inleiding - web viewde international accounting standards board (iasb) en haar rechtsvoorganger de...
Post on 22-Mar-2018
219 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Impact op de voorraden door de verplichte
invoering van IFRS.
Vergelijking tussen RJ en IAS.
Giuliano Ramsaroep, 312749
Begeleider: drs. R.D. Achaibersing RA
Erasmus School of Economics
Abstract
Dit onderzoek tracht de invloed van de verplichte IFRS invoering te bepalen op de
voorraden. Sinds 2005 is het verplicht, voor beursgenoteerde ondernemingen, om deze
standaarden toe te passen. Er wordt een beschrijving gegeven van IAS 2 en IAS 41 en de
verschillen met RJ. vervolgens een onderscheid gemaakt in de voorraden en zullen deze
met elkaar vergeleken worden. Hierop volgend zullen de voor- en nadelen uiteengezet
worden van beide standaarden. De wijzigingen in IAS hebben een positieve invloed op de
waardering van voorraden teweeggebracht door de afschaffing van het LIFO systeem.
Keywords: Accounting, Voorraden, FIFO, LIFO, IFRS, IAS.
Inhoudsopgave1. Inleiding............................................................................................................................1
1.1 Relevantie.....................................................................................................................................1
1.2 Probleemstelling...........................................................................................................................2
1.3 Onderzoeksmethode....................................................................................................................3
2. Wat houd IAS 2 in?..........................................................................................................4
2.1 Wat is in IAS 2 veranderd in 2003?...............................................................................................4
2.1.1 FIFO.......................................................................................................................................4
2.1.2 LIFO........................................................................................................................................4
2.1.3 Het gewogen gemiddelde van de inkoopprijzen...................................................................5
2.2 Wat was het effect van deze wijziging?........................................................................................6
2.3 Conclusie......................................................................................................................................8
3. Wat verstaat men onder het begrip voorraden?...........................................................9
3.1 Wat zijn voorraden volgens IAS en de RJ?....................................................................................9
3.2 Welk onderscheid bestaat in de voorraden?................................................................................9
3.3 Wat zijn agrarische en fungibele producten?.............................................................................10
3.3.1 Agrarische producten..........................................................................................................10
3.3.1 Fungibele producten............................................................................................................12
3.3.4 Conclusie.................................................................................................................................12
4. Hoe worden de voorraden gewaardeerd?...................................................................13
4.1 Waardering op basis van de kostprijs.........................................................................................13
4.2 Waardering op basis van de actuele waarde..............................................................................14
4.3 Agrarische producten en fungibele goederen............................................................................15
4.3.1 Agrarische producten..........................................................................................................15
4.3.2 Fungibele goederen.............................................................................................................15
4.4 Conclusie....................................................................................................................................16
5. Wat zijn de voor- en nadelen van IAS?........................................................................18
5.1 De voordelen van IAS.................................................................................................................18
5.2 Kritiek op IAS..............................................................................................................................20
5.3 De voordelen van RJ...................................................................................................................21
5.4 Conclusie....................................................................................................................................22
6. Conclusie........................................................................................................................23
6.1 Conclusie....................................................................................................................................23
6.2 Beperkingen...............................................................................................................................25
7. Bibliografie.....................................................................................................................26
1. Inleiding
In 2003 is een aangepaste versie van International Accounting Standards 2 ‘Inventories
(IAS) verschenen. IAS 2 bevat de accounting principes voor de voorraden. Voorraden
behoren tot de belangrijkste onderdelen van een onderneming. Dit geldt voor een productie
en voor een dienstverlenende onderneming. Naast de IAS standaard, moeten Nederlandse
ondernemingen eveneens voldoen aan de Richtlijnen voor Jaarverslaggeving (RJ). RJ 220
‘Voorraden’ bevat de verantwoording, de presentatie en de toelichting van de voorraden
volgens de Nederlandse wetgeving in de jaarrekening (SRA, n.d.). De Nederlandse wet, Titel
9 BW 2, bevat geen definitie van het begrip voorraden, maar in de IAS en RJ zijn voorraden
als volgt omschreven:
“ Voorraden zijn activa die worden aangehouden voor verkoop in het kader van de normale
bedrijfsuitvoering, in het productieproces voor een dergelijke verkoop; of in de vorm van
grond- en hulpstoffen die worden verbruikt tijdens het productie proces of tijdens het
verlenen van diensten. Voorraden zijn dus activa die gebruikt worden in het productieproces
(IAS 2.6, RJ220.105)”.
De eerste actie voor IAS 2 was in september 1974 met de gepubliceerde Exposure Draft E2
Valuation and Presentation of Inventories in the Context of the Historical Cost System.
Vervolgens is in oktober 1975 de IAS 2 Valuation and Presentation of Inventories in the
Context of the Historical Cost System ingevoerd en in 2003 is deze aangepast (Deloitte,
2014).
IAS 41 ‘Agriculture’ die in 1999 is ingevoerd, bevat een speciale regeling voor agrarische en
biologische producten. IAS 41 bevat het onderscheid in agrarische en in verwerkte
producten. De richtlijnen voor verwerkte producten zijn vastgelegd in IAS 2 ‘Inventories’’ en
de richtlijnen voor de agrarische producten en de biologische activa in IAS 41 (Deloitte,
2014).
1.1 RelevantieIn 2005 heeft de Europese Unie (EU) alle ondernemingen, die beursgenoteerd zijn, verplicht
gesteld om gebruik te maken van de International Financial Reporting Standards (IFRS) en
IAS standaarden. Deze standaarden moeten worden toegepast op de geconsolideerde
jaarrekeningen van de ondernemingen. De verplichte standaarden moeten leiden tot een
beter inzicht in de geconsolideerde jaarrekeningen en een betere vergelijkbaarheid tussen
ondernemingen (Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, 2002). Nederland
Pagina | 1
behoort tot een van de grootste exporteurs van de wereld als het gaat om agrarische
producten. De agrarische producten leveren een grote bijdrage aan de Nederlandse
economie. Daarom zal naast de normale voorraden ook ingegaan worden op de agrarische
voorraden.
1.2 ProbleemstellingDe invoering en het verplicht stellen van IAS 2 en IAS 41 hebben tot gevolg dat bedrijven
moeten omschakelen als het gaat om het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening. De
IFRS standaarden verschillen ten opzichte van de RJ. De probleemstelling van dit onderzoek
luidt als volgt:
Wat is de impact op de voorraden door de verplichte invoering van IFRS?
Deze vraag wordt beantwoord met behulp van een aantal deelvragen, dat uiteindelijk tot de
conclusie leiden. Om deze vragen te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van theorie en
wetenschappelijke artikelen. Er zal een vergelijking worden gemaakt tussen enerzijds IFRS
(IAS 2 en IAS 41) en de RJ anderzijds. De vergelijking wordt gemaakt omdat het voor
beursgenoteerde bedrijven verplicht is om IFRS toe te passen in de geconsolideerde
jaarrekening.
Hoofdstuk 2 besteed nader aandacht aan de inhoud van IAS 2. De daar bijhorende vragen
zijn:
De hoofdvraag van dit hoofdstuk luidt:
Wat houd IAS 2 in?
De daar bijhorende sub-vragen zijn:
Wat is veranderd in IAS 2 in 2003?
Welk effect heeft deze verandering gehad?
In hoofdstuk 3 wordt het begrip voorraad gedefinieerd met behulp van de volgende
deelvragen:
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:
Wat verstaat men onder het begrip voorraden?
De daar bijhorende sub-vragen zijn:
Wat zijn voorraden volgens IAS en RJ?
Welk onderscheid wordt toegepast?
Pagina | 2
Wat is het verschil tussen fungibele producten en agrarische producten?
Hoofdstuk 4 is gericht op de verschillen tussen de IAS en de RJ. Daarbij horen de volgende
deelvragen:
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:
Hoe worden de voorraden gewaardeerd?
De daar bijhorende sub-vragen zijn:
Hoe wordt volgens IAS de waardering en het resultaat van agrarische producten
vastgesteld?
Hoe wordt volgens IAS de waardering en het resultaat van fungibele producten
vastgesteld?
Hoe wordt volgens RJ de waardering en het resultaat van agrarische producten
vastgesteld?
Hoe wordt volgens RJ de waardering en het resultaat van fungibele producten
vastgesteld?
Hoofdstuk 5 betreft de voor- en nadelen van IAS. De hoofdvraag luidt:
Wat zijn de voor- en nadelen van IAS?
Hoofdstuk 6 omvat een samenvatting en de conclusie.
1.3 OnderzoeksmethodeOm een inzicht te krijgen in de ontwikkelingen van IAS zal gebruik gemaakt worden van
bestaande literatuur. Hoofdstuk twee, drie en vier zullen worden beantwoord aan de hand
van bestaande literatuur. Het begrip voorraden, IAS en RJ worden hierin toegelicht. In het
vijfde hoofdstuk zullen er een aantal kritiekpunten, voor- en nadelen, worden opgesomd aan
de hand van bestaande literatuur. Vervolgens wordt in hoofdstuk zes antwoord gegeven op
de hoofdvraag.
Pagina | 3
2. Wat houd IAS 2 in?
De International Accounting Standards Board (IASB) en haar rechtsvoorganger de IASC, is
sinds 1974 actief met de ontwikkeling van IAS 2. In 1993 is IAS 2 gepubliceerd die
vervolgens in 2003 is herzien. Tussendoor zijn eveneens proefschriften gepubliceerd
(Deloitte, 2014).
2.1 Wat is in IAS 2 veranderd in 2003?De doelstelling van de IAS is aan de hand van regels vast te stellen dat de voorraad die
verkocht is dezelfde waarde heeft als de uitgaven betreffende het verkrijgen van de
voorraad. In de praktijk bestaan de volgende drie methoden die veelvuldig gebruikt worden:
FIFO (First in First out);
LIFO (Last in First out);
Gewogen gemiddelde van de inkoopprijzen.
2.1.1 FIFOVolgens de FIFO methode wordt de kostprijs bepaald aan de hand van voorraad die het
eerst verworven is. Dus de historische kosten worden meegenomen in de kostprijs. De
kostprijs van deze goederen komen minder in de buurt van de werkelijke marktprijs. Dus de
producten die het eerst ingekocht zijn worden als eerste verkocht. De voorraden die nog
aanwezig zijn in het magazijn komen de voorraden meer in de buurt van de huidige
marktprijs. Bij stijgende marktprijzen zijn de voorraden ondergewaardeerd, maar liggen de
deze wel dicht bij de marktprijs. De kostprijs van de goederen zijn ondergewaardeerd. De
oude lagere prijzen worden nog gehanteerd. Bij dalende voorraad prijzen is dit andersom. De
voorraden zijn dan overgewaardeerd en de kostprijs ook omdat deze nog gewaardeerd zijn
tegen de oude hogere prijzen (Ernst & Young, 2014).
2.1.2 LIFODe LIFO methode is het tegenovergestelde van de FIFO methode. Om de kostprijs te
bepalen gebruikt de LIFO methode de laatst ingekochte goederen. De kostprijs van de
goederen heeft dus een de waarde die het dichtstbij de werkelijke marktprijs ligt, maar de
waarde van de voorraden niet. Deze worden nog tegen de oude prijzen gewaardeerd. Bij
een stijgende prijs zijn de voorraden dus ondergewaardeerd. De oude prijzen van de
voorraden worden nog gebruikt. De kostprijs geeft wel een realistischer beeld van de huidige
marktprijzen. Bij dalende prijzen zijn de voorraden overgewaardeerd. Immers worden hier
Pagina | 4
nog de oude hogere prijzen gebruikt. Het verschil met de FIFO methode is dat het gat tussen
de marktprijs en de voorraad waardering veel hoger liggen (Ernst & Young, 2014).
2.1.3 Het gewogen gemiddelde van de inkoopprijzenHet gewogen gemiddelde van de inkoopprijzen geeft al aan hoe de kostprijs bepaald word.
Net voor een verkoop wordt het gemiddelde van de daarvoor ingekochte voorraden
berekend. De voorraden zullen dus ondergewaardeerd zijn bij stijgende prijzen en bij
dalende prijzen zullen de voorraden overgewaardeerd zijn (Ernst & Young, 2014).
De discussie die heeft geleid tot het herzien van IAS 2 had voor- en tegenstanders voor de
LIFO methode. De voorstanders van het toepassen van LIFO systeem betroffen in het
bijzonder grote ondernemingen. Het gebruik van het LIFO systeem leidde tot lagere winsten
en daardoor tot lagere belasting. De voorstanders communiceerde dat de lagere belasting
gerechtvaardigd was omdat het geld in de onderneming geherinvesteerd moest worden. Een
tweede argument was omdat de kostprijs voor de verkochte voorraad de huidige prijzen
presenteerde, de reële waarde, de winst-en-verliesrekening een betere weergave was van
de werkelijkheid. Maar omdat de historische prijzen werden toegepast, was de balans
ondergewaardeerd (Romeo, 2009).
De voordelen voor de ondernemingen werd eveneens gekwalificeerd als het ‘vale creep’
effect. Dit effect kan het best worden toegelicht met behulp van een voorbeeld:
Een tijd geleden stegen de olieprijzen drastisch. De prijs per vat was significant hoger dan
een aantal jaar daarvoor. Ondernemingen die het LIFO systeem toepasten voor het
waarderen van hun voorraad, realiseerden voordelen die andere ondernemingen niet konden
realiseren omdat zij niet het LIFO systeem toepasten. De olieprijzen stijgen maar de
voorraden niet, en de kosten die worden verantwoord bij de verkoop van die vaten zijn de
hogere marktprijzen. Daardoor wordt een lagere winst verantwoord en wordt minder
belasting betaald.
Hierna volgt een grafiek van EXXON Mobil betreffende hun voorraden:
Pagina | 5
Bron: (Romeo, 2009).
In de grafiek is te zien dat er een gat ontstaat tussen de waarde van de voorraden. Dit gat
zal continu blijven groeien. De voorraden onder LIFO blijven bijna ongewijzigd. De fluctuaties
van de inkoopprijzen of kostprijzen worden niet meegenomen. FIFO geeft een beter inzicht in
de waarde die een voorraad heeft. FIFO komt het meest in de buurt van een reële waarde
waardering.
2.2 Wat was het effect van deze wijziging?Zoals hiervoor beschreven had het LIFO systeem een grote invloed op de
voorraadwaardering en op de winst-en-verliesrekening van een onderneming. De voorraad
was ondergewaardeerd en de winsten waren lager. Dit had effect op de financiële ratio’s van
een onderneming. De investeerders waren daardoor eerder geneigd de winst-en-
verliesrekening te analyseren als een onderneming het LIFO systeem toepaste. Het artikel
van David M. Katz communiceerde dat de IASB de ondernemingen in de richting van het
LIFO systeem duwde en accepteerde het onderwaarderen van de voorraden (Katz, 2007).
Het LIFO stelsel had een grote invloed op de winstratio’s, op de activiteitenratio’s en op de
solvabiliteitratio’s. Ares et al. hebben een onderzoek uitgevoerd betreffende een
onderneming die het LIFO systeem heeft gewijzigd in het FIFO systeem. De winstratio steeg
met 325%, de activiteitenratio en solvabiliteitratio daalden respectievelijk met 11,8% en
10,3%. Een ander effect was het rendement op het eigenvermogen, het gemiddeld aantal
Pagina | 6
dagen voor de verkoop van de voorraad en de current ratio stegen met respectievelijk 287%,
48,4% en 25%. De ratio’s leiden op basis van de twee systemen tot significante verschillen.
Het was daardoor misleidend voor de investeerders en de aandeelhouders (Romeo, 2009).
Een andere studie die dit bevestigt is uitgevoerd door Paananen en Lin. Uit hun studie blijkt
dat de kwaliteit van accounting wordt verminderd. Dit is niet het gevolg van het gebruik van
IFRS maar het gevolg van het veranderen van de standaarden. Dit maakt het voor
investeerders moeilijker te beslissen op basis van de jaarrekeningen die op IFRS zijn
gebaseerd (Paananen & Lin, 2009).
Abdel-Khalik heeft eveneens onderzoek uitgevoerd naar het effect van het wijzigen van LIFO
naar FIFO. Op basis van het LIFO systeem werd minder belasting betaald. De top managers
hadden een andere incentive om het FIFO systeem toe te passen. Abdel-Khalik heeft
onderzocht op welke wijze de bonussen die de topmanagers kregen afhankelijk waren van
de voorraadwaardering. In zijn conclusie komen twee elementen naar voren. Ten eerste dat
de wijziging van FIFO naar LIFO geen significant invloed had op de bonussen van de
managers. Waarschijnlijk doordat de eisen voor bonussen waren aangepast op basis van het
nieuwe systeem. Het tweede punt betrof dat de topmanagers van een onderneming die het
FIFO systeem toepaste relatief hoger bonussen ontvingen dan de managers van
ondernemingen die het LIFO systeem toepasten (Abdel-Khalik, 1985).
Pagina | 7
2.3 ConclusieIn de praktijk wordt over het algemeen gebruik gemaakt van volgende drie methodes als het
om voorraadwaardering: FIFO, LIFO en het gewogen gemiddelde van de inkoopprijzen. De
discussie die de LIFO met zich meebracht heeft er voor gezorgd dat LIFO niet meer
toegestaan is bij IAS. Het effect van LIFO had een grote invloed op de winst-en-
verliesrekening en de balans van een onderneming. De voorraden waren ondergewaardeerd
bij stijgende prijzen en overgewaardeerd bij dalende prijzen. De kritiek lag vooral bij de
onderwaardering van de voorraden. Het bijkomend effect op de ratio’s zorgde voor
vermindering van de kwaliteit van accounting. De waardering van de voorraden waren niet
nauwkeurig meer. Er is ook een verschil in soorten voorraden waardoor de waardering
anders is. Het volgende hoofdstuk gaat in op het begrip voorraden en welk onderscheid
wordt gemaakt in de voorraden.
Pagina | 8
3. Wat verstaat men onder het begrip voorraden?
3.1 Wat zijn voorraden volgens IAS en de RJ?Titel 9 BW2 bevat een omschrijving van het begrip voorraden. De omschrijving is; voorraden
zijn activa:
Die worden aangehouden voor verkoop in het kader van de normale bedrijfsvoering;
In het productieproces voor een dergelijke verkoop;
In de vorm van grond- en hulpstoffen die worden verbruikt tijdens het productieproces
of tijdens het verlenen van diensten (IAS 2.6, RJ 220.105).
Het is van belang om goederen te kunnen onderscheiden van bijvoorbeeld materiële vaste
activa. Daarom is het belangrijk om een onderscheid te maken waarvoor de goederen
gebruikt worden. Zodra hierin een onderscheid gemaakt is kan worden bepaald onder welke
posten op de balans deze goederen horen. Hierna volgt een voorbeeld:
Het voorbeeld is een gebouw. Indien dit gebouw gebruikt wordt voor bedrijfsactiviteiten, is
het een gebouw een vast actief. Maar wanneer iemand, zoals een vastgoedhandelaar,
handelt in gebouwen wordt het gebouw gekwalificeerd als voorraad (Ernst & Young, 2014).
De RJ en IAS 2 bevatten het onderscheid in de verschillende categorieën voorraden.
Volgens artikel 2:369 BW en RJ 220.501 worden de volgende vier categorieën
onderscheiden:
1. grond- en hulpstoffen;
2. onderhanden werk;
3. gereed product en handelsgoederen;
4. vooruitbetaling op voorraden.
3.2 Welk onderscheid bestaat in de voorraden?Op basis van titel 9 BW 2 is het vereist deze splitsing in categorieën toe te passen in de
balans of in de toelichting. IFRS bevat geen onderscheid in categorieën, maar in IAS2.37 is
doorgaans sprake van de volgende indeling:
Pagina | 9
1. handelsgoederen;
2. hulpstoffen;
3. grondstoffen;
4. goederen in bewerking;
5. gereed product.
Een ander verschil tussen IAS 2 en de RJ is dat op basis van de IAS de kosten van de
verleende diensten eveneens als voorraden kwalificeert als daar nog geen opbrengsten voor
zijn verantwoord. De voorraden mogen geactiveerd worden als de toekomstige economische
voordelen, die betrekking hebben op de voorraden, toevloeien naar de onderneming. Een
voorwaarde hiervoor is dat de kosten betrouwbaar geschat kunnen worden. In de praktijk
wordt een onderscheid gemaakt tussen technische en de economische voorraad. De
technische voorraad betreft de voorraden die fysiek aanwezig en de goederen die onderweg
zijn. Een voorwaarde is dat het grootste deel van de risico’s voor rekening van de
onderneming zijn. De economische voorraad is de technische voorraad inclusief de
voorinkopen min de voorverkopen. De economische voorraad is de voorraad waarover de
onderneming prijsrisico loopt. Op basis van de RJ en op basis van de IAS is het gebruik van
economische voorraad in de jaarrekening niet toegestaan (Ernst & Young, 2014).
De indeling op basis van IAS 2 betreffende de voorraden bevat de volgende drie
hoofdcategorieën: gereedgekomen producten, onderhanden werk en grondstoffen. De
goederen die IAS 2 uitsluit zijn: onderhanden werk in bouwcontracten (IAS 11), financiële
instrumenten (IAS 39) en biologische activa die verband houden met agrarische activiteiten
en agrarische producten op het punt van oogsten (IAS 41) (Çürtük, 2007).
3.3 Wat zijn agrarische en fungibele producten?
3.3.1 Agrarische productenDe agrarische sector levert een grote bijdrage aan de Nederlandse economie. Nederland
behoort tot één van de grootste exporteurs van agrarische producten (LTO, 2013). In IAS 41
worden biologische activa en agrarische producten nader toegelicht. Deze richtlijn bevat de
standaarden die de externe verslaggeving betreffen. IAS bevat wel een specifieke regeling,
dit in tegenstelling tot RJ. Agrarische producten zijn de producten die geoogst zijn uit
biologische activa. Voorbeelden van biologische activa zijn levende dieren, planten of bomen
en deze behoren tot de materiële vaste activa. Een aantal voorbeelden van agrarische
producten zijn:
Pagina | 10
wol, schapen zijn de biologische activa die daarbij behoort;
katoen, de katoenplantage is de biologische activa;
thee bladeren, theeplantage is de biologische activa.
Het waarderen van biologische activa, agrarische producten en verwerkte producten is een
uitgebreid proces. Eerst moeten de biologische activa worden gewaardeerd, vervolgens
wordt op basis daarvan de waarde van de agrarische producten vastgesteld. En tot slot
moeten de verwerkte producten worden gewaardeerd. Dit wordt later verder toegelicht.
IAS 41 betreft het volgende:
Land gerelateerd aan de agrarische activiteit. Dit behoort tot de reikwijdte van IAS 16
‘Property, Plant and Equipment’.
Immateriële activa betreffende de agrarische activiteiten. Deze behoren tot de
reikwijdte van IAS 17 ‘Leases’.
Activa die geleased is onder operationele lease. Deze behoren tot de reikwijdte van
IAS 17.
Agrarische producten die zijn ontstaan na het oogsten van de biologische activa.
Deze producten worden gekwalificeerd als voorraden en behoren tot de reikwijdte
van IAS 2 (PWC, 2015).
Zoals eerder gesignaleerd, ontstaan agrarische producten als deze geoogst worden. Voor
deze producten bestaan bepaalde criteria voordat deze producten geactiveerd mogen
worden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in IAS 41.10 en betreffen:
Voorraden mogen pas geactiveerd worden als dit het gevolg is van een gebeurtenis
uit het verleden;
Voorraden mogen pas geactiveerd worden als de toekomstige economische
voordelen naar de onderneming gaan;
De voorraden mogen pas geactiveerd worden als de reële waarde of de kostprijs
betrouwbaar vastgesteld kan worden.
Biologische activa worden gewaardeerd op basis van de reële waarde. Daarover bestaat
veel kritiek. De gerapporteerde opbrengsten bevatten steeds meer volatiliteit (Herbohn &
Herbohn, 2006). Een ander kritiekpunt is het categorisering proces. IAS bevat geen
duidelijke aggregatie criteria betreffende het onderscheid tussen de activa, indien de
balansbenadering wordt toegepast (Camfferman, 2007).
In 2008 heeft de IASB IAS 41 aangepast waardoor een beter onderscheid mogelijk is tussen
de verschillende activa. De IASB is nu actief om nog een wijziging in IAS 41 toe te passen.
Pagina | 11
De IASB is een studie gestart om vast te stellen of de biologische activa niet tot de reikwijdte
van IAS 16 property, plant and equipment kan behoren waardoor de reële waarde niet langer
toegepast hoeft te worden (ISAPLUS, n.d.).
De volgende tabel bevat het verschil tussen IAS 41 en IAS 2.
3.3.1 Fungibele productenFungibele goederen zijn goederen die onderling één op één uitwisselbaar zijn. De goederen
zijn homogeen en hebben dezelfde waarde. De voorraden van fungibele goederen zijn vaak
grote hoeveelheden dat tot problemen kan leiden betreffende het vaststellen van de
kostprijs. Daarom bestaan verschillende methoden om de waarde van de voorraad vast te
stellen. Dit wordt nader toegelicht In hoofdstuk 4 (Ernst & Young, 2014).
3.3.4 ConclusieEr is een verschil tussen IAS en RJ als het gaat om de onderscheiding tussen voorraden. De
indeling die gebruikt wordt bij RJ is verplicht. In IAS 2 is dit niet verplicht gesteld. Naast de
‘normale voorraden’ wordt ook een onderscheid gemaakt tussen agrarische producten en
fungibele producten. IAS maakt hier wel een onderscheid in, dit in tegenstelling tot RJ.
Agrarische producten zijn producten die voortvloeien uit biologische activa. Fungibele
producten zijn homogene producten die een op een uitwisselbaar zijn. Een ander verschil
tussen RJ en IAS is het vaststellen van de kostprijs van de voorraden. Dit zal in het volgende
hoofdstuk worden behandeld.
Pagina | 12
4. Hoe worden de voorraden gewaardeerd?
Betreffende het activeren van voorraden moet voldaan zijn aan twee voorwaarden. Ten
eerste moet het waarschijnlijk zijn dat de toekomstige economische voordelen, die
betrekking hebben op de voorraden, toevloeien naar de onderneming. Ten tweede moeten
de kosten betrouwbaar geschat kunnen worden. Op basis van de RJ en op basis van de
IFRS mag in de balans uitsluitend de technische voorraad worden verantwoord. Als de
onderneming de beschikkingsmacht over de voorraden verliest, moeten deze voorraden van
de balans worden verwijderd.
De waardering van voorraden is in Nederland vastgelegd in RJ 220.301 en in art. 2:384 lid 1
BW. Daarin is vastgelegd dat de waardering van alle fysieke voorraden wordt uitgevoerd op
basis van de kostprijs of op basis van de actuele waarde. Op basis van beide grondslagen
wordt de, op het waarderingsmoment, werkelijk aanwezige voorraad in de waardering
betrokken. Bij de voorraadwaardering mag niet het normale-voorraadbegrip worden
toegepast (Ernst & Young, 2014).
4.1 Waardering op basis van de kostprijsDe kostprijs moet bestaan uit een aantal aspecten. Ten eerste bestaat het onderscheid
tussen de verkrijgingsprijs (IAS 2.11, RJ 220) die wordt toegepast bij inkoop van voorraad bij
derden en de prijs waartegen de voorraad is verworven. De vervaardigingsprijs (IAS 2.12, RJ
220.302) wordt toegepast indien de voorraad zelf is geproduceerd of bewerkt. Daarnaast
bevat de kostprijs ook de overige kosten die noodzakelijk waren om de voorraad op de
huidige plaatst en in de huidige staat te krijgen. Voorbeelden daarvan zijn invoerrechten,
niet-product gebonden overheadkosten en aan voorraadverwerving direct toerekenbare
kosten die verminderd kunnen zijn met handelskortingen, rabatten en subsidies (Deloitte,
2014).
Omdat de verkrijgingsprijs de prijs is waartegen de voorraad is verworven plus de
bijkomende kosten, is het berekenen van de vervaardigingsprijs uitgebreider. Het toerekenen
van de productiekosten aan de vervaardigingsprijs moet systematisch en consistent
gebeuren. De vervaardigingsprijs omvat een aantal kosten:
De kosten van de aanschaf van grond- en hulpstoffen die zijn gebruikt voor de
productie of voor de bewerking van de voorraad (RJ 220.305)
Pagina | 13
De directe productiekosten, kosten die direct betrekking hebben op de productie-
eenheid. Dit betreft onder meer de directe arbeidskosten (RJ 220.307)
Het systematische toerekenen van de vaste en de variabele indirecte
productiekosten.
Eventuele rente over schulden die direct aan de vervaardiging van het product kan
worden toegerekend gedurende de productieperiode (dit is verplicht op basis van
IFRS in tegenstelling tot op basis van RJ).
Vaste indirecte productiekosten zijn niet afhankelijk van het productievolume en zijn
daardoor relatief constant. Voorbeelden hiervan zijn afschrijvingen van de materiële vaste
activa zoals machines, maar ook de managementkosten kunnen hieronder gerekend
worden.
In tegenstelling tot de vaste indirecte kosten zijn de variabele indirecte kosten wel afhankelijk
van het productievolume. Hierbij kan gedacht worden aan indirecte arbeidskosten en
indirecte kosten van de grondstoffen. Vaste indirecte productiekosten worden aan de
vervaardigingsprijs toegerekend op basis de van normale capaciteit. Dit is volgens IAS 2.13
en RJ 220.308 de gemiddelde productie die onder normale omstandigheden wordt
gerealiseerd in een aantal seizoenen of perioden (Ernst & Young, 2014).
4.2 Waardering op basis van de actuele waardeNaast waardering op basis van de kostprijs mag op basis van de Nederlandse wet- en
regelgeving de waardering van de voorraden op basis van de actuele waarde worden
uitgevoerd. In tegenstelling tot RJ staat IFRS dit niet toe. Op basis van de actuele waarde
wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee soorten voorraden:
Voorraden waarvoor vervanging mag worden verondersteld. De waardering voor
deze voorraden is of de vervangingswaarde of de lagere opbrengstwaarde (RJ
220.331). De vervangingswaarde is het bedrag dat nodig is om economische een
gelijkwaardige voorraad te verkrijgen.
Voorraden die niet worden vervangen. Hier gaat men uit van een waardering op basis
van de opbrengstwaarde (RJ 220.332). De opbrengstwaarde is het maximale bedrag
waartegen de voorraad verkocht kan worden.
Waardeveranderingen worden verantwoord in de herwaarderingsreserve. Stijgingen van de
actuele waarde worden ten gunste van de herwaarderingsreserve gebracht en dalingen van
de actuele waarde worden ten laste van de herwaarderingsreserve gebracht. Een belangrijke
punt hierbij is dat de herwaarderingsreserve niet negatief kan zijn. Daardoor mogen de
actuele waarde dalingen alleen ten laste van de herwaarderingsreserve worden gebracht tot
Pagina | 14
het niveau van de oorspronkelijke kostprijs. Als, nadat de herwaarderingsreserve 0 is, de
waarde verder daalt worden de negatieve dalingen direct ten laste van de winst- en
verliesrekening gebracht. Indien er weer sprake is van een waarde stijging worden de
stijgingen ten gunste van de winst- en verliesrekening gebracht tot deze weer de
oorspronkelijke historische kostprijs weer is bereikt (Ernst & Young, 2014).
4.3 Agrarische producten en fungibele goederenDe RJ en IFRS maken onderscheid in twee verschillende categorieën voorraden. De
agrarische producten en de fungibele producten die onderling uitwisselbaar zijn. De
specifieke voorschriften voor de waardering en resultaatvaststellingen verschillen per
categorie.
4.3.1 Agrarische productenDe verantwoording van agrarische producten is vastgelegd in IAS 41 die regels bevat voor
de waardering van deze producten. De eerste waardering van agrarische producten moet
worden bepaald op basis van de reële waarde, op het moment van oogsten, min de directe
kosten voor de afwikkeling van de verkoop (IAS 41.13). De directe kosten bestaan uit
provisies, heffingen, belastingen en aanverwanten. Transportkosten behoren daar niet toe.
Mogelijke winsten en verliezen worden in de winst-en-verliesrekening verantwoord (Ernst &
Young, 2014).
De volgende tabel bevat de voorschriften in RJ en in IFRS voor agrarische producten.
(Ernst & Young, 2014)
4.3.2 Fungibele goederenVoorraden bestaan in veel gevallen uit onderling uitwisselbare of anders gezegd fungibele
goederen. Fungibele goederen zijn identieke goederen die onderling uitwisselbaar zijn en
Pagina | 15
niet fysiek te onderscheiden zijn. De individuele waardering van de kostprijs van fungibele
goederen brengt veel problemen met zich mee. Een voorbeeld hiervan is een olievoorraad.
Hierbij kunnen moeilijk eenheden vastgesteld worden en bovendien zijn deze fysiek niet te
onderscheiden en individueel te waarderen. Betreffende het waarderen van deze goederen
zijn op basis van de Nederlandse wet- en regelgeving een aantal methoden toegestaan (RJ
220.314 en art. 2:385 lid 2 BW):
De methode van de gewogen gemiddelde inkoopprijzen. Deze methode gebruikt de
gemiddelde inkoopprijzen van de aanwezige voorraden net voor een verkoop.
De FIFO methode (first in, first out). De eerst ingekochte goederen worden als eerste
verkocht, waardoor de voorraad bestaat uit de laatste ingekochte goederen.
De LIFO methode (last in, first out). De eerst ingekochte goederen worden als laatste
verkocht, waardoor de voorraad bestaat uit de eerste ingekochte goederen. Onder RJ
moet er aanvullende toelichting worden vermeld.
Belangrijke voorwaarde bij de waarderingsmethoden is de consistentie; alle voorraden van
soortgelijke aard moeten volgens dezelfde kostprijsmethode worden gewaardeerd.
Op basis van IFRS is de waardering van fungibele goederen op basis van de LIFO methode
niet toegestaan (IAS 2.25). De LIFO methode waardeert de voorraden normaal tegen prijzen
uit een relatief ver verleden. De voorraden die op de balans zijn gewaardeerd tegen andere
prijzen die werkelijk aanwezig zijn. De waardering volgens de LIFO methode geeft geen
geode inzicht in het vermogen van de onderneming als er geen aanvullende informatie wordt
verstrekt. De volgende bron is daarvan een voorbeeld van.
Op basis van het voorgaande blijkt dat bij de LIFO-methode de voorraad wordt gewaardeerd
op 6,50 per eenheid, en de inkoopprijs van deze eenheden in het afgelopen boekjaar was
14,00 per stuk.
Pagina | 16
4.4 ConclusieAllereerst wordt er een onderscheid gemaakt tussen de waardering op basis van de kostprijs
en de waardering op basis van de actuele waarde. Binnen de kostprijs wordt er nog een
onderscheid gemaakt tussen de vervaardigingsprijs en de verkrijgingsprijs. Hierin verschillen
RJ en IAS niet. De RJ staat de waardering op basis van de actuele waarde toe, maar IFRS
niet. De waardeveranderingen worden in de herwaarderingsreserve verantwoordt.
Vervolgens wordt er ook een onderscheid gemaakt in twee type producten: de fungibele
producten en agrarische voorraad. Op het oogstmoment wordt onder RJ gekozen voor de
kostprijs of opbrengst en IFRS kiest voor reële waarde op dat moment. Na het oogstmoment
worden de voorraden, onder RJ, gewaardeerd tegen de kostprijs of opbrengstwaarde. IFRS
kiest voor kostprijs of het minimum van de markt- of opbrengstwaarde.
Fungibele producten worden gewaardeerd, volgens RJ, tegen het gewogen gemiddelde van
de inkoopprijzen, FIFO of LIFO. Het grootste verschil met IFRS is dat zij LIFO niet toestaan.
Pagina | 17
5. Wat zijn de voor- en nadelen van IAS?
Betreffende de jaarrekening bestaan verschillen tussen IFRS en de RJ. Een van die
verschillen is de doelstelling van de jaarrekening. In de RJ is vastgelegd dat de jaarrekening
informatie moet verschaffen over de financiële positie, over de resultaten en over wijzigingen
van de financiële positie zodat een groot aantal gebruikers op basis van de jaarrekening
economische beslissing kunnen nemen. De jaarrekening is bedoeld voor externe gebruikers.
In RJ worden verschillende categorieën onderscheiden:
Beleggers (huidige en potentiële);
Werknemers;
Geldschieters;
Leveranciers en andere handelscrediteuren;
Cliënten;
Overheid en hun instellingen;
Publiek.
Volgens IASB is hun uitgangspunt het verschaffen van financiële informatie die nuttig is voor
het uitvoeren van economische beslissingen. De groep waarop de IASB zich richt is kleiner.
IASB beperkt zich tot de huidige en de potentiële beleggers, de financiers en andere
crediteuren (Ernst & Young, 2014).
Een ander verschil tussen IASB en RJ is de presentatie van de jaarrekening. Andere
regelgeving bestaat betreffende de voorraden. Hierna worden de voor- en nadelen
gepresenteerd.
5.1 De voordelen van IASIn RJ is vastgelegd dat de voorraden in verschillende categorieën worden opgesplitst. IAS 2
bevat geen verplichte splitsing. Een onderneming die de RJ toepast zal een opsomming van
de voorraden publiceren. Op basis van IAS wordt wel een indeling van de voorraden
gewenst maar dit is niet verplicht. IAS 41 bevat een duidelijk onderscheid in de biologische
activa en agrarische producten. De Nederlandse regelgeving bevat dat onderscheid niet.
Indien een onderneming IAS 41 toepast, bestaat voor de belanghebbende een beter inzicht
in de solvabiliteit en in de liquiditeit van de onderneming (Waasdorp & Boone, 2002).
Regelmatig bestaat de situatie dat ondernemingen de LIFO methode toepassen voor de
externe verslaggeving en voor de belastingaangelegenheden maar intern de FIFO methode
Pagina | 18
toepassen. Het verschil tussen deze twee methoden betreffende de voorraadwaardering
wordt eveneens als de LIFO reserve gekwalificeerd. De LIFO reserve is het verschil tussen
de balanswaarde van de voorraad op basis van LIFO en op basis van FIFO. Omdat de LIFO
reserve gerecycled kan worden leidt dit tot mogelijkheden voor het toepassen van earnings
management. Earnings management kan voor ondernemingen aantrekkelijk zijn maar druist
in tegen het beginsel dat jaarrekeningen betrouwbare informatie moet verschaffen. Omdat de
LIFO methode op basis van IFRS is verboden bij het toepassen van IAS 2 is deze
mogelijkheid tot earnings management niet aanwezig (Askew, 2010) (Cook, Huston, &
Kinney, 2012).
IFRS verantwoordt de impairment van voorraden op aan andere wijze dan op basis van de
RJ. Indien vastgesteld wordt dat de realiseerbare waarde van de voorraad lager is dan de
boekwaarde moet volgens de IFRS en in de jaarrekening een bijzondere
waardevermindering worden verantwoord. IFRS staat terugneming van een bijzonder
waardeverminderingsverlies toe. Dit impliceert dat op basis van IFRS een positieve en
negatieve aanpassing mogelijk is (Askew, 2010).
Analisten waren ook van mening dat bedrijven alle methoden in hun jaarrekening zullen
toelichten over de bepaling van de reële waarde van de agrarische producten. Ook zullen
ondernemers de waarde van biologische activa opnemen in hun balans. De waarde van
biologische activa dient als dekking van de schulden van de onderneming. Aangezien er
grote risico’s worden gelopen bij agrarische producten zouden ondernemers die volgende
componenten samenstellen bij het gebruik van IAS 40: - financieel risico, -management
strategieën voor agrarische producten, - de aard en waarde van overheid subsidies, -
onvervulde behoeften en andere voorwaardelijke gebeurtenissen van overheidssubsidies
( GROSU & MATEŞ, 2008)
De introductie van IAS 41 was een verandering voor ondernemers op twee gebieden. Als
eerste was de introductie van IAS 41 een mijlpaal die is bereikt ten opzichte van nationale
richtlijnen. Hier werd voor het eerst een standaard en exclusieve model ontwikkeld voor de
agrarische sector. Als tweede werd voor het eerst een kas stroomoverzicht gepresenteerd
onafhankelijk van de verkoop kosten en waarde verschillen van de reële waarde. IAS 41 kan
ook worden gebruikt als basis voor de overgang van de kost prijs naar de reële waarde.
IASC heeft heel aandacht besteed aan de nieuwe normen voor agrarische sector omdat de
agrarische sector van groot belang is voor ontwikkelingslanden. Verder zijn analisten het ook
mee eens dat IAS 41 ook kan toegepast worden voor agrarische activiteit van
ondernemingen uit andere sectoren (Lefter & Roman, 2007)
Pagina | 19
Uit een onderzoek van Charles Elad blijkt dat de reële waarde methode goedkoper is om toe
te passen dan de kostprijs. Hij was van mening dat de geoogste producten snel
verhandelbaar zijn, waardoor er altijd een actieve markt aanwezig is om de reële waarde te
bepalen (Elad, 2007).
Aan het begin van 2005 werd door IASB een extra regeling toegevoegd aan IAS 41. Deze
regeling had betrekking op de winst en verlies rekening IAS 41 gaat er van uit dat winsten en
verlies dien zijn behaald van agrarische producten ten laste van het winst en verlies rekening
moet worden geboekt. Voorstanders beweren dat deze benadering gebaseerd is op
'Accretion Approach’. Dat wil zeggen het opnemen van opbrengsten in de winst- en-
verliesrekening op het moment dat het productieproces plaatsvindt, dus in dit geval als de
producten worden geoogst. Ze beargumenteren dat het in overeenstemming is met het
accruals concept, waarbij de transacties geregistreerd worden wanneer ze zich voordoen.
Voorstanders vergelijken ook 'Accretion Approach' met 'percentage of completion' methode
(Elad, 2007).
Betreffende de waardering van agrarische producten moet volgens IAS 41 de reële waarde
toegepast worden. De kostprijs van een agrarisch product is moeilijk vast te stellen. De
hoeveelheid agrarische producten is afhankelijk van de biologische activa en de
weersomstandigheden. Bij biologische activa moet rekening gehouden worden met
bijvoorbeeld het sterftecijfer of de groeisnelheid van deze activa. Daarom is het vooraf
moeilijk vast te stellen welk hoeveelheid agrarische producten geoogst zullen worden. De
werkelijke hoeveelheid is doorgaans afwijkend van de geschatte hoeveelheid agrarische
producten. Hierdoor is het moeilijk de kostprijs vast te stellen (Argilés & Slof, 2000).
5.2 Kritiek op IASDe reële waarde heeft ook een nadelige kant. Verschillende ondernemingen vragen zich af
hoe de reële waarde van bepaalde biologische activa of agrarisch producten te bepalen.
Ondernemingen zijn toen op zoek gegaan naar nieuwe methodes om de reële waarde te
bepalen. Dit probleem zal aan de hand van een voorbeeld worden uitgelegd. In dit voorbeeld
richten wij ons op een bos die als biologische activa beschouwd en hout als een agrarisch
product. In het onderzoek van PWC bleek dat makt gebaseerde prijzen voor hout zeer
zeldzaam zijn. Dit gebeurde ondanks dat er sprake was van een actieve markt.
Ondernemingen stapten over naar de contante waarde van hout ( DCF-methode). DCF-
methode bevatte de geplande oogsten, hout prijzen, kosten van bosbouw, groeicijfers en de
disconteringsvoet (PWC, 2011) (Penttinen, Latukka,, Meriläinen, Salminen, & Uotila, 2004).
Als het bedrijf de IAS 41 toepast voor de waardering van zijn agrarische producten zal het
bedrijf ten opzichte van de historische kostprijs de producten moeten categoriseren. De
Pagina | 20
indeling is van belang om de juiste marktwaarde van de producten te bepalen tijdens het
oogsten. Dit levert stagnatie op in het productie proces van een onderneming. De indeling
kan gebaseerd zijn op de grootte en kwaliteit van het product. Analisten zijn ook van mening
dat bij het waarderen tegen de reële waarde het aangaan van verkoop contracten schadelijk
kunnen zijn voor het bedrijf. Verkoop contracten eisen dat er een reserve wordt opgenomen
in de balans die als dekking van het contract dient. Ondernemingen kunnen ook contracten
aangaan met een hoog risico, hierdoor probeert het bedrijf verlieslatende contracten die het
bedrijf eerder is aangegaan te compenseren (Lalic, Jovanovic, & Peric, 2012).
Voor het bepalen van de reële waarde voor agrarische producten moet een actieve markt
bestaan. Volgens IAS 41 vormen actieve markt de basis voor het bepalen van de reële
waarde. Analisten waren van mening dat niet voor elke product een actieve markt bestaat.
Zij gingen er van uit dat agrarisch producten beïnvloed kunnen worden door het klimaat en
andere omstandigheden. Hierdoor kunnen producten niet met elkaar worden vergeleken.
Een voorbeeld hiervan zijn appels. Als er klimaatverandering plaats vindt waar appels
worden geplant, kan dit leiden tot het groeien van andere soorten appels waarvoor er geen
actieve markt bestaat (Azevedo, 2007).
Eén van de argumenten waarmee analisten verschilden is de manier waarop
ongerealiseerde winsten of verlies worden verwerkt in de winst-en-verliesrekening, die
voortvloeien uit biologische activa. De ene partij beweert dat dit moet gebeuren volgens de
‘accretion approach' terwijl de andere partij van mening was dat dit aan het einde van de
periode moet gebeuren. De laatst genoemde methode is vergelijkbaar als de ' percentage -
of complet ion ' methode (Elad, 2007). De Europese Commissie is het echter niet eens met
de eerst genoemde methode. Zij waren van mening dat bij het waarderen tegen de reële
waarde geen gebruik moet worden gemaakt van de accretion approach. Hierdoor is de
accretion approach niet te gebruiken. De Europese Commissie is van mening dat het
verkoopproces nog niet compleet is om de winsten en verliezen te verwerken (IASC, 2000).
5.3 De voordelen van RJVolgens RJ mag de LIFO methode worden toegepast mits dit onderbouwd is in de toelichting
bij de jaarrekening. Het gebruik van LIFO kan het beeld van de balans (voorraden
ondergewaardeerd) en de winst-en-verliesrekening (lagere winsten) op een niet realistische
wijze presenteren. De LIFO methode toont, in tegenstelling tot de FIFO methode het effect
van inflatie niet. Daardoor kan door het gebruik van LIFO bijvoorbeeld belastingvoordelen
worden gerealiseerd die andere ondernemingen niet kunnen realiseren (Romeo, 2009). Door
het gebruik van de LIFO methode kan een lager gerapporteerd belastbaar inkomen worden
Pagina | 21
gepresenteerd. Dit is in het bijzonder van toepassing in periodes dat de prijzen hard stijgen.
De voorraadwaardering op basis van de LIFO methode zal dan een nog groter verschil
vertonen met de voorraadwaardering op basis van de FIFO methode dan normaal gesproken
het geval is. Door deze belastingvoordelen is het voordeliger RJ in plaats van IAS 2 toe te
passen (Askew, 2010).
Indien op basis van de RJ de waarderingsgrondslag actuele waarde wordt toegepast,
kunnen uit de verkoop van voorraden afzonderlijke posten in de winst-en-verliesrekening
ontstaan. Art. 2:390 lid 3 BW verplicht dat de herwaarderingsreserve verminderd moet
worden ten gunste van de overige reserves, of ten gunste van de winst-en-verliesrekening.
5.4 ConclusieIAS heeft een aantal voordelen ten opzichte van de RJ. De categorisering van de voorraden
geschied beter onder IAS dan onder RJ. Het verschil met de LIFO methode leidt tot minder
kans op earnings management. De impairment onder IFRS is beter dan onder RJ. IAS 41
had een grote impact op de agrarische sector en de reële waarde methode was goedkoper
om te toe passen. Een van de grootste kritiek punten op IAS is de reële waarde waardering.
De reële waarde waardering is een subjectieve waardering. Dit geldt vooral voor agrarische
producten. Niet alle agrarisch producten zijn hetzelfde. Hierdoor is het lastig om te bepalen
wat de reële waarde van de voorraden zijn.
Pagina | 22
6. Conclusie
6.1 ConclusieOm een antwoord te geven op de hoofdvragen moet er eerst een antwoord geformuleerd
worden voor de deelvragen. Samenvattend blijkt uit het tweede hoofdstuk dat in IAS staat
hoe er voor voorraden account moet worden. De LIFO methode was niet meer toegestaan
onder IAS. Er is aangetoond dat de financiële ratio’s significant verschillen tussen de LIFO
en FIFO methode. Deze wijziging heeft voor de investeerders en voor de aandeelhouders tot
de situatie geleid dat sprake is van een meer transparante situatie zonder misleidende
informatie. Onder de LIFO methode werd er ook minder belasting betaald.
In hoofdstuk drie is beschreven dat voorraden activa zijn die worden aangehouden voor de
verkoop binnen de normale bedrijfsvoering, in het productieproces voor een dergelijke
verkoop of in de vorm van grond- en hulpstoffen die worden verbruikt tijdens het
productieproces. Verschillende categorieën voorraden bestaan waarvan voor agrarische en
fungibele producten een aantal specifieke bepalingen van toepassing zijn. IAS heeft voor de
agrarische producten een aparte regeling getroffen. Ze gaan dieper in voor hoe er voor
agrarische producten account moet worden. Hier was te zien dat er een duidelijk verschil is
tussen IAS en RJ als het gaat om het begrip voorraden.
In het vierde hoofdstuk is te lezen wat het verschil is in de waardering van de voorraden
tussen RJ en IAS. De waardering van alle fysieke aanwezige voorraden wordt uitgevoerd op
basis van de kostprijs of basis van de actuele waarde. De Nederlandse wet- en regelgeving
staat het toepassen van beide waarderingsgrondslagen vrijwel onverminderd toe op basis
van IFRS is waardering tegen actuele waarde slechts in een klein aantal gevallen toestaat.
De kostprijs bestaat uit de verkrijgingsprijs/vervaardigingsprijs en de overige kosten die
worden gemaakt om de voorraden op hun huidige plaats en in hun huidige staat te brengen.
De vervaardigingsprijs betreft onder meer de directe productiekosten en de toerekenbare
indirecte productiekosten. Voor agrarische en fungibele goederen bestaan verschillende en
specifieke voorschriften voor de waardering en de resultaatvaststelling. De agrarische
producten dienen onder IAS gewaardeerd te worden tegen de reële waarde. Dit is het
grootste verschil met RJ. De voor- nadelen van de reële waarde worden in het daarop
volgende hoofdstuk besproken.
Voordelen IAS
Uitsplitsing van voorraden in verschillende categorieën
Pagina | 23
Verbod van het toepassen van LIFO leidt tot het voorkomen van het toepassen van
earnings management
Terugneming van impairment op voorraden is op basis van IFRS mogelijk
IAS heeft een duidelijke splitsing tussen biologische activa en agrarische producten.
Voor de agrarische producten is er een aparte regeling in IAS opgenomen.
Kritiek punten IAS
Bij het bepalen van de reële waarde komt altijd een stuk subjectiviteit bij kijken.
Omdat geen enkel product hetzelfde is moeten de producten worden gecategoriseerd
worden bijvoorbeeld naar type en grote. Dit zorgt voor stagnatie in het
productieproces.
Omdat de producten zo van elkaar verschillen is het de vraag of er voor de producten
wel een actieve markt bestaat om zo de reële waarde te bepalen.
Voordelen RJ
Toepassing van de LIFO-methode kan leiden tot belastingvoordelen
De vaststelling van de reële waarde van agrarische producten op basis van IAS 41 is
gecompliceerd.
Tenslotte kan geconcludeerd worden dat de impact van de verplichte invoering van IAS
afhankelijk is van de type voorraden. De fungibele voorraden mogen onder IAS niet meer
gewaardeerd worden volgend de LIFO methode. Dit had invloed op financiële ratio’s van de
onderneming. Het zorgt ervoor dat de vergelijkbaarheid van de ratio’s beter werd. Dit was te
zien in het onderzoek van Katz en Romeo. Verder is het niet meer mogelijk om de
belastingvoordelen onder LIFO te behalen. Een derde punt is de waardering van de
voorraden op de balans. De voorraden op de balans, weergeven nu een betere waarde weer
van de echte waarde van de voorraden. Tot slot heeft IAS een aparte regeling getroffen voor
agrarische producten. Er wordt apart ingegaan op de agrarische producten en is uitgebreider
dan onder RJ.
De invoering heeft veel voordelen met zich meegebracht. Toch zijn er nog een aantal kritiek
punten op IAS. De kritiek van de reële waarde waardering zal altijd een discussie punt
blijven. Dit heeft ook betrekking op andere activa van de onderneming. De reële waarde
benadering heeft een subjectief aspect in zich. De managers moeten daarom volgens IAS de
verantwoording op basis van de reële waarde waarderingen in de toelichting opnemen
waardoor buitenstaanders dit kunnen beoordelen. De manier waarop de onderneming op de
reële waarde is gekomen en de risico’s die ze hierover lopen worden hierin vermeld.
Pagina | 24
Hierdoor krijgen de buitenstaanders een beter inzicht in de risico’s die de onderneming loopt
over haar voorraden.
6.2 BeperkingenDit onderzoek heeft zich gefocust op het verschil tussen de Nederlandse wetgeving en de
internationale standaarden. Hierdoor is dit onderzoek niet toepasbaar in het buitenland. Als
men wil weten of IFRS een verbetering is ten opzichte van eerdere regelgeving zullen een
aantal landen vergeleken moeten van voor en na de verplichte invoering van IFRS.
Een andere beperking waarmee dit onderzoek te maken heeft is dat dit onderzoek uitgaat
van de algemene jaarrekeningen van ondernemingen. In toekomstig onderzoek kan er
gekeken worden naar individuele ondernemingen en zo de impact van IFRS op individueel
niveau worden bekeken.
De kritiek dat gegeven wordt op IFRS is voor gericht op de reële waarde. Omdat hier een
stuk subjectiviteit inzit, zal dit altijd leiden tot discussie tussen voor- en tegenstanders van de
reële waardering. Een verder onderzoek in de reële waarde van producten kan beter
bepalen of IFRS heeft geleid tot een verbetering.
Pagina | 25
7. Bibliografie
Abdel-Khalik, R. A. (1985). The Effect of LIFO-Switching and Firm Ownership on Executives' Pay. Journal of Accounting Research, 427-447.
Argilés, J. M., & Slof, E. J. (2000). New Opportunities for Farm Accounting. UPF Economics and Business Working Paper.
Askew, J. A. (2010). Analyzing Financial Statements under IFRS - Opportunities & Challenges. Journal of leadership, accountability and ethics.
Azevedo, G. (2007). The Impact of International Accounting Standard 41 'Agriculture' in the Wine Industry. Portugal: Instituto Superior de Contabilidade e Administração da Universidade de Aveiro.
Camfferman, K. (2007). Het aggregratieprobleem inIFRS: een terreinverkenning. MAB.
Cook, K. A., Huston, R. G., & Kinney, M. R. (2012). Managing Earnings by Manipulating Inventory: The Effects of Cost Structure and Valuation Method. Social Science Research Network.
Çürtük, T. (2007). IAS 2.
Deloitte. (2014, n.d. n.d.). IAS PLUS. Opgehaald van http://www.iasplus.com: http://www.iasplus.com/en-gb/standards/ias/ias2
Elad, C. (2007). Fair value accounting in the agricultural sector: some implications for international accounting harmonization. European Accounting Review, 621-641.
Ernst & Young. (2014). Handboek Jaarrekening. Amsterdam: Kluwer.
Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie. (2002). Verordering (EG) Nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen.
GROSU, V., & MATEŞ, D. (2008). EVALUATING AND RECOGNISING BIOLOGICAL ASSETS AND AGRICULTURAL ACTIVITIES ACCORDING TO IAS 41. Lucrări Ştiinţifice.
Herbohn, K., & Herbohn, j. (2006). International accounting standard (IAS) 41: What are the implications for reporting forest assets? Small-scale Forest Economics, Management and Policy, 175-189.
IASC. (2000). Comment Letters on Exposure draft. International accounting Standards Committee.
ISAPLUS. (n.d., n.d. n.d.). http://www.iasplus.com. Opgehaald van http://www.iasplus.com: http://www.iasplus.com/en-gb/projects/iasb-and-ifrs-projects/narrow-scope/ias-41-bearer-biological-assets
Pagina | 26
Katz, D. M. (2007, December 3). www.cfo.com. Opgehaald van CFO: http://www.cfo.com/article.cfm/10239047?f=singlepage
Lalic, S., Jovanovic, D., & Peric, N. (2012). The Accounting Treatment of the Biological Process of Transformation. Research Journal of Agricultural science.
Lefter, V., & Roman, A. G. (2007). IAS 41 Agriculture: Fair Value Accounting. Theoretical and Applied Economics.
LTO. (2013). LTO. Opgehaald van www.lto.nl: http://www.lto.nl/media/default.aspx/emma/org/10840294/rapport+ez+de+agrarische+handel+van+nederland+in+2013.pdf
Paananen, M., & Lin, H. (2009). The Development of Accounting Quality of IAS and IFRS over Time: The Case of Germany. Journal of International Accounting Research, 31-55.
Penttinen, M., Latukka,, A., Meriläinen, H., Salminen, O., & Uotila, E. (2004). IAS Fair Value and Forest Evaluation on Farm Forestry. Finland: Scandinavian Society of Forest Economics.
PWC. (2011). Forest Industry: Application Review of IAS 41, Agriculture: The Fair Value of Standing Timber. PWC: Forest, Paper & Packaging.
PWC. (2015, Maart 4). https://www.pwc.com. Opgehaald van https://www.pwc.com: https://inform.pwc.com/inform2/show?action=informContent&id=0936075103137352
Romeo, J. (2009). Analysis of the LIFO inventory valuation method during the onset of IFRS. Connecticut : University of Connecticut .
SRA. (n.d., n.d. n.d.). SRA. Opgehaald van www.sra.nl: https://www.sra.nl/vaktechniek/jaarverslaggeving/richtlijnen-voor-de-jaarverslaggeving/rj-jaareditie-2011/afdeling-2-jaarrekeningposten/220-voorraden/2201-inleiding
Waasdorp, D., & Boone, J. (2002). Waardering en verwerking van rundvee en fruitopstanden in de jaarrekening. Den Haag: LEI.
Pagina | 27
top related