brief uit de rijn- maas- schelde-delta2_2014(1)
Post on 19-Jan-2016
26 Views
Preview:
DESCRIPTION
TRANSCRIPT
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 1
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta
nummer 2/2014 Maart 2014
Een uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen Elektronische voortzetting van het maandblad Delta, 50ste jaargang
Verschijnt als het past Elke auteur is verantwoordelijk voor zijn bijdrage
Het eerste woord
Fotobiografie Joris van Severen
EEN PRESTIGIEUZE UITGAVE
Over Joris van Severen en zijn beweging – het Verdinaso (Verbond van Dietse
Nationaal-Solidaristen) – werd reeds een kleine bibliotheek bijeen geschreven.
Alhoewel de vele tot nog toe gepubliceerde werken rond dit onderwerp meestal op een
ruime wijze geïllustreerd werden, ontbrak tot op vandaag een overzichtswerk waarin
voornamelijk op basis van beeldmateriaal een terugblik geboden wordt op het leven, de
werkzaamheid en de evolutie van Joris van Severen en van de geledingen van zijn
beweging.
In oktober 2014 verschijnt dit tot nog toe ontbrekende overzichtswerk onder vorm van een ingebonden
grootformaat fotoboek in A4-formaat van 248 pagina’s in vierkleurendruk. Naast een foto-biografische
beeldreportage over Joris van Severen zelf, zal daarbij uiteraard veel aandacht besteed worden aan zijn
beweging – het Verdinaso – en haar geledingen.
Het opzet van een grootformaat fotoboek leek ons de daartoe aangewezen formule, waarbij een
weloverwogen selectie uit het vele beschikbare fotomateriaal – waar mogelijk in vierkleurendruk – de beste
waarborg garandeert.
BRONNEN: sinds het jaar 2000 werden zowel het privéarchief als het bewegingsarchief
van Joris van Severen toevertrouwd aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar ze
werden geïnventariseerd en – als 'Archief Joris van Severen' - ter beschikking staan voor
studie en onderzoek.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 2
Pieter Jan Verstraete die op het terrein van de geschiedschrijving van de Vlaamse Beweging – met niet
minder dan 46 boekpublicaties – zijn sporen verdiende, duidt aard en opzet van dit werk toe. Maurits
Cailliau is vanaf de aanvang de uitgever van de jaarboekenreeks over Joris van Severen en zijn beweging.
VERWERVING
Deze prestigieuze Foto-biografie over Joris van Severen zal
verschijnen naar aanleiding van het 6e Colloquium Joris van Severen
dat zal doorgaan op zaterdag 25 oktober 2014 in Wakken, zijn
geboorteplaats. Alle voorintekenaars zullen daarop uitgenodigd worden
en ter plaatse hun exemplaar overhandigd krijgen. Hun namen zullen
als dusdanig als bijlage opgenomen worden in het boek.
De voorintekenprijs (exclusief verzendkosten) – geldig tot 20
september 2014 – bedraagt 45 €. Inclusief verzendkosten beloopt deze
voorintekenprijs 55 €. Na 20 september 2014 zal de prijs 55 €
bedragen (eventueel te verhogen met 10 € verzendkosten, wanneer
toezending via de post gewenst wordt).
Wij noteren uw voorintekening graag via betaling van het
overeenstemmend bedrag op de postrekening IBAN BE71 0001 7058
1469 - BIC-code BPOTBEB1 van het Studiecentrum Joris van Severen,
Paddevijverstraat 2, 8900 Ieper.
De voorintekenaars genieten tevens ook van een abonnement op het
kwartaalblad ‘Nieuwsbrief Joris van Severen’, dat hen doorlopend
informeert over de initiatieven van het Studiecentrum Joris van
Severen.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 3
Feiten en Beschouwingen 1
Adieu Benelux, Välkommen Norden? Nederland en regionale allianties in de Europese Unie
De relevantie van de Benelux-samenwerking staat ter discussie. Is het tijd voor Nederland de blik te
verleggen en aansluiting te zoeken bij een andere regionale alliantie, bijvoorbeeld bij de Nordics? Zoals de
heer Uilenreef onlangs voorstelde. Waarop wij volgende reaacties ontvingen:
evert van wijk
24 januari 2014
Het is toch geen keuze tussen nordic en benelux, maar een en/en-verhaal. Nauwere samenwerking met de
een sluit samenwerking met de ander toch niet uit, lijjkt mij.
Herman Wilmer, ...
09 februari 2014
Het artikel van de promovendus zweeft op tal van plaatsen over de werkelijkheid heen. Nederland is op tal
van terreinen zeer nauw met de andere Beneluxlanden verweven, vooral op economisch, veiligheids- en
cultureel gebied. Die samenwerking wordt momenteel gestaag uitgebreid met Noordrijn-Westfalen: de
Benelux-plus. Dit wordt wereldwijd gezien als vierde economische megaregio. Bovendien zijn de
regeringen van de Beneluxlanden zich ervan bewust dat zij in internationale organisaties gezamenlijke
vertegenwoordigingen moeten organiseren of met één vertegenwoordiger komen. Er zal wellicht in de
nabije toekomst ook maar voor één Eurocommissaris vanuit de Benelux sprake zijn, zo goed als er ook
voor de Baltische staten, de Noordse landen en voor de kleinere Visegradlanden slechts één
Eurocommissarispost zal zijn weggelegd. Rest mij erop te wijzen dat de Beneluxlanden, dus ook
Nederland, allang goede contacten hebben met de Noordse groep, de Baltische landen en de
Visegradlanden: die blokken kijken het kunstje van de Benelux Unie af en zijn altijd vertegenwoordigd bij de
3x jaarlijkse zittingen van het Benelux parlement.
Vik Eggermont
10 februari 2014
Ik ben van in het begin overtuigd dat een degelijk bestuur van de EU onmogelijk is met 28 (of meer)
lidstaten, zeker als dan nog unanimiteit gevraagd wordt. Best ware daarom te werken onder vorm van
deelfederaties: Benelux, Scandinavië, de Baltische staten, de Visegradlanden, enz... Dit zou de zaken al
heel wat vereenvoudigen. Waarom dhr. Uilenreef nu teruggrijpt naar de "Nordics", waarmede we weliswaar
de Westerse cultuur delen, maar nauwelijks historische banden hebben, is mij een raadsel. Evengoed had
hij naar de Baltische staten kunnen verwijzen (de vroegere Hanze!). Weet hij dan niet dat de Benelux
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 4
zowat de "restlanden"zijn van wat ooit de Zeventien Provinciën waren, onder leiding van het Huis van
Bourgondië (de Grote Hertog van het Westen)? Zowat de bloeiperiode uit onze historie, zowel materieel als
politiek en cultureel. Waarom dan daar niet naar terug grijpen? De Benelux vormt zowel anthropologisch
als historisch en cultureel een eenheid. Dit is zuivere geopolitiek. Wat geenszins van de Noordse landen
kan gezegd worden, misschien met een kleine uitzondering van Denemarken (maar daarop ga ik hier niet
in). Wat Rijnland-Westfalen aangaat (sommige delen van die Duitse deelstaat hebben ooit van de
Nederlanden deel uitgemaakt: Lingen, Bentheim, West-Munsterland, Kleef, Geldern, Gulik....), hier zou ik
toch voorzichtig in zijn. Uiteraard is nauwe samenwerking aangewezen en wenselijk. Rotterdam en
Antwerpen zijn trouwens al eeuwenlang "de poorten op de zee" van het Ruhrgebied. Maar Rijnland-
Westfalen is en blijft toch een Duitse deelstaat, die in laatste instantie zal moeten gehoorzamen aan...
Berlijn. En dat is toch de hoofdstad van een staat, samen met Frankrijk (de as Berlijn-Parijs), waartegen de
historische eenheid Benelux zich moet schrap zetten in de Frans-Duitse betrachtingen om de eerste viool
te spelen in Europa. Zij doen dit best door met één stem op het Europese toneel te spreken. Denken wij
liever aan het oude "plus est en vous" van Gruuthuse!
Feiten en Beschouwingen 2
De gewezen Belgische en Vlaamse volksvertegenwoordiger en bovendien meerdere jaren burgemeester
van Essen (Kempen), de heer Herman Suykerbuyk (destijds C.V.P.) liet een boek verschijnen onder de titel
“Journal d’un député de campagne. 30 jaar politiek”. De titel verwijst uiteraard naar het bekende boek van
Georges Bernanos “Journal d’un curé de campagne”. Goed gevonden in elk geval.
Op pagina 206 schetst hij het ontstaan van de Benelux gedachte als volgt:
“Toen tijdens Wereldoorlog ll. de oorlogskansen keerden, werd in Londen, door geallieerden uitgekeken
naar het na-oorlogse Europa. Men wilde dat herschikken, zeg maar herverkavelen. Zoals alleen generaals
dat kunnen, met een stafkaart bij de hand, werden Nederland en België met Denemarken samengevoegd.
Wallonië, Luxemburg, Elzas-Lotharingen en een deel van Noord-Frankrijk zouden één staat vormen, en zo
waren er nog wel enkele schetsen”.
De heer Suykerbuyk herinnert hier klaarblijkelijk met genoegen aan. Hoe dan ook het voorstel hield een
splitsing van de Belgische staat in en elk voorstel dat in die richting gaat houdt zijn goedkeuring in. Zijn
artikels af en toe in separatistische media zoals “Kort Manifest” van het Vormingsinstituut Wies Moens” en
van “Het Verbond” van het Nationalistisch Verbond/Nederlandse Volksbeweging tonen dit voldoende aan.
Nu, Die Gedanken sind frei zoals wij weten.
Of bovenstaand citaat inderdaad enige verwijzing vertoont naar het ontstaan van de Benelux gedachte lijkt
ons een vraagteken. Inderdaad, als wij goed lezen wordt hier een splitsing van België in twee delen bepleit
en dit lijkt ons weinig “Beneluxiaans” te zijn. Ook lijkt men eerder – als wij ons tot het citaat beperken – te
richten op een politieke eenheid (er is toch sprake van herschikken en herverkavelen, dat gaat in elk geval
verder dan economische samenwerking). Wel wordt het Noorden gekoppeld aan… Denemarken. Klinkt
vreemd, maar is dat in feite niet zo zeer. Mogen wij er aan herinneren dat in de kringen rond de oud-dinaso
A. Belmans, in akkoord met Louis Gueuning, einde der 50-jaren van vorige eeuw, ook in die richting
gewerkt werd. Ik herinner er aan dat het verslag van een Belgisch-Nederlandse-Deense bijeenkomstin het
archief van de Leuvense Universiteit bewaard wordt.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 5
Uiteraard voorzichtig met dergelijke citaten – is het allemaal wel waar? - zijn wij ons licht elders gaan
opsteken. Wij denken aan de woorden die aan President F.D. Roosevelt worden toegeschreven, maar
waarvan bij ons weten ook geen bewijs bestaat. Roosevelt zou op een gegeven avond gezegd hebben: ze
moeten Vlaanderen (Roosevelts voorouders waren van Vlissingen afkomstig) samenvoegen met
…Luxemburg, want daar spreekt men ook Vlaams! Men haalt deze woorden doorgaans aan om aan te
tonen hoe weinig grote staatslieden van de realiteit afweten (vooral als het Amerikanen zijn). Maar men
voegt er voorzichtigheidshalve ook steeds bij dat deze woorden gezegd werden… na het drinken van
enkele glazen whisky, wat meteen de nodig rugdekking geeft.
Als dat waar is, hebben we dus niet alleen een Jef Cognac, maar ook een Franklin Cognac (1)
Wij konden natuurlijk geen betere bron vinden dan bij de heer Suykerbuyk zelf. In zijn antwoord van 25
januari 2014 maakt hij er ons attent op dat er in 2004 inderdaad bij het Davidsfonds een boek verscheen
van de hand van Jan De Groof, Tom Hagen en Annick Schramme onder de titel “Gedrag na Verdrag”.
Daarvoor leverde hij zelf een bijdrage, op pagina 263, onder de titel “Benelux-beloont het goede” (wij hopen
dat het inderdaad “beloont” is, het schrift is nogal klein) en daarin verwijst hij naar een boek van de
Franstalig professor Thierry Grosbois, uitgave CRISP, onder de titel “La Naissance du Benelux”. Daar las
hij wat hij schreef, mogelijk niet letterlijk, zegt hij, maar het is dan toch de essentie. Men wilde “orde op
zaken” stellen, evenwel zonder de betrokken partijen te contacteren. Reden voor Nederland, België en
Luxemburg om de rangen te sluiten.
Restte ons nog alleen maar om tot slot ook bij prof. Thierry Grosbois (Chargé de cours associé, universiteit
du Luxembourg en sinds kort ook professor aan de UCL) , waarvan wij weten dat hij een fervent
Beneluxiaan is, navraag te doen. Deze bevestigde ons dat dit allemaal klopt. Roosevelt wenste inderdaad
de ontmanteling van België en het samenvoegen van Wallonië met het Groothertogdom onder
voogdijschap van Groothertogin Charlotte. Buiten zijn hierboven genoemd boek vindt men ook hierover
details in zijn artikels (wij sommen op):
- Les relations diplomatiques entre le gouvernement belge de Londres et les Etats-Unis (1940-1944), in
Guerres mondiales et conflits contemporains, t.51, n°202-203, avril –septembre, p. 167-187.
- L’attitude de Roosevelt à l’égard du devenir du Luxembourg, in… et wor alles net esou einfach. Questions
sur le Luxembourg et la deuxième guerre mondiale. Fragen an die geschichte Luxemburgs im Zweiten
Weltkrieg, Luxembourg, 2002, p.198-207.
Eigenaardig is evenwel dat men in een der meest volledige werken over de herinrichting van Europa na
afloop van de oorlog, n.l. “Schloss Cecilienhof und die Potsdamer Konferenz”, uitgave van Chronos-Film
und Stiftung Preussische Schlösser und Garten Berlin-Brandenburg, 1995, geen woord vindt. Daarin
worden weliswaar verschillende plannen opgesomd om Duitsland voorgoed te breken (wij gaan er hier niet
verder op in), maar nergens vinden wij iets dat lijkt op de tekst die de heer Suykerbuyk/Grosbois.
Wel is er het “Plan Kaufmann” en dit lijkt in grote lijnen nog het meest op hun tekst:
Nederland zou worden uitgebreid met Duits grondgebied ten noorden van de lijn Essen-Erfurt en ten
westen van de Elbe, waarna de grens oostelijk van Lübeck zou verlopen.
België verliest enkele delen van Vlaanderen aan Nederland, maar krijgt er een strook van Noord-Frankrijk
en Rijnland-Palts bij.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 6
Frankrijk krijgt heel Zuid-Duitsland ten zuiden van de lijn Essen-Erfurt (zie hierboven) toegewezen. Leipzig
en Dresden zouden naar Tsjecho-Slowakije gaan, Mecklenburg-Vorpommern, Brandenburg en Berlijn
tenslotte zouden aan Polen worden toegevoegd. In geen der varianten komt Denemarken aan de orde.
Als dit alles verwezenlijkt zou geweest zijn, kunnen wij ons afvragen welke ellende hier weer uit
voortgekomen zou zijn!
En als wij even humoristisch mogen zijn, dan hebben wij spijt dat de tekst van Thierry Grosbois geen
werkelijkheid geworden is! Stel dat zijn twee deelgebieden op eigen houtje tot een overeenkomst en een
vorm van eenheid zouden gekomen zijn, dan waren wij opnieuw beland bij wat wij het Middengebied
noemen!!!
Met bovendien Denemarken erbij: dan hielden wij de wacht van aan het Kanaal tot aan de Sont
DURENDAEL
(1) Toelichting voor onze jongere lezers:
De leider van de DeVlag (Vlaamse-Duitse Arbeidsgemeenschap) tijdens de oorlog, dr. Jef van de Wiele,
volledig de nationaalsocialistische en Germaanse opvattingen toegedaan, had in Deurne bij Antwerpen,
waar hij les gaf aan het Koninklijk Atheneum (ik had nog de “eer” enkele maanden van hem les te mogen
krijgen), de bijnaam “Jef Cognac”. De reden zal wel geen verklaring nodig hebben waarschijnlijk.
Bijlage
Prof. Dr. Manfred Görtemaker, Universität Potsdam:
Die Potsdamer Konferenz 1945
Vorgeschichte, Verlauf und historische Einordnung
Als Josef W. Stalin, Harry S. Truman und Winston S. Churchill sich am 17. Juli 1945 im Konferenzsaal - der
früheren Wohnhalle - des Schlosses Cecilienhof zu Potsdam versammleten, um hier die "Berliner
Konferenz"zu eröffnen und über die Nachkriegsordnung zu beraten, war der Zweite eltkrieg noch
keineswegs beendet. Während in Europa die Waffen bereits seit mehr als zwei Monaten schwiegen, wurde
im fernen Osten noch immer bitter gekämpft. Dennoch herrschte auf seiten der Alliierten Erleichterung,
dass wenigstens Deutschland besiegt und das Treffen in Potsdam nun möglich war - an einem Ort, wie er
schicksalsträchtiger kaum sein konnte. Ausserdem bestand die Hoffnung, dass auch Japan bald
kapitulieren werde, zumal die USA eine neue Waffen - die Atombombe - entwickelt hatten, deren Einsatz
gegen japanische Grossstädte von Präsident Truman noch in Potsdam beschlossen und angeordnet
wurde. Anders als auf den vorangegangenen Konferenzen der "Grossen Drei" in Teheran und Jalta,
spielten militärische Aspekte der Kriegsführung daher bei den Beratungen in Potsdam kaum noch eine
Rolle. Vielmehr widmete man sich hier nahezu ausschliesslich der Frage, wie der Frieden aussehen sollte,
der jetzt Gestalt annahm.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 7
Hauptthemen der Konferenz waren die Errichtung eines Rates der Aussenminister mit einem
gemeinsamen Sekretariat in London, die Verabschiedung von Grundsätzen zur Behandlung Deutschlands,
die Reparationsfrage, die "Westverschiebung" Polens mit der Neufestlegung der polnischen Westgrenze
entlang der Oder-Neisse-Linie sowie die Vorbereitung von Friedensverträgen mit Italien, Bulgarien,
Finnland, Ungarn und Rumänien. Ausserdem ging es um den Abzug der alliierten Truppen aus dem Iran
und die Revision der 1936 in Montreux geschlossenen Konvention über die Meerengen. Dabei prallten
zunehmend gegensätzliche Interessen der Sowjetunion und der Westmächte aufeinander. Überdies wich
der seit dem 12. April 1945 im Amt befindliche amerikanische Präsident Truman von der
kompromissbereiten Politik seines Vorgängers Franklin D. Roosevelt ab, so dass die Atmosphäre der
verhandlungen in Potsdam schon merklich kühler war als in Teheran und Jalta: Der Kalte Krieg warf seine
Schatten voraus
Allerdings wurden die Weichen für die Nachkriegsordnung nicht allein in Potsdam gestellt. Vielmehr bauten
die in Potsdam geführten Verhandlungen auf den in Teheran und Jalta erzielten Ergebnissen auf und
werden somit erst in Zusammenhang mit den dortigen Beratungen verständlich. Ein kurzer Rückblick mag
dies vedeutlichen.
Die Konferenzen von Teheran, Jalta und Potsdam
Die USA, Grossbritannien und die Sowjetunion, die sich nach dem deutschen Angriff auf die Sowjetunion
im Juni 1941 zur "Anti-Hitler-Koalition" zusammengeschlossen hatten, befanden sich bereits seit Beginn
ihrer Kooperation im Gespräch über die Neuordnung der Welt nach dem Kriege. So war de britische
Aussenminister Anthony Eden schon bei seinem Besuch in Moskau in Dezember 1941 während der
britisch-sowjetischen Bündnisverhandlungen ausführlich mit den Wünschen des Kremls über die
Machterweiterung und die territoriale Ausdehnung der UdSSR in Osteuropa konfrontiert worden. Allerdings
überlagerte die Notwendigkeit, die militärischen Operationen aufeinander abzustimmen und besonders den
Nachschub zu organisieren, zunächst alle Planungen über die fernere Zukunft. Erst nach der
katastrophalen Niederlage der 6. Armee der deutschen Wehrmacht in Stalingrad Ende Januar/Anfang
Februar 1943, der Kapitulation des deutschen Afrikakorps am 13. Mai 1943 sowie der Kapitulation Italiens
am 8. September 1943 und seines Kriegseintrittes an die Seite der Alliierten am 13. Oktober 1943 worden
daher die Bemühungen verstärkt, Klärungen über die politische Entwicklung nach Kriegsende
herbeizuführen.
Vor diesem Hintergrund fand vom 28. November bis 1. Dezember 1943 das erste Gipfeltreffen der Staats-
und Regierungschefs der USA, Grossbritanniens und der Sowjetunion - der "Grossen Drei" - in Teheran
statt. Beherrschendes Thema war hier immer noch die Kriegsführung selbst. So ging es vor allem um die
Errichtung der "zweiten Front", die von der Sowjetunion dringend gefordert wurde, um Entlastung im Kampf
gegen Hitler-Deutschland zu erhalten. Die seit langem geplante Invasion amerikanischer und brutischer
Truppen in Nordfrankreich war bis zu diesem Zeitpunkt immer wieder verschoben worden, weil die
militärische Vorbereitung sehr viel länger dauerte als ursprünglich angenommen. Churchill plädierte
deshalb in Teheran zunächst für Operationen auf dem Balkan und im östlichen Mittelmeer, wobei er den
Hintergedanken haben mochte, durch einen Vorstoss über Griechenland und den Balkan nach Norden die
Sowjetunion vom Vordringen nach Mittel- und Westeuropa abzuhalten. Doch Stalin und Roosevelt blieben
bei ihrer Auffassung, dass das Unternehmen OVERLORD - die Landung in Nordfrankreich - die wichtigste
militärische Unternehmung der Alliierten sein müsse. Man einigte sich daher in Teheran auf Mai 1944 als
spätesten Termin für die Invasion, die dan schliesslich - aufgrund der schlechten Wetterbedingungen -
doch erst am 6. Juni 1944 beginnen konnte. Im Gegenzug erklärte die Sowjetunion sich bereit, nach
Beendung der Kämpfe in Europa in den Krieg gegen Japan einzutreten.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 8
Ebenso wichtig wie diese militärischen Absprachen waren jedoch die in Teheran getroffenen politischen
Vereinbarungen: So erklärten sich die USA und Grossbritannien einverstanden, dass die von der UdSSR
1939 im Baltikum und in Ostpolen erzielten Gebietsgewinne festgeschrieben werden sollten. Die neue
sowjetisch-polnische Grenze sollte entlang der "Curzon-Linie" verlaufen, die neue polnische Westgrenze -
so Churchill bereits am ersten Konferenztag - entlang Oder und Neisse. Endgültige Regelungen sollten
aber erst bei künftigen Verhandlungen im Detail erfolgen. Aber da die sowjetische Verhandlungsposition
später eher stärker als schwächer wurde, liess sich an diesen frühen Übereinkünften im Nachhinein nicht
mehr rütteln. Und da Stalin schon in Teheran insbesondere die polnische Frage als Schlüssel zur
Sicherheit der Sowjetunion betrachtete, konnten die Westmächte den sowjetischen Vorschlägen im
wesentlichen nur zustimmen. Die Polen selber wurden gar nicht gefragt.
Im Frage der Zerstückelung Deutschlands war man sich in Teheran im Prinzip einig, dass Deutschland
geteilt werden sollte, um die Gefahr, die von einem vereinigten Deutschland ausging, ein- für allemal zu
banne. Weder Roosevelts Plan einer Fünfteilung noch Churchills Idee einer Zweiteilung entlang der
Mainlinie mit Bildung einer Donaukonföderation wurden jedoch abschliessend diskutiert. Es blieb bei vagen
Absichtserklärungen. Ledichlich der Anschluss Österreichs von 1938 wurde sofort ausser Kraft gesetzt.
Stalin, der dem weitergehenden amerikanische Plan den Vorzug gab, warnte sogar, dass eine
Zerstückelung zu einem aggressiven Verlangen der Deutschen nach Wiedervereinigung führen könnte, das
es erschweren würde, Deutschland am Boden zu halten. Er empfahl statt dessen die strenge Überwachung
Deutschlands durch die Siegermächte an strategische Punkten und die Erschiessung (!) von 50.000
Angehörigen der Führungsschicht als "sicherste Methode" zur dauerhaften Niederhaltung.
Da man in Teheran nicht genügend Zeit hatte, das Problem abschliessend zu erörtern, wurde eine
Komission (European Advisory Commission) mit einem ständigem Sekretariat in London eingesetzt, die die
Details der künftigen alliierten Deutschland- und Europapolitik ausarbeiten sollte. Präsident Roosevelt
hoffte zudem auf die Verwirklichung eines "Grand Design": die Errichtung einer internationalen
Friedensorganisation, die in Anlehnung an den Völkerbund den Frieden in der Welt dauerhaft sichern
sollte. In dieser Organisation sollten vier Länder - die USA, die Sowjetunion, Groosbritannien und China -
eine Art Polizeigewalt besitzen, die ihnen die Vollmacht gab, bei bedrohungen des Friedens oder im
Spannungsfall unverzüglich einzugreifen. Damit sollte die Ohnmacht des Völkerbundes vermieden und der
neuen Organisation zur Handlungsfähigkeit verholfen werden. Bemerkenswert an diesem amerikanischen
Plan, der sowohl die britische als auch die sowjetische Zustimmung fand, war im übrigen die Tatsache,
dass Frankreich keinen hervorgehobenen Sonderstatus als Grossmacht mehr besitzen sollte. Auch in
dieser Frage wurde in Teheran jedoch noch kein formeller Beschluss gefasst.
Trotz der Unklarheiten, die den Ausgang der Konferenz von Teheran beeinträchtigten, blieben somit vier
wesentliche Ergebnisse festzuhalten:
1. Die Sowjetunion würde ihr Territorium im Baltikum und in Ostpolen bis zur Curzon-Linie ausdehnen. 2. Polen würde auf Kosten Deutschlands nach Westen bis zur Oder-Neisse-Linie "verschoben". 3. Deutsland sollte zerstückelt werden. 4. Eine neue internationale Friedensorganisation sollte den gescheiterten Völkerbund ablösen.
Danach zeigten sich die Staats- und Regierungschefs der "Drei Mächte" im offiziellen Schlussdokument der
Konferenz von Teheran "überzeugt, dass das zwischen uns herrschende Einverständnis einen dauerhaften
Frieden gewährleisten wird". Am Ende der "freundschaftlichen Beratungen" warte man nun "zuversichtlich
auf den Tag, an dem alle Völker der Welt frei, ohne einer Tyrannei unterworfen zu sein, nach ihren eigenen
verschiedenartigen Wünschen und ihrem eigenen Gewissen leben können".
Intern zog man jedoch eine andere Bilanz, die aus westlicher Sicht weit weniger euphorisch ausfiel. So
bemerkte der amerikanische Diplomat und Sowjetunion-Spezialist Charles Bohlen nach der Konferenz in
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 9
einem Schreiben an den amerikanischen Botschafter in Moskau, W. Averell Harriman, er befürchte, dass
nun die Sowjetunion die einzige Macht auf dem Europäischem Kontinent werden könnte. Aus sowjetischer
Sicht bot dieses Ereignis Anlass zu Freude und Genugtuung. Die Tochter Stalins, Swetlana Alilujewa,
berichtete später in ihren Memoiren über ihren Vater, er sei im Dezember 1943 "von der Teheraner
Konferenz heimgekehrt und in bester Stimmung" gewesen. Tatsächlich war die Sowjetunion in Teheran
nicht nur als gleichberechtigter Partner in den Kreis der Grossmächte aufgenommen worden, sondern
nahm von nun an neben den USA den Rang einer "Supermacht" ein, während Frankreich praktisch aus
dem Kreis der Führungsmächte ausgeschieden war und Grossbritannien sich mit der Rolle eines
Juniorpartners eines Juniorpartners begnügen musste.
Auf der Konferenz von Jalta, die auf eine Initiative Präsident Roosevelts vom Herbst 1944 zurückging und
vom 4. bis 11. Februar 1945 auf der Krim stattfand, setzte sich diese Machtsverschiebung noch weiter vort.
Die sowjetische Armee hatte inzwischen nahezu ganz Osteuropa überrannt, darunter Polen, Bulgarien und
Ungarn, stand an der Oder nur noch wenige Dutzend Kilometer von der Reichshaupstadt Berlin entfernt,
während Briten und Amerikaner sich von Süd- und Westeuropa her erst allmählig dem deutschen
Reichsgebiet näherten. Angesichts der unübersehbaren militärischen Stärke der Sowjetunion in Osteuropa
erschienen die USA und Groosbritannien daher in Jalta über weite Strecken als Bittsteller: sie waren nicht
nur auf sowjetisches Wohlwollen in der Polen-Frage und bei der Demokratisierung der Osteuropäischen
Länder angewiesen, sondern hofften auch auf sowjetische Unterstützung im Krieg gegen Japan.
Schon im Vorfeld der Konferenz war deutlich geworden, dass die Sowjetunion im Zuge des Vordringens
ihrer Armee Tatsachen schuf, die nicht mehr rückgängig zu machen waren. Ein Beispiel dafür war die
Einsetzung des Moskau-orientierten "Lubliner Komitees" als Provisorische Polnische Regierung, mit der
sich weder die polnische Exilregierung in London noch die britische Regierung abfinden mochten. Doch
beseitigen konnte man die neuen Strukturen nicht - schon gar nicht aus der Distanz des fernen London,
aber auch nicht auf der Konferenz von Jalta, wie sich nun zeigte. Man musste sich vielmehr damit
begnügen, dass die Sowjetunion das Versprechen abgab, die Provisorische Regierung durch einige
demokratische Politiker aus Exilkreisen aufzufüllen und innerhalb von ein bis zwei Monaten Wahlen
abzuhalten. Die Verabschiedung einer "Deklaration über das befreite Europa", in der das Versprechen
freier Wahlen noch einmal ausdrücklich bekräftigt wurde, sollte diese Zusage absichern. Dafür mussten die
Westmächte im Gegenzug die Provisorische Regierung anerkennen. Zugleich wurde die
Westverschiebung Polens in Jalta bestätigt, wobei der genaue Grenzverlauf im Westen immer noch offen
blieb, so dass darüber auf der Konferenz von Potsdam erneut beraten werden musste.
Präsident Roosevelt war im übrigen in Jalta bereits ein vom Tode gezeichneter Mann. Er bemühte sich
weiter um seine Vision einer Weltorganisation der Vereinten Nationen underreichte hier auch einige
Fortschritte [vervolgens de nodige uitweidingen over Roosevelts zienswijze op de oorlogvoering in het
verre oosten].
Für Churchill bedeuteten das Verhalten und die Ankündigungen Roosevelts jedoch unverhohlen drohendes
Unheil: Er befürchtete, dass Grossbritannien von den USA mit der Sowjetunion als der künftigen
europäischen Hegemonialmacht allein gelassen werden könnte, und änderte deshalb seine Position
sowohl gegenüber Deutschland als auch gegenüber Frankreich. Zum einen lehnte er nun jegliche
Zerstückelungspläne für Deutschland ab; als Stalin auf der zweiten Sitzung der Konferenz am 5. Februar
auf eine Eintscheidung drängte, ob Deutschland geteilt werden sollte oder nicht, plädierte er dafür, die
Angelegenheit an eine "Zerstückelungskommission" zur Beratung weiterzuleiten - und sie damit
diplomatisch vornehm zu beerdigen. Zum anderen brachte er den Vorschlag ein, Frankreich an der
Besatzung Deutschlands zu beteiligen und auch einen Sitz im Alliierten Kontrollrat für Deutschland und in
der Alliierten Kommandantur für Berlin zu geben, um Frankreichs Position wenigstens teilweise
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 10
wiederherzustellen. Offenbar dachte Churchill weiterhin in den klassischen britischen Kategorien des
europäischen Gleichgewichts, indem er hoffe, durch die Erhaltung der Einheit Deutschlands und die
Wiederaufwertung Frankreichs ausreichende Gegenwichte gegen die neue Stärke Russlands zu schaffen.
[Volgt een alinea over herstelbetalingen].
Die Ergebnisse der Konferenz von Jalta wurden in einem Kommuniqué zusammengefasst, das am 11.
Februar von den Regierungschefs der "Drei Mächte" verabscheidet wurde. Darin ging es vor allem um
allgemeine Bestimmungen zur Besetzung und Kontrolle Deutschlands, auf die man sich bereits im Verlaufe
des Jahres 1944 im Rahmen der Europäischen Beratenden Kommission in London geeinigt hatte, unter
anderem die Festlegung der Besatzungszonen und die Einsetzung der zentralen Kontrollkommissionen -
des Alliierten Kontrollrates und der Alliierten Kommandantur - ion Berlin. Ausserdem umfasste das
Dokument den Beschluss zur Einberufung Gründungskonferenz der Vereinten Nationen sowie die
"Erklärung über das befreite Europa" und die Festlegungen zur Entwicklung in Polen. Weitere Themen
waren die Situation in Jugoslawien und die Vereinbarung über regelmässige Treffen der Aussenminister
der "Drei Mächte" alle drei bis vier Monate abwechselnd in den Hauptstädten.
Trotz dieser durchaus eindrucksvollen Liste von Beschlüssen und Erklärungen konnte die Konferenz von
Jalta die in Teheran vorhandene Übereinstimmung zwischen den Mächten der Anti-Hitler-Koalition aber
nicht bestätigen. Obwohl die USA unter Präsident Roosevelt nach wie vor an einer engen Zusammenarbeit
mit der Sowjetunion interessiert schienen - unter anderem um das Projekt der Organisation der Vereinten
Nationen nicht zu gefährden -, liessen die machtpolitischen Verschiebungen, die sich durch das Vordringen
der sowjetischen Armeen in osteuropa und die nachfolgende Ausrichtung der vom Nationalsozialismus
befreiten Gebiete auf die Politik der UdSSR ergeben hatte, eine Fortsetzung des Bündnisses immer
weniger zu. Die "Erklärung über das befreite Europa", die in Anknüpfung an die amerikanisch-britische
Atlantik-Charta vom 14. August 1941 das Selbstbestimmungsrecht der Völker zu verankern suchte, war
allerdings kein sehr tauglicher Versuch, die zunehmende "Sowjetisierung" Osteuropas aufzuhalten, weil die
darin enthaltenen Forderungen nicht einklagbar waren. Premierminister Churchill setzte deshalb geradezu
auf eine Umkehrung der Beschlüsse von Teheran, indem er nicht nur Frankreich, sondern selbst
Deutschland auf die Bühne der Machtpolitik zurückkehren lassen wollte, um der vordringenden
Sowjetunion einen Westblock in Europa gegenüberzustellen - ein Weg, mit dem Präsident Roosevelt alles
andere als einverstanden war, weil er seiner politischen Gesamtkonzeption einer "one world" diametral
zuwiderlief. An der Fortsetzung der politischen Aufwertung der Sowjetunon, die sich aus der Natur der
militärisch-politischen Entwicklung in Europa und im Fernen Osten ergab, vermochten allerdings weder
Churchill noch Roosevelt in Jalta etwas zu ändern.
Zusammengefasst kann man feststellen, dass die Konferenz von Jalta nach der Euphorie von Teheran nun
eine erhebliche Ernüchterung in den Beziehungen zwischen den Westmächten und der Sowjetunion
brachte: Die Grenzen der möglichen Zusammenarbeit wurden sichtbar. Die Konferenz war vielleicht nicht
die - wie der schon erwähnte amerikanische Diplomat Charles Bohlen meinte - "unwichtigste der grossen
alliierten Kriegskonferenzen". Aber sie wurde auch nicht zum Ausgangspunkt der Teilung der Welt in
Einflusssphären, wie seit 1945 immer wieder behauptet wurde. Denn zumindest die amerikanische Politik
unter Präsident Roosevelt war zu diesem Zeitpunkt noch auf Kooperation mit der Sowjetunion bedacht - bei
allen Differenzen, die es inzwischen geben mochte. Lediglich Churchill hatte den Kurswechsel bereits
vollzogen. Doch er war in Jalta weitgehend isoliert. Immerhin führte sein Verhalten dazu, dass Stalin den
Sieg, den er in Teheran davon getragen hatte, in Jalta nicht vollenden konnte. Insofern war Jalta, wie
Vojtech Mastny in seinem Buch "Moskaus Weg zum Kalten Krieg" bemerkt hat, "für die Staatskunst des
Westens sicher keine rühmliche Angelegenheid, aber es war auch auf keinen Fall Stalins grösster Sieg".
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 11
Von Jalta nach Potsdam
Auf welch bröckligen Fundamenten die Einigung von Jalta gebaut war, wurde innerhalb kürzester Zeit
deutlich. So bekundete die Sowjetunion nicht die geringste Bereitschaft, im Interesse der Rettung der
Zusammenarbeit mit den Westmächten die in Jalta eingegangenen Verplichtungen zur Demokratisierung
Osteuropas einzuhalten. Weder in Polen noch in den anderen, von densowjetische Truppen besetzten
osteuropäischen Länder wurden die Bestimmungen der "Deklaration über das befreite Europa" umgesetzt.
Selbst das präzise Wahlversprechen für Polen - innerhalb von ein bis zwei Monaten - wurde nicht
eingehalten; die Wahlen fanden unter den dann üblichen Pressionen erst 1947 statt. Der Bruch der Anti-
Hitler-Koalition war deshalb kaum noch aufzuhalten. Die völlige sowjetische Verfügungsgewalt über Ost-
und Südosteuropa, die von Stalin angestrebt wurde, weil er sie für den einzig gangbaren Weg zur
dauerhaften Sicherung der sowjetischen Westgrenze hielt, erforderte die Ignorierung der Beschlüsse von
Jalta und war unvermeidlich mit dem Preis neuer Konflikte mit den Westmächten verbunden. Doch Stalin
war ganz offenkundig bereit, diesen Preis zu zahlen.
Nach dem Sieg über Deutschland, als die Spannungen zwischen den Verbündeten immer mehr zunahmen,
schlug Churchill im Mai 1945 vor, nach Teheran und Jalta ein drittes Gipfeltreffen der "Drei Mächte"
abzuhalten. Das Treffen sollte "auf dem Territorium Deutschlands" stattfinden, wobei der Premierminister
zunächst Jena ins Auge fasste. Als möglichen Termin für den Konferenzbeginn nannte Churchill Mitte Juni.
Der neue amerikanische Präsident Harry S. Truman, der nach dem Tode Roosevelts im April dessen
nachfolger angetreten, hatte, war allerdings nicht überzeugt, dass Stalin an einem weiteren Treffen
überhaupt interessiert war. Churchill dagegen meinte, dass nach der Erringung des Sieges jetzt so viele
grosse Fragen vor den Alliierten lägen, dass en ohne ein persönliches Treffen der regierungschefs der drei
Grossmächte unmöglich sein werde, die Spannungen zu beseitigen. Er messe einem Treffen der "Grossen
Drei" daher sehr grosse Bedeutung zu: Entweder man rede miteinander über die weitere Zusammenarbeit
der Alliierten, oder die Welt werde in einem anglo-amerikanischen Block und ein sowjetisches Lager
zerfallen - mit unübersehbaren Folgen für die weitere Entwicklung.
Entgegen den Annahmen Trumans stimmte Stalin einem weiteren Gipfeltreffen jedoch sofort zu und
bemerkte am 27. Mai in einem Telegramm an Churchill, ein solches Treffen sei wohl "am bequemsten in
der Umgebung von Berlin durchzuführen". Churchill schlug daraufhin den "nächstmöglichen Termin" für
eine Konferenz vor, die ïn dem, was von Berlin übriggeblieben ist", abgehalten werden sollte. Auch Truman
beugte sich schliesslich dieser Auffassung und nannte seinerseits den 15. Juni als mögliches Datum für
den Beginn der Konferenz.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 12
Feiten en Beschouwingen 3
Nieuw Benelux-actieplan 2014 en ondertekening van een verdrag om de
grensoverschrijdende samenwerking te vergemakkelijken
Den Haag, 20-2-2014 | Het Benelux Comité van ministers heeft het officiële startschot
gegeven voor het Nederlandse voorzitterschap van de Benelux Unie.
Hoge vertegenwoordigers lichtten de resultaten toe die de drie Benelux-partners dit jaar
samen willen behalen en onderstreepten in naam van de buitenlandministers Frans
Timmermans (NL), Didier Reynders (BE) en Jean Asselborn (LU) het belang en de
meerwaarde van de Benelux-samenwerking.
In 2014 wordt de focus gelegd op drie thema’s: grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit, transport en
logistiek alsook fraudepreventie. Het Benelux Comité van ministers sprak de wens uit om burgers
praktische middelen aan te bieden die het dagelijkse leven gemakkelijker maken door het faciliteren van
grensoverschrijdende mobiliteit. Zo wordt met name gedacht aan het uitbreiden van een webportaal voor
grensarbeiders alsook aan maatregelen voor een beter wegverkeer en een gezamenlijke bestrijding van
alle vormen van fraude en sociale dumping.
Voorts ondertekenden Nederland, België en Luxemburg in Den Haag een nieuw Benelux-Verdrag over
grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking. Dit Verdrag is vernieuwend ten opzichte van de
bestaande Overeenkomst van 1986 en werkt versterkend. Het biedt overheden en publieke instellingen,
vooral in de grensstreken, de mogelijkheid om grenzeloos in alle rechtszekerheid samen te werken.
Met dit nieuwe Verdrag willen de Benelux-landen een voortrekker zijn bij het promoten van
grensoverschrijdende samenwerking. De verdragsbepalingen zijn soepeler en tevens meer uitgewerkt dan
de Europese regelgeving. Zo kunnen overheden en andere instanties in de Benelux grensoverschrijdende
projecten starten op meer terreinen, die daarnaast dichter bij de burger liggen, zoals cultuur,
gezondheidszorg of veiligheid. Bovendien kunnen zij zelf de rechtsvorm van hun samenwerking kiezen.
Een andere nieuwigheid is dat met Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk kan worden
samengewerkt.
Namen deel aan de ondertekeningsceremonie: secretaris-generaal, mevrouw Renée Jones-Bos, als
vertegenwoordiger van Nederland, ambassadeur Pierre-Louis Lorenz, als vertegenwoordiger van het
Groothertogdom Luxemburg, ambassadeur Frank Geerkens, als vertegenwoordiger van de Belgische
federale regering, de Duitstalige Gemeenschapsregering en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, de
heer Flip D’Havé, als vertegenwoordiger van de Vlaamse Regering, de heer Marc Clairbois, als
vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschapsregering en de Waalse regering.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 13
Feiten en Beschouwingen 4
In de recente Nieuwsbrief van de Stichting Baarle Werkgroep lazen wij een interessant artikel onder de
titel:
“Uitgelicht: Wallonië en de Baarle Werkgroep”.
Interessant omdat de auteur – wij kennen hem helaas niet – zijn stuk begint met te zeggen dat de Baarle
Werkgroep niet mee stapt in een klimaat van wederzijdse verdachtmakingen en onbegrip tussen de twee
naties Vlaanderen en Wallonië en de pogingen van België om deze twee naties tegen elkaar uit te spelen.
Hier zitten weliswaar enkele opvallende verschillen tussen onze beide verenigingen.
In hoever kan er gesproken worden over “twee naties”? Wij menen van niet.
Heerst die “Fransdolle bourgeoisie” nog wel zoals vroeger, lijden wij hier niet aan een overbodig
minderwaardigheidscomplex?
Blijven wij niet steken in een visie uit het verleden en de mistoestanden die daaruit voortkwamen?
Wat is de zin van een discours dat voortdurend refereert naar het verleden? Of is de Baarle Werkgroep
soms overtuigt dat wij, “Vlamingen”, nog altijd ‘onderdrukt’ worden? Wat moeten de nakomelingen van de
Afro-Amerikaanse slaven of de Russische lijfeigenen dan zeggen?
Wij hopen er later op terug te komen.
In afwachting verheugen wij er ons in elk geval op dat men “niet wil meestappen in een klimaat van … “.
Dit is dan toch al één stap voorwaarts, een stap die wij in de kringen van de brede Vlaamse Beweging
sinds lang niet meer gewoon zijn. Dit is verstandige taal.
Beperken wij ons voorlopig tot de vaststelling dat men zich hier eens te meer vergist van vijand.
Voor ons is niet België de vijand, maar wel het politieke regime, duidelijker: het partijpolitieke
regime dat de oorzaak is dat er zoveel verkeerd gelopen is en loopt.
Laten wij eerst eens kijken naar de punten waarmede wij het eens zijn. En er eventueel enkele
randbemerkingen bij maken.
Evenals de Baarle Werkgroep menen wij dat er historische en culturele (méér: familiale!) banden bestaan
tussen onze beide landsdelen. Wallonië heeft inderdaad meer verwantschap met de Lage Landen dan met
Frankrijk, waaraan het alleen zijn “historische slagvelden” te danken (danken?) heeft.
Mogen wij in verband met die verwantschap verwijzen naar het essay “Wallonië en de Nederlanden” dat
door onze vriend en medewerker Maurits Cailliau destijds werd geschreven en waarin gewezen werd op
het alles behalve gering aantal Walen dat zijn wortels in Vlaanderen heeft?
En vergissen wij ons als wij menen dat de Baarle Werkgroep dit essay nadien met instemming heeft
overgenomen? Overigens, men moet maar eens een Waals… telefoonboek vast nemen!
België en de Belgische elite heeft ons inderdaad opgeschept met een dualistische identiteit, maar de
Vlaamse Beweging heeft die klaarblijkelijk graag aanvaard en onvoldoende oog gehad voor de rijke
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 14
verscheidenheid van onze gewesten. Daar zit hem volgens ons de historische fout. Eigen schuld, dikke
bult.
Waar wij het vooral eens mee zijn is dat Wallonië, zoals ‘Baarle’ schrijft, een wingewest werd voor de
“Belgische elite” (in Brussel of elders, dat doet er niet toe), maar men mag niet vergeten dat die elite niet
zelden bestond uit… Vlamingen, verfranste Vlamingen weliswaar.
De boerenzoon uit de Ardennen, die zijn brood niet kon verdienen op de schrale Ardeense hoogvlakten,
moest net als de Vlaamse stumperd uitwijken naar de industriestreken. En omdat zijn Picardisch, Gaumais,
Champenois, Waals… Romaanse talen (geen dialecten!) waren, stond het onder veel grotere druk van de
verfransingsmachine dan Vlaanderen (of Vlaanderen voor zijn ontvoogding echt zoveel te danken heeft
aan de steun uit het noorden, durven wij lichtjes betwijfelen. Niet zelden hebben wij ons moeten beklagen
over het gebrek aan steun dat wij vandaar kregen).
Wij beamen de Werkgroep volmondig als zij schrijft dat er een Waals drama bestaat.
Wij hebben het al vroeger en meermaals geschreven: eens de Waalse citroen uitgeperst, liet het
grootkapitaal Wallonië vallen om zich elders te gaan vestigen en zijn winsten te gaan op strijken. Het had
overigens al eerder die winsten geïnvesteerd in banken, verzekeringen, zelfs grootwarenhuizen, dan het ter
plaatse te herbeleggen in nieuwe nijverheden. En de Walen? Die bleven “met de gebakken peren zitten”.
Zoals hetzelfde grootkapîtaal nu desnoods heel Europa zal laten vallen om in deze “Aziatische eeuw” uit te
wijken naar het Oosten!
Waar de vooroordelen en antagonismen vandaan komen waarover men schrijft, dat is eigenlijk bijzaak.
Hoofdzaak is dat, zoals de Werkgroep terecht schrijft, ze nergens op steunen. Ach, er bestaat weliswaar
een (inderdaad onnatuurlijke) rattachistische stroming - een niet te verantwoorden woord voor wie weet wat
“rattachisme” is en waar het woord etymologisch vandaan komt. Maar overschatten wij haar gewicht toch
niet. Telkens een rattachistische partij in Wallonië haar kandidatuur stelt bij verkiezingen, behaalt ze een
resultaat om niet over naar huis te schrijven!
Vanzelfsprekend vinden ook wij dat er geen echt federalisme in dit land bestaat. Alleen een pseudo-
federalisme. Maar is men er van overtuigd dat echt federalisme noodzakelijkerwijze dient te steunen op
taalgebieden?
De Werkgroep heeft het ook over “Fransdolle arrogantie”. Die zal dan toch maar bestaan in kringen die er
(al dan niet politiek) baat bij hebben. Wij hebben haar nog nooit ervaren bij de gewone Waalse volksmens,
een uitzondering niet te na gesproken (maar die arrogantie vinden wij soms ook wel in Vlaanderen) en wij
komen toch redelijk regelmatig in dat landsgedeelte. Integendeel, wij ervaren er eerder respect en
bewondering voor de Vlaamse arbeidskracht en aanpak.
En dan de ”Brusselse francofonie” waarover Baarle het heeft. Wij moeten eerst eens duidelijk maken wat
en wie wij daarmee bedoelen. Tot 1970 hebben de Vlaamse arrondissementen, zonder grendels,
alarmbellen en al die andere nonsens, de meerderheid gevormd in Kamer en Senaat. Wie moeten wij dan
beschuldigen? Als de Vlamingen dan al “onderdrukt” werden, dan is dat gebeurd door hun eigen
bovenklasse.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 15
Vlaanderen en Wallonië zullen na onafhankelijkheid echt bevriende naties zijn? Tenzij men zich in de rol
van het buitenland, “een zeker buitenland”, natuurlijk vergist. Is het misschien daarom dat la France serait
le premier à la reconnaître (Jules Gheude, pp. 16)? Het valt te vrezen dat een scheiding, anders gezegd:
het institutionaliseren van twee “nationalismen”, juist een stabiel federaal systeem zal beletten.
Neen, op die weg gaan wij niet mede, wij blijven bij Van Severens opdracht: wij moeten België niet
vernietigen, wij moeten het veroveren!
Werkgemeenschap De Lage Landen.
De Leo Belgicus heeft immers zowel zijn poten als zijn hoofd nodig!
Louis Gueuning
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 16
Die Librije
“KAREL DE GROTE, een keizer op de grens van twee werelden”
Raoul Bauer,
Uitg. Davidsfonds, 2014
320 pp.
ISBN 978 90 6306 641 3
Wij komen er dit jaar waarschijnlijk nog wel meer dan eens op terug: dit jaar is het 1200 jaar geleden dat
Karel de Grote in Aken overleden is en er begraven werd in de Paltskapel. Ongetwijfeld is hij niet alleen
een van onze grootste vorsten, die van de streken tussen Maas en Rijn, met hun bijrivieren: de Moezel, de
Sauer en de Saar, het middelpunt van zijn Rijk maakte, maar die bovendien mag beschouwd worden als
een van de voornaamste grondleggers, zo niet “de” grondlegger van Europa. Het hoeft ons dan ook niet te
verwonderen dat de EU hem als “Vader van Europa” huldigt. Of de EU onder de huidige omstandigheden
het recht heeft hem als dusdanig te beschouwen is een andere vraag. Maar die komt hier ditmaal niet aan
bod.
Over deze levensbelangrijke figuur heeft Prof Em. Dr. Raoul Bauer een schitterende synthese geschreven,
bovendien uiterst fraai uitgegeven en bijgevolg op de koop toe een lust voor het oog. Dit is een geschreven
monument voor Karel de Grote, die zoals wij nu weten altijd uiterst bezorgd is geweest voor de juistheid
van het geschreven woord en het juiste zinsgebruik.
Zijn grootheid als vorst, die de Karolingische Renaissance tot een begrip maakte tot op heden, is vooral
een gevolg van het feit dat hij als eerste er in slaagde na de val van het West-Romeinse Rijk de meeste
Europese volkeren, zowel Romaans en Latijnse als Slavische, in één Rijk te verenigen en die daarbij opviel
door het respect dat hij in zijn politiek toonde voor de “nationale”, of liever voor die tijd: regionale
eigenheden en het gezag van de lokale “heren”.
Wij horen het al: … en het bloedbad van Verden dan, waarbij op één dag 4.500 Saksers werden onthoofd?
Hierbij moet men primo rekening houden met de (ruwe) zeden van die tijd en secundo ook dat dit het
gevolg was van de opvattingen die toen aan de grondslag lagen van het instituut “keizerschap”. De keizer
was immers een door God gezalfde heerser, weliswaar door zijn bemiddelaar, de Paus. En elke inwoner
van dat Rijk werd verondersteld het geloof van die keizer te delen. Wat een stuk onbenul zou Karel in de
ogen van zijn ondergeschikten geweest zijn als hij geduld had dat binnen zijn Rijk volkeren leefden die dat
geloof niet deelden? Bovendien waren er nog andere praktische redenen. Hij was immers volop bezig met
de uitbouw van een aantal steden en kon niet dulden dat zijn heerschappij over de Eems bedreigd werd.
Achtereenvolgens komen in dit magistrale boek aan bod: de uitbouw van het Frankische Rijk met Clovis,
de Merovingers en de Pepiniden; het moeilijke begin met de Italiaanse en Beierse kwesties en de
beslissende erfenis van Pepijn de Korte met de samenkomst in Paderborn; zijn keizerschap met de
ideologie die daaraan verbonden was; Karel als familievader, bezorgd voor zijn kinderen (maar op echtelijk
vlak een kind van zijn tijd) en natuurlijk de al genoemde Karolingische Renaissance die vooral gestalte
aannam in en door de talrijke abdijen. Opvallend daarbij, zoals gezegd, de rol die onze streken bij dit alles
speelden. Aandacht wordt ook besteed aan de ware Karel de Grote en de keizer zoals hij uit een
ongelooflijk aantal legendes (wij mogen gerust spreken over mythevorming) te voorschijn komt. Door te
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 17
streven naar een christelijk Rijk met eerbied voor plaatselijke verschillen – Rudolf Wahl had dit al
vastgesteld – ligt Karel ongetwijfeld aan de bron van onze westerse beschaving en heeft hij van de chaos
die na de val van het Romeinse Rijk heerste een samenhangende en toch zeer verscheiden cultuur
gemaakt, waaruit later onze naties konden groeien. Zelf liet hij zich omringen door uitstekende
leermeesters en had hij een grote belangstelling voor onderwijs en boeken.
Bauer volgt de keizer op zijn veldtochten (die man moet meer op de rug van een paard gezeten hebben
dan op zijn troon!), hij gaat in op de diepere betekenis van het keizerschap als dusdanig en levert de lezer
een uitstekende synthese van die tijd en zijn belang voor ons. Ook vandaag nog!
Goedkoop? Neen, dat beslist niet. Maar zijn geld méér dan waard.
Oekraïne, gezien vanuit de Lage Landen
DE SITUATIE IN OEKRAÏNE
De situatie aldaar wordt in het Westen meestal zeer ongenuanceerd bekeken. Omdat men er doorgaans
onbekend is met dit land, dat een complex geheel vormt, vol breuklijnen die elkaar overlappen of opheffen,
zowel economisch en geografisch, als historisch, religieus en… pro-of anti-Russisch.
De Russische nationalist Nicolaï Gogol vestigde er al onze aandacht op, wij komen er op terug, dat de
wortels van Rusland in Oekraïne, dat “grensland” betekent, liggen. Dus bij de strijdlustige bewoners van de
eindeloze en onherbergzame steppen, waar het leven hard is en waar relatief weinig bevaarbare rivieren
zijn: de Dnjepr, de Alma en de Don…
Hij gebruikte de woorden Rusland, Oekraïne en Kozakken als een identiteit, maar erkende ook dat die
identiteiten elkaar overlappen. De totale afwezigheid van enige humaniteit is een uitdrukking van de
geografie van de Russische en Oekraïnische steppen waar de migratieroutes over de onbegrensde
landmassa tot eindeloze conflicten leiden.
Men moet maar zijn roman Taras Bulba eens lezen om hier enig inzicht in te krijgen (soms leert men meer
over een land en een volk uit een roman, dan in een historische studie).
“Het klimaat stuurt aan op gecentraliseerder, autoritaire staatsstelsels en niet tot meer medezeggenschap
van het individu” (Philip Longworth in The Making of Eastern Europe) en W. Bruce Lincoln (Univ. Chicago,
1938-2000) voegde er aan toe: “de verovering door Rusland van Wit-Rusland en Oekraïne had iets
natuurlijks”.
Er is bijgevolg niet één "goed" kamp en één "slecht" kamp.
Natuurlijk was de afgezette president Yanukovitsj corrupt. Maar de oppositie (een bont allegaartje aan
partijen die eigenlijk niets met mekaar te maken hebben) is geen zier beter.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 18
De Vaderlandspartij wordt geleid door Timosjenko, een keiharde zakenvrouw wier reputatie op economisch
vlak zeer dubieus is.
Klitschko (UDAR) is een regelrechte demagoog.
En dan zwijgen we nog over de derde grootste oppositiepartij in het land, het openlijk neo-nazistische
Svoboda dat overigens tégen de Europese Unie is.
De vraag is overigens of zij met hun opstand, die tientallen doden gevergd heeft, de juiste manier gekozen
hebben om te protesteren. Ware burgerlijke ongehoorzaamheid geen beter aangewezen manier geweest?
Tussen de partijen, het regime en de bevolking staan en stonden de revolutionairen. Het enige wat hen
eigenlijk bond was de wil om Yanukovitsj af te zetten. Op het “Maidan”-plein konden en kunnen we talrijke
groepen onderscheiden. Het pro-EU kamp is er slechts één van. Het gaat hem om studenten en burgers,
Oekraïnse nationalisten, oud-Sovjet-oorlogsveteranen uit Afghanistan, Orthodoxe en Grieks-katholieke
protestanten, vertegenwoordigers van de drie grote oppositiepartijen, van andere partijen of burgerfora en
liberalen.
Tegenover hen stond het pro-Russische machtsapparaat van de staat: de president, de regering, de Berkut
(oproerpolitie), de reguliere politie en de Oekraïnse veiligheidsdienst, gesteund door ambtenaren, burgers,
pro-Yanukovitsj aanhangers en andere militante regeringsgezinde krachten. Om het nog complexer te
maken waren en zijn er ook anti-E.U. krachten én anti-regeringskrachten, zoals de fascisten van “Sector
Rechts” en anti-regeringskrachten maar ook anti-revolutiekrachten (het Russisch Blok, de communistische
partij – de vijfde grootste partij van Oekraïne). Dan waren en zijn er tenslotte ook nog Don-kozakken,
Russische militanten en, als laatste groep, de gewone oproerkraaiers…. Een onontwarbaar kluwen.
Nu het oude machtsapparaat blijkbaar verdreven is uit Kiëv (maar niet uit het hele land) is er een soort
machtsvacuüm ontstaan, waarin de drie grootste oppositiepartijen zijn gesprongen. Vraag is nog maar of zij
de concurrerende en meer radicale organisaties controleren, alsook het westen van het land, de economie
en de relaties met het buitenland…
We moeten ons ook afvragen waarom de EU zo geïnteresseerd is in Oekraïne, een land dat toch -
historisch gezien – de bakermat is van het Russische Rijk en na deel uitgemaakt te hebben van het Pools-
Litouws Koninkrijk onafgebroken deel uitmaakte van het Tsarenrijk/de USSR en dit vanaf het tijdperk van
Catharina de Grote tot 1991. In de politiek van de EU merken we een heel russofobe tendens,
aangewakkerd door Polen dat nog niet is vergeten dat Oekraïne zolang deel uitmaakte van hun land.
En de Europse Unie?
Voor de EU is Oekraïne slechts een gebied waar multinationals kunnen uitbreiden, ten koste van de lokale
landbouw (in het oosten) en industrie, olie, aardgas ... (in het westen). Goedkope werkkrachten zijn er
genoeg: het BBP/capita in Oekraïne ligt een stuk lager dan in Albanië, Bosnië, Cuba, Libië, Tunesië ... Dat
zegt voldoende.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 19
Wat heeft Oekraïne van zijn kant te winnen bij een toenadering tot de E.U?
Enerzijds kan Oekraïne dan profiteren van een massaal aanbod aan westerse producten.
Anderzijds zal de EU normen opleggen voor de import aan Oekraïnse producten naar Europa (ten nadele
van de Oekraïnse export). Er zal vrij verkeer zijn van goederen, maar niet van mensen - een toetreding van
Oekraïne tot de EU is (nog) helemaal niet aan de orde.
Niet te vergeten ook dat het land bijna failliet is (hetgeen de leider van de Vaderlandpartij overigens op
24.02.14 toegaf in het parlement). Indien er een verdrag gesloten wordt tussen Oekraïne en de EU, kan
Moskou eenvoudigweg zijn markt sluiten voor producten uit Kiëv, de olieprijzen (die het onlangs met 1/3de
verminderd heeft) opnieuw verhogen of Oekraïne dwingen zijn achterstallige gasrekeningen te betalen (wat
het land tot bankroet zou drijven).
Men noemt dit chantage en niet onterecht, maar politiek is nu eenmaal meedogenloos!
Maar was het ook geen chantage dat de EU Oekraïne dwong om te kiezen tegen Moskou door een
vrijhandelsakkoord aan te bieden dat eigenlijk bijna uitsluitend de Europese belangen dient?
Bovendien heeft de EU enkele dagen geleden nog een akkoord bemiddeld tussen de president - toch het
wettelijk verkozen gezag - enerzijds en de oppositie anderzijds, dat voor Rusland al zeer ver ging:
vervroegde verkiezingen, herinvoering grondwet 2004 (minder machten voor de president) en een regering
van nationale eenheid binnen de tien dagen.
De oppositie heeft vervolgens dit akkoord, waaronder de handtekeningen van Poolse, Duitse en Franse
bemiddelaars stonden, eenzijdig opgeblazen en die laatsten hebben dit niet veroordeeld, sterker nog: ze
hebben het bejubeld. Het lijkt me een typische verdeel-en-heerstactiek: de Oekraïnse publieke opinie is
zeer sterk verdeeld tussen een pro- en een anti-EU kamp en daar maakt de EU welbeschouwd misbruik
van. De EU beschuldigt Rusland ervan om de Oekraïners hun recht op zelfbeschikking te ontzeggen, maar
staat er anderzijds op dat het land een resoluut pro-Europese (en anti-Russische) koers vaart. Dat is niet
consequent.
Onderliggend zijn er twee concurrerende geopolitieke projecten.
Enerzijds de Euraziatische Economische Unie, een project waar Putin al jaren mee bezig is en dat
minstens Rusland, Kazakhstan, Wit-Rusland, omvat en zeer waarschijnlijk ook Armenië, Kirgizistan en
Tajikistan - en maximaal de hele oude Sovjet-Unie (minus de Baltische staten), dus m.i.v. Moldavië,
Azerbeidjan, Georgië, Uzbekistan en Oekraïne.
“Oekraïne is de spilstaat waar de toekomst van Rusland om draait” (Robert D. Kaplan in “The Revenge of
geography”).
Vergeten wij niet dat Rusland kleiner is geworden dan het ooit sinds Catharina de Grote geweest is. Nooit
eerder was het land geografisch gezien zo kwetsbaar. De Russische leiders hebben onmiddellijk ingezien
hoe gevaarlijk dit is.
De Russische Minister van Buitenlandse Zaken Andrej Kozirev verklaarde in 1991 al ”wij hebben al snel
begrepen dat de geopolitek de plaats van de ideologie heeft ingenomen”.
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 20
“De geopolitiek die in de tijd van de Sowjet-Unie altijd werd gedemoniseerd, is in het kwadraat
teruggekeerd in het nieuwe Rusland” schrijft de emeritus hoogleraar John Erickson (Univ. Edinburgh).
“Mijn land moet zijn greep op het “Heartland” herstellen” voegde Gennadi Zjoeganov er aan toe en dat hij
de huidige leider van de communistische partij is heeft er in dit verband geen uitstaans mee.
Het lijkt wel of Mackinder, Mahan en zelfs K. Haushofer in eer zijn hersteld!
Anderzijds is er de oostwaartse expansie van de NAVO. Net zoals Rusland het doel heeft om een
euraziatische unie op poten te zetten, wil de NAVO steeds verder oostwaarts uitbreiden. Sedert het einde
van het Warschaupact (1990) heeft de NAVO niet alleen alle staten die hiervan lid waren geabsorbeerd,
maar ook Slovenië en de Baltische landen. Oekraïne is dus een cruciaal stuk op dit schaakbord.
Binnen het land is eigenlijk nauwelijks een streek te vinden die 'homogeen' is. Ruwweg is het Westen
Oekraïens (met een kleine Hongaarse minderheid), vormt het centrum een overgangsgebied met van
noord naar zuid: een overwegend Oekraïens gedeelte, een Oekraïens gedeelte en een Russischtalig
gedeelte met Bulgaarse en Moldavische minderheden. Het Oosten van het land is Russischtalig met een
zeer sterke aanwezigheid van 'etnische Russen', die op de Krim (dat pas in 1954 deel zou uitmaken van
Oekraïne en waar Rusland nog steeds een vlootbasis heeft, m.n. in Sebastopol) zelfs dominant zijn.
Wij kunnen ons alleszins niet voorstellen hoe een inmenging van de EU in dit potentieel kruitvat de lokale
bevolking en de betrekkingen tussen de EU en Rusland ten goede komt.
Overigens, zou het echt zo gunstig zijn dat de EU. nog meer aan Rusland gaat grenzen? Er is het
voorbeeld van Turkije. Stel dat dit land gaat behoren tot de EU. Dan grenst de Unie direct aan het kruitvat
dat “Midden-Oosten” heet. Ons lijkt dit niet zo aanlokkelijk en is het beter dat er een soort “bufferstaat” blijft
bestaan.
Bruno/Vik
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 21
Van stroom tot stroom tot aan de zee
Rechtzetting.
In onze vorige Brief 1/2014 hebben wij geschreven dat Pevelenberg en Bouvines in Zuid-Henegouwen
liggen. Wij zullen onze aardrijkskunde dan toch eens moeten bijwerken, want beide plaatsen liggen in
Waals-Vlaanderen (la Flandre Gallicante). Als boete is onze hoofdredacteur te voet naar ginder.
+++
RIJNLAND
Vergeten wij niet dat het dit jaar 1200 jaar geleden is dat een van onze allergrootste vorsten in Aken
overleden is. In onze Brief zullen wij er nog wel aandacht aan wijden.
Noteer alvast dat in “zijn” Aken dit jaar een tentoonstelling doorgaat over de thema’s “Plaatsen van
MACHT” (Kroningzaal van het Stadhuis), “Karels KUNST” (het nieuwe Centre Charlemagne), en “Verloren
SCHATTEN” (Domschatkamer).
Karel de Grote was een wereldlijk heerser, verblijvend
in het centrum van een paleis dat een seculiere plaats was.
Maar tegelijk was het ook een gemeenschap met monastieke trekken,
Aken was een machtscentrum precies omdat het het onderscheid
tussen de religieuze en seculiere wereld transcendeerde.
Mayke de Jong (Utrecht)
ANTWERPEN
In Antwerpen is men van plan om in een bepaald centrum (de Meir) ’s zondags de winkels toelating te
geven om open te houden. In Nederland zijn er al steden (Rotterdam bv.) waar dat al het geval is. Nou, dat
is niet om vrolijk van te worden! Heel de provincie, en zelfs van daarbuiten, komt er dan “shoppen”. Het is
één grote consumentenmassa, één grote commerciële treurnis die zijn weerga niet vindt. Kleine winkels
gaan ten onder omdat zij de personeelskosten niet kunnen dragen. De grote massa is allesbepalend met
alle gevolgen van dien. Goddank zijn er nog plekjes waar het ’s zondags stil is. Mijn oudste zoon die in
Rotterdam woont, vlucht haast elke zondag naar zo’n stadje in de calvinistische “bible belt”.
NOORD-BRABANT
De Stichting “Baarle Werkgroep” richt op 15 maart 2014 een vergadering in waar Vlaams
volksvertegenwoordiger en burgemeester van Kasterlee, de heer Ward Kennes, komt spreken over de
samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland.
Nu zitten de Baarle Werkgroep en onze Werkgemeenschap beslist niet op dezelfde golflengte, zoals wel
voldoende zal bekend zijn. Groot-Nederland contra Heel-Nederland!
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 22
Toch raden wij ook onze leden en sympathisanten aan om daar aanwezig te zijn en hoffelijk in dialoog te
gaan.
De bijeenkomst gaat door in het:
Best Western Hotel Goderie op het Stationsplein 5A in Roosendaal en start stipt om 15 uur. Gemakkelijk te
bereiken met de trein bijgevolg, zoals uit de ligging blijkt!
Donateurs gratis, niet-donateurs betalen 5 euro.
LUIK
Dit jaar wordt het Albertkanaal 75 jaar (1939-2014). Wat zowel in Vlaanderen als in Wallonië gevierd wordt
zowel met een tentoonstelling als met de uitgave van een herdenkingsboek. Wij plaatsen dit bericht onder
”Luik” omdat het vooral voor de Luikse industrie en de Luikse binnenhaven belangrijk is en indirect dus ook
voor de Antwerpse haven.
HOLLAND
In Haarlem wordt in het Frans Hals Museum bij middel van een speelfilm en boeken aandacht besteed aan
de figuur van Kenau Simonsdochter Hasselaer (1526-1588), bij ons bekend als een aanvoerster bij het
verzet tegen de Spanjaarden. Een soort Jeanne d’Arc zeg maar, een heldin en strijdster op de barricades,
maar tezelfdertijd ook als een “probleemgeval” die met iedereen moeilijkheden had. In tegenstelling met
wat wel eens gedacht wordt was ze geen marginaal geval, integendeel zij was de bemiddelde eigenares
van een scheepswerf. Er wordt ook een kleine expo ingericht en op 9 maar hield Els Kloek een voordracht
over “Kenau, heldin of helleveeg? Een manwijf of een vroegtijdige geëmancipeerde vrouw dus?
Tijd om nog eens het Frans Hals Museum te bezoeken dus.bijgevolg.
ARDENNEN
In het plaatsje Lavaux-Saint-Anne is de kloostergemeenschap Tibériade gevestigd. En zulks dit jaar sinds
een 20-tal jaar toen de Vlaamse Broeder Marc de stichting op zich nam. De kloosterlingen leven er volgens
de zuiverste franciscaanse traditie en trekken symbolisch met een ezel rond om te evangeliseren.
Opvallend daarbij is dat de gemeenschap opvallend veel jonge roepingen kent.
DEN HAAG
Deze maand spanden inzake bedriegen van het Parlement de ministers Plasterk (Binnenlandse Zaken) en
Mw. Hennis-Plasschaert (Defensie) beslist de kroon, nadat zij aanvankelijk de V.S. hadden beticht van het
afluisteren van gesprekken, terwijl nadien uitkwam dat het de Nederlandse Inlichtingen Diensten zelf waren
die zich hieraan schuldig hadden gemaakt. Met de billen bloot noemt men dat!
“De Nederlanden strekken zich, over de huidige “taalgrens” heen,
zover uit als het Nederlands volk zich uitstrekt. Wij zijn geen separatisten (…).
Wij zijn geen Nederlands sprekende Fransen. Wij zijn Nederlanders
(zelfs als wij Picardisch, ja Frans spreken). Het gaat ons veel meer
dan om de taal, het gaat om de geest. Het gaat om oneindig meer dan
om cultuur, het gaat om het volk”
Jean-Marie Gantois
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 23
De boom van goed en kwaad
*Zuid-Afrika. In 2013 werden in Zuid-Afrika 310 blanken vermoord. Nu is Z.A. wel
een groot land, maar toch…. En alle moorden gebeurden door kleurlingen en
zwarten. Dat heeft niets met racisme van onze kant te maken, maar de waarheid is
nu eenmaal de waarheid.
*G.A.S.-boetes. Keuren wij dit goed? Ja, en wel voor 100%. Want er gebeuren inderdaad te veel
vandalenstreken en zelfs criminele daden door jongeren, en niet alleen door jongeren. Maar dan wel op
één voorwaarde: dat het met gezond verstand en met mate gebeurt. En het moet niet per se een
geldboete zijn. Zijn verontschuldigingen moeten gaan aanbieden is wellicht veel gevolgrijker. Geven wij
onze kinderen tenminste de kans om kind te zijn en naar de maatstaven van het “kind-zijn” te handelen.
Wie van ons (de ouderen) heeft in zijn snotneuzenjaren niet eens “belleke trek” gedaan? Wie geen ruitje
van een lantaarnpaal doen sneuvelen? Wie geen peren van buurmans perenboom getrokken, enz…
enz…? Moet dat nu echt met een boete bestraft worden? In mijn jonge jaren trok de veldwachter, de
“champetter” eens flink aan mijn oren en daarmee uit.
*Gesjoemel. Wie zou denken dat deze oeroude menselijke bedrijvigheid alleen in België of in Nederland
voorkomt, vergist zich. Ook in Duitsland kennen ze er wat van. Alice Schwarzer, beroemde feministe, had
een Zwitserse bankrekening waarop ze geen belasting betaalde, André Schmitz, Staatssecretaris van
Berlijn, idem, Andreas Brehme, ex-voetballer, allemaal idem. Theo Sommer, voormalig uitgever van Die
Zeit, hield 640.000 euro achter voor de fiscus, Helmut Linssen, penningmeester van de CDU had 400.000
euro “gestald” op de Bahama’s en in Panama, Uli Höne, president van Bayern München had 3,2 miljoen
euro achter gehouden….
Niets des mensen is ons vreemd. Bij ons niet en elders ook niet.
*Sint-Jacob. De heropleving van de Jacobstraditie (zowat sinds 1985) is in deze tijden dat de Kerk het zo
moeilijk heeft toch wel een merkwaardig fenomeen. Het Vlaams Genootschap mag de eer opeisen zowat
het goede voorbeeld gegeven te hebben, het Nederlands Genootschap heeft daar haast naadloos op
aangesloten. Het Vlaams Genootschap gaf vier gidsen uit voor vier Noord-Zuidwegen: de Via
Scaldea/Brugensis (weldra ontkoppeld), de Via Brabantica, de Via Monastica en de Via Limburgica. Al
deze gidsen vinden een gretige afzet. Bovendien wordt er uitstekend samengewerkt met “ L’Association
Wallonne”, de “Jacob Bruderschaft” uit Aken en “L’Association des amis de St. Jacques en Picardie”. Hun
wegen sluiten mooi op elkaar aan en vervolledigen het Europees netwerk.
Allo, Groot-Nederlander, gij slaat groen uit van jaloezie? De Pelgrims van de 21ste eeuw doen het beter dan
de politici van dezelfde eeuw!
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 24
*Filip Martens gaf een tekst uit over het Verdinaso en vooral over wat er uit volgde, onder de titel:
“De verloren erfenis van het Verdinaso”.
Welnu, die erfenis is hoegenaamd NIET verloren gegaan. Naast alle onenigheid, mislukte ondernemingen
en soms potsierlijk lijkende pogingen om wat achterhaald was te behouden, is het ESSENTIELE wel
degelijk voor de toekomst veilig gesteld in de schoot van de O.S.M. Men leze haar Constituties maar eens.
Het had en heeft geen zin om vormen die beantwoorden aan noden van een voorbije tijd trachten te
bewaren. Louis Gueuning heeft dit wel degelijk ingezien. Er ligt dan ook, om de woorden van A.J. Toynbee
te gebruiken, een “filosofische gelijktijdigheid” tussen hem en Joris van Severen.
*Eugenio Corti. Op 19 februari, het Katholiek Nieuwsblad meldt 4 februari (?),overleed thuis nabij Milaan
op 93-jarige leeftijd de Italiaanse auteur van historische romans Eugenio Corti. Corti is ongetwijfeld een van
de grootste schrijvers van de 20ste eeuw. Zijn meesterwerk is “Het rode paard” (Il Cavallo rosso), waaraan
hij begon in 1943, maar dat slechts verscheen in 1983. Het is het verhaal van een aantal Italiaanse
families, waarvan de studerende zonen ingezet werden aan het Oostfront. Hun vreselijke terugkeer werd
het onderwerp van I più non ritornano (1947), vertaald als: De meeste mensen keren niet terug. Bij ons is
hij jammer genoeg en onverdiend te weinig bekend, in Italië is hij echter enorm populair (van het rode
Paard werden maar liefst meer dan 400.000 exemplaren verkocht). In deze roman van maar liefst 1.100
pagina’s werden heel wat persoonlijke belevenissen verwerkt. Zijn werk getuigt van een door en door
christelijke geest en wordt misschien juist daarom hier zo onder de mat geveegd. Hij is waarschijnlijk voor
onze door betonrot aangetaste cultuur té conservatief en té anti-modern. Maar eigenaardig genoeg, bij
jongeren is hij wel populair. De directeur van de Figaro littéraire noemde Het rode paard een van de beste
romans van de afgelopen 25 jaar. Zoals Corti zelf kort voor zijn dood zegde: zijn werk is een zoektocht naar
waarheid en schoonheid.
Hopelijk zet zijn dood ons aan om hem (laattijdig dan) te ontdekken.
*Euthanasie. De uitbreiding van de euthanasiewet naar kinderen heeft België in Europa heel wat
imagoschade bezorgd. Wij vragen ons dan ook af of dit de deur niet wagenwijd open zet naar euthanasie
voor gehandicapten, dementerenden, mensen die levensmoe zijn, enz… enz…
*Wim Delvoye. Twee bladzijden lang een vraaggesprek waarin doorgaans spraak is van kakken, stront en
drollen… In onze fameuze “kwaliteitskrant” (22/3-02) dan nog wel (wat moet de rest dan zijn?). Dat is
“kunst” en het toppunt is wel dat er “Intellectuelen-met-hoofdletter” zijn die daar een zinnige uitleg trachten
voor te geven. Arm Vlaanderen…
Zou die Dolf-met-de-snor van over de Rijn dan toch soms gelijk hebben gehad met zijn entartete Kunst?
Waar is het Plus est en vous gebleven?
Je la crois inévitable, je crois inévitable, dans un monde
de mensonge, la révolte des derniers hommes libres
Georges Bernanos
(“Essais et Ecrits de combat, 1”, p. 459)
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 25
Actueel
Ons werd meegedeeld:
"Nous sommes les premiers dans l’histoire du monde à vivre l’abolition de l’homme. Je fais référence à un
titre de C.S. Lewis en 1943. Il y a un rejet de l’homme, un rejet de l’attention portée à l’homme, un rejet de
l’humanisme. On ne se demande plus comment promouvoir l’humain, mais pourquoi promouvoir l’humain?
À quoi bon? Depuis les Lumières, l’homme est devenu sa propre limite, sa propre mesure, son propre
fondement. Cet humanisme, teinté de valeurs chrétiennes, a fait illusion pendant 200 ans, comme la lune
fait illusion quand elle est encore éclairée par le soleil. C’est fini.
Nous sommes passés de valeurs qui tiraient leur légitimité d’un référentiel extérieur (Dieu, la nature…) à un
référentiel strictement autonome. Nous nous autodéfinissons, ce qui n’est pas une sécurité.
Car, une fois débarrassés du divin, nous le remplaçons par des contrefaçons arbitraires. Aujourd’hui, c’est
la technoscience, une sorte de fatum . En effet, quand on nous réduit à nos cellules, à notre génome, à nos
molécules, rien ne nous distingue des autres espèces vivantes. Dès lors pourquoi refuser l’égalité de
traitement et de droits aux animaux qui sont, comme nous, des maillons de la grande chaîne du vivant?
L’homme, de son côté, étant devenu un prédateur, pour Peter Singer à Princeton, il est plus grave de tuer
un singe qu’un enfant handicapé.
L’homme n’ayant plus de sens, il lui reste à bien naître et jouir, d’où l’eugénisme et l’hédonisme. Et la
nécessité d’extirper le désordre et le malheur dès avant la naissance comme en fin de vie. Le handicap et
la maladie entraînent désordre et malheur, tandis que l’avortement et l’euthanasie deviennent des facteurs
d’ordre et de bonheur. La violence est sacralisée avec la désignation de boucs émissaires, l’enfant non-
désiré comme le vieillard indésirable."
Jean-Marie Le Méné, président de la Fondation Jérôme Lejeune
Brief uit de Rijn-, Maas-, Schelde-delta Uitgave van de Werkgemeenschap De Lage Landen
Nummer 2014-2 Pagina 26
Ter overweging
WENS U, MIJN LAGE LAND
Ik wens U, mijn Lage Land,
een nieuwe Zwijger.
Een die geen loze woorden loost,
maar woordeloos tot daden noopt.
Een die de Nederlanden tilt
tot boven springvloedpeil
Van ondoordacht gezever.
Die losweekt uit inertie,
en boven turbulentie staat.
Een die niet splitst,
maar bindt en herverenigt
ons alle zeventien.
Geen twijfelaar
maar knopenhakker,
die sterk ons maakt en vastbesloten
tot positief en volksgedragen
respect afdwingend staatsgezag.
Geen prater, een doener.
Dies help U zelf
Mijn Lage Land
Zo helpt U God!
Herman Wauters
Niet tevreden over onze Brief? U wenst hem niet langer te ontvangen?
Dan kunt u ten allen tijde op eenvoudige vraag uw naam laten verwijderen.
K
top related