blauwe kamer
Post on 14-Mar-2016
254 Views
Preview:
DESCRIPTION
TRANSCRIPT
4 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 5
bl auwe k amer
30 / Ontwerpbureaus halen de broekriem aan en kijken vooruit‘Inkrimpen is niet alleen een bezuiniging’
20 / Weg van de crisisLandschapsarchitectuur- en steden-
bouwbureaus gaan de grens over
38 / Drama aan de Hollandse kust‘Veiligheid verbinden met
ruimtelijke kwaliteit’
inhoud 4 /2012
Foto
Chr
isti
aan
Kruw
els
oud
57 / Special: Voorbeeldig afstudeerwerk‘Meer dan mooie plaatjes’
18 / Arnold Heertje over de A10-ondertunneling ‘We hebben grote buitenlandse
investeerders nodig’
Stilte in Den Haag
De verkiezingen komen eraan, en wat de onderwerpen ook mogen zijn die de discussie bepalen – Europa, immigratie, de crisis natuur-lijk – ruimtelijke ordening is er niet bij. Blijkbaar vallen daarmee geen stemmen te winnen, of in elk geval is dat de overtuiging van de mannen en de enkele vrouw die de campagnethema’s bepalen.Het is al jaren niet anders, maar het blijft vreemd. Iedereen heeft met ruimtelijke ordening te maken, vrijwel iedereen heeft er een mening over – in elk geval waar het de eigen directe omgeving betreft – maar in Den Haag is het oorverdovend stil. Decentralisatie en bezuinigingen, daar blijft het zo’n beetje bij, verder niets.Dat dit voor de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting geen goede zaak is, ligt voor de hand. Zeker weten doe je het natuurlijk nooit, maar aangenomen dat de landelijke overheid ondanks alles nog altijd invloed heeft op wat er gebeurt in het land en dat verromme-ling niet snel tot rijksbeleid zal worden verheven, lijkt het wel waar-schijnlijk.Wat is dan de oorzaak van die Haagse terughoudendheid? Misschien is dat wel het stellen van de verkeerde vraag.Nederland heeft een geweldige traditie van ruimtelijke ordening, dat staat buiten kijf. Maar als je goed kijkt, omspant deze niet meer dan enkele tientallen jaren, van Berlage tot de naoorlogse tuinsteden zo ongeveer. Je kunt moeilijk volhouden dat er uitsluitend hoogstandjes zijn afgeleverd in de eeuwen ervoor en de decennia erna, een enkele uitzondering daargelaten, zoals de Amsterdamse grachtengordel.Elders is het niet anders: elk land en elke regio heeft zijn historische momentum waarin sublieme ontwerpers de steun kregen van een overheid, landelijk of regionaal, die over voldoende draagkracht beschikte, zowel politiek als financieel. Iedereen kent de voorbeel-den: Haussmann in Parijs, Cerda in Barcelona, Ebenezer Howard in Groot-Brittannië. Maar om daarmee te zeggen dat Frankrijk, Spanje en Engeland door de eeuwen heen met louter hoogstaand ontwerp voor de dag kwamen – nee.Waarschijnlijk is de werkelijkheid prozaïscher dan veel betrokken zich kunnen of willen voorstellen. Ontwerp van een superieur niveau is niet de regel, noch in Nederland, noch daarbuiten. Het is een uit-zondering.Dat alles wil niet zeggen dat je niet moet blijven streven naar het beste. Maar als je het beste altijd als norm stelt, dan raak je onher-roepelijk teleurgesteld. En misschien hebben ze dat in Den Haag wel beter begrepen dan wij ons realiseren.
Bert Bukman
Foto
Chr
isti
aan
Kruw
els
6 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 7
16
inhoud rubrieken 4 /2012
AMERICANA 76Amerikanen zijn constant bang voor daling van hun woningwaarde – met verkwistende eenvormigheid en saaiheid als gevolg.
BOEKEN 78• Een literaire erfenis van Klaas
Kerstra• Rudolf Bak: Facetten van ont-
grondingen• 2000 jaar Utrechtse stadsland-
bouw• Maurits de Hoog: Ontwerpen aan
‘interactiemilileus’ in de Hol-landse metropool
BNSP 80• Elma van Beek: ‘Ontwerpen is
veel meer dan het vormgeven van een ideaalbeeld’.
NVTL 82• Landschapsarchitectuur als duur-
zame strategie: Stad van de Zon in Heerhugowaard.
• Nieuwe NVTL-voorzitter Frans Boots: ‘Ik denk in kansen.’
PLATTEGROND 84De ongeëvenaard snel groeiende supergemeente Chongqing symbo-liseert de groeiende aandacht in China voor de binnenlandse markt.
PLANKRITIEK 42• De boulevard in Scheveningen
kreeg een facelift: mooi en veilig.• Kristalbad in Twente: verlangen
naar meer toegankelijkheid.
• Groene long langs de Leidse Singel
• Verbinden en transformeren in Bordeaux
• Tuin der zinnen in Huys Dever• Onderzoek naar Tilburgse ‘tus-
senplekken’• Meer gezicht voor de Noordas• Openheid in Muidense brug
ECHO 8• Strijd om Floriade 2022• Minder rijksadviseurs adviseren
overheid door de crisis heen• Crisis- en herstelwet wordt per-
manent• Zorgen om grote fusie architec-
tuurinstituten
KRONIEK VAN HET NIEUWE LANDSCHAP 16Noord-Hollandse landbouw vecht voor overleving
42
8
82
84
7448
68
10
U VRAAGT OM RUIMTE VOOR HET CREATIEVE SPEL.
WIJ GEVEN DE SPEELRUIMTE.
4
Om wijken en buurten, parken en landschappen aantrekkelijk te maken moeten
de handen kunnen realiseren wat het hoofd bedenkt. HUWA denkt met u mee
en maakt het mogelijk. Ons kleurrijke assortiment straatbakstenen baant de
weg naar optimale ontwerpvrijheid. En heeft u bijzondere wensen, dan spelen
we dat samen met u klaar.
HUWA legt de basis www.huwastraatbaksteen.nl
120178_HUWA_adv_BLK_230x310_4_def.indd 1 20-07-12 11:06
54
8 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 9
BouwvalDe openingsceremonie van de Olympische Spelen in Londen begon met een pastoraal old English landschap waaruit fabrieksschoorstenen verrezen die de industriële revolutie (volgens de Britten net als tafel-tennis een Engelse uitvinding) moesten verbeelden. Jammer genoeg kwamen daarna verpleegsters en kindermeisjes het toneel op, terwijl dat eigenlijk architecten en stedenbouwkundigen hadden moeten zijn. Immers de idealen van de moderne architectuur en stedenbouw zijn vooral te begrijpen uit een reactie op de erbarmelijke leefomstandig-heden van de volksmassa’s in de negentiende eeuw en ze gelden wat mij betreft nog altijd. Maar hoewel, zelfs in Nederland, een aardige woning in een leuke wijk in wezen onbetaalbaar is, hoor je toch steeds meer, ook van normaliter redelijk denkende vrienden en collega’s, dat er geen nieuwe gebouwen nodig zijn en dat we bestaande gebouwen maar moeten blijven gebruiken. Vlak voor de bouwvak hebben de overheid en marktpartijen een convenant gesloten waarin naast ‘stevige ruimte-lijke beleidskaders’ ook veel verwacht wordt van ‘regionale kantoren-fondsen’. De rekening voor de sloop of transformatie van verouderde panden gaat dus niet geheel naar de eigenaar of initiatiefnemer. Geen wonder dat al die onrendabele gebouwen die na de Olympische Spelen achterblijven financieel geen probleem zijn. Maar het wordt tijd om in de ruimtelijke ordening te gaan werken met twee ‘ruïnen-theorieën’. De traditionele Actuariële Ruïnetheorie bepaalt hoeveel eigen geld een bank of ontwikkelaar moet hebben om te voorkomen dat als er iets fout gaat er een financiële ruïne overblijft. Daarnaast kunnen we voortbor-duren op de Duitse Ruinenwerttheorie, die stelt dat we gebouwen zo moeten ontwerpen en bouwen dat, wanneer ze leegstaan of instorten, er aantrekkelijke ruïnes overblijven. Zo zag ik onlangs vanuit mijn hotelkamer in Dublin het betonskelet van de gestopte nieuwbouw voor een Ierse bank. En dat deed mij (en mijn echtgenote natuurlijk) den-ken aan het plan libre (de vrij-indeelbare plattegrond) zoals bekend een van de vijf kenmerken van architectuur, althans volgens Le Corbu-sier. Andere toeristen waren meer gecharmeerd van Keltische ruïnes, ingestorte kerken en kastelen en de leegstaande boerderijtjes van na de hongersnood van 1845. En eerlijk gezegd vond ik de meer dan 3000 over het land verspreide door de vastgoedcrisis leegstaande nieuwbouw-wijkjes ook weinig opwekkend. Maar misschien stonden ze nog te kort leeg om tot die gewenste romantische ruïne te vervallen. Alleen treurig dat deze theorie door Albert Speer, hofarchitect van Hitler, is ontwik-keld voor de propagandistische Spelen van 1936. Maar we hebben uit die tijd ook het lopen met de Olympische fakkel overgenomen en de nationalistische heroïek en trots. Gelukkig hadden de Britten nog mis-ter Bean om zowel een voor London-2012 hergebruikte sportfilm als de daarbij horende irritante Olympische muziek voldoende af te bran-den. Alleen als wij in 2028 ook zo’n komiek inzetten wil ik de Spelen in Nederland overwegen. Ondertussen heb ik in de tuin een zwembadje aangelegd en hangt het Hollandhuis-fotootje van onze dochters met Ranomi boven het logeerbedje van onze kleindochter. Naast een afbeel-ding van het half af te breken Aquatics Centre van Zaha Hadid. Kan ze kiezen of ze zwemster wil worden of architect.
column Tjerk Ruimschotelecho
Er zijn vier plannen ingediend voor de komende Floriade van 2022. De regio’s Boskoop, Amsterdam, Groningen en Almere presenteerden eind juli hun plannen voor de tuinbouwmanifestatie, met klinkende namen die voor het ontwerp tekenden. In oktober wordt bekend wie de Floriade 2022 mag realiseren.
Terwijl de huidige Floriade nog in volle
gang is – Venlo telde halverwege de
manifestatie ruim 1,1 miljoen bezoe-
kers – is de strijd om de vestigingslo-
catie van de Floriade 2022 al losgebar-
sten. In juli presenteerden vier regio’s
hun ambitieuze bidbooks.
Regio Boskoop presenteerde zich
onder de noemer Holland Central |
Green XChange als het centrum van
een innoverende greenport. Regio Gro-
ningen vertelde vooral het verhaal van
Noord-Nederland met topsectoren en
kennisinstellingen. Almere profileerde
zich als model voor een Green City met
stadslandbouw en voedselproductie in
en om de stad. En de regio Amsterdam
presenteerde zich als netwerkstad
met de tuinbouw als aanjager voor
de regionale economie en de stad-
landverbinding.
MarketingcampagneIn de nieuwe plannen zijn de twee mil-
joen bezoekers het minimumstreven.
Groningen gaat daarvan uit. Almere
verwacht hoger uit te komen. Amster-
dam rekent op drie miljoen bezoekers.
Boskoop hoopt zelfs boven de vier mil-
joen uit te komen. Elk bidbook bevat
een uitgekiende marketingcampagne
om zo veel mogelijk bezoekers te trek-
ken.
De potentiële organisatoren van de
Floriade denken er ondanks de huidige
crisis in 2022 financieel goed uit te
sprongen. Boskoop en Amsterdam
willen zo’n honderd miljoen euro
investeren en verwachten uit de kosten
te komen: Boskoop rekent op 300 tot
450 miljoen euro aan extra bestedin-
gen in de regio; Amsterdam op 440
miljoen. Groningen heeft het laagste
budget, 77 miljoen euro. Almere mikt
op een investering van 180 tot 230 mil-
joen euro en denkt tussen de 350 en
590 miljoen euro in de regio te kunnen
terugverdienen.
Alleen al als het om cijfers gaat, zijn de
plannen voor Floriade 2022 ambitieus
te noemen. Dat geldt ook voor de ont-
werpers die zijn aangetrokken: OMA
door Boskoop, West 8 door Groningen,
MTD Landschapsarchitecten door
Amsterdam en MVRDV door Almere.
Hun ruimtelijk ontwerpen lopen sterk
uiteen.
Menselijk gezichtHet hart van de Floriade in de regio
Boskoop ligt tegen Zoetermeer aan,
op de kruising van de A12 en de N209.
OMA deelt het landschap rond het
manifestatieterrein op in vieren: het
stadslandschap van Zoetermeer, het
polderlandschap van het Groene Hart
in het noordoosten, het produc-
tielandschap met de glastuinbouw
richting Bleiswijk in het zuidwesten
en het recreatielandschap van de Rot-
temeren in het zuidoosten. Deze vier
landschappen komen op het terrein
samen in een cirkel, met daarin een
afwisseling van de contrasten tussen
stad en land, dichtheid en leegte en
rust en drukte.
Groningen moet de Floriade worden
met een ‘menselijk gezicht’, als het
aan Adriaan Geuze van West 8 ligt. Het
manifestatieterrein ligt op het braak-
liggende voormalige fabrieksterrein
van de Suiker Unie aan de westelijke
ringweg. Dit is ‘gratis’ ruimte voor
een tijdelijke gebiedsontwikkeling tot
Floriade, tot het terrein in 2025 zijn
definitieve bestemming krijgt. Vanuit
dat gebied lopen verbindingen naar de
stadsparken en de binnenstad, waar
West 8 veel gebruik gaat maken van
bestaande gebouwen, waaronder de
Martinikerk. Ook komen er in de aan-
loop tot de Floriade twee opvallende
gebouwen bij: in 2013 het Infoversum,
een dome theater met 3D-bioscoop
voor wetenschap, cultuur en kunst,
en het Groninger Forum aan de Grote
Markt als huis van cultuur en informa-
tie in 2017.
Groene boulevardAmsterdam tovert Zuidoost in fasen
om tot een tuinbouwexpositie, daarbij
inspelend op de toekomstige ruimte-
lijke ontwikkeling. In leegstaande kan-
toren groeien straks groenten en fruit,
spoordijken en andere gebiedjes krij-
gen een tijdelijke invulling met bloem-
bollen, fruit- en notenbomen. In 2014
worden de flanken van het Bijlmerpark
ingeplant met bomen. Rond 2016
verrijst het gebouw De Staande Kas,
een icoon en administratief centrum
voor de Nederlandse tuinbouwsector,
Greenport Noord-Holland Noord,
Greenport Aalsmeer en de Tuinbouw-
raad. Rond 2018 moet er een groene
boulevard liggen en in 2020 krijgt de
Gaasperdammerweg een bouwkundige
invulling.
De Floriade in Almere is stedenbouw-
kundig de meest ambitieuze ingreep.
Uitgaande van de gedachte dat Almere
de enige stad is die uitgaat van de
filosofie van de garden city van de
Britse socioloog Ebenezer Howard,
en vasthoudend aan de groeifilosofie
van de stad, moet de Floriade een
‘Almere 2.0’ opleveren. Het vele groen
in Almere moet hierin beter gebruikt
worden, of zoals de auteurs van het
bidbook zeggen: ‘geactiveerd’, door
het te gebruiken voor hedendaagse
functies als voedselproductie, tuin-
bouw, gezondheid en zorg, kunst, cul-
tuur en educatie, recreatie, energie en
watermanagement. De Floriade moet
een ‘tapijt aan tuinen’ worden tussen
Almere Hout en het Stadshart, zodat
het nieuwe rechthoekige terrein via het
groen de stad verrijkt.
Martin Woestenburg
Vier regio’s strijden om Floriade 2022
Het ontwerp voor de Groningse Floriade van West 8.
MTD ontwierp een Floriadeplan voor Amsterdam-Zuidoost.
Plan voor de regio Boskoop door OMA. Het ambitieuze stedenbouwkundige plan van MVRDV voor een Almeerse Floriade.
10 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 11
strip Ronald van der Heideecho
De Crisis- en herstelwet krijgt een
vaste plek in de gereedschapskist
van de ruimtelijke ordening. De
Tweede Kamer heeft ingestemd
met een verlenging tot na 1 januari
2014, de oorspronkelijke einddatum.
De werking van de wet is en blijft
beperkt tot projecten die de minis-
ter-president aanwijst. Dit najaar
volgt alweer de zesde tranche.
In het ombuigen van de crisis in her-
stel heeft de Crisis- en herstelwet
(ingevoerd in 2010) weinig betekend.
Maar in de ambitie van de regering
om planologische procedures te ver-
lichten, heeft hij zijn waarde bewe-
zen. Infrastructuurprojecten konden
bijvoorbeeld eerder in uitvoering
worden genomen, zoals de snelweg
A4 door Midden-Delfland en de A74
bij Venlo. Een aantal omstreden
elementen van de wet maakte dat
mogelijk. Zo zijn beroepsmogelijk-
heden beperkt, waardoor onder
meer lokale overheden geen beroep
meer kunnen aantekenen, en de
eisen aan een milieueffectrappor-
tage zijn vereenvoudigd.
De werking van de wet blijft niet
beperkt tot het versnellen – volgens
tegenstanders het doordrukken
– van rijksprojecten. Gemeenten
profiteren in hun gebiedsontwik-
kelingsplannen van de mogelijkheid
om in tien jaar tijd naar de wettelijke
milieunormen toe te groeien en om
projecten gebundeld in de inspraak
te brengen. Verder is er meer
ruimte voor innovaties, ook als die
niet direct aan alle regels voldoen.
Voorbeelden zijn miniwindturbines
en waterwoningen. Nieuw is het
wetsonderdeel dat het gemakkelij-
ker maakt om af te wijken van een
bestemmingsplan. Dit moet het her-
bestemmen van leegstaand vastgoed
bevorderen.
Officieel is de Crisis- en herstelwet
nog niet permanent. Dat was wel het
voornemen van het kabinet, maar
de Raad van State oordeelde uiterst
kritisch, onder meer omdat de wet
nooit serieus is geëvalueerd. Die kri-
tiek is behendig omzeild door de wet
niet ‘permanent’ te maken, maar
‘voor onbepaalde tijd te verlengen’.
Evaluatie volgt in 2013. Een eventu-
eel permanent karakter is overigens
relatief, want het is de bedoeling dat
de wet opgaat in de integrale Omge-
vingswet. Invoering hiervan staat
voor 2017 op de agenda.
Peter Paul Witsen
Crisis- en herstelwet permanent verlengd
Met minder rijksadviseurs noodzaak van ontwerpkwaliteit blijven promoten
‘Zangers van zuinig aan’, noemt voor-
malig rijksbouwmeester Liesbeth van
der Pol het College van Rijksadviseurs
(CRA). Geen ruime adviezen of royale
gebaren meer; méér met minder luidt
het devies. Ook in de formatie van het
nieuwe College –met Frits van Dongen
(de huidige rijksbouwmeester), Eric
Luiten (rijksadviseur voor Landschap en
Water) en Rients Dijkstra (rijksadviseur
voor Infrastructuur en Stad) – klinkt de
crisis door. Gevraagd en ongevraagd
advies blijven de rijksadviseurs geven,
maar wel met één man minder.
LeegstandDe rijksadviseur voor Cultureel Erfgoed
valt af. Wim Eggenkamp, die de functie
van 2008 tot 2012 vervulde, krijgt geen
opvolging. In plaats daarvan maakt
cultuurhistorische expertise integraal
onderdeel uit van het nieuwe College.
Herbestemming en herontwikkeling,
Eggenkamps voornaamste thema’s,
blijven belangrijk, ook buiten de veer-
tig krachtwijken. ‘De nieuwe nieuw-
bouw’, noemt rijksbouwmeester Van
Dongen het zelfs. Vanzelfsprekend is
herbestemming echter nog lang niet,
ondanks het in 2010 door Eggenkamp
opgerichte H-team. Met één boerderij
toepasselijk deed hij dit niet met een
tekst, maar met een kaart, een waarop
steden en plekken multimodaal, dat
wil zeggen op meerdere wijzen bereik-
baar zijn. Auto, openbaar vervoer en
spoor worden verknoopt. Kennis wil
Venhoeven halen uit de analyse van
reeds bestaande knooppunten, zoals
de Zuidas of Zwolle. De opgebouwde
expertise wordt ingezet bij de vorming
van een zeer uitgebreid, multimodaal
mobiliteitsnetwerk.
De komkommertijd mag dan voorbij
zijn, de crisis is dat nog niet. De vraag
rijst dan ook of een dergelijk netwerk
en dergelijk hoge ambities realiseer-
baar zijn. Net als het vorige college,
hecht het nieuwe CRA veel waarde
aan de kracht van het ontwerp. Een
geheim wapen, daarvan is rijksadviseur
Rients Dijkstra overtuigd: ‘We moeten
de sterke kanten van de Nederlandse
ontwerpcultuur opnieuw tot leven
wekken.’ Als hoofdarchitect van het
Rotterdamse Maxwan Architects
and Urbanists, geeft Dijkstra zelf het
goede voorbeeld. En ook de nieuwe
rijksadviseur voor Landschap en Water
is afkomstig uit de ontwerppraktijk.
Naast hoogleraar Cultuurhistorie en
ontwerp aan de TU Delft, is Eric Luiten
werkzaam als landschapsarchitect.
LeefomgevingNaast het ontwerp moet het belang van
echte samenwerking worden erkend,
zo meent Dijkstra. Tussen mensen en
tussen opgaven; iets wat zich volgens
Dijkstra onder andere moet vertalen
in ‘een belangstelling voor de cultu-
rele, sociale én economische kanten
van stadsontwikkeling’. Bovendien
is infrastructuur een onlosmakelijk
onderdeel van onze leefomgeving, zo
vindt de kersverse rijksadviseur. In het
eerste advies van het nieuwe college,
‘Actieagenda architectuur en ruimtelijk
ontwerp 2013-2015’ dat in september
verschijnt, zijn de visies van de nieuwe
rijksadviseurs verder uitgewerkt. Vast
staat de aandacht voor integraliteit:
die blijft rondzingen, met een stem
minder of meer.
Madelief ter Braak
per dag en twee kerken per week, groeit
de leegstand immers gestaag. Boven-
dien worden de komende jaren vele
rijksgebouwen- en terreinen afgestoten.
Als thema is herbestemming echter wel
op de kaart gezet. Dat geldt ook voor de
publieke waarde van het landschap, de
verbinding tussen landschap en natuur,
de koppeling van infrastructurele aan
ruimtelijke opgaven en een zorgvuldige
vormgeving van het snelwegenland-
schap. Niet voor niets is ‘Op de kaart
gezet’ de titel van de afscheidspubli-
catie van het college waarin naast de
verdiensten van voormalig rijksadviseur
Eggenkamp, ook die van Yttje Feddes
(Landschap) en Ton Venhoeven (Infra-
structuur) worden belicht. Van windtur-
bines tot het wijkenprogramma, en van
de MIRT-verkenning tot multimodale
knooppunten – het scheidend college
heeft veel zaken op de agenda gezet.
KaartOp de kaart of er af, multimodaal blijft
een vrij abstract begrip. Tijd voor uitleg,
zo vond ook Venhoeven. In zijn advies
‘Over stad, spoor en snelweg’ dat op
3 juli tijdens de wisseling van het col-
lege werd gepresenteerd, licht de voor-
malige rijksadviseur het begrip toe. Heel Het nieuwe CRA: Eric Luiten, rijksbouwmeester Frits van Dongen en Rients
Dijkstra.
12 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 13
WeerwerkIn juli las ik dat de provincie Groningen zeventien miljoen euro scha-devergoeding gaat vragen aan twee grote aannemers, wegens onenig-heid over het ‘woonproject’ Blauwestad. De aannemers waren betrok-ken bij de ontwikkeling van die mislukte stad in Oost-Groningen en besloten uit de onderneming te stappen; ter compensatie zouden ze tweehonderd van de onbebouwde kavels aankopen, maar dat deden ze niet en de provincie besloot naar de rechter te gaan. Uit nieuwsgie-righeid en omdat ik een stuk over de dichter Bert Schierbeek (1918-1996) wilde schrijven ging ik er weer eens kijken, bij Beerta, het dorp dat Schierbeek zo lyrisch, spottend en soms ronduit kwaad oproept in zijn baanbrekende bundel Weerwerk uit 1977.Als je bij Beerta op de nieuwe rotonde de goede afslag neemt, zie je in het wonderlijk ingerichte landschap al meteen een knalrood bouw-sel in de verte, postmodernig in zijn luidruchtige aanwezigheid, die aan een televisiereclame doet denken, de platte gevel beletterd met de niet te missen mededeling BLAUWE/STAD, weerspiegeld in het water van het meer waaraan de plannenmakers zich zo’n 1500 wonin-gen hadden gedroomd. Dit was het boerenland waarover Schierbeek schreef: ‘...en wel heel het land in korengeel en gras-/groen en de beesten en ook de mensen heel klein midden/in het gele zinderende koren’.Van die 1500 woningen waren er 180 verkocht in 2010 en nu drup-pelt het nog zo’n beetje door, en dat zie je als je door het gebied van Blauwestad rijdt: over grote afstanden lopen de smalle wegen langs lege kavels. Mij valt het woord gesneden in, dat Schierbeek, geboren in Glanerbrug maar opgegroeid in Beerta, gebruikt om het verschil tussen de dorpen van zijn kindertijd en het landschap van nu feilloos aan te geven:
denk ik:in de dagen van het dorphad het gezicht nog de schijnvan onschuldwerden de eerste verrukkingenen verschrikkingenervaren binnen de tuinen enboomgaarden sloten en weilandeneindeloze velden en polders diezich aan elkaar vermenigvuldigdenin een vreemde mystiek diesamenhangt inderdaad met misten gevoelens gevoed door in elkaarvloeiende beeldenniet gesneden zoals later
‘Mislukt door de crisis, Blauwestad,’ zeggen de verantwoordelijke autoriteiten zorgelijk. Maar we weten inmiddels ook hoeveel dit soort megalomane ondernemingen met hun onverschilligheid tegenover het landschap hebben bijgedragen aan de crisis.
Willem van Toorncolumnecho
Louis Le Roy (1924–2012): estheet en wilde-tuin-filosoof
Op 87-jarige leeftijd is op 15 juni
kunstenaar, ecofilosoof en wilde-
tuinman Louis Le Roy overleden. Le
Roy werd bekend van zijn Ecokathe-
draal en was in Groningen zijn tijd
vooruit als tuinarchitect.
Architectuur die nooit af is, omdat
de natuur het werk van de ont-
werper overneemt – zo zou je de
denk- en werkwijze van Louis Le
Roy kunnen omschrijven. Le Roy in
een documentaire uit 2003: ‘Ik ben
estheet, ik zet een ding neer, en dan
geef ik dat ding aan de natuur terug.
Dat wil zeggen, de natuur pakt het in
en mijn esthetiek verdwijnt.’
Le Roy was tekenleraar en kunste-
naar toen hij zich in de jaren zeven-
tig ontpopte als tuinarchitect, maar
eerder noemden mensen hem eco-
filosoof of wilde-tuinman. Hij werd
bekend van zijn ambitieuze project
honderd meter hoog bouwsel dat
nog tijdens de bouw door de natuur
wordt overwoekerd.
Le Roy zag zijn bouwsel als een orga-
nische en intuïtieve fusie van cultuur
en natuur en als een doorlopend,
bijna levend project. ‘Mensen zeg-
gen: houdt u nou nooit op? Ik zeg: ik
begin elke dag overnieuw.’ Deson-
danks bouwde hij zijn Ecokathedraal
heel precies uit, met planmatigheid
en esthetisch gevoel. Het is geen
grapje, stelde hij, het is een project
waarin mensen – en steeds meer
mensen kwamen hem helpen – leren
bouwen en leren omgaan met de
natuur.
Vanaf 1973 werkte Le Roy aan het
project Wilgenbos in de Groningse
wijk Lewenborg, waar hij volgens
dezelfde principes samen met de
bewoners een park ontwikkelde. Op
het kale stuk grond werden wilgen
geplant, bloemen ingezaaid, en
bouwden bewoners met sloopmate-
riaal aan stenen piramides en andere
bouwsels. Een combinatie van par-
ticipatief ontwerpen en cradle to
cradle avant la lettre.
De Ecokathedraal wordt nu beheerd
door Stichting Tijd, die ook via sym-
posia, boeken, website en artikelen
het gedachtegoed van Le Roy levend
houdt. Op 10 oktober, de ‘dag van
de duurzaamheid’, is in Mildam
de Ecokathedraal voor iedereen te
bezoeken.
Martin Woestenburg
Een ontwerp voor een ‘biertuin’
voor een festival in het Franse
Chaumont-sur-Loire en een plan van
de gemeente Amsterdam voor een
buitendijks park aan de Amstel. Dat
waren de winnaars van de streetpitch
die de NVTL op 14 juni organiseerde
tijdens het evenement Street-
Days voor landschapsarchitectuur
en openbare ruimte. Een vakjury
bestaande uit landschapsarchitect
Eric Luiten, beeldend kunstenaar
Erick de Lyon en Christiaan Beek-
huis van de gemeente Delft, koos de
twee ontwerpen uit vijftien pitches,
presentaties van vijf minuten. In Le
jardin de la bière van Joost Emmerik
wordt de inrichting bepaald door de
ingrediënten van de productie van
bier, zoals hop en gerst, voldoende
voor de productie van tweehonderd
liter bier aan het einde van het fes-
tival. Het park in Amsterdam, ont-
worpen door de Dienst Ruimtelijke
Ordening van de gemeente op basis
van een eerdere ontwerpwedstrijd,
moet aan passanten een ruim uit-
zicht gaan bieden op de rivier. Het
ontwerp voorziet in een open zicht
aanmoedigingsprijs uitgereikt aan
Jacqueline Ram van Hogeschool Van
Hall Larenstein voor haar pitch De
Waterfabriek.
Bert Bukman
naar de rivier en het gebruik van
duurzame materialen. Ook komen
er horecagelegenheden en een pas-
santenhaven in de buurt, evenals
een drijvend zwembad. Ten slotte
werd tijdens de streetpitch een
Landschapsarchitect Michael van
Gessel is met het renovatieproject
voor landgoed Twickel genomineerd
voor de Rosa Barba European Land-
scape Prize. De andere genomineer-
den zijn: Robbel Steffan, Jacqueline
Osty, Michel Desvigne, Martí Franch
Batllori, Marianne Mommsen en João
Ferreira Nunes. De winnaar wordt op
28 september bekendgemaakt. De
genomineerde projecten zijn vanaf
27 september te zien tijdens de
Biënnale in Barcelona. (B.v.d.K.)Meer op www.coac.net/landscape
De masteropleiding Stedenbouw
aan de Academie van Bouwkunst in
Amsterdam heeft Arjan Klok aange-
steld als afdelingshoofd. De komende
vier jaar wil Klok naar eigen zeggen
de nieuwe lichting stedenbouwkun-
digen zo veelzijdig mogelijk opleiden.
Daarbij wil hij studenten leren om
in te spelen op huidige condities en
dit te vertalen naar heldere en pak-
kende voorstellen. Na zijn studie
aan TU Delft heeft Klok zich vooral
beziggehouden met de inpassing van
grootschalige infrastructuur in onder
meer Leidsche Rijn, de Amsterdamse
Zuidas en stationsomgevingen van
Utrecht Centraal, Tilburg en Ensche-
de. (B.v.d.K.)Zie verder www.ahk.nl
Prijzen voor een biertuin en een buitendijks park
Arjan Klok als leermeester
de Ecokathedraal in Mildam. Daar
werkte hij met sloopmateriaal uit
de bouw aan een, in navolging van
de middeleeuwse kathedralen, dui-
zend jaar durend bouwproject dat
uiteindelijk moet resulteren in een
Nominaties Rosa Barba prijs
Genomineerd: het project Cap de
Creus van Martí Franch.
De biertuin van Joost Emmerik.
Plan voor een buitendijks park aan de Amstel door DRO.
De Ecokathedraal – Louis Le Roys kunststukje.
14 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 15
echo
Knipperen met je ogen, druppels spetteren in je gezicht. De fontein van de Lustgarten, Berlijns’ oudste publieke tuin, biedt verfrissing, hier op het museu-meiland. Door je wimpers en het water, heb je zicht op de beruchte Berlijnse Dom, in bombastische neo-barrok, en het Altes Museum, een neoclassicistische tempel van vorming en verhevendheid. En leegte aan de andere kant: het enorme Stadtschloss is al in 1950 door de communisten gesloopt. Maar erg is dat niet; op hete dagen zoekt men immers verkoeling, geen cultuur.In de schaduw van de granieten schaal puffen toe-risten uit van wat Berlijn te bieden heeft. Ooit een drassige zandbank in de stadsrivier Spree, biedt het museumeiland heel veel kunst, en nog veel meer geschiedenis. Als tuin van het Stadtschloss, maakten sculpturen, fonteinen, moestuinen, exotische planten en onderaardse grotten, een wandeling in de Lust-garten tot een waar genot. Keurige plantenbakken en kortgeknipt gras in geometrische patronen, doen het vandaag de dag ook goed. Onder de nieuw aange-plante lindebomen is het nog altijd lekker lummelen.Stofwolken en soldatenlaarzen maakten een einde aan de rust, toen de Lustgarten in de achttiende eeuw werd omgevormd tot paradeplaats van de Pruisische keurvorsten. De heftige emoties bleven, ook toen de fameuze vormgevers Schinkel en Lenné de exercitie-plaats honderd jaar later weer omvormden tot open-bare tuin. Tussen de bloemenperken protesteerden 500.000 Berlijners in de Weimartijd tegen de opko-mende rechts-radicalisering, maar baten mocht het niet. Gras maakte wederom plaats voor steen, waar-over strijdliederen en Heil-Hitlers zouden galmen.Kyrieleis, klinkt vandaag maar net boven het geklater
van de fontein uit. Een hoog en ijl gehum is het, met lang niet zoveel overtuigingskracht. De spelende kin-deren rondom de fontein, springend van steen naar steen, nemen nauwelijks notie van de groep. Geen rood-zwarte vlaggen, vaandels, of lichtbundels dit keer. Enkel een bord, met ‘Jesus Rettet’ erop. Onder-aan bevindt zich een bebrild jongetje, die wat draalt van links naar rechts. Het is ook een zware boodschap, die hij te verkondigen heeft.‘Rettung in letzter Minute’, staat er op het papiertje dat een langgerokte vrouw mij in de handen drukt. Hitler of de Here: de Lustgarten is nog altijd de plek waar meningen worden gemanifesteerd. Papier, steen of gras; het medium doet er eigenlijk niet zoveel toe. De huidige vorm van deze openbare ruimte grijpt terug op een minder omstreden geschiedenis. Op de grasperken van vóór de stenen nazi- en DDR-parade-plaats. En op de vroegere fontein, nu in een modern jasje gestoken. De aantrekkingskracht blijft dezelfde, ook voor het bebrilde jongentje. Zonder bord en zonder boodschap, huppelt hij vrolijk de verkoeling tegemoet.
Madelief ter Braak
standplaats berli jn
Lustgarten
Het Nederlands Architectuurinstituut
(NAi) fuseert met Premsela (Neder-
lands instituut voor design en mode)
en Virtueel Platform (kennisinstituut
voor e-cultuur) tot een nationale
instelling voor architectuur, design
en e-cultuur. De fusie is een gevolg
van de bezuinigingen in de cultuur-
sector. Toch adviseerde de Raad voor
Cultuur de staatssecretaris om het
nieuwe instituut 7,8 miljoen euro
subsidie in het vooruitschiet te stel-
len.
Directeur van het nieuwe insti-
tuut wordt Guus Beumer, nu nog
directeur van het cultuurcentrum
Marres en NAiM/Bureau Europa in
Maastricht. In september wordt de
nieuwe naam van het fusie-instituut
bekend gemaakt.
Onder architecten bestaan zorgen
over het samengaan van de insti-
tuten. Volgens het beleidsplan van
de nieuwe instelling krijgen de drie
werkvelden evenveel aandacht. Dit
kan, zo laten architecten weten in
Zorgen om fusie architec-tuurinstituten
Bouwen volgensPlayboy
Je zou er misschien niet meteen
opkomen, maar het mannenblad
Playboy heeft in de jaren vijftig en
zestig de nodige invloed gehad op
smaak ontwikkelen. Meer hierover is
te zien op de tentoonstelling ‘Play-
boy Architecture 1953-1979’ van 29
september tot 13 januari in NAIM/
Bureau-Europa in Maastricht. Aan
de hand van foto’s, films, interviews
en designobjecten is te zien hoe
Playboy architectuur inzette om te
verleiden. (B.v.d.K.)Zie www.bureau-europa.nl
Foto
Han
s Pe
ter
Föllm
i
Groene biënnaleDe volgende editie van de Internatio-
nale Architectuurbiënnale in Rotterdam
(IABR) heeft als onderwerp Urban by
Nature. Curator is landschapsarchitect
Dirk Sijmons. In mei 2014 kan de bezoe-
ker door het oog van de landschapsar-
chitect kijken naar stedelijke problemen
als waterbeheer, voedselproductie,
afvalverwerking, energieopwekking,
infrastructuur en ecologie. De biënnale
behandelt thema’s als de relatie tussen
stad en natuur, de stad als natuur en
de stad als zelfregulerend organisme.
(B.v.d.K.)Zie www.iabr.nl
Faro krijgt internationale erkenning
Voor het in 2011 opgeleverde hou-
ten kerkje in het Gelderse Elspeet,
is Faro architecten bekroond met
een International Architecture
Award. Het gebouwontwerp is een
verwijzing naar de vele schuur- en
schuilkerken die in de omgeving
van Elspeet hebben gestaan. Deze
sobere kerkjes waren eenvoudige
ontmoetingsruimten waar men
samenkwam om uit de bijbel te
lezen. Voor het kerkje van Faro is
gebruik gemaakt van gerecycled
hout uit een oud klooster, de muren
en daken zijn voorzien van vlasde-
kens. (B.v.d.K.)Zie www.faro.nl voor meer informatie
een artikel in de Volkskrant, ten koste
gaan van de vernieuwing van het
architectenvak.
In diezelfde krant laat vertrekkend
NAi-directeur Ole Bouman weten:
‘Als ik wegga, heb ik zes jaar bij het
instituut gewerkt. De bezoekersaan-
tallen zijn toegenomen en er waren
mooie tentoonstellingen, lezingen en
debatten. Het is aan iemand anders
om dit nieuwe instituut van de grond
te krijgen.’
Mark Hendriks
architectuur en design. Dit bewijst
het promotieonderzoek van profes-
sor Beatriz Colomina en de daaruit
voortvloeiende tentoonstelling
‘Playboy Architecture 1953-1979’.
Playboy wilde door het aanmeten
van een nieuwe identiteit aan de
man, hem bevrijden van de trut-
tigheid van het gezinsleven in de
Amerikaanse buitenwijken en hem
transformeren tot een felbegeerde
vrijgezel. Daarmee kon hij zich, net
als de feministische vrouw, onder-
scheiden als individu en zijn eigen
Foto
Bru
ce D
avid
son/
Mag
num
/HH
Welke stad wil tegenwoordig niet
duurzaam zijn? Brussel doet deze
zomer een duit in het zakje met
de manifestatie Parckdesign 2012
– Garden. Brussel is een van de
groenste steden van Europa. De par-
ken en perken zijn echter ongelijk
verspreid over de stad. Garden con-
centreert zich daarom in de stenige
wijken Kuregem en Molenbeek. De
organisatie stelt dat door braaklig-
gende en verwaarloosde terreinen
in het stadsweefsel te integreren,
een bijdrage wordt geleverd aan
‘de opbouw van een duurzame stad
die dichter bij de bewoners en de
gebruikers staat’.
Twaalf teams van landschapsarchi-
tecten en kunstenaars manifesteren
zich vier maanden in hoekjes bij
bruggen, op daken, binnenhoven en
veldjes. Steeds leggen zij een kop-
peling naar de gebruikers en het
gebruik. De Belgisch/Franse Studio
Basta & Wagon Landscaping bouwt
een stellage tegen een gebouw in
de Birminghamstraat: Le jardin de
l’eSKYlier. Op het bovenste platform
weelderige moerasvegetatie op het
terrein nodigt al uit tot een ont-
dekkingsreis. De koppeling van de
begroeiing en ondergrond met een
biologisch waterzuiveringssysteem
maakt het nog eens extra spannend.
Voor het overige bevat Parckdesign
de inmiddels vertrouwde moes-
tuinen, oogstfeesten, buurtbar-
becues, en collectief getimmerde
straatmeubels, die met het oog op
bestendiging zijn ontwikkeld samen
met lokale verenigingen, bewoners
en eigenaren. Geen verrassende
ontwerpen, maar prettige dagelijkse
plekken voor de mensen die hier
wonen.
Martine BakkerParckdesign 2012 - Garden duurt tot en
met 14 oktober.
Vrolijk duurzaam in Brussel
ligt een kleine beschutte tuin met
een grandioos nieuw uitzicht.
Kunstenaar Jeanne van Heeswijk en
landschapsarchitect Marcel Vander
Meijs leveren met Trash Taxi com-
mentaar op het afval op straat. Zij
filmden gesprekken met buurt-
bewoners die in een taxi worden
afgespeeld. Wie meerijdt krijgt de
mogelijkheid om zelf ook wat op te
ruimen – op de imperiaal staan rie-
ten vuilnismanden, in de taxi liggen
prikkers.
Architecten van het Rotterdamse
bureau Ooze en de Sloveense kun-
stenaar Marjetica Potrc gebruiken
een drassig voormalig Shell-terrein
om de waterkwaliteit van Brussel
aan de kaak te stellen. Hun project
heet Source de Friche, wat letterlijk
braaklandbron betekent. Alleen de
^
De tuin Source de Friche.
16 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 17
In de Kop van Noord-Holland vecht de landbouw om te overleven. Het landschap veran-dert daardoor ingrijpend maar agrariërs staan op het standpunt dat landschapskwaliteit iets is van de overheid en niet van henzelf. Dat constateerde het onderzoeksprogramma Nieuw Landschap na interviews met agrarische en verwante bedrijven. De oplossing? Partijen bij elkaar brengen met nieuwe verhalen over waarden in het gebied.
Peter Paul Witsen
mineralenboekhoudingen. Maar al die tijd schom-
melt de prijs die zij voor de melk krijgen tussen de
dertig en vijfendertig eurocent per kilo. Geen won-
der dat het landschap, hun bedrijfsruimte, veran-
dert. Veehouders zochten andere manieren om
de inflatie, meer dan honderd procent sinds 1980,
bij te benen. Automatisering, schaalvergroting,
nevenactiviteiten. Toen Jan Swaag en zijn broer
Klaas de melkveehouderij zo’n tien jaar geleden
van hun ouders overnamen, hadden ze groei nodig
om te overleven. Plattelandsverbreding was hun
stiel niet, een windturbine mocht niet, dus kozen
ze volledig voor hun vee. Maar op de kavel waar
de familie al eeuwenlang boerde, was geen plaats
voor 120 koeien en een ruime loopstal. Even leek
het of ze naar de Wieringermeer moesten vertrek-
ken, maar uiteindelijk konden ze verhuizen naar
een andere kavel in Barsingerhorn. Op de oude
familiekavel staan nu zeven villa’s. ‘Onze stal
beschikt over ligbedden, massageborstels en open
zijkanten voor frisse lucht’, zegt Swaag trots, ‘er
staan twee melkrobots, waar de koeien zelf heen
lopen.’ Ze hoeven de staldeuren alleen maar open
te zetten en de koeien hebben de keus: gaan ze de
wei in of blijven ze binnen.
Het wordt steeds duidelijker: de motor achter het
nieuwe landschap in de Kop van Noord-Holland
ligt bij relatief onzichtbare familiebedrijven.
NieuwLandschap interviewde tien van deze bedrij-
ven. Agrariërs, maar ook een makelaar in grond,
een aannemer die jarenlang het beheer van de
Afsluitdijk voerde, een handelsonderneming in
boormateriaal. Zij zoeken groei, nieuwe markten,
moderne bedrijfsmethoden. Maar ze blijven zo
veel mogelijk hun geboortegrond trouw.
‘We stonden voor de keuze: we veranderen van
omgeving of we veranderen de omgeving’, zegt
Anton Hiemstra van de aardappel- en groente-
handel Hiemstra. De familie koos voor het laatste.
‘Veranderen’ is een understatement: ze hebben
het oude akkerland tussen Medemblik en Mid-
denmeer ingrijpend getransformeerd. Hiemstra
BV is namelijk verantwoordelijk voor de komst
van Agriport A7. Deze clustering van grootschalige
tuinbouw, vollegrondsteelt en logistieke bedrijven
was nodig, zegt Anton Hiemstra, omdat het bedrijf
buren nodig had. ‘Het was zelfs zo dat de Noord-
Hollandse supermarktketen Deen, met zijn win-
kels bij wijze van spreken om de hoek, tegen ons
zei dat hij zijn ijsbergsla liever uit Venlo haalde,
omdat hij daar toch naartoe moest.’ Om in de Kop
van Noord-Holland te blijven, moest het bedrijf
voor zijn eigen concurrentie zorgen. ‘Dan wordt de
regio interessant voor leveranciers en klanten. In
plaats van én naar Zwaagdijk én naar Langendijk
én naar Middenmeer hoeft zo’n bedrijf nu alleen
maar naar Agriport te rijden.’
Hiemstra is inmiddels bezig om Agriport uit te
bouwen tot wat hij noemt een ‘synergiepark’ met
een gesloten energienetwerk. Restwarmte van de
tuinbouw wordt door andere bedrijven gebruikt,
waaronder in de toekomst misschien een datacen-
ter, en er liggen plannen voor een glasfabriek die
CO2 aan de tuinbouw levert.
Dit soort samenwerking is onder de Noord-Hol-
landse familiebedrijven zeldzaam. Uit de gesprek-
ken komt een beeld naar voren van harde werkers
en korte lijnen, bedrijven met hondstrouw per-
soneel die al generaties lang in de regio aanwezig
zijn (‘We hebben hier een monteur van tachtig
jaar, Herman, die heeft nog met opa gewerkt’, ver-
telt aannemer Klein). De bedrijven werken niet erg
planmatig, hebben weinig contact met onderne-
mers in andere sectoren en zijn wars van uiterlijk
vertoon. Of het nieuwe landschap zeggingskracht
heeft, of de regio er over dertig jaar trots op is, dat
zijn vragen die ver van hun bed staan.
‘Ik vind dat de discussie te veel over beeld en
esthetiek gaat, zonder dat men in ogenschouw
neemt wat een dergelijk initiatief betekent voor
het gebied.’ Dat zegt Tom de Graaf, die als cam-
pinghouder toch alle baat heeft bij een hoge
landschapskwaliteit of, zoals hij het zelf uitdrukt,
‘een vibrerende omgeving’. Het initiatief waar
hij het over heeft, is de uitbreiding van zijn eigen
kampeerterrein Callassande bij Callantsoog. Hij
heeft een landschapsarchitect in de arm genomen,
Dorien de Boer van Studio Groenberg, die het
nollenlandschap doortrok naar het kampeerter-
rein. Langs de uitbreiding komt een duinrand die
ook als verbinding dient met het natuurgebied
bij Abbestede. De Graaf staat daarnaast ruim drie
hectare grond af voor de ecologische hoofdstruc-
tuur. Toch heeft hij zijn plan naar eigen zeggen ‘in
allerlei commissies moeten toelichten, tot aan de
Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling toe’
– de provinciale adviescommissie die zich buigt
over alle bouwinitiatieven in het landelijk gebied.
Die vond de duinstrook een mooie lijst, maar miste
het schilderij.
De Graaf kreeg uiteindelijk zijn vergunning. Zoals
ook Hiemstra en Swaag hun bedrijven konden
uitbreiden. Maar van harte leek het allemaal niet
te gaan. ‘Zowel bij de overheid als bij de bedrijven
is een cultuuromslag nodig’, is de conclusie van
onderzoeksleider Miranda Reitsma. ‘De plan-
kroniek van het nieuwe landschap
ningstermijnen van de overheid hebben niets te
maken met de dynamiek van de ondernemers.
En bij ondernemers heerst de pavlovreactie dat
landschapskwaliteit iets is van de overheid, niet
van henzelf.’ In plaats van gebiedsvisies zou je
verhalen moeten creëren, vindt Reitsma, bijvoor-
beeld over de agrarische innovatie of over het
kusttoerisme. ‘Zo’n verhaal geeft gelegenheid
om met elkaar waardediscussies te voeren. Die
waarden borgen de samenhang en zijn de dragers
van de ontwikkeling op lange termijn. Ze zijn ver-
bonden met schoonheid en geven er inhoud en
diepte aan.’
Zo komt NieuwLandschap opnieuw een stap ver-
der. Het ontwerpbureau LINT gaat aan de slag met
de verhaallijnen van de Kop van Noord-Holland,
op basis van de gesprekken die in de regio zijn
gevoerd en nog worden gevoerd. Tegelijk vinden
ook in West-Brabant bedrijfsinterviews plaats. De
bedrijfsstructuur is daar anders. Het zijn daar niet
zozeer familiebedrijven die de agrarische econo-
mie en het landschap bepalen, maar een aantal
grote bedrijven die aan de landbouw zijn gelieerd,
zoals Cargill en de Suiker Unie. Het zal weer ande-
re waarden en andere verhalen opleveren. Over de
biobased economy en de green chemistry campus
bijvoorbeeld. En over de suikerprijs, die ook al
dertig jaar hevig fluctueert zonder structureel
hoger te worden.
Blauwe Kamer volgt in 2012 het programma NieuwLand-
schap. Het onderzoeksteam zoekt naar ruimtelijke stra-
tegieën voor de transformatie van het landelijk gebied.
Het spitst zich toe de Kop van Noord-Holland, Zeeuws-
Vlaanderen en West-Brabant. Het team werkt samen
met de Eo Wijers-stichting, de Academie van Bouwkunst
Amsterdam, Wageningen University, het centrum voor
Beeldende Kunst Zeeland en de betrokken overheden.
De financiers zijn het Stimuleringsfonds voor de Archi-
tectuur, de provincies Noord-Brabant en Noord-Holland
en de regio Kop van Noord-Holland.
De portretten van tien familiebedrijven in de Kop van
Noord-Holland zijn gebundeld in een magazine dat op
17 oktober verschijnt.
‘De prijs voor de melk is al dertig jaar hetzelfde’,
zegt melkveehouder Jan Swaag uit Barsingerhorn
bij Schagen. ‘Dat geloof je toch niet? Wij worden
geacht duurzaam te ondernemen, en daar zijn we
best toe bereid, maar hoelang is dat vol te houden
als inkopers alleen geïnteresseerd zijn in de laagste
prijs?’
Sinds de jaren tachtig hebben de melkveehouders
heel wat stormen doorstaan. Melkplassen en boter-
bergen, fusies en superheffingen, stankcirkels en
‘We veranderen van omgeving of we veranderen de omgeving’
Met de klok mee: de families Hiemstra van Agriport, Schrijver van biologisch-dynamisch tuinbouwbedrijf De Lepelaar, Swaag op hun melkveebedrijf en De
Graaf van camping Callassande.
Foto
’s M
arco
Sw
eeri
ng
18 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 19
Foto
Chr
isti
aan
Krou
wel
scommentaar
‘In het ideale geval gaat een investeringsbank aan de slag, maar onder verantwoordelijkheid van de overheid, want die moet het project verant-woorden naar de burgers. Private partijen hebben alleen maar een ver-antwoordelijkheid naar hun aandeelhouders. De private partij levert het ontwerp, met de uitwerking en een marsroute van het uitvoeren ervan. Dat laatste gaat in Nederland telkens mis – er is hier geen enkele financi-ele partij die dit kan maar we zijn te arrogant om buitenlandse expertise in te huren. Dat zou een fractie kosten van wat we nu allemaal kwijt zijn aan tijdsoverschrijding en verspilling.
Hoe dan ook, participatie van private partijen vanaf het allereerste begin is ontzettend belangrijk.‘Het gaat om het creëren van betrokkenheid. Bij de Zuidasdok zegt de overheid tegen de private partijen: wij zullen die ondertunneling van de A10 wel maken hoor! Vervolgens hoeven die private partijen zich nergens druk om te maken en gaan achterover leunen. Later profiteren ze van de exploitatie van bijvoorbeeld kantoren of winkels. Als de pri-vate partij wél meefinanciert, en dus betrokken is, heeft zij er belang bij dat het zo goed en handig mogelijk gerealiseerd wordt, dat het efficiënt gebeurt. Publieke partijen hebben dat minder, zij zijn niet gewend om zich aan een planning te houden.‘Blauwestad en Meerstad in Groningen zijn voorbeelden van hoe het mis kan gaan. Het ontbrak aan transparantie, een andere voorwaarde voor een geslaagd project. Het gaat om belastinggeld, dus burgers hebben recht op informatie. Een tweede argument voor transparantie is dat je daarmee kennis mobiliseert. Als je dingen onder de pet houdt, doen alleen de partijen mee die bij het eerste dineetje aanwezig waren. Met zo’n onderonsje houd je expertise, bijvoorbeeld uit het buitenland, bui-ten de deur.’
Het geld moet terugverdiend worden door de verkoop van bouwrechten op de aan te leggen Zuidasdok. Is dat niet een enorme gok? ‘Er is nog steeds ontzettend veel leegstand in Amsterdamse kantoren, zowel in de private als publieke sfeer. Volstrekt absurd om in deze tijden nieuwe kantoren te bouwen. De malaise in de kantorenmarkt zou aanlei-ding moeten zijn om na te gaan of dat Zuidasproject wel op de voorgeno-men manier moet worden uitgevoerd.‘Men denkt: we zitten nu wel in een crisis, maar het gaat een keer over en dan wordt alles weer zoals het altijd was. Dat is een enorm misverstand, de wereld na de crisis is een heel andere dan ervoor. Consumenten zijn terecht voorzichtiger geworden, sparen voordat ze iets uitgeven, maken minder schulden en lossen schulden af. Dat vind ik heel positief, op die manier krijg je een veel gezondere economie. De nadruk komt veel meer te liggen op kwalitatieve economische ontwikkeling, op duurzaamheid, in plaats van kwantitatieve groei en consumentisme.’
Komt die tunnel er? ‘Ik moet nog zien of het nieuwe kabinet dit plan steunt. Velen maken zich druk over wat we aan Europa besteden, maar laten ze zich ook eens druk maken over wat we aan dit soort projecten in Nederland uitgeven. En is het op deze manier echt nodig? Er zijn altijd goede alternatieven.’
Annemiek Simons
Voor de aanleg van de ZuidasDok – de ondertunneling van de A10 over een lengte van 1,2 kilometer – leggen rijk, provincie Noord-Holland, stadsregio en gemeente Amsterdam samen 1,4 miljard euro op tafel. Private investeerders zijn afgehaakt. Emeritus hoog-leraar Economie Arnold Heertje vindt het absurd dat de overheid het hele plan financiert. ‘Niet alleen is het onbegrijpelijk dat de belastingbetaler hiervoor opdraait, ook creëer je zo geen enkele betrokkenheid.’
‘Amsterdam heeft geen expertise over het tot stand brengen van derge-lijke projecten. Amsterdam is groot in het maken van prachtige plannen, maar de uitvoering is abominabel – of het nu gaat om de Zuidas, de Noord-Zuidlijn, het Stedelijk Museum of IJburg. In heel Nederland ontbreekt deze expertise, al zijn er uitzonderingen, zoals in Rotterdam waar onlangs de Tweede Maasvlakte is afgerond. Een indrukwekkend project, volledig binnen de gestelde termijnen én binnen het gestelde budget. Dat zie je zelden in Nederland.’
Wat gaat er mis bij het Zuidasproject? ‘Bij dit soort grote projecten wordt altijd gesproken van samenwerken, zoals publiek-private samenwerking. Daar begint de dwaasheid want het gaat niet om samenwerking. Er zijn juist allemaal tegengestelde belan-gen, tussen private en publieke partijen, maar ook tussen de publieke partijen onderling en de private partijen onderling. Om toch tot iets gezamenlijks te komen kun je beter spreken van een constructie, een bouwwerk. Hierin leg je vooral juridische zaken, zoals risicoverdeling, grondig vast, juist om ruzie te voorkomen. Bij de overheid, zeker de Amsterdamse, ontbreekt hiervoor de expertise. Job Cohen zei het al eens: “Wij zijn allemaal amateurs”.’
Waar zit de expertise wel?‘Bijvoorbeeld bij grote investeringsbanken als Morgan Stanley, Salomon Brothers, Goldman Sachs. Zij hebben zeer gespecialiseerde kennis in huis. Vervolgens zijn er een paar uitgangspunten. Het eerste is dat je bij je ontwerp en aanleg het gebruik meeneemt. Dat moet je niet scheiden van elkaar, dus niet eerst iets neerzetten en hopen dat er vanzelf mensen op af komen die het gaan gebruiken. Dat ging mis bij de Betuwelijn: we maken het en later zien we wel wie het wil gebruiken.‘Een tweede punt is dat je niet moet beginnen met de discussie over financiering. Dat is juist het sluitstuk. Eerst moet je een duidelijk busi-nessplan hebben, je moet precies weten wat je wilt, tot in de kleinste details. En als de toekomst onzeker is, moet je zorgen dat in het plan voldoende ruimte is voor flexibiliteit. Maar dan moet je ook weten via welke juridische weg de ingebouwde ruimte in je plan benut kan worden: wie doet wat, wie draait op voor welke kosten, wie draagt risico’s? Bij de Noord-Zuidlijn ontstond er ruzie tussen de bouwers, die op een bepaald moment gewoon het werk neerlegden. Niemand wist wie er voor de kos-ten ging opdraaien.’
Hoe ziet een project als de Zuidas er in het ideale geval uit? ‘Dan is ervoor gezorgd dat het grootste deel van het risico bij private par-tijen ligt in plaats van bij publieke. Die hebben de kennis niet. Het kan zo zijn dat de overheid de regie heeft, maar een aanjager moet ze nooit zijn.
‘We hebben grote buitenlandse investeerders nodig’
Econoom Arnold Heertje over zin en risico’s van de A10-ondertunneling bij de Amsterdamse Zuidas
20 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 21
Landschapsarchitectuur- en stedenbouwbureaus gaan de grens over
Weg van de crisis
Impressie uit het masterplan van CULD voor Madinat Zayed in het westen van Abu Dhabi.
22 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 23
erg verschillen. ‘Wat planningscultuur betreft zijn Denemarken en Zwitserland vergelijk-baar met Nederland. Maar vlak over de grens, in België, heerst een heel andere traditie. Gebiedsontwikkeling is daar lastig, die praktijk kennen ze niet. In Nederland hebben we een lange planningstraditie, zowel stedelijk als lan-delijk, voortkomend uit gebiedsoverstijgende opgaven zoals waterbeheersing, landinrichting en grootschalige naoorlogse woningbouwop-gaven. We zijn gewend om integraal te ontwer-pen; werken aan landschappelijke opgaven betekent ook nadenken over recreatie, land-bouw en natuur. In de stedelijke context kno-pen we opgaven rondom verkeer en openbare ruimte, en stedenbouw aan elkaar. In Engeland bijvoorbeeld is het moeilijk om opgaven inte-
‘Je kunt in deze tijd twee dingen doen: kreu-nen en omvallen of verder kijken’, aldus landschapsarchitect en stedenbouwer Cor Geluk. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. De internationale markt is een veelkoppig monster. Wie hem wil temmen moet beschik-ken over een fikse portie geduld, blijkt na een rondgang langs een aantal ontwerpbureaus. De stap maken naar het buitenland betekent eerst flink investeren in tijd en geld. Jammer dus voor bureaus die bijna omvallen. Zij zijn te laat. De eerste investering is niet het kopen van een ticket, maar een nadere beschouwing van eigen kwaliteiten en wensen. ‘Weet wat je wilt en kunt voordat je je grenzen verlegt’, vertelt Mathias Lehner, werkzaam als programma-
manager internationaal bij de belangenvereni-ging van architecten BNA. Hij raadt bureaus aan te onderzoeken of ergens in het buitenland behoefte is aan een bepaalde expertise. Wie bijvoorbeeld de Duitse markt denkt te kunnen bestormen omdat hij zo duurzaam kan ont-werpen komt van een koude kermis thuis. ‘Wat duurzaam bouwen betreft zijn onze oosterbu-ren veel verder dan wij’, aldus Lehner. Landen dichtbij hebben niet automatisch een context waar je gemakkelijk bij kan aanhaken.
Lange planningstraditieMartin Knuijt weet er alles van. Hij werkt met zijn bureau OKRA voornamelijk aan projecten in West-Europa. Ervaring leerde hem hoe tus-sen Europese landen de ruimtelijke tradities
Steeds meer ruimtelijk ontwerpers
proberen in het buitenland
opdrachten te krijgen. Daar
is nog markt voor projecten
die in Nederland schaars zijn
geworden, zoals woningbouw of
gebiedsontwikkeling. Een rondgang
langs ontwerpers op zoek naar
ervaringen met cultuurverschillen en
de sterke kanten van de Nederlandse
ontwerperswereld. ‘Nederlandse
ontwerpers zijn getraind in de
communicatie met burgers en
onervaren opdrachtgevers.’
Marieke Berkers
Werknemers in het door Khandekar BDP ontworpen Nirlon IT-park in de Indiase stad Mumbai.
Voor de herinrichting van de publieke ruimten in de Zwitserse stad Basel greep OKRA terug op
landschappelijke aanknopingspunten, zoals hoogteverschillen en het groene karakter.
Onder meer door de ‘Arabische lente’ van 2011 is de bewonersparticipatie in planprocessen in het Midden-Oosten toegenomen.
24 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 25
graal aan te pakken. Daar is particulier eigen-dom veel belangrijker dan hier.’ De specifieke Nederlandse kwaliteiten kwa-men OKRA goed van pas bij de prijsvraag Gestaltungskonzept Innenstadt Basel die het bureau vorig jaar won in samenwerking met Maxwan en Basler&Hofmann. Het ont-werpteam werkt nu aan een strategie voor de transformatie van de publieke ruimte ter vergroening en verlevendiging van de stad. Aanknopingspunten in het landschap, bij-voorbeeld de hoogteverschillen en het groene karakter zijn er in het verleden niet zichtbaar gemaakt. Asfalt overheerst. ‘In Zwitserland merk je dat in Noord-Europa groen in de stad veel intensiever van karakter is. Kijk bijvoor-beeld hoe verschillend kerkhoven eruitzien; groen in Noord-Europa en stenig in het zui-
den. Dat stenige tref je ook aan in de openbare ruimte, zoals de asfalt voetgangersgebieden in Zwitserland.’ De ontwerpers moesten de stad als het ware open pellen om structuren bloot te leggen die houvast gaven voor het ontwik-kelen van een groene en levendige openbare ruimte. Daarnaast moest de verhouding tussen auto’s en voetgangers veranderen. Het denken vanuit gedeelde ruimte, shared space in ontwer-persjargon, is in Nederland meer gemeengoed dan in Zwitserland.
WoestijnzandDe vraag rijst wat de buitenlandse opgaven betekenen voor de eigen organisatie. OKRA trok buitenlandse ontwerpexpertise aan. Binnen het bureau begint zo de culturele uitwisseling al. Anderen kiezen voor samen-
werkingsverbanden. Zo richtten Cor Geluk, Huub Juurlink en Jaakko van ’t Spijker de joint venture CULD (Complex Urban Landscape Design) op. Drijfveer voor het drietal is een brede interesse in andere culturen en manie-ren van werken. CULD werkt onder meer in Duitsland, Engeland, IJsland, maar belandde ook verder weg, in Taiwan en het woestijnzand van de Verenigde Arabische Emiraten. Het bureau werkt daar onder meer aan stadsver-nieuwing. In de Emiraten zijn steden zonder veel stedenbouwkundige subtiliteit in korte tijd uit de grond gestampt. Volgens Juurlink heeft de overheid geleerd van de ontwikkelingen van de afgelopen decennia. ‘De kroonprins heeft planning als verantwoordelijkheid en wil geen tweede Dubai.’ De ontwerpers zetten uiteen waarom het land kansen biedt voor buiten-landse stedenbouwers. ‘Woningbouwopgaven zijn er urgent. De mensen zijn mondiger gewor-den, onder meer door de Arabische Lente. Dat heeft gezorgd voor een stroomversnelling in projecten. Buitenlandse ontwerpexpertise is gewild, omdat het daar simpelweg aan ont-breekt. Ook is door de Arabische Lente in het Midden-Oosten meer vraag naar participatie gekomen, maar de kennis ontbreekt om der-gelijke processen vorm te geven. Nederlandse
In Abu Dhabi proberen de ontwerpers van CULD wijken en buurten beter leesbaar te maken. ‘Steden eindigen abrupt in het woestijnzand.
Er is geen natuurlijke overgang.’
Er is behoefte aan cultuureigen woningen met
kamers die niet vanaf de straat zichtbaar zijn,
zodat vrouwen zich in huis vrij kunnen bewegen,
en er aparte ruimten zijn voor ontvangst.
De wijken in Abu Dhabi lijken op Amerikaanse suburbs. Het is de bedoeling om via subtiele ingrepen een
prettige en voetgangersvriendelijke openbare ruimte te maken.
Onder: Een nieuwe stedenbouwkundige typologie – private kavels verbonden met een gevarieerde
openbare ruimte – is een optelsom van de traditionele stedenbouw en de hedendaagse suburbane structuur.
Impressie van het centrale plein van de door Khandelar BDP ontworpen campus voor het
Indian Institute of Technology in de woestijn van Rajasthan.
Onder en rechts: Het ontwerp voor de universiteitscampus is gebaseerd op het
eeuwenoude principe van de Johad: het opvangen van water met een aarden wal op een
laaggelegen plek. De wal zorgt tevens voor beschutting tegen de wind.
26 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 27
voor ontvangst nodig. Kennis over omgang met wind en schaduw is ook noodzakelijk in een land met een zeer warm klimaat. ‘Net als in China zijn de historische patronen uitgewist en is een soort CIAM-stedenbouw gepleegd’, aldus Geluk. CULD introduceerde burgerpar-ticipatie. Ook kwam CULD met voorstellen de stad beter leesbaar te maken door hiërarchie aan te brengen. ‘Steden eindigen abrupt in woestijnzand. Er is geen natuurlijke overgang’. Juurlink vindt dat de afstand tot Nederland ook iets oplevert. ‘Je kunt niet elke dag verga-deren. Dat moet je heel gecomprimeerd doen. Daardoor gaat het proces snel en gebeurt er een heleboel als je op locatie bent. Je bent constant problemen aan het oplossen.’ Aan de andere kant merken de ontwerpers op dat processen behoorlijk universeel kunnen zijn. ‘Ambtenaren zijn overal hetzelfde. Je hebt er altijd een bij die op tijd naar huis wil, in Neder-land maar ook in Abu Dhabi. Er zijn ook overal maar een paar mensen die de beslissingen nemen’, vertelt Van ’t Spijker.
Nederland te kleinShyam Khandekar van BDP.Khandekar heeft ervaring in India, waar stedenbouwkundige tradities volstrekt anders zijn dan in Neder-land. Menig Nederlands landschapper of stedenbouwkundige vindt India te verschil-lend om te werken. Positie veroveren in India lijkt meer tijd te kosten dan bureaus willen investeren. Maar de uitdagingen zijn groot. Khandekar vertelt dat de opgave van urbanisa-tie in India immens is. ‘In de komende 25 jaar
Houvast waar het wiebeltUit BNA-onderzoek blijkt dat omzet-
cijfers van Nederlandse bureaus die in
het buitenland werkzaam zijn de laat-
ste jaren flink zijn gestegen. Dit geldt
vooral voor bureaus met meer dan
veertig werknemers. Gemiddeld telt
hun buitenlandse omzet dertig pro-
cent, met name in Europa of in Azië. In
Zuid-Amerika worden nog amper zaken
gedaan.
Behalve met cijfers houdt de bond zich
ook inhoudelijk bezig met het interna-
tionaliseringsvraagstuk. Mathias Leh-
ner, programmamanager Internationaal
vertelt dat de BNA onlangs Duitsland
en Turkije als focuslanden aanwees.
Binnenkort krijgt ook Rusland een
plek in het internationale programma.
De BNA richtte netwerken op, iNet
en iTop, waar architecten kennis en
expertise uitwisselen over ondernemen
in het buitenland. Ook propageert de
brancheorganisatie in het buitenland
de kracht van de Nederlandse ruimte-
lijk ontwerpers. Lehner: ‘Vaak draaien
buitenlandse projecten om een enorm
programma dat zo snel mogelijk gerea-
liseerd moet worden, en niet in de eer-
ste plaats om toekomstige bewoners
en gebruikers prettig te laten leven
in de nieuwe wijken of werkplekken.
Nederlandse architectuur zorgt voor
een hogere kwaliteit van leven. Ervan
uitgaande dat kwaliteit uiteindelijk
extra verdiensten oplevert moet er oor
zijn naar deze insteek.’ Een bijdrage
van de BNA voor buitenlandse ont-
werpers schuilt ook de Engelse verta-
ling van zijn naam, met ‘Royal’ erin.
Lehner: ‘Het geeft je status als je de
Nederlandse overheid achter je hebt
staan. Je hebt in landen waar het wie-
belt houvast nodig.’www.dutcharchitects.org en
www.bna.nl/international
verdubbelt de stedelijke populatie naar 500 miljoen.’ Dat levert opgaven op waar Neder-land te klein voor is. Zo ontwerpt BDP.Khande-kar in India aan een voetgangersvriendelijke stadswijk in Bangalore. In Mumbai maakte het bureau een masterplan en ontwerp voor een herontwikkeling van een industrieterrein. De opgave luidde binnen vijf jaar een duur-zame werkomgeving te creëren voor meer dan 20.000 mensen.Volgens Khandekar is het steeds de kunst op zoek te gaan naar het handjevol goede opdrachtgevers. Een ingewikkelde taak, zelfs voor een ontwerper als Khandekar die geboren is in India en er een gedeelte van zijn opleiding voltooide. In 2008 ging Khandekar samen met het van origine Britse ontwerpbureau BDP. In 2009 werd Khandekar directeur van de Indiase vestiging en maakte kennis met de volstrekt andere vastgoedtraditie dan in Nederland. ‘Op één goede ontwikkelaar zijn hier wel tien snelle cowboys die een Europees bureau alleen voor de naam willen inschakelen. Vervolgens, vaak zonder het volledige honorarium te beta-len, zetten ze ook nog een slechte versie van het ontwerp neer. Een relatie met een juiste opdrachtgever kan alleen worden opgebouwd door een persoonlijke klik’, aldus Khandekar. ‘Hier is de opdrachtgever bijna absoluut beslis-singsbevoegd.’Ontwerpprocessen in India zijn hectisch. ‘Het Nederlandse proces van ontwerpen is de afgelopen decennia heel gestroomlijnd geworden. Wij vinden het normaal dat een marktonderzoek afgerond is en dat er een pro-
‘Op één goede ontwikkelaar zijn
hier wel tien snelle cowboys die
een Europees bureau alleen voor
de naam willen inschakelen’
ontwerpers zijn juist getraind in communicatie met burgers en onervaren opdrachtgevers. In Abu Dhabi bestaat vooral kennis van enginee-ring. Er bestaat bijvoorbeeld het idee dat groen goed is en dat aan een weg in een woestijn veel palmbomen geplant moeten worden. Dat kan enkel met de inzet van veel techniek’, aldus Van ’t Spijker.
Wind en schaduwHet ontwerpende drietal wil weinig weten van deze technische stedenbouw. Zij willen iets maken waar de lokale bevolking wat aan heeft. Dat vergt verdieping in de plaatselijke cultuur. Zo werkten ze aan de uitbreiding van een aan-tal wijken. De stedenbouw in Abu Dhabi stamt veelal uit de jaren zeventig en tachtig. Die wij-ken lijken op Amerikaanse suburbs, maar dan door een muur omgeven. De Arabische bevol-king heeft echter juist behoefte aan cultuurspe-cifieke huizen met kamers die niet van de straat af zichtbaar zijn, zodat vrouwen zich in huis vrij kunnen bewegen. Omdat Arabieren niet in huis ontvangen, zijn daarbuiten aparte ruimtes
Het Nirlon IT-park is gebouwd op een voormalig industrieterrein in Mumbai.
Stedenbouwkundig ontwerp van Khandekar BDP voor
Nirlon IT-park.
In de internationale wijk van Basel paste OKRA het principe van shared space toe, zodat dezelfde ruimte
door auto’s, trams en voetgangers gebruikt kan worden.
28 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 29
Marc Glaudemans, directeur van de
Fontys Academie voor Architectuur
en Stedenbouw in Tilburg vond dat de
internationalisering in het academisch
onderwijs maar moeilijk van de grond
kwam. ‘Voor academiestudenten is
het vaak lastig om deel te nemen aan
internationale uitwisselingsprogram-
ma’s. Ze zitten vast aan hun baan.’
Daarom initieerde hij Stadslab, een
Europees ontwerplaboratorium voor
stedenbouw. Deze organisatie biedt
een masterclassprogramma op maat
aan deelnemers met een academische
achtergrond in ontwerpdisciplines als
architectuur en stedenbouw. Een mas-
terclass behandelt een concrete vraag
uit de markt, meestal van een stad,
waaraan een multidisciplinair en inter-
nationaal team gaat werken.
Stadslab richt zich op middelgrote
steden. ‘Hoofdsteden hebben vaak al
voldoende toegang tot internationale
netwerken.’ In de beginjaren van het
programma richtte Stadslab zich voor-
namelijk op Midden- en Oost-Europese
steden. Zo behandelden we onder
meer een vraagstuk voor gebieds-
Stedenbouwdenktank Stadslab
ontwikkeling van een kuststrook in
Georgië en een project voor herpositi-
onering van de stad Lublin in Polen als
universiteitsstad. Momenteel richt het
Stadslab zich op een case in het Japan-
se Fukuoka waar de bevolking krimpt.
Hier is de uitdaging om in een bureau-
cratische, sterk op techniek gerichte
Japanse praktijk antwoorden te vinden
op ruimtelijke vraagstukken. Volgens
Glaudemans komen daar de Neder-
landse ontwerptradities en -ervaringen
zeer van pas, zoals placemaking-stra-
tegieën, de oriëntatie op kwalitatieve
openbare ruimtes en het vormen van
publiek-private allianties.
‘Het Stadslab stimuleert de ontwikke-
ling van vaardigheden’, aldus Glaude-
mans. Op dit moment werkt de denk-
tank vooral als snelkookpan. Sommige
bureaus investeren in hun jonge top-
talenten door ze te laten participeren
in een Stadslab-masterclass. ‘Bureaus
zijn een medewerker een dag of tien
kwijt, maar krijgen in ruil daarvoor een
gemotiveerde werknemer terug.’www.stadslab.eu
gramma van eisen opgesteld is voordat een ontwerpbureau aan de slag gaat. In India is dat niet vanzelfsprekend. Ontwerpstappen waar wij in Nederland drie maanden voor reserveren, worden in India vaak in drie weken gedaan. Stappen worden simultaan gezet in tegenstelling tot wat we gewend zijn: achter elkaar. Ik heb een paar keer een masterplan gemaakt terwijl de wegen-bouwer al op het terrein stond. Processen zijn zenuwslopend. Omdat op vele fronten tegelijkertijd gewerkt wordt is de behoefte aan communicatie groot. Deze manier van werken betekent ook dat wijzigingen in het ontwerp als vanzelfsprekend ervaren worden. Men verwacht dat ontwerpbureaus daar snel op reageren. Onze aanpak van integraal benaderen van vraagstukken komt daarbij zeer te pas.’
ResultatenDe Nederlandse traditie van integraal benaderen van ontwerpvraagstukken vinden alle gesprekspartners een belang-rijke meerwaarde voor het werken over
de grens. Deze kijk bezorgt ontwerpers een zekere openheid van kijken naar opgaven en zorgt dat ze snel kunnen schakelen. Dit helpt om steeds op zoek te gaan naar gemeenschap-pelijke waarden en gedeelde uitgangspunten. Volgens Marc Glaudemans van Stadslab (zie kadertekst) is dat de kern van wat deelnemers aan de masterclasses leren van internationale projecten: ‘Zij ontdekken dat Oost-Europa Europa is. Dat merk je aan de opbouw van de stad en architectuur. Of over hoe mensen over erfgoed en openbare ruimte praten.’ Glaude-mans legt uit dat door deze ontdekking ont-werpers uit verschillende landen tot resultaten komen. Alle gesprekspartners vinden het belang-rijk om buitenlandse kennis mee naar huis te nemen. OKRA-ontwerper Knuijt en de ontwerpers van CULD noemen dat zelfs als belangrijkste motivatie om in het buitenland te werken. Knuijt leerde in Engeland dat je met uitgekiende ingrepen in heel kleine plek-ken kwaliteit kunt geven aan een veel groter deel van de stad. Dat bleek bijvoorbeeld in de Cutty Sark Gardens, een klein openbaar
gebied aan de kade van de Theems in het Lon-dense Greenwich.Aan het eind van het gesprek met CULD komt ontwerper Cor Geluk met een ontnuchterende relativering: ‘In Nederland zijn de ontwerppro-cessen nog ingewikkelder dan in bijvoorbeeld Abu Dhabi, omdat in Nederland niemand weet waar het precies naartoe gaat. In Abu Dhabi gaat het economisch goed. Er wordt ontwik-keld. Je hebt daar nu meer zekerheid en dat ontspant. In Nederland voeren we zitkuilge-sprekken. Er mist een krachtige visie en geloof.’ Met de veranderende praktijk is Nederland zelf een beetje buitenland aan het worden. Nieuwe netwerken ontstaan en ook is nieuwe kennis mogelijk. Dat biedt perspectief. De wereld ligt voor iedereen open.
Ontwerp voor Cutty Sark Gardens in Londen.
Door het werken aan Cutty Sark Gardens leerden de ontwerpers van OKRA
dat met uitgekiende ingrepen op specifieke plekken de kwaliteit van een
groter gebied verbeterd kan worden.
Deelnemers aan het Europese ontwerplaboratorium Stadslab buigen zich over krimp in de Japanse stad Fukuoka.
Ontwerpvoorstellen voor gebiedsontwikkeling bij de Georgische badplaats Batumi.
30 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 31
Ontwerpbureaus halen de broekriem aan en kijken vooruit
‘De bouw mag best wat langzamer’
Het rommelt in de wereld van de ontwerpbureaus. Ingeklemd tussen teruglopende
opdrachten en schoorvoetende vernieuwing, proberen ze het huidige magere
tijdsgewricht te overleven. Een rondgang langs middelgrote bureaus die personeel
aan het werk proberen te houden en voorzichtig naar de toekomst kijken: ‘Ik heb
allerlei ideeën, ik zou wel aan de slag willen, maar wie heb ik daarvoor nodig?’
Mark Hendriks
Huub Juurlink en Cor Geluk: ‘Projecten vallen een voor een stil, dus
moeten we op zoek naar alternatieven.’
Bart Brands en Sylvia Karres: ‘Er is minder werk, je moet meer acquireren.’ Frans Boots en Jan Maas van B+B: ‘We moeten als bureau bij onze leest
blijven – we zijn in beginsel een ontwerpbureau.’
Roy Bijhouwer van Atelier Quadrat: ‘Inkrimpen is niet alleen een bezuiniging.’
Foto
’s C
hris
tiaa
n Kr
ouw
els
32 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 33
Het stedenbouw- en landschapsbureau Juurlink+Geluk is opgesplitst in twee filialen. Oprichter Cor Geluk houdt sinds een jaar kantoor onder een voormalig tramviaduct aan de Rotterdamse Vijverhofstraat. Partner Huub Juurlink begon een vestiging in Amsterdam. Door een fikse terugloop in opdrachten – grote gemeenten houden het werk binnenshuis – kromp het bureau de afgelopen twee jaar van zestien naar tien medewerkers. De twee ont-werpers zijn tevreden met de kleine omvang. ‘Het was eigenlijk nooit onze ambitie een groot
In Almere willen we een sterke en collectieve structuur maken, met een karaktervolle open-bare ruimte, waarbinnen partijen hun ideeën kunnen realiseren.’ Geluk: ‘Bottom-up is goed, maar fundamentele zaken, zoals infrastructuur, parkeren en de sfeer van het openbare gebied, moeten top-down blijven.’
Eigen dynamiek‘Een hype’ zo betitelt landschapsarchitect Bart Brands van het Hilversumse bureau Karres en Brands de roep om gefaseerd en kleinschalig te werk te gaan, en om onzekerheden en open einden een plek te geven in het planning- en ontwerpproces. In de grote werkruimte van zijn bureau in het voormalige omroepmuseum stelt hij: ‘Zo werken wij al jaren.’Brands wijst naar de plattegrond aan de muur, van het Defensie-eiland in Woerden. ‘Ik ben supervisor van het stedenbouwkundig plan dat we daarvoor ontwierpen. Het ontwerp is een raamwerk waarbinnen elke plek zijn eigen dynamiek heeft.’ Brands wijst aan: ‘Daar zijn we nog in gesprek met bewoners, hier is een brug al in aanbouw, daar schetsen we aan de inrichting van een plein. Ik bedoel maar: een stedenbouwkundige ontwikkeling als deze gaat altijd in stapjes en gepaard met onzekerheden.’Karres en Brands is de crisis tot nu toe goed doorgekomen – sterker nog: 2009 was het beste jaar in hun bureauhistorie. ‘Daarna is het moeilijker geworden, er is minder werk, je moet meer acquireren’, vertelt Brands’ com-pagnon Sylvia Karres, eveneens landschapsar-chitect. ‘In 2010 hebben we afscheid genomen van enkele medewerkers. Momenteel zijn we weer met 28 mensen en de projectportefeuille is goed gevuld.’Is die bureauomvang geen obstakel?Karres: ‘Nee, het is onze kracht. We hebben een breed profiel, kunnen op alle schaal-niveaus uit de voeten, op het gebied van land-schap, stedenbouw en openbare ruimte. En we hebben ervaring. Juist in deze tijden zoeken opdrachtgevers naar zekerheid.’ Ze vervolgt: ‘De grote stedenbouw- en gebiedsontwikke-lingsprojecten voor de lange termijn zijn stilge-vallen, maar daar zijn we niet afhankelijk van.’Met zo veel medewerkers lijkt er weinig ruimte voor kennisontwikkeling en vernieuwing.Brands: ‘De afgelopen twee jaar zijn we inder-daad bezig geweest met het binnenhalen van genoeg werk zodat we niemand hoefden te ontslaan – je voelt je verantwoordelijk voor je
‘Als mensen meer invloed krijgen op hun woonomgeving,
zullen ze eerder investeren’
Volgens de bureaus die voor dit artikel
ondervraagd werden is de economische
crisis niet de enige oorzaak voor de
grote veranderingen in het vakgebied.
De ingewikkelde aanbestedingsregels
zijn daar eveneens debet aan. Roy Bij-
houwer van Quadrat: ‘Sommige aanbe-
stedingsregels, over omzet en referen-
tieprojecten, zijn de dood in de pot.’
Dit is een van de redenen waarom
bureaus uitwijken naar Duitsland,
Scandinavië en België. Bij onze zui-
derburen is de veelgeprezen ‘open
oproep’ populair: iedereen – jong en
oud, binnen- en buitenland – mag
inschrijven, enkele bureaus worden
gekozen om tegen een redelijke ver-
goeding hun voorstel uit te werken. ‘De
opgaven zijn in België uitermate goed
voorbereid, elke vraag is onderdeel van
een doordachte visie’, zeggen Jan Maas
en Frans Boots van B+B. ‘Als Mechelen
zijn openbare ruimte wil vernieuwen,
doet de stad dat niet zomaar – Meche-
len wil de winkelstad van de regio wor-
den. In Nederlandse aanbestedingen
worden opgaven maar al te vaak zonder
veel visie over de schutting gegooid.’
Sylvia Karres en Bart Brands vinden het
gebrek aan een echte prijsvraagcul-
tuur zoals de Belgische open oproep,
een groot gemis. ‘Wij gebruiken de
prijsvraag als experiment – we kunnen
ontwerpideeën uittesten en ontdek-
kingen doen’, aldus Karres. ‘Al winnen
we niet, het levert wel nieuwe inzich-
ten op. Dit belangrijke aspect van het
prijsvragensysteem wordt in Nederland
onderschat.’
Karres en Brands en Roy Bijhouwer van
Quadrat hebben inmiddels ervaring
met de complexe wereld van de DBM-
FO-aanbesteding: design, built, main-
tenance, finance, operate (ontwerp,
realisatie, beheer, financiën, exploi-
tatie). ‘Voor de Kromhoutkazerne in
Utrecht moesten drie consortia gede-
tailleerde plannen aanleveren’, vertelt
Bijhouwer. ‘Dat ging niet alleen over
de inrichting van het terrein, maar ook
over het aantal dienstauto’s. Eigenlijk
is dat te gek voor woorden.’ Toch zien
de ontwerpers ook voordelen. ‘Het
idee van DBMFO is dat de eigenaar
minstens dertig jaar verantwoordelijk
is’, legt Bart Brands uit. ‘Als je vroe-
ger natuursteen voorstelde, vond de
opdrachtgever dat al snel te duur. Maar
als je dertig jaar lang het beheer doet,
is natuursteen goedkoper dan beton.’
bureau te zijn. Dan ben je log en doe je alleen projecten om de boel draaiende te houden.’ Jullie willen onderzoek doen?Juurlink: ‘Natuurlijk, we moeten wel. Projecten vallen een voor een stil, dus moeten we op zoek naar alternatieven. Het betekent onder meer leren werken met onzekerheid – het ontwerp-proces is geen rechte lijn meer naar een eind-beeld, maar bevat allerlei zijwegen. Durven we die te bewandelen?’Geluk: ‘In dat licht doen we met Juli Architec-ten en de vastgoedadviseurs van Fakton onder
de naam Slow Growth Urbanism onderzoek naar andere vormen van stedenbouw met nieuwe financieringsmogelijkheden en moge-lijke nieuwe spelers. Zoiets levert nu niets op – maar de opgedane kennis en ervaring zijn op de lange termijn onmisbaar.’Het grootschalige woonproject Waterrijk in Eind-hoven, waarvoor jullie het stedenbouwkundig plan tekenden, ligt stil.Juurlink: ‘De projectmatige bouw, ja. Maar de kleinschalig door particulieren ontwikkelde hoven zijn wel gebouwd.’Wat zegt dat?Geluk: ‘Dat het best wat langzamer mag. Par-ticulieren en kleine aannemers kunnen een gebied stap voor stap en in kleine blokken tot ontwikkeling brengen. Ga maar na, als mensen meer invloed krijgen op hun woonomgeving, zullen ze eerder investeren. Dat is in een tijd van geldgebrek wel zo handig.’Met deze filosofie in het achterhoofd werken Geluk en Juurlink met Neutelings-Riedijk architecten en op verzoek van de Almeerse wet-houder Adri Duivesteijn mee aan een strategie om de stilgevallen bouw van Almere Poort vlot te treken. De gemeente heeft grond van pro-jectontwikkelaars teruggekocht en biedt die in kleine partjes te koop aan. Hier komen vooral particulieren en woongroepen op af die graag een eigen woning bouwen.Dat lijkt wel op het Wilde Wonen-concept uit het eind van de vorige eeuw.Juurlink schudt het hoofd: ‘Het Wilde Wonen is anarchie – vrijheid voor alles en iedereen.
Geen prijsvraagcultuur
Voor Almere Poort ontwerpt Juurlink en Geluk een
collectieve structuur waarbinnen uiteenlopende partijen
hun ideeën kunnen realiseren.
Juurlink en Geluk namen zelf het initiatief om het oude stedenbouwkundige plan voor een uitbreiding van het Brabanste
dorp Nuenen (links) te herzien. In plaats van grootschalige nieuwbouwvelden met een bufferpark, kiest Juurlink en Geluk
in het nieuwe plan voor kleinschalige clusters waarin de aanwezige bebouwing geïntegreerd is.
Foto
Jan
nes
Lind
ers
De herinrichting van het terrein van de Kromhoutkazerne is aanbesteed volgens
DBMFO.
34 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 35
mensen. Nu het stabiel is, kunnen we ons her-oriënteren: welke koers moeten we varen, op welke opgaven moeten we ons richten?’Wat is het antwoord hierop?Karres: ‘Onze partner Marco Broekman is betrokken bij een denktank over kantorenleeg-stand, en met subsidie van het Stimulerings-fonds voor Architectuur doen we in het project UrbanDating onderzoek naar allianties om binnenstedelijke locaties te ontwikkelen.’ Brands kijkt door het raam naar een leeg par-keerterrein: ‘Neem deze locatie, midden in de stad. Ik heb allerlei ideeën, ik zou wel aan de slag willen, maar wie heb ik daarvoor nodig?’
Vijf jaar sparenOok bij het Amsterdamse bureau B+B ging het gesprek over de vraag welke opgaven de komende jaren aandacht verdienen. De conclu-sie was weinig verrassend: het bureau richt zich vooral op kleinschalige stedenbouwkundige ontwikkelingen in de bestaande stad en op de inrichting van de stedelijke openbare ruimte. Op de zolder van B+B’s kantoor aan de Heren-gracht stelt landschapsarchitect en directielid Jan Maas: ‘De kracht van B+B ligt in de open-bare ruimte. Het is een traditie die we niet zomaar overboord moeten gooien – ook niet nu het tij tegen zit.’Is er geld voor openbareruimteprojecten?Maas: ‘Het komt voor dat we een visie voor een binnenstad afronden en dat pas na vijf jaar spa-ren de uitvoering kan beginnen.’
‘Werken aan de openbare ruimte is onze traditie die we niet zomaar
opzij moeten zetten – ook niet nu het tij tegen zit’
‘We hebben ervaring en in deze tijden zoeken opdrachtgevers
naar zekerheid’
Jonge ontwerpbureaus menen dat we ons vooral moeten richten op grote en urgente opgaven, zoals klimaatverandering en voedsel. Daarbij valt het ont-werpen aan straten en pleinen in het niet.Maas’ collega, landschapsarchitect Frans Boots mengt zich in het gesprek: ‘Een visie op de openbare ruimte is van onschatbare waarde voor de duurzame ontwikkeling van onze ste-den, zeker als zo’n visie breed gedragen wordt.’Maas: ‘We hebben het niet over het inrichten van een enkele straat. Het gaat om de funda-mentele vraag waar je als stad heen wilt.’ Dan: ‘Alternatieven liggen niet voor het oprapen. Dit soort opgaven is ontzettend lastig binnen te slepen. De concurrentie is moordend en wij maken alleen kans als onderaannemer. Dat is niet erg aantrekkelijk.’En onderzoek naar deze belangrijke thema’s, of op andere manieren je met deze opgaven bemoeien?Boots: ‘Dat moet bij je passen. Wij zijn niet zo activistisch als ZUS, of provocerend als MVRDV.’Maas: ‘We moeten als bureau bij onze leest blij-ven – we zijn in beginsel een ontwerpbureau.’Boots: ‘Soms maken we gebruik van onder-zoeksmethoden. Voor een project over vergrij-zing werken we samen met een onderzoeksbu-
reau. Met gps-bankjes brengen zij in beeld hoe ouderen zich door een wijk verplaatsen.’Lonkt het buitenland?Maas: ‘We nemen deel aan handelsmissies en hebben met drie architectenbureaus het collec-tief 3plus1 opgericht om in het buitenland voet aan de grond te krijgen.’De directie van B+B moest de afgelopen tijd enkele pijnlijke maatregelen nemen. ‘We moes-ten ons aanpassen aan de nieuwe situatie die door de economische crisis was ontstaan’, legt Frans Boots uit. ‘Het werk liep terug, evenals het prijsniveau. Binnen het stedenbouw- en architectuurteam hebben we drie mensen ont-slagen – het einde is nog niet in zicht.’In wat voor zin is het vak zelf veranderd?Maas: ‘Het speelveld waarin ruimtelijke pro-jecten tot stand komen is groter geworden. In het Arnhemse project Meinerswijk, waar we werken aan een vijfhonderd hectare groot stadslandschap, hebben allerlei partijen even-veel te zeggen.’Wat betekent dat voor de ontwerper?Boots: ‘Het klinkt clichématig, maar integraal werken, verbanden leggen, opgaven en ambi-ties koppelen, is harder nodig dan ooit.’Maas: ‘Verbeeldingskracht, waar ontwerpers
Jong en kritisch
De afgelopen jaren maakten verschil-
lende jonge ontwerpers in Blauwe
Kamer kritische opmerkingen over de
heersende bouw- en ontwerppraktijk.
Vooral gevestigde bureaus moeten het
ontgelden. Volgens veel jonge ont-
werpers zitten die vast in een keurslijf
van ‘projecten draaien’ en houden zij
zich te weinig bezig met vernieuwing
en zaken die er echt toe doen, zoals
duurzaamheid, klimaatverandering, de
internationale verstedelijkingsopgaven
of de sociaal-economische toestand
van stadswijken.
In 2008 maakte Ronald Rietveld van
Rietveld Landscape zich boos over
‘het laffe gedrag’ in de ruimtelijke
ordening. ‘Iedereen heeft het over
het belang van de wateropgave, over
de verrommeling van ons land. Maar
niemand doet er wat aan. Waar zijn de
ontwerpen aan de infrastructuur, aan
grootschalige natuur, aan de ongebrei-
delde verstedelijking, aan het stijgende
water?’ Twee jaar later hekelt Sander
Lap, oprichter van Lap landscape &
urban design, het gebrek aan multidis-
ciplinaire samenwerking. ‘Ontwerpers
moeten niet denken dat alleen zij bete-
kenis aan plekken kunnen geven. Het is
teamwork: voor het maken van sterke
plekken zijn vele spelers nodig.’
Eind 2011 stelden Eric Frijters en Olv
Klijn van ontwerp- en onderzoeksbu-
reau Fabric: ‘We moeten niet doen
alsof de bouwwoede van de afgelopen
vijftig jaar normaal was. Hij was het
resultaat van een door volkshuisves-
ting en economische groei gedreven
ruimtelijke ordening. Daarvóór hielden
architecten zich vooral bezig met
onderzoek, met discussie, met publi-
ceren.’ Landschapsarchitect Harro de
Jong van Buro Harro riep zijn collega’s
begin dit jaar op niet lijdzaam te wach-
ten tot opdrachtgevers een keer bel-
len. ‘Kijk naar buiten, er is nog zoveel
te doen. Stel zelf de opgave vast, ver-
zin je eigen opdracht.’
Het stedenbouwkundig plan voor het Defensie-eiland in Woerden. Volgens Bart Brands een
raamwerk waarin elke plek zijn eigen dynamiek heeft.
Voor de herontwikkeling van de Gemeentewerf in Hilversum nam Karres
en Brands zelf het initiatief.
Volgens Jan Maas en Frans Boots van B+B is verbeeldingskracht
belangrijker geworden. Een tekening moet een toekomstperspectief
tonen waaraan iedereen zich wil committeren. Hier een impressie van het
prijsvraagontwerp voor de Fluvial Garden in Almere.
In het Arnhemse stadslandschap Meinerwijk hebben veel partijen evenveel te zeggen.
Illus
trat
ie B
urea
u B+
B i.
s.m
. Ate
lier
Loos
van
Vlie
t
36 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 37
bekend om staan, is belangrijker geworden. Voor het ontwerp van de openbare ruimte van het Nieuwegeinse stadscentrum kwamen we vroeger bij de gemeente weg met een plat-tegrond en een maquette. Dat is voorbij. De nieuwe spelers zijn kritisch, zij verlangen een beeld dat het toekomstperspectief toont waar-aan iedereen zich wil committeren, waarbij je niet de indruk mag wekken dat het er ook zo uit gaat zien.’
Politieke agendaAls het aan Roy Bijhouwer ligt, stedenbouw-kundige en medeoprichter van het Rotter-damse Atelier Quadrat, wordt het ruimtelijke speelveld, zeker in de stad, zo snel mogelijk weer gedomineerd door de gemeentelijke over-heid. ‘Stedenbouw is een publieke zaak – het is aan de overheid om de ruimtelijke koers van een stad te bepalen.’De actualiteit wijst op het tegenovergestelde. Gemeen-ten kampen met geldgebrek en hun stedenbouw-kundige diensten leveren aan expertise in. Nieuwe opdrachtgevers betreden de arena – het zijn hun investeringen en initiatieven die de koers van de stad bepalen.‘Het is de taak van de overheid om te zor-gen dat die ontwikkelingen en initiatieven
in samenhang plaatsvinden. Ik zeg niet dat gemeentelijke diensten weer plannen moeten gaan maken. Maar zij moeten wel de touwtjes in handen houden. Dat vraagt om sterke dien-sten – niet voor niets geven wij sinds twee jaar cursussen aan ambtenaren. Hoe regisseer je ontwikkelingen? Hoe bewaak je de structuur van een stad? Hoe krijg je stedenbouw op de politieke agenda?’Collega-ontwerpers zoeken steeds vaker die nieuwe spelers op. Blijft Quadrat aan de zijde van de over-heid staan?‘Wij hebben vaak aan de kant van de overheid gestaan. De gemeente moet met die verschil-lende spelers in overleg gaan. Wij begeleiden ze daarbij. Zo ben ik al jaren supervisor in IJsselstein, in Kampen, voor het Overtoomse Veld in Amsterdam. Mijn bureaupartner Paul Achterberg doet datzelfde als lid van het kwa-liteitsteam voor de campus van de Technische Universiteit in Eindhoven – bij uitstek een plek waar nieuwe partijen betrokken zijn.’Ondanks het vele supervisiewerk heeft Qua-drat zware jaren achter de rug. Het bureau was betrokken bij langetermijnplannen als Meerstad in Groningen en de Maastrichtse gebiedsontwikkeling Belvedere. Toen die stil-vielen moest Quadrat van vijftien naar zeven
‘Inkrimpen was niet alleen een bezuiniging. Het staat voor een nieuwe
manier van werken in netwerken’
medewerkers. Toch is het de komende tijd erg druk, aldus Bijhouwer. ‘De telefoon gaat geregeld. We worden vooral gevraagd voor buitenruimteprojecten vanwege onze kennis en jarenlange ervaring. Onlangs belde de provin-cie Noord-Brabant voor een ontwikkelingsvisie voor de herbestemming van een historisch klooster in Roosendaal. Momenteel ontwerpen we de openbare ruimte van het Rotterdamse Lijnbaangebied.’Met zeven mensen is het al gauw druk.‘Het inkrimpen was niet alleen een bezuini-ging. Het staat voor een nieuwe manier van werken in een netwerk van satellieten. Per pro-ject kijken we welke expertise nodig is. Vroeger hadden we bijvoorbeeld grafisch ontwerpers in dienst, nu huren we die in. Het grote voordeel is dat we flexibel zijn, dat we kleine en grote projecten aankunnen.’Over grote projecten gesproken, zullen de stilgevallen megaprojecten ooit weer werk opleveren?‘Dat is de vraag. Ik denk dat grootschalige pro-jecten als Meerstad niet meer terugkeren. Als we dit soort gebiedsontwikkelingen willen rea-liseren, dan is het zaak een sterke landschaps-structuur te maken waarbinnen kleinschalige ontwikkelingen tot wasdom kunnen komen.’Wat als de telefoon niet meer gaat?‘Dan moeten we op zoek naar alternatieven. Nieuwe wegen bewandelen, zoals die steden-bouwcursussen voor gemeenteambtenaren.’
Steenhuis Bukman Architecten Bagijnestraat 46 | 2611 AT Delft | 015 214 66 68
www.steenhuisbukman.nl
www.struykverwo.nl ■ T 0800 - 555 55 54
STIJLVOLLE ELEMENTEN
Street Art is de inspiratiebron voor ontwerpers en biedt een compleet palet betonnen elementen om de buitenruimte vorm te geven. Zoals bijvoorbeeld het creëren van groeneilanden met gebruik van stijlvolle elementen. Ronde, rechte, organische vormen, met maatwerk is alles mogelijk.
INSPIRERENDE STRAATBEELDEN
Quadrat wordt nog altijd veel gevraagd voor buitenruimteprojecten, zoals de inrichting van een historisch klooster in Roosendaal en de openbare ruimte
in het Belgische Boom.
38 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 39
Drama aan zee
Tot een bepaalde leeftijd bestaat het strand vooral uit een emmertje en een schepje, plak-kerige zonnebrandolie en brandend zout water in je ogen. Later wordt dat alles door de topless dames verdrongen. En nog weer later, zeker als je landschapsarchitect bent geworden, wordt het strand behalve een vrijetijdservaring, ook een ruimtelijk fenomeen: wel of niet verbon-den met het landschap eromheen, afwisselend of homogeen, dynamisch of kunstmatig, veilig of kwetsbaar.Aan de Nederlandse kust is ruimte voor verbe-tering, dat vindt Nederland zelf ook. De pro-vincie Zuid-Holland nodigde daarom 25 bui-tenlandse experts uit om tijdens een internati-onale workshop van een week, hun frisse blik te richten op de kust. Dat gebeurde in samenwer-king met het Atelier Kustkwaliteit – een samen-werking van Bouwkunde aan de TU Delft, de kustprovincies Noord- en Zuid-Holland, Fries-land en Zeeland, het Deltaprogramma voor de kust, de gemeente Den Haag en baggeraar Van Oord – dit alles met ondersteuning van het Sti-muleringsfonds voor Architectuur. Dit jaar zal het Atelier Kustkwaliteit de resultaten uit zijn diverse ontwerpend onderzoeken bundelen in een Werkboek Kustkwaliteit, als inbreng voor het provinciale en nationale kustbeleid, de ‘Nationale kustvisie in 2014’.De 25 experts, opgedeeld in vijf internationaal samengestelde teams, moesten met voorstellen
komen voor de Zuid-Hollandse kust in 2100. De bedoeling, volgens atelierleider Jan-Dirk Hoekstra van H+N+S, was om op de lange ter-mijn veiligheid en landschappelijke kwaliteit bij elkaar te brengen – de hedendaagse mantra van de Nederlandse omgang met water.
AchterlandVier van de vijf teams constateren dat de Nederlandse kust identiteit mist, dat het overal meer van hetzelfde is, dat hij te smal is, dat de verbindingen ontoereikend zijn. Sommige plannen richten zich op de lengte en willen die smalle strip breder maken, andere richten zich op de breedte en pleiten vooral voor sterkere banden en betere verbindingen met het achter-land. Het plan More Drama wil, zoals de naam zegt, de belevenis door het doorsteken van de duinen vergroten. ‘Het verdedigen van Kat-wijk met meer duinen verhoogt de ruimtelijke kwaliteit’, zegt de Zweedse landschapsarchitect Martin Arfalk.Eén plan, Cool Strip, viert juist dat lineaire karakter. Bij de presentatie van de resultaten van de workshop in het Provinciehuis eind juni merkte Peter Veenstra van LOLA nuchter op: ‘Als je vanuit een internationaal perspectief naar de Nederlandse kust kijkt, dan is het dui-delijk dat die gewoon een strip is. Ik denk niet dat wij genoeg zandmotors kunnen aanleggen om onze kust even divers te maken als die in
Internationale ontwerpworkshop over de Zuid-Hollandse kust
Dat er iets moet gebeuren aan de kust van Zuid-Holland om de veiligheid te
waarborgen, is geen punt van discussie. Maar behalve de veiligheid is ook de
landschappelijke kwaliteit in het geding. Internationale teams van experts bogen
zich daarover met vijf ontwerpstudies. ‘Al deze plannen laten zien dat oplossingen
voor de veiligheid direct verbonden zijn aan de ruimtelijke organisatie van de kust.’
Tracy Metz
More Drama (Martin Arfalk, Zweden; Robert
Gostincar, Slovenië; Caroline Rufin-Solar, Frankrijk;
Dirk Neumann, Duitsland; Ankie Bruens, Nederland)
Meer drama betekent minder routine, meer
contrast, duidelijker omlijnde ambities. Kijk niet
alleen naar de zee maar ook naar de kwaliteiten
in de achtertuin, achter de duinen. Neem Katwijk:
geen boulevard, geen nieuw parkeren, maar
een nieuw waterfront met een haventje aan de
binnenkant. ‘In 2225 zijn wij allemaal dood, maar
Katwijk is dan het Nederlandse Venetië.’
Impressie van het nieuwe waterfront van Katwijk
in More Drama.
40 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 41
andere landen. Zelf loop ik graag de zandmo-tor op om terug te kijken naar het strand als een strip.’De plannen lijken vooral door stedenbouwkun-dige en programmatische verlangens gedreven. De teams kregen als uitgangspunt mee een zeespiegelrijzing van 85 centimeter in 2100, het hoogste KNMI-scenario, maar dat heeft opval-lend weinig zichtbare weerslag op de plannen gehad. Over de verhouding tussen zoet water, bijvoorbeeld voor de kassen vlak achter de duinen, en het zoute water dat in verschillende plannen in kreken weer wordt binnengelaten, werd ook niet veel vernomen.
Stevige duinenrijToch zag Han Meyer, professor aan de TU Delft, in de plannen een bevestiging van zijn eigen overtuiging: ‘Nederland moet zijn beheer van het water aan een fundamentele heroverweging onderwerpen. Het is essentieel om veiligheid aan kwaliteit te linken. Kwaliteit is niet iets wat je achteraf erbij doet als je geld over hebt, zoals de huidige staatssecretaris denkt. Al deze plannen laten zien dat oplos-singen voor de veiligheid direct verbonden zijn aan de ruimtelijke organisatie van de kust.’ Verrassend vond hij het dat een onderwerp waar Nederland al 25 jaar lang over praat – ver-breding van de kust zeewaarts – in geen enkel plan voorkomt. Als je alle plannen die er in de loop der jaren voor de kust zijn getekend, langs diezelfde kust zou opstapelen, dan hadden we er een stevige duinenrij bij. Daar is nu deze buitenlandse inspiratie bovenop gekomen. Hiermee wordt de grote pot met plannen gekruid waar de pro-vincies nu in roeren – ze werken aan hun stra-tegieën voor het Deltaprogramma Kust voor 2100. Het is te hopen dat de grote lijn uit deze vijf plannen daarin terug te vinden is: meer contrast, meer onderscheid. De Nederlandse kust kan een beetje drama wel gebruiken.
Coastal Rhythm (Antonello Naseddu, Italië;
Kazimierz Rabski, Polen; Jake Wiersma, Gerwin de
Vries, Klaske Havik, Nederland).
Wij gaan voorbij de veiligheid, zeggen de
makers. We voegen meer zand toe om de duinen
te vergroten en aantrekkelijker te maken, we
breken de duinen door om het getij en daarmee
de natuur weer binnen te laten, we bouwen
tijdelijke nederzettingen die in de winter weer
verdwijnen. De kust raakt weer verbonden met
de ritmes van de natuur – en die zijn niet altijd
vriendelijk. Alleen Den Haag heeft het hele
jaar een strand, dus die stad krijgt de ruimte,
inclusief gebouwen die tot in de zee reiken.
Unveiling the Coast (Ana Raguz, Kroatië; José
Jiménez, Spanje; Gertjan Jobse, Leo Adriaanse,
Nederland).
Bij aankomst met de tram bij het Kurhaus hadden
de buitenlandse leden van het team geen idee
dat ze vlak bij de kust waren. Ze stuitten op
talloze obstakels: tussen de stad en het water,
tussen de duinen en het achterland, tussen
de duinen en het strand. In de plaats van deze
gefixeerde natuur stelt Unveiling the Coast een
dynamische natuur. De samenstellers trekken de
kassen naar de ‘glazen kust’, waar in tijdelijke
huisjes en paviljoens de producten uit de kassen
worden geconsumeerd. Het gebied krijgt ook een
tweelingresort: een drijvende marina in Katwijk
en event tourism in Noordwijk.
The Green Coast (Robin Hodgetts, Groot-Brittannië;
Francesco Musco, Italië; Vincent Herbert, Frankrijk;
Hanneke Kijne, Nederland).
Verbeter de verbindingen langs de kust en
met het achterland met groene corridors. Geef
de afzonderlijke kustplaatsen een sterker
eigen karakter – Hoek van Holland een nieuwe
uitkijktoren, Scheveningen het uitgaansleven,
Katwijk het ecotoerisme, Noordwijk de exclusieve
winkels en restaurants – en verbindt ze met een
netwerk van plezierboten.
The Cool Strip (Maria Goula, Spanje; Dan Haslov,
Denemarken; Linda McElduff, Ierland; Carolyn
Cobbold, Groot-Brittannië; Peter Veenstra,
Nederland).
Nee, niet de saaiheid bestrijden door om de
tien kilometer een nieuw thema te maken. Dat
lineaire van de kuststrook is geen probleem
maar juist een kwaliteit, zeker voor de
watersport, maar dan heb je wel een parallel
transportsysteem nodig, van boten of fietsen.
The Cool Strip houdt het strand in conditie met
een ‘tweede-generatie zandmotor’, waarbij
een door windenergie aangedreven motor
zelf het zand ophaalt. Het is wel te hopen dat
RandstadRail naar de kust wordt doorgetrokken.
‘Een sterke visie die op een integrale benadering
is gebaseerd, kan zelfs in tijden van crisis worden
gerealiseerd.’
42 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 43
Veilig flaneren in Scheveningen
Te uitnodigende natuur in Twente
Groene long langs de Leidse Singel
Verbinden en trans formeren in Bordeaux
Tuin der zinnen in Huys Dever
Tussentijds ontwaken in Tilburg
Polderen in de Noordas
kritiek Het aansluiten bij de contrasten tussen de deelgebieden
van Scheveningen, de samenbindende toekomstige lijn
van de boulevard, en de lijnen naar het achterland, zijn de
ontwerpthema’s voor de toekomst
44 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 45
rechte streep tussen kust en zee, volgt de nieuwe
boulevard hier de historische kustlijn. En die is
gebogen. Ten noorden van het kerkje van Scheve-
ningen tot aan het Museum Beelden aan Zee, heeft
de kustlijn, hier de Zeekant geheten, een kromming
naar binnen toe. Hier lagen in de luwte van de dui-
nen ooit de eerste huisjes met de vissersboten van
Scheveningen. Nu is het een parkeerterrein.
De nieuwe boulevard volgt deze kromming, waar-
door een bijzonder perspectief voor de wandelaar
ontstaat. Deze bocht zal de wandelaar nieuwsgierig
maken om verder te lopen, van de pier tot de haven
– langs de verschillende sferen van de klassieke
badplaats, het oude Dorp en de Haven. Door de
nieuwe boulevard strak tegen de bebouwing aan te
leggen, kan hier juist een breder strand ontstaan.
Dit is een duidelijke verbetering.
In het nieuwe ontwerp blijft ook het ‘autoflaneren’
mogelijk. De verkeersstromen hebben verschillende
niveaus waardoor zowel de voetganger als de auto
zich veilig en comfortabel kan bewegen. Aan het
einde van de boulevard, ter plaatse van het haven-
hoofd, komt een parkeerterrein in het nieuwe ont-
werp. Pas over enkele jaren wordt dit laatste deel
van de boulevard heringericht, na vernieuwing van
Scheveningen, sinds zo’n 150 jaar de badplaats
van Den Haag, is toe aan een nieuwe boulevard. De
huidige boulevard stamt uit de periode na 1884,
toen hier het badhotel Kurhaus werd gebouwd door
investeerders. Dit was ongeveer gelijktijdig met
andere badplaatsen zoals Noordwijk en Zandvoort.
Op de verharde boulevard en de oorspronkelijk
houten pier konden de badgasten flaneren, zien en
gezien worden. Ook nu nog is dat de functie van de
boulevard.
Met zijn vele technische vernieuwingen moet de
nieuwe boulevard Scheveningen beschermen tegen
de zeespiegelstijging – Scheveningen is door de
overheid aangemerkt als een van de ‘zwakke scha-
kels’ in de Nederlandse kustverdediging – en met-
een de toekomst van de badplaats versterken.
De nieuwe boulevard is een uitbreiding van de hui-
dige. De bestaande, die niet wordt heringericht,
stopt grofweg bij het Museum Beelden aan Zee. De
nieuwe zal hier aansluiten en doorlopen tot aan de
Haven, zo’n 1,8 kilometer verder en tweemaal zo
lang als de oude boulevard.
In 2006 werd de Barcelonese architect De Solá-
Morales als ontwerper van de nieuwe boulevard
aangesteld. De Catalaan ontwierp eerder in Bar-
Onderwerp verlenging boulevard Scheveningen
Locatie Scheveningen
Ontwerp blv
Ontwerpers Sola Morales i.s.m. Age Fluitman
Architecten; Ingenieursbureau Den Haag (Klaas
Hilverda), Dienst Stedelijke Ontwikkeling Den
Haag (Gielijn Blom)
Opdrachtgever gemeente Den Haag
Lengte 1,8 km
Ontwerp 2010
Realisatie 2012
Veilig flaneren in Scheveningen
kritiek
celona de verbinding tussen haven en stad. In
Scheveningen ontwierp het bureau van Morales
alles, van de stedenbouwkundige inpassing tot aan
het straatmeubilair. Morales legde bij dit project
de nadruk op een combinatie van aantrekkelijke
vormgeving en bijzondere technische vondsten. Zo
is de veiligheid van het achterland verzekerd door
onder de boulevard een traditionele betonnen dijk
te plaatsen. Vooral bij Scheveningen-dorp was de
zeewering zwak. Een hogere dijk zou een hinderlijke
barrière opwerpen, maar door het aanbrengen van
zand voor de dijk, kon deze hier zelfs worden ver-
laagd. Daardoor werd een betere aansluiting moge-
lijk bij de bestaande winkelstraat en bebouwing.
Om ervoor te zorgen dat de dijk bij een zeldzaam
zwaar noodweer niet doorbreekt, moeten zwaar-
dere objecten zoals paviljoens, voetgangersbruggen
en betonnen wanden uiteen kunnen vallen in delen
van maximaal 700 kilo. Zo kunnen bij zware storm
losgeraakte onderdelen de dijk niet beschadigen.
Door deze sterke nadruk op de techniek kon een
kritische partij als het waterschap Delfland over-
gehaald worden om goedkeuring te geven aan het
gewaagde nieuwe ontwerp.
Want gewaagd is het, met zijn kromming en zijn
hoogteverschillen. In plaats van de traditionele
Ontwerp van de Barcelonese architect De Solá-Morales voor de uitbreiding van de Scheveningse boulevard.
Een belangrijk principe: onder de boulevard zorgt
een betonnen dijk voor de veiligheid van het
achterland.
Impressietekening van de nieuwe boulevard.
Volgens het ontwerp is de boulevard niet langer
een rechte streep tussen kust en zee, maar volgt
het de historische en kromme kustlijn.
46 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 47
de haven die dan een aantrekkelijker bestemming
voor de wandelaar zal zijn. De beëindiging van de
boulevard bestaat dan dus uit een parkeerterrein.
Hier had wellicht beter een bijzondere plek gemaakt
kunnen worden, met zicht op de schepen die de
haven in- en uitlopen. Wandelaars naar de haven
moeten straks langs een terrein met geparkeerde
auto’s.
Door de hoogteverschillen tussen de routes voor
de auto en voor de voetgangers ontstaat een veilig
en ontspannen wandelgebied. Samen met grote
lichtmasten en kiosken vormen voetgangersbrug-
gen herkenningspunten langs de boulevard. Een
deel van de strandpaviljoens wordt gehergroepeerd
zodat doorzichten ontstaan en het strand direct
toegankelijk is. Voor het Museum Beelden aan Zee
komt de overgang met de oude boulevard. Morales
had hier een geleidelijke overgang in gedachten,
waarin de bestratingen in elkaar overlopen. Een
driehoekige ruimte wordt een beeldentuin.
Niet overal komt hetzelfde straatmeubilair. Op deze
manier wilde de ontwerper een afwisselende wan-
deling creëren van Kurhaus tot Haven. Het is echter
de vraag of alle verschillen in hoogte, hekwerken,
straatmeubilair, lichtmasten en bruggen noodza-
kelijk zijn voor een aantrekkelijke wandeling, of dat
het gegeven van de bocht en de aanwezigheid van
de zee niet al voldoende zijn.
De gemeente onderzoekt ook toekomstige sce-
nario’s voor ontwikkeling, in het kader van het
nationale Atelier Kunstkwaliteit. Het is voorstelbaar
dat de boulevard dan een andere betekenis krijgt,
bijvoorbeeld als verbreding van het strand nodig is.
Het strand kan dan een betekenis krijgen voor de
stad als podium van Den Haag. Naast flaneren, zon-
nen en feesten krijgen dan ook festivals en sport-
wedstrijden hier de ruimte – met de boulevard als
een tribune met zicht op strand en zee.
Het kustatelier kan een impuls geven om de belang-
rijkste Zuid-Hollandse badplaatsen Den Haag,
Noordwijk, Katwijk en Hoek van Holland elk een
eigen profiel te laten ontwikkelen. Aansluiten bij
de gebiedskenmerken en de ontstaansgeschiedenis
zijn dan belangrijk. Hierop anticipeert het ontwerp
voor de boulevard al volop. Het aansluiten bij de
contrasten tussen de verschillende deelgebieden
van Scheveningen, de samenbindende toekomstige
lijn van de boulevard, en de verbindende lijnen naar
het achterland, zijn de ontwerpthema’s voor de toe-
komst. Daarbij komt de rol van de ruimtelijk ontwer-
per, die een aantrekkelijk ontwerp weet te koppelen
aan techniek en veiligheid, volop tot zijn recht, zoals
Morales heeft laten zien.
Angelique Mergler
Foto’s Nadine van den Berg
De nieuwe boulevard: een veilig en ontspannen wandelgebied. Rechts: Ter hoogte van het Museuem Beelden aan Zee in de duinen, heeft de kustlijn een
kromming naar binnen toe.
Alle objecten, zoals deze voetgangersbrug (midden), zijn uitgevoerd in losse delen van maximaal 700 kilo. Rechts: De Solá-Morales ontwierp ook het meubilair.
Zicht op het oude dorp. Rechts: Door het ontbreken van een hoge dijk is de aansluiting van de winkelstraat in het oude dorp op de boulevard en het strand verbeterd.
De verkeerstromen hebben alle hun eigen niveau.
48 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 49Plankaart van Urbis voor het nieuwe Raakskwartier.
met het Twentekanaal gerealiseerd worden, evenals
een van de twee vlonderpaden. In het gebied tus-
sen de spoorlijn en de Hengelose straat is de tweede
fase in uitvoering, met onder meer een verbinding
met duikers onder het spoor door.
Hoewel het Kristalbad nog niet klaar is, overtuigt
het. De keuze voor lange rechte kades en stroken
riet en lisdodde in plaats van de doorsnee pseudo-
natuurlijke kronkelige vormentaal is een verade-
ming.
Het basisplan van BoschSlabbers is uitgewerkt door
Eelerwoude in samenwerking met Abe Veenstra.
Het hoofdidee van het definitief ontwerp is even
simpel als sterk: haaks op de infrastructuurlijnen
zijn nieuwe landschappelijke lijnen geïntroduceerd
in een soort streepjescodemotief, wat het landschap
aantrekkelijk maakt. Aan de Hengelose zijde ligt een
bomenweide, evenals aan de Enschedese kant waar
de weide aansluit op de fietsbrug over het kanaal.
Ertussen liggen twee groene lijnen, een tussenkade
en een brede ecologische verbindingszone, van
elkaar gescheiden door afwisselend brede en smalle
waterpartijen en stroken met zuiverende moeras-
beplanting. Door evenwijdig aan de hoogtelijnen
in het terrein, parallelle zones te maken met kleine
hoogteverschillen is een soort sawa-landschap
gecreëerd, waar het water doorheen geloodst wordt.
Op veel plaatsen is het hoogteverschil niet alleen
zichtbaar door kleine cascades maar ook door het
kalmerende geluid van vallend water. De combinatie
met het kraakheldere water – met een rijkdom aan
beplanting – en de vele meerkoeten zorgt voor een
intense natuurbeleving.
De start en het eindpunt van de weg die het water
door het gebied volgt hebben de ontwerpers gemar-
keerd met uitzichttorens die zijn vormgegeven als
grote peilstokken. De torens zijn bedoeld om de
bezoeker extra zicht te geven op de weg die het
water aflegt en daarmee inzicht in het functioneren
van het gebied als zuiveringsmachine. Ook elders
staan manshoge peilstokken om de bezoeker te
MV:24,2
MV:24,2
MV:25,0
MV:26,0
MV:27,0
MV:26,2
MV:26,5
MV:27,0
MV:27,0
MV:26,0
MV:27,0
MV:27,0
MV:28,5
MV:28,5
MV:23,9
MV:23,4
MV:23,7
MV:24,7
MV:24,7
MV:24,5
MV:24,3
MV:24,3
MV:24,3
MV:24,2
MV:24,5
MV:24,3
MV:24,7
MV:24,7
MV:24,7
MV:25,5
MV:25,0
MV:23,20
MV:22,40
MV:23,0
MV:23,0
MV:23,0
MV:22,10
MV:22,10
MV:23,00
MV:22,80
MV:23,9
Bodembreedte 4.0Taluds 1:2
Bodem:21,80
Bodem:21,3Bodem:
21,3Bodem:21,3
Bodem:21,5
Bodem:20,90
Bodem:20,6
Bodem:21,3
Bodem:22,5
Bodem:21,3Bodem:
21,3
Bodem: 22,7
Bodem: 22,69
Bodem: 22,8
Bodem: 22,5
Bodem: 22,80Bodem: 21,80
Bodem:22,3Bodem:
22,3Bodem:
22,3Bodem:22,3
Bodem:22,3
MAX peil: 24,1Normaal peil : 22,8
MAX peil: 24,3Normaal peil : 23,3
MAX peil: 24,5Peil buffering: 23,8Normaal peil : 23,5
MAX peil: 24,7Normaal peil : 24,2
Gradient
markegrens; bestaande bomen + evt. aanvulen
herprofileren heuvel
boomweide, 3 rijen
verblijfsplek (bankjes, info, fietsenrek)
uitkijktoren 12mkade op scheiding; zichtlijn
zichtbare overlaat
halfverhard pad over kade
zichtbare overlaat
vlonder (optioneel)
vlonder (optioneel)
verspringingen op overgang riet / water
uitkijktoren lager (8m)
onderhoud opslag met grasbeton
boomweide 2 rijen
info
info
info
info
info
brug
zichtbare inlaat
zichtbare inlaat
beek via grote koker in verdeelbasin
inlaat noordelijk deel
fietspad
afgraven
ophogen
3m/5m/3m
zichtbare doorlaat water / duiker ?
cascade
pad rondom
1000 mm.
1250 mm.
1250 mm.
voorzetting brugdek
keien
bank
asfalt
uitsparing boomspiegel
info
fietsenbeugels
info
verdeelkast
uitkijktoren
10 20 30 40 50 100 200 250150 300
Zuidelijk projectgebiedDO Kristalbad
Noordelijk projectgebied
Kristalbad
Landinrichting Enschede Noord
Noordpijl
Onderwerp waterbergingsgebied Kristalbad
Locatie Hengelo/Enschede
Ontwerp Eelerwoude en Abe Veenstra
landschapsarchitect
Ontwerpers Stephan Schorn, Abe Veenstra
Opdrachtgever Waterschap Regge en Dinkel i.s.m.
Dienst Landelijk Gebied, Landschap Overijssel,
gemeente Hengelo, gemeente Enschede, provincie
Overijssel, landinrichtingscommissie Enschede-
Noord
Ontwerp 2009
Realisatie 2010 – 2013
Omvang zuidelijk projectgebied ca. 27 ha (eerste
uitvoeringsfase)
Te uitnodigende natuur in Twente
Het laatste stukje van mijn wandeling naar het
Kristalbad word ik ingehaald door slierten fietsers,
ouders met kinderen, recht op het nieuwe water-
rijke groengebied af rijdend. Ik ben verbaasd over
zo’n drukte in het hagelnieuwe natuurlijke bergings-
en zuiveringsgebied. Maar het blijkt deze zondag-
middag open dag bij de nabijgelegen voetbalclub
Twente, het fietspad langs het spoor van Hengelo
naar Enschede leidt recht naar het voetbalstadion
De Veste. De fietsers laten het Kristalbad rechts lig-
gen. Dat is jammer, want ze missen wel wat.
Het Kristalbad was tot voor kort een anoniem agra-
risch tussengebied, doorsneden door het Twenteka-
naal van Zutphen naar Enschede, de spoorlijn en de
Hengelose Straat tussen Hengelo en Enschede. De
rustige, groene stadsrand van Hengelo met een cam-
ping en villabuurtjes ligt op enige afstand. Aan de
andere kant grenst het Kristalbad aan de westrand
van Enschede, waar de afgelopen jaren grootschali-
ge ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Hier zijn veel
recreatievoorzieningen, kantoren en bedrijvigheid,
met de Universiteit Twente en het Twente-stadion
kritiek
als belangrijkste magneten. Op de rand ligt een
schaatsbaan, ingepast met een groene grondwal.
Zuidelijk van het Kristalbad, aan de overzijde van
het kanaal, prijkt een kleinschalig agrarisch coulis-
selandschap. Ten noorden van het plangebied ligt
onder meer het terrein van een golfclub.
De positie van het gebied aan de rand van stad, op
de schakel naar het ommeland, en op een van de
weinige plekken waar het langzaam verkeer het
kanaal kan oversteken, maakt het geschikt als recre-
atiegebied. Het Kristalbad ligt niet voor niets in het
recreatieve ‘Rondje Enschede’, dat diverse groen-
gebieden aaneenschakelt. Het Kristalbad is in de
eerste plaats een retentiegebied dat stedelijk water
uit Enschede opvangt. Daarnaast zorgt het voor
natuurlijke zuivering van het oppervlaktewater en
maakt deel uit van de ecologische verbindingszone
Twekkelo-Drienerlo.
Ondanks dit complexe gebiedsprogramma is het de
ontwerpers gelukt een krachtig en eenvoudig ont-
werp te maken. De eerste fase die net gerealiseerd
is, ligt tussen het kanaal en de spoorlijn. Dit grootste
deelgebied is bijna af. Wel moet nog de verbinding
MV:24,2
MV:24,2
MV:25,0
MV:26,0
MV:27,0
MV:26,2
MV:26,5
MV:27,0
MV:27,0
MV:26,0
MV:27,0
MV:27,0
MV:28,5
MV:28,5
MV:23,9
MV:23,4
MV:23,7
MV:24,7
MV:24,7
MV:24,5
MV:24,3
MV:24,3
MV:24,3
MV:24,2
MV:24,5
MV:24,3
MV:24,7
MV:24,7
MV:24,7
MV:25,5
MV:25,0
MV:23,20
MV:22,40
MV:23,0
MV:23,0
MV:23,0
MV:22,10
MV:22,10
MV:23,00
MV:22,80
MV:23,9
Bodembreedte 4.0Taluds 1:2
Bodem:21,80
Bodem:21,3Bodem:
21,3Bodem:21,3
Bodem:21,5
Bodem:20,90
Bodem:20,6
Bodem:21,3
Bodem:22,5
Bodem:21,3Bodem:
21,3
Bodem: 22,7
Bodem: 22,69
Bodem: 22,8
Bodem: 22,5
Bodem: 22,80Bodem: 21,80
Bodem:22,3Bodem:
22,3Bodem:
22,3Bodem:22,3
Bodem:22,3
MAX peil: 24,1Normaal peil : 22,8
MAX peil: 24,3Normaal peil : 23,3
MAX peil: 24,5Peil buffering: 23,8Normaal peil : 23,5
MAX peil: 24,7Normaal peil : 24,2
Gradient
markegrens; bestaande bomen + evt. aanvulen
herprofileren heuvel
boomweide, 3 rijen
verblijfsplek (bankjes, info, fietsenrek)
uitkijktoren 12mkade op scheiding; zichtlijn
zichtbare overlaat
halfverhard pad over kade
zichtbare overlaat
vlonder (optioneel)
vlonder (optioneel)
verspringingen op overgang riet / water
uitkijktoren lager (8m)
onderhoud opslag met grasbeton
boomweide 2 rijen
info
info
info
info
info
brug
zichtbare inlaat
zichtbare inlaat
beek via grote koker in verdeelbasin
inlaat noordelijk deel
fietspad
afgraven
ophogen
3m/5m/3m
zichtbare doorlaat water / duiker ?
cascade
pad rondom
1000 mm.
1250 mm.
1250 mm.
voorzetting brugdek
keien
bank
asfalt
uitsparing boomspiegel
info
fietsenbeugels
info
verdeelkast
uitkijktoren
10 20 30 40 50 100 200 250150 300
Zicht vanaf de uitkijktoren aan de stadsrand van Enschede (links). De uitkijktoren trekt veel publiek.
Plankaart Kristalbad van Eelerwoude en Abe Veenstra
landschapsarchitect.
Zicht op de natuurlijke zuiveringsvelden van Kristalbad. Op de achtergrond het Twente-stadion. Peilstokken laten zien dat het verval in het bad meer dan twee
meter bedraagt.
50 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 51
wijzen op de hoogteverschillen en het is de bedoe-
ling om als peilstok vormgegeven wegwijzers te
plaatsen. Als ook de informatieborden zijn aan-
gebracht – waarvan de staanders al zijn geplaatst
– heeft het gebied zijn maximale laadvermogen aan
thema’s wel bereikt. Gelukkig zijn andere zaken,
zoals afrastering en duikerpijpen simpel gehouden.
Het gebied functioneert als uitloopgebied. Tijdens
mijn bezoek werd het goed gebruikt, vooral door
65-plussers en hondenbezitters. Op veel plaatsen
stinkt het naar hondenpoep, wat jammer is in een
gebied met het hoofdthema zuiverheid.
De torens werken niet alleen goed als uitkijkpunten
maar hebben ook een natuurlijke aantrekkings-
kracht op bezoekers. Tussen de beide torens is een
architectonische spanning voelbaar: ze kijken door
de aswerking als het ware naar elkaar. Deze as heeft
een functie als waterscheiding en is uitgevoerd als
een lange kade die dwars door de streepjescode
snijdt. Omdat deze kade voor de recreant niet toe-
gankelijk is, was het logischer geweest de verbin-
dingsroute anders vorm te geven.
Hekken met bordjes ‘kwetsbaar natuurgebied’ aan
weerszijden moeten wandelaars buiten houden
maar werken niet: tijdens mijn bezoek steekt een
tweetal met honden over, recht door het gebied.
Watervogels vliegen op. De boodschap is dat de
ecologische verbindingszone zich niet verdraagt
met recreatief gebruik. De vraag is of dat terecht is,
gezien het type natuur. Zonde is het in ieder geval
want het middengebied nodigt uit om ontdekt te
worden.
Het valt op dat alle routes in het gerealiseerde deel
langs de randen van het gebied lopen, langs het
kanaal, langs de spoorlijn, over de boomweides
langs de stadsranden, om het waterrijke midden-
gebied heen. Vanaf alle vier de randen zijn alleen
kleine ‘inprikkers’ gemaakt, zoals een kort pad op
de tussenkade. Het pad biedt een mooi zicht op
een cascade en leidt naar een vogeluitkijkscherm.
Iets verderop zijn twee vlonderpaden gedacht. Ze
voegen maar weinig toe: het nog niet gerealiseerde
tweede vlonderpad kan net zo goed achterwege
blijven. De torens blijken zodoende broodnodig om
de bezoeker een blik op het waterrijke binnenste
te bieden. En dat steekt: zo zijn natuur en recreatie
te veel gescheiden werelden in Kristalbad. Was hier
niet een evenwichtiger oplossing denkbaar in de
afweging tussen natuurontwikkeling en recreatie?
Hank van Tilborg
Foto’s Harry Harsema en Hank van Tilborg
De omgeving van de uitkijktorens is ingericht als verblijfsplek.
Het eerste bassin met instroom van de Elsbeek. De drijvende bakken met beplanting werken wat vervreemdend temidden van de rijke natuurlijke begroeiing onder
water. Rechts: Aan de Hengelose kant verlaat het gezuiverde water van de Elsbeek het Kristalbad via een cascade.
Het vlonderpad draagt bij aan de beleving van het water. Rechts: Een van de ‘inprikkers’ leidt naar het vogeluitkijkscherm en de
daarachter gelegen cascade.
Links: Zicht vanaf de uitkijktoren aan de stadrand van Hengelo over de kade richting de uitkijktoren aan kant van Enschede. Rechts: Zwanen nestelen tussen de jonge
moerasbeplanting. Op de achtergrond de uitkijktoren aan de Hengelose kant van Krsitalbad.
52 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 53
De keuze voor lange rechte kades en stroken riet en lisdodde
in plaats van de doorsnee pseudonatuurlijke kronkelige vormentaal
is een verademing
Overzicht over het plangebied in noordelijke richting, gezien vanaf de uitkijktoren aan de Hengelose zijde, met op de achtergrond het plangebied van de tweede fase.
54 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 55
bevolking heeft een belangrijke
stem in de realisatie, vooral in de
programmering van het park. Om de
bewonersparticipatie te organiseren
stelt LOLA voor het park te verdelen
in cirkels. Groepen bewoners ‘adop-
teren’ cirkels en selecteren de best
mogelijke programmering, functies
en kenmerken. De gemeente heeft als
belangrijkste taak het herinrichten
van het wegenstelsel. De ontwerpers
nemen de leiding bij het ontwerpen
van de randen van het Singelpark.
Studio Karst gooit het over een ande-
re boeg, maar hun plannen zijn gro-
tendeels wel te combineren met die
van LOLA. Studio Karst wil met Gar-
den of Leiden de hele stad tot bota-
nische tuin maken. Het Singelpark
vormt de ring. De ontwerpers beogen
meer intieme plekken te maken in het
stedelijk weefsel en stellen de aanleg
van twintig omheinde tuinen voor.
Elke tuin krijgt zijn eigen beplanting
en sfeer. Net als LOLA ziet het Zwit-
serse bureau in de Hortus Botanicus,
die onderdeel uitmaakt van het Sin-
gelpark, een belangrijke partner. Over
de route moeten nog knopen worden
doorgehakt. Studio Karst is een stuk
explicieter dan LOLA over het marke-
ren van deze weg. Het bureau situeert
aan de buitenzijde van de singels een
vrij liggende promenade, omzoomd
door een dubbele bomenrij.
Tuin der zinnen in Huys Dever
Locatie Lisse
Ontwerp Joost Emmerik en Tomas
Degenaar
Opdrachtgever vakblad Tuin &
Landschap (prijsvraag)
Status uitvoering in 2013
vrijheid. In hun ontwerp passen ze
verschillende elementen uit middel-
eeuwse siertuinen toe. Het ontwerp
heeft een vloer van bloemrijk gras-
land waarop een lange zodenbank
en wilgentenen staan. Vakken vol
‘Verbluffend eenvoudig en tegelij-
kertijd architectonisch gezien zeer
krachtig’, zo typeert de jury van vak-
blad Tuin & Landschap het winnende
ontwerp voor een siertuin bij rijksmo-
nument ’t Huys Dever in Lisse. Makers
van het plan Tuin der zinnen zijn
landschapsarchitect Tomas Degenaar
en architect en stedenbouwkundige
Joost Emmerik. De prijsvraag draaide
om het ontwerpen van een middel-
eeuwse siertuin. De ontwerpers gin-
gen daarom op zoek naar de essentie
van zo’n historische tuin.
Emmerik en Degenaar concludeerden
al snel dat de gestelde vraag merk-
waardig was. Er bestaat namelijk geen
archetypische middeleeuwse siertuin.
Het beeld dat je als eerste voor ogen
komt, is de kloostertuin met een
strakke ordening van vier vakken.
Maar in de middeleeuwen bestonden
ook idyllische tuinen met een veel
vrijere opzet zoals het type locus
amoenus. Of eenvoudige moestuinen.
Die ontdekking gaf de ontwerpers
etalageetalage@blauwekamer.nl Tekst Marieke Berkers
Singelpark Leiden
Locatie Leiden
Ontwerp LOLA landscape architects
en Studio Karst
Opdrachtgever gemeente Leiden
Status gemeente gaat in gesprek
met ontwerppartijen
Groene long langs de Leidse Singel
Verbinden en trans formeren in Bordeaux
Locatie Bordeaux
Ontwerp KCAP Architects&Planners
i.s.m. Mutabilis (landschap), Ingerop
Engineering, Oasiis (duurzaamheid)
en BMA (programmering)
Opdrachtgever Ville de Bordeaux
Communauté Urbaine de Bordeaux
Status masterplan goedgekeurd
door de burgemeester van
Bordeaux, de Franse minister van
Buitenlandse Zaken en de gemeente
Bordeaux
In 2012 krijgt Bordeaux een nieuwe
brug over rivier de Garonne: de
Bacalan Bastide. Hierdoor ontstaat
een betere verbinding tussen de
linker- en rechteroever. Dit biedt
de mogelijkheid het beter ontsloten
waterfront van Bordeaux-Brazza
te transformeren. Het voormalige
industriegebied krijgt een gemengd
stedelijk programma. Het masterplan
van KCAP Architects&Planners behelst
de totale aanpak van het 67 hectare
LOLA kiest voor een lineair park, een
park met een veel grotere lengte
dan breedte. Dit type park verbindt,
maakt ruimte in volle steden en zorgt
voor biodiversiteit. Het Singelpark is
een bijzonder lineair park; het heeft
de vorm van een cirkel en is met zijn
twee kades twee keer 6,3 kilometer
lang. Een doorgaande, heldere route
die de diverse delen van het park
doorsnijdt zorgt voor de verbindende
lijn. De routes zijn zo ontworpen
dat gebruikers ze intuïtief zullen
gebruiken. Wie het water volgt komt
al een heel eind. Ook zijn de oevers
van de Singelgracht te onderscheiden
van die van de stadsgrachten door
hun natuurlijke karakter. Daarmee is
bewegwijzering overbodig. Wel stelt
LOLA digitale informatiepunten voor
over de geschiedenis of natuurwaar-
den van de plek.
De ontwerpers moeten ook een
manier vinden om de vele ideeën
van bewoners te kanaliseren. De
De Singel in Leiden begrenst al sinds
1659 de binnenstad. Het ontbreekt
de structuur tegenwoordig echter aan
eenheid. Twee jaar geleden bracht
een burgerinitiatief het idee voor
het voetlicht het Singelpark te ver-
nieuwen. De projectgroep Singelpark
van Stadslab, die de initiatiefnemers
ondersteunt, werd aanjager van het
project. De gemeente Leiden steunde
het initiatief en zegde de helft van de
investering toe: 6,3 miljoen euro. Ook
schreef ze een prijsvraag uit die twee
eersteprijswinnaars opleverde: LOLA
landscape architects uit Rotterdam en
Studio Karst uit Zürich.
bloemen en kruiden geven de tuin een
levendig beeld. In de tuin ligt een vij-
ver, omgeven door een stalen ring met
de bekende vroegmiddeleeuwse zin:
‘Hebban olla uogala nestas hagunnan
hinase hic anda thu.’
grote gebied. Naast het toevoegen
van gemengde stedelijke functies
worden voormalige gebouwen en
infrastructuur hergebruikt. Het
opruimen van bodemverontreiniging
en overstromingsmanagement zijn
onderdeel van het masterplan. Het
programma bevat 600.000 vierkante
meter aan woningen, kantoren,
industrie, publieke functies en nieu-
we openbare ruimtes.
Het masterplan geeft een kwaliteits-
impuls die verder reikt dan het gebied
zelf. Zo ontwerpen de stedenbouw-
kundigen een netwerk van openbare
ruimtes die nieuwe verbindingen
vormen tussen de rivier, bestaande
wijken en de heuvels in de omgeving.
KCAP geeft de verschillende zones
eigen sferen, dichtheid, functies en
typologieën. De ontwerpers duiden
de opzet als een ‘mozaïekstructuur
van karakterzones’.
Het lineaire ontwerp voor het Singelpark.
Een heldere route verbindt de onderdelen van het park.
Het masterplan voor het waterfront van Brazza – in het noorden de nieuwe brug
over de Garonne.
Verschillende stijlfiguren in het ontwerp voor de siertuin bij ’t Huys Dever.
56 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 57
etalage
Locatie Tilburgse Spoorzone
Ontwerp Studio Papaver
Opdrachtgever mede mogelijk
gemaakt door het Stimuleringsfonds
voor Architectuur, de provincie
Noord-Brabant en de gemeente
Tilburg.
Status onderzoek is afgerond
Tussentijds ontwaken in Tilburg
Studio Papaver deed het afgelopen
jaar onderzoek naar onbestemde
ruimtes rond grote ontwikkello-
caties. Sluimerplekken noemen ze
die. De stedenbouwkundigen Zineb
Seghrouchni en Anne Seghers ontra-
felen in hun onderzoek de mogelijk-
heden voor tijdelijk gebruik van dit
soort ruimtes. De resultaten vatten
ze samen in een manifest. Zeven
kracht van sluimerplekken om ontoe-
gankelijke ruimtes open te breken en
verbindingen met de stad maken, is
dat ze op grotere schaal kunnen bij-
dragen aan de stadsontwikkeling.
Studio Papaver benadrukt dat slui-
merplekken niet zomaar verdwijnen.
Ze verschuiven in de loop der tijd. Een
ingreep kan tijdelijk zijn, maar het
effect ervan moet zich verder kunnen
Locatie Noordas Stadsregio
Rotterdam
Ontwerp DaF-architecten
Opdrachtgever stadsregio
Rotterdam
Status realisatie tussen medio 2012
en eind 2013
Polderen in de Noordas
Rond de Noordas in de stadsregio
Rotterdam bestaat de ambitie ruim-
telijke opgaven die gemeentegrenzen
overschrijden in samenhang aan te
pakken. Bereikbaarheid staat cen-
traal bij verschillende opgaven van
gebiedsontwikkeling in het gebied
dat deels open en deels bebouwd is.
Ook bij het ontwikkelen van natuur-
en recreatiegebieden tussen de noor-
delijke stadsrand van Rotterdam en
het verstedelijkende Lansingerland,
is het beter bereikbaar maken een
sleutelopgave. Over dit vraagstuk
riep de stadsregio ontwerpers op met
plannen te komen om de Noordas als
geheel en het Polderpad – een fiets-
pad dat je van Rotte naar de Schie
brengt – in het bijzonder een duidelij-
ker gezicht te geven. Winnaar van de
prijsvraag, DaF-architecten, schetste
een kader voor vier routes met de
titels: Polderen over het programma,
Het markeren van de polders, De
beleving van het landschap en Verha-
len uit de polder. Deze routes vormen
samen het omgevingsontwerp dat
zorgt voor een betere beleving van
het landschap. DaF-architecten deed
een uitgebreide studie naar histori-
sche en landschappelijke aspecten.
Dat viel in de smaak bij de jury. De
komende tijd werken de ontwerpers
met de historische ondergrond als
basis samen met bewoners, gebrui-
kers en bedrijven aan markering van
de route en inbedding in het gebied.
ontwikkelen. Deze ambitie geeft het
belang aan van ‘principe twee’ uit het
manifest: ‘Formuleer de urgentie op
bovenlokaal niveau.’ De Spoorzone in
Tilburg is een goed gekozen testloca-
tie. Op deze plek vindt namelijk een
grootschalige ontwikkeling plaats,
omringd door sluimerplekken. De
centraal gelegen plek gold echter
lange tijd als ontoegankelijk enclave in
de stad. Goede tussentijdse plekken,
waarbij ook nagedacht wordt over
verbinding met de rest van de stad,
zullen de locatie weer in de hoofden
van de Tilburgse bewoners tot leven
wekken.
Het is de vraag of de vorm van een
manifest wel zo goed gekozen is. Dat
komt doordat het niet altijd duidelijk
is wie de ontwerpers aanspreken.
Soms lijkt Studio Papaver zich te
richten tot de ontwerper en soms ook
tot ontwikkelaars of gemeenten. Het
gevaar ligt op de loer dat niemand
zich echt aangesproken voelt.
principes moeten de lezer de juiste
mentaliteit bijbrengen: de tussentijd-
mentaliteit. De methode werd getest
in de spoorzone in Tilburg.
De ontwerpers doen waardevolle
aanbevelingen. Zo waarschuwen ze
om tijdelijke ingrepen niet als ad hoc
ingrepen te beschouwen. ‘Zorg voor
een goede verknoping tussen lokale en
bovenlokale urgenties’, bevelen ze. De
Mogelijke invulling van een sluimerplek op een Tilburgse straathoek.
ACADEMIE VAN BOUWKUNST AMSTERDAM / stedenbouw en landschaps architectuur TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT / stedenbouw T EC H N I SC H E U N I V E RS I T E I T E I N D HOV E N / urban des ign and planning WAGENINGEN UNIVERSITy / landschapsarchitectuur ROTTERDAMSE ACADEMIE VAN BOUWKUNST / stedenbouw HOGESCHOOL VAN HALL LARENSTEIN / landschapsarchitectuur NHTV INTERNATIONAAL HOGER ONDERWIJS BREDA / urban design HKU HOGESCHOOL VOOR DE KUNSTEN UTRECHT / urban design FONTyS ACADEMIE VOOR ARCHITECTUUR EN STEDENBOUW / stedenbouw SAXION DEVENTER / stedenbouwkundig ontwerpen
Het beste afstudeerwerk
Beeld uit het Wageningse project Vibrant Land van Jorrit Noordhuizen en Inge Kersten.
58 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 59
Dit jaar stuurden tien ontwerpopleidingen afstudeerwerk in, een mix van projecten op bachelor- en masterniveau. Grote maatschap-pelijke vraagstukken, zoals herstructurering van het bestaande, klimaat- en voedselcrisis en energie staan bij afstudeerders al jaren op de agenda. Ook in deze lichting zijn ze goed verte-genwoordigd.Vooral studenten aan Wageningen University, de Amsterdamse Academie van Bouwkunst en het Tilburgse Fontys adresseren grote thema’s als kustveiligheid, voedsel, duurzame energie en klimaatadaptatie. De invulling of herbe-stemming van cultuurhistorische gebieden is, in vergelijking met de beroepspraktijk, veel minder aanwezig. Wel staat dit onderwerp cen-traal in plannen als dat voor de omgeving van slot Loevestein (pagina 69), het KVL-terrein
in Oisterwijk (69) het hergebruik van het Trolly Car depot no. 6 in Wroclaw (74) en het ontwerpend onderzoek naar de Rotterdamse brandgrens (68). Nieuw zijn de consequenties van de economische crisis, die in voorgaande lichtingen nog niet zichtbaar waren.Hoe benaderen studenten deze opgaven? Hoe gaan ze om met de hedendaagse tijdgeest en de rol van het ontwerp?
Veelzeggende titelHet zoeken naar een nieuwe verhouding tussen de overheid en de gebruiker van het publieke domein komt het nadrukkelijkst aan de orde in de plannen van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Kim Kool laat zich in haar ontwerp voor het Wilhelminaplein in Eind-hoven met de veelzeggende titel ‘Ons plein’
(72) leiden door de beleving van de gebruiker. In haar toelichting legt zij het accent op een beschrijving van het ontstane beeld. Daardoor wordt niet duidelijk of de gekozen insteek tot dilemma’s leidt – bijvoorbeeld tussen groe-pen gebruikers of tussen nieuwe wensen en bestaande kwaliteiten. Ook is het is de vraag of de oplossing, die veel ruimte geeft aan grote zitelementen en terrassen voor bestaande hore-cavoorzieningen, uiteindelijk zo veel anders en nieuw is als wordt beoogd.Floris Grondman (‘Het Nest Uit!’, 72) wil in zijn ontwerp voor de omgeving van de Utrechtse creatieve broedplaats Vechtclub XL het gebruik niet te veel vastleggen maar ‘moge-lijkheden aanbieden’. Het is aan de gebruiker om aanwezige elementen te definiëren ‘tot wat men er in ziet’. Uit de presentatie wordt niet direct helder wat er wél wordt ontworpen.Hoe zorg je voor vrijheid voor toekomstig en onvoorspelbaar gebruik en hoe bereik je tege-lijkertijd samenhang en ruimtelijke kwaliteit? Deze vraag klinkt door in veel plannen. Het plan ‘Visible Cities’ (63) van Edwin Hans van de Technische Universiteit Delft maakt dui-delijk dat dit niet zonder overheid kan. Het plan zoekt het antwoord in het geven van een impuls aan de programmering door de inzet van publieke, niet-ruimtelijke middelen, zoals wifi, elektriciteit en water. Samenhang komt van een verhoogde waterkering. De gemeente is verantwoordelijk voor de basisinrichting van zogenoemde stadskamers.
LocatiekeuzeDe consequenties van de financiële en econo-mische crisis echoën vooral door in de projec-ten afkomstig van de NHTV Breda en de Tech-
58 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 59
Beeld het uit project 'Nieuw eetlust' van Peter Leeuw van de Tilburgse Fontys academie.
Meer dan mooie plaatjes
nische Universiteit Eindhoven. Sleutelwoorden zijn fasering, samenhang en sociale identiteit. In de Bredase plannen ‘Waste-Graceland’ (71) en ‘Waalfront 1.2’ (71) dient de openbare ruimte als kader voor toekomstige ontwikke-lingen.Illustratief voor de tijdgeest is de locatiekeuze van ‘Waalfront 1.2’: voor dit gebied is al in 2007 een masterplan gemaakt. Het project gold als het paradepaardje van de gebiedsont-wikkeling en figureerde als voorbeeldcase in tal van cursussen. Een nieuwe visie, begin 2012 gemaakt door het Ontwikkelbedrijf Waalfront in reactie op het economisch slechte weer, met een raamwerk van openbare ruimtes en flexibel in te vullen bouwvelden, was het vertrekpunt voor dit afstudeerwerk. Het afstu-deerplan beoogt met spelregels de kwaliteit van de bebouwingswanden te borgen en tege-lijkertijd de flexibiliteit te bieden die in deze tijd gewenst is.De Eindhovense plannen ‘Het stedelijk geheugen’ (64) en ‘Potentie en weerbarstig-heid’ (65) leggen het accent op de sociale en ruimtelijke context. In het eerste plan wordt met bescheiden stedenbouwkundige ingrepen de zone tussen twee Haagse wijken opnieuw ingedeeld en geprogrammeerd. Lokale onder-nemers kunnen zich hier vestigen. ‘Potentie en weerbarstigheid’ streeft naar een ‘alternatieve herstructuringslogica’ voor het voormalige KVL-terrein in Oisterwijk. Uit de impressie van de ‘eerste fase’ valt op te maken dat bewoners zich het terrein kunnen toe-eigenen. Maar dit beeld roept ook vragen op. Zijn alle activiteiten toegestaan? Zijn er meerdere fases?De Eindhovense student Damian Alcedo betoogt in ‘Wonen tussen stad en land’ (64) dat door de Grondexploitatiewet lage bebou-wingsdichtheden mogelijk zijn. De schema’s maken niet voldoende aannemelijk dat hierbij automatisch ook een ‘openbaar toegankelijk natuurgebied’ ontstaat.
Breedste insteekOntwerp kan gaan over vormgeven aan een specifiek programma of een duidelijk omschre-ven doelstelling maar het wordt spannender als het ontwerp een rol speelt bij het inzichtelijk maken of verzoenen van (schijnbaar) conflic-terende belangen. Plannen die een dergelijk spanningsveld als vertrekpunt hebben zijn ‘Eemsdam’ (verzoening natuur en economie, 70), ‘Nieuwe Eetlust’ (71, stedelingen en agra-riërs dichter bij elkaar brengen) en ‘Eat your
view’ (60, landbouw met natuur).Dit laatste project van de Amsterdamse stu-dent Michiel van Driessche heeft de breedste insteek. Zijn ontwerpend onderzoek laat zien wat een landbouwhervorming kan betekenen voor de Veenkoloniën. Tegelijkertijd doet het plan uitspraken over recreatie, ecologie en infrastructuur. Aansluiting op de lokale vraag werd gevonden door 22 stakeholders te inter-viewen. Tijdens de presentatie van dit afstu-deerwerk toonde de afstudeercommissie zich onder de indruk van de uitwerking op grote schaal maar oordeelde ook dat de student ontwerpterrein prijsgaf door zijn soms al te pragmatische houding tegenover de concrete opgaven. De commissie vroeg zich af of dit een uitvloeisel is van de zoektocht naar de nieuwe rol van ontwerpers – aangezien meer afstudeer-studenten in Amsterdam deze neiging leken te vertonen. In de vorige editie van de afstudeerspecial onderscheidde inleider Enno Zuidema twee soorten plannen: projecten waarbij de focus ligt op het eindbeeld, ontwerp als fait accompli, en projecten waarbij de ingrepen centraal staan en het eindbeeld het gevolg is van ontwikkelingen die hierdoor in gang zijn gezet. De tweede categorie is in deze lichting nadrukkelijk aanwezig met een breed scala aan ingrepen: ‘kleinschalige landschapsinterven-ties’ (66, de ‘plug-ins’), aanpassingen in het watersysteem (62, overstromingsbestendige dijken in ‘Prepare for impact’), infrastructuur (69, ‘Voorbij de vangrail’) en wifi (63, ‘Visible Cities’).Andere voorbeelden zijn de kustversterking-plannen die te typeren zijn als een slimme omgang met natuurlijke processen met een lange tijdshorizon. In het plan ‘Een door-braak voor de Hollandse badplaats’ (60) van de Amsterdamse student Miriam Verrijdt en het eerder genoemde plan ‘Eemsdam’ wordt de kustlijn gemanipuleerd met respectievelijk strekdammen en een leiddam waardoor land-schappen ontstaan met nieuwe mogelijkheden voor natuur, recreatie, industrie en zeewier-teelt.‘Rijzend Land’ (61) van Jorryt Braaksma van de Amsterdamse Academie van Bouwkunst is gebaseerd op de strategie om laaggelegen polders te laten opslibben tot boven de gemid-delde hoogwaterstand, onder invloed van de getijdendynamiek. En in het Wageningse plan ‘Vibrant Land’ (66) voor de kustverdediging van North Carolina zorgt een houten struc-
tuur, gemaakt van lokaal gekapte bomen, voor de aangroei van duinen. Het plan maakt gebruik van eenvoudige middelen maar is uiterst effectief, oordeelde de jury van de Archiprix die dit plan in juni bekroonde met een eerste prijs.
Onzekerheden en procesUit de afstudeerplannen spreekt engagement met de actualiteit, idealisme en een groot geloof in de kracht van het ontwerp, maar ook is het besef aanwezig dat er grenzen zijn aan wat maakbaar is. Er wordt gezocht naar een meer gefaseerde manier van ontwerpen die ruimte laat voor onzekerheden en proces.Dit blijkt uit de woordkeus in de toelichtingen. Plannen worden aangeduid als ‘testcase’, ‘ont-werpend onderzoek’, ‘zoektocht’, ‘scenario’, ‘mogelijk eindbeeld’, ‘ontwikkelscenario’, of ‘geregisseerd laissez faire’. Er worden ‘transfor-maties op gang gebracht’, ‘impulsen gegeven aan een dynamisch proces’ of ‘mogelijkheden onderzocht’. Het is soms puzzelen waar een plan precies over gaat. Voor een deel komt dat ongetwijfeld doordat de studenten slechts een half A4’tje tekst en enkele beelden mochten aanleveren. De studenten lijken te beseffen hoe belangrijk communicatie is in deze tijd van prijsvragen en meervoudige opdrachten, maar slaan soms door in retoriek en ondoorgrondelijk proza, terwijl het ‘waarom’, ‘wat’ en ‘hoe’ niet altijd duidelijk zijn. Wat te denken van een zin als: ’Er wordt een regeneratieve en integratieve strategie toegepast door middel van een ope-rationeel plan dat zich in het veld manifesteert met een implementeerbare tactiek.’De plannen van deze afstudeerlichting zijn niet op alle fronten even overtuigend in presentatie of ruimtelijke uitwerking van de (hoge) nage-streefde ambities. Dat is niet verwonderlijk. Opgaven waarin geanticipeerd wordt op markt-partijen of burgers zijn per definitie complex, zeker in relatie tot de laboratoriumsituatie die een opleiding in feite is. Maar het is goed om te zien dat deze afstudeerlichting inhoud en proces nadrukkelijk met elkaar probeert te verbinden.
Harma Horlings
4 / 2012 blauwe kamer 6160 blauwe kamer 4 / 2012
De waddenkust heeft een lange
geschiedenis van landwinning. Al
meer dan duizend jaar worden hoge
kwelders bedijkt voor agrarisch
gebruik. Door inklinking en de stij-
gende zeespiegel liggen deze polders
tegenwoordig onder zeeniveau, de
oudste al meer dan twee meter. De
waterschappen hebben steeds meer
moeite om deze gebieden droog en
zoet te houden. De diepteligging
heeft ook andere nadelen. Bij een
dijkdoorbraak zijn de gevolgen groter
bij een diepgelegen polder dan bij
polders die boven zeeniveau liggen.
Zo waren er tijdens de watersnood-
ramp in 1953 grote verschillen in het
aantal dodelijke slachtoffers tussen
lager- en hogergelegen polders.
Dit afstudeerontwerp verkent een
duurzame strategie tegen verzilting
en voor kustveiligheid. Het is een
strategie om laaggelegen polders op
natuurlijke wijze, onder invloed van
de getijdendynamiek, te laten opslib-
ben tot boven de gemiddelde hoog-
waterstand. Tijdens dit proces volgen
in een relatief kort tijdsbestek (75-100
jaar) spectaculaire landschappen
elkaar op. Iedere 25 jaar wordt het
proces bij een ander te laag gelegen
gebied in werking gesteld. Hierdoor
zijn in één mensenleven alle stadia
van de Waddenzee te beleven, van
wadden en geulen tot hoge kwelder.
Als pilot is de oudste en diepstgele-
gen Dollardpolder uitgewerkt. Een
overschot aan slib in het water van het
Eems-Dollard estuarium zorgt voor
ecologische problemen. Door met het
slib de polder op te hogen kan bag-
Rijzende waddenpolders
betekenis voor de voedselindustrie.
Het infrastructureel netwerk wordt
aangepast om deze nieuwe ontwik-
kelingskansen te ondersteunen en het
productiegebied opnieuw toegankelijk
en beleefbaar te maken, zowel voor de
consument als de producent.
Het resultaat is een geherstructureerd
landbouwmodel als mondiaal voor-
beeld van duurzame voedselproductie.
Op lokale schaal zorgt deze transitie
voor een landbouwgebied met omge-
vingskwaliteit als identiteitsdrager
voor de Veenkoloniën.
Dit afstudeeronderzoek laat de nood-
zaak en tegelijk de mogelijkheden zien
van de koppeling tussen mondiale
vraagstukken en lokale gebiedsont-
wikkeling.
Student Michiel Van Driessche
(landschaps architectuur)
Project Eat Your View
Commissie Eric Frijters (mentor),
Wim Boetze, Cees van der Veeken
Als testlab kunnen de Veenkoloniën dit
nieuwe landbouwmodel ontwikkelen,
waardoor ze niet enkel hun eigen pro-
bleem aanpakken, maar ook werken
aan een mondiale opgave.
Het nieuwe landbouwmodel vraagt
om een nieuw productiesysteem. Een
zevenslagstelsel combineert gewas-
en veeteelt en integreert tijdelijke
natuurzones. De verwerking van de
opbrengst vindt plaats in een netwerk
van lokale, regionale en nationale ver-
werkingshubs. Telkens wordt de keuze
gemaakt tussen transportkosten of
schaalvoordeel. Dit leidt tot ontwik-
kelingskansen op verschillende schaal-
niveaus, met een hernieuwde sociale
Hoe kan de dynamiek van het plat-
teland ingezet worden voor actuele
wereldwijde opgaven, en hoe kan deze
dynamiek een nieuw plattelandssys-
teem opleveren?
De Veenkoloniën zijn een plattelands-
gebied in het noorden van Nederland,
met een aantal belangrijke economi-
sche, sociale en ecologische opgaven.
Als landbouwgebied zijn ze onderdeel
van een mondiaal systeem. De proble-
men in dit gebied worden veroorzaakt
door dit globale voedselsysteem en de
sociale, economische en ecologische
omgeving die het creëert.
De Verenigde Naties pleiten voor een
nieuw, duurzaam landbouwsysteem.
A C A D E M I E V A N B O U W K U N S T A M S T E R D A M / stedenbouw en landschapsarchitectuur
Dit ontwerpproject is een zoektocht
naar een nieuw concept voor de Hol-
landse badplaats. Het huidige concept
is gedateerd en doet weinig recht aan
de kwaliteit van het kustlandschap.
In de morfologie van de bestaande
badplaatsen zijn negen types te
vinden met een eigen historische
achtergrond. Een daarvan is het bou-
levardtype, dat de speciale kwaliteit
van de badplaats dramatiseert: het
samenspel van het dynamische kust-
landschap met de harde constructies
van de badplaats. Aan het boulevard-
type kleven twee nadelen. Ten eerste
kan het niet goed reageren op de
stijgende zeespiegel en de daarmee
gepaard gaande verandering van de
kustlijn. Ten tweede past de boule-
vard niet bij het massatoerisme. Er
is in de boulevardbadplaats namelijk
maar één eerste rij.
Het nieuwe type is een harde con-
structie die een kwartslag gedraaid is
ten opzichte van de boulevard. Strek-
dammen dus, maar dan als onderdeel
van de badplaats. Dit type heeft de
voordelen van de boulevard – het
directe contact tussen stedelijkheid
en landschap – maar ontwijkt de
nadelen. Bovendien hebben strek-
dammen een stimulerende invloed op
de kustlijn. Deze wordt stabieler, met
dynamische natuur ten noorden van
de dammen.
Het concept is op Scheveningen uit-
geprobeerd. Het landschap rondom
de strekdammen wordt een stuk
spannender, maar ook de aankomst
voor de badgasten verbetert radicaal.
Scheveningen krijgt een opener front
naar zee, waardoor zijn kwaliteit
verder doordringt en het strandleven
veel meer diversiteit krijgt. Verder
krijgt Scheveningen 50 procent meer
kustlijn, waarvan een groot deel pal
op het zuiden. Zandsuppletie is niet
meer nodig. De Hollandse kust heeft
legio mogelijkheden.
Student Miriam Verrijdt (stedenbouw)
Project Doorbraak voor de Hollandse
badplaats
Commissie Florian Boer (mentor),
Els Bet, Huub Juurlink
Doorbraak voor de Hollandse badplaats
Het lokale in de wereld
geren in het estuarium gereduceerd
worden. De helderheid en het zeele-
ven zullen toenemen en daarmee het
ecosysteem versterken.
De tracébepaling en vormgeving van
nieuwe ringdijken en randen, kan
zorgen voor een sterke ruimtelijke,
functionele en cultuurhistorische ver-
ankering daarvan. Door het reguleren
van getijden met een stormvloedke-
ring, zal het opslibben sneller verlo-
pen en kunnen de dijken lager blijven.
Op andere plekken ontstaan natuur-
lijke klifkusten. Deze blijven achter
als relict in het landschap nadat het
gebied weer opgeslibd is. Ze zijn een
poëtische verwijzing naar het verle-
den en de toekomst van deze polders.
Student Jorryt Braaksma (landschaps-
architectuur)
Project Rijzend land
Commissie Lodewijk van Nieuwen-
huijze (mentor), Paul Achterberg,
Sander Lap
Impressie van een nieuw type boulevard op een strekdam bij Scheveningen. Masterplan met strekdammen haaks op de Scheveningse kust.
Het opslibben van de laaggelegen waddenpolders: na vijf jaar (intergetijdengebied, -1,50 NAP), na 25 jaar
(pioniersstadium), na vijftig jaar (lage kwelder), na vijftig tot honderd jaar (hoge kwelder, +1,90 NAP).
De Veenkoloniën als testlab voor een nieuw
landbouwmodel.
Een infrastructureel netwerk met ‘verwerkings-
hubs’ – een nieuwe identiteitsdrager voor het
landschap van de Veenkoloniën.
Het nieuwe productiesysteem is een
zevenslagstelsel van gewas- en veeteelt in
combinatie met tijdelijke natuurzones.
62 blauwe kamer 4 / 2012 – ONDerwIJS ONDerwIJS – 4 / 2012 blauwe kamer 63
Thuis in de stad
programmatisch door een thema. De
gemeente is verantwoordelijk voor de
basisinrichting en commerciële par-
tijen kunnen een plek sponsoren door
middelen ter beschikking te stellen.
Stedelingen kunnen de activiteiten
vorm geven en daarmee de stadska-
mers activeren. Een verhoogde water-
kering verbindt alle stadskamers.
Wie daaroverheen loopt passeert een
Dit is een onderzoek naar en een ont-
werp van een publieke ruimte waarin
de wisselwerking tussen mobiele
technologieën en de fysieke ruimte
centraal staat. Mobiele technologieën
(zoals telefoons, tablets, draadloze
netwerken) versterken de sociale
transparantie tussen mensen en cre-
eren een stedelijke transparantie
door user generated content. Mobiele
technologieën openen zelfs de moge-
lijkheid voor stedelingen om hun
publieke ruimtes zelf vorm en inhoud
te geven.
Dit project onderzoekt de moge-
lijkheden van dit bottom-up vorm
en inhoud geven van de publieke
ruimte en de impact daarvan op Rot-
terdams stedelijk leven. Het voorziet
in een ontwerp voor een symbolisch
vrijetijdsnetwerk op Rotterdams
brandgrens. Publieke middelen zoals
wifi, elektriciteit en water geven een
impuls aan de publieke ruimte. Het
bottom-up opzetten van bijvoorbeeld
bijeenkomsten, evenementen of uit-
voeringen raakt in een versnelling,
vergemakkelijkt door mobiele tech-
nologieën.
Rotterdam kent een scala aan sociale
groeperingen. In plaats van te pro-
beren iedereen samen te brengen op
één plek kiest dit ontwerp ervoor om
aan het water van Rotterdam, op De
Boompjes, verschillende stadskamers
te creëren voor verschillende groepe-
ringen. Deze plekken worden ruim-
telijk gedefinieerd door boompjes en
voor een stedelijk ontwerp. Aanha-
kend op de herstructureringsambities
van Hoogvliet, wordt de nieuwe stra-
tegie getest in een bestaande, subur-
bane context.
Het resultaat is een confrontatie tus-
sen stad en nieuwe natuur, versterkt
door het openen van het Haringvliet.
De kreken brengen een transformatie
van het landschap op gang, en zorgen
voor nieuwe ecologische kwaliteit en
recreatieve mogelijkheden voor de
hele regio. De nieuwe waterfronten
die hiermee ontstaan wisselen van
karakter, van een groen moerasbos
tot een stedelijke kade, met nieuwe
en bestaande bebouwing opgenomen
in de secundaire waterkering. Op
wijkniveau brengen de nabijheid en
de beleefbare dynamiek van het getij-
denwater nieuwe kwaliteiten.
Student Robert de Kort
Project Prepare for impact – climate
change adaptation and spatial quality
in the Dutch Urban Delta
Mentoren Anne Loes Nillesen,
Verena Balz
De Rijnmond staat de komende eeuw
voor de uitdaging van hogere water-
standen door de klimaatverandering.
Dit onderzoek verbindt de aanpassing
van het waterveiligheidssysteem van
de regio met het toevoegen van ruim-
telijke kwaliteit op drie schalen: de
delta als geheel, de stad en de wijk.
In het ontwerp wordt op verschillende
plekken, zoals de Albrandswaard en
de Hoekse Waard, afgestapt van de
huidige waterveiligheidsstrategie. In
plaats van de kans op een overstro-
ming te beperken door dijkverho-
gingen, worden de gevolgen van een
overstroming beperkt door het gebied
aan te passen op de maximale over-
stromingsdiepte. Dijken worden over-
stromingsbestendig gemaakt door het
versterken van het binnentalud, en de
gebieden achter de dijk veranderen
in aangepaste woonmilieus. Na een
T EC H N I S C H E U N I V E RS I T E I T D E L F T / stedenbouw
Voorbereiden op het water
schijnbaar chaotisch ontwerp, maar op
ooghoogte in een duidelijke hiërarchie
en verrassende ervaringen.
Dit afstudeerproject biedt een alter-
natief voor de Chinese urbanisatie, die
meer gericht is op het spektakel en het
object, dan op de ruimte zelf. De muur
wordt op verschillende schalen als fun-
damenteel ruimte-ervaringselement
ingezet. Het voorstel is om de stads-
grens van de Chinese stad Chengdu
sterk te verdichten met bebouwing als
een nieuwe stedelijke ‘muur’ rondom
de stad. Het plan is een stadsmodel
dat grenzen, net als die van middel-
eeuwse Chinese en Europese steden,
opnieuw definieert, en dat daarmee de
stad dwingt te verdichten en zodoende
ruimte te bieden aan de enorme migra-
tie naar Chengdu.
Muur maakt de stad
hoogwatersituatie kan het teveel aan
water in de polders worden geloosd
via kreken en wateruitlaten in de
dijk. Een GIS-model analyseert de
combinatie van maximale overstro-
mingsdiepte van een gebied met haar
stedelijke aard om zo de geschiktheid
voor de nieuwe strategie te bepalen.
Een casestudy naar klimaatadaptatie,
de relatie water en stad, en ruimtelijke
kwaliteit en waterkeringen in verste-
delijkte delta’s, levert de bouwstenen
Binnen het masterplan is een Chi-
nese buurt verder uitgewerkt. De
uitwerking is gebaseerd op het idee
dat de manier waarop mensen plek-
ken gebruiken en waarderen onder
invloed staat van hun perceptie op
ruimte. Daarom is de ervaring van
ruimte cruciaal voor het stadsont-
werp. In een theoretische verkenning
is het Chinese ruimtebegrip beschre-
ven, om van daaruit de publieke ruim-
te binnen de buurt te structureren.
In de Chinese perceptie van ruimte is
omsluiting, met de muur als symbool,
het belangrijkste principe.
In de buurt ontstaan geleidelijk
muren aan de randen van de rijstvel-
den. Binnen de groeiende vaste struc-
tuur is een veelheid aan ruimtelijke
typologieën mogelijk. Dit resulteert
vanaf vogelvluchtperspectief een
reeks etalages van creatieve manifes-
taties. Dit is het visitekaartje van Rot-
terdam – de stad wordt hier als geheel
zichtbaar.
Student Edwin Hans
Project Visible Cities – home in the city
Mentoren F. Colombo (hoofdmentor),
L. Calabrese (mentor), G. Bruijns
(gecommitteerde)
Student Jasper Nijveldt
Project The Wall – the rediscovery of
ordinary public places in an alternative
urban architectural model for Chinese
cities. The case of Chengdu
Mentoren Henco Bekkering, Deborah
Hauptmann
In de Rijnmond worden de gevolgen van een overstroming beperkt door de
steden aan te passen op de maximale overstromingsdiepte.
Verbetering van de waterveiligheid in de Albrandswaard door het binnentalud
van dijken te versterken en aangepaste woonmilieus te maken.
De muur is belangrijke inrichtings element in de verdichting van de stadsrand
van de Chinese stad Chengdu.
In de Chinese beleving van ruimte staat
omsluiting centraal.
Een vrijetijdsnetwerk, gebaseerd op mobiele technologieën zoals telefoons, tablets en draadloze netwerken.
Stadskamers op de Rotterdamse Boompjes bieden ruimte aan allerlei
groeperingen.
64 blauwe kamer 4 / 2012 – ONDerwIJS ONDerwIJS – 4 / 2012 blauwe kamer 65
T EC H N I S C H E U N I V E RS I T E I T E I N D HOV E N / urban des ign and planning
Dit is een onderzoek naar stedelijke
en etnografische weefsels van twee
Haagse wijken, die als katalysator die-
nen voor de herstructurering van het
publieke domein tussen de wijken.
Lange tijd is de leefwereld van de
bewoners uit Transvaal en de Schil-
derswijk in Den Haag door planners
genegeerd. Specifieke kennis over de
wijk en zijn bewoners ontbreekt nog
steeds in de planvorming. De bewo-
ners blijven passieve figuranten in hun
eigen wijk, de bestaande kwaliteiten
blijven op de achtergrond, terwijl
deze kwaliteiten aanknopingspunten
kunnen zijn voor de noodzakelijke
kwaliteitsslag. Dit plan ontwikkelt
nieuw instrumentarium voor de ste-
denbouwkundig ontwerper. Door
de morfologische en etnografische
structuur van de wijken te bestuderen
kan de ontwerper zich meer van de
specifieke context toe-eigenen bij het
ontwerpen van het publiek domein.
Tussen Transvaal en de Schilders-
wijk ligt een fysieke barrière. In deze
strookzone liggen ruimtes die een
belangrijke rol spelen in het dagelijks
leven van bewoners en in de stedelijke
structuur van Den Haag. De Haagse
markt en het Hobbemaplein zijn heb-
ben kwaliteiten als ontmoeting- en
verblijfsplaats. De zone vraagt om ver-
nieuwing en kan via de gevonden kwa-
liteiten een kwaliteitsslag krijgen. Met
kleine ingrepen wordt de strookzone
in het ontwerp ontwikkeld tot een toe-
gankelijk centrum voor beide wijken
met een aantrekkelijk investeringskli-
maat. Zijn positie op stedelijk niveau
wordt verstekt en de wijken worden
met elkaar verbonden.
De strookzone bestaat uit overlappen-
de ruimtes, die tezamen één publiek
domein vormen. Bewoners zorgen
voor gemeenschappelijk beheer. Er
komt deels een vast programma en
daarnaast ruimte voor vrije vormge-
ving. Het hanteren van deze bottom-
upbenadering laat zien dat met kleine,
relatief goedkope ingrepen grote
stedenbouwkundige effecten teweeg-
gebracht worden. Daarmee past deze
strategie in de huidige maatschappij.
Student Manoe Ruhé
Project Het stedelijk geheugen van
Transvaal en de Schilderswijk
Afstudeerbegeleiders Bruno de Meul-
der, Michiel Dehaene, Reinder Rutgers
Het stedelijk geheugen van Haagse volkswijken
Weerbarstige herstructurering
Door het vervagen van het verschil
tussen stad en land en het achter-
blijven van adequaat overheidsbeleid
daarvoor, is aan veel stadsranden
kwaliteitsarm tussenland ontstaan.
Landelijke woonmilieus kunnen
deze locaties weer kwaliteit geven
maar met de huidige marktwerking
en beleidsmiddelen is het bijna
niet mogelijk deze te realiseren. De
Grondexploitatiewet kan uitkomst
bieden doordat deze wet gemeenten
de mogelijkheid geeft om bij plan-
ontwikkeling de gemaakte kosten te
verhalen. Dit betekent dat er nieuwe
mogelijkheden voor passief grondbe-
leid en ontwikkelingsplanologie ont-
staan met de mogelijkheid om grote
hoeveelheden woningen te realiseren
zonder de financiële druk die hier nu
Wonen tussen stad en
bij hoort. Door grondeigenaren aan
de stadsrand de kans te geven hun
gronden zelf te ontwikkelen hoeven
gemeenten bij planontwikkeling niet
meer alle gronden aan te kopen. Hier-
door wordt de prijs van de grond niet
meer opgedreven en is het mogelijk
om veel lagere woningdichtheden
te realiseren met meer ruimte om
de kwaliteiten van deze gebieden te
behouden.
Door het toepassen van deze ontwik-
kelingsstrategie kan het landelijk
gebied aan de oostelijke stadsrand
van Breda getransformeerd worden in
een openbaar natuur- en recreatiege-
bied met compacte woningclusters.
In een gebied van 492 hectare kunnen
2861 woning worden gebouwd (27
procent sociale woningbouw) in een
dichtheid van slechts 6,1 woningen
per hectare en kan een openbaar
toegankelijk natuurgebied komen van
340 hectare (69 procent van het plan-
gebied). Dit levert de ontwikkelende
partijen 200 miljoen euro op nadat de
gemeente 45 miljoen euro aan kosten
verhaald heeft. Hierdoor krijgt de
gemeente kosteloos een kwalitatief
hoogwaardig tussenland, een voor
iedereen toegankelijk landelijk woon-
milieu en een groot openbaar natuur-
gebied dat de huidige kwaliteiten van
het gebied versterkt.
Student Damián Alcedo
Project Wonen tussen stad en land –
Nieuwe ontwikkelmogelijkheden met
de Grondexploitatiewet
Begeleiding Kees Doevendans, Reinder
Rutgers, Hans van Engen
Het voormalige KVL-terrein in Oister-
wijk is, zoals zoveel erfgoed, een kans
en een probleem tegelijkertijd. Het
is een kans om een onderscheidende
dorpsuitbreiding te realiseren op een
zichtlocatie. Maar er zijn ook weer-
barstigheden, onder meer vervuiling
en monumentaliteit, die een belem-
mering vormen voor een soepele her-
ontwikkeling. Normalisatie van deze
weerbarstigheden vraagt hoge inves-
teringen en daarmee een hoge eco-
nomische druk op het gebied. Maar is
deze economische druk in het belang
van het dorp? Is de dorpsontwikke-
ling gebaat bij een hoogwaardig en
prestigieus project? Wat zijn eigenlijk
de programmatische mogelijkheden?
Hoe functioneert het dorp? En hoe
kan KVL de grootste bijdrage leveren
aan het dorp, zowel economisch,
ruimtelijk als sociaal?
Via een analyse van de potenties en
weerbarstigheden van het terrein in
samenhang met de ruimtelijke context
is tot een andere interpretatie van de
herontwikkelingscondities gekomen.
De gekozen laagwaardige insteek leidt
tot een meer kansrijke en gefaseerde
herstructurering waarmee het KVL-
terrein toegevoegde waarde krijgt
voor het dorp, in plaats van erop te
parasiteren.
Dit project is een casestudy vanuit
een kritisch theoretisch perspectief
naar industrieel erfgoed, (geforceer-
de) herstructurering, publiek domein
en de verbanden tussen deze begrip-
pen. De huidige manier van heront-
wikkelen is zeer kapitaalintensief en
kijkt niet verder dan de grenzen van
het plangebied. Daarmee heeft deze
aanpak een negatieve invloed op
stadsontwikkeling op grotere schaal
en draagt niet bij aan de sociale rijk-
dom en variëteit van de stad.
Dit project is een zoektocht naar
andere herstructureringsmodellen,
waarbij getracht wordt de weerbar-
stigheden in te zetten, in plaats van
ze te normaliseren, om tot een meer
gefaseerde en genuanceerde vorm van
herstructureren te komen die beter
aansluit bij de demografische, econo-
mische, programmatische en ruimte-
lijke context.
Student André Cools
Project Potentie en weerbarstigheid
Afstudeerbegeleiders Kees Doeven-
dans, Michiel Deheane, Hans Snijders
Impressie van het vernieuwde Hobbemaplein.
Morfologische en etnografische analyse
van de Haagse wijken Transvaal en
Schilderswijk.
Ontwerp voor de strookzone tussen
Transvaal en de Schilderwijk.
Door grondeigenaren in de stadsrand van Breda hun gronden zelf te laten
ontwikkelen ontstaat een openbaar natuur- en recreatiegebied met een
woningdichtheid van 6,1 woningen per hectare. Dit levert aanzienlijk meer
voordelen op dan andere ontwikkelingsstrategieën.
Voor het KVL-terrein in Oisterwijk
is gezocht naar een alternatief
herstructureringsmodel dat beter aansluit
bij de demografische, economische,
programmatische en ruimtelijke context
van het Brabantse dorp.
De herontwikkeling zorgt voor aansluiting van het KVL-terrein op de
stedenbouwkundige structuur van Oisterwijk.
66 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 67
Het klimaat maakt de staddat deze een gezamenlijke toekomst
delen. Er wordt een regeneratieve en
integratieve strategie toegepast via
een operationeel, tactisch plan voor
de huidige situatie.
De focus van deze thesis was de acti-
vering van verandering in de neder-
zetting en het ontsnappen aan het
verwaarloosde landschap. Onder veel
denkbare scenario’s is één mogelijk
eindbeeld geschetst.
Student Malu Cayetano
Project Plug-INs: a transformative
approach – facing informal settlement
challenges in a European Context, La
Cañada Real Galiana, Madrid
Begeleiding Ingrid Duchhart, Rafael
Escribano Bombin (TU Madrid)
dament van deze aanpak ligt in het
stimuleren van de dynamiek van het
duinlandschap om zo een geleidelijke
stedelijke herstructurering vanaf de
lokale schaal in gang te zetten. Het
stimuleren van de ruimtelijke ken-
merken van dit landschap (duinen,
bos, moeras) zorgt voor meer lokale
landschappelijke diversiteit en draagt
bij aan een gevarieerd en levendig
stedelijk landschap: vibrant land. Het
dynamische karakter van de eilanden,
waartegen nu nog wordt ‘gevochten’,
wordt aangewend om het gebruik van
dit landschap voor de toekomst te
verzekeren.
Student Inge Kersten, Jorrit
Noordhuizen
Project Vibrant Land – responsive
engagement with the fragmented
coastline of North Carolina
Begeleiding Rudi van Etteger, Paul
Roncken
Dit ontwerpend onderzoek naar
klimaatadaptatie in Nederlandse
steden, is een zoektocht naar nieuwe
dynamiek gebaseerd op lokale land-
schapssystemen. De grenzen en
beperkingen van de huidige bena-
dering komen meer en meer aan het
licht, met name in de steden.
Oplossingen als groene daken, groene
gevels en wadi’s dragen bij aan kli-
maatadaptatie. Deze kleinschalige
ingrepen lossen echter op de grotere,
stedelijke schaal de problemen niet
op. Bovendien zijn het generieke
oplossingen die overal op eenzelfde
wijze toegepast worden, terwijl lokaal
zowel de impact van klimaatverande-
ring als de adaptieve capaciteit van
het landschap verschillen.
Om op deze lokale verschillen te rea-
geren stelt dit onderzoek een op het
landschap gebaseerde ontwerpbe-
nadering voor. Deze landscape-based
design approach neemt het onder- en
omliggende landschap van steden in
ogenschouw en zoekt naar gebied-
specifieke oplossingen voor klimaat-
problemen.
Het ontwerpen van stedelijke water-
systemen vanuit deze landschap-
pelijke benadering resulteert in
veerkrachtige, duurzame en gebieds-
eigen watersystemen. Innovatieve
ontwerpoplossingen omarmen land-
schapseigenschappen binnen de
lokale identiteit. Om dit te illustreren
is de voorgestelde methode in twee
casestudies getest.
In Gouda zijn twee polders nabij de
stad als retentiegebieden geïnte-
greerd in een hernieuwd, aaneenge-
sloten en cyclisch watersysteem. De
opslag van overtollig water in polders
vervangt het uitpompen. Door het
daar te zuiveren kan het ingezet wor-
den in perioden van droogte.
De verdwenen beken in Enschede
worden hersteld en gekoppeld aan
zuiveringsvijvers in parken. Overtol-
lig regenwater wordt in deze vijvers
opgeslagen, gefilterd en vervolgens
zichtbaar door de stad naar het bui-
tengebied afgevoerd. Dit herstelt de
bufferende capaciteit van het land-
schap en maakt de dynamiek van het
klimaat weer zichtbaar.
Deze benadering betekent een
ommekeer in het Nederlandse water-
beheer, een grote ingreep met groot
resultaat – uitmondend in schitte-
rende, klimaatbestendige groene en
blauwe netwerken die de steden van
de 21ste eeuw karakteriseren.
Student Joppe Veul, Paul van Dijk
Project Waterways to climate
adaptation
Begeleiding Ingrid Duchhart
WAG E N I N G E N U N I V E RS I T y / l andschapsarchitectuur
Dit afstudeerproject richt zich op het
ontwerpen van een robuust kustland-
schap voor North Carolina, met gevoel
voor lokale karakteristieken en de
beleving van de gebruikers, met res-
pect voor zowel natuurlijke als men-
selijke processen.
Kustgebieden zijn aantrekkelijke land-
schappen voor menselijke vestiging.
De natuurlijke dynamiek zorgt voor
een unieke en levendige omgeving.
Verstedelijking tot aan de waterlijn
gecombineerd met de onvoorspelbare
dynamiek van de oceaan zorgt voor
frictie en vraagt om slimme oplossin-
gen. De urgentie van deze ontwerp-
opgaven is duidelijk zichtbaar bij de
Barrier Islands van North Carolina. De
uitdaging ligt hier in het ontwikkelen
van een eilandvriendelijke strategie
voor het landschap en zijn gebruikers,
waarin de stedelijke structuur mee-
beweegt met de dynamiek van het
landschap in plaats van daartegen te
vechten.
Het ontwerp geeft de bewoners van
het gebied gereedschap om het (duin)
landschap te ontwikkelen en voor
te bereiden op de toekomst. Lokale
ruimtelijke karakteristieken en een-
voud en haalbaarheid van de ingreep
zijn daarvoor van groot belang. De
gebruiker krijgt de kans om bij te
dragen aan het verduurzamen van het
landschap.
Het transformeren van de openbare
ruimte varieert voor de drie lokale
landschapstypen: de duin/strand-
zone, het bosgebied en de binnenzee
met kweldermoerassen. Het fun-
Botsend landschap
Bezet historisch landschap
Dit afstudeerproject verkent de rol
van landschapsarchitectuur in infor-
mele nederzettingen in Europa in het
algemeen en specifiek in La Cañada
Real Galiana in de Spaanse hoofdstad
Madrid.
La Cañada Real Galiana heeft een
sterke historische en culturele bete-
kenis in Spanje als belangrijke dreef,
een landroute voor het verplaat-
sen van het vee naar de velden. De
noord-zuidlopende dreef verbindt
verschillende landschappen en grond-
gebieden met elkaar. Tegenwoordig
zijn veertien kilometer van deze land-
schappelijke as door informele huis-
vesting bezet en de bewoners maken
aanspraak op de grond. Dit heeft
geleid tot een conflict tussen cultureel
erfgoed en woonwensen.
Een belangrijke component van dit
project is het begrijpen van het ont-
staan van de nederzettingen. Alleen
als men begrijpt hoe de huidige situa-
tie is ontstaan kan men weloverwogen
beslissingen voor de toekomst maken.
Landschappen veranderen voortdu-
rend en verandering is de sleutel van
dit voorstel, dat een doelgerichte
transformatie van de nederzetting
voorstaat.
De gemeenschap speelt de hoofdrol
in deze transformatie. Strategie en
ontwerp versterken het positieve
netwerk van sociale, economische en
culturele activiteiten. Gemeenschap
is een bron van kennis en inspiratie.
De transformatie van de kolonie vindt
plaats met op maat gemaakte land-
schapsinterventies (plug-INs); flexi-
bele en aanpasbare gereedschappen.
Toekomstalternatieven voor La Caña-
da Real Galiana als informele neder-
zetting en als dreef zijn ontwikkeld en
geëvalueerd, vanuit het uitgangspunt
1e prijs Archiprix
2012
Masterplan voor de dreef La Cãnada Real Galiana. De op maat gemaakte landschapsinterventies (plug-INs).
Bewoners krijgen gereedschap om de dynamiek van het duin-
landschap in te zetten bij stedelijke herstructurering.
Impressie van het binnengebied met kweldermoerassen op de Barrier Islands in North Carolina.
Impressie van een zuiveringsvijver op
het Enschedese Van Heekplein.
Het ontwerp van het stedelijk watersysteem van Gouda is gebaseerd op het
omliggende landschap.
68 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 69
Snelwegen hebben de beleving van
ruimte en tijd drastisch veranderd. We
zijn opeens in staat om in korte tijd,
met flinke snelheid een indruk van
grootse landschappen te krijgen. Maar
infrastructurele landschappen hebben
een steeds uniformer karakter gekre-
gen. De snelweg verliest daardoor zijn
kwaliteit als venster op de regio en
voedt het gevoel dat Nederland vol is.
Dit afstudeerproject richt zich op de
A23, een actuele opgave tussen de A7
bij Hoorn en de Houtribdijk bij Enk-
huizen. De huidige plannen zijn vooral
verkeerskundig en economisch gericht
en negeren de ruimtelijke opgaven van
West-Friesland.
Dit project koppelt de ontwikkeling
van de A23 aan een ruimtelijk toe-
komstscenario voor West-Friesland.
De snelweg versterkt de regio en vormt
een sturend element in de ontwik-
kelingen.
Het verkeerskundige systeem onder-
steunt de ruimtelijke ontwikkeling
vanuit kernen, versterkt de verbin-
ding met het landschap, en is een
prachtig venster op de regio.
Het ontwerp bestaat uit drie infra-
structurele netwerken op verschil-
lende schalen met elk een eigen
ruimtelijke dynamiek en programme-
ring, die zich onafhankelijk van elkaar
ontwikkelen. Het bovenregionale net-
werk biedt ruimte aan bovenregionale
programma’s. Het regionale netwerk
ontwikkelt zich op een gebiedseigen
wijze tot een ‘superlint’ met lokale
en regionale bedrijvigheid. Het lokale
netwerk faciliteert kleinschalig agra-
risch en recreatief programma. Het
ontwikkelscenario is een ‘geregis-
seerd laisser faire’.
Plekken waar wegen elkaar kruisen of
raken geven aanleiding voor bijzon-
dere ingrepen. Een voorbeeld hiervan
is de ‘pitstolp’, een stepping stone
tussen de snelweg en de regio. Recre-
atief programma en een landwinkel
bereiken hier een bovenregionaal
publiek en geven de regio een econo-
mische impuls. Tevens wordt hiermee
het maatschappelijk draagvlak voor
het open landschap versterkt.
Student Bas van der Vinne
Project Voorbij de vangrail
Begeleiding Harm Timmermans (men-
tor), Stefan Bendiks, Peter Veenstra,
Jeroen de Willegen en Chris van Langen
Snelweg in het landschap
De ontdekking van De meeste projecten van het over-
heidsproject Ruimte voor de Rivier,
gaan gepaard met transformatie van
het veelal agrarische landschap naar
natuur. Zo ook het in 2009 opgestelde
masterplan voor het Munnikenland. De
hierin voorgestelde verandering ver-
breekt de onlosmakelijke verbinding
tussen Slot Loevestein en het land-
schap. Dit afstudeerproject behelst
een herontwerp van dit masterplan
en tevens een inrichtingsvoorstel
voor Slot Loevestein. In het centrale
concept, ‘het museale landschap’,
staat bij het creëren van ruimte voor
de rivier niet de natuur, maar de land-
schapsgeschiedenis centraal.
Door het inpassen van een ‘natuurde-
rij’ – een duurzaam agrarisch bedrijf in
de uiterwaarden – kan de al 700 jaar
bestaande agrarische functie en de
daarbij behorende verkaveling behou-
den blijven. De museale objecten, of
landschapselementen, zijn verbonden
door gethematiseerde wandel- en
fietsroutes in het historische decor.
Slot Loevestein is het middelpunt in
dit museale landschap. Het kasteel uit
de veertiende eeuw wordt sinds 1900
gebruikt als toeristische trekpleister.
De buitenruimte van Loevestein mist
het gevoel van dramatiek en emotie,
dat nodig is om de geschiedenis van de
vesting optimaal te beleven.
Het ontwerp voor de vesting bevat
twee routes, een aanvalsroute en een
verdedigingsroute. Door de bezoe-
ker in het omliggende landschap een
keuze te laten maken voor één van de
twee routes zal de bezoeker vanuit dat
perspectief – aanval of verdediging –
de vesting ontdekken. De geschiedenis
en het systeem van aanvallen en ver-
dedigen wordt zo beter afleesbaar en
ervaarbaar. Slot Loevestein is hiermee
een belangrijke attractie in het muse-
ale landschap, waar jong en oud graag
Nederlandse geschiedenis beleven.
Student Jelmar Brouwer
Project Museaal landschap – Land-
schapsgeschiedenis als drijfveer achter
‘Ruimte voor de Rivier’
Begeleiding Johan Vlug, Ard Middel-
dorp, Theo Reesink, Willem Verhoeven,
Lillian van Oosterhoudt
H O G E S C H O O L V A N H A L L L A R E N S T E I N / landschapsarchitectuur
Dit afstudeerproject presenteert een
alternatieve strategie voor binnenste-
delijke ontwikkeling. Het brengt de
tuin terug als ruimtelijk en program-
matisch middelpunt in het stedelijk
weefsel, met name op verdichtinglo-
caties. De kracht van de omsloten tuin
transformeert versleten gebieden
langs de Rotterdamse brandgrens tot
een vitaal stuk stad met bijzondere
woonkwaliteiten. Voor iedereen een
tuin!
Het ontwerpend onderzoek naar
de Rotterdamse brandgrens dient
als voorbeeld voor soortgelijke
transformatiegebieden in andere
steden. De overgangszone tussen de
negentiende-eeuwse en de moderne
stad kenmerkt zich door een variatie
aan plekken die met tuinen verdicht
kunnen worden. Hier kan aangesloten
worden op bestaande structuren en
ruimtelijke kwaliteiten met een mix
aan programma.
Nu is er een handjevol tuinen in het
Zomerhofkwartier. Ze zijn allemaal
privé en gekoppeld aan de woningen,
de rest van het gebied is openbaar. De
‘vertuinstrategie’ bestaat uit het toe-
voegen van verschillende tuintypolo-
gieën. Hierdoor vindt een verschui-
ving plaats in de verhouding publiek,
privaat en collectief, en ontstaat een
rijker pallet aan (buiten)ruimten: van
balkon en dakterras tot aan veranda,
boomgaard en dakpark. Hierdoor ver-
levendigen het gebruik en de beleving
van de openbare ruimte.
Elk tuintype is een katalysator van
een verdichtingstrategie. Zo wordt de
ruimtelijke overmaat aan de Teilin-
gerstraat en de Heer Bokelweg gepri-
vatiseerd en ‘vertuind’. Woningen die
eerst geen buitenruimte hadden krij-
gen een privétuin en maken de straat
als ruimtelijke drager herkenbaar. Een
andere strategie wordt toegepast op
het Benthemplein dat verandert in het
Benthemhof met een stadstuin die de
losse gebouwen verbindt tot een ste-
delijk ensemble.
Dit ontwerp transformeert potentiële
verdichtinglocaties tot een groene
gordel van tuinen. De tuin bevordert,
als ruimtelijke drager, de verblijfs-
kwaliteit én verhoogt de woonkwa-
liteit.
Student John de Groot
Project De tuinen van Rotterdam
Begeleiding Dirk van Peijpe (mentor),
Susanne Komossa, Jeroen Boomgaard
en Margit Schuster
R O T T E R D A M S E A C A D E M I E V A N B O U W K U N S T / stedenbouw
De tuinen van Rotterdam
Omsloten tuinen transformeren de versleten gebieden langs de
Rotterdamse brandgrens.
Typen tuinen.
De Heer Bokelweg voor en na de ‘vertuining’.
De ‘pitstolp’ is een stapsteen tussen de snelweg A23 en de West-Friese regio.
Concept voor de snelweg als
sturend element in de ruimtelijke
ontwikkeling van West-Friesland.
Impressie van de Aanvalsroute, een van de twee routes waarlangs
bezoekers Slot Loevestein kunnen verkennen.
70 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 71
Parkkracht
N H T V I N T E R N A T I O N A A L H O G E R O N D E R W I J S B R E D A / urban des ign
Beeld van het Waalfront Toen de Nijmeegse gemeenteraad
in februari 2007 het Masterplan
Waalfront vaststelde, kon niemand
vermoeden dat er economisch zulk
zwaar weer zou losbarsten. Voor
Ontwikkelbedrijf Waalfront was deze
crisis reden om een nieuwe visie op
het Waalfront te maken. Begin 2012
resulteerde dat in een schets van een
raamwerk van openbare ruimtes met
flexibel in te vullen bouwvelden. Deze
schets vormt het vertrekpunt voor dit
afstudeerwerk.
De traditionele benadering waarbij
het programma, de parkeernorm en
de dichtheid voor tientallen jaren
vastliggen, werkt niet meer. Gekozen
is om het raamwerk kwantitatief vast
te leggen, om de samenhang en iden-
titeit van het gebied te waarborgen.
De vlekken van het raamwerkplan
worden niet vanuit het onzekere pro-
gramma ontworpen maar vanuit het
raamwerk van de openbare ruimte.
De oost-westlijnen zorgen voor
samenhang. Dit zijn de structuurdra-
gers van het Waalfront: Lint, Stads-
weg en natuurlijk de Waalboulevard.
Voor de uitwerking van de deelge-
bieden zijn impressies en spelregels
opgesteld om deze afhankelijk van
de markt flexibel in te kunnen vul-
len. Het Romeins Kwartier is een
compact, autovrij zwerfmilieu aan de
rivier dat refereert aan het Romeinse
verleden van het Waalfront. Fortstad
is een formele, monumentale en
groene stadsbuurt die herinnert aan
de ontmanteling van fort Krayenhoff
eind negentiende eeuw. Dijkhoven
is een moderne, hoogstedelijke en
gemengde stadsbuurt aan de Waalha-
In Breda liggen rondom het spoor
talrijke braakliggende terreinen. Ooit
was de bedrijvigheid op deze ter-
reinen de economische motor van de
stad. Nu rest er een niemandsland
dat de stad doormidden snijdt. Mede
door de economische laagconjunctuur
en het tekort aan programma worden
deze gebieden de komende vijftien
jaar niet of nauwelijks ontwikkeld. De
gebieden hebben echter een schat
aan potentie die nu wordt verwaar-
loosd.
Dit afstudeerproject is een stra-
tegie om de gebieden die het best
verbonden zijn met het stedelijk
weefsel weer betekenis te geven
voor de inwoners van Breda. Door de
gebieden te integreren met de ste-
delijke structuren, het omliggende
landschap en met elkaar, ontstaat een
Spoorpark dat deze gebieden weer
bruikbaar en beleefbaar maakt. Dit
Spoorpark dient vervolgens als kader
voor toekomstige ontwikkelingen op
de braakliggende gebieden.
Hoofdingrediënten van deze strate-
gische interventie zijn het versterken
van een fijnmazig netwerk van lang-
zaamverkeersverbindingen en het
transformeren van het bestaande
groen tot een aantrekkelijk stads-
landschap. Centraal hierbij staan:
het verbinden van de gebieden met
de directe omgeving; het bieden van
ruimte voor bottom-up-initiatieven;
en tegelijkertijd de gebieden weer
betekenis en identiteit geven in het
geheel van de stad.
Deze ingrepen leiden niet direct tot
een spoorpark. Daarom zijn er per
gebied op basis van gebiedsspecifieke
eigenschappen zoals ondergrond,
omgeving en eigenaar katalysatoren
geformuleerd die de totstandkoming
van het park aanjagen. De katalysato-
ren genereren identiteit, activiteit en
dragen bij aan de fysieke ontwikke-
ling van het park. Het resultaat is een
bruikbaar en beleefbaar stadsland-
schap en met kiemen voor nieuw leven
op de braakliggende terreinen.
Student Joris Klein
Project Waste-, Graceland
Begeleiding Marc Holvoet, Tim van den
Burg, Ivo Dieleman, Levi Lanser
H O G E S C H O O L V A N H A L L L A R E N S T E I N / landschapsarchitectuur
Dam in de Eems voor meer Nederland, deltaland! Hierbij denkt
iedereen aan de zuidwestelijke delta,
maar in het noorden van Nederland
ligt nog een delta met een vrij uit-
stromende rivier, de Eemsdelta.
Vanwege het ecologische belang is dit
estuarium toegevoegd aan het Natura
2000-gebied Waddenzee.
Het Eems-Dollard estuarium is ook de
toegangspoort tot belangrijke havens.
De groei van deze havens vraagt
om veelvuldig baggeren. Dit zet de
natuurwaarde in het estuarium onder
grote druk. Door het baggeren ont-
staat een verstikkende laag modder,
waardoor langzaam maar zeker al het
leven in en boven het water verdwijnt.
Het plan Eemsdam brengt hier ver-
andering in door het plaatsen van
een 33 kilometer lange leidam. Deze
Eemsdam begint bij Ditsum en eindigt
midden in de Waddenzee. Door de
Eemsdam vermindert de getijden-
amplitude in het estuarium, waardoor
zowel buiten- als binnendijks de
omstandigheden verbeteren.
Buitendijks ontstaan twee systemen.
Aan Duitse zijde ontwikkelt zich een
fast landscape met een overwegend
industrieel karakter. Bestaande
havenindustrieën kunnen hierin blij-
ven bestaan en de dam zal nieuwe
mogelijkheden bieden voor onder
meer de teelt van zeewier en voor
windenergie. Aan Nederlandse zijde
ontstaat een slow landscape met een
ecologisch karakter, waarbij door
kwelderontwikkeling de natuurwaar-
de sterk toeneemt.
Binnendijks voorkomt de afgenomen
getijdenamplitude wateroverlast,
doordat er gemakkelijker gespuid kan
worden op het estuarium. De ver-
wachte veranderingen in het geulen-
patroon en het ondieper worden van
het estuarium aan Nederlandse zijde,
maken van de haven van Delfzijl een
recreatieve bestemming, ontoeganke-
lijk voor diepstekende schepen. Door
verplaatsing van de industrie naar
Eemshaven kan Delfzijl inzetten op
hoogwaardige woonkwaliteit, recre-
atie, natuur en zoetwaterberging.
De aanleg van de Eemsdam verandert
het Eems-Dollard-estuarium in een
vogelparadijs van wereldklasse, een
proeftuin voor het bedrijfsleven en
een rustplek voor de mens.
Student Roeland Meek
Project De Eemsdam
Begeleiders Renzo Veenstra, Ivar
Branderhorst, Cees Zoon, Adrian
Noortman
ven. De diversiteit in sfeer wordt voor
een belangrijk deel bepaald door de
breedte van het profiel, het gebruik
van de openbare ruimte, beplanting
en de overgang tussen openbaar
en privé en de mate waarin deze
bedraagt aan een groen straatbeeld.
Regels voor materialisering, parcel-
lering, kapvorm, hoek- en hoogteac-
centen, en maximale en minimale
bouwhoogte borgen de kwaliteit van
de bebouwingswanden, maar bieden
ook de zo gewenste flexibiliteit.
Student Chris van Nimwegen
Project Waalfront 1.2 – onderzoek
naar beeldkwaliteit
Begeleiding Marian de Vries, Mathieu
Schouten, Jos Weenink, Kees Zoon
Vogelvlucht van de 33 kilometerlange leidam in de Eems.
Aan de Nederlandse zijde van de dam ontwikkelt zich een slow landscape van kwelders en natuurontwikkeling.
Het einde van de Eemsdam.
Een raamwerk van openbare ruimtes voor het Waalfront in Nijmegen.
Bestaand groen wordt heringericht tot
een aantrekkelijk stadslandschap.
Ontwerp van het Spoorpark in Breda.
72 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 73
FONTyS ACADEMIE VOOR ARCHITECTUUR EN STEDENBOUW / stedenbouw
In Hollandstad wonen ruim 4500 boe-
ren. Zij beheren het open landschap
dat meer dan 1000 jaar geleden door
de eerste vrije boeren is aangelegd.
Die transformeerden de zompige
moerassen tot vruchtbare akkers en
later weides. De hedendaagse boeren
zijn vooral ondernemers. Naast hun
kernactiviteit ontplooien ze vaak
nevenactiviteiten in agrotoerisme,
zorg, of verkoop van eigen producten
zoals ambachtelijk gemaakte kaas,
melk, vleeswaren, sappen, jams,
enzovoort. Dit gebeurt nu veelal
ongestructureerd: boeren op de
streekmarkt verkopen allemaal min of
meer dezelfde producten.
Hollandstad gaat over duurzaamheid,
over eigen voedsel- en energiepro-
ductie. Met nieuwe ‘marktportalen’
in Hollandstad, waar boeren elkaar
ontmoeten om kennis uit te wisselen
en in contact te komen met hun afne-
mers. Hier vind je de beste streekpro-
ducten die in Hollandstad te vinden
zijn. Delicatessenwinkels kopen hier
kazen en worsten, cateraars kunnen
hier voor een goede prijs producten
kopen. Maar ook voor dagjesmensen
en toeristen is dit een geweldige plek,
met verse, eerlijke producten.
‘Nieuw eetlust’ is een van de markt-
portalen, in de kern van Hollandstad
in het unieke lamellenlandschap tus-
sen Leiden en Alphen aan den Rijn.
Hier komt de Oude Rijn aan het ter-
rein van de verlaten kleiwarenfabriek
Nieuw Werklust die wordt getransfor-
meerd tot marktportaal Nieuw eet-
lust. Ingebed in het landschap volgen
vijf marktpaviljoens de lijnen van het
landschap. Een vismarkt, een kaas-
markt, een zuivelmarkt, een groente-
en fruitmarkt en een vleesmarkt
liggen als vingers in het landschap. De
oude fabriek dient als marktkantoor
en voor congressen. De groene daken
benadrukken dat het unieke stroken-
landschap ononderbroken doorloopt.
Haventjes steken vanaf de Oude Rijn
het terrein in, het vervoer via water
wordt hier in ere hersteld.
Nieuw eetlust is de schakel in Holland -
stad tussen stad en land. Hier zijn
landschap, architectuur en mensen
met elkaar verbonden.
Student Peter Leeuw
Project Nieuw eetlust – een markt-
portaal in Hollandstad
Commissie Arzu Ayikgezmez (mentor),
Wim van Krieken (gecommitteerde),
Jan Willem van Kuilenburg (coördinator
afstuderen), Pieter Feenstra
Schakel tussen stad en land
De Randstad en het Groene Hart heb-
ben de ambitie om samen te smelten
tot Hollandstad, de groenste metropool
van de wereld. Hier ligt veel landelijk
gebied waar nog op traditionele wijze
intensieve veehouderij, landbouw en
kassenteelt plaatsvinden. Deze pro-
ductielandschappen bevinden zich op
een keerpunt, net als de energiesector
die uitziet naar het gebruik en de win-
ning van nieuwe soorten energie. Een
versnelling in de ontwikkeling van duur-
zame energie is cruciaal voor de eco-
nomische potentie van duurzame ener-
gietechnologie en de energiezekerheid
van in Nederland. Hollandstad kan een
voorbeeld zijn voor andere metropolen
met het bevorderen van algenteelt, een
nieuw soort energiewinning die Hol-
landstad grotendeels zelfvoorzienend
in energieproductie kan maken. Door in
Een voorbeeld van het hergebruik van
reststromen is regenwater dat op de
glazen daken van de kas valt, vervolgens
dient voor irrigatie van de tomaten-
planten en spoeling van de toiletten, en
daarna gereinigd wordt door de algen-
tubes in het gebouw. Een andere kring-
loop, van restwarmte, Exergie, komt uit
het algenlandschap. Deze restwarmte
kan worden gebruikt voor de tomaten-
teelt. Overtollige warmte is bruikbaar
Leven in een algenlandschap
voor de woonwerkruimten en de vis-
teelt, of wordt opgeslagen in de bodem
voor gebruik in de winterperioden.
Student Tim Robben
Project Leven in een algenlandschap.
Commissie Duzan Doepel (mentor),
Nico Tillie en Matthijs de Boer (gecom-
mitteerden), Jan Willem van Kuilenburg
(coördinator afstuderen), Pieter Feen-
stra
onbruik geraakte landschappen in te
zetten als productielandschappen voor
biomassa kan Hollandstad in techni-
sche infrastructurele zijn bijblijven.
Het algenlandschap is ontworpen als
nieuwe laag over het bestaande land-
schap. In kringlopen kan biomassa
worden geproduceerd voor energie en
grondstoffen. De luchtkwaliteit langs
snelwegen verbetert door de nabij-
gelegen open algenbouw. Bestaande
bebouwing, natuur en cultuurland-
schap worden opgenomen in een
nieuw systeem dat zonder schade ook
weer weggenomen kan worden. Het
algenlandschap biedt aanknopings-
punten voor nieuwe ruimtelijke ont-
wikkelingen op het gebied van wonen,
werken en recreatie, zoals een woon-
werkcluster of een woonlandschap op
terpen.
Fascinatie voor de beleving van de
openbare ruimte was aanleiding voor
dit afstudeerproject over het Wilhel-
minaplein in Eindhoven. Hoe kijken
en beleven mensen deze plek? Een
plek is beter te begrijpen door vanuit
de gebruiker te kijken. De verkregen
input – in de vorm van kenmerkende
woorden – vanuit de gemeente,
bezoekers en bewoners bepaalde
mede de ontwerpkeuzes voor dit
onderzoek. De belangrijkste termen
zijn omgezet in kaarten. Zo is de kaart
van het woord ‘gezichtsbepalend’
opgebouwd uit alle krantenkoppen
van het Eindhovens Dagblad van afge-
lopen jaar die over het plein gaan.
De negen kaarten hebben bijgedragen
aan het ontwerp voor de herinrich-
ting van het Wilhelminaplein. In de
huidige situatie loopt er een twee-
richtingsweg rondom het plein, wat
de vele horecavoorzieningen in hun
terrasruimte beperkt. De auto heerst
hier, wat direct te zien is aan de par-
keerplaatsen aan de uiteinden van het
plein. In het nieuwe plan is het parke-
ren gehalveerd en beperkt tot vergun-
ninghouders. De voetganger is weer
hoofdgebruiker en krijgt een verbin-
dende promenade die iets verhoogd
op het plein ligt. Het plein krijgt een
waardige entree met een podium
waar in alle rust kan worden verble-
ven. De monumentale panden aan
het plein gaven maat aan de enorme
zitelementen voor het plein. ’s Avonds
lichten zij op en geven extra sfeer aan
de terrassen die langs de promenade
liggen. Het plein geeft vorm aan de al
aanwezige Bourgondische sfeer.
De titel ‘Ons plein’ komt voort uit de
gedachte dat als we in het begin van
een ontwerptraject meer gebruikma-
ken van de beleving van de gebruiker,
dan ontstaan er bijzondere ontwerp-
keuzen.
Student Kim Kool
Project Ons plein
Begeleiding Rob van Dam, Arjan Kars-
sen, Ellen Marcusse, Mieke Döbken
Dit afstudeerproject onderzoekt de
rol van ‘broedplaatsen’ in steden.
Broedplaatsen worden wegens hun
‘kiemkracht’ ingezet als strategisch
middel voor stedelijke ontwikkeling.
Veel van deze plekken voor creativiteit
hebben nog weinig verbinding met de
omgeving. Voor dit project is de omge-
ving van de broedplaats Vechtclub XL in
Utrecht heringericht. Om het karakter
Ons plein
Kiemkracht van de broedplaats
H K U HO G ES C HOO L VOOR D E K U N S T E N U T R EC H T / urban des ign
van het gebied te behouden is geko-
zen voor hergebruik. In het ontwerp is
gebruikgemaakt van alle materialen die
te vinden zijn binnen de grenzen van de
locatie.
De gebruikers van een broedplaats kun-
nen meer invloed uitoefenen op hun
omgeving en die met hun initiatieven en
creaties een heel eigen kleur en dyna-
miek geven. In dit ontwerp is gepoogd
een impuls te geven om dit dynamische
proces in de buitenruimte te activeren.
De herinrichting is opgedeeld in vijf
deelgebieden. Per deelgebied is geke-
ken naar de functie die het inneemt
binnen het ontwerp. Er is daarbij
onderscheid gemaakt in uitwerking op
verschillende schalen: stadsstrand voor
ontmoeten en bezoeken; parkrand voor
parkbezoek en parkeren; bloemenveld
voor open ruimte; klinkerveld voor
parkeren en evenementen; verbindend
centrum om samen te komen.
De ontworpen elementen nodigen uit
tot activiteit en deelname, maar for-
ceren dat niet. De elementen zijn op
meerdere manieren te interpreteren.
Een element kan een tafel of bank zijn,
maar tegelijkertijd ook de basisvorm
van een expositie. Zo krijgen de gebrui-
kers van het gebied mogelijkheden,
maar zijn er individuele acties nodig
om de elementen verder te definiëren.
De beoogde dynamiek en activiteit die
in de buitenruimte ontstaan zal ook
ondernemers van buiten de broed-
plaats aantrekken. Zo kan een keten
van reacties en initiatieven op kleine
schaal, deel uitmaken van een strategie
voor gebiedsontwikkeling.
Student Floris Grondman
Project Het Nest Uit!
Begeleiding Rob van Dam, Arjan Kars-
sen, Ellen Marcusse, Mieke Döbken
Het ontwerp voor het Eindhovense Wilhelminaplein is onder meer gebaseerd
op berichtgeving over deze plek door kranten.
Voor de herinrichting voor de Utrechtse broedplaats
Vechtclub XL wordt gebruik gemaakt van aanwezige
materialen op de locatie.
Het plan voor Vechtclub XL bestaat uit vijf deelgebieden.
De productie van biomassa op in onbruik geraakte landschappen in het
Groene Hart.
Marktportalen: plekken waar boeren samenkomen om kennis uit te wisselen
en contact te leggen met afnemers.
74 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 75
De tram voorbij in Wroclaw
Groene alternatieven rond de
SAXION DEVENTER / stedenbouwkundig ontwerpen
Deze case betreft stedenbouwkundi-
ge herstructurering bij het hergebruik
van gebouwen.
Het ‘Trolly Car depot no. 6’ in Wro-
claw, Polen, dat in een stadsdeel met
veel groen ligt, is een tramdepot waar
tot op heden trams voor onderhoud
en opslag staan. Het wordt omringd
door kenmerkende stedelijke ele-
menten. Het gebouw bestaat uit twee
onderling verbonden grote hallen.
Het ontwerp vormt op basis van een
bredere stedenbouwkundige visie een
statement over flexibiliteit en her-
gebruik. In de hallen is na de ingreep
op de begane grond ruimte gemaakt
voor werkruimtes voor startende
zelfstandigen. In de tramrails komen
verschuifbare wanden waardoor de
ruimte voor het startende bedrijf
mee kan groeien of na functieveran-
dering eenvoudig aan de gewenste
schaal kan worden aangepast. Een
nieuwe basisconstructie binnen het
depot biedt ruimte voor woningen die
naarmate de vraag toeneemt, aan het
gebouw worden toegevoegd en ook
weer weggehaald kunnen worden als
ze niet meer nodig zijn. De verbinding
tussen de twee hallen is het centrale
ontmoetingspunt dat niet alleen
bereikbaar is voor de bewoners en
gebruikers van het depot, maar ook
voor anderen.
De wijze van hergebruik van het tram-
depot sluit aan op het potentieel van
de stad. In combinatie met het groene
karakter van dit stadsdeel met daarin
de dierentuin en de Jahrhunderthalle,
vormt dit ontwerp een vliegwiel in
Wroclaw voor duurzaamheid en inno-
vatie.
Student Bernard Leferink
Project Flexibiliteit als statement
Afstudeerbegeleiders Matthias Ott,
Nicoline Loeper
Het ‘Trolly Car depot no. 6’ in Wro-
claw, Polen, ligt met zijn omliggende
bebouwing als een grijze scheiding
tussen twee prachtige parken in.
Hoewel het voor de hand lag om iets
te doen met het in onbruik geraakte
depot, brengt dit ontwerp de twee
parken met elkaar in verbinding.
Er is eerst onderzoek gedaan naar vier
type gebieden: parklandschappen als
Park Guell in Barcelona. Een woonwijk
als Berg en Bos in Apeldoorn. De cam-
pus Vitra Campus in het Duitse Wheil
am Rhein en het vakantiepark Rabit
Hill in Nieuw Milligen. De ruimtelijke
kenmerken die deze plekken zo eigen
maken zijn in ontwerptools vertaald.
Zo zijn er 28 tools gevormd , onder-
verdeeld in acht categorieën: grenzen,
entrees, kavels, straatprofielen, stra-
ten/paden, pleinen, kruispunten en
zichtlijnen.
Door de beste ingrediënten van de
gebieden te gebruiken is het con-
cept A Green Cocktail ontstaan. Het
ontwerp heeft een openbare sfeer,
omdat het de verbinding tussen twee
parken vormt, en kenmerkt zich door
rust en eenheid. Belangrijke routes in
het gebied krijgen een groenstrook
van drie tot vijf meter breed en bij de
woningen komen juist geen tuinen –
het park is immers de tuin. Om toch
semiopenbare ruimtes te creëren zijn
aan de belangrijke invalswegen poort-
woningen ontworpen en de kernen
krijgen publieke ruimtes. De openbare
gebouwen worden geïsoleerd, om zo
een statig beeld te creëren. Zo zijn
alle ontwerpkeuzes te herleiden tot
de tools die voortkomen uit de vier
geanalyseerde gebieden.
Student Ruud van der Maas
Project De groene cocktail
Afstudeerbegeleiders Matthias Ott,
Nicoline Loeper
TIEN OPLEIDINGEN HEBBEN WERK
VAN HUN BESTE AFSTUDEERDERS
INGESTUURD: DRIE UNIVERSITEI-
TEN (WAGENINGEN, EINDHOVEN EN
DELFT), VIER HOGESCHOLEN EN DRIE
POST-HBO-OPLEIDINGEN (DE ACADE-
MIES VAN AMSTERDAM, ROTTERDAM
EN TILBURG).
De AMSTERDAMSE ACADEMIE VAN
BOUWKUNST leidt architecten, land-
schapsarchitecten en stedenbouwkun-
digen op in een constante uitwisseling
tussen de disciplines. Deze interdisci-
plinaire benadering is een wezensken-
merk van de drie masteropleidingen
aan de Academie. Studenten worden
voorbereid op de beoefening van het
ruimtelijk ontwerp als discipline op
het snijvlak van kunst, wetenschap en
techniek en combineren hun studie
met een baan bij een ontwerpbureau.
Afgestudeerden hebben rechtstreeks
toegang tot het register van architec-
ten, stedenbouwkundigen of land-
schapsarchitecten.
Contactpersoon: Marjoleine Gadella
www.academievanbouwkunst.nl
Het onderwijsprogramma van de
FACULTEIT BOUWKUNDE VAN DE
TU DELFT bestaat uit een algemeen
driejarig bachelorprogramma en een
tweejarig masterprogramma waarin
studenten kiezen uit vijf richtingen:
Architecture, Urbanism, Building
Technology, Real Estate & Housing
en Landscape Architecture. De mas-
terprogramma’s van Urbanism en
Landscape Architecture bestaan uit
een jaar geprogrammeerd onderwijs
en een afstudeerjaar waarin stu-
denten in afstudeerstudio’s werken
en een accent leggen op ontwerp of
ruimtelijke planning. In 2010 ging het
programma Landscape Architecture
met vijftien studenten van start. Ook
verzorgt de faculteit een postgradu-
ate European Masters in Urbanism in
samenwerking met de universiteiten
van Venetië, Barcelona en Leuven.
Contactpersoon: Han Meyer
www.bk.tudelft.nl/www.urbanism.nl
Aan WAGENINGEN UNIVERSITY kun-
nen masterstudenten landschapsar-
chitectuur hun wetenschappelijke stu-
die verdiepen met specialisaties op het
gebied van klimaat, sociale analyse,
energiewinning, ecologie en hydro-
logie. Behalve het maken van ruim-
telijke ontwerpen leren de studenten
artikelen schrijven en communiceren
met collega-onderzoekers. De com-
binatie van wetenschappelijke bouw-
stenen en intuïtieve ontwerpcreati-
viteit levert Wageningse studenten
jaarlijks internationale prijzen op. Op
dit moment doet de leerstoelgroep
onderzoek naar ‘landscape machines:
living systems, urban climate, energy
responsive regional design’ en naar
‘aesthetics and cultural perspectives
on landscape architecture’.
Contactpersoon: Paul Roncken
www.wur.nl
Studenten aan de ROTTERDAMSE
ACADEMIE VAN BOUWKUNST werken
in de beroepspraktijk en studeren
binnen de muren van de Academie. De
hechte relatie tussen beide trajecten,
in combinatie met het horizontale
karakter van het studiedeel, vormt de
basis onder de ontwikkeling van het
ontwerpvakmanschap, een kritische,
onderzoekende ontwerphouding,
kennis van het instrumentarium van
de aangrenzende disciplines en het
bewustzijn van de maatschappelijke
consequenties van het ontwerpend
handelen. Afgestudeerden kunnen
zich direct inschrijven als architect of
stedenbouwkundige in het Architec-
tenregister.
Contactpersoon: Margit Schuster
www.ravb.nl
De opleiding TUIN- EN LANDSCHAPS-
INRICHTING VAN DE HOGESCHOOL
VAN HALL LARENSTEIN in Velp leidt
landschaps- en tuinontwerpers op tot
bachelorniveau, evenals technische
planvoorbereiders en beheerders
van de buitenruimte. De studiepro-
jecten worden ontleend aan actuele
inrichtingsvraagstukken en opdrach-
ten uit het werkveld. In het vierjarig
studietraject doen studenten kennis
en vaardigheden op over landschap,
ruimtelijke planvorming, ontwerp en
beheer, beplantingen en materialen.
Ook besteedt de opleiding aandacht
aan tekenen, visualiseren, presen-
teren en rapporteren. Goede door-
stroommogelijkheden zijn er naar
masteropleidingen aan Wageningen
University, TU Delft en Academies van
Bouwkunst.
Contactpersoon: Jos Ulijn
www.vanhall-larenstein.nl
NHTV INTERNATIONAAL HOGER
ONDERWIJS BREDA bundelt onder de
naam Academie voor Stedenbouw,
Logistiek en Mobiliteit een aantal
opleidingen. Een daarvan is de vol-
tijdse studie Urban Design, waarin
het stedenbouwkundig ontwerpen
centraal staat. Stedenbouwstudenten
werken onder begeleiding van profes-
sionele ontwerpers in ateliers aan
praktijkgerichte ontwerpopdrachten
op uiteenlopende schaalniveaus.
Rond de ateliers worden cursussen
en trainingen verzorgd met veel aan-
dacht voor visualiseren. Alle docen-
ten zijn naast hun opleidingstaak,
werkzaam in de beroepspraktijk als
stedenbouwkundige, architect of
landschapsarchitect.
Contactpersoon: Martin van den
Borst. www.nhtv.nl
URBAN DESIGN AAN DE HKU HOGE-
SCHOOL VOOR DE KUNSTEN UTRECHT
is een specialisatie binnen de studie
Bachelor of Design in Spatial Design.
Deze opleiding biedt de student de
mogelijkheid zich te ontwikkelen
als ruimtelijk ontwerper met een
eigen visie op interieurs, architec-
tuur, stedelijke en landschappelijke
ruimte. De opleiding is sterk gericht
op de beroepspraktijk. Zo werken
interdisciplinaire studentgroepen in
projectonderwijs aan een project voor
een externe opdrachtgever. Na de
bacheloropleiding kan worden door-
gestroomd naar bijvoorbeeld de Mas-
ter of Design in Public Space Design
aan de HKU.
Contactpersoon: Ellen Marcusse
www.hku.nl/spatialdesign
FONTYS ACADEMIE VOOR ARCHITEC-
TUUR EN STEDENBOUW IN TILBURG
biedt masteropleidingen architectuur
en stedenbouw en diverse postacade-
mische programma’s voor professio-
nals. Kenmerk van de academie is de
sterke oriëntatie op de beroepsprak-
tijk: studenten en docenten werken in
de praktijk en de onderwijssituatie is
een afspiegeling daarvan. Studenten
worden opgeleid tot reflecterende
beroepsbeoefenaren, bewust van de
maatschappelijke, culturele, ecologi-
sche en economische context waarin
ze hun ontwerpen realiseren. Daar-
naast bereidt AAS de studenten voor
op het ondernemerschap van architect
of stedenbouwkundige.
Contactpersoon: Marc Glaudemans
www.fontys.nl/aas
De opleiding STEDENBOUWKUNDIG
ONTWERPEN AAN SAxION UNIVER-
SITY OF APPLIED SCIENCES is de enige
geaccrediteerde bacheloropleiding
in Nederland die opleidt tot ste-
denbouwkundig ontwerper. In deze
vierjarige opleiding staat het leren
ontwerpen centraal aan de hand van
projectonderwijs. In het eerste jaar
zijn de projecten intern, waarna de
studenten vanaf het tweede jaar aan
concrete projecten in het werkveld
werken. De studenten worden begeleid
door beroepsbeoefenaren uit de prak-
tijk, docenten en ouderejaars studen-
ten. Studenten vergaren hun kennis en
vaardigheden op school en op locatie,
zoals in Barcelona, Wroclaw, Berlijn en
Rotterdam. Het afstudeerjaar werken
studenten samen met buitenlandse
studenten aan internationale projec-
ten over ‘interstedelijke netwerken’.
Tijdens de opleiding werken zij aan een
eigen portfolio, dat wordt beoordeeld
door docenten en deskundigen uit het
beroepenveld.
Contactpersoon: Nicoline Loeper
www.saxion.nl
De masteropleiding Stedenbouw
(Urban Design and Planning) van de
TECHNISCHE UNIVERSITEIT EIND-
HOVEN richt zich op stedelijke inter-
venties en transformaties binnen het
stedelijk gebied. Ontwerpen speelt
een hoofdrol, waarbij het ontwerp
zich beweegt ‘door de schalen heen’.
Studenten leren het ontwerp in te
zetten op het niveau van de stad als
geheel – van verankering van stede-
lijke netwerken tot het maken van
openbare ruimten. Ook maken zij
zich onderzoeksvaardigheden eigen.
Immers, de verwevenheid van ruimte-
lijke schaalniveaus en de complexiteit
van ruimte, economie, demografie en
mobiliteit vereist dat de stedenbouw-
kundige zowel thuis is in ontwerpen als
in onderzoek.
Contactpersoon: Pieter van Wesemael
www.tue.nl
Maquette van het ‘Trolly Car depot
no. 6’ in het Poolse Wroclaw.
Het hergebruik van het tramdepot is een vliegwiel voor de ontwikkeling van de
omgeving.
Het ‘Trolly Car depot no. 6’ in
Wroclaw als verbinding tussen
twee parken.
Impressie van de nieuwe openbare
ruimte rond de voormalige tramrails.
76 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 77
Amerikanen zijn minder mobiel dan Europeanen denken. Er is welis-waar een groep hoogopgeleide veelverdieners die regelmatig van staat naar staat hopt, op zoek naar betere kansen. Maar de meeste Amerika-nen blijven in de streek waar ze opgroeien. Zelfs vele Silicon Valley-ster-ren komen uit de Valley. In meer rurale gebieden ontmoet men mensen die geen flauw benul hebben van de wereld buiten het dorp.Maar ook deze mensen verhuizen vaker dan Europeanen, al is het bin-nen de streek. Een reden is dat iemands huis zijn status bepaalt. Groter is beter en prestigieuze buurten zijn erg aanlokkelijk. Een andere reden is dat buurten in de ruige markt en zonder bufferend beleid snel in de pikorde kunnen dalen. Een paar hangjongeren maken de buren bang, uit angst voor dalende huizenprijzen vertrekken enkele bewoners, zodat iedereen bang wordt en de prijzen echt zakken, waarna minder gegoe-den zich vestigen – de rest vlucht.
Deze cirkel leidt tot constante bezorgdheid over lokale huizenprijzen en over het uiterlijk van de buurt. Ondanks minimale planning en schamel ontwerp van huizen en buurten, let iedereen op elkaar en sluiten ze covenants, buurtcontracten, af en lobbyen bij de gemeente om strengere buurtregels in de ordinances, de lokale planningswetten. Er kan ook een sterke informele druk ontstaan. De som van deze tactieken is dat veel ste-den en gemeenten geen noemenswaardig structuurplan hebben, maar je wel in problemen komt als je gras niet goed gemaaid is of je tuin uit iets anders dan gras bestaat – bijvoorbeeld uit weeds, wilde planten – zoals in mijn geval.Angst is een slechte raadgever. Om risico’s te vermijden, om het eigen huis zo verkoopbaar mogelijk te houden moet de hele buurt er zo ‘nor-maal’ mogelijk uit zien. De buren moeten zich normaal gedragen, de huizen moeten normaal zijn, het interieur ook. De tuinen mogen geen aandacht trekken en liefst is het geheel niet te aantrekkelijk voor fietsers en wandelaars – pottenkijkers.Maar dat ‘normaal’ hoorde bij een bepaalde context, al was dat soms in die context niet optimaal. Elders en later gaat het normaal van 1960 steeds meer klemmen. Gazonnetjes zijn niet optimaal in Arizona, urban sprawl in New Jersey geeft meer problemen dan in Arizona. Een praktijk waarbij ontwikkelaars hele buurten tegelijk neerzetten met woningen die zo min mogelijk weerstand opwekken bij een gemiddelde Amerikaan, en waarbij architecten en landschapsarchitecten geen rol spelen, is niet iets wat je per se wil reproduceren uit risicovermijding. Mag het iets meer weird zijn?
De geliefde vrijheid heeft angsten losgemaakt die leiden tot overre-gulering, tot reproductie van normen die suboptimaal en ongevoelig zijn, en tot een overweldigende eenvormigheid en saaiheid van huizen, interieurs, tuinen en buurten. Sinds de jaren zestig is die eenvormigheid alleen maar toegenomen. Tot die tijd waren cataloguswoningen gewoon, maar in elke buurt stond een mix aan huizen uit diverse nationale cata-logi, naast woningen die door de familie in elkaar getimmerd waren
(makkelijk met houten frames), en af en toe iets van een lokale architect. Zelfbouwers, lokale architecten en nationale catalogi – Sears was de bekendste – verdwenen allemaal op de achtergrond, ten gunste van ont-wikkelaars zonder architect. Ondanks alle reclame in magazines blijven new urbanism, smart growth, transit oriented development, conservation design en andere ontwerpintensieve benaderingen marginaal.
Saaiheid is één ding, maar de druk tot eenvormigheid is meer dan een esthetisch probleem. Het bemoeilijkt aanpassing aan andere economi-sche, culturele, natuurlijke omstandigheden. De Amerikaanse saaiheid is verkwistend, onvriendelijk voor het milieu, voor iedereen zonder auto, en de eenvormigheid maakt het niet makkelijker om mensen te leren zelf hun situatie anders te analyseren, om zelf een andere smaak te ontwikke-len. Dit is wat men gewend is, en geldt als enige verdediging tegen chaos en teloorgang.Alleen ontwikkelaars profiteren van dit systeem. Zij verdedigen het niet enkel omwille van koortsige dromen en gebrek aan perspectief. Zij zete-len vaak in de gemeenteraad. Dat oudere buurten verloederen wordt als bewijs gezien van hun waarde, van de waarde van hun product: nieuwe nette eenvormige buurten. Gemeenten zien nieuwe buurten als het symbool van economische ontwikkeling, vaak zonder goed te rekenen. Planning en ontwerp, bijvoorbeeld voor herontwerp van oudere wijken, zijn dure aanslagen op privaat eigendom en vervalsingen van de markt – erg on-Amerikaans. De voornaamste experts bij de ontwikkelaars, de landmeters, maken subdivisions die een maximaal aantal percelen met maximale oppervlakte als rationeel en efficiënt voorstellen.En dus blijft alles hetzelfde. Waarom zeuren bij de gemeente over ver-plichte gazonnetjes en afwezige fietspaden? We willen geen gedoe met de buren. Beter om dat granieten aanrecht te installeren. Dat doet ieder-een. En ja, kan je even die koningskaars uit het gazon halen? (Waar kijkt die wandelaar naar? Wat doet die hier?)
Kristof Van Assche
americana
Amerikanen zijn constant bang voor daling van hun woningwaarde – met verkwistende eenvormigheid en saaiheid als gevolg
78 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 79
hard oordeel velde over landschap en
cultuur in de brede zin.
K. hoefde geen aanleiding te hebben
om een column te schrijven, en dat
maakt zijn stukken ook nu nog leesbaar
en aangenaam. Ze zetten je als lezer
aan het denken, en de minder erudiete
lezer aan het zoeken op internet. Soms
begint een column met een krantenar-
tikel, over een megapark in Friesland
bijvoorbeeld, soms met een symposi-
um dat Kerkstra bijwoonde, soms met
een bezoek aan de supermarkt, vaak
komt het door Kerkstra verfoeide post-
modernisme aan bod, maar vaker duikt
hij de literatuur in met een prachtige
beginzin over een klassieker. Bijvoor-
beeld: ‘Naar gangbare opvatting wordt
op 26 april 1336 de schoonheid van het
landschap ontdekt door Franscesco
Petrarca, als hij samen met broer
Gherardo de 1912 meter hoge Mont
Ventoux beklimt, nieuwsgierig naar het
panorama vanaf de top.’
Klaas Kerkstra, Wat mooi betreft
– Over landschap en cultuur. Blauw-
druk, ISBN 9789075271706, € 9,90
Interactie in de delta‘De Hollandse Metropool bestaat,
maar we zijn nog maar net gestart met
een serieus beleid en met serieuze
projecten gericht op zijn ontwikkeling’,
concludeert Maurits de Hoog in De
Hollandse metropool. ‘In een delta city
region gaat dat anders in zijn werk dan
in een centraal gestuurde capital city
region.’ Volgens De Hoog, die dit jaar
afscheid nam als praktijkhoogleraar
Stedenbouwkundig ontwerpen aan de
TU Delft, moet in een deltametropool
als de Randstad het ontwerpvizier
gericht zijn op het verbeteren van wat
hij noemt ‘interactiemilieus’. ‘Hoog-
waardige faciliteiten voor ontmoeting
en uitwisseling met een internationaal
bereik vormen de kern van de heden-
daagse metropool en een belangrijke
nieuwe opgave voor ruimtelijk beleid
en interventies’, zo legt hij in het begin
van het boek uit.
Daarmee lijkt De Hollandse metropool
wel op een planologische benadering
van de verstedelijking in de Randstad.
Maar dat is het niet. De Hoog schreef
een helder boek, waarin hij steden-
bouwkundig belangrijke clusters analy-
seert en typeert tegen de achtergrond
van het Nederlandse ruimtelijk beleid.
Hij behandelt achtereenvolgens cul-
tuurclusters, congresclusters, en ken-
nisclusters, en laat zien hoe die in de
steden in de Randstad ruimtelijk zijn
georganiseerd, maar ook hoe die in
verhouding staan tot clusters in andere
steden in de Randstad.
Het stedenbouwkundig interessante
aan De Hollandse metropool is dat De
Hoog niet alleen een internationaal
vergelijkende analyse maakt van de
stedelijke kwaliteiten van de Randstad
en de grotere steden daarin, maar
ook dat hij een typologie ontwikkelt
voor de drie typen clusters en meer in
abstracte zin ook voor de interactiemi-
lieus op zichzelf: gebouwde (centrum,
hovencomplex, terminal), stedelijke
(plein, straat, front, kwartier, district),
groene (tuin, werf, park, campus), en
neutrale (terrein, veld, areaal, gebied,
streek) interactiemilieus.
Vervolgens komt hij tot de conclusie
dat elf stedelijke gebieden de ‘groot-
ste en meest krachtige grootstedelijke
interactiemilieus in de Hollandse
Metropool’ vormen: de binnensteden
van Amsterdam en Den Haag, de ken-
nisclusters van de TU Delft in Delft en
de Uithof in Utrecht, en zeven ‘opko-
mende districten’: de Rotterdamse
binnenstad met het Museumpark en de
Leuvehaven, het centrum van Utrecht,
in Amsterdam de cultuurclusters
rond Leidseplein-Museumplein, de
oostelijke binnenstad en de Zuidas,
de ‘internationale zone’ rond het
Gemeentemuseum in Den Haag, en het
zeefront van Scheveningen. Zo komt
De Hoog analyserend en typerend tot
aanbevelingen en aanwijzingen voor
een stedenbouwkundige aanpak van
de Hollandse deltametropool, waarin
interactie en samenwerking centraal
staat.
Maurits de Hoog, De Hollandse
metropool – Ontwerpen aan de
kwaliteit van interactiemilileus.
Thoth, ISBN 9789068685893, € 34,50
OntgrondenOphoogzand, grind, industriezand,
kalksteen en klei, dat werd en wordt
allemaal gewonnen in grootschalige
ontgrondingen. Volgens adviseur Roe-
lof Bak is er ondanks de enorme ruim-
telijke gevolgen van dergelijke opper-
vlaktemijnbouw weinig aandacht voor
de herinrichting en herbestemming
van deze terreinen. In Uit eigen bodem
geeft hij daarom een uitgebreid over-
zicht van de winning van oppervlak-
tedelfstoffen, de gevolgen hiervan op
milieu en landschap, en de mogelijk-
heden die er zijn om ontgrondingster-
reinen om te vormen tot strandbaden,
viswater, golfbanen, natuur, afvalstort
of landbouwgebied.
De zoektocht naar oppervlaktedelf-
stoffen zal het Nederlandse landschap
blijven veranderen. Bak schat dat bijna
80 procent van de in Nederland beno-
digde bouwgrondstoffen in Neder-
land gewonnen moet worden, en dat
schommelt in totaal tussen de 80 en
meer dan 120 miljoen ton kalksteen,
klei, grind en zand per jaar. Kalksteen
komt uit Zuid-Limburg, net als grind.
Industriezand komt uit het stroomge-
bied van de grote rivieren, van de klei
komt 60 procent uit Gelderland.
Uit eigen bodem biedt een compleet
overzicht van alle aspecten van ont-
gronding, en vormt daarmee een
goede basis voor creatieve ideeën
om de ingrijpende landschappelijke
veranderingen van ontgronding vorm
te geven. Bak geeft al een idee aan de
hand van twaalf bestemmingsmogelijk-
heden van ontgrondingen, van viswater
tot afvalberging.
Rudolf Bak, Uit eigen bodem –
Facetten van ontgrondingen. ISBN
9789490915025, € 42,– (te bestellen
via rudolf.bak@casema.nl)
Historie stads-landbouw lightStadslandbouw is een vreemde term,
die eerder iets zegt over het huidige
tijdsgewricht dan over de relatie tus-
sen stad en landbouw. De stadsland-
bouw die tegenwoordig welhaast een
hype is, vertegenwoordigt een wel
erg scheve verhouding tussen stad en
landbouw. De stad is allesoverheer-
send, de landbouw is een kleine niche
en volgens zwartkijkers niet meer
dan een hobby van stedelingen die er
vooral hun eigen leefstijl mee willen
etaleren. Dus wat moet je nu eigenlijk
als stedenbouwkundige of landschaps-
architect met dit nieuwe fenomeen, de
stadslandbouw?
Deze vraag en deze verwarrende
gedachten komen op na het lezen van
het boek Vlaaien op de Neude van land-
schapsarchitect Frank Stroeken. Hij
beschrijft hoe stad en landbouw zich
in en rond Utrecht ontwikkelen vanaf
het moment dat de Romeinen daar een
nederzetting bouwden. Stroeken laat
mooi zien hoe de stad het omringende
landschap verandert, en wat de invloed
is van de voedselproductie en -handel
voor de stedenbouw van Utrecht. Toen
Utrecht zich in 1122 stad mocht noe-
men, waren er binnen de stadsmuren
akkers, moestuinen, boomgaarden
en weilanden. Rond 1600 worden de
laatste groene plekken bebouwd en
liggen de meeste moestuinen vlak
buiten de stadsmuren. Utrechtenaren
hadden veel landbouwgrond in de
omgeving in eigendom, in 1540 rond
Houten en Werkhoven wel tot 80
procent, en bepaalden daarom mede
hoe die werd gebruikt. Er ontstond
specialisatie: graan- en fruitteelt op de
klei- en zavelgronden langs de Oude en
Kromme Rijn, veeteelt op de veenwei-
den, op de Heuvelrug was de landbouw
marginaal en niet op de stad gericht.
Je ziet de verhouding tussen stad en
landbouw zich als het waren omdraai-
en: tot ver in de middeleeuwen was
Utrecht eerder een verzameling
gebouwen of dorpjes in een agrarisch
gebied binnen stadsmuren, pas na de
zestiende eeuw ontstaat er een stad
die dankzij zijn groeiende bevolking
bepaalt hoe het agrarische landschap
eruitziet. En juist die omkering maakt
dat je in verwarring raakt over de
term stadslandbouw. Want net zoals
je Utrecht in de tijd van de Romeinen
nauwelijks een stad kan noemen, kun
je de landbouw in het huidige Utrecht
nauwelijks voedselproductie noemen.
Overigens is er een overeenkomst: de
Romeinen importeerden ook al veel
voedsel, waaronder graan uit Enge-
land, en de stad Utrecht is nu voor zijn
voedsel afhankelijk van een grondge-
bied dat meer dan vier keer zo groot is
als de provincie Utrecht.
Vlaaien op de Neude is in de hype van
de stadslandbouw, die nogal eens wil
worden overspoeld met wilde ideeën,
een opvallend nuchtere en genuan-
ceerde – light –geschiedschrijving van
de voedselproductie in en rondom een
van de oudste steden van Nederland.
Het is een makkelijk leesbaar boek,
ondanks de soms wat omzichtige en
afstandelijke stijl, en voorzien van
illustratieve kaarten die in vogelvlucht
laten zien hoe bijvoorbeeld de voed-
selmarkten zich in de stad uitbreiden
en verspreiden. Wat mij betreft is het
boek ook een voorbeeld van goede
landschappelijke geschiedschrijving,
met de blik van de stadslandbouw als
wisselende relatie tussen stad en land-
schap.
Frank Stroeken, Vlaaien op de
Neude – 2000 jaar stadslandbouw
en voedsellandschap in Utrecht.
Terra Incognita, € 17,95
De K. van KerkstraKlaas Kerkstra was een van de eerste
columnisten van Blauwe Kamer. De
onlangs overleden, toenmalige hoog-
leraar Landschapsarchitectuur aan de
Landbouwuniversiteit schreef in de
jaren negentig onder het pseudoniem
K. 31 stukken die nu gebundeld zijn in
het boekje Wat mooi betreft. De titel
van het boekje refereert aan de titel
die Kerkstra voor vier van zijn columns
gebruikte. Die vier laten mooi zien
hoe Kerkstra zijn taak als columnist
opvatte. Hij combineerde Griekse filo-
sofie met popmuziek, kwantumtheorie
met beleidsteksten, refereerde lichtjes
aan de actualiteit, en verzon een vaak
snedig geschreven kronkel die aan het
eind een zeer genuanceerd maar toch
boekenTekst Martin Woestenburg
Landschapspark Assenrade
80 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 81
uit. Een tweede doel is het uitwis-
selen van kennis en ervaring over het
ontwikkelen van de levende stad. Niet
alleen tussen individuele deelnemers
maar ook met bedrijven, overheden en
onderwijsinstituten die elkaar via het
netwerk kunnen vinden. ‘Het netwerk
is pas van start gegaan en spreekt
mensen meteen al aan. Het kan iets
moois worden’, verwacht Van Beek.
‘Ik heb niet de illusie dat ik de omslag
die ik bepleit in mijn eentje teweeg kan
brengen en hoop met het boek en het
netwerk iets in gang te zetten. In deze
fase is het belangrijk bij overheden
en andere opdrachtgevers draagvlak
te creëren voor die veranderingen.
bnspBeroepsvereniging van NederlandseStedenbouwkundigen en Planologen
‘Ontwerpen is veel meer dan het vormgeven van een ideaalbeeld’Elma van Beek – Vlaanderen Oldenzeel, oprichter van stichting De levende Stad
vakgebied.’ Het boek is een fris geluid
in een tijd van crisisberichten en vast-
lopende planprocessen. ‘Er is heel veel
werk’, betoogt Van Beek, ‘alleen heeft
het een andere vorm dan we gewend
zijn. De omslag van lineair naar cyclisch
denken die ik in mijn boek bepleit zal
tijd kosten, want sinds de Tweede
Wereldoorlog werken we vooral aan
kwantitatieve bouwopgaven. Daar-
naast bestaat er een spanningsveld
tussen duurzaamheid en het proces
van deregulering. Je kunt niet van een
gemeente vragen besluiten te nemen
ten gunste van het algemene ruimte-
lijke systeem als die negatief uitpakken
op lokaal niveau. Op elk schaalniveau is
een heldere visie nodig en deze visies
moeten op elkaar aansluiten. Boven-
dien is de tijdshorizon in de politiek
anders dan bij ruimtelijke processen.
Ruimtelijke ontwikkeling vraagt om
een visie die decennia stand houdt en
waarvan de voordelen soms pas op
lange termijn zichtbaar zijn.’
FragmentenVan Beeks boek benadert de stad als
een levend systeem waarin mensen nu
en in de toekomst kunnen en willen
leven. ‘Ik heb de stad als uitgangs-
punt gekozen omdat ik me daar zelf
thuis voel. In de stad is draagvlak voor
onderzoek, creativiteit en innovatie.
Hierdoor kan de mens als soort zich
ontwikkelen. Bij hoge dichtheden komt
alles bij elkaar en dus ligt daar ook de
grootste uitdaging.
‘De voorbeelden in het boek laten zien
dat fragmenten van de levende stad
al bestaan. De filosofie brengt samen-
hang in de verschillende maatregelen
voor duurzaamheid. Hiermee kan iede-
re stad een levende stad worden.’
De eerste boekrecensies zijn positief.
Van Beek: ‘Al tijdens de voorbereiden-
de gesprekken de afgelopen jaren met
vakgenoten en opdrachtgevers merkte
ik dat mijn ideeën iets losmaken. Nu
wil ik mijn filosofie concreet toepas-
sen, bijvoorbeeld in een structuurvisie
voor een middelgrote stad.’
Stichting De levende Stad, een jaar
geleden door Elma van Beek opgericht,
draagt deze duurzame ontwerpfilosofie
Duurzaamheid is de stuwende kracht achter het werk van stedenbouwkundige Elma van Beek. Haar onlangs verschenen boek ‘Levende stad, stad om te leven’, is een pleidooi voor een nieuwe benadering van het ruimtelijk ontwerp.
‘De drang om duurzaamheid vorm te
geven is bij mij geleidelijk gegroeid’,
vertelt Van Beek. ‘Toen ik voor een
adviesbureau werkte had ik niet
genoeg gelegenheid voor reflectie. Om
goed te functioneren als adviseur vind
ik dat je verder moet kunnen kijken
dan je opdrachtgever. Dat kost meer
tijd dan ik bij een bureau verantwoor-
den kon. Met ELMA stedenbouw doe
ik hetzelfde soort opdrachten, maar ik
heb een betere balans gevonden tussen
betaalde werkzaamheden en inhoude-
lijke ontwikkeling.’
Fris geluid‘De economische conjunctuur, klimaat-
verandering en demografische ont-
wikkelingen vragen om een wezenlijk
andere benadering van het gebruik van
de ruimte en eindige grondstoffen. Ik
denk dat de levende-stadfilosofie een
nieuw perspectief kan bieden voor het
levende stad, stad om in te levenCyclische procesen voor duurzame stedenbouw in de praktijk
Tekst Elma van Beek - Vlaanderen
Oldenzeel
ISBN 978-90-75271-53-9
Paperback met flappen, 17x24 cm,
176 pagina’s, full colour
Prijs € 24,90
nieuw krachtenveldnieuwe paradigma’sTrendverkenning in de Nederlandse Bouwsector
Tekst Willem Verbaan
ISBN 978-90-75271-56-0
Paperback, 17 x 24 cm,
160 pagina’s, full colour
Prijs € 17,90
wat mooi betreftKlaas Kerkstra: 6 x 6 columns over landschap en cultuur
Met bijdragen van Yvon Horsten,
Yttje Feddes, Eric Luiten, Paul Ronc-
ken, Harro de Jong en Michaël van
Buuren
ISBN 978-90-75271-70-6
Paperback met flappen, 16 x 24 cm,
48 pagina’s
Prijs € 9,90
Foto
Han
s D
ijkst
ra
Onderzoek en toepassing in de prak-
tijk zijn daarvoor belangrijke peilers.’
Brede doelgroepTijdens het BNSP-congres ‘Klimaat-
beleid en duurzame ontwikkeling’
op 8 november verzorgt Van Beek
een van de workshops samen met
collega’s van de NVTL, met wie ze
ook samenwerkt in de BNSP-NVTL-
werkgroep Duurzame stedelijke
ontwikkeling. ‘De voorbereiding van
het congres is in volle gang’, vertelt
ze. ‘We werken aan de meest aan-
sprekende manier om het thema aan
de congresgangers aan te bieden.
We willen een brede doelgroep aan-
spreken en alle facetten aan de orde
laten komen.
‘Met de levende-stadfilosofie wil ik
mensen uitnodigen zich open te stel-
len voor veranderingen en zo ruimte
creëren voor de nieuwe, kwalitatieve
opgaven in ons vakgebied. Ontwerpen
is veel meer dan het vormgeven van
een ideaalbeeld. De kunst is te bouwen
op een toekomstgerichte manier, met
ruimte voor ontwikkeling van de mens
in zijn omgeving. Juist daarom hebben
we het mooiste vak van de wereld!’
Marieke Steenbergen
Op 13 september organiseert Elma van
Beek de workshop ‘De levende stad in
de praktijk’. Zie daarvoor www.deleven-
destad.nl.
Elma van Beek, Levende stad, stad om te
leven. Cyclische processen voor duurza-
me stedenbouw in de praktijk, Uitgeverij
Blauwdruk, € 24,90.
klein apeldoorns dorpen kookboekEen insiprerende handleiding voor verandering
Tekst en beeld Petra Kuijlaars en
Gerrit van Oosterom
ISBN 978-90-75271-55-3
Hard cover, 17 x 24 cm,
272 pagina’s, full colour
Prijs € 19,90
Uitgave i.s.m. gemeente Apeldoorn
apeldoornsdorpen
kleinkookboek
apeldoornsdorpen
kleinkookboek
kleinA-kookboek omslag.indd 1 16-08-12 11:04
www.uitgeverijblauwdruk.nl
82 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 83
Frans Boots is eind juni benoemd
tot nieuwe voorzitter van de NVTL.
Hij volgt Arda van Helsdingen op
die de vereniging de afgelopen drie
jaar heeft geleid. ‘Bij een vereniging
die uit vrijwilligers bestaat, moet je
er zelf ook een keer helemaal voor
gaan.’
Landschapsontwerper Frans Boots
werkt sinds zestien jaar bij Bureau
B+B stedenbouw en landschapsar-
chitectuur in Amsterdam, waarvan
de afgelopen drie jaar in het direc-
tieteam. De felicitaties stromen bin-
nen, een bos bloemen van de bran-
chevereniging voor ondernemers
in het groen prijkt op zijn bureau.
Boots heeft de dagelijkse leiding
over B+B en begeleidt projecten op
het gebied van de openbare ruimte
en groen, en ook stedenbouwkundi-
ge projecten. Daarnaast doceert hij
aan de Amsterdamse Academie van
Bouwkunst. ‘Ik vind het van belang
om dat te doen omdat het structure-
doet. Daaraan wil ik graag samen-
werken met de rijksadviseur voor
Landschap en Water, Eric Luiten.
Met sterke inhoudelijke argumen-
ten en het laten zien van de kennis
en creativiteit van landschapsar-
chitecten willen we deuren verder
openen. Ik wil bijvoorbeeld graag
meedenken over hoe het vakgebied
aan kan sluiten op het topsectoren-
beleid. Ik denk in kansen, niet alleen
in Nederland, maar vooral ook in het
buitenland. Landschapsarchitec-
tuur is een belangrijk exportproduct
geworden.’
‘Over drie jaar? Dan wil ik dat er
vooruitgang is geboekt in onze
voornemens, dat de NVTL met
goede energie uitgebouwd is, dat
de vereniging financieel gezond is
gebleven en de leden tevreden zijn.
Dat we als een sterke vereniging, die
positief en constructief opereert,
gezamenlijk verder zijn gekomen.’
Cécile van der Heijden
van Elderen, ‘het project is niet te
vatten als één opgave waarbij één ont-
werptekening is uitgevoerd. Het zijn
eerder fragmenten met een samenvat-
ting achteraf.’
Drie forse windmolensDe duurzaamheidsresultaten van Stad
van de Zon zijn indrukwekkend. De
doelstelling voor het project is 5 mega-
watt energieopwekking de zon, via de
PV-cellen, nu 3,75 megawatt levert.
Ter aanvulling van de duurzame-
energiedoelstelling leveren drie forse
windmolens in het landschapspark
daarbovenop 6,9 megawatt. Een ont-
wikkelaar, een energiemaatschappij
en een woningcorporatie werken vanaf
2003 samen om de energiedoelstelling
te realiseren. Een doorbraak voor de
Nieuwe NVTL-voorzitter Frans Boots:‘Ik denk in kansen’
terschap. Maar bij een vereniging
die uit vrijwilligers bestaat, moet je
er ook zelf een keer helemaal voor
gaan. Ik stap er met goede energie
in. We moeten scherp op elkaar zijn,
maar we moeten vooral zorgen voor
een constructieve samenwerking
waaruit goede dingen kunnen ont-
staan.’
‘De komende maanden wil ik samen
met het bestuur de langetermijn-
koers en de concrete doelen bepa-
len. Veel van de huidige koers willen
we voortzetten, zoals de toene-
mende samenwerking met de BNA,
BNSP en BNI, het professionaliseren
van de ledenservice en een sterkere
externe profilering van het vakge-
bied en de vereniging. Daarbij willen
we ‘Den Haag’ beter bereiken. In een
land waar ruimte schaars is, is een
kwalitatief goed ruimtelijk beleid
van groot belang. Landschapsarchi-
tecten spelen daarbij een waarde-
volle rol, maar ze worden nog veel
te weinig ingezet. Velen in Den Haag
die zich bezighouden met ruimtelijk
beleid, zoals bij het ministerie van
Economische Zaken, Landbouw en
Innovatie, weten soms niet eens
wat een landschapsarchitect precies
toepassing van de fotovoltaïsche cellen
was de ontwikkeling van een zoge-
noemde PV-bevestigingsclip. Die uit-
vinding maakte het mogelijk om zon-
nepanelen min of meer onafhankelijk
van de bouw eenvoudig aan woningen
te ‘klikken’. De panelen zijn daardoor
duidelijk zichtbaar maar, zoals te
verwachten is, niet geïntegreerd in de
architectuur. Dit zou waarschijnlijk in
deze tijd niet meer voorkomen.
Andere duurzaamheidsmaatregelen
zoals een duurzaam watersysteem,
komen vooral tot uiting in het rondom
het woongebied gelegen Park van
Luna. Het eisenpakket voor het land-
schapsplan – dat is ontwikkeld door
van Elderen samen met ontwerpbureau
Drftwd – stoelde op drie uitgangs-
punten: een plas met waterkwaliteit
om in te zwemmen, een gesloten
grondbalans en ruimte voor recreatieve
functies. Het resultaat is een royale
zwemplas compleet met een strand,
een ligweide en een poppodium, afge-
zoomd met een fikse dijk, een bosge-
bied en een eigen waterzuiveringspark.
DraaikolkHet eerste wat buiten opvalt is de
grootte van het gebied. De overvloed
aan ruimte is imponerend. Toch lijken
de ontwerpers zich niet goed raad
te hebben geweten met die omvang.
Er zijn enkele heuvels, een speelplek
ingericht met boomstammen en een
half-geslaagd, kunstzinnig meubile-
ringproject. Even verderop ligt het
stromingslabyrint dat het water van
de zwemplas zuivert. Waterelementen
vormgegeven als een draaikolk stuiten
tijdens de excursie vanwege de tegen-
draadse relatie met de poldergram-
matica, naast waardering op een licht
misprijzen. Storend is wel het gebrek
aan samenhang tussen de onderdelen
bos, waterpark, plas en open ruimten
van het park.
Als het gaat om de duurzaamheid van
het Park van Luna dringt zich op dat
het continuïteitsprincipe (zorgen voor
continuïteit in tijd en ruimte) domi-
neert. De landschappelijkheid in het
plan en de leegte, het niet volledig
ingerichte en ontworpene, laten het
gebied ademen en onderdeel blijven
van een grotere landschappelijke
context. En geduldig wachten op wat
komen gaat.
Hans Dekker
le verdieping biedt en je goed op de
hoogte blijft van wat jonge mensen
bezighoudt.’
De nieuwe voorzitter is al jaren
betrokken bij de NVTL als lid van de
Bureaucommissie. ‘Met name mijn
internationale ervaring en brede net-
werk waren voor het bestuur een pre.
Natuurlijk heb ik na moeten denken
over de aanvaarding van het voorzit-
nvtlNederlandse vereniging van Tuin- en Landschapsarchitecten
Het masterplan van Ashok Bhalotra
van Kuiper Compagnons uit 1992 is
gebaseerd op een voor die tijd revo-
lutionaire duurzaamheidsdoelstelling.
De ambitie was om Stad van de Zon
energieneutraal te maken. Het draaien
van het wooneiland als belangrijkste
stedenbouwkundige ingreep kon zo,
naast de typische Bhalotra-metafoor
‘het kwadrant ontvoeren uit de pol-
derstructuur’, ook heel praktisch wor-
den gemotiveerd. Met de 45 graden
draai van het landschappelijke grid
kon tachtig procent van de straten
in oostwest-richting lopen waardoor
optimaal gebruik kon worden gemaakt
van passieve zonne-energie. Daarnaast
werd beoogd de woningen geschikt te
maken voor foto-voltaïsche cellen die
zonlicht omzetten in elektriciteit (ook
wel PV-cellen genoemd).
Dode hoekenGemeentelijk projectmanager Joost
Bruijn en extern ontwerper Berrie van
Elderen vertellen hoe lastig het is om
duurzaamheid centraal te stellen in een
grootschalige gebiedsontwikkeling. De
sleutel is om te zorgen voor een dui-
delijke focus op één doel (energieneu-
traal) en één middel (zonne-energie).
Dat geeft helderheid en forceert
belangrijke keuzes. Tegelijkertijd zijn
die keuzes niet altijd goed verenigbaar
met andere duurzaamheidprincipes. Zo
leidt de verdraaiing van het wooneiland
tot dode hoeken in de omringende
waterplas waardoor onderwaterdam-
men nodig waren voor een goede
watercirculatie.
Een recreatie- en verblijfsgebied in
een open polder vraagt om beplanting.
Buiten blijkt dat de jonge berken zicht-
baar moeite hebben om te overleven
in het extreme kust- en polderklimaat.
Het is tekenend voor het project dat
nog grotendeels in zijn ontwikkelings-
fase zit. ‘Niet alles gaat goed’, stelt
Jaarthema ‘Landschapsarchitectuur
als duurzame strategie’
Foto
Wou
ter
Schi
k
Foto
Jol
anda
van
Loo
ijFo
to J
olan
da v
an L
ooij
Park van Luna: royale zwemplas met strand, ligweide en fietspad.
Stad van de Zon is een vroeg voorbeeld van gebiedsontwikkeling. Een gecombineerde stadsuitbreiding en landschapsontwikkeling van 120 hectare nieuw woongebied met 3000 woningen en 170 hectare recreatiegebied met water en groenvoorzieningen. De NVTL ging er op 22 juni op excursie.
Zicht op Stad van de Zon.
Duurzaamheid in Stad van de Zon
84 blauwe kamer 4 / 2012 4 / 2012 blauwe kamer 85
Het kaartfragment is een uitsnede van de supergemeente Chongqing in Zuid-
west-China. Chongqing Shi is reusachtig. Het inktvlekvormige territorium heeft
een doorsnede van ruim 370 kilometer en telt 32 miljoen inwoners. De kaart-
uitsnede meet 174 bij 201 kilometer. Daarbinnen ligt de stad Chongqing, met een
grootte van ongeveer 25 bij 25 kilometer (met minstens 8 miljoen inwoners).
Deze stad heeft zich de afgelopen jaren razendsnel ontwikkeld – en is naar
verwachting inmiddels uitgegroeid tot een metropool van 50 kilometer in het
vierkant. In ieder geval is Chongqing de afgelopen jaren langs rivieren en nieuwe
autowegen met vele kilometers lengte de omgeving in gelopen.
Gelet op de schaal is dit geen stedenbouwkundige, maar eerder een geografische
kaart. Dat is nodig voor een stad met een omvang als Chongqing. De legenda
voorziet in een dikke, bruine streep, afgezet met een onderbroken lijn in zwart,
die de grens van deze supergemeente markeert. Op het fragment loopt deze
grens over de gehele breedte van het kaartbeeld, gecomplementeerd met stuk-
jes grens links- en rechtsboven. Het kaartfragment – en daarmee Chongqing
– ligt excentrisch, in het zuidwestelijke deel van de supergemeente. Steden en
plaatsen buiten Chongqing staan op de kaart als zwarte stippen. Voor de rest
wordt het kaartbeeld overwegend gevuld met aanduidingen voor infrastructuur,
waarvan de als dikke groene en rode lijnen aangegeven autowegen het meest in
het oog springen.
De stad Chongqing ligt midden in het kaartbeeld, de plaats waar de Jialing rivier
zich bij de grote Yangtze rivier voegt, die een kleine tweeduizend kilometer
oostwaarts bij Shanghai in zee uitmondt. Op de kaart is het stadscentrum te
zien, dat over een lengte van enkele kilometers tussen de beide rivieren ligt
ingeklemd. Aan de oostzijde stuit het centrum op de oever van de Yangtze,
waar het meest spectaculaire panorama van de stad zich ontvouwt. Hoewel de
schaal van de kaart geen stedelijke details toelaat, zijn met enige moeite toch de
hoofdstraten in het hart van Chongqing af te lezen.
Bijna altijd zijn metropolen en grote steden opgebouwd uit meerdere gemeen-
tes, maar hier is het precies andersom. De centrale stad en de uitgegroeide
metropool daaromheen liggen in een gemeente die vele malen groter is. Dat
komt omdat Chongqing sinds 1997 als speciale gemeente rechtstreeks ressor-
teert onder de centrale regering. Chongqing is de enige stad in het binnenland
met deze status. De overige ‘nationale centrale steden’ liggen aan de kust, zoals
Shanghai.
Chongqing is de grootste stad in het binnenland van
China. De strategisch gelegen gemeente Chongqing
Shi symboliseert met zijn gelijknamige stad – die met
ongekende snelheid aan het groeien is – de toenemende
aandacht in China voor de binnenlandse markt.
In de snelgroeiende stad zou de ontwikkeling van infrastructuur achterblijven.
Op dit kaartbeeld uit 2005 blijkt daar niet veel van. Toen al maakte Chongqing
zijn positie als knooppunt van Zuidwest-China waar, want in elke richting lopen
nieuwe autosnelwegen (in groen op de kaart) de wijde omgeving in. Naar de
grote stad Chengdu in het westen bijvoorbeeld, en naar Wuhan in de tegenover-
gestelde richting, of naar xi’an in het noorden.
Opvallend is de dichte infrastructuur in het stedelijke kerngebied. Een grote
rondweg draagt daar de stedelijke groei. De onstuimige ontwikkeling van
Chongqing valt af te lezen aan de vele voorsteden, die op de kaart met dikke
zware stippen staan genoteerd.
De puur stedelijke infrastructuur is door de geografische schaal van de kaart
nauwelijks zichtbaar. Dat geldt bijvoorbeeld voor de nieuwe metrolijnen. Toch
vormt het kaartbeeld een vingerwijzing voor de indrukwekkende omvang van
Chongqing. Op tal van plaatsen is te zien dat raillijnen en wegen de rivieren
Yangtze en Jialing (in blauw op de kaart) kruisen. Chongqing Shi telt maar liefst
25 bruggen, waarvan vele in de metropool zelf. En dan nog is het zeven jaar
oude kaartbeeld misleidend. Sinds 2005 is de infrastructuur zo’n beetje verdub-
beld. De autoring is gesloten en de parallelle verstedelijking is tot volle wasdom
gekomen.
Chongqing vertegenwoordigt in economisch opzicht nieuwe tijden. Niet langer
meer is China met al zijn productiecentra aan de oostkust louter een export-
natie, maar in toenemende mate wordt voor de eigen markt geproduceerd.
Chongqing is bij uitstek representant van deze ontwikkeling. Deze supra-
regionale metropool is zonder twijfel het belangrijkste nieuwe productiecen-
trum van het Chinese binnenland, gesymboliseerd door de strategisch in de
geografie gelegen infrastructuur, die nog vele jaren een stormachtige groei zal
dragen.
Of toch niet? Net als veel andere steden in China kampt Chongqing met leeg-
stand, aan de rand van de agglomeratie. Bijvoorbeeld bij de nieuwe universi-
teitsstad (niet op de kaart) staan begin 2012 nog veel nieuwe woningen leeg.
Het wordt tijd voor een geactualiseerd kaartbeeld.
Rob van der Bijl
De kaart is vervaardigd door het voormalige Chengdu Cartographic Publishing House
(2005)
plattegrond
Supergemeente Chongqing
86 blauwe kamer 4 / 2012
internetladder
PLANUITWERKINGDe vertaalslag van ontwerp naar techniek, ieder z’n vak!Wat kost het? Hoe gaan we het maken? Is het te onderhouden?Kijk voor meer informatie op www.dggroep.nl
Inrichters van buitenruimteinfo@vanvlietbv.nl I www.vanvlietbv.nl
info@kragten.nl www.kragten.nl
Blauwe Kamer, tijdschrift voor landschaps ontwikkeling en stedenbouw Verschijnt zes maal per jaar. Tweeëntwintigste jaargang.Blauwe Kamer wordt uitgegeven door Stichting Lijn in Landschap Schip van Blaauw Generaal Foulkesweg 72 6703 BW WageningenTelefoon: 0317-425890, Fax: 0317-425886E-mail: info@blauwekamer.nlwww.blauwekamer.nlABN Amro 53 91 50 169
BestuurPeter Kuenzli (voorzitter), Ewoud van Arkel, Tineke Blok, Gert Middelkoop, Karen van Vliet
RedactieMarieke Berkers, Bert Bukman (hoofd-redacteur), Rob van der Bijl, Maarten Ettema (eindredac teur), Mark Hendriks (bureauredacteur) , Hank van Tilborg, Peter Paul Witsen
Medewerkers aan dit nummerKristof Van Assche, Martine Bakker, Nadine van den Berg, Madelief ter Braak, , Ronald van der Heide, Harma Horlings, Bibi van de Klundert, Christiaan Krouwels, Angelique Mergler, Tracy Metz, Tjerk Ruimschotel, Annemiek Simons, Willem van Toorn, Martin Woestenburg
Abonnementen en administratieAnnemarie Roetgerink, info@blauwekamer.nl
VormgevingDaphne de Bruijn, Harry Harsema en Marjan Gerritse (basis vormgeving)
DrukModern, Bennekom
AdvertentiesMargot van Steen, Upmedia Telefoon: 0314-360500, fax: 0314-362004Advertentiemateriaal zenden aan de uit-gever
Prijzen 2012E 89,– (incl. btw). Studentenabonnement: E 69,–Bedrijven en instellingen: E 122,–Proefabonnement (2 nummers): E 15,–Bij automatische incasso geldt een korting van E 5,– (zie www.blauwekamer.nl).Losse nummers: E 14,50Een abonnement kan op ieder gewenst tijdstip ingaan en geldt tot wederopzeg-ging, tenzij anders is overeengekomen. De minimumlooptijd van een abonnement is één jaar. Opzeggingen dienen schriftelijk (per post of e-mail) te geschieden. De opzegtermijn bedraagt drie maanden. Proefabonnementen uitgezonderd: die lopen automatisch af na vier maanden.
ISSN 1389-742xBlauwe Kamer komt mede tot stand door medewerking van de Beroepsvereniging van Nederlandse Stedebouwkundigen en Planologen en de Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur.
© Stichting Lijn in Landschap
Volgend nummer
In het oktobernummer van Blauwe Kamer:
• Vijf internationale teams maken plannen voor het
Leidse Singelpark
• Reportage van de Biënnale Venetië
• Duurzame klimaatbeheersing in de stad
• Kroniek van het landschap, deel 5
• Plankritieken: Justus van Effen-complex in Rotterdam
en Natuurbegraafplaats Heidepol in Ede
Met een extra dossier over producten, materialen en
ontwerpen voor de openbare ruimte
top related