alles telt: domein meten en meetkunde 1s

133

Click here to load reader

Upload: thiememeulenhoff

Post on 10-Mar-2016

335 views

Category:

Documents


30 download

DESCRIPTION

Hier ziet u concreet hoe het referentieniveau Meten en meetkunde 1s is verwerkt in de rekenmethode Alles telt van ThiemeMeulenhoff.

TRANSCRIPT

Page 1: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

Domein Meten en meetkunde

Katern 1S

Reken-wiskundemethodevoor het primair onderwijs

Page 2: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

1Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

Uitspraak en notatie van– (euro)bedragen – tijd (analoog en digitaal)– kalender, datum

(23 - 11 - 2007)– lengte-, oppervlakte- en

inhoudsmaten– gewicht– temperatuur

Weten hoe je maten voor lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, data, tijden en geldbedragen uitspreekt en noteert.u Lengte/omtrek

– Hoe spreek je de volgende maten uit: hm, dam, dm, cm, mm?– Wat is de korte schrijfwijze voor ‘millimeter’?– Wat betekent ‘dam’?

Leerlingenboek 5, blok 5

Toetsschrift 5, blok 5Toetsschrift 6, blok 3Toetsschrift 7, blok 4Toetsschrift 7, blok 6

1 cm = 10 mm

a a Hoe hoog is de lamp op het plaatje? 4 cm En de klok? 2 cmb Hoe dik is het boek op het plaatje? 3 mm En hoe breed? 12 mmc Hoe hoog is het plantje? ongeveer 25 mm b d De schemerlamp is in het echt 40 cm. Hoe dik is het boek in het echt? 3 cm b e Hoe hoog is de plant in het echt? ongeveer 25 cm

C 2 Welke getallen met mm of cm horen bij de letters?

b j Hoe groot is de afstand tussen i en a? En tussen g en h? 27 mm en 63 mm

C 3 Wat kosten ze samen?

a a a b a cd ef g hi

a a 3 cm a b 10 cmc 15 cm

d 0 cme 5 cmf 25 mm

g 42 mmh 105 mmi 3 mm

a a Wat kosten de printer en het scherm samen? € 299b Wat kosten de bureaulamp en de bureaustoel samen? € 289c Wat kosten de printer, het scherm en de lamp samen? € 433 b d Waarom heb je aan € 600 voldoende om alle 4 te kopen? Omdat € 299 en € 289 elk minder is dan € 300, dus samen nog geen € 600.

48 blok 5les 5 herhalen

C 1 Meet in centimeter of millimeter.

€ 119€ 180

€ 134

€ 155

LB5b_B5L01.indd 48 17-12-2010 08:28:59

Page 3: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

2Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Oppervlakte– Hoe schrijf je in symbolen: 10 hectare?

Leerlingenboek 7, blok 3

u Inhoud– Schrijf de korte notaties op voor de maten: liter, deciliter, centiliter en milliliter.– Hoe spreek je uit: 25 m3?

Handleiding 7, blok 2

100les 13

werkschrift blz. 27 maatschrift blz. 16 en 17 computer

C 1 Hoe groot is Schiermonnikoog?Reken met hectare en vierkante kilometer. Samen bespreken.

C 3 Reken om.

1 km2 = 100 ha1 ha = 10 000 m2

a3 km2 = … 300 ha0,5 km2 = … 50 ha 1 4 km2 = … 25 ha

b 500 ha = … 5 km2

1250 ha = … 12,5 km2

50 ha = … 0,5 km2

c3 km2 = 3 000 … 000 m2

3 ha = 30 … 000 m2

0,5 km2 = 500 … 000 m2 = …50 ha

C 4 Oppervlakte.De oppervlakte van deze fi guren is 10 m2. Wat is de oppervlakte van het gekleurde deel? Samen bespreken.

SCHIERMONNIKOOG

Schiermonnikoog

SCHIERMONNIKOOG

Schiermonnikoog

0 3 km

LB7a_B3L11.indd Sec1:100 16-12-2009 18:40:33

30Blok 2 Les 13 en 14

Lesverloop van les 13

C 1 Hoeveel past erin?

Meten van inhoudBegin de les met het boek dicht. Laat de leerlingen van de 12 staven een model van de kubieke meter maken. Zet deze goed zichtbaar voor de klas. Vraag hoeveel kinderen er in deze kubus passen. Laat de leerlingen dat natuurlijk even uitproberen. Bespreek de mogelijkheden (er passen minimaal 4 kinderen in de kubus) en besluit dat er toch veel ruimte overblijft. Stimuleer de leerlingen nu nog eens te schatten en hun antwoord op een papiertje te zetten. Vertel dat we de gemiddelde inhoud van een leerling van groep 7 gaan berekenen. Maak vervolgens een ruwe berekening op het bord met de groep. Dikte is 1,5 dm × breedte 2 dm × lengte 13 dm = 39 dm3. Een andere methode is uitgaan van het gewicht. Vraag een gemiddelde leerling hoeveel hij of zij ongeveer weegt (bijvoorbeeld 38 kg.). Dat zou betekenen dat de inhoud iets meer dan 38 dm3 is. Vertel dat 1 dm3 water 1 kg weegt (bewijs wordt later geleverd) en dat de mens voor een groot deel uit water bestaat. Hoeveel dm3 gaan er in een m3? Laat de leerlingen hiervoor naar opgave b in het leerlingenboek kijken. (1000 dm3) Waren de kinderen vloeibaar, dan zouden er dus 1000 : 38 = ongeveer 26 kinderen in 1 m3 passen!! Bekijk ook de leuke foto van 1a. Gezien de ruimte die over is, is deze schatting zo gek nog niet. Welke leerlingen hadden dit ook geschat?

C 2 Hoeveel dm3 past erin?

Meten van inhoudBespreek eerst samen de eerste berekening: 4 dm × 2 dm × 3 dm = 24 dm3, laat daarna de andere drie zelfstandig maken.

C 3 Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

Meten van inhoudLaat de leerlingen van de bouwplaat een kubieke decimeter maken. Van kopieerblad 7.41a heeft iedere leerling twee exemplaren nodig waarvan de stukken aan elkaar gelijmd worden. Vervolgens worden de zijstukken van kopieerblad 7.41b eraan geplakt. Ten slotte wordt de kubus in elkaar gevouwen.

C 4 De kubieke decimeter.

Meten van inhoudDe sprongen van 1000 zijn hier heel goed te zien. Leg de relatie met het teken 3 voor kubieke bij m3, dm3 en cm3. Daar een 3 en bij 1000 drie nullen, dat is geen toeval.Bespreek ook de vraag: Hoeveel kubieke meter past er in het klaslokaal? Zoek voorwerpen in de klas met de vorm van een kubus of balk (aquarium, opbergdoos of kist, broodtrommeltjes, tafellaatje en dergelijke) en reken samen uit: Hoeveel kubieke decimeter past erin? Hoeveel kubieke centimeter is dat?

HL7_blok2.indd 30 30-07-2010 13:31:36

Page 4: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

3Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Gewicht– Welke maten kun je gebruiken om aan te geven hoeveel iets weegt? (kilogram, gram,

milligram, ton)

Handleiding 7, blok 1

Leerlingenboek 7, blok 1

9Alles telt Handleiding 7

Rekenwoorden– Ton– Kg

Lastige woorden– Zwaar– Licht (in de betekenis ‘niet zwaar’)

Waar gaat deze les over?

In deze les maken de leerlingen kennis met de gewichtsmaat ton. Een maat die veel wordt gebruikt in het verkeer en in de zware industrie. Een vrachtauto van bijna 22 ton staat model. Om een goed referentiekader te scheppen, worden in les 3 opgave 3 allerlei zware voorwerpen met elkaar vergeleken en in les 4 opgave 1 allerlei dieren. Wist u dat een zeeleeuw al bijna een ton weegt? Ook het afronden op hele of halve ton komt in een aantal opgaven aan de orde.

Taal en rekenen

TaaltipHet begrip ‘ton’ kan voor leerlingen moeilijk te bevatten zijn, omdat het eigenlijk een inhoudsmaat is. Ook wordt het begrip gebruikt om een hoeveelheid geld aan te duiden, maar het verwarrende is dat het dan om 100 000 (euro) gaat. Verder wordt het begrip in de autowereld gebruikt voor 100 000 km (op de teller).Eerst maar de inhoud:

– Zo rond als een ton.– Wij hebben thuis een regenton.– Die vrachtwagen laadt tonnen vis uit. – Dat zeilschip is 30 ton. (Daar passen letterlijk 30 tonnetjes in.)

Nu de rest:– Bij de loterij is een ton de hoofdprijs.– Die olifant weegt 5 ton.

Bespreekt u elke zin met de leerlingen en laat ze daarna de zinnetjes opschrijven op een los stuk papier. Op het bord hangen plaatjes van een dik fi guur, een regenton, een ton vis, een zeilschip, een loterijbriefje en een olifant. Wat hoort bij elkaar?

HL7_blok1.indd 9 08-06-2010 09:47:04

C 1 1000 kilogram is 1 ton.

Rond de kilogrammen af op halve tonnen.C 3 Zet van licht naar zwaar.

32 829 kg 21 987 kgDe chauff eur weegt zijn vrachtauto 2 keer.Hij weegt 1 keer met lading en 1 keer zonder lading. Hoeveel ton heeft hij ongeveer geladen? Hoe reken je? 32 829 kg − 21 987 kg = 10 842 kg (=11 ton)

Om te onthouden:1 ton = 1000 kg 1 2 of 0,5 ton = 500 kg 1 10 of 0,1 ton = 100 kg

product gewicht met lading leeggewicht lading in kg lading in hele tonnen

tarwe 45 700 kg 30 300 kg …15 400 kg …15 ton

haver 12 890 kg 2790 kg …10 100 kg …10 ton

vervoermiddel gewicht afgerond in tonnen

auto 1512 kg … 1 1 2 ton

vrachtschip 17 200 ton … 17 ton

jumbojet 359 178 kg … 359 ton

touringcar 17 889 kg … 18 ton

ambulance 3295 kg … 3 1 2 ton

tram 49 644 kg …49 1 2 ton

caravan 516 kg … 1 2 ton

C 2 Kilogrammen en tonnen.Reken uit.a 2000 kg = … 2 ton

17 000 kg = … 17 ton

54 000 kg = … 54 ton

100 000 kg = …100 ton

b 500 kg = … 1 2 ton

1500 kg = …1 1 2 ton

5500 kg = …5 1 2 ton

10 500 kg = … 10 1 2 ton

LB7a_B1L01.indd 4 21-12-2010 10:52:23

Page 5: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

4Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Temperatuur– Schrijf kort op: 15 graden.– Wat betekent: ‘het is -5 0C’?

Leerlingenboek 7, blok 2

Handleiding 7, blok 2

73blok 2les 25 oefenen

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

CD 5 Wat is de temperatuur?Kijk naar de thermometer. a a Wat is de buitentemperatuur? 7,1 graden a b Wat is de binnentemperatuur? 21,8 gradenc Hoe groot is het temperatuurverschil

tussen buiten en binnen? 14,7 graden b d Om 3 uur ’s middags zijn de temperaturen

veranderd. Buiten is het vierenhalve graad warmer geworden. Binnen is het anderhalve graad koeler geworden. Hoe hoog zijn de temperaturen binnen en buiten dan? binnen 20,3 graden; buiten 11,6 graden

a a b c b dbegin 08.00 08.45 09.30 10.30 13.05 14.40 15.25 20.45

eind 08.30 09.00 10.20 12.00 14.20 15.15 16.20 22.05

loon …€ 24 …€ 12 …€ 40 …€ 72 …€ 60 …€ 28 …€ 44 …€ 64

CD 7 Tel op en trek af.Zet de getallen onder elkaar. a a141 + 135 = 276133 + 156 = 289

197 − 132 = 65285 − 143 = 142

b246 + 148 = 394256 + 272 = 528

283 − 154 = 129378 − 181 = 197

c1226 + 129 = 13551371 + 142 = 1513

1278 − 149 = 11291355 − 172 = 1183

b d1372 + 1417 = 27891475 + 1492 = 2967

1856 − 1747 = 1091953 − 1472 = 481

CD 8 Een stapel blokjes. a a Hoeveel blokjes zie je? 6b Hoeveel blokjes zijn er wel, maar zie je niet? 4c Maak met deze blokjes een kubus van

3 × 3 × 3 blokjes. Hoeveel blokjes heb je dan nog nodig? 17

b d Van de blokjes zie je 3 kanten. Teken in je schrift een blokje waarvan je maar 2 kanten ziet. Samen bespreken.

2

gradenerschil

radenperaturen ve

het Hoe

n

p j

LB7a_B2L21.indd Sec2:73 16-12-2009 18:47:40

19Alles telt Handleiding 7

Waar gaat deze les over?

Grafi eken spelen, vooral in de krant, een belangrijke rol in informatieoverdracht. In deze les gaan de leerlingen lijngrafi eken lezen en interpreteren. Nieuw is de afstand/tijdgrafi ek, die snelheden laat zien. Die grafi ek vertelt een verhaal over fi etswedstrijden. Ook een temperatuurgrafi ek ontbreekt niet. Deze grafi ek is mooi te gebruiken om voorspellingen te doen. Wat gebeurt er daarna met de temperatuur? In het werkschrift komt nog een cirkelgrafi ek aan de orde en in het maatschrift een staafgrafi ek. Kortom, een breed aanbod over dit wiskundeaspect.

Taal en rekenen

TaaltipTemperatuur meten we in graden. In opgave 2 leerlingenboek wordt gesproken van graden Celsius. Zijn er dan nog andere graden? Vraag de leerlingen of ze weleens een andere naam hebben gehoord. (Fahrenheit zou kunnen) Schrijf op het bord: 7° C. Wat staat daar? (zeven graden Celsius.) Vertel dat graden met een klein nulletje rechtsboven het getal wordt aangegeven. Het typische van Celsiusgraden is dat 0 °C een heel bekend meetpunt is. Wat gebeurt er dan? (water gaat bevriezen en wordt ijs) Ook 100 °C kent bijna iedereen. Wat gebeurt er dan? (water gaat koken). Celsius heeft twee meetpunten gekozen die voor iedereen waarneembaar waren. Ook omgekeerd weet je wanneer het 0°C en 100°C is zonder thermometer.Ga met de leerlingen na of ze de horizontale as en de verticale as kunnen vinden. De grafi ek is een combinatie van de gegevens op beide assen. Dit levert een nieuwe grootheid op: afstand en tijd levert snelheid op; dagen en temperatuur levert temperatuurverloop op.

RekenwoordenLijngrafi ek –Cirkelgrafi ek –Staafgrafi ek –Horizontale en verticale as –Graden Celsius –

Lastige woordenDropping –

HL7_blok2.indd 19 30-07-2010 13:31:29

Page 6: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

5Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

Leerlingenboek 7, blok 4

u Tijd– Welke namen gebruiken we allemaal om de tijd aan te geven?– Wat is ‘een etmaal’? Wat betekent ‘kwartaal’?– Wat bedoelen ze met: ‘In week 35 komen de nieuwe banken’?– Bekijk het plaatje. Wat bedoelen ze met zomertijd en wintertijd??

Leerlingenboek 7, blok 6

10

werkschrift blz. 35 maatschrift blz. 40 en 41 computer

les 8

C 1 Vergelijk de grafi eken. Samen bespreken.Kevin maakte deze grafi ek. Milan maakte deze.

C 2 Bekijk de thermometers.a Hoe groot is het temperatuurverschil?

20 °Cb Wat zijn de verschillen tussen deze 2

thermometers? Samen bespreken.

binnentemperatuur in °C 20 17,5 18,5 19,2 18,6 15,7 21,6 19,8 16,4 18,9

buitentemperatuur in °C 16,5 4,0 13,5 14,1 9,8 0,5 –3,0 –5,2 –6,5 –1,3

verschil in °C …3,5 …13,5 …5,0 …5,1 …8,8 …15,2 …24,6 …25,0 …22,9 …20,2

C 4 Lees dit krantenbericht.

0

2

4

6

8

161514131211109

maandag°C

uur

0

2

4

6

8

161514131211109

dinsdagºC

uur

30˚25˚20˚15˚10˚5˚0˚

-5˚-10˚-15˚

maximum

minimum

Samen bespreken.Lees dit krantenbericht. Samen bespreken.

Zeldzaam warmDe Bilt − We beleefden gisteren een zeer warme dag.

In Brabant werd een maximumtemperatuur van 33,9 °C

gemeten, de hoogste temperatuur in de laatste drie jaar.

De hoogste temperatuur in de afgelopen 100 jaar werd op

23 augustus 1944 in Warnsveld gemeten: 38,6 °C.

De laagste op 27 januari 1942 in Winterswijk: –27,4 °C.

blok 4

LB7b_B4L06.indd Sec1:10 18-06-2010 09:08:21

101

werkschrift blz. 57 computer

les 14

C 1 Vergelijk de kortste en de langste dag.

Zomer, 21 juni Winter, 21 december

a a Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 juni ongeveer? 17 u Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 december ongeveer? 8 ub Hoelang duurt de dag precies op 21 juni? 16 u en 45 min. En op 21 december? 7 u en 44 min. b c Hoeveel uren en minuten later dan op 21 juni is de zonsopkomst op 21 december? 3 u en 28 min. Hoeveel uren en minuten eerder gaat de zon dan onder? 5 u en 33 min.

C 2 Wel of geen schrikkeljaar? a a Hoeveel dagen duren deze jaren elk? 365, 366, 365, 365

2011 2012 2013 2014

b 25 februari en 3 maart vallen op dezelfde dag. Is het een schrikkeljaar? ja b c 2016 en 2060 zijn schrikkeljaren. Hoeveel schrikkeljaren zitten daartussen? 10

CD 3 Reken uit. a a 1 2 × 0,40 = 0,200,5 × 0,40 = 0,200,5 × 0,60 = 0,300,5 × 0,90 = 0,45

b 1 10 × 0,70 = 0,070,1 × 0,70 = 0,070,1 × 0,90 = 0,090,1 × 0,60 = 0,06

c 1 5 × 0,50 = 0,100,2 × 0,50 = 0,100,2 × 0,80 = 0,160,2 × 0,40 = 0,08

b d 1 4 × 0,8 = 0,20,25 × 0,8 = 0,20,25 × 0,4 = 0,10,25 × 0,12 = 0,03

CD 4 Zet de getallen op volgorde: van klein naar groot.Tel daarna de getallen in elk vak op.

3,05 5,03 5,3 0,53 3,5

0,53-3,05-3,5-5,03-5,3 samen 17,41

zon op: 05.18zon onder: 22.03

zon op: 08.46zon onder: 16.30

a a 0,3 0,1 0,5 0,7

0,1-0,3-0,5-0,7 samen 1,6

b 0,21 0,31 0,2 0,3

0,2-0,21-0,3-0,31 samen 1,02

c 0,9 0,07 0,45 0,7

0,07-0,45-0,7-0,9 samen 2,12

b d

blok 6

LB7b_B6L11.indd Sec1:101 18-06-2010 10:01:02

Page 7: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

6Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Geld– Bij het tankstation staat dat de benzine 1,379 per liter kost.‘Dat kan toch niet, bij geld staan toch maar twee cijfers achter de komma?’, zegt Linda. Wat denk jij?– Hoe noteer je: 12 euro en 2 eurocent?

Leerlingenboek 7, blok 1

22les 18

werkschrift blz. 9 maatschrift blz. 22 en 23 computer

C 1 Wat betekenen de getallen? Samen bespreken.

C 2 Hoe is de euro verdeeld?

1 10

2 10 = 1

5 5 10 = 1

2 10 10 = 1

€ 0,10 € 0,20 € 0,50 € 1

1 100

2 100 = 1

505

100 = 1 20

10 100 = 1

10

€ 0,01 € 0,02 € 0,05 € 0,10

C 3 Schrijf als kommagetal.a15 cent = € 0,1523 cent = € 0,2349 cent = € 0,49

b10 c = € 0,10 9 c = € 0,09 7 c = € 0,07

c1 euro 10 c = € 1,101 euro 35 c = € 1,351 euro 90 c = € 1,90

d 3 c = € 0,03 30 c = € 0,30 300 c = € 3,00

C 4 Hoe groot zijn de prijsverschillen?

maandag

V-Power, liter 1598

diesel, liter 1135

V-Power, diesel 1154

autogas, liter 524

donderdag

V-Power, liter 1615

diesel, liter 1139

V-Power, diesel 1205

autogas, liter 558

€ 0 10

€ 0,10€ 0 01 € 0 02 € 0 05

€ 0 20 € 0,50

0 100

0 10

maak kans op

€ 1000,00 aan tuinartikelen

2 bossen rozen voor 5.00

van € 1,29

voor € 0,89

2 rollen van€ 1,18 voor€ 0,99Handdoeken: € 2 per stuk

per stuk voor€ 0,89

Samen bespreken.

V-Power 1,7 c per liter

diesel 0,4 c per liter

V-Power diesel 5,1 c per liter

autogas 3,4 c per liter

blok 1

LB7a_B1L16.indd 22 16-12-2009 19:14:14

23les 19

werkschrift blz. 9 computer

C 1 Schrijf als breuk. a a€ 3,50 = 3 1

2 euro

€ 1,50 = 1 1 2 euro

€ 4,50 = 4 1 2 euro

€ 7,50 = 7 1 2 euro

b€ 1,10 = 1 1

10 euro€ 1,70 = 1 7

10 euro€ 1,30 = 1 3

10 euro€ 1,90 = 1 9

10 euro

c€ 1,20 = 1 1

5 euro € 3,20 = 3 1

5 euro€ 1,40 = 1 2

5 euro € 1,80 = 1 4

5 euro

b d€ 2,05 = 2 1

20 euro€ 3,25 = 3 1

4 euro € 5,75 = 5 3

4 euro€ 1,15 = 1 3

20 euro

C 2 Reken uit.Schrijf het bedrag met het euroteken.

a a b c b d

€ 1,50 € 2,50 € 1,26 € 0,05

€ 1,20 € 4,90 € 4,52 € 10,02

C 3 Hoeveel kosten de stukken pizza?1 hele pizza kost € 6. a astuk pizza 1

2 1 3 1

6

prijs € …3 € …2 € …1

b

stuk pizza 2 3 5

6 4 4

prijs € …4 € …5 € …6

b cstuk pizza 5

12 7 12 11

12

prijs € …2,50 € …3,50 € …5,50

CD 4 Een terras leggen. a a Hoe groot is het terras? 48 m2

b Voor elke vierkante meter zijn 16 tegels nodig. Hoeveel tegels zijn nodig voor het hele terras? 48 × 16 tegels = 768 tegels

c 1 tegel kost € 0,50. Hoeveel kosten de tegels voor het hele terras? € 384

b d Het terras wordt daarna 2 keer zo lang en 2 keer zo breed gemaakt. Hoeveel tegels moeten er dan bijgekocht worden? Hoeveel euro duurder wordt het dan? 144 m2 extra is 144 × 16 tegels = 2304 tegels. Deze kosten € 1152.

26

€ 4 90 4,5222

8 m

6 m

blok 1

LB7a_B1L16.indd 23 16-12-2009 19:14:30

Page 8: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

7Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– Omtrek, oppervlakte en inhoud

Weten wat er met de begrippen ‘lengte’, ‘breedte’, ‘omtrek’, ‘oppervlakte’ en ‘inhoud’ wordt bedoeld en deze begrippen in de juiste situaties gebruiken.u Omtrek:

– Jasper zegt: De omtrek van de tuin is 25. Welke maateenheid ontbreekt er achter 25?

Werkschrift 8, blok 1

Toetsschrift 6, blok 5Toetsschrift 7, blok 1

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

C 1 Hoeveel meter lopen ze? Vul de tabel in. Het vierkante plein is 50 meter breed. Het rechthoekige plein is 60 bij 35 meter. De middellijn van het ronde plein is 60 meter.

C 2 Kies het juiste antwoord.

CD 3 De som van de getallen is aan elke kant 1.

a a Het blik is 100 mm hoog.▫ 140 mm hoog.▫×▫ 105 mm hoog.

b b c

0,1

0,7 0,6

0,2 0,5 0,3

0,1

0,4 0,6

0,5 0,2 0,3

0,12

0,75 0,78

0,13 0,77 0,1

a a

a a vierkant plein b rechthoekig plein b c rond plein

aantal rondjes Niels Linde Janine

1 200 m 190 m 186 à 188 m

10 2000 m 1900 m 1860 à 1884 m

25 5000 m 4750 m 4650 à 4710 m

b De wikkel om het blik is×▫ 28 cm. 30 cm.▫ 31,5 cm.▫

b c Een ander blik heeft een wikkel van 20 cm.

De middellijn van dat blik is minder dan 60 mm.▫× ▫meer dan 60 mm. pr▫ ecies 68 mm. 35 mm

middellijn 30 mm

schaal 1 : 3

CD 4 Vul in. a a b b c

100

43

35

22

18

37 20

47

45 33

1000

270

370

360

350

400 330

280

250 390

1000

230

220

550

280

450 320

500

270 180

Vul in.

blok 14les 6 en 7

Page 9: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

8Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Oppervlakte:– Als je parket of laminaat wilt laten leggen in een kamer, wat moet je dan uitrekenen?

Hoe noem je dat?– Als je wilt weten op welke ansichtkaart je het meeste kunt schrijven, wat bereken/bekijk je

dan? De omtrek, de oppervlakte of de inhoud?

Werkschrift 6, blok 3

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

C 1 Reken uit onder elkaar.

27blok 3les 13 en 14

a a € 24,− en € 11,10 en € 3,50 € 38,60

2 4 , 0 0 7 4 , 0 0 1 1 5 , 0 0

1 1 , 1 0 1 3 , 3 0 4 , 3 0

3 , 5 0 + 1 4 , 4 5 + 1 2 3 , 9 0 +

2 0 , 0 0 + 1 0 , 0 0 = 3 0 , 0 0 1 0 1 , 7 5 2 4 3 , 2 0

4 , 0 0 + 1 , 0 0 + 3 , 0 0 = 8 , 0 0

0 , 1 0 + 0 , 5 0 = 0 , 6 0

3 8 , 6 0

C 2 Vul de kassabonnen in.

TOTAAL: € 8,75

Appels € 2,25

Druiven € 4,00

Peren € 2,50

SupermarktDe Vr ies

TOTAAL: € 9,95

Aardappels € 1,50

Bananen € 1,95

Peren € 2,50

Druiven € 4,00

SupermarktDe Vr ies

TOTAAL: € 12,30

2 kg Appels € 4,50

Tomaten € 1,40

Peren € 2,50

2 kg Bananen € 3,90

SupermarktDe Vr ies

CD 3 Teken verschillende fi guren met een oppervlakte van 9 cm2.Schrijf de omtrek er steeds onder.

a Welke fi guur heeft de grootste omtrek? Kleur die fi guur rood.b Welke fi guur heeft de kleinste omtrek? Kleur die fi guur blauw. Meer antwoorden.

b € 74,− en € 13,30 en € 14,45

€ 101,75

b c € 115,− en € 4,30 en € 123,90

€ 243,20

a a b b cReken het totaalbedrag uit.

Page 10: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

9Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Inhoud:– Wat betekent: ‘de inhoud van ons klaslokaal is 250 m3’? Hoe spreek je dat uit? Schrijf dat

ook eens op? – Welke maten gebruiken we om de inhoud aan te geven? Kies uit: liter, meter, dm3, m2, cm3.

Leerlingenboek 7, blok 3

91blok 3les 5 oefenen

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

CD 6 Zet de gewichten van licht naar zwaar. a a 5 g, 50 g, 150 g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20 kg.

20 kg 5 kg 5 g 0,5 kg 50 g 4000 g 150 g

b Rond kilogrammen eerst af op hele of halve tonnen.

auto 1512 kg ambulance 3295 kg

vrachtschip 17 200 ton tram 49 644 kg

jumbojet 359 ton caravan 516 kg

touringcar 17 889 kg

516 kg ( 1 2 ton), 1512 kg (1 1

2 ton), 3295 kg (3 1 2 ton), 17 889 kg (18 ton), 49 644 kg (49 1

2 ton), 359 ton,

17 200 ton.

CD 7 Kies de goede maat.Kies uit:

2 m 40 kg 0,3 l 6 m 350 kg 60 l 1 l 80 cm

1 2 3 4 5 6 7 8

a a Welke maat hoort erbij? 1: 40 kg; 2: 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm; 8: 350 kgb Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte: 7, 2, 6; gewicht: 1, 8; inhoud: 3, 4, 5. b c Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid is. Meer antwoorden.

CD 8 Reken uit.Rond de gewichten af.Deze auto weegt 1515 kg.

a a Hoeveel kilogram is dat meer dan 1 ton? 515 kgb Rond het gewicht af naar halve tonnen. 1 1

2 ton

c Er zitten 4 volwassenen in de auto. Hoeveel weegt de auto dan ongeveer? Kies het goede antwoord.1. 1600 kg2. 1800 kg3. 2 ton

b d Bij een brug staat een bord met MAXIMAAL DRAAGVERMOGEN 2 TON. Mag je met deze auto met 2 volwassenen, een volle tank van 60 liter en 4 koff ers van 18, 13, 20 en 22 kg over de brug? Waarom wel of niet? Reken het uit. Ja, de auto mag de brug over.

LB7a_B3L01.indd Sec2:91 16-12-2009 18:43:35

Page 11: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

10Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol

Kennen van de namen van veel voorkomende ruimtelijke figuren, zowel tweedimensionaal als driedimensionaal:rechthoek, cirkel, vierkant, driehoek, ruit, vierhoek, vijfhoek, zeshoek, bol, kubus, balk, piramide.u Teken eens een ruit. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen een ruit en een

vierkant?u Wat is het verschil tussen een balk en een kubus?

Kan een balk een kubus zijn? En omgekeerd?u Welke voorwerpen uit het dagelijks leven hebben de vorm van een driehoek? En van een

piramide?u Vormen herkennen, tekenen, benoemen. u Teken een cirkel, zeshoek en een balk.

Leerlingenboek 6, blok 4

4

werkschrift blz. 33 maatschrift blz. 34 en 35 computer

les 3

C 1 Welke vormen herken je in de gebouwen en tenten?

C 2 Wat zie je in de klas?

C 3 Welke bouwplaat hoort erbij?

kegel1, 3 en 4

cilinder1, 3 en 5

piramide2, 9 en 6

kogel ofbol 8

balk7 en 6

blokje ofkubus 7

Zoek voorwerpen die deze vorm hebben. Meer antwoorden.

piramide kegel kubus kogel cilinder balk

1 D 2 C 3 B 4 A

1

A B C D

1 D 4 A

23 4

5 6

7

89

blok 4

LB6b_B4L01.indd 4 09-07-2010 14:31:17

Page 12: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

11Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

Werkschrift 7, blok 3

– Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)

Kennen van meetkundige begrippen zoals: boven, onder, rond, recht, schuin, midden, horizontaal, verticaal, diagonaal.u Teken eens een rechthoek. Teken nu de diagonalen in de rechthoek.u Rebecca vouwt een dier uit een vouwblaadje. Ze volgt de mondelinge of geschreven

instructies:Vouw het vouwblaadje twee keer diagonaal door, zodat je vier driehoeken krijgt. Zet een stip in het midden van het blaadje… Wat wordt bedoeld?

Leerlingenboek 6, blok 3

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz.124 - 127 computer

1,6

0,80,8

0,4 0,4 0,4

2

11

0,5 0,5 0,5

6

33

1,5 1,5 1,5

31blok 3les 23 en 24

C 1 Welke stukjes hebben dezelfde vorm en zijn even groot?Geef ze dezelfde kleur.a b

C 2 Leg met tangram.a Leg de boom met alle 7 tangramstukjes. b b Leg nu ook dit huis met alle 7 stukjes.

CD 3 Hoeveel kilometer heeft de fi etser gereden?Vul in.

a a b c b d

beginstand kilometerteller 5 6 1 , 2 3 4 7 , 4 1 0 2 , 5 1 4 1 , 9

eindstand kilometerteller 5 8 3 , 3 5 6 6 , 7 3 1 7 , 4 4 1 3 , 6

gereden afstand in km 2 2 , 1 2 1 9 , 3 2 1 4 , 9 2 7 1 , 7

CD 4 Vul in. a a a b c

d b e b f0,8

0,50,3

0,1 0,2 0,3

11,9

7,54,4

1,8 2,6 4,9

10,8

6,54,3

1,6 2,7 3,8

107les 19

werkschrift blz. 29 computer

C 1 Hoeveel heb je nodig?Maak de tabel af.

C 2 Kinderen uit de bovenbouw verkopen oliebollen. a a In welke jaren verkochten de meisjes evenveel oliebollen als de jongens? 2006, 2007 a b In welk jaar was het verschil tussen de jongens en de meisjes het grootst? 2009c In welke jaren werden er meer dan 200 oliebollen verkocht? 2004, 2006, 2009d Werden er in 2004 meer of minder oliebollen verkocht dan in 2009? Meere Wat was het laagste aantal oliebollen dat de meisjes in een jaar verkochten? En het

hoogste aantal? 50 en 200 b f Hoeveel oliebollen werden er in al die jaren ongeveer verkocht? Ongeveer 1300 oliebollen. b g Wie hebben er in al die jaren meer oliebollen verkocht, de jongens of de meisjes?

De meisjes (680; jongens 620)

aantal oliebollen

meel gist melk krenten

a a 15 … 200 g …10 g …20 cl …100 g

a b 30 … 400 g …20 g …40 cl …200 g

c 45 … 600 g …30 g …60 cl …300 g

d 75 …1000 g …50 g …100 cl …500 g

b e 120 …1600 g …80 g …160 cl …800 g

CD 3 Kerststerren knippen.

Neem een vierkant vouwblaadje en een schaar.Vouw het vouwblaadje 3 keer dubbel.Knip dezelfde fi guur uit als op het plaatje en vouw het blaadje weer open.Bedenk zelf nog meer kerststerren. Meer antwoorden.

OliebollenVoor 15 oliebollen heb je nodig:200 g meel, 10 g gist , 20 cl melk, 100 g krenten.

aantal

uw het blaadje weer open.

blok 3

Page 13: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

12Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

Leerlingenboek 6, blok 4

6 blok 4

C 2 Welke breuk?

2 3 is gelijk aan 3

6

1 3 is gelijk aan 2

6

2 3 is gelijk aan 4

6

2 6 is gelijk aan 1

3

1 6 is gelijk aan 1

3

4 3 is gelijk aan 8

6

a a Welke breuken horen bij de pijltjes? b Welke breuken horen bij de pijltjes?

C 1 Hoe lang zijn de delen?

les 5 herhalen

a a Deze krentenwegge is 1 meter lang.

Hoe lang is 1 4 deel? 25 cm

Hoe lang is 3 4 deel? 75 cm

Hoe lang is 1 2 deel? 50 cm

b Deze krentenwegge is 120 cm lang.

Hoe lang is 6 8 deel? 90 cm

Hoe lang is 3 8 deel? 45 cm

Hoe lang is 7 8 deel? 105 cm

b c Een krentenwegge is 168 cm lang. Neem de tabel over en vul in.

deel 3 4

2 7

3 8

4 6

5 7

6 8

lengte … 126 cm … 48 cm … 63 cm … 112 cm … 120 cm … 126 cm

b c Welke zinnen zijn goed? Schrijf die in je schrift.

Neem de tabel over en vul in.C 3 Kijk goed naar de vormen.

0 113

23 0 12

646

vorm aantal hoeken

aantal randen

aantal vlakken

balk 8 12 …6

kubus …8 …12 …6

piramide …5 …8 …5

cilinder …0 …2 …3

LB6b_B4L01.indd 6 09-07-2010 14:31:31

Page 14: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

13Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– Are, hectare Weten dat are en hectare oppervlaktematen zijn, hoe deze worden uitgesproken en worden genoteerd. u Bij de ingang van het bos staat dat het bos 10 hectare is. Wat bedoelen ze daarmee,

de lengte of de oppervlakte of de inhoud?u Als een boer opgeeft hoeveel land hij heeft, dan zegt hij bijvoorbeeld: ‘15 ...’?

Kies uit: km, ha, m2, m, km3.

u Gebruik van are en hectare.

Leerlingenboek 7, blok 5

Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 5

47

werkschrift blz. 43 computer

les 4

C 1 Reken met oppervlakte.

a a Op hoeveel m2 grond staat deze schuur? 28 m2

a a Bereken de oppervlakte van lokaal 1. 200 m2

Bereken de oppervlakte van lokaal 2. 120 m2

b Hoeveel are zijn deze oppervlaktes? 1. 2 a; 2. 1,2 a. b c In elk lokaal zijn 24 kinderen. In welk lokaal hebben

de kinderen de meeste ruimte? Leg je antwoord uit. 1. iets meer dan 8 m2 per kind; 2. precies 8 m2 per kind. Dus in lokaal 1.

CD 3 Welk percentage hoort erbij of ligt er het dichtst bij?

a a 1 4 Kies uit: 4%%

20%%25%

1 10 Kies uit: 10%%

1%%50%

b 2 3 Kies uit:

65%5%

23%%

80%

1 6 Kies uit:

6%6%

60%%17%

b c 1 3 Kies uit:

30%%35%%

40%

1 8 Kies uit::

10%0%

12%%

15%

CD 4 Reken om. a a1000 cm3 = … 1 l

500 cm3 = … 1 2 l

10 dl = … 1 l

100 cl = … 1 l

b100 cm3 = … 1

10 l

200 cm3 = … 1 5 l

3 dl = … 3 10 l

2,5 dl = … 1 4 l

c1000 ml = … 1 l

200 ml = … 1 5 l

50 ml = … 1 20 l

150 ml = … 3 20 l

b d735 cl = … 7,35 l

5 cl = … 0,05 l

6 cl = … 0,06 l

15 ml = … 0,015 l

4 m 7 mhuis

tuin

20 m

6 m

8 m

15 m

C 2 Reken met oppervlakte.

47

Lokaal 1

20 m

10 m 8 m

15 m

Lokaal 2

b Lisa zegt: ‘De tuin is ongeveer 2 1 2 are groot.’

Heeft ze gelijk? Ja: 300 m2 – 48 m2 = 252 m2

b c Bij het huis wordt een garage gebouwd van 3 bij 4 m. Het hoeveelste deel van de totale oppervlakte is dan nog tuin? 240

300 = 4 5 deel

blok 5

10 m

10 m

are

LB7b_B5L01.indd 47 18-06-2010 10:28:58

Page 15: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

14Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– Ton Weten dat een ‘ton’ gebruikt wordt als benaming voor een gewicht van 1000 kg of voor een geldbedrag van 100.000 euro.u Betekenis van een ton. u De nieuwe terreinwagen weegt 7 ton. Wat betekent ‘7 ton’?u Iemand verdient 1 ton per jaar. Hoeveel geld is dat in euro’s?

Handleiding 7, blok 1

Toetsschrift 7, blok 1

9Alles telt Handleiding 7

Rekenwoorden– Ton– Kg

Lastige woorden– Zwaar– Licht (in de betekenis ‘niet zwaar’)

Waar gaat deze les over?

In deze les maken de leerlingen kennis met de gewichtsmaat ton. Een maat die veel wordt gebruikt in het verkeer en in de zware industrie. Een vrachtauto van bijna 22 ton staat model. Om een goed referentiekader te scheppen, worden in les 3 opgave 3 allerlei zware voorwerpen met elkaar vergeleken en in les 4 opgave 1 allerlei dieren. Wist u dat een zeeleeuw al bijna een ton weegt? Ook het afronden op hele of halve ton komt in een aantal opgaven aan de orde.

Taal en rekenen

TaaltipHet begrip ‘ton’ kan voor leerlingen moeilijk te bevatten zijn, omdat het eigenlijk een inhoudsmaat is. Ook wordt het begrip gebruikt om een hoeveelheid geld aan te duiden, maar het verwarrende is dat het dan om 100 000 (euro) gaat. Verder wordt het begrip in de autowereld gebruikt voor 100 000 km (op de teller).Eerst maar de inhoud:

– Zo rond als een ton.– Wij hebben thuis een regenton.– Die vrachtwagen laadt tonnen vis uit. – Dat zeilschip is 30 ton. (Daar passen letterlijk 30 tonnetjes in.)

Nu de rest:– Bij de loterij is een ton de hoofdprijs.– Die olifant weegt 5 ton.

Bespreekt u elke zin met de leerlingen en laat ze daarna de zinnetjes opschrijven op een los stuk papier. Op het bord hangen plaatjes van een dik fi guur, een regenton, een ton vis, een zeilschip, een loterijbriefje en een olifant. Wat hoort bij elkaar?

HL7_blok1.indd 9 08-06-2010 09:47:04

Page 16: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

15Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– Betekenis van voorvoegsels zoals milli-, centi-, kilo-

De betekenis weten van de voorvoegsels milli-, centi-, deci-deca, hecto- en kilo- en weten in welke maten deze voorvoegsels gebruikt worden.u Wat betekent ‘milli’? Bij welke maten wordt ‘milli’ gebruikt? Noem eens drie voorbeelden.u Wat betekent ‘kilo-’? Dus hoeveel meter is een kilometer? Noem nog eens enkele

voorbeelden waarin ‘kilo’ gebruikt wordt.

Handleiding 5, blok 5

49Alles telt Handleiding 5

Waar gaat deze les over?

In deze les gaat het om de meter, de kilometer, de decimeter en de centimeter. Niet alleen hun onderling verband komt aan de orde maar ook wanneer je deze maten gebruikt. De kinderen moeten ook gevoel krijgen voor de afstanden. Kon je vroeger met je eigen lichaamsmaten meten (voet, el, handspan, duim, enzovoort), nu is alles gestandaardiseerd.

Taal en rekenen

TaaltipIn deze les komen de maateenheden kilometer, meter, decimeter, centimeter en millimeter aan de orde. Deze komen ook in andere samenstellingen voor. Vraag of kinderen andere samenstellingen kennen (deciliter, milliliter).Bespreek met de kinderen het eerste deel van de samenstelling (kilo, deci, centi, en milli). Vertel de kinderen de betekenis van deze woorden: kilo is duizend, deci is een tiende deel, centi een honderdste deel en milli een duizendste deel. Op de liniaal is een en ander mooi te zien. Laat op de liniaal eerst een millimeter aanwijzen. Daarna 10 millimeter. Hoe kun je dat ook noemen? (cm) Dan de dm: hoeveel cm is dat? Nu overstappen op de bordliniaal. Laat weer 1 dm aanwijzen. Hoeveel dm gaan er in een m? (10). Hoeveel cm in 1 m? (100). Hoeveel mm in 1 m? (1000)

Rekenwoorden– km– m– dm– cm

Lastige woorden– Lengtemaat

HL5a_blok5.indd 49 05-01-2010 14:07:30

Page 17: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

16Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Wat betekent: decaliter’?u Hoe spreek je uit: 1 ml, 1 dam?

Schrijf verkort op: 9 millimeter, 12 centimeter.

Handleiding 8, blok 1

– (Standaard) oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2

Kunnen noteren en uitspreken van de oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2 en weten in welke situaties deze gebruikt worden. u Je wilt de oppervlakte van het terras doorgeven aan het bouwbedrijf om tegels te leggen.

Welke maat gebruik je: km², m², dm², cm² of mm²? Hoe spreek je deze maten uit?u Kies de juiste oppervlaktemaat.

Leerlingenboek 7, blok 2

Toetsschrift 7, blok 5

39Alles telt Handleiding 8

Waar gaat deze les over?

In deze les worden inhouden gemeten met liters (l), deciliters (dl), centiliters (cl) en milliliters (ml). De leerlingen leren welke van deze vier maten het handigste te gebruiken is bij kleine en grote inhouden. Het is lastig en moeilijker als je de verkeerde maat gebruikt. Vergelijk maar eens 2 liter met 2000 ml of 0,003 liter met 3 ml.Het is belangrijk dat de leerlingen referentiematen ontwikkelen. De inhouden van bekende voorwerpen als fl essen, blikken, dozen enzovoort, moeten vrij nauwkeurig geschat kunnen worden. Op potjes honing en jam wordt de inhoud vaak vermeld als 450 g in plaats van 450 ml.

Taal en rekenen

TaaltipOm de verschillende inhoudsmaten goed te kunnen omrekenen, moeten de leerlingen goed weten wat de termen deci, centi en milli betekenen. Zet nog eens op het bord:

– deci: een tiende, 1 10 of 10 keer zo klein;

– centi: een honderdste, 1 100 of 100 keer zo klein;

– milli: een duizendste, 1 1000 of 1000 keer zo klein.

Vergelijk deciliter, centiliter en milliliter ook met decimeter, centimeter en millimeter en met decigram, centigram en milligram.

Rekenwoorden– Liter– Deciliter– Centiliter– Milliliter

Lastige woordenN.v.t.

HL8a_blok1.indd 39 08-06-2010 09:21:53

70les 23

werkschrift blz. 21 maatschrift blz. 58 en 59 computer

C 1 Klopt de tekening van het tennispark?

1 mm2

C 2 Reken om.a 1 dm2 = … 100 cm2

0,5 dm2 = … 50 cm2

2 dm2 = … 200 cm2

4,3 dm2 = … 430 cm2

b 1 m2 = … 100 dm2

40 m2 = … 4000 dm2

4,5 m2 = … 450 dm2

0,45 m2 = … 45 dm2

c 1 km2 = 1 … 000 000 m2

0,5 km2 = … 500 000 m2

2 km2 = 2 … 000 000 m2

2,5 km2 = 2 … 500 000 m2

C 3 Welke maat hoort erbij? Kies uit:

800 m2 1 cm2 0,86 dm2 64 m2 444 km2 6 dm2

rekenboek 6 dm2; klaslokaal 64 m2, vingertop 1 cm2; eiland 444 km2; plein 800 m2; hand 0,86 dm2

4 m

Samen bespreken.

Curaçao

1 cm2

100 mm2

1 dm2

100 cm2

10 000 mm2

1 m2

100 dm2

10 000 cm2

1 km2

1 000 000 m2

blok 2

LB7a_B2L21.indd Sec1:70 21-12-2010 11:12:02

Page 18: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

17Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– (Standaard) inhoudsmaten m3, dm3, cm3

Weten welke standaardmaten gebruikt worden voor het aangeven van de inhoud, deze kunnen uitspreken en noteren. Weten dat 1 dm3 overeenkomt met 1 liter. En weten in welke situaties deze maten gebruikt worden.u Met welke kubieke inhoudsmaat zullen mensen aangeven hoeveel water er in het

zwembad zit? km3, m3, dm3, cm3 of mm3 . Hoe spreek je deze maten uit?

Leerlingenboek 7, blok 3

Toetsschrift 7, blok 5

u Standaardmaten.

Leerlingenboek 7, blok 2

110

werkschrift blz. 30 maatschrift blz. 26 en 27 computer

C 1 De tuin ophogen. Samen bespreken.1 m3 = 1000 dm3 = 1 000 000 cm3

1 dm3 = 1 liter

a Vader wil de tuin 5 cm ophogen. Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met aarde?b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er

genoeg aarde uit het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen?

C 2 Vul het badje.

8 l 10 l 1 la Met hoeveel emmers water krijg je het bad vol? 12 emmersb Met hoeveel tuingieters? 15 tuingietersc Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het

dan 115 keer vullen.

115 l

C 3 Kubieke meters. Samen bespreken.

a Zou jullie lokaal met deze kachel verwarmd kunnen worden?

b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 gas.

Hoe groot is de zeppelin dan ongeveer? Past hij in jullie lokaal of in het

schoolgebouw?

geschikt voor 32 m3

nu: € 1200

blok 3les 21

LB7a_B3L21.indd 110 16-12-2009 18:35:07

58

1 cm3

C 1 Hoeveel past erin?

les 13

werkschrift blz. 17 maatschrift blz. 46 en 47 computer

a

Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?

b

Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000

C 2 Hoeveel dm3 past erin?24

C 3 Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

lengte breedte hoogte inhoud

5 dm 4 dm 5 dm …100 dm3

6 dm 3 dm 8 dm …144 dm3

7 dm 7 dm 7 dm …343 dm3

C 4 De kubieke decimeter.a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in

1 kubieke decimeter (dm3)? 1000b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in

1 kubieke meter (m3)? 1000c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan

in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000

1 dm3

4 dm

2 dm

3 dm

(1 cm is in werkelijkheid 10 cm)

1 dm3

doos = 1 m3

1 m3

blok 2

LB7a_B2L11.indd Sec1:58 16-12-2009 18:51:46

Page 19: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

18Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.

Lengte, inhoud, gewicht en temperatuur kunnen afmeten en het meetresultaat correct opschrijven: met meetinstrumenten als liniaal, meetlat, rolmaat, meetlint, kilometerteller, maatbeker, personenweegschaal, keukenweegschaal, winkelweegschaal en (digitale) thermometer. u Lengte

– Met welke instrumenten kun je lengtes meten? (liniaal, meetlat, rolmaat, huishoudcenti-meter, kilometerteller) en wanneer gebruik je welk instrument als je iets wil meten? Kun je het verschil aangeven?

– Jip wil de lengte van de tuin meten. Wat kan hij het beste gebruiken? En voor het opmeten van het raam als je een nieuw raam nodig hebt?

En wat kun je het beste gebruiken als je een vogelkastje wil maken? Leg uit waarom.

Leerlingenboek 5, blok 1

Toetsschrift 5, blok 3Toetsschrift 5, blok 5Toetsschrift 6, blok 3 Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 6

16 blok 1

C 1 Wie is het langst?

C 2 Wie is in onze groep langer dan 1 m 40?

C 3 Wie staat er in het midden?

Abel zegt: Ik ben 141 cm. Lieke zegt: Ik ben 1 meter 38. Hamid zegt: Nou, ik ben precies anderhalve meter.

Sophie Jeroen Femke Ruben Mees Isis Julie 134 cm 147 cm 1 m 29 1 m 49 131 cm 1 m 45 140 cm

Alle zeven kinderen gaan naast elkaar staan. De kleinste staat helemaal links en de grootste rechts. Wie staat in het midden?

C 4 Schat hoe lang jullie juf of meester is.

werkschrift blz. 7 maatschrift blz. 16 en 17 computer

les 13

Page 20: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

19Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Inhoud– Hoeveel zit er in de maatbeker?

Leerlingenboek 6, blok 3

CD Hoeveel zit er in de maatbeker?

a a … ml … cl

a b … ml … cl

c … ml … cl

d … ml … cl

b e … ml … cl

200300400500600700800900

lm 0001

100200300400

100200300400500600700800900

lm 0001

100200300400500600700

100200300400500600700800900

lm 0001

100200300

100200300400500600700800900

lm 0001

100200300400500600700800900

1000

100200300400500600700800900

lm 0001

100200100

… l

Page 21: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

20Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Gewicht– De groenteweegschaal heeft op het display staan: 1,94. Welke maat hoort daarbij?

Hoeveel wegen die appels dan ongeveer?

Leerlingenboek 6, blok 4

21les 17

werkschrift blz. 38 computer

C 1 Met welke weegschaal weeg je?1 max. 100 g 2 max. 1 kg 3 max. 10 kg 4 max. 5 kg

a a Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. a b Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker.c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers.d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. b e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.

C 2 Met welke maat meet je? a aKies uit kg of g.

kanarie 12 …gkind 35 …kgauto 1200 …kgpot jam 450 …g

b

Kies uit km, m, cm of mm.

Amsterdam-Parijs 500 …kmspijkertje 15 …mmpen 15 …cmwoonkamer 850 …cm

b cKies uit l, dl of cl.

benzinetank 60 …lbeker slagroom 25 …clfl es limonadesiroop 7 …dlfl esje koffi emelk 50 …cl

CD 3 Bouw zelf.Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide.

a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpuntb Hoe hoog is de cilinder? 10 cm Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpuntenc Hoe hoog is de piramide? 6,5 cm Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten

blok 4

LB6b_B4L16.indd 21 09-07-2010 09:41:49

Page 22: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

21Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Temperatuur– Waar meet je allemaal de temperatuur van en wat voor een instrument heb je daarvoor

nodig? (water/bad, lichaam, woonkamer, buitentemperatuur)

Werkschrift 7, blok 1

Leerlingenboek 8, blok 6

even snel blz. 32 - 33 verder blz. 34 - 35 plus blz. 36 - 37 computer

C 1 Hoe hoog staat het kwik in de thermometer?Kleur het. a a

37 °C

a b

36,5 °C

c

36,8 °C

d

37,2 °C

e

maandag 36,4 °C

b f

dinsdag 1,5 °C hoger

C 2 Geef vakjes met gelijke maten dezelfde kleur.

a a 20 cm 0,5 m 0,2 m 50 dm 2 dm 50 cm 5 m 5 dm

b 60 cm 0,6 dm 6 cm 60 dm 6 m 0,60 m 6 dm 600 cm

b c 0,45 m 4,50 m 45 dm 4500 mm 45 m 450 dm 45 cm 4,5 m

CD 3 Tel verder. a a Tel verder met 0,5.

0 0,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6

b Tel verder met 0,6.

3,6 4,2 4,8 5,4 6 6,6 7,2 7,8 8,4 9 9,6 10,2 10,8

c Tel verder met 0,9.

1,8 2,7 3,6 4,5 5,4 6,3 7,2 8,1 9 9,9 10,8 11,7 12,6

b d Tel verder met 1,8.

3,2 5 6,8 8,6 10,4 12,2 14 15,8 17,6 19,4 21,2 23 24,8

3536

3738

3941

4240

3536

3738

3941

4240

3536

3738

3941

4240

3536

3738

3941

4240

3536

3738

3941

4240

3536

3738

3941

4240

CD 4 Zoek steeds 2 getallen waarvan het ene getal 2,5 groter is dan het andere getal.Geef ze dezelfde kleur.

24,5 5 21 11,5 8,5 22

15 6 17,5 2,5 18,5 9

10 blok 1les 21 en 22

CD Lees de thermometers af. a a Hoeveel graden

is het op de thermometers?

oC

b Hoeveel graden is het op de thermometers?

c Hoeveel graden is de temperatuur gestegen of gedaald?

d Hoeveel graden is de temperatuur gestegen of gedaald?

5

10

15

-5

0

-10

5

10

15

-5

0

-10

5

10

15

-5

0

-10

5

10

15

-5

0

-10

5

10

15

-5

0

-10

5

10

15

-5

0

-10

5

10

15

-5

0

-10

5

10

15

-5

0

-10

maandag dinsdag

Page 23: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

22Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Tijd– Op de wijzerklok zie je niet of het voor of na de middag is. Hoe zie je dat wel op een

digitale klok?– Weten hoe je informatie van een kalender kunt aflezen en weten welke informatie wel/niet.

Leerlingenboek 6, blok 3

les 12

werkschrift blz. 26 computer

C 1 Hoe laat is het?Schrijf de tijd op 2 manieren.

02.36 14.36

a a 04.00 en 16.00 b 01.16 en 13.16 c 05.12 en 17.12

b d 03.47 en 15.47 b e 12.08 en 00.08 b f 02.52 en 14.52

C 2 Is het ochtend, middag, avond of nacht? a a 02.00 nacht 17.00 middag 07.15 ochtend 19.24 avond

b 11.30 ochtend 01.35 nacht 15.46 middag 21.55 avond

b c 01.20 nacht 19.09 avond 23.01 avond 00.30 nacht

C 3 Hoe lang duurt het?Reken in minuten. a a Van 11.10 tot 11.50. 40 minVan 09.15 tot 09.45. 30 minVan 09.15 tot 10.00. 45 minVan 04.55 tot 05.00. 5 min

b Van 11.10 tot 12.20. 70 minVan 09.15 tot 13.15. 240 minVan 04.55 tot 05.45. 50 minVan 16.10 tot 20.00. 230 min

CD 4 Zet onder elkaar en reken uit. a a456 − 128 = 328638 − 274 = 364

b554 − 182 = 372793 − 557 = 236

b c2324 − 288 = 20361680 − 394 = 1286

b 0 . 6 e 3.16

Page 24: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

23Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 3

106les 18

werkschrift blz. 29 maatschrift blz. 22 en 23 computer

C 1 Hoe lang kijk jij televisie? Samen bespreken.

Hangen voor de buisHoewel het computeren steeds meer terrein wint, kijken kinderen nog altijd graag tv. Gemiddeld kijken kinderen 2 3 4 uur per dag.

C 2 De dag van Iris.Wat doet Iris op een dag? Van hoe laat tot hoe laat? Hoe lang duurt het?Samen bespreken.

C 3 Eerder en later.Welke tijden horen erbij?

3 kwartier eerder …06.15 …08.45 …10.00 …13.55 …21.10 …22.50 …8.14 …15.44

de tijd 07.00 09.30 10.45 14.40 21.55 23.35 08.59 16.29

3 kwartier later …07.45 …10.15 …11.30 …15.25 …22.40 …00.20 …9.44 …17.14

C 4 Wereldrecords schaatsen in 1947 en 2008.Hoeveel sneller wordt er nu geschaatst?

Neem de tabel over en reken de verschillen uit.

afstand 500 m 1500 m 5000 m 10 000 m

tijden in 1947 41,80 2.13,80 8.13,50 16.47,40

tijden nu 34,03 1.42,01 6.03,32 12.41,69

verschil …7,77 …31,79 …2.10,18 … 4.05,71

slapen

school

televisiekijken

overig

slapen school televisiekijken overig

0 3 6 9 12 15 18 21 24

2.13,80 is 2 minuten, 13 seconden en 80 honderdste seconden. 41,80 is 41 seconden en 80 honderdste seconden.

In 1947 won Jan Langedijk alle schaatsafstanden op natuurijs.

610

2 3 4

5 1 4

blok 3

LB7a_B3L16.indd Sec1:106 16-12-2009 18:39:10

Page 25: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

24Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)

Weten welke verschillende tijdseenheden er zijn (etmaal, uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand, dag, week, kwartaal) en in welke situaties die gebruikt worden.u Welke tijdmaat gebruik je?

Leerlingenboek 5, blok 4

Toetsschrift 7, blok 6

Werkschrift 7, blok 5

19blok 4

CD4 Maak de rijen af.Kijk goed naar de sprong.

a a

c

b

b d

6 13 20 27 34 41 48 55 25 44 63 82 101 120 139 158

10 55 100 145 190 235 280 325 65 92 119 146 173 200 227 254

CD5 Reken uit.Denk aan de tafels. a a …5 × 3 = 15 …6 × 4 = 24 …4 × 8 = 32 …3 × 6 = 18

b …6 × 5 = 30 …8 × 6 = 48 …5 × 9 = 45 …3 × 7 = 21

c …9 × 3 = 27 …7 × 6 = 42 …5 × 7 = 35 …4 × 9 = 36

b d …80 x 9 + 8 = 728 … 7 × 70 + 2 = 492 …90 x 6 + 10 = 550 … 9 x 90 + 12 = 822

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

CD6 Reken met de kalender. a a Hoeveel dagen telt de maand februari? 28 Hoeveel dagen tellen de 3 maanden samen? 90b Op welke dag valt 31 december 2012? Maandag Op welke dag valt 1 april 2013? Maandagc Hoeveel zondagen tel je? 13 Hoeveel weekends tel je? 13 b d Welke dag komt in dit kwartaal het minst voor? Maandag Telt dit kwartaal meer of minder dan 13 weken? Minder

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

zondag

januari 2013

1

2

3

4

5

6

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

30

31

1

2

3

29

31 maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

zondag

februari 2013

29

30

31

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

27

28

1

2

3

26

28 maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

zondag

26

27

28

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

27

28

29

30

31

26

1

3

4

5

6

7

2

25

maart 2013

7

CD7 Rekenen in het jaar 2013. a a Julia is op zaterdag 13 februari jarig.

En het is nu nog maar 30 januari. Over hoeveel dagen is Julia jarig? 14 Hoeveel weken is dat? 2b Julia’s vader is 4 weken na Julia jarig. Welke maand is dat? Maart En welke datum? 13 maart

c Is 2013 een schrikkeljaar? Nee Wanneer is het volgende

schrikkeljaar? 2016 b d Hoeveel dagen heeft het jaar 2013? 365 Hoeveel dagen is dat meer dan

52 weken? 1

les 15 oefenen

LB5b_B4L11.indd 19 10-02-2009 11:10:34

even snel blz. 32 - 33 verder blz. 34 - 35 plus blz. 36 - 37 computereven snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

47blok 5 47les 13 en 14

47

C 1 Welke zijn evenveel waard?Geef ze dezelfde kleur.

C 2 Kleur de grafi ek in.

voetballen 45%

turnen 25%

hockey 20%

paardrijden 35%

tennis 15%

atletiek 10%

CD 3 Vul in hoeveel je terugkrijgt.

De prijs is: Je moet betalen: Je geeft: Je krijgt terug:

a a € 63,89 € 63,90 € 100 € 36,10

a b € 18,15 € 18,15 € 20 € 1,85

c € 22,73 € 22,75 € 25 € 2,25

d € 65,28 € 65,30 € 100 € 34,70

b e 5 × € 5,34 € 26,70 € 30 € 3,30

b f 3 × € 12,28 € 36,85 € 40 € 3,15

CD 4 Vul de goede woorden in.

a De tijdsduur is de tijd van begin tot eind van iets.

b Een uur heeft 4 kwartieren.

c Een minuut heeft 60 seconden.

d Bij schaatsen wordt de tijd gemeten in honderdsten van seconden.

e De snelheid van een auto wordt gemeten in km per uur.

a a30%

10%

25%

0,3

1 op de 10

een kwart 3 10

1 10 1

4

b5%

50%

33%

0,05

1 op de 2

een op de 3

5 100

1 2

1 3

c

11%20%

66%0,11

1 op de 5

tweederde

11 100

1 5

2 3

b d12%

17%

40%0,12

1 6

2 op de 5

3 25

1 op de 6 2 5

Page 26: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

25Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Aantal standaard referentie-maten gebruiken (‘een grote stap is ongeveer een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter)

Verschillende veel voorkomende referentiematen kennen en kunnen gebruiken voor lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht, temperatuur, snelheid, tijd en geld.u Lengte/omtrek

– Een hele grote stap is ongeveer 1 meter.– Twee meter, dat is de hoogte van een deur of van een bed.

Leerlingenboek 7 en 8

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 1000

× 1000

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 1000

× 1000

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

afstand emmer: 10 l

lengte

oppervlakte

inhoud

inhoud

gewicht

pak melk: 1 l pak suiker: 1 kg handspan: 1 dm

bordliniaal

km

km2

1 ton

1000 kg

hm

hm2

kl

kg

dam

dam2

hl

hg

m

m2

m3

dal

dag

dm

dm2

dm3

l

g

cm

cm2

cm3

dl

dg

mm

mm2

cl

cg mg

ml

ha a ca

Schutblad_LB8.indd 2-3 16-06-2010 11:52:39

Page 27: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

26Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Oppervlakte– De oppervlakte van een hand van een volwassen persoon is ongeveer 1 dm2.

Leerlingenboek 8, blok 4

38 blok 4verder

CD 11 Kies het goede antwoord.a Welk getal kun je afronden op 1 1

2 miljard? 1. 1 516 894 023 2. 15 168 940 3. 1 516 894 4. 151 689

b Welk getal wordt afgerond op 3? 1. 2,49998 2. 2,5103 3. 2,096 4. 2,4555

CD 12 Reken uit.a Het Woordenboek der Nederlandse Taal heeft zo’n 44 000 bladzijden. Stel je voor: vanaf je

twintigste lees je elke dag 2 bladzijden. Hoe oud ben je dan als je het woordenboek uit hebt? 80 jaarb India is 3 287 782 km2 en Nederland ongeveer 42 000 km2. Hoeveel keer is India groter? 78 keer zo groot

CD 13 Reken handig.Kijk goed naar de getallen.a108 − 99 = 9

365 − 199 = 166

459 − 298 = 161

698 − 399 = 299

b 42 + 67 + 58 = 167

31 + 45 + 69 = 145

456 + 44 + 39 = 539

123 + 146 + 177 = 446

c 3 × 6 × 5 = 90

7 × 25 × 4 = 700

9 × 50 × 2 = 900

10 × 8 × 10 = 800

d12 × 8 × 1

3 = 32

1 2 × 4 × 16 = 32

0,3 × 6 × 10 = 18

30,8 × 13 × 100 = 40 040

CD 14 Reken uit.a7 × 2 = 147 × 0,2 = 1,47 × 0,25 = 1,757 × 0,125 = 0,875

b3 × 4 = 123 × 0,4 = 1,23 × 0,44 = 1,323 × 0,445 = 1,335

c9 × 25 = 2259 × 2,5 = 22,59 × 0,25 = 2,259 × 0,025 = 0,225

d 2 × 375 = 7502 × 37,5 = 752 × 3,75 = 7,52 × 0,375 = 0,75

CD 15 Welke maat hoort erbij?

Kies uit: cm2 dm2 m2 ha km2

a De oppervlakte van het boomblad is 13 …cm2

b Het bos is 9 …ha groot.c De oppervlakte van Nederland is ongeveer 42 000 …km2

d De oppervlakte van het schoolplein is 1250 …m2

e De oppervlakte van mijn handpalm is ongeveer 1 …dm2

CD 16 Reken uit.a 1 a = …100 m2

15 a = 1…500 m2

1 ha = 10 …000 m2

0,5 ha = 5…000 m2

b 1 dm2 = 1…00 cm2

0,5 dm2 = …50 cm2

3,5 dm2 = 3…50 cm2

35 dm2 = 35…00 cm2

c 100 ha = …1 km2

10 ha = …0,1 km2

1 ha = …0,01 km2

1000 ha = 1…0 km2

d 100 a = … 1 ha 1 a = 1…00 ca 0,5 ha = …50 a 0,25 ha = …25 a

LB8b_B4Les.indd 38 05-07-2010 17:41:44

Page 28: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

27Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Inhoud– Er kunnen ongeveer 6 glazen limonade uit een fles van 1,5 liter.– In een beker zit ongeveer 200 ml of 0,2 liter.

Leerlingenboek 8, blok 1

22

werkschrift blz. 9 maatschrift blz. 22 en 23 computer

les 18

C 1 Hoeveel zit erin? Samen bespreken.

8 × 20 cl

C 2 Hoeveel dl, cl en ml?

1 l = …10 dl …100 cl … 10001000 ml

1 dl = … 10 cl … 100 100 ml

1 cl = … 10 10 ml

C 3 Welke maten horen erbij?Kies uit l, dl, cl, ml.a Ik heb 45 …l benzine getankt.b In dit blik zit 80 …cl soep. c Het medicijnfl esje bevat 25 …ml neusdruppels.d Een halve liter slagroom is 5 …dl. e Het blikje bevat 0,3 …l frisdrank.f Potgrond wordt verkocht in zakken van 10 tot 50 …l .g Een plastic citroen bevat 100 …ml citroensap.h Een fl es afwasmiddel bevat 75 …cl.

0,7 l

Soeppan met glazen deksel. Inhoud 8 liter.

500 ml

500 ml

150 l

blok 1

Page 29: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

28Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Werkschrift 8, blok 6

u Gewicht– 1kg is het gewicht van 1 pak suiker.– Een volwassen persoon weegt ongeveer 80 kg.– Een gewone brief weegt ongeveer 20 gram.

Leerlingenboek 7, blok 3

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

53blok 6les 3 en 4

C 1 Hoeveel suiker zit erin?Gebruik je rekenmachine.

water + diksap samen gram suiker afgerond % suiker afgerond

a a 100 ml 25 ml 125 ml 22 18

b 200 ml 40 ml 240 ml 35 15

c 150 ml 30 ml 180 ml 26 14

b d 225 ml 35 ml 260 ml 31 12

CD 2 Hoeveel is het?

1 beker = 200 ml 1 kopje = 150 ml 1 eetlepel = 15 ml

1 dessertlepel = 10 ml 1 theelepel = 3 ml

a a

10 kopjes

7 1 2 bekers

b

10 eetlepels

c

3 1 3 theelepels

b d

13 1 3 eetlepels

20 dessertlepels

66 2 3 theelepels

CD 3 Vul in.

a a

100% 10% 5% 15% 25% 75%

40 4 2 6 10 30

b 30 3 1,5 4,5 7,5 22,5

c 6 0,6 0,3 0,9 1,5 4,5

b d

b e

b f

100% 4% 12% 40% 60% 30%

12 0,48 1,44 4,8 7,2 3,6

1,6 0,064 0,192 0,64 0,96 0,48

2 0,08 0,24 0,8 1,2 0,6

CD 4 Maak de puzzel.In elk vakje komt een cijfer.1

22

33

5 74

55

36

1 6 97

3 0 6

58

3 6 0 09

010

6 411

412

713

514

315

216

2 517

618

6 2 519

5 0 5 020

4 0

Horizontaal1 5000 – 2643.

4 LIII in cijfers.

6 13 × 13.

7 17 × 17 + 17.

8 Aantal seconden in 1 uur.

9 Cijfer dat de Romeinen niet kenden.

10 LXIV in cijfers.

12 10 000 – 2468.

16 16 × 16.

18 25 × 25.

19 Som van alle getallen tot en met 100.

20 XL in cijfers.

Verticaal1 3 × 7.

2 Aantal dagen in een jaar.

3 LIX in cijfers.

4 De helft van M.

5 20% van 1800.

7 Kleinste getal dat je door 12 en 9 kunt delen.

8 7 × 7 × 7 + 2 + 2.

11 CDL in cijfers.

13 7 × 8.

14 6 × 60 – 6 × 6.

15 1 4 deel van M.

16 Getal dat alleen door 5 te delen is.

17 5 × 13.

Appeldiksap bevat per 100 ml 88 g suiker.

b1,5 l

10 ml

91blok 3les 5 oefenen

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

CD 6 Zet de gewichten van licht naar zwaar. a a 5 g, 50 g, 150 g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20 kg.

20 kg 5 kg 5 g 0,5 kg 50 g 4000 g 150 g

b Rond kilogrammen eerst af op hele of halve tonnen.

auto 1512 kg ambulance 3295 kg

vrachtschip 17 200 ton tram 49 644 kg

jumbojet 359 ton caravan 516 kg

touringcar 17 889 kg

516 kg ( 1 2 ton), 1512 kg (1 1

2 ton), 3295 kg (3 1 2 ton), 17 889 kg (18 ton), 49 644 kg (49 1

2 ton), 359 ton,

17 200 ton.

CD 7 Kies de goede maat.Kies uit:

2 m 40 kg 0,3 l 6 m 350 kg 60 l 1 l 80 cm

1 2 3 4 5 6 7 8

a a Welke maat hoort erbij? 1: 40 kg; 2: 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm; 8: 350 kgb Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte: 7, 2, 6; gewicht: 1, 8; inhoud: 3, 4, 5. b c Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid is. Meer antwoorden.

CD 8 Reken uit.Rond de gewichten af.Deze auto weegt 1515 kg.

a a Hoeveel kilogram is dat meer dan 1 ton? 515 kgb Rond het gewicht af naar halve tonnen. 1 1

2 ton

c Er zitten 4 volwassenen in de auto. Hoeveel weegt de auto dan ongeveer? Kies het goede antwoord.1. 1600 kg2. 1800 kg3. 2 ton

b d Bij een brug staat een bord met MAXIMAAL DRAAGVERMOGEN 2 TON. Mag je met deze auto met 2 volwassenen, een volle tank van 60 liter en 4 koff ers van 18, 13, 20 en 22 kg over de brug? Waarom wel of niet? Reken het uit. Ja, de auto mag de brug over.

LB7a_B3L01.indd Sec2:91 16-12-2009 18:43:35

Page 30: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

29Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Temperatuur– Als je gezond bent heb je een temperatuur van ongeveer 37 graden.

u Tijd– Een wandelaar loopt ongeveer 5 km in een uur.– Je fietst ongeveer 15 km per uur.– Een auto rijdt op de snelweg vaak 120 km per uur.

Leerlingenboek 8, blok 3

u Geld– Hoe duur is een brood ongeveer?

C Snel, sneller, snelst.Welke snelheden horen erbij?

a b c

d e f

1

23

4

6

5

Page 31: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

30Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)

Kunnen hanteren van richting aanwijzingen als linksaf, rechtsaf, rechtdoor, naar/in het noorden, oosten, zuiden, westen, zowel bij het beschrijven als bij het volgen van een richting of route.u Aan de hand van de kaart van Nederland worden de begrippen noord, oost, zuid west

besproken. Ook wordt het conflict besproken, dat als je buiten staat, het noorden steeds op dezelfde plaats blijft, als je zelf draait: noord is dus niet altijd waar jouw neus naartoe staat.

u Een toerist vraagt je de weg te wijzen van de school naar de schouwburg in de stad. Vertel eens hoe hij moet lopen.

u Kijk op de kaart van de stad Amsterdam (zie internet). Beschrijf hoe je van de Dam naar het Station kunt lopen. Gebruik de woorden links en rechts, maar let erop dat je het beschrijft vanuit de persoon die daar loopt.

Page 32: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

31Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Gegevens van meetinstru-menten interpreteren; 23,5 op een kilometerteller betekent.....

Gegevens van meetinstrumenten kunnen interpreteren.u Na een fietstocht staat je kilometerteller op 42.27.

– Hoe ver heb je gefietst? Wat betekent .27 eigenlijk?

Leerlingenboek 8, blok 6

97

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

les 10 oefenen

Sport

Sport

Sport

Sport

Sport

Sport

Sport

Sport

Sport

Sport

CD 5 Reken met uren en minuten. Hoeveel uren en minuten zijn het?

a a 5 1 2 uur 2 1

4 uur 3 1 3 uur 1 1

6 uur

5 u. 30 min. 2 u. 15 min. 3 u. 20 min. 1 u. 10 min.

b 3 1 10 uur 4 3

4 uur 2 2 3 uur 5 5

6 uur 6 9 10 uur

3 u. 6 min. 4 u. 45 min. 2 u. 40 min. 5 u. 50 min. 6 u. 54 min.

Hoeveel uren zijn het?

c 1 dag (etmaal) 1 1 2 dag 2 1

3 dag

24 u. 36 u. 56 u.

b d 3 3 4 dag 1 5

6 dag 3 8 dag 2 7

8 dag 1 5 12 dag

90 u. 44 u. 9 u. 69 u. 34 u.

CD 6 Beantwoord de vragen. a a Wie is het verst? Luukb Hoeveel bladzijden heeft Luuk

gelezen? 60c Hoeveel bladzijden moet Sander nog

lezen? 80 b d Luuk leest 18 bladzijden in een uur.

Hoeveel tijd doet hij over de rest? 3 u. en 20 min.

CD 7 Wat is de afgelegde afstand?

CD 8 Halveer de getallen.Controleer je antwoorden door die weer te verdubbelen. a a50,50 25,2530,30 15,15 4,04 2,02

b20,20 10,118,18 9,0916,16 8,08

c16,4 8,215,4 7,715,1 7,55

b d1,1 0,551,01 0,5053,03 1,515

Ik heb deel gelezen.12

Ik heb deel gelezen.13

Luuk Sander

120 bladzijden

a a 9,7 km

19.40

29.10

b 31,35 km

56.06

87.41

c 12,68 km

18.49

31.17

b d 12,09 km

39.11

51.20

b e 19,38 km

84.56

103.94

blok 6

LB8b_B6L06.indd 97 06-07-2010 09:30:36

Page 33: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

32Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Meten met een maatbeker.

Werkschrift 7, blok 2

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

C 1 Kleur het goede deel van de buizen.Vul de breuk of het percentage in. Gebruik een liniaal.

C 2 Kleur het goede deel van de cirkels.Vul de breuk in. a a

50%

1

2

a b

25%

1 4

c

75%

3 4

d

10%

1 10

b e

60%

6 10

CD 3 Bekers vullen.Fleur giet elk pak leeg in de kan die eronder staat.Kleur steeds hoe hoog het sap of het water komt. a a b c b d b e

200300400500600700800900

1000ml

100

1 liter

200300400500600700800900

1000ml

100

1 liter

200300400500600700800900

1000ml

100

1 liter

50% 1

2

a a

25 %

1 4

a b

10 %

1 10

c

20%

1 5

d

75%

3 4

b e

40 %

2 5

water

50 cl

200 ml

appel sap

0,3 l

sinaas

appel

sap

250 ml

perensap

33 cl

multi

sap

12 blok 2les 1 en 2

200300400500600700800900

1000ml

100

1 liter

200300400500600700800900

1000ml

100

1 liter

Page 34: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

33Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Kim weegt een zak aardappels op de keukenweegschaal (maximaal 2 kg). De wijzer slaat helemaal naar rechts uit. Wat betekent dat?

u Lichaamstemperatuur meten.

Leerlingenboek 7, blok 3

– Aanduidingen op windroos (N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW)

u Kunnen gebruiken van de aanduidingen op de windroos of op een kompas: N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW.

u Waar staan de afkortingen N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW voor?

Leerlingenboek 6, blok 4

94

3.50

5.25 8.30 12.00

20.15

EindeStart wachten voorde brug

voorband Naomi opgepompt

evenpauze

les 8

werkschrift blz. 25 maatschrift blz. 10 en 11 computer

C 1 Lichaamstemperatuur meten.De temperatuur van Luuk. De temperatuur van Samira.

38,83

38,59

38,28

38,70

C 2 Kommagetallen.a Neem het schema over en zet deze

getallen erin.

2,10 7,05 17,17 70,07 107,07

H T E t h

2 , 1 0

7 , 0 5

1 7 , 1 7

7 0 , 0 7

1 0 7 , 0 7

b Schrijf deze getallen in woorden.

1,25 8,50 2,05 7,2

een en vijfentwintig honderdsten acht en vijftig honderdsten twee en vijf honderdsten zeven en twee tienden

C 3 Een fi etstochtje.Naomi en Manja maken een fi etstochtje.Ze schrijven de tussenstanden in kilometers op.a Hoeveel kilometer hebben ze gefi etst?

T E t hVoorbeeld EINDE 2 0 , 1 5 km

START 3 , 5 0 km–

Tussen start en einde 1 6 , 6 5 km

b Hoe lang zijn alle tussenstukken? 1,75 km + 3,05 km + 3,70 km + 8,15 km = 16,65 km

0

37

38

39

40

41

20 22 24 uur1816

tem

pera

tuur

(°C

)

De temperatuur om 24.00 uur: 38,90Samen bespreken.

blok 3

LB7a_B3L06.indd Sec1:94 16-12-2009 18:41:44

29

werkschrift blz. 41 computer

les 24

C 1 Reken met schaal.

C 2 Waar stond de fotograaf?

a a Hoe lang is dit stuk van de beek in het echt? Reken met de rekentabel.

1 cm 2 cm …8 cm

12 m …24 m …96 m

b Stel: 1 cm op de kaart is 12,5 m in het echt. Hoe lang is dit stuk van de beek dan in het echt? 100 m

a a In het …zuiden. b In het …noorden. c In het …oosten. b d In het …westen.

CD 3 Hoe laat is het nu? En over 10 minuten? a a b c b d b e

CD 4 Hoe laat is het? Geef 2 digitale tijden. a a a b c d b e

10 voor 11; 11 uur 13 voor 4; 3 voor 4 12 over 2; 22 over 2 4 voor 1; 6 over 1 1 voor 12; 9 over 12

11.00; 23.00 05.15; 17.15 07.45; 19.45 11.35; 23.35 11.01; 23.01

c Kies de goede windrichting. De boerderij ligt ten …ZO van de brug. b d Stel: 1 cm op de kaart is 9,8 m in het echt. Hoe lang is dit stuk

van de beek dan in het echt? 78,4 m

Kijk naar het plaatje bij opgave 1.

blok 4

LB6b_B4L21.indd 29 08-07-2010 13:26:15

Page 35: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

34Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Werkschrift 6, blok 4

u Neem een atlas en zoek een kaart van Nederland. Zoek Utrecht en Zeist op de kaart. Waar ligt Zeist dan ten opzichte van Utrecht? Kies uit: N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW. Welke plaats ligt ten NO van Utrecht?

– Alledaagse taal herkennen (‘een kuub zand’)

Veel gebruikte termen uit de dagelijkse taal kennen en kunnen interpreteren.u De klant bestelt 15 kuub zand bij het tuincentrum.

Hoeveel is dat, een kuub zand?u Je buurman wint op een dag de hoofdprijs van 2,5 ton. Hoeveel geld is dat?

– Een hectare is ongeveer 2 voetbalvelden

Weten dat een hectare ongeveer 2 voetbalvelden groot is (referentiemaat).u Op het nieuws hoorden we dat er een stuk bos is afgebrand van 250 hectare.

– Kun je je voorstellen hoe groot dat is, hoeveel voetbalvelden is dat?

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

41blok 4les 23 en 24

C 1 Teken en reken.

a a Teken met rood de weg van het station naar de school.

a b Teken met blauw de weg van de supermarkt naar de bibliotheek.

c Hoeveel cm is het op de

kaart van het station naar de

school? 8 cm

b d Hoe ver is het in het echt?

800 m

Meer antwoorden.

C 2 Ken je de windrichtingen?

a a Schrijf de windrichtingen in de goede hokjes:N, Z, O, W, NO, NW, ZO, ZW.

a b Welke windrichtingen liggen er tussen N en ZO?

NO, O

c Op maandag is er westenwind. Op dinsdag waait

de wind tegengesteld. Dan is er dus

oostenwind .

b d Kijk naar de plattegrond bij opgave 1. In welke

richting ligt de bibliotheek als je bij het station

staat? in het westen

CD 3 Teken de temperatuurgrafi ek.Sophie heeft op 1 dag elk uur de temperatuur opgemeten.

tijd °C

09.00 3

10.00 4

11.00 7

12.00 9

13.00 9

14.00 7

15.00 5

16.00 3

17.00 1

N

Z

OW

NW

ZW

NO

ZO

1

2

3

4

5

A B C D E

Randweg

Vondellaan

Stationsstraat

Schoolstraat

Rozensingel

Kerkstraat

Reigerstraat

1 cm = 100 m

supermarkt

station

school

bibliotheek

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

17.0016.0015.0014.0013.0012.0011.0010.0009.00

temperatuur in ºC

tijd

N

Page 36: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

35Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Eigen referentiematen ontwikkelen, (‘in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels’)

Begrijpen dat referentiematen handig zijn om je een voorstelling van een hoeveelheid te maken of om een hoeveelheid te schatten. Specifiek voor tijd het besef dat tijd relatief is. u Lengte

– De lengte van een schoolliniaal is 30 cm. Ik denk aan een liniaal als ik bijvoorbeeld moet schatten hoe lang een stuk stokbrood is.

– Hoeveel auto’s staan er ongeveer in 3 km file?– Hoe kun je dat berekenen? Wat kun je schatten?

u Gewicht– Als m’n moeder zegt dat ze 5 kg is afgevallen, denk ik altijd, dat zijn 5 pakken suiker. Dat is

best veel!u Oppervlakte

– Ik weet dat een voetbalveld ongeveer twee hectare is. Daar denk ik aan als ik hoor dat er ergens een stuk bos is afgebrand.

– Ik weet dat de zijkant van het schoolbord 1m2 is. Toen m’n vader vertelde dat mijn nieuwe slaapkamer 12 m2 was, moest ik aan het schoolbord denken.

Leerlingenboek 7, blok 3

105les 17

werkschrift blz. 28 computer

C 1 Bereken de korting.Wat is de nieuwe prijs?

a a € 45 a b € 4,50 c € 13,50 d € 3,60 b e € 3,51

C 2 Bereken de korting.Wat is de nieuwe prijs?

Bij Aapkes Bij Compu

met 10% korting

Bij Kamperman

met 20% korting

a a Hoeveel euro korting krijg je bij Compu? € 1,80

a b Hoeveel kost het spel bij Compu met korting? € 16,20

c Hoeveel kost het spel met korting bij Kamperman? € 16,40

b d In welke winkel is het spel het goedkoopst? Bij Aapkes

CD 3 Hoeveel is het ongeveer?Schat de maten. Meer antwoorden.

a a Hoe hoog is een deur?c Hoe breed is het bord in het klaslokaal?

b Hoe hoog is een auto?

b d Wat is de spanwijdte van je meester of juf?

€ 16 € 18 € 20,50

10%korting

op al onze

artikelen

€ 50 € 5 € 15 € 4 € 3,90

CD 4 Reken om.

a a 6 m = … 60 dm 8 m = …800 cm

b 12 cm = …1,2 dm 15 cm = …150 mm

c 1 m = …1000 mm 2,5 m = …2500 mm

b d 50 m = …0,05 km 67 m = …0,067 km

blok 3

LB7a_B3L16.indd 105 16-12-2009 18:39:09

Page 37: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

36Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

u Inhoud– Schat de inhouden.

Leerlingenboek 6, blok 5

Leerlingenboek 7, blok 3

u Tijd– Wanneer ‘vliegt’ de tijd? Waar ligt dat aan? Wanneer vind je dat iets ‘eindeloos lang’

duurt?– Naar mijn oma fietsen duurt twee keer zo lang als fietsen naar school.

80 blok 5verder

CD10 Reken uit.

a 234 − 111 = 123826 − 503 = 323756 − 438 = 318542 − 333 = 209

b 1657 − 352 = 13052628 − 106 = 25221847 − 503 = 13442674 – 608 = 2066

c 3428 − 1415 = 20133635 − 2324 = 13113543 − 1481 = 20622777 – 1855 = 922

d 4367 − 2134 = 22333382 − 1365 = 20174532 − 1630 = 29024734 – 1999 = 2735

CD11 Hoeveel kosten de planken?

aantal planken 2 20 200 400 600

prijs € …16 € …160 € …1600 € …3200 € …4800

Kun je het sneller uitrekenen? Laat zien hoe je rekent.

CD12 Hoeveel kost het betegelen van de keukenvloer?De vloer is 24 m2. Laat zien hoe je rekent.

50 × 50 cm€ 720

€ 8

€ 7,50

CD9 Welke inhoudsmaat hoort erbij?Kies uit liter, deciliter, centiliter, milliliter.a 5 dl b 1,5 l c 450 ml d 0,2 l e 33 cl

Zet de getallen onder elkaar. Werk van rechts naar links.

LB6b_B5Les.indd Sec1:80 08-07-2010 13:52:22

110

werkschrift blz. 30 maatschrift blz. 26 en 27 computer

C 1 De tuin ophogen. Samen bespreken.1 m3 = 1000 dm3 = 1 000 000 cm3

1 dm3 = 1 liter

a Vader wil de tuin 5 cm ophogen. Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met aarde?b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er

genoeg aarde uit het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen?

C 2 Vul het badje.

8 l 10 l 1 la Met hoeveel emmers water krijg je het bad vol? 12 emmersb Met hoeveel tuingieters? 15 tuingietersc Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het

dan 115 keer vullen.

115 l

C 3 Kubieke meters. Samen bespreken.

a Zou jullie lokaal met deze kachel verwarmd kunnen worden?

b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 gas.

Hoe groot is de zeppelin dan ongeveer? Past hij in jullie lokaal of in het

schoolgebouw?

geschikt voor 32 m3

nu: € 1200

blok 3les 21

LB7a_B3L21.indd 110 16-12-2009 18:35:07

Page 38: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

37Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn

Begrijpen dat een vierkante (centi-, deci-, kilo-)meter de grootte van een oppervlakte aangeeft, maar dat die oppervlakte verschillende vormen kan hebben. u Wat is een vierkante meter? u In de reclame folder staat dat de oppervlakte van de ronde trampoline 29 m2 is.

‘Dat kan toch niet’, zegt Joey. ‘De trampoline is rond, dan kun je toch niet zeggen hoeveel vierkante meter hij is?’ Wat denk jij?

u Bedenk verschillende rechthoeken die een oppervlakte hebben van 1 vierkante meter. Hoe doe je dat?

u Onze tuin heeft een ronde vorm en heeft een oppervlak van 90 m2. Welke lengte en breedte kan een rechthoekige tuin met dezelfde oppervlakte hebben? Zijn de tuinen nu even groot of toch niet?

Werkschrift 8, blok 3

C 1 Maak je eigen ontwerp.Teken op de plattegrond een kamer met woonkeuken en een aparte bijkeuken. De bijkeuken moet 9 m2 groot zijn en de keuken 20 m2. De schaal is 1 : 100.

a a Teken en kleur de bijkeuken. b Teken en kleur de keuken.

buren

tuin

straatkant

oprit

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

c Teken en kleur de kamer. b d De hal is 8 m2 groot en moet buiten de getekende lijnen komen. Teken en kleur de hal.

CD 2 Kleur de fi guren met dezelfde oppervlakte in dezelfde kleur.2 en 4 (2 cm2), 1, 5 en 6 (3 cm2), 3 en 7 (2,5 cm2).

1

2

3

4

7

6

5

Meer antwoorden.

31blok 3les 23 en 24

Page 39: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

38Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Betekenis van voorvoegsels zoals ‘kubieke’

Begrijpen dat het voorvoegsel ‘kubieke’ van het woord ‘kubus’ komt en een inhoudsmaat aangeeft. Je kunnen voorstellen dat er 10 x 10 x 10 kubieke centimeters in een kubieke decimeter gaan (idem kubieke decimeters in een kubieke meter, enzovoort). u Een kubieke meter kan 10 dm bij 10 dm bij 10 dm zijn, dan zit er 1000 dm3 in.

– Lieke zegt dat dat niet altijd zo is. ‘Een kubieke meter kan ook 20 dm bij 5 dm bij 10 dm zijn.’ Heeft Lieke gelijk? Leg eens uit.

Leerlingenboek 7, blok 2

u Kan een grote zak óók een inhoud hebben van 1 kuub? Waarom wel/niet?u Bestaat dan ook een kubieke kilometer? Hoe groot is dat? Wanneer zouden ze het over

kubieke kilometers hebben?

58

1 cm3

C 1 Hoeveel past erin?

les 13

werkschrift blz. 17 maatschrift blz. 46 en 47 computer

a

Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?

b

Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000

C 2 Hoeveel dm3 past erin?24

C 3 Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

lengte breedte hoogte inhoud

5 dm 4 dm 5 dm …100 dm3

6 dm 3 dm 8 dm …144 dm3

7 dm 7 dm 7 dm …343 dm3

C 4 De kubieke decimeter.a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in

1 kubieke decimeter (dm3)? 1000b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in

1 kubieke meter (m3)? 1000c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan

in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000

1 dm3

4 dm

2 dm

3 dm

(1 cm is in werkelijkheid 10 cm)

10 cm

10 c

m

10 c

m

10 c

m

schaal 1 : 10

1 dm3

doos = 1 m3

1 m3

blok 2

LB7a_B2L11.indd Sec1:58 16-12-2009 18:51:46

58

1 cm3

C 1 Hoeveel past erin?

les 13

werkschrift blz. 17 maatschrift blz. 46 en 47 computer

a

Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?

b

Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000

C 2 Hoeveel dm3 past erin?24

C 3 Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

lengte breedte hoogte inhoud

5 dm 4 dm 5 dm …100 dm3

6 dm 3 dm 8 dm …144 dm3

7 dm 7 dm 7 dm …343 dm3

C 4 De kubieke decimeter.a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in

1 kubieke decimeter (dm3)? 1000b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in

1 kubieke meter (m3)? 1000c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan

in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000

1 dm3

4 dm

2 dm

3 dm

(1 cm is in werkelijkheid 10 cm)

10 cm

10 c

m

10 c

m

10 c

m

schaal 1 : 10

1 dm3

doos = 1 m3

1 m3

blok 2

LB7a_B2L11.indd Sec1:58 16-12-2009 18:51:46

Page 40: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

39Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Oppervlakte- en inhoudsmaten relateren aan bijbehorende lengtematen

De relatie begrijpen tussen lengtematen en oppervlaktematen en tussen lengtematen, oppervlaktematen en inhoudsmaten en die relatie kunnen uitleggen.u Op een tekening zie je een balkon van een meter breed en drie meter lang. Kun je daarin

tekenen hoeveel vierkante meters de oppervlakte van het balkon is?u Relatie tussen cm, dm, en dm2.

leerlingenboek 7, blok 2

u Leg uit welke grootheden je meet met een meter, vierkante meter en een kubieke meter.

58

1 cm3

C 1 Hoeveel past erin?

les 13

werkschrift blz. 17 maatschrift blz. 46 en 47 computer

a

Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?

b

Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000

C 2 Hoeveel dm3 past erin?24

C 3 Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

lengte breedte hoogte inhoud

5 dm 4 dm 5 dm …100 dm3

6 dm 3 dm 8 dm …144 dm3

7 dm 7 dm 7 dm …343 dm3

C 4 De kubieke decimeter.a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in

1 kubieke decimeter (dm3)? 1000b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in

1 kubieke meter (m3)? 1000c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan

in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000

1 dm3

4 dm

2 dm

3 dm

(1 cm is in werkelijkheid 10 cm)

10 cm

10 c

m

10 c

m

10 c

m

schaal 1 : 10

1 dm3

doos = 1 m3

1 m3

blok 2

LB7a_B2L11.indd Sec1:58 16-12-2009 18:51:46

Page 41: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

40Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Redeneren welke maat in welke context past

Inzicht hebben in de geschiktheid van een maat in een situatie, zowel ten aanzien van de grootheid waar het om gaat, als ten aanzien van de verfijning van de maat. u Kiezen van de juiste maat.

Leerlingenboek 5, blok 5

Leerlingenboek 7, blok 3

70 blok 5

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

les 23

werkschrift blz. 51 maatschrift blz. 28 en 29 computer

C 1 Wat betekenen de getallen?

60

C 2 Welke maten horen erbij?Kies uit kilometer, meter, decimeter of centimeter.

Bedenk dingen van 1 km en van 1 m.Hoeveel cm is een m? 100 cm

C 3 Hoeveel meter en centimeter is het?1 km = 1000 m, 1 m = 10 dm, 1 dm = 10 cm, 1 m = 100 cma 1 m en 50 cm =…150 cm.b 2 m 36 cm = …236 cm.c Jordy is 1 m 75, dat is …175 cm.d Met de fi ets is het 2 km en 300 m. Dat is …2300 m.e Naar huis is het een halve km. Dat is …500 m.f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is …1500 m.

C 4 Schat de lengte en hoogte.Wat is de hoogte van het lokaal?Wat is de breedte van het lokaal?Hoe lang is jouw voet?Hoe ver is het naar de dichtstbijzijnde supermarkt?

Lokaal in meters, voeten in centimeters en naar de supermarkt in meters of kilometers.

Samen bespreken.

Samen bespreken.

Samen bespreken.

981

540

6 m 7 m

8 m

LB5b_B5L21.indd 3 10-02-2009 15:40:31

91blok 3les 5 oefenen

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

CD 6 Zet de gewichten van licht naar zwaar. a a 5 g, 50 g, 150 g, 0,5 kg, 4000 g, 5 kg, 20 kg.

20 kg 5 kg 5 g 0,5 kg 50 g 4000 g 150 g

b Rond kilogrammen eerst af op hele of halve tonnen.

auto 1512 kg ambulance 3295 kg

vrachtschip 17 200 ton tram 49 644 kg

jumbojet 359 ton caravan 516 kg

touringcar 17 889 kg

516 kg ( 1 2 ton), 1512 kg (1 1

2 ton), 3295 kg (3 1 2 ton), 17 889 kg (18 ton), 49 644 kg (49 1

2 ton), 359 ton,

17 200 ton.

CD 7 Kies de goede maat.Kies uit:

2 m 40 kg 0,3 l 6 m 350 kg 60 l 1 l 80 cm

1 2 3 4 5 6 7 8

a a Welke maat hoort erbij? 1: 40 kg; 2: 2 m; 3: 0,3 l; 4: 1 l; 5: 60 l; 6: 6 m; 7: 80 cm; 8: 350 kgb Zet de voorwerpen bij elkaar met dezelfde soort maateenheid. Lengte: 7, 2, 6; gewicht: 1, 8; inhoud: 3, 4, 5. b c Schat bij alle plaatjes wat het gewicht, de lengte en de inhoud in werkelijkheid is. Meer antwoorden.

CD 8 Reken uit.Rond de gewichten af.Deze auto weegt 1515 kg.

a a Hoeveel kilogram is dat meer dan 1 ton? 515 kgb Rond het gewicht af naar halve tonnen. 1 1

2 ton

c Er zitten 4 volwassenen in de auto. Hoeveel weegt de auto dan ongeveer? Kies het goede antwoord.1. 1600 kg2. 1800 kg3. 2 ton

b d Bij een brug staat een bord met MAXIMAAL DRAAGVERMOGEN 2 TON. Mag je met deze auto met 2 volwassenen, een volle tank van 60 liter en 4 koff ers van 18, 13, 20 en 22 kg over de brug? Waarom wel of niet? Reken het uit. Ja, de auto mag de brug over.

LB7a_B3L01.indd Sec2:91 16-12-2009 18:43:35

Page 42: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

41Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Spiegelen in 2D en 3D Begrijpen wat symmetrie is in 3D en 2D situaties. u Bekijk jezelf eens. Wat is er allemaal symmetrisch aan je lichaam? u Kijk eens om je heen. Welke voorwerpen zijn symmetrisch?u Spiegelen.

Leerlingenboek 8, blok 4

– Redeneren over symmetrische figuren

Redeneren over symmetrische figuren: kunnen uitleggen wat de spiegellijnen zijn en waarom en redeneren over de vraag wanneer en op welke manier figuren symmetrisch zijn.u Welke letters hebben een spiegelas? u Welke cijfers hebben een horizontale spiegelas?

Leerlingenboek 8, blok 4

26

werkschrift blz. 40 maatschrift blz. 56 en 57 computer

1 2 3

blok 4les 21

C 1 Waar kun je een spiegel plaatsen zonder dat het patroon verandert? Samen bespreken.

C 2 Maak de patronen verder af en kleur ze in.Gebruik het kopieerblad. Meer antwoorden.

C 3 Kijk goed naar deze fi guur.a Is de fi guur symmetrisch? b Teken de fi guur na. Breid hem dan zo uit

dat je zo veel mogelijk symmetrie-assen krijgt.

a Ja, er is een verticale symmetrie-as.b Vierkant van 8 bij 8 hokjes. Dan zijn er 4

symmetrie-assen.

LB8b_B4L21.indd 26 05-07-2010 17:24:33

30les 25 herhalen

C 1 Kies het goede antwoord. Op hoeveel verschillende manieren kun je de spiegel plaatsen zonder dat het patroon verandert?

a a b b c Hoeveel symmetrie-assen heeft de fi guur als het een plat vlak is?

b d Hoeveel symmetrie-assen heeft de fi guur als het een bol is?

1. 12. 23. 44. 8

1. 02. 23. 54. 10

1. 02. 13. 24. meer dan 10

1. 02. 13. 24. meer dan 10

C 2 Zoek de symmetrie bij cijfers.Bij spiegelsymmetrie kun je een spiegellijn trekken.

C 3 Reken uit met je rekenmachine. a a 6,7 + 9 × 6,7 = 67(5,2 + 5,2 : 4) : 13 = 0,5

b 25 + 0,7 × 30 − 23 = 23(25 + 0,7) × (30 – 23) = 179,9

b c1,5 × 16 : 3 + 7 : 0,5 = 221,5 × 16 : (3 + 7) : 0,5 = 4,8

C 4 Schrijf de sommen over. Plaats zelf haken zodat het antwoord klopt.2 haken zijn steeds voldoende. a a17 + 3 × 25 = 50024 : 3 + 5 = 3 (17 + 3) × 25 = 50024 : (3 +5) = 3

b72 : 3 : 4 × 6 = 172 : 3 − 4 : 5 = 472 : 3 : (4 × 6) = 1 (72 : 3 − 4) : 5 = 4

b c 5,5 × 2 − 1 × 3 = 305,5 × 2 − 1 × 3 = 16,5(5,5 × 2 − 1) × 3 = 30 5,5 × (2 − 1) × 3 = 16,5

C 5 Reken uit. Maak er als je het kunt 1 som van.De moeder van Puck koopt 2 handdoeken en 4 washandjes. (2 × € 5,75 + 4 × € 0,95) : 2 = € 7,65

NU 50% korting! € 0,95

per stuk

1 2 3

4 5 6

7 8 9

a a Welke van deze cijfers zijn op geen enkele manier symmetrisch? 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 9b Welk cijfer of welke cijfers zijn op 1 manier spiegelsymmetrisch? de 3 c Welk cijfer of welke cijfers zijn op 2 manieren spiegelsymmetrisch? de 8 b d Welk cijfer of welke cijfers zijn puntsymmetrisch? de 8

€ 5,75per stuk

blok 4

LB8b_B4L21.indd 30 05-07-2010 17:24:42

Page 43: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

42Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

u Teken een figuur dat een horizontale én een diagonale spiegelas heeft. Vertel waar je op moet letten als je een spiegelas zoekt.

Leerlingenboek 8, blok 4

Leerlingenboek 8, blok 6

27

werkschrift blz. 40 computer

les 22

C 1 Is de fi guur symmetrisch?

C 2 Bekijk deze regelmatige zeshoek.Gebruik een spiegel.

a a Is de fi guur symmetrisch als je een spiegel op C en F zet? Ja

b Op hoeveel manieren kun je spiegelen als je een spiegel op de hoekpunten zet zoals in vraag a? 3

c Hoe kun je de spiegel nog anders neerzetten? Door de middens van de zijden (3 x).

b d Op hoeveel manieren is de fi guur puntsymmetrisch? 1 manier: in het middelpunt.

CD 3 Welk kommagetal hoort bij de pijl? a a

1. 5,32. 5,83. 5,94. 6,0

b

1. 5,202. 5,253. 5,154. 5,11

b c

1. 5,72. 5,703. 5,84. 5,83

5 6 5 6 5 6

A B

C

DE

F

CD 4 Reken uit. a a7500 + 7500 = 15 000 750 + 750 = 1500 75 + 75 = 150 7,5 + 7,5 = 15

b100 – 0,1 = 99,9100 – 0,01 = 99,99 10 – 0,1 = 9,9 10 – 0,01 = 9,99

c12 500 × 0,01 = 125 1250 × 0,1 = 125 125 × 1 = 125 12,5 × 10 = 125

b d8642 : 10 = 846,28642 : 100 = 86,428642 : 1000 = 8,642 864,2 : 10 = 86,42

a a Is de linkerhelft het spiegelbeeld van de rechterhelft? Ja

b Is de bovenste helft het spiegelbeeld van de onderste helft? Ja

c Hoeveel symmetrie-assen heeft de fi guur? 6 b d Hoeveel kubussen tel je? 6

blok 4

LB8b_B4L21.indd 27 05-07-2010 17:24:35

113

werkschrift blz. 61 computer

les 24blok 6

C 1 Bekijk deze fi guur.

C 2 Teken en kleur.

C 3 Teken na.

a a Hoeveel vierkanten tel je binnen het grote vierkant? 6b We spreken af dat het grootste witte vierkant een oppervlakte 1 heeft. Hoe groot is dan het

volgende witte vierkant? 1 4

c En wat is de oppervlakte van de andere witte vierkanten? 1 16 – 1

64 – 1 256 – 1

1024

b d Milan zegt: ‘De witte vierkanten zijn samen 1 3 deel van de hele fi guur.’ Heeft hij gelijk? Leg je

antwoord uit. Ja, rechts en boven de witte vierkanten zie je even grote groene vierkanten.

1 2 3 4

Maak er een kubus van.

a a Kijk goed naar de fi guren. Teken ze na op ruitjespapier. Kleur fi guur 1 in met 3 verschillende kleuren. Meer antwoorden.

b Kleur zo ook de fi guren 2 en 3 in met 3 kleuren. Zorg voor regelmaat en symmetrie. Meer antwoorden. b c Hoeveel kleuren heb je nodig bij fi guur 4 zonder dat rechthoeken met dezelfde kleur aan elkaar

grenzen? Bedenk dat eerst en kleur de fi guur daarna in. 3 kleuren

a a b b c

De fi guren zullen verschillen.

LB8b_B6L21.indd 113 22-12-2010 09:40:30

Page 44: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

43Domein Meten en meetkundeA. Notatie, taal en betekenis

– Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur – Meetinstrumenten– Tijd en geld – Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Meetkundige patronen voortzetten (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn)

Begrijpen hoe meetkundige patronen moeten worden voortgezet (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn).u Een gegeven patroon doorzetten/afmaken, bijvoorbeeld van kralen aan een ketting of een

vloer met een tegelpatroon. Kun je dat patroon ook verder inkleuren?u Patronen knippen en kleuren. u Bij een gegeven reeks analyseren wat het patroon is en op basis daarvan de volgende figuur

bepalen.

Werkschrift 8, blok 4

u Draaien en voortzetten.

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

C 1 Maak de patronen af.

a a

b

b c Teken de fi guur na en geef gelijke vierhoeken dezelfde kleur.

CD 2 Teken alle 7 tangramstukken in deze fi guren. De 2 grote driehoeken liggen er al.

b b c

a a

blok 440les 21 en 22

Page 45: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

44Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– 1 dm3 = 1 liter = 1000 ml Het verband kennen tussen verschillende inhoudsmaten:1 dm3 = 1 liter = 1000 ml u In een kan van 1 liter past precies 10 dl water, 100 cl water of 1000 ml water.

Wat is juist?– 1 dm3 = 10 dl 10 dm3 = 100 liter– 1000 cl = 1 dm3 10 liter = 100 dl

1 dm3 = 1 liter = 1000 ml.– Hoeveel ml zit er dan in 0,1 dm3?

Leerlingenboek 7, blok 3

Toetsschrift 6, blok 3Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 4Toetsschrift 7, blok 5

111les 22

werkschrift blz. 30 computer

C 1 Hoeveel past erin?1 dm3 = 1 liter

1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l

a a Verander de maten van het aquarium in decimeters. 10 dm × 5 dm × 5 dm

a b Hoeveel dm3 water past er in het aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3

a c Hoeveel liter is dat? 250 l

C 2 Reken om. a a1 m3 = 1000 dm3

4 m3 = … 4000 dm3

0,5 m3 = … 500 dm3

0,1 m3 = … 100 dm3

b 1 l = 1 dm3

0,5 l = … 0,5 dm3

1000 l = … 1 m3

500 l = … 0,5 m3

c 5 l = 5 dm3

6000 l = … 6000 dm3

7000 l = … 7 m3

8500 l = … 8,5 m3

b d1,7 m3 = … 1700 l2,4 dm3 = … 2400 cm3

3,8 m3 = … 3800 l0,01 m3 = … 10 l

CD 3 Welke kwartalen zijn er?Het jaar bestaat uit 4 kwartalen. De maanden januari, februari en maart horen bij het 1e kwartaal. a a Welke maanden horen bij het 2e, 3e en 4e

kwartaal? a b Welk jaar is het nu?c Welk kwartaal heeft de minste dagen? b d Hoeveel dagen duurt de tweede helft van

het jaar langer dan de eerste helft?

CD 4 Hoe laat is het?

a a Hoe laat is het over 10 minuten?

09.10 09.20 10.55 11.05 15.50 16.00 11.58 12.08

b Hoe laat was het 10 minuten geleden?

08.55 08.45 06.03 05.53 00.05 23.55 23.01 22.51

b c Hoe laat was het 1 uur en 15 minuten geleden?

07.00 05.45 03.20 02.05 16.02 14.47 00.12 22.57

1 m

m12

2 m

6 dm

7 dm

a 2e kwartaal: april, mei, juni; 3e kwartaal: juli, augustus, september 4e kwartaal: oktober, november, december.

c Het 1e kwartaal, als het geen schrikkeljaar is. In dat geval hebben het 1e en 2e kwartaal evenveel dagen.

d 3 dagen langer in een gewoon jaar, 2 dagen langer in een schrikkeljaar.

d Hoeveel liter water past er in dit aquarium? 20 × 6 × 7 dm3 = 840 dm3 = 840 l

b e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is dat? 160 l minder.

blok 3

LB7a_B3L21.indd 111 16-12-2009 18:35:11

Page 46: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

45Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

Leerlingenboek 8, blok 1

19

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

les 15 oefenen

CD 7 Vul aan. a a tot 1000795 + …205795 + 205795 + = 1000201 + …799 201 + 799 201 + = 1000493 + …507 493 + 507 493 + = 1000901 + … 99 = 1000

b tot 10 0005108 + … 48925108 + 48925108 + = 10 0004998 + … 5002 4998 + 5002 4998 + = 10 0007506 + … 2494 7506 + 2494 7506 + = 10 0008999 + … 1001 8999 + 1001 8999 + = 10 000

b c tot 100 00093 905 + 6 …095095 = 100 00050 001 + 49 …999 999 = 100 00090 500 + 9 …500 500 = 100 00099 960 + … 40 = 100 000

CD 8 Reken uit. a a Hoeveel liter zit er in 2 fl essen? 1 literb Hoeveel zit er in een fl es die halfvol is? 0,25 l of 1

4 lc Hoeveel fl essen heb je nodig voor 3 liter sap? 6 b d Hoeveel fl esjes van 0,2 l kun je vullen met 0,5 l sap? 2 1

2 of 2,5

CD 9 Reken om. a a Hoeveel liter is het? 1 l – 2

5 l – 1 10 l (1 l – 0,5 l – 0,1 l)

c Elise leest een boek van 50 bladzijden. Welk deel heeft Elise gelezen? 1

10 – 1 5 – 2

5 (0,1 – 0,2 – 0,4)

2030405060708090

100

10

cl

2030405060708090

100

10

cl

2030405060708090

100

10

cl

2030405060708090

100

10

cl

2030405060708090

100

10

cl

2030405060708090

100

10

cl

b d En hier? 1 2 – 9

10 – 1 (0,5 – 0,9 –1)

na 5 blz. na 10 blz. na 20 blz. na 25 blz. na 45 blz. na 50 blz.

CD 5 Reken uit je hoofd. a a3 × 5 = 153 × 0,5 = 1,55 × 5 = 255 × 0,5 = 2,5

b4 × 8 = 324 × 0,8 = 3,27 × 0,8 = 5,69 × 0,8 = 7,2

c 6 × 7 = 420,6 × 7 = 4,20,6 × 4 = 2,40,6 × 8 = 4,8

b d 0,8 × 8 = 6,40,9 × 7 = 6,30,4 × 1 = 0,40,4 × 0,1 = 0,04

CD 6 Reken uit. a a6 × 10 = 600,6 × 10 = 63,5 × 10 = 354,6 × 10 = 46

b4 × 100 = 4000,4 × 100 = 400,04 × 100 = 45,1 × 100 = 510

c234 × 10 = 2340 68,3 × 10 = 683 6,38 × 10 = 63,8427 × 10 = 4270

b d 2,34 × 0,1 = 0,23423,7 × 0,1 = 2,3710,57 × 0,1 = 1,05718,3 × 0,1 = 1,83

b Hoeveel liter nu? 1 4 l – 3

4 l – 7 10 l (0,25 l – 0,75 l – 0,7 l)

blok 1

Page 47: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

46Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening

Een 3D object herkennen in een 2D representatie, zoals in een plattegrond, uitslag, bouwplaat, vooraanzicht, patroontekeningu Er zijn foto’s van een piramide, een kubus, een balk. Maak van elk figuur een bouwplaat.

Waar let je dan op?

Leerlingenboek 6, blok 4

Toetsschrift 5, blok 5Toetsschrift 8, blok 2Toetsschrift 8, blok 6

4

werkschrift blz. 33 maatschrift blz. 34 en 35 computer

les 3

C 1 Welke vormen herken je in de gebouwen en tenten?

C 2 Wat zie je in de klas?

C 3 Welke bouwplaat hoort erbij?

kegel1, 3 en 4

cilinder1, 3 en 5

piramide2, 9 en 6

kogel ofbol 8

balk7 en 6

blokje ofkubus 7

Zoek voorwerpen die deze vorm hebben. Meer antwoorden.

piramide kegel kubus kogel cilinder balk

1 D 2 C 3 B 4 A

1

A B C D

1 D 4 A

23 4

5 6

7

89

blok 4

LB6b_B4L01.indd 4 09-07-2010 14:31:17

Page 48: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

47Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Denk aan een dobbelsteen. Hier zie je bouwplaten van de dobbelsteen. Waar moeten dan de andere stippen staan?

u Welke plattegrond hoort bij welk huis?

Werkschrift 6, blok 4

Leerlingenboek 6, blok 4

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

33les 3 en 4

blok 4

C 1 Welke vormen horen erbij?Maak vast.

a piramide b kegel c balk d balk e kogel

f kubus g piramide h kogel i cilinder j cilinder

C 2 Kleur de bouwplaten waarmee je het doosje kunt maken.a

Figuur 1 en 3.

1 2 3

b

Figuur 1 en 2.

1 2 3

CD 3 Reken uit. a a b b c

9 7 5 7 8 4 9 4 5

5 2 2 − 4 5 7 − 2 6 8 −

9 0 0 − 5 0 0 = 4 0 0 7 0 0 − 4 0 0 = 3 0 0 9 0 0 − 2 0 0 = 7 0 0

7 0 − 2 0 = 5 0 8 0 − 5 0 = 3 0 4 0 − 6 0 = − 2 0

5 − 2 = 3 4 − 7 = − 3 5 − 8 = − 3

4 0 0 + 5 0 + 3 = 4 5 3 3 0 0 + 3 0 − 3 = 3 2 7 7 0 0 − 2 0 − 3 = 6 7 7

CD 4 Reken uit. a a21 − 5 = 16

30 − 8 = 22

23 − 4 = 19

31 − 7 = 24

b42 − 6 = 36

34 − 8 = 26

73 − 5 = 68

95 − 8 = 87

c 53 − 5 = 48

90 − 7 = 83

73 − 6 = 67

82 − 8 = 74

b d 121 − 12 = 109

351 − 34 = 317

281 − 53 = 228

482 − 67 = 415

k lllllllllll

21les 17

werkschrift blz. 38 computer

C 1 Met welke weegschaal weeg je?1 max. 100 g 2 max. 1 kg 3 max. 10 kg 4 max. 5 kg

a a Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. a b Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker.c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers.d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. b e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.

C 2 Met welke maat meet je? a aKies uit kg of g.

kanarie 12 …gkind 35 …kgauto 1200 …kgpot jam 450 …g

b

Kies uit km, m, cm of mm.

Amsterdam-Parijs 500 …kmspijkertje 15 …mmpen 15 …cmwoonkamer 850 …cm

b cKies uit l, dl of cl.

benzinetank 60 …lbeker slagroom 25 …clfl es limonadesiroop 7 …dlfl esje koffi emelk 50 …cl

CD 3 Bouw zelf.Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide.

a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpuntb Hoe hoog is de cilinder? 10 cm Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpuntenc Hoe hoog is de piramide? 6,5 cm Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten

blok 4

LB6b_B4L16.indd 21 09-07-2010 09:41:49

Page 49: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

48Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

Leerlingenboek 8, blok 1

C 1 Vakantiebungalows bekijken.

les 13

a Welke bungalow heeft de grootste woonkamer? Iris (28,36 m2).

b Welke woning heeft de kleinste keuken? Margriet (9,3 m2).

c De familie De la Torre wil een vakantiebungalow kopen. Welke bungalows kunnen ze kiezen? Iris en Tulp.

Dit zijn hun eisen.

Woonkamer:minstens 25 m2.Er moet een hoge kast van 4,60 m breed in de woonkamer pass en.

Te koop vakantiebungalows

‘Margriet’

‘Tulp’

‘Iris’

W = woonkamerS1 = slaapkamerS2 = slaapkamerK = keukenH = hal

Reken de oppervlakte van elke kamer uit.Woonkamer 27 m2, slaapkamer 1 13,2 m2, slaapkamer 2 13,95 m2, keuken 9,3 m2, hal 4,5 m2

C 3 Verschillende kamers.a Welke kamers hebben dezelfde oppervlakte? 1 en 2; 4 en 5.b Hoe groot zijn de kamers? 1 en 2 zijn 24 m2 ; 4 en 5 zijn 16 m2; 3 is 35 m2.c Als 1 cm in het echt 1 m is, wat worden dan de oppervlaktes? 4 keer zo klein: 6, 4 en 8,75 m2.d Worden de tekeningen dan groter of kleiner? Even groot.

2 m

1

2

3

45

mer pass en.

Page 50: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

49Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– 1 m3 = 1000 liter Relatie/samenhang kennen tussen de verschillende inhoudsmaten. u Weet je de samenhang?

Leerlingenboek 7 en 8

Toetsschrift 7, blok 2Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 4Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 2Toetsschrift 8, blok 5

u Hoeveel liter gaat er in 1 m3?u Hoeveel dl gaat er in een liter? Dus hoeveel in 1 m3?

Leerlingenboek 7, blok 3

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 1000

× 1000

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 1000

× 1000

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

afstand emmer: 10 l

lengte

oppervlakte

inhoud

inhoud

gewicht

pak melk: 1 l pak suiker: 1 kg handspan: 1 dm

bordliniaal

km

km2

1 ton

1000 kg

hm

hm2

kl

kg

dam

dam2

hl

hg

m

m2

m3

dal

dag

dm

dm2

dm3

l

g

cm

cm2

cm3

dl

dg

mm

mm2

cl

cg mg

ml

ha a ca

Schutblad_LB8.indd 2-3 16-06-2010 11:52:39

111les 22

werkschrift blz. 30 computer

C 1 Hoeveel past erin?1 dm3 = 1 liter

1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l

a a Verander de maten van het aquarium in decimeters. 10 dm × 5 dm × 5 dm

a b Hoeveel dm3 water past er in het aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3

a c Hoeveel liter is dat? 250 l

C 2 Reken om. a a1 m3 = 1000 dm3

4 m3 = … 4000 dm3

0,5 m3 = … 500 dm3

0,1 m3 = … 100 dm3

b 1 l = 1 dm3

0,5 l = … 0,5 dm3

1000 l = … 1 m3

500 l = … 0,5 m3

c 5 l = 5 dm3

6000 l = … 6000 dm3

7000 l = … 7 m3

8500 l = … 8,5 m3

b d1,7 m3 = … 1700 l2,4 dm3 = … 2400 cm3

3,8 m3 = … 3800 l0,01 m3 = … 10 l

CD 3 Welke kwartalen zijn er?Het jaar bestaat uit 4 kwartalen. De maanden januari, februari en maart horen bij het 1e kwartaal. a a Welke maanden horen bij het 2e, 3e en 4e

kwartaal? a b Welk jaar is het nu?c Welk kwartaal heeft de minste dagen? b d Hoeveel dagen duurt de tweede helft van

het jaar langer dan de eerste helft?

CD 4 Hoe laat is het?

a a Hoe laat is het over 10 minuten?

09.10 09.20 10.55 11.05 15.50 16.00 11.58 12.08

b Hoe laat was het 10 minuten geleden?

08.55 08.45 06.03 05.53 00.05 23.55 23.01 22.51

b c Hoe laat was het 1 uur en 15 minuten geleden?

07.00 05.45 03.20 02.05 16.02 14.47 00.12 22.57

1 m

m12

2 m

6 dm

7 dm

a 2e kwartaal: april, mei, juni; 3e kwartaal: juli, augustus, september 4e kwartaal: oktober, november, december.

c Het 1e kwartaal, als het geen schrikkeljaar is. In dat geval hebben het 1e en 2e kwartaal evenveel dagen.

d 3 dagen langer in een gewoon jaar, 2 dagen langer in een schrikkeljaar.

d Hoeveel liter water past er in dit aquarium? 20 × 6 × 7 dm3 = 840 dm3 = 840 l

b e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is dat? 160 l minder.

blok 3

LB7a_B3L21.indd 111 16-12-2009 18:35:11

Page 51: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

50Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– 1 km2 = 1 000 000 m2 = 100 ha

Het verband kennen tussen verschillende oppervlaktematen:1 km2 = 1000.000 m2 = 100 ha, 1 ha = 100 are en 1 are = 100 m2.u Weet je de samenhang?

Leerlingenboek 7 en 8

Toetsschrift 7, blok 2Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 5

u Een bos heeft een oppervlakte van 10 km2. De VVV wil dit in een folder omzetten naar hectare. Hoeveel hectare is het bos dan?

Leerlingenboek 8, blok 1

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 1000

× 1000

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 1000

× 1000

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

afstand emmer: 10 l

lengte

oppervlakte

inhoud

inhoud

gewicht

pak melk: 1 l pak suiker: 1 kg handspan: 1 dm

bordliniaal

km

km2

1 ton

1000 kg

hm

hm2

kl

kg

dam

dam2

hl

hg

m

m2

m3

dal

dag

dm

dm2

dm3

l

g

cm

cm2

cm3

dl

dg

mm

mm2

cl

cg mg

ml

ha a ca

Schutblad_LB8.indd 2-3 16-06-2010 11:52:39

4

Geheel compleet

€ 20 750

129 m

84 m 75 m

133 m151 m

63 m

les 3

werkschrift blz. 3 maatschrift blz. 4 en 5 computer

C 1 Te koop: 3 recreatiewoningen met een stuk bos.Bij elke bungalow hoort een stuk bos van ongeveer 1 hectare.Bij welke bungalow hoort het grootste stuk bos? bungalow 2

Weet je nog?1 ha = 10 000 m2

Nu ga ik rekenen:

1 5 1

6 3 ×

3 × 1 5 1 = 4 5 3

6 0 × 1 5 1 = 9 0 6 0 +

9 5 1 3

C 2 Reken uit op je eigen manier.Probeer eerst te schatten.a 3 × 26 = 7820 × 26 = 52023 × 26 = 598

b 8 × 48 = 38430 × 48 = 144038 × 48 = 1824

c 7 × 133 = 93140 × 133 = 532047 × 133 = 6251

d 6 × 154 = 92450 × 154 = 770056 × 154 = 8624

C 3 Geld lenen van de bank.

Jelle koopt een nieuwe auto en moet daarvoor geld lenen.a Hoe oud is de auto als Jelle de lening heeft afbetaald? Bijna 5 jaar: 4 jaar en 11 maandenb Hoeveel betaalt Jelle in totaal als hij kiest voor optie 1? En voor optie 2 en 3?

geleend bedragbetalen per maand

looptijd Totale kosten

optie 1 € 5750 € 115 59 maanden € 21 785

optie 2 € 12 500 € 250 59 maanden € 23 000

optie 3 € 20 750 € 415 59 maanden € 24 485

1 9513 m2

2 10 836 m2 3 9975 m2

Even controleren: 150 × 60 = 9000.In elk geval 3 × 150 meer, en ik zit dicht bij 9513.

blok 1

Page 52: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

51Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

5les 4

werkschrift blz. 3 computer

C 1 Reken uit. a a 4 × 19 = 7640 × 19 = 76013 × 26 = 33813 × 38 = 494

b 8 × 36 = 28830 × 36 = 108038 × 36 = 136847 × 18 = 846

c 2 × 132 = 26460 × 132 = 792062 × 132 = 818442 × 154 = 6468

b d15 × 114 = 171052 × 114 = 592823 × 126 = 289858 × 126 = 7308

C 2 Vergelijk en bereken.

a a Hoeveel m2 is de eerste parkeerplaats? 18 000 m2

b Wat is de grootste parkeerplaats? En wat is de oppervlakte daarvan? 2: 18 225 m2

c Bereken de oppervlakte van de parkeerplaats die niet de grootste en niet de kleinste is. 3: 18 200 m2

b d Hoeveel ha is elke parkeerplaats? 1: 1,8 ha; 2: 1,8225 ha; 3: 1,82 ha

P

100 m

180 m

P

135 m

135 m

P

130 m

140 m

CD 3 Hoeveel procent?1 5% 2 20% 3 60% 4 80%

a a Van welke strook is 20% gekleurd? 2b Welke percentages horen bij de andere stroken? b c Teken een strook die voor 35% gekleurd is. Tot midden tussen het 3e en 4e streepje.

1 2 3

CD 4 Reken uit je hoofd. a a240 + 600 = 840380 + 400 = 780600 + 170 = 770400 + 280 = 680

b930 − 800 = 130720 − 600 = 120800 − 450 = 350700 − 620 = 80

c2400 + 500 = 2900 2400 + 50 = 24502400 + 5 = 2405 240 + 50 = 290

b d2200 − 700 = 15004100 − 800 = 33009000 − 4500 = 45007000 − 4200 = 2800

blok 1

Page 53: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

52Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

u Maak het rijtje eens af:1 m2 = 1000 dm2 = ......... cm2 = .......... mm2

Leerlingenboek 7, blok 2

70les 23

werkschrift blz. 21 maatschrift blz. 58 en 59 computer

C 1 Klopt de tekening van het tennispark?

1 mm2

C 2 Reken om.a 1 dm2 = … 100 cm2

0,5 dm2 = … 50 cm2

2 dm2 = … 200 cm2

4,3 dm2 = … 430 cm2

b 1 m2 = … 100 dm2

40 m2 = … 4000 dm2

4,5 m2 = … 450 dm2

0,45 m2 = … 45 dm2

c 1 km2 = 1 … 000 000 m2

0,5 km2 = … 500 000 m2

2 km2 = 2 … 000 000 m2

2,5 km2 = 2 … 500 000 m2

C 3 Welke maat hoort erbij? Kies uit:

800 m2 1 cm2 0,86 dm2 64 m2 444 km2 6 dm2

rekenboek 6 dm2; klaslokaal 64 m2, vingertop 1 cm2; eiland 444 km2; plein 800 m2; hand 0,86 dm2

4 m

Samen bespreken.

Curaçao

1 cm2

100 mm2

1 dm2

100 cm2

10 000 mm2

1 m2

100 dm2

10 000 cm2

1 km2

1 000 000 m2

blok 2

LB7a_B2L21.indd Sec1:70 21-12-2010 11:12:02

Page 54: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

53Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten

– km → m– m → dm, cm, mm– l → dl, cl, ml– kg → g → mg

In betekenisvolle situaties veelvoorkomende maten kunnen herleiden, ook herleiden van een kleinere maat naar een grotere, waarbij met komma’s gewerkt wordt:u Lengte

van km naar hm en m– Op de fietspaddenstoel staat dat het naar het zwembad nog 2,5 km is. Hoeveel meter is

dat? Of: Dat is 2 km en … m van m naar dm, cm en mm

– Meters, centimeters en millimeters.

Leerlingenboek 7, blok 1

Leerlingenboek 7, blok 4

LengteToetsschrift 6, blok 1Toetsschrift 8, blok 5Toetsschrift 8, blok 6

OppervlakteToetsschrift 7, blok 2Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 1Toetsschrift 8, blok 2Toetsschrift 8, blok 5

InhoudToetsschrift 6, blok 3Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 1Toetsschrift 8, blok 2Toetsschrift 8, blok 5Toetsschrift 8, blok 6

GewichtToetsschrift 8, blok 6

30 blok 1

450 km

Oslo

BerlijnLonden

Barcelona

Amsterdam

Rome

Moskou

les 25 herhalen

C 1 Reken om.

1 m = 100 cm

a aMaak er centimeters van.1,65 m = … 165 cm 1,50 m = … 150 cm 2,01 m = … 201 cm 0,96 m = … 96 cm

C 2 Reken om. a a0,01 m = 1 cm

0,05 m = … 5 cm

0,10 m = …10 cm

0,50 m = …50 cm

b

0,20 m = …20 cm

0,95 m = …95 cm

0,67 m = …67 cm

0,99 m = …99 cm

c

1 10 m = …10 cm 1 2 m = …50 cm 1 5 m = …20 cm

3 10 m = …30 cm

b d1 1

10 m = … 11 dm

1 1 2 m = … 15 dm

2 2 5 m = … 24 dm

5 7 10 m = … 570 cm

C 3 Meet de afstanden in het park.Gebruik je liniaal.

a a Hoe groot is de afstand tussen 2 streepjes? 1 cm

Welke afstand is dat in werkelijkheid? 100 mb Hoe ver is het van de blauwe stip naar het

rode blokje? Neem de kortste weg langs de perken. 7 1

2 cm + 2 1 2 cm = 10 cm = 1000 m = 1 km

c Je loopt van de blauwe stip helemaal naar beneden en gaat daar naar rechts. Wat is dan de afstand tot het rode blokje? 4 cm + 7 1

2 cm + 1 1 2 cm = 13 cm = 1300 m

b d De schaal is 1 : …10 000

C 4 Hoe ver is het vliegen?Gebruik je liniaal. Rond de maten af op halve centimeters.

a a Hoe lang is de schaallijn? 1 cm Hoeveel kilometer is dat in werkelijkheid? 450 km Van Amsterdam naar Londen is … km. 1 cm = 450 kmb Van Amsterdam naar Barcelona is … km. 2 1

2 cm = 1125 km Van Amsterdam naar Berlijn is ... km. 1 1

2 cm = 675 kmc Van Amsterdam naar Oslo is … km. 2 cm = 900 km Van Amsterdam naar Rome is … km. 3 1

2 cm = 1575 km b d Tussen welke plaatsen is de vliegafstand 3600 km? 8 cm; van Barcelona naar Moskou.

0 500 m

bMaak er meters van.200 cm = … 2 m 143 cm = … 1,43 m 75 cm = … 0,75 m 90 cm = … 0,90 m

b cMaak er meters of centimeters van. 3 m = …300 cm120 cm = …1,20 m 3,1 m = …310 cm 18 cm = …0,18 m

LB7a_B1L21.indd Sec1:30 16-12-2009 19:12:30

CD Hoeveel centimeter is het?Reken om.

a a100 cm

… cm

… cm

… cm

b

… cm m = … cm m = … cm m = … cm

c

… cm

… cm

… cm

… cm

b d… cm

… cm

… cm

… cm

m dm cm

: :

× ×

Page 55: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

54Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Omtrek– De lengte van je kamer is 320 cm en de breedte 220 cm. Je wilt een nieuwe plint. Hoeveel

meter heb je nodig (tel de deur even niet mee)?

Leerlingenboek 6, blok 1

Leerlingenboek 6, blok 2

29les 24

werkschrift blz. 11 computer

C 1 Tegels leggen.

C 2 Reken uit.Doe het zo.

a a4 × 12 = 486 × 13 = 785 × 15 = 753 × 14 = 42

b18 × 7 = 12623 × 3 = 6916 × 4 = 6412 × 8 = 96

c5 × 17 = 857 × 13 = 916 × 21 = 1264 × 24 = 96

b d 8 × 17 = 13616 × 9 = 14423 × 8 = 184 7 × 46 = 322

C 3 Reken uit. a a21 : 3 = 732 : 4 = 860 : 5 = 1278 : 6 = 13

b57 : 8 = 7 res t 167 : 7 = 9 r 484 : 9 = 9 r 340 : 3 = 13 r 1

c72 : 4 = 1884 : 6 = 1495 : 5 = 1984 : 7 = 12

b d 83 : 3 = 27 r 2 92 : 8 = 11 r 4 87 : 4 = 21 r 3167 : 5 = 33 r 2

CD 4 Welke maat hoort erbij?1 2 3 4

423 …cm 824 …cm 15 …m 60 …dm

a a Kies de goede maat: cm, dm of m.b Hoe lang is een volwassen man ongeveer? 1 m 75 tot 2 mc Hoe hoog is een vuurtoren ongeveer? 30 tot 60 m b d Hoe hoog is het huis op plaatje 4 ongeveer? 10 tot 15 m

6 × 12 = 6 × 10 + 6 × 2 dus 60 + 12 = 72

220 cm

120 cm ... cm

120 cm

20 cm

10 cm

a a Hoeveel tegels passen er in de lengte? 11 a b Hoeveel tegels passen er in de breedte? 12c Hoeveel tegels zijn er nodig? 132d De vloertegels worden verkocht in dozen van

10 stuks. Hoeveel dozen zijn er nodig? 14 dozen (anders heb je 2 tegels tekort) b e 1 doos tegels kost 40 euro. Losse tegels neemt

de winkel terug. Wat kost de tegelvloer? € 528

blok 1

59les 14

werkschrift blz. 17 computer

C 1 Pablo maakt een terras.De tegels zijn 50 cm bij 50 cm.Meet het terras. a a Hoeveel tegels heeft hij nodig? 96 tegelsb Pablo legt in het midden 1 grote tegel

van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel kleine tegels heeft hij dan nog nodig? 92 tegels

b c Daarna vervangt hij in iedere hoek de kleine tegels door een tegel van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel tegels liggen er als het terras klaar is? 5 grote en 76 kleine tegels

CC 2 Meet en reken. a a Meet met je liniaal de lengte en de

breedte van deze plattegrond. Hoe groot is het weiland in het echt?

180 meter lang, 120 meter breedb De boer maakt een hek om het

weiland. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 600 meter

b c De boer heeft een grasmaaier van 120 cm breed. Hoeveel banen moet hij maaien? 100 banen of 150 banen, afhankelijk van de richting.

C 3 Teken en reken uit.Rosa’s tafel is 140 cm bij 70 cm. Ze legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm overheen. a a Hoeveel is het kleed langer dan de tafel? 60 cm Hoeveel is het kleed breder dan de tafel? 50 cmb Hoe ver hangt het kleed over de tafel? 25 cm en 30 cm b c Rondom het kleed komt een groene band en een rode band. Rosa heeft 13 meter band. Hoeveel band houdt Rosa over? 20 cm

CD 4 Schrijf het op in andere maten.

Schrijf het op in meters en centimeters. a a 360 cm = … 3 m en … 60 cm a b 753 cm = … 7 m en … 53 cmc 288 cm = … 2 m en … 88 cmd 1206 cm = …12 m en … 6 cm b e 2860 cm = …28 m en … 60 cm

Schrijf het op in kilometers en meters. a f 1800 m = …1 km en … 800 m a g 2600 m = …2 km en … 600 mh 3050 m = …3 km en … 50 mi 2450 m = …2 km en … 450 m b j 5004 m = …5 km en … 4 m

Weet je nog? 1 m = 100 cm; 1 km = 1000 m

1 cm = 1 m

1 cm = 20 m

blok 2

Page 56: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

55Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Oppervlakte– Je wilt laminaat in je kamer gaan leggen. De lengte is 320 cm en de breedte 220 cm.

Hoeveel m2 laminaat moet je kopen?

Leerlingenboek 6, blok 2

83

CD 5 Tel verder.

a 6300 6600 6900 7200 7500 7800 8100 8400 8700 9000

b 4700 5000 5300 5600 5900 6200 6500 6800 7100 7400

c 3200 3600 4000 4400 4800 5200 5600 6000 6400 6800

d 8900 9400 9900 10 400 10 900 11 400 11 900 12 400 12 900 13 400

CD 6 Reken uit.

a b c d e f2 3 8 2 2 1 8 4 6 1 3 3 7 2 5 1 6 4 5 2 2 1 8

6 7 5 3 7 3 6 1 2 8 6 4 3 6 7 3 4 8 6 7 4 54 3 3 + 1 8 9 3 + 3 2 7 4 + 1 2 3 5 + 4 5 6 8 + 5 4 3 2 +

1 3 4 6 7 8 4 7 9 1 7 3 9 3 2 7 9 6 9 9 8 3 9 5

CD 7 Vergelijk deze weilanden.1 cm = 20 m

Boer Witte

a Welke boer heeft het grootste weiland? De weilanden zijn even groot.b De boeren maken zo’n hek om hun weiland:

Hoeveel meter prikkeldraad heeft elke boer nodig? Witte: 1440 m; Maas: 1080 m.c Wat valt je op? De oppervlakte is gelijk, maar de omtrek verschilt.d Boer Witte wil het liefst een vierkant weiland. Waarom wil hij dat, denk je? Minder

prikkeldraad nodig, dus dat is goedkoper.

Boer Maas

Page 57: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

56Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 6, blok 5

Leerlingenboek 7, blok 2

63les 17

werkschrift blz. 48 computer

C 1 Hoeveel planken passen er in de kamers? a a 80 b 70

C 2 Splits de maten en zet ze in een schema.

b c Wat kosten beide vloeren als 10 planken € 35 kosten? € 280 en € 245

a a cm mm

1,5 cm = … 1 cm + …5 mm12,4 cm = 12 cm + 4 mm 8,9 cm = 8 cm + 9 mm32,6 cm = 32 cm + 6 mm

CD 3 Pak dit pakket goed in.

a a Heb je genoeg aan 6 m touw? Schat eerst en reken daarna precies uit. b Heb je genoeg aan 5 m touw? b c Als het pak 2 x zo hoog is, hoeveel

meter meer touw heb je dan nodig?

b m dm cm

1,85 m = 1 m + 8 dm + 5 cm21,12 m = 21 m + 1 dm + 2 cm14,68 m = 14 m + 6 dm + 8 cm62,04 m = 62 m + 0 dm + 4 cm

b c m dm cm

10,02 m = 10 m + 0 dm + 2 cm425,42 m = 425 m + 4 dm + 2 cm600,00 m = 600 m + 0 dm + 0 cm228,40 m = 228 m + 4 dm + 0 cm

4,80 m

5 m

2,40 m

1,20 m

7,50 m

a Ja, 2 × 75 + 4 × 50 + 6 × 25 = 150 + 200 + 150 = 500 cm = 5 mb Nee, dan kun je geen knoopje leggen.c 6 × 25 cm = 150 cm =1,5 m

Dat doe je zoals op het plaatje.

75 cm

50 cm

25 cm

vloerplanklengte 2,50 mbreedte 120 mm1 cm = 1 m

blok 5

LB6b_B5L16.indd 63 21-12-2010 11:58:23

72 blok 2les 25 herhalen

C 1 Reken uit. a a 52 : 4 = 13 72 : 6 = 12126 : 7 = 18152 : 8 = 19

b 92 : 4 = 23126 : 6 = 21 87 : 3 = 29130 : 5 = 26

c225 : 9 = 25176 : 8 = 22162 : 6 = 27168 : 7 = 24

b d192 : 6 = 32252 : 7 = 36156 : 4 = 39129 : 3 = 43

C 2 Knip het touw in gelijke stukken.Hoe lang is elk stuk? a a Op de bol zit 120 m touw. Knip het in 4 gelijke stukken. 30 m Knip het in 3 gelijke stukken. 40 m Knip het in 6 gelijke stukken. 20 m Knip het in 12 gelijke stukken. 10 m

b Op de bol zit 168 m touw. Knip het in 2 gelijke stukken. 84 m Knip het in 3 gelijke stukken. 56 m Knip het in 6 gelijke stukken. 28 m Knip het in 8 gelijke stukken. 21 m

C 3 Leg de tegels.

b c Op de bol zit 945 m touw. Knip het in 3 gelijke stukken. 315 m Knip het in 5 gelijke stukken. 189 m Knip het in 7 gelijke stukken. 135 m Knip het in 9 gelijke stukken. 105 m

De oppervlakte van 1 tegel is 1 m2.

a a Hoeveel hele tegels zijn er nodig om vloer 1 te kunnen leggen? 5 Hoe groot is de oppervlakte? 5 m2

a b Hoe groot is de oppervlakte van vloer 2? 8 m2

c Hoe groot is de oppervlakte van vloer 3? 5 m2

b d Hoe groot is de oppervlakte van vloer 4? 7 1 2 m

2

C 4 Kies een vloerbedekking.Evelien krijgt nieuwe vloerbedekking in haar kamer.Tapijt kost € 38 per m2; tegels kosten € 59 per m2.

a a Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van de kamer? 20 m2

b Hoeveel kost het als Evelien tapijt koopt? 20 × € 38 = € 760.c Hoeveel kosten de tegels meer dan het tapijt? 20 × € 21 = € 420 b d De tegels zijn vierkanten van 25 cm. Hoeveel tegels heeft

Evelien nodig? 16 × 20 = 320.

8Knip het in 2 gelij

Knip het in 3 gelijk Knip het in 6 gelijk Knip het in 8 gelijke

1 2 3 4

5 m

4 m

LB7a_B2L21.indd Sec2:72 16-12-2009 18:47:38

Page 58: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

57Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Inhoudvan l naar dl, cl en ml– Herleiden van inhoudsmaten.– Voor een gerecht heb je ¾ liter melk nodig. Hoeveel liter is dat? Hoeveel ml is dat?

Leerlingenboek 6, blok 2

Leerlingenboek 7, blok 5

Leerlingenboek 8, blok 1

67les 20 oefenen

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

CD 4 Romy en José gooien pijltjes.In elke beurt 3 pijltjes.

Romy José

86 135

93 91

81 59

a a In de eerste beurt haalde Romy 86 punten. Hoe heeft ze gegooid? 2 × 18, 1 × 50 Kan het ook anders? 1 × 45, 1 × 23, 1 × 18b Hoe heeft José in haar eerste beurt gegooid? 2 × 50, 1 × 35c Hoeveel punten heeft ieder? Wie heeft er gewonnen? Romy 260 punten, José 285, José b d Hoe hebben Romy en José in hun andere beurten gegooid? Romy 2e beurt: 2 × 35,

1 × 23, 3e beurt: 2 × 23, 1 × 35; José 2e beurt: 2 × 23, 1 × 45, 3e beurt 2 × 18, 1 × 23.

CD 5 Hoeveel zit erin?

100 ml 300 ml 750 ml 1000 ml

a a 3 parfumfl esjes: …300 ml 10 parfumfl esjes: … 1000 ml … 1 l 5 melkpakken: … 5000 ml … 5 l 15 melkpakken: 15 … 000 ml …15 l

b 6 shampoofl esjes: … 1800 ml …1 l en … 800 ml 15 shampoofl esjes: … 4500 ml …4 l en … 500 ml 4 wijnfl essen: … 3000 ml …3 l 10 wijnfl essen: … 7500 ml …7 l en … 500 ml

b c Hoeveel fl essen heb je nodig voor 15 liter wijn? 20 fl essen wijn b d Hoeveel fl esjes heb je nodig voor 15 liter shampoo? 50 fl essen shampoo

CD 6 Hoeveel zit er in de maatbeker?Weet je nog?

a a … 250 ml a b … 150 ml a c … 750 ml d …90 cl e …50 cl b f Hoeveel ml is alles bij elkaar? … 2550 ml …2 l en … 550 ml

50

45

18

3523

1 l = 1000 ml 1 l = 100 cl

200300400500600700800900

1000ml

100200100

200300400500600700800900

1000ml

100100200300400500600700800900

1000ml

100200300400500600700

100200300400500600700800900

1000ml

100200300400500600700800900

100200300400500600700800900

1000ml

100200300400500

100

blok 2

47

werkschrift blz. 43 computer

les 4

C 1 Reken met oppervlakte.

a a Op hoeveel m2 grond staat deze schuur? 28 m2

a a Bereken de oppervlakte van lokaal 1. 200 m2

Bereken de oppervlakte van lokaal 2. 120 m2

b Hoeveel are zijn deze oppervlaktes? 1. 2 a; 2. 1,2 a. b c In elk lokaal zijn 24 kinderen. In welk lokaal hebben

de kinderen de meeste ruimte? Leg je antwoord uit. 1. iets meer dan 8 m2 per kind; 2. precies 8 m2 per kind. Dus in lokaal 1.

CD 3 Welk percentage hoort erbij of ligt er het dichtst bij?

a a 1 4 Kies uit: 4%%

20%%25%

1 10 Kies uit: 10%%

1%%50%

b 2 3 Kies uit:

65%5%

23%%

80%

1 6 Kies uit:

6%6%

60%%17%

b c 1 3 Kies uit:

30%%35%%

40%

1 8 Kies uit::

10%0%

12%%

15%

CD 4 Reken om. a a1000 cm3 = … 1 l

500 cm3 = … 1 2 l

10 dl = … 1 l

100 cl = … 1 l

b100 cm3 = … 1

10 l

200 cm3 = … 1 5 l

3 dl = … 3 10 l

2,5 dl = … 1 4 l

c1000 ml = … 1 l

200 ml = … 1 5 l

50 ml = … 1 20 l

150 ml = … 3 20 l

b d735 cl = … 7,35 l

5 cl = … 0,05 l

6 cl = … 0,06 l

15 ml = … 0,015 l

4 m 7 mhuis

tuin

20 m

6 m

8 m

15 m

C 2 Reken met oppervlakte.

47

Lokaal 1

20 m

10 m 8 m

15 m

Lokaal 2

b Lisa zegt: ‘De tuin is ongeveer 2 1 2 are groot.’

Heeft ze gelijk? Ja: 300 m2 – 48 m2 = 252 m2

b c Bij het huis wordt een garage gebouwd van 3 bij 4 m. Het hoeveelste deel van de totale oppervlakte is dan nog tuin? 240

300 = 4 5 deel

blok 5

10 m

10 m

are

LB7b_B5L01.indd 47 18-06-2010 10:28:58

23

werkschrift blz. 9 computer

les 19

C 1 Wat is juist?Kies het goede antwoord. a a1. In een volle fl es zit 6 l siroop.2. In een volle fl es zit 6 cl siroop.3. In een volle fl es zit 6 dl siroop.4. In een volle fl es zit 6 ml siroop.

b1. 0,4 l = 4 cl2. 0,4 l = 400 cl3. 0,4 l = 4 dl4. 0,4 l = 40 ml

C 2 Reken om. a a 3 l = …30 3 l = 30 3 l = dl 3 l = …300 3 l = 300 3 l = cl 25 dl = …250 25 dl = 250 25 dl = cl 2,5 dl = …25 2,5 dl = 25 2,5 dl = cl

b 5 dl = …500 5 dl = 500 5 dl = ml 1200 ml = …120 cl 1,5 l = …15 dl 0,7 l = …700 0,7 l = 700 0,7 l = ml

c 300 ml = …3 300 ml = 3 300 ml = dl 350 ml = …35 350 ml = 35 350 ml = cl 75 cl = …0,75 75 cl = 0,75 75 cl = …0,75 … l 2 dl = …0,2 2 dl = 0,2 2 dl = …0,2 … l

b d 0,4 cl = …4 0,4 cl = 4 0,4 cl = ml 0,15 ml = …0,015 0,15 ml = 0,015 0,15 ml = …0,015 … cl 106 cl = …1,06 …1,06 … l 45 ml = …0,045 45 ml = 0,045 45 ml = …0,045 … l

CD 3 Hoeveel procent van het vierkant is gekleurd? a a 28% b 60% c 30% b d 28% b e 64%

CD 4 Hoeveel gram suiker en hoeveel gram cacao zit erin?

CD 5 Reken uit zonder rekenmachine. a a 478 + 1894 = 2372 902 + 2059 = 29611745 + 666 = 24113077 + 888 = 3965

b2719 + 971 = 36905110 − 1709 = 34012719 − 971 = 17485110 + 1709 = 6819

b c195 + 486 + 79 = 760306 + 772 + 1005 = 2083557 + 86 + 2601 = 3244456 + 4,56 + 45,6 = 506,16

c 1. 0,7 l = 70 ml2. 0,7 l = 70 dl3. 0,7 l = 7 cl4. 0,7 l = 70 cl

b d1. 1

4 dl = 2,5 cl2. 1

4 dl = 1 2 cl

3. 1 4 dl = 25 cl

4. 1 4 dl = 0,25 l

a a 33 g cacao en 45 g suiker

Chocolade 100 g33% cacao45% suiker

b 50 g cacao en 125 g suiker

Chocovlokken250 g50% suiker20% cacao

b c 130 g cacao en 70 g suiker

Pastilles200 g65% cacao35% suiker

blok 1

Page 59: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

58Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Gewichtvan kg naar hg en gvan g naar mg– 10 zoetjes wegen 1 gram. Hoeveel mg weegt één zoetje?– Herleiden.

Leerlingenboek 7, blok 3

– Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden

Veel voorkomende tijdmaten kunnen omrekenen, ook in ingewikkelder situaties en minder makkelijke getallen. – kwartalen, maanden, weken en dagen in een jaar– dagen in de maanden en de dagen in de week– etmalen en uren in een dag– minuten en kwartieren in een uur– seconden in een minuutu 1½ uur = … minuten = … seconden.

Leerlingenboek 6, blok 2

Toetsschrift 6, blok 4Toetsschrift 6, blok 6Toetsschrift 7, blok 1Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 6Toetsschrift 8, blok 6

118 blok 3even snel

CD 12 Reken uit.a1 kg = … 1000 g6 kg = … 6000 g1 2 kg = … 500 g2 1

2 kg = … 2500 g

b0,1 kg = … 100 g0,3 kg = … 300 g1,5 kg = … 1500 g4,5 kg = … 4500 g

c2000 g = …2 kg7000 g = …7 kg 500 g = … 1

2 kg 250 g = … 1

4 kg

d 1500 g = …1 1

2 kg 2500 g = …2 1

2 kg10 000 g = …10 kg 100 g = … 1

10 kg

CD 13 Reken uit.a3 × 6 = 183 × 16 = 483 × 26 = 783 × 56 = 168

b2 × 7 = 142 × 17 = 342 × 27 = 542 × 47 = 94

c 5 × 8 = 40 50 × 8 = 400 5 × 80 = 400500 × 8 = 4000

d 3 × 9 = 2730 × 90 = 270030 × 900 = 27 000 3 × 900 = 2700

CD 14 Reken handig.

a14 + 3 + 6 = 2328 + 14 + 2 = 4453 + 16 + 7 = 7639 + 18 + 11 = 68

b25 + 8 + 75 = 10840 + 9 + 60 = 10923 + 4 + 77 = 10446 + 6 + 54 = 106

c8 + 16 + 2 + 14 = 404 + 28 + 6 + 12 = 503 + 23 + 7 + 17 = 505 + 18 + 5 + 12 = 40

Zoek eerst getallen die je makkelijk kunt optellen.

CD 15 Reken uit.a 12 : 3 = 4300 : 3 = 100312 : 3 = 104315 : 3 = 105

b 15 : 5 = 3150 : 5 = 30155 : 5 = 31165 : 5 = 33

c 16 : 4 = 4160 : 4 = 40164 : 4 = 41168 : 4 = 42

d 18 : 6 = 3180 : 6 = 30186 : 6 = 31192 : 6 = 32

CD 16 Reken uit.a€ 0,49 + € 0,49 = € 0,98€ 0,98 + € 0,98 = € 1,96€ 1,97 + € 0,99 = € 2,96€ 1,98 + € 0,97 = € 2,95

b€ 0,98 + € 1,00 + € 0,99 = € 2,97€ 1,99 + € 2,00 + € 0,99 = € 4,98€ 4,00 + € 0,98 + € 0,98 = € 5,96€ 0,99 + € 1,99 + € 0,99 = € 3,97

c€ 1,99 + € 1,99 = € 3,98€ 1,99 + € 2,97 = € 4,96€ 2,98 + € 2,98 = € 5,96€ 3,99 + € 1,99 = € 5,98

CD 17 Reken uit.a 100 − 8 = 92 100 − 98 = 21000 − 8 = 9921000 − 98 = 902

b 101 − 9 = 92 101 − 99 = 21001 − 9 = 9921001 − 99 = 902

c 200 − 6 = 194 200 − 96 = 1042000 − 6 = 19942000 − 96 = 1904

d 300 − 11 = 289 300 − 101 = 1993000 − 11 = 29893000 − 101 = 2899

LB7a_B3Les.indd 118 16-12-2009 18:33:33

51

64

11818

64

44 584

62

61

3718

23

1734

28 2344

43 39

7531

59

55

27

Deventer

ApeldoornHilversum

AlmereAmsterdam

Amersfoort

Utrecht

Nijmegen

Arnhem

W

16

CCD 3 Hoeveel minuten moet de koerier rijden?

les 7

werkschrift blz. 14 computer

C 1 Hoe rijdt de meubelbezorger?De vrachtauto van een meubelwinkel uit Utrecht moet meubels bezorgen in Amersfoort, Apeldoorn en Arnhem. a a Welke plaats ligt het verst van Utrecht? Apeldoorn a b Hoeveel kilometer is het van Utrecht naar Apeldoorn? 67 kmc Hoeveel kilometer heeft de vrachtwagen gereden als

hij weer terug in Utrecht is? 158 km b d Als de chauff eur ook nog naar Hilversum moet, hoeveel

kilometer moet hij dan extra rijden? 12 km

C 2 Joep rijdt van Maastricht naar Nijmegen. a a In welke plaats staat dit bord? Maastricht

b Hoeveel kilometer is Joep van Maastricht als hij dit bord ziet? 24 km

b c Hoe ver is het vanaf dit bord tot Eindhoven? 73 km

a a De koerier is 2 uur onderweg. Dat is … 120 minuten. a b De koerier is 3 kwartier onderweg. Dat is …45 minuten.c Maak de tabel af.

1 kwartier 3 kwartier 5 kwartier 7 kwartier 9 kwartier 11 kwartier

15 minuten …45 minuten …75 minuten …105 minuten …135 minuten …165 minuten

b d Hoeveel minuten is 13 uur en 3 kwartier? 825 minuten b e Hoeveel hele uren zitten er in 1650 minuten? 27 uren

CD 4 De koerier moet nog 20 minuten rijden. Hoe laat komt hij aan? a a

5 over 3

b

5 over half 5

c

10 over half 6

d

10 over 7

b e

3 voor half 7

Nijmegen 117Venlo 43Roermond 18

Nijmegen 148Venlo 74Roermond 49

Nijmegen 124Venlo 50Roermond 25

blok 2

Page 60: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

59Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 6, blok 3

Werkschrift 6, blok 5

u Hoeveel jaar ben je? Hoeveel dagen zijn dat? Wat denk je, ben je meer of minder dan 1 miljoen seconden?

u Seconden in een dag.

91les 5 oefenen

CD 5 Hoe vaak moet de lift omhoog?Er mogen maximaal 6 mensen in de lift. a a Er wachten 8 mensen. 2 a b Er wachten 27 mensen. 5c Er wachten 100 mensen. 17 b d Er wachten 200 mensen. 34

CD 6 Hoe vaak moet de lift omhoog? a a 3 b 5 c 3 b d 6 b e 4

1000 kg 1500 kg 800 kg 2000 kg 1100 kg

CD 7 Hoe groot zijn de afstanden ongeveer in het echt?Meet met je liniaal.

a a Van school naar de speeltuin. 300 m a b Van het huis van Pablo naar de speeltuin. 200 mc Van het huis van Pablo naar de school. 350 md Van het huis van Esra naar het huis van Pablo. 400 m b e Van het huis van Esra via Pablo naar school. 750 m

CD 8 Hoeveel minuten is het? a a3 uur = … 180 minuten1 1

2 uur = …90 minuten5 uur = … 300 minuten1 uur en 1 kwartier = …75 minuten

b6 uur = … 360 minuten3 1

2 uur = … 210 minuten4 uur en 1 kwartier = … 255 minuten2 uur en 3 kwartier = … 165 minuten

c9 uur = … 540 minuten4 1

2 uur = … 270 minuten2 uur en 1 kwartier = … 135 minuten1 uur en 3 kwartier = … 105 minuten

b d5 1

2 uur = … 330 minuten12 1

2 uur = … 750 minuten4 uur en 3 kwartier = … 285 minuten8 uur en 2 kwartier = … 510 minuten

Max350 kg

1 cm = 100 m

Fruitlaan

Bra

men

stra

at

School

PABLO

ESRA

Speeltuin

BessenstraatBessenstraat

AppelstraatKiw

iweg

Perz

ikst

raat

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

blok 3

C 1 Hoe laat is het?

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

Schrijf de tijd op 3 manieren. a a b c b d

kwart voor 908.45.5520.45.55

10 voor 6

05.50.15

17.50.15

10 voor 5

04.50.05

16.50.05

2 voor 9

08.58.23

20.58.23

12 over half 12

11.42.00

23.42.00

C 2 Teken de wijzers in de klokken.Maak de secondewijzers rood. a a b c d b e

10.45.15 02.14.59 09.12.14 16.28.07 11.54.37

C 3 Hoe laat is het over 2 seconden? En over 5 seconden?Vul de tabel in.

CD 4 Vul in wat deze machientjes doen.Ze kunnen alleen vermenigvuldigen en delen.

× 3

7

21

: 5

35

7

: 3

36

12

: 7

84

12: 16

64

4

× 6

36

216

a a b b c

a a b c b d b ehet is nu 04.12.06 15.26.13 14.57.57 17.28.59 07.59.58

over 2 seconden 04.12.08 15.26.15 14.57.59 17.29.01 08.00.00

over 5 seconden 04.12.11 15.26.18 14.58.02 17.29.04 08.00.03

46 blok 4blok 546les 11 en 12

Page 61: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

60Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Mijn oma is geboren op 12 juni 1931 en gestorven op 15 augustus 2008. Hoe oud is mijn oma geworden?

u Rekenen met tijden.u Het is nu 18:55 uur. Jullie vertrekken over een kwartier op de fiets. Hoe laat gaan jullie weg?

Leerlingenboek 6, blok 4

Werkschrift 7, blok 3

23

spaghetti

1000 g

spaghetti

500 g

spaghetti

350 g

rijst

1 kg

rijst

500 g

rijst

250 g

cornflakes

1 kg

cornflakes

500 g

cornflakes

250 g

werkschrift blz. 39 computer

les 19

C 1 Reken in seconden.Je kunt een rekentabel gebruiken.

a a Hoeveel seconden gaan er in 10 minuten? 600 seconden. a b Hoeveel seconden gaan er in een uur? 3600 seconden.c Hoeveel seconden gaan er in 1 1

2 uur? 5400 seconden.d Hoeveel seconden gaan er in 3 kwartier? 2700 seconden. b e Hoeveel seconden zit jij op woensdag op school? Ongeveer 3 1

2 × 3600 = 12 600 seconden, afhankelijk van de duur van de ochtend.

CD 2 Hoeveel goedkoper is het geworden? a a b c b d

CD 3 Welke verpakking is het voordeligst?Vergelijk de aanbiedingen.

van € 2,65voor € 1,45

van € 2,73voor € 1,59

van € 4,98voor € 2,75

van € 8,75voor € 5,98

a a b

c b d

€ 4,50 € 2,20 € 1,25

€ 2,15 € 0,55 € 1,79 € 0,87 € 0,49€ 0,99

melk1,5 liter

melk0,5 liter

1 liter Melk

€ 1,14 € 0,78€ 0,46

minuten 1 60seconden 60

€ 1,20 € 1,14 € 2,23 € 2,77

500 g 1,5 liter

500 g 350 g

blok 4

LB6b_B4L16.indd 23 09-07-2010 09:41:57

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz.124 - 127 computer

C 1 Reken uit op de korte manier.

a a 1 3 4 1 5 6 1 4 9 b 2 4 3 2 8 6 3 4 9

6 7 + 8 6 + 7 2 + 1 9 8 + 1 5 4 + 2 7 7 +

2 0 1 2 4 2 2 2 1 4 4 1 4 4 0 6 2 6

c 1 8 5 6 1 7 4 2 1 2 2 9 b d 3 2 4 1 2 8 5 7 3 0 4 9

3 6 1 + 2 7 1 + 8 8 1 + 1 5 9 8 + 6 6 0 5 + 4 8 7 3 +

2 2 1 7 2 0 1 3 2 1 1 0 4 8 3 9 9 4 6 2 7 9 2 2

CD 2 Vul aan. a a b b c

98 89 9 8 998 98 908 989 9999 9990 9900 9090

+ 2 + 11 + 91 + 92 + 2 + 902 + 92 + 11 + 1 + 10 + 100 + 910

100 1000 10 000

CD 3 Hoeveel procent is het?Trek een lijn tussen de verhouding en het percentage.

a a b b c

1 van de 2 25% 2 van de 4 40% 3 van de 4 5%

1 van de 4 20% 3 van de 10 30% 1 van de 20 20%

1 van de 10 50% 2 van de 5 100% 5 van de 25 75%

1 van de 5 10% 2 van de 2 50% 9 van de 12 75%

CD 4 Teken de wijzers in de klokken.Teken op de klokken de tijd 1 kwartier later dan op de digitale wekkers. a a b

c b d

22 blok 3les 1 en 2

Page 62: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

61Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 8, blok 1

– Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen

Afmetingen bepalen met behulp van afpassen en schaal en hiermee rekenen. u Schatten hoe hoog een object is op een foto, waarop veel informatie staat en waaruit zelf

een referentiemaat gekozen moet worden (hoogte van de deur, lengte van een bed, lengte van een volwassene).Bijvoorbeeld: hoe hoog zou het standbeeld op deze krantenfoto ongeveer zijn? Dit vergelijken met de drie verdiepingen van de flat die er naast staat.

Leerlingenboek 6, blok 3

Toetsschrift 6, blok 1Toetsschrift 6, blok 2Toetsschrift 7, blok 1Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 1

15les 12

werkschrift blz. 6 computer

blok 1

1 2 3 4

C 1 Welk deel van het uur is voorbij? a a

1 6

a b

1 4

c

5 6d

11 12

e

1 12

b f

1 10

C 2 Welke som hoort erbij?Kies uit:

de helft van 1 4 de helft van de helft 1

2 × 1 3

1 2 : 3

a a Welke som hoort bij fi guur 1? 1 2 × 1

3

b Welke fi guur hoort bij ‘de helft van de helft’? fi guur 4c Welke sommen hebben dezelfde uitkomst? 1

2 × 1 3 en 1

2 : 3 b d Van welke fi guur is het groene deel het grootst, van fi guur 3 of van fi guur 4? Leg uit waarom.

Van fi guur 4; de verklaringen zullen verschillen.

C 3 Reken om.

CD 4 Hoe lang deden de schaatsers over de Elfstedentocht?

vertrek aankomst

a a Niels 05.05 17.05 12 u

b Luuk 05.10 14.35 9 u en 25 min

c Ilse 05.15 19.40 14 u en 25 min

d Amel 05.20 16.57 11 u en 37 min

vertrek aankomst

e Naomi 05.00 15.02 10 u en 2 min

f Jelle 05.10 20.43 15 u en 33 min

b g Max 05.15 18.08 12 u en 53 min

b h Famke 05.25 23.14 17 u en 49 min

a a Hoeveel gram is het?

b Hoeveel centimeter is het?

c Hoeveel euro is het?

b d Hoeveel uur is het?

1 5 m

3 5 m

3 4 m

8 10 m

20 cm 60 cm 75 cm 80 cm

15 cent 10 cent 30 cent 75 cent 15 100 of 3

20 1 10

3 10

3 4

10 minuten 20 minuten 12 minuten 35 minuten 1 6

1 3

1 5

7 12

1 2 kg 1

4 kg 1 10 kg 2

5 kg

500 g 250 g 100 g 400 g

les 18

werkschrift blz. 29 maatschrift blz. 22 en 23 computer

C 1 Dennen en sparren.Schat de antwoorden.

a Hoe hoog is de boom ongeveer? 10 meterb Hoe oud is de boom ongeveer? 28 jaar

C 3 Hoe oud zijn de bomen ongeveer?Maak de tabel af.

soort boom lengte leeftijd

den 1 m … 7 1 2 jaar

spar 1 m … 3 jaar

den 1 m 50 cm …11 1 2 jaar

spar 1 m 50 cm … 5 jaar

den 2 m …15 1 2 jaar

spar 2 m … 6 1 2 jaar

C 2 Hoe oud is de boom?Een boom groeit 36 cm per jaar. Hoe oud is de boom als hij 5 meter en 4 cm is? 14 jaarMaak een tabel.

lengte …1 …2 …3 …4 …5 …10 …14

leeftijd …36 …72 …108 …144 …180 …360 …504

0

50

100

150

200Spar

Den

12e11e10e9e8e7e6e5e4e3e2e1e

cm

jaar

Een dennenboom groeit de eerste 20 jaar 13 cm per

jaar. In de volgende 20 jaar groeit hij 54 cm per jaar.

Een spar groeit in de eerste 20 jaar 31 cm per jaar.

Daarna groeit hij 48 cm per jaar.

blok 3

Page 63: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

62Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 6, blok 4

u Bereken de afstanden, gebruik de schaallijn.

Leerlingenboek 6, blok 3

5

werkschrift blz. 33 computer

C 1 Welke vormen zien er van onder, van boven of van de zijkant zo uit?

CD 2 Is het groot of klein, ver weg of dichtbij?

a a balk

b piramide

c kegel, cilinder en bol

b d piramide, balk en kubus

a a Hoe groot zijn ze? Kies uit: ongeveer 1 m, bijna 6 m, ongeveer 35 m, ongeveer 30 m.

b Schat hoe groot ze zijn. De man op foto 1. bijna 2 m De vrachtauto op foto 2. ongeveer 6 m De kinderen op foto 3. ongeveer 1 m 30 Het huis op foto 4. ongeveer 8 m b c Bij welke foto stond de fotograaf het dichtst bij? foto 3.

les 4

CD 3 Neem de tabel over en vul in.

aantal dropjes in een zak

aantal zakjes totaal aantal dropjes

aantal kinderen

aantal dropjes per kind

a a 25 4 … 100 5 … 20

b 60 7 … 420 20 … 21

b c 56 8 … 448 4 … 112

CD 4 Reken uit.Zet de getallen onder elkaar.

6 7 8

3 4 5 –

3 0 0

3 0

3

3 3 3

a a678 − 345 = 333537 − 234 = 303585 − 365 = 220849 − 622 = 227

b731 − 216 = 515583 − 349 = 234752 − 138 = 614457 − 338 = 119

b c2842 − 1728 = 11141807 − 1241 = 5662231 − 1614 = 6172857 − 1387 = 1470

1 bijna 6 meter 2 ongeveer 35 meter 3 ongeveer 1 meter 4 ongeveer 30 meter

blok 4

LB6b_B4L01.indd 5 09-07-2010 14:31:28

91les 5 oefenen

CD 5 Hoe vaak moet de lift omhoog?Er mogen maximaal 6 mensen in de lift. a a Er wachten 8 mensen. 2 a b Er wachten 27 mensen. 5c Er wachten 100 mensen. 17 b d Er wachten 200 mensen. 34

CD 6 Hoe vaak moet de lift omhoog? a a 3 b 5 c 3 b d 6 b e 4

1000 kg 1500 kg 800 kg 2000 kg 1100 kg

CD 7 Hoe groot zijn de afstanden ongeveer in het echt?Meet met je liniaal.

a a Van school naar de speeltuin. 300 m a b Van het huis van Pablo naar de speeltuin. 200 mc Van het huis van Pablo naar de school. 350 md Van het huis van Esra naar het huis van Pablo. 400 m b e Van het huis van Esra via Pablo naar school. 750 m

CD 8 Hoeveel minuten is het? a a3 uur = … 180 minuten1 1

2 uur = …90 minuten5 uur = … 300 minuten1 uur en 1 kwartier = …75 minuten

b6 uur = … 360 minuten3 1

2 uur = … 210 minuten4 uur en 1 kwartier = … 255 minuten2 uur en 3 kwartier = … 165 minuten

c9 uur = … 540 minuten4 1

2 uur = … 270 minuten2 uur en 1 kwartier = … 135 minuten1 uur en 3 kwartier = … 105 minuten

b d5 1

2 uur = … 330 minuten12 1

2 uur = … 750 minuten4 uur en 3 kwartier = … 285 minuten8 uur en 2 kwartier = … 510 minuten

Max350 kg

1 cm = 100 m

Fruitlaan

Bra

men

stra

atSchool

PABLO

ESRA

Speeltuin

BessenstraatBessenstraat

AppelstraatKiw

iweg

Perz

ikst

raat

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

blok 3

Page 64: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

63Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 6, blok 4

les 25 herhalen30 blok 4

C 3 Reken met schaal.

C 1 Schat en reken uit.

a a2 × 29 ≈ 60 = 584 × 51 ≈ 200 = 2046 × 19 ≈ 120 = 1147 × 71 ≈ 490 = 497

b 4 × 29 ≈ 120 = 116 5 × 92 ≈ 450 = 46020 × 29 ≈ 600 = 58040 × 51 ≈ 2000 = 2040

b c60 × 39 ≈ 2400 = 234060 × 81 ≈ 4800 = 486050 × 49 ≈ 2500 = 245020 × 59 ≈ 1200 = 1180

C 2 Reken uit.Zet de getallen onder elkaar. a a3 × 398 = 11948 × 142 = 11362 × 429 = 858

b7 × 161 = 11274 × 369 = 14765 × 228 = 1140

b c30 × 299 = 897070 × 138 = 966050 × 321 = 16 050

a a Meet alle stukken weg met je liniaal. Hoe lang zijn ze in het echt? 1 = 5 m; 2 = 10 m; 3 = 20 m; 4 = 35 m a b Hoeveel meter rivier zie je? ongeveer 60 mc Hoeveel meter vliegt een eend van het eilandje in de vijver naar de brug ongeveer?d Hoe ver is het ongeveer van de gele tent naar de snackbar? ongeveer 70 m b e Hoeveel meter ongeveer vliegt een eend van het eilandje in de vijver, via de uitkijktoren

naar de snackbar? ongeveer 60 m b f Pablo gooit vanaf de brug een blokje hout in de rivier. 1 Minuut later drijft dat langs de

snackbar. Met hoeveel km per uur stroomt het water ongeveer? ongeveer 2 km/uurc: tussen de 10 en 15 m

2 3 41

0 10 m

LB6b_B4L21.indd 30 08-07-2010 13:26:18

Page 65: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

64Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 8, blok 2

u Schatten en afpassen.

Leerlingenboek 6, blok 1

61

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

les 15 oefenenblok 2

CD 10 Hoeveel zijn het er?

bl 82 85

2 …

3 150

CD 6 Wat is de waarde van het cijfer 6 in deze getallen?

a a 2564 Zestig. b 19,64Zes tiende.

c 623 418Zeshonderd duizend.

b d 987,106Zes duizendste.

CD 7 Reken uit zonder rekenmachine. a a 4357 + 3048 = 7405

7103 + 2937 = 10 0409000 − 4321 = 46795004 − 3314 = 1690

CD 8 Hoe ver is het in het echt? a a Hoe ver is het op een schaal van

1 : 50 000? 1 cm op de kaart is 50… 000 50 000 50 cm in het echt. 1 cm op de kaart is …500 1 cm op de kaart is 500 1 cm op de kaart is m in het echt. 1 cm op de kaart is …0,5 …0,5 … km in het echt.b Hoe ver is het op een schaal van

1 : 10 000?

…10 cm op de kaart is 1 km in het echt. b c Hoe ver is het op een schaal van

1 : 25 000? … 4 cm op de kaart is 1 km in het echt.

CD 9 Breuken en kommagetallen.

2 3

2 5

3 5

3 10

a a Welke breuken liggen tussen 2

4 en 3 4 ? 2

3 en 3 5

0,045 0,42 0,45 0,051

b Welke getallen liggen tussen 0,4 en 0,5? 0,42 en 0,45

0,3 0,4 0,625 0,825

b c Welke getallen liggen tussen 3

8 en 5 8 ? 0,4

0 500 1000 2000 3000 m

Schrijf de waarde als woord.

b 7465 + 995 = 8460 702 + 9579 = 10 2815371 − 3088 = 22837030 − 941 = 6089

b c 34,65 + 871,6 = 906,25 0,447 + 29,66 = 30,107 7 − 0,039 = 6,9611000 − 5,09 = 994,91

a a Er zitten 150 kinderen op school. 2 van de 3 komen lopend naar school. 100b 250 mensen vullen een vragenlijst in over vakanties. 1 op de 5 mensen gaat nooit op vakantie. 50 b c De politie controleert 35 fi etsen. 2 op de 7 fi etsen hebben geen goede verlichting. 3 op de 7

fi etsen hebben helemaal geen licht. 10 geen goede verlichting, 15 helemaal geen licht.

39

CD 16 Hoeveel ml en l is het samen?

1 schaaltje 300 ml

3 schaaltjes …900 ml

6 schaaltjes …1800 ml of …1 l en …800 ml

10 schaaltjes …3000 ml of …3 l en …0 ml

1 beker 250 ml

2 bekers …500 ml

10 bekers …2500 ml of …2 l en …500 ml

20 bekers …5000 ml of …5 l en …0 ml

CD 17 Hoeveel glazen kun je vullen?a 8 b 10

CD 19 Reken uit.a 12 km + 36 km + 18 km = … 66 km 54 km + 22 km + 36 km = … 112 km 33 km + 60 km + 27 km = … 120 km

b 44 + 18 + 36 + 22 = 120 51 + 27 + 19 + 63 = 160 46 + 46 + 54 + 54 = 200

CD 20 Hoeveel hoefi jzers?Een smid maakt per dag 25 hoefi jzers.Hij werkt 4 dagen per week.Over 12 weken heeft hij vakantie.Hoeveel hoefi jzers kan hij nog maken voor zijn vakantie? Bedenk er een som bij. 4 × 25 = 100. 12 × 100 = 1200 hoefi jzers

……

71 3

74 1892

15

32 2658 69

127

43…

42 82

124 92216

10 … …

94 92186 159

345

67

CD 21 Bedenk sommen. Meer antwoorden.

j

€ 15€ 23

€ 46€ 10

€ 3

2 l 4 l250 ml 400 ml

Page 66: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

65Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Werkschrift 7, blok 6

u De plattegrond van een straat is getekend op een schaal van 1:100. Op de plattegrond is de voorkant van een huis 10 cm breed. Hoe breed is dat huis in werkelijkheid?

Leerlingenboek 8, blok 1

even snel blz. 32 - 33 verder blz. 34 - 35 plus blz. 36 - 37 computereven snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

C 1 Hoeveel glazen kun je vullen?Kleur ze. a a In een glas kan 5 dl.

a b In een glas kan 0,25 l.

c In een glas kan 0,125 l.

b d In een glas kan 0,2 l.

b e In de fl es kan 0,75 l. Hoeveel glazen vul je dan? a 1 1 2 b 3 c 6 d 3

3 4

CD 2 Beantwoord de vragen over de 100 meter van Jesse en Daniël.

a a Maak de grafi ek van Jesse verder af.

tijd (sec) afstand (m)

2 10

4 22

6 38

8 54

10 72

12 86

14 100

b Vul de tabel van Daniël in.

tijd (sec) afstand (m)

2 15

4 30

6 45

8 55

10 66

12 82

14 95

1,5 liter

0

20

40

60

80

100

Daniël

1412108642seconde

met

er

Jesse

b c Wat kun je vertellen over de wedstrijd tussen Jesse en Daniël? Daniël gaat

snel van start, maar Jesse haalt hem in en wint. Daniël doet langer dan 14

seconden over de 100 m.

b d Over welke sport gaat deze grafi ek, denk je? Waarschijnlijk over hardlopen.

61blok 6 61les 23 en 24

61

39

CD 16 Hoeveel glazen en fl essen?a Hoeveel glazen cola kunnen er uit een fl es van 1 liter? 4b Hoeveel glazen cola kunnen er uit een fl es van 1,5 liter? 6c 30 kinderen krijgen elk een glas cola. Hoeveel fl essen van 1,5 liter zijn er nodig? 5

CD 17 Wat zijn de afmetingen van het model in centimeters?Een modelbouwer maakt van dit huis een model op schaal 1 : 20.Lengte 49 cm, hoogte: 18 cm, breedte: 32 cm.

CD 18 Reken uit je hoofd.a6 + 0,2 = 6,27 + 0,4 = 7,48 + 0,8 = 8,84 + 0,2 = 4,2

b0,6 + 0,2 = 0,80,7 + 0,4 = 1,10,8 + 0,8 = 1,60,4 + 0,2 = 0,6

c5 + 0,23 = 5,234 + 0,62 = 4,627 + 0,007 = 7,0077 + 0,47 = 7,47

d5 + 2,3 = 7,30,4 + 6,2 = 6,60,7 + 0,7 = 1,40,7 + 0,07 = 0,77

CD 19 Schrijf over en vul in.a10 × 7 = 7010 × 0,7 = 710 × 7,7 = 7710 × 0,77 = 7,7

b100 × 3 = 300100 × 0,3 = 30100 × 0,03 = 3100 × 3,3 = 330

c20 : 10 = 2 2 : 10 = 0,2 0,2 : 10 = 0,02 2,2 : 10 = 0,22

d500 : 100 = 5 50 : 100 = 0,5 5 : 100 = 0,05 55 : 100 = 0,55

49 cm, hoogte: 18 cm, breedte: 32 cm.

CD 20 Welke afmeting krijgt de gescande foto?Een foto wordt gescand met de computer. De afmetingen worden veranderd. Als de lengte verandert, verandert ook de breedte.Hoe breed wordt de nieuwe foto?Schrijf over en vul in.

lengte (cm) 15 30 7,5 9 18 21 12

breedte (cm) 10 …20 …5 …6 …12 …14 …8

lengte 9,80 m breedte 6,40 m

hoogte 3,60 m

Page 67: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

66Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Maten vergelijken en ordenen Kunnen vergelijken en ordenen van voorwerpen naar lengte, inhoud of gewicht, door te schatten of op basis van gegeven aanduidingen.u Oppervlakte

– Waddeneilanden van klein naar groot.

Leerlingenboek 7, blok 2 85

plusschrift

= 4 km

SCHIERMONNIKOOG

Schiermonnikoog

Schiermonnikoog

AMELAND

Ameland

Nes

TERSCHELLING

Terschelling

VLIELAND

Vlieland

TEXEL

Texel

West-Terschelling

Oost-Vlieland

De Koog

Den Burg

CD 14 De waddeneilanden.De oppervlakte van elk eiland is weergegeven als vierkant.Bereken de oppervlakte van elk eiland. Gebruik je liniaal en rekenmachine.Rond af op hele kilometers.

CD 15 Reken met een trapfi guur.Elke trede is 1 meter hoog en 1 meter breed.a Wat is de omtrek van deze fi guur? 4 × 9 m = 36 mb Wat is de oppervlakte van de fi guur? 81 m2 − (4 × 10) m2 = 41 m2.c Hoe heb je gerekend? Meer antwoorden.

CD 16 Reken met breuken.a Welke breuk ligt dichter bij 1

5 ? 1 2 of 1

10?b Kijk goed naar deze sommen. Wat valt je op? Noemers zijn opeenvolgende hele getallen;

noemer uitkomst is noemer × noemer. Dus is 1 5 − 1

6 = 1 30;

1 6 − 1

7 = 1 42, enz.

1 2 − 1

3 = 1 6

1 3 − 1

4 = 1 12

1 4 −

1 5

= 1 20

c Reken uit: 1 5 − 1

6 = 1 30

1 9 − 1

10 = 1 90

1 99 − 1

100 = 1 9900

CD 17 Bereken de kortste weg.

Stijn kan op 2 manieren naar zijn kantoor lopen.Welke afstand is het kleinst: de weg via A of via B? Via A is de kortste weg.

lift

A

lift

B

eerste verdiepingHier moet hij zijn.

Hier is hij.

Te×el is 3,3 × 3,3 cm2 13,2 × 13,2 km2 = 174,24 km2 174 km2

Terschelling: 2,3 × 2,3 cm2 9,2 × 9,2 km2 = 84,64 km2 85 km2

Ameland: 1,7 × 1,7 cm2 6,8 × 6,8 km2 = 46,24 km2 46 km2

Vlieland: 1,5 × 1,5 cm2 6 × 6 km2 = 36 km2

Schiermonnikoog: 1,4 × 1,4 cm2 5,6 × 5,6 km2 = 31,36 km2 31 km2

LB7a_B2Les.indd Sec2:85 16-12-2009 18:45:31

Page 68: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

67Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Inhoud– Flesjes met gegeven inhouden in volgorde zetten van ‘minder inhoud’ naar ‘meer inhoud’.– Meer of minder dan 0,5 liter?

Leerlingenboek 6, blok 4

Leerlingenboek 8, blok 3

31les 25 oefenen

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

blok 4

CD 4 Kijk naar de tijden.1 2

3 4

a a Haal je de trein naar Venlo? nee a b Haal je de trein naar Groningen? jac Hoeveel minuten ben je te vroeg of te laat? b d Zet de klokken op volgorde van vroeg naar laat. 4, 3, 1, 2

c.1. 2 min. te laat 2. 4 min. te vroeg 3. 2 min. te laat 4. 6 min. te vroeg

CD 5 Hoeveel past erin?Je ziet: een kan, een beker, een kopje, een soeplepel, een eierdop, een eetlepel en een theelepel.1 2 3 4 5 6 7

a a Welk kaartje past bij welk voorwerp?

10 ml 25 ml 100 ml 250 ml 500 ml 50 ml 5 ml

CD 6 Maak er 1 liter van.

b 5 eetlepels is evenveel als 1 soeplepel 2 bekers is evenveel als …1 kan/5 kopjes 2 eetlepels en 1 theelepel zijn evenveel als …1 eierdop 4 eierdopjes is evenveel als …1 kopje/2 soeplepels/10 eetlepels/20 theelepels b c Waarmee meet je 650 ml af? Meer antwoorden.

a a2 × 500 ml = …1 l4 × 250 ml = …1 l5 × 200 ml = …1 l

b10 × … 100 ml = 1 l 4 × … 250 ml = 1 l 8 × … 125 ml = 1 l

c … 40 × 25 ml = 1 l … 100 × 10 ml = 1 l … 200 × 5 ml = 1 l

b d …60 × 25 ml = 1,5 l …30 × 50 ml = 1,5 l1…20 × 12,5 ml = 1,5 l

4

500 ml 250 ml 100 ml 50 ml 25 ml 10 ml 5 ml

LB6b_B4L21.indd 31 08-07-2010 13:26:19

99les 12

werkschrift blz. 26 computer

a a Doe er 5 km bij. 25 km 30 km 137 km 142 km 2500 km 2505 km

C 2 Hoeveel betaal je?Hoeveel krijg je terug?

a a Wat krijg je terug van € 15? € 3,76.b De winkel rekent niet met munten van 1 en 2 cent. Hoeveel moet je betalen? € 11,25c Wat kosten de eieren? € 1,99. b d Wat betaal je als je 5% korting krijgt? € 10,70.

CD 3 Hoeveel wegen de pakjes?

0,175 kg 15 100 kg 250 g 0,18 kg 0,25 g 1

4 kg

a a Hoeveel weegt het lichtste pakje? 0,25 g.b Welke 2 pakjes zijn even zwaar? 1

4 kg en 250 g.c Zet ze op volgorde van licht naar zwaar. 0,25 g − 0,25 g − 15 15

100 kg − 0,175 kg − 0,18 kg − 1 4 kg en 250 g.

b d Wegen de pakjes samen meer of minder dan 1 kg? Meer dan 1 kg.

CD 4 Wat is de inhoud van de fl esjes?

0,5 l 0,35 l 0,55 l 300 ml 550 ml 0,3 l

a a Welk 2 fl esjes hebben de grootste inhoud? 0,55 l en 550 ml.b Welk 2 fl esjes hebben de kleinste inhoud? 300 ml en 0,3 l.c Zet de fl esjes op volgorde:

van kleine inhoud naar grote inhoud. 300 ml en 0,3 l − 0,35 l − 0,5 l − 0,55 l en 550 ml. b d Hoeveel liter zit er in alle fl esjes samen? 2,55 l.

T0taal: € 11,24

Melk € 1,00

Aardbeien € 3,20

Sinaasappels € 2,81

Appels € 2,24

Eieren € 1,99

Supermarkt Twi jnstraat

17.07.09 20:00 0190002 000007

€€€ € €€ € 1 91,91,91,91,9999111,91,999999999

b Doe er 1 2 km bij.

48 km 48,5 km 15,5 km 16 km 31,25 km 31,75km

c Doe er 1 1 2 km bij.

9 km 10,5 km 8,5 km 10 km 42,8 km 44,3 km

b d Halveer de prijs. € 27 € 13,50 € 15,40 € 7,70 € 6,12 € 3,06

blok 3

C 1 Reken uit.

Page 69: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

68Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Wat is meer van omvang/inhoud: 3 kg lood of 3 kg schuimplastic? Leg eens uit.u Gewicht

– Leg op volgorde van licht naar zwaar: een pen, een ballon, een nietje, een spons. Waar let je op? Hoe kun je nagaan of het klopt.

– Wat is zwaarder: 1 liter melk of 1 dm3 lood?

Leerlingenboek 6, blok 1

Leerlingenboek 8, blok 3

42 blok 1plus

CD 11 Taart snijden.Verdeel de taart in 8 gelijke stukken. Je mag 3 keer snijden.Hoe doe je dat? Eerst kwarten snijden. Die stapelen en doorsnijden.

CD 12 Welk deel is verkocht?Welk deel is nog over?

a Verkocht: . 1 . 3

Over: . 2 . 3

b Verkocht: . 1 . 6

Over: . 5 . 6

c Verkocht: . 1 . 6

Over: . 5 . 6

d Bedenk nu zelf een opgave.

CD 13 Kies uit × : + of –. 5 …× 8 = 4060 … : 12 = 540 …+ 5 = 45

100 … : 5 = 20416 … : 4 = 104 20 …+ 104 = 124

16 …× 7 = 112 8 …× 10 = 80112 … − 80 = 32

CD 14 Neem over en vul in.Wat moet je steeds doen?a

CD 15 Hoeveel wegen ze ongeveer?

…4 kg …20 kg …70 kg …20 g

Samen bespreken.

2 5 6 30 37 221 376

6 10 12 …37 …45 …230 …386Het verschil tussen het bovenste en het onderste getal wordt steeds 1 meer.

b Let op! Deze is lastiger.

2 5 26 44 103 512 3333 5000

3 9 51 87 205 1023 …6665 …9999

Of eerst de taart overdwars doorsnijden en dan in kwarten.

Het onderste getal is 2 × het bovenste getal – 1.

Meer antwoorden.

43

plusschrift

CD 16 Hoeveel kinderen wegen samen ongeveer evenveel als een ijsbeer?

Ongeveer 14.

CD 17 Maak de reeksen af.Wat moet je steeds doen?a De regel is: + 3; + 6; + 2; + 5; + 1; + 4; + 0.

1 4 10 12 17 18 22 22

b De regel is: + 5; − 1; + 5; − 1, enzovoort.

0 5 4 9 8 13 12 17

CD 18 Tekenen in 1 lijn.

Dit is ons huis in Nieu- wer- sluis.

Een he- le toer, dit wordt de vloer.

Teken het huis en de vloer nu zelf, zonder je potlood op te tillen. Begin op een ander punt.Je mag niet 2 keer dezelfde lijn tekenen.Teken op ruitjespapier.

CD 19 Tekenen in 1 lijn.Waarom kun je deze fi guren niet in 1 lijn tekenen?Het beginpunt of eindpunt moet altijd een driesprong zijn. Figuren met meer dan 2 oneven hoekpunten zijn niet in 1 lijn te tekenen.

425 kg

99les 12

werkschrift blz. 26 computer

a a Doe er 5 km bij. 25 km 30 km 137 km 142 km 2500 km 2505 km

C 2 Hoeveel betaal je?Hoeveel krijg je terug?

a a Wat krijg je terug van € 15? € 3,76.b De winkel rekent niet met munten van 1 en 2 cent. Hoeveel moet je betalen? € 11,25c Wat kosten de eieren? € 1,99. b d Wat betaal je als je 5% korting krijgt? € 10,70.

CD 3 Hoeveel wegen de pakjes?

0,175 kg 15 100 kg 250 g 0,18 kg 0,25 g 1

4 kg

a a Hoeveel weegt het lichtste pakje? 0,25 g.b Welke 2 pakjes zijn even zwaar? 1

4 kg en 250 g.c Zet ze op volgorde van licht naar zwaar. 0,25 g − 0,25 g − 15 15

100 kg − 0,175 kg − 0,18 kg − 1 4 kg en 250 g.

b d Wegen de pakjes samen meer of minder dan 1 kg? Meer dan 1 kg.

CD 4 Wat is de inhoud van de fl esjes?

0,5 l 0,35 l 0,55 l 300 ml 550 ml 0,3 l

a a Welk 2 fl esjes hebben de grootste inhoud? 0,55 l en 550 ml.b Welk 2 fl esjes hebben de kleinste inhoud? 300 ml en 0,3 l.c Zet de fl esjes op volgorde:

van kleine inhoud naar grote inhoud. 300 ml en 0,3 l − 0,35 l − 0,5 l − 0,55 l en 550 ml. b d Hoeveel liter zit er in alle fl esjes samen? 2,55 l.

T0taal: € 11,24

Melk € 1,00

Aardbeien € 3,20

Sinaasappels € 2,81

Appels € 2,24

Eieren € 1,99

Supermarkt Twi jnstraat

17.07.09 20:00 0190002 000007

€€€ € €€ € 1 91,91,91,91,9999111,91,999999999

b Doe er 1 2 km bij.

48 km 48,5 km 15,5 km 16 km 31,25 km 31,75km

c Doe er 1 1 2 km bij.

9 km 10,5 km 8,5 km 10 km 42,8 km 44,3 km

b d Halveer de prijs. € 27 € 13,50 € 15,40 € 7,70 € 6,12 € 3,06

blok 3

C 1 Reken uit.

Page 70: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

69Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Samenhang tussen (standaard)maten ook door terugrekenen, in complexere situaties en ook met decimale getallen ‘Is 1750 g meer of minder dan 1,7kg?’

Samenhang tussen veelvoorkomende maten zien en deze maten kunnen herleiden, ook zonder steun van een betekenisvolle situatie. Zowel herleidingen van kleinere maateenheden naar grotere maateenheden als omgekeerd én ook herleidingen van oppervlakte- en inhoudsmaten.u Lengtematen

van m naar km; van dm naar m en cm;van cm naar m en mm; van mm naar cm en m– Reken om.

Leerlingenboek 8, blok 3

Leerlingenboek 8, blok 4

u Oppervlaktematenvan km² naar ha en m²van ha naar km², are en m²van m² naar dm² en cm²van dm² naar m² en cm²– Herleid de oppervlaktematen.

LengteToetsschrift 7, blok 1Toetsschrift 8, blok 3Toetsschrift 8, blok 5

OppervlakteToetsschrift 7, blok 2Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 2Toetsschrift 8, blok 5

InhoudToetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 4Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 2Toetsschrift 8,blok 5

GewichtToetsschrift 7, blok 1

103

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

les 15 oefenen

CD 5 Rond de getallen af op miljoenen. a a 1 298 736

1 000 000b 2 555 317

3 000 000c 6 900 148

7 000 000 b d 987 654 321

988 000 000

CD 6 Verander de maten. a a Maak er meters van: 134 cm = … 1,34 … 1,34 … m 245 cm = … 2,45 245 cm = 2,45 245 cm = … 2,45 … m 300 cm = …3 m 56 cm = … 0,56 56 cm = 0,56 56 cm = … 0,56 … m

b Maak er kilometers van: 1245 m = … 1,245 1245 m = 1,245 1245 m = … 1,245 … km 925 m = … 0,925 925 m = 0,925 925 m = … 0,925 … km 650 m = … 0,65 650 m = 0,65 650 m = … 0,65 … km 85 m = … 0,085 85 m = 0,085 85 m = … 0,085 … km

b c Maak er liters van: 50 cl = … 0,5 50 cl = 0,5 50 cl = … 0,5 … l 450 ml = … 0,45 450 ml = 0,45 450 ml = … 0,45 … l 15 dl = … 1,5 … 1,5 … l 1

5 dl = … 0,02 dl = 0,02 dl = … 0,02 … l

CD 7 Schrijf over en vul in.

gewicht 1 kg 2 kg 4 kg 5 kg 6 kg 7 kg 8 kg

prijs € 1,50 …€ 3 …€ 6 …€ 7,50…€ 7,50… …€ 9 …€ 10,50…€ 10,50… …€ 12

c Hoeveel kost 2 1 2 kg appels? € 3,75

b d Hoeveel kost 12 1 2 m snoer? € 7,50

CD 8 Kies het goede antwoord. a a De oppervlakte

van een voetbalveld is:

1. Minder dan 1 ha2. Precies 1 ha3. 1,5 ha4. 2 ha

b De hoogte van een tafel is ongeveer:

1. 1,5 m2. 1,2 m3. 0,7 m4. 0,45 m

c De oppervlakte van deze bladzijde is ongeveer:

1. 1 dm2

2. 6 dm2

3. 0,6 m2

4. 120 cm2

b d De inhoud van het lokaal is:

CD 9 Kies het kleinste getal. a a 1. 12,3

2. 1,23

3. 0,123

4. 0,132

b 1. 0,25

2. 0,3

3. 0,199

4. 0,5

c 1. 0,75

2. 1 2

3. 2 3

4. 0,49

b d 1. 0,205

2. 1 5

3. 1 4

4. 2 9

lengte 1 m 2 m 3 m 4 m 5 m 6 m 7 m 8 m

prijs …€ 0,60…€ 0,60… …€ 1,20…€ 1,20… …€ 1,80…€ 1,80… …€ 2,40…€ 2,40… € 3 …€ 3,60…€ 3,60… …€ 4,20…€ 4,20… …€ 4,80…€ 4,80…

1. Minder dan 100 m3

2. 100 m3

3. Meer dan 120 m3

4. 115 m3

a a

b

blok 3

35

kwismeester

CD 18 Reken uit.a0,2 + 0,3 = 0,50,4 + 0,6 = 1 0,4 + 6 = 6,42,1 + 0,8 = 2,9

b0,5 + 0,7 = 1,20,8 + 0,3 = 1,12,1 + 0,9 = 3 1,4 + 2,9 = 4,3

c 1 − 0,3 = 0,710 − 0,5 = 9,5 3,4 − 2,5 = 0,9 4,3 − 0,9 = 3,4

d1,6 − 0,8 = 0,83 − 1,7 = 1,31 − 0,7 = 0,31 − 0,07 = 0,93

CD 19 Maak van de breuken kommagetallen.a

1 2 0,5

1 4 0,25

1 10 0,1

4 10 0,4

b

2 1 2 2,5

1 1 4 1,25

3 1 10

3,1

13 10 1,3

c

2 4 0,5

3 4 0,75

1 5 0,2

3 5 0,6

d

1 25 0,04

10 25 0,4

1 50 0,02

6 40 0,15

CD 20 Maak er meters van.a1 km = … 1000 m 1 2 km = … 500 m

3 km = … 3000 m

1,5 km = … 1500 m

b1 hm = … 100 m

3,5 hm = … 350 m

0,1 hm = … 10 m

0,25 hm = … 25 m

c 3 dm = … 0,3 m

50 cm = … 0,5 m

143 cm = … 1,43 m

500 mm = … 0,5 m

d0,3 km = … 300 m

2,45 km = … 2450 m

0,03 km = … 30 m

1 4 km = … 250 m

CD 21 Hoeveel liter is het?a 10 dl = …1 l

100 cl = …1 l

1000 ml = …1 l

1 hl = 10…0 l

b 2,5 dl = …0,25 l

75 cl = …0,75 l

350 ml = …0,35 l

0,4 hl = 4…0 l

c150 cl = …1,5 l

0,3 dl = …0,03 l

125 ml = …0,125 l

5 cl = …0,05 l

d1 1

2 dl = … 0,15 l

3 4 dl = … 0,075 l

4 5 l = … 0,8 l

1 10 dl = … 0,01 l

CD 22 Rond af op hele euro’s.a

€ 3

€ 3

€ 11

€ 6

b

€ 1

€ 1

€ 1

€ 2

€ 2,97

€ 4,52

€ 11,49

€ 4,48

€ 0,65

€ 8,02

€ 1,39

€ 2,08

€ 3,45

€ 4,44

€ 5,50

€ 4,46

€ 0,99

€ 0,80

€ 1,93

€ 0,08

CD 23 Rond af op 5 cent nauwkeurig.a

€ 4,50

€ 4,45

€ 4,50

€ 4,45

b

€ 8

€ 0,80

€ 2,10

€ 0,10

LB8b_B4Les.indd 35 05-07-2010 17:41:39

Page 71: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

70Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 2

Leerlingenboek 8, blok 4

u Inhoudsmatenvan dl naar l en cl; van cl naar l en mlvan ml naar cl en lvan l naar dm³ en m³; van m³ naar dm³ en l– In de fles zit 1,5 liter cola, dat is ....... ml.– Reken om.

Leerlingenboek 8, blok 4

70les 23

werkschrift blz. 21 maatschrift blz. 58 en 59 computer

C 1 Klopt de tekening van het tennispark?

1 mm2

C 2 Reken om.a 1 dm2 = … 100 cm2

0,5 dm2 = … 50 cm2

2 dm2 = … 200 cm2

4,3 dm2 = … 430 cm2

b 1 m2 = … 100 dm2

40 m2 = … 4000 dm2

4,5 m2 = … 450 dm2

0,45 m2 = … 45 dm2

c 1 km2 = 1 … 000 000 m2

0,5 km2 = … 500 000 m2

2 km2 = 2 … 000 000 m2

2,5 km2 = 2 … 500 000 m2

C 3 Welke maat hoort erbij? Kies uit:

800 m2 1 cm2 0,86 dm2 64 m2 444 km2 6 dm2

rekenboek 6 dm2; klaslokaal 64 m2, vingertop 1 cm2; eiland 444 km2; plein 800 m2; hand 0,86 dm2

4 m

Samen bespreken.

Curaçao

1 cm2

100 mm2

1 dm2

100 cm2

10 000 mm2

1 m2

100 dm2

10 000 cm2

1 km2

1 000 000 m2

blok 2

LB7a_B2L21.indd Sec1:70 21-12-2010 11:12:02

38 blok 4verder

CD 11 Kies het goede antwoord.a Welk getal kun je afronden op 1 1

2 miljard? 1. 1 516 894 023 2. 15 168 940 3. 1 516 894 4. 151 689

b Welk getal wordt afgerond op 3? 1. 2,49998 2. 2,5103 3. 2,096 4. 2,4555

CD 12 Reken uit.a Het Woordenboek der Nederlandse Taal heeft zo’n 44 000 bladzijden. Stel je voor: vanaf je

twintigste lees je elke dag 2 bladzijden. Hoe oud ben je dan als je het woordenboek uit hebt? 80 jaarb India is 3 287 782 km2 en Nederland ongeveer 42 000 km2. Hoeveel keer is India groter? 78 keer zo groot

CD 13 Reken handig.Kijk goed naar de getallen.a108 − 99 = 9

365 − 199 = 166

459 − 298 = 161

698 − 399 = 299

b 42 + 67 + 58 = 167

31 + 45 + 69 = 145

456 + 44 + 39 = 539

123 + 146 + 177 = 446

c 3 × 6 × 5 = 90

7 × 25 × 4 = 700

9 × 50 × 2 = 900

10 × 8 × 10 = 800

d12 × 8 × 1

3 = 32

1 2 × 4 × 16 = 32

0,3 × 6 × 10 = 18

30,8 × 13 × 100 = 40 040

CD 14 Reken uit.a7 × 2 = 147 × 0,2 = 1,47 × 0,25 = 1,757 × 0,125 = 0,875

b3 × 4 = 123 × 0,4 = 1,23 × 0,44 = 1,323 × 0,445 = 1,335

c9 × 25 = 2259 × 2,5 = 22,59 × 0,25 = 2,259 × 0,025 = 0,225

d 2 × 375 = 7502 × 37,5 = 752 × 3,75 = 7,52 × 0,375 = 0,75

CD 15 Welke maat hoort erbij?

Kies uit: cm2 dm2 m2 ha km2

a De oppervlakte van het boomblad is 13 …cm2

b Het bos is 9 …ha groot.c De oppervlakte van Nederland is ongeveer 42 000 …km2

d De oppervlakte van het schoolplein is 1250 …m2

e De oppervlakte van mijn handpalm is ongeveer 1 …dm2

CD 16 Reken uit.a 1 a = …100 m2

15 a = 1…500 m2

1 ha = 10 …000 m2

0,5 ha = 5…000 m2

b 1 dm2 = 1…00 cm2

0,5 dm2 = …50 cm2

3,5 dm2 = 3…50 cm2

35 dm2 = 35…00 cm2

c 100 ha = …1 km2

10 ha = …0,1 km2

1 ha = …0,01 km2

1000 ha = 1…0 km2

d 100 a = … 1 ha 1 a = 1…00 ca 0,5 ha = …50 a 0,25 ha = …25 a

LB8b_B4Les.indd 38 05-07-2010 17:41:44

23

werkschrift blz. 39 computer

les 19

C 1 Reken uit.Je mag je rekenmachine gebruiken.

bedrag in euro’s 50% 25% 75% 10% 6% 19% 81%

a a 24 12 …6 …18 …2,40 …1,44 …4,56 …19,44

b 30 …15 …7,50 …22,50 …3 …1,80 …5,70 …24,30

c 7,20 …3,60 …1,80 …5,40 …0,72 …0,43 …1,37 … 5,83

b d 15,95 …7,98 …3,99 …11,96 …1,60 …0,96 …3,03 … 12,92

C 2 Hoeveel suiker of vet zit erin? a a

inhoud 250 g45 g suikers per 100 g

Hoeveel procent suiker zit er in de jam? 45%

b

inhoud 350 g72,7 g vet

Hoeveel procent vet zit er in de mayonaise? 20,77%

b c

inhoud: 40 g33 g vet per 100 gram

Hoeveel gram vet zit er in het zakje chips? 13,2 g

C 3 Beantwoord de vragen.

3 g vet per 100 ml

a a Hoeveel gram vet zit er in het volle pak yoghurt? Hoeveel procent is dat? 30 g − 3%

0,5 g vet per 100 ml

b Hoeveel gram vet zit er in een vol pak karnemelk? Hoeveel procent is dat? 5 g − 0,5%

11 g suikers per 100 ml

b c Het pak appelsap is nog voor een kwart gevuld. Hoeveel gram suiker zit er nog in? 27,5 g

CD 4 Reken om. a a1 l = … 1000 ml

0,5 l = … 500 ml 1 4 l = … 250 ml 1 8 l = … 125 ml

b 1 dl = … 100 ml

15 cl = … 150 ml

0,25 dl = … 25 ml

6,7 cl = … 67 ml

c0,33 l = … 330 ml 1 3 l = … 333 ml 3 5 l = … 600 ml

0,05 l = … 50 ml

b d 0,2 l = 20 …cl

25 ml = 0,25 …dl

750 ml = 0,75 … l

185 cl = 1,85 … l

g

… ,…

m

1 l

1 l1 l

blok 4

LB8b_B4L16.indd 23 22-12-2010 09:23:24

Page 72: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

71Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 8, blok 4

u Gewichtvan g naar kg; van ton naar kg en omgekeerdvan g naar mg en omgekeerd– De auto weegt 2 ton, hoeveel kg is dat?– Is 1750 g meer of minder dan 1,7 kg?– Wat is zwaarder?

Leerlingenboek 7, blok 1

35

kwismeester

CD 18 Reken uit.a0,2 + 0,3 = 0,50,4 + 0,6 = 1 0,4 + 6 = 6,42,1 + 0,8 = 2,9

b0,5 + 0,7 = 1,20,8 + 0,3 = 1,12,1 + 0,9 = 3 1,4 + 2,9 = 4,3

c 1 − 0,3 = 0,710 − 0,5 = 9,5 3,4 − 2,5 = 0,9 4,3 − 0,9 = 3,4

d1,6 − 0,8 = 0,83 − 1,7 = 1,31 − 0,7 = 0,31 − 0,07 = 0,93

CD 19 Maak van de breuken kommagetallen.a

1 2 0,5

1 4 0,25

1 10 0,1

4 10 0,4

b

2 1 2 2,5

1 1 4 1,25

3 1 10

3,1

13 10 1,3

c

2 4 0,5

3 4 0,75

1 5 0,2

3 5 0,6

d

1 25 0,04

10 25 0,4

1 50 0,02

6 40 0,15

CD 20 Maak er meters van.a1 km = … 1000 m 1 2 km = … 500 m

3 km = … 3000 m

1,5 km = … 1500 m

b1 hm = … 100 m

3,5 hm = … 350 m

0,1 hm = … 10 m

0,25 hm = … 25 m

c 3 dm = … 0,3 m

50 cm = … 0,5 m

143 cm = … 1,43 m

500 mm = … 0,5 m

d0,3 km = … 300 m

2,45 km = … 2450 m

0,03 km = … 30 m

1 4 km = … 250 m

CD 21 Hoeveel liter is het?a 10 dl = …1 l

100 cl = …1 l

1000 ml = …1 l

1 hl = 10…0 l

b 2,5 dl = …0,25 l

75 cl = …0,75 l

350 ml = …0,35 l

0,4 hl = 4…0 l

c150 cl = …1,5 l

0,3 dl = …0,03 l

125 ml = …0,125 l

5 cl = …0,05 l

d1 1

2 dl = … 0,15 l

3 4 dl = … 0,075 l

4 5 l = … 0,8 l

1 10 dl = … 0,01 l

CD 22 Rond af op hele euro’s.a

€ 3

€ 3

€ 11

€ 6

b

€ 1

€ 1

€ 1

€ 2

€ 2,97

€ 4,52

€ 11,49

€ 4,48

€ 0,65

€ 8,02

€ 1,39

€ 2,08

€ 3,45

€ 4,44

€ 5,50

€ 4,46

€ 0,99

€ 0,80

€ 1,93

€ 0,08

CD 23 Rond af op 5 cent nauwkeurig.a

€ 4,50

€ 4,45

€ 4,50

€ 4,45

b

€ 8

€ 0,80

€ 2,10

€ 0,10

LB8b_B4Les.indd 35 05-07-2010 17:41:39

4

werkschrift blz. 3 maatschrift blz. 4 en 5 computer

les 3

C 1 1000 kilogram is 1 ton.

Rond de kilogrammen af op halve tonnen.C 3 Zet van licht naar zwaar.

32 829 kg 21 987 kgDe chauff eur weegt zijn vrachtauto 2 keer.Hij weegt 1 keer met lading en 1 keer zonder lading. Hoeveel ton heeft hij ongeveer geladen? Hoe reken je? 32 829 kg − 21 987 kg = 10 842 kg (=11 ton)

Om te onthouden:1 ton = 1000 kg 1 2 of 0,5 ton = 500 kg 1 10 of 0,1 ton = 100 kg

product gewicht met lading leeggewicht lading in kg lading in hele tonnen

tarwe 45 700 kg 30 300 kg …15 400 kg …15 ton

haver 12 890 kg 2790 kg …10 100 kg …10 ton

vervoermiddel gewicht afgerond in tonnen

auto 1512 kg … 1 1 2 ton

vrachtschip 17 200 ton … 17 ton

jumbojet 359 178 kg … 359 ton

touringcar 17 889 kg … 18 ton

ambulance 3295 kg … 3 1 2 ton

tram 49 644 kg …49 1 2 ton

caravan 516 kg … 1 2 ton

C 2 Kilogrammen en tonnen.Reken uit.a 2000 kg = … 2 ton

17 000 kg = … 17 ton

54 000 kg = … 54 ton

100 000 kg = …100 ton

b 500 kg = … 1 2 ton

1500 kg = …1 1 2 ton

5500 kg = …5 1 2 ton

10 500 kg = … 10 1 2 ton

c 4 ton = 4 …000 kg

59 ton = 59 …000 kg

3 1 2 ton = 3 …500 kg

150 ton = 150 …000 kg

blok 1

LB7a_B1L01.indd 4 21-12-2010 10:52:23

Page 73: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

72Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Samengestelde grootheden gebruiken en interpreteren, zoals km/u

Kunnen gebruiken en interpreteren van samengestelde grootheden:– snelheid: afstand en tijd– prijs per stuk, per gewichtseenheid, per lengte-eenheid, per inhoudseenheid, per

oppervlakte-eenheid, per tijdseenheidu Bart fietst 1,5 km in 5 min. Wat is dan zijn gemiddelde snelheid per uur?u Een wandelaar wandelt 5 km/uur. Hoe lang doet hij over een wandelroute van 17,5 km?

leerlingenboek 6, blok 1

Toetsschrift 6, blok 5Toetsschrift 7, blok 4Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 7, blok 6Toetsschrift 8, blok 2Toetsschrift 8, blok 5

5

a a Zet de dieren op volgorde, van klein naar groot. Tijger, bruine beer, zeeleeuw, giraff e, walrus,

b c Hoeveel ton is het bij elkaar? 195 ton b d Is dat meer of minder dan 20 000 kilo? meer

werkschrift blz. 3 computer

C 1 Dierenwereld.

les 4

C 2 Kilogrammen en tonnen.Hoeveel kilogram weegt de lading?Hoeveel ton is dat ongeveer?

product gewicht met lading leeggewicht lading in kilogram ongeveer in tonnen

a a haver 17 000 kg 3000 kg …14 000 kg …14 ton

b tarwe 39 750 kg 24 350 kg …15 400 kg …15 1 2 ton

b c rogge 40 660 kg 25 720 kg …14 940 kg …15 ton

b d gerst 38 680 kg 23 170 kg …15 510 kg …15 1 2 ton

neushoorn, olifant, potvis, blauwe vinvis.b Maak er hele en halve tonnen van. Soms moet je afronden. 1

2 ton; 1 2 ton; 1 ton; 1 ton; 1 1

2 ton; 2 1 2 ton;

5 ton; 53 ton; 130 ton.

zeeleeuw900 kg

blauwe vinvis130 000 kg

giraff e1200 kg

tijger350 kg

bruine beer700 kg

olifant5000 kg

walrus1500 kg

potvis53 000 kg

neushoorn2500 kg = 2,5 ton

CD 3 Welke buurgetallen horen erbij?

a a b b c

998 999 1000

999 1000 1001

1999 2000 2001

9999 10 000 10 001

10 000 10 001 10 002

10 100 10 101 10 102

24 999 25 000 25 001

20 200 20 201 20 202

34 998 34 999 35 000

blok 1

LB7a_B1L01.indd 5 17-12-2009 08:42:08

41

CD 6 Hoeveel buggy’s zijn er in de winkel?Een winkel verkoopt buggy’s met 4 wielen en met 3 wielen.Samen zijn er 125 wielen in de winkel.Hoeveel buggy’s zijn er van elk?Kun je verschillende mogelijkheden vinden?Tip: maak een tabel.

buggy’s

3 wielen39 35 31 27 23 19 15

buggy’s

4 wielen2 5 8 11 14 17 20

totaal

aantal

wielen

125 125 125 125 125 125 125

CD 7 De avondvierdaagse.De kinderen uit groep 6 lopen 10 km.De kinderen uit groep 8 lopen 15 km.Beide groepen starten om 17.00 uur.De kinderen uit groep 6 lopen ongeveer 3 km per uur.De kinderen uit groep 8 ongeveer 4 km per uur.Wat kun je allemaal uitrekenen?

CD 8 Meet 4 liter water af.

Hoe kun je met deze 2 kannen precies 4 liter water uit de grote bak halen?Je mag water teruggieten. Vul de grote kan met 5 l water. Vul hiermee de kleine kan. Er blijft

2 l in de grote kan achter. Gooi de kleine kan leeg. Giet de resterende 2 l in de kleine kan. Die is nu

gevuld met 2 l. Vul de grote kan weer. Giet met de grote kan de kleine vol. Daar gaat nog 1 l in. Er

blijft 4 l in de grote kan achter.

CD 9 Neem over en vul in.Let op: het zijn keersommen!a b c d

Kan het ook anders? Meer antwoorden.

……2 24 4

16

2…

……2 48 8

64

2…

……3 39 9

81

3…

……2 48 12

96

3

CD 10 Taart snijden.a Joost wil deze taart in 4 gelijke stukken snijden. Hoe kan hij snijden? Bedenk verschillende manieren.b Tessa wil deze taart in 3 gelijke stukken verdelen. Lukt dat, denk je? Nee.

5 liter

3 liter

Hoe laat komen de kinderen binnen? (groep 6: 20.20 uur, groep 8 20.45 uur)

Hoe lang lopen ze over de tocht? (groep 6 ongeveer 3 uur en 20 minuten, groep 8

ongeveer 3 uur en 45 minuten)Welke groep komt eerder binnen? (groep 6)

Page 74: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

73Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 4

u Bereken de snelheden.

Leerlingenboek 8, blok 4

3

werkschrift blz. 32 computer

les 2

C 1 Vul aan. a a Vul aan tot het volgende

tienduizendtal.57 500 + 25…00 = 60 00029 100 + 9…00 = 30 00062 150 + 78…50 = 70 00079 950 + …50 = 80 000

b Vul aan tot het volgende honderdduizendtal.378 000 + 22 …000 = 400 000250 000 + 50 …000 = 300 000254 000 + 46 …000 = 300 000792 000 + 8…000 = 800 000

b c Vul aan tot het volgende honderdduizendtal.254 300 + 45 …700 = 300 000592 100 + 7…900 = 600 000837 900 + 62 …100 = 900 000209 100 + 90 …900 = 300 000

C 2 Hoeveel briefjes? a a Hoeveel briefjes van € 500 gaan er in

€ 10 000? 20 Hoeveel briefjes van € 200? 50 Hoeveel briefjes van € 100? 100 Hoeveel briefjes van € 10? 1000

b Hoeveel van die briefjes gaan er in € 100 000? 200; 500; 1000; 10 000

b c Hoeveel van die briefjes gaan er in een miljoen? 2000; 5000; 10 000; 100 000

CD 3 Kijk goed naar deze kommagetallen.Welk kommagetal ligt het dichtst bij 10?

a a9,00 of 10,505,50 of 15,508,80 of 10,307,10 of 12,80

b0,5 of 20,009,58 of 10,58,99 of 10,997,4 of 12,55

b c Vul aan tot 10. 0,39 9,61 2,07 7,93 0,41 9,59 8,92 1,08

CD 4 Hoeveel kilometer per uur rijdt meneer Van Rooy?Hij woont in Apeldoorn en werkt in Den Bosch. a a ’s Morgens doet hij er 2 uur over. Hoeveel kilometer per uur rijdt hij gemiddeld?

afstand 90 km …45 km

tijd 2 uur 1 uur

b ’s Middags doet hij er 1 1 2 uur over. Hoeveel kilometer per

uur rijdt hij gemiddeld?

afstand 90 km …60 km

tijd 1 1 2 uur 1 uur

b c Op woensdag staat hij in de fi le, waardoor de reis 2 uur en een kwartier duurt.

Wat is dan zijn gemiddelde snelheid geweest? 40 km per uur

Den Bosch 90 km

Apeldoorn

90 km

Nijmegen

Den Bosch

Arnhem

blok 4

LB7b_B4L01.indd 3 18-06-2010 09:11:39

11

a a De familie Overeem wil deze meubels kopen. Hoeveel moeten ze ongeveer betalen?

1. € 19002. € 20003. € 17004. € 1800

b Hoeveel korting krijg je ongeveer?

1. € 302. € 1203. € 254. € 570

b c Reken uit wat je precies voor de fi ets moet betalen. € 568,10

werkschrift blz. 35 computer

les 9

C 1 Hoeveel moeten zij betalen en hoeveel krijgen zij terug?Bram en Kim gaan op wintersportvakantie naar Zwitserland. Ze kopen in Nederland voor € 800 Zwitserse franken.

a a Hoeveel franken krijgen ze voor € 100? € 127,40b Hoeveel franken krijgen ze voor € 800? € 1019,20

Na hun vakantie hebben ze nog geld over. Dit wisselen ze weer om bij de bank.c Hoeveel euro krijgen ze terug voor 100 franken? € 67,48 b d Hoeveel euro krijgen ze terug voor 175 franken? € 118,08

C 2 Hoeveel euro moet je betalen voor Noorse kronen? a a Hoeveel Noorse kronen krijg je voor € 100? 697,17 kronen.b En voor € 250? 1742,93 kronen.c En voor € 555? 3869,29 kronen. b d Hoeveel euro krijg je terug voor 650 Noorse kronen? 75,19 euro.

CD 3 Reken uit.Kies het goede antwoord.

CD 4 Reken uit. a a 1 2 × 2 = 1 1 2 × 1 = . 1

. 2

1 2 × 6 = 3

b 1 2 × 1

2 = . 1 . 4

1 2 × 1

4 = . 1 . 8

1 2 × 8 = 4

c 1 2 × 1

3 = . 1 . 6

1 2 × 1

5 = . 1 .10

1 2 × 1

6 = . 1 .12

d1 : 2 = . 1

. 2

1 : 3 = . 1 . 3

2 : 4 = . 1 . 2

b e1 : 1

2 = 2

1 1 2 :

1 2 = 3

2 : 1 2 = 4

1 euro = aankoop verkoop

Zwitserse frank 1,2740 1,4820

1 euro = aankoop verkoop

Noorse kroon 6,9717 8,6443

CD 5 Bereken de snelheden in km/u.Je kunt een verhoudingstabel gebruiken. a a fi etser: 4 km in 1 kwartier 16 km/ub wandelaar: 600 m in 10 minuten 3,6 km/uc vliegtuig: 205 m in 1 seconde 738 km/u

d bromfi ets: 100 m in 10 seconden 36 km/ue auto: 100 m in 5 seconden 72 km/u b f wielrenner: 475 m in 45 seconden 38 km/u

€ 698 € 399

€ 899

€ 598korting 5%

blok 4

LB8b_B4L06.indd 11 05-07-2010 17:01:06

Page 75: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

74Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Telefoneren naar België kost € 0,12 per minuut. Hoeveel kost een telefoongesprek van 3 minuten?

Leerlingenboek 7, blok 5

u Op de sticker van de kaas staat dat de prijs € 6,99/kg is. Wat kost 2 kg kaas?

Leerlingenboek 7, blok 5

u Wat betekent het eigenlijk als de wielrenner zegt: Ik reed de wedstrijd met een gemiddelde van 42 km per uur.Denk je dat de wielrenner met dat gemiddelde soms harder reed dan een auto mag rijden binnen de bebouwde kom (50 km/uur)? Leg uit.

61

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

les 15 oefenen

CD 5 Hoeveel kosten de telefoongesprekken? a a

14 c per minuut.

Hoeveel kosten deze gesprekken?van 13 minuten € 1,82van 19 minuten € 2,66van 23 minuten € 3,22

b c

24 c per minuut.

Hoeveel kosten deze gesprekken?van 6 min. 30 sec. € 1,56van 13 min. 20 sec. € 3,20van 28 min. 10 sec. € 6,76

b

23 c per minuut.

Hoeveel kosten deze gesprekken?van 12 minuten € 2,76van 26 minuten € 5,98van 33 minuten € 7,59

CD 6 Reken met geld. a a Kim krijgt € 2,50 zakgeld per week. Ze spaart voor een dvd. Deze

kost € 16,99. Hoeveel weken moet ze sparen voordat ze deze dvd kan kopen? 7b Janine krijgt € 1,50 zakgeld per week. Zij spaart voor een armband

die € 23,50 kost. Na hoeveel weken kan ze die kopen? 16 b c Bram krijgt € 1,75 zakgeld per week. Hij spaart voor een

spelcomputer die € 149 kost. Moet hij korter of langer dan een jaar sparen? Na hoeveel weken kan hij die spelcomputer kopen? langer; 86.

CD 7 Hoeveel hele euro’s krijg je ongeveer terug? a a

CD 8 Reken met breuken. a a Julian maakt een fi etstocht van 48 km. Op 2

3 van de route rust hij even. Hoeveel kilometer moet hij daarna nog fi etsen? 16 km

b Amel maakt een fi etstocht van 36 km. Hij pauzeert 2 keer: na 24 km en na 30 km. Welk deel van de tocht heeft hij na elke pauze gefi etst? 2

3 deel en 5 6 deel

b c Ilse fi etst 21 km en pauzeert daarna. Ze heeft dan al 7 8 deel

van de tocht gefi etst. Hoe lang is de hele fi etstocht? 24 km

€ 0,98€ 1,99€ 3,85

€ 1,48€ 2,99€ 3,49€ 5,98€ 0,990,99

€ 22,89€ 0,98€ 4,99€ 7,99€ 1,48€ 5,55

1,485,55

b

Je betaalt met een briefje van € 20. € 5

b c

Je betaalt met een briefje van € 10. € 3

Je betaalt met een briefje van € 50. € 6

blok 5

LB7b_B5L11.indd 61 18-06-2010 10:25:52

69

werkschrift blz. 50 computer

les 22

C 1 Hoeveel moet je betalen?

a a Hoeveel kost het gehakt per kg? € 4,19 a b Hoeveel weegt dit pakje gehakt? Kies uit: bijna 100 g; bijna

1 kg; bijna 9 kg. bijna 1 kgc Hoeveel moet je betalen voor 100 g? En voor 500 g? € 0,42; € 2,10 b d Dit gehakt komt in de reclame. Er gaat 10% van de prijs af.

Hoeveel moet je dan betalen? € 3,74 b e Wat wordt dan de prijs per kg? € 3,77

C 2 Reken om. a a2 kg = 2…000 g0,5 kg = …500 g2,5 kg = 2…500 g1,3 kg = 1…300 g

b2,3 kg = …2 kg + 3…00 g6,5 kg = …6 kg + 5…00 g6,45 kg = …6 kg + 4…50 g6,05 kg = …6 kg + …50 g

b c1,500 kg = …1 kg + 5…00 g1,050 kg = …1 kg + …50 g1,005 kg = …1 kg + … 5 g0,105 kg = …0 kg + 1…05 g

CD 3 Beantwoord de vragen.

CD 4 Kies steeds het goede antwoord. a a Welk percentage hoort bij de breuk?

1 5 Kies uit:

g

5%15%

20%

3 4 Kies uit: 75% 60%

48%

b Welke breuk hoort bij het percentage?

1% Kies uit:

j

1 1 1

100

g

10 100

20% Kies uit: 2 1

2 100 20

100

c Welke breuk hoort bij het percentage?

35% Kies uit:

j

:1 15 7

10

85% Kies uit:19 20

17 50

b d Welke breuk ligt er het dichtst bij?

48% Kies uit: 1 3

j

1 4

11% Kies uit: 1 15

1 5

totaalprijs €

verkoopdatum:

gewicht kg prijs €/kg

0,991 € 4,19 € 4,15

789993 630393

Versmarkt AmersfoortRundergehakt

25-02-2010

a a Hoeveel procent is ‘overig’? 25% a b Waarvoor zou de auto bij ‘overig’ bijvoorbeeld gebruikt

kunnen worden? werk, zoals taxi; bedrijfswagenc Welke kleur hoort bij ‘winkelen’? geeld Welke kleuren kunnen bij ‘visite’ en ‘werk’

horen? paars en blauw b e Welke soorten autogebruik horen bij: ongeveer een

kwart; iets minder dan 1 6 ? visite en werk; ontspanning

visite 24% ontspanning 16% van en naar het werk 24% winkelen 11% overig

:1

2

1 10

g

7 20

85 100

blok 5

LB7b_B5L21.indd 69 18-06-2010 10:07:50

Page 76: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

75Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Kiezen van de juiste maateenheid bij een situatie of berekening

Kiezen van de juiste maateenheid bij een situatie of berekening. Met welke maateenheid druk je de lengte uit van: een fietstocht, een paperclip, een baby, de woonkamer?u Welke maat hoort erbij?

Leerlingenboek 6, blok 1

Leerlingenboek 8, blok 1

29les 24

werkschrift blz. 11 computer

C 1 Tegels leggen.

C 2 Reken uit.Doe het zo.

a a4 × 12 = 486 × 13 = 785 × 15 = 753 × 14 = 42

b18 × 7 = 12623 × 3 = 6916 × 4 = 6412 × 8 = 96

c5 × 17 = 857 × 13 = 916 × 21 = 1264 × 24 = 96

b d 8 × 17 = 13616 × 9 = 14423 × 8 = 184 7 × 46 = 322

C 3 Reken uit. a a21 : 3 = 732 : 4 = 860 : 5 = 1278 : 6 = 13

b57 : 8 = 7 res t 167 : 7 = 9 r 484 : 9 = 9 r 340 : 3 = 13 r 1

c72 : 4 = 1884 : 6 = 1495 : 5 = 1984 : 7 = 12

b d 83 : 3 = 27 r 2 92 : 8 = 11 r 4 87 : 4 = 21 r 3167 : 5 = 33 r 2

CD 4 Welke maat hoort erbij?1 2 3 4

423 …cm 824 …cm 15 …m 60 …dm

a a Kies de goede maat: cm, dm of m.b Hoe lang is een volwassen man ongeveer? 1 m 75 tot 2 mc Hoe hoog is een vuurtoren ongeveer? 30 tot 60 m b d Hoe hoog is het huis op plaatje 4 ongeveer? 10 tot 15 m

6 × 12 = 6 × 10 + 6 × 2 dus 60 + 12 = 72

220 cm

120 cm ... cm

120 cm

20 cm

10 cm

a a Hoeveel tegels passen er in de lengte? 11 a b Hoeveel tegels passen er in de breedte? 12c Hoeveel tegels zijn er nodig? 132d De vloertegels worden verkocht in dozen van

10 stuks. Hoeveel dozen zijn er nodig? 14 dozen (anders heb je 2 tegels tekort) b e 1 doos tegels kost 40 euro. Losse tegels neemt

de winkel terug. Wat kost de tegelvloer? € 528

blok 1

22

werkschrift blz. 9 maatschrift blz. 22 en 23 computer

les 18

C 1 Hoeveel zit erin? Samen bespreken.

8 × 20 cl

C 2 Hoeveel dl, cl en ml?

1 l = …10 dl …100 cl … 10001000 ml

1 dl = … 10 cl … 100 100 ml

1 cl = … 10 10 ml

C 3 Welke maten horen erbij?Kies uit l, dl, cl, ml.a Ik heb 45 …l benzine getankt.b In dit blik zit 80 …cl soep. c Het medicijnfl esje bevat 25 …ml neusdruppels.d Een halve liter slagroom is 5 …dl. e Het blikje bevat 0,3 …l frisdrank.f Potgrond wordt verkocht in zakken van 10 tot 50 …l .g Een plastic citroen bevat 100 …ml citroensap.h Een fl es afwasmiddel bevat 75 …cl.

0,7 l

Soeppan met glazen deksel. Inhoud 8 liter.

500 ml

500 ml

150 l

blok 1

Page 77: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

76Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u De oppervlakte van een stad wordt uitgedrukt in ... Kies uit: km2 , m2 , cm2

u Na een zwaar dieet is mevrouw van Os 12 …. afgevallen. Vul de juiste maateenheid in.

Leerlingenboek 6, blok 4

21les 17

werkschrift blz. 38 computer

C 1 Met welke weegschaal weeg je?1 max. 100 g 2 max. 1 kg 3 max. 10 kg 4 max. 5 kg

a a Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. a b Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker.c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers.d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. b e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.

C 2 Met welke maat meet je? a aKies uit kg of g.

kanarie 12 …gkind 35 …kgauto 1200 …kgpot jam 450 …g

b

Kies uit km, m, cm of mm.

Amsterdam-Parijs 500 …kmspijkertje 15 …mmpen 15 …cmwoonkamer 850 …cm

b cKies uit l, dl of cl.

benzinetank 60 …lbeker slagroom 25 …clfl es limonadesiroop 7 …dlfl esje koffi emelk 50 …cl

CD 3 Bouw zelf.Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide.

a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpuntb Hoe hoog is de cilinder? 10 cm Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpuntenc Hoe hoog is de piramide? 6,5 cm Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten

blok 4

LB6b_B4L16.indd 21 09-07-2010 09:41:49

Page 78: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

77Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– (Lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen:

– 1,65 m is 1 meter en 65 centimeter

– € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent

Inzicht hebben in de waarde van de cijfers in eenvoudige meetgetallen met een komma, en op basis van die waarde kunnen omzetten in een andere maat.u Lengte

Afstanden in meters en centimeters.

Leerlingenboek 6, blok 5

Leerlingenboek 7, blok 1

– Piet wil de omtrek van een boom meten met een touw van 50 cm. Hij meet 2,5 touwlengtes. Hoe groot is de omtrek van de boom in meters? En in centimeters?

– Op de kilometerteller staat als afgelegde afstand 14,51. Hoeveel is de 1 waard? Hoeveel kilometer en hoeveel meter heeft de fietser afgelegd?

LengteToetsschrift 6, blok 1Toetsschrift 6, blok 2Toetsschrift 6, blok 4Toetsschrift 6, blok 5Toetsschrift 6, blok 6Toetsschrift 7,blok 1

InhoudToetsschrift 7, blok 2Toetsschrift 7, blok 3Toetsschrift 7, blok 5

GewichtToetsschrift 6, blok 2Toetsschrift 7, blok 1

GeldToetsschrift 6, blok 1Toetsschrift 6, blok 3

63les 17

werkschrift blz. 48 computer

C 1 Hoeveel planken passen er in de kamers? a a 80 b 70

C 2 Splits de maten en zet ze in een schema.

b c Wat kosten beide vloeren als 10 planken € 35 kosten? € 280 en € 245

a a cm mm

1,5 cm = … 1 cm + …5 mm12,4 cm = 12 cm + 4 mm 8,9 cm = 8 cm + 9 mm32,6 cm = 32 cm + 6 mm

CD 3 Pak dit pakket goed in.

a a Heb je genoeg aan 6 m touw? Schat eerst en reken daarna precies uit. b Heb je genoeg aan 5 m touw? b c Als het pak 2 x zo hoog is, hoeveel

meter meer touw heb je dan nodig?

b m dm cm

1,85 m = 1 m + 8 dm + 5 cm21,12 m = 21 m + 1 dm + 2 cm14,68 m = 14 m + 6 dm + 8 cm62,04 m = 62 m + 0 dm + 4 cm

b c m dm cm

10,02 m = 10 m + 0 dm + 2 cm425,42 m = 425 m + 4 dm + 2 cm600,00 m = 600 m + 0 dm + 0 cm228,40 m = 228 m + 4 dm + 0 cm

4,80 m

5 m

2,40 m

1,20 m

7,50 m

a Ja, 2 × 75 + 4 × 50 + 6 × 25 = 150 + 200 + 150 = 500 cm = 5 mb Nee, dan kun je geen knoopje leggen.c 6 × 25 cm = 150 cm =1,5 m

Dat doe je zoals op het plaatje.

75 cm

50 cm

25 cm

vloerplanklengte 2,50 mbreedte 120 mm1 cm = 1 m

blok 5

LB6b_B5L16.indd 63 21-12-2010 11:58:23

27les 22

werkschrift blz. 10 computer

C 1 Reken om.Schrijf in een andere maat. a a 1 dm = … 10 cm 6 dm = … 60 cm 9 dm = … 90 cm10 dm = … 100 cm

b7 dm = …70 cm 8 dm = …80 cm 3 dm = …30 cm 5 dm = …50 cm

c0,1 m = …1 dm 0,4 m = …4 dm 0,8 m = …8 dm 0,9 m = …9 dm

b d10 cm = …1 dm15 cm = … 1,5 dm23 cm = … 2,3 dm84 cm = … 8,4 dm

C 2 Reken om.Schrijf als kommagetal.a26 cm = 0,26 m 54 cm = … 0,54 m 32 cm = … 0,32 m 41 cm = … 0,41 m

b 3 dm = 0,3 m 7 dm = … 0,7 m 5 dm = … 0,5 m 10 dm = … 1,0 m

c1 m 15 cm = 1,15 m 3 m 20 cm = … 3,20 m 6 m 95 cm = … 6,95 m 5 m 20 cm = … 5,20 m

d34 cm = 3,4 dm81 cm = … 8,1 dm66 cm = … 6,6 dm43 cm = … 4,3 dm

CD 3 Postzegels kopen.Linde koopt 2

6 vel postzegels.Manja koopt 3

8 vel postzegels.Niels koopt 4

12 vel postzegels.

a a Hoeveel postzegels kopen zij? Linde 8; Manja 9 en Niels 8.b Hoeveel moet iedereen betalen? Linde € 3,52. Manja € 3,96.

Niels € 3,52. b c Kunnen de postzegels van Linde, Manja en Niels samen uit 1

vel? Nee, 1 zegel tekort.

CD 4 Reken uit. a a 1 2 van € 3,00 = € 1,50

1 2 van € 12,40 = € 6,20

1 3 van 6 km = 2 km

1 3 van 45 km = 15 km

b

1 2 van € 3,50 = € 1,75

1 2 van € 1,50 = € 0,75

1 3 van 1 1

2 km = 1 2 km

1 3 van 4 1

2 km = 1 1 2 km

b c 3 4 van 6 kg = 4 1

2 kg

2 3 van 4 1

2 kg = 3 kg

5 6 van 180 l = 150 l

5 6 van 156 l = 130 l

CD 5 Reken uit.Zet de getallen onder elkaar. a a217 + 32 = 249324 + 63 = 387

177 − 45 = 132292 − 61 = 231

b114 + 234 = 348143 + 156 = 299

276 − 135 = 141248 − 136 = 112

c288 + 311 = 599346 + 123 = 469

859 − 617 = 242643 − 521 = 122

a d1181 + 1016 = 21972043 + 1325 = 3368

1843 − 521 = 13222379 − 1276 = 1103

blok 1

LB7a_B1L21.indd 27 16-12-2009 19:12:24

Page 79: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

78Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

Leerlingenboek 6, blok 2

u Inhoud– Wat is de 5 waard in 1,45 liter?– 0,003 liter is … ml

u Gewicht– Hoeveel kg is 220 gram? … kilogram– Wat is zwaarder: 4,10 kilogram of 41.000 gram? Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

u Geld– Hoeveel muntjes van 10 cent kun je wisselen voor € 2,30? En voor € 12,30?– De benzine is bij deze pomp 1575 cent per liter. Wat bedoelen ze daarmee?

Leerlingenboek 7, blok 1

– Schrijf het bedrag met een euro-teken.

59les 14

werkschrift blz. 17 computer

C 1 Pablo maakt een terras.De tegels zijn 50 cm bij 50 cm.Meet het terras. a a Hoeveel tegels heeft hij nodig? 96 tegelsb Pablo legt in het midden 1 grote tegel

van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel kleine tegels heeft hij dan nog nodig? 92 tegels

b c Daarna vervangt hij in iedere hoek de kleine tegels door een tegel van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel tegels liggen er als het terras klaar is? 5 grote en 76 kleine tegels

CC 2 Meet en reken. a a Meet met je liniaal de lengte en de

breedte van deze plattegrond. Hoe groot is het weiland in het echt?

180 meter lang, 120 meter breedb De boer maakt een hek om het

weiland. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 600 meter

b c De boer heeft een grasmaaier van 120 cm breed. Hoeveel banen moet hij maaien? 100 banen of 150 banen, afhankelijk van de richting.

C 3 Teken en reken uit.Rosa’s tafel is 140 cm bij 70 cm. Ze legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm overheen. a a Hoeveel is het kleed langer dan de tafel? 60 cm Hoeveel is het kleed breder dan de tafel? 50 cmb Hoe ver hangt het kleed over de tafel? 25 cm en 30 cm b c Rondom het kleed komt een groene band en een rode band. Rosa heeft 13 meter band. Hoeveel band houdt Rosa over? 20 cm

CD 4 Schrijf het op in andere maten.

Schrijf het op in meters en centimeters. a a 360 cm = … 3 m en … 60 cm a b 753 cm = … 7 m en … 53 cmc 288 cm = … 2 m en … 88 cmd 1206 cm = …12 m en … 6 cm b e 2860 cm = …28 m en … 60 cm

Schrijf het op in kilometers en meters. a f 1800 m = …1 km en … 800 m a g 2600 m = …2 km en … 600 mh 3050 m = …3 km en … 50 mi 2450 m = …2 km en … 450 m b j 5004 m = …5 km en … 4 m

Weet je nog? 1 m = 100 cm; 1 km = 1000 m

1 cm = 1 m

1 cm = 20 m

blok 2

22les 18

werkschrift blz. 9 maatschrift blz. 22 en 23 computer

C 1 Wat betekenen de getallen? Samen bespreken.

C 2 Hoe is de euro verdeeld?

1 10

2 10 = 1

5 5 10 = 1

2 10 10 = 1

€ 0,10 € 0,20 € 0,50 € 1

1 100

2 100 = 1

505

100 = 1 20

10 100 = 1

10

€ 0,01 € 0,02 € 0,05 € 0,10

C 3 Schrijf als kommagetal.a15 cent = € 0,1523 cent = € 0,2349 cent = € 0,49

b10 c = € 0,10 9 c = € 0,09 7 c = € 0,07

c1 euro 10 c = € 1,101 euro 35 c = € 1,351 euro 90 c = € 1,90

d 3 c = € 0,03 30 c = € 0,30 300 c = € 3,00

C 4 Hoe groot zijn de prijsverschillen?

maandag

V-Power, liter 1598

diesel, liter 1135

V-Power, diesel 1154

autogas, liter 524

donderdag

V-Power, liter 1615

diesel, liter 1139

V-Power, diesel 1205

autogas, liter 558

€ 0 10

€ 0,10€ 0 01 € 0 02 € 0 05

€ 0 20 € 0,50

0 100

0 10

maak kans op

€ 1000,00 aan tuinartikelen

2 bossen rozen voor 5.00

van € 1,29

voor € 0,89

2 rollen van€ 1,18 voor€ 0,99Handdoeken: € 2 per stuk

per stuk voor€ 0,89

Samen bespreken.

V-Power 1,7 c per liter

diesel 0,4 c per liter

V-Power diesel 5,1 c per liter

autogas 3,4 c per liter

blok 1

LB7a_B1L16.indd 22 16-12-2009 19:14:14

Page 80: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

79Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

Leerlingenboek 7, blok 1

Leerlingenboek 8, blok 4

23les 19

werkschrift blz. 9 computer

C 1 Schrijf als breuk. a a€ 3,50 = 3 1

2 euro

€ 1,50 = 1 1 2 euro

€ 4,50 = 4 1 2 euro

€ 7,50 = 7 1 2 euro

b€ 1,10 = 1 1

10 euro€ 1,70 = 1 7

10 euro€ 1,30 = 1 3

10 euro€ 1,90 = 1 9

10 euro

c€ 1,20 = 1 1

5 euro € 3,20 = 3 1

5 euro€ 1,40 = 1 2

5 euro € 1,80 = 1 4

5 euro

b d€ 2,05 = 2 1

20 euro€ 3,25 = 3 1

4 euro € 5,75 = 5 3

4 euro€ 1,15 = 1 3

20 euro

C 2 Reken uit.Schrijf het bedrag met het euroteken.

a a b c b d

€ 1,50 € 2,50 € 1,26 € 0,05

€ 1,20 € 4,90 € 4,52 € 10,02

C 3 Hoeveel kosten de stukken pizza?1 hele pizza kost € 6. a astuk pizza 1

2 1 3 1

6

prijs € …3 € …2 € …1

b

stuk pizza 2 3 5

6 4 4

prijs € …4 € …5 € …6

b cstuk pizza 5

12 7 12 11

12

prijs € …2,50 € …3,50 € …5,50

CD 4 Een terras leggen. a a Hoe groot is het terras? 48 m2

b Voor elke vierkante meter zijn 16 tegels nodig. Hoeveel tegels zijn nodig voor het hele terras? 48 × 16 tegels = 768 tegels

c 1 tegel kost € 0,50. Hoeveel kosten de tegels voor het hele terras? € 384

b d Het terras wordt daarna 2 keer zo lang en 2 keer zo breed gemaakt. Hoeveel tegels moeten er dan bijgekocht worden? Hoeveel euro duurder wordt het dan? 144 m2 extra is 144 × 16 tegels = 2304 tegels. Deze kosten € 1152.

26

€ 4 90 4,5222

8 m

6 m

blok 1

LB7a_B1L16.indd 23 16-12-2009 19:14:30

10

werkschrift blz. 35 maatschrift blz. 40 en 41 computer

les 8

C 1 Hoe goed ken jij de euro?

C 2 Reken met wisselkoersen.Aankoop: je wisselt bijvoorbeeld € 100 voor dollars. Je krijgt dan 100 x 1,1415 = $ 114,15.Verkoop: je wisselt bijvoorbeeld $ 100 voor euro’s. Je krijgt dan 100 : 1,3430 = € 74,46.

1 euro = aankoop verkoop

Amerikaanse dollar 1,1415 1,3430

Deense kroon 6,5444 8,1144

Engelse pond 0,7700 0,9088

Noorse kroon 6,9717 8,6443

Zweedse kroon 8,3940 10,4078

Zwitserse frank 1,2740 1,4820

a Wat krijg je als je bij de bank 50 euro inwisselt voor Amerikaanse dollars? 50 × 1,1415 = 57,08 dollar.

b Je haalt bij de bank 3000 Zweedse kronen;wat betaal je? 3000 : 8,3940 = 357,40 euro.

c Hoeveel Engelse ponden krijg je voor € 320?

C 3 Koop en verkoop Engelse ponden.Kijk in de tabel bij opgave 2.Voor je vakantie naar Engeland kocht je voor € 250 Engelse ponden. De vakantie ging niet door en daarom lever je ze weer in. Wat heb je precies verloren?250 × 0,7700 = 192,50 pond. 192,50 : 0,9088 = 211,82 euro. Verloren: € 38,18.

16 EU-landen met de euro als munt op 1 januari 2010

11 EU-landen die de euro (nog) niet gebruiken

a Hoeveel eurolanden waren er op 1 januari 2010? 16

b Hoeveel eurolanden zijn er nu? c Welke euromunten ken je?

En wat zijn deze samen waard? d Hoeveel verschillende euromunten

zijn er? 16 × 8 = 128e Leg ze in gedachten op volgorde

naar grootte. Wat is jouw volgorde?€ 2 - € 0,50 - € 1 - € 0,20 - € 0,05 - € 0,10 - € 0,02 - € 0,01.

b Samen besprekenc € 2 - € 1 - € 0,50 - € 0,20 - € 0,10 - € 0,05 € 0,02 - € 0,01. Samen: € 3,88

d Waarom staan er zoveel cijfers achter dekomma? Samen bespreken.

c 320 × 0,7700 = 246,40 pond.

C 4 Hoeveel euro kosten de Engelse ponden?De familie Veerman neemt geen buitenlands geld mee, maar pint altijd in het buitenland. Dit jaar gaan ze naar Engeland. De wisselkoers is 112,3848. Als meneer Veerman 100 Engelse ponden pint, hoeveel euro kost dat dan? € 112,38

blok 4

LB8b_B4L06.indd 10 22-12-2010 09:16:27

Page 81: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

80Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

Handleiding 8, blok 4

20Blok 4 Les 8 en 9

Lesverloop van les 8

C 1 Hoe goed ken jij de euro?

Een andere kennismaking met de euroBekijk samen het kaartje met de eurolanden. In hoeveel landen wordt de euro als munt gebruikt? (16 op 1 januari 2010) Welke landen zijn dat? (België, Duitsland, Cyprus, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. Verder is de euro het wettige betaalmiddel in Andorra, Monaco, San Marino, Vaticaanstad, Kosovo en Montenegro, maar dat zijn geen offi ciële eurolanden.) Vraag de leerlingen of die munten overal hetzelfde zijn. (Nee, ieder land heeft een eigen opdruk.) Hoeveel verschillende euromunten waren dat in 2010? (16 × 8 = 128. Van de niet-offi ciële eurolanden mogen Monaco, San Marino en Vaticaanstad ook eigen euromunten slaan. Dus dat zijn er dan nog 3 × 8 = 24 meer, en dan hebben we alle speciale munten, zoals herdenkingsmunten, nog niet eens meegerekend!) Vraag de leerlingen, als ze munten bij zich hebben, die met elkaar te vergelijken. Laat er zelf ook een aantal uit verschillende landen zien. Wat staat er op de achterkant? Bespreek vervolgens samen vraag e. Wat zou de volgorde naar grootte van alle euromunten zijn? Verwijs hierbij eventueel naar de vorige les. Vraag ten slotte naar de voordelen van het gebruik van één muntsoort in meerdere landen. (Geen wisselkoersen, je weet in die andere landen gelijk of iets duur of goedkoop is.)

C 2 Reken met wisselkoersen.

Rekenen met geldBespreek het lijstje met de koersen. Vertel dat deze koersen steeds veranderen. Geef aan dat het aantal decimalen groot is. (Dit komt door de grote bedragen in de geldhandel.) Bekijk de verschillen tussen verkoop en aankoop. Wat betekent verkoop en aankoop? (De klant koopt dollars bij de bank (aankoop). De klant verkoopt de dollars aan de bank (verkoop).) Geef een leerling € 700 aan namaakgeld. Laat een andere leerling voor bank spelen. Vraag de eerste leerling het geld bij de bank te wisselen tegen dollars. Laat de bank met de rekenmachine uitrekenen hoeveel dollar dit is. Schrijf de berekening op het bord. (700 x 1,1415 = $ 799,05). Welke koers is gebruikt? (aankoop) Vraag nu bij de bank $ 800 in te wisselen voor euro’s. Welke koers moet nu gebruikt worden? (verkoop) Laat de bank dit uitrekenen. Hoe doe je dat? (Door te delen: $ 800 : 1,3430 = € 595,68.) Schrijf ook deze berekening op het bord. Hoeveel heeft de bank ongeveer verdiend? (€ 100!) Een ezelsbruggetje: je betaalt zoveel mogelijk, je krijgt zo weinig mogelijk. Laat zo ook € 500 inwisselen voor Engelse ponden en omgekeerd. (500 x 0,7700 = £ 385. £ 385 : 0,9088 = € 423,64.) Let ook op de afronding. Laat de leerlingen opgave c zelfstandig uitvoeren.

C 3 Koop en verkoop Engelse ponden.

Rekenen met geldLaat de leerlingen deze opgave zelfstandig maken. Bespreek hoe er gerekend is.

C 4 Hoeveel euro kosten de Engelse ponden?

Rekenen met geldStel samen met de leerlingen vast dat deze som uit het hoofd kan worden berekend.

HL8a_blok4.indd 20 29-10-2010 11:41:42

Page 82: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

81Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Decimale structuur van het metriek stelsel

Begrijpen dat het metriek stelsel tientallig is opgebouwd en inzien wat de (tientallige) relatie is tussen de verschillende aanduidingen binnen een maateenheid. u Kijk naar het rijtje l - dl - cl - ml. Hoeveel keer zo klein is elke volgende maat?

Werkschrift 6, blok 5

Toetsschrift 6, blok 5

Leerlingenboek 7, blok 4

C 1 Verdeel de pizza’s eerlijk.

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

Hoeveel krijgt ieder? a a Verdeel de pizza’s over

2 kinderen.

Ieder 1 1 2

b Verdeel de pizza’s over 4 kinderen.

Ieder 1 1 2

b c Verdeel de pizza’s over3 kinderen.

Ieder 1 1 3

C 2 Hoeveel pizza's krijgt ieder?Vul in. Je mag tekenen.

pizza’s kinderen ieder

6 3 2

6 4 1 1 2

6 6 1

3 2 1 1 2

pizza’s kinderen ieder

5 3 1 2 3

3 6 1 2

9 8 1 1 8

8 5 1 3 5

CD 3 Tot waar komt de limonadesiroop in de maatbeker?Teken een lijn.

a a b b c

CD 4 Hoeveel liter benzine is er nodig?

a a Vul de tabel in.

aantal liter 1 2 4 8 10

aantal km 10 20 40 80 100

b Vul de tabel in.

aantal liter 1 2 4 8 10

aantal km 8 16 32 64 80

c Reken met de rekentabel.

aantal liter 1 10 20

aantal km 12 120 240

b d Reken met de rekentabel.

aantal liter 1 2 4 5 9

aantal km 15 30 60 75 135

1 l = 10 dl = 100 cl

a a

c

b

b d

44 blok 4blok 544les 6 en 7

9 dl10 dl

20 c

l

1 dl

8 dl 7 dl 6 dl

5 dl 4 dl 3 dl 2 dl

9 dl10 dl

60 c

l

1 dl

8 dl 7 dl 6 dl

5 dl 4 dl 3 dl 2 dl

9 dl10 dl

45 c

l

1 dl

8 dl 7 dl 6 dl

5 dl 4 dl 3 dl 2 dl

WS6B_B5_L06.indd 44 08-07-2010 19:44:35

19

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

les 15 oefenen

CD 5 Hoeveel liter is het?

a a1000 ml = 1 l

7000 ml = 7 l

500 ml = 0,5 l

100 ml = 0,1 l

b

3000 ml = 3 l

300 ml = 0,3 l

1500 ml = 1,5 l

7500 ml = 7,5 l

c

10 ml = 0,01 l

20 ml = 0,02 l

50 ml = 0,05 l

90 ml = 0,09 l

b d 15 ml = 0,015 l

95 ml = 0,095 l

120 ml = 0,12 l

225 ml = 0,225 l

CD 6 Hoeveel moet erbij om 1 liter te maken?

a a50 cl 50 cl10 cl 90 cl 3 dl 7 dl 9 dl 1 dl

b45 cl 55 cl29 cl 71 cl95 cl 5 cl37 cl 63 cl

c3,5 dl 6,5 dl4,6 dl 5,4 dl4,9 dl 5,1 dl6,4 dl 3,6 dl

b d0,1 dl 9,9 dl0,6 dl 9,4 dl0,05 dl 9,95 dl0,15 dl 9,85 dl

CD 7 Reken uit.

a a€ 2,30 + € 1,25 = € 3,55€ 6,40 + € 3,75 = € 10,15€ 4,55 + € 9,85 = € 14,40€ 6,65 + € 6,65 = € 13,30

b 2,1 + 3,7 = 5,8 7,8 + 6,4 = 14,2 3,2 + 7,8 = 1113,4 + 9,6 = 23

b c3,1 + 0,35 = 3,454,25 + 1,7 = 5,952,04 + 2,4 = 4,440,85 + 2,8 = 3,65

CD 8 Reken uit.

a a€ 7,43 – € 6,25 = € 1,18€ 2,45 – € 1,56 = € 0,89€ 15,23 – € 4,11 = € 11,12€ 12,00 – € 10,55 = € 1,45

b 4,5 – 3,2 = 1,3 6,7 – 4,9 = 1,813,6 – 4,8 = 8,812,4 – 4,7 = 7,7

b c6 – 1,45 = 4,553,6 – 1,15 = 2,457 – 2,05 = 4,957,58 – 3,4 = 4,18

CD 9 Welk percentage hoort erbij?

a a 1 4 deel 25% de helft 50% 0,1 deel 10% 1

5 deel 20%

b 0,2 deel 20% een kwart 25% 1 20 5% driekwart 75%

b c tweevijfde deel 40% 0,95 95% 0,9 90% 0,04 4%

l dl cl ml

× 10 × 10 × 10

: 10 : 10 : 101000 ml

500 ml

100 ml 0,1 l

0,5 l

1 l

blok 4

LB7b_B4L11.indd Sec2:19 20-12-2010 09:59:35

Page 83: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

82Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

u Ken je nog zo’n rijtje van maten die steeds 10 x zo groot of zo klein zijn?u Relatie tussen lengtematen.

– Elke lengtemaat is 10x zo klein. Leg eens uit.

Werkschrift 6, blok 5

u Maak zelf een rijtje beginnend met m2. Hoeveel keer zo klein is elke volgende maat? Kun je dat verschil met de rij van lengtematen uitleggen met een tekening?

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

C 1 Reken handig met vermenigvuldigen en delen.

49blok 5les 18 en 19

3 × 16 = 48

6 × 8 =

14 × 3 = 42

7 × 6 =

60 : 12 = 5

30 : 6 =

a a 5 × 8 =

4010 × 4 =

18 × 4 = 72

9 × 8 =

28 : 14 = 2

14 : 7 =

b4 × 12 =

488 × 6 =

16 × 5 = 80

8 × 10 =

84 : 12 = 7

21 : 3 =

b c3 × 36 =

1089 × 12 =

32 × 25 = 800

8 × 100 =

126 : 18 = 7

42 : 6 =

CD 2 Reken handig.

a a 1 keer erbij.

× 7 8 9 12

10 70 80 90 120

11 77 88 99 132

b

× 7 8 9 12

20 140 160 180 240

21 147 168 189 252

c 1 keer eraf.

× 7 8 9 12

10 70 80 90 120

9 63 72 81 108

b d× 7 8 9 12

20 140 160 180 240

19 133 152 171 228

CD 3 Kleur de goede hoeveelheid in de maatbekers.

1 l = 100 cl

1 cl = 1 100 deel van 1 l

1 l = 10 dl

1 dl = 1 10 deel van 1 l

10 100 of 1

10 liter

a a

20 100 liter

b

5 10 liter

c

80 100 liter

b d

65 100 liter

1 l 1 l 1 l 1 l 1 l

49

WS6B_B5_L16.indd 49 02-07-2010 12:11:39

Page 84: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

83Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Structuur en samenhang metrieke stelsel

Begrijpen hoe maten samenhangen, mede op basis van het feit dat het systeem tientallig is opgebouwd.u Een meter is 10 decimeter; een vierkante meter is 100 vierkante decimeter. Hoe zit dat ?

Leerlingenboek 5, blok 5

u InhoudsmatenEen liter is evenveel als 1 dm³. Welke litermaat is dan evenveel als 1cm3 ? Leg eens uit hoe je dat berekent.

Werkschrift 6, blok 5

C Hoeveel meter en centimeter is het?

a … cm.b … cm.c … cm.d … m.e Naar huis is het een halve km. Dat is … m.f Naar het zwembad is het anderhalve km. Dat is … m.

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

C 1 Reken handig met vermenigvuldigen en delen.

49blok 5les 18 en 19

3 × 16 = 48

6 × 8 =

14 × 3 = 42

7 × 6 =

60 : 12 = 5

30 : 6 =

a a 5 × 8 =

4010 × 4 =

18 × 4 = 72

9 × 8 =

28 : 14 = 2

14 : 7 =

b4 × 12 =

488 × 6 =

16 × 5 = 80

8 × 10 =

84 : 12 = 7

21 : 3 =

b c3 × 36 =

1089 × 12 =

32 × 25 = 800

8 × 100 =

126 : 18 = 7

42 : 6 =

CD 2 Reken handig.

a a 1 keer erbij.

× 7 8 9 12

10 70 80 90 120

11 77 88 99 132

b

× 7 8 9 12

20 140 160 180 240

21 147 168 189 252

c 1 keer eraf.

× 7 8 9 12

10 70 80 90 120

9 63 72 81 108

b d× 7 8 9 12

20 140 160 180 240

19 133 152 171 228

CD 3 Kleur de goede hoeveelheid in de maatbekers.

1 l = 100 cl

1 cl = 1 100 deel van 1 l

1 l = 10 dl

1 dl = 1 10 deel van 1 l

10 100 of 1

10 liter

a a

20 100 liter

b

5 10 liter

c

80 100 liter

b d

65 100 liter

1 l 1 l 1 l 1 l 1 l

49

Page 85: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

84Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

u Overzicht van maateenheden.

Leerlingenboek 7 en 8

– Leg dit schema eens uit in je eigen woorden

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 1000

× 1000

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 1000

× 1000

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 100

× 100

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

: 10

× 10

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

afstand emmer: 10 l

lengte

oppervlakte

inhoud

inhoud

gewicht

pak melk: 1 l pak suiker: 1 kg handspan: 1 dm

bordliniaal

km

km2

1 ton

1000 kg

hm

hm2

kl

kg

dam

dam2

hl

hg

m

m2

m3

dal

dag

dm

dm2

dm3

l

g

cm

cm2

cm3

dl

dg

mm

mm2

cl

cg mg

ml

ha a ca

Schutblad_LB7.indd 2-3 16-06-2010 11:52:10

Page 86: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

85Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Relatie tussen 3D ruimtelijke figuren en bijbehorende bouwplaten

Kunnen beredeneren of een afbeelding past bij een 3D situatie of situatie in de werkelijkheid, waaronder inzicht in de relatie tussen afstand en grootte op afbeeldingen. u Plattegronden

Leerlingenboek 6, blok 2

Leerlingenboek 8, blok 4

60les 15 herhalen

C 1 Welk kind maakte welke tekening? 1: Laura; 2: Abel; 3: Jeroen ; 4: Nadia

C 2 Vanuit welke richting zie je dit?

1 Vanuit het …zuiden 2 Vanuit het …oosten

C 3 Leg de tegelvloer.De vloer van Alwins badkamer is 3 m bij 2 m. a a Hij legt tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels heeft hij nodig? 24 tegelsb Hij legt tegels van 40 cm bij 60 cm. Hoeveel tegels heeft hij nodig? 25 tegels b c Hij legt tegels van 25 cm bij 20 cm. Hoeveel heeft hij er nodig? 120 tegels

C 4 Behangen.

a a Hoe lang en hoe breed is deze kamer? 5 meter lang, 3 meter breed a b Vlak onder het plafond wordt een behangrand langs de muur geplakt. Hoeveel meter behangrand is er ongeveer nodig? Ongeveer 16 meterc Deze slaapkamer wordt opnieuw behangen. Uit 1 rol behang kunnen 4

stroken worden geknipt. Een strook is 50 cm breed. Hoeveel stroken zijn er ongeveer nodig? Ongeveer 30 stroken

b d Hoeveel rollen zijn dat? Tenminste 8 rollen behang

Laura

1

2

4

3

Nadia

Abel Jeroen

N

Z

W O

3 Vanuit het …westen 4 Vanuit het …noorden

1 cm = 1 m

blok 236 blok 4verder

CD 1 Welke breuk hoort erbij?Controleer met je rekenmachine.

0,251 4 0,75

3 4 0,4

2 5 0,3333333

1 3 0,1666666

1 6

0,1251 8 0,875

7 8 1,7 1 7

10 8,375 8 3 8 1,35 1 7

20

CD 2 Reken uit.Schrijf de uitkomsten in cijfers.a Voor een voetbalwedstrijd kochten drieëntwintigduizend zeshonderdvijfenzeventig mensen

een kaartje. Zesduizendnegentig mensen hebben een jaarkaart. Hoeveel mensen zitten er in het stadion? 29 765

b Anderhalf miljoen mensen keken naar de wedstrijd op tv. Hoeveel mensen in totaal hebben de wedstrijd gezien? Rond af op 1000-tallen. 1 530 000

CD 3 Welke plattegrond hoort erbij?Is er meer dan 1 mogelijkheid? Leg je antwoord uit.1 − 2 − 4; Er zijn meer mogelijkheden, want de achterste rij is niet helemaal zichtbaar.

1 2 3

4 5 6

CD 4 Kijk naar de temperaturen.

maximum minimum

woensdag 3 °C 0 °C

donderdag 4 °C –2 °C

vrijdag 1 °C –7 °C

zaterdag 2 °C –5 °C

a Op welke dag was de temperatuur het hoogst? donderdagb Op welke dag het laagst? vrijdagc Op welke dag was het temperatuurverschil het grootst?

En hoeveel graden? vrijdag; 8 graden

CD 5 Welke breuken horen erbij?Controleer met je rekenmachine.

0,4 0,75 0,3

Kies uit: 1 4 2

8 4 10 2

5 40 100

4 10 − 2

5 − 40 100

Kies uit: 3 4 75

100 9 12 9

15 1 75

3 4 − 75

100 − 9 12

Kies uit: 6 20 1

3 3 10 25

50 30 100

6 20 − 3

10 − 30 100

LB8b_B4Les.indd 36 05-07-2010 17:41:43

Page 87: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

86Domein Meten en meetkundeB. Met elkaar in verband brengen

– Meetinstrumenten gebruiken– Structuur en samenhang tussen maateenheden– Verschillende representaties, 2D en 3D

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

u Bouwplaten van een kubus – Teken een bouwplaat. Zorg dat de kleuren kloppen. Hoe kan het dat de tekeningen van

één kubus zijn, terwijl ze verschillende kleuren hebben?

Werkschrift 6, blok 2

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

C 1 Teken een plattegrond.Kijk goed naar de zijaanzichten. Vanuit het noorden zie je:

Vanuit het oosten zie je:

Vanuit het zuiden zie je:

Vanuit het westen zie je:

C 2 Teken de plattegronden.

CD 3 Met hoeveel briefjes betaal je?

a a € 400 met 20 briefjes

b € 1200 met 60 briefjes

c € 1460 met 73 briefjes

b d € 1380 met 69 briefjes

a e € 600 met 3 briefjes

f € 2800 met 14 briefjes

g € 3600 met 18 briefjes

b h € 4200 met 21 briefjes

a i € 300 met 6 briefjes

j € 1500 met 30 briefjes

k € 1350 met 27 briefjes

b l € 2150 met 43 briefjes

CD 4 Tel met sprongen.

a b c

a a 1352 1362 1372 1382 1392 1402 1412 1422 1432 1442

b 1235 1255 1275 1295 1315 1335 1355 1375 1395 1415

c 1558 1548 1538 1528 1518 1508 1498 1488 1478 1468

b d 1786 1766 1746 1726 1706 1686 1666 1646 1626 1606

16 blok 2les 11 en 12

N

Z

W O

Page 88: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

87Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden

In toepassingssituaties afmetingen en hoeveelheden kunnen schatten, ook in complexere situaties en met moeilijker getallen.u Lengte/omtrek

– Het wereldrecord verspringen staat op 8,95 meter. Hoe ver is dat ongeveer denk je: zo lang als dit lokaal? Hoe ver spring jij denk je?

– Schat eens, hoeveel boterhammen zitten er ongeveer in een brood?

Leerlingenboek 7, blok 2

OppervlakteToetsschrift 7, blok 1Toetsschrift 7, blok 3

InhoudToetsschrift 8, blok 2

GewichtToetsschrift 8, blok 2

GeldToetsschrift 5, blok 5Toetsschrift 6, blok 3

Leerlingenboek 7, blok 3

80 blok 2

CD 9 Hoe ver liggen de plaatsen van elkaar?

verder

a Welke plaats ligt het dichtst bij? Kalendamb Welke het verst weg? Breekhorstc Hoe ver liggen Rolbos en Breekhorst uit elkaar? 1,5 kmd Hoe ver liggen Kalendam en Veerle uit elkaar? 2 kme Welke twee plaatsen liggen het verst van elkaar? Hoeveel kilometer? Kalendam en Breekhorst

9,5 km.

CD 10 Reken om.a 1 dm3 = … 1000 cm3

4 dm3 = … 4000 cm3

8 dm3 = … 8000 cm3

10 dm3 = …10 000 cm3

b 1000 cm3 = … 1 dm3

2000 cm3 = … 2 dm3

7000 cm3 = … 7 dm3

11 000 cm3 = …11 dm3

c 1 m3 = … 1000 dm3

5 m3 = … 5000 dm3

9000 dm3 = … 9 m3

14 000 dm3 = … 14 m3

d1000 000 cm3 = … 1 m3

500 000 cm3 = … 0,5 m3

4000 000 cm3 = … 4000 dm3

600 000 cm3 = … 0,6 m3

CD 11 Hoeveel gaskachels vervoert de vrachtwagen?

Laadruimte: 4 m lang, 2 m breed en 2 m hoog.

a De kachels worden in dozen verpakt. Wat zijn lengte, breedte en hoogte van die dozen?b Hoeveel dozen kunnen er op de bodem langs één lange kant van de vrachtwagen staan?c Hoeveel dozen kunnen er op de onderste laag staan?d Hoeveel lagen boven elkaar kunnen er in de vrachtwagen gestapeld worden?e Hoeveel dozen kan de vrachtauto vervoeren als hij helemaal vol is?

CD 12 Reken met kubieke meters.a Hoeveel kubieke decimeter water past er in

dit aquarium? 36 dm3

b Hoeveel liter is dat? 36 lc Hoeveel emmers vol is dat ongeveer? Kies uit: 1

2 , 2, 4, 20, 40. 4 emmersd Als het water 20 cm hoog staat, hoeveel

liter water zit er dan in? 24 l.

CD 13 Hoeveel stoelen staan er in het theater?a 8 rijen van 16 stoelen per rij. 128 12 rijen van 18 stoelen per rij. 216

b 23 rijen van 18 stoelen per rij. 414 35 rijen van 19 stoelen per rij. 665

c 26 rijen van 42 stoelen per rij. 1092 33 rijen van 28 stoelen per rij. 924

d 45 rijen van 52 stoelen per rij. 2340 39 rijen van 46 stoelen per rij. 1794

Kalendam 2,5Veerle 4,5

Breekhorst 7Rolbos 5,5

4 dm

3 dm

3 dm

a 0,5 m, 0,5 m en 1 m.b rechtop: 8; liggend: 4c rechtop: 32; liggend: 16d 4 lagen met de kachels

liggend op zijn kant en 2 lagen met de kachels rechtop.

e 2 × 32 of 4 × 16 = 64.

LB7a_B2Les.indd Sec2:80 21-12-2010 11:25:58

105les 17

werkschrift blz. 28 computer

C 1 Bereken de korting.Wat is de nieuwe prijs?

a a € 45 a b € 4,50 c € 13,50 d € 3,60 b e € 3,51

C 2 Bereken de korting.Wat is de nieuwe prijs?

Bij Aapkes Bij Compu

met 10% korting

Bij Kamperman

met 20% korting

a a Hoeveel euro korting krijg je bij Compu? € 1,80

a b Hoeveel kost het spel bij Compu met korting? € 16,20

c Hoeveel kost het spel met korting bij Kamperman? € 16,40

b d In welke winkel is het spel het goedkoopst? Bij Aapkes

CD 3 Hoeveel is het ongeveer?Schat de maten. Meer antwoorden.

a a Hoe hoog is een deur?c Hoe breed is het bord in het klaslokaal?

b Hoe hoog is een auto?

b d Wat is de spanwijdte van je meester of juf?

€ 16 € 18 € 20,50

10%korting

op al onze

artikelen

€ 50 € 5 € 15 € 4 € 3,90

CD 4 Reken om.

a a 6 m = … 60 dm 8 m = …800 cm

b 12 cm = …1,2 dm 15 cm = …150 mm

c 1 m = …1000 mm 2,5 m = …2500 mm

b d 50 m = …0,05 km 67 m = …0,067 km

blok 3

LB7a_B3L16.indd 105 16-12-2009 18:39:09

Page 89: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

88Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Oppervlakte– Schat de oppervlakte van de eilanden.

Leerlingenboek 7, blok 2

Leerlingenboek 8, blok 2

85

plusschrift

= 4 km

SCHIERMONNIKOOG

Schiermonnikoog

Schiermonnikoog

AMELAND

Ameland

Nes

TERSCHELLING

Terschelling

VLIELAND

Vlieland

TEXEL

Texel

West-Terschelling

Oost-Vlieland

De Koog

Den Burg

CD 14 De waddeneilanden.De oppervlakte van elk eiland is weergegeven als vierkant.Bereken de oppervlakte van elk eiland. Gebruik je liniaal en rekenmachine.Rond af op hele kilometers.

CD 15 Reken met een trapfi guur.Elke trede is 1 meter hoog en 1 meter breed.a Wat is de omtrek van deze fi guur? 4 × 9 m = 36 mb Wat is de oppervlakte van de fi guur? 81 m2 − (4 × 10) m2 = 41 m2.c Hoe heb je gerekend? Meer antwoorden.

CD 16 Reken met breuken.a Welke breuk ligt dichter bij 1

5 ? 1 2 of 1

10?b Kijk goed naar deze sommen. Wat valt je op? Noemers zijn opeenvolgende hele getallen;

noemer uitkomst is noemer × noemer. Dus is 1 5 − 1

6 = 1 30;

1 6 − 1

7 = 1 42, enz.

1 2 − 1

3 = 1 6

1 3 − 1

4 = 1 12

1 4 −

1 5

= 1 20

c Reken uit: 1 5 − 1

6 = 1 30

1 9 − 1

10 = 1 90

1 99 − 1

100 = 1 9900

CD 17 Bereken de kortste weg.

Stijn kan op 2 manieren naar zijn kantoor lopen.Welke afstand is het kleinst: de weg via A of via B? Via A is de kortste weg.

lift

A

lift

B

eerste verdiepingHier moet hij zijn.

Hier is hij.

Te×el is 3,3 × 3,3 cm2 13,2 × 13,2 km2 = 174,24 km2 174 km2

Terschelling: 2,3 × 2,3 cm2 9,2 × 9,2 km2 = 84,64 km2 85 km2

Ameland: 1,7 × 1,7 cm2 6,8 × 6,8 km2 = 46,24 km2 46 km2

Vlieland: 1,5 × 1,5 cm2 6 × 6 km2 = 36 km2

Schiermonnikoog: 1,4 × 1,4 cm2 5,6 × 5,6 km2 = 31,36 km2 31 km2

LB7a_B2Les.indd Sec2:85 16-12-2009 18:45:31

66les 20 herhalen

C 1 Wat is de oppervlakte van het terrein?Per auto is een ruimte van 3 bij 5 meter nodig.Er moeten 100 auto’s kunnen staan.De helft van het terrein is voor parkeerplaatsen bestemd. a a Hoeveel vierkante meter heeft elke parkeerplaats? 15 m2.b Hoeveel voor 100 auto’s? 1500 m2.c Hoe groot moet het terrein zijn? 3000 m2. b d Hoeveel hectare is dat? 0,3 ha.

C 2 Schrijf over en vul in. a a 1 m2 = …100 dm2

1 dm2 = …100 cm2

1 m2 = …10000 cm2

1 cm2 = …100 mm2

C 3 Hoeveel water gebruiken zij? a a Gezin 1 gebruikt gemiddeld 330 liter water per dag. Hoeveel m3 is dat per jaar? Ongeveer 120 m3.b Gezin 2 gebruikt 150 m3 water per jaar. Hoeveel liter is dat per dag? Ongeveer 410 liter. b c Gezin 3 gebruikte vorige week 1,85 m3 water. Hoeveel is dat per jaar ongeveer? Ongeveer 96 m3.

C 4 Schrijf over en vul in. a a1 m3 = …1000 l500 l = …0,5 …0,5 … m3

3 m3 = …3000 dm3

10 000 cm3 = …10 l

b0,35 m3 = …350 l6700 l = …6,7 …6,7 … m3

5 dm3 = …0,005 …0,005 … m3

33 cl = …0,33 …0,33 … l

c In een bak van 25 bij 50 bij 32 cm kan … 40 l water.

b d Een litermelkpak met een vierkante bodem is 20,4 cm hoog.

Hoe breed is het pak? 7 cm

C 5 Hoeveel m2 gras is er om de vijvers heen?

a a 44 m2 b 60 m2 b c 50 m2

1 centimeter is in het echt 2 m.

b 100 m2 = … 1 a 50 m2 = …50 ca 1250 m2 = …12,5 …12,5 … a 2,5 a = …250 m2

c 1 ha = …10000 m2

1,6 ha = …16000 m2

0,5 ha = …50 a 1000 m2 = …0,1 …0,1 … ha

b d 1 km2 = …100 ha 0,25 km2 = …25 ha 3,5 ha = …0,035 …0,035 … km2

48 000 ha = …480 km2

blok 2

Page 90: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

89Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Inhoud– Hoeveel water gebruik je bij douchen? En bij in bad gaan? Meer of minder denk je?

En hoeveel water drupt er in een uur uit de kraan? Weet je hoeveel water het kost om de was te draaien of de wc door te spoelen?

Leerlingenboek 7, blok 3

Leerlingenboek 7, blok 5

110

werkschrift blz. 30 maatschrift blz. 26 en 27 computer

C 1 De tuin ophogen. Samen bespreken.1 m3 = 1000 dm3 = 1 000 000 cm3

1 dm3 = 1 liter

a Vader wil de tuin 5 cm ophogen. Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met aarde?b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er

genoeg aarde uit het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen?

C 2 Vul het badje.

8 l 10 l 1 la Met hoeveel emmers water krijg je het bad vol? 12 emmersb Met hoeveel tuingieters? 15 tuingietersc Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het

dan 115 keer vullen.

115 l

C 3 Kubieke meters. Samen bespreken.

a Zou jullie lokaal met deze kachel verwarmd kunnen worden?

b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 gas.

Hoe groot is de zeppelin dan ongeveer? Past hij in jullie lokaal of in het

schoolgebouw?

geschikt voor 32 m3

nu: € 1200

blok 3les 21

LB7a_B3L21.indd 110 16-12-2009 18:35:07

56

werkschrift blz. 46 maatschrift blz. 14 en 15 computer

C 1 Bereken de inhoud.a Hoe gaat het verder?

b Hoeveel blokjes van 1 cm3 passen in deze dozen? 250 cm3; 288 cm3; 1728 cm3

C 2 Ken je deze inhoudsmaten? Samen bespreken.

1 ml = 1 cm3

100 ml = 100 cm3 = 1 dl = 0,1 l 500 ml = 500 cm3 = 5 dl = 0,5 l1000 ml = 1000 cm3 = 1 dm3 = 10 dl = 1 l

C 3 Reken om.a 1000 cm3 = …1 l 500 cm3 = …0,5 l 100 cm3 = …0,1 l 1 cm3 = …0,001 l

b 10 dl = …1 l12 dl = …1,2 l 3 dl = …0,3 l 2,5 dl = …0,25 l

c 100 cl = …1 l735 cl = …7,35 l 35 cl = …0,35 l 6 cl = …0,06 l

d 1000 ml = …1 l 200 ml = …0,2 l 50 ml = …0,05 l 15 ml = …0,015 l

C 4 Hoeveel water is het? Samen bespreken.

28% van ons water wordt gebruikt bij het doorspoelen van het toilet.In een stortbak gaat gemiddeld 10 liter water.

0,5 l

1 l

0,1 l

500 ml

1000 ml

100 ml

100 ml

100 ml

Vitamine D druppels

30 ml 5 ml

ZALF

75 ml1 ml is ongeveer

20 druppels

Oog- druppels

10 ml

10 cm 8 cm

12 cm

12 cm

12 cm5 cm 6 cm

5 cm 6 cm

1 cm3 … 8 cm3 … 27 cm3 … 64 cm3 125 cm3, 216 cm3, enz

blok 5les 11

LB7b_B5L11.indd 56 18-06-2010 10:25:30

Page 91: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

90Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Handleiding 7, blok 5

Leerlingenboek 8, blok 2

26Blok 5 Les 11 en 12

Lesverloop van les 11

C 1 Inhoud.

Meten, inhoudBekijk samen de kubussen, die steeds groter worden. Bespreek hoe het nu verder gaat wanneer er kubussen van 5 × 5 × 5 of meer kubusjes worden gemaakt. Demonstreer dit eventueel met op school aanwezige kubussenblokken. (MAB-materiaal). Het tellen wordt hierdoor gemakkelijk, maar stimuleer het aantal blokjes te berekenen zonder te tellen. Stuur aan op de parallel met vierkantsgetallen (2 × 2 = 4, 3 × 3 = 9, enzovoort). Laat de leerlingen dan zelf de berekening ontdekken. (2 × 2 × 2, 3 × 3 × 3, enzovoort) Hoeveel blokjes heb je nodig voor een kubus van 10 × 10 × 10? (1000) Laat vervolgens de inhoud van de dozen in groepjes uitrekenen. Bespreek hoe de leerlingen hebben gerekend (formule l × b × h?) en bespreek de antwoorden.

C 2 Inhoud.

Meten, inhoudBespreek samen de inhoud van de medicijnfl esjes. Welke maat wordt daarbij gebruikt? (ml) Waarom is het fl esje van de oogdruppels heel klein en van een hoestdrank vrij groot? (Van oogdruppels heb je per keer heel weinig nodig.) Vertel dat de druppel nog steeds als een inhoudsmaat wordt gebruikt bij medicijnen (zoveel druppels per dag). Een druppel was vroeger (in Engeland) een offi ciële maat van 0,06 cm3, iets groter dus dan de druppels in het boek (0,05 cm3). Bekijk ook even de maat van het theelepeltje en de pot zalf. Wat valt op bij de zalf? (Het is niet vloeibaar, maar toch wordt ml gebruikt.) Wijs op het verband tussen kubieke maten en litermaten. Wat is het verschil in sprongen?

C 3 Reken om.

Meten, inhoudLaat deze opgave zelfstandig uitrekenen. Wijs eventueel nog op het schema bij opgave 2. Bespreek de antwoorden na afl oop.

C 4 Inhoud.

Meten, inhoudDeze opgave is een leuke aanleiding voor een onderzoekje. Vraag de leerlingen hoe vaak ze gemiddeld op school per dag naar het toilet gaan. Hoeveel leerlingen zitten er in de klas? Hoeveel water wordt er per keer gebruikt bij het doorspoelen? (10 l bij een gewone stortbak, zo'n 6 l als het een waterbesparend toilet is.) Hoeveel kubieke meter water voor het toilet wordt per dag gebruikt in deze klas? Bespreek vervolgens de tekst bij deze opgave. Waar wordt de rest van ons water voor gebruikt? (Onder andere voor douchen, drinken, afwassen, eten koken, auto wassen en schoonmaken.) Vraag ten slotte de leerlingen te schatten hoeveel liter water er in het ligbad (250 l), emmer (10 l) en kan (1 l) past. Bespreek ook de verhouding tussen de plaatjes.

HL7_blok5.indd 26 15-11-2010 10:01:14

65

werkschrift blz. 19 computer

les 19

C 1 Hoeveel liter?

a a Hoeveel liter water zit er in dit bad? 200 l.

b Hoeveel liter water zit er in dit bad? 300 l.

b c Hoe hoog staat het water? 35 cm.

C 2 Reken uit.Schat eerst. Je mag je rekenmachine gebruiken. a a Wat is de inhoud? Lengte 6 dm, breedte 2,5 dm en hoogte 2 dm. 30 dm3. Lengte 55 cm, breedte 24 cm en hoogte 20 cm. 26400 cm3 = 26,4 dm3.b Wat is de hoogte? Lengte 40 cm, breedte 20 cm en inhoud 20 dm3. 25 cm. Lengte 35 cm, breedte 16 cm en inhoud 8,4 dm3. 15 cm. b c Wat is de hoogte ? De oppervlakte van de bodem is 14,4 dm2 en de inhoud is 36 l. 25 cm. De oppervlakte van de bodem is 0,25 m2 en de inhoud is 60 l. 24 cm.

CD 3 Reken uit zonder rekenmachine.Schrijf de berekening op. a a26 × 38 = 98841 × 75 = 307555 × 63 = 346592 × 34 = 3128

b57 × 270 = 15 39072 × 350 = 25 20066 × 245 = 16 17052 × 308 = 16 016

c3,4 × 69 = 234,66,2 × 7,6 = 47,128,2 × 140 = 11489,1 × 580 = 5278

b d0,13 × 31 = 4,035,7 × 0,77 = 4,3890,36 × 0,25 = 0,090,08 × 650 = 52

CD 4 Reken uit met een staartdeling.Schat eerst. a a3276 : 9 = 3641683 : 9 = 1874816 : 8 = 6026480 : 12 = 540

b 2028 : 13 = 156 7056 : 28 = 25226 011 : 703 = 3713 653 : 41 = 333

c1836 : 17 = 1085974 : 29 = 2064620 : 55 = 847002 : 18 = 389

b d226,8 : 63 = 3,6 76,65 : 15 = 5,11 44,16 : 0,48 = 92 14,528 : 0,24 = 60,5

CD 5 Rond de getallen af.

49,756 0,45831 306,037 a a Rond de getallen af op 2 cijfers achter de komma. 49,76; 0,46; 306,04b Rond de getallen af op 1 cijfer achter de komma. 49,8; 0,5; 306,0 b c Rond de getallen af op een heel getal. 50; 0; 306

20 cm

1 m2 1,2 m2

25 cm

1,5 m2

525 liter water

...

blok 2

Page 92: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

91Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Handleiding 8, blok 2

u Gewicht– Hanna en Stijn hebben net een nieuw broertje gekregen. Hoe lang kan dat broertje Mart

ongeveer zijn en hoeveel kan hij wegen? Wat kan wel en wat kan zeker niet?

Leerlingenboek 8, blok 4

40Blok 2 Les 18 en 19

Lesverloop van les 18

C 1 Hoeveel emmers water zitten er in het zwembad?

Inhoud berekenenStart deze les met de vraag hoe je de hoeveelheid water in een zwembad kunt meten. Laat de leerlingen zelf een aantal mogelijkheden noemen. (In kubieke meters, aantal emmers, aantal badkuipen, de tijd die een open kraan nodig heeft om het bad te vullen, enzovoort.) Stuur het gesprek richting het aantal emmers. Hoeveel liter water gaat er in één emmer? (Ongeveer 10 liter.) Bekijk nu samen deze opgave in het boek. Laat de leerlingen eerst schatten hoeveel emmers het kunnen zijn. Vertel dat het waarschijnlijk een groot getal moet zijn en dat ze niet te zuinig moeten schatten. Wijs hierbij ook even op de afmetingen; het is geen kinderbad! Vraag de leerlingen het geschatte aantal emmers op een papiertje te schrijven. Bereken vervolgens samen de inhoud van dit zwembad. (25 × 10 × 2 m3 = 500 m3 = 500 000 dm3 = 500 000 liter) Hoeveel emmers zijn dit? (50 000) Wie had dit geschat?

C 2 Wat is 1 m3?

Inhoud berekenenVraag de leerlingen te vertellen wat ze zich voorstellen bij een kubieke meter. Laat ze vervolgens met een draadmodel, touw of latten in de klas een m3 maken.Vraag of hier 25 kinderen in kunnen. Wijs hierbij op een les in groep 7 (Handleiding 7a blok 2 les 11.) Wie weet nog hoe we de ‘inhoud’ van een kind hebben uitgerekend? (1,5 dm × 2 dm × 13 dm = 39 dm3 of uitgaande van het gewicht van ongeveer 38 kg = 38 dm3.) Controleer of de leerlingen nog weten dat een mens voor een groot deel uit water bestaat en dat 1 kg 1dm3 is. Laat nu uitrekenen hoeveel kinderen er in 1 m3 kunnen als ze vloeibaar zouden zijn. (1000 : 38 = ongeveer 26 kinderen!)

C 3 Reken om.

Inhoud berekenenLaat de leerlingen deze opgave zelfstandig maken. Wijs op het verschil in sprongen bij litermaten (× 10) en bij kubieke maten (× 1000). Het belangrijkste om te onthouden is 1 dm3 = 1 liter.

C 4 Hoeveel liter water past er ongeveer in deze badkuip?

Inhoud berekenenBespreek eerst de maten van deze badkuip. Hoeveel zou de binnenmaat zijn? Stel de randen op 7 cm en de bodem op 5 cm dikte. Wat worden de maten om de hoeveelheid water te berekenen dan? (25 × 151 × 51 cm3) Laat de leerlingen het antwoord eerst schatten en daarna uitrekenen. Bespreek het antwoord. (192,525 liter) Wat zouden het kunnen worden als je de rondingen in de badkuip bekijkt?

HL8a_blok2.indd 40 30-07-2010 13:15:36

CD Reken uit.Nederlander drinkt zeker 1300 koppen koffi e per jaarVan onze economieredactie

AMSTERDAM − De Nederlanders hebben zich vorig jaar weer zeer enthousiaste koffi e- en theedrinkers getoond. Per hoofd van de bevolking werd 8,36 kilo koffi e geconsumeerd.

a Hoeveel kopjes koffi e drinkt een Nederlander gemiddeld per dag? Rond af op hele aantallen.

b Een pak koffipakken koffi e werden er per persoon gebruikt? Rond af op hele aantallen.

Page 93: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

92Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Tijd– Hoe besteed jij jouw tijd?

Leerlingenboek 7, blok 3

Leerlingenboek 8, blok 5

Leerlingenboek 8, blok 6

115blok 3les 25 oefenen

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

CD 5 Reken handig.

a a 40 + 76 + 160 = 276 50 + 150 + 13 = 213 128 + 60 + 40 = 228 10 + 36 + 290 = 336

b 175 − 80 − 20 = 75 241 − 145 − 55 = 41 1000 − 666 − 33 = 301 900 − 855 − 44 = 1

c 15 × 9 × 2 = 270 16 × 7 × 25 = 2800 12 × 11 : 3 = 44 28 × 9 : 7 = 36

CD 6 Welk getal ligt er precies tussenin? a a a b c

d b e b f

CD 7 Reken met datum en tijd.

a a Op welke datum is Britt jarig?27 april.

b Op welke dag zegt Sander dit? 28 november.

c Hoe laat is het nu?

3 uur of 15 uur.

b d Hoe laat is het programma afgelopen? 00.20 uur.

CD 8 Welke tijd hoort bij het pijltje?

a a a b c

d b e b f

150 550350

14.30 15.0014.45

100 1000550

12.30 13.3013.10

250 500375

10.00 11.0010.40

150 300225

9.40 10.4010.25

5000 10 0007500

17.30 19.0018.00

3500 95006500

11.00 11.1511.10

Vandaag is het 6 april.Over 3 weken ben ik jarig.

Vandaag over een week is het Sinterklaas.

Ik moet om half 5 bij detandarts zijn.

Ik heb nog anderhalf uur.

De Theatershow begint om 22.35 u en

duurt 1 uur en 3 kwartier.

CD 9 Reken uit. a a27 + 38 + 85 = 15031 + 54 + 72 = 15734 + 19 + 74 = 12725 + 52 + 64 = 141

b126 + 58 + 131 = 315 88 + 142 + 167 = 397194 + 72 + 133 = 399373 + 148 + 162 = 683

b c305 + 416 + 324 + 47 = 1092523 + 54 + 173 + 226 = 976356 + 444 + 52 + 729 = 1581563 + 85 + 651 + 122 = 1421

LB7a_B3L21.indd Sec2:115 16-12-2009 18:35:19

51

werkschrift blz. 44 computer

les 7

C 1 Wat doe jij als je vanmiddag uit school komt?

C 2 Buiten of binnen gymmen?Basisschool De Wijnrank vroeg elke maand aan de kinderen wat zij liever wilden: buiten of binnen gymmen. Dit is het resultaat:

CD 3 Bereken de percentages.Je mag je rekenmachine gebruiken. Aantal leerlingen in de groepen 5 tot en met 8:

Groep 5: 18Groep 6: 25Groep 7: 19Groep 8: 28

a a Wat is het aantal leerlingen in de groepen samen? 90

b Hoeveel procent zit in groep 5? 20%c En hoeveel procent in groep 8? 31% b d Hoeveel procent zit in de groepen 7 en 8

samen? 52%

binnen buiten weet niet

jan 108 …

feb

a a Hoeveel procent van de kinderen wil in januari binnen gymmen? 60%

b Hoeveel procent van de kinderen wil in juni buiten gymmen? 85%

c Hoeveel procent van de kinderen weet het niet in november? 10%

b d Op De Wijnrank zitten 180 kinderen. Reken uit hoeveel kinderen elke maand buiten willen gymmen. 54 – 63 – 54 – 36 – 108 – 153 – 162 – 144 – 72 – 54 – 18 – 9

blok 5

a Maak zelf zo’n lijstje.b Vergelijk jouw lijstje met dat van de andere

kinderen. Maak een turftabel met alle bezigheden. Meer antwoorden.

Voorbeeld:Elk streepje telt voor 1 kind.zwemmentv-kijkenlezeneten… …

Evelien schrijft:

0102030405060708090

100%

dnosajjmamfj

weet niet binnen buiten

4 uur − 5 uur zwemmen

half 6 − 6 uur tv-kijken

6 uur − 7 uur et en/afr uimen

7 uur − 8 uur tv-kijken

8 uur − 9 uur lezen9 uur naar bed

LB8b_B5L06.indd 51 06-07-2010 09:10:51

86

werkschrift blz. 52 maatschrift blz. 32 en 33 computer

Wat is het prijsverschil? € 1,40

blok 6

C 1 Welke houdbaarheid hoort bij welk product?

les 1

Kies de goede houdbaarheidstijd bij elk product. Samen bespreken.

C 2 Waarom is het ene stuk kaas afgeprijsd?

C 3 Reken uit.Denk om de afronding op hele centen.

C 4 Hoelang is het houdbaar?

in de winkelwagen houdbaarheidsdatum consumeren binnen

yoghurt 03-02-11 …12 dagen

augurken ongeopend: 10-07-2014 … 3 1 2 jaar

appelsap ongeopend: 15-04-11 …83 dagen

salami 28-01-11 … 6 dagen

zaterdag

januari22

woensdag

maart16

1 week

pak melk

2 weken

kaas

8 maanden

fl es fris

3 jaar

blik erwten

3 maanden

beschuit

€ 3,99

Ten minste houdbaar tot 16-03-2011

Ten minste houdbaar tot 24-03-2011

−35%

LB8b_B6L01.indd 86 06-07-2010 09:28:45

Page 94: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

93Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Snelheid– Stijn en Hannah wonen in Amsterdam en moeten voor een turnwedstrijd naar Maastricht.

Ze gaan met de auto. Hoe lang zullen ze dan ongeveer onderweg zijn? Wat moet je dan allemaal weten? Kun je een schatting maken?

– Wat denk je dat de hoogste snelheid is van een sprinter die de 100 meter in 10 seconde aflegt?

Leerlingenboek 8, blok 3

106

werkschrift blz. 29 maatschrift blz. 22 en 23 computer

blok 3les 18

C 1 Snelheid berekenen.Hoe snel zwom de winnaar van de Olympische Spelen in 2008? Hoe bereken je dat?

In 1908 was het wereldrecord 100 m vrije slag 1.05,6 seconden.In 2008 zwom de winnaar van de Olympische Spelen die afstand in 47,05 seconden. 2,13 m/s.

C 3 Snel, sneller, snelst.Welke snelheden horen erbij?

1 a 49 km/u 2 b 15 km/u 3 c 4 km/u

4 d 160 km/u 5 e 950 km/u 6 f 120 km/u

C 2 Reken uit.a Pieter fi etst 5 meter per seconde. Hoeveel kilometer is

dat per uur? 18 km/u.b Mieke loopt in een uur 5,4 km. Hoeveel meter per

minuut is dat? 90 m/min. En per seconde? 1,5 m/s.

1

23

4

6

5

Page 95: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

94Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 8, blok 5

u Geld– Noem een artikel dat een prijs heeft ...

– tussen 1 en 10 euro – tussen 10 en 100 euro – tussen 100 en 1000 euro – hoger dan 1000 euro.

Leerlingenboek 6, blok 6

85

plusschrift

CD 15 Hoe laat is het op de klok na precies 1 jaar?De klok loopt per dag 1 minuut achter. Hij wordt op 1 januari gelijkgezet met de tv-klok.5 voor 6 als het geen schrikkeljaar is en anders 6 voor 6.

CD 16 Ben je handig met getallen?a Bereken het gemiddelde.

Hoe reken je uit je hoofd?

10 4,05 4,7

6,25.

b Vul de rij met 2 getallen aan.Welk systeem heb je ontdekt?Het zijn allemaal kwadraten en 9-vouden.9 – 36 – 81 –144 – … 225 – … 324

CD 17 Kies het goede antwoord.In welk jaar vallen 1 januari en 1 juli op dezelfde dag van de week? 2016 is een schrikkeljaar.

Kies uit: 1. 2015 2. 2016 3. 2017 4. 2018

CD 18 Hoe hard gaan de schaatsers per uur?Gebruik je rekenmachine. Rond de uitkomsten af op 2 decimalen.

1.41.04 betekent: 1 minuut, 41 seconden, 4

100 seconde

schaatser afstand wereldrecord snelheid

Jeremy Wotherspoon 500 m 34.03 …52,89 km/u

Shani Davis 1000 m 1.06.42 …54,20 km/u

Shani Davis 1500 m 1.41.04 …53,44 km/u

Sven Kramer 5000 m 6.03.32 …49,54 km/u

Sven Kramer 10 000 m 12.41.69 …47,26 km/u

CD 19 Neem deze fi guur precies zo over in je schrift.

a Trek in de kleine rechthoek 2 diagonalen door het getal 12. Trek ook 2 rechte lijnen door het getal 12 (horizontaal en verticaal).

Tel telkens de 3 getallen op die op de 4 lijnen staan. Wat valt je op?

Alle antwoorden zijn gelijk, namelijk: 36

b Trek in de grote rechthoek 2 diagonalen door het getal 12. Trek ook 2 rechte lijnen door het getal 12 (horizontaal en verticaal).

Wat valt je nu op als je de 4 optellingen maakt?

c Wat gebeurt er als je in de grote rechthoek de lijnen door het getal 13 trekt?

De antwoorden zijn allemaal gelijk: 65.

21 22 23 24 2516 17 18 19 2011 12 13 14 15 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5

LB8b_B5Les.indd 85 05-07-2010 17:38:38

97les 10 oefenen

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

CD 5 Verzet de klokken.1 2 3 4 5

a a Zet de klokken 10 minuten vooruit. 1: 14.22; 2: 15.57; 3: 12.00; 4: 01.06; 5: 00.09.b Zet de klokken een kwartier terug. 1: 13.57; 2: 15.32; 3: 11.35; 4: 00.41; 5: 23.44. b c Zet de klokken 45 minuten vooruit. 1: 14.57; 2: 16.32; 3: 12.35; 4: 01.41; 5: 00.44.

CD 6 Reken uit.Een peer weegt ongeveer 250 gram. a a Hoeveel peren zitten er in 1 kg? 4 a b In een zak gaat 10 kg. Hoeveel peren zijn dit? 40c In een kist gaan 10 zakken van 10 kg. Hoeveel peren zijn dit? 400 b d Je hebt 120 peren geplukt. Hoeveel zakken van 10 kg kun je vullen?

120 : 40 = 3 zakken

CD 7 Reken met geld. a a Hoeveel geld ligt hier? € 20 000b Hoeveel van deze pakjes geld heb je nodig voor

60 000 euro? 3 pakjes b c Je gaat dit pak inwisselen voor briefjes van € 500. Hoeveel briefjes krijg je dan? 40

CD 8 Reken uit.

a a Mees fi etst van Utrecht naar Leeuwarden. Onderweg ziet hij dit bord. Hoeveel kilometer fi etsen is het van Utrecht naar Leeuwarden?

205 km

b Een paar uur fi etsen later ziet Mees dit bord. Hoe ver moet hij nog fi etsen? 76 km

Utrecht35 km

Leeuwarden170 km

Utrecht129 km

Leeuwarden

b c Mees fi etst 13 km per uur. Hoelang heeft hij ongeveer gefi etst tussen het eerste en het tweede bord? Ongeveer 7 uur en 15 minuten.

blok 6

LB6b_B6L06.indd 97 09-07-2010 10:20:46

Page 96: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

95Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Oppervlakte benaderen via rooster

Oppervlakten globaal en precies kunnen vergelijken, ordenen en berekenen door gebruik te maken van een natuurlijke maat (rooster, voorwerpen).u Kijk op de kaart van Nederland. Welke provincie is ongeveer het grootste? Gebruik het

rooster.u Oppervlakte van Texel

– Wat is de oppervlakte van Texel ongeveer?– Welke Waddeneilanden zijn groter? En welke kleiner?

Leerlingenboek 7, blok 3

Toetsschrift 5, blok 1Toetsschrift 7, blok 3

Handleiding 7, blok 3

100les 13

werkschrift blz. 27 maatschrift blz. 16 en 17 computer

C 1 Hoe groot is Schiermonnikoog?Reken met hectare en vierkante kilometer. Samen bespreken.

C 2 Oppervlakte vergelijken.Heeft Sharon gelijk? Samen bespreken.

C 3 Reken om.

1 km2 = 100 ha1 ha = 10 000 m2

a3 km2 = … 300 ha0,5 km2 = … 50 ha 1 4 km2 = … 25 ha

b 500 ha = … 5 km2

1250 ha = … 12,5 km2

50 ha = … 0,5 km2

c3 km2 = 3 000 … 000 m2

3 ha = 30 … 000 m2

0,5 km2 = 500 … 000 m2 = …50 ha

C 4 Oppervlakte.De oppervlakte van deze fi guren is 10 m2. Wat is de oppervlakte van het gekleurde deel? Samen bespreken.

SCHIERMONNIKOOG

Schiermonnikoog

SCHIERMONNIKOOG

Schiermonnikoog

0 3 km

A R U B A

Oranjestad

0 3 km

Aruba is ongeveer 5 × zo groot als Schiermonnikoog.

blok 3

LB7a_B3L11.indd Sec1:100 16-12-2009 18:40:33

30Blok 3 Les 13 en 14

Lesverloop van les 13

C 1 Hoe groot is Schiermonnikoog?

Oppervlakte van onregelmatige fi guren afschattenLaat de leerlingen eerst zelf vertellen hoe ze de oppervlakte kunnen schatten. Stuur aan op de mogelijkheid om de hele hokjes die binnen de kustlijn vallen te tellen. Daarna kunnen de overige hokjes geschat worden. Deze worden meegeteld als een half hokje of een kwart hokje. Geef vervolgens de leerlingen in groepjes de opdracht om de oppervlakte van het eiland op het eerste plaatje te schatten. Verzamel de schattingen op het bord. Noteer en bespreek de grote afwijkingen. Wat is daar de oorzaak van? Het afschatten van het aantal hele, halve en kwart hokjes kan op deze manier aan de orde komen. Doe hetzelfde met de oppervlakte van het eiland op het tweede plaatje met de kleinere hokjes. Als het goed is, lopen de schattingen nu minder uiteen.Laat ten slotte berekenen hoe groot het eiland echt is. Vraag eerst hoe groot een hokje op de kaarten in het echt is. (3 × 3 = 9 km2 bij het eerste plaatje en 1,5 bij 1,5 = 2,25 km2 bij het tweede plaatje.) Bespreek samen de uitkomst, die bij beide afbeeldingen gelijk moet zijn. (Ongeveer 40 km2 = 4000 ha)

C 2 Oppervlakte vergelijken.

Oppervlakte van onregelmatige fi guren afschattenGebruik hier dezelfde werkwijze als bij opgave 1. Laat deze opdracht in groepjes maken. Bespreek samen de schattingen. (Aruba is 180 km2) Klopt het wat Sharon zegt? Is Aruba inderdaad ongeveer 5 keer zo groot? (5 × 40 km2 = 200 km2)

C 3 Reken om.

Maten omrekenenBespreek de sprongen. Hoeveel meter gaat er in 1 kilometer? (1000) Hoeveel vierkante meter gaat er in 1 vierkante kilometer? (1 miljoen) Hoe komt dat? Als leerlingen dit niet begrijpen, teken dan een vierkant op het bord. Schrijf bij twee zijden: 1 km = 1000 m. Laat dan een leerling de oppervlakte berekenen in km2 en in m2. Schrijf beide maten in het vierkant. Het zal nu duidelijk zijn. Vraag vervolgens wat de leerlingen zich bij een km2, bij een ha en bij een m2 kunnen voorstellen. Laat de opgave zelfstandig maken en controleer samen de antwoorden.

C 4 Oppervlakte.

Bespreek eerst hoe de oppervlakte van deze driehoeken kan worden uitgerekend. (halve rechthoeken) De leerlingen maken deze opgave zelfstandig. Vervolgens wordt de opgave nabesproken. Hoe hebben jullie de laatste fi guur berekend?

HL7_blok3.indd 30 29-07-2010 14:26:29

Page 97: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

96Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Werkschrift 7, blok 3

– Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren

Kunnen berekenen van de omtrek en oppervlakte van rechthoekige figuren met eenvoudige getallen. Hierbij mag in de opgave gebruik gemaakt worden van formules voor omtrek en oppervlakte:– Bij omtrek: lengte+lengte+breedte+breedte of varianten hierop.

Leerlingenboek 6, blok 2

Toetsschrift 6, blok 5Toetsschrift 7, blok 1Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 2

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz.124 - 127 computer

27blok 3les 13 en 14

C 1 Oppervlakte. a a Teken en kleur in elk vak een driehoek. Die driehoek moet net zo groot zijn als de helft van

het aantal hokjes.

b Kleur de fi guren. Hoeveel hokjes zijn het?

9 – 2 = 7 hokjes 16 – 7 = 9 hokjes

C 2 De oppervlakte van Curaçao.Kleur de hele hokjes in het eiland rood.Trek nu een lijn om het eiland heen. Volg daarbij de hokjes. Het begin is al gemaakt. Meestal maak je het eiland dus iets groter. Alleen als er maar een klein stukje eiland op het hokje staat, maak je het eiland kleiner.

a a Hoeveel hokjes heb je rood gekleurd?

13 hokjes.

b Hoeveel hokjes tel je binnen de lijn die je hebt getekend? Ongeveer 45 hokjes.

c Bereken nu de oppervlakte van het eiland. Daarvoor neem je het gemiddelde van het aantal rode hokjes en het aantal hokjes binnen de lijn. Schrijf op hoe je rekent.

Bijvoorbeeld: 13 + 45 = 58 : 2 = 29. 29 × 16 km² = 464 km²

b d Curaçao is ongeveer 60 km lang en tussen 4 km en 10 km breed.

CD 3 Maak de kommagetallen vast aan de getallenlijn.

a a

b

b c Schrijf er zelf nog 5 getallen bij en maak die ook vast. Meer antwoorden.

0 0,5 1 1,5

0,2 0,7 1,2 0,9 1,4

0,200 0,75 0,95 1,45 1,49

16 km24 km

59les 14

werkschrift blz. 17 computer

C 1 Pablo maakt een terras.De tegels zijn 50 cm bij 50 cm.Meet het terras. a a Hoeveel tegels heeft hij nodig? 96 tegelsb Pablo legt in het midden 1 grote tegel

van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel kleine tegels heeft hij dan nog nodig? 92 tegels

b c Daarna vervangt hij in iedere hoek de kleine tegels door een tegel van 100 cm bij 100 cm. Hoeveel tegels liggen er als het terras klaar is? 5 grote en 76 kleine tegels

CC 2 Meet en reken. a a Meet met je liniaal de lengte en de

breedte van deze plattegrond. Hoe groot is het weiland in het echt?

180 meter lang, 120 meter breedb De boer maakt een hek om het

weiland. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 600 meter

b c De boer heeft een grasmaaier van 120 cm breed. Hoeveel banen moet hij maaien? 100 banen of 150 banen, afhankelijk van de richting.

C 3 Teken en reken uit.Rosa’s tafel is 140 cm bij 70 cm. Ze legt er een tafelkleed van 200 cm bij 120 cm overheen. a a Hoeveel is het kleed langer dan de tafel? 60 cm Hoeveel is het kleed breder dan de tafel? 50 cmb Hoe ver hangt het kleed over de tafel? 25 cm en 30 cm b c Rondom het kleed komt een groene band en een rode band. Rosa heeft 13 meter band. Hoeveel band houdt Rosa over? 20 cm

CD 4 Schrijf het op in andere maten.

Schrijf het op in meters en centimeters. a a 360 cm = … 3 m en … 60 cm a b 753 cm = … 7 m en … 53 cmc 288 cm = … 2 m en … 88 cmd 1206 cm = …12 m en … 6 cm b e 2860 cm = …28 m en … 60 cm

Schrijf het op in kilometers en meters. a f 1800 m = …1 km en … 800 m a g 2600 m = …2 km en … 600 mh 3050 m = …3 km en … 50 mi 2450 m = …2 km en … 450 m b j 5004 m = …5 km en … 4 m

Weet je nog? 1 m = 100 cm; 1 km = 1000 m

1 cm = 1 m

1 cm = 20 m

blok 2

Page 98: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

97Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 8, blok 2

– Bij oppervlakte lengte x breedte.

Leerlingenboek 6, blok 5

CD 11 Reken de maten van de tuinen uit.

lengte (m) 15 18 12,5 8,40 11 20 8 …12

breedte (m) 8 13 6 6,10 …7 9,50 …6 10

omtrek (m) …46 …62 …37 …29 36 59 …28 …44

oppervlakte (m2) …120 …234 …75 …51,24…51,24… …77 …190 48 120

CD 12 Reken uit.a Groep 8 gaat een dagje zeilen. Ze huren 5

boten en 5 instructeurs. Hoeveel kost een dagje zeilen ongeveer in totaal?

1. € 130 2. € 110 3. € 550 4. € 650

b Om dit weiland wordt een hek van gaas geplaatst. Het gaas kost € 2,95 per meter. De palen voor het hek zijn gratis. Hoeveel kost het hek ongeveer in totaal?

1. € 1200 2. € 1600 3. € 2100 4. € 1400

CD 13 Reken uit.Schat eerst en controleer met je rekenmachine.a45 × 27 is ongeveer 120045 × 27 = 1215

b 46 × 137 is ongeveer 600046 × 137 = 6302

c 3142 × 54 is ongeveer160 0003142 × 54 = 169 668

d 143 × 206 is ongeveer 30 000143 × 206 = 29 458

CD 14 Reken uit.

verder

Schat eerst en controleer met je rekenmachine.a 2132 : 52 is

ongeveer 40 2132 : 52 = 41

b 6194 : 163 is ongeveer 40

6194 : 163 = 38

c 8382 : 33 is ongeveer 250

8382 : 33 = 254

d 52 171 : 257 is ongeveer 200

52 171 : 257 = 203

CD 15 Reken uit.a

1 3 5 + 2 1

5 = 3 3 5

4 3 7 + 6 2

7 = 10 5 7

9 2 3 + 2 2

3 = 12 1 3

5 5 6 + 2 1

6 = 8

b

7 2 3 − 6 1

3 = 1 1 3

4 5 9 − 4 4

9 = 1 9

6 4 5 − 2 4

5 = 4

8 1 5 − 4 2

5 = 3 4 5

c

1 1 2 + 1 1

3 = 2 5 6

5 6 + 2 2

3 = 3 1 2

4 1 2 + 3 1

5 = 7 1 10

1 2 + 5

8 = 1 1 8

d

2 1 4 − 1 1

2 = 3 4

9 − 3 2 3 = 5 1

3

1 3 8 − 3

4 = 5 8

6 3 10 − 3

5 = 5 7 10

CD 16 Reken uit.Drukkerij De snelle pers moet 10 000 boeken drukken en binden. Bij het binden gaat weleens wat fout. Daarom drukken ze 4% extra. Hoeveel boeken extra zijn dat?

1. 2500 2. 14 000 3. 10 400 4. 400

Alle tuinen zijn rechthoekig.

96 m

130 m

197 m

102 m

Huurprijzen

per boot € 59,95

per instructeur € 69,95

47

werkschrift blz. 43 computer

les 4

C 1 Wat is de oppervlakte van een tennisveld?

a a Reken de oppervlakte van deze tennisbaan uit. 264 m2

b Reken de oppervlakte van het veld voor enkelspel uit. 192 m2

c Reken de oppervlakte van een serveervak uit. 26 of 27 m2

b d Hoeveel oppervlakte van de baan wordt er bij het enkelspel niet gebuikt? 72 m2

C 2 Reken de oppervlakte uit.Gebruik een rekentabel als dat nodig is.

lengte 18 m 18 m

breedte 1 m 9 m

oppervlakte 18 m2 … m2

a a Volleybalveld: 18 m lang, 9 m breed. 162 m2

a b Basketbalveld: 28 m lang, 15 m breed. 420 m2

c Schoolplein: 80 m lang, 60 m breed. 4800 m2

d Handbalveld: 44 m lang, 22 m breed. 968 m2

b e Akker met aardappels: 200 m lang, 120 m breed. 24 000 m2

b f Door een brand is ongeveer 80 000 m2 heide verwoest. Joep zegt: ‘Dat is ongeveer 100 voetbalvelden.’ Klopt zijn schatting? Nee, ongeveer 10.

CD 3 Wat zijn de nieuwe vertrektijden?De treinen hebben 19 minuten vertraging.

a a a b c d e b f b goude vertrektijd 11.16 11.46 12.54 13.24 13.52 15.28 16.58

nieuwe vertrektijd …11.35 …12.05 …13.13 …13.43 …14.11 …15.47 …17.17

2 m

+tennisveld voor enkelspeltennisveld voor dubbelspel

serveervak

blok 5

LB6b_B5L01.indd 47 09-07-2010 09:51:58

Page 99: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

98Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Werkschrift 8, blok 1

u De parkeerplaats wordt afgezet met een lint omdat er nieuwe stenen komen. Het lint moet om de parkeerplaats heen.De parkeerplaats is rechthoekig en heeft een lengte van 120 meter en een breedte van 50 meter.– Hoeveel lint is dan ongeveer nodig?– Om te weten hoeveel tegels nodig zijn, hebben we de oppervlakte nodig. Wat is de

oppervlakte van deze ruimte?

Leerlingenboek 7, blok 4

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

C 1 Reken uit.

C 2 Wat is de oppervlakte in meters?

a a3 6

1 5 ×

1 8 03 6 0

5 4 0

b

1 4 2

2 7 ×

9 9 4

2 8 4 0

3 8 3 4

c3 0 8

5 8 ×

2 4 6 4

1 5 4 0 0

1 7 8 6 4

b d6 3 9

7 8 ×

5 1 1 2

4 4 7 3 0

4 9 8 4 2

CD 3 Vul in. a a

5,6

2,8 2,8

1,4 1,4 1,4

0,7 0,7 0,7 0,7

b8,4

4,1 4,3

2,0 2,1 2,2

0,9 1,1 1,0 1,2

b c5,8

2,8 3,0

1,5 1,3 1,7

0,9 0,6 0,7 1

CD 4 Maak de getallen op de goede plek vast. a a

3,1

a b

3 1 2

c

3,90

d

4,2

b e

4 3 5

3 4 5

38 m

21 m

30 m

32 m

48 m

18 m

74 m

32 m

23 m

35 m

a a 960 m2 b 864 m2 c 2368 m2 b d Hoeveel verschillen ze in oppervlakte?

7 m2

3blok 1 3les 3 en 4

30les 25 herhalen

C 1 Bereken de omtrek en de oppervlakte. a a Wat is de omtrek van fi guur 1?

En van fi guur 2? 1. 13 cm; 2. 12 cmb Welke fi guur heeft de grootste

oppervlakte? 1.(10 cm2; 2. 7 1 2 cm2)

b c Als je fi guur 2 op fi guur 1 legt, welk deel van 1 blijft dan onbedekt? 1

4 deel

C 2 Reken met schaal.De familie Willems krijgt 4 kippen. Vader maakt een hok met een ren. Om de ren komt gaas. a a Hoe lang is de ren? 5 m a b Hoe breed is de ren? 3,50 mc Hoeveel meter gaas moet de familie

kopen? 17 m b d Wat is de oppervlakte van het hok? 1,50 m2

C 3 Bekijk deze bouwsels van kubussen.

a aHoeveel kleine kubussen zie je? 7De kleine kubussen vormen samen een grote kubus. Uit hoeveel kleine kubussen bestaat die? 8

C 4 Bekijk deze bouwsels van kubussen.b De bodem is 1 kubus dik. Hoe

diep is het gat? 4 dm of 40 cm De kubussen vormen samen

een uitgeholde balk. Uit hoeveel kubussen bestaat deze vorm? 64

b c Hoeveel liter water kan er in het holle gedeelte? 16 liter

schaal 1 : 100 1 m

fi guur 1 fi guur 2

hok

ren

bHoeveel kubussen zie je? 9Uit hoeveel kubussen bestaat dit bouwsel? 11

b cDit is een kubus met in elke zijde een opening. Uit hoeveel kleine kubussen bestaat hij? 20

a a De kubussen vormen samen een balk. Uit hoeveel kubussen bestaat de balk? 12

Hoeveel kubussen zijn er wel, maar zie je niet? 2

= 1 dm3

blok 4

LB7b_B4L21.indd 30 18-06-2010 09:03:19

Page 100: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

99Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster

Kunnen lezen en interpreteren van gegevens op plattegronden, waarbij gebruik gemaakt wordt van de legenda, schaallijn en/of een rooster met coördinaten, met inbegrip van het mentaal innemen van een standpunt.

Leerlingenboek 8, blok 2

Toetsschrift 8, blok 6

48

1 2 3 4 5 6

a a Uit hoeveel blokjes bestaat de kubus? 27 (3 × 3 × 3).b Uit hoeveel blokjes bestaan de 6 andere fi guren? 13 of 14 blokjes.c Welke maken samen een kubus? 1 & 3; 2 & 5; 4 & 6.

23.

C 2 Waar kun je het zien?

a a Welke kant moeten ze op om de molen helemaal te zien? Naar links.

b In welke richting moeten ze varen om het kasteel niet meer te zien? Naar rechts.

b c Kunnen ze vanuit de boot een foto maken met rechts op de foto de molen en links de vuurtoren?

Waarom wel/niet? Ja, als ze ver genoeg naar rechts varen.

a a b c b d

€ 100 € 119 € 150 € 178,50 € 1 € 1,19 € 0,89 € 1,06

€ 132 € 157,08 € 267 € 317,73 € 9,35 € 11,13 € 239,75 € 285,30

Emiel en Mieke roeien op het water langs de molen, het kasteel en de vuurtoren.

€ 1200 € 1850 of € 18751850 of € 1875 € 1925 € 14251425

C 4 Hoeveel kosten de scooters ongeveer inclusief btw?Rond de prijzen af op 25 euro. Reken zonder rekenmachine. a a b c b d

€ 1000 € 1561 € 1614 € 1195

C 3 Hoeveel kost het inclusief 19% btw?

blok 2les 5 herhalen

C 1 Maak er kubussen van.

70

werkschrift blz. 21 maatschrift blz. 58 en 59 computer

les 23

C 1 Hoe ver?a Hoe ver is het naar het strand vanaf Den Hoorn? 3,5 à 5 km.b Hoe ver is het naar het strand vanaf Kapenvlak? Ongeveer 1,5 km. c Hoeveel meter is de Oudeweg? 1250 m.d Op de kruising met de Westerweg staat een paddenstoel met die afstand. Hoe staat dat

aangegeven? met 1,2 km of 1,3 km.

Schaal 1 : 50 000

C 2 Hoe ver?a Wat is de grootste afstand op deze paddenstoel? Assen 18.b Wat is de kortste afstand? Paterswoldse meer 1,3.c Zet de namen op volgorde. De kortste afstand bovenaan. Paterswoldse

meer, Groningen Vliegveld, Groningen, Vries, Zuidlaren, Assen.

Den Hoorn

Oudeweg

Hoornderslag

Westerw

eg

Kapenvlak

De Hemmer

De Kuil

De Naal

WittewegGrote vlak

Loodsmans Duin

Pompevlak

Mokw

egStolpw

eg

C 3 Hoeveel kilometer is het van De Geul naar ’t Horntje?Begin bij de parkeerplaats vlakbij De Geul en rijd over de rode weg.Ongeveer 4 km.Hoe lees je deze schaal? 2 km is op de kaart 4 cm; 1 cm op de kaart is 0,5 km.

blok 2

Den Hoorn

Mokbaai

De Geul‘t Horntje

Pont

weg

Amaliaweg

De Kuil

PonthavenStolpw

eg

Siborsnollen

2,1 11

2,3

De

Rede

0 10,5 2 km

P

Page 101: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

100Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 8, blok 6

Handleiding 8, blok6

106

werkschrift blz. 59 maatschrift blz. 52 en 53 computer

les 18

C 1 Hoe werk je met coördinaten?Gebruik een atlas.a Welke provincie is dit? Drentheb In welk vak ligt Meppel? A5c In welk vak ligt Assen? C3d En de andere 3? Emmen E5 – Hoogeveen C5 – Roden B1e In welk vak ligt Coevorden? D6

C 2 Hoe werk je met puntcoördinaten?a Zoek de punten (1,5) en (5,2). Zie je waarom

die punten zo genoemd worden? b Waar liggen (5,1) en (3,4)? c Wat zijn de coördinaten van P, Q en R? a 1 naar rechts en 5 naar boven; 4 naar rechts

en 2 naar bovenb 5 naar rechts en 1 naar boven; 3 naar rechts

en 4 naar bovenc P (0,2); Q (6,0); R (5,5)

C 3 Bepaal de coördinaten.Teken de fi guur eerst na.A en B zijn 2 van de 4 hoekpunten van een vierkant.Wat zijn de coördinaten van de andere 2 hoekpunten? (1,1); (3,3)

C 4 Zoek zelf coördinaten.a Wat zijn de coördinaten van B? (2,0)b En die van C? (–4,0)c En D? (–2,3)d Welke bijzondere punten zijn nog niet

genoemd? Onder de horizontale as.

A B C D E F

A B C D E F

1

2

3

4

5

6

1

2

3

4

5

6

1 2 3 4 5 6

6

5

4

3

2

1

0

7

7

(1,5)

(5,2)

R

Q

P

1 2 3 4 5

5

4

3

2

1

0

A

B

1 2 3 4 5-5 -4 -3 -2 -1

5

4

3

2

1

0

A

B

D

C

blok 6

LB8b_B6L16.indd 106 05-07-2010 17:58:38

40Blok 6 Les 18 en 19

C 1 Hoe werk je met coördinaten?

VeldcoördinatenBespreek eerst samen het kaartje bij deze opgave en het begrip coördinaten. Waarom staan er letters en cijfers? (Hiermee kun je snel een plaats opzoeken.) Hoe doe je dat? (Eerst zoek je de goede letter en dan ga je omhoog of omlaag tot je bij het goede cijfer bent.) Vraag de leerlingen in tweetallen met behulp van een atlas de vragen te beantwoorden. Laat hierna enkele leerlingen verwoorden hoe ze de coördinaten en plaatsen hebben gevonden. Voeg eventueel nog enkele vragen toe, zoals: Welke plaatsen liggen in B4? Door welke vakken stroomt de Drentse Aa? In welke vakken ligt de A28? Als u in Drenthe lesgeeft: Waar ligt jouw woonplaats? Laat de leerlingen elkaar ook coördinaten opgeven. Gebruik ook een stratenboek met plattegrond (gemeente of ANWB.) Vraag ze met behulp van coördinaten de straat waarin ze wonen op te zoeken.

C 2 Hoe werk je met puntcoördinaten?

PuntcoördinatenGeef aan dat het hier niet om vakken maar om punten gaat. Waar staat punt 1,5? Bespreek de notatie van die punten. Het eerste punt staat op de horizontale as en het tweede punt staat op de verticale as. Tussen beide cijfers wordt een komma geplaatst. De punt staat precies op een kruising. Oefen samen een aantal puntcoördinaten en laat steeds verwoorden: … naar rechts en … naar boven. Noem ook punten die op de assen liggen; ook de 0 moet worden genoemd. Wat valt jullie op aan de punten P, Q en R? (P en Q liggen op een as en R heeft gelijke coördinaten.) Welke coördinaten horen er bij het punt linksonder in de hoek? (0,0) Vertel dat we dat punt ‘oorsprong’ noemen. Ter informatie: We beperken ons tot hele getallen. Daarom wordt hier een punt als (2 1

2 , 3 1 2 )

niet genoemd, maar het is er wel.

C 3 Bepaal de coördinaten.

PuntcoördinatenLaat de leerlingen deze opgave zelfstandig maken en bespreek hem daarna.

C 4 Zoek zelf coördinaten.

PuntcoördinatenIn temperatuurgrafi eken zijn impliciet al coördinaten voorgekomen met negatieve getallen. Laat alle leerlingen er daarom zelf achter zien te komen wat de coördinaten van C en D zijn. Vraag ze de vragen a, b en c schriftelijk te beantwoorden. Bespreek samen de antwoorden en vraag d. Denk bij d aan het spiegelen onder de horizontale as. Het spiegelbeeld van A (noem dit punt E) wordt dan (5,–3). Waar liggen de punten met 2 negatieve coördinaten?

Lesverloop van les 18

HL8a_blok6.indd Sec2:40 15-11-2010 09:32:57

Page 102: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

101Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

– Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren (ook niet rechthoekige) via (globaal) rekenen

Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren (ook niet rechthoekige) via (globaal) rekenen.u Omtrek

– Bereken de lengte en de omtrek.

Leerlingenboek 7, blok 1

Toetsschrift 5, blok 4Toetsschrift 7, blok 3 Toetsschrift 7, blok 5 Toetsschrift 8, blok 1

Leerlingenboek 7, blok 6

39

CD 13 Reken uit.a 1 3 van € 300 = € 100

1 10 van € 300 = € 30 1 5 van € 300 = € 60 2 6 van € 300 = € 100

b

1 2 van € 3 = € 1,50

1 2 van € 12,40 = € 6,20

1 2 van € 3,50 = € 1,75

1 2 van € 5,50 = € 2,75

c

3 4 van € 8 = € 6

2 5 van € 2,50 = € 1

3 5 van € 1,20 = € 0,72

3 8 van € 2 = € 0,75

CD 14 Schrijf als kommagetal.a42 cm = … 0,42 m73 cm = … 0,73 m85 cm = … 0,85 m97 cm = … 0,97 m

b7 dm = …0,7 m 4 dm = …0,4 m 2 dm = …0,2 m 8 dm = …0,8 m

c1 m 20 cm = … 1,20 m 1 m 85 cm = … 1,85 m 3 m 42 cm = … 3,42 m 7 m 64 cm = … 7,64 m

d51 cm = …5,1 dm29 cm = …2,9 dm77 cm = …7,7 dm92 cm = …9,2 dm

CD 15 Meet de afstand.Lars loopt de paarse route.Niels loopt de zwarte route.Stijn loopt de oranje route.a Wie loopt de kortste route? Nielsb Hoeveel kilometer loopt Stijn? 7 kmc Hoeveel kilometer loopt Stijn meer dan Niels? 2 kmd Hoeveel kilometer loopt Lars meer dan Niels ? 1 km

CD 16 Hoe lang is de weg?Gebruik je liniaal.a Hoe lang is de weg van rood naar groen? 5 × 2 km = 10 km

b Hoe lang is deze weg? 6 km

CD 17 Bepaal de lengte.a Welk lint is het langst: het blauwe of het

groene? het groene lintb Hoe lang is het blauwe lint?

2 × 20 cm + 2 × 40 cm = 120 cm = 1,20 mc Hoe lang is het groene lint?

4 × 40 cm = 160 cm = 1,60 md Bram heeft een rol blauw lint en een rol groen

lint van elk 5 meter. Hoeveel dozen kan hij daarmee op deze manier inpakken? 3

2 km

1 km

1 km

Finish

Start

40 cm

40 cm

20 cm

LB7a_B1Les.indd Sec2:39 16-12-2009 19:10:42

97

CD 5 Reken uit.

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

les 10 oefenen

a a 1 9 + 4

9 = 5 9

1 5 + 2

5 = 3 5

2 10 + 7

10 = 9 10

2 3 + 1

3 = 1

b 1 8 + 1

4 = 3 8

1 8 + 1

2 = 5 8

3 5 + 3

10 = 9 10

1 6 + 1

3 = 1 2

c 3 4 + 3

4 = 1 1 2

3 5 + 3

5 = 1 1 5

5 8 + 5

8 = 1 1 4

1 3 + 7

9 = 1 1 9

b d 3 4 + 1 1

4 = 2 7 8 + 2 1

8 = 3 2 5 + 1 7

10 = 2 1 10

3 4 + 1 5

8 = 2 3 8

CD 6 Reken uit.Vereenvoudig de breuken zo veel mogelijk. a a 7 8 – 1

8 = 3 4

3 4 – 1

4 = 1 2

7 10 – 2

10 = 1 2

5 6 – 2

6 = 1 2

b 1 2 – 1

4 = 1 4

5 6 – 1

3 = 1 2

9 10 – 1

10 = 4 5

11 12 – 9

12 = 1 6

c1 1

2 – 3 4 = 3

4

1 1 2 – 1

8 = 1 3 8

1 1 5 – 3

10 = 9 10

2 1 3 – 1 5

6 = 1 2

b d3 1

8 – 1 3 4 = 1 3

8

5 1 4 – 3 1

2 = 1 3 4

8 1 3 – 1 1

4 = 7 1 12

5 1 6 – 3 1

3 = 1 5 6

CD 7 Bedenk zelf sommen.Gebruik deze getallen en rekensymbolen:

a Maak een som met als uitkomst 62, of kom er zo dicht mogelijk bij. Je mag de getallen maar 1 keer gebruiken. Meer antwoorden.

b Bedenk zelf met deze getallen een som met een andere uitkomst. Vertel een klasgenoot wat de uitkomst is en laat hem of haar de som erbij zoeken. Meer antwoorden.

CD 8 Reken met omtrek en oppervlakte.Gebruik je liniaal.

a a Meet de omtrek van de fi guur. 32 cmb Hoe heb je gerekend? 4 × 6 cm + 8 x 1 cmc Wat is de oppervlakte van de fi guur? 28 cm2

b d De fi guur wordt verdubbeld: wat gebeurt er met de buitenomtrek en de

oppervlakte?

omtrek: 12 + 12 + 6 + 6 = 36 + 12 = 48; oppervlakte wordt 2 keer zo groot: 56 cm2

6 7 8 12 = – + x :

Oh ja, 1 4 is

hetzelfde als 2 8 .

blok 6

LB7b_B6L06.indd Sec2:97 18-06-2010 10:02:51

Page 103: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

102Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

Werkschrift 8, blok 2

u Oppervlakte– Bereken het vloeroppervlak van jouw huis door het totale vloeroppervlak te verdelen in

een paar rechthoeken, waarvan je de oppervlakte makkelijk kunt uitrekenen. Waar kom je op uit?

– Hoe kun je de oppervlakte van de driehoeken berekenen?

Leerlingenboek 6, blok 5

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

C 1 Welke route fi etsen zij?Alle afstanden zijn in kilometers.

CD 2 Rekenen met een zeshoek.Elk lijnstuk is 28 mm.

a a Begin bij A en kleur de rand van een fi guur met een omtrek van 84 mm rood.

Driehoek AMB of AMF.

b Kleur de rand van een fi guur met een omtrek van 14 cm.

Vierhoek AFED of ABCD.

b c Begin bij A. Stippel langs de lijnen een traject dat 28 cm lang is.

Je mag geen enkel lijnstuk 2 keer nemen.

Bijvoorbeeld AMFABMEDMCD.

CD 3 Hoeveel fl esjes gaan er in 1 liter?Vul de tabel in.

a a b c b dinhoud fl esje in ml 500 250 100 50 40 25 20 10 5

deel van een liter 0,5 0,25 0,1 0,05 0,04 0,025 0,02 0,01 0,005

aantal fl esjes per liter 2 4 10 20 25 40 50 100 200

a a Niels fi etst het kleinste driehoekje, van 7,8 km lang.Hij begint in M.

Kleur zijn route rood. b Samira fi etst ook een driehoek, maar die is zo groot mogelijk.

Ze begint in M. Kleur haar route blauw. c Milan is met zijn fi etstraining bezig en rijdt 5 keer helemaal rond.

Hoeveel km fi etst hij? 78 km.

b d Iris kiest een route in de vorm van een vierhoek die de grootste

omtrek heeft. Kleur de rand groen. Die route is 13,4 km lang.

A

B C

D

E

2,6

2,5

3,0

3,63,9

3,6

2,72,6

2,32,7

M

A

B C

D

EF

M

CD 4 Zet op volgorde van groot naar klein.

a a b3,2 3,22 2,32 3,02

3,22 3,2 3,02 2,32

0,8 0,08 0,88 8,08

8,08 0,88 0,8 0,08

c b d6,5 5,6 5,06 6,51

6,51 6,5 5,6 5,06

0,73 0,720 0,37 0,079

0,73 0,720 0,37 0,079

Niels

Samira

Iris

21blok 2les 23 en 24

79

CD5 Wat is de oppervlakte?Basisschool de Klimroos gaat verhuizen, maar de school moet nog gebouwd worden.

De school wordt 60 m lang en 40 m breed. De rest van het bouwterrein is voor het schoolplein.Maak een rekentabel in je schrift.a Wat is de oppervlakte van het hele bouwterrein?b Hoeveel m2 blijft er over voor het schoolplein?a 9600 m2 b 7200 m2

CD6 Welke breuken horen bij de letters?

Kies uit:

CD7 Verdeel de pannenkoeken eerlijk.Hoeveel krijgt ieder?a 3

4 deel b 1 2 deel

CD8 Vergelijk de schaatstijden. a Welke schaatser is het snelst? Roemerb Zet de tijden op volgorde van snel naar langzaam.

1 3

1 6

2 3

1 2

0 1

16

13

12

23

a b c d

40 m

60 m80 m

120 m

school

plein

Hamer 14.15.01

14.13.11 – 14.14.59 – 14.15.01 – 14.15.09

Bosma14.14.59

Idsing14.15.09

Roemer14.13.11

LB6b_B5Les.indd Sec1:79 08-07-2010 13:52:20

Page 104: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

103Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben Paraat hebben

Leerlingenboek 8, blok 3

Werkschrift 8, blok 5

114 les 25 herhalen

C 1 Meet in millimeters. a a Hoe hoog is de grootste kubus? 25 mmb Hoe hoog is de kleinste? 5 mmc Hoe hoog is de toren als je de kubussen op elkaar stapelt? 75 mm b d Hoeveel van de kleinste gaan er in de grootste? 125

C 2 Hoe hoog zijn de volgende kubussen? a a Een kubus met een oppervlakte van 6 m2. 1 mb Een kubus met een oppervlakte van 54 dm2. 3 dmc Een kubus met een inhoud van 125 cm3. 5 cm b d Een kubus met een inhoud van 0,125 m3. 1

2 m

C 3 Vergelijk de fi guren.De oppervlakte van elk hokje is 1.

a a Welke 2 rechthoeken zijn even groot? 2 en 3 (12)b Wat is de grootste fi guur? 4 (14)c Wat is de oppervlakte van fi guur 5? 12 b d Hoe groot schat je de oppervlakte van fi guur 6? Bijna 12.

C 4 Hoeveel meststof heb je nodig? a a Bij 2 m2? 300 gramb Bij 3 1

2 m2? 525 gram

c Vader gebruikt de helft van de doos.Voor hoeveel vierkante meter is dat? 5 m2

b d De buurman koopt 3 dozen voor de prijs van 2. Voor hoeveel vierkante meter is dat? 30 m2

3

15

6

4

2

blok 3

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

C 1 Vul in en maak de grafi ek af.

a Hoeveel broers en zussen heb je? Meer antwoorden.

b Uit hoeveel personen bestaat jullie gezin? Vul in: volwassenen, kinderen.

c Hoe is dat bij je klasgenoten? Vul de turftabel in.

aantal kinderen aantal gezinnen

1 kind

2 kinderen

3 of meer kinderen

d Welk soort gezin komt in jullie groep niet voor?

In Nederland zijn er in de leeftijd van 25–34 jaar:

246 000 gezinnen met 1 kind

235 000 gezinnen met 2 kinderen

89 000 gezinnen met 3 of meer kinderen

e Maak met de gegevens uit opgave d de staafgrafi ek af. 1 cm = 20 000 gezinnen.

CD 2 Welke getallen liggen even ver van het midden?Geef ze dezelfde kleur.

a a16

13 15,5 14,9 19 16,5 15,1

b0,6

0,1 0,38 0,54 0,62 0,82 1,1 0,58 0,66

b c3,05

2,95 2,09 3,15 7,2 4,01 –1,1 2 4,2

CD 3 Kijk naar deze fi guren.1 2 3 4 5

a Maak eerst van elke fi guur een rechthoek of vierkant. Dit doe je door stukjes te verplaatsen.

b Bereken de oppervlakte van de rechthoeken en vierkanten.

1 10 hokjes, 2 9 hokjes, 3 12 hokjes, 4 10 hokjes, 5 8 hokjes

c Zet de fi guren op volgorde van groot naar klein. 3, 1 en 4, 2, 5

Meer antwoorden.

Meer antwoorden.

Meer antwoorden.

blok 544les 6 en 7

1 kind

2 kinderen

3 of meer kinderen

Page 105: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

104Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Veel voorkomende maateenheden omrekenen

In toepassingssituaties berekeningen kunnen maken en veel voorkomende maten kunnen omrekenen, ook met samengestelde grootheden. Geld kunnen inwisselen en gepast betalen.u Lengte/omtrek

– Je gaat meedoen aan een zwemvierdaagse. Elke avond wil je een halve kilometer zwemmen om te oefenen.

Hoeveel baantjes van 25 m zijn dat? u Oppervlakte

– We leggen tegels van de voordeur naar de straat.Dat pad is 1 meter breed en 12 meter lang. We hebben tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels hebben we dan nodig? Kun je een tekening maken?

Werkschrift 6, blok 2

Lengte/omtrekToetsschrift 7, blok 1

OppervlakteToetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 2

InhoudToetsschrift 8, blok 2Toetsschrift 8, blok 3Toetsschrift 8, blok 6

GewichtToetsschrift 7, blok 6Toetsschrift 8, blok 2

TijdToetsschrift 6, blok 3Toetsschrift 6, blok 4Toetsschrift 6, blok 5

GeldToetsschrift 5, blok 2

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

17blok 2

a a

60 minuten

b

30 minuten

c

15 minuten

b d

70 minuten

les 13 en 14

C 1 Teken en reken uit.

a a Teken een plattegrond van deze tuin.b Wat is de omtrek van de tuin? 20 mc Hoeveel vierkante tegels van 50 cm passen op het terras van 5 m bij 2 m? 40 b d Hoeveel rechthoekige tegels van 40 × 50 cm passen op het terras van 5 m bij 2 m? 50

C 2 Teken plattegronden van verschillende tuinen.Elke tuin heeft een omtrek van 18 meter. Meer antwoorden.

1 cm = 1 m

5 m

2 m

2 m

3 m

1 cm = 1 m

CD 3 Hoe lang is er geparkeerd?Reken uit in minuten.

07.00 - 08.00 10.00 - 10.30 11.30 - 11.45 10.15 - 11.25

Page 106: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

105Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 6, blok 5

59

werkschrift blz. 47 computer

les 14

C 1 Reken uit.

aanbieding

nu € 2,50

per stuk

30 × 60 cm

a a Hoeveel tegels heeft Omar nodig voor zijn terras? 50 a b Hoeveel kost dat? € 125c Hoeveel tegels heeft Omar nodig als de tegels 20 × 30 cm zijn? 150

C 2 Reken uit.Op het tuinpad legt Omar gewone stoeptegels. 30 × 30 cm

a a Hoeveel stoeptegels heeft hij nodig? 120 a b Hoeveel kost dat? € 210c Er zijn ook tegels van 30 × 45 cm, maar deze kosten € 2,50 per stuk. Is dit

voordeliger? Ja, dat is € 10 goedkoper. b d De buurman wil ook nieuwe stoeptegels. Zijn pad is net zo breed en 14 m en

10 cm lang. Hoeveel stoeptegels heeft hij nodig? En hoeveel kost dat? 141 tegels; € 246,75

CD 3 Reken uit. a a34 × 2 = 6846 × 3 = 13823 × 7 = 16118 × 5 = 90

b34 × 8 = 27246 × 7 = 32253 × 8 = 42418 × 9 = 162

c48 × 3 = 14472 × 9 = 64856 × 6 = 33692 × 4 = 368

b d88 × 7 = 61674 × 8 = 59293 × 4 = 37266 × 6 = 396

3 m

3 m

12 m

90 cm

€ 1,75

aanbieding

nu € 2,50

per stuk

20 × 30 cmd Wat moet hij dan betalen? € 375 b e Omar legt om en om een rij grote en een rij

kleine tegels. Hoeveel tegels heeft hij dan van elk nodig? En hoeveel moet hij betalen?

Omar legt een terras.

Meer antwoorden, bijv.: 30 grote en 60 kleine tegels, € 225.

blok 5

LB6b_B5L11.indd 59 09-07-2010 09:59:20

62

werkschrift blz. 48 maatschrift blz. 20 en 21 computer

C 1 Reken uit.

C 2 Meet je meester of juf. Meet ook de lengte van je rekenboek, je schaar en je pen.Schrijf de maten in m, dm, cm en mm.

De meester of juf is:... m... dm... cm... mm

Het rekenboek is:…0,27 m…2,7 dm…27 cm…270 mm

De schaar is:... m... dm... cm... mm

De viltstift is:... m... dm... cm... mm

Samen bespreken.

C 3 Splits de maten en zet ze in een schema.1,75 m = 1 m + 7 dm + 5 cm

m dm cm

1 7 5

a 2,12 m = 2 m +1 dm + 2 cm24,05 m = 24 m + 0 dm + 5 cm 1,5 m = 1 m + 5 dm + 0 cm

65 mm

6,5 cm

100 mm

10 cm

1 dm

20 cm

2 dm

0,2 m

BOUWMARKT FLEXIS

planken: 1,60 m bij 80 mmpak van 10 stuks:

€ 23,50

Hoeveel kost dat? € 1128

C 4 Meet in centimeters en millimeters.Hoe groot is deze postzegel?Hoe schrijf je dit op? 2,5 bij 2 cm of 25 bij 20 mmWat kun je nog meer meten? Samen bespreken.

cm mm

…2 …5

…2 …0

b3,85 m = 3 m + 8 dm +5 cm2,04 m = 2 m + 0 dm + 4 cm0,48 m = 0 m + 4 dm + 8 cm

Noa legt in haar woonkamer een houten vloer.

blok 5les 16

9,60 m

6,40 m

LB6b_B5L16.indd 62 21-12-2010 11:58:04

Page 107: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

106Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Inhoud– Hoeveel glazen van 125 ml kun je schenken uit een fles met 1 liter wijn?

Werkschrift 7, blok 6

Leerlingenboek 7, blok 5

even snel blz. 32 - 33 verder blz. 34 - 35 plus blz. 36 - 37 computereven snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

C 1 Hoeveel glazen kun je vullen?Kleur ze. a a In een glas kan 5 dl.

a b In een glas kan 0,25 l.

c In een glas kan 0,125 l.

b d In een glas kan 0,2 l.

b e In de fl es kan 0,75 l. Hoeveel glazen vul je dan? a 1 1 2 b 3 c 6 d 3

3 4

CD 2 Beantwoord de vragen over de 100 meter van Jesse en Daniël.

a a Maak de grafi ek van Jesse verder af.

tijd (sec) afstand (m)

2 10

4 22

6 38

8 54

10 72

12 86

14 100

b Vul de tabel van Daniël in.

tijd (sec) afstand (m)

2 15

4 30

6 45

8 55

10 66

12 82

14 95

1,5 liter

0

20

40

60

80

100

Daniël

1412108642seconde

met

er

Jesse

b c Wat kun je vertellen over de wedstrijd tussen Jesse en Daniël? Daniël gaat

snel van start, maar Jesse haalt hem in en wint. Daniël doet langer dan 14

seconden over de 100 m.

b d Over welke sport gaat deze grafi ek, denk je? Waarschijnlijk over hardlopen.

61blok 6 61les 23 en 24

61

79

CD 5 Reken uit.Schat eerst de uitkomst.a 504 : 4 = 126 441 : 3 = 147 786 : 6 = 1311216 : 8 = 152

b 754 : 26 = 29 533 : 13 = 411088 : 32 = 341428 : 28 = 51

c4484 : 59 = 766142 : 83 = 746237 : 81 = 774092 : 93 = 44

CD 6 Kijk naar de grafi ek.a Hoeveel personenauto’s per 1000 inwoners

had Nederland in 1960? 45b Tussen welke jaren was de stijging van het

aantal auto’s het grootst? 1960 – 1970c Hoeveel personenauto’s per 1000 inwoners

waren er in 2000? 400d In 2008 waren er 450 auto’s per 1000

inwoners. Hoeveel keer zoveel als in 1960 is dat? 10 keer

CD 7 Hoeveel liter kan er in het aquarium.a

128 l

b

135 l

c

55,296 (bijna 56) l

CD 8 Hoeveel is het?.a

Uit de fl es kunnen 7 glaasjes gevuld worden.Hoeveel liter gaat er in 1 glaasje? 0,1 lHoeveel dl is dat? 1 dlHoeveel cl is dat? 10 clHoeveel ml is dat? 100 ml

b

Uit de fl es kunnen 10 bekers gevuld worden.Hoeveel liter gaat er in 1 beker? 0,25 lHoeveel fl essen heb je nodig voor 50 bekers? 5 fl essenHoeveel liter is dat? 12,5 l

0

50

100

150

200

250

300

350

400

1960 1970 1980 1990 1995 1998 1999 2000

Autobezit 1960 – 2000

Aan

tal p

erso

nena

uto’

s pe

r 10

00 in

won

ers

8 dm

4 dm

4 dm

60 cm

50 cm

45 cm

36 cm

32 cm

48 cm

t?.

55,296 (bi

LB7b_B5Les.indd Sec2:79 18-06-2010 10:06:25

Page 108: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

107Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Gewicht– De kaas kost € 7,98 per kg. Hoeveel moet je dan ongeveer betalen voor 250 gram?

Leerlingenboek 7, blok 5

Leerlingenboek 8, blok 1

u Tijd– Hoe oud geworden?

Leerlingenboek 7, blok 3

les 25 herhalen

C 1 Hoeveel moet je ongeveer betalen?

a a b b c

C 2 Rond af. a a Rond af op hele getallen.

7,3 …7

15,6 1…6

8,8 …9

5,5 …6

b Rond af op 1 cijfer achter de komma.

7,31 …7,3

15,199 1…5,2

8,80 …8,8

5,55 …5,6

b c Rond af op 2 cijfers achter de komma.

4,3333 …4,33

10,4567 1…0,46

1,6666 …1,67

0,38099 …0,38

C 3 Kijk, meet en reken. a a Welke twee schaduwen zie je op

hetzelfde moment? 1 en 2

C 4 Reken uit.a De vuurtoren is 45 m hoog.

De schaduw is 15 m. Manja is 1,80 m. Hoe lang

is de schaduw van Manja?

vuurtoren Manja

hoogte 45 m 1,80 m

schaduw 15 m …0,60 m

= 60 cm

b b Hoe hoog is de boom? De schaduw van de boom is 8 m.

Nick is 1 meter 60. Zijn schaduw is precies 1 m.

Nick boom

lengte 1,60 m …12,80 m

lengte schaduw 1 m 8 m

totaalprijs €

verkoopdatum:

gewicht kg prijs €/kg

€ 5,99

789993 630393

Versmarkt Amersfoort

Rundergehakt

25-02-2010

1 en 2

gewicht 250 g 500 g 400 g 750 g 150 g 1,5 kg 2,4 kg

prijs € …1,50 € …3 € …2,40 € …4,50 € …0,90 € …9 € …14,40

1 2 3

b Hoe lang is de schaduw van de boom? 3 cm

b c Hoe lang is de schaduw van de lantaarnpaal?

2,7 cm

blok 5

LB7b_B5L21.indd 72 20-12-2010 10:34:42

29

werkschrift blz. 11 computer

les 24

C 1 Hoeveel centimeter zijn de lijnen in het echt?

C 2 Wat zijn de afmetingen van deze fi ets?De schaal is 1 : 30.

a a Hoe lang is de fi ets? 150 à 156 cmb Wat is de middellijn van het voorwiel? 60 cmc Hoe hoog is het zadel? 78 cm b d Wat is de hoogte van het midden van het stuur? 84 cm

CD 3 Reken uit. a a 1 2 + 1

4 = 3 3 4

1 2 + 3

4 = 5 5 4 = 1 1 4

2 5 + 1

10 = 5 5 4 = 1 1 4

4 5 + 3

10 = 111110 = 1 1

10

b 1 2 − 1

4 = 1 1 4

5 8 − 1

4 = 3 3 8

7 10 − 3

8 = 1 10

2 3 − 1

6 = 3 3 6 = 1 1 10

c

2 1 4 + 1

4 = 2 1 1 2

3 3 4 + 3

4 = 4 1 2

1 5 6 + 5

6 = 2 2 3

2 2 3 + 2

3 = 3 1 3

b d4 1

4 − 3 4 = 3 1 1

2

2 1 8 − 1

4 = 1 7 8

1 3 10 − 2

5 = 9 10

3 1 6 − 1

3 = 2 5 6

CD 4 Hoeveel kosten deze stukken kaas ongeveer?Kies het goede antwoord.

CD 5 Reken uit.Kies het goede antwoord. a a 45 × 45 = 1. 16252. 9003. 20254. 1825

b 36 × 34 = 1. 10042. 10243. 9244. 1224

c 63 × 57 = 1. 36002. 30213. 35914. 3621

b d 7,5 × 2,5 = 1. 18,752. 14,253. 16,254. 15,75

De lijnen zijn op schaal getekend. a a Schaal 1 : 50. 350 cmb Schaal 1 : 25. 225 cmc Schaal 1 : 100. 650 cmd Schaal 1 : 20. 150 cm b e Schaal 1 : 12. 112,8 cm

a a 1. € 242. € 33. € 304. € 3000

b1. € 5,502. € 0,553. € 554. € 0,92

b c1. € 52. meer dan € 53. minder dan € 54. precies € 2,54

gewicht kg prijs €/kg

0,498 kg € 6

gewicht kg prijs €/kg

0,932 kg € 5,90

gewicht kg prijs €/kg

0,645 kg € 7,55

blok 1

107les 19

werkschrift blz. 29 computer

C 1 Hoe ziet de dag van Kim eruit?

a a Wat doet Kim op een dag? slapen, werken, fi tnessen, televisiekijken, overig a b Wat zou ze doen in de periode ‘overig’? Meer antwoorden. a c Wat doet zij om 2 uur ’s middags? En om 6 uur ’s avonds? werken; fi tnessend Hoe lang kijkt ze televisie? Hoe laat gaat ze naar bed? 1 uur; om 23 uur b e Hoeveel uur besteedt Kim aan slapen, werk, fi tness, tv-kijken en overige activiteiten? 8 1

2 uur slapen; 7 uur werken; 6 uur overig; 1 1

2 uur fi tness; 1 uur tv-kijken

C 2 Bereken de schaatstijden.

afstand 500 m 1500 m 5000 m 10 000 m

tijd Jesse 42.8 2.44,1 7.21,31 15.55,10

tijd Rachid 42.3 2.44,0 7.21,33 15.55,01

tijd Sander 43.1 2.44,9 7.19,72 15.06,04

C 3 Hoeveel televisie kijken zij?

a a Welke afstand rijden ze alle 3 in minder dan 1 minuut? 500 m a b In hoeveel hele minuten rijden ze de 10 000 m? 15 minutenc Hoeveel kilometer per uur rijden ze dan ongeveer? 40 km/ud Zet de tijden op volgorde: van snel naar langzaam. 42.3, 42.8, 43.1, 2.44,0, 2.44,1, 2.44,9,

7.19,72, 7.21,31, 7.21,33, 15.06,04, 15.55,01, 15.55,10 b e Wat is het tijdsverschil tussen de snelste en de langzaamste op alle afstanden? 500 m: 0,8 sec.; 1500 m: 0,9 sec.; 5000 m: 1,61 sec.; 10 000 m: 49,06 sec.

Bram kijkt van 16.50 tot 17.35 uur.Mourad kijkt van 18.12 tot 19.00 uur.Evelien kijkt van 19.25 tot 20.18 uur.

a a Wie kijkt het langst televisie? Evelienb Hoe lang kijkt ieder? Bram: 45 minuten; Mourad 48

minuten; Evelien 53 minuten b c Bram zegt: ‘Gemiddeld kijken we 52 minuten per

dag televisie.’ Heeft hij gelijk? Nee, het gemiddelde is iets meer dan 48 1

2 minuut.

CD 4 Reken met kommagetallen.

3,4

3,6

3,15

3,71

3,35

3,06

a a Welke 2 van deze getallen liggen tussen 3,5 en 3,75? 3,6 en 3,71b Wat is het grootste getal? En het kleinste? 3,71 en 3,06 b c Hoe groot is het verschil tussen 3,6 en 3,06? 0,54

0

slapen

3 6 9 12 15 18 21 24

werk fitness televisiekijken overig

blok 3

LB7a_B3L16.indd Sec1:107 16-12-2009 18:39:12

Page 109: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

108Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 6

– Treintijden en wachttijden.

Leerlingenboek 6, blok 4

102les 15 herhalen

C 1 Schat eerst de uitkomsten.Reken daarna de sommen precies uit.Controleer met je rekenmachine.

de som ongeveer echte uitkomst rekenmachine

a a 598 : 6 … 600 : 6 = 100 …99 r 4 …99,66666667

178 : 9 … 180 : 9 = 20 …19 r 7 …19,77777778

b 898 : 31 … 900 : 30 = 30 …28 r 30 …28,96774194

453 : 92 … 450 : 90 = 5 … 4 r 85 … 4,92391304

b c 1251 : 59 …1200 : 60 = 20 …21 r 12 …21,20338983

1577 : 41 …1600 : 40 = 40 …38 r 19 …38,46341463

C 2 Welke delingen komen niet uit op een heel getal?Leg je antwoord uit. a a 602 : 6 …niet, want …600 : 6 = 100 en dan rest 2. 189 : 9 …wel, want …180 : 9 = 20 en 9 : 9 = 1.

b 729 : 15 …niet, want …het deeltal moet op een 5 of een 0 eindigen. 1427 : 12 …niet, want …het deeltal is oneven.

b c 1900 : 25 …wel, want …1900 is een honderdvoud en 100 : 25 = 4. 9900 : 98 …niet, want …9800 : 98 = 100 en 100 : 98 geeft rest 2.

C 3 Reken met leeftijden.

10juni2010

Yasmin is geboren op 15-3-1998.Haar broer Wesley op 8-8-1995.Hun moeder op 1-7-1970.

a a Hoe oud is Yasmin? Kijk naar de kalender. 12 jaarb Hoe oud zijn Wesley en de moeder van

Yasmin en Wesley? Wesley: 14 jaar, moeder 39 jaar b c Hoeveel jaren, maanden en dagen is

Yasmin jonger dan Wesley? 2 jaar, 7 maanden en 7 dagen.

C 4 Reken met tijd.

W e g e n s v a k a n t i eg e s l o t e n v a n

1 8 - 0 7 - ' 1 0t o t e n m e t0 1 - 0 8 - ' 1 0

a a Schrijf de data anders.18 juli 2010 en 1 augustus 2010.

b Hoeveel dagen is de winkel gesloten? 15 dagen

b c De eerste vakantiedag valt op zondag. Op welke dag gaat de winkel weer open? maandag

blok 6

LB7b_B6L11.indd Sec2:102 18-06-2010 10:01:03

Nijmegen ArnhemArnhemEde-WageningenDriebergen-ZeistUtrecht CSUtrecht CSDuivendrechtAmsterdam AmstelAmsterdamAmsterdamAmsterdam SloterdijkCastricumHeilooAlkmaarAlkmaarHeerhugowaardSchagenAnna PaulownaDen Helder

A

A

A

A

A

I

I

I

I

I

I

CD Kijk naar de treintijden en naar het plaatje.

a Om de hoeveel minuten komt er een trein uit Alkmaar aan in Anna Paulowna?

bdrinken. Welke trein neemt hij?

Page 110: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

109Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 4

u Geld– Bedenk drie manieren om de munten uit het vak in te wisselen voor andere munten.– Bedenk drie manieren om de briefjes/munten uit het andere vak in te wisselen voor andere

briefjes en munten.

Handleiding 7, blok 3

31

even snel blz. 32 - 35 verder blz. 36 - 39 plus blz. 40 - 43 computer

les 25 oefenen

CD 5 Reken met treintijden.

CD 6 Reken met procenten.Deze barbecue kostte vorig jaar € 200. Dit jaar is de prijs verhoogd. Wat is de nieuwe prijs?

a a Bij een prijsverhoging van:

10% 5% 20%

b Bij een prijsverhoging van:

15% 25% 1%

b c Bij een prijsverhoging van:

2,5% 40% 60%

CD 7 Vul aan tot 1. a a0,3 + … 0,7 = 10,9 + … 0,1 = 10,5 + … 0,5 = 10,2 + … 0,8 = 1

b0,20 + … 0,80 = 10,25 + … 0,75 = 10,90 + … 0,10 = 10,99 + … 0,01 = 1

b c0,250 + … 0,750 = 10,025 + … 0,975 = 10,001 + … 0,999 = 10,005 + … 0,995 = 1

€ 220; € 210; € 240

€ 230; € 250; € 202

€ 205; € 280; € 320

Vertrek 12:10 ▶Aankomst 14:34

Tijd

12:10

12:29

12:38

13:06

13:28

13:47

14:02

14:18

14:34

Spoor

6

8b

15

Station/Halte

Amersfoort

Utrecht Centraal

Utrecht Centraal

Hertogenbosch ('s)

Eindhoven

Weert

Roermond

Sittard

Maastricht

Reisdetails

Intercity

Intercity

a a Hoelang duurt de treinreis van Amersfoort naar Utrecht? 19 minutenb Hoeveel tijd heb je om in Utrecht over te stappen op de trein naar Maastricht? 9 minutenc Hoeveel tijd reis je tussen 2 opeenvolgende stations? U – DB 28 min.; DB – E 22 min.; E – W 19 min.; d Hoelang duurt de hele reis van Amersfoort naar Maastricht? 2 u en 24 min. b e Een half uur later gaat er weer een trein naar Utrecht en dan naar Maastricht.

Schrijf alle vertrektijden op. 12.40; 12.59; 13.08; 13.36; 13.58; 14.17; 14.32; 14.48; 15.04

W – R 15 min.; R – S 16 min.;S – M 16 min.

blok 4

LB7b_B4L21.indd 31 18-06-2010 09:03:24

32 blok 3les 15 herhalen en oefenen

LeerlijnZakrekenmachine –

Oppervlakte –

Leerdoelen

Nieuwe stof

Getallen intoetsen op de rekenmachine –

Geldbedragen optellen met de –

rekenmachine

Oppervlakte van kamers berekenen –

Lengte- en oppervlaktematen herleiden –

Oefenen

Aankomsttijden berekenen –

Vermenigvuldigen –

Sprongen maken van 0,10 – 0,20 – 1,3 –

Dichtstbijzijnde hele getal zoeken bij –

kommagetallen

Nieuwe stof ▪

Schattingen controleren met de –

rekenmachine

Getallen intoetsen op de rekenmachine –

De rekenmachine gebruiken bij contexten –

Oppervlakte en afmetingen van eilanden –

berekenen

Oefenen ▪

Dichtstbijzijnde hele getal zoeken bij –

kommagetallen

Komma op de goede plaats zetten –

Getallen plaatsen op de getallenlijn t/m –

900

Tellen met sprongen van 200 en 1000 –

MateriaalLeerlingenboek 7a blz. 102 en 103 –

Maatschrift 7 blok 3+4 blz. 18 en 19 –

Plusschrift 7 blok 3 –

Kwismeester 7a blok 3 –

Oefensoftware –

Hoofdrekenen en schattend rekenenMaak een keuze uit deze opdrachten. Reken 5 tot 10 minuten.

1 GetalbegripHoeveel is de 8 waard in de volgende getallen?736 589 ( 80)876 217 (800 000)389 526 ( 80 000)768 521 ( 8000)

676 867 (800)534 278 ( 8) 382,63 ( 80) 762,81 ( 0,8 of 8

10)

854,94 (800)780,35 ( 80)458,32 ( 8)763,98 ( 0,08 of 8

100)

2 Rekenen met geldLaat de leerlingen bij elk bedrag minstens drie totaal verschillende manieren noemen om het samen te stellen.€ 38,-€ 56,32€ 72,98

€ 61,80€ 44,44€ 87,-

€ 100,-€ 23,23

Maatschrift

1 Rekendictee delen ▪Geef dit dictee in een gematigd tempo.160 : 2 = (80)160 : 4 = (40)180 : 3 = (60)

120 : 4 = (30)250 : 5 = (50)630 : 9 = (70)

640 : 8 = (80)560 : 7 = (80)540 : 6 = (90)

2 Getallen rijgen ▪Steeds 1 meer erbij:1, 3, 6, … (10, 15, 21, 28, 36, 45, 55, 66, 78, 91, 105, …)Steeds 1 meer eraf:1000, 999, 997, … (994, 990, 985, 979, 972, 964, …)Hoever komen de leerlingen?

HL7_blok3.indd 32 29-07-2010 14:26:29

Page 111: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

110Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 6

– Liniaal en andere veel voorkomen meetinstrumenten gebruiken

In toepassingssituaties kunnen afmeten met een geschikt meetinstrument.u Lengte/Omtrek

– Om de vijver komt een hek van gaas. Hoe kunnen we de omtrek meten? De vijver is grillig van vorm.

– Hoe meet je je maten?

Leerlingenboek 6, blok 2

LengteToetsschrift 5, blok 4

OppervlakteToetsschrift 5, blok 6Toetsschrift 6, blok 5

InhoudToetsschrift 5, blok 3Toetsschrift 6, blok 3

GewichtToetsschrift 6, blok 4

TijdToetsschrift 6, blok 3Toetsschrift 6, blok 4Toetsschrift 6, blok 5Toetsschrift 7, blok 6

105

werkschrift blz. 58 computer

les 17

C 1 Verdeel de stukken pizza met z’n vieren.Hoeveel krijgt ieder? Schrijf steeds de som op.

C 2 Verdeel de stukken pizza met z’n drieën.Hoeveel krijgt ieder? Schrijf steeds de som op.

1 4 × 1

2 = 1 8

1 4 × 2

4 = 2 16 = 1

8 1 4 × 1

4 = 1 16

1 4 × 3

4 = 3 16

1 4 × 1

3 = 1 12

a a 1 3 × 1

3 = 1 9 b 1

3 × 2 3 = 2

9 c 1 3 × 1

4 = 1 12 b d 1

3 × 1 3 4 = 7

12

CD 3 Reken deze tafelsommen met kommagetallen uit. a a Schrijf de antwoorden van de tafel van 7 naast elkaar. 7-14-21-28-35-42-49-56-63-70 Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 0,7. 0,7-1,4-2,1-2,8-3,5-4,2-4,9-5,6-6,3-7b Schrijf de antwoorden van de tafel van 12 naast elkaar. 12-24-36-48-60-72-84-96-108-120 Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 1,2. 1,2-2,4-3,6-4,8-6-7,2-8,4-9,6-10,8-12 b c Schrijf de antwoorden van de tafel van 1,5 naast elkaar. 1,5-3-4,5-6-7,5-9-10,5-12-13,5-15 Schrijf daaronder de antwoorden van de tafel van 0,15. 0,15-0,3-0,45-0,6-0,75-0,9-1,05-1,2-1,35-1,5

CD 4 Reken uit. a a7 × 1,20 m = … 8,40 m5 × 2,30 m = …11,5 m8 × 2,40 m = …19,2 m6 × 3,10 m = …18,6 m

b4 × 1,3 = 5,27 × 1,6 = 11,29 × 3,4 = 30,63 × 6,1 = 18,3

c11 × 3,3 = 36,314 × 2,6 = 36,418 × 4,2 = 75,619 × 5,4 = 102,6

b d6 × 13,7 = 82,28 × 15,1 = 120,88 × 14,6 = 116,84 × 25,9 = 103,6

CD 5 Betaal gepast.Gebruik zo weinig mogelijk briefjes en munten.

€ 20 + € 20 + € 5 € 50 + € 5 + € 2 + € 2 50 c + 20 c + 5 c € 2 + 50 c + 20 c + 10 c

€ 45 € 59 € 0,75 € 2,80

a a b c b d b e

a a b c b d

blok 6

LB7b_B6L16.indd 105 18-06-2010 09:59:22

79

CD 6 Hoe groot zijn de stukken?Maak de tabellen af.

tekening blauw wit tekening blauw oranje groen

. 1 . 2

. 1 . 2 . 1

. 3 . 1 . 3

. 1 . 3

. 1 . 5

. 4 . 5 . 1

. 6 . 4 . 6 of 2

3

. 1 . 6

. 1 . 4

. 3 . 4 . 1

. 2 of 4 8

. 1 . 4 of 2

8 . 1 . 4 of 2

8

. 1 .12

.11 .12 . 1

. 2 of 3 6

. 1 . 6

. 2 . 6 of 1

3

CD 7 Vanuit welke richting zie je deze zijaanzichten?

1 Vanuit het …zuiden

2 Vanuit het …noorden

CD 8 Meet en reken.

a Meet met je liniaal de lengte en de breedte van deze plattegrond. Hoe groot is de tuin in het echt? 9 meter lang en 6 meter breedb De helft van de tuin wordt betegeld met tegels van 50 cm bij 50 cm. Hoeveel tegels zijn er nodig? 108 tegels

CD 9 Schrijf het op in meters en centimeters.a 530 cm = … 5 m en …30 cmb 597 cm = … 5 m en …97 cmc 2380 cm = …23 m en …80 cmd 4912 cm = …49 m en …12 cm

e 823 cm = … 8 m en …23 cmf 1111 cm = …11 m en …11 cmg 1055 cm = …10 m en …55 cmh 5500 cm = …55 m en … 0 cm

3 Vanuit het …oosten

4 Vanuit het …westen

N

Z

W O

1 cm = 2 m

Page 112: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

111Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 1

Leerlingenboek 7, blok 4

29

Goster

TogeZeven

Klip

les 24

werkschrift blz. 11 computer

C 1 Wat is de echte lengte en de echte omtrek? Gebruik je liniaal.De afstand van A naar B via de lichtblauwe route is in het echt 60 km. a a Hoeveel centimeter is dat op de tekening? 6 cmb Hoeveel centimeter lang is de kortste route van

A naar B? 4 cmc Hoeveel kilometer is dat in het echt? 40 kmd Hoe groot is de omtrek van de hele zeshoek in

het echt? 120 km b e Hoe groot is de omtrek van de hele zeshoek als

1 cm in werkelijkheid 400 000 cm is? (Dus als de schaal 1 : 400 000 is?) 12 × 4 km = 48 km

C 2 Meet de afstanden.Gebruik je liniaal.De afstand van Goster naar Zeven is hemelsbreed 7 km.

a a Hoeveel is de afstand van Goster naar Zeven op de kaart? 7 cm.b Hoeveel kilometer is het van Goster naar Zeven via Klip? 8 kmc En via Toge? 7 1

2 km b d Teken een lijn van 1 cm en zet daarbij hoeveel kilometer dit in het echt is. 1 km Schrijf daaronder: de schaal is 1 : 100 000

CD 3 Pizza en taart kopen.

a a . 1 . 3 pizza kost € 1.

b . 1 . 1 pizza kost € 3. (hele pizza)

c . 1 . 2 pizza kost € 1,50.

b d 1 . 1 . 6 pizza kost € 3,50.

a e 1 2 taart kost € 7,50

f 1 3 taart kost € 5

g 1 4 taart kost € 3,75

b h 1 3 4 taart kost € 26,25

B

A

€ 3 € 15

blok 1

LB7a_B1L21.indd Sec1:29 16-12-2009 19:12:26

26

werkschrift blz. 40 maatschrift blz. 56 en 57 computer

C 1 Hoeveel kilometer vestingwerken zijn er?Schat eerst.

a Ongeveer 7 cm, dus 840 m.

C 2 Wat is de omtrek van deze fi guren? driehoek: 12 cm: vierkant: 12 cm; zeshoek: 12 cm.Welk deel van de fi guren is oranje gekleurd? driehoek 1

4 deel; vierkant 1 4 deel; zeshoek 1

4 deel.

C 3 Bekijk de kaart van Ameland.a Kun je op 1 dag een wandeling rond het hele eiland maken?

b Schat de oppervlakte van het eiland.

0 2 km 4 km

b Ongeveer 14 × 1 cm = 14 × 120 m = 1680 m = 1,68 km.

Samen bespreken.

schaal 1 cm = 120 m120 m

blok 4les 21

LB7b_B4L21.indd 26 18-06-2010 09:03:00

Page 113: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

112Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Oppervlakte– Er moeten graszoden gelegd worden in de rechthoekige tuin. Je kunt graszoden kopen per

rol van 4 meter bij 50 centimeter. Hoe kun je uitzoeken hoe groot de tuin is en hoeveel grasrollen je nodig hebt?

– Met één rol behang kun je 5 m2 muur behangen. Hoeveel rollen behang heb je nodig? Hoe kun je dat uitzoeken?

Werkschrift 6, blok 6

C Reken uit hoeveel glaswol de bouwvakker nodig heeft. a a Hoe groot is de oppervlakte van het dak?

b Teken de banen glaswol op het dak.

c Hoeveel banen glaswol heeft hij nodig?

d Hoeveel rollen glaswol heeft hij nodig?

b e Hoeveel moet hij betalen? Rond af op hele euro's.

cm breed m lang

17,95per rol

Page 114: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

113Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 6, blok 5

Leerlingenboek 7, blok 2

69les 22

werkschrift blz. 50 computer

C 1 Hoeveel mensen bezoeken het museum? a a Op welke dag kwamen de meeste bezoekers? Hoeveel waren dat er ongeveer? vrijdag: 78b Hoeveel bezoekers waren er ongeveer in de hele

week? ongeveer 385c Een toegangskaartje kost € 4,50. Hoeveel geld heeft het museum deze week

ongeveer ontvangen? ongeveer € 1730. d 50 leerlingen hebben deze week museum Potter

bezocht. Verder was er die dag bijna niemand. Welke dag was dat, denk je? donderdag

b e Stel, het museum heeft een actie: elke tweede bezoeker voor half geld. Hoeveel geld heeft het museum dan deze week ongeveer ontvangen? ongeveer € 1300

C 2 Hoe betaal je? Hoeveel krijg je terug? Betaal met briefjes van € 10, € 20 of € 50.

Je moet betalen: Je geeft: Je krijgt terug:

a a € 34,80 …€ 40 …€ 5,20

b € 104,20 …€ 110 …€ 5,80

b c € 126,35 …€ 130 …€ 3,65

CD 3 Reken uit.

a a Hoeveel kost het oranje stuk vloer? € 19,20b Wat kost het betegelen van de hele vloer?

Laat zien hoe je rekent. € 38,40

€ 2,40

aant

al b

ezoe

kers

100

90

80

70

60

50

40

30

20

10

ma di wo do vr za zo

Museum Potter

voor 3 tegels

€ 2,40€ 2,75 € 3,40 b c Ontwerp een vloer met deze 3 kleuren. Wat kost jouw vloer? Teken en reken.

Meer antwoorden.

blok 5

LB6b_B5L21.indd 69 09-07-2010 10:17:24

71

1 2 3 4

€ 0,5030 cm

30 cm

3 m

3 m

1 m

1 m12

12

les 24

werkschrift blz. 21 computer

C 1 Hoeveel kosten de terrassen?

a a 10 × 10 × € 0,50 = € 50b 5 × 5 × € 0,50 = € 12,50

c [20 × 20] − [4 × 4] × € 1,25 = € 480 b d 8 × 12 + 12 × 4 × € 1,25 = € 180

C 2 Bereken de oppervlakte.Om het bloemperk ligt een strook gras van 1 m breed.

a a Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van het bloemperk? 35 m2

b Hoeveel vierkante meter is de oppervlakte van het gras? 9 × 7 m2 − 35 m2 = 28 m2

b c De grasrand wordt 50 cm smaller gemaakt. Wat is dan de oppervlakte van het gras?

8 × 6 m2 − 35 m2 = 13 m2

CD 3 Bekijk de schooltuintjes.

a a Welk deel van de tuintjes is omgespit? 1: 10 12 = 5

6 ; 2: 9 12 = 3

4 ; 3: 9 12 = 3

4 ; 4: 8 12 = 2

3

b Welk deel moet nog omgespit worden? 1: 1 6 ; 2: 1

4 ; 3: 1 4 ; 4: 1

3

b c Het omspitten van de hele tuin kost € 240. Voor welk bedrag is het nu al gebeurd? 1 € 200, 2 € 180, 3 € 180, 4 € 160

CD 4 Reken uit.Zet de getallen onder elkaar. a a 6 × 17 = 102 8 × 18 = 14414 × 12 = 16818 × 16 = 288

b17 × 24 = 40816 × 28 = 44824 × 29 = 69657 × 41 = 2337

c 51 : 3 = 17 98 : 7 = 14126 : 9 = 14168 : 7 = 24

b d216 : 9 = 24182 : 7 = 26432 : 8 = 54276 : 6 = 46

7 m

5 m

25 cm

25 cm

5 m

1 m

5 m

5 m

2 m

2 m

3 m€ 1,25

a a b

c

b d

blok 2

LB7a_B2L21.indd Sec1:71 21-12-2010 11:15:41

Page 115: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

114Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Inhoud– Met welk meetinstrument zou je de inhoud van een zwembad kunnen meten?– Op een sauspakje staat dat je 250 ml melk moet toevoegen aan het sauspoeder. Je hebt

alleen een beker van 1 liter. Hoe kun je toch 250 ml afmeten?

Leerlingenboek 8, blok 2

C Hoeveel emmers water zitten er in het zwembad?

Page 116: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

115Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Gewicht– Met welk weeginstrument meet je? Hoe doe je dat?– het gewicht van jezelf– het gewicht van de poes– het gewicht van de hamster– een zak appels– zout voor in de taart

Leerlingenboek 6, blok 4

21les 17

werkschrift blz. 38 computer

C 1 Met welke weegschaal weeg je?1 max. 100 g 2 max. 1 kg 3 max. 10 kg 4 max. 5 kg

a a Wat kun je met de brievenweger wegen? Bol wol, muisje en brief. a b Wat kun je wegen met de tweede weegschaal? Als a, plus de suiker.c Welke dingen weeg je met de derde weegschaal? Konijn, kattenvoer en spijkers.d Wat kun je misschien niet met de digitale weegschaal wegen? Konijn en spijkers. b e Wat weeg je met de digitale weegschaal? Bol wol, muisje, kattenvoer, suiker en brief.

C 2 Met welke maat meet je? a aKies uit kg of g.

kanarie 12 …gkind 35 …kgauto 1200 …kgpot jam 450 …g

b

Kies uit km, m, cm of mm.

Amsterdam-Parijs 500 …kmspijkertje 15 …mmpen 15 …cmwoonkamer 850 …cm

b cKies uit l, dl of cl.

benzinetank 60 …lbeker slagroom 25 …clfl es limonadesiroop 7 …dlfl esje koffi emelk 50 …cl

CD 3 Bouw zelf.Je krijgt 3 bouwplaten. Maak daarvan een kegel en een cilinder en een piramide.

a Hoe hoog is de kegel? 8 cm Hoeveel hoekpunten heeft een kegel? 1 hoekpuntb Hoe hoog is de cilinder? 10 cm Hoeveel hoekpunten heeft een cilinder? 0 hoekpuntenc Hoe hoog is de piramide? 6,5 cm Hoeveel hoekpunten heeft een piramide? 5 hoekpunten

blok 4

LB6b_B4L16.indd 21 09-07-2010 09:41:49

Page 117: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

116Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Handleiding 8, blok 1

u Tijd– Prinsjesdag is altijd op de derde dinsdag van september. Hoe kom je erachter op welke

datum dat dit jaar is?– Lees of teken en schrijf de tijden.

Leerlingenboek 7, blok 1

12 blok 112les 5 herhalen en oefenen

LeerlijnGetalrelaties en getalbegrip –

Cijferend vermenigvuldigen –

Cijferend optellen –

Leerdoelen

Nieuwe stof

Grote getallen vergelijken –

Vanuit een context cijferend –

vermenigvuldigen

Cijferend vermenigvuldigen –

Oefenen

Vanuit een context cijferend optellen –

Oppervlakte bepalen van meetkundige –

fi guren

Hoofdrekenen met kommagetallen –

Nieuwe stof ▪

Kommagetallen plaatsen op de getallenlijn –

tot 6

Procenten op procentenbalk kleuren en cm –

berekenen

Cijferend vermenigvuldigen –

Oefenen ▪

Optellen en vermenigvuldigen in tabellen –

Totaalbedragen eerst schatten, daarna –

precies uitrekenen

Rekenen met m en cm –

Vierkant, rechthoeken en driehoek tekenen –

MateriaalLeerlingenboek 8a blz. 6 en 7 –

Maatschrift 8 blok 1+2 blz. 6 en 7 –

Plusschrift 8 blok 1 –

Kopieerblad 8.27 –

Kwismeester 8a blok 1 –

Oefensoftware –

Hoofdrekenen en schattend rekenenMaak een keuze uit deze opdrachten. Reken 5 tot 10 minuten.

1 Rekenen met geld 10 × € 1,15 = (€ 11,50) 10 × €12,65 = (€ 126,50) 100 × € 1,15 = (€ 115,00) 100 × €12,65 = (€ 1265,00)1000 × € 1,15 = (€ 1150,00) 1000 × €12,65 = (€12 650,00)

2 KommagetallenVul aan tot het volgende hele getal:1,9 (0,1 ) 16,4 (0,6 )2,26 (0,74) 9,91 (0,09)0,93 (0,07) 16,25 (0,75)

3 Gewichten schattenHoeveel denk je dat:

– jij weegt?– ik weeg?– die auto weegt? (rond 3000 kg)– die vrachtauto weegt? (vol maximaal 50 000 kg)– dat vliegtuig weegt? (Het grootste passagiersvliegtuig, de airbus, weegt

leeg 275 000 kg.)– een olifant weegt? (2300 − 3000 kg)– een walvis weegt? (20 000 − 35 000 kg)

Maatschrift

1 Breuken ▪Hoeveel is: 1 2 van 50 (25) 1

2 van 76 (38) 1 3 van 36 (12) 1

3 van 51 (17) 1 4 van 24 ( 6) 1

4 van 52 (13) 1 2 van 38 (19) 1

2 van 84 (42) 1 3 van 48 (16) 1

3 van 63 (21) 1 4 van 48 (12) 1

4 van 104 (26)

2 Welk deel is het? ▪5 = ( 1

4 ) deel van 20 5 = ( 1 6 ) deel van 30

6 = ( 1 2 ) deel van 12 6 = ( 1

4 ) deel van 245 = ( 1

3 ) deel van 15 5 = ( 1 10) deel van 50

6 = ( 1 3 ) deel van 18 6 = ( 1

5 ) deel van 30

3 Gewichten schatten ▪Hoeveel denk je dat:

– jij weegt?– ik weeg?– dit boek weegt?– deze steen weegt?– een olifant weegt? (2300 − 3000 kg)– een walvis weegt? (20 000 − 35 000 kg)

HL8a_blok1.indd 12 08-06-2010 09:21:40

42

CD 10 Lees de kalender.

...

ma 6 13 20 27

di 7 14 21 28

wo 1 8 15 22 29

do 2 9 16 23 30

vr 3 10 17 24 31

za 4 11 18 25

zo 5 12 19 26

...

ma 3 10 17 24 31

di 4 11 18 25

wo 5 12 19 26

do 6 13 20 27

vr 7 14 21 28

za 1 8 15 22 29

zo 2 9 16 23 30

...

ma 7 14 21 28

di 1 8 15 22 29

wo 2 9 16 23 30

do 3 10 17 24

vr 4 11 18 25

za 5 12 19 26

zo 6 13 20 27

Dit is een van de kwartalen van een jaar.a Welk kwartaal is het? Leg uit waarom. 3e kwartaal; juli en augustus hebben allebei 31 dagen.b Welke dag komt het meest voor in dit kwartaal? woensdagc Is dat elk jaar dezelfde dag? Waarom wel of niet? Nee, het ligt eraan met welke dag het kwartaal begint.d Waarom geldt dit maar voor 1 dag? Het zijn 92 dagen: 13 weken en 1 dag, dus die dag komt 1 × vaker

voor.

CD 11 Hoe vaak slaat de klok?a De avond is net begonnen. Hoe laat is het net geweest? 18.00 ub Deze klok slaat op de halve uren 1 keer. Op de hele uren slaat de klok

het aantal uren dat hij aangeeft. Hoeveel slagen slaat de klok nog voor middernacht? 51 slagen

c Hoeveel slagen heeft de klok deze dag al geslagen? 129 slagen (met de slagen van middernacht meegerekend)

CD 12 Hoe ver lopen zij?

Vader, Jelle en opa gaan hardlopen. Ze vertrekken tegelijk vanaf punt A. Vader loopt 20 km per uur; Jelle loopt 16 km per uur; opa loopt 10 km per uur.Na een poos is vader bij de pijl. Vader heeft afgelegd 2

3 deel van 6 cm = 4 cm.Hoe ver zijn Jelle en opa op dat moment? Opa is dan op de helft van vader, dus 2 cm vanaf punt A. Jelle heeft 16

20 = 4 5 × 4 cm afgelegd en is 32 mm vanaf punt A.

A

vader

blok 1plus

CD 9 Zoek de grootste breuk.Wat is de grootste breuk van de drie?

a 5 7

4 6

3 5 b 4

10 4 9 4

8

c 1 3

3 10

4 15 d 3

7 10 21 7

14

LB7a_B1Les.indd Sec2:42 16-12-2009 19:10:46

Page 118: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

117Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Fundament Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 6

Leerlingenboek 8, blok 1

Leerlingenboek 8, blok 2

101

werkschrift blz. 57 computer

les 14

C 1 Vergelijk de kortste en de langste dag.

Zomer, 21 juni Winter, 21 december

a a Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 juni ongeveer? 17 u Hoeveel hele uren duurt de dag op 21 december ongeveer? 8 ub Hoelang duurt de dag precies op 21 juni? 16 u en 45 min. En op 21 december? 7 u en 44 min. b c Hoeveel uren en minuten later dan op 21 juni is de zonsopkomst op 21 december? 3 u en 28 min. Hoeveel uren en minuten eerder gaat de zon dan onder? 5 u en 33 min.

C 2 Wel of geen schrikkeljaar? a a Hoeveel dagen duren deze jaren elk? 365, 366, 365, 365

2011 2012 2013 2014

b 25 februari en 3 maart vallen op dezelfde dag. Is het een schrikkeljaar? ja b c 2016 en 2060 zijn schrikkeljaren. Hoeveel schrikkeljaren zitten daartussen? 10

CD 3 Reken uit. a a 1 2 × 0,40 = 0,200,5 × 0,40 = 0,200,5 × 0,60 = 0,300,5 × 0,90 = 0,45

b 1 10 × 0,70 = 0,070,1 × 0,70 = 0,070,1 × 0,90 = 0,090,1 × 0,60 = 0,06

c 1 5 × 0,50 = 0,100,2 × 0,50 = 0,100,2 × 0,80 = 0,160,2 × 0,40 = 0,08

b d 1 4 × 0,8 = 0,20,25 × 0,8 = 0,20,25 × 0,4 = 0,10,25 × 0,12 = 0,03

CD 4 Zet de getallen op volgorde: van klein naar groot.Tel daarna de getallen in elk vak op.

3,05 5,03 5,3 0,53 3,5

0,53-3,05-3,5-5,03-5,3 samen 17,41

zon op: 05.18zon onder: 22.03

zon op: 08.46zon onder: 16.30

a a 0,3 0,1 0,5 0,7

0,1-0,3-0,5-0,7 samen 1,6

b 0,21 0,31 0,2 0,3

0,2-0,21-0,3-0,31 samen 1,02

c 0,9 0,07 0,45 0,7

0,07-0,45-0,7-0,9 samen 2,12

b d

blok 6

LB7b_B6L11.indd Sec1:101 18-06-2010 10:01:02

40plus

CD 1 Getallen bedenken en optellen.a Tel het grootste getal van 3 cijfers op bij het kleinste getal van 1 cijfer. Wat is de uitkomst? 999 + 0 = 999b Tel het kleinste getal van 3 cijfers op bij het kleinste getal van 4 cijfers. Wat is de uitkomst? 100 + 1000 = 1100

CD 2 Vragen over dagen.a Welke datum is de honderdste dag van het jaar? 10 april (of 9 april)b 1 januari is de eerste dag van het jaar. 31 december is de 365e dag

van het jaar. De hoeveelste dag is 13 juni? 164 (of 165)

CD 3 Reken uit. Wat valt je op?Je mag je rekenmachine gebruiken.a 9 × 1 + 2 = 119 × 12 + 3 = 1119 × 123 + 4 = 11119 × 1234 + 5 = 11 1119 × 12 345 + 6 = 111 111

b 1 × 9 − 1 = 8 21 × 9 − 1 = 188 321 × 9 − 1 = 2888 4321 × 9 − 1 = 38 88854 321 × 9 − 1 = 488 888

c8 × 1 + 1 = 98 × 12 + 2 = 988 × 123 + 3 = 9878 × 1234 + 4 = 98768 × 12 345 + 5 = 98 765

CD 4 Hoe snel moet de fi etser rijden om precies op tijd te komen?Een fi etser moet op tijd zijn voor een wedstrijd.Als hij 15 km per uur rijdt, dan komt hij een uur te vroeg. Als hij 10 km per uur rijdt, dan is hij een uur te laat.Met welke snelheid moet hij rijden om precies op tijd te komen? 12 km/u

CD 5 Vouw en knip.Knip een strook papier van 5 cm breed en 40 cm lang. Zet aan de linkerkant een letter A. Schrijf die letter ook op de achterkant van de strook.Zet aan de rechterkant een letter B. Schrijf deze letter ook weer aan de achterkant van de strook. Knoop de strook vervolgens zoals op de tekening.Trek de uiteinden van A en B strak zoals in fi guur 3. Vouw de kanten plat. Knip de uiteinden eraf. De fi guur die dan ontstaat is een … vijfDe fi guur die dan ontstaat is een vijfDe fi guur die dan ontstaat is een … vijf… hoek.

1 2 3 4

A

AA AB B B B

maandag

dinsdag

woensdag

donderdag

vrijdag

zaterdag

zondag

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

27

28

29

30

1

blok 1

CD 7 Vereenvoudig de breuken.a 4 10 =

2 5

8 12 =

2 3

6 15 =

2 5

5 20 =

1 4

b10 25 =

2 5

8 20 =

2 5

9 12 =

3 4

20 25 =

4 5

c21 24 =

5 6

21 24 =

7 8

22 24 =

1112

40 48 =

5 6

d10 35 =

2 7

14 35 =

2 5

10 18 =

5 9

15 18 =

5 6

CD 8 Maak er digitale tijden van.Half acht ’s morgens is hetzelfde als 7.30 u.a ´s Morgens: half tien 9.30 u kwart over elf 11.15 u tien over negen 9.10 u twee over acht 8.02 u

b ’s Middags: vier uur 16.00 u half een 12.30 u vijf over drie 15.05 u vijf voor drie 14.55 u

c ’s Avonds: zeven uur 19.00 u half elf 22.30 u. kwart over zeven19.15 u tien voor acht 19.50 u

d ’s Nachts: half een 0.30 u vier uur 4.00 u kwart voor twee 1.45 u vijf voor vijf 4.55 u

CD 9 Maak er kilogrammen van.Kijk goed naar de andere sommen in het rijtje.a500 g = 0…,5 0,5 0…,5 … kg250 g = 0…,25 0,25 0…,25 … kg 50 g = 0…,05 0,05 0…,05 … kg 10 g = 0…,01 0,01 0…,01 … kg

b1500 g = …1,5 …1,5 … kg 854 g = …0,854 …0,854 … kg3000 g = …3 kg3250 g = …3,25 …3,25 … kg

c1050 g = …1,05 …1,05 … kg1100 g = …1,1 …1,1 … kg 100 g = …0,1 …0,1 … kg 95 g = …0,095 …0,095 … kg

d32 g = … 0,032 32 g = 0,032 32 g = … 0,032 … kg16 g = … 0,016 16 g = 0,016 16 g = … 0,016 … kg 8 g = … 0,008 8 g = 0,008 8 g = … 0,008 … kg 1 g = … 0,001 1 g = 0,001 1 g = … 0,001 … kg

CD 10 Rond af op hele euro’s.a € 5,25 € 5€ 5,45 € 5€ 5,50 € 6€ 5,99 € 6

b € 0,75 € 1€ 0,55 € 1€ 0,50 € 1€ 0,49 € 0

c € 12,89 € 13€ 19,45 € 19€ 139,75 € 140€ 59,99 € 60

d € 16,50 € 17€ 9,69 € 10€ 9,96 € 10€ 99,39 € 99

CD 11 Rond af op 5 cent nauwkeurig.a € 0,99 € 1,00€ 1,75 € 1,75€ 5,70 € 5,70€ 1,49 € 1,50

b € 1,23 € 1,25€ 2,06 € 2,05€ 3,72 € 3,70€ 3,27 € 3,25

c € 1,56 € 1,55€ 6,51 € 6,50€ 5,61 € 5,60€ 6,15 € 6,15

d € 2,22 € 2,20€ 3,33 € 3,35€ 4,44 € 4,45€ 9,99 € 10,00

CD 12 Reken om.a 1 m2 = …100 dm2

1 dm2 = …100 cm2

1 cm2 = …100 mm2

1 m2 = …10 000 cm2

b 1 ha = …100 a 1 a = …100 ca 10 ca = … 10 m2

1 ha = …10 000 m2

c 0,25 m2 = …25= 25= dm2

0,05 m2 = …500 = 500 = cm2

1 km2 = …100 ha 1,5 ha = …150 a

d 125 dm2 = …1,25 …1,25 … m2

100 mm2 = … 1 cm2

400 ca = … 4 a 1500 ha = … 15 km2

75

Page 119: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

118Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

– Formules gebruiken bij berekenen van oppervlakte en inhoud van eenvoudige figuren

Bij het berekenen van de oppervlakte van een rechthoek via l x b (lengte x breedte) en van een balk via l x b x h (lengte x breedte x hoogte) en deze formules ook kennen.u Een slaapkamer is 3,5 meter breed en 5 meter lang. Hoe groot is de oppervlakte van de

vloer van die kamer?Welke formule gebruik je? Wat is de oppervlakte van de tuin?

Leerlingenboek 6, blok 6

OppervlakteToetsschrift 6, blok 5Toetsschrift 7, blok 5Toetsschrift 8, blok 2

InhoudToetsschrift7, blok 3Toetsschrift 7, blok 4Toetsschrift 8, blok 1Toetsschrift 8, blok 2

u Hoeveel water kan er in?Met welke formule kun je dat uitrekenen?

Leerlingenboek 7, blok 2

99

1 m²

het plafondhet plafond

1 cm = 1 m

les 12

werkschrift blz. 56 computer

C 1 Bereken de oppervlakte van deze kamers.

lengte breedte oppervlakte

a a 3 m 2 m 3 m × 2 m = 6 m2

6 m 4 m …6 m × …4 m = …24 m2

5 m 4 m …5 m × …4 m = …20 m2

b 8 m 3,5 m …8 m × …3,5 m = …28 m2

7 m 5,5 m …7 m × …5,5 m = …38,5 m2

b c Welke maten passen bij een oppervlakte van 48 m2? Meer antwoorden.

C 2 Reken uit.Het plafond wordt geverfd en er komen nieuwe plinten.

a a Hoeveel vierkante meter is het plafond? 18 m2

a b Hoeveel meter plint is er nodig? De deur is 1 meter breed. 16 meterc Hoeveel latex is er nodig? 3 literd Hoeveel kosten de latex en de plinten samen? € 43,60 b e De kamer is 3 meter hoog. De deur en ramen zijn samen 6 m2. Als ook de

muren geverfd worden, hoeveel latex is er dan extra nodig? 45 m2 extra dus 7,5 liter latex.

CD 3 Reken uit.Reken handig als het kan. a a 10 × 752 = 7520100 × 752 = 75 200 5 × 456 = 2280 50 × 456 = 22 800

b 5 × 742 = 371050 × 742 = 37 100 4 × 268 = 107240 × 268 = 10 720

c 8 × 123 = 98480 × 123 = 9840 9 × 401 = 360990 × 401 = 36 090

b d 6 × 186 = 111660 × 186 = 11 160 7 × 463 = 324170 × 463 = 32 410

Plintlengte 2,50 m € 3,95

Latex voor binnen

Pot 2,5 l genoeg

voor 15 m2 € 9,95

Pot 5 l genoeg

voor 30 m2 € 15,95

blok 6

LB6b_B6L11.indd 99 09-07-2010 15:40:29

58

1 cm3

C 1 Hoeveel past erin?

les 13

werkschrift blz. 17 maatschrift blz. 46 en 47 computer

a

Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?

b

Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000

C 2 Hoeveel dm3 past erin?24

C 3 Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

lengte breedte hoogte inhoud

5 dm 4 dm 5 dm …100 dm3

6 dm 3 dm 8 dm …144 dm3

7 dm 7 dm 7 dm …343 dm3

C 4 De kubieke decimeter.a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in

1 kubieke decimeter (dm3)? 1000b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in

1 kubieke meter (m3)? 1000c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan

in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000

1 dm3

4 dm

2 dm

3 dm

(1 cm is in werkelijkheid 10 cm)

10 cm

10 c

m

10 c

m

10 c

m

schaal 1 : 10

1 dm3

doos = 1 m3

1 m3

blok 2

LB7a_B2L11.indd Sec1:58 16-12-2009 18:51:46

Page 120: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

119Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Werkschrift 7, blok 2

Leerlingenboek 7, blok 2

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

1 dm3

a a

2 dm3

b

1 2 dm3

b c

1 dm3

C 1 Hoeveel past erin?

C 2 Bereken de inhoud van deze dozen.Vul de tabel in.

a a b b c

lengte 3 dm 4 dm 30 cm 60 cm 40 cm 1 m

breedte 2 dm 2 1 2 dm 20 cm 35 cm 25 cm 1

2 m

hoogte 2 dm 3 dm 30 cm 40 cm 70 cm 1 2 m

inhoud in dm3 12 dm3 30 dm3 18 dm3 84 dm3 70 dm3 250 dm3

CD 3 Hoeveel kosten deze boodschappen? a a b b c

CD 4 Zoek steeds 2 getallen waarvan het ene getal 26 groter is dan het andere.Geef ze dezelfde kleur.

13 39 17 61 107 23 28 54

98 49 35 72 99 125

81 90 56 82 43 64

13 en 39; 17 en 43; 23 en 49; 28 en 54; 35 en 61; 56 en 82; 64 en 90; 72 en 98; 81 en 107; 99 en 125.

gehakt 3,99kalkoenfilet 3,99hutspot 0,49mosselen 4,99smoothie 0,99smoothie 0,99smoothie 0,99

TOTAAL: € 16,43

ketchup 0,99kruidensaus 0,98bier 2,99toiletfris 3,97zuiveldrink 1,49zuiveldrink 1,49zuiveldrink 1,49zuiveldrink 1,49

TOTAAL: € 14,89

drinkyoghurt 0,69wijn 3,96druiven 1,48boerenkool 0,69speklappen 4,98jonge kaas 5,49yoghurt 1,29olijfolie 2,79

TOTAAL: € 21,37

1 dm 1 dm

1 dm

1 dm 2 dm

1 dm

1 dmdm

1 dm

12

1 dmdm

2 dm

12

17blok 2les 13 en 1480 blok 2

CD 9 Hoe ver liggen de plaatsen van elkaar?

verder

a Welke plaats ligt het dichtst bij? Kalendamb Welke het verst weg? Breekhorstc Hoe ver liggen Rolbos en Breekhorst uit elkaar? 1,5 kmd Hoe ver liggen Kalendam en Veerle uit elkaar? 2 kme Welke twee plaatsen liggen het verst van elkaar? Hoeveel kilometer? Kalendam en Breekhorst

9,5 km.

CD 10 Reken om.a 1 dm3 = … 1000 cm3

4 dm3 = … 4000 cm3

8 dm3 = … 8000 cm3

10 dm3 = …10 000 cm3

b 1000 cm3 = … 1 dm3

2000 cm3 = … 2 dm3

7000 cm3 = … 7 dm3

11 000 cm3 = …11 dm3

c 1 m3 = … 1000 dm3

5 m3 = … 5000 dm3

9000 dm3 = … 9 m3

14 000 dm3 = … 14 m3

d1000 000 cm3 = … 1 m3

500 000 cm3 = … 0,5 m3

4000 000 cm3 = … 4000 dm3

600 000 cm3 = … 0,6 m3

CD 11 Hoeveel gaskachels vervoert de vrachtwagen?

Laadruimte: 4 m lang, 2 m breed en 2 m hoog.

a De kachels worden in dozen verpakt. Wat zijn lengte, breedte en hoogte van die dozen?b Hoeveel dozen kunnen er op de bodem langs één lange kant van de vrachtwagen staan?c Hoeveel dozen kunnen er op de onderste laag staan?d Hoeveel lagen boven elkaar kunnen er in de vrachtwagen gestapeld worden?e Hoeveel dozen kan de vrachtauto vervoeren als hij helemaal vol is?

CD 12 Reken met kubieke meters.a Hoeveel kubieke decimeter water past er in

dit aquarium? 36 dm3

b Hoeveel liter is dat? 36 lc Hoeveel emmers vol is dat ongeveer? Kies uit: 1

2 , 2, 4, 20, 40. 4 emmersd Als het water 20 cm hoog staat, hoeveel

liter water zit er dan in? 24 l.

CD 13 Hoeveel stoelen staan er in het theater?a 8 rijen van 16 stoelen per rij. 128 12 rijen van 18 stoelen per rij. 216

b 23 rijen van 18 stoelen per rij. 414 35 rijen van 19 stoelen per rij. 665

c 26 rijen van 42 stoelen per rij. 1092 33 rijen van 28 stoelen per rij. 924

d 45 rijen van 52 stoelen per rij. 2340 39 rijen van 46 stoelen per rij. 1794

Kalendam 2,5Veerle 4,5

Breekhorst 7Rolbos 5,5

4 dm

3 dm

3 dm

a 0,5 m, 0,5 m en 1 m.b rechtop: 8; liggend: 4c rechtop: 32; liggend: 16d 4 lagen met de kachels

liggend op zijn kant en 2 lagen met de kachels rechtop.

e 2 × 32 of 4 × 16 = 64.

LB7a_B2Les.indd Sec2:80 21-12-2010 11:25:58

Page 121: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

120Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

u Bereken met een formule de inhoud van een zware balk met de afmetingen 18 cm x 3 dm x 2 m.

Leerlingenboek 7, blok 3

110

werkschrift blz. 30 maatschrift blz. 26 en 27 computer

C 1 De tuin ophogen. Samen bespreken.1 m3 = 1000 dm3 = 1 000 000 cm3

1 dm3 = 1 liter

a Vader wil de tuin 5 cm ophogen. Heeft hij genoeg aan 1 vrachtauto met aarde?b De kinderen willen een vijver in de tuin. Samen met hun vader graven ze een gat. Komt er

genoeg aarde uit het gat om de rest van de tuin 5 cm op te hogen?

C 2 Vul het badje.

8 l 10 l 1 la Met hoeveel emmers water krijg je het bad vol? 12 emmersb Met hoeveel tuingieters? 15 tuingietersc Is het slim om het bad te vullen met een plantengieter? Waarom wel of niet? Nee, je moet het

dan 115 keer vullen.

115 l

C 3 Kubieke meters. Samen bespreken.

a Zou jullie lokaal met deze kachel verwarmd kunnen worden?

b In een zeppelin gaat ongeveer 70 000 m3 gas.

Hoe groot is de zeppelin dan ongeveer? Past hij in jullie lokaal of in het

schoolgebouw?

geschikt voor 32 m3

nu: € 1200

blok 3les 21

LB7a_B3L21.indd 110 16-12-2009 18:35:07

Page 122: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

121Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Werkschrift 7, blok 3

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz.124 - 127 computer

C 1 Hoeveel past erin? a a b c

12 dm3 1,5 dm3 2,5 dm3

12 liter 1,5 liter 2,5 liter

b d Maak doosje b 2 × zo lang, 2 × zo breed en 2 × zo hoog. Dan past er 12 liter in.

C 2 Hoe groot is de inhoud van deze dozen?

lengte breedte hoogteinhoud bodemlaag

totale inhoud

a a 5 dm 4 dm 3 dm 20 dm3 60 dm3

a b 8 dm 4 dm 6 dm 32 dm3 192 dm3

a c 2 dm 1 dm 0,5 dm 2 dm3 1 dm3

d 1 m 8 dm 5 dm 80 dm3 400 dm3

e 20 cm 15 cm 3 dm 3 dm3 9 dm3

f 40 cm 40 cm 40 cm 16 dm3 64 dm3

b g 9 dm 60 cm 1 m 54 dm3 540 dm3

b h 4 dm 4 dm 1,50 m 16 dm3 240 dm3

b i 6,5 dm 4 dm 0,5 m 26 dm3 130 dm3

CD 3 Teken de lijnen op schaal. a a De lijn is in het echt 10 m. De schaal is 1 : 100.

b De lijn is in het echt 25 m. De schaal is 1 : 500.

b c De lijn is in het echt 150 m. De schaal is 1 : 1250.

30 blok 3les 21 en 22

2 dm2 dm

3 dm2 dm dm

1 dm

12

12

5 cm2 dm

25 cm

Page 123: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

122Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken Functioneel gebruiken

Leerlingenboek 7, blok 4

38 blok 4verder

CD 9 Reken uit.a Kevin plakt 192 voetbalplaatjes in een album. Hij plakt er 9 op een bladzijde.

Hoeveel bladzijden heeft hij hiervoor nodig? 22b Er worden 407 balpennen in doosjes verpakt. In elk doosje gaan 8 pennen.

Hoeveel doosjes kun je vullen? 50 doosjes Hoeveel pennen blijven er over? 7 pennen overc Aan de kassa van de bioscoop is € 1072 ontvangen. De toegangsprijs is € 8 per persoon.

Hoeveel mensen hebben een kaartje gekocht? 134

CD 10 Wat is de inhoud?1 liter = 1 dm3 = 1000 cm3

a Hoeveel cm3 is de inhoud van het melkpak? 980 cm3

b Wat is de inhoud van het pak sinaasappelsap? 1017,9 cm3

c Gaat in beide pakken wel een liter? Leg je antwoord uit. In het melkpak niet.

CD 11 Neem over en vul in.

a lengte 7 cm 14 cm 18 cm

breedte 3 cm 5 cm 5 cm

hoogte 8 cm 4 cm 2 cm

inhoud 168 cm3 280 cm3 180 cm3

b lengte 5 dm 9 dm 2 m

breedte 12 cm 4 dm 5 dm

hoogte 6 cm 5 cm 20 cm

inhoud 3600 cm3 18 dm3 200 dm3

c lengte 6 cm 1,8 dm 5 cm

breedte 0,5 dm 0,2 dm 0,4 dm

hoogte 2 cm 3 cm 15 mm

inhoud 60 cm3 108 cm3 30 cm3

d lengte 5 cm 0,3 dm 7 dm

breedte 0,4 dm 25 mm 20 cm

hoogte 4 cm 6 cm 12 mm

inhoud 80 cm3 45 cm3 1680 cm3

… … …

… … …

… … …

… … …

CD 12 Welke 3 getallen zijn samen 1000?

a b c

melk

20 cm

7 cm

7 cm

xxx

xxx

SAP

5,8 cm

19,5 cm

9 cm

245

289

466

370

123133

421

456556

244

632

334

254

222412

LB7b_B4Les.indd 38 18-06-2010 09:00:13

Page 124: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

123Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Formules voor het berekenen van oppervlakte en inhoud verklaren

* Voor 1-fundament zijn geen doelen bij ‘Weten waarom’ geformuleerd.

De formules voor berekenen van de oppervlakte van een rechthoek l x b (lengte x breedte) en van een balk l x b x h (lengte x breedte x hoogte) kunnen verklaren met standaardmaten.u Wat is de oppervlakte van dit gazon in m²?

– Kun je de vierkante meters ook erin tekenen? Leg eens uit dat de formule l x b voor de oppervlakte juist is?

Leerlingenboek 6, blok 5

C 1 Ken je de nieuwe getallenlijn?

€ 6,-

1 tegel is 50 x 50 cm

1 m2

48 blok 5les 5 herhalen

a a Welke breuken horen bij de letters?b Zet van klein naar groot:

1 2

1 3

1 5

1 5

1 3

1 2

b c Tussen welke 2 breuken op deze getallenlijn komt 3 1

2 ? 3 1 5 en 3 3

5

C 2 Zet de breuken op de goede plaats.Teken een lijn van 12 cm. Zet aan het begin 0 en aan het eind een 1. a a

1 2

1 4

3 4

C 3 Reken uit.Alwin betegelt het pad naast zijn huis opnieuw.

a a Hoeveel m2 is het pad? 15 m2

a b Hoeveel tegels heeft Alwin nodig voor 1 m2? Hoeveel kost 1 m2? 4, € 24c Hoeveel tegels heeft hij nodig voor het hele pad? Hoeveel kost dat? 60, € 360 b d Per m2 gebruikt Alwin 2 tegels van € 6 per stuk en 2 tegels van € 2,50 per

stuk. Wat kost het pad dan? € 255

C 4 Teken en reken.

a a Teken het tuintje op ruitjes-papier. 1 cm is in het echt 1 m.

a b Hoeveel m2 is opa’s tuintje? 54 m2

0 1 2 3 4 5

13

153a b c d e f1

12 2

13 3

35 3

45 4

13 4

23

0 113

14

13

12

23

34

56

36

of 46

of

€ 6

b 1 6

1 4

1 3

1 2

b c 3 6

2 3

4 6

5 6

c Teken de perkjes in je tekening.Hoeveel m2 is ieder perkje? 1 3 deel aardappelen = …18 m2

1 6 deel wortelen = …9 m2 1 6 deel bonen = …9 m2

1 6 deel bieten = …9 m2

1 6 deel snijbloemen = …9 m2

b d Opa wil een hek om ieder perkje. Hoeveel meter hek heeft hij nodig? 48 m

Het volkstuintje van opa is 9 m lang en 6 m breed.

LB6b_B5L01.indd 48 09-07-2010 09:51:58

Page 125: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

124Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

Werkschrift 8, blok 3

Leerlingenboek 8, blok 5

C 1 Maak je eigen ontwerp.Teken op de plattegrond een kamer met woonkeuken en een aparte bijkeuken. De bijkeuken moet 9 m2 groot zijn en de keuken 20 m2. De schaal is 1 : 100.

a a Teken en kleur de bijkeuken. b Teken en kleur de keuken.

buren

tuin

straatkant

oprit

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

c Teken en kleur de kamer. b d De hal is 8 m2 groot en moet buiten de getekende lijnen komen. Teken en kleur de hal.

CD 2 Kleur de fi guren met dezelfde oppervlakte in dezelfde kleur.2 en 4 (2 cm2), 1, 5 en 6 (3 cm2), 3 en 7 (2,5 cm2).

1

2

3

4

7

6

5

Meer antwoorden.

31blok 3les 23 en 24

WS8A_B3_L21.indd 31 05-11-2009 13:36:35

71

werkschrift blz. 51 computer

les 24

C 1 Reken de nieuwe prijzen uit. a a Korting 25%.€ 48 € 36€ 148 € 111€ 99,99 € 75€ 15 € 11,25

b Korting 20%.€ 75 € 60€ 295 € 236€ 29,95 € 23,96€ 2,75 € 2,20

c Korting 5%.€ 50 € 47,50€ 24 € 22,80€ 14,95 € 14,20€ 295 € 280,25

b d Korting 35%.€ 60 € 39€ 90 € 58,50€ 35 € 22,75€ 49,95 € 32,47

C 2 Wat waren de prijzen eerst?De korting was steeds 10%.

10%

a a€ 90 € 100€ 270 € 300€ 54 € 60€ 108 € 120

b€ 22,50 € 25€ 35,10 € 39€ 99 € 110€ 153 € 170

c€ 12,60 € 14€ 61,20 € 68€ 18,90 € 21€ 56,70 € 63

b d€ 3,15 € 3,50€ 55,80 € 62€ 7,65 € 8,50€ 6,75 € 7,50

C 3 Kies het goede antwoord. a aOude prijs: € 500Nieuwe prijs: € 400

Korting:1. 10%2. 15%3. 20%4. 25%

bOude prijs: € 400Nieuwe prijs: € 300

Korting:1. 10%2. 15%3. 20%4. 25%

cOude prijs: € 750Nieuwe prijs: € 637,50

Korting:1. 12 1

2 %2. 15%3. 17 1

2 %4. 20%

b dOude prijs: € 145Nieuwe prijs: € 133,40

Korting:1. 6%2. 8%3. 9%4. 11%

CD 4 Reken met omtrek en oppervlakte.

CD 5 Hoe lang is 1 zijde van het vierkant? a aDe oppervlakte is 64 cm2.

De zijde is:1. 16 cm2. 32 cm3. 4 cm4. 8 cm

bDe oppervlakte is 196 cm2.

De zijde is:1. 14 cm2. 7 cm3. 49 cm4. 21 cm

b cDe oppervlakte is 12,25 cm2.

De zijde is:1. 2,5 cm2. 3,5 cm3. 3,25 cm4. 4,5 cm

4,6 cm2,

3 cm

a a Bereken de omtrek. 13,8 cmb Bereken de oppervlakte. 10,58 cm2

c Wat wordt de oppervlakte als je beide kanten 2 keer zo groot maakt? b d Wat wordt de oppervlakte als je beide kanten 1

2 keer zo groot maakt? c 42,32 cm2 d 2,645 cm2

blok 5

LB8b_B5L21.indd 71 06-07-2010 09:53:10

Page 126: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

125Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

u Hoe zou jij de inhoud van een doosje bepalen van 5 cm bij 2 cm bij 3 cm. Je kunt ook de formule gebruiken. Welke formule is dat? Leg eens uit.

Leerlingenboek 7, blok 2

Leerlingenboek 7, blok 5

60 blok 2 les 15 herhalen

C 1 Maak kommagetallen van de breuken. a a 1 10 = 0,1 3 10 = 0,3 9 10 = 0,910 10 = 1

b 1 100 = 0,01 5 100 = 0,05 10 100 = 0,10 25 100 = 0,25

c 2 10 = 0,2 1 5 = 0,2 2 5 = 0,4 1 2 = 0,5

b d1 1

2 = 1,5

2 1 10 = 2,1

4 5 10 = 4,5

3 3 5 = 3,6

C 2 Zoek de juiste breuk bij het bedrag.

. 1 . 100

. 2 . 100 =

. 1 .50

. 5 . 100 =

. 1 .20

. 10 . 100 =

. 1 .10

. 20 . 100 = . 1

. 5

. 50 . 100 = . 1

. 2

. 100 . 100 = 1

C 3 Zet ze op volgorde: van klein naar groot.

a a 0,210 10

1 2

1 10

7 10

3 5

4 5 0,9

30 100

1 10 0,2 30

100 1 2

3 5

7 10

4 5 0,9 10

10

b 1 3 10

1 5 0,6 0,7 0,80 0,1

9 10

2 4

0,1 1 5 3

10 2 4 0,6 0,7 0,80 9

10 1

b c 0,2 5 5

1 9

3 6

2 3 0,25 0,1

0,1 1 9 0,2 0,25 3

6 2 3

5 5

C 4 Meet de inhoud.

a a Wat zijn de lengte, breedte en hoogte van een vierkant doosje met een inhoud van 1 dm3? l, b en h 1 dm

b Hoeveel doosjes thee van 1 dm3 passen er in de gele kist? 6 × 4 × 5 = 120 doosjes

b c Er moeten 1750 kisten met thee in containers worden opgeslagen. Hoeveel containers heb je nodig?

Er passen 15 × 5 × 4 = 300 kisten in een container. Er zijn dus 6 containers nodig.

€ 0,01

€ 0,02

€ 0,05

€ 0,10

€ 0,20

€ 0,50

€ 1

€ 0,01

€ 0,06

€ 0,15

€ 0,25

€ 0,35

€ 0,75

€ 1

90 dm

20 dm

20 dmkistthee

6 dm

4 dm

5 dm

1 dm3

. 1 . 100 . 6 . 100 . 15 . 100 . 25 . 100 = . 1

. 4

. 35 . 100 . 75 . 100 = . 3

. 4

. 100 . 100 = 1

a a b

LB7a_B2L11.indd Sec2:60 16-12-2009 18:51:53

57

werkschrift blz. 46 computer

les 12

C 1 Wat is de inhoud in cm3? a a 40 cm3 b 112 cm3 c 176 cm3 b d 495 cm3

C 2 Reken uit. a a Inhoud 100 cm3

Hoe hoog is deze doos? 4 cm

b Inhoud 180 cm3

Hoe lang en hoe breed kan deze doos zijn? Meer antwoorden. l × b = 12

c Inhoud 480 cm3

Wat kunnen de afmetingen van deze doos zijn? Meer antwoorden. l × b × h = 480

b d Inhoud 22 1 2 cm3

Wat kunnen de afmetingen van dit doosje zijn? Meer antwoorden. l × b × h = 22 1

2 (bijv. 3 × 1,5 × 5)

CD 3 Welke schepen kunnen de haven invaren?Er willen 3 schepen de haven invaren.Toka Maru, diepgang 12,05 mKarekiet, diepgang 1,25 mFreedom, diepgang 15,20 m

CD 4 Welk getal ligt er precies tussenin? a atussen 1 en 3 2tussen 1 en 2 1,5tussen 0,1 en 0,3 0,2

btussen 2 en 2,6 2,3tussen 4 en 4,8 4,4tussen 6 en 6,2 6,1

b ctussen 1 en 1,1 1,05tussen 4,2 en 4,3 4,25tussen 6,9 en 7 6,95

14 m

13 m

Kade

diepgang

kieli

5 cm

15 cm5 cm

12 cm

5 1 2 cm

7 1 2 cm

2 cm

4 cm

7 cm4 cm

4 cm8 cm

5 1 2 cm

4 cm

a a De diepte van de haven is 12 meter en …50 centimeter.b Welke schepen kunnen de haven in? Toka Maru en Karekietc De Toka Maru heeft nog …45 centimeter water onder de kiel. b d Hoeveel meter en centimeter moet de haven ten minste

worden uitgebaggerd, zodat ook het grootste schip kan binnenvaren? 2,70 m

5 cm

blok 5

LB7b_B5L11.indd 57 18-06-2010 10:25:38

Page 127: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

126Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

Leerlingenboek 8, blok 6

u Je ziet de tekening van het aquarium en een tekening van een ander aquarium. – Leg nu eens met de tekeningen uit waarom je de inhoud van het aquarium kan berekenen

via lengte x breedte x hoogte.

Leerlingenboek 7, blok 2

109

even snel blz. 116 - 119 verder blz. 120 - 123 plus blz. 124 - 127 computer

les 20 oefenen

CD 5 Reken om. a a 2,5 m = … cm 250 0,5 km = … m 500 4,3 cm = … mm 431200 m = … km 1,2

b 1 cm2 = … mm2 100 5,5 cm2 = … mm2 55083 dm2 = … m2 0,8310 mm2 = … cm2 0,1

c2 ha = … m2 20 0005 ha = … ca 50 0002,6 a = … ca 2600,90 ha = … ca 9000

b d0,3 a = … m2 300,05 ha = … m2 5001,7 ca = … m2 1,73 km2 = … ha 300

CD 6 Reken om. a a1 cm3 = … mm3 10001 dm3 = … cm3 10002 m3 = … dm3 20000,1 m3 = … dm3 100

b 0,5 dm3 = … cm3 500 150 cm3 = … dm3 0,151750 cm3 = … dm3 1,751300 dm3 = … m3 1,3

b c 0,3 dm3 = … l 0,3250 cm3 = … l 0,25 0,025 m3 = … l 25 35,7 l = … m3 0,0357

CD 7 Reken om. a a2 kg = … 2000 g

1 2 kg = … 500 g

1 4 kg = … 250 g

0,75 kg = … 750 g

b3 dl = … 0,3 l

5 cl = … 50 ml

0,6 l = … 600 ml

2 1 2 dl = … 250 ml

c 1 2 l = …50 cl

1 4 dl = …25 ml

3 4 dl = …7,5 cl

0,01 l = …10 ml

b d 1 1

2 m3 = … 1500 l

50 ml = … 0,05 l

175 cl = … 1,75 l

5 8 l = … 625 ml

CD 8 Wat is de inhoud van de kubus? a a Als hij 10 cm hoog is? 1000 cm3

b Als hij 8 cm breed is? 512 cm3

c Als hij 11 cm hoog is? 1331 cm3

b d Als hij 12 1 2 cm diep is? 1953,125 cm3

CD 9 Hoeveel lopen de klokken voor of achter?

a a

5 minuten voor

b

2 minuten achter

c

een kwartier achter

d

1 minuut voor

b e

12 minuten achter

b f

1 uur en 6 minuten achter

blok 6

LB8b_B6L16.indd 109 05-07-2010 17:58:43

58

1 cm3

C 1 Hoeveel past erin?

les 13

werkschrift blz. 17 maatschrift blz. 46 en 47 computer

a

Hoeveel kinderen passen er in 1 kubieke meter (1 m3)?

b

Hoeveel kubieke decimeters zitten er in een kubieke meter? Reken handig als dat kan. 10 × 10 × 10 = 1000

C 2 Hoeveel dm3 past erin?24

C 3 Maak van de bouwplaat een kubieke decimeter.

lengte breedte hoogte inhoud

5 dm 4 dm 5 dm …100 dm3

6 dm 3 dm 8 dm …144 dm3

7 dm 7 dm 7 dm …343 dm3

C 4 De kubieke decimeter.a Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er in

1 kubieke decimeter (dm3)? 1000b Hoeveel kubieke decimeters (dm3) zitten er in

1 kubieke meter (m3)? 1000c Hoeveel kubieke centimeters (cm3) zitten er dan

in 1 kubieke meter (m3)? 1000 × 1000 = 1 000 000

1 dm3

4 dm

2 dm

3 dm

(1 cm is in werkelijkheid 10 cm)

10 cm

10 c

m

10 c

m

10 c

m

schaal 1 : 10

1 dm3

doos = 1 m3

1 m3

blok 2

LB7a_B2L11.indd Sec1:58 16-12-2009 18:51:46

59

werkschrift blz. 17 computer

les 14

C 1 Reken om. a a 1 m3 = 1 000 dm3

2 m3 = 2…000 dm3

7 m3 = 7…000 dm3

12 m3 = 12 …000 dm3

C 2 Reken uit.

a a Hoeveel blokjes van 1 kubieke decimeter gaan er in deze doos? 6 × 3 × 4 = 72 blokjes

b Hoeveel kubieke decimeter past er in dit aquarium? 36 dm3

c Een vrachtauto heeft twee tanks voor diesel. Hoeveel kubieke decimeter inhoud hebben de tanks? 150 dm3 per tank; samen 300 dm3

b d Een badmeester vult het zwembad. Hij vult het tot

2 meter hoogte. Hoeveel kubieke

meter water is dat? 20 × 12 ×

2 m3 = 480 m3

CD 3 Reken uit.Zet de getallen onder elkaar. a a154 + 135 = 289117 + 142 = 259

197 − 141 = 56284 − 152 = 132

b127 + 165 = 292163 + 74 = 237

233 − 126 = 107172 − 66 = 106

c 574 + 219 = 7931158 + 171 = 1329

673 − 245 = 4281343 − 151 = 1192

b d1566 + 1219 = 2785 743 + 1186 = 1929

3741 − 1318 = 24231567 − 284 = 1283

CD 4 Kies het juiste antwoord.Op de laatste zondag vanmaart begint de zomertijd.

Op de laatste zondag van oktober begint de wintertijd.

a a Kies het goede woord. Bij het begin van de zomertijd gaat de klok 1 uur achteruit / vooruit. Bij het begin van de wintertijd gaat de klok 1 uur achteruit / vooruit.b Hoe lang duurt de laatste zondag van oktober? 25 uurc Hoe lang duurt de laatste zondag van maart? 23 uur b d Kies het goede woord. Bij het begin van de zomertijd is het ’s morgens vroeger / later licht. Bij het begin van de wintertijd is het ’s morgens vroeger / later licht. Bij het begin van de zomertijd is het ’s avonds vroeger / later donker. Bij het begin van de wintertijd is het ’s avonds vroeger / later donker.

6 dm4 dm

3 dm

4 dm3 dm

3 dm

20 m

12 m

5 dm6 dm

5 dm

a b 1000 dm3 = 1 m3

3000 dm3 = … 3 m3

9000 dm3 = … 9 m3

15 000 dm3 = …15 m3

c 1 dm3 = … 1000 cm3

9 dm3 = … 9000 cm3

5 000 cm3 = … 5 dm3

13 000 cm3 = … 13 dm3

b d 1 m3 = … 1 000 000 cm3

0,5 m3 = … 500 000 cm3

600 cm3 = … 0,6 dm3

90 cm3 = … 0,09 dm3

blok 2

LB7a_B2L11.indd Sec1:59 21-12-2010 11:02:22

Page 128: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

127Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

Leerlingenboek 7, blok 3

u Janneke zegt dat je niet altijd de formule lengte x breedte mag gebruiken. “Dat kan bijvoorbeeld niet bij een tuin met een schuine kant.” Wat bedoelt Janneke? Leg eens uit of ze gelijk heeft. Gebruik een tekening.

Leerlingenboek 7, blok 5

111les 22

werkschrift blz. 30 computer

C 1 Hoeveel past erin?1 dm3 = 1 liter

1 m3 = 1000 dm3 = 1000 l

a a Verander de maten van het aquarium in decimeters. 10 dm × 5 dm × 5 dm

a b Hoeveel dm3 water past er in het aquarium? 10 × 5 × 5 dm3 = 250 dm3

a c Hoeveel liter is dat? 250 l

C 2 Reken om. a a1 m3 = 1000 dm3

4 m3 = … 4000 dm3

0,5 m3 = … 500 dm3

0,1 m3 = … 100 dm3

b 1 l = 1 dm3

0,5 l = … 0,5 dm3

1000 l = … 1 m3

500 l = … 0,5 m3

c 5 l = 5 dm3

6000 l = … 6000 dm3

7000 l = … 7 m3

8500 l = … 8,5 m3

b d1,7 m3 = … 1700 l2,4 dm3 = … 2400 cm3

3,8 m3 = … 3800 l0,01 m3 = … 10 l

CD 3 Welke kwartalen zijn er?Het jaar bestaat uit 4 kwartalen. De maanden januari, februari en maart horen bij het 1e kwartaal. a a Welke maanden horen bij het 2e, 3e en 4e

kwartaal? a b Welk jaar is het nu?c Welk kwartaal heeft de minste dagen? b d Hoeveel dagen duurt de tweede helft van

het jaar langer dan de eerste helft?

CD 4 Hoe laat is het?

a a Hoe laat is het over 10 minuten?

09.10 09.20 10.55 11.05 15.50 16.00 11.58 12.08

b Hoe laat was het 10 minuten geleden?

08.55 08.45 06.03 05.53 00.05 23.55 23.01 22.51

b c Hoe laat was het 1 uur en 15 minuten geleden?

07.00 05.45 03.20 02.05 16.02 14.47 00.12 22.57

1 m

m12

2 m

6 dm

7 dm

a 2e kwartaal: april, mei, juni; 3e kwartaal: juli, augustus, september 4e kwartaal: oktober, november, december.

c Het 1e kwartaal, als het geen schrikkeljaar is. In dat geval hebben het 1e en 2e kwartaal evenveel dagen.

d 3 dagen langer in een gewoon jaar, 2 dagen langer in een schrikkeljaar.

d Hoeveel liter water past er in dit aquarium? 20 × 6 × 7 dm3 = 840 dm3 = 840 l

b e Hoeveel meer of minder dan 1 m3 is dat? 160 l minder.

blok 3

LB7a_B3L21.indd 111 16-12-2009 18:35:11

82 blok 5plus

CD 1 Hoeveel bezoekers had Blijdorp in 2007?

Blijdorp na Efteling grootste attractie

1,61 – 0,05 = 1,56 miljoen

CD 2 Zoek de getallen.

Al deze getallen kun je delen door 7.Er zijn nog 2 getallen tussen 10 en 20 waardoor je die getallen kunt delen zonder rest.Welke 2 getallen zijn dat? 11 en 13. Alle getallen zijn dus deelbaar door 7 × 11 × 13 = 1001

CD 3 Leg 1 meter munten.De middellijn van een munt van € 2 is 25,75 mm.De middellijn van een munt van 50 cent is 24,25 mm.Je legt de munten om en om naast elkaar totdat je precies 1 meter hebt.a Hoeveel munten heb je nodig? 40 muntenb Hoeveel is de rij munten waard? € 50

CD 4 Oppervlakte en omtrek.

a

De oppervlakte van deze rechthoek is 200.Wat is de omtrek? 60

b

De oppervlakte van deze driehoek is 600.Wat is de omtrek? 120

51 051 31 031 65 065 92 092

getallen.

15 015 13 013 6

56 056 29 029

middellijn

ANPRotterdamDiergaarde Blijdorp heeft opnieuw meer bezoekers getrokken dan het voorgaande jaar. In 2008 passeerden ongeveer 1,61 miljoen mensen de poorten, 50 000 meer dan in 2007. Blijdorp is na de Efteling de grootste publieksattractie in Nederland.

Gebruik je liniaal.

LB7b_B5Les.indd Sec1:82 18-06-2010 10:06:40

Page 129: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

128Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Beredeneren welke vergrotings factor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen

Beredeneren welke vergrotingsfactor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen.u Je wil een vergroting afdrukken van een foto op formaat 20 x 30 cm. De originele foto is

10 x 15 cm.Hoeveel keer moet je de originele foto vergroten?

u Je maakt een maquette. De vloer van je maquette is 10 cm bij 20 cm. Wat is dan de oppervlakte?Je wil de maquette eigenlijk twee keer zo lang en twee keer zo breed maken. Wordt de oppervlakte dan twee keer zo groot? Hoe zit dat?

Leerlingenboek 7, blok 5

71

werkschrift blz. 51 computer

les 24

C 1 Meet en reken. a a Meet lantaarnpaal 1 met je liniaal. 3 cm Paal 1 is in het echt 6 m hoog. Wat is de schaal? 1 : 200 Meet ook de palen 2 en 3. Hoe hoog zijn die in werkelijkheid? 2. 2 cm = 4 m; 3. 6 cm = 12 mb Hoe lang zijn de lantaarnpalen en hun schaduwen?

lengte 1 2 3

lantaarnpaal op papier …3 cm …2 cm … 6 cm

lantaarnpaal in werkelijkheid …6 m …4 m …12 m

schaduw op papier …1 cm 0,…7 cm … 2 cm

schaduw in werkelijkheid …2 m 1,…40 m … 4 m

b c Teken een lantaarnpaal die 4,5 cm hoog is. Teken de schaduw er op de goede lengte bij. 1,5 cm Hoe hoog is die paal in werkelijkheid? 9 m Hoe lang is de schaduw? 3 m

CD 2 Hoeveel pakjes boter kun je maken? a a 4 b 4 c 16 b d 18

CD 3 Reken uit. a a€ 2,50 – € 2,05 = € 0,45€ 3,30 – € 3,03 = € 0,27€ 5,40 – € 5,04 = € 0,36€ 7,20 – € 7,02 = € 0,18

b2,3 – 2,03 = 0,271,5 – 1,05 = 0,456,4 – 6,04 = 0,362,9 – 2,09 = 0,81

b c1,1 – 1,01 = 0,097,2 – 7,02 = 0,182,06 – 1,6 = 0,468,09 – 5,9 = 2,19

CD 4 Reken uit.

a Dit briefje van 10 euro is verkleind. In het echt zijn de lengte en de breedte 4 keer zo groot. Wat zijn de echte afmetingen? breedte 68 mm, lengte 128 mm

b Met hoeveel van deze verkleinde briefjes kun je het echte briefje helemaal vol leggen? 16 b c Een foto van een briefje van 10 euro wordt vol gelegd met 64 van deze kleine briefjes. Hoeveel keer zo groot of zo klein is de foto als een echt briefje? Lengte en breedte zijn 2 keer zo groot.

1 2 3

1 kilo2 kilo 2 kilo

1 8 kg 1

4 kg1 2 kg1

4 kg

4 1

2 kilo

blok 5

LB7b_B5L21.indd 71 18-06-2010 10:07:58

Page 130: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

129Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

– Verschillende omtrek mogelijk bij gelijkblijvende oppervlakte

Kunnen toelichten dat een gelijke oppervlakte verschillende vormen kan hebben, en dus ook verschillende omtrekken.u Teken op ruitjespapier verschillende figuren met een oppervlakte van 24 ruitjes. Het hoeven

niet allemaal rechthoeken te zijn.– Ga na wat de omtrek is van de verschillende figuren. Leg eens uit waarom de omtrek niet

gelijk is voor alle figuren.

Werkschrift 6, blok 6

even snel blz. 116 − 119 verder blz. 120 − 123 plus blz. 124 − 127 computer

59blok 6les 18 en 19

C 1 Reken uit hoeveel glaswol de bouwvakker nodig heeft.

C 2 Teken verschillende fi guren met een oppervlakte van 12 m2.Kleur de fi guren en geef de omtrek een andere kleur. Schrijf onder iedere fi guur hoeveel meter de omtrek is. Meer antwoorden.

a a Hoe groot is de oppervlakte van het dak? 10 × 3 = 30 m2

b Teken de banen glaswol op het dak.

c Hoeveel banen glaswol heeft hij nodig? 5 banen van 8 meter en 5 van 2 meter

d Hoeveel rollen glaswol heeft hij nodig? 7 rollen

b e Hoeveel moet hij betalen? Rond af op hele euro's. € 126

CD 3 Met hoeveel briefjes van € 500 betaal je?

CD 4 Hoeveel kost het samen?

Hoeveel euro krijg je terug?

a ab

b c

aantaldat je koopt

prijsper stuk

je moetbetalen

je geeftje krijgtterug

2 € 356 € 712 2 briefjes van € 500 € 288

5 € 589 € 2945 6 briefjes van € 500 € 55

8 € 497 € 3976 8 briefjes van € 500 € 24

a ab

b c

Tuincentrum De groene ruimte

aantal artikel prijs per stuk totaalprijs

4 zakken natuurmest € 7,50 € 30

5 stuks rododendron € 14,00 € 70

7 stuks perenbomen € 16,70 € 116,90

10 m

3 m

60 cm breed8 m lang

26 m

1 m2

60 cm breed8 m lang

€ 17,95per rol

Page 131: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

130Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

Werkschrift 7, blok 2

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

1 m

blauw

rood

groen

geel

21blok 2les 23 en 24 –

C 1 Teken verschillende fi guren van 12 cm2. Maak niet alleen rechthoeken. Meer antwoorden.

C 2 Hoe groot zijn deze vijvers?a Kleur de vijver van ongeveer 13 m2 rood.b Kleur de vijver van ongeveer 10 m2 blauw.c Kleur de vijver van ongeveer 12 m2 groen.d Kleur de vijver van ongeveer 18 m2 geel.

CD 3 Hokjes kleuren. Meer antwoorden.

a a Hoeveel hokjes zijn er?

100 hokjes.Welke breuk hoort erbij?

50 oranje hokjes = 1 2 deel.

20 grijze hokjes = 1 5 deel.

30 witte hokjes = 3 10 deel.

b Kleur de helft van de hokjes

geel. Dat zijn 50 hokjes.

Van de helft die overblijft,

kleur je de helft blauw.

Dat zijn 25 hokjes.

Van de rest kleur je 1 5 deel

zwart. Dat zijn 5 hokjes.

b c Kleur 1 4 deel zo, dat je een

mooie fi guur krijgt. Meer antwoorden.

Page 132: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

131Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

u Boer A heeft een hek van 120 meter om een weiland staan. Boer B heeft een hek van 150 meter om zijn weiland.‘Dus is mijn weiland groter’, beweert boer B. Heeft hij gelijk? Leg eens uit.

Leerlingenboek 6, blok 2

Leerlingenboek 7, blok 1

83

CD 5 Tel verder.

a 6300 6600 6900 7200 7500 7800 8100 8400 8700 9000

b 4700 5000 5300 5600 5900 6200 6500 6800 7100 7400

c 3200 3600 4000 4400 4800 5200 5600 6000 6400 6800

d 8900 9400 9900 10 400 10 900 11 400 11 900 12 400 12 900 13 400

CD 6 Reken uit.

a b c d e f2 3 8 2 2 1 8 4 6 1 3 3 7 2 5 1 6 4 5 2 2 1 8

6 7 5 3 7 3 6 1 2 8 6 4 3 6 7 3 4 8 6 7 4 54 3 3 + 1 8 9 3 + 3 2 7 4 + 1 2 3 5 + 4 5 6 8 + 5 4 3 2 +

1 3 4 6 7 8 4 7 9 1 7 3 9 3 2 7 9 6 9 9 8 3 9 5

CD 7 Vergelijk deze weilanden.1 cm = 20 m

Boer Witte

a Welke boer heeft het grootste weiland? De weilanden zijn even groot.b De boeren maken zo’n hek om hun weiland:

Hoeveel meter prikkeldraad heeft elke boer nodig? Witte: 1440 m; Maas: 1080 m.c Wat valt je op? De oppervlakte is gelijk, maar de omtrek verschilt.d Boer Witte wil het liefst een vierkant weiland. Waarom wil hij dat, denk je? Minder

prikkeldraad nodig, dus dat is goedkoper.

Boer Maas 41

CD 5 Bereken de afstand.Iris en Julia fi etsen naar elkaar toe.Ze vertrekken op dezelfde tijd.Als Iris 1

3 deel van de totale afstand heeft afgelegd, heeft Julia er 2

5 deel op zitten.Hoe ver zijn ze op dat moment nog van elkaar?Tip: kies een makkelijke afstand. Iris 1

3 = 5

15 ; Julia 2 5 = 6

15 . Nog 1 − 11 15 = 4

15 deel van de afstand van elkaar vandaan. Bij 15 km dus 4 km.

CD 6 Omtrek en oppervlakte.1 2

a Welke fi guur heeft de grootste omtrek? Leg uit waarom. Figuur 1. Onder- en bovenzijde gelijk; de hoogtes ook, maar de gebogen lijn is langer dan de rechte lijn.

b Welke fi guur heeft de grootste oppervlakte? Leg uit waarom. Figuur 2. In gedachten op elkaar leggen; onder- en bovenzijde passen precies op elkaar, maar fi guur 2 steekt er boven en onder uit, dus die is groter.

CD 7 Welk deel is gekleurd?a Welk deel van de fi guur is gekleurd? 12 van de 16 b Welke breuken kun je bij deze fi guur bedenken?

12 van de 16: 12 16 = 6

8 = 3 4

c Samira zegt: ‘Vanuit elke hoek van de grote driehoek zie je hetzelfde.’ Heeft ze gelijk? Leg je antwoord uit. Ja, vanuit elke hoek ziet de fi guur er hetzelfde uit.

CD 8 Teken de driehoek.Teken deze driehoek na. Maak net zo’n fi guur als in opgave 7, maar nu verdeeld in 9 kleine driehoeken. Kleur 2

3 deel van de fi guur zo, dat je vanuit elke hoek hetzelfde ziet.

LB7a_B1Les.indd Sec2:41 16-12-2009 19:10:44

Page 133: Alles telt: Domein Meten en meetkunde 1s

132Domein Meten en meetkundeC. Gebruiken

– Meten– Rekenen in de meetkunde

1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streef Toetsen 1-Streef Toelichting en voorbeelden bij 1-Streefplus

Weten waarom Weten waarom Weten waarom Weten waarom

u Hoe lang en hoe breed kan het zijn? En wat is dan de omtrek?

Werkschrift 7, blok 5

u We bestellen een nieuw hek om het schoolplein. Is het voldoende als we dan de oppervlakte van het plein doorgeven aan het bouwbedrijf? Leg eens uit.

even snel blz. 32 - 33 verder blz. 34 - 35 plus blz. 36 - 37 computer

100

10 90

5 5 85

4 1 4 81

122

58 64

31 27 37

23 8 19 18

104

53 51

25 28 23

9 16 12 11

even snel blz. 74 - 77 verder blz. 78 - 81 plus blz. 82 - 85 computer

C 1 Teken plattegronden.

1 m2

C 2 Reken met oppervlakte. 1 4 m

2 a a De oppervlakte van de deur is 2 m².

a b De oppervlakte van het raam is 3 m².

c De muur moet worden geverfd. Dat is 13 m².

Daarvoor heb je 2 bussen verf nodig.

b d Voor het verven van de muur heb je meer

dan 1 liter verf nodig. Hoeveel verf houd

je over? 0,7 liter.

CD 3 Maak de zinnen af.a In de breuk 7

8 noem je het cijfer 7 de teller

b In de breuk 5 10 noem je het cijfer 10 de noemer

c Als je de breuk 4 8 verandert in de breuk 1

2 , heet dat vereenvoudigen

d Als je 2 3 en 3

5 wilt optellen, moet je ze eerst gelijknamig maken.

CD 4 Vul in.

a a b b c

r

a

c

b

a a Teken een plattegrond van een kamer van 35 m².

b Teken een plattegrond van een kamer van 42 m² met deze vorm:

b c Teken een plattegrond van een kamer van 40 m² met deze vorm:

Meer antwoorden.

Goed voor 10 m2 1 liter

43blok 5 43les 3 en 4

43