En, ze zijn
meteen beledigd als ik daar wat van zeg”. En over zelfbenoemde
godenzonen sprak ook Johan Cruijff nog wijze woorden: "Motivatie is een
woord waar ik niet van houd. Als ik een topspeler die bij mij speelt, in het
Nederlands elftal, in het eerste van Ajax, bij Barcelona, op dat niveau, als ik
dan moet beginnen aan motivatie, dan stuur ik ze net zo lief weg”.
Het opbouwen van een loyale staf door mensen van buiten te halen is
eigenlijk een bittere noodzaak voor ieder afdelingshoofd dat ergens nieuw
komt. Zelfs je secretaresse moet je zelf kunnen kiezen. Peter Rosier was de
eerste "nieuwe" die ik binnen kon halen omdat zijn hart ondanks zijn
toenmalige baan bij het CBO gelukkig nog bij de urodynamica lag. Peter
heeft de Utrechtse urodynamica internationaal op de kaart gezet en ook veel
aan training gedaan. Naast Esther Kok kwam later ook Arto Boeken Kruger,
eerst als fellow en later als staflid. Arto heeft in Utrecht de robotgestuurde
laparoscopische radicale prostatectomie, ook wel RALP genoemd, van de
grond getild. Inmiddels zijn we een centrum met RALP-aantallen die er toe
doen en sinds 2015 zijn we Europees erkend opleidingscentrum van de
ERUS, de European Robotic Urological Society.
Als u dit allemaal hoort dan verbaast het u misschien een beetje wanneer ik
zeg dat we ondanks alles met deze afdeling heel veel hebben kunnen
bereiken.
Patiëntenzorg:
Eerst maar de patiëntenzorg: Veel triviale zaken waren in Utrecht niet goed
geregeld. We hebben vanaf 2005 de poli gereorganiseerd en uiteindelijk zijn
we er in geslaagd om ook weer een eigen beddenafdeling, met het bordje
11
"afdeling urologie" boven de toegang, te krijgen; dat duurde wel tot 10 mei
2011. Eindelijk was de afdeling urologie weer "zichtbaar" in het UMC Utrecht.
Het operatieve pallet is flink uitgebreid sinds 2004. In de vergelijking tussen
2005, mijn eerste volle jaar in Utrecht, en 2016 zijn de aantallen operaties
enorm toegenomen. Bijna 9x keer zoveel operaties voor prostaatkanker en
dubbel zoveel radicale blaasverwijderingen voor blaaskanker. De expertise in
de urethrachirurgie die ik in Rotterdam vanaf 1993 had kunnen ontwikkelen
heb ik in Utrecht kunnen inzetten om tot een landelijk verwijscentrum voor
urethrachirurgie te komen. Het aantal urethraoperaties is zowat
vertienvoudigd, en dat zonder reclame te maken.
Wetenschap:
Mijn eerste promovendus werd in 2010, precies 6 jaar na mijn aantreden in
Utrecht, Matthijs Grimbergen. Matthijs promoveerde op onderzoek naar
Ramanspectroscopie, een nieuwe onderzoeksmethode die de blaaskanker-
diagnostiek sterk zou kunnen verbeteren. In samenwerking met dr. Christiaan
van Swol, klinisch fysicus in het Antoniusziekenhuis, is het gelukt om voor dit
onderzoek een significante KWF-subsidie binnen te halen.
In totaal werden het, tot einde 2016, 10 Utrechtse promovendi, waarvan 6 op
een oncologisch onderwerp. En, er zitten er nog 5 in de pijplijn.
Of je als afdeling met het onderzoek enigszins op de goede weg bent kun je
afmeten aan externe erkenning. In Nederland kennen we een aantal
prestigieuze prijzen binnen de NVU: In 2013 was de "Van Stockumprijs" voor
Stefanie Kroeze voor het proefschrift: “Renal cell carcinoma: advances in
minimally invasive treatments and outcome prediction”. Dit werk was het
resultaat van de nierkankeronderzoekslijn die ik kon opzetten met de
"bruidsschat" die ik bij mijn aanstelling van de Raad van Bestuur kreeg en
kon investeren in onderzoek. Met hulp van Prof. Emile Voest en Prof. René
Medema [nu beide in de raad van bestuur van het AvL-NKI] kon ik in 2008
een plek creëren op het lab voor experimentele oncologie in het Stratenum
en dr. Judith Jans als post-doc aanstellen. Toen door het vertrek van Emile
Voest het focus van het lab voor experimentele oncologie vanaf 2011 niet
meer op nierkanker lag, sloeg Judith terecht een andere weg in. Deze
ontwikkeling bevestigde dat een kleine afdeling als de afdeling urologie in
het UMC Utrecht alleen maar een nieuw onderzoeksprogramma kan
opzetten als een grotere afdeling het je gunt mee te liften in een bestaand
lab. Vanaf dat moment heb je minstens 5 jaar nodig om min of meer
12
zelfstandig subsidies binnen te halen. Die tijd hebben we helaas niet
gekregen.
Een nieuwe poging om een onderzoekslijn op te zetten startte in 2011.
Gesteund door de visie van Prof. Wouter Dhert toenmalig manager
Onderzoek en Onderwijs van de Divisie en nu decaan van de faculteit
Diergeneeskunde kregen we aansluiting bij het nieuwe UMC Utrecht
speerpunt "Regenerative Medicine". Dit leidde tot het project "Tissue-
engineering van de urethra", waar mijn opvolger hopelijk de vruchten van
kan plukken.
Tussen 2005 en 2016 is het jaarlijkse aantal wetenschappelijke publicaties in
SCI tijdschriften bij de urologie voor volwassenen meer dan verviervoudigd.
Opleiding
De opleiding is sinds 2004 fors gegroeid. In 2016 is Laetitia de Kort, die het
plaatsvervangend opleiderschap al in 2006 van Tycho Lock had
overgenomen, mij als opleider opgevolgd. Richard Meijer werd
plaatsvervangend opleider. We hebben in de afgelopen 13 jaar 36 jonge
urologen afgeleverd.
Het overdragen van technische expertise aan jongere stafleden en fellows is
voor mij steeds een belangrijk doel geweest. Nog steeds, overigens! Binnen
een centrum met voldoende kritische massa kun je je vaardigheid sterk
verbeteren: hoe vaker je iets doet, hoe beter het gaat. Maar, oefenen en vaak
doen is geen garantie op het verwerven van perfectie. Er is een andere factor
die meespeelt en dat is talent. Talent is iets wat je niet kunt leren. Niet
iedereen die dagelijks traint op de 100 m hardlopen wordt een Usain Bolt.
Niet iedereen die dagelijks traint op voetbal wordt een Messi. Niet iedere
robotchirurg kan 95% continentie voor urine bereiken na een radicale
prostatectomie, zelfs niet na meer dan 500 ingrepen.
Dat laatste is echter geen politiek correcte opmerking. Het past niet binnen
een bedrijfsmatige aanpak van de behandeling van prostaatkanker zoals
gepropageerd door de Martini Kliniek in Hamburg, de "knuffelkliniek" van de
Nederlandse ziektekostenverzekeraars en aanhangers van de Value Based
Health Care. Veel is beter, en iedere behandelaar kan "near-perfection"
bereiken, is het mantra van de ziektekostenverzekeraars. Maar ze hopen
vooral ook dat het goedkoper wordt. Dit mantra is echter een fata morgana;
want we kunnen niet allemaal Messi of Cristiano Ronaldo worden; maar,
misschien wel een Klaas-Jan Huntelaar?
13
Hoofdstuk 2
Zoals ik eerder al aangaf begint "het heden” op 1 januari 2014 met de
voorbereiding op de joint venture met het Antoni van Leeuwenhoek
Ziekenhuis. Deze had vanaf 1 januari 2015 in een aantal stappen moeten
leiden tot de vorming van een AvL-Utrecht. Er zou in samenwerking tussen
het UMC Utrecht en het Antoni van Leeuwenhoek ziekenhuis een nieuw
Oncologisch ziekenhuis op de Uithof komen.
Al in september 2011 zijn Simon Horenblas, hoofd van de oncologische
urologie in het AvL, en ik gaan praten over hoe wij in het kader van deze
ontwikkelingen het meeste voor onze respectievelijke afdelingen eruit
zouden kunnen halen. Al snel werden we van voortrekker ook voorbeeld van
een afdeling waar dit veranderproces goed werd opgepakt. In januari 2014
werd in het UMC de afdeling urologie gesplitst in een afdeling oncologische
urologie en een afdeling voor de goedaardige urologische aandoeningen; de
oncologische urologie kon zo "ingebracht worden" in de joint venture.
Helaas is de joint venture niet doorgegaan. De splitsing van de afdeling bleef
gelukkig bestaan en het UMC Utrecht ging alleen verder met een nieuwe
divisie, het UMC Utrecht Cancer Center. Omdat de afdelingen oncologische
urologie van het AvL en het UMC Utrecht door onze voortrekkers- en
voorbeeldrol al erg ver waren met het vormgeven van de samenwerking,
bleef deze samenwerking via beide raden van bestuur genieten van goede
bestuurlijke (want er werd wel een alliantie-overeenkomst tussen het AvL en
het UMC Utrecht getekend), logistieke en financiële ondersteuning. Onze
voortrekkersrol had ons geen windeieren gelegd!
In het UMC Utrecht Cancer Center heerste een optimistische, "geen woorden
maar daden"-sfeer. In het Cancer Center heb ik het afgelopen anderhalf jaar
met veel genoegen kunnen werken in de programmadirectie voor de
alliantie tussen het AvL en het UMC Utrecht. Als resultaat van de
samenwerking was Simon Horenblas uit het AvL eind 2015 al tot hoogleraar
oncologische urologie in het UMC Utrecht benoemd. De stafbezetting en de
OK-tijd werd uitgebreid, iets wat binnen de oude divisie niet mogelijk zou
zijn geweest. Op verzoek van Prof. Elsken van der Wall, de voorzitter van het
Cancer Center werd ik vanaf medio 2016 Medisch Clusterhoofd van de
Heelkundig Oncologische Disciplines (HOD) en kon meedenken over de
nieuwe ontwikkelingen in het Management Team van het Cancer Center. Het
werk in de programmadirectie heeft onder andere geleid tot de
ondertekening van het "addendum urologie" bij de eerder genoemde
alliantieovereenkomst in de zomer van 2017. Hierin worden de details van
een verdere verdieping van onze samenwerking beschreven. Naar aanleiding
14
van het bereiken van deze mijlpaal heb ik besloten om per 1 januari 2018 te
stoppen in het UMC Utrecht. Mijn werk, mijn taak binnen het Cancer Center
is "klaar".
Hoofdstuk 3
"Het nu” is de korte periode van de afgelopen 4 maanden, die gekenmerkt
werd door een verrassende wending waarbij het UMC Utrecht Cancer Center
samengevoegd werd met de Divisie Beeld onder een nieuw management.
Hierbij kwamen verworvenheden, afspraken en succesvolle samen-
werkingsverbanden betreffende de afdeling urologische oncologie ondanks
het feit dat onze afdeling het financieel erg goed deed, plots opnieuw ter
discussie. "Never a dull moment" in het UMC Utrecht. Natuurlijk moest er
iets gebeuren want het UMC Utrecht Cancer Center heeft grote financiële
tekorten, maar toch: ik zou dat anders hebben aangepakt en met Louis van
Gaal kan ik het maar op één manier zeggen: “Ben ik nou degene die zo slim
is, of zijn jullie nou zo dom?”.
Maar ik zie de ontwikkelingen voor de urologie in het UMC Utrecht toch
positief: de oncologische stafleden zijn nu qua aanstelling volledig
ontvlochten uit de divisie heelkundige specialismen. De OK-tijd van beide
afdelingen wordt apart geadministreerd zodat er geen kannibalisering op de
OK-tijd van de andere afdeling meer kan optreden. De OK-tijd en de
stafbezetting van de oncologische urologie is uitgebreid. Dat laatste gelukkig
ook voor de niet-oncologische urologie.
De robotgestuurde laparoscopische
ingrepen voor kanker, vooralsnog vooral
prostaat- en blaaskanker kunnen in deze
setting prima verder ontwikkeld worden.
De robotgestuurde chirurgie bij
prostaatkanker wordt steeds
belangrijker en geeft steeds betere
resultaten. In de Verenigde Staten is
sinds 2013 de radicale operatie bij
prostaatkanker de behandeling die meer gedaan wordt dan radiotherapie,
de uitwendige bestraling. Ook in Nederland is er in de loop van de jaren een
enorme groei van het aantal radicale prostatectomieën geweest. In 1990
werden er in Nederland nog maar zo'n 150 radicale prostatectomieën
gedaan; in 2016 was dat toegenomen tot zo'n 2700 operaties, dus 18x zo
veel als in 1990! In 1990 werd bijna iedereen bestraald, terwijl in 2016
hooguit 1/3 van de mannen die voor een curatieve behandeling in
15
aanmerking komen bestraald wordt; dat is nauwelijks meer dan het aantal
dat geopereerd wordt.
De toekomst voor zowel de algemene urologie voor volwassenen en
kinderen, als voor de oncologische urologie is dus veelbelovend.
Voor de zittende staf besluit ik hoofdstuk 3, met Hugo Walker en zijn
legendarische uitroep: Kooomt dat schóóóóót .........!
Zal de bal doel treffen ?? De tijd zal het leren.
Hoofdstuk 4
Wanneer je met pensioen gaat of afscheid neemt vraag je je ook af wat je
achterlaat, wat je erfgoed is. Hoewel iedereen natuurlijk een blijvend stempel
hoopt te drukken op de afdeling en wetenschappelijke bijdragen van
blijvende waarde hoopt te leveren, ben ik er van overtuigd geraakt dat deze
zaken grotendeels futiel zijn. Ik zie de aios die ik heb opgeleid, in Rotterdam
als plaatsvervangend opleider sinds 1993 en als opleider sinds 2002 en in
Utrecht als opleider van 2004 tot en met 2016, en de promovendi die ik heb
afgeleverd als mijn enige echte erfgoed. Ik ben er trots op dat zoveel van die
aios zich als prominente leden van de Nederlandse urologische
gemeenschap manifesteren en dat ik een beetje heb mogen bijdragen aan
hun vorming.
Stoppen met een baan, een carrièrepad, is moeilijk. Als je je eenmaal aan een
bepaald doel hebt verbonden, wil je dat ook tot een goed einde brengen. Als
dat gelukt is, eventueel na bijstellen van het doel, levert stoppen of
veranderen veel op. Als je daarenboven al een nieuw doel geformuleerd hebt
wordt stoppen zelfs makkelijk.
In 2011 publiceerden we een artikel in European Urology over een enquête
onder Nederlandse urologen over het in de praktijk toepassen van
reconstructieve urethrachirurgie, en wel met name de open chirurgische
behandeling van vernauwingen in de plasbuis bij mannen, de
urethrastricturen. Eerder vermeldde ik dat ik al in de 90-er jaren vond dat we
in Nederland een grote achterstand hadden op het gebied van de
urethrachirurgie. Uit de enquête van 2011 kwam naar voren dat de
Nederlandse urologen nog steeds geen goed inzicht hadden in de beste
behandeling voor de patiënt. Ook kwam uit de enquête naar voren dat het
vooral de oudere urologen waren die de open reconstructies mondjesmaat
uitvoerden; jongere urologen hadden deze expertise slechts zelden. Uit de
enquête bleek dus dat er een aanzienlijk maatschappelijk belang lag in het
16
overdragen van de expertise in de urethrachirurgie aan jongere collega's: de
toekomst van ons specialisme.
Door het vertrek uit het UMC Utrecht op basis van mijn levensloopregeling
ben ik financieel onafhankelijk en kan daarom de visie van Cruijff volgen.
Hij richtte in 1997 de Johan Cruijff Foundation op vanuit zijn Cruijffiaans
simpele visie: “Als je de mogelijkheid hebt om iets voor een ander te doen,
moet je dat doen”.
Vanaf 1 januari 2018 help ik 1 dag in de week mijn collega Ronald Nooter in
het Franciscus Gasthuis te Rotterdam. Ronald was nog arts-assistent-in-
opleiding in 1993, het jaar dat ik in Rotterdam plaatsvervangend opleider
werd. Hij heeft al veel ervaring in de urethrachirurgie en heeft mij gevraagd
te helpen zijn expertise verder uit te breiden. Gezamenlijk zullen we ook een
jongere, nog onervaren collega gaan opleiden.
Sinds 2005 kom ik af en toe in Moshi waar in KCMC een urologie-opleiding
is opgezet door de Amerikaanse uroloog Lester Eshleman. Instructie en
opleiding in de urethrachirurgie is een van de onderwerpen waar men in
Moshi behoefte aan heeft. In 2017 ben ik 2 maal een week in Moshi geweest
en ik zal dat in het komende jaar voortzetten en wel zolang er vraag vanuit
Tanzania blijft.
17
De behoefte aan urologen die de urethrachirurgie beheersen zal in de
komende jaren toenemen en ik hoop me nog een tijdje in te kunnen zetten
voor de opleiding van die urologen.
Dankwoord
Aan het einde gekomen van mijn rede wil ik graag een uitgebreid
dankwoord uitspreken.
In de eerste plaats dank ik de patiënten die in de loop van de jaren
vertrouwen in mij gesteld hebben en dat ook nu nog doen, patiënten die
hebben willen deelnemen aan patiëntgebonden onderzoek en de veelal
gezonde deelnemers aan epidemiologisch cohortonderzoek.
Veel personen die veel betekend hebben voor mijn carrière of op onmisbare
wijze geholpen hebben om doelen te verwezenlijken die gericht waren en
zijn op het verbeteren van het lot van de urologische patiënt, heb ik al met
naam genoemd in mijn rede.
Toch nog een speciaal woord voor mijn belangrijkste mentoren Prof. Fritz
Schröder, Prof. Emile Tanagho, Derek Griffiths: dank voor de geboden
kansen, de stimulans, de gesprekken, de discussies en de begeleiding.
Ook wil ik het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht, de Raad van
Bestuur van het UMC Utrecht en de Divisieleiding van de Divisie Heelkundige
Specialismen bedanken voor het vertrouwen dat zij vanaf 2004 in mij stelden.
De Divisieleiding van het UMC Utrecht Cancer Center, Prof. Esken van der
Wall, Jos Kuilboer, Bert Fledderus en Prof. Richard van Hillegersberg dank ik
voor het vertrouwen, het aanstekelijke enthousiasme en de positieve energie
die mij vanaf 2014 in de "bijtekenmodus" gezet hebben.
Ook dank aan de vele andere collega's binnen het UMC Utrecht Cancer
Center en wel met name de medisch oncologen, Prof. Els Witteveen en dr.
Gerard Groenewegen en de radiotherapeuten Prof. Marco van Vulpen,
dr. Wietse Eppinga, dr. Jochem Van der Voort van Zijp en dr. Robert
Tersteeg, die in de diverse multidisciplinaire gremia een bijzonder positieve
rol hebben gespeeld voor de urologische oncologie én Richard Meijer, Arto
Boeken Kruger en mij zeer geholpen hebben.
Drs. Kees Bruinstroop bedank ik voor al het werk bij de voorbereiding van
het International Continence Society Congres in 2007 in de Doelen te
Rotterdam. Dat ik "Meeting Chairman" kon zijn van dit grote internationale
18
congres was één van de highlights uit mijn carrière. Daarnaast heeft Kees, als
penningmeester en secretaris, de Continentiestichting Nederland mede tot
een succes gemaakt. Kees, zonder jouw expertise en connecties was dit nooit
gelukt. Ook bedank ik de andere leden van het bestuur van het eerste uur:
Guus Kramer, Gert Holstege, Mark Vierhout, Harry Vervest en last but not
least John Heesakkers.
Ook dank aan het "organizing committee" van ICS 2007, vooral Mark
Vierhout, de "Scientific Chair" en Marijke Slieker die eigenlijk als eerste met
het idee kwam om de ICS naar Nederland te halen: we hebben het samen
gedaan, vanaf het binnenhalen van de nominatie in 2003 tot en met de
oprichting van de Continentiestichting Nederland.
Dank aan alle collega's uit het Rotterdamse, eerst AZR-Dijkzigt en later
ErasmusMC voor de opleiding en later de prettige en stimulerende
samenwerking in de 16 jaren dat ik daar mocht werken als clinicus,
onderzoeker en opleider.
Dank aan Prof. Emile Voest, Prof. Rene Medema, Dr. Christiaan van Swol,
Prof. Wouter Dhert voor de hulp bij het opzetten van een
onderzoeksprogramma. Deze inspanningen hebben er mede toe geleid dat
de afdeling urologie naast functioneel-reconstructief ook oncologisch op de
kaart kon komen.
Dank aan de stafleden-collega's in het UMC Utrecht waar ik ruim 13 jaar heb
kunnen werken om de afdeling urologie "from scratch" te brengen tot waar
die nu staat. Jullie hebben nu zelfs twee afdelingen om trots op zijn; maar,
denk er aan: kooomt dat schóóóóót.......! The game is on...!
Dank ook aan de industrie, de firma's, met name SKF, later GSK, Pfizer,
Medtronic, AstraZeneca, Ferring, Hoogland en Astellas die natuurlijk ook een
beetje uit eigenbelang, mijn projecten financieel gesteund hebben en veel
onderzoek vooral op niet-oncologische gebied, mogelijk hebben gemaakt
dat anders geen kans zou hebben gekregen.
Dank ook aan de opleiders, plaatsvervangend opleiders en opleidingsgroep
van de klinieken in het Opleidingscluster Utrecht: het Jeroen Bosch
ziekenhuis te Den Bosch, Het Elisabeth-Tweestedenziekenhuis te Tilburg en
het Antoniusziekenhuis te Nieuwegein-Utrecht. Door de stimulerende
samenwerking zijn wij er in geslaagd om een opleidingsplaats urologie in het
Cluster Utrecht tot één van de meest gewilde in Nederland te maken.
19
Dank aan de medebestuursleden in het NVU-bestuur en de dames van het
NVU-bureau voor de ondersteuning. Tijdens mijn voorzitterschap in de jaren
2014 en 2015 is het door de inspanning van ons allen gelukt om de NVU als
wetenschappelijke vereniging, ondanks aanvankelijke weerstand bij veel
leden, te laten aansluiten bij de Federatie Medisch Specialisten. Een zeer
belangrijke ontwikkeling voor de NVU!
De urologengroep van het AvL, in het bijzonder Prof. Simon Horenblas en
Dr. Henk van der Poel die veel tijd gestoken hebben in de samenwerking, de
alliantie tussen AvL-NKI en UMC Utrecht Cancer Center en veel meer
gegeven hebben dan ze hebben gekregen. Onze afdeling in Utrecht vaart er
wel bij en ik hoop dat de samenwerking nog lang zal bloeien en tot een
waarlijke win-win situatie zal leiden.
Dank aan mijn secretaresse Margo Fabrie. Margo, mijn leven als
afdelingshoofd is echt veranderd toen jij voor mij bent komen werken. Door
jouw toegewijdheid en nauwkeurigheid klopte alles steeds. Wat een genot
was het om met jou samen te werken.
Mijn familie, mijn ouders en zus Marion; van jullie heb ik steeds trotse steun
genoten. Het is fantastisch dat mijn moeder hier vandaag nog bij kan zijn.
Tot slot: Ina, zonder jou was dit allemaal niet mogelijk geweest. Je hebt mij
altijd uit de wind gehouden en de kans gegeven om mijn werk, mijn hobby
uit te oefenen terwijl jij je met de echt belangrijke zaken zoals de opvoeding
van Steven en Iris en de sociale contacten bezig hield. Ondanks het feit dat
we beiden niet helemaal gestopt zijn hebben we gelukkig de laatste tijd weer
wat meer tijd voor elkaar, onze kinderen, kleinkinderen en vrienden. Steven,
Iris, ik hoop in de komende jaren een klein beetje aan jullie kids, onze lieve
kleinkinderen, te kunnen geven wat jullie zelf te kort gekomen zijn.
Bedankt !