kerncompetenties professionals die met kinderen werken
Post on 18-Mar-2016
216 Views
Preview:
DESCRIPTION
TRANSCRIPT
Vaardigheden en kennis voor iedereen die met kinderen werkt
Gemeenschappelijke basis
Pedagogische Academie
De gemeenschappelijke basis is een reeks van waarden voor beroepskrachten die:• gelijkheid bevorderen;• diversiteit respecteren;• stereotypen aanvechten;• de levenskansen van alle kinderen
en jongeren verbeteren;• een effectievere en
beter geïntegreerde dienstverlening realiseren.
Als beroepskracht erkent u de rechten van kinderen en jongeren, de rol van ouders, verzorgers en gezinnen om te zorgen dat kinderen en jongeren: • veilig en gezond opgroeien;• hun talenten ontwikkelen
en plezier hebben;• hun steentje bijdragen aan de
maatschappij en goed voorbereid zijn op hun toekomst.
Deze waaier beschrijft vereiste kennis en vaardigheden om op basisniveau werkzaam te zijn op de volgende expertisegebieden:
1. Effectieve communicatie en betrokkenheid2. Ontwikkeling van kinderen en jongeren3. Bescherming en bevordering van het welzijn van het kind4. Ondersteuning bieden bij overgangen5. Samenwerking van instellingen6. Informatie-uitwisseling
U kunt deze gemeenschappelijke basis gebruiken als hulpmiddel:
• bij introducties en scholing;• in de dagelijkse praktijk;• voor een meer gemeenschappelijk
taalgebruik en begrip tussen de verschillende functies;
• bij het analyseren van onderwijsbehoeften;
• bij personeelsbeleid.
Effectieve communicatie en betrokkenheid bij kinderen, jongeren, familie, verzorgers
1
VAARDIGHEDEN
Luisteren en empathie kweken
• Creëren van goede verstandhouding en respectvolle vertrouwensband.
• Ontwikkelen en gebruiken van effectieve communicatiesystemen,
afgestemd op doelgroep.• Effectief communiceren met
kinderen/jongeren/familieleden.• Communicatiemethode aanpassen
aan behoefte en vaardigheden van kinderen/jongeren die niet verbaal communiceren
• Herkennen en interpreteren van effecten non-verbale communicatie, rekening houdend met culturele verschillen.
• Creëren van goede verstandhoudingen en relaties door juiste communicatievorm.
• Creëren van open en eerlijke relaties door respect voor kinderen, ouders/verzorgers, zorgen dat zij zich als partners gewaardeerd voelen.
• Voeren van gesprekken op juiste tijd en plaats, met begrip voor de waarde van dagelijks contact.
• Actief luisteren en vragen stellen, controleren of u alles goed hebt begrepen en laten merken dat u hebt gehoord wat gezegd werd.
• De rol en waarde van familieleden en verzorgers erkennen als partners.
Samenvatten en uitleggen
• Situaties juist samenvatten. • Informeren van kind/jongere,
betrekken bij en helpen met in kaart brengen van verschillende vormen van actie, inzien van consequenties, zo nodig instemmen met volgende stappen.
• Weten hoe u keuzes aan jongeren moet voorleggen en hoe u toestemming krijgt om informatie te delen.
• Aan het kind, de verzorger uitleggen welke informatie u met anderen moet delen.
• Uitleggen wat is of gaat gebeuren, controleren of dit begrepen wordt en of ze ermee instemmen.
• Essentiële rol en waarde van ouders en verzorgers kennen; weten wanneer u moet doorverwijzen.
• Vaststellen wat elke partij hoopt te bereiken om tot het beste resultaat voor het kind te komen.
• Het kind of de verzorgers informeren over redenen van bepaalde maatregelen.
Overleg en onderhandeling
• Overleg blijven voeren met kind/jongere, ouder/verzorger.
• Steunen en bemoedigen van kinderen/jongeren.
• Weten wanneer en hoe u een situatie moet overdragen.
KENNIS
Hoe communicatie werkt
• Communicatie is tweerichtingsverkeer.
• Luisteren, het gevoel geven dat ze gewaardeerd en betrokken worden, weten wanneer het belangrijk is om u op het individu of op de groep te richten.
• Op de hoogte zijn van manieren van communicatie en belemmeringen van communicatie kennen.
• Beseffen dat kind/jongere/ouder/verzorger mogelijk niet heeft begrepen wat er werd gecommuniceerd.
• Weten hoe u informatie formeel en informeel voor de doelgroep op de juiste manier moet overbrengen en vastleggen.
Vertrouwelijkheid en ethiek
• Onthouden en begrijpen van procedures en wetgeving over privacy die op uw functie van toepassing zijn.
• Kennen van beperkingen van privacy die op uw functie van toepassing zijn, weten dat het soms nodig is om tegen wens van kind/jongere in te gaan voor eigen bestwil, er in dergelijke gevallen voor zorgen dat kind/jongere begrijpt wat er gebeurt en waarom.
Hulpbronnen
• Weten waar aanbod aan onderwijs en begeleiding voor ouders/verzorgers te vinden is.
• Weten wanneer en hoe u kunt doorverwijzen voor informatie, advies, hulp.
Belang van respect
• Beschikken over zelfbesef: Weten hoe u inzet toont om iedereen eerlijk te behandelen; respect te tonen door actief te luisteren en aannames te vermijden.
2
Ontwikkeling van kinderen en jongeren
VAARDIGHEDEN
Observeren en beoordelen
• Observeren van het gedrag van een kind, begrijpen en veranderingen opmerken.
• Actief luisteren en reageren op eventuele bezorgdheid over veranderingen in ontwikkeling of gedrag.
• Observaties op een goede manier vastleggen.
• Begrijpen dat baby’s/kinderen/jongeren de wereld op verschillende manieren zien en ervaren.
• De situatie evalueren, rekening houdend met individu, levensomstandigheden, ontwikkeling.
• Signalen herkennen van mogelijke ontwikkelingsachterstand.
• In staat zijn kinderen met ontwikkelingsprobleem of handicap te helpen en begrijpen dat familie/verzorgers ook hulp en geruststelling nodig hebben.
• Afgewogen beslissingen maken over mogelijkheid om door te verwijzen.
• Weten wanneer u voor hulp zelf actie onderneemt of doorverwijst naar managers of andere deskundigen.
• Onderscheid kunnen maken tussen feiten en meningen.
Empathie en begrip
• Inzet tonen om met kind of verzorger tot wederzijds begrip te komen, door effectief praten en luisteren, en beoordelen wat er gezegd/bedoeld wordt.
• In staat zijn kind/jongere te helpen om zelf beslissingen te leren nemen (rekening houdend gezondheid, veiligheid, kinderbescherming).
• Stimuleren van kind/jongere om eigen ervaringen en kennis te waarderen.
• Bewust zijn van invloed van veranderingen in ontwikkeling van kind/jongere.
KENNIS
Context begrijpen
• Positie van het kind in familie-, of zorgnetwerk, of bredere sociale context (er)kennen en begrip hebben voor hun diversiteit.
• Begrijpen en rekening houden met effect van opvoedmethodes.
• Weten en erkennen dat vertraagde of verstoorde ontwikkeling het gevolg kan zijn van een niet gediagnosticeerde handicap i.p.v. opvoedkundig falen.
Begrijpen hoe baby’s, kinderen en jongeren zich ontwikkelen
• Weten dat ontwikkeling een kwestie is van emotionele, lichamelijke, intellectuele, sociale, morele, persoonlijkheidsgroei en weten dat die elkaar kunnen beïnvloeden.
• Manieren onderkennen waarop baby’s en kinderen kunnen hechten en hoe dit kan veranderen.
• Erkennen dat eigen spel van baby’s/kinderen een essentiële rol speelt om zichzelf, hun mogelijkheden en de wereld beter te begrijpen.
• Weten hoe u met kinderen moet omgaan om hen te helpen in ontwikkeling van denk- en leervermogen.
Op de hoogte zijn van de rol van uw functie in het geheel
• Weten wie deskundigen zijn en wanneer deze nodig zijn.
• Erkennen dat ouders/verzorgers hun kinderen bijna altijd het beste kennen.
• Weten hoe u hulp kunt krijgen en problemen kunt melden.
• Brede kennis bezitten van wetten en voornaamste beleidsterreinen m.b.t. kinderen.
• In staat zijn tot beschouwing en verbetering
• Weten hoe u theorie en ervaring kunt gebruiken om uw praktijk onder de loep te nemen en te verbeteren.
• Aanvullende behoeften aangeven m.b.t. onderwijs en begeleiding om uw kennis en vaardigheden uit te breiden.
• Ontwikkelingsfase van baby/kind/jongere begrijpen en op juiste wijze naar handelen.
• Beseffen dat werken met kinderen/jongeren u emotioneel kan schaden, en op de hoogte zijn van instanties die kunnen helpen om met de impact om te gaan.
• Gebruik maken van uw ervaring en visie van anderen om uw denkwijze onder de loep te kunnen nemen en impact van uw handelingen te kunnen beoordelen.
• Uw rol kennen in ondersteuning en bevordering van ontwikkeling.
• Weten hoe u kinderen/jongeren kunt motiveren en stimuleren het beste uit zichzelf te halen en hoe u ouders/verzorgers in staat stelt hetzelfde te doen.
3
Bescherming en bevordering van het welzijn van het kind
VAARDIGHEDEN
Begrijpen, onderkennen en weloverwogen actie ondernemen
• Creëren van goede verstandhouding en een respectvolle vertrouwensband met kinderen/jongeren/verzorgers.
• Begrijpen wat wordt bedoeld met bescherming en de verschillende manieren kennen waarop kinderen en jongeren kunnen worden geschaad (ook door andere kinderen en jongeren en via het internet).
• Weloverwogen beslissingen nemen over juiste handelswijze om welzijn van kind/jongere te beschermen en te bevorderen, zo nodig in overleg met kind/jongeren/ouder/verzorger om uw mening toe te lichten.
• Kind/jongere betrekken bij beslissingen die hen aangaan, afgestemd op leeftijd en niveau en rekening houdend met hun wensen en gevoelens.
• Begrip hebben voor essentiële rol van ouders/verzorgers in beschermen en bevorderen van welzijn van kinderen/jongeren en hen er ook bij betrekken.
• Onderkennen factoren die opvoeding kunnen beïnvloeden en risico van misbruik (bijv. huiselijk geweld) kunnen vergroten.
• Beseffen dat aanwijzingen van misbruik heel subtiel kunnen zijn en tot uitdrukking komen in spel, tekeningen en manier waarop kinderen/jongeren relaties met andere kinderen en/of volwassenen aangaan.
• Weloverwogen beslissingen nemen over manier waarop welzijn van kind/jongere het beste kan worden beschermd en bevorderd.
• Betrekken van kind/jongere bij beslissingen die hen aangaan, afgestemd op leeftijd en niveau.
Communiceren, vastleggen en doorgeven
• Aanwenden juiste vaardigheden voor effectief observeren, vastleggen, doorgeven – met onderscheid tussen observatie, feiten, informatie verkregen van anderen en mening.
• Uitvoeren evaluaties; alert zijn op problemen m.b.t. veiligheid of welzijn van kind/jongere, incl. onverklaarbare veranderingen in gedrag of aanwijzingen van misbruik of verwaarlozing.
• In staat zijn om te zien wanneer een kind in gevaar verkeert of risico loopt en actie ondernemen om te beschermen.
Persoonlijke vaardigheden
• Beschikken over zelfbesef; in staat zijn tot objectief analyseren.
• Zelfvertrouwen hebben om belangen van het kind actief te behartigen.
• Zelfvertrouwen hebben om eigen functioneren en dat van anderen onder de loep te nemen.
• Op de hoogte zijn van vormen en gradaties van misbruik en impact op de ontwikkeling van kind/jongere.
• Opbouwen juiste professionele relaties met kinderen/jongeren.
KENNIS
Wettelijke en procedurele kaders
• Waar nodig, op de hoogte zijn van recente wetgeving.
• Op de hoogte zijn van begeleiding, beleid en procedures vanuit landelijke en plaatselijke overheid en hoe deze in bredere werkomgeving van toepassing zijn.
• Weten wat Raad voor de Kinderbescherming en diens missie inhouden.
• Op de hoogte zijn van nationale begeleiding en lokale procedures, en van uw eigen rol en verantwoordelijkheden hierin, ter bescherming en bevordering van het welzijn van kinderen en jongeren.
• Op de hoogte zijn van kwesties over gegevensbescherming in context van uw functie.
Diensten in een bredere context
• Weten wanneer en hoe u kwesties moet bespreken met ouders/verzorgers.
• Op de hoogte zijn van rol van andere instellingen, lokale procedures over kinderbescherming en verschillen in terminologiegebruik.
• De noodzaak kennen van informatie-uitwisseling binnen de context van welzijn en veiligheid van kinderen/jongeren.
• Beseffen dat in verschillende contexten verschillende procedures voor privacy van toepassing kunnen zijn.
Zelfkennis
• Weten waar uw grenzen van persoonlijke bekwaamheid en verantwoordelijkheid liggen, wanneer u anderen moeten betrekken en waar u advies en hulp kan verkrijgen.
• Weten welk effect het kan hebben om getuige van aangrijpende situaties te zijn, en hoe begeleiding kan worden ingeschakeld.
• Op de hoogte zijn van kwesties over agressie, woede en geweld. Weten hoe het beste met conflict kan worden omgegaan – of het nu gaat om een volwassene, een collega, of het kind of de jongere zelf.
• Weten dat vooroordelen, waarden en discriminatie van invloed kunnen zijn, waardoor sommige kinderen en jonge mensen ongelijk behandeld of beschermd worden.
4
Ondersteuning bieden bij belangrijke overgangen
VAARDIGHEDEN
Overgangen constateren
• Luister naar uitingen van bezorgdheid en signaleren van aanwijzingen voor veranderingen in houding of gedrag.
• Open en eerlijke relaties opbouwen met behulp van taal die past bij ontwikkeling van kind/jongere en cultuur en achtergrond van gezin.
• Begeleid overgangen op juiste manier en help kind/jongere een positief resultaat te bereiken.
Begeleiding bieden
• Toon empathie door maken van eenvoudige, geruststellende opmerkingen over belangrijke overgangen.
• Stel kinderen, jongeren en hun verzorgers gerust door uit te leggen wat er gebeurt, door onderzoek naar mogelijke scenario’s om met nieuwe, uitdagende situaties om te gaan.
• Kijk welke gelegenheden er zijn om effect en gevolgen van overgang te bespreken.
• Zorg dat informatie kind/jongere waar nodig bereikt, respecteer andere deskundigen wanneer u informatie uitwisselt.
• Verstrek informatie over feiten rond desbetreffende overgang.
• Zo nodig toelichten voordelen van desbetreffende overgang.
• Leg effectieve contacten met andere deskundigen indien verdere begeleiding noodzakelijk is.
• Hanteer effectieve procedures voor verwijzingen van en naar andere instellingen.
KENNIS
Hoe kinderen en jongeren op verandering reageren
• Houd rekening met kwesties als identiteit, vertraagd effect van verandering en alert zijn op mogelijke aanwijzingen dat iemand bepaalde overgang meemaakt.
• Op de hoogte zijn van mogelijk effect van belangrijke overgangen als echtscheiding, verlies van dierbare, uiteenvallen van gezin, puberteit, overstap van basis- naar voortgezet onderwijs, uit huis gaan en jeugdzorg verlaten.
• Kennen van patronen van overgang van kind naar volwassene en inzien dat deze kunnen verschillen van uw eigen of eerdere ervaringen.
• Beseffen dat kinderen/jongeren met handicap of speciale onderwijsbehoefte mogelijk aanvullende begeleiding nodig hebben en weten wanneer u deskundig advies moet inwinnen.
• Weten dat kinderen/jongeren door gedrag van leeftijdsgenoten kunnen worden beïnvloed, en dat dit per cultuur kan verschillen.
Wanneer en hoe ingrijpen
• Kennis hebben van organisatorische procedures en relevante juridische contexten, van juiste verwijsprocedures binnen eigen organisatie en naar andere instellingen.
• Op de hoogte zijn van lokale instanties en hoe u aan informatie kunt komen.
• Kennen eigen rol en beperkingen daarvan, erkennen van het belang juiste zorg of begeleiding.
Samenwerking van verschillende instellingen
5
VAARDIGHEDEN
Communicatie en teamwork
• Effectief communiceren met andere beroepskrachten/deskundigen door goed te luisteren en u ervan te verzekeren dat ook naar u wordt geluisterd.
• Onderkennen dat anderen bepaalde vaktermen anders kunnen opvatten en afkortingen zoals acroniemen anders kunnen interpreteren.
• Verschaffen juiste, beknopte informatie zodat andere beroepskrachten hun hulp kunnen verlenen aan kind/jongere/ouder/verzorger.
• Vastleggen, samenvatten, delen en terugkoppelen van informatie, waar nodig met behulp van IT-vaardigheden.
• Werken in teamverband, opbouwen en onderhouden relaties met andere instellingen, respecteren van bijdragen van anderen die met kinderen/jongeren/gezinnen werken.
• Delen ervaringen via formele en informele communicatie en samenwerken met ouders/verzorgers.
Assertiviteit
• Proactief zijn, initiëren noodzakelijke maatregelen, in staat en bereid zijn eigen standpunten naar voren te brengen.
• Vertrouwen hebben om situaties het hoofd te bieden door verder dan eigen directe rol te kijken en weloverwogen vragen te stellen.
• Objectief presenteren van feiten en meningen.
• Benoemen van mogelijke hulpbronnen binnen eigen werkomgeving.
• Beoordelen wanneer u de ondersteuning zelf moet leveren en wanneer u de situatie moet doorverwijzen naar andere beroepskracht of deskundige.
KENNIS
Uw rol en opdracht
• Kennen van uw voornaamste taken en verantwoordelijkheden binnen uw werkomgeving.
• Kennen van waarde en expertise die u in een team inbrengt en die collega’s inbrengen.
Weten hoe u inlichtingen moet inwinnen
• Kennen van uw rol binnen groepssituaties en de wijze waarop u aan het complete groepsproces bijdraagt.
• Weten hoe belangrijk het is om uw benadering met andere deskundigen te delen.
• Ontwikkelen van vaardigheden en kennis onder leiding van deskundigen, om noodzaak van doorverwijzing naar specialistische diensten te minimaliseren, continuïteit voor gezin/kind/jongere te garanderen, en eigen vaardigheden en kennis uit te breiden.
• Beschikken over algemene kennis en begrip van organisaties en individuen die met kinderen/jongeren/verzorgers werken, en kennen van rol en verantwoordelijkheid van andere deskundigen.
Procedures en werkmethodes
• Weten wat u in bepaalde gevallen moet doen, bijvoorbeeld voor verwijzingen of aandacht voor problemen vragen.
• Weten wat de aanleidingen zijn om incidenten of onverwacht gedrag door te geven.
• Weten hoe u binnen uw eigen en andere organisatorische waarden, overtuigingen en culturen moet werken.
• Weten wat u moet doen wanneer er onvoldoende respons komt van organisaties/instellingen, terwijl u het belang van kind/jongere voorop blijft stellen.
• Weten hoe collega-organisaties functioneren – hun procedures, doelstellingen, rol en relaties – om effectief samen te werken.
De wet, beleid en procedures
• Kennen van het bestaan van voornaamste wetten over kinderen en jongeren en weten waar u verder informatie kunt krijgen.
• Op de hoogte zijn van gezondheid- en veiligheidsbeleid en -procedures van werkgevers, en hoe deze in bredere werkomgeving worden toegepast.
Informatie-uitwisseling
6
VAARDIGHEDEN
Omgaan met informatie
• Goed gebruikmaken van beschikbare informatie, evalueren inhoud, bepalen wat verder nodig kan zijn.
• In staat zijn belangrijke informatie over cliënten te verzamelen via correspondentie of door ICT.
• In staat zijn relevantie en status van informatie te beoordelen (bijv. of iets een waarneming of mening is) en waar nodig door te geven aan anderen.
• In staat zijn leemten in informatie te constateren.
Duidelijke communicatie
• In staat zijn duidelijke taal te gebruiken om informatie ondubbelzinnig over te dragen aan anderen, incl. kinderen/jongeren/familie/verzorgers.
• Goed luisteren naar wat er gezegd wordt, controleren of dit goed begrepen is.
Betrokkenheid
• Creëren van vertrouwenssfeer, door waar mogelijk/waar nodig toestemming vragen en zo respect voor kind/familie/verzorger benadrukken.
• Respecteren vaardigheden en expertise van andere beroepskrachten.
• Stimuleren van kinderen/jongeren/familie om waar nodig informatie uit te wisselen, ervoor zorgen dat zij begrijpen waarom dit belangrijk is.
• Betrokken zijn bij kinderen/ouders/verzorgers en hen betrekken bij nemen van beslissingen.
KENNIS
Relevantie van informatie-uitwisseling
• Kennen belang van informatie-uitwisseling, de manier waarop dit kan helpen, en gevaren van het nalaten hiervan.
• Weten dat toestemming niet altijd noodzakelijk is om informatie uit te wisselen; zelfs vertrouwelijke informatie kan onder bepaalde omstandigheden worden gedeeld (bijv. als het kind risico loopt of er een wettelijke verplichting tot melding bestaat).
• Weten dat gevolgtrekking of interpretatie kan leiden tot een verschil in wat er wordt gezegd en wat er wordt begrepen.
• Weten dat het niet altijd noodzakelijk is om informatie direct van kinderen/jongeren/familieleden te verkrijgen, aangezien het frustrerend kan zijn om dezelfde informatie bij herhaling te verstrekken.
Rol en verantwoordelijkheden
• Weten met wie en wanneer u informatie moet uitwisselen; verschil kennen tussen informatie-uitwisseling op individueel, organisatorisch, beroepsmatig niveau.
• Weten hoe informatie moet worden uitgewisseld – schriftelijk, telefonisch, elektronisch of persoonlijk.
• Weten wat moet worden vastgelegd, hoe lang het moet worden bewaard, hoe gegevens moeten worden vernietigd, wanneer feedback of een vervolg moet plaatsvinden.
• Beroepsmatige beperkingen van uzelf (en van anderen) onderkennen.
Kennis van complexiteiten
• Weten dat er verschillende soorten informatie bestaan (bijv. vertrouwelijke informatie, (gevoelige) persoonlijke gegevens) en de implicaties van die verschillen naar waarde schatten.
• Onderkennen effect van culturele en religieuze overtuigingen, zich onthouden van vooroordelen over bepaalde culturen of achtergronden.
• Zo goed mogelijk aan kind/jongere/ouder/verzorger duidelijk maken hoe informatie die zij verstrekken wordt gebruikt.
Kennis van wetten en wetgeving
• Op de hoogte zijn van huidige wetgeving en algemene wettelijke plicht van vertrouwelijkheid, basiskennis hiervan bezitten.
• Op de hoogte zijn van iedere wetgeving die de openbaarmaking van bepaalde informatie specifiek beperkt.
• Wetgeving kennen van eigen beroep, verschillende beleidskwesties, en procedures over kwesties van vertrouwelijkheid.
• Kennis hebben van de mogelijkheden van de wet op de privacy.
• Principes kennen over wanneer jongeren volwassen genoeg worden geacht om toestemming voor hun informatie te geven
Deze waaier wordt u aangeboden door het consortium:
• HanzehogeschoolGroningen• St.Thuiszorg/St.JeugdgezondheidszorgteGroningen
• BureauJeugdzorgGroningen•GGD/JGZ0-19jaarteGroningen• BOINK(landelijkeBelangenverenigingvanOudersindeKinderopvang)
• E&SAdviesenManagement• COPgroep(OrganisatievoorPeuterspeelzaalwerk,OntwikkelingsstimuleringenOpvoedingsondersteuning)
• SKSG(StichtingKinderopvangStadGroningen)
• Kids2b(organisatievoorkinderopvanginderegioGroningen)
• HetHuisvoordeSportGroningen•HetschoolbestuurvanhetOpenbaarOnderwijsvandegemeenteHoogezand-Sappemeer
In het kader van het SIA/RAAK innovatieprogramma ‘Ver zien en breed kijken’: een nieuwe horizon voor jeugdbeleid
Pedagogische Academie, Hanzehogeschool Groningen, april 2008
Vertaald uit het Engelse programma: Every Child Matters
‘Common Skills”
Uitgegeven door het Britse Ministerie van Onderwijs
top related