hogeschool leiden prijs€¦ · mentoren leerde ik: het kan niet meteen perfect zijn, het is...
Post on 10-Aug-2020
0 Views
Preview:
TRANSCRIPT
2016 - 2017
Hogeschool Leiden Prijs
In dit boekje gaat u lezen over en leren van de beste afstudeerproducten
van Hogeschool Leiden, studiejaar 2016/2017. Een tocht langs
producten die als geheel tonen hoe divers de studierichtingen van de
hogeschool zijn. In totaal hebben we 22 bacheloropleidingen, twee
masteropleidingen en drie associate degree opleidingen. Met hun
afstudeerproducten laten de studenten zien dat de beloftes waar wij als
hogeschool voor staan de juiste zijn.
Eén van de kernthema’s bij afstudeerproducten is valorisatie. Valorisatie,
ofwel het ‘tot maatschappelijke waarde brengen van kennis’, is de kern
van het hoger beroepsonderwijs. De studenten vertellen hoe de inhoud
van hun afstudeerproject is toegepast of is toe te passen in de praktijk.
Zijn de bevindingen te verbreden naar maatschappelijke vraagstukken?
De verbinding met de beroepspraktijk is voor ons essentieel. Eén van
onze beloftes is namelijk dat we goed beroepsonderwijs verzorgen in,
met en voor het werkveld. Onze studenten leren voor een belangrijk deel
in de beroepspraktijk aan de hand van authentieke beroepsopdrachten.
We betrekken het werkveld bij de ontwikkeling van onze opleidingen.
We leiden gekwalificeerde professionals op die kunnen functioneren
in de veranderende beroepspraktijk. Juist het afstudeerproduct is een
graadmeter voor het opleiden van die gekwalificeerde professionals.
Studenten komen naar Hogeschool Leiden om met en van ons en met
en van elkaar te leren. We zijn een leergemeenschap, waar studenten,
docenten, medewerkers, onderzoekers en professionals uit het werkveld
elkaar ontmoeten, samen leren, onderzoeken en innoveren. De studenten
die jaarlijks hun opleiding afronden, sluiten daarmee een periode af
binnen deze leergemeenschap; ze verdwijnen er hopelijk niet uit. Ook
alumni spelen een waardevolle rol binnen onze leergemeenschap en
dragen daarmee ook bij aan de eerder genoemde valorisatie.
Het toekennen van een prijs aan de beste drie scripties van de
hogeschool, zoals we de afgelopen jaren hebben gedaan, doet geen recht
aan de diversiteit van onze opleidingen en afstudeerrichtingen. Want hoe
is het afstudeerproduct van een hrm’er te vergelijken met dat van een
fysiotherapeut of een verpleegkundige? Met deze publicatie doen we recht
aan alle beste producten van de verschillende opleidingen. Wij zijn trots
op de prestaties van onze studenten, ook op degenen die niet in deze
publicatie zijn opgenomen. Veel leesplezier.
Met vriendelijke groet,
Sander van den Eijnden & Agnita Mur
College van Bestuur
VOORWOORD
3
Susanne: ‘Al in het tweede jaar van mijn opleiding
kregen we het vak duurzame inzetbaarheid. Een
actueel, steeds groter wordend onderwerp binnen de
Human Resource wereld. Toen de HR-directeur van
Fluor me afgelopen jaar vroeg onderzoek te doen naar
datzelfde onderwerp, wist ik: dit wordt een uitdaging,
maar wel een leuke. Werkplezier is immers een breed
begrip en bovendien is het individueel bepaald waar
iemand plezier uithaalt. Hoe kader je dat? Ik heb
eerst uitgebreid literatuuronderzoek gedaan naar
de termen duurzame inzetbaarheid en ‘employee
wellbeing’ wat betekenen die begrippen precies? Ik
kwam erachter dat ze overlap hebben en elkaar op
andere punten weer aanvullen. Daarom heb ik ze
allebei gebruikt in mijn scriptie.
Het leuke is dat ik voordat ik mijn survey begon,
werd uitgenodigd door de ondernemingsraad van
Fluor. Die wilde een onderzoek uitzetten onder de
vijftigplussers in het bedrijf om erachter te komen
wat hen gemotiveerd houdt. Ik heb toen voorgesteld
hun onderzoek te implementeren in het mijne door
hun vragen iets neutraler te maken. Die enquête is
naar 928 medewerkers gestuurd. Het werd al snel
duidelijk dat tevredenheid voor medewerkers een
belangrijk thema is, want het responspercentage
was uitzonderlijk hoog: 50 procent vulde de enquête
volledig in. Daaruit bleek dat medewerkers van Fluor
over het algemeen tevreden zijn met hun werk. Ze
zijn blij met werkrelaties en sociale activiteiten op de
werkvloer en voelen zich gemotiveerd en betrokken.
Daarentegen ervaart vijftig procent wel regelmatig
stress. Ook leiderschap was een aandachtspunt:
de medewerkers gaven aan dat de kundigheid en
communicatie van hun leidinggevenden verbeterd
kan worden en dat ze af en toe dat klopje op hun
schouder misten. Naar aanleiding van die uitkomsten,
heb ik drie aanbevelingen geformuleerd. Zo denk ik
dat Fluor er goed aan doet meer individueel gestuurd
HR-beleid te gaan voeren om erachter te komen
wat iemand nu echt nodig heeft om optimaal te
kunnen functioneren. Ten tweede bleek dat er meer
waardering gewenst is van leidinggevenden. Daar kun
je op inspelen door bewustwording te creëren. Mijn
derde aanbeveling was om de onderwerpen welzijn,
vitaliteit en motivatie onder te brengen in een
functie, zodat een medewerker zich daar constant mee
bezighoudt.
Ik ben trots dat het is gelukt dit onderzoek af te
ronden en bruikbare aanbevelingen te schrijven,
maar nog leuker is dat ik ook meteen mag blijven bij
Fluor! Vanaf deze zomer ga ik aan de slag als HR-
Businesspartner. Wie weet kan ik dus zelf met een
aanbeveling aan de slag. Wat ik toekomstige HRM-
studenten zou willen meegeven? Houd bij alles wat je
leest je onderzoeksbril op en kijk welke perspectieven
er zijn. En schroom niet om docenten te benaderen
bij vragen, want die staan altijd voor studenten klaar.’
SUSANNE HAMER (26)
STUDEERDE HUMAN RESOURCE MANAGEMENT
Voor haar scriptie ‘Happy
people = productive people’
onderzocht Susanne hoe
medewerkers van Fluor met
zoveel mogelijk plezier aan het
werk kunnen blijven. Dat leidde
tot praktische aanbevelingen én
een vaste aanstelling als
HR-Businesspartner.
‘Houd bij alles wat je leest je onderzoeksbril op en kijk welke perspectieven er zijn’
4
Cisca: ‘Tijdens mijn studie aan Hogeschool Leiden
gaf ik lessen in kinderverpleegkunde bij het LUMC.
Daar kreeg ik de vraag of ik les wilde geven over
de ontwikkeling van het kind in de breedste zin
van het woord, dus van psychisch en sociaal tot
motorisch en fysiek. Ik heb toen een lespakket
ontwikkeld dat ook mijn afstudeeropdracht werd.
In dit pakket staan vier fases in de ontwikkeling
van kinderen centraal: pasgeborene en zuigeling,
peuter en kleuter, schoolgaand kind, en puber en
adolescent. Ik koos voor blended learning: een
pakket met verschillende manieren van leren, dus
niet alleen vanuit een boek. Zo bevat het pakket
een introductieles met een quiz, zelfstudie met
literatuurvragen en vier modules e-learning met
de belangrijkste ontwikkelingen per fase. Bij
die e-learnings zitten ook filmpjes. Bijvoorbeeld
over hoe kinderen met elkaar omgaan en over
discriminatie. Verder is er een praktijkopdracht
voor tijdens de stage. Daarbij komt bijvoorbeeld
aan bod: wat moet een peuter kunnen en wat
zie ik dat hij kan? Ook heb ik een kwartetspel
gemaakt. En dan niet met vier kaarten per
kwartet, maar met twaalf, twaalf kenmerken
per fase. Ik hou van activerende werkvormen,
vandaar ook dat spel. Afsluitend is er een toets.
De onderdelen van het pakket staan op zichzelf
en kunnen ook los gebruikt worden, afhankelijk
van het niveau van de studenten. Je kunt dus
ook met het spel beginnen. Mijn lespakket
wordt nu ingezet bij de opleidingsinstituten
van de academische ziekenhuizen in Leiden en
Utrecht. Niet alleen voor de studenten in de
richting kinderverpleegkunde, maar ook voor
studenten die worden opgeleid tot spoedeisende-
hulpverpleegkundige en voor die van de intensive
care- en recovery-opleiding. Maar eigenlijk is
het pakket interessant voor iedereen die iets
wil leren over kinderen, dus ook voor ouders. De
e-learnings staan op www.medischonderwijs.nl en
iedereen kan gratis inloggen. Ik vond het leuk dat
het eindproduct van de opleiding een lespakket
mocht zijn. Dat vind ik interessanter dan alleen
literatuuronderzoek doen. Ik voelde me uitgedaagd
om wat ik had geleerd in zo’n pakket om te
zetten. Van tevoren dacht ik dat lesgeven niet te
leren valt, dat dat in je moest zitten. Maar dat is
dus niet waar. Je kunt het echt leren. Ik heb op
Hogeschool Leiden zo veel geleerd over lesgeven
dat ik het nu ook kan. Inmiddels heb ik een vaste
baan als opleidingscoördinator bij de afdeling
Educatie Zorgsector van het LUMC.’
CISCA VAN IPEREN (52)
VOLGDE DE LERARENOPLEIDING 2E GRAAD GEZONDHEIDSZORG EN WELZIJN
Voor haar afstudeeropdracht
‘Blend it!’ maakte Cisca een
lespakket over de ontwikkeling
van kinderen. Een vernieuwend,
creatief en innovatief
pakket dat onder andere
bedoeld is voor studenten
kinderverpleegkunde.
‘Ik heb op Hogeschool Leiden zo veel geleerd over lesgeven dat ik het nu ook kan’
5
Samira: ‘Aan het begin van mijn
afstudeerpresentatie zie je een doos waaruit
allemaal vogeltjes vliegen. Het voelt voor mij alsof
ik een van die vogels ben: ik ben uitgevlogen én
ben daar dus zeker genoeg voor. Ik weet wie ik
ben als leraar en ik heb de afgelopen jaren een
pedagogische en didactische visie ontwikkeld die
ik nu dolgraag wil concretiseren.
Tijdens mijn studie was ik vaak onzeker. Ik wilde
alles altijd meteen goed doen en nóg beter
worden. Het mooie van mijn tijd aan Hogeschool
Leiden is dat er voldoende tijd was voor reflectie.
Zowel op mijn wekelijkse stagedagen als van
mentoren leerde ik: het kan niet meteen perfect
zijn, het is belangrijk om je stap voor stap te
ontwikkelen en tevreden te zijn met wat je hebt
gepresteerd. Dat inzicht heeft me sterker gemaakt.
Ik ging een grote uitdaging aan tijdens mijn
studie: ik koos voor een Leraar In Opleiding stage
op een basisschool in Moerwijk, Den Haag. Dat
was uitdagend, maar het heeft me uiteindelijk
vooral heel veel gebracht. Juist op zo’n school
moet je extreem positief en extreem duidelijk zijn
naar leerlingen. Als je ze eenmaal weet te
raken, vliegen ze voor je. Toegegeven, dat duurt
iets langer dan op andere scholen, maar tegen
studenten die komend jaar beginnen met de
opleiding zou ik willen zeggen: ga juist voor een
stage op een gekleurde school als je een verschil
wilt maken. Het is zo leerzaam.
Eén van de grootste en leukste uitdagingen
van dit vak, vind ik uitvinden hoe je een kind
enthousiast kunt maken om te leren. Ik zet daar
graag moderne media voor in. Zo laat ik kinderen
beelden zoeken en filmpjes maken bij begrijpend
lezen en gebruik ik bijvoorbeeld Pinterest om hun
woordenschat te vergroten. Het is zo bijzonder als
je een leerling door zulke opdrachten ziet groeien.
Eén van de vragen die in de afstudeerpresentatie
beantwoord moest worden was: wat voor
leraar ben je? Ik durf na mijn studie en al die
praktijkuren wel te zeggen dat ik een warme, lieve
leraar ben, maar ook een veeleisende. Ik verwacht
veel van leerlingen, maar ik maak ook tijd om
naar ze te luisteren. Komend schooljaar ga ik aan
de slag als leraar in groep zes bij Basisschool de
Melodie en ik kan niet wachten om mijn visie in
mijn eigen klas in de praktijk te brengen.’
SAMIRA PRANG (22)
RONDDE DE ACADEMISCHE PABO AF
Samira maakte indruk
met haar persoonlijke
afstudeerpresentatie. In een
tijd van een lerarentekort laat
ze zien hoe ze op passievolle
en innovatieve wijze vorm
geeft aan haar meesterschap.
Haar pedagogisch en didactisch
handelen is erop gericht kinderen
kansen te geven.
‘Ga voor een stage op een gekleurde school als je het verschil wilt maken’
6
Kirsten: ‘Mijn keuze voor dit onderwerp
ontstond door mijn eigen ervaring. Ik had zelf
studievertraging opgelopen en zag dat ook
veel om me heen. Zo’n vertraging is vervelend
voor de student, maar ook voor de opleiding.
De belangrijkste vraag die ik had was: hoe
kan de opleiding invloed uitoefenen om de
studievertraging te verkorten of voorkomen?
Daarvoor heb ik tien studenten van Toegepaste
Psychologie met meer dan zes maanden vertraging
aan een diepte-interview onderworpen. Die
interviews gingen over studentgebonden factoren,
zoals ziekte en inzet, over opleidingsgebonden
factoren, zoals begeleiding en mate van binding
met docenten en tot slot over studieproblemen,
zoals problemen met de stof of met
zelfmanagement. Ik wilde me voornamelijk richten
op de beïnvloedbare factoren en was benieuwd
naar de behoeftes van de studenten. Een heel
belangrijke conclusie was dat de binding tussen
docent en student cruciaal is. Dat hoorde ik van
hen allemaal. In periodes dat er geen contact was,
om welke reden dan ook, maakte de student ook
geen voortgang. In mijn geval was dat ook zo.
Om studievertraging te verkorten of voorkomen,
heb ik drie interventies bedacht. Het is goed als
studieloopbaanbegeleiders voorlichting krijgen.
Hiervoor heb ik een pilot ontwikkeld in de vorm
van een infographic. Daarin komen zaken naar
voren als: weet wat er speelt, bied coaching op
onderliggende problemen, maak snel contact en
ga uit van goede intenties van de studenten. Ik
kreeg ook van veel geïnterviewden te horen dat ze
meer behoefte hebben aan coaching. Daarom is de
tweede interventie die ik adviseer het aanbieden
van een training coachend begeleiden aan
studieloopbaanbegeleiders. Deze twee interventies
zouden ook goed op andere hogescholen en bij
andere opleidingen kunnen worden toegepast.
De derde is specifiek voor Hogeschool Leiden. Op
dit moment krijg je bij de opleiding Toegepaste
Psychologie pas een afstudeerbegeleider
toegewezen als je afstudeeropdracht is
goedgekeurd door de regiegroep. Ik adviseer
de opleiding om al direct bij de start van het
afstuderen een begeleider toe te wijzen. Mijn ideeën zijn positief ontvangen door de
coördinatoren van de langstudeerders. Sowieso
heeft mijn scriptie voor bewustzijn gezorgd. Dat is
fijn. Zelf ga ik nu een andere kant op. Ik zoek een
baan in de HR. Ik heb bijna alle onderdelen tijdens
mijn studie gericht op arbeidspsychologie, dus
dat zou mooi aansluiten. Mijn tijd op Hogeschool
Leiden was een leerzame periode waarin ik vooral
veel persoonlijke ontwikkeling heb doorgemaakt.
Ik heb geleerd om te praten voor een groep. Ook
heb ik veel zelfkennis opgedaan en dat is een
verrijking.’
KIRSTEN VERHOOG (28)
STUDEERDE TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE
Met haar scriptie
‘Studievertraging, kan de
opleiding helpen?’onderzocht
Kirsten wat Hogeschool Leiden
kan doen om studievertraging
onder studenten van de
opleiding Toegepaste
Psychologie te verkorten of
voorkomen.
‘Mijn scriptie heeft voor bewustzijn gezorgd. Dat is fijn’
7
Naomi: ‘Al in het tweede jaar van mijn studie
wist ik: als het kan, wil ik voor mijn scriptie
meewerken aan kankeronderzoek. Die ziekte is
zo aanwezig en treft zo veel mensen. Ik wilde
dolgraag een bijdrage leveren aan onderzoek,
zodat de ziekte uiteindelijk kan worden genezen.
Daarbij is kankeronderzoek biologisch ook
nog eens reuze interessant. Het gaat over alle
mechanismen in een cel en gaat heel diep in op
moleculair niveau.
Kort gezegd heb ik in opdracht van de Reuven
Agami-onderzoekgroep meegewerkt aan een
onderzoek naar snoRNA’s. Over die tak van
moleculen is nog maar weinig bekend. Met
behulp van de CRISPR-Cas9-techniek hebben we
de snoRNA’s zo gemuteerd dat wanneer er een
mutatie plaatsvindt, het molecuul niet meer
werkt. Daardoor kunnen we kijken wat de functies
zijn van al die verschillende snoRNA’s. Vooral
het werken met de CRISPR-Cas9-techniek was
fantastisch. Tijdens mijn studie had ik erover
geleerd en nu mocht ik er zelf mee aan de slag!
Het is fijn dat ik nu kan zeggen dat ik al ervaring
heb met zo’n nieuwe techniek. Bovendien was
de grote vraag in het onderzoek: kunnen we die
techniek toepassen op het niet-coderend genoom?
Elke molecuulgroep is immers anders. Het is mooi
dat dat is gelukt. Met ons onderzoek hebben we
een belangrijke stap kunnen zetten. Ik heb goede
hoop dat onze resultaten een opstapje zijn voor
verder onderzoek. Want als er iets interessants
wordt gevonden, kunnen deze moleculen targets
zijn voor kankertherapieën of -behandelingen.
Mijn scriptie-onderwerp heeft me zo gegrepen,
dat ik me heb aangemeld voor de masters Cancer
Science en Biomedical Science aan Glasgow
University. Ik wil dolgraag nog meer leren, me
nog verder verdiepen en daadwerkelijk het verschil
maken. Ik hoop dat ik na de zomer naar Schotland
kan verhuizen. Op Hogeschool Leiden heb ik
een stevige basis gelegd voor die buitenlandse
vervolgstudie. Ik heb het onderwijs altijd als
prettig ervaren, docenten waren behulpzaam
en geïnteresseerd. Wat ik nooit meer vergeet?
De colleges celbiologie van Paul Janknegt,
hoe hij dansend over het podium uitlegde hoe
fosforlipiden in de cel bewegen. Hij had het niet
beter kunnen uitleggen!’
NAOMI BLOMMAERT (21)
STUDEERDE BIOLOGIE EN MEDISCH LABORATORIUMONDERZOEK
Naomi werkte mee aan
fundamenteel oncologie-
onderzoek. Zij onderzocht met
behulp van de revolutionaire
CRISPR-Cas9-techniek of er in het
menselijk genetisch materiaal
elementen aanwezig zijn die niet
voor genen en eiwitten coderen,
maar wel een belangrijke rol
spelen in verschillende processen
in de cel.
‘Mijn scriptie-onderwerp heeft me zo gegrepen, dat ik me heb aangemeld voor de masters Cancer Science en Biomedical Science aan Glasgow University’
8
Maxime: ‘Vitaliteit is een opkomend onderwerp
waarnaar momenteel veel onderzoek wordt gedaan.
Het is namelijk bekend dat wanneer mensen vitaal
zijn en blijven je veel maatschappelijke kosten kunt
besparen. Bovendien draagt vitaliteit bij aan het
geluksgevoel van mensen. Al met al een interessant
maatschappelijk onderwerp. Het Centrum voor
Vitaliteit - onderdeel van project Economie 071 – deed
eerder al onderzoek onder alle inwoners van Leiden.
Daaruit bleek dat jongeren tussen de 18 en 24 jaar het
slechtst scoorden op vitaliteit. Wij wilden onderzoeken
hoe dat zit met studenten: hoe vitaal zijn die?
Onze opdrachtgever vroeg ons 500 Leidse studenten
te enquêteren, maar toen we onderzochten hoe groot
de steekproef moest zijn om echt representatief te
zijn, kwamen wij uit op 1110 enquêtes. Uiteindelijk
hebben we zelfs 1141 bruikbare vragenlijsten kunnen
verwerken. Het leuke is dat we meteen zagen dat de
onderzoeksresultaten duidelijke verschillen gaven. De
mate van vitaliteit verschilt dus flink per student. We
hebben ook opvallende conclusies getrokken. Vitaliteit
kent drie kerndimensies: motivatie, veerkracht en
energie. Uit ons onderzoek blijkt dat mbo-studenten in
vergelijking met hun hbo- en wo-‘collega’s’ opvallend
lager scoren op motivatie. En over het algemeen
scoren ouderejaars studenten weer beter op motivatie
dan eerstejaars. Ook werd duidelijk dat hoe meer
studenten bewegen, hoe vitaler ze zijn. Het maakt
écht verschil of je nu vier of zes keer per week sport.
Om ons onderzoek een vervolg te geven hebben we
ook experts geïnterviewd. We wilden weten wat zij
nu al doen om vitaliteit te bevorderen bij cliënten,
maar ook welke interventies ze zelf denken te kunnen
toepassen. Wat heeft het meeste effect? Uit die
interviews blijkt dat fysiotherapie nu vaak nog gericht
is op preventie. Door multidisciplinair te werken met
bijvoorbeeld diëtisten én beweging en een gezonde
leefstijl te stimuleren door gebruik te maken van
motivational interviewing, kunnen experts vitaliteit
bevorderen.
Het leuke is dat we onze onderzoeksresultaten meteen
konden concretiseren. We hebben adviezen geschreven
voor Leidse onderwijsinstellingen. Wat we adviseren?
In kantines kun je bijvoorbeeld statafels neerzetten
in plaats van stoelen, een gezonde lunch aanbieden
en je kunt alle mbo-studenten een persoonlijk
ontwikkelingsplan laten schrijven over vitaliteit. En
in de universiteitsbibliotheek zou in de toekomst een
bewegingsruimte kunnen worden gemaakt. Na onze
presentatie bij het Centrum voor Vitaliteit werd ons
gevraagd of we ons onderzoek willen publiceren. Daar
gaan we nu mee aan de slag. Het leuke is dat we alle
vier aan het begin van ons onderzoek dachten: dit
wordt een pittige klus, maar nu het is afgerond, vinden
we het jammer dat het achter de rug is. Wat het ons
persoonlijk heeft opgeleverd? We zijn alle vier nog
eens extra doordrongen van de fysiotherapeutische
relevantie van dit actuele onderwerp.’
MAXIME SCHOUTEN (21), NOA MENTINK (20), PAULIEN KORT (21) EN JULIA DE KRUIJF (22) STUDEERDEN ALLE VIER FYSIOTHERAPIE
Hoe vitaal zijn Leidse
studenten? En hoe bevorder
je een vitaal leven bij die
doelgroep? Deze vier studenten
probeerden die vragen te
beantwoorden. Ze zetten een
grootse enquête op en kwamen
tot bruikbare adviezen voor
onderwijsinstellingen.
‘We zijn alle vier nog eens extra doordrongen van de fysiotherapeutische relevantie van dit actuele onderwerp’
9
Matthijs: ‘Ik vind PostNL een gaaf bedrijf vanwege
de complexe overlegstructuren en de rol als
logistieke dienstverlener. Ik was dan ook blij dat
ik er kon afstuderen binnen het brievenbedrijf.
Het probleem daar was dat er heel veel projecten
waren, maar dat er geen totaaloverzicht was.
Het was niet duidelijk welke er prioriteit hadden.
Ik ben eerst met mensen gaan praten. Geen
officiële interviews hoor, maar tijdens de lunch
bijvoorbeeld vragen: ‘Waar denk jij dat het aan ligt
dat er geen overzicht is?’ Ik liet collega’s ook zelf
met ideeën komen. Problemen die ik hoorde waren
bijvoorbeeld dat de salesafdeling een beetje werd
vergeten en dat er altijd ‘ja’ werd gezegd tegen
een idee, maar dat er daardoor alleen maar nog
meer werk bijkwam. Ik heb toen een model
gezocht dat aansloot bij de interne communicatie
bij het brievenbedrijf. Een model met drie factoren
die die communicatie beïnvloeden: structuren,
culturen en methodieken. Welke van deze drie
is nu de doorslaggevende factor? Dat bleek de
methodiek te zijn, in combinatie met prioritering.
Als je niet kunt prioriteren, ontstaan er te veel
projecten, krijg je geen overzicht en als je geen
overzicht hebt kun je geen prioriteiten stellen.
Die vicieuze cirkel moet worden doorbroken.
Ik koos voor een praktische implementatie.
Eenmalig moeten de vertegenwoordigers van
alle relevante afdelingen die elkaar beïnvloeden
bij elkaar komen. Alle projecten moeten
worden geïnventariseerd en aangemeld bij het
programmabureau. En er moet gerapporteerd
worden. Alles in één lijst. Wat heeft prioriteit in
die lijst qua afstemming op de strategie? Als dat
allemaal duidelijk wordt, krijg je overzicht. Het
tweede deel van de implementatie is meer op de
lange termijn gericht en draait om een nieuwe
manier van projectmanagement: agile. Een manier
waarbij de werknemer meer verantwoordelijkheid
heeft en waarbij mensen meer in dienst staan van
elkaar. Meer dedicated. Het is goed om te zien dat
er een start is gemaakt met het uitvoeren van mijn
ideeën. Inmiddels heb ik een baan bij PostNL, op
de internationale afdeling, waar ik een traineeship
volg in de richting business. Heel interessant.
Tijdens mijn opleiding werkten we vaak op basis
van projecten, waardoor je de theoretische kennis
meteen kon omzetten in de praktijk. Daar heb ik
veel aan gehad. Naast mijn studie heb ik ook altijd
veel andere dingen gedaan, onder meer binnen de
studievereniging. De hogeschool gaf mij altijd de
ruimte om mij te ontwikkelen in wat ik interessant
vond, dus ik zou er nog best een jaartje kunnen
zitten!’
MATTHIJS PLUIMERS (24)
VOLGDE DE OPLEIDING COMMERCIËLE ECONOMIE
Voor zijn scriptie ‘Overzicht
houden op projecten binnen
een complexe organisatie’ deed
Matthijs onderzoek naar hoe er
meer overzicht op projecten kan
komen binnen het brievenbedrijf
van PostNL.
‘Inmiddels heb ik een baan bij PostNL, op de internationale afdeling, waar ik een traineeship volg in de richting business’
10
Eline: ‘Als je kiest voor de studie Sociaal
Juridische Dienstverlening, kies je echt voor
werk met mensen. Dat sociale aspect is voor
mij heel belangrijk. In mijn derde jaar koos ik
daarom voor een stage bij Stichting CAV, een
bewindvoerderskantoor dat mensen ondersteuning
biedt wanneer ze hun financiële zaken niet
meer zelf kunnen of willen regelen. Een mooie
stageplek, omdat ik cliënten echt kon helpen. Als
bewindvoerder kun je mensen wat rust brengen,
zodat ze zich in de tussentijd kunnen focussen
op het op orde brengen van hun leven. Na mijn
stage ben ik blijven werken bij CAV. Toen de
stichting meer aandacht wilde besteden aan
innovatie in de financiële zorgverlening, heb
ik daar meteen op ingehaakt. Ik koos voor een
onderzoek naar financiële zelfredzaamheid. Het
ideale plaatje zou zijn dat onze cliënten hun
financiën uiteindelijk weer zelfstandig kunnen
uitvoeren, maar hoe stimuleer en vergroot je
die zelfredzaamheid? Ik heb literatuuronderzoek
gedaan, zeven bewindvoerders geïnterviewd
en bewindvoerders geobserveerd tijdens het
voeren van een voortgangsgesprek met een
cliënt. Daarnaast heb ik in kaart gebracht over
welke competenties iemand moet beschikken om
financieel zelfredzaam te zijn. Op basis van de
interviews heb ik achttien knel- en succesfactoren
opgesteld. Uit mijn onderzoek bleek dat de
stichting nog niet pro-actief bezig was met het
bevorderen van de financiële zelfredzaamheid
van cliënten. Dat zat nog niet in hun systeem.
Ze communiceerden vooral informatief: ‘Dit
kan ik voor je doen’, zonder de cliënt daarbij
te betrekken. Daarom heb ik aansluitend op
mijn onderzoek een training ‘motiverende
gespreksvoering’ gemaakt, waarin bewindvoerders
leren hoe je motiverende gesprekstechnieken
kunt toepassen in een gesprek met een cliënt.
Het leuke is dat mijn training pasgeleden al is
verwerkt in een cursusdag van Stichting CAV, waar
ik nu zelf ook aan de slag ga als bewindvoerder.
En ik ben nu met mijn werkgever aan het kijken
hoe we mijn onderzoeksresultaten verder kunnen
implementeren. Natuurlijk vind ik dat te gek,
ik hoop dat ik er een verschil mee kan maken.
Het grappige is dat ik mijn hele studie aanhikte
tegen die scriptie, maar dat ik het uiteindelijk
zo leuk vond. Dat komt voornamelijk door de
nieuwe learning communities: door de begeleiding,
feedback en het contact met mede-studenten en
mijn begeleiders, had ik constant ruggensteun.
Mede daardoor kan ik nu zeggen dat ik trots ben
op mijn afstudeerproduct en dat ik klaar ben voor
de praktijk. Als bewindvoerder zit ik straks op de
juiste plek.’
ELINE VAN DER VELDEN (23) STUDEERDE SOCIAAL JURIDISCHE DIENSTVERLENING
Voor haar scriptie ‘‘Samen naar
ZELF’ – Een onderzoek naar
het bevorderen van financiële
zelfredzaamheid’ onderzocht
Eline hoe bewindvoerders de
financiële zelfredzaamheid
van hun cliënten kunnen
bevorderen. Een actueel
maatschappelijk onderwerp.
‘Mijn training is pasgeleden verwerkt in een cursusdag van Stichting CAV, waar ik nu zelf ook aan de slag ga als bewindvoerder’
11
Miranda: ‘Samen muziek maken, dat vond ik het
leukste aan mijn opleiding. Ook tijdens mijn stage
in het speciaal onderwijs heb ik dat gedaan. Deze
liep ik op een school voor kinderen met auditieve
en communicatieve problemen. De meeste
kinderen hadden een taalontwikkelingsstoornis.
Vaak hebben deze kinderen ook sociaal-emotionele
problemen. Ik gaf muziektherapie, iets wat ze daar
nog niet deden. Van daaruit ontstond het idee
om te onderzoeken wat de invloed is van deze
therapie, en dan specifiek bij één jongen. Kan
muziektherapie zijn zelfvertrouwen versterken?
Deze jongen heeft bijvoorbeeld een kleine
woordenschat en kan informatie vaak niet goed
verwerken, waardoor hij niet snel kan reageren
als iemand iets tegen hem zegt. De uitspraak
van woorden is redelijk, maar hij vindt het
moeilijk om met anderen te communiceren. Door
de taalproblemen en moeite in communicatie
heeft hij een verminderd zelfvertrouwen. Met
zijn cognitieve denkniveau is overigens niets
mis. Ik gaf hem gedurende twaalf weken twee
keer per week muziektherapie. Eén keer in een
groepje en één keer individueel. Door muziek te
maken hebben we gewerkt aan de hulpvraag: het
zelfvertrouwen en initiatief nemen versterken.
Op grote trommels slaan, gitaar spelen, zingen...
Althans, dat laatste deed ik, dat wilde hij niet.
Door liedjes probeerde ik de interactie op gang
te brengen. Ik gebruikte ook veel muzikale
technieken die ik had geleerd tijdens mijn studie.
In het begin dacht ik: vindt hij het wel leuk?
Maar na de vijfde sessie zag ik dat hij er plezier
in kreeg. Hij nam meer initiatief, kreeg meer
zelfvertrouwen. Dat merkte ik aan kleine dingen,
zoals dat hij in de muziek harder ging spelen. En
dat hij vragen stelde. Of bepaalde opmerkingen
maakte: ‘Nu weet ik het wel, kunnen we iets
nieuws doen?’ Kleine stapjes, maar voor hem grote
stappen. De intern begeleider viel het ook op;
zij vertelde dat hij haar een vraag had gesteld.
Dat had hij nooit eerder gedaan. Toch zagen de
leerkrachten nog niet echt vooruitgang. Daarom
is mijn aanbeveling om meer onderzoek te doen
en een langere tijd muziektherapie te geven. Ik
heb enkele muzikale oefeningen uit de therapie
overgedragen waar mijn stageschool mee aan de
slag kan. De school zou het namelijk mooi vinden
om meer aandacht aan muziek te besteden. Het
was fijn om aan Hogeschool Leiden te studeren.
Ook de leervakken en theorie vond ik interessant.
Het goede vond ik dat de opleiding heel
beroepsgericht is. Ik ga nu kijken hoe ik het werk
als muziektherapeut verder kan inzetten.’
MIRANDA TEEUWEN ( 22)
VOLGDE DE OPLEIDING KUNSTZINNIGE THERAPIE, RICHTING MUZIEK
Miranda schreef de scriptie
‘Case report naar de inzet van
muziektherapie voor de sociaal-
emotionele ontwikkeling bij cliënt
X, een jongen van 9 jaar met een
taalontwikkelingsstoornis.’
‘Het lijken kleine stapjes, maar voor deze jongen waren het grote stappen’
12
Debra: ‘Toen ik vier jaar geleden aan mijn studie
begon, had ik eigenlijk nog geen idee of het wel
iets voor me zou zijn. Ik hoorde ook vaak: rechten
studeren is droge kost. Nu ik ben afgestudeerd,
kan ik zeggen dat deze studie perfect bij me past.
Ik heb mijn vak gevonden, júíst omdat de lessen
altijd zo praktisch waren ingestoken en de leraren
veelal uit de praktijk komen. Bovendien vind ik het
uitdaging om met recht bezig te zijn.
Na mijn stage in het derde jaar ben ik blijven
plakken bij de gemeente Woerden en toen ik
hoorde dat zij een afstudeeronderwerp over
kwaliteitsborging in de bouw voor me hadden,
heb ik meteen ja gezegd. Toen ik aan mijn
scriptie begon was er sprake van dat de nieuwe
Wet kwaliteitsborging bouw per 1 januari 2018 in
werking zou treden. De nieuwe wet regelt dat een
private instelling straks toezicht gaat houden in
de bouw. Nu doet de gemeente dat nog. Inmiddels
is de wet uitgesteld, maar de gemeente Woerden
wilde alvast weten wat de gevolgen zijn voor
haar beleid en de werkprocessen. Wat moet er
veranderen?
Om dat te onderzoeken, heb ik eerst een
wetanalyse gemaakt. Aansluitend heb ik de huidige
werkprocessen en het beleid van de gemeente
ernaast gelegd en gekeken wat er specifiek
verandert met de nieuwe wet. Daarnaast heb ik
bestuurders van andere gemeenten geïnterviewd
die al een pilot hebben gedaan met de nieuwe
wet en hun ervaringen en knelpunten gebundeld.
Daardoor kon ik als conclusie helder laten zien
wat er verandert met de nieuwe wet en hoe de
gemeente daarop kan inspelen.
Het leuke is dat ik een baan heb gekregen
bij de gemeente Woerden en daar nu ook het
aanspreekpunt ben als een collega vragen heeft
over de nieuwe kwaliteitsborging. Het is echt
mijn paradepaardje geworden. Ook tijdens mijn
afstudeerpresentatie kwamen mijn collega’s
meteen met scherpe vragen. Ik vond het bijzonder
om te merken dat ze me serieus namen. Ik
voelde me niet langer een student, maar eerder
een gelijke en ik ben blij dat ik dat vanaf deze
zomer ook ben! Ik ga nog niet fulltime bij de
gemeente werken, want dit schooljaar begin ik
ook aan een schakelprogramma voor de master
Rechtsgeleerdheid. Ik wil me graag nog verder
verdiepen in dit vak en kijken wat ik nog meer kan
bereiken.’
DEBRA KASBERGEN (21)STUDEERDE HBO-RECHTEN
Debra studeerde cum laude af
aan de opleidng HBO-Rechten.
Ze heeft er onder andere voor
gezorgd dat de gemeente
Woerden voorbereid is op de
nieuwe Wet kwaliteitsborging
bouw.
‘Kwaliteitsborging in de bouw is mijn paradepaardje geworden’
13
Mirthe: ‘Het laatste jaar op de hogeschool was
best druk, mede door mijn scriptie, maar ik
ben ontzettend tevreden met wat ik eruit heb
kunnen halen. Oók dankzij de begeleiding op de
hogeschool. Ik ben er nu helemaal klaar voor om
in de jeugdzorg aan de slag te gaan! Jeugdzorg
had al langere tijd mijn interesse, zowel door
mijn stage bij jeugd- en gezinsteams als door
de minor die ik in die richting volgde. Het idee
voor mijn scriptie ontstond toen ik iemand leerde
kennen van de academische werkplaats Gezin aan
zet. Die groep doet een breed onderzoek naar
de transformatiedoelen die zijn bedacht door de
overheid toen in 2015 gemeentes verantwoordelijk
werden voor de jeugdzorg. Ik heb een deel
van het onderzoek gedaan en me gericht op de
doelgroep ouders en het transformatiedoel eigen
regie. Dat laatste betekent heel kort gezegd dat
ouders zelf beslissingen kunnen nemen. Maar
werkt dat wel, meer eigen regie? En wat vinden
ouders daar zelf van? Om daarachter te komen ben
ik in de literatuur gedoken. Het fijne was dat ik
tijdens mijn minor ook al veel had geleerd over
ouderschap. Ook heb ik interviews gehouden met
tien ouders. Wat opviel was dat de meerderheid
positief was over de veranderingen in de jeugdwet
en over de eigen regie. Maar ik kwam er ook
achter dat ouders te weinig eigen regie ervoeren
als het ging om veiligheidszaken. Het gaat dan
bijvoorbeeld om kindermishandeling en dan
gelden er strengere regels. Deze en nog veel meer
bevindingen heb ik allemaal geanalyseerd. Aan
de hand daarvan heb ik een schema gemaakt met
vijf vlakken met aan de ene kant ‘te weinig eigen
regie’ en helemaal aan de andere kant ‘te veel
eigen regie’. Hulpverleners kunnen kijken in welk
vlak hun cliënten, de ouders, zitten en daarop
inspelen. Ik heb ook een stappenplan ontwikkeld:
hoe ga je als hulpverlener om met ouders als het
gaat om eigen regie? Belangrijke punten hierbij
zijn dat ouders zelf beslissingen kunnen nemen,
dat er aandacht is voor wat er al wel goed gaat
en dat het sociale netwerk bij de ouders wordt
betrokken. Het handige is dat mijn schema en
stappenplan in elke organisatie kunnen worden
toegepast die wil werken met meer eigen regie,
ook in de gehandicapten- of ouderenzorg.’
MIRTHE BLOM (22)
VOLGDE DE OPLEIDING MAATSCHAPPELIJK WERK EN DIENSTVERLENING
Voor haar scriptie onderzocht
Mirthe op welke manier ouders
van jeugdigen die hulpverlening
krijgen in de jeugd- en
gezinsteams van de regio Holland
Rijnland worden versterkt in
hun eigen regie en wat ze hiervan
vinden. Een actueel onderwerp
sinds de verantwoordelijkheid
voor de jeugdzorg in 2015 bij de
gemeente ligt.
‘Ik ben ontzettend tevreden met wat ik uit mijn studie heb kunnen halen’
14
Anneke: ‘Als IC-verpleegkundige bij het Erasmus
MC heb ik in twaalf jaar tijd veel kinderen zien
overlijden aan lijnsepsis (bloedvergiftiging die
is ontstaan doordat bacteriën via een infuus het
lichaam zijn binnengekomen, red.). Verschrikkelijk,
daarom wilde ik meteen mijn bijdrage leveren
toen mijn begeleider in het ziekenhuis vroeg of
ik wilde meewerken aan een onderzoek over de
effectiviteit van de Antiseptic Barrier Cap. Dit
relatief nieuwe dopje wordt op het bijspuitpunt
van een centrale lijn gezet, zodat je dat niet
steeds hoeft te ontsmetten als je medicatie geeft.
De cap is ontwikkeld om het aantal gevallen van
lijnsepsis terug te dringen. Volwassenenstudies
lieten al veelbelovende resultaten zien, dus onze
verwachtingen waren ook hooggespannen toen we
begonnen.
Belangrijk in dit onderzoek was dat we veel data
hadden. Dagenlang heb ik daarom achter mijn
computer gezeten om die te verzamelen. Ik voelde
me af en toe net Sherlock Holmes, zulk speurwerk
was het door al die dossiers. Uiteindelijk hebben
we 980 patiënten kunnen includeren. We hebben
eerst een voormeting gedaan van acht maanden,
toen het dopje geïntroduceerd op de afdelingen
en steekproeven gedaan om uit te vinden of
het ook echt werd gebruikt. Daarna heb ik acht
maanden nametingen gedaan en gekeken of we
het aantal infecties zagen afnemen. Het was een
grote tegenvaller toen dat niet het geval bleek
te zijn. Voordat ik aan het onderzoek begon,
dacht ik toch: zou dit dopje dan de oplossing
zijn? Ik was hoopvol, dus het is jammer als je dan
geen effect ziet. Toch ben ik blij dat ik aan dit
onderzoek heb meegewerkt, want de resultaten
worden meegenomen in een groter onderzoek én
wellicht blijft de cap toch op onze afdeling, want
verpleegkundigen zijn enthousiast over het gebruik
ervan: het scheelt weer een handeling. Door de
cap kun je sneller werken.
Ik ben trots dat ik dit onderzoek heb afgerond. Van
tevoren dacht ik: wat een werk, kan ik dat wel?
Maar ik moet zeggen dat het onderzoeksproces me
zo heeft gegrepen, dat ik nu zelfs nadenk over een
promotieonderzoek! Het verzamelen, puzzelen en
vervolgens tot een conclusie komen die ook echt
toepasbaar is in het werk van collega’s vind ik
verslavend leuk.’
ANNEKE VAN DALEN (34)
DEED DE MASTER ADVANCED NURSING PRACTICE
Anneke deed onderzoek in
het Erasmus MC – Sophia
Kinderziekenhuis naar de
effectiviteit van de relatief
nieuwe Antiseptic Barrier Cap
op het aantal lijnsepsis bij
kinderen die zijn opgenomen
op de Intensive Care Kinderen
en Neonatologie. Ze koos voor
dit onderwerp, omdat ze graag
een praktijkgericht onderzoek
wilde doen én ze de aandoening
zelf vaak genoeg voorbij heeft
zien komen.
‘Ik voelde me af en toe net Sherlock Holmes, zulk speurwerk was het door al die dossiers’
15
Saskia: ‘Het is heel gaaf dat mijn stageplek
Naturalis mijn programma ook echt gebruikt.
Het museum had een collectie met duizenden
Javaanse vlinders die allemaal op naam
moesten worden gebracht. Die vlinders waren
al in de jaren dertig op Java verzameld, toen
nog Nederlands grondgebied. Er was nog geen
software om de soortherkenning te automatiseren;
die heb ik ontwikkeld. Er bestond al wel een
computerprogramma met grote rekenkracht dat
gericht was op orchideeën. Dat heb ik voor een
deel kunnen gebruiken, maar de techniek voor
de vlinders heb ik helemaal nieuw gebouwd. Wat
mijn programma precies doet? Van de vlinders
zijn foto’s gemaakt en op die foto’s staat ook een
liniaal en een kaartje met wat gegevens. Mijn
programma ‘knipt’ het gedeelte met de vlinder
eruit. Vervolgens zijn er twee opties, die overigens
ook gecombineerd kunnen worden. Bij de eerste
deelt het programma de foto op in horizontale en
verticale banen en wordt van elke baan de rode,
groene en blauwe kleurwaarde bepaald. Zo ging
het ook bij de orchideeën. Wat ik heb ingebouwd,
de tweede optie, is dat het programma onder meer
de kleurovergangen en de stipjes en streepjes
detecteert. Hiermee wordt de kunstmatige
intelligentie getraind. Voor de soortherkenning is
er een referentieset met foto’s van allerlei soorten
vlinders. Van elke nieuwe foto die je op het
programma loslaat kan het programma dan bepalen
welke soort het is. Als de soort nog niet in de
data staat, geeft-ie dat ook aan. Na mijn stage
heb ik nog tweeënhalve maand voor Naturalis
gewerkt om zelf ook vlinders op naam te brengen.
Hartstikke leuk om meteen met mijn eigen
software te werken. Het bijzondere is dat er na mij
bij Naturalis een biologiestudent kwam die mijn
computerprogramma toepast op muggen. Eigenlijk
is het te gebruiken voor heel veel diersoorten,
maar bijvoorbeeld ook voor schelpen. In de verre
toekomst zou het leuk zijn als je mijn programma
als app in je tuin kunt gebruiken om vlinders
te herkennen. Wat het nu oplevert is tijdwinst
voor musea en daardoor minder kosten om grote
collecties op naam te brengen. Het was een ontzettend mooi project. Een fijne
afsluiting van een leuke en erg leerzame tijd op
Hogeschool Leiden. Tijdens mijn studie ben ik
erachter gekomen dat mijn interesse meer ligt bij
de informatica dan bij de biologie. Daarom ben ik
op zoek gegaan naar een baan als programmeur en
die heb ik gevonden!’
SASKIA DE VETTER (28)
VOLGDE DE OPLEIDING BIO-INFORMATICA
Als afstudeerproject ontwikkelde
Saskia een computerprogramma
dat op basis van een foto
van een vlinder kan bepalen
wat voor soort vlinder het is.
Opdrachtgever Naturalis maakt nu
gebruik van dat programma.
‘Door mijn computerprogramma kunnen vlinders snel worden herkend’
16
Joris: ‘Eigenlijk wist ik niet veel van IT voordat
ik aan de opleiding begon. Mijn tijd aan de
hogeschool was dan ook echt een leerzame en
leuke periode. Ook voor mijn afstudeeropdracht
heb ik veel gehad aan mijn studie. Voordat ik
ging afstuderen, volgde ik een meeloopstage
bij Ikea. Hot ITem detacheert professionals in
de IT en Ikea is één van hun klanten. Zo ben
ik toen ook in contact gekomen met de ICT-
dienstverlener. Mijn opdracht, die kwam van de
afdeling Continuous Improvement Center, was
om het opbouwen van rapporten van klanten
te automatiseren. Dat kostte namelijk heel veel
tijd, omdat alles handmatig gebeurde. Denk
bijvoorbeeld aan onder meer het verwerken
van Excel-bestanden. Er is een systeem dat dat
hele proces kan automatiseren, namelijk het
Service Level Reporting dashboard. Ik heb er
kort gezegd voor gezorgd dat dat systeem werd
geïmplementeerd, van nul totdat het werkte.
Het resultaat: één druk op de knop en je hebt de
rapportage voor de klant. Dat bespaart dus veel
tijd, zo’n acht uur per klant per rapportage. En
dat bespaart weer kosten. Al gaat het Hot ITem
er niet om om alles zo snel mogelijk te doen,
maar om alles zo goed mogelijk te doen. En dat
kan ook met deze oplossing: hij is bestendig
tegen fouten, want er zijn geen menselijke
acties. Om tot dit resultaat te komen, baseerde
ik me op een projectmanagementmethodiek
die uitgaat van twaalf stappen. Nu volg je die
nooit helemaal precies. Je komt altijd zaken
tegen waarbij je moet improviseren, want de
praktijk is soms anders dan de theorie. Zo heb je
niet altijd toegang tot bepaalde systemen, zijn
mensen niet beschikbaar of blijken problemen
complexer dan je had ingeschat. Dat laatste kwam
ik ook tegen. Het was bijvoorbeeld nog best een
uitdaging om deze rapportageoplossing snel te
laten werken. Door big data, waarbij systemen
flink wat data registreren, werd de snelheid een
probleem. Je wilt niet dat zo’n rapport pas over
een dag klaar is, maar meteen. Gelukkig heb
ik dat kunnen oplossen. Hot ITem heeft door
mij nu een product op maat. Het bedrijf is heel
tevreden over het systeem en gaat er sowieso mee
werken. Het is heel tof dat ik dat als student voor
elkaar heb gekregen. Ik ga nu verder studeren,
Business Proces Management and IT aan de Open
Universiteit, want ik wil zeker door in de IT.’
JORIS KLOP (21)
STUDEERDE INFORMATICA
Voor Hot ITem, een ICT-
dienstverlener, implementeerde
Joris een systeem dat de
handmatige rapportages van
klanten automatiseert. Iets wat
het bedrijf veel tijd en geld
bespaart én wat de kwaliteit
verbetert. Hij schreef hierover
de scriptie ‘Van statische service
reports naar een dynamisch
dashboard voor het CIC en zijn
klanten.’
‘Hot ITem heeft door mij nu een product op maat. Het bedrijf is heel tevreden en gaat er mee werken’
17
Astrid: ‘Het leuke van de uitkomsten van
mijn onderzoek is dat ze de literatuur deels
tegenspreken. Van tevoren had ik dat niet
verwacht, maar dat maakt dat mijn onderzoek weer
een basis kan vormen voor vervolgonderzoek. Dat
zou een eer zijn!
Tijdens deze master heb ik veel onderzoeken
gelezen over de invloed die ouders hebben op
een kind. Ik heb er bewust voor gekozen het
omgekeerde te onderzoeken, dus: welke invloed
heeft een kind op zijn ouders? Opvoeden is immers
tweerichtingsverkeer en in de literatuur vind je nog
niet veel onderzoeken over die invloed van kind op
ouder. Ik wilde iets vernieuwends doen. Daarbij heb
ik me toegelegd op temperament. Een belangrijke
basisvraag was natuurlijk: wat versta je daaronder?
Ik heb de drie temperamentschalen enthousiasme,
negatieve affectie en zelfcontrole meegenomen en
daarnaast uiteengezet wat ouderlijk welzijn is. Na
het literatuuronderzoek heb ik een onafhankelijke
T-toets en meervoudige regressieanalyse gedaan.
Uiteindelijk heb ik 84 enquêtes verwerkt van
ouders met een kind tussen de drie en twaalf
maanden, omdat het temperament van een kind op
die leeftijd zichtbaar wordt.
Het interessante is dat ik meteen een verrassende
conclusie kon trekken: kindtemperament heeft géén
invloed op de partnerrelatie. Dit in tegenstelling
tot sommige literatuur die ik heb geraadpleegd.
Daarnaast kon ik concluderen dat zelfcontrole van
het kind het welzijn van ouders lijkt te bepalen,
terwijl ik juist had verwacht dat vooral negatieve
affectie dat zou doen. Aan de hand van deze
uitkomsten heb ik meerdere aanbevelingen kunnen
doen. Zowel voor het lectoraat als voor ouders en
professionals. Ik denk dat het voor ouders vooral
belangrijk is om snel hulp in te schakelen wanneer
ze problemen ondervinden met het temperament
van hun kind, omdat weinig zelfcontrole bij
kinderen kan leiden tot externaliserende en
sociale gedragsproblemen. Professionals kunnen
daarover dan het best breed uitvragen om een
compleet beeld te schetsen. Dat laatste kun je
ook vaststellen door een observatie in te plannen.
Blijkt daaruit inderdaad dat een kind een stevig
temperament heeft? Dan kun je de ouders psycho-
educatie aanbieden en nieuwe vaardigheden
aanleren.
Het bijzondere is dat ik van tevoren best
opkeek tegen mijn scriptietijd, maar ik het
achteraf juist superinteressant vond. Wat mijn
plannen hierna zijn? Ik heb hiervoor de bachelor
Toegepaste Psychologie afgerond en hoop in de
toekomst weer verder te studeren om uiteindelijk
systeemtherapeut te worden. Maar voordat het
zover is, wil ik eerst vlieguren maken in de praktijk.
Ik ga aan de slag als jeugd- en gezinscoach in een
wijkteam. Een mooie functie.’
ASTRID MAAS (23)
DEED DE MASTER JEUGDZORG
Astrid deed voor het Lectoraat
Ouderschap en Ouderbegeleiding
van Hogeschool Leiden
onderzoek naar de invloed van
kindtemperament op ouderlijk
welzijn en de kwaliteit van de
partnerrelatie. Haar bevindingen
worden gebruikt in het project
Leuk voor Later.
‘Ik wilde een vernieuwend onderzoek doen’
18
Anita: ‘Op de hogeschool heb ik kennisgemaakt
met alle aspecten van communicatie. Als
afgestudeerde weet je dus overal iets van
en daardoor kun je heel veel kanten op met
de studie. Dat vind ik echt een plus van de
opleiding. Door het vak woordvoering kwam ik
in contact met een woordvoerder van NS. Het
bedrijf had onvoldoende inzicht in hoe de media
tegenwoordig een boodschap verwerken. We
leven in een gedigitaliseerde maatschappij. Er
verandert veel op mediagebied. Kranten en tv
doen ook online en tv, er is online nieuwsmedia
en social media. Hoe ga je daarmee om als
afdeling mediarelaties van NS? Ik wilde niet
alleen traditionele media onderzoeken, maar
ook de verschillende online media. Allereerst
heb ik het landschap in kaart gebracht. Wie
communiceert er met wie intern en wat zijn
extern de veranderingen? Welke kanalen zijn
populair? Wat is belangrijk voor journalisten?
Om mijn onderzoek meer kracht bij te zetten,
ben ik in de literatuur gedoken en heb ik een
theoretisch kader toegevoegd. Het is altijd goed
om je bevindingen ook te onderbouwen met
wetenschappelijke theorieën. Het grootste deel
van mijn onderzoek, waarop ook de conclusies,
implementatie en aanbevelingen zijn gebaseerd,
bestond uit interviews met vijf journalisten en
zeven bloggers en vloggers. Die laatste groep, de
influencers, hebben landelijk bereik online. Bij
de journalisten varieerde het bereik: regionaal,
landelijk, print, online of een combinatie daarvan.
De antwoorden wisselden, maar er waren een paar
zaken die telkens sterk naar voren kwamen. Zo
zijn alle media bewust bezig met de boodschap
van de NS. Dat wil je ook. Een ander opvallend
punt was dat het belangrijk is om de traditionele
media niet te vergeten, ondanks de grote slag
naar online. Dat is dus een van mijn adviezen.
Ook is het van belang dat NS echt een gezicht
krijgt, dat NS-medewerkers te zien zijn. Dat
kun je het beste doen door video, bleek uit de
interviews. De geïnterviewden gaven aan: als
het een interessante video is, dan trekt het
onderwerp eerder onze aandacht. Ook als het
onderwerp misschien in eerste instantie minder
nieuwswaarde lijkt te hebben. Heel fijn: ik werd
gevraagd om daar zelf meteen mee aan de slag
te gaan. Hoe kunnen we collega’s inzetten in
de media? Daar kijk ik nu naar en ik spreek met
verschillende collega’s over hoe we hun verhaal
kunnen koppelen aan actuele nieuwsonderwerpen,
door bijvoorbeeld vlogs van conducteurs. Ik hoop
in de toekomst hier nog vaak bij betrokken te
zijn, want het is zo leuk als je ziet dat je ideeën
worden opgepakt.’
ANITA MIDDELKOOP (23)
STUDEERDE COMMUNICATIE
Voor haar afstuderen onderzocht
ze hoe NS de woordvoering kan
vormgeven in het veranderende
medialandschap. Haar onderzoek
heeft geresulteerd in zeer
bruikbare oplossingen voor
de vervoerder.
‘Heel fijn: ik werd gevraagd om zelf meteen aan de slag te gaan met mijn adviezen’
19
Matthias: ‘Mijn onderzoek is relevant bij de
ontwikkeling van medicijnen. Ik heb namelijk
laten zien dat we de juiste concentratie kunnen
bepalen van het suikermolecuul HP-β-CD als dat
aan het medicijn Sporanox wordt toegevoegd in
de darmsappen. Met dat suikermolecuul kan dit
antischimmelmedicijn beter oplossen in water, wat
weer zorgt voor een betere opname in het lichaam.
Nu we die concentratie kunnen bepalen, biedt dat
mogelijkheden om dit ook toe te passen bij andere
medicijnen. Denk bijvoorbeeld aan een medicijn
dat in capsulevorm niet het gewenste effect geeft,
omdat het niet goed oplost in water en dus niet
goed wordt opgenomen door het lichaam. Of een
medicijn dat intraveneus moet worden toegediend,
maar wat daardoor weer patiëntonvriendelijk is.
Een drinkbare oplossing die door de toevoeging
van HP-β-CD ook een goed effect geeft, is dan
veel patiëntvriendelijker. Het probleem is nu dat
veel goed werkende medicijnen worden ontdekt,
waarvan maar een percentage daadwerkelijk
kan worden gebruikt omdat er problemen met
de oplosbaarheid zijn. Deze medicijnen kunnen
mogelijk wel verder ontwikkeld worden door de
toevoeging van het suikermolecuul. Een ander
voordeel kan zijn dat er minder medicijn nodig
is, omdat door deze toevoeging het medicijn
effectiever is.
Ik liep stage bij de Vrije Universiteit Amsterdam
en mijn stagebegeleider was al bezig met dit
onderwerp. Mijn doel was om te bepalen wat de
juiste concentratie van HP-β-CD is in het maag-
en darmkanaal over een bepaalde tijd na inname
van het medicijn. Dat is handig om te weten om
een medicijn goed z’n werk te kunnen laten doen.
Ik vind dit molecuul erg interessant, omdat het
niet lineair is, zoals de meeste moleculen, maar
cyclisch. Dit geeft dit molecuul de vorm van een
afgeknotte kegel met een holle binnenkant. Dat
er een holte in de vorm zit maakt het molecuul
‘uniek’. Het idee is dat veel medicijnen die slecht
in water oplosbaar zijn wel in die holte kunnen
‘oplossen’.
Eerst heb ik gekeken of we die concentraties
konden bepalen in water. Vervolgens zijn we
overgestapt naar gesimuleerde menselijke sappen
en daarna naar echte maag- en darmsappen. Mijn
analyse bleek beter geschikt voor darmsappen
dan voor maagsappen. Met de darmsappen ben
ik daarom verdergegaan. Deze volgorde van
methodeontwikkeling heb ik tijdens mijn opleiding
geleerd. Daar heb ik een ontzettend goede basis
gelegd voor het echte werk. Op dit moment werk ik
verder aan het onderzoek, nu specifiek gericht op
de maagsappen. Ik wil graag meer betekenen voor
medicijnontwikkeling.’
MATTHIAS VINK (22)
STUDEERDE CHEMIE
Voor zijn afstuderen deed
Matthias onderzoek naar
de concentratie van het
suikermolecuul Hydroxypropyl-β-
Cyclodextrin (HP-β-CD) in maag-
en darmsappen. Dat molecuul
kan worden toegevoegd aan een
medicijn, waardoor het medicijn
beter kan worden opgenomen
door het lichaam.
‘Op dit moment werk ik verder aan het onderzoek, nu specifiek gericht op de maagsappen. Ik wil graag meer betekenen voor medicijnontwikkeling’
‘Ik vind dit molecuul interessant, omdat het unieke eigenschappen heeft’
20
Linsey: ‘Tijdens mijn stage in het derde studiejaar
bij GGZ Rivierduinen werkte ik met cliënten met
ernstige psychiatrische aandoeningen. Toen ik een
cliënt eens vroeg of hij een relatie had, was hij
verbaasd om mijn vraag. Hij? Een liefdesrelatie?
Dat was toch niet mogelijk? Dat gesprek raakte
me. Liefdesrelaties zijn voor iedereen belangrijk,
óók als je langdurig ziek bent. Maar in de
psychiatrie wordt niet veel aandacht besteed aan
dat onderwerp. Toen ik mijn afstudeeronderzoek
moest opzetten, ben ik daarom op gesprek geweest
bij mijn stageadres om voor te stellen onderzoek
te doen naar het aangaan van liefdesrelaties
bij cliënten; hebben zij daar behoefte aan? En
hoe staan medewerkers in dat onderwerp? Is het
onderwerp voor beide groepen taboe?
Voordat ik aan mijn onderzoek begon, wist
ik: de interviews met cliënten vragen veel
zorgvuldigheid. Je ondervraagt immers kwetsbare
mensen over een gevoelig onderwerp. Daarom heb
ik veel tijd gestoken in de selectie van cliënten,
goed overleg gehad met hun begeleiders en heb
ik alle interviews uiteraard geanonimiseerd. Ook
heb ik nagedacht over mijn houding: die moest
neutraal en onderzoekend zijn. Ik heb me gericht
op de drie meest voorkomende aandoeningen op
de afdeling: mensen met borderline, schizofrenie
en een schizo-affectieve stoornis. Daarbij heb ik
medewerkers gesproken: hoe staan zij tegenover
het onderwerp? Vinden ze het moeilijk erover te
beginnen? En doen ze dat überhaupt weleens?
Uiteindelijk heb ik mooie gesprekken kunnen
voeren waaruit duidelijk werd dat cliënten
dolgraag een liefdesrelatie zouden willen en
medewerkers zich niet bewust zijn van die wens.
Uiteraard heb ik de cliënten ook gevraagd waar
ze tegenaan lopen door hun beperkingen. Naar
aanleiding daarvan heb ik negen aanbevelingen
kunnen schrijven voor de afdeling. Enerzijds
aanbevelingen om cliënten te ondersteunen in een
zoektocht naar een relatie. Zo is er een speciaal
datingbureau voor psychiatrische patiënten. Maar
ook aanbevelingen voor de medewerkers: hoe
maak je het onderwerp intimiteit en liefdesrelaties
bespreekbaar in het team? Hoe ga je hierover
het gesprek aan met een cliënt? En kun je het
onderwerp een vaste plek geven in besprekingen?
Het meest trots ben ik op het feit dat de cliënten
mij in vertrouwen hebben genomen en dat zij
hierdoor open durfden te spreken. Het was voor
mij een echte uitdaging, omdat veel cliënten door
hun psychiatrische aandoening last hebben van
achterdocht. Daarbij zei een collega: ‘Ik herkende
de cliënten door je anonimisering écht niet.’ Daar
ben ik blij om. Wat mijn toekomstplannen zijn? Ik
heb inmiddels een baan als wijkcoach, een fijne
functie waar ik de komende jaren veel ervaring wil
opdoen.’
LINSEY BLAKENBURG (25)
STUDEERDE SOCIAAL PEDAGOGISCHE HULPVERLENING
Linsey schreef de scriptie ‘Een
verlangen naar liefde… Een
onderzoek over het aangaan van
liefdesrelaties door volwassenen
met een ernstige psychiatrische
aandoening.’ Een gevoelig
onderwerp dat ze op precies de
juiste wijze wist te benaderen.
‘Ik ben er trots op dat de cliënten mij in vertrouwen durfden te nemen’
21
Myra: ‘Het medisch laboratorium in het Alrijne
Ziekenhuis waar ik werk als teamleider Medische
Microbiologie wordt momenteel geconfronteerd
met tal van uitdagingen. De zorgsector wordt
steeds complexer door alle veranderingen en op
onze afdeling is er een verhoogde financiële druk.
Er moet meer werk worden verricht door minder
mensen. Daarom vroeg mijn manager me een
businessplan te schrijven met als insteek: hoe
kunnen we omgaan met mensen en middelen,
zodat we dezelfde kwaliteit kunnen leveren, maar
met minder geld? Heel eerlijk, van tevoren vroeg
ik me af: wordt dit geen bezuinigingsonderwerp?
Maar terwijl mijn onderzoek vorderde, kwam ik
erachter dat er meerdere mogelijkheden zijn om de
werkzaamheden te verbeteren zonder meteen te
schrappen in FTE’s (fulltime-equivalent).
Omdat de zorgsector zo in beweging is,
ben ik begonnen met een omgevings- en
organisatieanalyse. Wat zijn de sterke en
zwakke punten van onze organisatie? En wat
zijn kansen en bedreigingen? Ik heb dus een
sterkte-zwaktemodel gemaakt. Met dat model
in handen kon ik verschillende methodes tegen
het licht houden. Welke past het best bij onze
organisatie? Al vrij snel kwam ik uit bij Lean
(managementstijl). Omdat die methode in ons
ziekenhuis sinds vorig jaar al wordt ingezet op
andere afdelingen, was er al een infrastructuur om
Lean te werken. Dat kwam natuurlijk goed uit!
Om de processen op onze afdeling in kaart te
brengen en te zien waar we een verbeteringsslag
kunnen maken in efficiëntie, heb ik drie
waardestroomanalyses gemaakt. Zo kun je bij
elke stap in ons werkproces zien: hier valt nog
tijd te winnen. Het mooie is dat ik daardoor
zag: er hoeft dus niet per se harder gewerkt te
worden, het kan effectiever en je kunt precies in
kaart brengen hoe. Dat vind ik interessant.
Uiteindelijk heb ik meerdere aanbevelingen
kunnen doen aan mijn manager. En ik kon niet
alleen laten zien hoe er effectiever gewerkt
kon worden, maar óók hoe we de vrijgekomen
capaciteit kunnen gebruiken om meer productie
te realiseren om zo het bestaan en de positie van
ons laboratorium veilig te stellen. Want er zijn zo
veel mooie kansen. Momenteel zijn er twee Lean-
coaches op onze afdeling op volle kracht bezig
de waardestroomanalyses te implementeren. Het
meest trots ben ik op het feit dat ik een product
heb kunnen maken waar zowel het management
als medewerkers mee uit de voeten kunnen. Mijn
afstudeerproject was hard werken, maar ik merk
dat ik erdoor ben gegroeid. Alle aspecten van de
opleiding kwamen samen.’
MYRA BEHRENDT (46)
STUDEERDE MANAGEMENT IN DE ZORG EN MAATSCHAPPELIJK WERK EN DIENSTVERLENING
Myra maakte het businessplan
‘Toekomstbestendig en wendbaar
door Lean in het Medisch
Microbiologisch Laboratorium
Alrijne Ziekenhuis.’ In haar
uitgebreide plan geeft ze
niet alleen adviezen, haar
aanbevelingen worden al
geïmplementeerd op de afdeling
en ze wist nieuwe kansen te
vinden voor het laboratorium.
‘Het meest trots ben ik op het feit dat ik een product heb kunnen maken waar zowel het management als medewerkers mee uit de voeten kunnen’
22
Maaike: “Toen ik afgelopen jaar stage liep in de
zesde klas van de Vrijeschool Almelo, liep daar net
een pilot van de toets Aansluiting PO/VO (Primair
Onderwijs/Voortgezet Onderwijs) van instituut
AMN (assess, manage en navigate). Aansluiting
PO/VO is een toetsinstrument voor zesdeklassers
dat kan worden afgenomen náást de eindtoets
van het instituut AMN. Deze toets brengt, naast
de cognitieve vaardigheden van een kind, ook
het gedrag en de houding, interesses, motivatie
en capaciteiten in beeld. De Vrijeschool Almelo
was de eerste vrijeschool die deze toets afneemt.
Ik wist meteen dat ik daar mijn scriptie over
wilde schrijven. In het onderwijs blijf je immers
nadenken over de vragen: voor welke toetsen
kiezen we? En hoeveel toetsen willen we onze
leerlingen laten afnemen? Bovendien vond ik
het leuk om in zo’n nieuwe ontwikkeling te duiken.
Na mijn literatuuronderzoek heb ik zowel
leerkrachten, ouders als leerlingen geïnterviewd
over deze nieuwe toets. Hoe vonden zij het om
die te maken? Wat is volgens hen de toegevoegde
waarde? Daarnaast sprak ik met AMN zelf over
hun nieuwe toets. Omdat mijn scriptie over het
vrijeschoolonderwijs gaat, moest ik kaderen.
Denken, voelen en willen zijn drie facetten die je
graag bij een kind wilt ontwikkelen. Ik onderzocht
of alle drie facetten voldoende aan bod komen
in Aansluiting PO/VO. Uiteindelijk kon ik na alle
interviews en het literatuuronderzoek concluderen
dat dat het geval is en dat de toets dus een mooie
aanvulling kan zijn in het vrijeschoolonderwijs.
Ook de geïnterviewden waren enthousiast, hoewel
zij ook kanttekeningen plaatsten. Want waarom
zou je een kind toetsen op die zaken als je als
leraar het kind al kent en dus ook zonder toets iets
over die ontwikkeling kunt zeggen?
Ik heb weloverwogen voor de Vrijeschool Pabo
gekozen. Zelf heb ik op de basisschool drie jaar
op een vrijeschool gezeten en die tijd heeft veel
indruk op me gemaakt. Ik vond de individuele
aandacht en de aandacht voor creatieve
ontwikkeling fijn. Dat gevoel wil ik kinderen ook
graag bijbrengen. Ik kijk met een heel positief
gevoel terug op mijn tijd aan de hogeschool. Toch
ga ik als afgestudeerde niet meteen aan de slag
voor de klas. Ik ga nog een opleiding Euritmie
doen in Duitsland. Daar wil ik me eerst graag nog
verder ontwikkelen.”
MAAIKE KLEISSEN (24)RONDDE DE VRIJESCHOOL PABO AF
Maaike schreef haar afstudeer-
onderzoek over de toets ‘Aansluiting
PO/VO (Primair Onderwijs/
Voortgezet Onderwijs)’ van instituut
AMN in het vrijeschoolonderwijs.
Een splinternieuwe toets die
afgelopen schooljaar voor het
eerst werd afgenomen op de
Vrijeschool Almelo.
‘Omdat mijn scriptie over het vrijeschoolonderwijs gaat, moest ik kaderen. Denken, voelen en willen zijn drie facetten die je graag bij een kind wilt ontwikkelen’
23
Hogeschool Leiden
Zernikedreef 11
2333 CK Leiden
071 - 518 89 00
studeren@hsleiden.nl
hsleiden.nl
facebook.com/HSLeidenNL
twitter.com/HSLeidenNL
linkedin.com/company/hogeschool-leiden
top related