juridische magazine
Post on 28-Mar-2016
264 Views
Preview:
DESCRIPTION
TRANSCRIPT
@ Wurgcontract of springplank naar succes?
Kantoorspecials @ Boekel De Nerée @ Clifford Chance @ Pels Rijcken @ Van Doorne
Juridisch Actueel @ Stelen van virtuele voorwerpen diefstal?
@ Vluchtelingenrecht in vogelvlucht
@ Euthanasie en de wil van een wilsonbekwame
J U R I D I S C H M A G A Z I N E
JuridischeFaculteitsvereniging
Groningen
In C
asu - jaargan
g 19
, nu
mm
er 4, M
ei 20
12 - In
Casu
is een u
itgave van d
e Jurid
ische Facu
lteitsverenig
ing
Gro
nin
gen - w
ww
.jfvgro
nin
gen.n
l
www.boekel.com
“BOEKEL DE NERÉE, WAAR KWALITEIT EEN RECHT IS”
Heleen Biesheuvel, Advocaat Boekel De Nerée
3
JFV IN CASU - MEI 2012 VOORWOORD
De rechtsgeleerden in de Martinistad blijken ook te
beschikken over een groot uithoudingsvermogen en
een lange adem. ‘In Casu’ is nu bezig met zijn negen-
tiende jaargang, de JFV is al meer dan een eeuw oud,
terwijl de faculteit al helemaal een eerbiedwaardige
leeftijd heeft. De universiteit als geheel viert pas in
2014, zoals bekend, haar 400-jarig bestaan. Maar
ik troost mij al sinds 1996 met de gedachte dat een
nucleus van de RUG eigenlijk meer dan vier eeuwen
oud is, omdat Mello Brunsema de Faculteit Rechts-
geleerdheid in 1596 heeft opgericht.
Ik hoop dat ook de redactie van ‘In Casu’ er nog heel
lang in slaagt zulke mooie magazines te publiceren.
Dit nummer wil ik van harte bij de lezers aanbevelen
en iedereen veel leesplezier wensen.
Prof.dr. Elmer Sterken
Rector Magnificus Rijksuniversiteit Groningen
Voorwoord
In Casu
EFRUCTU ARBOR COGNOSCITUR’ (AAN DE VRUCHTEN HERKENT MEN DE BOOM).
DIE SPREUK SCHIET MIJ STEEDS TE BINNEN, ALS IK HET MAGAZINE VAN DE
JURIDISCHE FACULTEITSVERENIGING VAN DE RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN
MET DIE FRAAIE LATIJNSE NAAM TER HAND NEEM. HET IS EEN BLAD DAT
NAME LIJK PAST BIJ DE JFV GRONINGEN EN OOK BIJ DE FACULTEIT RECHTSGELEERDHEID.
‘IN CASU’ IS KLEURRIJK, DEGELIJK, OMVANGRIJK, INTERESSANT, ONDERHOUDEND,
VEEL ZIJDIG EN DIEPGAAND. HETZELFDE KAN GEZEGD WORDEN VAN DE GRONINGSE
JURISTEN.
Juridisch Magazine ‘In Casu’
Jaargang 19, nummer 4, mei 2012
Hoofdredactie
Leonie Verwilligen
Eindredactie
Indira de Wilde
Femke Westra
Redactie
Rachelle Boneva
Anne Dekker
Daphne Dikkers
Thomas Meenink
Anne Meijer
Cornelieke Moeke
Tanja Schasfoort
Laurens Vermeulen
Arend Vosmaer
Rogier Wennink
Jim de Wolf
Bram Zwagemakers
ISSN 3388-8803
Copyright In Casu
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd
en/of openbaar gemaakt worden zonder
voorafgaande schriftelijke toestemming van de
uitgever.
Oplage
2600
Uitgever
Juridische Faculteitsvereniging Groningen
Bezoekadres: Turftorenstraat 17
Postadres: Oude Kijk in ’t Jatstraat 26
9712 EK Groningen
Tel: 050-363583
Fax: 050-3636947
E-mail: jfv@jfvgroningen.nl
Websites: www.jfvgroningen.nl
www.jfvcarriereboard.nl
Vormgeving en druk
OCC dehoog media partners, Oosterhout
www.occ-dehoog.nl
Foto omslag
iStock
Abonnementen
Abonnementenprijs inclusief portokosten
per jaar: €25,–.
Mail voor meer informatie naar Lieke van Geelen:
vicevoorzitter@jfvgroningen.nl.
Adverteerdersindex
Boekel De Nerée
Clifford Chance
De Brauw Blackstone Westbroek
Dirkzwager advocaten & notarissen
Freshfields Bruckhaus Deringer
Hoyng Monegier
JPR Advocaten
Linklaters
NautaDutilh
Nysingh advocaten-notarissen
Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn
advocaten en notarissen
Studystore
Stibbe
Van Doorne
Advertenties
Tarieven zijn schriftelijk en/of telefonisch aan te
vragen bij Lieke van Geelen.
Tel: 050-3635783
Fax: 050-3636947
E-mail: vicevoorzitter@jfvgroningen.nl
Standpunten zoals weergegeven in juridisch
magazine In Casu zijn uitingen van de auteurs,
en daarbij niet eveneens standpunten van de
Juridische Faculteitsvereniging Groningen.
COLOFON EN ADVERTEERDERS
‘
ONZE BIBLIOTHEEK IS DE PERFECTE PLEK OMJE SCRIPTIE TE SCHRIJVEN
ELKE DAG ONTMOETEN ZE ELKAAR BIJ DE KOFFIE
“Een studentstage is volgens ons de ideale manier om kennis te maken. Jij leert ons beter kennen, en wij jou. Van uur tot uur maak je mee wat het werk in de praktijk precies inhoudt. Dat kan in Amsterdam, maar ook op één van onze kantoren in het buitenland. Ook kun je op kantoor je scriptie schrijven. Je kunt dan gebruik maken van al ons bronnenmateriaal. Daarnaast hebben we plek voor studerend medewerkers, bieden we oriënterende gesprekken aan en organiseren we interessante business courses.”werkenbijdebrauw.nl
Kennismaken met De Brauw“ Wat is de beste manier om De Brauw goed te leren kennen?”
5
JFV IN CASU - MEI 2012 VAN DE REDACTIE
Uiteraard staat ook dit nummer weer vol
met interessante juridische artikelen.
Een redactioneel stuk is gewijd aan de
contracten die worden gesloten bij de
bekende programma’s als ‘The Voice
of Holland, X-Factor en Popstars’. Zijn
dit wurgcontracten of is het slechts een
gerechtvaardigde manier om een investe-
ring terug te verdienen?
Daarnaast is een artikel geschreven over
de status van vluchtelingen in het interna-
tionale recht en welke rechten en plichten
dit vluchtelingenschap voor staten en
individuen met zich meebrengt. Ben jij
benieuwd of het stelen van virtuele voor-
werpen kan worden aangemerkt als dief-
stal? Blader dan snel door naar de rubriek
‘Juridisch Actueel’! Een andere actuele
kwestie is die rondom de vice-president
van de Raad van State. Meer hierover kun
je lezen in ‘Personae’, waar de bevoegd-
heden van de vice-president onder de loep
worden genomen.
Natuurlijk bevat deze In Casu nog veel
meer boeiende artikelen, dus neem de tijd
en ga er lekker voor zitten. Veel leesplezier
gewenst!
Met vriendelijke groet,
Leonie Verwilligen
Hoofdredacteur In Casu
Van de redactie
Beste lezer,
HET EINDE VAN DIT COLLEGEJAAR IS ALWEER IN ZICHT EN ZO OOK JAARGANG 19 VAN DE IN CASU.
BIJ DEZEN WIL IK DAN OOK GRAAG DE REDACTIE EN DE EINDREDACTIE HARTELIJK BEDANKEN
VOOR HUN INZET DIT JAAR. IK HEB MET VEEL PLEZIER MET JULLIE SAMENGEWERKT EN JULLIE
ARTIKELEN MET VEEL INTERESSE GELEZEN! IK BEN TROTS OP DE VIER EDITIES DIE WIJ MET Z’N
ALLEN TOT STAND HEBBEN GEBRACHT.
INHOUDSOPGAVE JFV IN CASU - MEI 2012
6
InhoudsopgaveRedactioneel
@8 Vluchtelingenrecht in
vogelvlucht
Dit artikel behandelt de status van vluchte-
lingen in het internationale recht. Wanneer
ben je een vluchteling en welke rechten
en plichten brengt dit vluchtelingenschap
voor staten en individuen met zich mee?
@11 Euthanasie en de wil
van een wilsonbekwame
Enige tijd geleden zorgde de toepassing
van euthanasie op een zwaar demente-
rende vrouw voor veel opschudding. Wat
zeggen de wet en de richtlijnen van de
KNMG over euthanasiebesluiten in derge-
lijke gevallen van wilsonbekwaamheid?
Zijn deze besluiten wel als zorgvuldig te
bestempelen?
@14 Wurgcontract of
springplank naar succes?
Idols, Popstars, The X-Factor en natuur-
lijk The Voice of Holland, iedereen kent
inmiddels deze auditieprogramma’s als
een broedplaats voor aanstormend talent.
Sommigen groeien uit tot popsterren,
anderen raken in de vergetelheid. Allen
hebben zij echter één ding gemeen: ze
hebben een zeer streng contract getekend:
wurgcontract of een rechtvaardige manier
om een investering terug te verdienen?
@18 Smartphone aan de
kant; durf zelf te denken!
Door ouderen wordt er vaak en veel kritiek
geleverd op de ‘jeugd van tegenwoordig’.
Wij jongeren zijn laks, ongeïnteresseerd en
onkundig. Het is hoog tijd dat wij verande-
ring brengen in deze zienswijze. Dus leg je
iPhone aan de kant en durf zelf te denken!
Student and the city
@20 Fribourg, mon
amour! Freiburg, ich liebe
dich!Zwitserland is een welbekend wintersport-
land. Maar hoe is het om een semester aan
een Zwitserse Universiteit te studeren? Een
kijkje in het Zwitserse studentenleven in
Fribourg/Freiburg.
ColumnAchter de deur van...
@22 de Zwitserse
Confederatie
Staatsrechtelijk gezien verschilt
Zwitserland nogal van Nederland; het
is namelijk een confederatie. Wat zijn
de belangrijkste karakteristieken van
deze staatsvorm, hoe heeft Zwitserland
invulling gegeven aan deze staatsvorm
en in hoeverre verschilt deze van de
Nederlandse situatie? Het artikel geeft
antwoord op deze en andere vragen.
INHOUDSOPGAVEJFV IN CASU - MEI 2012
7
@25 De vice-president
van de Raad van StateEr is in de voorbije maanden veel gediscus-
sieerd over de benoeming van Piet Hein
Donner als vice-president van de Raad van
State. Daarmee nemen ook de debatten
over de positie van de Raad van State in
Nederland toe. Daarom bekijkt ‘personae’
in dit nummer de personen in de Raad van
State.
@27 Stelen van virtuele
voorwerpen diefstal?Levert het stelen van virtuele voorwerpen
in een computerspel diefstal op? Dat is de
principiële vraag die de Hoge Raad op 31
januari jongstleden heeft beantwoord in
de RuneScape-zaak.
@32 Mediation moet
wettelijk worden verankerdBetty Santing Wubs is docent Privaatrecht
aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zij
geeft een reactie op de stelling die is
geformuleerd naar aanleiding van het plan
van Tweede Kamerlid Ard van der Steur
(VVD).
UitgelichtPersonae
Opinie
Juridisch Actueel
@30 Ook futures bieden
geen garantie voor de
toekomst!Wie belegt, kan geld verliezen. In
beginsel draai je zelf voor de verliezen
op. Soms valt de bank echter ook iets te
verwijten!
@42 Bekende merk be-
scher ming na het Inter flora
arrest In september 2011 heeft het Hof van Justitie
van de Europese Unie in navolging van
haar adwords arresten van maart 2010 een
belangrijk arrest gewezen over het gebruik
van bekende merken als adwords door
concurrenten, in de zaak tussen Interflora
en Marks & Spencer.
Inhoudelijke bijdragen
@34 Begin van het einde? Het einde van het collegejaar is in zicht, het
mooie weer is aangebroken. Hopelijk voor
jou dit jaar geen problemen met de harde
knip en de langstudeerboete. Het leven is
namelijk al duur genoeg.
JFV Katern
JuridischeFaculteitsvereniging
Groningen
De ontwikkeling van het vluchtelingenrechtIn de nasleep van de Tweede Wereldoorlog
kwam er meer aandacht voor de status
van vluchtelingen. Dit resulteerde in 1950
in de oprichting door de Verenigde Naties
van een vluchtelingenorganisatie, met aan
het hoofd daarvan een Hoge Commissaris
voor de Vluchtelingen. Het doel van deze
organisatie is het beschermen en onder-
steunen van vluchtelingen. Dit kan door
opvang, terugkeer of vestiging in een ander
land. Het belangrijkste juridische docu-
ment dat regels over vluchtelingen stelt is
het Internationaal Verdrag betreffende de
Status van Vluchtelingen (Vluchtelingen-
verdag).1 Dit verdrag werd in 1951 tijdens
een door de Verenigde Naties georgani-
seerde conferentie opgesteld en is inmid-
dels door meer dan honderdvierentwintig
staten geratificeerd.2
Wie is een vluchteling?Goed, er zijn dus internationale regels die
bepaalde rechten en plichten voor vluchte-
lingen en staten stellen. Cruciaal voor de
werking van het Vluchtelingenverdrag van
1951 is de definitie van een vluchteling.
Hierover staat in het verdrag het volgende:3
“Die, ten gevolgde van gebeurtenissen
welke vóór 1 januari 1951 hebben plaats
gevonden, en uit uit gegronde vrees voor
vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de
nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van de bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen.”
Aanvankelijk was dit verdrag gericht op de
bescherming van Europese vluchtelingen,
maar dit is met het Protocol van 1967
uitgebreid tot vluchtelingen wereldwijd.
Dit protocol heeft tevens het tijdselement
‘voor 1 januari’ uit de definitie gehaald.4 De
vijf gronden waarop je dus geclassificeerd
als vluchteling kunt worden zijn: ras, gods-
dienst, nationaliteit, het behoren tot een
bepaalde sociale groep en een bepaalde
politieke overtuiging. Er moet sprake zijn
van een gegronde vrees voor vervolging,
dit impliceert zowel een subjectieve als
een objectieve test. Er is geen klinkklare
beschrijving van het begrip vervolging.
Uit de definitie van vluchteling in artikel 1
van het Vluchtelingenverdrag valt verder
op te maken dat je, om onder de definitie
te vallen, je buiten het land waarvan je de
nationaliteit bezit moet bevinden. Critici
vinden dit een te nauwe definitie. Stel je
voor dat mevrouw Russi in een bepaald
gebied in Nigeria vervolgd wordt en de
vluchtelingenstatus wil krijgen. Als zij
naar een buurland vlucht zou dit kunnen
lukken. Echter, als ze naar een voor haar
veilig gebied binnen de landsgrenzen van
Nigeria gaat zou zij geen aanspraak op
de vluchtelingenstatus kunnen maken.5
Een mogelijkheid tot interne relocatie is
dus een zogenaamde dealbreaker om de
vluchtelingenstatus te bemachtigen. Een
andere dealbreaker is als de staat zelf voor
bescherming zorgt. Als dat het geval is,
val je immers ook niet meer in de definitie
van artikel 1 van het Vluchtelingenverdrag.
Verder biedt het Vluchtelingenverdrag ook
enkele uitsluitingsgronden.6 De belang-
rijkste grond waarop een vluchteling toch
uitgesloten van de rechten en plichten van
het verdrag kan worden, is bij vermeende
eigen betrokkenheid bij mensenrechten-
schendingen.
REDACTIONEEL JFV IN CASU - MEI 2012
8
Redactioneel
Vluchtelingenrecht in vogelvlucht Door Tanja Schasfoort
WERELDWIJD ZIJN ER RUIM TWAALF MILJOEN VLUCHTELINGEN EN MEER DAN VIJFEN-
TWINTIG MILJOEN VLUCHTELINGEN DIE NOG BINNEN DE EIGEN LANDGRENZEN ZIJN.
VLUCHTELINGENRECHT IS DAN OOK EEN TYPISCH VOORBEELD VAN EEN RECHTSGEBIED
DAT EEN INTERNATIONALE BASIS NODIG HEEFT. BINNEN HET INTERNATIONALE RECHT
BESTAAT HET VLUCHTELINGENRECHT UIT REGELS VAN GEWOONTERECHT, DWINGENDE REGELS VAN EEN
ZODANIGE ORDE DAT ZE VERPLICHTINGEN VOOR ALLE STATEN OPLEGGEN (ZOGENAAMDE JUS COGENS
REGELS) EN INTERNATIONALE JURIDISCHE DOCUMENTEN, BIJVOORBEELD VERDRAGEN. IN DIT ARTIKEL
ZAL IK KORT INGAAN OP HET ONTSTAAN VAN DEZE REGELS. VERVOLGENS ZAL IK BELANGRIJKE INTERNATI-
ONALE REGELS BELICHTEN. AAN DE HAND VAN VOORBEELDEN EN CIJFERS TOON IK AAN WAT HET BELANG
VAN DIT RECHTSGEBIED IS. TOT SLOT ZAL IK KIJKEN HOE LANDEN HIER MEE OMGAAN.
REDACTIONEELJFV IN CASU - MEI 2012
9
SpraakverwarringDe termen asielzoeker, vluchteling en immi-
grant worden vaak – onjuist – door elkaar
gebruikt. Iedereen die een asielvraag heeft
ingediend kan worden beschouwd als een
asielzoeker. Echter, alleen iemand die aan
alle bovengenoemde criteria voldoet is
een vluchteling. Een immigrant is iemand
die zich voor lange tijd wil vestigen in
een ander land. Hij of zij kan hiervoor
verschillende redenen hebben, zoals
economische, politieke of sociale. Uiter-
aard kan vervolging ook een reden zijn om
te emigreren en vluchtelingen vormen dan
ook een speciale groep van immigranten.
Alleen ten aanzien van vluchtelingen geldt
het Vluchtelingenverdrag. Verder blijven
landen vrij hun eigen migratiebeleid te
voeren. In de kern is vluchtelingenrecht
dan ook niet migratierecht, maar een
systeem en vangnet van mensenrechten.7
Vluchtelingenrecht fungeert namelijk als
plaatsvervanger van mensenrechten zodra
er geen effectieve staatsbescherming is.
Rechten en plichtenElke vluchteling heeft plichten tegenover
het land waar hij of zij zich bevindt. In
het bijzonder hebben vluchtelingen de
plicht zich te houden aan de nationale
wetten, regels en maatregelen die worden
genomen in het belang van de openbare
orde.8 Staten moeten vluchtelingen op
hun grondgebied ten minste even gunstig
– dus zonder discriminatie – behandelen
als hun eigen onderdanen.
Artikel 33 van het Vluchtelingenverdrag is
een belangrijk artikel van het verdrag en
stelt dat er een verbod is op uitzetting van
een vluchteling als zijn of haar leven of
vrijheid in gevaar is. Dit verbod staat wel
bekend als nonrefoulement en dit principe
is inmiddels ook geaccepteerd op grond
van internationaal gewoonterecht.9 Dit
houdt in dat dit principe zelfs bindend is
voor staten die het Vluchtelingenverdrag
niet hebben geratificeerd. Verder moeten
staten die het verdrag geratificeerd hebben
hun medewerking verlenen aan de Hoge
Commissaris voor de Vluchtelingen van
de Verenigde Naties, die toeziet of landen
het verdrag wel goed implementeren.10 Het
verdrag biedt vluchtelingen onder andere
het recht op godsdienstvrijheid, het recht
op vrije verplaatsing, het recht op reisdo-
cumenten en het recht op werk en onder-
wijs. Dit klinkt allemaal goed, maar als
oplettende lezer vraag je je nu vast af hoe
deze regels in de praktijk werken. Helpt
het vluchtelingen daadwerkelijk, of is het
meer een politiek symbool van staten om
partij bij het verdrag te worden en wordt er
vervolgens niks meer mee gedaan? Laten
we daarom nu kijken hoe dit verdrag door
staten wordt geïmplementeerd.
Daadwerkelijke implementatieEen algemeen probleem bij internatio-
nale verdragen is de mogelijkheid voor
staten om voorbehouden bij een verdrag
te maken. Volgens het Weens Verdra-
genverdrag bestaat hiertoe de mogelijk-
heid, tenzij dit door het verdrag wordt
verboden of het voorbehoud niet verenig-
baar is met het voorwerp en het doel van
het verdrag.11 Het gebeurt maar al te vaak
dat staten partij worden bij een verdrag,
maar vervolgens voorbehouden maken
die feitelijk tegen het voorwerp en doel
van het verdrag ingaan of zodanig vaag
en onduidelijk zijn dat niet duidelijk is
wat er precies mee wordt bedoeld. Bij het
Vluchtelingenverdrag zijn door een hele-
boel staten voorbehouden gemaakt.12
Veel voorbehouden heb ben betrekking
op artikel 17, het recht voor vluchtelingen
om over te gaan tot betaalde arbeid. Ook
bij artikel 26 van het verdrag zijn vele
voorbehouden gemaakt. Dit artikel gaat
over het recht op vrije verplaatsing van
vluchtelingen. Veel landen willen zelf het
recht houden om vluchtelingen bepaalde
verblijfplaatsen aan te wijzen. Ook Neder-
land heeft op dit punt een voorbehoud
gemaakt.13 Ik vraag mij af of dit soort
voorbehouden niet tegen het voorwerp
en doel van het verdrag ingaan en vluch-
telingen dus bepaalde rechten ontneemt.
In veel landen is verder de procedure voor
vluchtelingen slecht geregeld. Zo moeten
vluchtelingen in veel landen jarenlang
wachten totdat zij daadwerkelijk genatura-
liseerd zijn, of voordat hun aanvraag goed
behandeld wordt. Ook zijn de verblijf-
plaatsen van vluchtelingen vaak onder
de maat. Deze punten roepen natuurlijk
vragen op. Worden er niet – naast schen-
dingen van het Vluchtelingenverdrag – ook
andere fundamentele mensenrechten,
zoals het recht op privacy en het recht
op een goede procesgang, geschonden?
Procedure in NederlandDe regels over de toelating van vreem-
delingen in Nederland is geregeld in de
Vreemdelingenwet. Als je verblijf aan wilt
vragen in Nederland moet je een asiel-
verzoek indienen. Er volgen gespreken
met de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(IND). De uitkomst hiervan is ofwel een –
vaak tijdelijke – verblijfsvergunning, ofwel
terugzending. Zowel bijstand van een
advocaat als beroep bij de rechter is moge-
lijk. Met de Vreemdelingenwet 2000 is
uitwerking gegeven aan het Vluchtelingen-
verdrag. Er worden verschillende gronden
onderscheiden om bescherming te bieden.
Iemand valt onder de zogenaamde a-groep
als hij of zij voldoet aan de voorwaarden
van het Vluchtelingenverdrag. Om nog wat
cijfers te noemen: van alle 17.145 beslis-
singen op asielaanvragen in 2010 is 55,8
procent afgewezen en 4,7 procent toege-
wezen op grond van de a-groep.14 Toch
zou je je kunnen afvragen of bepaalde
aspecten van de Nederlandse uitwerking,
die betrekking hebben op de door Neder-
land gemaakte voorbehouden, internatio-
naalrechtelijk wel door de beugel kunnen.
Een voorbeeld hiervan is te vinden in een
brief die VluchtelingenWerk Nederland aan
de Tweede Kamer heeft gestuurd. In deze
brief werden enkele zorgpunten aange-
kaart, zoals de wettelijke grondslag die
Vluchtelingenrecht fungeert
namelijk als plaatsvervanger
van mensenrechten
zodra er geen effectieve
staatsbescherming is.
wordt geschapen voor leges voor vergun-
ningen voor onbepaalde tijd asiel. Vluch-
telingenWerk Nederland heeft de Tweede
Kamer gevraagd hier in een herziening van
de wet rekening mee te houden, aangezien
zij zich afvraagt of de Nederlandse hoogte
van leges wel door de Europeesrechtelijke
proportionaliteitstoets kan.15 Ook worden
nog steeds lang niet altijd alle asielproce-
dures binnen de wettelijke termijn afge-
handeld. Het aantal aanvragen dat binnen
de wettelijke termijn is afgehandeld is
tussen 2007 en 2010 van respectievelijk
51 naar 82 procent gestegen, maar dit blijft
zeker nog een zorgpunt. Zo zie je maar dat
het vluchtelingenrecht – dat voornamelijk
voortvloeit uit het Vluchtelingenverdrag
– inmiddels een complex rechtsgebied
is met nog heel wat haken en ogen. Dit
rechtsgebied strekt zich uit over verschil-
lende juridische dimensies: internatio-
naal, europees en nationaal. Hopelijk
zien we het samen als een uitdaging om
dit op de nodige genoemde punten in de
toekomst te verbeteren.
REDACTIONEEL JFV IN CASU - MEI 2012
10
1 Internationaal Verdrag betreffende de
Status van Vluchtelingen (Convention
Relating to the Status of Refugees),
Genève, ondertekend in 1951 en van
kracht gegaan in 1954, zie: <http://www.
unhcr.org/3b66c2aa10.html>, laatst
gezien op 10 februari 2012.
2 United Nations High Commissioner for
Refugees, ‘States Parties to the 1951
Convention and the 1967 Protocol’, zie:
<http://www.unhcr.org/3b73b0d63.
html >, laatst gezien op 10 februari 2012.
3 Art. 1 Internationaal Verdrag betreffende
de Status van Vluchtelingen, Genèva,
ondertekend in 1951 en van kracht
gegaan in 1954.
4 Internationaal Verdrag betreffende de
Status van Vluchtelingen, Protocol,
New York, ondertekend en van kracht
gegaan in 1967, zie: <http://www.unhcr.
org/3b66c2aa10.html>, laatst gezien op
10 februari 2012.
5 Cornelisse, G., Immigration Detention and Human Rights: Rethinking territorial sovereignty, Martinus Nijhoff Publis-
hers, Leiden, p.220 en zie ook Murphy,
A.B., “The sovereign state system as a
political-territorial ideal: historical and
contemporary considerations” in: State Sovereignty as a Social Construct, eds.
T.J. Biersteker en C. Weber, Cambridge,
Cambridge University Press, 1996,
p.105.
6 Art. 1D,1E en 1F, Internationaal Verdrag
betreffende de Status van Vluchte-
lingen, Genève, ondertekend in 1951 en
van kracht gegaan in 1954.
7 Hathaway, J.C., The Rights of Refugees under International Law, Cambridge
University Press, New York, p. 5.
8 Art. 2 Internationaal Verdrag betreffende
de Status van Vluchtelingen, Genève,
ondertekend in 1951 en van kracht
gegaan in 1954.
9 Hathaway, J.C., The Rights of Refugees under International Law, Cambridge
University Press, New York, p. 363.
10 Art. 35 Internationaal Verdrag betref-
fende de Status van Vluchtelingen,
Genève, ondertekend in 1951 en van
kracht gegaan in 1954 en art. II Interna-
tionaal Verdrag betreffende de Status
van Vluchtelingen, Protocol, New York,
ondertekend en van kracht gegaan in
1967.
11 Art. 19 Weens Verdrag inzake het Verdra-
genrecht (Vienna Convention on the
Law of Treaties), Wenen, ondertekend in
1969 en van kracht gegaan in 1980.
12 Bij het Vluchtelingenverdag en het bijbe-
horende Protocol bestaat de mogelijk-
heid tot het maken van voorbehouden.
Slechts enkele artikel worden genoemd
waarbij voorbehouden niet mogen
worden gemaakt, zoals de artikelen 1, 3,
4, 16(1) en 33 van het Vluchtelingenver-
drag.
13 Een lijst van alle voorbehouden die bij
het Vluchtelingenverdrag zijn gemaakt
is te vinden op de site van het Minis-
terie van Buitenlandse Zaken, zie:
<http://www.minbuza.nl/producten-en-
diensten/verdragen/zoek-in-de-verdra-
genbank/1951/7/007233.html>, laatst
geraadpleegd op 19 februari 2012.
14 Supra noot 17, p. 10, figuur A.9.
15 Brief te vinden via de website van Vluch-
telingenWerk Nederland, zie: <https://
www.vluchtelingenwerk.nl> en dan
on der ‘Publicaties’, ‘Brieven’, ‘2001’,
‘Brief VWN over wijzigingen Vreemdelin-
genwet, visa’.
16 Asylum Levels and Trends in Industrialized Countries 2010: statistical overview of asylum applications lodged in Europe and selected non-European countries, rapport
van de Hoge Commissaris van Vluch-
telingen van de VN, te vinden via de
website van de UNHCR onder ‘statistics’,
figuur 5, p. 11, zie: <http://www.unhcr.
org/statistics>, laatst geraadpleegd op
19 februari 2012.
17 UNHCR, supra noot 14, p. 7.
18 UNHCR, supra noot 14, p.7
19 Vluchtelingen in getallen, rapport van
VluchtelingenWerk Nederland, p. 3, te
vinden via: <http://www.vluchtelingen-
werk.nl/pdf-bibliotheek/Vluchtelingen_
in_getallen_2011_pdf.pdf>, laatst
ge raad pleegd op 19 februari 2012.
20 Supra noot 17, p. 10, figuur A.9.
21 UNHCR, supra noot 14, figuur 4, p.11.
Waarvandaan en waarheen?De top drie van grootste nationaliteiten die een asielverzoek indienen zijn Servië,
Afghanistan en China.16 Voor het vijfde opeenvolgende jaar zijn de Verenigde Staten
van Amerika de nummer één ontvanger van de meeste asielaanvragen van de vieren-
veertig geïndustrialiseerde landen.17 De drie Europese landen met de meeste asiel-
aanvragen zijn Frankrijk, Duitsland en Zweden.18 Volgens gegevens van de Hoge
Commissaris van Vluchtelingen van de Verenigde Naties telde Nederland in 2010 ruim
97.000 vluchtelingen.19 In 2010 waren er 17.145 beslissingen op asielaanvragen in
Nederland.20 Dit is 5,6 procent van het totale aantal asielaanvragen in de Europese
Unie. Het is goed je te realiseren dat volgens schattingen van de Hoge Commissaris
van de Vluchtelingen tussen de 75 en 91 procent van de vluchtelingen opgevangen
wordt in de eigen regio. In zowel Afrika als Azië zijn procentueel gezien dus veel meer
asielaanvragen dan in Europa.21
11
JFV IN CASU - MEI 2012 REDACTIONEEL
De wettelijke regelingHet is van belang dat men zich realiseert
dat het afbreken of het niet instellen van
bepaalde medische behandelingen op
verzoek van een patiënt en het besluit
van een arts om af te zien van zinloze
medische behandelingen, niet door de
wet geregeld worden. Dat geldt ook voor
het besluit om de pijn van een patiënt te
verlichten met steeds zwaardere middelen
die het leven van de patiënt bekorten en
voor het besluit tot palliatieve sedatie. Het
gaat hierbij immers om normale medische
handelingen, waarbij artsen zich slechts
aan professionele zorgvuldigheidsnormen
dienen te houden. Euthanasie en hulp bij
zelfdoding – levensbeëindigend handelen
op uitdrukkelijk verzoek – vallen buiten
de normale medische praktijk. Deze
handelingen staan dan ook in een andere
context.
De huidige euthanasiewet, Wet toetsing
levensbeëindiging en hulp bij zelfdoding,
stamt uit april 2001. Artsen (en alléén
artsen) zijn sindsdien niet langer straf-
baar, wanneer ze een verzoek tot levens-
beëindiging inwilligen of hulp bij zelfdo-
ding verlenen. Artsen dienen er in een
dergelijke situatie echter wel rekening
mee te houden dat zij verplicht zijn dit te
melden en dat zij zich bovendien hebben
te houden aan enige in de wet genoemde
zorgvuldigheidseisen. Alleen als aan de
meldplicht en de wettelijke criteria is
voldaan, kan de arts in kwestie met succes
een beroep doen op de bijzondere strafuit-
sluitingsgrond die euthanasie en hulp bij
zelfdoding bieden. In alle andere gevallen
is de arts wel strafbaar en kan hij of zij
op grond van artikel 293 en 294 van het
Wetboek van Strafrecht vervolgd worden.1
Redactioneel
Euthanasie en de wil van een wilsonbekwameDoor Anne Meijer
EUTHANASIE IS EEN COMPLEX EN VEEL BESPROKEN VRAAGSTUK. ENIGE TIJD GELEDEN ZORGDE DE
TOEPASSING VAN EUTHANASIE OP EEN ZWAAR DEMENTERENDE VROUW VOOR VEEL OPSCHUD-
DING. HOE WAS HET MOGELIJK DAT MEN BIJ IEMAND IN EEN DERGELIJK STADIUM VAN WILSONBE-
KWAAMHEID TOT EEN ZORGVULDIG EUTHANASIEBESLUIT GEKOMEN WAS? DE OMSTREDEN CASUS
IS GENOEG REDEN OM DE HUIDIGE WETGEVING EN DE RICHTLIJNEN VAN DE KNMG EENS ONDER DE LOEP TE
NEMEN. GARANDEREN ZIJ WERKELIJK EEN ‘GOEDE DOOD’, ZOALS HET OORSPRONKELIJK GRIEKSE WOORD
EUTHANASIA DOET VERMOEDEN?
REDACTIONEEL JFV IN CASU - MEI 2012
12
De wettelijke zorgvuldigheidseisen en toetsingHoewel bovengenoemde artikelen verschil-
lende strafmaten geven voor euthanasie
en hulp bij zelfdoding, maken de wette-
lijke zorgvuldigheidseisen van de eutha-
nasiewet geen onderscheid. Zij gelden in
beide situaties. Ten eerste dient de arts
de overtuiging te hebben dat er sprake is
van een vrijwillig en weloverwogen verzoek
van de patiënt. Daarnaast moet er sprake
zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.
Ook dient de arts de patiënt voorgelicht te
hebben over de situatie waarin deze zich
bevindt en over zijn vooruitzichten (als
aanvulling op de Wet op de geneeskun-
dige behandelingsovereenkomst, die ook
verplicht tot informatieverstrekking door
de arts). Het vierde criterium eist dat de
arts samen met de patiënt tot de overtui-
ging is gekomen dat er voor de situatie
geen redelijke andere oplossing is. Tevens
is het van belang dat de arts ten minste
één andere, onafhankelijke arts geraad-
pleegd heeft. Hij of zij moet een schriftelijk
oordeel hebben gegeven over de hiervoor
genoemde zorgvuldigheidseisen. Ten
slotte dient de arts de levensbeëindiging
of hulp bij zelfdoding medisch zorgvuldig
te hebben uitgevoerd.2 De medische
beroepsgroep en de jurisprudentie kunnen
nadere invulling geven aan de zorgvuldig-
heidseisen.
De Wet toetsing levensbeëindiging en
hulp bij zelfdoding zegt ook het een en
ander over de toetsing van de wette-
lijke vereisten. Na het overlijden van de
patiënt schrijft de arts die de euthanasie
toepast (of hulp bij zelfdoding verleent)
een verslag over het verloop. Tevens dient
hij van de euthanasie melding te maken
bij de gemeentelijke lijkschouwer, die zijn
bevindingen vastlegt in een eigen verslag
(op basis van de Wet op de lijkbezorging).
Beide verslagen worden naar een van de
regionale toetsingscommissies gezonden,
waarin in ieder geval een jurist, een arts
en een ethicus zitting hebben. Als niet aan
de wettelijke vereisten is voldaan of als
hierover twijfel bestaat, zal de commissie
het College van procureurs-generaal van
het Openbaar Ministerie en de regionaal
inspecteur voor de gezondheidszorg op de
hoogte stellen.3 De arts in kwestie kan dan
eventueel strafrechtelijk worden vervolgd
en tuchtrechtelijk worden aangesproken.
Een omstreden casusVorig jaar maart overleed in Brabant een
64-jarige vrouw na toepassing van eutha-
nasie. Er was een schriftelijke euthanasie-
verklaring aanwezig en de vrouw voerde
al vele jaren gesprekken met haar huis-
arts over haar euthanasiewens. Op het
moment van de euthanasie verkeerde zij
echter in een vergevorderd stadium van
dementie en hoewel ze haar wens volgens
de consulent wel degelijk tot uitdrukking
bracht, kon ze die niet langer duidelijk
verwoorden. Toch werd het euthanasie-
geval eind 2011 goedgekeurd door de toet-
singscommissie. Velen waren van mening
dat deze uitspraak verstrekkende gevolgen
voor het euthanasiebeleid in ons land zou
hebben, positief dan wel negatief.4
De KNMG over dementie De Koninklijke Nederlandsche Maat-
schappij tot bevordering der Geneeskunde
(KNMG) gaf te kennen dat zij achter de
uitspraak van de toetsingscommissie
stond en dat het inwilligen van het eutha-
nasieverzoek van de dementerende vrouw
in kwestie niet als een oprekking van de
huidige wetgeving moet worden gezien. De
casus gaf (net als het euthanasiegeval van
een patiënt met een progressieve onbe-
handelbare hersenaandoening, die plot-
seling onaanspreekbaar werd) echter wel
aanleiding tot het recentelijk aanscherpen
van haar standpunt over levensbeëindi-
ging.5
Een van de zorgvuldigheidseisen die de
wet stelt bij euthanasie en hulp bij zelf-
doding is, zoals gezegd, het consulteren
van een onafhankelijke arts ‘die de patiënt
heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel
heeft gegeven over de zorgvuldigheids-
eisen’.6 De wet verplicht de consulent (de
Artsen dienen er rekening
mee te houden dat zij zich
hebben te houden aan
enige in de wet genoemde
zorgvuldigheidseisen.
REDACTIONEELJFV IN CASU - MEI 2012
hiervoor speciaal opgeleide SCEN-arts)
dus niet tot communicatie met de patiënt.
Toch moet de consultatie, die voor de
KNMG van veel waarde is, volgens haar niet
alleen bestaan uit het ‘zien’ van de patiënt.
Er moet ook sprake zijn van communicatie,
verbaal of non-verbaal, om een degelijke
beoordeling van de zorgvuldigheids-
eisen door de consulent te waarborgen.
De KNMG hanteert daarmee een striktere
medisch-professionele norm bij euthana-
sievraagstukken dan de huidige wetgeving
voorschrijft en hoewel de toetsingscom-
missies niet aan deze norm gebonden zijn,
zijn artsen dat wel.7
De huidige euthanasiewet laat de moge-
lijkheid tot euthanasie op grond van een
vooraf opgestelde, schriftelijke wilsverkla-
ring open. Een dergelijke wilsverklaring
kan het actuele verzoek vervangen, als de
patiënt niet langer wilsbekwaam is. Consu-
lenten kunnen in deze gevallen echter
voor een probleem worden geplaatst bij
de toepassing van de wettelijke zorgvul-
digheidseisen. Als elke vorm van commu-
nicatie met de patiënt uitgesloten is, is
euthanasie en hulp bij zelfdoding volgens
het KNMG en haar medisch-professionele
norm niet geoorloofd. De consulent kan
dan immers niet goed beoordelen of aan
de zorgvuldigheidseisen is voldaan. Een
schriftelijke wilsverklaring kan waarde
hebben als richtsnoer bij een verstoorde
communicatie, maar als communicatie
geheel uitblijft, kunnen artsen aan de
euthanasiewens van hun patiënten geen
gehoor geven.8 De norm waarborgt dan ook
een weloverwogen en daarmee een ‘goede
dood’.
1 Artikel 2 en 9 Wet toetsing levensbe-
eindiging en hulp bij zelfdoding van 12
april 2001, Stb. 2001, 194.
2 Artikel 2 Wet toetsing levensbeëindi-
ging en hulp bij zelfdoding van 12 april
2001, Stb. 2001, 194.
3 Artikel 3, 8 en 9 Wet toetsing levensbe-
eindiging en hulp bij zelfdoding van 12
april 2001, Stb. 2001, 194.
4 ‘Euthanasie niet bestraft bij wilsonbe-kwaamheid’, 9 november 2011, gepubli-
ceerd op <www.nrc.nl>; Uitspraak regi-
onale toetsingscommissie euthanasie,
nr. 124347, gepubliceerd op <www.
euthanasiecommissie.nl>.
5 ‘KNMG: euthanasie bij dementie is geen oprekking euthanasiewet’, 9 november
2011, gepubliceerd op <knmg.artsennet.
nl>; ‘Geen communicatie, geen eutha-nasie’, 9 maart 2012, gepubliceerd op
<www.medischcontact.artsennet.nl>.
6 Artikel 2 Wet toetsing levensbeëindi-
ging en hulp bij zelfdoding van 12 april
2001, Stb. 2001, 194.
7 ‘KNMG: een nadere uitleg van het stand-punt Euthanasie 2003’, 6 februari 2012,
gepubliceerd op <www.knmg.artsennet.
nl>; ‘Geen communicatie, geen eutha-nasie’, 9 maart 2012, gepubliceerd op
<www.medischcontact.artsennet.nl>.
8 ‘KNMG: een nadere uitleg van het stand-punt Euthanasie 2003’, 6 februari 2012,
gepubliceerd op <www.knmg.artsennet.
nl>; ‘Geen communicatie, geen eutha-nasie’, 9 maart 2012, gepubliceerd op
<www.medischcontact.artsennet.nl>
13
De KNMG hanteert een striktere medisch-
professionele norm bij euthanasievraagstukken
dan de huidige wetgeving voorschrijft.
Het wurgcontractDeze wurgcontracten zijn juridisch zo
uitgekiend dat deelnemers vele rechten
verliezen zonder dat de aanbieder van de
contracten buiten de grenzen van de wet
treedt. De eerste keer dat een contract
van een auditieprogramma in opspraak
kwam was in 2002. Een deelnemer aan
de talentenjacht Idols, Roger Peterson,
bereikte de liveshows maar weigerde een
handtekening te zetten onder een contract
dat onder andere het spelen van eigen
nummers en het optreden met zijn eigen
band verbood. Mede door zijn optredens
in de auditierondes kreeg hij landelijke
bekendheid, om vervolgens met zijn eigen
band daar de vruchten van te plukken.
Onder het motto ‘een ezel stoot zich geen
twee keer aan dezelfde steen’ besloten de
producers van auditieprogramma’s deel-
nemers in het vervolg voorafgaand aan
hun eerste auditie al een contract te laten
tekenen, waarin zij veel – zo niet alle –
rechten afstonden. De producenten krijgen
op deze manier langdurige rechten op
het (commerciële) gebruik van beeld- en
geluidsmateriaal: alles mag worden uitge-
zonden, eindeloos herhaald en commer-
cieel worden ingezet. Het meest cruciale
punt in zo’n overeenkomst zijn de arti-
kelen waarin de productiemaatschappij
het in tijd onbeperkte, wereldwijde recht
ontvangt om alle prestaties vast te leggen
en de opnamen te bewerken, te verveel-
voudigen , openbaar te maken en deze
opnamen te exploiteren op welke wijze,
in welke vorm of omvang dan ook. Onder
andere door middel van televisie, radio,
internet, (mobiele) telefonie, kabel, satel-
liet, video, dvd, cd, CD-rom, tijdschriften
en boeken. En laat dat op dit moment nu
punt van discussie zijn.
VakbondenEerder al riep vakbond FNV Kiem deel-
nemers aan The Voice of Holland op hun
contracten niet te tekenen: in het deel-
nemerscontract staat een aantal punten
waar FNV KIEM / BV Pop het niet mee eens
is.1 Bestuurder Casper de Kiefte zegt op
de website van de vakbond: “Het heetste
REDACTIONEEL JFV IN CASU - MEI 2012
ZE ZIJN TEGENWOORDIG NIET MEER VAN DE BUIS TE SLAAN; DE WELBEKENDE AUDITIEPROGRAM-
MA’S IDOLS, THE X-FACTOR, POPSTARS, HOLLAND’S GOT TALENT EN NATUURLIJK HET GROTE
SUCCES VAN HET AFGELOPEN JAAR, THE VOICE OF HOLLAND. TIENDUIZENDEN MENSEN, TALENTVOL
OF JUIST HELEMAAL NIET, MELDDEN ZICH DE LAATSTE JAREN VOOR DERGELIJKE PROGRAMMA’S
AAN. DE ÉÉN WERD POPULAIR EN EEN BEKENDE NEDERLANDER, DE ANDER KWAM NIET EENS DOOR DE VOOR-
RONDES EN RAAKTE ZO IN DE VERGETELHEID. ALLEN HEBBEN ZIJ ECHTER ÉÉN DING GEMEEN, ZE TEKENEN
VOORAFGAAND AAN DEELNAME EEN CONTRACT. EN NIET ZOMAAR EEN CONTRACT, EEN ZOGENAAMD WURG-
CONTRACT. DEZE CONTRACTSVORM WORDT DOOR VELEN BEKRITISEERD, DOOR ANDEREN JUIST GEZIEN ALS
DE OPLOSSING VOOR DE MODERNE MEDIA- EN ENTERTAINMENTINDUSTRIE.
14
Redactioneel
Wurgcontract of springplank naar succes?Door Rogier Wennink
hangijzer in dat contract is het feit dat
jonge talenten voor onbepaalde tijd, dus
de rest van hun leven, onherroepelijk
allerlei rechten uit handen geven. Dat bete-
kent dus bijvoorbeeld dat de deelnemer,
wanneer hij of zij het contract tekent, voor
onbepaalde tijd het exploitatierecht op de
gemaakte opnames op ondermeer tele-
visie, internet, cd en/of dvd uit handen
geeft. Ook voor zelfstandige exploitaties
van het materiaal die niet meer gerelateerd
zijn aan het oorspronkelijke programma.
En alles zonder enige vergoeding.”
Dat nog niemand naar buiten is gekomen
met een contract, is niet verwonderlijk,
want er zijn meerdere beveiligingen in
opgenomen. Contracten zijn voorzien
van speciale watermerken en tekstuele
verschillen. Op die manier is te traceren
wie er eventueel gelekt heeft. Zo moest
deelneemsters Chaira Borderslee vijf-
duizend euro boete betalen, omdat zij
haar geheimhoudingsplicht schond toen
zij voortijdig liet weten dat ze niet door
was naar de volgende ronde. De boete
werd overigens geschonken aan stichting
Heppie.2
Geheel onterecht kun je dergelijke clau-
sules in een contract niet noemen. Bij de
commerciële omroep spelen grote finan-
ciële belangen, en het is in het belang
daarvan dat uitslagen niet vroegtijdig
bekend worden gemaakt. Een programma
zal dan voor de kijkers minder spannend
en aantrekkelijk zijn om naar te kijken en
dus zullen inkomsten op het gebied van
reclame dalen. Daarnaast investeert een
productiemaatschappij zeer veel geld in
een artiest. Laatstgenoemde krijgt een
zeer groot podium om zich te etaleren. De
kosten hiervoor zijn niet gering. Te denken
valt aan het produceren van een plaat, de
studiokosten en personeelskosten. Het
lijkt dan ook eerlijk dat een productiemaat-
schappij meevaart op het succes van een
artiest. Deelnemers ondertekenen met
volle verstand een dergelijk contract. Zij
zijn volwassen en weten in principe wat ze
doen. Kanttekening daarbij is dat er sprake
is van een groot machtsverschil. Weten de
deelnemers wel waarvoor ze tekenen? De
contracten zijn opgemaakt in, voor leken,
ingewikkeld juridisch taalgebruik. Natuur-
lijk staan de deelnemers ook onder enige
druk. Grijpen ze de kans van hun leven om
door te breken in de muziekindustrie door
een contract te tekenen die hun vrijheden
beperkt, of kiezen ze eieren voor hun geld?
Meestal zullen deelnemers ook binnen een
kort tijdbestek moeten tekenen. Allemaal
factoren die in het voordeel werken voor
de grote productiemaatschappij.
360-dealsEen van de grootste mediatyconen van
het land, John de Mol, reageerde onlangs
luchtig op het vele commentaar. Hij
legde uit dat een productiemaatschappij
zeer veel geld investeert in een bepaald
product, ofwel artiest, en dat het dan
rechtvaardig is dat een groot deel van de
opbrengsten terugvloeit naar de produc-
tiemaatschappij, in dit geval Talpa. Dit
gebeurt door het opstellen van een zoge-
naamde ‘360-deal’.3 Deze contractsvorm
is ontstaan na de verschuivingen binnen
de muziekindustrie, vooral veroorzaakt
door het internet. Kenmerkend van deze
verschuiving is dat de traditionele platen-
maatschappijen inmiddels haar monopo-
lieposities hebben verloren. Zij moesten
dus op zoek naar een nieuwe manier
om inkomsten te generen. Binnen zo’n
contract gaan contractspartijen uit van
een bedrijfsmodel waar sprake is van ‘full
rights management’. De artiest wordt hier
gezien als het merk. Alle rechten van de
artiest, zoals merkrechten, portretrechten,
auteursrechten en overige rechten, komen
dan in de handen van één partij. Zodra
de investeringen zijn terugverdiend,
worden de inkomsten verdeeld. Let wel:
na aftrek van de kosten. Dat zijn dan ook
alle te bedenken kosten. Van de huur van
de bedrijfsruimte tot aan de koffie van
de koffiedame. In veel gevallen betekent
dit dus dat er maar weinig geld overblijft
voor de artiest zelf. Het mag duidelijk zijn
dat het ondertekenen van een dergelijk
contract grote (juridische) consequenties
tot gevolg heeft.4+5
ContractsvrijheidIn Nederland kennen wij het beginsel
van contractsvrijheid: partijen mogen in
principe alles met elkaar overeenkomen.
Er zijn echter grenzen aan deze vrijheid,
bijvoorbeeld de redelijkheid en billijkheid.
Ook kan een contract vernietigd worden
op grond van dwaling, bedrog of misbruik
van omstandigheden. Of hier in dit geval
sprake van is, is moeilijk aan te tonen en
hangt af van de bijzondere omstandig-
heden van het geval. Rekening houdende
met bovenstaande argumenten lijkt een
beroep op dwaling, bedrog of misbruik van
omstandigheden niet kansrijk, maar ook
zeker niet kansloos.6 De rechter zal dan
vooral kijken of de productiemaatschappij
misbruik heeft gemaakt van haar machts-
positie.
Voorontwerp AuteurscontractenrechtEen oplossing voor het grote machtsver-
schil zou het voorontwerp Auteurscontrac-
tenrecht kunnen zijn.7
REDACTIONEELJFV IN CASU - MEI 2012
15
“De contracten zijn
opgemaakt in, voor leken,
ingewikkeld juridisch
taalgebruik.”
“Contracten zijn voorzien
van speciale watermerken en
tekstuele verschillen.
Zo is te traceren wie er
eventueel gelekt heeft.”
Uit het onderzoek van het WODC, ‘Auteurs-
contractenrecht: naar een wettelijke rege-
ling?’ uit 2004 blijkt dat mede ten gevolge
van de toenemende mediaconcentratie,
auteurs en uitvoerend kunstenaars in een
structureel zwakkere onderhandelings-
positie verkeren. Dit voorontwerp bevat
bepalingen die de positie van de natuur-
lijke persoon als maker ten opzichte van
de exploitant beogen te versterken.8 In
het voorontwerp worden wijzigingen voor-
gesteld in de Auteurswet en de Wet op de
naburige rechten met als doel de positie
van de natuurlijke maker ten opzichte van
de exploitant van zijn werken te versterken.
Wat vooral van toepassing is op de wurg-
contracten, zijn de ontwerpregels die zien
op de billijke vergoeding bij een exclusieve
licentie en de invoering van de dispropor-
tionaliteitsregel. In de toekomst kan de
maker de rechter verzoeken de vergoeding
te verhogen indien deze ernstig oneven-
redig is aan de opbrengst van de exploitatie
van het werk.9 Dit zou dus een kans zijn
voor de deelnemers aan een talentenjacht
die geen billijke vergoeding ontvangen van
de productiemaatschappij. Daarbij loopt
men wel het risico dat de verhoudingen
tussen partijen ernstig verstoord worden.
Een ideale oplossing lijkt dit niet.
Je kunt je ook afvragen of de wetgever zich
wel moet bemoeien met dit marktmecha-
nisme. Als de contracten namelijk zo ver
gaan, waarom blijven talenten zich dan
nog steeds aanmelden? Schijnbaar nemen
zij de verregaande beperkingen van hun
rechten op de koop toe in ruil voor een
mogelijkheid tot succes.
ConclusieDe productiemaatschappijen zoeken met
de huidige wurgcontracten de grenzen
van het toelaatbare op. Waar die grenzen
precies liggen is moeilijk te zeggen
zolang een deelnemer die vast zit aan
een wurgcontract, niet de gang naar de
rechter maakt. En zolang het voorontwerp
Auteursrechtcontracten niet in werking is
getreden, hebben de deelnemers weinig
houvast. Feit is dat talenten graag gebruik
maken van een springplank naar de top en
dat doen zij door massaal contracten aan
te gaan met grote productiemaatschap-
pijen. Zolang de rechter zich niet heeft
gebogen over een dergelijk contract krijgen
de productiemaatschappijen het voordeel
van de twijfel. Gezien de kijkcijfers van The
Voice of Holland, lijkt het de kijker evenzo
koud te laten.
1 http://www.fnv-kiem.nl/nieuws/kunst-
en-podium/386
2 http://www.nu.nl/media/2602422/
vijf-mille-boete-chaira-borderslee.html
3 http://nl.wikipedia.org/wiki/360_deal
4 http://www.fnv-kiem.nl/nieuws/kunst-
en-podium/1442#3.
5 http://925.nl/archief/2011/11/30/
psssst-maakt-the-voice-kandidaten-
monddood
6 http://www.vandiepen.com/nl/publi-
caties/pdf/231-wurgcontract-voor-deel-
nemers-talentenshows.html
7 http://www.internetconsultatie.nl/
auteurscontractenrecht
8 http://www.ivir.nl/publicaties/overig/
auteurscontractenrecht.pdf
9 http://www.rijksoverheid.nl/docu-
m e n t e n - e n - p u b l i ca t i e s / p e r s b e -
richten/2010/06/01/sterkere-positie-
natuurlijke-maker-in-auteursrecht.html
10 h t t p : / / w w w . v o l k s k r a n t . n l / v k /
nl/2694/Internet-Media/ar t ic le/
detail/3111261/2012/01/09/The-voice-
of-Holland-Bedrog-hysterie-en-volks-
verlakkerij.dhtml
16
“Deelnemers krijgen een zeer groot
podium waarop zij hun talent kunnen
etaleren.”
JFV IN CASU - MEI 2012REDACTIONEEL
Link up.Vind je het een spannende uitdaging om hechte relaties op te bouwen met gerenommeerde, internationale cliënten? Wil je de grenzen van je praktijkgebied verleggen naar een breed spectrum van sectoren? Heb je het talent, inzicht én de energie om de meest complexe transacties succesvol af te ronden? Link dan met Linklaters! Wij zijn een wereldwijd, toonaangevend kantoor met advocaten, notarissen en fi scalisten. We zijn altijd op zoek naar jong toptalent. Dus als jij carrière wilt maken in een open en toegankelijke omgeving, waarin pragmatisme en vernieuwend denken centraal staan, bekijk dan onze stagemogelijkheden en vacatures op www.linklatersgraduates.nl
Of zit er toch een kern van waarheid in
deze bekritisering van de jeugd? Zijn de
Farshad Bahirs en Rob Wijnbergs onder
ons niet gewoon de uitzondering die de
regel bevestigen? De regel dat er heden
ten dage (te) weinig jongeren zijn die
openlijk uitkomen voor een eigen, welon-
derbouwde mening over zaken die er toe
doen. Wij studenten zouden beter moeten
weten en zijn prima in staat om dit beeld te
veranderen. Waarom doen we dit dan niet?
Wellicht spelen de angst om af te gaan,
onwetendheid of simpelweg onverschil-
ligheid een rol. Maar evenals het slaafs
volgen van een groep protesterende
jon geren naar de Grote Markt (omdat
‘be zui nigen op de studiefinanciering
be lache lijk is’) niet hetzelfde is als zelf
ergens voor staan, is onverschilligheid niet
hetzelfde als onkunde. Wij bezitten het
vermogen om maatschappelijk betrokken
te zijn, als we alleen maar willen. Zelfs
onder de studenten om mij heen zijn er
veel die liever op hun iPhone googelen hoe
het zit, dan zelf te discussiëren over hoe
het zou moeten zijn. Maar niet alles is op
dat apparaat te vinden, zoals ook niet alles
op internet per definitie waar is. Het gemak
(en de gemakzucht) die ontstaat door de
vele technische mogelijkheden die onze
generatie kent, doet af aan ons vermogen
om zelf na te denken. Bovendien wordt de
wereld er op deze manier niet socialer en
gezelliger op. Een verjaardag waar drie-
kwart van de feestgangers zijn telefoon
belangrijker vindt dan een goed gesprek,
maakt duidelijk dat het tijd wordt om het
roer om te gooien.
Deze column klinkt pessimistisch, toch wil
ik niet beweren dat het zo zwart-wit is als
hierboven geschetst. Wellicht is de infor-
matieoverload de hoofdschuldige, zoals
Wijnberg beweert. Ik weiger echter met
hem te geloven dat als gevolg daarvan
men naar een oppervlakkige mening neigt,
of zelfs niets meer vindt.2 Gelukkig zijn
wij nog altijd in staat om een mening te
vormen over dingen die ons direct raken en
bestaan er nog altijd jongerenpartijen, tijd-
schriften voor en door studenten en laten
wij in programma’s als ‘College tour’ zien
dat wij prima zelf kunnen nadenken. Dat
neemt niet weg dat dat niet altijd en overal
blijkt. Gemak dient de mens, maar gemak-
zucht is niet iets om trots op te zijn. Dus
leg die smartphone aan de kant en laat
zien wie je bent. Voer een goed gesprek,
discussieer (krijg desnoods ongelijk) en
leer daarvan. Het maakt niet uit wat je
vindt, maar vind in elk geval iets, iets dat
je niet vond op internet!
Het wordt tijd dat wij bewijzen dat die
‘vroeger-was-alles-beter-generatie’ onge-
lijk heeft! Of onze toekomst rooskleurig is,
hebben we zelf in de hand. Daar moeten
we echter wel wat voor doen. Daarom
benadruk ik het belang van goed geïn-
formeerd zijn. Lees de krant, weet wat er
speelt en bovenal: durf te denken!
1 M. Nussbaum in haar recente pamflet
Niet voor de winst.2 R. Wijnberg, Boeiuh! Het stille protest
van de jeugd, Amsterdam: Prometheus,
2007.
COLUMN JFV IN CASU - MEI 2012
Column
Smartphone aan de kant; durf zelf te denken!Door Indira de Wilde
“NU HET ONDERWIJS STEEDS MEER EEN GEREEDSCHAP IS OM HET BNP TE VERHOGEN, DREIGEN
JONGEREN NUTTIGE MACHINES TE WORDEN, IN PLAATS VAN VOLWAARDIGE BURGERS DIE ZELF
KUNNEN NADENKEN.” ZO SCHREEF DE FILOSOFE MARTHA NUSSBAUM ONLANGS. MET HAAR ZIJN
ER VELEN VAN MENING DAT ‘DE JEUGD VAN TEGENWOORDIG’ ONVERSCHILLIG IS EN WEINIG MAAT-
SCHAPPELIJK BETROKKEN. KLINKKLARE ONZIN! WIJ ZIJN OPGEVOED EN GESCHOOLD TOT WELBESPRAAKTE,
KRITISCHE BURGERS. DE TOEKOMST! EN HET BELOOFT EEN ROOSKLEURIGE TE WORDEN, TOCH?
18
“Het gemak (en de gemakzucht) die
ontstaat door de vele technische
mogelijkheden die onze generatie
kent, doet af aan ons vermogen om
zelf na te denken.”
Jouw studieverenigingwil het je zo voordelig en makkelijk mogelijk maken. Dus hebben ze eenboekenleverancierdie daarbij past.
Jouw studievereniging werktnauw samen met studystore.En dat heeft zo z’n voordelen.Doordat we snugger te werk gaan, kunnen we jouwcomplete boekenpakketsnel aanbieden tegen een scherpe prijs.
Jouw studieverenigingwil het je zo voordelig en makkelijk mogelijk maken. Dus hebben ze eenboekenleverancierdie daarbij past.
De universiteitDe universiteit van Fribourg is de enige
officiële tweetalige universiteit in Europa.1
De vakken die je hier kunt volgen, worden
dan ook zowel in het Frans als in het Duits
aangeboden. Natuurlijk is dat in het begin
wel een beetje wennen en soms lastig,
maar de cultuur en mentaliteit van de Zwit-
sers maakt veel goed. In tegenstelling tot
wat in Nederland – helaas – nog wel eens
het geval is, kennen ze hier geen ‘kastje-
naar-de-muur-mentaliteit’. De sfeer die
op de universiteit en in Zwitserland over-
heerst, is zeer persoonlijk en betrokken.
Iedereen is enorm behulpzaam en gastvrij,
wat erg fijn is. Zelf merk je dit als student in
de praktijk ook meteen. Om maar even een
voorbeeld te noemen: de printpassen van
de universiteit werken hier wél meteen!
De colleges van de rechtenfaculteit vinden
over verschillende universiteitsgebouwen
plaats, waaronder Miséricorde, Beaure-
gard en Pérolles. Miséricorde is het hoofd-
gebouw, eigenlijk ons academiegebouw.
Ook hebben ze hier een universiteitsbiblio-
theek en een juridische bibliotheek verge-
lijkbaar met de Groningse.
De universiteit biedt nog veel meer dan
alleen studiefaciliteiten aan. Zo bestaat
er de mogelijkheid om taalcursussen
te volgen en te sporten. Je kunt via de
universiteit een extra ski- of snowboard-
lesje nemen of gaan bergbeklimmen. Ook
organiseert het Erasmus Student Network
(ESN), dat verbonden is aan de univer-
siteit en tot hoofdtaak heeft het onder-
steunen van internationale studenten bij
hun studie aan de desbetreffende buiten-
landse universiteit, leuke uitjes en feesten
voor studenten.
Studentenstad Fribourg is, net als Groningen, een echte
studentenstad. Het kent ongeveer 38.000
inwoners, waarvan 12.000 studenten.
Fribourg heeft zelfs, zo zou je kunnen
zeggen, een eigen martinitoren in de vorm
van de St. Nicolas/St. Nikolaus kathe-
draal en is bekend vanwege haar romanti-
sche, oude stadsgedeelte met fantastisch
uitzicht over de rivier de Sarine: werkelijk
een plaatje!2 De oude stad loopt over in
de binnenstad, die gesierd wordt door
grote moderne gebouwen, welke Fribourg
tevens rijk is. Tenslotte – niet geheel onbe-
langrijk – kent Fribourg zoals het een echte
STUDENT AND THE CITY JFV IN CASU - MEI 2012
Student and the City
Fribourg, mon amour!Freiburg, ich liebe dich!Door Rachelle Boneva
20
ZWITSERSE SNEEUW, BERGEN EN ZON! WINTERSPORT? HELAAS NIET, ALHOEWEL... ONS VER-
BLIJF IN HET PRACHTIGE ZWITSERSE FRIBOURG/FREIBURG, MET ALS DOEL EEN SEMESTER
AAN EEN BUITENLANDSE UNIVERSITEIT STUDEREN, HEEFT HIER SOMS WEL VEEL VAN WEG.
WANT ZEG NOU ZELF; ELKE DAG WAKKER WORDEN, JE GORDIJNEN OPEN SLAAN EN TEGEN DE
BESNEEUWDE ZWITSERSE ALPEN AANKIJKEN, OMRINGD DOOR PITTORESKE HUISJES, DAN ZOU JE INDER-
DAAD BIJNA VERGETEN DAT JE OOK NOG STUDEREN MOET. WANT OOK HIER IN ZWITSERLAND HOREN
HOORCOLLEGES EN WERKGROEPEN BIJ HET DAGELIJKSE LEVEN VAN EEN (INTERNATIONALE) STUDENT.
STUDENT AND THE CITYJFV IN CASU - MEI 2012
21
studentenstad betaamt vele gezellige
knusse kroegen waar een biertje en een
wijntje kunnen worden genuttigd, al dan
niet onder het genot van Zwitserse speci-
aliteiten zoals raclette of kaasfondue! Erg
lekker, en heel gezellig. Op dit moment is
hier zelfs, net als in Nederland, de carna-
valsgekte losgebarsten. Toch gaat het hier
wat betreft feestgedrag misschien net even
wat anders aan toe dan bij ons. Tijdens
de carnaval, enigszins vergelijkbaar met
de welbekende themafeesten die bij ons
gedurende het hele jaar plaatsvinden,
hijst ook iedereen zich netjes in outfit.
Echter om vervolgens diezelfde nacht
ook weer in diezelfde outfit huiswaarts te
keren. Dus zonder dat je bij thuiskomst,
of de volgende dag, merkt dat je verschei-
dene onderdelen van je outfit mist en
waarschijnlijk iemand anders zich deze
schaamteloos heeft toegeëigend. Daar-
naast zal het in tegenstelling tot zoals
Guus Meeuwis het zo mooi omschrijft,
geen meters bier regenen in Zwitserland,
maar wordt hier alles netjes opgedronken
zonder dat de helft op de grond verdwijnt.
Alles loopt eigenlijk zoals het hoort. Het
fenomeen kroegjas of kroeglaarzen is hier
dan ook onnodig en onbekend. Je kunt hier
prima een zorgeloze, gezellige nacht tege-
moet gaan net als in Groningen, maar toch
even anders! Eigenlijk ideaal dus. Of bijna,
want alles is hier wel duurder dan dat je
gewend bent, bier dus ook! Zwitserland
heeft namelijk nog haar eigen Zwitserse
Frank, die op dit moment erg hoog staat.
De Zwitserse Frank is waarschijnlijk het
beste voorbeeld van het feit dat Zwitser-
land niet tot de EU behoort. Het feit dat zij
niet bij de Europese Unie hoort, is namelijk
te wijten aan de keerzijde van haar twee-
zijdige karakter, namelijk het ontbreken
van overeenstemming tussen de ‘Franse
en de Duitse Zwitsers’. Ondanks alles mag
dat de pret van het prachtige Zwitserse
(studenten)leven absoluut niet drukken!
Kortom: je moet zeker zelf een keer gaan
genieten van deze prachtige Zwitserse
(studenten)stad Fribourg. Dan begrijp je
vast wat wij bedoelen en zul je het vast
hetzelfde ervaren. Fribourg, mon amour!
Freiburg, ich liebe dich!
1 Http://www.unifr.ch/droit/fr/ en
http://www.unifr.ch/droit/de/index.
php.
2 Fribourg Toerism and Region, Avenue de
la Gare 1, CP 1120-1701 Fribourg Switzer-
land.
Een korte geschiedenisTegenwoordig bestaat Zwitserland uit
zesentwintig kantons. Hieraan is een lange
periode voorafgegaan, waarin het land een
wisselende samenstelling van gebieden
kende. Volgens de overlevering is Zwit-
serland in 1291 ontstaan. Op dat moment
sloten de leiders van drie kantons een
alliantie elkaar niet aan te vallen en de
Achter de deur van...
de Zwitserse ConfederatieDoor Daphne Dikkers
ZWITSERLAND IS EEN MIDDELGROOT LAND IN HET HART VAN EUROPA. HET LAND IS BEROEMD
VANWEGE DE MOOIE NATUUR, WINTERSPORTMOGELIJKHEDEN, UURWERKEN, CHOCOLADE EN KAAS.
WELLICHT OOK EEN TIKKELTJE BERUCHT VANWEGE HAAR BANKGEHEIM EN GUNSTIG BELASTINGRE-
GIME. IN ZWITSERLAND WORDT ER OP EEN UNIEKE WIJZE INVULLING GEGEVEN AAN DE DEMOCRATIE.
ZO ZIJN REFERENDUM EN BURGERINITIATIEF GEMEENGOED EN IN SOMMIGE KANTONS EN GEMEENTES BESTAAT
NOG STEEDS DE MEEST DIRECTE VORM VAN DEMOCRATIE: DE VOLKSVERGADERING. OPVALLEND IS OOK DAT
HET LAND EEN CONFEDERATIE IS. EEN STAATSVORM WAARBIJ DE PROVINCIES, IN ZWITSERLAND KANTONS
GENOEMD, VEEL VRIJHEID HEBBEN. OM DIT TE KUNNEN BEGRIJPEN, EERST WAT MEER OVER DE GESCHIEDENIS
VAN HET LAND.
ACHTER DE DEUR VAN JFV IN CASU - MEI 2012
22
ACHTER DE DEUR VAN...JFV IN CASU - MEI 2012
23
confederatie te beschermen. In de daarop-
volgende tweehonderd jaar groeit de confe-
deratie door veroveringen en gebieden die
zich vrijwillig aansloten. De confederatie
slaagt er in om grotendeels onafhankelijk
te blijven van het Habsburgse Rijk.
De Zwitserse Confederatie blijft zich, afge-
zien van oorlogen tussen katholieken en
protestanten, handhaven. Hierin komt
verandering nadat Napoleon Bonaparte
in Frankrijk aan de macht komt als gevolg
van de Franse Revolutie. In 1798 verovert
hij Zwitserland. De Zwitserse Confederatie
wordt getransformeerd tot de ‘Helvetische
Republiek’. Nadat Napoleon verslagen is
beslissen de Europese leiders van die tijd
over de toekomst van heel Europa tijdens
het Wener Congres in 1815. Op dit congres
is besloten dat Zwitserland weer een confe-
deratie zou worden. Daarnaast is ook de
eeuwige neutraliteit van het land erkend
en vastgelegd. De aanwezigheid van een
groot aantal internationale organisaties
in Zwitserland vandaag de dag, zoals de
Verenigde naties en Het Rode Kruis, kan
hierdoor worden verklaard.
Ook al was de Franse revolutie tot een einde
gekomen, het liberale gedachtegoed ervan
bleef overeind. Als gevolg hiervan wilden
de burgers dat hun grond-
rechten vastgelegd zouden
worden in constituties. Pas
in 1848 kwam er een consti-
tutie voor de confederatie.
Hierin zijn ook de belang-
rijkste taken voor de federale
overheid gecentraliseerd en
geünificeerd. Zo kreeg Zwit-
serland een eigen munt en
een nationaal leger. Vanaf dat
moment is het land juridisch
en economisch gezien een
eenheid. Het bestuurlijk centrum van de
federale overheid van het land is gevestigd
in Bern. Officieel is dit niet de hoofdstad,
de facto vervult de stad deze rol wel. De
achterliggende gedachte is dat vanwege
de staatstructuur, de macht grotendeels bij
de kantons ligt. Dat het land ook in 1848
een confederatie heeft willen blijven, kan
verklaard worden door de grote tegenstel-
lingen tussen de kantons.
In beide Wereldoorlogen heeft Zwitserland
haar neutraliteit kunnen behouden. Na
deze periode van oorlogen heeft Zwitser-
land zich economisch en maatschappelijk
sterk ontwikkeld. Door haar neutraliteit
tijdens de Eerste een Tweede wereldoorlog
en sterke economie was Zwitserland enigs-
zins afzijdig van de rest van Europa. Hier-
door kan ook worden verklaard waarom
het land tot op de dag van vandaag geen
lid is van de Europese Unie (EU). Omdat
de EU wel heel belangrijk is voor de Zwit-
serse economie, is het land inmiddels tot
de Europese Economische Ruimte en de
Schengenzone toegetreden, wat vrijhandel
mogelijk maakt met de EU. Kortom: wel de
lusten, niet de (financiële) lasten van de
EU.1
De staatsinrichtingNet als in Nederland heeft het volk het
hoogste politieke gezag. Zij kiezen volks-
vertegenwoordigers op federaal en kanton-
naal niveau die de wetgevende macht
vormen. Op landelijk niveau bestaat
de wetgevende macht uit de Nationale
Raad en de Kantonsraad die tezamen de
Bondsvergadering vormen. Zij kiezen eens
per vier jaar een nieuwe regering, die de
uitvoerende macht heeft.
De regering, ook wel de Bondsraad
genoemd, bestaat uit zeven ministers
inclusief een minister-president, die als
primus inter pares fungeert. De ministers
hebben elk een departement onder zich.
Net als in Nederland heeft de regering ook
hier een belangrijke taak bij het ontwerpen
van wetgeving. De politieke macht in Zwit-
serland ligt – veel meer dan in Nederland
– bij de gemeenten en de kantons. De
Bondsraad is primair verantwoordelijk voor
defensie, het buitenlandbeleid en de coör-
dinatie tussen de kantons.
Wat de Zwitsers heel belangrijk vinden, is
dat de regering iedereen vertegenwoor-
digd. Er is een grote traditie van bescher-
ming van de belangen van minderheden.
Dit vloeit voort uit het feit dat er vier taal-
gebieden (Duits, Frans, Italiaans en Reto-
Romaans) zijn. Ieder taalgebied valt samen
met een andere cultuur, wat nogal eens tot
botsingen leidt. Omwille van de stabiliteit
van het land wordt er met de belangen
van alle bevolkingsgroepen rekening
gehouden. Dit is ook duidelijk merkbaar
in de rechtsprekende macht. De rechters
die onderdeel uitmaken van het Zwitsers
Hoger Gerechtshof, vergelijkbaar met onze
Hoge Raad, vormen een afspiegeling van
Zwitserland. Er wordt gekeken naar de
taal, regionale afkomst en tot welke poli-
tieke partij zij horen. Daarnaast worden
zij niet gekozen voor het leven, maar voor
een termijn van zes jaren. Een eventuele
herverkiezing is mogelijk.
Ieder kanton heeft zijn eigen grondwet,
parlement, regering en rechtbanken. Hier
wordt beslist over zaken die te groot zijn
voor afzonderlijke gemeenten, maar die
niet vallen onder de taken van de federale
overheid. De gemeenten zijn over het alge-
meen klein en hebben in Zwitserland een
grote autonomie. Zo mogen ze beslissen
over uitkeringen, scholen, wegen en belas-
tingen. In de kleine gemeenten
is er zelfs geen gemeenteraad,
hier kiezen stemgerechtigden
zelf het gemeentebestuur. Dit
vergroot de politieke betrokken-
heid van de burger.
Directe democratie in ZwitserlandDe democratie in Zwitserland
is veel directer dan in Neder-
land. Op federaal en kanton-
naal niveau wordt er veelvuldig
gebruik gemaakt van twee instrumenten
waarbij burgers direct inspraak hebben:
het referendum en het burgerinitiatief.
Het referendum wordt op federaal niveau
gebruikt om wetsontwerpen of wijzigingen
voor te leggen aan stemgerechtigden.
Jaarlijks worden de Zwitsers ten minste
viermaal opgeroepen om te stemmen. Bij
referenda wordt er gestemd over nieuwe
wetten en wijzigingen op bestaande
wetgeving. Referenda over wetten zijn niet
verplicht, met uitzondering van amende-
“Stemmen is simpel:
het opsteken van je arm
in de lucht volstaat.”
ACHTER DE DEUR VAN... JFV IN CASU - MEI 2012
24
“Wat de Zwitsers heel belangrijk
vinden, is dat de regering
iedereen vertegenwoordigt.
Er is een grote traditie van de
bescherming van de belangen van
minderheden.”
menten op de Grondwet. Een referendum
is pas aangenomen als er een dubbele
meerderheid voor is: een meerderheid van
de stemgerechtigden evenals een meer-
derheid van de kantons. Op deze manier
wordt er rekening gehouden met de klei-
nere kantons van het land.
Naast het referendum bestaat er ook het
burgerinitiatief. Het doel van een dergelijk
initiatief is een grondwetswijziging. Het
is opvallend dat er geen andere manier
is om de grondwet te wijzigen. Vaak zijn
de burgerinitiatieven zelf niet succesvol,
maar als gevolg van het starten van een
burgerinitiatief gaat de wetgever zelf aan
de slag met een nieuwe wet. Een dergelijke
wijziging wordt uiteraard middels een refe-
rendum aan de Zwitserse bevolking voor-
gelegd.
De meest pure vorm van directe demo-
cratie vindt men nog in twee kantons en
in talrijke gemeenten in Zwitserland. Eens
per jaar vindt daar een zogenaamde Lands-gemeinde plaats. Alle stemgerechtigden
worden uitgenodigd om zich voor deze
volksvergadering te verzamelen op een
plein, om zich daar uit te spreken over poli-
tieke besluiten. Stemmen is simpel: het
opsteken van je arm in de lucht volstaat.2
ConclusieDe Zwitserse staat verschilt nogal van
de Nederlandse. Waar in Nederland de
centrale overheid meer macht heeft dan de
decentrale overheden, zoals provincies en
gemeenten, is deze situatie in Zwitserland
omgekeerd. De centrale overheid heeft
slechts een zeer beperkt aantal taken. De
kantons en gemeenten hebben de meeste
taken en bevoegdheden. Deze grote regi-
onale autonomie kan vooral verklaard
worden door de aanwezigheid van verschil-
lende cultuurgebieden. De Zwitsers zijn
trots op hun eigen land en onafhankelijk-
heid. De Zwitserse confederatie: Ça joue! 3
1 The Swiss Confederation, a brief guide
2 www.gov.ch
3 Zwitsers Franse uitdruk, vrij vertaald:
Het werkt!
PERSONAEJFV IN CASU - MEI 2012
25
We weten allemaal dat de Koning de voor-
zitter van de Raad van State is. De vice-
president is echter degene die belast is
met de dagelijkse leiding van de Raad van
State. Het feit dat de vice-president ook
wel de ‘Onderkoning van Nederland’ wordt
genoemd, wekt de indruk dat er een grote
hoeveelheid macht verbonden is aan deze
positie. De benoeming van de heer Donner
had veel voeten in de aarde, sommige
media bestempelden zijn benoeming als
achterkamertjespolitiek. De benoeming
van de vice-president van de Raad van
State is echter al sinds jaar en dag een
aangelegenheid van de Kroon. Toch schept
de meest recente benoeming, van iemand
die zelf deel van uitmaakte van de Kroon
voor zijn benoeming, een verwarrend en
ondemocratisch beeld bij het publiek. En
dat past niet bij een orgaan als de Raad
van State. Dit adviesorgaan heeft zijn
oprichting in het jaar 1531 en is daarmee
een van de oudste regeringsorganen ter
wereld. Het mag duidelijk zijn dat de
bevoegdheden die de Raad van State zijn
toebedeeld, een grote maatschappelijke
relevantie hebben. Naast het voorzien in
een hoger beroepsinstantie, in de vorm
van de Afdeling Bestuursrechtspraak van
de Raad van State, treedt de Raad van
State ook op als het belangrijkste advies-
orgaan van de Kroon met betrekking tot de
totstandkoming van wetten en algemene
maatregelen van bestuur. Deze soepele
benadering van de machtenscheiding in
combinatie met de discutabele overgang
van een lid van de Kroon naar de Raad
van State in de hoedanigheidheid van
Piet Hein Donner, maakt dat de rol van de
Raad van State voer voor debat is. Maar is
het niet allemaal veel eenvoudiger? In zijn
functie als vice-president van de Raad in
zijn geheel, is de heer Donner voorzitter
van de Afdeling Advisering. De Afdeling
Bestuursrechtspraak heeft zijn eigen voor-
zitter, maar hoe de hiërarchische verhou-
ding tussen hem en de vice-president is, is
niet helder. Het zou voor de transparantie
van het functioneren van de Raad zinvol
zijn om deze samenstelling te verklaren,
dan wel te rechtvaardigen. Is het dan niet
veel logischer dat de Afdeling Bestuurs-
rechtspraak wordt losgemaakt van de Raad
van State?
Heden ten dage is het Piet Hein Donner,
voormalig Minister van Justitie, Binnen-
landse Zaken en Koninkrijksrelaties en
Sociale Zaken en Werkgelegenheid die
zich per 1 februari 2012 de vice-president
van de Raad van State mag noemen. Voor
zijn carrière in de Tweede Kamer, was hij
al lid van de Raad. Gezien zijn afkomst
uit een geslacht van ons allen bekende
Personae
De vice-president van deRaad van StateDoor Bram Zwagemakers
DE BENOEMING VAN PIET HEIN DONNER ALS VICE-PRESIDENT VAN DE RAAD VAN STATE, REEDS
ENIGE TIJD GELEDEN, HEEFT AARDIG WAT STOF DOEN OPWAAIEN. DAT STOF IS INMIDDELS NEER-
GEDAALD, DESALNIETTEMIN NODIGT DE DISCUSSIE UIT TOT ENIGE BESCHOUWING VAN HET
PRINCIPE ‘ONDERKONING VAN NEDERLAND’. DE VICE-PRESIDENT IS DE HOOGSTE POSITIE IN
DE DAGELIJKSE LEIDING VAN DE RAAD VAN STATE EN DAARNAAST IS HIJ VERANTWOORDELIJK VOOR DE ADVI-
SERENDE KANT VAN DE RAAD VAN STATE. MAAR HOEVER REIKT DE MACHT VAN DEZE ORGANISATIE EN WIE
ZWAAIT ER NU EIGENLIJK DE SCEPTER?
“De benoeming van de
vice-president van de Raad van
State is al sinds jaar en dag een
aangelegenheid van de Kroon.”
PERSONAE JFV IN CASU - MEI 2012
26
rechtsgeleerden en zijn staat van dienst als
bestuurder in de landelijke politiek, is hij
ogenschijnlijk de uitgelezen persoon voor
deze positie.
Een grote naam in de geschiedenis van de
Raad van State is die van Donners voor-
ganger, Herman Tjeenk Willink. Tjeenk
Willink was als PvdA’er lid van de Eerste
Kamer en later ook voorzitter van de Eerste
Kamer. De vijftien jaren voorafgaand aan
de komst van Donner was hij de vice-presi-
dent van de Raad van State. Het feit dat hij
tijdens zijn ambtstermijn tot twee keer toe
betrokken is bij kabinetsformaties, geeft
aan dat het politiek bereik van de vice-
president groot is.
Koningin Beatrix is het staatshoofd van
Nederland en ingevolge artikel 74 eerste
lid van de Grondwet is zij in haar hoeda-
nigheid als de Koning, voorzitter van de
Raad van State. In de praktijk betekent dit
dat zij overlegt met de dagelijkse leiding,
volgens de Rijksvoorlichtingsdienst wordt
zij niet inhoudelijk betrokken bij de twee
hoofdtaken van de Raad van State. Ook
hebben Prins Willem-Alexander en Prinses
Máxima zitting in de Raad van State. Dat
betekent dat zij mogen deelnemen aan
vergaderingen van de Afdeling advisering,
maar zij hebben hierin geen stemrecht.
Zij zijn ook niet betrokken bij de recht-
sprekende taak van de Raad van State.
Sluitstuk van de macht van de Koning
is de ondertekening van alle wetten en
Koninklijke besluiten. Hiermee is nog een
discutabel punt van de Raad van State
benoemd, namelijk de ondemocratische
benoeming van de voorzitter en sommige
leden van de Raad van State. Het voorzit-
terschap van de Koning, hoe symbolisch
dit ook moge zijn, in een regeringsorgaan
met zowel rechtsprekende competenties
als de adviserende rol in de Kroon, is in het
moderne Nederland toch een opvallend
verschijnsel.
Concluderend zal men zich in Nederland
geen zorgen hoeven te maken over de
capabiliteiten van de vice-president. De
positie van de Raad van State blijft er wel
een waarover gediscussieerd kan worden.
Van een instantie als de Raad van State
wordt verwacht dat deze alle wijsheid in
pacht heeft. Echter, wanneer de Raad van
State de Kroon controleert, wie controleert
dan de Raad van State?
“Is het niet veel logischer dat de
Afdeling Bestuursrechtspraak
wordt losgemaakt van de Raad
van State?”
De feitenRunescape is een online computerspel
dat gratis (F2P (Free to Play) kan worden
gespeeld via het internet. De betalende
leden ‘members’ hebben toegang tot een
grotere wereld met meer mogelijkheden,
P2P (pay to play). Met meer dan 175
miljoen geregistreerde gebruikers over de
hele wereld is het een van de meest popu-
laire MMORPG. Dit staat voor: massively
multiplayer online role-playing game. Het
computerspel kent een middeleeuwse
fantasiewereld waar virtuele personen,
de alter ego’s van de spelers, kunnen
rondlopen. Door het doen van opdrachten
en tegen elkaar te vechten verkrijgt men
experience points (ervaringspunten), coins
(fictief geld) en virtuele voorwerpen.1
De verdachte en medeverdachte in deze
zaak hadden met elkaar afgesproken het
fictieve geld en enkele virtuele voorwerpen
van het account van het slachtoffer over
te zetten naar het Runescape-account van
de verdachte. Door bedreiging met geweld
hebben zij het slachtoffer gedwongen mee
te komen naar het huis van de medever-
dachte. Toen het slachtoffer niet wilde
meewerken met de transactie is hij door
hen mishandeld. Onder bedreiging met
een keukenmes heeft het slachtoffer inge-
logd op zijn Runescape-account waarna
hij achter de computer is weggetrokken en
weer is mishandeld. Vervolgens hebben
de verdachten onder andere een virtueel
amulet en een virtueel masker van het
account van het slachtoffer overgezet naar
het account van de verdachte.2
TenlasteleggingIn hoger beroep is verdachte het volgende
ten laste gelegd: primair diefstal met
geweld, artikel 312 Wetboek van Strafrecht
(Sr), subsidiair mishandeling en/of bedrei-
ging, alle in vereniging gepleegd. Met de
eerste Wet Computercriminaliteit in 1993
zijn echter enkele strafbepalingen in het
Wetboek van Strafrecht opgenomen die
specifiek zien op computercriminaliteit. In
2006 is een tweede Wet Computercrimina-
liteit in werking getreden. Deze wet sluit
aan bij de bestaande strafbepalingen.3 Y.
Moszkowicz verwijst in zijn stuk ‘Een kriti-
sche noot bij de RuneScape- en Habbo-
hotel- uitspraken: een illusie is geen goed’
naar de delicten computervredebreuk en
artikel 350a Sr; het opzettelijk vernielen
van computergegevens.4 Het bevreemdt
hem dat deze strafbepalingen niet ten
laste zijn gelegd aangezien de verdachten
volledig zouden hebben voldaan aan
deze delictsomschrijving. Dit is, voor wat
betreft het delict computervredebreuk,
mijns inziens nog maar de vraag. Voor
computervredebreuk (artikel 138ab) Sr is
vereist dat de verdachte binnendringt in
een geautomatiseerd werk of in een deel
daarvan. Onder een geautomatiseerd werk
moet worden verstaan: een inrichting die
bestemd is om langs elektronische weg
gegevens op te slaan, te verwerken en
over te dragen, aldus artikel 80sexies Sr.
Artikel 138ab Sr geeft aan wanneer er in
ieder geval sprake is van binnendringen:
het doorbreken van een beveiliging,5 door
een technische ingreep, met behulp van
valse signalen of valse sleutel en door het
aannemen van een valse hoedanigheid.
ONS HUIDIG WETBOEK VAN STRAFRECHT IS IN 1886 IN WERKING GETREDEN. DE WETGEVER
HAD DESTIJDS NOOIT KUNNEN BEVROEDEN DAT RUIM EEN EEUW LATER TWIJFEL ONT-
STAAT OVER HET KLASSIEKE DELICT DIEFSTAL. DE HOGE RAAD MOEST IN DE TE BESPRE-
KEN RUNESCAPE-ZAAK DE VRAAG BEANTWOORDEN OF VIRTUELE GOEDEREN VOOR DIEF-
STAL VATBAAR ZIJN. ALVORENS HIEROP IN TE GAAN ZAL EERST WORDEN STILGESTAAN BIJ WAT NU
ONDER EEN GOED MOET WORDEN VERSTAAN.
Juridisch Actueel
Stelen van virtuele voorwerpen diefstal?Door Laurens Vermeulen
JURIDISCH ACTUEELJFV IN CASU - MEI 2012
27
Echter, de verdachte verschafte zich de
toegang tot het account van het slacht-
offer door deze, weliswaar onder bedrei-
ging, gewoon te laten inloggen. Hoewel de
verdachte dus wel degelijk binnen in het
systeem komt, valt het te bezien of dit ook
onder het begrip binnendringen valt in de
zin van artikel 138ab Sr.6 Mogelijk heeft de
verdachte zich alsnog schuldig gemaakt
aan dit feit middels doen plegen via het
slachtoffer. Doch, alle lof voor de openbare
aanklager die het kennelijk heeft aange-
durfd het klassieke delict diefstal ten laste
te leggen om zo antwoord te krijgen op
de principiële vraag: is het stelen van een
virtueel goed diefstal?
Wat is een goed?Om tot een bewezenverklaring van dief-
stal te komen is het noodzakelijk dat enig
goed wordt weggenomen, artikel 310 Sr.
De vraag waarvoor de rechter zich gesteld
zag is: zijn virtuele voorwerpen een goed
in de zin van de strafwet? Om deze vraag
te kunnen beantwoorden moet eerst
worden onderzocht wat onder een goed
moet worden verstaan. De opvatting dat
goederen enkel stoffelijke voorwerpen zijn
is sinds het Elektriciteitsarrest van 1921 al
lang verlaten.7 Toch speelt dit arrest nog
steeds een belangrijke rol voor de vraag wat
we onder een goed moeten verstaan. De
Hoge Raad oordeelde in dit arrest dat elek-
triciteit wel degelijk een goed is en moti-
veerde dit door het opsommen van enkele
kenmerken van een goed. Zo dient het
een zelfstandig bestaan te hebben, moet
het overdraagbaar zijn, vermogenswaarde
hebben (is gesubjectiveerd) en moet het
kunnen worden toegeëigend. In het zoge-
noemde Giraal geld-arrest voegde de Hoge
Raad daar nog een tweetal kenmerken aan
toe.8 Het ging hier om dezelfde vraag, maar
betrof nu het object giraal geld. De Hoge
Raad beantwoordt deze vraag bevestigend
waarbij de nadruk wordt gelegd op de
functie van giraal geld in het maatschap-
pelijk verkeer en een redelijke wetsuitleg.
Met dit laatstgenoemde criterium heeft de
Hoge Raad zichzelf een middel verschaft
om aan de snelle technologische ontwikke-
lingen het hoofd te bieden. Of zoals Advo-
caat-Generaal Hofstee het in de onderha-
vige zaak verwoordt: ‘Het criterium van de
‘redelijke wetsuitleg’ maakt mogelijk om
een klassieke strafbepaling als diefstal
binnen de rechtsontwikkeling functioneel
te modelleren naar die ontwikkelingen en
inzichten van de huidige tijd’.9 Hierbij is
mijns inziens wel voorzichtigheid geboden
gezien het in artikel 1 Sr neergelegde lega-
liteitsbeginsel en dan met name het lex
certa-beginsel (strafbepalingen moeten
door de wetgever voldoende precies
worden vastgesteld). Hieronder valt tevens
het verbod van redenering naar analogie
(het dusdanig oprekken van delictsbe-
standdelen dat daaronder ook andere, niet
strafbaargestelde gedragingen vallen).
In het Computergegevens-arrest heeft de
Hoge Raad een duidelijke streep getrokken
voor wat betreft het begrip goed.10 Ook hier
ging het om de vraag of computergegevens
te kwalificeren zijn als een goed. Deze zaak
speelde zich af op Aruba waar de verdachte
werd vervolgd voor het verduisteren van
computerprogramma’s. De verdachte
wilde een eigen bedrijf beginnen en
dacht goedkoop aan software te kunnen
komen door deze te kopiëren van zijn
werkgever. De Hoge Raad oordeelde dat
computergegevens niet als enig goed zijn
te kwalificeren. Een goed heeft immers
als wezenlijke eigenschap dat degene die
de feitelijke macht daarover heeft deze
noodzakelijkerwijs moet verliezen aan de
ander die zich de feitelijke macht erover
verschaft. Met andere woorden, computer-
gegevens zouden niet individualiseerbaar
zijn door gebrek aan exclusiviteit. Gezien
de feiten in deze zaak is de uitspraak niet
onbegrijpelijk. De computersoftware wordt
gekopieerd. Door deze vermenigvuldiging
verliest de werkgever de gegevens niet,
de verdachte verkrijgt ze simpelweg ook.
Waar de Hoge Raad echter waarschijnlijk
niet aan heeft gedacht is de mogelijkheid
van het knippen en plakken van computer-
gegevens. De Hoge Raad heeft in zoverre
gelijk wanneer computergegevens worden
gekopieerd. Maar wat nu als de gegevens
niet worden gekopieerd maar geknipt en
geplakt op een andere gegevensdrager?
Door de gegevens te knippen verdwijnt het
in beginsel van de computer indien men
deze vervolgens plakt naar een externe
gegevensdrager die na voltooiing wordt
losgekoppeld van de computer. In dat
geval verliest de werkgever wel degelijk de
feitelijke macht over de software en gaat
deze over op de bezitter van de gegevens-
drager. Dit zou computergegevens dus wel
degelijk individualiseerbaar maken.
CassatiemiddelIn cassatie wordt in de RuneScape-zaak
een aantal argumenten aangevoerd. Ten
eerste wordt betoogd dat de virtuele voor-
werpen gegevens zijn. Dit behoeft enige
uitleg. Zoals we nu weten zijn computer-
gegevens geen goederen. Wat computer-
gegevens wel zijn staat in artikel 80quin-
quies Sr:‘(...) iedere weergave van feiten,
begrippen of instructies, op een overeen-
gekomen wijze, geschikt voor overdracht,
interpretatie of verwerking door personen
of geautomatiseerde werken’. Onder weer-
gave van feiten wordt de computertaal (de
nullen en enen) bedoeld. De verdediging
stelt dat het virtuele masker en amulet
enkel een visualisatie is van hetgeen
waaruit zij bestaan: nullen en enen.
Volgens de Hoge Raad moet niet worden
gekeken of de virtuele voorwerpen (ook)
gegevens kunnen zijn maar is het de vraag
of het gekwalificeerd kan worden als goed.
JURIDISCH ACTUEEL JFV IN CASU - MEI 2012
28
JURIDISCH ACTUEELJFV IN CASU - MEI 2012
29
Het tweede argument verdedigde dan ook
de stelling dat de virtuele objecten geen
goed zijn omdat ze niet echt bestaan. Het
is enkel een illusie dat uit bits en bytes
bestaat. De Hoge Raad past de hierboven
genoemde criteria van een goed gewoon
toe in de digitale wereld. Middels de rede-
lijke wetsuitleg wordt tot de conclusie
gekomen dat virtuele voorwerpen wel
degelijk goederen kunnen zijn. Het slacht-
offer had binnen het spel de feitelijke en
exclusieve heerschappij over de goederen.
Tevens had het virtuele masker en amulet
voor het slachtoffer een reële waarde. De
stelling dat er geen sprake is van eigendom
noch bezit van de virtuele goederen maar
slechts een gebruikersrecht van het spel
RuneScape wordt dan ook niet relevant
geacht. Voor diefstal is eigendom noch
bezit vereist.
ConclusieMet de Wet computercriminaliteit I en II
heeft de wetgever een begin gemaakt het
strafrecht aan te passen aan de digitalise-
ring van de maatschappij. Door de rede-
lijke wetsuitleg spelen klassieke delicten
als diefstal op dit terrein nog steeds een
belangrijke rol. Met het Elektriciteitsarrest
is een begin gemaakt aan de oprekking
van het begrip goed. Hierdoor is het moge-
lijk geworden dat ook virtuele voorwerpen
onder het bestanddeel goed vallen en dus
vatbaar zijn voor diefstal.
1 http://www.runescape.com/game-
guide.ws
2 Hof Leeuwarden 10 december 2009, NJ
2010, 616.
3 B.J. Koops, Strafrecht en ICT, Den Haag
2007, p. 31
4 Y. Moszkowicz, ‘Een kritische noot bij de ‘RuneScape’- en ‘Habbohotel’- uitspraken: een illusie is geen goed’, Strafblad, 2009.
5 Hieronder valt ook de gebruikmaking
van een ‘gat’ in de beveiliging.
6 Het rechtmatig gebruik van toegangs-
codes om op onrechtmatige wijze gege-
vens te transporteren is niet wederrech-
telijk binnendringen, Hof Amserdam 8
maart 2005, LJN AS9143.
7 HR 23 mei 1921, NJ 1921, 564.
8 HR 11 mei 1982, NJ 1982, 583.
9 HR 31 januari 2012 LJN BQ9251, r.o. 51
(Concl. A-G Hofstee).
10 HR 3 december 1996, NJ 1997, 574.
De zaak 1
Meneer X heeft zijn sportkledingzaak
verkocht en wil de opbrengst beleggen.
Over de verkoop en de hele situatie is hij
erg emotioneel en bij de beleggingsadvi-
seur van de bank breekt hij in huilen uit.
Het geld heeft hij nodig voor zijn oudedag
en om te investeren in de onderneming
van zijn zoon. In plaats van voorzichtige
investeringen te doen, laat hij de bank
echter investeren in zeer risicovolle beleg-
gingsproducten: futures. De geïnvesteerde
ƒ1.280.000,- zat in producten die een
waarde van ƒ128.000.000 vertegenwoor-
digden. Op deze manier kun je heel veel
winst behalen, maar ook heel snel alles
verliezen. Na twee jaar heft de bank de
effectenportefeuille op en op dat moment
is er nog maar ruim ƒ100.000,- over.
Wat zegt X?X is van mening dat de bank niet aan
haar zorgplicht heeft voldaan. Er zou geen
adequaat risicoprofiel zijn opgemaakt en
de bank had X moeten weerhouden van
het doen van dergelijke risicovolle inves-
teringen. De bank zou zich niet hebben
gehouden aan haar bijzondere zorgplicht
om zich te informeren over de financiële
positie, beleggingservaring en beleggings-
doelstellingen van X. Ook zou de bank X
onvoldoende hebben geïnformeerd over de
risico’s.
Uitgelicht
Ook futures bieden geen garantie voor de toekomst!Door Arend Vosmaer
GELD VERLIEZEN HOORT BIJ BELEGGEN. VOOR PARTICULIEREN HEEFT DE BANK ECHTER EEN BIJZON-
DERE VERANTWOORDELIJKHEID. ALS DE KLANT ONVOLDOENDE WORDT GEÏNFORMEERD OVER EN
GEWAARSCHUWD VOOR DE RISICO’S VAN ZIJN INVESTERINGEN, KAN DAT DE BANK DUUR KOMEN
TE STAAN. HOE DUUR PRECIES IS ECHTER MOEILIJK IN TE SCHATTEN.
UITGELICHT JFV IN CASU - MEI 2012
30
31
JFV IN CASU - MEI 2012 UITGELICHT
Wat zegt de bank?De bank zegt dat ze wél een risicopro-
fiel heeft opgemaakt, maar dit niet heeft
verzonden aan X. In een emotioneel
ge sprek met X zou hij hebben aangegeven
door te willen gaan met de risicovolle
investeringen. Hij zou een koersinformatie-
systeem hebben en ervaring hebben in de
handel met dergelijke financiële producten.
X zou voorts zijn geadviseerd om de inves-
teringen in de futures af te bouwen.
AchtergrondDe bank heeft een bijzondere zorgplicht
ingevolge de redelijkheid en billijkheid
zoals deze voortvloeit uit de contractuele
relatie tussen de bank en haar particuliere
cliënt.2 Deze zorgplicht dient ertoe om de
cliënt te beschermen tegen het gevaar van
lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht.3
Vanwege de zorgplicht moeten banken een
risicoprofiel opstellen van elke klant. Een
risicoprofiel kan variëren van zeer defen-
sief tot zeer offensief. De investeringen
die in dit geval waren gedaan vallen onder
de categorie ‘zeer offensief’. Als de cliënt
aannemelijk maakt dat hij deze investe-
ring niet had gedaan als de bank wél aan
haar zorgplicht had voldaan, dan is de bank
aansprakelijk voor de geleden schade.
Wat zegt de rechter?In eerste instantie acht de rechtbank niet
bewezen dat de bank haar zorgplicht heeft
geschonden. Na een eiswijziging denkt het
hof daar echter anders over. De gesprekken
met X waren zeer emotioneel beladen,
waarbij hij had aangegeven onder grote
druk te staan en medicijnen te gebruiken.
De bank had aangenomen dat het geld
niet belangrijk was voor X’ levensonder-
houd aangezien hij er zo risicovol mee
omsprong. Het enkel ondertekenen van de
overeenkomsten met de bank, waarin is
opgenomen dat X zich volledig bewust is
van de risico’s, is onvoldoende om aan te
nemen dat X voldoende was geïnformeerd.
X heeft voldoende gesteld en bewezen dat
niet aan deze verplichtingen voldaan is. De
causaliteit is aannemelijk gemaakt doordat
X heeft gesteld dat hij niet zo risicovol had
geïnvesteerd als hij voldoende was gewaar-
schuwd. Het hof stelt de schade vast op
het verschil tussen de inleg en het overge-
bleven bedrag.
In cassatie volgt de Hoge Raad de rede-
nering van het hof dat de bank niet heeft
voldaan aan haar zorgverplichtingen. De
hoogte van de schade zoals deze is begroot
door het hof is echter onjuist, aangezien
deze moet worden bepaald door de situatie
te vergelijken waarin de bank niet onrecht-
matig had gehandeld en de daadwerkelijke
situatie. Aangezien X in dat geval waar-
schijnlijk had geïnvesteerd in aandelen en
obligaties, had hij in dat geval ook verlies
gemaakt in de periode 2000-2002. Hier-
voor wordt de zaak terugverwezen naar het
hof in Arnhem.
ConclusieBanken doen er goed aan hun (particu-
liere) cliënten zeer grondig te informeren.
Ook moeten ze kunnen aantonen dat ze
voldoende informatie hebben ingewonnen
over de (financiële) toestand en kunde van
de cliënt. Vooral bij extreem risicovolle
investeringen, waarbij de gehele inleg
in het gevaar komt, is geen ruimte voor
aannames. De bank kan beter te grondig
zijn dan overhaast handelen. Als een cliënt
door emoties gedreven wordt, moet de
adviseur weigeren om mee te werken aan
risicovolle stappen als deze hem onver-
standig lijken.
1 HR 3 februari 2012, LJN BU4914, NJ 2012/95.
2 HR 26 juni 1998, LJN ZC2686, NJ 1998/660 m.nt. van Zeben.
3 HR 11 juli 2003, LJN AF7419, NJ 2005/103 m.nt. C.E. du Perron.
“Enkel ondertekenen
van de overeenkomsten is
onvoldoende.”
“De bank heeft een
bijzondere zorgplicht.”
Betty Santing-Wubs is universitair docent
Privaatrecht aan de Rijksuniversiteit
Groningen en geeft een reactie op de stel-
ling: moet mediation wettelijk worden
verankerd. Als docent is zij gespecialiseerd
in het Burgerlijk Procesrecht en geeft onder
andere het vak Alternatieve Geschilbe-
slechting. Daarnaast zijn er verscheidene
publicaties van haar hand verschenen over
mediation.
Betty Santing-Wubs: mijn eerste
reactie op de stelling nee dat moet
helemaal niet. Juist in Nederland,
waar mediation tot nu toe niet
wettelijk geregeld is, loopt het op
mediationgebied over het alge-
meen vrij soepel. Nederland heeft
dan ook steeds de hakken in het
zand gezet toen de Europese richt-
lijn mediation al te gedetailleerd
dreigde te worden. Onder andere
door die houding van Nederland is
de uiteindelijke richtlijn afgezwakt
en rest er een kaderregelgeving:
veel zaken mogen de lidstaten
zelf invullen. Er zijn lidstaten die
enerzijds wel degelijk meer zouden willen
vastleggen dan op grond van de richtlijn
zou moeten. Anderzijds wordt het voordeel
van de flexibiliteit waaraan in Nederland
zo wordt gehecht, ook door deze lidstaten
wel onderkend. Tijdens twee conferenties
over de Europese richtlijn waarbij advo-
caten, rechters en wetenschappers uit
de lidstaten van de Europese Unie waren
vertegenwoordigd, bleek duidelijk dat men
eigenlijk wel wat jaloers is op hoe soepel
mediation hier in Nederland verloopt
zonder verdere regulering.
Maar goed, nu is er dus de Europese
richt lijn en hoewel we op grond daarvan
niet veel hoeven te regelen, zal er toch
iets moeten gebeuren. En dan gaat het
met name om het verschoningsrecht voor
de mediator en een regeling omtrent de
verjaring. Dat eerste punt heeft al heel wat
voeten in de aarde gehad. De richtlijn ziet
namelijk alleen op mediation in grensover-
schrijdende geschillen. In het wetsvoor-
stel ter implementatie van de richtlijn (die
overigens al op 21 mei 2011 had moeten
plaatsvinden dus we zijn – zacht uitge-
OPINIE JFV IN CASU - MEI 2012
32
Opinie
Mediation moet wettelijk worden verankerdDoor Femke Westra
TWEEDE KAMERLID ARD VAN DER STEUR (VVD) KWAM IN DECEMBER MET EEN PLAN NAAR BUITEN
OM MEDIATION WETTELIJK TE VERANKEREN. HET DOEL DAARVAN IS DAT OOK MEDIATION EEN
WETTELIJK VOLWAARDIG ALTERNATIEF WORDT VOOR DE TRADITIONELE RECHTSPRAAK. HIJ WIL
ONDER ANDERE DAT WORDT VASTGELEGD AAN WELKE EISEN MEDIATORS MOETEN VOLDOEN, NET
ZOALS NU BIJ RECHTERS EN ADVOCATEN HET GEVAL IS. MOET MEDIATION WORDEN GEJURIDISEERD OF IS DIT
EEN SLECHT PLAN?
“Lidstaten zijn
eigenlijk wel jaloers
op hoe soepel
mediation hier in
Nederland verloopt
zonder verdere
regulering.”
OPINIEJFV IN CASU - MEI 2012
33
drukt – al aan de late kant) is echter niet
alleen de grensoverschrijdende mediation
geregeld, maar ook de ‘interne’ mediation.
De mediators bij die interne geschillen
zouden derhalve ook een beroep op het
verschoningsrecht moeten kunnen doen.
Dat lijkt op het eerste gezicht redelijk,
aangezien het niet goed te verdedigen
zou zijn hier een onderscheid te maken.
Echter, dat heeft dan wel vergaande conse-
quenties. Het verschoningsrecht wordt
namelijk zeer terughoudend toegekend,
omdat de waarheidsvinding in rechte
nu eenmaal centraal staat. En nu ‘Jan en
alleman’ zich kan uitgeven voor mediator,
is dat een onacceptabele uitbreiding van
de groep verschoningsgerechtigden. Deze
bezwaren zijn overigens ook door de Hoge
Raad uitgesproken in zijn beschikking van
10 april 2009 (NJ 2010, 471, m.nt. C.J.M.
Klaassen).
Hoe dit op te lossen? De eerste gedachte
is uiteraard: het stellen van kwaliteitseisen
aan de mediator. Maar dat is nu net het
probleem: de richtlijn biedt geen basis
om dergelijke voorwaarden te stellen aan
het verschoningsrecht voor de mediator.
Op het wetsvoorstel is dan ook flink wat
kritiek geuit, maar het is in de Tweede
Kamer uiteindelijk toch aangenomen. In
de Eerste Kamer zijn vervolgens ook kriti-
sche vragen gesteld, en in de Memorie van
Antwoord heeft de minister (nogmaals)
toegezegd dat hij gaat werken aan de
kwaliteitsborging van mediators. Hoe het
nu verder zal gaan met het wetsvoorstel,
is op dit moment onduidelijk. En intussen
loopt er ook nog een initiatief van VVD-er
Van der Steur, die met een aantal voor-
stellen hoopt te komen. Van der Steur lijkt,
althans op grond van zijn notitie, meer te
willen regelen dan de richtlijn voorschrijft.
Denk aan een eventuele verplichting tot
mediation indien er een duidelijke medi-
ationclausule is. Ook wordt gedacht aan
een verplichting tot doorverwijzen naar
mediation door de rechter. De raad voor
de rechtspraak heeft op dat laatste begin
februari al afwijzend gereageerd (www.
rechtspraak.nl). Terecht naar mijn idee.
De verwijzing naar mediation vindt, indien
daar aanleiding voor is, sinds 2007 bij alle
rechtbanken en hoven plaats. Een doorver-
wijsplicht naar mediation gaat in tegen het
wezen ervan: vrijwilligheid blijft gedurende
het hele traject van groot belang.
Als de richtlijn er niet was geweest, hadden
we het in de praktijk ook zonder wettelijke
regeling van het verschoningsrecht voor de
mediator kunnen stellen. Ook voor andere
verschoningsgerechtigden is dit immers in
de jurisprudentie uitgekristalliseerd. Wat
de verjaring betreft, dat is iets wat wel een
wettelijke regeling behoeft. Als een partij
bereid is door middel van mediation het
geschil op te lossen, moet hij natuurlijk
niet het gevaar lopen te worden ‘afgestraft’
door het verjaren van termijnen. In feite
wordt daarmee het antwoord op de vraag:
nee, een wettelijke regeling van mediation
is niet nodig, met uitzondering van het
aspect van de verjaring.
“Als een partij bereid is door middel van mediation
het geschil op te lossen, moet hij natuurlijk
niet het gevaar lopen te worden ‘afgestraft’ door het
verjaren van termijnen.”
JFV KATERN JFV IN CASU - MEI 2012
34
Mocht je wel met deze regelingen te maken
krijgen, probeer het dan van de zonnige
kant te bekijken. Kun je namelijk maar
enkele vakken volgen of ben je een jaar
uitgesloten? Verbreed en ontplooi jezelf
dan op ander terrein. Een stage of studie
in het buitenland, een wereldreis of (juri-
disch) bijbaantje. Zorg ervoor dat de drie-
duizend euro boete het dubbel en dwars
waard is. Dat geld is nu - als arme student
- veel geld, maar gelukkig bestaat ondanks
de crisis de IB-groep nog steeds. Met een
beetje geluk liggen de banen weer voor het
oprapen als je straks bent afgestudeerd,
waardoor je opgebouwde lening in no-time
is afbetaald.
Blijf genieten van de dingen die je naast je
studie kan doen. Als je eenmaal aan het
werk bent heb je die vrijheid nog slechts
in beperkte mate. Benut alle kansen ten
volste en kijk verder dan de gestelde over-
heidsregels. Blijf je onderscheiden van al
die andere rechtenstudenten. Hoe kun je
dit nu beter doen, dan je naast je studie
te ontplooien? Niet alleen je toekomstige
werkgever zit hier op te wachten, ook voor
jezelf is dit een wijze les.
Natuurlijk wil je ook de aankomende tenta-
mens halen. Een goede voorbereiding is
daarbij het halve werk. Haal je uittreksels,
collegeaantekeningen én tentamenbun-
dels op de JFV Studiewinkel. Speel vanuit
je luie stoel de colleges versneld af én blok
de komende periode even hard voor die
laatste punten. Ook ik ga mijn best doen
om een tentamen binnen te koppen. Mijn
bestuursjaar zit er namelijk bijna op. Ik heb
een fantastisch jaar gehad. Een jaar waarin
ik mijn horizon heb kunnen verbreden.
Ik heb ontzettend veel mogen leren, niet
alleen op organisatorisch vlak en van mijn
mede-bestuursgenoten, maar ook van
mezelf. Het is een hele mooie ervaring die
ik een ieder van harte kan aanraden.
Zes nieuwe mensen staan te trappelen
om het stokje van ons over te nemen op
maandag 14 mei. Zij zullen het 105e JFV
Bestuur gaan vormen. Ik ben er 100% van
overtuigd dat ook zij een geweldig jaar
gaan neerzetten met mooie lustrumactivi-
teiten en een hoop gezelligheid.
Succes de aankomende periode met het
maken van tentamens. Mocht je er aan toe
zijn, dan wens ik je een hele fijne vakantie
toe! Geniet daarnaast van al het moois
dat je studentenijd je verder biedt. Blijf
je ontwikkelen en laat de overheidsregels
niet het begin van het einde zijn!
Met vriendelijke groet,
Namens het 104e JFV Bestuur,
Elza Lenferink
Voorzitter
JFV Katern
Beginvan het einde?
HET EINDE VAN HET COLLEGEJAAR IS IN ZICHT, HET MOOIE WEER IS AANGEBROKEN. HOPELIJK
VOOR JOU DIT JAAR GEEN PROBLEMEN MET DE HARDE KNIP EN DE LANGSTUDEERBOETE. HET
LEVEN IS NAMELIJK AL DUUR GENOEG.
JuridischeFaculteitsvereniging
Groningen
DE HOYNG MONEGIER IE PLEITWEDSTRIJD
WWW.HOYNGMONEGIER.COM/STATE-OF-THE-ARTONZE ADVOCATEN ZIJN ACTIEF IN DE ABSOLUTE TOP VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM PROCESPRAKTIJK IN EUROPA. HEB JIJ HET IN JE?
MEER INFO &INSCHRIJVING:
GA DE STRIJD AAN EN WIN EEN INTERNATIONALE STAGEIN HET LAND VAN JOUW KEUZE
VRIJDAG15 JUNI 2012
INSCHRIJVEN KAN TOT EN MET 31 MEI 2012
STATE OF THE ARTDATUM:
Bedrijven- en Instellingendag Bedrijven- en Instellingendag
Almanakuitreiking Almanakuitreiking
Almanakuitreiking Eerstejaarssymposium
JFV KATERN COLLAGE JFV IN CASU - MEI 2012
36
Bedrijven- en Instellingendag Almanakuitreiking
JFV KATERNJFV IN CASU - MEI 2012
37
@Sollicitatietraining Trip Advocaten & NotarissenAltijd al de fijne kneepjes van het solliciteren onder de knie willen hebben? Op woensdag 7
maart werd je de gelegenheid geboden bij Trip Advocaten & Notarissen. Onder leiding van een
professional werden alle vragen beantwoord m.b.t. het solliciteren.
JFV Katern
Activiteitenoverzicht
@VoorjaarsfeestOp dinsdag 3 april vond in de Rumba het voorjaars-
feest plaats met als thema ‘Into the movies’. Het
feest was erg druk bezocht en wederom een succes!
@Bezoek politieOp woensdag 4 april nam een groep van 30 studenten onder leiding van
de eerstejaarscommissie een kijkje achter de schermen bij de politie.
@Brussel/Leuven-reisIn de vroege ochtend van 11 april vertrok een groep enthou-
siaste studenten vanuit Groningen naar Leuven voor de
Brussel/Leuven-reis. Tijdens deze driedaagse excursie werd
onder andere een bezoek gebracht aan de Nederlandse
ambassade, de bancaire unie, het paleis van justitie en het
Europarlement.
@Groninger Juristen CongresOp donderdag 26 april vond het Groninger Juristen Congres
plaats in de Euroborgen het Kasteel. Met het thema: ‘Fake it
or Create it’ stond het intellectuele eigendomsrecht centraal
op deze dag.
@Internationaal StudieprojectHet recht houdt niet op bij de landsgrenzen. Daarom vertrokken op
28 april dertig studenten naar de stad van energie Moskou om de
facetten van energierecht te ontrafelen. In deze stad werd onder
andere een bezoek gebracht aan twee advocatenkantoren, stond
er een river tour op het programma en werd een ijshockeywedstrijd
bezocht.
JFV CARRIEREBOARD KATERN JFV IN CASU - MEI 2012
38
Hiernaast vind je het verslag van de JFV
CarrièreTour. Afgelopen 1 en 2 maart zijn
30 studenten, die aan het einde van hun
Bachelor zijn of in hun Master zitten,
afgereisd naar de randstad om daar vier
middelgrote kantoren te bezoeken. Zoals je
hiernaast kunt lezen waren de verschillen
tussen de kantoren groot en was het daar-
door voor de deelnemers extra interessant
om te kijken welk kantoor en welke stad
het beste bij hem of haar past. Van alle
kanten was te horen dat de JFV CarrièreTour
ook dit jaar een groot succes was. Kijk op
de volgende bladzijden voor een verslag
van de individuele kantoren.
Hoewel de JFV CarrièreTour al behoorlijk
kleinschalig is kan het altijd kleinschaliger,
persoonlijker en selecter. Op zondag 15
april konden –slechts– 12 studenten met
advocatenkantoor PlasBossinade naar
de Euroborg voor de voetbalwedstrijd FC
Groningen - Roda JC. Naast het bekijken
van de wedstrijd, konden de deelnemende
studenten ook op een ontspannen wijze
kennis maken met de medewerkers van
PlasBossinade. Hopelijk waren er onder
de deelnemers ook studenten die met een
winnend gevoel naar huis gingen!
Slechts vier dagen daarna stond alweer
een volgende, compleet andere recruit-
mentactiviteit gepland. Op donderdag
19 april organiseerde JFV CarrièreBoard
in samenwerking met Van der Feltz Advo-
caten een recruitmentdiner. Locatie van
het diner was ‘t Feithhuis en ook voor deze
activiteit was slechts een select groepje
van 12 studenten uitgenodigd. Van der
Feltz is een nichekantoor uit Den Haag en
mocht een student naar beide activiteiten
zijn gegaan dan zal hem of haar opge-
vallen zijn hoe totaal anders het kantoor,
haar insteek en haar mensen zijn dan de
kantoren die zijn bezocht op de JFV Carriè-
reTour of PlasBossinade.
De laatste recruitmentactiviteit van het
jaar georganiseerd door JFV CarrièreBoard,
vond plaats op donderdag 10 mei. JFV
CarrièreBoard organiseerde toen in samen-
werking met Damsté advocaten - nota-
rissen een recruitmentdiner. Net als bij de
voorgaande activiteiten was er eenzelfde
aantal studenten uitgenodigd om onder
het genot van een hapje en een drankje
nader kennis te maken met het kantoor en
haar mensen. Damsté advocaten - nota-
rissen is een middelgroot kantoor met
vestigingen in het oosten van het land.
Terugkijkend op deze vier bovenge-
noemde activiteiten hebben studenten
de afgelopen drie maanden met compleet
andere kantoren kennis kunnen maken
dan de grote Zuidas kantoren. Van een
klein nichekantoor uit de hoofdstad tot
een middelgroot kantoor met meerdere
vestigingen in het oosten van Nederland.
Mocht je op de hoogte willen blijven van
alles wat het JFV CarrièreBoard en kantoren
zelf organiseren, houd dan de JFV Carrière-
Board website in de gaten.
Zoals het collegejaar na de tentamens
voorbij is, is ook spoedig het JFV vereni-
gingsjaar voorbij. Mijn opvolgster staat te
trappelen om het stokje van me over te
nemen. Voor de laatste keer wil ik jullie
veel succes wensen met je studie, maar
vooral ook met de oriëntatie op de periode
na je studie!
Met hartelijke groet,
Jesse Trommel
Commissaris JFV CarrièreBoard
JFV CarrièreBoard Katern
Beste student,
HOEWEL HET ALWEER MEI IS, DE TEMPERATUUR BEGINT OP TE LOPEN EN DE TERRASJES STEEDS
VOLLER ZIJN, ZUL JIJ WAARSCHIJNLIJK NOG NIET DENKEN DAT HET COLLEGEJAAR ER AL WEER
BIJNA OPZIT. WANT NIET ALLEEN DE TERRASJES MAAR OOK DE UB EN JB ZIJN STEEDS VOLLER.
EEN CHILLE PLEK BEMACHTIGEN NA 11 UUR OF ZELFS NA 10 UUR ZIT ER NIET MEER IN. NAAST
STUDEREN EN HET ONTSPANNEN DAARNA, IS ER NOG EEN DERDE TAK WAAR JE VROEG OF LAAT MEE GECON-
FRONTEERD WORDT TIJDENS JE STUDENTENTIJD: JE TOEKOMST, OF IN EEN SUF WOORD ‘ARBEIDSMARK-
TORIËNTATIE’. WEET JIJ AL WAT JE NA JE STUDIE WILT GAAN DOEN? JFV CARRIÈREBOARD HELPT JE HIERMEE
DOOR ACTIVITEITEN TE ORGANISEREN WAARIN JIJ JE OP JE TOEKOMST KUNT ORIËNTEREN. EEN WELBEKEND
VOORBEELD HIERVAN IS DE BEDRIJVEN- EN INSTELLINGENDAG, WAAROP –BIJNA– ALLE MIDDELGROTE EN
GROTE ADVOCATENKANTOREN VAN NEDERLAND AFREIZEN NAAR GRONINGEN, OM JOU DE KANS TE GEVEN
MET HEN KENNIS TE MAKEN. JFV CARRIÈREBOARD ORGANISEERT OOK VEEL KLEINSCHALIGE EVENEMENTEN.
EEN TERUGBLIK VAN WAT JFV CARRIÈREBOARD OP DAT GEBIED HEEFT GEORGANISEERD VIND JE HIERONDER.
JFV CARRIEREBOARD KATERNJFV IN CASU - MEI 2012
39
Dijkstra Voermans Advocatuur & NotariaatHet was donderdag 1 maart, 6:30 uur.
Op het Centraal Station van Groningen
verzamelden dertig strak in pak gestoken
en enthousiaste studenten, om de reis
naar Utrecht te maken. Na zo’n twee en
een half uur arriveerden we bij het eerste
kantoor: Dijkstra Voermans Advocatuur &
Notariaat. We werden hartelijk ontvangen
door recruiter Wendy van Wijngaarden.
Vervolgens stond er een workshop op het
programma gericht op sociaal-mondelinge
vaardigheden. De groep werd in drieën
verdeeld; advocaten, cliënten en obser-
vatoren. De cliënten kregen een casus
en de specifieke opdracht om niet alles
te vertellen aan de advocaat. Het was de
opdracht van de advocaat door zorgvuldig
zijn vragen te stellen, alles te weten te
komen over de cliënt. Dat dit moeilijker
was dan gedacht bleek tijdens de bespre-
king van de resultaten waar iedereen zijn
zegje konden doen. Er waren maar enkele
advocaten die erachter waren gekomen
met wat voor een cliënt ze nu daadwerke-
lijk te maken hadden. Doordat de work-
shop zo interessant was, werd al snel de
tijd vergeten. Gelukkig was er nog tijd over
voor een overheerlijke lunch. Tijdens de
lunch voegden enkele medewerkers van
het kantoor zich bij ons, zodat we nog meer
te weten konden komen over het kantoor.
Van Benthem & KeulenHet tweede kantoor op het programma
was van Benthem & Keulen. Na een korte
busreis werden we aldaar ontvangen door
Mirjam van Barneveld. Veel studenten
waren onder de indruk van het mooie
kantoorgebouw. Directeur Johan Koggink
legde in zijn bedrijfspresentatie uit dat
dat waarschijnlijk kwam, omdat zij er net
gevestigd waren en alles nog nieuw was.
Bij het kantoor zijn circa 70 werknemers
werkzaam. Het kantoor richt zich op onder-
nemers en een kleiner deel richt zich op de
overheid. Na een uitvoerige vragenronde
voegde een advocaat zich bij het gezel-
schap. Hij had zojuist zijn advocaat-stagi-
airschap afgerond en mocht zich sinds
donderdag advocaat noemen. Hij nam
samen met ons zijn agenda door en liet
op die manier een gemiddelde week van
een advocaat-stagiair zien. Na een korte
pauze en een rondleiding door het gebouw
werd er door Marcel Ruygvoorn een lezing
gegeven over de overeenkomsten en
verschillen tussen goede trouw en een
voorovereenkomst. Een ingewikkeld maar
boeiend onderwerp waar de studenten met
verschillende opmerkingen zich van hun
beste kant lieten zien. Als laatste was er
nog een gezellige borrel waarbij een groot
deel van de advocaten van Van Benthem &
Keulen zich voegde tussen de studenten.
Na de borrel werd het tijd om de trein te
pakken naar Amsterdam, waar we zouden
overnachten. Nadat we ingecheckt waren
in het hostel begaven we ons richting het
Leidseplein om aldaar een hapje te eten
en wat te drinken. Er werd nog een poging
gedaan om enkele danspasjes te maken,
maar aangezien we er vrijdag op tijd uit
moesten, werd de dansvloer al snel inge-
ruild voor een zacht bedje.
Brada Abeln LLPHet eerste kantoor dat we vrijdag
aandeden, was Brada Abeln LLP. Dit
kantoor is een fusie tussen de kantoren
JFV CarrièreBoard Katern
JFVCarrièreTour 2012Door Rozemarijn Maarleveld en Wolter Wierda
VANWEGE HET SUCCES VAN VORIG JAAR WERD DIT JAAR OP 1 EN 2 MAART DE TWEEDE JFV
CARRIERETOUR GEORGANISEERD. DÉ MOGELIJKHEID OM KENNIS TE MAKEN MET EEN VIERTAL
MIDDELGROTE ADVOCATENKANTOREN UIT HET LAND.
JFV CARRIEREBOARD KATERN JFV IN CASU - MEI 2012
40
Brada Kuttner en Molenaar Abeln. De heer
meester Eldad voerde enthousiast het
woord en vertelde over de kantoorgeschie-
denis. De nadruk bij Brada Abeln ligt op
een combinatie tussen civiel (corporate,
arbeidsrecht en immigratie) en fiscaal
recht. Hoewel het een overwegend jong
is, zijn er ook een aantal senioren werk-
zaam op wier expertise regelmatig een
beroep werd gedaan. Het was dan ook
mooi om te zien dat de oudste senior (86
jaar en de nog oudst werkende advocaat in
Nederland) zich voegde bij het gezelschap
tijdens de lunch en vol verve over zijn vak
kwam vertellen.
Het inhoudelijke deel begon met ‘speed-
daten met advocaten’, waarbij iedere
deelnemer de kans kreeg om één op één
meerdere advocaten allerlei vragen te
stellen. Terwijl iedereen zich te goed kon
doen aan de goed verzorgde lunch, volgde
een behandeling van een casus. Groepjes
van een man of vijf trokken zich terug met
een civiel-fiscale casus, waarna bij terug-
komst groepsgewijs de uitkomst behan-
deld werd. Na deze casus volgde nog een
rondleiding door het kantoor, waar onder
andere de verschillende werkplekken
werden getoond. Daarna werd het tijd om
te vertrekken naar het volgende kantoor.
Fort AdvocatenHet laatste kantoor dat wij bezochten was
Fort Advocaten, gevestigd in een sfeervol,
statig pand gelegen aan de rand van het
Vondelpark. Na ontvangst werd de groep
in tweeën gedeeld. De ene groep ging aan
de slag met de advocaten de heer meester
Ginio Beij en mevrouw meester Jodit de
Bruin. Er werd een vastgoedrechtelijke
casus en huurovereenkomst casus voor-
gelegd. De bedoeling was dat binnen deze
twee casussen twee partijen de stellingen
van eiser en gedaagde innamen en deze
vervolgens presenteerden. Dit was een
leuk en leerzaam onderdeel en na afslui-
ting gaven de twee advocaten nuttige feed-
back. De andere groep maakte kennis met
het insolventierecht. Twee curatoren Frits
Kemp en Derk M. van Geel vertelden over
de leuke en minder leuke kanten van het
vak, hun faillissementen en behandelden
een vaktechnisch gedeelte. De persoon-
lijke ervaringen van de curatoren waren
erg interessant. Menig deelnemer is dan
ook enthousiast geraakt over het vak van
curator. Na de pauze wisselden de groepen
van onderwerp. Het kantoorbezoek
werd afgesloten met een gezellige borrel
waarbij enkele advocaten van Fort nog iets
vertelden over het kantoor. Omstreeks zes
uur werd het tijd om de tram te pakken
richting Amsterdam Centraal, om de lange
reis terug te maken naar het hoge noorden.
Al met al kijken we terug op een mooie tour
en waren het twee geslaagde dagen!
Maak kennismet je nieuwe carrièreDirkzwager is altijd op zoek naar ambitieuze professionals. Juristen die een stap verder willen gaan,
die hun kennis willen verbreden en delen. Om dat laatste draait het bij ons. We delen onze juridische
kennis met onze cliënten en elkaar, zodat we samen sterker staan. Kennis ontwikkelen staat daarom
hoog in het vaandel. We bieden dan ook uitstekende opleidingsmogelijkheden binnen en buiten onze
Dirkzwager Academy. Maar ook door te werken aan uitdagende (internationale) projecten voor mooie
cliënten. Daarnaast heb je altijd toegang tot brede juridische kennis die jij en je collega’s delen via
onder andere onze eigen kennispagina’s, juridische (digitale) bibliotheken en de Dirkzwager KennisApp.
Dirkzwager is een veelzijdig, landelijk top-20 kantoor. We werken voor grote en middelgrote bedrijven,
overheden, instellingen en particulieren, op de meest uiteenlopende rechtsgebieden. Ons kantoor
heeft vestigingen in Arnhem en Nijmegen en telt ca. 260 medewerkers, waarvan 110 juristen die zich
thuis voelen in een professionele en collegiale werkomgeving.
Kom kennis maken en kennis delen bij Dirkzwager.
Kijk op www.dirkzwager.nl voor de actuele vacatures en studentenstages.
INHOUDELIJKE BIJDRAGEN JFV IN CASU - MEI 2012
42
Sinds de adwordsarresten van het Euro-
pese Hof van Justitie begin 2010 hebben
de juridische regels omtrent adwords een
enorme ontwikkeling doorgemaakt. Was
naar aanleiding van de eerste adword-
arresten nog de teneur dat met adwords
snel inbreuk werd gemaakt op de merk-
rechten van merkhouders, tegenwoordig is
men daar niet zo zeker meer van. Zeker niet
nu de nationale rechter ook niet snel een
merkinbreuk aanneemt5.
InterfloraInterflora, dat een wereldwijde bezorg-
service voor bloemen aanbiedt, stelt dat
Marks & Spencer inbreuk maakt op het
merk INTERFLORA, omdat zij verschillende
met dat merk overeenkomende of gelij-
kende tekens als trefwoord in de door
Google aangeboden advertentiedienst
“AdWords” heeft gekocht en op basis
daarvan advertenties laat verschijnen.
In het arrest maakt het Hof duidelijk dat
merkhouders alleen tegen dergelijk merk-
gebruik kunnen optreden als één van de
functies van het merk worden aangetast.
Het gaat daarbij om de door het Hof als
wezenlijk bestemde herkomstaandui-
dingsfunctie, maar ook om de investe-
ringsfunctie en reclamefunctie.
Onder verwijzing naar de eerdere Google
France-uitspraak6 herhaalt het Hof dat
adwordgebruik een merkinbreuk oplevert
indien het door de adwordadvertenties
voor de gemiddelde internetgebruiker
‘onmogelijk of moeilijk [is] om te weten
of de waren of diensten waarop de adver-
tentie betrekking heeft, afkomstig zijn van
de merkhouder of een economisch met
hem verbonden onderneming, dan wel,
integendeel, van een derde’. Daarbij kan
ook de algemene marktkennis van de inter-
netgebruiker een rol spelen.
Voor het eerst behandelt het Europese Hof
de investeringsfunctie van het bekende
merk als zijnde een beschermde functie.
Het gaat dan om de functie van het merk
de reputatie te behouden die consu-
menten kan aantrekken en aan de merk-
houder kan binden. Als die functie wordt
aangetast door het adwordgebruik, kan
dat worden verboden. Daarvan is in ieder
Inhoudelijke bijdrage
Bekende merkbescherming na het Interflora arrest Lot Nelissen, advocaat op de sectie Intellectueel Eigendom en IT-recht bij Dirkzwager advocaten & notarissen N.V. te Arnhem 1
IN SEPTEMBER 2011 HEEFT HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE IN NAVOLGING VAN HAAR
ADWORDSARRESTEN VAN MAART 2012 EEN BELANGRIJK ARREST GEWEZEN OVER HET GEBRUIK VAN
BEKENDE MERKEN ALS ADWORDS DOOR CONCURRENTEN, IN DE ZAAK TUSSEN INTERFLORA EN MARKS
& SPENCER (HIERNA: ‘INTERFLORA’).3 HET HOF MAAKT DUIDELIJK DAT BEKENDE MERKHOUDERS EEN
RUIMERE BESCHERMING TOEKOMT EN ZIJ ONDER OMSTANDIGHEDEN KUNNEN OPTREDEN TEGEN ADWORD-
GEBRUIK VAN EEN BEKEND MERK DOOR CONCURRENTEN. IN DEZE BIJDRAGE ZAL WORDEN INGEGAAN OP HET
INTERFLORA-ARREST EN DE UITLEG DAARVAN DOOR HET GERECHTSHOF IN DEN HAAG4.
INHOUDELIJKE BIJDRAGENJFV IN CASU - MEI 2012
43
geval geen sprake als de merkhouder zijn
marketinginspanningen moet opvoeren
ten gevolge van de handelwijze van de
concurrent of als consumenten daardoor
overstappen van waren van de merk-
houder naar de concurrent.
Bekende merken kunnen ook optreden
indien er met/door de adwordadver-
tentie ongerechtvaardigd voordeel wordt
getrokken uit, of afbreuk wordt gedaan
aan het onderscheidend vermogen of de
reputatie van het bekende merk. Daarvan
kan volgens het Europese Hof sprake zijn
indien door het adwordgebruik het merk
tot een generieke term verwoordt alsmede
indien het bekende merk als adword
wordt geselecteerd, mits daardoor zonder
geldige reden ongerechtvaardigd voor-
deel wordt getrokken uit het merk. Van dat
laatste is in elk geval sprake indien imita-
ties van de producten van de bekende
merkhouder worden aangeboden. Echter,
als de reclame slechts een alternatief
voorstelt voor de waren van de bekende
merkhouder zonder dat het bekende merk
verwatert en zonder dat één van de func-
ties van het bekende merk worden aange-
tast, is er sprake van eerlijke concurrentie.
De nationale rechten zullen met toepassing
van al deze criteria moeten beoordelen of
de aan hen voorgelegde adwordadverten-
ties deze toetsen kunnen doorstaan.
Tempur – MedicomfortHet Hof Den Haag heeft op 22 november
2011 als eerste rechter in Nederland de
kaders van het Europese Hof toegepast en
uitgewerkt.
De zaak betreft het bekende merk Tempur.
Een kleine matrassenaanbieder heeft bij
Google het merk Tempur als zoekterm
gekocht en daar advertenties aan gekop-
peld met een link naar zijn eigen website.
De advertentie luidde: “Toe aan een Nieuw
Matras? Bestel Medicomfort Matras. Tot
40% Goedkoper dan de andere Topmerken!
MedicomfortMatras.nl”. Tempur vorderde
een verbod op grond van merkinbreuk. De
uitspraak van het Hof Den Haag kan als
baanbrekend worden gezien.
Volgens Tempur leidt het verschijnen van
de advertentie, na het invoeren van het
bekende merk Tempur als zoekterm, ertoe
dat het internetpubliek wordt verward
over de herkomst van de in de advertentie
aangeboden matrassen. Het publiek denkt
dat de (submerk) matrassen van Tempur
zijn of dat het een advertentie van een
dealer van Tempur is. Tempur stelde dat
het voor het publiek onmogelijk of moei-
lijk is om te weten of de aangeprezen
producten van de merkhouder, een aan
de merkhouder economisch verbonden
onderneming of een derde kwamen. Het
Hof Den Haag is het daar niet mee eens
omdat: “het internetpubliek in het huidige
tijdsgewricht, gelet op zijn kennis van en
ervaring met de werking van het internet
in het algemeen en zoekmachines in
het bijzonder, van welke ervaring deel
uitmaakt de vermelding van ‘Advertentie’
of ‘Advertenties’ dan wel ‘Gesponsorde
links’ in het gekleurde kader links of boven
de advertenties aan de rechterzijde van
het scherm, op de hoogte is van het feit
dat wanneer hij op de zoekpagina van
Google (of een andere aanbieder van zoek-
machines) een merknaam als zoeknaam
intypt, niet alleen aan de merkhouder
gelinkte zoekresultaten verschijnen, maar
ook advertenties van derden”.
Met in achtneming van deze overweging
analyseert het Hof de gewraakte adver-
tentie aan de hand van de hoofdregel en
oordeelt vervolgens dat de inhoud van de
advertentie niet te vaag is, maar door het
internetpubliek zal worden gezien als een
aanbod van een alternatief voor Tempur
matrassen. Dit is een belangrijke consta-
tering die een doorslaggevende rol speelt
in de gehele uitspraak. Het Hof Den Haag
motiveert dit als volgt:
-
tentie is algemeen;
duidelijk dat de aanbieder zichzelf
“Medicomfort” noemt;
afgezet tegen “andere topmerken” en
de internetgebruiker kent Tempur als
topmerk;
advertentie.
Van verwarring omtrent de herkomst van
de aangeboden matrassen zal daarom
volgens het Hof geen sprake zijn. Tempur
heeft zich er voorts op beroepen dat haar
bekende merk door dit gebruik als adword
verwatert. Het Hof Den Haag verwerpt dat.
Uit het Interflora arrest volgt dat van verwa-
tering sprake is wanneer het onderschei-
dend vermogen van het merk verzwakt
waardoor het merk uiteindelijk niet meer
in staat is bij de consument een recht-
streekse associatie met een specifieke
commerciële herkomst op te roepen. De
merkhouder hoeft, volgens het Europese
Hof, het einde van het proces van verwate-
ring niet af te wachten alvorens hij gebruik
van het teken dat overeenstemt met zijn
merk kan verbieden.
Volgens het Hof Den Haag leidt het gebruik
van een merk als zoekterm in een internet
zoekmachine niet noodzakelijkerwijs tot
verwatering van het merk. Dat zou alleen
zo zijn als de advertentie het publiek niet
in staat stelt te bepalen of de aangeprezen
producten niet van de merkhouder maar
van een concurrent zijn, aldus het Hof.
Dat is volgens haar hier niet aan de orde,
omdat het internetpubliek de advertentie
zal zien als een aanbod van een alternatief
voor Tempurmatrassen.
Door Tempur is tevens aangevoerd dat het
gebruik van haar merk als adword afbreuk
doet aan de reputatie van haar bekende
merk (de investeringsfunctie van haar
merk wordt geschaad). In het Interflora-
arrest is overwogen dat hiervan sprake is
wanneer “de producten waarvoor het aan
het merk gelijke teken wordt gebruikt op
zodanige wijze aan de zintuigen van het
publiek appelleren dat de aantrekkings-
kracht van het merk vermindert“. In onder-
havige situatie zou volgens het Hof Den
Haag dan niet naar de producten moeten
worden gekeken maar naar de advertentie
die verschijnt na het intypen van ‘Tempur’
als zoekwoord. Vervolgens overweegt het
Hof dat er in dit geval geen afbreuk aan
de reputatie van het merk van Tempur
kan zijn, omdat al is vastgesteld dat het
internetpubliek de gewraakte advertentie
ziet als een aanbod van een alternatief
voor Tempurmatrassen en het publiek dus
geen verband zal leggen tussen de in die
advertentie aangeprezen producten en de
producten van Tempur. Het Hof ziet in casu
dus ook geen afbreuk aan de reputatie van
het bekende merk Tempur.
Tempur had voorts nog aangevoerd dat de
adverteerder op ongerechtvaardigde wijze
voordeel trok uit haar bekende merk: door
Tempur als zoekterm te kiezen wordt door
de concurrent aangehaakt bij de bekend-
heid van dat merk om zo het publiek naar
zijn advertentie te lokken met als doel het
kopen van de concurrerende producten,
zonder voor de marketinginspanningen
van Tempur te hoeven betalen. Dit wordt
ook wel aangeduid als “kielzogvaren”. Het
Hof Den Haag overweegt dat kielzogvaren
in beginsel ongeoorloofd is tenzij er sprake
is van een geldige reden. Een geldige reden
is niet aanwezig wanneer er imitaties
worden aangeboden. Een geldige reden
is volgens het Hof wel aanwezig indien
in de advertentie een alternatief voor de
merkproducten wordt aangeboden. En dat
is volgens het Hof hier het geval. Dus van
ongerechtvaardigd voordeel trekken is ook
geen sprake, aldus het Hof Den Haag.
Aldus zet het Hof de deur wijd open voor
gebruik van een (bekend) merk als zoek-
term in combinatie met adwordadverten-
ties op internet.
ConclusieOp grond van de overwegingen van het Hof
Den Haag mag naar mijn oordeel worden
geconcludeerd dat het gemiddelde inter-
netpubliek een grote mate van bekendheid
wordt toegedicht met de werking van zoek-
termen in relatie tot adwordadvertenties.
De vraag is of dit in overeenstemming is
met de werkelijkheid. Een feitelijke onder-
bouwing op basis van een publieksonder-
zoek ontbreekt. En dan knelt, naar mijn
gevoel, dat het Hof geen strenge eisen
stelt aan de inhoud van die advertenties
voor de beoordeling of het de internet-
gebruiker onmogelijk of moeilijk wordt
gemaakt om te weten of de aangeboden
producten afkomstig zijn van de merk-
houder, wederverkoper of integendeel,
van een concurrent. Houdt het Hof dan
nog wel voldoende rekening met het feit
dat bij deze adwordadvertenties sprake
is van onzichtbaar merkgebruik? Wat daar
ook van zij het arrest geeft vooralsnog een
eerste duiding waar in Nederland de grens
wordt getrokken. Een duidelijke aanwijzing
in de advertentie dat er een vergelijking
plaatsvindt, lijkt niet noodzakelijk voor
geoorloofd gebruik. Het vermelden van de
naam van de adverteerder (met een hoofd-
letter) in de advertentie en de url lijkt wel
van belang. Waarschijnlijk wordt ongeoor-
loofd geacht het (zonder kenbare vergelij-
king) gebruiken van het (bekende) merk in
de advertentietekst en/of de url.
Met dit arrest zal het voor de bekende
merken, maar ook de niet bekende merken,
moeilijker worden om concurrenten, die
met adwordadvertenties aanhaken bij het
merk, aan te pakken. De Europese wind
van vrije mededinging dringt door in het
Benelux bastillon van stevige bescherming
van (bekende) merken. In allerlei opzichten
ligt hier een uitdaging voor marketeers.
Vooralsnog zijn de zoekmachines zoals
Google de lachende derden.
1 Op 26 april jl. gaf ondergetekende op
het congres ‘Fake it or create it: de
grenzen van het Intellectueel Eigendom’
een workshop over adwords. In dat
kader verschijnt deze bijdrage.
2 HvJ EU 23 maart 2010, gevoegde zaken
C-236/08 t/m C-238/09 (Google France)
en HvJ EU 25 maart 2010, zaak C-278/08
(BergSpechte).
3 HvJ EU 22 september 2011, C-323-09
(Interflora/Marks&Spencer).
4 Gerechtshof ’s-Gravenhage 22
november 2011, LJN: BU6275 (Tempur/
Medicomfort).
5 Gerechtshof ’s-Gravenhage 22
november 2011, LJN: BU6275 (Tempur/
Medicomfort).
6 HvJ EU 23 maart 2010, gevoegde
zaken C-236/08 t/m C-238/09 (Google
France).
Kijk voor meer informatie over dit en andere
onderwerpen op www.dirkzwagerieit.nl
INHOUDELIJKE BIJDRAGEN JFV IN CASU - MEI 2012
44
Wat maakt een beursaandeelhouder zo
bijzonder? Toegegeven, hij (of zij) kan
zijn aandelen vrij verhandelen op de
beurs en is in vergelijking met zijn soort-
genoten bij ‘besloten’ N.V.’s en B.V.’s dus
niet gebonden aan allerlei overdrachtsbe-
perkingen en blokkeringsregelingen. Ook
krijgt hij via het effectenrecht meer peri-
odieke informatie over de onderneming
en is hij beschermd tegen allerlei vormen
van marktmisbruik door een stelsel van
ad hoc openbaarmakingsverplichtingen
(koersgevoelige informatie, substantiële
aandelenbelangen e.d.). Maar verder?
Van een beursaandeelhouder wordt
con ceptueel gezien net als van iedere
andere aandeelhouder verwacht dat hij
bij de vennootschap ‘betrokken’ is, onder
meer door het bijwonen van aandeelhou-
dersvergaderingen, het aldaar afnemen
van verantwoording door bestuurders en
commissarissen over het gevoerde beleid
en het naar eigen inzicht stemmen over
de zaken die hem worden voorgelegd, een
en ander op basis van alle relevante infor-
matie en bij voorkeur met een focus op de
groei en bloei van vennootschap en onder-
neming op de lange termijn. Meer in het
algemeen dient de beursaandeelhouder
zich ook redelijk en billijk op te stellen: hij
mag weliswaar bij de uitoefening van zijn
rechten zijn eigen belangen tot uitgangs-
punt nemen zolang hij hiermee maar
binnen de kaders van de redelijkheid en
billijkheid van artikel 2:8 BW blijft. 1
And now, for something completely differentDat bovenstaand ideaalbeeld niet voor
alle aandeelhouders in beursvennoot-
schappen opgaat, is al langer bekend.
De aandelen in Nederlandse beurson-
dernemingen zijn grotendeels in handen
van professionele vermogensbeheerders
(institutionele beleggers), veelal afkom-
stig uit het buitenland. Deze beleggers
hebben niet slechts aandelen in één
onderneming, maar houden vaak een port-
folio aandelen in tientallen beursfondsen
tegelijk. Zij hebben lang niet altijd de tijd
en de middelen om daadwerkelijk invul-
ling te kunnen geven aan hun betrok-
kenheid als aandeelhouder bij al deze
verschillende ondernemingen.2 Ook is de
gewenste focus op de lange termijn niet
altijd aanwezig. Professionele beleggers
zijn voornamelijk gericht op liquiditeit en
staan zelf ook onder rendementsdruk naar
hun eigen investeerders toe om op korte
termijn resultaten te boeken.3 Hierdoor is
het niet altijd mogelijk of wenselijk om een
pakket aandelen in een bepaalde beurson-
derneming voor lange tijd aan te houden.
Voorts is een aandeelhouder in een beurs-
vennootschap niet altijd wie hij lijkt. Door
allerlei derivatenconstructies is het moge-
lijk om het economisch belang van het
aandeelhoudeschap (de investering) en
Inhoudelijke bijdragen
Chocolaatjes bij de thee en ander Brits leed: over beursvennootschappen en hun aandeelhoudersNautaDutilh N.V. Frans Overkleeft
JURIDISCH GEZIEN IS DE POSITIE VAN EEN AANDEELHOUDER IN EEN BEURSVENNOOTSCHAP OP
GROND VAN DE REGELS VAN BOEK 2 VAN HET BURGERLIJK WETBOEK NIET WEZENLIJK ANDERS DAN
DIE VAN EEN AANDEELHOUDER IN EEN NIET-BEURSGENOTEERDE N.V. OF EEN B.V.. FEITELIJK GEZIEN
KUNNEN DE VERSCHILLEN TUSSEN DEZE TWEE SOORTEN AANDEELHOUDERS ECHTER AANZIENLIJK
ZIJN. LANGZAAM MAAR ZEKER GROEIT HET BESEF DAT DE BEURSAANDEELHOUDER NIET ALTIJD VOLDOET AAN
HET IDEAALBEELD VAN DE BOEK 2 BW ‘VENNOOT’, TERWIJL DE JURIDISCHE POSITIE HIER CONCEPTUEEL WEL
VAN UIT GAAT. EEN TRANSATLANTISCHE OVERNAMESTRIJD VORMT NU IN HET VERENIGD KONINKRIJK DE AAN-
LEIDING VOOR EEN FUNDAMENTEEL ONDERZOEK NAAR DE WERELD VAN DE BEURSAANDEELHOUDERS EN DE
DOORWERKING VAN HUN GEDRAG OP DE STRATEGIE VAN DE BEURSONDERNEMINGEN WAARIN ZIJ INVESTE-
REN. OOK VOOR NEDERLAND IS DIT EEN INTERESSANTE DISCUSSIE.
INHOUDELIJKE BIJDRAGENJFV IN CASU - MEI 2012
45
de juridische zeggenschap die aan een
aandeel is verbonden (het uitoefenen van
de stemrechten) los te koppelen, wat ertoe
kan leiden dat de aandeelhoudersrechten
eigenlijk ten gunste van andermans belang
worden uitgeoefend.4 Tot slot maakte
Nederland onder meer bij de overname
van ABN AMRO kennis met het fenomeen
van de activistische aandeelhouder. Deze
aandeelhouder berust niet in zijn traditi-
oneel passieve rol, maar gebruikt de hem
op grond van wet en statuten toekomende
rechten actief om een eigen doelstelling
te bereiken.5 Het nastreven van een eigen
belang heeft bij deze categorie aandeel-
houders - met in hun kielzog de meer
passieve aandeelhouders die ‘meeliften’
op deze activistische inspanningen - een
hele andere dimensie, waarbij de normen
van redelijkheid en billijkheid niet altijd
even goed blijken te werken als preven-
tief middel om conflicten met de vennoot-
schapsleiding te voorkomen. Al met al
is de moderne professionele belegger al
lang geen ‘couponknippende rentenier’
van weleer meer, maar geven dergelijke
aandeelhouders een bepaald eigen invul-
ling aan hun rol en betrokkenheid als
‘vennoot’ in een beursvennootschap.6
Tegen de bovenstaande achtergrond rijst
de vraag of en zo ja op welke wijze de veran-
deringen in rol en gedrag van aandeelhou-
ders in beursvennootschappen door zou
moeten werken in hun juridische positie.
Deze vraag lag in Nederland al enige tijd op
tafel, maar de kwestie is in de voorgaande
jaren met name actueel geworden door de
nasleep van de overname van ABN AMRO in
2007 en door de financiële crisis die vanaf
grofweg medio 2008 in alle openheid zicht-
baar en voelbaar werd. Het feit dat enkele
beursgenoteerde financiële instellingen
zo zeer in de problemen kwamen maakte
in wetenschappelijke kring discussie los
over de vraag hoeverre het huidige kader
aan wet- en regelgeving op het gebied van
corporate governance in het licht van de
uit de financiële crisis gebleken tekortko-
mingen nog voldeed.7 Ook op Europees
niveau speelt deze discussie, getuige
het groenboek ‘EU Corporate Governance
Framework’ van de Europese Commissie
van april 2011.8 Het speelveld is dus volop
in beweging op meerdere fronten tegelijk.
De aanval van de diepvriespizza’sOok in het Verenigd Koninkrijk houdt
het fenomeen van aandeelhouders in
beursvennootschappen de gemoederen
momenteel bezig. Anders dan in continen-
taal Europa lijkt de aanleiding echter niet
tot de financiële crisis beperkt te zijn. Het
ging ook om iets anders, chocolaatjes bij
de thee welteverstaan.
Het Britse bedrijf Cadbury, maker van
allerhande chocoladerepen, koekjes en
andere lekkernij, was in vele opzichten
een succesverhaal. Als voormalige familie-
onderneming was Cadbury decennia lang
een ‘household name’ in de Britse zaken-
wereld. Haar voormalig bestuursvoorzitter,
Sir Adrian Cadbury, was in 1992 nog naam-
gever van de eerste Code voor goed onder-
nemingsbestuur. Belangrijker nog was
dat Cadbury ook zorgde voor plaatselijke
werkgelegenheid, de productie werd tegen
de trend in overwegend in Groot-Britannië
gehouden. Ook de producten van Cadbury
namen een bijzondere plaats in in de Britse
samenleving; zij waren van hoge kwaliteit
en vormden voor de Britse theedrinker een
essentiële component van zijn drie-uurtje.
Zo was Cadbury in meerdere opzichten een
typisch Brits bedrijf.
Groot was dan ook de publieke veront-
waardiging toen in het najaar van 2009
het Amerikaanse Kraft Foods een vijandig
overnamebod op Cadbury lanceerde. De
koekjes van Cadbury zouden prima passen
in de productenrange van Kraft, maker van
onder meer de befaamde Oreo-koekjes
maar ook van diepvriespizza’s en andere
Amerikaanse culinaire hoogstandjes.
Wel zag Kraft mogelijkheden voor kosten-
besparende maatregelen bij Cadbury.
Zo konden de relatief dure fabrieken in
Engeland wel worden gesloten en kon de
gehele productie worden overgeheveld
naar goedkopere locaties in Oost-Europa.
Ook zouden de koekjes en chocolades
best met goedkopere grondstoffen gepro-
duceerd kunnen worden, het streven naar
topkwaliteit kostte teveel geld. Uiteraard
vielen deze plannen aan de overkant van
de oceaan niet in goede aarde. De board
van Cadbury verzette zich kranig tegen
de avances van Kraft, de werknemers
van Cadbury hielden vurige pleidooien
voor behoud van werkgelegenheid en het
publiek gruwelde van de gedachte dat
hun geliefde chocolaatjes straks door een
producent van diepvriespizza’s zouden
worden opgeslokt.
Al deze pleidooien mochten uiteindelijk
niet baten. De beslissing of Cadbury al
dan niet aan Kraft verkocht zou moeten
worden was immers uiteindelijk aan de
beursaandeelhouders. Zij bleken weinig
gevoelig voor argumenten tot behoud van
banen en tegen verkwanseling van cultu-
reel erfgoed, voor hen telde voornamelijk
de door Kraft geboden prijs per aandeel.
Met lange termijn belangen van Cadbury,
de Britse economie en de Britse samen-
leving als geheel had dit alles weinig te
maken. Uiteindelijk moest ook de board
van Cadbury noodgedwongen door de
knieën; zij konden vanwege de geboden
prijs onder Brits recht weinig anders dan
het bod van Kraft formeel aanbevelen aan
de aandeelhouders van Cadbury. Begin
2010 was de overname een feit en was
het lot van Cadbury bezegeld. Vlak voor de
eindstreep had Kraft nog wel een aantal
toezeggingen gedaan op het gebied van
werkgelegenheid, maar veel was het niet.
Zo lag er opeens een Amerikaans koekje
bij de thee en bleven de Britten achter met
een fikse kater.
And then?De kater in het Verenigd Koninkrijk was
dermate groot dat er vanuit het Britse
lagerhuis een onderzoek werd gestart
naar de besluitvorming over de overname
van Cadbury door Kraft. De bestuursvoor-
zitter van Kraft joeg de Britten andermaal
in de gordijnen door aanvankelijk bot te
weigeren om voor deze onderzoekscom-
missie te komen getuigen. In het door de
commissie gepresenteerde rapport werd
expliciet de vraag aan de orde gesteld of
het Britse model van corporate governance
wel was toegerust op het bevorderen van
lange termijn succes van Britse onderne-
mingen.
Dit was een opmerkelijke draai: het
Verenigd Koninkrijk liet zich traditioneel
openstaan voor haar open economie
waarbij het ook voor buitenlands kapitaal
(en dus voor buitenlandse overname-
INHOUDELIJKE BIJDRAGEN JFV IN CASU - MEI 2012
46
INHOUDELIJKE BIJDRAGENJFV IN CASU - MEI 2012
47
bieders) goed mogelijk was om in Britse
bedrijven te investeren. Deze attitude is
ook duidelijk te vinden in het Britse recht,
met name in hun regulering van overname-
biedingen (de takeover rules) en in de
Britse Companies Act van 2006. Zowel uit
normatief - als ook uit juridisch oogpunt
komt de aandeelhouder een sterke positie
toe. Toch werd de vraag door de commissie
gesteld of deze open positie gecombineerd
met de grillen van de financiële markten
waarop de aandelen worden verhandeld
niet ook z’n schaduwkanten kent.
Ook dit moest natuurlijk verder onderzocht
worden. Een speciale onderzoekscom-
missie onder voorzitterschap van hoogle-
raar John Kay werd in de zomer van 2011
belast met een onderzoek naar het func-
tioneren van de aandelenmarkten in het
Verenigd Koninkrijk en de effecten daarvan
op de ondernemingen wiens aandelen
aan die markten worden verhandeld (de
zogeheten ‘Kay Review’. Onlangs is een
eerste tussenrapportage verschenen.9 Het
stuk bevat een interessante inkijk in de
actuele Britse discussie en geeft alvast
als schot voor de boeg een aanzet voor
ingrijpende hervormingen. Ook hier is de
boodschap dat er behoefte bestaat aan
een verbetering van de betrokkenheid
van beursaandeelhouders bij de beurs-
genoteerde ondernemingen (‘shareholder
engagement’) en dat ook de verantwoor-
delijkheid van aandeelhouders als hoeder
van de betreffende beursondernemingen
(‘stewardship’) aanscherping behoeft. Het
definitieve rapport verschijnt als het goed
is in de zomer en het is niet onwaarschijn-
lijk dat de bevindingen uiteindelijk door
zullen gaan werken in wijzigingen in het
juridische landschap van Britse beurson-
dernemingen.
De thema’s die in de Kay Review worden
aangestipt, zijn ook voor de Nederlandse
discussie van groot belang. Ook voor
ons juridische bestel is het van belang
dat aandeelhouders in beursvennoot-
schappen op deugdelijke wijze hun rol in
het systeem van checks & balances binnen
beursvennootschappen vervullen. Daarbij
worden we grotendeels met vergelijkbare
uitdagingen geconfronteerd als in het
Verenigd Koninkrijk. Hoe kunnen we een
professionele aandeelhouder aanzetten
tot een grotere betrokkenheid? Hoe
moeten we omgaan met een aandeelhou-
dersbestand waarbij het merendeel van
de aandelen continu van eigenaar wisselt?
En hoe moedigen we aandeelhouders
aan om zich actief op te stellen zonder
daarmee de sluizen te ver open te zetten
voor uitwassen van aandeelhoudersacti-
visme? Dit zijn allemaal vragen waar we in
de komende jaren ons hoofd over mogen
breken. Genoeg te doen dus!
1 Zie ook nr. 9 van de Preambule van de
Nederlandse Corporate Governance
Code (2008).
2 Zie J.W. Winter, ‘Aandeelhouder engage-
ment en stewardship’ in L. Timmerman
et al (reds.), Samenwerken in het ondernemingsrecht, IVO reeks nr. 80,
Deventer: Kluwer 2011.
3 Zie G.T.M.J. Raaijmakers, ‘De financiële
markt en het ondernemingsrecht’,
oratie VU 2009, Ondernemingsrecht 2009, 104 en Winter (2011).
4 Zie G.T.M.J. Raaijmakers en R. Abma,
Achter de schermen van beursaandeelhou-ders, preadviezen Vereeniging Handels-
recht, Deventer: Kluwer 2007.
5 Zie bijvoorbeeld F.G.K. Overkleeft, ‘Het
agenderingsrecht voor aandeelhouders
in beursvennootschappen: een aanzet
tot (her)bezinning’, Ondernemingsrecht 2009, 167.
6 Zie voor een vroeg overzicht M.J.G.C.
Raaijmakers, Ondernemingsrecht, Pitlo
reeks deel 2, Deventer: Kluwer 2006, p.
340-342.
7 Zie onder meer M.J. Kroeze, L.
Timmerman & E. Lokin, The credit crisis
and Dutch company law, Onderne-
mingsrecht 2009, 135, J.W. Winter, The
financial crisis: does good corporate
governance matter and how to achieve
it?, Duisenberg School of Finance policy
paper 2011, nr. 14, te raadplegen via:
<http://www.ssrn.com> en W.J. Oost-
wouder, Corporate governance: current issues and the financial crisis, Deventer:
Kluwer 2012.
8 ‘Green paper on the EU corporate gover-
nance framework’ van de Europese
Commissie, 5 april 2011, COM (2011)
164 final. Zie M.J. van Ginneken, Het
Groenboek Corporate Governance,
Ondernemingsrecht 2011, 81
9 Zie <http://www.bis.gov.uk/kayreview>.
INHOUDELIJKE BIJDRAGEN JFV IN CASU - MEI 2012
48
Nog los van het feit dat uitlatingen door
patiënten over individuele zorgverleners
oncontroleerbaar en grievend kunnen zijn,
speelt het aspect dat de zorgverleners zich
niet altijd kunnen verdedigen, omdat zij
niet vrij uit kunnen spreken, vanwege hun
beroepsgeheim.
Vrijheid van meningsuiting versus bescherming eer en goede naamDe voorzieningenrechter van de rechtbank
in Groningen heeft zich in 2009 gebogen
over een geschil tussen een Groningse
neuroloog en een patiënte, tevens voor-
zitter van een patiëntenorganisatie1. Op
enig moment verweet de patiënte de neuro-
loog een gebrek aan kennis en onzorg-
vuldig medisch handelen. De patiënte
nam de naam van de neuroloog met foto
op in een zogenaamde ‘zwarte lijst’ in een
door haar opgebouwde website. De bege-
leidende tekst luidde: “X. Medisch specialist UMC Groningen. Weigert eerlijke diagnostiek, informatie en herstelbehandeling aan slacht-offer van medische fout (…)”. De neuro-
loog verzocht de patiënte zijn foto, naam
en begeleidende tekst van de website
te verwijderen. Zij weigerde dit. Nadat
de patiënte medewerking had verleend
aan een in Medisch Contact gepubliceerd
artikel, reageerde de neuroloog door
middel van een ingezonden brief. Hierop
startte de patiënte een kort geding bij de
rechtbank in Groningen, waarin zij een
uitvoerige rectificatie in Medisch Contact
eiste, waarin de neuroloog onder andere
zou aangeven dat hij zijn beroepsgeheim
had geschonden en zijn excuses zou
aanbieden. De neuroloog vorderde op zijn
beurt in reconventie verwijdering van zijn
naam van de zwarte lijst en het plaatsen
van een rectificatie op de website.
De voorzieningenrechter stelde voorop dat
de in kort geding ingestelde vorderingen
van de patiënte enerzijds en de neuroloog
anderzijds een beperking impliceerden
van het recht op vrijheid van meningsui-
ting, een beperking die alleen gerechtvaar-
digd zou kunnen zijn, indien deze bij wet is
voorzien en in een democratische samen-
leving noodzakelijk is ter bescherming van
de goede naam of de rechten van anderen.
Volgens de rechter zou de bescherming
van de eer en de goede naam een legi-
tieme grond kunnen vormen voor de
beperking van de vrijheid van meningsui-
ting, indien sprake zou zijn van onrechtma-
tige uitlatingen. Hij overwoog dat daarvan
geen sprake was en dat alle bij de zaak
betrokken partijen meer dan gemiddeld
bestand moesten zijn tegen publicatie
Inhoudelijke bijdragen
Social media, zorgenkindje of bron van inspiratie? Mr. H. Frijlink, advocaat arbeidsrechtNysingh advocaten - notarissen
SOCIAL MEDIA, ZOALS TWITTER, HYVES, LINKEDIN EN FACEBOOK, ZIJN NIET MEER WEG TE DENKEN UIT
ONS LEVEN. OOK IN DE GEZONDHEIDSZORG WORDEN DEZE MEDIA - MET DANK AAN ALLE MODERNE
TECHNOLOGIEËN - TEN VOLLE BENUT. PATIËNTEN STRUINEN INTERNET AF OP ZOEK NAAR ANTWOOR-
DEN OVER AANDOENINGEN, BEHANDELWIJZEN EN HET GEBRUIK EN DE TOEPASSING VAN GENEES-
MIDDELEN. ZIJ WORDEN VIA SOCIAL MEDIA UITGENODIGD OM ZICH UIT TE LATEN OVER DIVERSE ONDERWER-
PEN IN DE ZORG. SOMS ZELFS OVER DE KWALITEIT VAN VERLEENDE ZORG OF DE KWALITEIT VAN HANDELEN
DOOR BIJ NAAM GENOEMDE INDIVIDUELE ZORGVERLENERS.
INHOUDELIJKE BIJDRAGENJFV IN CASU - MEI 2012
49
van kritische uitlatingen en wees de beide
vorderingen af.
De zaak kreeg echter een vervolg. Via
Internet bleek er een site toegankelijk te
zijn, die de naam droeg van de bekriti-
seerde neuroloog. Deze site, waarvan de
organisatie waarvan de patiënte voorzitter
was rechthebbende was, vermeldde onder
het kopje ‘medische misdrijven’ de nodige
beschuldigende uitlatingen over de neuro-
loog. De neuroloog kwam in opstand bij
de voorzieningenrechter in Utrecht2. Deze
waagde zich aan een belangenafweging
tussen de respectering van het recht van
vrijheid van meningsuiting enerzijds en
anderzijds het belang van de bewaking van
de zorgvuldigheid die in het maatschappe-
lijk verkeer jegens een ander in acht moet
worden genomen3.
Wat mag, wat kan, wat moet? Social media zijn niet meer weg te denken
van de werkvloer. Als het gaat om het
gebruik van social media door werkne-
mers, dient zich een mogelijk spannings-
veld aan tussen het recht op privacy en de
vrijheid van meningsuiting van de werk-
nemer enerzijds4 en het recht van de werk-
gever om het gebruik van social media te
controleren en te beteugelen anderzijds.
De werkgever ziet weliswaar graag dat
social media worden ingezet ten faveure
van het werk en ziet de enorme kansen en
de schat aan informatie, die deze media
bieden, maar wil anderzijds niet dat de
arbeidsproductiviteit in het gedrang komt,
als gevolg van het feit dat de werknemer
zich maar niet kan losrukken van de vakan-
tiefoto’s van zijn vriendenkring. Boven-
dien kan de werkgever aansprakelijk c.q.
verantwoordelijk gehouden worden voor
bepaalde uitingen, die de werknemer via
social media doet.
U herinnert zich misschien het voorbeeld
van Cornald Maas, die in juni vorig jaar
een Twitter-bericht verspreidde luidende:
“Grappige exportproducten heeft Nederland: Sieneke, Joran van der Sloot en de PVV”, althans woorden van gelijke aard of strek-
king. Hij moest deze tweet bekopen met
ontslag, omdat de TROS de tweet volstrekt
onacceptabel vond. Of het voorval van de
districtschef van de politie in het district
Zuidwest-Drente, die het uiteindelijk met
een voorwaardelijk strafontslag moest
bekopen. Zij twitterde, zonder de feiten
goed te kennen, op 1e Kerstdag dat de dood
van twee bewoners in een flat in Meppel
het gevolg was van huiselijk geweld, terwijl
het een tragisch ongeval bleek te zijn ten
gevolge van koolmonoxidevergiftiging.
Eerder noemde zij de PVV-leider, de heer
Wilders, op Twitter een fascist.
Deze voorbeelden illustreren het span-
ningsveld tussen het recht op eerbiedi-
ging van de vrij-heid van meningsuiting
en privacy van de werknemer enerzijds
en de verplichtingen en beperkingen,
die voortvloeien uit het werknemerschap
anderzijds. Die beperkingen bestaan
hierin dat de werknemer bij het gebruik
van social media rekening moet houden
met de be-langen van zijn werkgever; met
het verbod om collega’s of derden te bele-
digen; met de geheimhoudingsplicht en
bijvoorbeeld verplichtingen opgelegd in
een concurrentie- en/of relatiebeding.
Gedragscode Een werkgever heeft een bepaalde instruc-
tiebevoegdheid, welke is vastgelegd
in artikel 7:660 BW. Deze bevoegdheid
impliceert het recht om voorschriften
te maken betreffende de wijze, waarop
de arbeid verricht moet worden. In het
verlengde daarvan heeft de werkgever
het recht om regels te stellen betreffende
het gebruik van social media. Zo kan hij
bepaalde sites (bijvoorbeeld Hyves) voor
alle werknemers blokkeren, zonder dat
dat een inbreuk op de privacy van deze
werknemers oplevert. Een werkgever doet
er verstandig aan om deze regels vast te
leggen in een gedragscode. Deze code
dient integraal van toepassing te worden
verklaard op de arbeidsovereenkomst. De
code zal bij voorkeur tevens maatregelen
dienen te bevatten, die worden genomen
bij overtreding van de voorschriften en zal
moeten beschrijven hoe het gebruik van
social media zal worden gecontroleerd.
Een dergelijke gedragscode met contro-
lesysteem is instemmingsplichtig, dat wil
zeggen dat de Ondernemingsraad - voor
zover aanwezig - een instemmingsrecht
heeft.
Een belangrijk doel van de gedragscode
lijkt te zijn: werknemers zich ervan bewust
te maken dat zij het gezicht van de organi-
satie naar buiten toe zijn en dat de infor-
matie die zij via social media delen voor
miljoenen mensen toegankelijk en uitwis-
selbaar is.
Inspiratie bij sollicitatieHoe zit het nu met het gebruik van social
media door de werkgever zelf? Voor de
werkgever bieden social media moge-
lijk een mooie bron van informatie over
bijvoorbeeld een sollicitant, die solliciteert
op een vacature. Mag een verpleeghuis dat
op zoek is naar een verpleegkundige via
de social media een search doen naar de
achtergronden van de sollicitant?
Een sollicitant heeft voor wat betreft de
verwerking van zijn persoonsgegevens het
recht op correctie, inzage en het recht van
verzet. Deze rechten zijn vastgelegd in de
Wet Bescherming Persoonsgegevens. Dit
geldt derhalve ook voor wat betreft de
gegevens die de werkgever via de social
media verzamelt en wellicht combineert. Er
zal een afweging moeten worden gemaakt
tussen het recht op privacy van de verpleeg-
kundige enerzijds en het belang van het
verpleeghuis om via social media een
beeld van de sollicitant te krijgen, ander-
zijds. Daarbij zal het verschil in beoorde-
ling uitmaken of de informatie die door
het verpleeghuis getraceerd is, afkomstig
is van een netwerk dat vooral bedoeld is
voor vrienden (Hyves) of van een netwerk
dat professioneel wordt gebruikt. De meest
veilige weg om te voorkomen dat reeds in
de sollicitatiefase discussie moet worden
gevoerd over via social media verkregen
gegevens ligt voor de hand: vraag toestem-
ming aan de sollicitant. Dat is immers ook
de gebruikelijke weg bij het inwinnen van
referenties5.
Overtreding van een relatiebeding via LinkedIn?Mag een facilitair manager in een zieken-
huis via LinkedIn of Hyves relaties of
ex-personeels-leden van zijn voormalig
werkgever benaderen als hij een relatie-
beding heeft? De voorzieningenrechter
van de rechtbank Arnhem oordeelde op
22 maart 20116, dat er sprake was van een
INHOUDELIJKE BIJDRAGEN JFV IN CASU - MEI 2012
50
overtreding van het relatiebeding, toen een
werknemer een relatie, waarop het in zijn
arbeidsovereenkomst opgenomen relatie-
beding van toepassing was, had geconnect
via LinkedIn, na afloop van de arbeidsover-
eenkomst. De vraag is uiteraard hoeveel
waarde er moet worden gehecht aan deze
uitspraak. Is het volgen van een relatie via
Twitter dan ook verboden? En hoe zit het
met Facebook? Dat netwerk is veel meer
gericht op privécontacten. Bovendien is
het de bedoeling van een relatiebeding dat
er geen transacties tot stand komen tussen
de werknemer en relaties die hij heeft
opgedaan bij zijn vorige werkgever. Het
enkele leggen van een contact is daarvoor
meestal niet voldoende.
Uit deze uitspraak blijkt in elk geval wel dat
de grens tussen privé en zakelijk vervaagt.
Het is van belang om de formulering van
een eventueel relatie- of concurrentie-
beding af te stemmen op de vele nieuwe
mogelijkheden tot ‘contact’ die de social
media bieden. Dit geldt overigens voor het
hele HR-beleid. De moderne tijd vereist
een beleid waarin de mogelijkheden en
beperkingen van de social media goed op
elkaar zijn afgestemd.
1 Vzr. Rb. Groningen 25 september
2009, GJ 2009/135, TvGR 2009/35, LJN BJ8795.
2 Vzr. Rb. Utrecht 23 juni 2010, LJN BM9448.
3 Zie voor een uitvoeriger analyse M.C.
Ploem & A.C. Hendriks, ‘Kritische
uitingen over individuele zorgverleners
op internet: waar ligt de grens? ‘, TvGR
2011, p. 4 t/m 17.
4 Dit recht is vastgelegd in internatio-
nale verdragen, de Grondwet en de Wet
Bescherming Persoonsgegevens.
5 Zie voor een meer uitvoerige beschrij-
ving van werving en selectie via
internet: Mr. dr. E.P.M. Thole en mr. F.C.
van der Jagt, ‘Twitterende werknemers
en googelende werkgevers’, Arbeids-
recht 2011/39.
6 LJN: BP8592, Voorzieningenrechter
rechtbank Arnhem, 211719.
160 SDU UITGE VERS / NUMMER 6, SEPTEMBER 2011 TIJDSCHRIFT FINANCIERING, ZEKERHEDEN EN INSOLVENTIERECHTPRAKTIJK
W il een echtgenoot of een geregistreerd partner (de handelende echtgenoot) voor de schuld van een
derde persoonlijke of goederenrechtelijke zekerheid stellen, dan behoeft hij hiertoe in beginsel de toestemming van zijn echtgenoot of partner (de niet-handelende echtgenoot), het-geen volgt uit art. 1:88 lid 1 sub c BW (jo. art. 1:80b BW). De wetgever heeft drie uitzonderingen op dit toestemmings-vereiste in de wet opgenomen, waarvan de uitzondering die is neergelegd in art. 1:88 lid 5 BW de laatste jaren tot de meeste rechterlijke uitspraken heeft geleid.1 Tegelijkertijd is het aantal nog openstaande interpretatiekwesties, zo moge men menen, alleen maar toegenomen. In het afgelopen jaar heeft de Hoge Raad het mozaïek van art. 1:88 lid 5 BW verder aangevuld. Het bijgekomen mozaïeksteentje ziet op de vraag wanneer voldaan is aan het aandeelhoudersvereis-te dat in art. 1:88 lid 5 BW is neergelegd. Het gaat daarbij om het arrest HR 8 oktober 2010, LJN BN1402.2 In deze bijdrage zal onderzocht worden wat de relevantie van deze uitspraak voor de (rechts)praktijk is en in hoeverre zij valt in te passen in de eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad over art. 1:88 lid 5 BW.Het vorige arrest van de Hoge Raad waarin deze zich moest buigen over art. 1:88 lid 5 BW is HR 19 december 2008, LJN BF3942.3 In dit arrest stond een ander vereiste voor de toepasselijkheid van de uitzondering op het toestemmings-vereiste centraal: de zekerheidstelling door de handelende echtgenoot moet geschieden ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap waarvan hij bestuurder en (al dan niet samen met medebestuurders) meerderheidsaandeelhouder is. Terwijl de Hoge Raad het
1 De overige twee uitzonderingen zijn neergelegd in art. 1:88 lid 1 sub
c BW zelf (“anders dan in de normale uitoefening van zijn beroep of
bedrijf”) en in art. 1:88 lid 2 BW.
2 Vindplaatsen voor dit arrest zijn o.a. NJ 2011, 30 m.nt. Verstappen; «JOR»
2010/367 en «JIN» 2010/863 m.nt. Vergouwen en Boekhorst.
3 Vindplaatsen voor dit arrest zijn o.a. JOL 2009/1004 en RvdW 2009/108.
cassatieberoep op grond van art. 81 RO heeft afgewezen zonder in te gaan op de reikwijdte van dit vereiste, blijkt uit de nadien verschenen lagere jurisprudentie dat door de rechtbanken en hoven verschillende en deels tegenstrijdige criteria gebruikt worden om aan dit vereiste vorm te geven. Om op dit terrein meer duidelijkheid te creëren, bevat deze bijdrage tevens een (korte) inventarisatie van de criteria die de feitenrechters in de laatste jaren hebben gebruikt en die in de recente literatuur naar voren zijn gebracht om te kun-nen vaststellen of sprake is van een “normale uitoefening van het bedrijf”.4
Houden van de meerderheid der aandelen in de zin van art. 1:88 lid 5 BW
Eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad
Wil de wederpartij van de handelende echtgenoot een be-roep kunnen doen op art. 1:88 lid 5 BW, dan dient zij onder andere aan te tonen dat de handelende echtgenoot alleen dan wel samen met zijn medebestuurders de meerderheid van de aandelen in de vennootschap hield ten behoeve van welke de rechtshandeling is verricht. In 2003 heeft de Hoge Raad in het Kelders/Fortis-arrest5 bepaald dat het hiervoor geen verschil maakt of de handelende echtgenoot de aande-len rechtstreeks hield of door middel van één of meer tus-sengeschakelde vennootschappen, zolang ten aanzien van
4 Zie voor vorige overzichtsartikelen over dit onderwerp: M.A.J.G. Jans-
sen, ‘Borgtocht en artikel 1:88, lid 5 BW’, ORP 2011/2, p. 31-35; M.A.J.G.
Janssen, ‘Borgtocht en artikel 1:88 lid 5 BW’, FIP 2009/2, p. 44-47; B.E.
Reinhartz, ‘Rechtspraakoverzicht met betrekking tot art. 1:88 BW’, WPNR
2006/6685, p. 755-758 en M.A.J.G. Janssen en J.T.H. Berns, ‘Borgstelling
ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf’, Journaal IF&Z
2006/31, p. 40-47. Voor een beschrijving van de internationaal-privaat-
rechtelijke aspecten van art. 1:88 (en 1:89) BW zie R.I.V.F. Bertrams en S.A.
Kruisinga, Overeenkomsten in het internationaal privaatrecht en het Weens Koopverdrag, Deventer: Kluwer 2010, p. 152-154.
5 HR 11 juli 2003, NJ 2004, 173 m.nt. Kleijn.
Rechtspraakoverzicht met betrekking tot art. 1:88 lid 5 BWMR. M. MALYCHA
Onderstaand artikel geeft een overzicht van recente jurisprudentie over de reikwijdte van art. 1:88 lid 5 BW. Centraal staan het aandeelhoudersvereiste dat is neergelegd in die bepaling en de vraag wanneer een zekerheidstelling is geschied ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van de vennootschap.
TIJDSCHRIFT FINANCIERING, ZEKERHEDEN EN INSOLVENTIERECHTPRAKTIJK NUMMER 6, SEPTEMBER 2011 / SDU UITGE VERS 161
RECHTSPRAAKOVERZICHT MET BETREKKING TOT ART. 1:88 LID 5 BW
alle tussengeschakelde vennootschappen is voldaan aan de vereisten van bestuur en aandeelhouderschap die art. 1:88 lid 5 BW stelt. In dit geval wegen volgens de Hoge Raad de eisen van een vlot verlopend handelsverkeer zwaarder dan het belang van bescherming van de niet-handelende echtgenoot.6 De Hoge Raad oordeelde toen onder uitdruk-kelijke verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis van art. 1:88 lid 5 BW en de ratio daarvan dat middellijk aandeelhouderschap7 voldoende is voor toepassing van de uitzonderingsbepaling.8
In 2006 heeft de Hoge Raad de in het Kelders/Fortis-arrest gegeven regel nader uitgewerkt. De Hoge Raad moest zich toen buigen over de vraag of art. 1:88 lid 5 BW ook kon worden ingeroepen indien de bestuurder de rechtshande-ling heeft verricht op een moment waarop hij de aande-len in de vennootschap nog niet hield, maar slechts had gekocht zonder dat de aandelen al waren geleverd.9 Net als in het Kelders/Fortis-arrest refereerde de Hoge Raad wederom aan de totstandkomingsgeschiedenis van art. 1:88 lid 5 BW.10 Hieruit volgt volgens de Hoge Raad dat de wetgever met die bepaling een “eenvoudige, doorzichtige regeling” heeft willen geven die slechts van toepassing is indien sprake is van “een combinatie van zeggenschap en financieel belang”. Indien de bestuurder die aandelen in de vennootschap niet houdt, maar slechts heeft gekocht zon-der dat de levering reeds heeft plaatsgevonden, is aan deze criteria niet voldaan, aldus de Hoge Raad.11
HR 8 oktober 2010
Een van de vragen die dit arrest uit 2006 opwierp was of art. 1:88 lid 5 BW eveneens toepassing mist in situaties waarin de aandelen in de vennootschap ten behoeve van wie de rechtshandeling is verricht, gecertificeerd zijn. Het is deze vraag die de Hoge Raad in het reeds aangekondigde arrest van 8 oktober 2010 heeft beantwoord.12 De aan dit arrest ten grondslag liggende situatie was als volgt:In februari 2004 gaan SNS Bank NV (SNS) en A BV (A) een omzetkredietovereenkomst (de overeenkomst) aan. Bij het aangaan van de overeenkomst verbindt X, bestuurder van A, zich persoonlijk als hoofdelijk medeschuldenaar te-genover SNS. Alle aandelen in A worden op dat moment gehouden door Stichting Administratiekantoor A (de Stich-ting). De aandelen zijn gecertificeerd. X is enig bestuurder van de stichting en tevens houder van de door de Stichting uitgegeven certificaten.Als zowel A als X in gebreke blijven met de voldoening van hun uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtin-gen, stelt SNS tegen X een vordering in tot nakoming en
6 Idem, r.o. 3.6.
7 Overigens volgt uit het arrest eveneens dat middelbaar bestuurderschap
voldoende is. De bestuurder Kelders was immers niet tevens bestuurder
van alle tussengeschakelde vennootschappen. Vgl. in die zin ook reeds
Verdaas in zijn noot onder HR 11 juli 2003, «JOR» 2003/223, nr. 4.
8 Vgl. HR 11 juli 2003, NJ 2004, 173 m.nt. Kleijn, r.o. 3.4-3.6.
9 HR 20 januari 2006, NJ 2006, 79.
10 Idem, r.o. 3.4.
11 Idem, r.o. 3.5.
12 HR 8 oktober 2010, LJN BN1402 en NJ 2011, 30 m.nt. Verstappen.
vergoeding van vertragingsschade. X verweert zich tegen deze vordering met het argument dat hij zich zonder toe-stemming van zijn echtgenoot niet als medeschuldenaar te-genover SNS had mogen verbinden, en dat zijn echtgenoot de verbintenis van X jegens A op de voet van art. 1:89 lid 1 BW heeft vernietigd. SNS beroept zich op toepasselijk-heid van art. 1:88 lid 5 BW. Zowel de rechtbank als het hof stelt SNS in het gelijk. Het hof overweegt daarbij dat de gekozen stichtingstructuur materieel vergelijkbaar is met de holdingstructuur onderliggend aan het Kelders/Fortis-arrest, en dat daarom geen sprake is van een structuur die wegens haar complexiteit aan toepassing van art. 1:88 lid 5 BW in de weg staat.13 A stelt beroep in cassatie tegen het ar-rest van het hof in, klagende dat het hof art. 1:88 lid 5 BW te ruim heeft uitgelegd en dat die bepaling niet van toepas-sing is indien sprake is van certificering van aandelen.De Hoge Raad verwerpt het beroep van A. Daarbij stelt de Hoge Raad voorop dat de totstandkomingsgeschiedenis van art. 1:88 BW geen steun biedt voor het betoog dat art. 1:88 lid 5 BW toepassing mist in geval van certificering van aandelen. Hieraan doet niet af, aldus de Hoge Raad, dat de wetgever een eenvoudige regeling heeft willen ge-ven om aan de wensen van de praktijk tegemoet te komen. Beslissend is volgens de Hoge Raad enkel en alleen of de handelende echtgenoot in voorkomend geval “zo nauw verbonden is met de onderneming dat hij in de praktijk als ondernemer kan gelden, doordat hij de zeggenschap uitoe-fent en financieel belang heeft bij de bedrijfsresultaten van de vennootschap ten behoeve waarvan hij zich als hoofde-lijk medeschuldenaar verbindt.”14
De Hoge Raad overweegt dat aan deze criteria in casu vol-daan is, evenals in het geval onderliggend aan het Kelders/Fortis-arrest. Daar voorts geen sprake is van een complexe vennootschapsstructuur, oordeelt de Hoge Raad dat X voor het in privé aangaan van zijn verplichtingen tegenover SNS geen toestemming van zijn echtgenote behoefde.15
Het arrest en daarin opgenomen overwegingen van de Hoge Raad getuigen van bijzondere helderheid. Aan het aandeelhoudersvereiste van art. 1:88 lid 5 BW is voldaan indien de bestuurder (i) de zeggenschap uitoefent over de
vennootschap en (ii) financieel belang heeft bij haar be-drijfsresultaten. Dit kan ook het geval zijn indien de aan-delen in de vennootschap gecertificeerd zijn. Overigens zou ik menen dat deze criteria ook van toepassing zijn bij de vaststelling of een borgstelling is geschied door een profes-sionele borg.16
13 Hof Arnhem 13 mei 2008, «JOR» 2008/345, r.o. 4.6.
14 HR 8 oktober 2010, NJ 2011, 30 m.nt. Verstappen, r.o. 3.6 (cursiveringen
auteur).
15 Idem, r.o. 3.6.
16 Vgl. HR 26 januari 2007, NJ 2007, 74.
Aan het aandeelhoudersvereiste van art. 1:88 lid 5
BW is voldaan indien sprake is van zeggenschap en
financieel belang.
162 SDU UITGE VERS / NUMMER 6, SEPTEMBER 2011 TIJDSCHRIFT FINANCIERING, ZEKERHEDEN EN INSOLVENTIERECHTPRAKTIJK
Naar mijn mening sluit dit arrest zonder meer aan bij de eerder gewezen arresten van de Hoge Raad over art. 1:88 lid 5 BW en in het bijzonder bij het reeds besproken ar-rest uit 2006. Het laatstgenoemde arrest zag op een situatie waarin de bestuurder de aandelen in de vennootschap wel-iswaar had gekocht, maar nog niet geleverd had gekregen.
De Hoge Raad gaf toen al te kennen dat toepassing van art. 1:88 lid 5 BW een combinatie van zeggenschap en fi-nancieel belang vereist, hoewel de Hoge Raad deze criteria niet met zoveel woorden opstelde maar volstond met een verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis van art. 1:88 lid 5 BW.17
Ook economische eigendom valt onder toepassingsbe-
reik van art. 1:88 lid 5 BW
Van groter belang acht ik dat de criteria die de Hoge Raad in zijn meest recente arrest in alle duidelijkheid heeft ge-formuleerd, ruimte laten voor toepassing van art. 1:88 lid 5 BW in gevallen waarin sprake is van echte economische eigendom. In geval van economische eigendom heeft de bestuurder immers belang bij de bedrijfsresultaten van de vennootschap. Is daarnaast voldaan aan het zeggenschaps-vereiste, dan zie ik geen bezwaar tegen toepassing van art. 1:88 lid 5 BW. Te benadrukken is dat deze lezing overigens geenszins in strijd is met het besproken arrest uit 2006. An-ders dan in de literatuur deels is betoogd,18 heeft de Hoge Raad zich in zijn laatstgenoemde arrest in het geheel niet uitgelaten over een situatie waarin sprake is van echte eco-nomische eigendom. De Hoge Raad overwoog toen:
“Hierbij [bij de totstandkomingsgeschiedenis, auteur] past niet de
uitzonderingsbepaling van art. 1:88 lid 5 BW aldus uit te leggen dat
die mede ziet op handelingen van een echtgenoot die bestuurder is
van een besloten vennootschap en de aandelen daarvan niet houdt
maar slechts heeft gekocht zonder dat zij aan hem zijn geleverd. De
kwalificatie “economische eigendom van de aandelen” van het onder-deel voor deze rechtstoestand maakt dit niet anders.”19
Kenmerkend van de aan het arrest ten grondslag liggende situatie was dat de aandelen niet alleen nog niet geleverd wa-ren aan de bestuurder, maar dat de “baten en lasten van de aandelen eerst per de datum van overdracht voor rekening en risico van de bestuurder kwamen”.20 In dat geval kan naar mijn mening geen sprake zijn van economische eigendom in de zin die hier normaliter aan wordt toegekend.21 Was
17 HR 20 januari 2006, NJ 2006, 79, r.o. 3.4.
18 Zie bijv. B.E. Reinhartz, ‘Rechtspraakoverzicht met betrekking tot art. 1:88
BW’, WPNR 2006/6685, p. 757; A.R. Spoor, ‘Is economische gerechtigdheid
tot aandelen voldoende voor een geslaagd beroep op artikel 1:88, lid 5
BW?’, JBN 2006/47, nr. 4 en Verdaas in zijn noot onder HR 20 januari 2006,
«JOR» 2006/195, nr. 7.
19 HR 20 januari 2006, NJ 2006, 79, r.o. 3.5 (cursivering auteur).
20 Zie r.o. 2.6 van het hof, te kennen uit HR 20 januari 2006, NJ 2006, 79.
21 Vgl. echter ook de conclusie van P-G Hartkamp bij HR 20 januari 2006, NJ
in de overeenkomst tot aandelenkoop destijds daarentegen overeengekomen dat de baten en lasten van de aandelen wel van meet af aan (dat wil zeggen vanaf de datum waarop de koopovereenkomst ondertekend werd) voor rekening van de bestuurder zouden komen, dan zou naar mijn mening sprake zijn geweest van echte economische eigendom (en niet slechts economische eigendom in de zin van het onderdeel, zoals de Hoge Raad in de hierboven weergegeven passage overweegt). In zo'n geval zou naar mijn mening zonder meer een beroep op art. 1:88 lid 5 BW gedaan kunnen worden, immers, de bestuurder heeft dan belang bij de bedrijfsresultaten van de vennootschap.22
Iets anders geldt slechts indien de bestuurder niet ook de zeg-genschap binnen de vennootschap uitoefent, maar dit laatste staat los van de vraag of sprake is van economische eigen-dom.23 Zou toepasselijkheid van art. 1:88 lid 5 BW in geval van economische eigendom afstuiten op een gebrek aan zeg-genschap, dat zou dit moeilijk te rijmen zijn met het feit dat art. 1:88 lid 5 BW ook van toepassing is indien de bestuurder slechts samen met zijn medebestuurders de meerderheid der aandelen houdt. Ook in zo'n geval zou die bestuurder dan immers geen zeggenschap hebben. Zo'n lezing verdraagt zich niet met het recente hier besproken arrest uit 2010, waarin de Hoge Raad zeggenschap als uitdrukkelijk vereiste voor toepassing van art. 1:88 lid 5 BW voorop stelt.
Complexiteit van de gekozen vennootschapsstructuur
van belang?
Aan het einde van zijn overwegingen in het besproken ar-rest uit 2010 merkt de Hoge Raad nog op dat in casu niet gesproken kan worden van een complexe vennootschaps-structuur anders dan dat sprake is van certificering.24 Deze overweging werpt de vraag op of de Hoge Raad anders had beslist indien er bijkomende omstandigheden waren geweest die de vennootschapstructuur ingewikkeld(er) hadden gemaakt.25 In dit verband valt op dat de Hoge Raad weliswaar is ingegaan op de complexiteit van de ven-nootschapstructuur, maar niet met zoveel woorden heeft overwogen dat vanaf een bepaalde mate aan complexiteit
2006, 79, nr. 13. Hij wijst er op dat de inhoud van het begrip ‘economi-
sche eigendom’ niet vast omlijnd is.
22 Overigens deel ik niet het bezwaar geuit door P-G Hartkamp in zijn
conclusie bij HR 20 januari 2006, NJ 2006, 79, nr. 12, dat onzekerheid of
de aandelen daadwerkelijk geleverd zullen worden afbreuk doet aan het
bestaan aan een financieel belang. Immers, indien de aandelen niet zou-
den worden geleverd, zou de bestuurder bij wijze van schadevergoeding
kunnen vorderen financieel in een positie gesteld te worden als waren de
aandelen wel geleverd.
23 Anders kennelijk Vergouwen en Boekhorst in hum noot onder HR 8 okto-
ber 2010, «JIN» 2010/863, nr. 8. Vgl. ook de conclusie van P-G Hartkamp
bij HR 20 januari 2006, NJ 2006, 79, nr. 12, waar hij evenmin een zuiver
onderscheid tussen ontbrekende zeggenschap en ontbrekend financieel
belang lijkt te maken. Onduidelijk is hoe Wibaut de situatie van echte
economische eigendom zou beoordelen, vgl. Wibaut in zijn noot onder
HR 26 januari 2006, «JIN» 2006/107.
24 HR 8 oktober 2010, NJ 2011, 30 m.nt. Verstappen, r.o. 3.6.
25 Hiervan lijken Verstappen, Vergouwen en Boekhorst uit te gaan, zie
Verstappen in zijn noot onder HR 8 oktober 2010, NJ 2011, 30, nr. 4 en
Vergouwen en Boekhorst in hun noot onder HR 8 oktober 2010, «JIN»
2010/863, nr. 9.
Ook economische eigendom kan onder de reikwijd-
te van art. 1:88 lid 5 BW vallen.
TIJDSCHRIFT FINANCIERING, ZEKERHEDEN EN INSOLVENTIERECHTPRAKTIJK NUMMER 6, SEPTEMBER 2011 / SDU UITGE VERS 163
RECHTSPRAAKOVERZICHT MET BETREKKING TOT ART. 1:88 LID 5 BW
art. 1:88 lid 5 BW niet meer van toepassing zou zijn.De gedachte dat de complexiteit van de gekozen vennoot-schapstructuur een rol zou spelen voor de toepasselijkheid van art. 1:88 lid 5 BW, wordt vaak gebaseerd op de tot-standkomingsgeschiedenis van die bepaling.26 De vraag is echter in hoeverre een dergelijke wetsuitleg überhaupt con-sistent is. Hiermee doel ik op het volgende: bij de vraag of een borgstelling (of andere relevante rechtshandeling) is ge-schied ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap (een ander vereiste voor toepasselijkheid van art. 1:88 lid 5 BW), wordt het niet bezwaarlijk geacht indien zich eerst achteraf laat vaststellen of dit het geval is.27 Hoe makkelijk (of juist moeilijk) vast te stellen is of sprake is van een normale bedrijfsuitoefening, doet bij de toetsing dus niet ter zake. Naar mijn mening zou hetzelfde moeten gelden bij de vraag of sprake is van zeggenschap en financieel belang van de handelende echtgenoot-bestuurder. Ook hier zou een toetsing ex nunc moeten plaatsvinden waarbij de ingewikkeldheid van de vennootschapstructuur geen rol mag spelen. Immers, waarom zou een complexe feitelijke situatie bij toetsing aan het ene criterium niet in de weg kunnen staan aan toepassing van art. 1:88 lid 5 BW en bij toetsing aan het andere criterium wel?Ik zou geen enkele overtuigende reden hiervoor kunnen bedenken, maar wel diverse redenen die ertegen pleiten. Het criterium van de ingewikkeldheid van de vennoot-schapstructuur is per definitie een vaag criterium dat leidt tot rechtsonzekerheid. Hiermee is noch de (rechts)praktijk noch de niet-handelende echtgenoot gebaat. Ook de be-doelingen van de wetgever pleiten mijns inziens juist voor het opgeven van dit criterium. Wordt art. 1:88 lid 5 BW niet juist ‘eenvoudiger’ en ‘doorzichtiger’28 indien de daarin neergelegde criteria eenduidig van aard zijn? Hiervan los staat dan de vraag of in een concrete situatie aan die criteria is voldaan. Ten slotte is het voor de niet-handelende echt-genoot niet bezwaarlijk indien de ingewikkeldheid van de vennootschapstructuur geen rol (meer) zou spelen. Immers, mocht achteraf blijken dat aan het aandeelhoudersvereiste niet is voldaan, dan komt dit risico ten laste van de weder-partij van de handelende echtgenoot.29 Op grond van de genoemde argumenten zou ik willen bepleiten dat de com-plexiteit van de vennootschapstructuur geen rol meer mag spelen bij de toepassing van art. 1:88 lid 5 BW. Het zojuist besproken arrest van de Hoge Raad laat de nodige ruimte voor deze wetsuitleg. Het gevolg van de hier bepleite opvat-ting is dat de wederpartij van de handelende echtgenoot zelf zal moeten beoordelen of zij het risico van een latere vernietiging van de zekerheidstelling wenst te nemen.
26 Zie bijv. Kleijn in zijn noot onder HR 11 juli 2003, NJ 2004, 173, nr. 3.
27 Vgl. recent bijv. Verdaas in zijn noot onder Rb. Rotterdam 17 februari
2010, «JOR» 2010/172, nr. 9.
28 Vgl. Parl. Gesch. Aanpassing BW (Inv. 3, 5 en 6), p. 35 en p. 36 (MvA I Inv.).
29 Vgl. echter ook Rb. Arnhem 20 februari 2008, «JOR» 2008/175. In r.o.
4.6 neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de situatie voor de niet-
handelende echtgenoot zo eenvoudig moet zijn alsof de handelende
echtgenoot een eenmanszaak of een vennootschap onder firma exploi-
teert, wil art. 1:88 lid 5 BW van toepassing zijn.
Borgstelling (hoofdelijke aansprakelijkstelling enz.) ten behoeve van de normale bedrijfsuitoefe-ning van de vennootschap
Een ander vereiste voor de toepasselijkheid van de in art. 1:88 lid 5 BW neergelegde uitzondering op het toestem-mingsvereiste van art. 1:88 lid 1 BW is dat de zekerheidstel-ling door de handelende echtgenoot moet geschieden ten behoeve van de normale uitoefening van het bedrijf van die vennootschap waarvan hij bestuurder en meerderheidsaan-deelhouder is. Onder welke omstandigheden is sprake van een normale uitoefening van het bedrijf? Het cassatiemid-del dat leidde tot het reeds in de inleiding genoemde arrest van de Hoge Raad van 19 december 200830 beoogde onder andere duidelijkheid te verkrijgen over de relevantie van de volgende omstandigheden:- of de rechtshandeling een direct en aantoonbaar voor-
deel voor de vennootschap met zich bracht;31 en- of aan de rechtshandeling een verhoogd risico verbon-
den was.32
De Hoge Raad verwierp het beroep in cassatie op grond van art. 81 RO. Hoe juist deze beslissing ook moge zijn, het is jammer dat er nog steeds weinig duidelijkheid bestaat over de criteria die al dan niet relevant zijn voor de vast-stelling of sprake is van een normale bedrijfsuitoefening.33 Aangezien er in de laatste jaren een bijna onoverzienbare hoeveelheid uitspraken van feitenrechters op dit punt is verschenen, zal hierna bij wijze van opsomming een kort overzicht van de recent in de lagere jurisprudentie en litera-tuur terugkerende criteria worden gegeven.34
Omstandigheden die (kunnen) duiden op het ontbreken
van een normale bedrijfsuitoefening
- Het aangaan van een geldlening door een vennootschap met geen enkel reëel vermogen die niet de voortzetting van de onderneming dient en gepaard gaat met een ach-terstelling.35
- Het herstructureren van de schuld van een bancair niet meer financierbare vennootschap.36
- Het aangaan van een geldlening zonder verhoging van
30 HR 19 december 2008, LJN BF3942.
31 Vgl. de conclusie van P-G Wuisman bij HR 19 december 2008, LJN
BF3942, sub 3.12.
32 Idem, sub 3.19.
33 Deze onzekerheid wordt mede veroorzaakt door het feit dat deze vraag
van geval tot geval beoordeeld dient te worden. Zie bijv. Verdaas in zijn
noot onder Rb. Rotterdam 17 februari 2010, «JOR» 2010/172, nr. 6.
34 Zie voor een meer uitvoerige bespreking van recente feitenrechtspraak
M.A.J.G. Janssen, ‘Borgtocht en artikel 1:88, lid 5 BW’, ORP 2011/2, p. 31-
35.
35 M.A.J.G. Janssen en J.T.H. Berns, ‘Borgstelling ten behoeve van de nor-
male uitoefening van het bedrijf’, Journaal IF&Z 2006/31, sub 2, p. 44.
36 Rb. ’s-Hertogenbosch 13 mei 2009, «JOR» 2009/214, r.o. 2.3.3; M.A.J.G.
Janssen en J.T.H. Berns, idem.
Een ingewikkelde vennootschapstructuur hoeft
niet in de weg te staan aan toepassing van art. 1:88
lid 5 BW.
164 SDU UITGE VERS / NUMMER 6, SEPTEMBER 2011 TIJDSCHRIFT FINANCIERING, ZEKERHEDEN EN INSOLVENTIERECHTPRAKTIJK
de liquide middelen van de vennootschap.37
- De aanwezigheid van een bijzonder, verhoogd krediet-risico.38
- Onzorgvuldig handelen van de wederpartij van de ven-nootschap bij de kredietverlening.39
- Indien een rechtshandeling eerst nog verricht moet worden en indien daarom niet voorshands vaststaat of de rechtshandeling tot de normale bedrijfsuitoefening behoort.40
- Faillietverklaring van de vennootschap enkele maanden na de kredietverlening.41
Omstandigheden die (kunnen) duiden op een normale
bedrijfsuitoefening
- Het verstrekken van een lening als gevolg waarvan de liquiditeit van de vennootschap is vergroot.42
- Het verstrekken van een lening die bestemd is voor de financiering van de bedrijfsuitoefening.43
- Het verstrekken van een lening die aangewend wordt voor de financiering van de bedrijfsuitoefening.44
- Het aangaan van een overeenkomst die een wezenlijk bedrijfsbelang dient en aan de kernactiviteit van de on-derneming dienstig is.45
- Het beschikbaar maken van liquide middelen.46
Overige omstandigheden die van belang (kunnen) zijn
- De statutaire doelomschrijving en doelstelling van de vennootschap.47
37 Rb. Rotterdam 17 februari 2010, «JOR» 2010/172 m.nt. Verdaas, r.o.
5.6; Hof Amsterdam 17 juli 2008, «JOR» 2009/83, r.o. 4.8. Anders Hof
’s-Hertogenbosch 11 november 2008, «JOR» 2009/170, r.o. 4.4.4.
38 Rb. Dordrecht 8 december 2010, «JOR» 2011/64 m.nt. Verdaas, r.o.
4.13; Rb. Dordrecht 9 september 2009, «JOR» 2010/135, r.o. 4.12; Hof ’s-
Hertogenbosch 18 december 2007, «JOR» 2008/172, r.o. 4.14; Verdaas in
zijn noot onder Hof ’s-Hertogenbosch 9 januari 2007, «JOR» 2007/157, nr.
7 en in zijn noot onder Rb. Rotterdam 17 februari 2010, «JOR» 2010/172,
nr. 6.
39 Rb. Maastricht 28 november 2007, «JOR» 2008/58 m.nt. (kritisch!) Loes-
berg, r.o. 4.7-4.7.3.
40 Rb. Rotterdam 17 februari 2010, «JOR» 2010/172 m.nt. Verdaas, r.o. 5.7.
41 Hof Amsterdam 23 juni 2009, «JOR» 2010/47, r.o. 3.7.
42 M.A.J.G. Janssen en J.T.H. Berns, ‘Borgstelling ten behoeve van de nor-
male uitoefening van het bedrijf’, Journaal IF&Z 2006/31, sub 3, p. 45.
43 Rb. Roermond 23 december 2009, «JOR» 2010/137 m.nt. Bertrams, r.o.
4.1.4.
44 Rb. Zutphen 21 januari 2009, «JOR» 2009/146 m.nt. Loesberg, r.o. 7.6.
Kritisch: Hof ’s-Gravenhage 6 oktober 2009, «JOR» 2010/168, r.o. 5 en
Loesberg in genoemde noot onder nr. 5.
45 M.A.J.G. Janssen, ‘Borgtocht en artikel 1:88 lid 5 BW’, FIP 2009/2, p. 45.
46 Verdaas in zijn noot onder Rb. Rotterdam 17 februari 2010, «JOR»
2010/172, nr. 7.
47 Hof ’s-Hertogenbosch 28 april 2009, «JOR» 2009/239, r.o. 4.9; Rb. Alkmaar
12 november 2008, «JOR» 2009/28, r.o. 5.9; Hof ’s-Hertogenbosch 11
november 2008, «JOR» 2009/170, r.o. 4.4.4; Hof Amsterdam 17 juli 2008,
«JOR» 2009/83, r.o. 4.8; Verdaas in zijn noot onder Rb. Dordrecht 8 de-
cember 2010, «JOR» 2011/64, nr. 9 en in zijn noot onder Rb. Rotterdam 17
februari 2010, «JOR» 2010/172, nr. 6.
- De daadwerkelijke activiteiten van de vennootschap.48
- De hoogte en voorwaarden van een ter beschikking ge-stelde financiering.49
- Het doel waarvoor een ter beschikking gesteld krediet is gebruikt.50
Conclusie
Art. 1:88 BW berust op een door de wetgever gemaakte afweging tussen het belang van bescherming van de niet-handelende echtgenoot enerzijds en het belang van een “vlot verlopend handelsverkeer” anderzijds.51 In de geval-len waarop art. 1:88 lid 5 BW ziet, weegt het belang van het handelsverkeer kennelijk zwaarder. Bijna evenveel gebaat is het handelsverkeer echter met rechtszekerheid. Onzeker-heid over de vraag of de toestemming van een echtgenoot al dan niet vereist was, dient zoveel mogelijk voorkomen te worden.52 Eveneens dient voorkomen te worden dat art. 1:88 lid 5 BW betekenisloos wordt.Het arrest van de Hoge Raad van 8 oktober 2010 is voor die achtergrond te verwelkomen. Immers, de Hoge Raad stelt daarin duidelijke criteria op aan de hand waarvan be-oordeeld moet worden of aan het aandeelhoudersvereiste van art. 1:88 lid 5 BW is voldaan. Indien deze criteria ver-vuld zijn, dient er naar mijn mening geen verdere discussie meer te mogen ontstaan over de vraag of aan het aandeel-houdersvereiste is voldaan, ook niet in geval van economi-sche eigendom. Een verdere consequentie van dit arrest is dat ook ingewikkelde vennootschapstructuren niet (langer) in de weg staan aan toepassing van art. 1:88 lid 5 BW. Net als bij de vraag of een zekerheidstelling is geschied ten be-hoeve van de normale bedrijfsuitoefening van de vennoot-schap, dient naar mijn mening ook voor het aandeelhou-dersvereiste een toetsing ex nunc plaats te vinden.Onder welke omstandigheden aangenomen mag worden dat een rechtshandeling tot de normale bedrijfsuitoefening van de vennootschap behoort, is nog steeds onduidelijk. Door de feitenrechters en in de literatuur worden bepaalde omstandigheden in het ene geval relevant geacht en in het andere juist niet. Met het oog op de praktijk is het te wen-sen dat de Hoge Raad in de toekomst voor meer duidelijk-heid op dit punt zal zorgen.
Over de auteur
Mr. M. Malycha is advocaat bij Stibbe NV te Amsterdam.
48 Verdaas in zijn noot onder Rb. Dordrecht 8 december 2010, «JOR»
2011/64, nr. 9.
49 Rb. Dordrecht 8 december 2010, «JOR» 2011/64 m.nt. Verdaas, r.o. 4.12 en
Verdaas aldaar onder nr. 9.
50 Hof Amsterdam 23 juni 2009, «JOR» 2010/47, r.o. 3.8. Anders Hof ’s-
Gravenhage 6 oktober 2009, «JOR» 2010/168, r.o. 5 en Loesberg in zijn
noot onder Rb. Zutphen 21 januari 2009, «JOR» 2009/146, nr. 5.
51 Zie bijv. HR 11 juli 2003, NJ 2004, 173 m.nt. Kleijn, en Kleijn aldaar onder
nr. 3.
52 Vgl. Verstappen in zijn noot onder HR 8 oktober 2010, NJ 2011 30, nr. 13.
KANTOORSPECIALJFV IN CASU - MEI 2012
57
Heleen Biesheuvel, advocaat bij Boekel:
Een onderdeel van de campagne van
Boekel is de Burning Man actie. Deze is
vorig jaar voor het eerst uitgeschreven
onder studenten. De opdracht: schrijf een
oneliner over jouw kijk op de advocatuur
en Boekel. De actie was een groot succes
en veel studenten hebben één of meerdere
pogingen gewaagd. Nadat de deadline
voor studenten was verstreken, verscheen
een bericht op ons intranet dat ook twee
kantoorgenoten een reis konden winnen
naar Burning Man door het insturen van
een oneliner. Dat liet ik me geen tweede
keer zeggen! De oneliner “Boekel De Nerée, waar kwaliteit een recht is” was snel bedacht
en opgestuurd.
Niet lang daarna, op 21 april 2011, werden
de vijf studenten met de beste oneli-
ners uitgenodigd voor een laatste ronde
waarin zij hun oneliner mondeling konden
toelichten. Aansluitend was een borrel
georganiseerd waar de winnaar van een
volledig verzorgde reis naar Burning Man
door een notaris werd bekendgemaakt. Dat
was vorig jaar Jan van Hövell tot Westerflier
met zijn oneliner “Ambitie is jouw sleutel, wij zijn het slot naar succes”. Daarna was het de
beurt aan de kantoorgenoten. Uit de tien
beste oneliners trok een notaris er twee.
De eerste was die van mij! Ik was op dat
moment buiten kantoor toen ik een smsje
kreeg van een collega: “GEFELICITEERD!”.
Natuurlijk ben ik gelijk naar kantoor
gekomen om het te vieren.
Burning Man is een festival dat je niet
kunt vergelijken met enig ander evene-
ment. De omgeving, de mensen en de
sfeer zijn allemaal even uniek. Eigenlijk
moet je het hebben meegemaakt om je
er echt een beeld van te kunnen vormen.
Het is een kunstfestival in de breedste zin
van het woord; er zijn enorme - al dan niet
rijdende - bouwwerken op de Playa, er is
dans en muziek, body paint maar ook
talloze barretjes waar je wordt uitgenodigd
om te komen drinken en eten. Niemand
is onaardig tegen elkaar want je maakt
allemaal onderdeel uit van de ‘Burning
Man community’. Daarbij is de Black Rock
Desert een prachtige woestijn. Gegaran-
deerd een onvergetelijke ervaring!
De Burning Man actie van Boekel is een
unieke kans om Burning Man zelf te kunnen
meemaken. Vanaf volgend collegejaar is
het weer mogelijk om oneliners indienen!
JFV Groningen In CasuMijn naam is Maud van Beuningen, ik
ben 24 jaar en momenteel bezig met het
afronden van mijn Master Privaatrecht in
Groningen. Nog maar twee vakken en een
scriptie te gaan. Hoe kon ik nu het best
de eerste twee maanden van dit semester
invullen nu ik pas tegen de zomer twee
tentamens heb? Door een stage te lopen
natuurlijk. Maar waar dan?
Op mijn studentenvereniging had ik voor
het eerst kennisgemaakt met advoca-
tenkantoor Boekel De Nerée. Ik mocht
daar een recruitmentdiner met Boekel
bijwonen, wat een erg goede manier is om
een advocatenkantoor te leren kennen. Op
een informele wijze heb ik kennis kunnen
maken met de advocaten die meegekomen
waren. Het was heel leuk en interessant
hoe zij vertelden over hun werkzaamheden
op kantoor, maar ook over de sfeer bij
Boekel.
Kantoorspecial
Boekel De Nerée
BINNEN BOEKEL WORDT VEEL AANDACHT BESTEED AAN DE WERVING VAN NIEUWE ADVOCATEN EN
(KANDIDAAT-)NOTARISSEN. UITGEBREIDE OPLEIDINGSTRAJECTEN EN TRAININGEN, MAAR OOK DE
OPEN EN NO-NONSENSE BEDRIJFSCULTUUR ZIJN DAARBIJ BELANGRIJKE SPEERPUNTEN. IN DAT
KADER HEEFT BOEKEL VORIG JAAR EEN NIEUWE ARBEIDSMARKTCAMPAGNE OPGEZET. DOEL VAN
DEZE NIEUWE ARBEIDSMARKTCAMPAGNE IS DE INTERACTIE AAN TE GAAN MET DE RECHTENSTUDENT.
KANTOORSPECIAL JFV IN CASU - MEI 2012
58
Hierna heb ik een keer met de Rechts-
winkel Groningen een kantoorbezoek
mogen brengen aan Boekel, zodat ik op
het kantoor zelf eens een ‘kijkje in de
keuken’ kon nemen. Mijn positieve indruk
die ik eerder al had, werd wederom beves-
tigd. Daarom ben ik gaan solliciteren voor
een student-stage bij Boekel. Gelukkig ben
ik aangenomen en wel bij de sectie Corpo-
rate Litigation.
Goed, hoe ziet nu zo’n week eruit van een
student-stagiaire? De eerste vragen die
ik telkens kreeg van vrienden en familie
waren allemaal in de trant van: ‘Heb je wel
iets te doen? Mag je leuke dingen doen?
Is het niet te moeilijk? Zijn ze aardig voor
je? Mag je aan alles meedoen? Hoe zijn de
mensen die er werken?’
Ja je hebt veel te doen. Hoewel dat wel
aan jezelf ligt. Jij zorgt er namelijk voor
hoe je stage eruit ziet. Als jij niet rond gaat
vragen of je opdrachten voor iemand kan
doen, gebeurt er vrij weinig. Maar doe je
dit genoeg in het begin, dan weten ze je te
vinden en komen de advocaten ook bij jou
langs met vragen. Vooral als je goed werk
levert natuurlijk.
De dingen die je mag doen zijn erg leuk.
Het is heel interessant om in plaats van
de collegebanken en het leren voor tenta-
mens even totaal andere dingen te doen.
De opdrachten die ik hier krijg, die gaan
echt ergens over. Je voelt je eindelijk nuttig
omdat je nu ‘met iets echts’ bezig bent.
En ja, dat is vaak wel moeilijker dan op de
universiteit. Maar het fijne is dat de advo-
caten weten dat jij een student-stagiaire
bent, dus ook al verlangen ze het een en
ander van je, ze verwachten natuurlijk niet
het allerbeste. Natuurlijk heb ik al behoor-
lijk wat kennis en heb ik vooral ontzettend
veel aan de Mastervakken die ik al heb
gehaald. Maar je begint wel weer even
op nul. Maar je leert dus ook des te meer!
Bovendien zit ik bij iemand op de kamer
aan wie ik alles kan vragen. Überhaupt kun
je aan iedereen vragen stellen, dat vinden
ze alleen maar fijn. Want liever dat jij drie
keer een vraag stelt maar wel een goed
stuk inlevert in plaats van dat je niks vraagt
en iets inlevert waar ze niets aan hebben.
Ik zit nu op de helft van mijn twee maanden
en heb de afgelopen vier weken zo ontzet-
tend veel geleerd. En niet alleen neem ik
veel kennis op, ook leer ik hoe ik effectief
te werk moet gaan. Je leert heel snel om
gerichter te zoeken naar het antwoord op
de vraag. Je leert meer structuur aan te
brengen in het schrijven van notities etc.
Over Boekel zelf en de mensen die hier
werken. In mijn eerste weken merkte ik
het al snel: Boekel is een kantoor met een
zeer open cultuur. Het is een groot kantoor
en er werken veel mensen, maar toch kent
iedereen elkaar. Bovendien lunchen we
elke dag met onze sectie, waarbij je ook
gewoon aan tafel zit met de partners.
Ook mag je als student-stagiaire aan alles
mee doen. Zo viel ik gelijk met mijn neus in
de boter en mocht ik in mijn eerste week
al meedoen met het spectaculaire Boekel
Bowling toernooi dat jaarlijks plaats-
vindt. Op deze manier heb ik ook weer
veel mensen van andere afdelingen leren
kennen, wat erg leuk is. Want er zijn steeds
meer mensen waar ik even een praatje
mee kan maken als ik ze tegenkom. Ook
mag je meedoen aan alle sporten die hier
beoefend worden. Zo mag ik bijvoorbeeld
meedoen met het Boekel hockeyteam dat
meedoet aan het bedrijfshockeytoernooi.
Daarnaast mag je als student-stagiaire
ook alle lezingen bijwonen die op kantoor
gegeven worden, wat ontzettend leerzaam
is. De mensen die hier werken zijn stuk
voor stuk ontzettend aardig. Men is geïn-
teresseerd in je en je merkt al snel dat je
gerust bij iedereen op de kamer langs kunt
komen. Bij Boekel wordt hard gewerkt.
Enorm hard zelfs, en de kwaliteit die gele-
verd wordt is dan ook erg goed. Het mooie
van Boekel vind ik dat, ondanks het harde
werken en het leveren van goede presta-
ties, er een goede combinatie is gevonden
tussen professionaliteit en laagdrempelig-
heid. Het is een fijn kantoor om te werken
en ik denk zeker ook een fijn kantoor om
als cliënt naartoe te gaan.
Neem voor meer informatie contact op met
onze recruiter:
Charlotte de Mos
E: charlotte.demos@boekeldeneree.com
T: 020 795 3709
www.boekel.com
Maud van Beuningen
KANTOORSPECIALJFV IN CASU - MEI 2012
59
Gesprekspartners
Nadia Jagusiak (30 jaar) heeft na haar rech-
tenstudie in Leiden de Master International
en European Law in Brussel voltooid. In
2007 is zij begonnen als advocaat-stagiair
bij Clifford Chance waar zij nu werkzaam is
als medewerker op de sectie Litigation &
Dispute Resolution / IP.
Annebeth Bleeker (28 jaar) studeerde Inter-
nationaal en Europees recht in Groningen.
Sinds december 2009 werkt ze als advo-
caat-stagiair bij Clifford Chance. De eerste
anderhalf jaar heeft Annebeth gewerkt
binnen de Corporate / Antitrust groep van
Clifford Chance, waarna zij is gewisseld
naar de praktijkgroep Finance & Capital
Markets.
Waarom Clifford Chance?
Nadia:
“Clifford Chance viel mij op door de sfeer
en interactie van de advocaten onderling.
Er zijn weinig advocatenkantoren waarbij
je als advocaat-stagiair direct met een
partner of senior medewerker een kamer
deelt. Hierdoor is het contact onderling
laagdrempelig en persoonlijk. Je kunt ook
ontzettend veel van (meer) senior collega’s
leren doordat je actief wordt betrokken bij
zaken en kunt zien hoe anderen te werk
gaan, bijvoorbeeld bij conference calls,
besprekingen en closings.
Tijdens mijn studie heb ik een uitwis-
selingsprogramma gevolgd aan Boston
University, gevolgd door een LLM in
Brussel. Het internationale aspect van deze
ervaring beviel mij erg goed, waardoor ik
heb besloten om uiteindelijk bij een inter-
nationaal advocatenkantoor te solliciteren.
Clifford Chance Amsterdam is een van de
weinige, echt internationale kantoren in
Nederland. Je hebt in de dagelijkse praktijk
veel contact met buitenlandse collega’s en
gaat ook regelmatig naar het buitenland
voor opleiding en cursussen en naarmate
je meer senior wordt, voor zaken. Er wordt
door kantoor veel waarde gehecht aan de
opleiding en persoonlijke ontwikkeling van
medewerkers via ons eigen opleidingsin-
stituut: de Clifford Chance Academy.”
Annebeth: “Tijdens de laatste fase van mijn studie
volgde ik een internationaal studiepro-
gramma. Als onderdeel van dit programma
bracht ik een bezoek aan Clifford
Chance. Tijdens dit kantoorbezoek wist
ik het meteen: dit is het. Hier voel ik me
thuis, hier wil ik graag werken. Het was
heel gevoelsmatig, de sfeer, de mensen,
het sprak me gelijk aan.
Daarna heb ik me ingeschreven voor de
Clifford Chance Select Class, een master-
class waarin je in vier intensieve, maar
ontzettend leuke dagen kennismaakt met
het kantoor (in Amsterdam en Londen) en
de mensen. Door deelname aan de Select
Class en vervolgens door het lopen van
een student-stage werd mijn positieve
vermoeden bevestigd: dit is het kantoor
dat bij mij past. Een internationaal kantoor
met interessante cliënten, zoals (inter)
nationale ondernemingen en financiële
instellingen. Een ambitieus kantoor ook,
met hardwerkende mensen die iets willen
bereiken met de instelling ‘we doen het
met z’n allen’. Die spirit past bij mij.”
Kantoorspecial
Ontdek Clifford Chance
CLIFFORD CHANCE IS EEN VAN DE MEEST TOONAANGEVENDE ADVOCATENKANTOREN TER WE -
RELD. HET KANTOOR BIEDT INTERNATIONAAL JURIDISCH EN ZAKELIJK ADVIES, OP BASIS VAN
SPECIALISTISCHE LOKALE KENNIS. WAT BETREFT SCHAAL EN GROOTTE VAN JURIDISCHE BRON-
NEN IS CLIFFORD CHANCE ONGEËVENAARD IN DE VIER STRATEGISCHE MARKTEN AMERIKA, AZIË/
AUSTRALIË, EUROPA EN HET MIDDEN OOSTEN. JE VINDT CLIFFORD CHANCE IN EEN MONUMENTAAL PAND IN
HARTJE AMSTERDAM.
Nadia Jagusiak
Annebeth Bleeker
Hoe ziet het opleidings-programma binnen Clifford Chance eruit?
Nadia:“De Clifford Chance Academy biedt advo-
caten van Clifford Chance de mogelijkheid
om deel te nemen aan een internatio-
naal opleidingsprogramma, toegespitst
op specialisatie en ervaring. Zo krijg je
als advocaat-stagiair cursussen in o.a.
communicatievaardigheden, presentatie-
vaardigheden, onderhandelen en Legal
English. Ik heb enkele van deze cursussen
in Boedapest en Parijs gevolgd met colle-
ga’s van andere Clifford Chance kantoren
binnen Europa. Op deze manier leer je
meteen collega’s kennen van de andere
Clifford Chance kantoren, wat niet alleen
leuk is, maar ook de samenwerking onder-
ling bevordert.
Hoe heb je je georiënteerd op een toekomst binnen de advocatuur?
Annebeth:
“Naast je studie actief zijn bij een
studenten- of studievereniging is bevor-
derlijk voor je sociale vaardigheden en
bovendien leert het je om in groepsver-
band te werken. Ook het netwerk van
een studenten- of studievereniging is
nuttig. Als je vragen hebt of informatie
wilt over werken bij een (bepaald) advo-
catenkantoor, kun je informeel je netwerk
inzetten. Ik raad studenten/starters aan
om veel kantoren te bezoeken tijdens hun
studie. En als je twijfelt tussen een groot
of een klein advocatenkantoor, dan zou ik
proberen om twee student-stages te lopen.
Praat met mensen uit de praktijk, zowel bij
advocatenkantoren als bij bedrijven, zodat
je uiteindelijk ook zelf een weloverwogen
keuze kunt maken.”
Wat zijn de leuke aspecten van werken bij Clifford Chance?
Nadia:“Ik werk nu op de praktijkgroep Intellec-
tueel Eigendom/Technologie, Media en
Telecom. Werken op deze afdeling bevalt
mij erg goed, omdat de inhoud van de prak-
tijk tot de verbeelding spreekt. Zo hebben
we bijvoorbeeld advies gegeven omtrent
modelrechtinbreuk op een bepaald type
theeglazen. Die glazen zie ik vervolgens in
de winkel staan. In 2010 heb ik met mijn
collega’s ook juridisch advies gegeven
aan de organisatie van Sail Amsterdam.
Hierbij moet je denken aan het opstellen
van contracten met sponsoren of somma-
tiebrieven naar bedrijven die het logo van
Sail zonder toestemming actief gebruiken
voor eigen promotie. Die zaken leven echt
en dat maakt het leuk.”
Annebeth:
“Ik ben heel blij met waar ik nu sta. Ik zou
niets anders willen doen en ga elke dag
met veel plezier naar m’n werk. Wat dat
betreft zit ik hier de komende jaren prima
op mijn plek, absoluut! Daarnaast hoop ik
mezelf te blijven ontwikkelen en het beste
uit mezelf te halen. Dit wordt hier ook erg
aangemoedigd, door bijvoorbeeld het
kunnen volgen van trainingen via de Clif-
ford Chance Academy. Clifford Chance past
goed bij mij, ik ben blij met de keuze die ik
heb gemaakt.”
KANTOORSPECIAL JFV IN CASU - MEI 2012
60
Clifford Chance, team Advolympics 2011
Clifford Chance,
Race of the Classics 2011
Word advocaat-stagiair bij Clifford ChanceVind jij een goede sfeer op je werk ook belangrijk? Word dan advocaat-stagiair bij Clifford Chance, één van de meest toon-aangevende advocatenkantoren ter wereld. Bij Clifford Chance werk je vaak aan grensoverschrijdende deals. Dat is hard werken, maar er is ook tijd voor ontspanning. En dat maakt het werken bij Clifford Chance wel zo leuk.
Ook die internationale topdeal afsluiten met een gezellige vrijdagmiddagborrel?Solliciteer nu op wordadvocaatstagiair.nl en begin je weekend met een rondje van de zaak!
NEW YORK - SÃO PAULO - WASHINGTON D.C. - AMSTERDAM - BARCELONA - BRUSSEL - BOEKAREST - DÜSSELDORF - FRANKFURT - KIEV - LONDEN - LUXEMBURG - MADRID
MILAAN - MOSKOU - MÜNCHEN - PARIJS - PRAAG - ROME - WARSCHAU - ABU DHABI - DUBAI - RIYAD - BANGKOK - PEKING - DELHI - HONG KONG - SJANGHAI - SINGAPORE - TOKIO
Rondje van de zaak?
wordadvocaatstagiair.nl
Opleiding van de zaak?
Fiets van de zaak?
Passie voor inhoudPassie voor juridische inhoud en vakman-
schap, dat is wat ons drijft. Alleen dan
kun je meesterlijke kwaliteit leveren. De
praktijk van Pels Rijcken is opgebouwd uit
verschillende secties en praktijkgroepen
en omvat vrijwel alle deelgebieden van
het privaatrecht, bestuursrecht, strafrecht,
Europees recht en notarieel recht.
We investeren voortdurend in het
ver die pen van onze kennis. Dat moet ook,
want onze advocaten en notarissen advi-
seren en onderhandelen op het hoogste
niveau. Bovendien staan we regelmatig in
de rechtszaal. Procederen, pleiten... het
echte werk. Vanaf de kantonrechter tot aan
de Hoge Raad.
Jouw carrièreAls je ergens het juridische vak tot in je
vingertoppen leert beheersen, dan is het
bij ons. Pels Rijcken op je cv betekent
een echte meerwaarde. Je carrière bij ons
kantoor begint met een stage. Als aanvul-
ling op je beroepsopleiding volg je onze
interne opleiding, De Verrijcking. Daarna
kun je rekenen op permanente educatie,
want uitgeleerd ben je als jurist natuurlijk
nooit.
Ervaar het zelfMaak persoonlijk kennis met Pels Rijcken.
Dat kan op verschillende manieren:
~ Loop binnen tijdens een inhousedag of
volg een studentstage. Je draait dan twee
maanden mee op ons kantoor. Een ideale
manier om te onderzoeken welke stap je
gaat nemen na je studie.
~ Een zitting bijwonen kan ook. Als Pels
Rijcken-advocaat sta je tenslotte regel-
matig in de rechtszaal. Hoe dit is, kun je
ervaren door met één van onze advocaten
mee te gaan en hem of haar in actie te zien.
~ En natuurlijk is er Mr. Z., onze jaarlijkse
masterclass. Samen met je team moet jij
de overwinning behalen voor je cliënt.
Uitdagend, spannend en heel leerzaam.
Op www.werkenbijpelsrijcken.nl vind je
alle informatie over deze activiteiten en
kun je jezelf aanmelden.
Wil je meer weten over Pels Rijcken? Kijk op www.werkenbijpelsrijcken.nl of bel
070-5153666
Anne van Busselen
at.vanbusselen@pelsrijcken.nl
070 515 38 25
Robin Funnekotter
r.funnekotter@pelsrijcken.nl
070 515 38 43
Kantoorspecial
Pels Rijcken. Middenin demaatschappij
WERKEN BIJ PELS RIJCKEN BETEKENT DAT JE REGELMATIG DE VOORPAGINA HAALT. WANT WE
DOEN ZAKEN DIE GROTE IMPACT HEBBEN OP HET DAGELIJKS LEVEN. BIJVOORBEELD OP HET
GEBIED VAN MILIEU, GEZONDHEIDSZORG, INFRASTRUCTUUR, ONDERNEMEN OF CASSATIE.
NIET VREEMD, WANT PELS RIJCKEN WERKT VEEL VOOR DE PUBLIEKE SECTOR. DE STAAT IS EEN
BELANGRIJKE CLIËNT EN ÉÉN VAN ONZE PARTNERS IS LANDSADVOCAAT. KORTOM, WE STAAN ALS KANTOOR
ECHT MIDDENIN DE MAATSCHAPPIJ.
KANTOORSPECIAL JFV IN CASU - MEI 2012
62
KANTOORSPECIALJFV IN CASU - MEI 2012
63
Bert-Jan Houtzagers
‘Iedereen binnen ons kantoor moet zich landsadvocaat voelen’
Interview met Bert-Jan Houtzagers. Hij is advocaat en partner bij Pels Rijcken en sinds 1999 de landsadvocaat.
De openingsvraag. Hoe bent u bij Pels Rijcken terecht gekomen?Zeg maar jij. We noemen elkaar hier alle-
maal bij de voornaam. Ik ben tijdens mijn
studie in ’84 bij Pels Rijcken stage gaan
lopen. Een zus van een nichtje van mij
werkte hier als advocaat. Ik voelde me
direct thuis, kreeg een aanbod om hier te
komen werken en ben niet meer wegge-
gaan.
En je bent ook landsadvocaatKlopt. Bij koninklijk besluit. Het is geen
functie, maar een titel. Ik ben voor de Staat
het aanspreekpunt binnen het kantoor.
Natuurlijk behandel ik niet alle zaken, want
daar heb ik gelukkig zeer kundige collega’s
voor. Ik vind, iedereen binnen Pels Rijcken
moet zich landsadvocaat voelen. Zelfs de
jongste stagiaire. Er wordt hier met veel
passie en inzet voor de Staat gewerkt. Voor
de goede orde, we doen ook veel werk
voor andere cliënten, waaronder onderne-
mingen.
Wat maakt dit kantoor zo aantrekkelijk voor startende juristen?Als eerste en misschien wel belangrijkste,
je leert hier het vak echt goed. Daar
stoppen we veel energie in, want vakman-
schap is meesterschap.
We zien het als een ambacht, een gilde.
Zo leer je het ook. In de verhouding
patroon, stagiaire. Ook bieden we, naast
de beroepsopleiding, een degelijke en
interne opleiding, De Verrijcking. Verder
heb ik iedere woensdagmiddag een werk-
groep met alle stagiaires. Je wordt hier dus
optimaal begeleid. Anderzijds krijg je ook
snel verantwoordelijkheid. Je staat vrij snel
in de rechtszaal. Als je mensen verant-
woordelijkheid durft te geven, presteren ze
beter. Dat is mijn uitgangspunt.
Hoe zou je de sfeer omschrijven bij Pels Rijcken?Een goede sfeer. Er werken hier veel jonge
mensen, dus energie genoeg. Iedereen
staat te trappelen, er wordt veel samen
gedaan op het sociale vlak en we zorgen
voor een goede balans tussen werk en
privé. Daarnaast is ons nieuwe pand in het
New Babylon-complex een fijne plek om
te werken. Natuurlijk zijn wij een commer-
cieel bedrijf en moeten onze boterham
verdienen, maar dat willen we wel op een
leuke manier doen.
De ideale sollicitatiekandidaat, hoe ziet die er voor jou uit?Natuurlijk is het belangrijk dat je een goed
jurist bent. Daar gaan we van uit. Maar wij
willen ook juristen die ‘streetwise’ zijn.
Met andere woorden, wat heb je tijdens je
studie nog meer gedaan dan zitten blokken
tussen vier muren? Primair staat voor ons
de kwaliteit van de juridische dienstver-
lening. Maar je moet ook begrijpen hoe
mensen en organisaties in elkaar zitten en
wat je voor hen kunt betekenen in juridisch
opzicht. Daar moet je open voor staan en
talent voor hebben. Daarnaast willen we
een plezierige persoon zien. Dat is belang-
rijk voor de interne samenwerking en ook
voor de inschakeling door cliënten. De
cliënt moet je een opdracht willen gunnen.
Wat zou je startende juristen willen meegeven?Ik weet dat je als een student een strak
schema hebt, maar neem desondanks
toch voldoende tijd om je te oriënteren.
Staar je niet blind op de grote, blinkende
gebouwen. Prik erdoorheen, ga naar
binnen en praat met mensen. En als het
even kan, loop dan stage. Want dan ervaar
je pas echt hoe het zit.
Leuk vak?Een geweldig vak! Interessante vragen en
iedere dag werken met leuke mensen. Wat
wil je nog meer?
Pels Rijcken Bron van inzicht
Meesters worden niet geboren, maar gemaakt, zo vinden we bij Pels Rijcken. Daarom krijg je bij ons,
naast je beroepsopleiding, ‘De Verrijcking’. Een intensieve, interne opleiding van drie jaar, waarmee
je het fundament legt voor je juridische carrière. Hierna klaar? Dat ben je nooit bij Pels Rijcken. Als
gepassioneerd advocaat moet je blijven leren. En daarvoor bieden we je werkelijk alle mogelijkheden.
Ga naar www.pelsrijcken.nl/jongemeesters of scan de QR-code. Tot zo.
KANTOORSPECIALJFV IN CASU - MEI 2012
65
Over het kantoor:
1. Kunt u iets vertellen over de geschiedenis van uw kantoor?Op 1 november 1930 vestigde mr. P.W. van
Doorne kantoor aan de Keizersgracht 648
in Amsterdam. De praktijk ging van start
met een aantal pro-deo zaken en ontwik-
kelde zich voorspoedig. Dat maakte verhui-
zing naar een eigen, grotere kantoorruimte
noodzakelijk, de eerste etage van het pand
Herengracht 581, waar het kantoor 40 jaar
gevestigd zou zijn.
De eerste fusie vond plaats in januari 1945,
met de praktijk van mr. E.J. Korthals Altes.
Jr. De krachten werden gebundeld om na
de oorlog de bijna stilgevallen praktijk
weer op te bouwen. Van 1951 to 1955 was
Van Doorne Deken (voorzitter) in de Amster-
damse en later Nederlandse Orde van
Advocaten. Zijn gave ‘het schijnbaar onver-
zoenlijke te verzoenen’ viel op. Het kantoor
floreerde en op de dag dat Van Doorne 40
jaar advocaat was, werd de 10.000ste zaak
in het zakenboek geschreven. Het werd tijd
om een firmanaam aan te nemen: ‘Advoca-
tenkantoor Van Doorne’.
2. Kunt u iets vertellen over de kantoorindeling en over de secties waaruit uw kantoor is opgebouwd? Hoeveel mensen zijn er werkzaam?Bij Van Doorne zijn er 270 mensen werk-
zaam, waarvan 147 juristen. Deze juristen,
de advocaten, notarissen en fiscalisten,
werken nauw samen in de vakgerichte prak-
tijkgroepen:
3. Hoe zou u de dienstverlening door uw kantoor in het geheel willen beschrijven?Van Doorne zet zich in voor de best moge-
lijke juridische advisering en professionele
ondersteuning. De advocaten van Van
Doorne combineren juridisch-technische
kennis met marktinzicht. Ze zijn onderne-
mend en verdiepen zich in hun cliënten en
zaken. Partners zijn altijd nauw betrokken.
Wij vinden het belangrijk dat cliënten het
als plezierig ervaren om met ons samen te
werken. Onze advocaten zijn no nonsense,
gedreven en gemotiveerd. We zijn goed
bereikbaar en communiceren open met
elkaar en met onze cliënten.
4. Hoe zou u de sfeer op uw kantoor beschrijven?Bij Van Doorne vinden wij het belangrijk
om de balans tussen werk en privé scherp
in het oog te houden. Je presteert beter en
scherper wanneer je de zaken in evenwicht
houdt. Zo nemen we deel aan verschil-
lende hardloopwedstrijden, waaronder de
Zuidasrun en de Dam tot Damloop, en we
spelen samen met onze buren, DLA Piper,
mee in de bedrijfshockeycompetitie.
Ook nemen we het op tegen andere advo-
catenkantoren, en verdedigen we onze eer
op het voetbalveld. Daarnaast organiseren
we elk jaar de Van Doorne-skireis en een
(junior) medewerkersweekend, een zomer
en een kerstfeest. Het is een leuke manier
om in beweging te komen en je collega’s op
een andere manier te leren kennen.
Tot slot zou ons kantoor niet compleet zijn
zonder een eigen kroeg. In ‘t Pleithuys
komen we na besprekingen en seminars
met onze cliënten samen voor een borrel.
Bovendien sluiten we er elke vrijdag met
elkaar de week af.
5. Hoe ziet een typische werkdag er bij van Doorne eruit?Jorik Reijmer, advocaat Insolventierecht en Rijksadvocatuur:Mijn ‘typische werkdag’ begint tussen negen
en half tien met het openen van de post. Als
ik de dag ervoor bijvoorbeeld beslagverlof
heb gevraagd, dan komen de originele
beschikkingen binnen met de post. Daarna
bestudeer ik de ‘Rijksadvocatuur-map’ met
een kop koffie erbij. Dat is een collectie
van recente jurisprudentie en literatuur die
betrekking hebben op onze praktijk. De
map wordt ook nog besproken tijdens het
‘Rijksadvocatuur-overleg’. Vervolgens is het
tijd voor het echte werk: het procederen. Het
procederen vindt tegenwoordig veelal op
papier plaats en je schrijft dus veel stukken.
De ene dag zijn dat rekesten voor het leggen
van conservatoir beslag, de andere dag
is het een conclusie van antwoord of een
dagvaarding. Soms beveelt de rechter een
comparitie tussen partijen en moet je voor
de rechter vragen beantwoorden of nadere
inlichtingen verschaffen. Eigenlijk is geen
enkele werkdag hetzelfde, ware het niet
dat ze ongeveer allemaal rond zes uur/half
zeven eindigen.
6. Hoe is het om als Rijksadvocaat te fungeren namens het Ministerie van Financiën?Jorik Reijmer, advocaat Insolventierecht en Rijksadvocatuur:Het werken voor het kantoor van de Rijks-
advocaat is vooral als junior medewerker
een fantastische ervaring. Namens de
ontvanger van de Belastingdienst en (uitein-
delijk) het Ministerie van Financiën vorder
je belastingschulden in met behulp van het
gehele arsenaal dat de Invorderingswet, het
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
en het Burgerlijk Wetboek bieden. Zo stel
je verhaal door de ontvanger zeker door
beslag te leggen of breng je een dagvaar-
ding uit tegen iemand die onrechtmatig
heeft gehandeld jegens de Belastingdienst.
Kantoorspecial
Vragenformulier Van Doorne
Daarnaast krijg je als junior medewerker al
snel je eigen zaken. Kortom, je krijgt dus
echt de kans je te ontwikkelen tot een veel-
zijdig advocaat.
7. Kunt u iets vertellen over mogelijke studentstages en de sollicitatieprocedure? Welke criteria spelen hierbij een rol?Van Doorne biedt WO studenten de gele-
genheid om een stage van twee maanden
te lopen bij een van onze praktijkgroepen
in Amsterdam. Het streven daarbij is om
je kennis te laten maken met alle facetten
van het vak en met het kantoor. Ongeacht
of je nu kiest voor de advocatuur (advies- en
procespraktijk), de fiscaliteit of het nota-
riaat.
Om een optimaal beeld te geven van onze
werkwijze, word je bij een medewerker op
de kamer geplaatst. Je houdt je bezig met
het voorbereiden van onder meer rechtszit-
tingen en processtukken. Je woont bespre-
kingen en zittingen zoveel mogelijk bij en
je ‘loopt mee’ in kort gedingen. Voor het
notariaat word je ingezet bij de voorberei-
ding van akten en andere notariële stukken.
Daarnaast neem je deel aan praktijkgroep-
besprekingen, werkoverleg, jurisprudentie-
lunches en opleidingsactiviteiten. Je bereidt
een korte presentatie voor, die je aan het
einde van je stageperiode presenteert. Na
afloop van deze presentatie wisselen onze
advocaten, notarissen en/of fiscalisten met
je van gedachten over de inhoud.
SolliciterenAls je wilt solliciteren naar een student-
stage, dan ontvangen wij graag een moti-
vatiebrief, cv en een kopie van je originele
cijferlijst. Motiveer waarom je kiest voor Van
Doorne, en geef aan naar welke praktijk-
groep je voorkeur uitgaat. De studentstage-
commissie besluit of je wordt uitgenodigd
voor een sollicitatiegesprek. Op basis van
dit gesprek beslist dezelfde commissie of je
een studentstageplaats krijgt aangeboden.
8. Wilt u verder nog iets kwijt?Natuurlijk kunnen we nog veel meer over
onszelf vertellen. Over onze maatschap-
pelijke betrokkenheid en onze passie voor
sport, bijvoorbeeld. Of over hoe we het
nuttige met het aangename verenigen in
onze eigen kantoorkroeg. Maar liever laten
we je zelf een beeld vormen van ons kantoor
en onze sfeer. Liever laten we je met eigen
ogen zien dat we anders zijn. Ga naar www.
werkenbijvandoorne.nl en je weet wie je
voor je hebt.
Neem voor meer informatie contact op met:
Willemijn Wille, Recruiter
T: +31 (0)20 6789 338
E: willew@vandoorne.com
Over de advocaten:
1. Waar hebt u gestudeerd, welke richting heeft u gevolgd en waarom heeft u destijds gekozen voor de studie?Willemijn Bosman, advocaat Arbeidsrecht:Ik ben in 2004 begonnen met de studie
Rechten aan de Universiteit Leiden. De
advocatuur sprak mij altijd al aan en boven-
dien wilde ik graag een brede studie volgen.
Dat is ook de reden dat ik voor de master
Civiel Recht heb gekozen.
2. Hebt u naast uw studie nog aan rechten gerelateerde dingen gedaan?Willemijn Bosman, advocaat Arbeidsrecht:Ik heb tijdens mijn studie stage gelopen bij
een advocatenkantoor in Den Haag en heb
daar daarna ook nog een aantal maanden
1-2 dagen in de week gewerkt. Daarnaast
heb ik een jaar in het bestuur gezeten van
STEP (Stichting Student en Praktijk). In dat
jaar heb ik 2 cycli STEP In-housedagen bij
verschillende advocatenkantoren georgani-
seerd en bijgewoond.
3. Wat is uw functie binnen het kantoor, op welke sectie bent u werkzaam?Willemijn Bosman, advocaat Arbeidsrecht:Ik ben in 2010 begonnen als junior mede-
werker op de sectie Arbeidsrecht. In juli ga
ik wisselen naar de sectie Ondernemings-
recht.
4. Kunt u een gemiddelde werkdag beschrijven?Willemijn Bosman, advocaat Arbeidsrecht:Mijn dag begint met een kop koffie. Hoe de
dag vervolgens verloopt, verschilt heel erg.
Zo kan ik bijvoorbeeld ‘s ochtends bezig
zijn met een advies over een reorganisatie,
een individuele wijziging van arbeidsvoor-
waarden of een personeelshandboek en
kan er ’s middags opeens een ontslag op
staande voet tussendoor komen. Ik werk
veel voor buitenlandse cliënten dus veel
van mijn werk is in het Engels.
5. Wat zijn volgens u de leuke aspecten en de minder leuke aspecten van uw vak en van het werken bij van Doorne?Willemijn Bosman, advocaat Arbeidsrecht:Wat ik ontzettend leuk vind is dat de werk-
zaamheden heel verschillend zijn en dat je
als junior echt merkt dat er in je geïnves-
teerd wordt. Je krijgt veel verantwoordelijk-
heden maar je wordt ook heel goed bege-
leid. Bovendien is Van Doorne een grote
organisatie met veel verschillende mensen.
De mentaliteit spreekt mij gewoon enorm
aan; hard werken maar ook ruimte voor
gezelligheid.
6. Hebt u tips of adviezen voor de huidige rechtenstudenten?Willemijn Bosman, advocaat Arbeidsrecht:Ik denk dat het heel goed is om je goed
te oriënteren door middel van kantoorbe-
zoeken en stages. Door in de praktijk te
ervaren wat het vak inhoudt, krijg je uitein-
delijk toch het beste beeld. Bovendien is
het een perfecte manier om te ontdekken of
jij jezelf in de organisatie vindt passen.
KANTOORSPECIAL JFV IN CASU - MEI 2012
66
Willemijn Bosman Jorik Reijmer
Van Doorne N.V. Afdeling Human ResourcesPostbus 752651070 AG Amsterdam
De wet van Van Doorne:
Meelopen is geen goede stage
Bij Van Doorne werken gedreven en geslepen geesten. Advocaten, notarissen en fiscalisten die hun vak verstaan. Kom je bij ons stage lopen, dan leren we je dat vak graag. Maar weet wel waar je aan begint. Aan meelopers hebben we hier geen behoefte, aan mensen die vooroplopen en vooruitdenken des te meer. Onze praktijk leert dat talent pas komt bovendrijven wanneer het zich mag bewijzen. Kijk op www.werkenbijvandoorne.nl hoe je je talent op scherp kunt zetten. Maak kennis met je nieuwe collega’s, neem een kijkje op je nieuwe werkplek en kies de toekomst die je wilt. Heb je vragen of wil je solliciteren, neem dan contact op met onze recruiter Willemijn Wille, telefoon 020 6789 338, humanresources@vandoorne.com
Van Doorne houdt je scherp
Het inhoudelijke programma begon na
de lunch met een ronde ‘Ontdek Clifford
Chance’. We werden ingedeeld in teams,
waarbij ieder team gevraagd werd om voor-
oordelen over de advocatuur en over Clifford
Chance op te schrijven, waarna Floor van der
Steenstraten en Pier Posthuma van de Boer
aangaven of het vooroordeel in hun ogen
‘waar’, ‘een beetje waar’ of ‘niet waar’ was.
Waar uiteindelijk geen twijfel over mogelijk
was, was de vraag of er veel affaires binnen
de advocatuur zijn; “Helemaal waar!” Op
deze manier kwamen we op een leuke
manier achter de vele vooroordelen die de
ronde doen.
Aansluitend was er voor ons een quiz geor-
ganiseerd met niet alleen vragen over het
kantoor, maar ook inhoudelijke vragen over
de verschillende vakgebieden waarbinnen
Clifford Chance adviseert. Verdeeld over 4
teams en gewapend met allerlei geluidma-
kende apparatuur (motorgeluid, toeters,
fluitjes etc.) kon de strijd beginnen. Bauke
bleek een hele hoop antwoorden paraat te
hebben dus team 4 ging uiteindelijke met de
prijs naar huis.
Na de interactieve quiz gingen we door met
een meer inhoudelijk onderdeel: een work-
shop Legal English. Voor velen van ons,
eigenlijk bijna allemaal, was het de eerste
keer dat we in aanraking kwamen met Legal
English. Naast handige tips (houd het kort,
werk met bullets en maak vooral geen lange
moeilijke zinnen) kregen we gelijk ook wat
cultuurverschillen met onze Westerburen
te zien. Uit het overzicht “What the British
say”, “What the British mean” en “What the
Dutch understand” bleek dat er toch vaak
sprake van miscommunicatie kan zijn.
Volgend onderdeel van de dag bestond
uit het ‘speeddaten met de advocaten’. Er
werd nadrukkelijk gezegd dat we vooral niet
moesten schromen om taboes op kantoor
aan te snijden. Deze kans werd dan ook niet
onbenut gelaten.
Hierna volgde ter afsluiting een rondleiding
door het kantoor. Van tevoren werd ons
verteld dat er bij de deurposten van de advo-
caten binnen de praktijkgroep Litigation
& Dispute Resolution knuffeldieren lagen
met elk een andere betekenis, bijvoorbeeld
naar aanleiding van een zaak die iemand
gewonnen heeft of juist verloren. Zo was er
de ‘procestijger’, het ‘schikkende schaap’
en de ‘slimme slang’. Overigens werd het
contrast student vs medewerker Clifford
Chance bij de rondleiding duidelijk zicht-
baar. Bij Clifford Chance is ‘casual Friday’
ook echt ‘casual Friday’. Wellicht een tip
voor het volgende kantoorbezoek aan Clif-
ford Chance: trek je Nikes uit de kast, dan
val je het minst op.
Na de rondleiding was het tijd voor de wel -
bekende vrijdagmiddagborrel. De op komst
was niet gering en het was dan ook erg
gezellig. Aangezien Groningen niet om de
hoek is, vertrokken de meesten rond een uur
of zeven. De harde kern vond het dusdanig
gezellig dat de laatste trein naar Groningen
gemist werd en er vrienden in Amsterdam
gebeld moesten worden voor een overnach-
ting. ‘Gezelligheid kent uiteindelijk geen
tijd!’.
Conclusie: Clifford Chance is een internatio-
naal kantoor waar hard gewerkt wordt, maar
waar er tegelijkertijd tijd is voor gezelligheid
met collega’s.
Kantoorbezoekverslag
Clifford ChanceAmsterdam, vrijdag 24 februari 2012
Geschreven door Barent Hoffschulte, Judith Hol en Emile Sahhar
OP VRIJDAG 24 FEBRUARI VERTROKKEN WE VOOR DE VERANDERING EENS NIET NAAR DE ZUIDAS,
MAAR NAAR HARTJE AMSTERDAM: CLIFFORD CHANCE. DE VERHALEN OVER HET MOOIE GEBOUW
WAREN ONS AL BEKEND. TOEN WE UITEINDELIJK AANKWAMEN BLEEK DAAR NIETS VAN TE ZIJN
GELOGEN. EEN MOOI MONUMENTAAL PAND OP STEENWORP AFSTAND VAN HET CENTRAAL
STATION. EENMAAL BINNEN BLEEK HET NIET ALLEEN VAN DE BUITENKANT EEN MOOI GEBOUW, MAAR OOK
VAN BINNEN ZIET HET ER PRACHTIG UIT. EEN GROOT ATRIUM WAARIN DE BIBLIOTHEEK IS GEVESTIGD, MAAR
WAAR OOK WAT ONTSPANNING VOOR HET KANTOOR IS GEPLAATST: EEN PINGPONGTAFEL! IN HET ATRIUM
STOND BIJ AANVANG EEN UITGEBREIDE LUNCH VOOR ONS KLAAR, WAARBIJ DIRECT EEN AANTAL ADVOCATEN
AANSLOTEN DIE WIJ HET HEMD VAN HET LIJF KONDEN VRAGEN.
KANTOORBEZOEKVERSLAG JFV IN CASU - MEI 2012
68
KANTOORBEZOEKVERSLAGJFV IN CASU - MEI 2012
69
Na het gebruikelijke voorstelrondje krijgen
we allereerst een kantoorpresentatie door
Thijs Flokstra, Partner Finance, die zelf in
Groningen blijkt te hebben gestudeerd! Hij
vertelt ons dat Freshfields sinds 1999 ook
in Nederland is gevestigd. Op het Amster-
damse kantoor werken op dit moment onge-
veer 80 associates (advocaten, (kandidaat-)
notarissen en fiscalisten), die allemaal als
een team samenwerken. Wereldwijd bestaat
Freshfields inmiddels uit 27 kantoren, met in
totaal meer dan 2.500 associates. Gedegen
juridische kennis wordt van groot belang
geacht om klanten op het allerhoogste
niveau te kunnen dienen. Het meeste leer je
bij Freshfields uiteindelijk door ‘training on
the job’. Flokstra benadrukt het belang van
het lopen van studentstages om erachter
te komen wat voor soort kantoor het beste
bij je past. Gezien het feit dat onze gehele
groep van plan is om een of meerdere
student-stages te lopen zal dit advies door
ons zeker worden opgevolgd!
Op deze informatieve introductie volgt een
presentatie door twee associates van de
praktijkgroep Corporate, Marike Kuin en Max
van Verschuer. Zij wijden ons in in de wereld
van de auction sale, de publieke verkoop
van een compleet bedrijf aan de hoogste
bieder. Aan de hand van een voorbeeld uit
de praktijk van Freshfields worden wij van
begin tot eind door het proces geloodst,
van de boekenonderzoeken van potentiële
koper en verkoper tot en met de uiteinde-
lijke aandelenoverdracht bij de notaris. Door
de vergelijking te maken met een huis dat
in de verkoop staat wordt het verhaal nog
duidelijker. Het is interessant om aan de
hand van deze presentatie te zien hoe een
dergelijk proces verloopt.
Na een kwartiertje pauze, waarin iedereen
de benen heeft kunnen strekken en de
nodige versnaperingen tot zich heeft
kun nen nemen, kan het volgende onder-
deel van het programma van start gaan.
Er volgt een presentatie van Nima Lorjé en
Peter Schepens, beide medewerker op de
afdeling Antitrust, Competition & Trade.
Samen richten zij zich vooral op de Ameri-
kaanse mededingingswetten. De twee
associates vertellen ons uitgebreid over de
NMa, de Europese Commissie en de OPTA.
Ze hebben zich daarnaast goed ingeleefd in
het thema van onze reis: De nieuwe ener-
giemarkt: een weg naar succes? We krijgen
wat meer achtergrond informatie over de
Kantoorbezoekverslag
FreshfieldsBruckhaus DeringerAmsterdam, donderdag 8 maart 2011
Door Etta Eringa en Willemien Schneider
OP DONDERDAGOCHTEND 8 MAART MAKEN WIJ ONS OP VOOR ALWEER HET VIERDE KANTOOR-
BEZOEK IN HET KADER VAN HET INTERNATIONAAL STUDIEPROJECT 2012. VANDAAG GAAT DE
REIS NAAR FRESHFIELDS BRUCKHAUS DERINGER, ZOWEL IN NEDERLAND ALS WERELDWIJD ÉÉN
VAN DE MEEST TOONAANGEVENDE INTERNATIONALE ADVOCATENKANTOREN. HUN MOTTO IS:
DARE TO BE AN ANGEL. OM HALF TWEE WORDEN WE HARTELIJK ONTVANGEN MET KOFFIE, THEE EN KOEKJES
DOOR FRESHFIELDS’ RECRUITERS LEONIE DE GROOT, FLOOR MILAR EN LIANNE RIETBERG. DE MIDDAG KAN
BEGINNEN!
energiemarkt, zoals de doelstellingen van
de interne en externe energiemarkt. Erg leer-
zame informatie voor onze reis!
Op deze presentatie volgt een korte pauze
van vijf minuten, waarna het tijd is voor
wat interactie. Dit wordt door iedereen als
zeer welkom ervaren nadat we toch al een
geruime tijd hebben zitten luisteren. Met de
quiz van het vorige kantoorbezoek nog vers
in het geheugen zit iedereen direct volledig
in de winningmood en komt de teamspirit
weer omhoog. Per team is gezorgd voor een
klein laptopje waarop we alle vragen in een
razend tempo mogen opzoeken en uiteraard
wordt per groepje een originele bel uitge-
reikt; The Game kan beginnen. Het doel is
vijftien vragen omtrent het mededingings-
recht zo snel mogelijk te beantwoorden,
waarbij de site van de Europese Commissie
meer dan eens uitkomst blijkt te bieden. Met
de laatste spannende vraag zijn vier punten
te verdienen, dus ineens kan het nog alle
kanten op. De spanning steeg, maar er kon
helaas maar één team de gelukkige winnaar
zijn van de Freshields kleerhanger.
Na deze actieve quiz kan iedereen weer
even rustig op zijn plaats gaan zitten voor
de laatste presentatie door Jurriaan Jansen
en Hester Lakerveld, beide associate van
de praktijkgroep Intellectual Property /
Information Technology. Er wordt al meteen
verklapt dat er ook een kleine pleitwed-
strijd zal plaatsvinden aan de hand van de
presentatie, dus iedereen let extra goed
op. We krijgen mooie voorbeelden uit de
praktijk te horen die te maken hebben met
het octrooirecht, het modellenrecht, het
merkenrecht en het auteursrecht. Aan het
einde van de presentatie kan het echte
pleiten beginnen! Giorgio Armani heeft Nisu
aangeklaagd wegens het vermeend na-apen
van het adelaarsteken op hun zonnebrillen.
Een inbreuk op hun merkrecht of een geoor-
loofde zet? In vier groepen wordt gepleit voor
of tegen Nisu. De fantasie van menigeen
stijgt ver boven het gemiddelde uit en de
meest creatieve pleidooien vliegen elkaar
om de oren, met verrassende uitspraken tot
gevolg.
De afsluitende borrel kan na deze leerzame
middag natuurlijk niet ontbreken. Veel advo-
caat-stagiairs kwamen met ons een biertje
drinken en er werd nog even na gepraat over
de leuke middag!
KANTOORBEZOEKVERSLAG JFV IN CASU - MEI 2012
70
KANTOORBEZOEKVERSLAGJFV IN CASU - MEI 2012
71
Het inhoudelijke deel werd gehouden in
het auditorium op de zevende verdieping.
In deze lichte ruimte introduceerde Thijs
Clement, managing partner, het kantoor.
Hoewel hij nog kleine oogjes had van een
closing dinner tot in de vroege uurtjes, wist
hij toch het kantoor op een positieve wijze
voor het voetlicht te brengen. Het schaatsen
op maandagochtend gaf blijk van het work-
hard-play-hard motto zoals dat binnen Van
Doorne gehanteerd wordt.
Vervolgens stonden er nog drie sprekers
op het programma. De eerste twee, Friso
Foppes en Sander van Berkel hebben uitge-
breide ervaring met Rusland. Friso Foppes
houdt zich als ondernemingsrecht advocaat
veel bezig met Russische investeringen in
Nederland, terwijl Sander van Berkel in de
advocatuur ‘beroemd’ is geworden omdat
hij de eerste advocaat is die geld terug heeft
weten te krijgen van de Russische belas-
tingdienst. Een unicum! Van Doorne heeft
een Rusland desk in verband met het toene-
mende economische verkeer tussen Neder-
land en Rusland. Dat het erg praktisch is een
groep mensen met bijzondere kennis van dit
land te hebben tonen de anekdotes wel aan.
Zo vertelde Sander dat je in Moskou niet
raar moet opkijken wanneer strak geklede
heren onderweg naar hun werk op de vroege
ochtend al een biertje wegtikken. Hij gaf ons
nog een goede tip mee voor als we straks in
Moskou zijn: tel het aantal metrostations,
met lezen of luisteren kom je er niet!
Tot slot sprak Martijn Kouffeld als belasting-
kundige nog inhoudelijk over de energiebe-
lastingen. Hoewel zijn uiteenzetting voor de
Rechtsgeleerdheid wel erg fiscaal was, wist
hij ons toch iets wijzer te maken. Vooral dat
de theorie van het sturen van gedrag door
fiscale maatregelen zijn inziens toch echt
een wassen neus is.
Na een korte pauze in de, wederom inpan-
dige, espressobar werd er nog een overna-
mecasus behandeld. Hoewel de tijd begon
te dringen en we de druk van de deadline
echt begonnen te voelen, kwamen we als
begeleidingsteam toch een heel eind.
Uiteraard werd de dag goed afgesloten met
een borrel in het Pleithuys. Een echte kroeg
in je kantoor, dat is voor ons Groninger
studenten natuurlijk niet te missen!
Kantoorbezoekverslag
Van Doorne Amsterdam, vrijdag 10 februari 2012
Geschreven door Bauke de Vries, Sasker Soontiëns en Femke Westra
BIJ HET TWEEDE KANTOORBEZOEK VOOR HET INTERNATIONAAL STUDIEPROJECT 2012 KONDEN
WE RELATIEF UITSLAPEN; ROND TIEN UUR STAPTEN WE IN DE TREIN RICHTING AMSTERDAM.
ROND ÉÉN UUR ONTVING RECRUITER WILLEMIJN WILLE ONS IN HET INPANDIGE BRUINCAFÉ VAN
VAN DOORNE. IN DIT PLEITHUYS GENOTEN WE EEN RIANTE LUNCH VOORDAT¬ HET INHOUDELIJKE
DEEL VAN START GING.
Meteen
en je eigen
je eigen
je eigendossiers,
kansenzaken
Advocaatstagiaires en studentstagiaires vinden hun ideale werkplek in Oost-Nederland. Kijk op www.jpr.nl
EIGENZINNIG PROFESSIONEEL
top related