deskundige 29072013
Post on 18-Jul-2015
178 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Eind juli 2013 is er, op verzoek van de rechtbank Rotterdam, een
deskundigenbericht opgesteld in een brandschadekwestie tussen een gedupeerde
en de schadeverzekeraar London Schadeverzekeringen.
In het rapport wordt antwoord gegeven op de volgende, door de rechtbank
geformuleerde, vragen:
1. Kunt u uw visie geven op de door de onderzoeker van Gorissen & Van der
Zande gehanteerde onderzoeksmethode? Bij de beantwoording van deze
vraag dient u met name acht te slaan op de opvatting van Krantz & Polak
Resolve ten aanzien van de door Gorissen & Van der Zande onderzoeks-
methode?
2. In hoeverre is uw antwoord op bovenstaande vraag van invloed op de door de
onderzoeker van Gorissen & Van der Zande getrokken conclusies ten aanzien
van de mogelijke oorzaken van de brand?
Onder het kopje „inhoudelijke kwaliteit van het onderzoek‟ beoordeeld de
deskundige: “in het rapport van Gorissen & Van der Zande wordt niet aangegeven
welke onderzoeksmethode gebruikt is”/ de deskundige heeft aan de
wetenschappelijke methode, volgens NFPA 921, als leidraad te gebruiken om het
onderzoek van Gorissen & Van der Zande inhoudelijk te kunnen toetsen (door
Krantz & Polak Resolve werd in haar kritiek –onevenredig- veen aandacht besteedt
aan het niet hanteren van de NFPA 921). De NFPA 921 is geen verplichtte norm in
Nederland om brand en brandoorzaken te onderzoeken. Door de Amerikaanse norm
te lenen ontstaat een onderzoek wat door geïnteresseerde derde(n) dusdanig
transparant wordt dat zij de methode, maar belangrijker nog, de conclusies van
het onderzoek kunnen beoordelen.
De deskundige merkt op dat het ontbreekt in het rapport aan een eenvoudige
schets van de plattegrond en ook de posities van waaruit de foto‟s zijn genomen.
Ook bekritiseerd de deskundige dat Gorissen & Van der Zande een mening mengt
in het rapport, die niet is gebaseerd op harde feiten. Eveneens deelt de deskundige
(de reeds door Krantz & Polak Resolve geventileerde kritiek) dat er bij Gorissen &
Van der Zande geen verschil blijkt te bestaan tussen het verzamelen van
informatie en het analyseren van deze informatie. Zo wordt een gevonden spoor
“vertaald” naar een mogelijk brandverloop. Opvallend is dat een analyse direct
wordt omgezet in harde conclusies, die vervolgens niet onderbouwd worden door
feiten. Opvallend is deze gang van zaken als Gorissen & Van der Zande een lichte
brandschade in de badkamer beschrijft en vervolgens “concludeert” dat dit een
separate brandhaard is en er ook nog eens wordt gesteld dat deze brandhaard de
bedoeling had om het houten dakbeschot te doen ontbranden. Nog opvallender is
dat de “constatering” van gescheiden brandhaarden als fundering dient dat er
sprake is van brandstichting. De deskundige hekelt het feit dat dit slechts als
hypothese gesteld had moeten worden en dat deze hypothese, in het rapport van
Gorissen & Van der Zande , niet wordt bevestigd.
Ronduit schokkend vindt de deskundige de constatering van Gorissen & Van der
Zande dat een grillig patroon van aantasting van de vloer “karakteristiek is voor
het gebruik van een vloeibaar brandversnellend middel”. De deskundige vervolgt
het rapport met de opmerking “terecht stelt Krantz & Polak Resolve dat dit onjuist
is”. Ter toelichting, reeds meer dan 10 jaar wordt dankzij de NFPA 921,
gewaarschuwd voor de mythe, die bij onvoldoende of slecht opgeleide, maar zich
overigens zeer ervaren noemende brandexperts, nog leeft: een grillige
inbrandingspatroon op de vloer wijst altijd op brandstichting met gebruikmaking
van een brandversnellend middel. In commentaren op deze mythe wordt in breed
verband gesproken over: “sprookjes en zelfs oude-wijven-praat”. De deskundige
die door de rechtbank werd benoemd, rapporteert in zijn concept onomwonden:
“de onderzoeker trekt te snel conclusies en overweegt onvoldoende andere
oorzaken van de aangetroffen sporen”.
De rechtbankdeskundige verzucht regelmatig dat gedetailleerde foto‟s en
beschrijvingen ontbreken. Daarboven valt het deze deskundige op dat het voor
derde(n) onmogelijk is om een beeld te krijgen van het verloop van de brand en de
wijze waarop de aangetroffen sporen ontstaan kunnen zijn.
Eén opmerkelijk feit, die illustratief is, voor het opmerkelijke kritische gehalte is
het volgende: Gorissen & Van der Zande merken op dat: “er een positieve
indicatie verkregen werd bij het zoeken naar brandversnellende middelen”. Zo‟n
opmerking moet, volgens de gerechtelijke deskundige als suggestief afgedaan
worden. Immers de voor dit soort onderzoek gebruikte detectieapparatuur
detecteert geen brandversnellende middelen maar koolwaterstoffen die ook
voorkomen in verbrandingsproducten na een brand. ten overvloede meldt de
onderzoeker nog dat op betrouwbaarheid, het onderzoek van Gorissen & Van der
Zande onvoldoende scoort.
Qua beantwoording van de vragen stelt de gerechtelijke deskundige zich op het
standpunt dat opzet (van brandstichting) niet is aangetoond.
top related