bmw service training acc - active cruise control seminar … · 2011. 9. 12. · bmw logo bmw...
Post on 02-Sep-2020
9 Views
Preview:
TRANSCRIPT
BMWLOGO
BMWService Training
ACC - Active Cruise ControlSeminar Cursusmateriaal
Opmerking
De informatie in de cursusbrochure is uitsluitend besternd voor dedeelnemers aan deze cursus van BMW Service Training.
Stand van informatie: 12/1999
Zie voor wijzigingen/aanvullingen op de technische gegevensde respectievelijke informatie van de „Technische Dienst”.
VS–20
©2 0 0 0 BMWAGMünchen, GermanyNadruk, ook uittrekselgewijs,alleen met schrifttelijke toestemmingvan BMW AG, München.Ni 12/99VS–42 MFP-BRK-ACCPrinted in Germany
1
Inhoud Pagina
1 Active Cruise Control 31.1 Inleiding 31.2 Invoeringstermijn 41.3 Regeleenheid 41.4 ACC-systeemnetwerk 61.5 Indicatie-/bedieningselementen 71.6 Beschrijving van de werking 111.7 Functiegrenzen 141.8 Rijbaanvoorspelling (voorafberekening) 191.9 Radarsensor 201.10 ACC-regelaar 211.11 Bedrijfsmodi 221.12 Interfaces 261.13 Lensverwarming 291.14 Afregeling 301.15 Veiligheidsconcept 311.16 Concept storingsgeheugen 321.17 Bijlage 33
2
3
1. Active Cruise Control
1.1 InleidingDe actieve rijsnelheidsregeling ACC vormt een uitbreidingop de conventionele rijsnelheidsregeling FGR. Toegevoegdis een comfortabele afstands- en snelheidsregeling doorautomatisch ingrijpen van het motormanagement- enremsysteem.
Er is hier sprake van een comfortsysteem dat de bestuurderop gewone wegen en snelwegen duidelijk ontlast.
Een radarsensor detecteert afstand, snelheid en hoek vanbewegende objecten vóór de eigen auto.
De bestuurder kan de gewenste snelheid voorinstellentussen 30 km/uur en 180 km/uur in stappen van 10 km/uur,die op het instrumentenpaneel wordt weergegeven.
Verder bestaat de mogelijkheid een keuze te maken uit drievaste afstandstappen uitgedrukt in tijd.
In principe kan een keuze worden gemaakt uit tweebedrijfsmodi:
- vrije modus (vrije weg)ACC regelt automatisch in op de gewenste snelheid.
- volgmodus (volgrit)Door een indicatie op het instrumentenpaneel wordt debestuurder geattendeerd op de volgmodus. ACC houdteen instelbare afstand tot de voorligger aan. De eigensnelheid wordt automatisch door ingrijpen van het motor-management-, resp. remsysteem aangepast. Zodra deweg weer vrij is, gaat het controlelampje uit en wordt deingestelde gewenste snelheid weer bereikt.
ACC is geen beveiligingssysteem tegen botsingen en kanook niet voor botsingen waarschuwen of deze voorkomen.
De bestuurder moet in kritieke situaties zelf ingrijpen.
4
1.2 Invoerings-termijn
ACC zal volgens plan bij BMW vanaf 04.2000 eerst als optiein de E38 worden ingebouwd.
1.3 Regeleenheid
Afb. 1: Inbouwplaats ACC-regeleenheid
De ACC-regeleenheid is aan de voorkant van de auto onderde bumper gemonteerd. De eenheid wordt met driedraadeinden op een plaatstalen steun gemonteerd. Erbestaat maar één regeleenheid die voor verschillendevarianten kan worden gecodeerd. De regeleenheid kan nietworden gerepareerd.
Afb. 2: ACC-regeleenheid met steun
735i, 740i M62
740d M67
750i M73
KT-5126
KT-5270
5
De ACC-regeleenheid regelt samen met andere systeem-delen afstand, snelheid en acceleratie alsmede deCAN-communicatie met de partnersystemen. De eenheidbevat alle diagnose- en zelftestfuncties.
In de radarsensor bevinden zich zender en ontvanger. Dezendfrequentie bedraagt 76 - 77 GHz (golflengte ca. 4 mm).De radarsensor wordt vanaf 20 km/uur geactiveerd.
De ACC-regeleenheid is tegen kortsluiting naar plus ofmassa, aansluiting met verkeerde polariteit en onderbre-king beveiligd.
Bij een boordspanning < 10 V, resp. > 17 V wordt de radar-sensor uitgeschakeld. Dit wordt in het storingsgeheugengeregistreerd.
Stekker ACC-regeleenheid: AMP-stekker, 12-polig,waterdicht
Pin Omschrijving
1 Klem 31, elektronicamassa
2 CAN High
3 -
4 CAN Low
5 -
6 -
7 Klem 31 ACC-verwarming
8 -
9 -
10 Klem 15 ACC-verwarming, ca. 25 watt
11 Diagnose TXD1
12 Voeding elektrische installatie van motor via hoofdrelais(klem 87)
6 1.4A
CC
-syste
em
-n
etw
erk
AC
C vo
rmt een
com
plex systeem
netw
erk met verd
eelde
functies in
verschillen
de p
artnersystem
en. De afb
eeldin
gto
ont een
overzich
t van h
et com
plete systeem
zoals d
at ind
e E38
is gerealiseerd
.
Afb
. 3: A
CC
-systeemnetw
erk
ObjectwaarnemingRijbaanvoorspellingAfstands- en snelheidsregeling
ACC-indicaties
Remlicht
IKE-tekst
Bochtinformatie viagiersensor
Rijsnelheid
Hydraulischeremdrukopbouw
Remlichtaansturing
Keuze-informatie
ACC-schakelkarakter-istiek
CAN-bus
Bedieningselementenmultifunctioneelstuurwiel
Koppelinterface
Gasklepaansturing
KT-5563
7
1.5 Indicatie-/bedienings-elementen
Tot de bedieningselementen van het ACC-systeem behorenhet multifunctionele stuurwiel, het instrumentenpaneel, hetgaspedaal en het rempedaal.
De bediening van het ACC-systeem komt in grote lijnenovereen met de bediening van de snelheidsregelaar FGR:
- activering en snelheidsvoorinstelling door middel vantoetsen op het multifunctionele stuurwiel
- negeren door bestuurder te allen tijde mogelijk door gasgeven of remmen. Negeren door indrukken van hetgas-pedaal deactiveert het ACC-systeem niet, ongeachthoeveel boven de gewenste snelheid wordt gereden.
- deactivering door remmen
Ten opzichte van het FGR-systeem zijn er de volgendefuncties bijgekomen:
- weergave van de gewenste snelheid op de snelheids-meter door middel van groene LED's in stappen van10 km/uur.
- instellen van een gewenste afstand in tijd ten opzichtevan de voorligger in drie stappen.
KT-5272KT-5272
8
Multifunctioneel stuurwiel MFL
Afb. 4: Bedieningstoetsen in multifunctioneel stuurwiel
Index Omschrijving
1I/O-toets
- schakelt ACC in/uit
2"-"-toets (instellen (setten)/decelereren)
- elke keer dat de toets wordt ingedrukt, wordt de gewenste snel-heid in stappen van 10 km/uur tot minimaal 30 km/uur verlaagd.
3"+"-toets (instellen (setten)/accelereren)
- bij het indrukken van deze toets wordt op de huidige snelheidingeregeld. Daarbij gaat steeds de eerstvolgende hogere LEDbranden, bijv. bij 105 km/uur brandt de LED van 110 km/uur.
- Iedere keer dat de toets wordt ingedrukt, wordt de gewenste snel-heid in stappen van 10 km/uur tot maximaal 180 km/uur verhoogd.
4Reset- en afstandskeuzetoets
- bij het indrukken van de resettoets tijdens stand-by wordt de laatstingestelde gewenste snelheid weer ingeregeld. Daartoe wordteventueel ook automatisch geremd, bijv. om de gewenste snelheidsnel te bereiken, resp. om bergafwaarts de ingestelde gewenstesnelheid aan te houden.
- bij geactiveerd ACC-systeem kan door het indrukken van dezetoets de afstand in drie tijdstappen (2 sec., 1,4 sec., 1 sec.) wordeningesteld. Bij activering van het systeem wordt standaard delangste afstand ingesteld.
1
2
3
4
KT-5272
9
Instrumentenpaneel (uitvoer)
Het instrumentenpaneel voert bij het ACC-systeemoptische en akoestische signaleringsfuncties uit (gong bijbepaalde meldingen (berichten) op de CC-regel).
Afb. 5: ACC-instrumentenpaneel
Index Omschrijving
1 Indicatie gewenste snelheid
De gewenste snelheid wordt door middel van een groene LED aan derand van de snelheidsmeter permanent weergegeven.
2 Indicatie "Object gedetecteerd"
Een voor het ACC-systeem relevant object wordt door middel van eengeel autosymbool weergegeven.
Bij een knipperende indicatie "Object gedetecteerd" moet debestuurder ingrijpen.
3 Indicatie gekozen afstand
Na "ontsteking ingeschakeld" wordt altijd de langste afstandingesteld. De bestuurder kan tijdens het rijden drie afstanden kiezen(1 sec., 1,4 sec., 2 sec.).
Afstand opvragen: Bij het indrukken van de resettoets enniet-geactiveerde afstandsindicatie wordt de actuele afstandsstapweergegeven.
Afstand wijzigen: Bij het indrukken van de resettoets en actieveafstandsindicatie wordt bij elke volgende keer indrukken van de toetscyclisch de volgende volgorde doorlopen: lang - gemiddeld - kort -gemiddeld - lang enz.
4 I/O-indicatie
Dit symbool licht groen op als het ACC-systeem is geactiveerd.
1
2 3 4
KT-5562
10
Rempedaal
Bij het intrappen van het rempedaal wordt het ACC-systeem direct uitgeschakeld. Een storing in de remlicht-schakelaar of in de remlichttestschakelaar heeft tot gevolgdat het ACC-systeem niet kan worden geactiveerd, resp.direct wordt uitgeschakeld.
Gaspedaal
Het gaspedaal is uitgerust met een pedaalslagsensor voorhet registreren van de wens van de bestuurder. Alsde bestuurder meer vermogen vraagt dan via hetACC-systeem is ingesteld, dan vindt omschakeling naarde suspendmodus plaats.
Attentie:als de bestuurder per ongeluk op het gaspedaal trapt enmeer motorkoppel vraagt dan het ACC-systeem levert, kanhet ACC-systeem geen koppel- of remverzoek versturen. Erwordt niet gevraagd de bediening in eigen hand te nemen.
11
1.6 Beschrijvingvan dewerking
Werkingsprincipe
Na activering door de bestuurder verwerkt het ACC-systeem informatie van de radarsensor om de snelheid aaneventuele voorliggers aan te passen.
Om deze taak te kunnen vervullen, moet het ACC-systeemhet volgende kunnen:
Afb. 6: Werkings-principe
- detecteren van voorliggers doormiddel van een radarsensor tot opeen afstand van ca. 120 m onder eenhoek van ± 4º (± 8,4 m)
- meting van afstand, hoek enrelatieve snelheid
- voorafberekening van het eigenvermoedelijk te volgen spoor
- selectie van het voor afstands-regeling relevante object
- gelijkmaken van de eigen snelheidaan die van de voorligger door:
- accelereren (max. 1,2 m/s2)
- decelereren (max. 2,0 m/s2)KT-5293
12
Zonder een voorligger, dus bij een vrije weg, gedraagt hetACC-systeem zich als een conventionele rijsnelheids-regeling. De door de bestuurder ingestelde gewenstesnelheid wordt ingeregeld.
Afb. 7: Vrije modus (vrije weg)
Zodra een voertuig wordt gedetecteerd binnen het voorafberekende spoor, schakelt het ACC-systeem het lampje"Object gedetecteerd" in. Het ACC-systeem past bijlangzamere auto's automatisch de eigen snelheid aan.Dit gebeurt meestal comfortabel door motorbeïnvloeding,maar zelden door remmen.
De overgang van vrije modus op volgmodus vindt plaatszonder dat de bestuurder hoeft in te grijpen.
Afb. 8: Volgmodus
Snelheidsregelingop wens van de bestuurder
KT-5292
Snelheidsregelingvoorligger
Afstandsregeling
op
KT-5291
13
In de volgmodus volgt de auto met het ACC-systeem devoorligger op een vooraf ingestelde afstand in tijd,maximaal met de ingestelde gewenste snelheid. De afstandtot de voorligger wijzigt zich met deze snelheid.
De bestuurder kan kiezen uit drie afstanden uitgedrukt intijd (1 sec., 1,4 sec., 2 sec.).
ACC ondersteunt de bestuurder dus ook bij het aanhoudenvan de wettelijk voorgeschreven minimumafstand. In devolgmodus worden boetes door het niet aanhouden van deminimumafstand voorkomen.
Zodra er zich geen voorligger meer binnen de ver-moedelijke koers bevindt, wordt automatisch overgegaanop rijsnelheidsregeling.
Afb. 9: Constante afstand in tijd gezien 1,4 sec.
80 km/uur31 m
KT-5290
150 km/uur58 m
KT-5289
14
1.7 Functie-grenzen
Voor een veilige ACC-werking is voorzien in begrenzingenvan de volgende grootheden:
- ACC-modus alleen maar van 30 km/uur tot 180 km/uurmogelijk.
- ACC-deceleratie via remingreep max. 2,0 m/s2.
- ACC-acceleratie max. 1,2 m/s2.
- dwarsversnelling max. 3,0 m/s2.
In de volgende situaties bereikt het ACC-systeem zijngrenzen:
- het detectiebereik van de radarsensor begrenst hetdetecteren van voorliggers die niet in hetzelfde spoorrijden, bijv. in nauwe bochten.
- een invoegend voertuig kan tot vertraagde reacties vanhet ACC-systeem leiden. ACC daarom niet gebruiken opwegen met veel bochten of op wegen waar vaak vanrijbaan moet worden gewisseld.
- grote snelheidsverschillen, bijv. snel inlopen op eenvrachtwagen, kunnen niet worden afgeregeld.
- ACC kan bij stop-and-goverkeer niet worden toegepastomdat het systeem de auto niet tot stilstand kan afrem-men. De bestuurder moet op tijd door zelf te remmen deregeling van de auto op zich nemen.
- ACC alleen maar bij voldoende zicht gebruiken.
- de tijdspanne tot een voorligger is onder stationaireomstandigheden niet korter dan 1 sec. Onder bepaaldeomstandigheden, bijv. als een auto vlak voor de eigenauto invoegt, kan deze tijdspanne kortstondig onder1 sec. liggen.
Als ACC niet meer in staat is de gekozen afstand in teregelen, begint het lampje "Object gedetecteerd" te knip-peren. De bestuurder moet dan zelf het initiatief overnemen.
15
Als in de ACC-modus de functiegrenzen van het systeemworden bereikt, kan een systeemgedrag optreden dat aande bestuurder moet worden uitgelegd. Hieronder zijn eenaantal van zulke situaties beschreven.
Begrensde reikwijdte en deceleratie(vertraging)
De radarsensor beschikt enerzijds over eenbegrensde reikwijdte van 120 m, anderzijdsstaat het ACC-systeem via de DSC maareen maximale vertraging van 2,0 m/s2 terbeschikking.
ACC kan dus maar een begrensde relatievesnelheid automatisch afregelen.
Als het systeem zijn functiegrenzen heeftbereikt, wordt de bestuurder door hetknipperende lampje "Object gedetecteerd"gevraagd de bediening in eigen hand tenemen.
KT-5296
16
Zijdelings zicht
Door het begrensde zijdelingse zicht kan de voorligger inbochten uit het oog worden verloren. De auto met ACC zalin de bocht ca. 2 sec. lang niet tot de gewenste snelheidaccelereren om te voorkomen te dicht bij de mogelijkerwijsgedurende korte tijd niet-gedetecteerde voorligger tekomen.
Bij rechtuit rijden kan sprake zijn van te laat reageren opeen dicht voor de eigen auto invoegend voertuig. Ditvoertuig wordt pas gedetecteerd als het zich al duidelijk opde rijbaan van de ACC-auto bevindt.
KT-5297KT-5298
17
Onverwacht gedrag
Het linker voertuig wordt rechtsingehaald omdat de gewenste snelheidhoger ligt dan de snelheid van de linksrijdende auto.
Onverwacht gedrag
ACC reageert verschillend als auto Areeds voor een stoplicht staat of als hij nogmet geringe snelheid rolt.
- Auto A staat stilGeen ACC-afremming, alleen maarvoorkomen van acceleratie in de buurtvan auto A. Het lampje "Objectgedetecteerd" gaat niet aan, er wordtniet gevraagd de besturing in eigenhand te nemen.
- Auto A rijdt langzaamACC-auto remt via DSC tot ca.40 km/uur af, dan volgt een geleidelijkeovergang naar motorremkoppel-regeling. Het lampje "Object gede-tecteerd" gaat aan, de bestuurder krijgteen verzoek de bediening in eigen handte nemen.
KT-5299
A
KT-5300
18
Onverwacht gedrag
In de bocht voorkomt ACCaccelereren tot de gewenstesnelheid als de dwarsver-snelling tot meer dan 3 m/s2
zou oplopen.
Vóór een bocht accelereertACC tot de gewenstesnelheid.
Onverwacht gedrag
Bij "verblinding" door een flinkesneeuwafzetting wordt het systeemuitgeschakeld. Na het reinigen vande radarsensor kan het systeemweer worden geactiveerd.
Bij langer durende regelingrependoor ASC of DSC, d.w.z. bijkritische wrijvingscoëfficiënten,wordt het systeem uitgeschakeld.Het systeem kan weer wordengeactiveerd.
In beide gevallen stelt ACC naheractivering de lange volgafstandvan 2 sec. in.
KT-5301
KT-5273
KT-5131
19
Speciale situaties
Deze herkent de bestuurder aan het feit dat het lampje"Object gedetecteerd" niet gaat branden, maar de autoonder de gewenste snelheid blijft rijden en niet door-accelereert.
- In nauwe bochten regelt de auto de snelheid zo in dat dedwarsversnelling om redenen van comfort maximaal3 m/s2 bedraagt. Dit geldt in de vrije modus en in devolgmodus.
- Regen, mist en sneeuw absorberen de radarstralen.De reikwijdte kan duidelijk minder worden, in extremegevallen is ACC niet meer te gebruiken.
- Toppen en dalen kunnen tot objectverlies leiden.
1.8 Rijbaan-voorspelling(vooraf-berekening)
Om het juiste object voor afstandsregeling te kiezen, moethet ACC-systeem de toekomstige rijbaan vooraf berekenen.
Auto's zijn voor regeling relevant als deze zich op de eigenrijbaan bevinden. Rijbaanvoorspelling is het vooraf bereke-nen van het verloop van het eigen spoor, wat op snelwegenen goed uitgebouwde provinciale wegen bijna altijd uitko-mt.
Voor de berekening vooraf worden door het DSC-systeemsnelheid en gierverhouding gebruikt.
Afb. 10: Berekening vooraf van het rijspoor
KT-5454
20
1.9 Radarsensor ACC detecteert personenauto's, bussen en motorfietsen.
Om objecten te detecteren, zendt het ACC-systeem radar-golven uit. De radarimpuls verspreidt zich met de snelheidvan het licht. De impulsen worden om de 100 ms gedurende10 ms uitgezonden.
Als zich in het bereik van de radarstraal een radarreflec-terend object bevindt, wordt door de antenne een echoontvangen.
Afb. 11: Radarstraal
Op basis van de looptijd van het signaal kan hetACC-systeem de afstand tot het object bepalen.
Via het dopplereffect kan de relatieve snelheid tussen deACC-auto en een object worden bepaald. Als het object dezender nadert, wordt de frequentie van de gereflecteerdegolf hoger. Als het object zich van de zender af beweegt,wordt de frequentie van de gereflecteerde golf lager.
Om de hoek te bepalen wordt het meetbereik van drieradarstralen geregistreerd. De middelste straal wijst recht-uit, de beide andere stralen staan steeds 2,5º naar de zij-kant gericht. Het totale horizontale detectiebereik van deradarsensor bedraagt ± 4º.
Afb. 12: Drie radarstralen
KT-5509
KT-5504
21
1.10 ACC-regelaar De ACC-regelaar krijgt van elk gedetecteerd object degegevens over afstand, relatieve snelheid en hoek.
De ACC-regelaar beslist of de DME/DDE/EML, resp. DSCeen verzoek tot remmen zullen honoreren. Een verzoek totacceleratie wordt altijd door de DME/DDE/EML uitgevoerd.
Afb. 13: ACC-regelaar
De ACC-regelaar is in drie hoofddelen opgesplitst:
- Regelaar gewenste snelheid
Dit deel werkt als een conventionele rijsnelheidsregelaarFGR. In tegenstelling tot de FGR kan het ACC bij eenafdaling het remsysteem activeren om de snelheid tebehouden.
- Volgregelaar
Deze regelaar beslist welk object doelobject wordt. Hijprobeert via ingrepen in het motormanagement of, indiennodig, via een remingreep een qua tijd constante afstandtot de voorligger in te stellen.
- Regelaar bochtsnelheid
ACC heeft een begrensd zijdelings gezichtsveld. Bijscherpere bochten zal het object niet steeds wordengedetecteerd. Directe acceleratie tot de gewenstesnelheid is niet zinvol omdat het object zich normaalgesproken nog voor de ACC-auto bevindt.
De snelheid wordt in bochten zodanig begrensd dat dedwarsversnelling niet oncomfortabel wordt. Dit geldt inde vrije modus en in de volgmodus.
ACC
KT-5448
22
1.11 Bedrijfsmodi ACC kan door de bestuurder via een toets op het MFLworden geactiveerd. Met de activering wordt de gewenstesnelheid en een qua tijd constante afstand gedefinieerd.De regeling begint direct na de activering.
Het systeem kan alleen maar worden geactiveerd alsaan alle activeringsvoorwaarden is voldaan. De activerings-voorwaarden worden ook tijdens bedrijf voortdurendgecontroleerd.
Activeringsvoorwaarden
- motortoerental > 512 1/minuut
- geen storing in het ACC-systeemnetwerk
- I/O-toets op "ON"
- rijsnelheid > 30 km/uur
- rempedaal niet ingetrapt
- P, R of N niet ingeschakeld
- parkeerrem niet bediend
- geen langere, stabiliteit waarborgende ingrepen doorhet ASC/DSC
Zodra ook maar aan één van deze voorwaarden niet wordtvoldaan, kan het ACC-systeem niet worden geactiveerd ofhet systeem deactiveert zich automatisch tijdens hetregelen.
23
ACC werkt in verschillende modi:
Afb. 14: ACC-modi
Kl. 15 uit
Kl. 15 aan n < 512 1/min en verzoektot diagnose
I/O-toets
"+/-"-toetsof resettoets
RemN, P, R I/O-toets
Gaspedaal
DME/DDE/EML-storing
SensorblindheidASC/DSC-ingreep
Parkeerrem
KT-5556
24
Initialiserings-modus Na inschakeling van klem 15 worden alle ACC-systeemcom-ponenten gecontroleerd. Vanaf 20 km/uur wordt de radarsen-sor gecontroleerd.
Passieve modus Aan de activeringsvoorwaarden is voldaan, ACC kan via deI/O-toets worden geactiveerd.
Stand-bymodus ACC kan door het indrukken van de "+"-toets, de "-"-toets,resp. de resettoets worden ingeschakeld.
Active-controlmodus Normale ACC-regelmodus waarin de auto door middel vanautomatische acceleratie en deceleratie wordt geregeld.
Suspendmodus In deze modus gebeurt de snelheidsregeling uitsluitend doorde bestuurder.
To stand-bymodus Geleidelijke overgang naar de stand-bymodus bij deactiveringdoor de bestuurder.
Brake-onlymodus In deze modus kan ACC alleen maar het remsysteemaansturen, er vindt geen motorregeling via ACC plaats.
De bestuurder wordt door middel van een knipperende LEDvoor de gewenste snelheid, en een verzoek de bediening ineigen hand te nemen, op de brake-onlymodus geattendeerd.
De brake-onlymodus wordt in 4 gevallen aangestuurd
- Storing in DME/DDE/EML. Na het beëindigen vande regelcyclus verschijnt "ACC-inactief" inIKE --> failuremodus
- Sensorblindheid --> stand-bymodus- Ingreep door ASC/DSC --> stand-bymodus- Bediening van de handrem --> stand-bymodus
De brake-onlymodus kan via het gaspedaal of doordeactivering van het ACC-systeem worden beëindigd.Deze modus wordt automatisch bij een snelheid lagerdan 30 km/uur beëindigd.
Failuremodus In alle modi wordt het ACC-systeem voortdurend op storingengecontroleerd. Als er een storing in het ACC-systeemnetwerkwordt geconstateerd, dan schakelt het ACC-systeem directnaar de failuremodus.
25
Deactivering door de bestuurder
Het ACC-systeem kan op meerdere manieren door debestuurder worden gedeactiveerd:
- via de I/O-toets op het MFL
- intrappen van het rempedaal
- versnellingskeuzehendel op N zetten
- DSC via toets deactiveren
Automatische deactivering
In de volgende situaties vindt automatische deactiveringplaats, waarop de bestuurder op onmiskenbare wijze wordtgeattendeerd:
- uitval van een deelsysteem --> "ACC inactief"
- sensorblindheid --> "Sensorzicht"
- als de snelheid lager wordt dan de minimumsnelheidvan 30 km/uur gaat de instelsnelheids-LED uit.
- als gedurende langere tijd ASC-, DSC-regeling plaatsvin-dt, wordt de ACC-regeling gedeactiveerd, de instelsnel-heids-LED gaat uit.
26
1.12 Interfaces DME/DDE/EML
Al naargelang de motor zijn er verschillende regeleenhedengemonteerd
De interface heeft de volgende functies:
- overbrenging van koppelverzoeken van hetACC-systeem aan de DME/DDE/EML
- overbrenging van ACC-relevante motorgegevens zoalsFGR-bedieningsfuncties en uitschakelinformatie
De rempedaalbediening wordt met de bewaking van deremlichtschakelaar door de DME/DDE/EML gewaarborgd.Een storing in de remlichtschakelaar leidt in de DME/DDE/EML tot het overgaan naar de onomkeerbare storingstoe-stand.
Door het intrappen van het gaspedaal kan te allen tijde deACC-instelling worden genegeerd.
Als de bestuurder het ACC-acceleratieverzoek negeert methet gaspedaal, dan wordt de ACC-regeleenheid eropgewezen dat het ACC-systeem niet meer moet regelen.Tegelijkertijd krijgt het AGS-systeem de informatie dat debestuurder nu actief de rijsituatie bepaalt.
Bij defecte gasklep, gaspedaalwaardesensor, resp.motorregeleenheid kan het ACC-systeem niet functioneren.
Motor Regel-eenheid
Opmerking Omschrijving
M73 EML IIISmet2 DME 5.21
Coderingvarianten
De ACC-informatie m.b.t. variantenwordt aan het einde van de bandgeprogrammeerd of in de DIS/MoDiCvastgelegd.
M62
M67
DME ME 7.2
DDE 4.1
Zelf-detectie
Als het ACC-systeem voor de eerstekeer als CAN-deelnemer wordtgedetecteerd, wordt deze informatieblijvend in de motorregeleenheidopgeslagen en daarmee wordt destandaard-FGR gedeactiveerd.
27
DSC
Om de ACC-functie te activeren moet het remsysteemhelemaal goed kunnen functioneren en mogen hetrempedaal en de parkeerrem niet bediend zijn. Hetintrappen van het rempedaal leidt altijd tot deactiveringvan het systeem.
Deze interface heeft de volgende functies:
- DSC stelt ACC de wielsnelheden en degierverhouding voor regeling en rijstrookvoorspellingter beschikking
- ACC stuurt deceleratieverzoeken naar de DSC
Als het mogelijk is, zal ACC de auto comfortabel afremmendoor ingrijpen in DME/DDE/EML.
Als het motorremkoppel niet voldoende is voor devertraging (deceleratie), bouwt het ACC-systeem viahet DSC-hydroaggregaat remdruk op om de door hetACC-systeem gevraagde vertraging in te stellen.
Als een vertraging door het ACC-systeem wordtgeactiveerd, worden door de DSC vanaf een bepaaldedruk, resp. vanaf een bepaalde vertraging de remlichtengeactiveerd.
Ook bij actieve ACC-regeling werkt DSC op dezelfde wijzeals zonder ACC. Via de signalen van ABS, ASC en DSC kanhet ACC-systeem kritieke wrijvingsomstandighedendetecteren. Bij langer durende ingrepen ter waarborgingvan de stabiliteit wordt het ACC-systeem uitgeschakeld.
Uitschakeling van DSC door de bestuurder leidt totuitschakeling van ACC.
DSC deelt AGS mede dat een remingreep plaatsvindt. AGSgebruikt deze informatie voor de detectie van een afdaling.Om de remmen tegen overbelasting te beveiligen, schakeltAGS afhankelijk van de situatie één of twee versnellingenterug.
Wordt ACC niet in het systeemnetwerk gedetecteerd, danwerkt DSC normaal. In de DSC-regeleenheid wordt geenstoring opgeslagen.
28
AGS
ACC wordt alleen maar in combinatie met automatischetransmissies gemonteerd. AGS heeft geen ACC-varianten-detectie nodig omdat deze alle informatie over deACC-regeling van de DME/DDE/EML krijgt.
De interface dient uitsluitend ter realisering van comfort-functies; het betreft hier geen veiligheidsrelevante functies.
AGS is uitgebreid met speciale ACC-schakelkarakteristie-ken die bijv. zorgen voor het noodzakelijke terugschakelenmet één tot twee versnellingen. Bij een afdaling metACC-remingreep vindt na een bepaalde tijd gedwongenterugschakeling plaats om overbelasting van hetremsysteem te voorkomen.
Als de versnellingskeuzehendel in de stand N, P of Rwordt geplaatst, wordt ACC uitgeschakeld of kan hetACC-systeem niet worden geactiveerd.
Bij beperking van de transmissiefuncties kan hetACC-systeem niet worden geactiveerd of wordt eeningeschakeld systeem uitgeschakeld. Er wordt een storingin het geheugen opgeslagen.
Bij een storing in het ACC-systeemnetwerk gaat AGS directover naar een normale bestuurderskarakteristiekovereenkomstig de huidige keuzehendelstand.
IKE
Op het instrumentenpaneel IKE staan alle voor ACCnoodzakelijke indicaties.
ACC krijgt van het IKE informatie over snelheid, kilometer-stand, buitentemperatuur en bediening van de parkeerrem.
Zodra op het instrumentenpaneel sprake is van eenACC-relevante storing (indicaties, gong, I-bus naar LCMvoor ACC-indicaties), wordt een storing in het IKEgeplaatst. ACC gaat naar de omkeerbare storingsstatus.
Stuuruitslagsensor
ACC krijgt de grootheden stuuruitslaghoek en stuurwielom-draaiing toegevoerd.
29
1.13 Lens-verwarming
Om een betere beschikbaarheid van het ACC-systeem in dewinter en bij slecht weer te bereiken, wordt de lensverwarmd. Daarbij gaat het om een weerstandsverwarmingwaarvan de verwarmingswikkeling in het kunststoflens-lichaam is geïntegreerd.
Na het starten van de motor wordt de lensverwarmingafhankelijk van de buitentemperatuur Ta ingeschakeld.
Afb. 15: In-/uitschakeltemperaturen van de lensverwarming
"Blind worden" van de sensor kan ondanks lensverwarmingniet onder alle omstandigheden worden voorkomen.
Als de lensverwarming niet voldoende is om de radarsensorsneeuwvrij te houden, wordt gedurende ca. 20 sec. hetbericht "Sensorzicht" weergegeven, als aanvulling klinkt degong.
Om oververhitting van het lenslichaam te voorkomen wordtde lensverwarming uitgeschakeld als de binnentemperatuurvan het apparaat meer dan 50 ºC bedraagt. Deze tempera-tuur wordt door de binnentemperatuursensor van deACC-regeleenheid gemeten.
Bij een boordnetspanning > 17 V wordt de ACC-regeleen-heid ter bescherming van de processor uitgeschakeld.
Er vindt bewaking van de lensverwarming plaats.Storingen leiden tot ACC-uitschakeling en opname inhet storingsgeheugen.
a
Ingeschakeld
Uitgeschakeld
KT-5392
30
1.14 Afregeling Een goede afregeling is een voorwaarde voor een goedewerking van het systeem. Een horizontale ontregeling leidttot een verkeerde reactie op auto's op een andere rijbaan oftot een late reactie op auto's op de eigen rijbaan.
ACC kan kleine horizontale ontregelingen tot 1º met geringefunctiebeperkingen compenseren. Bij grotere afwijkingenwordt het ACC-systeem uitgeschakeld en verschijnt hetbericht "ACC inactief".
De radarsensor wordt bij onbeladen auto afgeregeld.
Afb. 16: Horizontaal afgeregeld Afb. 17: Horizontaal ontregeld
KT-5295 KT-5294
31
1.15 Veiligheids-concept
De ACC-regeleenheid beschikt over een uitgebreidveiligheidsconcept omdat het ACC-systeem van zijn part-nersystemen DME/DDE/EML en DSC veiligheidsrelevanteingrepen vraagt.
ACC-regeleenheid
Na het inschakelen van klem 15 wordt een initialiserings-controle uitgevoerd. Bij een geactiveerd ACC-systeem vindtpermanente bewaking van de regeleenheidfuncties en decomponenten plaats.
ACC-systeemnetwerk
Ook de partnerregeleenheden voeren zelftests uit. Als erstoringen in het systeemnetwerk worden gedetecteerd,wordt het ACC-deel gecontroleerd uitgeschakeld.
Uitschakelconcept
Een in het ACC-systeemnetwerk gedetecteerde storingleidt tot een uitschakelreactie en opslag van de storing inhet storingsgeheugen: de bestuurder moet de bedieningzelf weer op zich nemen.
De soort afschakelreactie is afhankelijk van de opgetredenstoring en van de huidige rijsituatie.
In principe bestaan er de volgende uitschakelmogelijk-heden:
Heractivering van het ACC-systeem door de bestuurderwordt verhinderd zolang de storingsoorzaak aanwezig is.
Zachte(geleidelijke)uitschakeling
Het geleidelijk uitschakelen verhoogt het rijcomfort. Dezeuitschakeling kan alleen maar door de bestuurder via deI/O-toets worden geactiveerd.
Hardeuitschakeling
Bij het detecteren van een storing of bij het aanwezig zijn vaneen afbreekvoorwaarde, bijv. intrappen van het rempedaal,wordt de ACC-regeling direct en daardoor vaak oncomforta-bel afgebroken..
Brake-only-uitschakeling
In deze modus kan ACC alleen maar het remsysteemaansturen, er vindt geen motorregeling via ACC plaats.
32
1.16 Conceptstorings-geheugen
In het ACC-systeemnetwerk slaat elke regeleenheid zijneigen storingen op.
Bij een storing in een partnerregeleenheid slaat ACCeen storing op als "ACC-relevante storing in ..." als indicatievan de betreffende regeleenheid. De ACC-regeleenheidstart de uitschakelprocedure.
De ACC-regeleenheid kan maximaal drie verschillendestoringen in het storingsgeheugen opslaan.
Elke gedetecteerde storing leidt tot het bericht"ACC inactief".
Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee soortenstoringen:
- onomkeerbare storingen
het ACC-systeem heeft zelf een "onherstelbare"storing gedetecteerd of de communicatie met deDME/DDE/EML of DSC functioneert niet meer.Het bericht "ACC inactief" verschijnt.
- omkeerbare storingen
in het ACC-systeem zelf is een "herstelbare" storing,resp. in een partnerregeleenheid is een storinggedetecteerd. Het bericht "ACC inactief" verschijnt. Alsde storingsoorzaak verdwijnt kan het ACC-systeem weerworden geactiveerd. Dit wordt in het storingsgeheugengeregistreerd.
ACC-storingsindicatiefunctie
Reactie bij een storing in het ACC-systeemnetwerk:
- de ACC-stand-by-indicatie wordt uitgeschakeld
- de functie-indicaties worden uitgeschakeld
- gedurende 15 sec. wordt het bericht "ACC inactief"uitgevoerd, tegelijkertijd klinkt de gong. De indicatiewordt aan het einde van de rit herhaald.
33
1.17 BijlageAfstand Afstand van radarsensor tot voorligger
ACC Active Cruise Control, actieve snelheidsregeling
AGS Adaptieve transmissieregeling
Activeringsvoor-waarden
Voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het ACC-systeemte activeren
CAN Controller Area Network, bussysteem voor snelle data transmis-sie (500 kBd)
CC-indicatie Check-controlindicatie
Deactivering Overgang van STAND-BYmodus naarPASSIEVE modus
DDE Digitale dieselelektronica
Ontregeling Verticale, resp. horizontale afwijking van de radaras van dedynamische rijas
DME Digitale motorelektronica
DSC Dynamische stabiliteitscontrole
EML Elektronische motorvermogensregeling
Rijbaan Koers van de ACC-auto
Rijbaanvoorspelling Berekening vooraf van de eigen rijbaan op basis van rijsnelheiden gierverhouding
FGR Conventionele rijsnelheidsregelaar
Volgmodus ACC regelt afstand en snelheid tot voorligger(vóórrijdende auto)
Vrije modus(vrije weg)
ACC regelt constante snelheid
Vóórrijdende auto Auto waar de ACC-auto achteraan rijdt (volgrit)
IKE Instrumentenpaneel
Onomkeerbarestoring
Deze storing kan alleen maar via de diagnosefunctie wordengewist
LCM Lichtcontrolemodule
MSR Motorremkoppelregeling, verhoogt het motorremkoppel als destabiliteit gevaar loopt
Storing naastgele-gen rijbaan
Als het ACC-systeem op auto's reageert die zich niet op deeigen rijbaan (op de naastgelegen rijbaan) bevinden
Indicatie "Objectgedetecteerd"
Indicatie dat een voertuig is gedetecteerd
Radarsensor Sensor voor het detecteren van voorliggers (bepaling vanafstand, hoek en relatieve snelheid van objecten)
Relatieve snelheid Snelheidsverschil tussen de ACC-auto en ander voertuig
Omkeerbarestoring
Na het wegvallen van de storingsoorzaak kan het ACC-systeemweer worden geactiveerd
Systeemnetwerk Netwerk van alle voor de ACC-functie noodzakelijkeregeleenheden
Gewenste afstand Door de bestuurder gewenste, in tijd uitgedrukte afstand tot devoorligger
Gewenste snelheid Door de bestuurder gewenste nominale snelheid
34
top related