het jonge kind - extranet.mijnhva.nl...2020-2021 studiewijzer vt 3.1 jonge kind – pagina 3 –...
Post on 12-Jul-2020
8 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Het jonge kind
Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep
Studiewijzer Pabo Voltijd
Blok 3.1
2020-2021
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 2 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
INHOUD
BLOK 3.1 | HANTEREN VAN VERSCHILLEN TUSSEN KINDEREN IN DE GROEP | HET JONGE KIND ............3
HOE VER BEN JE MET DE OPLEIDING? ................................................................................................................................... 3
HET ONDERWIJSPROGRAMMA VAN PABO – HVA - EEN OVERZICHT VAN DEZE STUDIEWIJZER........................................................... 4
BEKNOPT OVERZICHT STUDIEPROGRAMMA EN TOETSING BLOK 3.1 EN 3.2 .................................................................................. 5
HOOFDSTUK 1.| THEMAONDERWIJS 3.1 JONGE KIND – DE HOOR- EN WERKCOLLEGES .......................6
HOOFDSTUK 2.| BEROEPSOPDRACHT 3.1 & 3.2 JONGE KIND – JIJ MAAKT HET VERSCHIL! ....................8
HOOFDSTUK 2A.| BEROEPSOPDRACHT 3.1 & 3.2 JONGE KIND – HONOURS [EXTRA] ......................... 12
HOOFDSTUK 3. | KENNIS EN VAARDIGHEDEN – DE VAKCOLLEGES 31. JONGE KIND ............................ 14
NEDERLANDS: VOORBEREIDING LKT .................................................................................................................................. 15
REKENEN-WISKUNDE GECIJFERDHEID – VOORBEREIDING LKT ................................................................................................ 16
REKENEN EN WISKUNDE: PROFILERINGSOPDRACHT 3.1/3.2 R&W JONGE KIND (MAATWERK) .................................................... 18
MENS & WERELD: PROFILERINGSOPDRACHT M&W 3.1 JONGE KIND ...................................................................................... 22
KUNSTZINNIGE ORIËNTATIE: MUZIEK JONGE KIND/ BEELDENDE VORMING/ DANS & DRAMA ....................................................... 25
ENGELS 3.1 JONGE KIND ................................................................................................................................................. 27
BEWEGINGSONDERWIJS: BEWO JONGE KIND ...................................................................................................................... 29
CULTUURPROJECT 3.1 VT: CULTUUR EN SCHOOL.................................................................................................................. 30
HOOFDSTUK 4. | DE PRAKTIJK VAN HET BASISONDERWIJS ................................................................ 31
HOOFDSTUK 5. | PERSOONLIJKE PROFESSIONELE ONTWIKKELING (3.1 EN) 3.2 JK/OK ........................ 33
HOOFDSTUK 6. | PRAKTISCHE INFORMATIE ...................................................................................... 38
BIJLAGE 1. | BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT VT 3.2 JK ............................................ 40
BIJLAGE 1A. | BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT VT 3.2 JK HONOURS [EXTRA] ........... 42
BIJLAGE 2.| BEOORDELINGSFORMULIER PROFILERINGSOPDRACHT REKENEN/WISKUNDE VT 3.2 JK ... 44
BIJLAGE 3. | BEOORDELINGSFORMULIER PROFILERINGSOPDRACHT MENS & WERELD VT 3.1 JK ......... 47
BIJLAGE 4. | BEOORDELINGSFORMULIER ENGELS VT 3.1 JK ............................................................... 49
BIJLAGE 5. | BEOORDELINGSFORMULIER LIO-BEKWAAMHEIDSGESPREK (PPO 3.2 VT / PPO 2.4 DT) .... 51
BIJLAGE 6. | DE TAALNORM VAN PABO HVA ..................................................................................... 53
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 3 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
BLOK 3.1 | Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep | Het jonge kind INLEIDING - Je hebt ervoor gekozen om je te specialiseren in het jonge kind, de leeftijdsfase van 4 tot 8 jaar. Dit
betekent dat het jonge kind (groep 1 tot en met 4) gedurende het hele semester centraal staat, op de opleiding en
in de praktijk.
Kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 8 jaar bevinden zich in een bijzondere leeftijdsfase. Jonge kinderen
ontwikkelen zich door te spelen en geleidelijk aan gaat dit over in bewuste leeractiviteiten. Kinderen onderzoeken
op deze manier de wereld om zich heen, omdat ze mee willen doen in het dagelijkse leven. We verdiepen ons in de
ontwikkelingspsychologie om dieper inzicht te krijgen in de ontwikkeling van jonge kinderen en wat dat betekent
voor voorbereidende en aanvankelijke leerprocessen. Je leert hoe je een inspirerende leeromgeving voor kinderen
kunt creëren en welke belangrijke rol pedagogisch handelen, didactisch handelen en organiserend vermogen
daarin spelen. Verder gaan we in op verschillende onderwijsvisies op onderwijs aan jonge kinderen. Je visie
bepaalt o.a. welke activiteiten je aanbiedt, waar je over praat met kinderen, hoe je omgaat met verschillen etc.
Ook daar gaan we op in. Ten slotte kijken we ook naar (de aansluiting met) de voorschoolse periode en naar de
benadering van kinderen in een Integraal Kind Centrum, waar kinderopvang en onderwijs elkaar ontmoeten.
Kortom: je ontwikkelt je in deze periode tot een échte onderbouwleerkracht.
Hoe ver ben je met de opleiding?
De eerste twee jaren van de opleiding tot leerkracht basisonderwijs waren vooral gericht op een brede
kennismaking met het vak. Vanaf het derde jaar verwachten we meer eigen inbreng van jou als student. We gaan
dieper in op het omgaan met verschillen tussen de kinderen in de klas. Je hebt gekozen voor een specialisatie van
je kennis rond de onderbouw: ‘het jonge kind’ staat de komende twee blokken centraal.
In het schema hieronder geven we weer waar je je momenteel in chronologisch opzicht in de opleiding bevindt.
1 Kennismaken met onderwijs en met de stad Amsterdam Kind in de grote stad / Leerkracht in de grote stad
1.1 Amsterdams onderwijs in
beeld
1.2 Lesgeven over Amsterdam 1.3 Leren door te spelen 1.4 Basisonderwijs in Nederland,
toen en nu
Praktijk Bovenbouw Bovenbouw Onderbouw (accent groep 1 en 2) Onderbouw (accent groep 1 en 2)
2 Differentiatie in opvoeden en onderwijzen Kinderen leren op verschillende manieren
2.1 Leren en ontwikkelen
stimuleren
2.2 Diversiteit: contact en
communicatie
2.3 Leren in en met de groep 2.4 De wereld verkennen: kinderen
leren verschillend
Praktijk Onderbouw (accent groep 3 en 4) Onderbouw (accent groep 3 en 4) Bovenbouw Bovenbouw
3 Hanteren van verschillen tussen kinderen in onder-/ bovenbouw Minor
3.1 Hanteren van verschillen tussen
kinderen in de groep, in onder- c.q.
bovenbouw
3.2 Omgaan met verschillen:
Samenwerken met ouders en
deskundigen in en buiten de school
Praktijk Bouw profilering leeftijdsgroep Bouw profilering leeftijdsgroep
4 Verantwoordelijkheid nemen voor het leerproces van kind en groep Voorbereiden overgang naar het werkveld
4.1 Eigen (LiO)-groep:
verantwoordelijkheid nemen voor
het leerproces van kind en groep
4.2 (Eigen) onderwijs ontwikkelen
en verantwoorden
4.3 Afstuderen / voorbereiden
overgang naar het werkveld
4.4 Afstuderen / voorbereiden
overgang naar het werkveld
Praktijk LIO-1 LIO-1 LIO-2 LIO-2
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 4 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Het onderwijsprogramma van Pabo – HvA - Een overzicht van deze studiewijzer
Iedere lesperiode wordt het onderwijs op de pabo, zoals je inmiddels bekend is, verzorgd rondom een specifiek
thema. Voor het komende blok is dat Hanteren van verschillen tussen kinderen in de groep, ook wel aangeduid met
de term ‘passend onderwijs’.
In dit eerste blok zijn zes colleges gepland omtrent de themalijn, waarvan de stof aan het slot van dit blok wordt
getoetst. Al in deze periode wordt er onderwijs aangeboden met betrekking tot de beroepsopdracht en doe je
een onderzoekje op je stageschool, maar de beroepsopdracht wordt pas aan het eind van de collegereeks in blok
3.2 getoetst. Gekoppeld aan de beroepsopdracht volg je dit blok zes colleges en drie practica. Je krijgt colleges
Engels voor de onderbouw, Engels wordt afgesloten met een vaktoets.
Het cluster Mens en Wereld wordt getoetst met een profileringsopdracht. Het cluster Kunstzinnige Oriëntatie
bestaat uit drie verschillende lessenseries, waarvan jij één serie hebt gekozen; muziek, dans/drama óf beeldende
vorming. Je maakt daarbij één profileringsopdracht Kunstzinnige Oriëntatie. Bij het vak bewegingsonderwijs ben je
actief bezig met leerstoornissen en de relatie met motoriek tijdens de bijeenkomsten en (in de tweede helft)
ontwerp en geef je bewegingsonderwijs aan kleuters. Het aanbod voor de profileringsopdracht rekenen/wiskunde
begint in 3.1 (drie bijeenkomsten) en loopt door in 3.2 (drie bijeenkomsten), zodat de stageopdrachten verdeeld
kunnen worden over de stagetijd in 3.1 en 3.2. De afronding vindt plaats in 3.2.
Je wordt voorbereid op de Landelijke Kennisbasis Toetsen Nederlands en Rekenen/wiskunde.
Dit blok ben je ook weer actief in de praktijk: je doet dat vanaf dit studiejaar gedurende twee dagen per week.
PPO geeft een verbinding tussen theorie, praktijk en jouw persoonlijke ontwikkeling. In het derde jaar word je
voorbereid op de zelfevaluatie, het visiestuk en de casus. Deze stukken zijn de basis voor je lio
bekwaamheidsgesprek.
In hoofdstuk 6 van deze studiewijzer hebben we alle praktische informatie voor je op een rijtje gezet. Er staan daar
een aantal internetsites en documenten die je kunt raadplegen.
Dit studiejaar, 2020-2021, start vanuit een bijzondere situatie, we hebben immers te maken met een aantal
overheidsmaatregelen als gevolg van de coronacrisis. Het is bij het samenstellen van deze studiewijzer nog niet in
detail duidelijk op welke wijze het onderwijs vorm zal worden gegeven. Wél weten we dat het een blended
onderwijsaanbod zal zijn, waarbij de nadruk vooral zal liggen op onlineonderwijs. Dit omdat de gebouwen
vanwege de 1,5 meter-regel helaas slechts beperkt beschikbaar zijn.
We weten uiteraard niet hoe de situatie rondom het coronavirus zich zal ontwikkelen. Mocht het nodig zijn, dan
zal aanbod en wellicht ook de (wijze van) toetsing moeten worden aangepast.
Wat betreft de stages volgen we de lijn van ‘het werkveld’, dus het basisonderwijs. Dat betekent dat zolang de
basisscholen open zijn de stages gewoon doorgaan.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 5 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Beknopt overzicht studieprogramma en toetsing blok 3.1 en 3.2
Hieronder vind je een samenvatting van het studieaanbod en de wijze van toetsen van blok 3.1 en blok 3.2.
Uitgebreide informatie (bv. over de toetsstof en de omschrijving van de opdracht) vind je in deze studiewijzer bij
het betreffende studieonderdeel.
STUDIESCHEMA PABO 2020-2021 | 3e JAAR | BLOK 3.1 & 3.2 | VT
BLO
K 3
.1
STUDIEONDERDEEL: Studiepunten:
Thematoets Profilering jonge kind / Passend Onderwijs 3.1
3
Engels 3.1 (vaktoets) – 2 deeltoetsen
2
Profileringsopdracht Mens en Wereld 3.1 jonge kind
2
Profileringsopdracht Kunstzinnige Oriëntatie 3.1 jonge kind
2
Kennisbasistoets (LKT) Rekenen/Wiskunde 1
Kennisbasistoets (LKT) Nederlands 1
Praktijk 3.1 jonge kind (2 dagen per week)
5
Totaal studiepunten BLOK 3.1 : 16
BLO
K 3
.2
STUDIEONDERDEEL: Studiepunten:
Profileringsopdracht Nederlands 3.2 Jonge kind
2
Profileringsopdracht Rekenen & Wiskunde 3.2 Jonge kind
2
Beroepsopdracht 3.1 & 3.2 Jonge kind
3
Praktijk 3.2 Jonge kind (2 dagen per week)
5
PPO
2
Totaal studiepunten BLOK 3.2 : 14
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 6 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
HOOFDSTUK 1.| Themaonderwijs 3.1 Jonge kind – De hoor- en werkcolleges
SIS omschrijving (deel)tentamens Pedag. / Themalijn PAO 3.1 JK PO
INLEIDING – Nadat je je in de eerste twee jaren van de opleiding breed hebt georiënteerd op het basisonderwijs
aan 4-12 jarigen, heb je nu de keuze gemaakt voor verdieping in de leeftijdsgroep van het jonge kind (groep 1-4).
Om goed onderwijs te kunnen verzorgen aan jonge kinderen moet je op de hoogte zijn van de typische kenmerken
van deze leeftijdsgroep en de betekenis daarvan voor je onderwijs. Pedagogen en psychologen die zich buigen over
ontwikkelingsfasen constateren telkens dat er een groot verschil bestaat in denken, leren en perceptie van de
wereld tussen jonge en oudere kinderen. Tijdens de leeftijdsprofilering in het derde jaar zijn alle colleges gericht
op het vergroten van de kennis en de vaardigheden die je nodig hebt als startbekwame onderbouwspecialist.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
• Je kent de wet en het beleid Passend Onderwijs en kunt benoemen op welke wijze passend onderwijs wordt
georganiseerd. • Je kent kenmerken van opbrengstgericht werken (OGW) en handelingsgericht werken (HGW) en het
zesfasenmodel voor kwalitatief goed handelen. • Je kunt aspecten uit de ontwikkelingspsychologie aangeven die kenmerkend zijn voor het oudere/jongere
kind, en je kunt aangeven wat deze kennis betekent voor de inrichting en optimalisering van het onderwijs aan
(groepen) in de onder- /bovenbouw. • Je kent de doorgaande leer- en ontwikkelingslijnen en weet hoe de ontwikkeling in de voorschoolse periode
en de onderbouw kan worden gestimuleerd en begeleid. • Je begrijpt dat spel de basis vormt voor de ontwikkeling van jonge kinderen en kunt benoemen op welke
manieren spel kan worden geobserveerd en begeleid. • Je toont aan verschillende visies op het leren en ontwikkelen van jonge kinderen te kennen in dagelijkse
onderwijssituaties en je kunt op basis van deze visies een rijke en gedifferentieerde leeromgeving
ontwerpen.
Het programma – Wat gaan we behandelen?
Inhoud
De volgende onderwerpen komen aan de orde:
- Handelingsgericht en opbrengstgericht werken - Passend Onderwijs; omgaan met verschillen - Verdieping in de ontwikkeling van het jonge kind - Rijke leeromgeving en klassenmanagement - Belang van spel voor de ontwikkeling van jonge kinderen - Voor- en vroegschoolse educatie en het Integrale Kind Centrum
Toetsing
Tentamen; schriftelijke toets met open vragen. De toets wordt met een voldoende (5,5) beoordeeld indien je 67 %
van de punten hebt behaald.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 7 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Literatuur / toetsstof
Brouwers, H. (2019) Kiezen voor het jonge kind , Bussum, Coutinho.
• Hoofdstuk 1 : Het jonge kind
• Hoofdstuk 2 : Ontwikkeling van jonge kinderen
• Hoofdstuk 3 : Het belang van spel voor de ontwikkeling van jonge kinderen
• Hoofdstuk 7 : Visies, werkplannen en programma’s
• Hoofdstuk 8: Een rijke speelleeromgeving: inrichting en materialen
• Hoofdstuk 9: Klassenmanagement: activiteiten en organisatie
Hooijmaaijers, T., Stokhof, T., & Verhulst, F. (2016). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs. Assen: Van Gorcum.
• Hoofdstuk 2.4.4: Bronfenbrenner en de ecologie van de menselijke ontwikkeling
• Hoofstuk 2.4.8: Vygotsky en Gal’perin:ontwikkeling in sociaal-culturele activiteiten
• Hoofdstuk 3: De ontwikkeling van basisschoolkinderen. Kleuters.
*Er is inmiddels een nieuwe druk uit 2019, die mag uiteraard ook worden gebruikt. Voor deze toets gebruiken we nog de druk uit 2016, die jij in
je propedeuse hebt gekocht.
Muynck, B. de, Both, D., & Visser-Vogel, E. (2013). Opbrengstgericht leren, meer dan presteren. Een integrale
aanpak van OGW en HGW. Bussum: Coutinho. (beschikbaar via Brightspace of de docent)
• Hoofdstuk 1: Opbrengstgericht en handelingsgericht: waar gaat het over.
Ministerie van OC&W: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs . De volgende bullets:
• Doelen passend onderwijs
• Speciaal onderwijs
• Bekostiging speciaal onderwijs
• Zorgplicht en samenwerken scholen in passend onderwijs
• Verantwoordelijkheden van scholen in passend onderwijs
PowerPoints van de colleges en digitaal beschikbaar gestelde artikelen en informatie op Bright Space.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 8 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
HOOFDSTUK 2.| Beroepsopdracht 3.1 & 3.2 jonge kind – Jij maakt het verschil! SIS omschrijving (deel)tentamens Beroepsopdracht 3.2 JK TS
INLEIDING - In de leeftijdsprofilering jonge kind richten we ons specifiek op de – soms grote – verschillen in
ontwikkeling die er zijn tussen de kinderen in je groep. We rekken de bandbreedte op, dat wil zeggen je leert zicht
krijgen op en omgaan met grotere verschillen tussen kinderen. Ook de kinderen met een (dreigende) vertraagde
ontwikkeling of een ontwikkelingsvoorsprong komen nu expliciet in beeld. Als leerkracht moet je kunnen
aansluiten bij het ontwikkelingsniveau van een kind en het stimuleren en begeleiden bij de volgende stap. Om dat
goed te kunnen doen – zodat je 'het verschil' maakt voor een kind - moet je zicht hebben op de ontwikkeling van
jonge kinderen.
Je maakt een brede analyse van de kinderen in je klas op de stageschool en dat is het startpunt voor het verdere
denken en handelen gedurende blok 3.1 en 3.2. Colleges zijn gericht op het jonge kind, het school- en zorgplan,
het leerlingvolgsysteem inclusief de groepsplannen, observaties en gesprekken leveren input voor deze
inventarisatie. Vervolgens richt je je op twee kinderen met een ontwikkelings- of gedragsprobleem of
ontwikkelingsvoorsprong. Door de cyclus van het Handelingsgericht Werken (HGW) te doorlopen voor deze
leerlingen leer je welke pedagogische en/of leer- en ontwikkelingsbehoeften (jonge) kinderen hebben en op welke
wijze jij jouw pedagogisch en didactisch handelen daarop afstemt.
Let op:
Het is mogelijk deze beroepsopdracht extra te verbreden / verdiepen door deze 'op honoursniveau' uit te
voeren. Meer informatie hierover in het volgende hoofdstuk van deze studiewijzer, in de studiegids onder het
kopje 'Honourstraject' en op Brightspace.
Leerdoelen blok 3.1 en 3.2 • Je kunt door middel van onderzoek aangeven welke fundamentele keuzes op de eigen stageschool zijn
gemaakt ten aanzien van het omgaan met verschillen in de onderbouw c.q. bovenbouw .
• Je kunt op basis van onderzoeksbevindingen de discrepantie tussen beleid en praktijk op jouw school én de
overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende stagescholen benoemen.
• Je kan de cyclus van het handelingsgericht werken (HGW) toepassen in een handelingsplan in combinatie met
opbrengstgericht werken (OGW).
• Je bent in staat om de kind- en omgevingsfactoren te beschrijven en op basis daarvan de onderwijsbehoeften
van een kind te formuleren.
• Je kunt je onderwijs afstemmen op de meest voorkomende ontwikkelings- en gedragsproblemen, alsmede op
ontwikkelingsvoorsprong.
Het programma – Wat gaan we behandelen?
Inhoud
In een aantal lessen leggen we uit hoe je het onderzoek voor
Deelproduct 1 kunt uitvoeren.
We gaan in op
- Documentanalyse aan de hand van schooldocumenten. - Observeren in de eigen groep - Interviews met collega’s in de school
We beginnen alvast met deelproduct 2. De volgende onderwerpen komen aan de orde:
- Observeren welke kinderen in aanmerking komen voor een handelingsplan
- Beschermende en risicofactoren - Format handelingsplan.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 9 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Behalve de begeleiding die je ontvangt van je kerndocent volg je practica in het kader van deze beroepsopdracht.
Dit zijn specifieke trainingen die je essentiële vaardigheden aanleren, die jou niet alleen ondersteunen bij het
uitvoeren van de beroepsopdracht, maar ook van wezenlijk belang zijn in de praktijk van het basisonderwijs.
Inhoud
De volgende onderwerpen komen in de practica aan de orde:
- Werkvormen, didactiek jonge kind en de ontwikkeling van executieve functies.
- Gespreksvaardigheden: Complex oudergesprek
- Ontwikkelingsmateriaal
Beschrijving van de beroepsopdracht
Deelproduct 1: Groepsposter; Visie en werkwijze van jouw school met betrekking tot het omgaan met
verschillen
In het eerste deel van de beroepsopdracht richt je je op de onderwijskundige en pedagogische visie van de school,
met name toegespitst op ‘omgaan met verschillen’. Vervolgens onderzoek je hoe deze visie geconcretiseerd wordt
in de dagelijkse onderwijspraktijk van jouw groep en van jouw school.
Deze opdracht is erop gericht om de volgende onderzoeksvaardigheden verder te ontwikkelen: observeren,
interviewen, documenten analyseren en (de resultaten van de scholen) vergelijken. Dit betekent dat je op basis
van bronnen (bv. schoolplan, zorgplan, LVS) die in school aanwezig zijn data verzamelt, selecteert en analyseert.
De nadruk bij dit deelproduct van de beroepsopdracht ligt op het verwerven van genoemde
onderzoeksvaardigheden, en minder bij op zelfstandig formuleren van hoofd- en deelvragen. Je verwerkt de
resultaten van je onderzoek met een groepje van 3 a 4 studenten in onderzoeksposter 1. Deze poster is digitaal.
Let erop dat de naam van de school en de betrokken medewerkers anoniem worden beschreven.
De hoofdvraag van deelproduct 1 is:
Op welke wijze wordt de visie van jouw stageschool op ‘omgaan met verschillen tussen kinderen’ concreet
zichtbaar in de dagelijkse onderwijspraktijk van jouw school en jouw klas?
Er zijn twee deelvragen waar jullie onderzoek zich op richt. Deze deelvragen mogen jullie zelf formuleren of kiezen
uit onderstaande opties: (minstens één moet gaan over een pedagogisch onderwerp, dus uit het eerste groepje
vragen)
Mogelijke vragen met betrekking tot de pedagogische visie op “omgaan met verschillen” op jouw stageschool:
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in leerhouding?
• Hoe gaat de school om met verschillen in ontwikkelingsvoorsprong?
• Hoe gaat de school om met verschillen in ontwikkelingsachterstand?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in zelfstandigheid?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in samenwerking?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in sociale vaardigheden?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in executieve functies?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in motorische ontwikkeling?
• Andere deelvraag?
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 10 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Mogelijke vragen met betrekking tot didactische visie op “omgaan met verschillen” op jouw stageschool.
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in leertempo?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in ontwikkelingsvoorsprong?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in ontwikkelingsachterstand?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in mindset?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in interesse?
• Welke verschillende taken en rollen zijn er op school, specifiek gericht op omgaan met verschillen? Hoe draagt deze
taakverdeling bij aan het omgaan met verschillen?
• Op welke manier evalueert de school de sociaal-emotionele en/of cognitieve ontwikkeling van de leerlingen?
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in executieve functies
• Hoe gaat de school om met verschillen tussen kinderen in motorische ontwikkeling?
• Andere deelvraag?
Jullie maken met je groepje één poster waarop je de bovenstaande deelaspecten kernachtig en op hoofdlijnen
weergeeft, zodat de lezer / kijker een beeld krijgt van de wijze waarop op jouw school gedacht wordt over en
gewerkt wordt aan omgaan met verschillen tussen kinderen.
Op deze gezamenlijke onderzoeksposter 1 (deelproduct 1) besteed je in ieder geval aandacht aan de volgende
aspecten:
Per school/student:
- Resultaten van je onderzoek uit documentanalyse, interviews en observaties waarmee je antwoord geeft
op de deelvragen.
- De discrepantie per deelvraag op je school tussen beleid en praktijk.
- Conclusie; antwoord op de hoofdvraag voor jouw school
Gezamenlijk:
- Weergave en verantwoording van je onderzoeksinstrumenten, o.a. welke interviewvragen hebben jullie
gesteld, welke documenten hebben jullie onderzocht, welke observatiemethoden hebben jullie gebruikt
(je observeert zowel open als gericht met een instrument) (= triangulatie).
Waarom zijn deze drie methoden van onderzoek gebruikt?
- Vergelijking van de scholen
- Literatuuropgave (volgens APA)
Deelproduct 2: Per student: Twee individuele handelingsplannen opstellen
Voor deelproduct 2 kies je twee kinderen uit jouw groep die specifieke pedagogische onderwijsbehoeften hebben.
Je maakt een individueel pedagogisch handelingsplan en je doorloopt hierbij het zesfasenmodel op leerlingniveau,
zoals dat in de colleges en in de literatuur is behandeld.
In deelproduct 2 geef je in een verslag de volgende onderdelen weer
• Korte inleiding van je product
• De ingevulde fasen van de cyclus in de twee handelingsplannen (volgens het aangeleverde format,
theoretische onderbouwing bij de onderwijsbehoeftes en de interventies)
• Korte reflectie op de opdracht
• Als bijlagen de informatie behorende bij de fase waarnemen (observaties, gesprek met het kind, LVS
gegevens etc.)
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 11 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Eindproduct en toetsing
Deelproduct 1 en 2 zijn samen het eindproduct. Het eindproduct omvat een digitaal groepsproduct (poster) en een
individueel verslag (twee handelingsplannen en bijlagen)
In de toetsperiode van blok 3.1 wordt de gezamenlijke poster beoordeeld. Jullie geven in bijzijn van de docenten
en studenten uit je klas een korte pitch bij jullie digitale poster. Je levert vervolgens beide producten in, in de
toetsperiode van blok 3.2. De gezamenlijke poster is dan als het goed is al met minimaal een voldoende
beoordeeld, zodat de docenten alleen het individuele deelproduct 2 hoeven na te kijken voor de eindbeoordeling.
Theoretische kennis voor deelproduct 2 doe je mede op tijdens de lessenserie Pedagogiek themalijn 3.1. In het
toetsrooster van 3.2 zal een moment worden aangegeven waarop iedereen de eindopdracht (deelproduct 1 én 2)
individueel inlevert in de dropbox. Vervolgens wordt er een rooster gemaakt voor de groepjes die hun poster nog
moeten herkansen, zodat zij op een ander moment in de toetsweek de poster kunnen komen toelichten.
Beoordelingscriteria
De beroepsopdracht wordt beoordeeld aan de hand van het beoordelingsformulier dat is opgenomen in de
studiewijzer. De opdracht wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende
zijn beoordeeld. Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de
verschillende criteria als goed worden beoordeeld.
Let op: Alle voldoende beoordeelde producten en beoordelingsformulieren worden altijd opgenomen in het
portfolio.
Literatuur
• Donk, van der, C., & Lanen, van, B. (2016). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
• Hendriksen, J. (2012) Het verhaal van het onbegrepen kind. ThiemeMeulenhoff.
• Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J., & Scheepsma, W. (2011). Ontwikkeling door onderzoek, een handreiking
voor leraren. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
• Muynck, B. de, Both, D., & Visser-Vogel, E. (2013) Opbrengstgericht leren, meer dan presteren. Een integrale
aanpak van OGW en HGW. Bussum: Coutinho.
• Collegestof & artikelen die digitaal beschikbaar worden gesteld.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 12 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
HOOFDSTUK 2A.| Beroepsopdracht 3.1 & 3.2 jonge kind – HONOURS [EXTRA] SIS omschrijving (deel)tentamens Beroepsopdracht 3.2 JK HONOURS
Ben je ambitieus of heb je behoefte aan extra uitdaging tijdens je studie, dan kun je deze beroepsopdracht op
honoursniveau uitvoeren door je kennis en vaardigheden te verdiepen en te verrijken. We dagen je uit om het
onderwerp van de beroepsopdracht verder te doorgronden, hierover na te denken op een hoger abstractieniveau
of om bijvoorbeeld meer specifieke (leerkracht)vaardigheden te ontwikkelen. Als je ervoor kiest om deze
beroepsopdracht op honoursniveau uit te voeren, dan wordt je daarbij begeleid en wordt er een tweede
beoordeling – specifiek over het honoursniveau – over je werk uitgevoerd.
Beroepsopdrachten zijn onderzoeksmatige opdrachten en daardoor heel geschikt voor verbreding of verdieping
van je studie omdat er allerlei mogelijkheden zijn om eigen accenten te leggen. Je hebt de mogelijkheid om
gedurende je opleiding de beroepsopdrachten in het tweede, derde en vierde jaar uit te voeren op
‘honoursniveau’. Als je merkt dat de studie tot leerkracht basisonderwijs je goed af gaat en je je eigenlijk nog wel
vérder inhoudelijk in je toekomstige vak zou willen verdiepen, dan is dit een uitgelezen mogelijkheid om dat te
doen.
Leerdoelen:
• Je hebt je op een onderscheidende manier verder verdiept in specifieke aspecten van Beroepsopdracht 3.1 /
3.2.
• Je laat in de uitvoering van de opdracht zien dat je nieuwsgierig bent, onderzoekend, creatief en authentiek.
• Je laat in de uitvoering van de opdracht zien dat je proactief bent, initiatieven neemt en zelfstandig kunt
werken.
• Je reflecteert kritisch op de uitkomsten van je opdracht en maakt inzichtelijk dat de wijze waarop je de
beroepsopdracht hebt uitgevoerd relevant is voor jouw persoonlijke, professionele ontwikkeling tot leerkracht
basisonderwijs.
Deze leerdoelen zijn specifiek gericht op behoeften en werkwijzen van studenten die excellent (willen) presteren.
Aanvullend op deze leerdoelen formuleer je zelf ook twee leerdoelen. Daarin verwoord je waar jij je specifiek
inhoudelijk op wilt richten.
Werkwijze bij het uitvoeren van een beroepsopdracht op honoursniveau
Je voert de reguliere beroepsopdracht uit, maar vervolgens ga je een stap vérder door bepaalde aspecten verder
uit te diepen, of door er andere aspecten bij te betrekken. Wélke aspecten dat zijn is aan jou, in overleg met de
begeleidend docent. Je krijgt dus veel ruimte om de beroepsopdracht toe te spitsen op aspecten die jíj belangrijk
vindt en waar jíj meer van wilt weten. Ook op de wijze van afronden heb je invloed: in samenspraak met je
begeleider kies je de best passende vorm.
Bij het uitvoeren van deze beroepsopdracht op honoursniveau laat je zien dat je verdieping aan kunt brengen door
je creativiteit in te brengen en je onderzoekend en innovatief vermogen. In de verdieping / verbreding kan het
accent liggen op zowel theorie als praktijk. Er wordt veel zelfstandigheid en pro-activiteit van je
verwacht. Nogmaals: er is veel ruimte voor jouw persoonlijke invulling.
Als je een beroepsopdracht op honoursniveau hebt afgerond, dan wordt dat bij die specifieke beroepsopdracht
vermeld op je cijferlijst bij je diploma. Als je alle beroepsopdrachten van jaar 2, 3 en 4 op honoursniveau hebt
uitgevoerd (totaal 14 studiepunten), dan komt hiervan een aparte vermelding op je diploma.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 13 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Ingangseisen
Je mag je beroepsopdracht alleen op honoursniveau uitvoeren als je je propedeuse in één jaar hebt behaald.
Verder zijn er geen specifieke ingangseisen, maar het is aan te raden een beroepsopdracht alleen op
honoursniveau uit te voeren als je goed op koers ligt met de rest van je studie én je gemotiveerd bent om je
inhoudelijk en/of praktisch te verdiepen en daar extra tijd in wilt steken. Je geeft bij de start van dit
studieonderdeel bij je kerndocent aan dat je deze beroepsopdracht op honoursniveau wilt uitvoeren en je meldt je
– vóóraf - in SIS aan voor het uitvoeren van deze beroepsopdracht op 'honoursniveau'.
Begeleiding
Je volgt de reguliere begeleidingscolleges Beroepsopdracht, gegeven door je eigen kerndocent en rondt
deze opdracht af volgens de reguliere eisen. Daarnaast werk je in hoge mate zelfstandig aan de uitwerking van de
beroepsopdracht op honoursniveau. Je komt zelf met ideeën voor het onderwerp dat je uit wilt diepen en voor de
wijze waarop je te werk wilt gaan. Je hebt dus veel ruimte voor eigen invullingen en accenten, alles in afstemming
met de begeleidend docent. De kerndocent zal hier in een van de eerste bijeenkomsten meer over vertellen en de
begeleidend docent, Miriam Klamer, heeft gedurende de lesweken een honoursspreekuur waarvoor je kunt
intekenen. Vraag nadere informatie bij je kerndocent en/of Miriam Klamer.
Toetsing
De reguliere beroepsopdracht wordt allereerst ‘gewoon’ beoordeeld door de kerndocent aan de hand van het
reguliere beoordelingsformulier. Als deze ten minste voldoende is, vindt ook een beoordeling op honoursniveau
plaats aan de hand van een apart beoordelingsformulier met specifieke criteria, gericht op honoursniveau. Deze
tweede beoordeling wordt uitgevoerd door de docent die de begeleiding op honoursniveau uitvoert. Je vindt het
beoordelingsformulier in de bijlagen van deze studiewijzer. De beoordelend docent beoordeelt het honoursniveau met V
(voldoende) of O (onvoldoende).
Literatuur
Voor het uitwerken van Beroepsopdracht 3.1 / 3.2 op honoursniveau doe je zelf suggesties doen voor inhoudelijke
theoretische verdieping/ verbreding, in afstemming met de begeleidend docent.
Portfolioproducten
Het portfolio fungeert als reflectie-instrument. Hierin verzamel je alle als voldoende beoordeelde
studieonderdelen plus de bijbehorende feedback en beoordelingen. Je neemt het eindproduct en de beoordeling
van dit studieonderdeel, mits voldoende, op in je portfolio.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 14 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
HOOFDSTUK 3. | Kennis en vaardigheden – de vakcolleges 31. Jonge Kind
INLEIDING - Dit onderdeel van de studiewijzer beschrijft de vakcolleges die je dit blok gaat volgen.
In blok 3.1 volg je allereerst colleges voor Engels. Je volgt colleges Mens en Wereld en Kunstzinnige Oriëntatie. Je
rondt in blok 3.1 twee profileringsopdrachten af: een opdracht als afronding van de vakreeksen Mens en Wereld
en een opdracht ter afsluiting van de vakreeksen Kunstzinnige Oriëntatie. Je maakt een keuze voor Muziek, Dans
en Drama of Beeldende Vorming. Daarnaast start je in dit blok alvast met de profileringsopdracht Rekenen-
wiskunde, maar deze opdracht rond je af in blok 3.2. Het is echter van belang om er nu al mee te starten omdat
met name de praktijkcomponent de nodige (stage)tijd van je vraagt. De omschrijving van deze opdracht is al
opgenomen in deze studiewijzer en in die van 3.2.
Een profileringsopdracht integreert altijd drie onderdelen:
1. specifieke kennis en vaardigheden die met het onderwijs voor het jonge kind te maken hebben,
2. een inleiding in de didactiek omtrent passend onderwijs, en
3. kennis en vaardigheden die met het vak in kwestie te maken hebben (vakinhoud en vakdidactiek).
Je wordt voorbereid op de LKT Nederlands en de LKT rekenen. Tevens krijg je colleges Bewegingsonderwijs, en als
onderdeel daarvan richt je je op het zelf geven van deze lessen op de basisschool. Ten slotte is en nog het
Cultuurproject, dat is geprogrammeerd in de projectweek aan het begin van blok 3.2.
Iedere beschrijving in de volgende paragrafen is op dezelfde wijze gestructureerd. We beginnen met een korte
inleiding. Dan volgen steeds een beschrijving van de leerdoelen, een schematische weergave van het programma
(opgedeeld in de behandelde stof tijdens de bijeenkomst, en de voorbereiding die we voor die bijeenkomst van je
verlangen), informatie over de toetsing en een overzicht van de literatuur/toetsstof. De lesstof per bijeenkomst, de
soort bijeenkomst en de voorbereiding die we voor die bijeenkomst van je verlangen zie je op een later moment
per vak in brightspace.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 15 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
3.1 Titel: Nederlands: voorbereiding LKT SIS omschrijving
(deel)tentamens KB toets Nederlands
INLEIDING – Van hoofdrekenen tot handschrift en van topografie tot tekenen: een goede leerkracht
basisonderwijs heeft – bijna – overal verstand van. Dat vraagt veel van pabo’s en hun studenten. De kennisbases
zijn daarbij een stevige leidraad. Deze beschrijven wat startbekwame leraren absoluut aan parate kennis in huis
behoren te hebben.
De Kennisbasis Nederlands beslaat de volgende negen domeinen: mondelinge taalvaardigheid, woordenschat,
beginnende geletterdheid, voortgezet technisch lezen, jeugdliteratuur, spelling, begrijpend lezen, stellen en
taalbeschouwing. De onderdelen van elk domein zijn geordend in een zogenaamd klaverbladmodel, met aan de
linkerkant het ‘Wat: leerinhoud’ en ‘Wat/waarom: fundament’, en aan de rechterkant het ‘Hoe: domeindidactiek’
en een ‘Hoe/waarom: taaldidactiek en taalbeleid’ gedeelte. Meer informatie hierover staat beschreven in
Voetstuk van de Pabo: Kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo.
De inhoud van de toets betreft alleen de linkerkant van het klaverbladmodel (Wat: leerinhoud en Wat/waarom:
fundament). De toets bestaat uit vier toetsblokken (mondelinge taalontwikkeling, schriftelijke taalontwikkeling,
begrijpend lezen en schrijven en taalkunde) die elkaar kunnen compenseren. Op de site
http://www.10voordeleraar.nl staat de Oefentoets Pabo Nederlandse taal, goed te gebruiken voor zelfstudie.
Ook de site http://www.lesintaal.nl/voor_de_student.htm is goed te gebruiken bij het leren voor de toets.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
• Je kent de begrippen uit de Kennisbasis Nederlandse taal voor de pabo.
• Je kent de leerlijnen taalonderwijs in hoofdlijnen.
• Je kunt begrippen uit de kennisbasis benoemen en herkennen in praktijkvoorbeelden
Het programma – Wat gaan we behandelen?
Onderwerpen
De eerste helft.
De helft van de termen die voor de LKT Taal bestudeerd moeten worden, worden op een gestructureerde wijze besproken. Het is tevens een herhaling op hoofdlijnen op hoofdlijnen van de theorie uit de colleges uit de eerste twee studiejaren.
De tweede helft.
De overige termen die voor de LKT Taal bestudeerd moeten worden,
worden op gestructureerde wijze besproken. Het is tevens een
herhaling op hoofdlijnen van de theorie uit de colleges uit de eerste
twee studiejaren.
Toetsing
De Landelijke Kennistoets Taal is een digitale toets die bestaat uit 100 meerkeuzevragen. De norm voor een
voldoende wordt landelijk vastgesteld.
Literatuur / toetsstof
• Huizenga, H. en Robbe. R. (2013), Basiskennis taalonderwijs. Groningen: Noordhoff.
• Paus, H. (red.) (2014). Portaal, praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 16 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
3.2 Titel: Rekenen-Wiskunde Gecijferdheid – voorbereiding LKT SIS omschrijving (deel)tentamens
KB toets REK/Wisk
INLEIDING – De kennisbasis heeft betrekking op drie soorten kennis die landelijk getoetst wordt.
Bij kennis van de wiskunde (1) wordt van je gevraagd om correct te rekenen en te kunnen redeneren. Daarnaast
moet je als toekomstig leraar beschikken over kennis van het rekenwiskundeonderwijs (2). Deze kennis is nodig om
in te kunnen spelen op het kinderlijk denken. Denk daarbij aan uitleggen, het kennen en herkennen van
oplossingsstrategieën, deze kunnen interpreteren en beoordelen, en hen verder kunnen helpen in hun
rekenontwikkeling. Ten derde moet je als leraar beschikken over kennis om situaties uit het alledaagse leven op
reken-wiskundige wijze te interpreteren en te verklaren en deze kennis zo nodig kunnen vertalen in tekeningen,
modellen, tabellen en schema’s (3). Meer informatie vind je op de website van www.10.voordeleraar.nl
De toets bestaat uit 66 opgaven die verdeeld zijn over de vijf rekendomeinen: hele getallen, gebroken getallen
(verhoudingen, breuken, kommagetallen, procenten), meten, meetkunde en verbanden.
Tijdens de bijeenkomsten werk je niet alleen aan de voorbereiding van de kennisbasis, maar ook aan je
gecijferdheid als leerkracht basisonderwijs, je professionele gecijferdheid. De doelstellingen van deze leereenheid
zijn hiervan afgeleid (zie hierna).
De doelstellingen van de eenheid worden benaderd onder ander door tijdens de lessen samen te werken, elkaar
oplossingen van rekenproblemen te voorzien en daarbij gebruikte aanpakken voor te leggen, oplossingen van
anderen proberen te begrijpen, en zo nodig (kritisch) te bevragen. De lessen staan in het teken van het verbeteren
van de eigen vaardigheid, het ontwikkelen van de vaktaal, het doorzien en herkennen van de onderliggende
(gelijksoortige) structuur van opgaven en het leren oplossen van rekenproblemen met behulp van heuristieken.
Dat zijn richtlijnen die de kans op het vinden van een oplossing voor het aangeboden probleem vergroten.
In de lessen wordt een eigen inbreng van je verlangd op basis van eigen werk naar aanleiding van de aangeboden
opgaven tijdens de bijeenkomsten. De daarin voorkomende moeilijkheden en de tussenstappen die gezet werden
om tot de oplossing te komen stel je per email voor aanvang van de volgende bijeenkomst ter beschikking. Dit
materiaal wordt mede gebruikt als input voor de lessen. Het is tevens een mogelijkheid om passende
ondersteuning te bieden.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
• Je toont aan voldoende voldoende rekenvaardig en ‘gecijferd’ te zijn;
• Je kunt rekenen-wiskunde betekenis geven aan leerlingen;
• Je kunt oplossingsprocessen realiseren en niveauverhogingen bewerkstelligen; en
• Je kunt het wiskundige denken van leerlingen bevorderen.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 17 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Het programma - Wat gaan we behandelen?
De bijeenkomsten zijn bedoeld als extra ondersteuning voor derde of ouderejaars die de LKB –toets rekenen-
wiskunde nog niet behaalden. De invulling van de toetsen voren medebepaald door de inbreng van de
deelnemende studenten.
Toetsing
Deze serie voorbereidende colleges wordt afgesloten met de Landelijke kennisbasistoets (LKT) Rekenen & Wiskunde. Dit is een digitale toets. De cesuur (slagingsnorm) wordt na toetsing definitief landelijk vastgesteld.
Literatuur / toetsstof
• Proeftoets landelijke kennisbasis. Zie www.10.voordeleraar.nl
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 18 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
3.3 Titel: Rekenen en Wiskunde: Profileringsopdracht 3.1/3.2 R&W Jonge kind (Maatwerk) SIS omschrijving (deel)tentamens
PO Rek / Wisk 3.2 JK PO
INLEIDING Marieke (groep 5) maakt veel fouten in haar rekenwerk en krijgt haar rekentaken niet af. Bij de
verlengde instructie lukt het Marieke wel om samen de opgaven uit te rekenen. Bij de zelfstandige verwerking
blijkt haar werk vol fouten te zitten. Het valt de leerkracht op dat ze vaak op haar vingers telt bij de bewerkingen
t/m 100. Welke hulp kun je als leerkracht het beste bieden?
In deze profileringsopdracht draait het om het leveren van maatwerk in rekenen-wiskunde. Welke vakinhoudelijke
en vakdidactische ondersteuning heeft een leerling nodig? In deze module breid je in de context van
handelingsgericht werken je je vakdidactische rekenkennis, -vaardigheden en -attitude uit door het uitvoeren van
een diagnostisch rekenonderzoek waarin het signaleren, diagnosticeren en remediëren van een ‘opvallende‘
(zwakke of sterke) leerling centraal staat.
Het resultaat van deze praktijkactiviteit is een verslag, waarin je de diagnostische analyses van het rekenprobleem
van de leerling en de daaruit volgende aanbevelingen verantwoordt op basis van de wiskundige vakdidactische
literatuur en de inhoud van de colleges.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
• Je herkent de kerninzichten rekenen en de realistische didactiek en de leerlijnen van rekenen-wiskunde, kan
deze benoemen en beschrijven in vaktermen en toepassen in deze profileringsopdracht;
• Je signaleert rekenmoeilijkheden door het analyseren en interpreteren van gegevens van beschikbare toetsen,
het voeren van gesprekken en observaties (fase 1 HGW);
• Je kunt een diagnostisch gesprek voorbereiden, uitvoeren en analyseren waarbij de verantwoording van de
diagnostische onderzoeksvraag is gebaseerd op analyse van beschikbare data, kennis van de leerlijnen,
kerninzichten en concrete leerdoelen en gebruik van het drieslag- en handelingsmodel (fase 2 HGW);
• Je kunt op basis van de verzamelde gegevens conclusies formuleren met betrekking tot toekomstig didactisch
handelen, zodanig dat deze inpasbaar zijn in een handelingsplan (fase 3 HGW);
• Je evalueert en reflecteert op je leerproces en eigen vraaggedrag in het licht van de ontwikkeling van je
professionele gecijferdheid.
Het programma - Wat gaan we behandelen?
Onderwerpen
De volgende onderwerpen worden behandeld:
- Opbrengstgericht werken
- Informatie verzamelen (fase 1 HGW)
- Begrijpen (fase 2 HGW)
- Handelen (fase 3 HGW)
- ERWD protocol
- Responsie college
Toetsing Het schriftelijk verslag wordt als voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn
beoordeeld. Differentiatie naar hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de
verschillende criteria als goed worden beoordeeld.
Tentamen (schriftelijk werk, opdracht). De eerste kans vindt plaats in de toetsweek van blok 2.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 19 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Literatuur / toetsstof
• Oonk W., Keijzer, R., Lit, S. & Barth, F. (2017). Rekenen-wiskunde in de praktijk: Verschillen in de klas.
Groningen: Noordhoff.
• Oonk, W., Keijzer, R., Lit, S, den Engelsen, J. Lek, A. Waveren Hogervorst, C. & Barth, F. (2019). Rekenen-
wiskunde in de praktijk: Kerninzichten. Groningen: Noordhoff.
• De inhoud van de powerpoints van de bijeenkomsten.
Beschrijving van de profileringsopdracht
De profileringsopdracht houdt het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van een diagnostisch
rekenonderzoek in volgens de cyclus van het handelingsgericht werken. Het signaleren (‘voorbereiden’
hgw fase 1), diagnosticeren (‘begrijpen’ hgw fase 2) en remediëren (‘uitvoeren’ hgw fase 3) van een
rekenprobleem van een ‘opvallende‘ (zwakke of sterke) leerling staat daarbij centraal.
Werkwijze
1. Kies in overleg en afstemming met je mentor een zwakke of sterke rekenaar uit en analyseer welk
rekenprobleem je gaat onderzoeken. Maak gebruik van beschikbare data in het LVS, methodetoetsen,
observaties en rekengesprekjes (fase 1 HGW signaleren). Sluit deze fase af met het formuleren van een
diagnostische onderzoeksvraag, die je verantwoordt op basis van de geanalyseerde data, de kerninzichten,
concrete leerdoelen en leerlijnen realistisch rekenen.
2. Voer twee diagnostische gesprekken uit van minimaal 20 minuten (fase 2 HGW) en leg deze vast (op video-of
auditief). Formuleer voor beide gesprekken een onderzoeksvraag. Verantwoord voor beide gesprekken de
keuze van je diagnostische onderzoeksvraag en de keuze van de te bespreken kernopgaven rekenen. Maak
hiervoor gebruik van de geanalyseerde data (uit fase 1 HGW), de kerninzichten, concrete leerdoelen en
leerlijnen realistisch rekenen.
3. Protocolleer de gesprekken (van minimaal 20 minuten), analyseer en verwerk deze (fase 2 HGW). Maak bij de
analyses gebruik van het handelings- en drieslagmodel. Formuleer de onderwijsbehoefte van de leerling.
Relateer de onderwijsbehoefte aan de kerninzichten, concrete leerdoelen en leerlijnen. Analyseer ook je eigen
handelen tijdens het diagnostische gesprek (je vraaggedrag). Dit aandeel eigen handelen verwerk je in een
aparte paragraaf.
4. Formuleer op basis van de uitkomsten uit fase één en twee van het HGW handelingssuggesties in een
handelingsplan. Voer ze – indien mogelijk – uit en evalueer het leerlingresultaat en je eigen handelen (fase 3
HGW ‘handelen’).
5. Richt je alle gevallen op de criteria van het beoordelingsformulier.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 20 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Vormgeving van de profileringsopdracht
Eisen algemeen:
1. het verslag ziet er verzorgd uit;
2. het verslag kent geen spel- of stijlfouten;
3. de pagina’s zijn genummerd; de nummering begint na het voorwoord;
4. het gebruikte lettertype is (Arial) 11;
5. ieder onderdeel begint op een nieuwe bladzijde;
6. de omvang van het verslag is maximaal 10 A-4.
7. ieder (video- of audio)fragment duurt minimaal twintig minuten;
8. de protocolverslagen voeg je als bijlagen aan je verslag toe.
EISEN specifiek - Het verslag bevat de volgende onderdelen:
Voorblad - naam van de student; - de klas; - het studentnummer; - de naam van de vakopdracht; - de inleverdatum.
Inhoudsopgave Alleen de beginpagina’s van de diverse onderdelen vermelden.
Voorwoord Hier vertel je hoe je te werk bent gegaan. Geef de naam en het adres van de stageschool, de stagegroep en het aantal kinderen.
Fase 1 HGW Info verzamelen (‘signaleren’)
Verzamel en analyseer informatie over de leerling inzake het rekenprobleem. De informatie moet data bevatten uit het LVS systeem, een foutenanalyse van de methodetoetsen, observaties, een rekengesprekje met de leerling en een gesprek met de leerkracht. Koppel je conclusie van fase één aan de realistisch rekentheorie (kerninzichten, concrete leerdoelen en leerlijnen rekenen). Sluit fase één af met het formuleren van een diagnostische onderzoeksvraag.
Fase 2 HGW (‘begrijpen’) Voer twee diagnostische gesprekken uit (van minimaal 20 minuten) en leg deze vast (op video-of auditief). Voor beide gesprekken formuleer je wat je wilt onderzoeken (onderzoeksvraag) en waarom. Verantwoord voor beide gesprekken de keuze van je diagnostische onderzoeksvraag en de keuze voor de te bespreken kernopgaven rekenen op basis van de geanalyseerde data (uit fase 1 HGW), de kerninzichten, concrete leerdoelen en leerlijnen realistisch rekenen.
Transcribeer de twee diagnostische gesprekken (van elk 20 minuten), en analyseer deze. Maak daarbij gebruik van het handelings- en drieslagmodel. Richt je behalve op de inhoud (wat is het rekenprobleem, welke kerninzichten beheerst het kind wel en niet en op welk niveau van de leerlijn opereert het kind,) ook op het aandeel van je eigen handelen (met name je vraaggedrag en in welke mate dat volgens jou passend is). Deze analyse van het eigen handelen verwerk je in een aparte paragraaf.
Analyse Zorg dat alle geprotocolleerde observaties genummerd zijn en verwijzen naar de audio- of videofragmenten. Onderbouw je conclusies met verwijzingen naar de protocollen (regelnummer in de transcripties). Voor de lezer moet het glashelder zijn op basis van welke observaties je tot welke conclusies bent gekomen. Formuleer de onderwijsbehoefte van de leerling.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 21 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Video-of audiofragmenten Deze zijn desgewenst opvraagbaar.
Fase 3 HGW (‘handelen’) Formuleer op basis van de uitkomsten uit fasen één en twee handelingssuggesties in een handelingsplan. Voer ze – indien mogelijk – uit en evalueer het leerlingresultaat en je eigen handelen.
Evaluatie/ reflectie Blik terug op het uitvoeren van het diagnostische rekenonderzoek. Wat heb je geleerd? Evalueer je persoonlijke leeropbrengsten van deze opdracht met betrekking tot - de vakinhoudelijke aspecten, - de didactische theorie van realistisch rekenen, - de gebruikte diagnostische interviewtechnieken (het eigen
vraaggedrag).
Bronnenlijst De bronnenlijst is opgesteld volgens de APA-normen (zie RichtlijnenAPA.pdf).
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 22 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
3.4 Titel: Mens & Wereld: Profileringsopdracht M&W 3.1 Jonge kind SIS omschrijving (deel)tentamens
PO Mens en Wereld 3.1 JK OP
INLEIDING – Jonge kinderen leren door interactie met hun omgeving. Zij spelen van nature en zijn nieuwsgierig
naar de wereld om hen heen. De vakken in het domein Mens & Wereld zijn hiermee zeer geschikt om als context
te dienen voor het leren van jonge kinderen. In deze collegereeks kijken we hoe we de natuurlijke
nieuwsgierigheid en het spel van het jonge kind kunnen benutten bij onderzoekend gedrag zodat er maximaal
wordt geleerd. Dit doe je bij jonge kinderen vooral door een rijke, uitdagende leeromgeving aan te bieden en
daarin als leerkracht een stimulerende rol aan te nemen.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
• Je hebt overzicht van het veld aan musea en instellingen die informeel leren faciliteren op het gebied van
Mens en Wereld in en rondom Amsterdam.
• Je kan het leren van jonge kinderen in een informele setting analyseren en hieraan conclusies verbinden voor
de eigen onderwijspraktijk.
• Je kan ontwerpeisen opstellen om het leren van jonge kinderen te stimuleren en deze uitwerken in een
concreet product.
• Je kan geïntegreerd onderwijs ontwerpen, waarbij meerdere vakgebieden zo worden gebruikt dat deze
betekenisvoller en leerzamer worden door het leggen van verbanden.
• Je kan een rijke leeromgeving creëren waarbinnen onderzoekend gedrag gestimuleerd wordt.
• Je kan vragen stellen aan jonge kinderen die aanzetten tot onderzoekend gedrag.
• Je hebt inzicht in het redeneren van jonge kinderen.
Het programma – Welke onderwerpen gaan we behandelen?
• De context en de doelen van de profileringsopdracht.
• Observeren van onderzoekend spel.
• Ontwerpeisen en leerdoelen van een rijke leeromgeving.
• OOL-vaardigheden en denkwijzen bij het jonge kind
• Didactische aanwijzingen voor de leerkracht en het stellen van vragen.
• Evaluatie van de leeropbrengst van een rijke leeromgeving.
Toetsing
De afronding van dit studieonderdeel vindt plaats door middel van een profileringsopdracht. Het product wordt als
voldoende beoordeeld (cijfer: 5,5) als alle vastgestelde criteria als voldoende zijn beoordeeld. Differentiatie naar
hogere cijfers vindt plaats op basis van de mate waarin de prestaties op de verschillende criteria als goed worden
beoordeeld.
Literatuur / toetsstof
De Vaan E. & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.
▪ Hoofdstuk 7: Jonge kinderen en natuuronderwijs
▪ Hoofdstuk 10: Werkvormen met ‘echt’ materiaal
▪ Hoofdstuk 20: Vaardigheden en attitudes bij natuuronderwijs
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 23 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Artikelen en links, beschikbaar op Brightspace:
• Beets Kessens, A. (2013). Opbrengstgericht werken met jonge kinderen. Investeren in spel en spelen. HJK april
2013.
• Bertu, M. (2013). Thematisch en creatief spelen en werken. HJK april 2013.
• Bleijerveld, K. (2002). Ontdekdozen… Meer dan een handige organisatievorm. In: Uit de Grabbelton over
didactiek. Didactische aanwijzingen voor lessen over natuur, techniek en milieu. Stichting Leerplanontwikkeling
(SLO), Enschede.
• Boomsma, C. & Bosch, W. (2013). Leeropbrengsten in de zandbak. Opbrengstgericht werken en spel. JSW
Jeugd in School en Wereld, Jrg. 96 Nr. 9, blz. 14.
• Esch, W. van (2011). Kansen benutten in een rijke leeromgeving. Mensenkinderen 128.
• Klamer, M. & Fleurke, M. (2016). De kracht van het kleuterlab. HJK oktober 2016.
• Oers, B. van (2012). Spelen en blijven spelen. Mensenkinderen 130.
• Pilgram, P. (2002). Een hoekje in de klas. In: Uit de Grabbelton over didactiek. Didactische aanwijzingen voor
lessen over natuur, techniek en milieu. Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), Enschede.
• Van Schijndel, T. (2015). Stimuleer onderzoekend spelen! HJK december 2015.
Beschrijving van de Profileringsopdracht
Jonge kinderen leren door hun eigen omgeving te onderzoeken. Als leerkracht is het je taak de leeromgeving zo in
te richten dat kinderen hier tot onderzoekend spel komen. In deze opdracht ga je een rijke leeromgeving
ontwerpen in de vorm van een thematische ontdekhoek of ontdekdoos, waarbij je meerdere vakken integreert.
Het eindproduct is een ontwerp van een rijke leeromgeving. Je doet hiervoor een vooronderzoek, om te
analyseren welke inrichting van de leeromgeving leidt tot onderzoekend gedrag. Op basis van de analyse van je
observaties stel je een lijst met ontwerpeisen op. Met de ontwerpeisen maak je duidelijk wat je belangrijk vindt
aan een rijke leeromgeving: aan welke criteria moet deze voldoen?
Vervolgens werk je de ontwerpeisen uit in een zelfgekozen thema. Hierbij bedenk je wat de onderliggende
leerdoelen zijn en hoe je deze tot uiting kunt laten komen in een rijke leeromgeving. Behalve om het materiaal dat
je in je ontwerp gebruikt gaat het ook om het didactisch handelen: hoe nodig je kinderen in de rijke leeromgeving
uit tot onderzoekend spel? Hoe zorg je ervoor dat dit spel zo lang mogelijk in stand blijft? Hoe bepaal je de
leeropbrengst van een rijke leeromgeving?
Het eindproduct bestaat uit:
• Een vooronderzoek naar het spelen van kinderen en hoe je het succes van een speel/leeromgeving kunt
vaststellen (dit onderdeel mag samen met een medestudent worden uitgevoerd).
• Ontwerpeisen die ten grondslag liggen aan de leeromgeving, verantwoord vanuit de aangeboden vakliteratuur
en vanuit inzichten die zijn opgedaan in het vooronderzoek en de eigen stagepraktijk.
• Bijpassende leerdoelen en de wijze van vakkenintegratie.
• Beschrijving van een rijke leeromgeving, inclusief materialen en mogelijke instructies voor leerlingen en de
verantwoording hiervan.
• Didactische aanwijzingen voor de leerkracht voor de uitvoering van de leeromgeving en aanwijzingen voor het
evalueren van de geformuleerde leerdoelen.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 24 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Het ontwerp dat uit deze opdracht voortkomt kan worden ingezet bij het werkplekleren. De ervaring leert dat het
uitvoeren van het ontwerp in de stagepraktijk, voorafgaand aan het schrijven van het verslag, vaak tot een hogere
beoordeling leidt.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 25 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
3.5 Titel: Kunstzinnige Oriëntatie: Muziek jonge kind/ Beeldende Vorming/ Dans & Drama SIS omschrijving (deel)tentamens PO KO JK OP
INLEIDING - In de eerste twee studiejaren heb je kennis en vaardigheid opgedaan bij de afzonderlijke kunstvakken
muziek, beeldende vorming en dans & drama. Je hebt een basis gelegd voor je methodisch didactisch handelen en
hebt lessen per vakgebied in de stage aangeboden. Nu, in het derde studiejaar maak je een keuze voor een van de
kunstvakken: 1. Muziek, 2. Beeldende vorming of 3. Dans óf Drama. Je volgt dus in het derde jaar alleen de
werkcolleges over het gekozen kunstvak. Je werkt aan verdiepende kennis van het gekozen vakgebied, aan je eigen
vaardigheid en je methodisch-didactisch handelen.
In deze profileringsopdracht verdiep je je in de specifieke leeftijdsgroep in relatie tot het gekozen kunstvak en je
wordt uitgedaagd om een rijke lessenreeks voor het gekozen kunstvak te ontwerpen. Een deel van de lessenreeks
wordt uitgevoerd in de stage. Tijdens de werkcolleges wordt de uit te voeren profileringsopdracht voorbereid.
Leerdoelen – Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
• Je kunt een lessenreeks ontwikkelen en uitvoeren voor het betreffende kunstvak.
• Je kunt vakspecifieke werkvormen aanbieden gericht op receptie, (re)productie en reflectie.
• Je komt in de lessen tot kennisoverdracht ten aanzien van het gekozen kunstvak in combinatie met een ander
kunstvak, of ander vormingsgebied.
• Je kunt reflecteren op de organisatie en didactiek van de lessen en het creatieve leerproces van je leerlingen.
Het programma – Wat gaan we behandelen?
• Hoe kom je van je onderwerp of thema naar het ontwerpen van lessen ?
• Hoe sluit je aan bij de beginsituatie van jouw leerlingen en welke leerlijnen en doelen zijn relevant?
• Bekijken van videomateriaal dat je hebt opgenomen in je stage (dans en drama en muziek).
• Presenteren van de lessenreeks.
• Bij keuze bevo leer je beeldbeschouwelijke leermiddelen voor kinderen kennen welke je kunt gebruiken bij je
lessen.
• Je leert over museumbezoek, architectuur- en beeldentochten, kunstroutes etc. Is er iets bij jou in de buurt
dat je kunt gebruiken? Kan een educatieve afdeling van een museum of een culturele instelling je misschien
verder helpen?
• Beeldbeschouwing.
• Training eigen vaardigheid.
• Verdieping methodisch didactisch handelen.
Toetsing
De afronding van de collegereeks kunstzinnige oriëntatie vindt plaats door middel van de profileringsopdracht
voor het gekozen vakgebied muziek, beeldende vorming of dans óf drama. Deze opdracht wordt beoordeeld aan
de hand van het beoordelingsformulier (via brightspace).
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 26 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Literatuur ter inspiratie bij keuze voor muziek:
• http://tule.slo.nl/KunstzinnigeOrientatie/F-L54b.html (muziek)
• Nieuwmeijer, C. (2008). Het prentenboek als invalshoek, werken met prentenboek in het basisonderwijs. Assen:
Van Gorcum.
• Lei, R. van de, & Haverkort, F. & Noordam, L. (2015). Muziek Meester! 4e druk. Amersfoort. Thieme
Meulenhoff.
Literatuur ter inspiratie bij keuze voor beeldende vorming:
• http://beeldende-vormgeving.jouwweb.nl/
• http://tule.slo.nl/KunstzinnigeOrientatie/F-L54a.html (beeldende vorming)
• Dada, kunsttijdschrift voor kinderen van 6 tot 106, uitgeverij Plint www.plinternet.nl
• BoekieBoekie, het allerleukste tijdschrift voor kinderboekenhelden. www.boekie-boekie.nl
• http://www.benschasfoort.com/BEELDONDERWIJS/index.htm
Over beeldbeschouwen in het primair onderwijs, literatuur
1. Boermans, B.(2017) Basis Beeldende Begrippen. Amsterdam, Lambo.
2. Onna, J. van & Jacobse, A. (2017) Laat maar zien. Didactiek voor beeldend onderwijs. Groningen, Noordhoff.
Literatuur ter inspiratie bij keuze voor dans of drama:
• Heijdanus, E. (2019) DANS! Praktisch handboek voor het basisonderwijs. Bussum, Coutinho.
• Heijdanus, E. (2016) Spelend leren en ontdekken. Handboek drama voor het basisonderwijs. Bussum,
Coutinho.
CULTUURONDERWIJS:
• Hoeven, M. van der, Sluijsmans, L., Vorle, R. van de, & Heusden, B. van. (red.). (2018). Cultuur in de spiegel:
een leerplankader voor cultuuronderwijs. Enschede: SLO.
• Heusden, B. van, Rass, A. & Tans, J. (2016). Cultuur². Basisboek Cultuuronderwijs. Assen: Van Gorcum.
Tijdens de bijeenkomsten wordt instructie gegeven op toepassing vanuit de literatuur.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 27 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
3.6 Titel: Engels 3.1 Jonge kind SIS omschrijving
(deel)tentamens Vaktoets Engels 3.1 JK TS
INTRODUCTION - In the third year our focus will be on the creation of lessons for your specific age group. You will
also need to further improve your English skills in order to feel comfortable teaching in English. The lessons will,
therefore, focus on application of the theory learnt in the second year in combination with classroom English.
Learning aims from the body of knowledge
• Je bezit gevorderde gespecialiseerde kennis van het domein Engels in het basisonderwijs en kan deze
illustreren aan de hand van voorbeelden uit jouw praktijk.
• Je kunt zelf leerzame en betekenisvolle activiteiten ontwikkelen en de door jou gemaakte keuzes
verantwoorden vanuit de didactische principes die ten grondslag liggen aan de vakdidactiek Engels.
• Je bent in staat Classroom English flexibel in te zetten op i+1, afhankelijk van het niveau van de leerlingen.
• Je bent in staat om jouw eigen Engels af te stemmen op de verschillende(taalleer)behoeftes van de leerlingen.
• Je hebt gespecialiseerde kennis van CLIL in het basisonderwijs en kunt deze in praktijk brengen.
• Je bent in staat om signalen die kunnen wijzen op spreekangst te herkennen en weet hier adequaat mee om
te gaan om zodoende spreekangst te minimaliseren.
• Je kunt de leefwereld van het kind integreren in jouw les op adequate wijze door middel van ict-toepassingen.
The programme: what will it comprise?
• De focus in de lessen zal zijn op CLIL, waarbij we specifiek zullen inzoomen op:
o de voordelen van CLIL voor zowel scholen als leerlingen
o de 4Cs
o Cummins Quadrants
o het evalueren binnen de CLIL-les
• Daarbij zullen we aandacht besteden aan het opzetten van een les volgens het CLIL-principe, evenals wat er
van je wordt verwacht met betrekking tot de opdracht.
• Een en ander komt samen in de lessen die zelf ook volgens het CLIL-principe worden verzorgd, mede om jullie
te helpen met de taal zelf evenals de inhoud.
Relevance to your practice
English has steadily taken a more prominent place in Dutch primary schools since it became compulsory in
1986. In order to be able to communicate and cooperate in an international context, a good command of the
English language is of great importance. Non-native speakers need the necessary confidence to feel at home in a
global society in which the English language has become a second language to increasing numbers. English
is present in daily life and (young) children experience this all the time through media, games, etc. Teachers need
to feel and be competent enough in English in order to activate and motivate the children in their class for whom
English is already often a part of their daily lives.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 28 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Assessment
This module has 2 different forms of testing.
1: vlog
For this assignment you will be designing CLIL lessons for your placement class and recording a vlog:
• Design at least 2 fully aligned CLIL activities for your class using the CLIL lesson plans provided by your teacher.
• Write notes for your vlog before recording: the following questions may help you:
o Start by briefly explaining the activities you have designed:
▪ Describe the class
▪ Describe the topics
▪ Explain how you have adapted these activities to the starting point of the pupils
o Then explain what you think of CLIL in primary education
▪ What are the advantages (for the teachers, school and pupils)
▪ What are the disadvantages (for the teachers, school and pupils)
o What is your “takeaway” from this module?
• Record your vlog (10” maximum!) in Brightspace or upload it to Brightspace together with your complete
lesson plans.
2: spoken language assessment
Dutch law (the kennisbasis) requires all Pabo students to be able to demonstrate a B2 level of spoken classroom
English. To that end, you will be assessed on your speaking skills in order to complete the assignment for this
module. The precise information regarding the organization of this assessment will be posted to Brightspace.
Literature
• Bodde-Alderlieste, M., & Salomons, L., (2016). Engels in het basisonderwijs: (meer dan de) kennisbasis
vakdidactiek. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
• Materials made available via (links in) Brightspace.
Assessment criteria
Your oral English and teaching methodology will be assessed using the rubrics which will be made available to you
on Brightspace.
Assessment norm
In order to obtain a pass, the student must obtain at least 5.5 in both assignments. Compensation is not allowed.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 29 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
3.7 Titel: Bewegingsonderwijs: BEWO jonge kind SIS omschrijving (deel)tentamens Bewegingsonderwijs 3.1 Jonge kind
INLEIDING – Als specialist jonge kind moet je, naast bewegingsactiviteiten geven aan kleuters, ook activiteiten zelf
kunnen ontwerpen en niveaus van de kinderen goed moeten kunnen vaststellen. We gaan in de gymzaal aan de
slag met kleuters. Eerst ontwerpen we nieuwe activiteiten om ze daarna samen met de kleuters uit te proberen.
Daarnaast komen in deze module onderwerpen aan bod als dyspraxie, EHBO en bewegingscultuur om jullie
rugzakje vol bewegingskennis te vergroten. Ook leer je wat je rol is als doorverwijzer bij de groepen 1 tot en met 8
en tot waar je verantwoordelijkheden lopen.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
• Je kent de veranderingen in de motorische en fysieke ontwikkeling van kinderen.
• Je kent je rol als doorverwijzer en kan de (on)mogelijkheden benoemen.
• Je kunt de invloed van dyspraxie, autisme, ADHD en andere leerstoornissen op de motoriek benoemen.
• Je weet de vijf regels van eerste hulp bij ongelukken en kan ernaar handelen.
• Je kunt een activiteit ontwerpen, kunt de kleuters observeren en een uitspraak doen over hun niveau van
bewegen.
Het programma - Wat gaan we behandelen?
• Bewegingscultuur.
• Rol als leerkracht op gebied van bewegen.
• Ontwerpen van kleuteractiviteiten met observatie-instrument.
• Lesgeven aan bijzondere leerlingen.
• Dyspraxie.
• EHBO.
Toetsing
Dit vak wordt afgerond tijdens de lessen. Je neemt deel aan de lessen en geeft een zelfontworpen activiteit aan
kleuters ter afronding. De criteria voor de gegeven activiteit zijn:
• De zelfontworpen activiteit past binnen de gekozen leerlijn.
• De zelfontworpen activiteit is op niveau van kleuters.
• Bij de zelfontworpen activiteit is een observatiekijkwijzer gemaakt en beschrijft drie niveaus van deelname.
• Tijdens de les aan kleuters stelt de student de activiteit bij waar nodig.
• De lesgever reflecteert op de gegeven activiteit aan de hand van de ontvangen feedback en videobeelden.
Dit studieonderdeel is ook een onderdeel van de beroepsopdracht (deelproduct 2) waarbij je ook op motorisch vlak
gaat kijken naar de ontwikkeling van een kind(eren).
Literatuur
Je maakt gebruik van de literatuur van jaar 1 en 2:
• Beenhakker, M., Gorissen, G., De Groot, T., Pals, R., Van Soest, M., & Touwen, R. (2016). Bewegingsonderwijs met kleuters. Van kennisbasis tot basiskennis. Groningen/ Houten; Noordhoff Uitgevers.
• Leerlijnen en bewegingsthema’s, beschikbaar via: http://www.kvlo.nl/res/site1/upload/onderwijs/protocol%20bewond/algemeen%20overzicht%20leerlijnen%20basisdocument.pdf
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 30 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
3.8 Titel: Cultuurproject 3.1 VT: cultuur en school SIS omschrijving (deel)tentamens
N.v.t.
INLEIDING –– In het visiedocument van de Pabo HvA wordt de leerkracht basisonderwijs als een cultuurdrager pur
sang gezien om als drager van cultuur waarin hij leeft deze door te geven aan de leerlingen, collega’s, ouders en
anderen. Als leerkracht en cultuurdrager heb je de maatschappelijke taak om kinderen de cultuur waarin wij leven
bij te brengen. Dit noemen we cultuuronderwijs. Een boeiend gebied van kunst-, erfgoed- en media-onderwijs in
relatie tot alle andere schoolse vak- en vormingsgebieden.
Een ieder is drager van de cultuur waarin hij geboren is en de cultuur waarin hij samen leeft met anderen. Voor de
leerkracht geldt dat hij cultuur overdraagt in zijn onderwijs vanuit zijn eigen identiteit en kennis van het
leerdomein cultuuronderwijs. Het is daarom belangrijk dat je je bewust bent van jouw eigen beginsituatie ten
aanzien van cultuur. Het vormt een basis die moet leiden tot professioneel cultureel zelfbewustzijn.
Het Ministerie van OCW en het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) hebben
voor de leerkracht basisonderwijs drie basisberoepstaken cultuureducatie geformuleerd:
1. Kunnen inspireren als cultuurdrager en cultuuroverdrager;
2. Het ontwikkelen van een visie op cultuuronderwijs;
3. Het kunnen ontwerpen, uitvoeren en evalueren van cultuuronderwijsactiviteiten.
De afgelopen twee jaar heb je al het een en ander aan cultuur ervaren. Ook in jaar drie en de rest van je opleiding
aan de pabo wordt tijdens de cultuurprojecten expliciet tijd en aandacht aan cultuuronderwijs besteed. I.v.m. de
minor is er voor jaar 3 één cultuurproject.
We vinden de culturele ontwikkeling voor een leerkracht basisonderwijs van groot belang. Daarom is er ook sprake
van een leerlijn cultuurprojecten, met daarin de volgende thema’s:
• Jaar 1: cultuur en ik (2x per jaar)
• Jaar 2: cultuur en het kind (2x per jaar)
• Jaar 3: cultuur en school (1x per jaar met de mogelijkheid tot verdiepende minor)
• Jaar 4: cultuurdragerschap (afrondingsmodule met opdracht)
Cultuurdossier:
Vanaf jaar 1 werk je aan de opbouw van een persoonlijk cultuurdossier dat een basis vormt voor de
afrondingsopdracht in jaar 4. Het komende cultuurproject is geroosterd van 9 tot en met 13 november. Maandag
en dinsdag (9 en 10 november) zijn reguliere stagedagen. Tijdens de dagen daarna ben je actief en productief bezig
met verkenning en beleving van het thema ‘cultuur en school’. We bieden je hiertoe een aantal
keuzemogelijkheden aan, waarvoor je digitaal dient aan te melden via Brightspace. Je kiest voor een workshop in
combinatie met een excursie naar een culturele instelling. Aan het einde van de week verwerk je je ervaringen in je
persoonlijk cultuurdossier. Inhoudelijke informatie, tijden en locaties over cultuurproject 3.1 zijn te vinden op
Brightspace.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 31 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
HOOFDSTUK 4. | De praktijk van het basisonderwijs SIS omschrijving (deel)tentamens Praktijk 3.1 JK
INLEIDING - In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van je competenties. Deze
ontwikkeling wordt gedurende de hele stageperiode gevolgd aan de hand van de competentiematrix Leren
lesgeven in de grote stad (Amsterdam) van de Pabo HvA.
In blok 3.1 maak je een start met de verdieping in de leeftijdsgroep van het jonge of het oudere kind. Je richt je
specifiek op het lesgeven aan de gekozen leeftijdsgroep. In deze fase neemt de complexiteit binnen het lesgeven
toe, dat wil zeggen: je moet in toenemende mate laten zien dat je tijdens het lesgeven pedagogische, didactische
en organisatorische aspecten van het lesgeven weet te integreren, zodat een onderwijssituatie ontstaat waarin
kinderen leren in een veilige, open sfeer in een goed georganiseerde setting.
Je laat zien dat je naast het lesgeven belangstelling hebt voor activiteiten en ontwikkelingen op de stageschool.
Hieronder beschrijven we achtereenvolgens de doelen van de stage, de activiteiten waar jij je tijdens je stage mee
bezig zult houden en de beoordelingsprocedure. Let op: de stageactiviteiten gelden voor blok 3.1 en 3.2 samen.
Stagedoelen blok 3.1
• Je bent in staat een volledige lesdag voor te bereiden, uit te voeren en te evalueren.
• Je geeft gedifferentieerde instructies en verwerkingsopdrachten aan de groep.
• Je stelt op basis van toets- en observatiegegevens de beginsituatie van de groep en van individuele leerlingen
op het gebied van de taal- en rekenontwikkeling vast.
• Je zorgt voor een uitdagende, voorbereide en georganiseerde leeromgeving.
• Je meet de opbrengst van zelf uitgevoerde (les)activiteiten en opdrachten, en benoemt het vervolg.
• Je begeleidt de groep vanuit overzicht en overwicht zowel pedagogisch als didactisch op stimulerende en
constructieve wijze.
• Je bereidt een oudergesprek inhoudelijk en gesprekstechnisch adequaat voor.
• Je neemt actief deel aan activiteiten en ontwikkelingen binnen de stageschool.
• Je vraagt gericht feedback aan je begeleiders met het doel je onderwijs te verbeteren.
Stageactiviteiten – Wat ga je tijdens de stage in blok 3.1 & 3.2 onder andere doen?
Stageactiviteiten zijn onder voorbehoud van kleine wijzigingen in de Beroeps- of Vakopdracht.
Let op: stageactiviteiten zijn vaak handig met elkaar te combineren.
• Je maakt een planning van het blok en bespreekt deze met de mentor.
• Voor de Beroepsopdracht 3.1 / 3.2 en voor de vakopdrachten Nederlands en Rekenen & Wiskunde voer je
(enkele van) de volgende opdrachten uit:
- Je observeert gericht de ontwikkeling van kinderen.
- Je bestudeert en analyseert de observatiegegevens en gegevens uit het leerlingvolgsysteem voor de
onderbouw van je stageschool, met aandacht voor het niveau van je groep en het niveau van individuele
kinderen (OGW, HGW en passend onderwijs). Je houdt hiermee rekening in je lessen.
- Je registreert observatiegegevens in relatie tot ontwikkelingslijnen van kinderen.
- Je stelt een individueel handelingsplan op en voert deze uit, met gebruikmaking van LVS gegevens en
uitgaande van de onderwijsbehoeften van de betreffende leerling (HGW en OGW).
- Je voert twee diagnostische gesprekken met één leerling (alleen voor R&W).
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 32 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
• Je ontwerpt en richt (mede) een rijke leeromgeving voor jonge kinderen in, met aandacht voor verschillende
niveaus en integratie van verschillende vakken. Het ontwerp is o.a. gebaseerd op toetsgegevens en
observaties van werk van kinderen.
• Je verzorgt in blok 3.1 zelfstandig ten minste een dag onderwijs aan de hele groep.
• Je verzorgt in blok 3.2 zelfstandig ten minste twee aaneensluitende dagen onderwijs aan de hele groep.
• Je ontwikkelt en verzorgt een lessenserie Kunstzinnige Oriëntatie ( keuze uit muziek, dans & drama of
beeldende vorming).
• Je verzorgt drie lessen Engels in de onderbouw.
• Je verzorgt (of ontwikkelt) ten minste zes lessen / activiteiten taalontwikkeling (waaronder activiteiten voor
profileringsopdracht Nederlands) en zes activiteiten rekenontwikkeling (waaronder activiteiten voor
profileringsopdracht R&W), met aandacht voor verschillende niveaus van kinderen.
• Je bereidt een oudergesprek met de mentor voor, evalueert dit gesprek aan de hand van vooraf opgestelde
observatiepunten) en doet hier verslag van. De mentor voert het gesprek.
• Je bereidt een oudergesprek met de mentor voor. Je voert zelf - onder begeleiding van de mentor - het
gesprek. Je evalueert je eigen gesprek in een kort verslag.
• Verdieping in de voorschoolse blok en het VVE-beleid van de stageschool.
• Je actualiseert je stagemap met daarin tenminste je lesvoorbereidingen, activiteiten, de ontvangen feedback
en stagebeoordelingen.
Toetsing
Stagebeoordeling (toets praktijk).
De stage wordt beoordeeld aan de hand van criteria die zijn opgenomen in het beoordelingsformulier. De stage
wordt als voldoende (cijfer: 6) beoordeeld als aan alle voorwaardelijke onderdelen is voldaan en het vereiste
aantal criteria (volgens de normering op het beoordelingsformulier) met een voldoende is beoordeeld.
De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de schoolopleider. De
beoordelingsprocedure is als volgt:
Aan het eind van blok 3.1 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te
vullen met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek
met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de schoolopleider. De schoolopleider is de examinator en komt op
basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met de student door de mentor is toegelicht),
het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een eindbeoordeling, vult het
beoordelingsformulier in en geeft het cijfer.
Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2020-2021.
Let op: de praktijkbeoordelingen 3.1 en 3.2 moeten beiden voldoende zijn om deel te mogen nemen aan het
functioneringsgesprek PPO1 3.2 (het LIO-bekwaamheidsgesprek) dat je voert met een examinator.
De voldoende praktijkbeoordelingen 3.1 en 3.2 geven aan dat je wat het praktijkdeel betreft LIO-bekwaam bent.
Je neemt de praktijkbeoordelingen op in je portfolio.
Om volledig LIO-bekwaam te zijn, moet je ook PPO 3.2 met een voldoende afronden.
1 PPO: Persoonlijke Professionele Ontwikkeling.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 33 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
HOOFDSTUK 5. | Persoonlijke professionele ontwikkeling (3.1 en) 3.2 JK/OK SIS omschrijving (deel)tentamens P.P.O. 3.2 toets mondeling
INLEIDING – Het lesgeven in een grootstedelijke context, met de superdiversiteit van de stad en die van haar
inwoners, vraagt veel van de kennis, vaardigheden en attitude van jou als leerkracht. Je moet ervoor zorgen dat
kinderen goed onderwijs krijgen in de verschillende vakgebieden, ervoor zorgen dat zij zich sociaal ontwikkelen in
een groep en dat zij zich als individu leren ontplooien en hun talenten kunnen ontwikkelen. Je krijgt als leerkracht
hierdoor te maken met dilemma's: in de interactie tussen jou en leerlingen, met ouders, collega's, de directeur en
andere onderwijsprofessionals. Omgaan met dilemma's vraagt van jou als leerkracht dat je weet waar je voor staat
en dat je eigen wijze keuzes kunt maken, die zijn gebaseerd op kennis, vaardigheden en een eigen visie op
onderwijs en onderwijzen. Tijdens de bijeenkomsten voor persoonlijke en professionele ontwikkeling (PPO) leer je
je eigen professionele handelen te verantwoorden, het maken van transfer, het ontwikkelen van eigenheid
(waaronder een eigen visie op onderwijs en het beroep leerkracht) en het zelf sturing geven aan je eigen
leerproces.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?
• Je duidt je persoonlijke professionele ontwikkeling aan de hand van de competentiematrix 'Leren lesgeven in
de grote stad (Amsterdam).
• Je analyseert een casus uit de eigen onderwijspraktijk volgens de START-methodiek.
• Je kunt je visie op onderwijs aan het jongere/oudere kind verwoorden naar anderen en onderbouwen met
theorie.
Het programma - Wat gaan we behandelen?
Inhoud
We zullen een aantal onderwerpen behandelen:
- Verwachting van jaar 3 - Stage ervaringen uitwisselen - Intervisie - Stellingen, actualiteiten en artikelen
Ook zullen er individuele gesprekken plaatsvinden met elke student.
Toetsing
Aan het eind van blok 3.2 (of later) heb je een LIO-bekwaamheidsgesprek van 45 minuten met een examinator.
Deze examinator is dit cursusjaar niet betrokken (geweest) bij jouw begeleiding in de praktijk of op de opleiding.
PPO 3.2 geldt als ‘LIO-bekwaamheidsproef’, d.w.z. als het LIO-Bekwaamheidsgesprek 3.2 is beoordeeld met een
voldoende, dan achten wij jou ‘LIO-bekwaam’ en heb je toegang tot de LIO-stage en de afstudeerfase.
Voor het LIO-Bekwaamheidsgesprek gelden drie zogenaamde ‘ingangseisen’, twee op het gebied van je
studievoortgang en één op het gebied van het functioneren in de onderwijspraktijk.
Deze eisen zijn:
• Propedeuse is behaald;
• 75 studiepunten zijn behaald uit de postpropedeutische fase (studiepunten minor tellen niet mee).
• de stages van blok 3.1 en blok 3.2 zijn met een voldoende beoordeeld.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 34 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Daarnaast tref je een aantal voorbereidingen. Deze houden het volgende in:
Je actualiseert je portfolio door de volgende documenten op te nemen:
• Een recent overzicht van je studieresultaten in SIS.
• De voldoende stagebeoordelingen van blok 3.1 en blok 3.2.
• De voldoende beroeps-, vak- en profileringsopdrachten (inclusief beoordelingsformulieren).
• Schriftelijke voorbereiding voor het functioneringsgesprek:
a. een zelfevaluatie over je eigen professionele ontwikkeling op de competentiematrix ‘Leren lesgeven in de
grote stad (Amsterdam)’.
b. een beschrijving van een casus.
c. een paper met je visie op onderwijs en op het beroep leerkracht basisonderwijs.
In de zelfevaluatie kijk je als het ware op metaniveau naar (het geheel van) je eigen ontwikkeling, bij de casus doe
je dat op microniveau en zoom je in op jouw handelen als leerkracht in een concrete praktijksituatie. In je visiestuk
beschrijf je ten slotte door welke ideeën je je laat leiden en waar je naar toe wilt.
In het gesprek naar aanleiding van je zelfevaluatie, je casusbeschrijving en je visiestuk laat je zien dat je beschikt
over hbo denk- en reflectievaardigheden, dat je theorie en praktijk (en vice versa) kunt verbinden, dat je transfer
weet te maken en dat je dit weet te verwoorden in een professioneel gesprek.
Verderop vind je nadere aanwijzingen voor het schrijven van een zelfevaluatie, een casus en een paper over je
visie. Tijdens de momenten van PPO besteden we aandacht aan al deze aspecten.
Het LIO-bekwaamheidsgesprek
De toetsing vindt plaats in het LIO-bekwaamheidsgesprek dat je voert met de examinator. De examinator geeft aan
het eind van het gesprek een beoordeling op basis van het beoordelingsformulier (zie voor de precieze criteria het
beoordelingsformulier in de bijlage van deze studiewijzer).
Een schriftelijke, inhoudelijke voorbereiding is een voorwaarde om het LIO-bekwaamheidsgesprek te mogen
voeren. Het doel van het schriftelijke deel is onder meer om je vooraf je eigen gedachten te laten ordenen en om
je je bewust te laten worden van je eigen ontwikkeling en je eigen visie. In de volgende paragraaf vind je
aanwijzingen voor de schriftelijke voorbereiding.
In het LIO-bekwaamheidsgesprek komen drie onderdelen aan de orde, namelijk de zelfevaluatie, de casus en je
visie. Deze stukken (zelfevaluatie, casus, visie en de competentiematrix in de bijlage) lever je aan in één
einddocument. Dit einddocument lever je uiterlijk een week voorafgaand aan het LIO-bekwaamheidsgesprek via
de mail aan bij de examinator. Tegelijkertijd stel je je geactualiseerde digitaal portfolio open voor de examinator.
Zorg voor een goede index in je portfolio en (werkende) links.
Per onderdeel ligt de focus op bepaalde aspecten:
- In het gesprek over de zelfevaluatie staat je eigen ontwikkeling centraal. Je legt verbanden tussen dat wat je
concreet dóet in de praktijk met aspecten zoals die zijn beschreven in de competentiematrix. Je gebruikt
daarbij de professionele termen van de competentiematrix. Je maakt daarmee zichtbaar dat je op metaniveau
over je eigen ontwikkeling kunt spreken in de termen van de competentiematrix en je geeft concrete
voorbeelden uit je stagepraktijk.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 35 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
- In het gesprek naar aanleiding van de casus staat jouw handelen in de praktijk centraal. Je maakt voor de
examinator zichtbaar dat je kunt verantwoorden wat je in de stagepraktijk hebt gedaan, welke keuzes je hebt
gemaakt, waaróm, wat de gevolgen daarvan waren en of je transfer kunt maken naar andere praktijksituaties.
- In het gesprek n.a.v. je visie gaat het erom dat je aan de examinator duidelijk weet te maken vanuit welke visie
je momenteel werkt, waarop die is gebaseerd en wat dat betekent voor jouw dagelijkse onderwijspraktijk. In
dit deel van het gesprek ligt het accent op verbinding theorie en praktijk en de verantwoording van het
praktisch handelen vanuit de theorie.
Aanwijzingen schriftelijke voorbereiding zelfevaluatie, casus en visie
Hieronder volgen een aantal aanwijzingen t.a.v. de schriftelijke voorbereiding van de onderdelen zelfevaluatie,
casus en visie:
a. Zelfevaluatie:
- In de zelfevaluatie beschrijf je wat je de afgelopen perioden hebt geleerd en hoe je dat hebt geleerd.
- Vervolgens beschrijf je waar je momenteel in je ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs staat op de
competentiematrix. Wat zijn nu jouw leerdoelen?
- Je doet dit aan de hand van de indeling in de zeven competentiegebieden. Je onderbouwt je uitspraken steeds
met concrete voorbeelden.
- Als bijlage bij de zelfevaluatie voeg je de competentiematrix Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam) toe
met daarin gearceerd (met de digitale arceerstift) (deel)aspecten van competenties waarvan je desgevraagd in
het functioneringsgesprek concrete voorbeelden uit je eigen stagepraktijk kunt geven.
- Je evaluatie begint met je gegevens en een inleiding.
- De zelfevaluatie bevat maximaal 2500 woorden (exclusief de bijlage).
b. Casus:
- Je beschrijft een waar gebeurde (authentieke) onderwijssituatie. Je laat hierin zien dat je beschikt over een
aantal (deel)competenties van de competentiematrix op het niveau ‘in ontwikkeling’.
- De situatie die je beschrijft heb je als leerkracht echt meegemaakt en kan dienen als ‘goed voorbeeld’ van
jouw professionele handelen. Een goed voorbeeld hoeft niet per se een voorbeeld te zijn van een situatie
waarin alles helemaal goed gaat. Het zijn voorbeelden van situaties waarin professioneel gehandeld wordt,
maar waarvan ook te leren valt. Je verantwoordt de keuzes die je maakt door te verwijzen naar relevante
theorie.
- In de casus – de beschrijving van de authentieke situatie - komen (elementen uit) ten minste drie verschillende
competentiegebieden van de competentiematrix aan bod. Voorbeeld 1:
Een instructie (uit de volgende competenties kunnen aspecten zichtbaar zijn: interpersoonlijk, pedagogisch en didactisch.
Voorbeeld 2:
Circuitles (uit de volgende competenties kunnen aspecten zichtbaar zijn: pedagogisch, didactisch en organisatorisch).
Je geeft in je casus aan welke (deel)aspecten van de competenties zichtbaar zijn.
- Je bouwt je beschrijving aan de hand van de vijf stappen van de START-methodiek, d.w.z.
1. Situatie
2. Taak
3. Actie
4. Resultaat
5. Transfer
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 36 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
- In de casusbeschrijving (1500-2000 woorden) en in het gesprek naar aanleiding van de casus is voor de
examinator zichtbaar dat je over je eigen ontwikkeling kunt spreken in de termen van de competentiematrix.
Je toont daarmee hogere denk- en reflectievaardigheden.
c. Visie op onderwijs: Vanaf het begin van je opleiding tot leerkracht basisonderwijs ben je tegelijk – bewust of onbewust – bezig
een eigen visie te ontwikkelen op het onderwijs en op het beroep van leerkracht. Je visie wordt gevormd en
gevoed door ervaringen, ideeën, overtuigingen en idealen die jouw handelen als leerkracht bepalen. Die visie
is nooit statisch; gedurende de opleiding, maar ook als je eenmaal leerkracht bent, doe je steeds nieuwe
ervaringen op, vergroot je jouw kennis en verwerf je nieuwe inzichten. Daardoor verbreedt en verdiept zich
jouw visie en groeit zij uit tot een samenhangend, consistent en persoonlijk geheel.
Wij vragen jou om in een paper je visie voor jezelf helder te maken en naar anderen te verwoorden.
Praktijkervaringen, uitwisseling met medestudenten en docenten, bekende onderwijsvisies (bv. OGO, Dalton,
Montessori) en theoretische concepten of modellen kunnen je helpen je eigen onderwijsvisie te verduidelijken
en te onderbouwen.
Als houvast bij het schrijven van een visiestuk kun je eigen aandachtspunten kiezen maar ook gebruik maken
van een van de in de opleiding gehanteerde modellen, bijvoorbeeld:
▪ de competentiegebieden op de competentiematrix (interpersoonlijk, pedagogisch, vakinhoudelijk en didactisch, organisatorisch, samenwerkend met collega’s, ouders enz. en werkend aan je eigen professionaliteit).
▪ de verschillende beroepsrollen van de leerkracht (pedagoog, didacticus, organisator, collega, teamlid, contact met derden, professional).
▪ de invalshoeken leerling, leerkracht, leeromgeving, leerstof, contact met derden (ouders, collega’s).
Je kunt ook gebruik maken van een aantal van de volgende vragen:
▪ Wat is mijn missie, wat drijft mij, waar doe ik het voor? ▪ Hoe draagt mijn persoonlijke ontwikkeling hiertoe bij? ▪ Welke overtuigingen zijn bepalend voor mijn leraarschap? ▪ Welke bekwaamheden vind ik hierbij heel belangrijk? ▪ Welke normen en waarden vind ik belangrijk? ▪ Van welk wereldbeeld ga ik hierbij uit? ▪ Hoe kijk ik naar kinderen? ▪ Wat zijn mijn pedagogische uitgangspunten? ▪ Hoe zie ik mijn rol als opvoeder? ▪ Wat zie ik daarbij als mijn opvoedkundige taken? ▪ Wat zijn daarvan de consequenties voor mijn handelen ten aanzien van individuele leerlingen? ▪ Wat zijn daarvan de consequenties voor mijn handelen ten aanzien van het sociaalpedagogisch klimaat in
mijn klas? ▪ Hoe zie ik mijzelf in mijn rol van didacticus? ▪ Wat is mijn leiderschapsstijl en hoe draag ik die uit? ▪ Welke onderwijsconcepten spreken mij aan en waarom? ▪ Welke didactische werkvormen vind ik belangrijk? ▪ Hoe wil ik omgaan met verschillen tussen leerlingen? ▪ Welke vak- en vormingsgebieden vind ik belangrijk en/of spreken mij aan? ▪ Hoe belangrijk vind ik mijn vakinhoudelijke kennis? ▪ Welke prioriteiten wil ik stellen?
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 37 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
▪ Wat vind ik een ideale leeromgeving? ▪ Wat is voor mij van belang voor de inrichting en uitrusting van de klas? ▪ Hoe zie ik mezelf in mijn rol als teamlid? ▪ Wat zijn voor mij de kenmerken van een constructieve samenwerking met collega’s? ▪ Wat vind ik inhoudelijk van belang ten aanzien van contacten met ouders en met anderen? ▪ Hoe zie ik mijn rol als leerkracht in een grote stad? ▪ Hoe zie ik mijn rol als leerkracht in een multiculturele samenleving?
Ga bij de behandeling van bovenstaande vragen ook in op de vraag waarom je jouw rol zo ziet, waarom je een
bepaalde keuze maakt of een bepaalde overtuiging of voorkeur hebt. Onderbouw je antwoorden met voorbeelden
uit de praktijk, met argumenten en met theorie.
Als je alle voor jou belangrijke elementen van jouw onderwijsvisie hebt beschreven, vormt dit een samenhangend
en consistent geheel, dat alleen door jou kan zijn geschreven.
De beschrijving van je visie bevat maximaal 2000 woorden.
Let op: Je wordt tijdens de colleges PPO 3.2 / visie voorbereid op het schrijven van een visiedocument aan de
hand van bovenstaande richtlijnen.
Na blok 3.2 ga je hiermee verder en maak je het visiedocument compleet voor je LIO-bekwaamheidsgesprek
(maximaal 2000 woorden). Misschien wil je in blok 3.3 of 3.4 nog leerervaringen uit je minor toevoegen. Je kunt
als je je stukken hebt geschreven feedback vragen aan je kerndocent.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 38 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
HOOFDSTUK 6. | Praktische informatie
INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit blok zoals de
blokkalender, de gebruikte literatuur en internetsites, het minimum taalniveau dat we hanteren, et cetera.
Opzet blok 1
Hieronder zie je in schema hoe dit blok verloopt: in de bovenste rij de weken van het blok, de rij eronder de
kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of
stageactiviteiten.
Belangrijke internetsites
• http://rooster.hva.nl
Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas.
• https://start.mijnhva.nl/paginas/lecturer.aspx
Hier staat alle actuele informatie van de opleiding en de verschillende vakken.
• https://extranet.mijnhva.nl/nl/Paginas/default.aspx
Informatie van het stagebureau.
• https://sis.hva.nl
Bekijk hier jouw studievoortgang.
• http://www.hva.nl/bibliotheek
Je kunt deze site gebruiken bij alle vragen rond het zoeken, vinden en gebruiken van (wetenschappelijke en
vak-) informatie.
• https://az.hva.nl/studenten/az-lemmas/studenten/hva-breed/studentenzaken/taalondersteuning-
studentenzaken/taalspreekuur-studentenzaken.html
Informatie over taalondersteuning.
Belangrijke documenten (digitaal downloaden):
• Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”.
• Praktijkgids 2020-2021.
BLOK 1 2020-2021
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
31/08 07/09 14/09 21/09 28/09 05/10 12/10 19/10 26/10 02/11 15/09:
1e stagedag STAGEWEEK
VT: ma t/m vr. DT: 1 dag extra
HERFST
TOETSWEEK.1 Stagebeoord. Beroepsopdr. Vakopdracht
TOETSWEEK 2 Thematoets Vaktoets Vaktoets
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 39 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Boekenlijst
Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken voor het derde studiejaar vind je op deze website:
https://www.athenaeum.nl/studieboeken
Taalniveau
Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het
Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van
alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau vanaf het einde van de propedeuse
en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op
http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen.
Alle schrijfproducten van studenten worden nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo HvA (is een onderdeel
van het taalaspect ‘schrijven’). Deze Taalnorm vind je in een van de bijlagen bij deze Studiewijzer. Bij teveel fouten
wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de
eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. De beoordeling met behulp van de
Taalnorm staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 40 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
BIJLAGE 1. | Beoordelingsformulier Beroepsopdracht VT 3.2 JK
Pabo HvA 2020-2021
Student: Cijfer: Studentnummer: Cursusjaar:1920 Datum beoordeling: Klas: Beoordelaars: Kerndocent:
A. Algemene onderdelen Ja Nee
1. De producten voldoen aan de taalnorm van de Pabo HvA . 0 0
2. Deelproduct 2 zijn twee pedagogische handelingsplannen. 0 0
3. Het opdrachtenboekje uit de pedagogiek lessen is in de dropbox ingeleverd binnen een week na de laatste les.
0 0
B. Beoordelingscriteria
Helemaal niet
(0 pnt)
Niet
helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed
(3 pnt)
Je kunt door middel van onderzoek aangeven welke fundamentele keuzes op de eigen stageschool zijn gemaakt ten aanzien van het omgaan met verschillen in de onderbouw c.q. bovenbouw (deelproduct 1)
1
a. Je hebt de documentanalyse uitgevoerd op basis van het schoolplan, de schoolgids en indien mogelijk het ondersteuningsprofiel.
b. Tenminste de IB’er en mentor zijn geïnterviewd. Interviewvragen zijn bijgevoegd/opvraagbaar.
c. Je voert in elk geval één open observatie en één gesloten observatie uit. Het ingevulde instrument is bijgevoegd/opvraagbaar. De uitwerking van de open observatie is ook bijgevoegd/opvraagbaar.
d. Je hebt de deelvragen op drie manieren onderzocht (observatie, interview, documentanalyse)
e. Je hebt de onderzoeksmethoden verantwoord, onderbouwd met theorie. (deelproduct 1)
3
Je kunt op basis van onderzoeksbevindingen de discrepantie tussen beleid en praktijk op jouw school én de overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende stagescholen benoemen.
1
a. Je hebt op basis van de bevindingen kernachtig de discrepantie tussen beleid en uitvoering per school weergegeven.
b. Op basis van de uitkomsten/ervaringen geef je per school antwoord op de hoofdvraag (zowel pedagogisch als didactisch).
c. Je vergelijkt de uitkomsten van de onderzoeken op de scholen. d. Je formuleert conclusies en aanbevelingen voor jouw school.
(deelproduct 1)
3
Jullie hebben je poster op een manier vormgegeven, die recht doet aan de inhoud, waarbij de lezer door de structuur en visualisatie geleid wordt naar die inhoud. (deelproduct 1 )
1
a. De vormgeving doet recht aan de inhoud d.m.v. structuur en visualisatie.
b. Poster 1 is passend en origineel vormgegeven. (2 punten)
c. (Per student:) In bijlagen zijn de eigen onderzoeksresultaten toegevoegd/opvraagbaar. (deelproduct 1)
3
Subtotaal punten Deelproduct 1, gezamenlijke poster:
Je bent in staat om de kind- en omgevingsfactoren te
beschrijven en op basis daarvan leer en
ontwikkelingsbehoeften van jonge c.q. oudere kinderen
te formuleren.
(deelproduct 2)
(Telt dubbel)
1
a. Voor de fase waarnemen heb je per kind zowel - open als gesloten geobserveerd, (observaties zijn bijgevoegd) - een gesprek met het kind gevoerd, - nog minstens één andere bron gebruikt. b. Je hebt de beschermende- en risicofactoren in kaart gebracht. c. Je hebt in de fasen begrijpen en wegen minimaal drie
onderwijsbehoeften per leerling opgenomen. Deze zijn correct geformuleerd.
d. Je hebt minimaal twee doelen per leerling opgesteld. De doelen zijn concreet en correct.
3
Je kunt je onderwijs en opvoeding afstemmen op de meest voorkomende ontwikkelings- en gedragsproblemen, alsmede op ontwikkelingsvoorsprong (deelproduct 2) (Telt dubbel)
1
a. Je bent actief op zoek gegaan naar theoretische verdieping rondom de specifieke onderwijsbehoeften van de gekozen kinderen en de voorgestelde interventies. Je gebruikt daarbij minimaal 1 relevant boek of artikel.
b. In de fasen plannen en handelen toon je aan op welke manier(en) jij je handelen hebt afgestemd op de onderwijsbehoeften van de kinderen.
c. Je weet welke pedagogische en/of leer en ontwikkelingsbehoeften jonge c.q. oudere kinderen hebben en je weet op welke wijze het onderwijsaanbod daarop kan worden afgestemd. (=boekje, zie boven)
3
Je kunt de cyclus van het handelingsgericht werken (HGW) toepassen in een handelingsplan in combinatie met opbrengstgericht werken (OGW). (deelproduct 2)
1
a. in de fase evalueren blik je terug op je handelen en de effecten van jouw interventies op de leerlingen.
b. Je formuleert conclusies en aanbevelingen voor jouw eigen praktijk en leerkrachthandelen .
c. De literatuurlijst is toegevoegd en volgens APA richtlijnen weergegeven. De verwijzingen in de tekst zijn volgens APA richtlijnen weergegeven.
3
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 41 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
C. Eindbeoordeling / cijfer ( 0 punten kan niet worden gecompenseerd, de rest wel).
Aantal punten
O Uitmuntend = 10 24
O Zeer goed = 9 22-23
O Goed = 8 20-21
O Ruim voldoende = 7 17-19
O Voldoende = 6 16
O Onvoldoende = 5 13-15
O Ruim onvoldoende = 4 8-12
O Ruim onvoldoende = 3 3-7
O Ruim onvoldoende = 2 1-2
O Geen punten = 1 0
D. Aanvullende feedback en opmerkingen van de beoordelaars:
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 42 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
BIJLAGE 1A. | Beoordelingsformulier Beroepsopdracht VT 3.2 JK HONOURS [EXTRA]
Pabo HvA 2020-2021
Student:
Studentnummer:
Cursusjaar: 2019-2020
Klas:
Beroepsopdracht 3.1 & 3.2 JK op honoursniveau uitgevoerd: Ja Nee
Beroepsopdracht: VT 2.1 VT 2.2 VT 2.3 & 2.4 VT 3.1 JK VT 3.2 OK VT 4.1 & 4.2
2 EC 2EC 3 EC 3 EC 3 EC 5 EC
Beoordeling:
De beroepsopdracht is op honoursniveau uitgevoerd ja nee
Datum beoordeling:
Naam beoordelaar:
A. Voorwaarden voor beoordeling Ja Nee
• Je hebt je propedeuse in één jaar afgerond. 0 O
• Je hebt de uitvoering van de opdracht afgestemd met je eigen kerndocent en met de begeleider honourstraject Pabo HvA.
0 O
B. Inhoudelijke criteria2 onvold. net niet
voldoende voldoende goed
1. Je hebt je op een onderscheidende manier verder verdiept in specifieke aspecten van de beroepsopdracht.
2. Je hebt in de uitvoering van de opdracht laten zien dat je nieuwsgierig bent, onderzoekend, creatief en authentiek.
3. Je hebt in de uitvoering van de opdracht laten zien dat je proactief bent, initiatieven neemt en zelfstandig kunt werken.
4. Je hebt kritisch gereflecteerd op de uitkomsten van je opdracht.
5. Je hebt inzichtelijk gemaakt dat de wijze waarop je de beroepsopdracht hebt uitgevoerd relevant is voor jouw persoonlijke, professionele ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs.
6. [Eigen leerdoel student]3
7. [Eigen leerdoel student]
2 De beoordelend docent geeft in het betreffende vak aan op basis van welke aspecten hij/zij een criterium beoordeelt als onvoldoende / net niet voldoende / voldoende / goed. 3 De student heeft zelf twee eigen leerdoelen opgesteld, in afstemming met de honoursdocent.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 43 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Eventuele toelichting bij de beoordeling:
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 44 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
BIJLAGE 2.| Beoordelingsformulier Profileringsopdracht Rekenen/Wiskunde VT 3.2 JK Pabo HvA 2020-2021
Student: Cijfer:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Datum beoordeling:
Klas:
Kerndocent:
Beoordelende docent:
A. Voorwaardelijke Onderdelen Ja Nee
1. Het verslag telt in totaal niet meer dan 10 pagina’s (ex bijlagen en literatuur) O O
2. De protocollen (2 gesprekken van minimaal 20 minuten) zijn volledig opgenomen in de bijlagen. O O
3. De tekst voldoet aan de taalnorm van de HvA. O O
4. Verwijzingen in de tekst en literatuurlijst voldoen aan de APA-normen O O
B. Inhoudelijke criteria
Onvoldoende (0 punten)
Net niet
helemaal
(1 punt)
Voldoende (2 punten) Goed (3 punten)
1. De student herkent de kerninzichten rekenen en de realistische didactiek en de leerlijnen van rekenen-wiskunde, kan deze benoemen en beschrijven in vaktermen en toepassen in de profileringsopdracht.
1. De student herkent, benoemd en past de kerninzichten rekenen, de realistische didactiek en de leerlijnen van rekenen-wiskunde, toe in deze profileringsopdracht.
2.De student maakt adequaat gebruik van vaktermen.
2. Fase 1 ‘signaleren’
Signaleren van rekenmoeilijkheden door het analyseren en interpreteren van gegevens van beschikbare toetsen, het voeren van gesprekken en observaties.
1.De verzamelde en geanalyseerde informatie is compleet en bevat informatie uit het LVS systeem, een foutenanalyse van de methodetoetsen, een observatie van de leerling, een rekengesprekje met de leerling en een gesprek met de leerkracht over het rekenprobleem van de leerling.
2.In de conclusie van fase één wordt de geanalyseerde informatie aan de realistisch rekentheorie (kerninzichten, concrete leerdoelen en leerlijnen rekenen) gekoppeld.
3.Fase één wordt afgesloten met een onderbouwde diagnostische onderzoeksvraag.
3. Fase 2 ‘begrijpen’
Diagnosticeren en begrijpen van een rekenprobleem door
1.Er zijn twee diagnostische gesprekken (van elk minimaal
20 minuten) gevoerd, getranscribeerd, geanalyseerd en
verwerkt naar aanleiding van de onderzoeksvraag(en).
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 45 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
een diagnostisch gesprek voor te bereiden, uit te voeren en te analyseren waarbij de verantwoording van de diagnostische onderzoeksvraag is gebaseerd op analyse van beschikbare data, kennis van de leerlijnen, kerninzichten en concrete leerdoelen.
2. Aan alle twee de diagnostische gesprekken gaat een
diagnostische onderzoeksvraag vooraf.
3. De keuze voor de te bespreken kernopgaven rekenen
wordt verantwoord op basis van de analyse uit fase 1, de
kerninzichten, concrete leerdoelen en leerlijnen realistisch
rekenen.
4. Bij de analyse van de gesprekken worden de rekenmoeilijkheden van de leerling, op basis van relevante passages uit de transcripties van de gesprekken, in verband gebracht met de fasen van het drieslagmodel.
5. Het interpreteren van de transcripties gebeurt aan de hand van het handelingsmodel, de kerninzichten, concrete leerdoelen en leerlijnen van het onderzochte rekendomein.
6. De conclusies worden onderbouwd met behulp van
de didactische theorie van realistisch rekenen.
4. Fase 3 ‘handelen’ Op basis van de verzamelde gegevens conclusies formuleren met betrekking tot toekomstig didactisch handelen, zodanig dat deze inpasbaar in een handelingsplan.
1.Op basis van de uitkomsten uit fasen één en twee zijn
concrete handelingssuggesties geformuleerd die inpasbaar
zijn in een handelingsplan.
2. De zone van de naaste ontwikkeling wordt in de
handelingssuggesties verwerkt.
3. De suggesties worden onderbouwd met verwijzingen
naar de diagnostische analyse en de realistisch
rekentheorie (kerninzichten, concrete leerdoelen en
leerlijnen rekenen).
5. Evaluatie/ reflectie Evalueren en reflecteren op leerprocessen en eigen vraaggedrag in het licht van de ontwikkeling van de professionele gecijferdheid.
Het verslag wordt afgesloten met een overall-evaluatie van en reflectie op de persoonlijke leeropbrengsten van deze opdracht met betrekking tot
• vakinhoudelijke aspecten;
• vakdidactische aspecten van de theorie van realistisch rekenen; en
• de gebruikte diagnostische interviewtechnieken (het eigen vraaggedrag).
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 46 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
C. Eindbeoordeling / cijfer Aantal punten
O Uitmuntend = 10 15
O Zeer goed = 9 14
O Goed = 8 12 - 13
O Ruim voldoende = 7 10 - 11
O Voldoende = 6 9
O Onvoldoende = 5 7-8
O Ruim onvoldoende = 4 5-6
O Ruim onvoldoende = 3 3-4
O Ruim onvoldoende = 2 1-2
O Geen punten = 1 0
D. Aanvullende informatie van de vakdocent
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 47 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
BIJLAGE 3. | Beoordelingsformulier Profileringsopdracht Mens & Wereld VT 3.1 JK
Pabo HvA 2020-2021
Student:
Cijfer: Datum beoordeling: Examinator:
Studentnummer: Klas:
Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. Het product voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
2. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O
Aanvullende feedback en opmerkingen docent
Beoordelingstabel
Punten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Cijfer 3,7 4,2 4,6 5,1 5,5 6,0 6,4 6,9 7,3 7,8 8,2 8,7 9,1 9,6 10
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 48 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
Inhoudelijke criteria Onvoldoende
(0
punten)
Voldoende
(1 punt)
Goed omvat ook de criteria bij
voldoende (2 punten)
Uitstekend omvat ook de criteria bij goed
(3 punten)
ANALYSE VAN OBSERVATIES
Uit de analyse blijkt waarom de ene exhibit succesvoller is dan de andere. Hierbij wordt ‘succesvol’ gedefinieerd en worden foto’s en observaties gebruikt.
De analyse is zowel kwalitatief als kwantitatief en heeft een duidelijke conclusie.
Er worden meerdere locaties/musea met meerdere actieve exhibits met elkaar vergeleken.
GEFORMULEERDE ONTWERPEISEN
De beschrijving bevat 5 ontwerpeisen voor de rijke leeromgeving, die onderbouwd worden met de analyse van de observaties, de literatuur en de eigen voorkeur van de student.
De beschrijving bevat 5 ontwerpeisen die elk afzonderlijk zijn onderbouwd met: de analyse van de observaties, de literatuur en evt. de eigen voorkeur.
De beschrijving bevat meer dan 5 ontwerpeisen en deze zijn allen verantwoord met de analyse, pedagogisch-didactische literatuur en evt. eigen voorkeur.
GEFORMULEERDE LEERDOELEN
Verschillende vakgebieden worden geïntegreerd, waaronder minstens twee mens- en wereldvakken en taal en rekenen.
Zowel directe doelen als kerndoelen zijn beschreven.
Er wordt aandacht besteed aan de ontwikkeling van onderzoeks- en/of ontwerpvaardigheden.
Er wordt aandacht besteed aan de natuurwetenschappelijke denk- en werkwijzen.
GEKOZEN EXPERIMENTEER- MATERIALEN EN AANVULLEND MATERIAAL +
VERANTWOORDING
Bevat een beschrijving van de leeromgeving, de mogelijkheden van het materiaal en de verwachte uitkomsten. Er wordt verantwoord waarom aan de leerdoelen en ontwerpeisen wordt voldaan met dit materiaal.
De ontworpen leeromgeving is geheel instructie-onafhankelijk.
De student laat een grote mate van originaliteit en creativiteit zien bij het kiezen van de materialen.
DIDACTISCHE AANWIJZINGEN +
EVALUATIE
Bevat aanwijzingen voor introductie van het materiaal, hoe het materiaal aan te bieden (in zijn geheel of in fasen), welke denk-stimulerende vragen in elke fase kunnen worden gesteld.
Bevat aanwijzingen voor het evalueren van de geformuleerde leerdoelen.
Beschrijving van hoe evaluatiegegevens systematisch verzameld kunnen worden, zodat de leerdoelen geëvalueerd kunnen worden.
Bevat aanwijzingen voor een kwantitatieve analyse van de evaluatiegegevens inclusief beoordelingsinstrument.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 49 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
BIJLAGE 4. | Beoordelingsformulier Engels VT 3.1 JK Pabo HvA 2020/2021
Student: Grade:
Student number: Test date:
Class: Teacher:
A. Prerequisites Yes No
1. All supplementary materials have been included (lesson plans, materials, peer feedback, hyperlink). O O
2. (Classroom) English at B2 level minimum. O O
3. Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA. O O
4. Bronvermeldingen en literatuurverwijzingen voldoen aan de APA-normen. O O
B. Criteria Helemaal niet (0 punten)
Niet helemaal (1 punt)
Voldoende (2 punten)
Goed (3 punten)
1. De student bezit gevorderde gespecialiseerde kennis van het domein Engels in het basisonderwijs en kan deze illustreren aan de hand van voorbeelden uit de praktijk. Demonstrated in vlog / lesson plan.
2. De student kan zelf leerzame en betekenisvolle activiteiten ontwikkelen en de gemaakte keuzes verantwoorden vanuit de didactische principes die ten grondslag liggen aan de vakdidactiek Engels. Demonstrated in vlog & lesson plan.
3. De student is in staat Classroom English flexibel in te zetten op i+1, afhankelijk van het niveau van de leerlingen. Demonstrated in vlog & lesson plan.
4. De student is in staat om het eigen Engels af te stemmen op de verschillende (taalleer)behoeftes van de leerlingen. Demonstrated in lesson plan.
5. De student heeft gespecialiseerde kennis van CLIL in het basisonderwijs en kan deze in praktijk brengen. Demonstrated in vlog & lesson plan.
6. De student is in staat om signalen die kunnen wijzen op spreekangst te herkennen en weet hier adequaat mee om te gaan om zodoende spreekangst te minimaliseren. Demonstrated in vlog / lesson plan.
7. De student kan de leefwereld van het kind integreren in zijn les op adequate wijze door middel van ict-toepassingen. Demonstrated in lesson plan.
Bonuspunt – Het eindcijfer gaat 1 punt omhoog wanneer de opdracht wordt beoordeeld als origineel, excellent en zich kenmerkt door eigenheid. Dit is alleen mogelijk als het eindcijfer minimaal een 6 is. De beoordelaar moet dit oordeel inhoudelijk toelichten.
C. Eindbeoordeling / cijfer
O Uitmuntend = 10 21 punten
O Zeer goed = 9 19 – 20 punten
O Goed = 8 17 – 18 punten
O Ruim voldoende = 7 15 – 16 punten
O Voldoende = 6 13 – 14 punten
O Net niet voldoende = 5 11 – 12 punten
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 50 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
O Onvoldoende = 4 9 – 10 punten
O Ruim onvoldoende = 3 7 – 8 punten
O Slecht = 2 5 – 6 punten
O Zeer slecht = 1 0 – 4 punten
D. Aanvullende feedback en opmerkingen
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 51 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
BIJLAGE 5. | BEOORDELINGSFORMULIER LIO-BEKWAAMHEIDSGESPREK (PPO 3.2 VT / PPO 2.4 DT)
Pabo HvA 2020/2021
Student: Cijfer:
Studentnummer: Cursusjaar: Datum beoordeling: Klas: Kerndocent: Examinator:
A. Voorwaardelijke onderdelen Ja Nee
1. De student heeft: 75 studiepunten behaald uit de postpropedeutische fase (VT) / totaal 90 studiepunten behaald (DT). O O
2. De stagebeoordelingen van de blokken 3.1 en 3.2 (VT) / 2.1, 2.2 en 2.3 (DT) zijn met een voldoende beoordeeld. O O
3. De student heeft één document met zelfevaluatie, casus, visie en competentiematrix uiterlijk één week voor het gesprek en
volgens de eisen ingeleverd. O O
4. De student heeft het portfolio geactualiseerd en tijdig opengesteld voor de examinator. O O
5. De student voert een gesprek over de eigen professionele ontwikkeling op ten minste B2 taalniveau. O O
6. Het document voldoet aan de taalnorm van Pabo HvA. O O
B. Inhoudelijke criteria
Onvoldoende (0 punten)
Net niet vold. (1-2 punten)
Voldoende (3-4 punten)
Goed (5-6 punten)
1. De student duidt de eigen ontwikkeling tot leerkracht basisonderwijs aan de hand van de competentiematrix ‘Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam).
▪ De student beschrijft de eigen
ontwikkeling tot leerkracht in de termen van de competentiematrix (professionele taal).
▪ De student onderbouwt de beschrijving van zijn ontwikkeling met concrete voorbeelden uit de stagepraktijk.
2. De student analyseert een casus uit de eigen onderwijspraktijk volgens de STAR(T)-methodiek4
▪ De student maakt in de reflectie op zijn
casus transfer door te beschrijven hoe het geleerde ook in een andere situatie toegepast zou kunnen worden.
▪ De student verantwoordt de keuzes door te verwijzen naar relevante theorie.
3. De student kan zijn eigen visie op onderwijs aan het jongere/oudere kind verwoorden naar anderen en onderbouwen met theorie.
▪ De student verwoordt de eigen visie op
onderwijs aan het jonge / oudere kind. ▪ De student onderbouwt de visie met
theorie en praktijkervaringen.
4 De student geeft aan wat in een bepaalde situatie de taak was, welke actie hij heeft ondernomen, wat het resultaat daarvan was en op welke wijze deze aanpak wel of niet in een andere situatie toegepast zou kunnen worden en waaróm (transfer).
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 52 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
C. Eindbeoordeling / cijfer5 Cijfer: Punten:
1 0
2 1
3 2-3
4 4-5
5 6-8
6 9-10
7 11-13
8 14-15
9 16-17
10 18
D. Aanvullende feedback en opmerkingen examinator
Naam en handtekening examinator opleiding
5 De rij met aantal punten en cijfer groen arceren.
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 53 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
BIJLAGE 6. | De taalnorm van Pabo HvA
TAALNORM SCHRIJVEN PABO HVA
2020-2021 Studiewijzer VT 3.1 JONGE KIND – pagina 54 – DEFINITIEVE VERSIE 06-07-2019
PROFESSIONEEL SCHRIJVEN
Pabo
Hogeschool van Amsterdam
KENMERKEN VAN EEN PROFESSIONELE TEKST
Afstemming op doel
De vormgeving van het schrijfproduct is conform de eisen (lay-out, spellingscontrole).
De structuur van het product is afgestemd op het doel (bijv. adviseren, informeren,
overtuigen).
Afstemming op publiek
Het taalgebruik en de toon passen bij het publiek (bijv. formeel/informeel,
populair/zakelijk).
Samenhang
Zinnen en alinea’s zijn verbonden door verbindingswoorden en overgangszinnen.
Verwijswoorden zijn correct.
De gedachtelijn is logisch en consequent.
Woordgebruik en woordenschat
Het woordgebruik is gevarieerd.
De woordkeuze is correct.
Voorzetsels en lidwoorden zijn goed gebruikt.
De woordkeuze is passend bij het jargon uit het beroepenveld.
Het betrekkelijk voornaamwoord is correct gebruikt (dat/wat, deze/die).
Spelling en grammatica
De zinsbouw is correct, ook in langere, samengestelde zinnen.
De spelling is correct.
Leesbaarheid
Er zijn witregels, alinea’s en/of kopjes gebruikt. De structuur hiervan is logisch en
bevordert de leesbaarheid.
Interpunctie is correct gebruikt.
top related