kokulan selvakumar, ineke visser, simone toneman en joost ......(bembom, stage sgc 2015/2016 ,...
Post on 04-Jun-2020
2 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Stage verslag 2.3 Faciliteiten WAS
Kokulan Selvakumar, Ineke Visser, Simone Toneman en Joost
Mouw (2J) (Studentnummers?)
Stagiairs Sportgezondheidscentrum en Zwemschool HIS
Hanzehogeschool Groningen
Sander Claassen
1
Voorwoord
Het stageverslag 2.3 is gemaakt door vier studenten van de Hanzehogeschool Groningen. Deze
studenten volgen de opleiding Sport, Gezondheid & Management (SGM) en lopen momenteel in hun
tweede collegejaar stage bij het Sportgezondheidscentrum (SGC) en Zwemschool Instituut voor
Sportstudies.
Er is gekozen voor het SGC en Zwemschool Instituut voor Sportstudies, omdat hier de opdrachten
goed uitgevoerd konden worden. Er zijn opdrachten gemaakt die te maken hebben met gezondheid,
gedrag en operationeel management. Het Sportgezondheidscentrum en Zwemschool Instituut voor
Sportstudies zijn faciliteiten waar de opdrachten goed konden worden uitgevoerd. De opdracht
operationeel management is uitgevoerd bij Zwemschool Instituut voor Sportstudies en de opdracht
over gezondheid en gedrag in het SGC.
We willen Bram Bembom en Ad Reinstra bedanken voor alle informatie en juiste begeleiding die zij
ons hebben gegeven gedurende dit blok.
2
Contents Voorwoord .............................................................................................................................................. 1
Inleiding ................................................................................................................................................... 3
H1. Gezondheid en gedrag ...................................................................................................................... 4
Wat is het SGC ................................................................................................................................. 4
Probleem analyse ............................................................................................................................ 6
Theoretisch kader ............................................................................................................................ 7
Type onderzoek en design ............................................................................................................... 9
Onderzoekspopulatie ...................................................................................................................... 9
Meetinstrument(en); onderbouwing keuze, betrouwbaarheid, validiteit ...................................... 9
Procedure; data verzameling ........................................................................................................ 10
Data analyse; type variabelen en type analyse ............................................................................. 10
Verzamelde gegevens .................................................................................................................... 11
Conclusie ....................................................................................................................................... 13
Discussie ........................................................................................................................................ 14
1.2 Onderbouwing van twee mogelijke interventie programma’s ................................................... 15
H2. Operationeel Sportmanagement .................................................................................................... 18
Analyse communicatie Zwemschool Instituut voor Sportstudies ..................................................... 18
Social media ................................................................................................................................... 19
E-mail ............................................................................................................................................. 21
De website ..................................................................................................................................... 21
Doelstellingen ................................................................................................................................ 22
Analyse onderscheidenheid Zwemschool Instituut voor Sportstudies ............................................. 25
H3. Individuele beoordeling .................................................................................................................. 28
3.1 Individuele beoordeling Joost Mouw .......................................................................................... 28
3.2 Individuele beoordeling Kokulan Selvakumar ............................................................................. 33
3.3 Individuele beoordeling Ineke Visser .......................................................................................... 37
3.4 Individuele beoordeling Simone Toneman ................................................................................. 41
Nawoord ................................................................................................................................................ 46
Bibliografie ............................................................................................................................................ 47
Bijlage 1: Interne en externe analyse Zwemschool Instituut voor Sportstudies ................................... 50
Bijlage 2: Looproutes Zwemschool Instituut voor Sportstudies ........................................................... 65
3
Inleiding
In het derde blok van het tweede studiejaar van de opleiding Sport, Gezondheid & Management
staat stage centraal. Gedurende de zeven weken wordt er onderzoek gedaan door de vier stagiairs.
In het eerste deel van het verslag is er een specifiek onderzoek gedaan naar beroepsprestatie
gezondheid en gedrag bij het SGC. Hierin worden mogelijke interventie scenario’ s geschetst voor het
SGC. In het tweede hoofdstuk van het verslag zijn een aantal opdrachten uitgevoerd bij Zwemschool
Instituut voor Sportstudies die betrekking hebben tot het operationele sportmanagement. In het
laatste hoofdstuk zijn de individuele stukken van ieder stagelid te vinden. Hierin worden de
werkzaamheden en de individuele bijdrage aan de beroepsprestaties nader toegelicht. Daarnaast
worden er benchmark interventies opgesteld door de teamleden.
4
H1. Gezondheid en gedrag
Wat is het SGC Het SGC is een afkorting van Sportgezondheidscentrum. Dit is een multifunctioneel
gezondheidscentrum waar onderwijs, onderzoek en praktijk samen komen. Het bevindt zich in het
Willem Alexander Sportcomplex. Er kan in het SGC gesport worden op maandag tot en met vrijdag
van 16.30-22.30 uur en zaterdag van 8.30-12.00 uur. De leden van het SGC zullen vooral uit
Groningen en omstreken komen. Daarnaast zullen er ook leden zijn die wat verder van Groningen
vandaan wonen. In het geval van het SGC maakt dit niet zoveel uit, aangezien de leden na het
werken of na het studeren direct kunnen sporten in het SGC, omdat het SGC gelegen is op Zernike.
Het SGC genereerd op verschillende manier zijn inkomsten. De grootste inkomsten zijn de leden. Op
dit moment zijn er ongeveer 70 leden. Daarnaast verleent het SGC ook producten en diensten, zoals
medische tassen met de benodigdheden om een health check uit te voeren.
Missie
Het SGC wil, gebruikmakend van de expertise van het HIS, door het aanbieden van innovatieve
fitness gerelateerde beweegactiviteiten die gekenmerkt worden door persoonlijke aandacht, een
bijdrage leveren aan de gezondheid en fitheid van haar deelnemers en de deelnemers inspireren tot
een actieve gezonde levensstijl.
Deze missie ligt in het verlengde van de nieuwe missie van het HIS;
‘We willen als waarde gedreven organisatie kenniswerkers in de sport leren het beste in zichzelf en
anderen te halen om op inspirerende wijze de beroepspraktijk te innoveren.’
(Bembom, Businessplan)
Visie
Het toekomstbeeld dat het SGC nastreeft zijn vastgelegd in een aantal kernwaarden. Bovenal staat
het SGC customer intimacy voor. Het op maat gesneden programma’s maken voor onze klanten en
continue begeleiding van een instructeur. Innovatie, betrokkenheid, kwaliteit en passie zijn de
kernwaarden van het instituut die ook het SGC omarmt. Het centrum biedt studenten een
inspirerende werkplek, waarin zij betekenisvolle relaties kunnen leggen met hun toekomstige
beroepsuitoefening. In het bedienen van de markt met innovatieve beroepsproducten, speelt het
lectoraat een belangrijke rol. Het potentieel aan kennis (lectoraat, docenten,
samenwerkingspartners) en kapitaal extensieve menskracht (gemotiveerde studenten) zijn onze
belangrijkste bronnen voor het behalen van concurrentievoordeel. (Bembom, Businessplan)
Strategie
Het SGC onderscheidt zich ten opzichte van andere dienstverleners door de prijs-kwaliteit
verhouding. Zij biedt voor een relatief lage prijs een hoge kwaliteit. De persoonlijke aandacht komt
onder meer tot uiting doordat klant die ‘individueel’ trainen een persoonlijke begeleider aangewezen
krijgt die op basis van de wensen van de klant en de uitkomsten van Health checks persoonlijke
schema’s uitschrijft.
5
Verder onderscheidt het SGC zich van anderen door de intensieve samenwerking met het lectoraat.
Deze samenwerking zal tot hoogwaardige innovatieve beroepsproducten moeten leiden. (Bembom,
Businessplan)
Doelstellingen SGC
De hoofddoelstelling van het SGC op dit moment is het behalen van een hoger ledenaantal. Deze
doelstelling willen zij behalen doormiddel van een promotieplan. Dit promotieplan is gericht op de
werknemers van de Hanzehogeschool. Het SGC heeft hiernaast ook nog andere doelstellingen
(Bembom, Stage SGC 2015/2016 , 2015), zowel op korte als lange termijn. Sommige doelen zullen dit
studiejaar gehaald worden en sommige doelstellingen hebben wat langer de tijd nodig om voltooid
te kunnen worden. Een voorbeeld van lange termijn doelstelling is het behalen van 100 leden,
waarvan er maximaal 30 inactief zijn. Een voorbeeld van een korte termijn doelstellingen is het
herschrijven van de protocollen of het maken van een promotieplan.
6
Probleem analyse
Probleem:
Uit het gesprek met de opdrachtgever is gebleken dat het SGC inactieve leden telt. Dit zijn leden die
wel een abonnement hebben bij het SGC, maar hier weinig tot nooit komen sporten. Over het
algemeen zijn deze inactieve leden de eerste leden die hun abonnement opzeggen, waardoor er een
daling van het ledenaantal kan ontstaan (Rabobank Cijfers & Trends, 2013). Hierdoor is het voor het
SGC van belang om te weten, waarom deze leden inactief zijn bij het SGC. Op basis hiervan weet het
SGC waar het probleem zit en kunnen er interventies worden ontwikkeld waardoor dit probleem
verholpen kan worden.
Doel:
In dit onderzoek wordt er door middel van het doorlopen van de empirische cyclus onderzocht
waarom er een groot aantal leden inactief is. Hierbij wordt expliciet gekeken naar het gedrag van
deze groep leden en op basis waarvan dit gedrag tot stand komt. Aan de hand van dit onderzoek
worden twee onderbouwde interventiescenario’s geschetst die mogelijk kunnen leiden tot
optimalisering van het SGC.
Hoofdvraag:
Wat is de voornaamste reden dat het SGC (te) veel inactieve leden telt?
Deelvragen:
- Wat zijn de voornaamste motieven om te komen sporten bij het SGC?
- Wat zijn de barrières van de inactieve leden om niet te gaan sporten bij het SGC?
- Heeft het SGC in vergelijking met andere sportscholen meer inactieve leden?
Met opmerkingen [k1]: Wat is de voornaamste reden dat het SGC (te) veel inactieve leden telt? Misschien
7
Theoretisch kader Gedrag valt te verklaren doormiddel van het ASE-model. Het model beschrijft de factoren die van
invloed zijn op de totstandkoming van gedrag. De factoren zijn: opvattingen ten opzichte van een
bepaald gedrag, sociale invloed en zelfeffectiviteit. Deze drie factoren leiden tot een bepaalde
gedrags-intentie die weer wordt beïnvloed door barrières en vaardigheden. Dit leidt dat uiteindelijk
tot het gedrag. In figuur 1.1 staat het ASE-model schematisch weergegeven.
Figuur 1.1 (Straten, Tousain, Tjoelker, & Haring, 2015)
Docenten voeren tegenwoordig emotioneel veeleisend werk uit. Ook hebben docenten minder de
gelegenheid om hun werktijden te bepalen. Mede hierdoor scoren docenten hoog op ervaren
tijdsdruk en burnoutklachten. De psychosociale arbeidsbelasting is hoog in het onderwijs. (Van Akker,
2014)
Fitness is één van de meeste beoefende sporten in Nederland. De totale omzet van de fitness
branche worden dan ook geschat op 1 miljard euro. In Nederland zijn er ruim 3 miljoen mensen die
aan fitness doen. Fitness is voor veel Nederlanders onderdeel geworden van hun leefstijl. 2.7
miljoenen mensen zijn daadwerkelijk lid van een fitnesscentra. Ongeveer 75 % van de bezoekers
komt gemiddeld minimaal een keer per week naar de sportschool. De gemiddelde verblijfsduur in
een fitnesscentra is circa 1,5 uur per bezoek. (Rabobank Cijfers & Trends, 2013)
Er zijn ruim 1850 fitnesscentrum in Nederland. De omvang van het aantal leden kan variëren van nog
geen 200 tot wel meer dan 5000 leden. Twee derde van de fitnesscentra wordt nog zelfstandig
gerund; Een op de drie fitnesscentra is dus onderdeel van een keten. Het aanbod van fitnesscentra is
zeer divers en loopt uiteen van het traditionele krachthonk tot en met sportcentra die naast fitness
vaak meerdere tennis-, squash en overige sportbanen hebben. Ook is er onderscheid tussen
prijsvechters en high premium clubs met uitgebreide wellness- en zorgfaciliteiten. Verder zijn er ook
veel specialisaties te constateren. Zo zijn er centra die zich richten op leisure fitness, fysiofitness
(accent op medische begeleiding), bedrijfsfitness, krachtsporten of damesfitness. Daarnaast is er de
opkomst van concepten zoals Anytime Fitness (waar je 24 uur per dag sporten) en Train More (hoe
vaker je komt hoe goedkoper het wordt). De Omzet van de fitnessbranche wordt geschat op ruim 1,2
miljard euro. (Rabobank Cijfers & Trends, 2013)
Meer dan de helft van de ruim drie miljoen mensen in Nederland die aan fitness doen zijn lid van een
sportschool. Deze leden brengen samen ruim 200 miljoenen bezoeken gezamenlijk toe aan de
sportschool. Van de leden brengt 75 procent gemiddelde één of meerdere keren per week een
bezoek aan de sportschool. De gemiddelde duur van het bezoek is ongeveer 1,5 uur. (Rabobank
Cijfers & Trends, 2013). In Nederland zijn de vrouwen in de meerderheid in de fitnessbranche. In
2010 waren 23 procent van de vrouwen lid van een sportschool. Bij de mannen was dit 16 procent.
Het valt ook op dat fitness onder hoogopgeleide mensen populairder is dan onder laagopgeleide
mensen. Fitness is het meest populair bij jongeren en jongvolwassenen. In de laatste jaren is fitness
ook populairder geworden onder laagopgeleiden en ouderen. (Verschoor, 2013)
8
Uit onderzoek van het Sociaal cultureel Planbureau (SCP) en Mulier Instituut blijkt dat 88% van de
leden gezondheid, fitheid en lichaamsbeweging het belangrijkste motief vind om te sporten. De
belangrijkste reden om niet te sporten om weer te stoppen(dubbel op?)is dat men het niet leuk
genoeg vindt voor het geld wat betaald moet worden. (Breedveld, Kamphuis, & Raaphorst Tiessen,
2008)
In de fitnessbranche verschilt de vraag doordat er duidelijk een seizoen patroon in zit. Oktober tot
april zijn voornamelijk de topmaanden als we kijken naar de vraag. De topmaand is toch wel januari,
wanneer de meeste mensen goede voornemens nemen en meer gaan sporten of een fitness
abonnement afsluiten. In het warmste seizoen raken veel fitnesscentra hun leden kwijt, in de ergste
gevallen wel tot 50%. (Rabobank Cijfers & Trends, 2013)
In 2011 zijn er 48 fitnescentra in de provincie Groningen. Het gemiddelde aantal leden van deze
fitnescentra bedraagt 1865 leden. Dit houdt in dat er 89.520 lid zijn van een fitnesscentrum gelegen
in de provincie Groningen. Het inwonersaantal van de provincie Groningen bedraagt 579.034
mensen. 15,5% van de inwoners van de provincie Groningen is lid bij een fitnesscentrum. (CBS &
Koophandel, 2013)
Bij het SGC is het ledenaantal redelijk stabiel. Er zitten over de laatste vijf jaar niet veel verschillen in
het ledenaantal. Er schijven zich op jaarbasis 10 tot 15 mensen zich uit bij het SGC. Aangezien het
ledenaantal niet fors daalt of stijgt, betekent dit dus dat er ook ongeveer hetzelfde aantal mensen
zich inschrijven op jaarbasis. (Bembom, Businessplan)
Uit de trendrapport komt naar voren dat 25 procent van de ruim 3 miljoen Nederlanders die aan
fitness doen, minder dan een keer per week naar de sportschool gaan. Deze 25 procent wordt
beschouwd als inactieve leden. (Dekker, 2014)
Volgens Basic Fit is een actief lid, iemand die minimaal 1 of meerdere keren per week in de
sportschool aan het sporten is. Een persoon die minder dan 1 keer per week komt sporten in de
sportschool wordt door Basic Fit als inactief beschouwd.
Volgens de manager van het SGC is een lid is inactief bij het SGC wanneer hij/zij meer dan minimaal 1
maand afwezig is geweest bij het SGC buiten de schoolvakanties om.
Bij het SGC is niet altijd personeel aanwezig. De manager is er elke werkdag van de week, tussen
16.00 en 18.00. Naast de manager zijn er ook stagiairs aanwezig. Echter zijn deze maar twee dagen in
de week in het SGC te vinden.
9
Type onderzoek en design
Dit type onderzoek wordt ook wel surveyonderzoek genoemd. Surveyonderzoek is kwantitatief
onderzoek, waarbij er niet wordt ingegrepen, maar alleen informatie wordt verzameld (B. Baarda, et
al., 2014). Bij surveyonderzoek geldt: hoe groter het aantal respondenten/deelnemers, des te
nauwkeuriger er uitspraak kan worden gedaan over de totale populatie (zie onderzoekspopulatie).
De voordelen van eenmalig surveyonderzoek zijn dat het snel en efficiënt is en dat er relatief veel
gegevens in korte tijd verzameld kunnen worden. Het nadeel is echter dat niet geschikt is voor
onderzoeken van causale relaties. Dit houdt in dat er niet gemeten kan worden of twee variabelen
met elkaar samen hangen (B. Baarda, et al., 2014). Het onderzoek gaat volgens de empirische cyclus.
Dit is een vast stappenplan die als ruggengraat dient gedurende het onderzoek. Een empirisch
onderzoek bestaat uit de volgende volgorde:
1. observatie: het waarnemen en verzamelen van empirische feiten
2. inductie: het formuleren van een algemene veronderstelling op basis van observaties; van
specifiek naar algemeen
3. deductie: formuleren van specifieke toetsbare hypotheses; van algemeen naar specifiek (van
theorie naar hypothese)
4. toetsen: het toetsen van de hypothese door middel van een experiment
5. evaluatie: de resultaten van het experiment waarnemen en evalueren door middel van
falsificatie of verificatie
(Wikipedia, 2015)
Onderzoekspopulatie De onderzoekspopulatie is de groep mensen waarover uitspraak wordt gedaan bij het onderzoek. De
onderzoekspopulatie van het onderzoek zijn de leden die inactief zijn bij het SGC, maar wel een
abonnement hebben. Het doel van de data verzameling is de hele onderzoekspopulatie benaderd te
hebben. Wanneer deze groep helemaal benaderd wordt, kan er uitspraak worden gedaan over de
gehele onderzoekspopulatie. In de praktijk gaat het waarschijnlijk voorkomen dat niet iedereen van
de onderzoekspopulatie respons geeft. Dan wordt er naar gestreefd om zoveel mogelijk personen
van de onderzoekspopulatie respons geven. Hierdoor valt het onderzoek onder een kwantitatief
surveyonderzoek. (B. Baarda, et al., 2014)
Meetinstrument(en); onderbouwing keuze, betrouwbaarheid, validiteit Voor dit kwantitatieve onderzoek is gekozen voor een enquête als meetinstrument. Een enquête is
een voorbeeld van een gestructureerd interview. Bij een gestructureerd interview, ook wel een
gestandaardiseerd interview genoemd, wordt er gebruik gemaakt van een vastgesteld
interviewschema. Hierin staan de vragen en de volgorde van de vragen vast. Hiermee wordt ernaar
gestreefd dat alle geïnterviewde personen onder dezelfde omstandigheden geïnterviewd worden en
op precies dezelfde manier de vragen gesteld krijgen. Dit verhoogt de validiteit van het interview.
Een gestructureerd interview wordt vaak gebruikt in kwantitatief onderzoek. Hierbij zijn de vragen
die gesteld worden vaak erg specifiek en gesloten, met meerkeuzeantwoorden die vooraf gecodeerd
zijn door aan de antwoordcategorieën nummers toe te kennen. Hierdoor is een statistische analyse
van de antwoorden mogelijk (Dingemanse, 2015). Een enquête is een typisch meetinstrument dat
geschikt is voor een kwantitatieve onderzoek, omdat er op deze manier een grote populatie wordt
bereikt met één document. Met behulp van enquêtes kan er kennis vergaard worden over de
10
doelgroep en geconcludeerd worden wat de oorzaken kunnen zijn van overgewicht. De enquête zal
opgesteld worden door de onderzoekers. Dit zal gedaan worden aan de hand van het theoretisch
kader. De enquête zal via email verstuurd worden naar de leden, omdat er volgens de opdrachtgever
veel (inactieve) leden niet meer op het SGC aanwezig zijn. Wanneer blijkt dat de respons niet hoog
genoeg is, zal er via email contact worden opgenomen met de onderzoekspopulatie. In de enquête is
de probleemstelling geoperationaliseerd in vragen aan de leden. Het kwantitatieve onderzoek geeft
antwoord op de vragen die in hoeveelheden uitgedrukt kunnen worden. De groep die geënquêteerd
worden vertegenwoordigen de onderzoekspopulatie.
De meetinstrumenten die gebruikt worden, gedurende dit onderzoek zijn betrouwbaar omdat er
rekening wordt gehouden met de drie bedreigingen van betrouwbaarheid. Door de grootte van de
populatie wordt de bedreiging ‘subject error’ geneutraliseerd. Doordat de onderzoekers volgens een
vast protocol te werk gaan wordt de bedreiging op ‘research error’ opgelost. Als laatst wordt de
anonimiteit van de onderzoekspopulatie gewaarborgd waardoor de bedreiging ‘subject bias’ komt te
vervallen. (Gratton, 2011)
De validiteit van het onderzoek wordt gewaarborgd doordat het een kwantitatief onderzoek is. De
uitkomsten worden bevestigt door de bestaande theorie en feiten. Op deze manier is ook te bepalen
welke uitkomsten wel of niet valide zijn.
Procedure; data verzameling Voor het afnemen van de enquête zullen de twee onderzoekers zelf een mail op stellen voor de
onderzoekspopulatie. De twee onderzoekers zijn tweedejaars studenten die de opleiding SGM
volgen. Voor het onderzoek zullen de vragen in overleg met de stagebegeleider worden opgesteld.
Zo kan de opdrachtgever controleren of de vragen niet de privacy van de leden schendt.
De enquête zal naar elk lid van het SCG via de mail verstuurd worden. Er wordt in de mail eerst een
korte introductie van het onderzoek gegeven, om zo duidelijk te beschrijven waarom zij de enquête
invullen en waarvoor het dient. De enquête is een online enquête. Zo kan er direct worden gekeken
hoe hoog de respons is. Wanneer de respons niet hoog genoeg is, kan er een mail verstuurd worden
naar de leden die de enquête nog niet ingevuld hebben of kunnen deze gebeld worden. Als er gebeld
wordt zal de enquête mondeling worden afgenomen.
Data analyse; type variabelen en type analyse In de enquête wordt gebruik gemaakt van alle soorten variabelen. Zo komen alle vier de
verschillende meetniveaus (nominaal, ordinaal, interval en ratio meetniveau) aan bod. Hiervoor is
gekozen, omdat de inactieve en actieve leden gemakkelijk van elkaar gescheiden kunnen worden.
Hierdoor is het voor de onderzoekers overzichtelijk om naar de antwoorden van de
onderzoekspopulatie te kijken.
11
Verzamelde gegevens In de enquête is gevraagd naar hoe vaak de leden in het SGC sporten per week. Hierdoor kan er
gekeken worden naar het opkomstpercentage van de leden. Uit deze percentages kan er
geconcludeerd kan worden hoeveel leden daadwerkelijk inactief zijn. In figuur 1 staat de verdeling
van de ledenopkomst weergegeven.
Figuur 1: Aantal keer sporten per week door de leden in het SGC
De voornaamste motieven om te gaan sporten bij het SGC staan in figuur 2 weergegeven. Hier is te
zien dat 55% van de leden naar het SGC komt voor hun gezondheid. Het is opmerkelijk dat slecht 3%
van de leden naar het SGC.
Figuur 2: Motieven om te sporten bij het SGC
0 keer55%
1 keer15%
2 keer19%
3 keer of meer11%
Aantal keer sporten per week door de leden in het SGC
0 keer 1 keer 2 keer 3 keer of meer
Gezondheid55%
Behoefte aan sociale contacten
3%
Plezierbeleving18%
Verkrijgen van een beter lichaam
24%
Motieven om te sporten bij het SGC
Gezondheid Behoefte aan sociale contacten
Plezierbeleving Verkrijgen van een beter lichaam
12
In figuur 3 staan een aantal barrières die de leden ondervinden om te sporten bij het SGC. Bij de
optie ‘Anders, namelijk:’ konden de geënquêteerde leden zelf hun eigen redenen invullen. De meest
opgegeven barrières staan onder de cirkeldiagram genoemd.
Figuur 3: Barrières om te sporten bij het SGC
Medische beperkingen
2%
Tijd50%
Reisafstand (locatie)9%
Anders, namelijk:39%
Barrieres om te sporten bij het SGC
Medische beperkingen
Tijd
Reisafstand (locatie)
Anders, namelijk:
Anders, namelijk:
Lastig om motivatie op te brengen
Vermoeidheid aan het einde van de dag
Geen zin
Vergeten te sporten
13
Conclusie Volgens de manager heeft het SGC veel inactieve leden. Klopt het eigenlijk wel wat de manager
vooraf stelde, of waren zijn bevindingen onjuist? Door onderzoek te doen is vastgesteld dat het SGC
inderdaad ‘veel’ inactieve leden heeft. Volgens de vastgestelde norm van het trendrapport is een
inactief lid, iemand die lid is van een sportschool/fitness, maar minder dan één keer per week daar
gaat sporten. Deze norm is gedurende het onderzoek ook aangehouden. Bij het SGC bedraagt het
percentage inactieve leden 55% (zie figuur 1). Dit is aanzienlijk hoger dan de 25% die gemiddeld is in
Nederland. De vooraf gestelde observaties van de manager waren dus juist. Het SGC zit fors boven
het landelijk gemiddelde.
De voornaamste reden dat de leden zich in eerste instantie hebben inschreven hebben bij het SGC is
voor de gezondheid. Volgens figuur 2 heeft 55% zich inschreven met de intentie om gezond te
worden/blijven. Daarnaast had 24% zich ingeschreven met als doel, het verkrijgen van een beter
lichaam. Voor 18% was plezierbeleving het belangrijkste doel om zich in te schrijven. Hieruit kunnen
we concluderen dat het SGC hierin verschild ten opzichte van andere fitnesscentra, waarbij 88%
fitheid en gezondheid als doel heeft. Plezierbeleving speelt bij het SGC dus een grote rol ten opzichte
van andere fitnesscentra. Aangezien 18% voor plezierbeleving komt sporten is de drang minder om
te komen sporten, dan wanneer het doel ‘gezondheid’ of ‘het verkrijgen van een beter lichaam’ is.
Plezierbeleving kan ook zonder het SGC behaald worden. Bij de andere doelen is dat een stuk
lastiger.
Aangezien de inactieve leden, zich in eerste instantie ingeschreven hebben bij het SGC is de
gedragsintentie wel om te gaan sporten. Het uiteindelijke gedrag, namelijk sporten, komt er bij de
inactieve leden niet (genoeg) uit. Volgens het ASE-model zijn er een aantal barrières die afhankelijk
zijn voor het uitvoeren van het uiteindelijke gedrag. De helft van de leden vind ‘tijd’ de grootste
barrière om te komen sporten bij het SGC. 9% komt niet doordat de locatie ongunstig is. Een andere
grote groep heeft bij de barrières (figuur 3) ‘anders’ ingevuld. Hierbij hadden de leden een eigen
mogelijkheid om in te vullen wat voor hun nou de reden was om niet te komen sporten. Deze meest
voorkomende redenen zijn: lastig om motivatie op te brengen, vermoeidheid aan het einde van de
dag, geen zin, vergeten te sporten.
Om nu antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag wordt er gekeken naar alle bovengenoemde
factoren. De hoofdvraag van het onderzoek luidt:
Wat is de reden dat het SGC (te) veel inactieve leden telt?
Volgens de enquête blijkt dat ‘tijd’ voor de leden een belangrijke rol speelt als het gaat om sporten.
Het SGC is namelijk beperkt open. De leden zijn voornamelijk werknemers van de Hanzehogeschool.
Deze zitten vast aan een werkschema waar ze zelf weinig invloed op hebben. Hierdoor wordt het
voor deze groep leden lastig om de tijd te vinden om te gaan sporten. Door het ‘relatief’ zware werk
wat docenten ervaren kunnen barrières als: ‘geen zin’ en ‘vermoeidheid aan het einde van de dag’
een grote rol spelen op het uiteindelijke gedrag. Dit heeft ook allemaal weer te maken met de
openingstijden die het SGC hen biedt. Aangezien het SGC relatief veel leden, die voor hun plezier bij
het SGC zijn gaan sporten heeft, valt het te concluderen dat wanneer een docent na een ‘zware’
werkdag wil gaan sporten bij het SGC hier geen zin meer in heeft. Deze wil namelijk sporten voor
zijn/haar plezier en niet omdat het moet.
Het antwoord op de hoofdvraag luidt: Door de beperkte openingstijden van het SCG, heeft het SGC in
tegenstelling tot andere sportscholen veel inactieve leden.
14
Discussie
De verwachtingen voor het onderzoek lagen redelijk op de zelfde lijn als de resultaten. Uit onderzoek
bleek dat 55% van de leden inactief is. De opdrachtgever had het in een begingesprek over 70%. Dit
was zijn verwachting. Doormiddel van ons onderzoek bleek dit dus een stuk lager te liggen. Echter is
niet ieder lid van het SGC bereikt doormiddel van de enquête. Hierdoor wordt de validiteit van het
onderzoek bekritiseerd. De verwachtingen zijn dat de groep die niet met de enquête bereikt is, voor
een groot deel uit inactieve leden bestaat. Dit zou een grote invloed op de uiteindelijke resultaten
van ‘Figuur 1: Aantal keer sporten per week door de leden in het SGC’ hebben. Wanneer iedereen
bereikt zou worden, wordt er verwacht dat het inactieve ledenpercentage nog hoger ligt dan de 55%
die nu gesteld is. Van de motieven en barrières om te sporten bij het SGC (figuur 2 en 3) wordt echter
niet verwacht dat dit resultaat veel veranderd als de respons van de onderzoekspopulatie 100% was.
Dat komt, omdat zowel actieve als inactieve leden hier redelijk dezelfde redenen hadden ingevuld. Er
was geen causaal verband te ontdekken tussen de antwoorden van de actieve- en inactieve leden in
figuur 2 & 3. Door het tijdsbestek wat er aan de opdracht zat, was het niet mogelijk om 100% respons
te krijgen. Voor de volgende keer is het echter wel beter dat wanneer er over inactieve leden wordt
gesproken er geen enquête wordt uitgezet, maar dat de onderzoekers persoonlijk contact weten te
verkrijgen met de (inactieve) leden. Hierdoor zou het mogelijk zijn om 100% respons te krijgen en zo
de validiteit van het onderzoek te waarborgen.
Voor het SGC is dit onderzoek van toegevoegde waarde doordat er nu bekend is wat het gedrag is
van de leden ten opzichte van het sporten bij het SGC. Ook Hebben deze leden de verbeterpunten
aangegeven. Zonder dit onderzoek zou dit gegeven niet bekend zijn. Het is door dit onderzoek
duidelijk waar het SGC zich op kan richten in het vervolg.
15
1.2 Onderbouwing van twee mogelijke interventie programma’s Interventie scenario 1
ZSH
Aanleiding: Het gaat om werknemers van de Hanzehogeschool die het niet redden om zonder interventie
structureel actief te worden. Een groot deel van de leden groep (55%) bestaat uit leden die minder
dan één keer per week in het SGC zijn. De leden hebben weinig tijd en worden door hun omgeving
niet gestimuleerd om te gaan bewegen.
Doelstelling: Het doel ven de interventie ZSH is het structureel in beweging brengen van inactieve leden bij het SGC, door het uitvoeren van een zelf-samengestelde-HIIT (ZSH). Hoge intensiteit interval training of sprint interval training is een training strategie oftewel ‘methodiek’ die bedoeld is om prestaties te verbeteren, met relatief korte trainingen. HIIT is een vorm van cardiovasculaire training wat bevorderlijk is voor het verbranden van vet in een korte intensieve training (Laursen & Jenkins, 2002). De ZSH komt tot stand doormiddel van samenwerking met de opdrachtgever en de stagiairs. Het concrete doel van de interventie ZSH wordt dat het inactieve ledenpercentage zakt naar 25% dat bij de start van de interventie op 55% zit. Met behulp van de interventie worden de leden overtuigd over het feit dat investeren in duurzaam
sport- en structureel beweeggedrag loont. Hierdoor wordt het kennisniveau op het gebied van
duurzaam sport- en beweeggedrag zowel intern als extern verhoogd. Het duurzaam sport- en
beweeggedrag wordt gestimuleerd, doordat de leden zelf hun trainingen kunnen samenstellen en
klaarleggen. Hierdoor hebben de leden ook minder redenen om niet te komen sporten bij het SGC.
Doelgroep: De interventie gaat voornamelijk over de inactieve leden van het SGC. Dit zijn medewerkers van de
Hanzehogeschool die van het SGC lid zijn en minder dan 1x per week komen sporten. Dit zijn ook
voornamelijk de leden die over het algemeen zeggen dat ze te weinig tijd hebben op te komen
sporten. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt in geslacht.
Methode: De interventie begint met een klein evenement bij het SGC. Hieruit maken de leden kennis met de
nieuwe interventie, waarop ze in een korte tijd op een leuke en effectieve manier kunnen sporten. Er
worden diverse lessen met verschillende niveaus aangeboden om te kijken hoe de leden ervoor
staan. Het de is de bedoeling dat de leden zelf hun trainingen mogen samenstellen en daarna klaar
mogen zetten. Dit kan gedaan worden aan de hand van kaartjes waarop HIIT trainingsoefeningen
afgebeeld staan en uitgelegd worden. De kick off evenement zal begeleid worden door de stagiaires
en geeft daarbij een draagvlak in de organisatie en dient daarbij ook als een behoeftepeiling. Om de
vier weken zullen er testen gedaan worden om te kijken hoe de interventie uitpakt. Op deze manier
wordt de voortgang van de interventie bewaakt.
Effecten, resultaat en evaluatie Om de vier weken zal er begeleiding aanwezig zijn in het SGC om te kijken hoe de interventie uitpakt.
Zo worden er testen gedaan en wordt er gekeken naar de participatie van de deelnemers, waaruit er
gekeken wordt naar de trends en ontwikkelingen van de opgestelde interventie programma. De
16
behaalde resultaten en gedragsverandering van de leden worden samen met de opdrachtgever
geavaleerd. Hieruit kan de bedachte interventie geoptimaliseerd worden.
17
Interventie scenario 2
Groepstrainingen SGC
Aanleiding:
Het gaat om werknemers van de Hanzehogeschool die het niet redden om zonder interventie
structureel actief te worden. Een groot deel van de leden groep (55%) bestaat uit leden die minder
dan één keer per week in het SGC zijn. De Leden hebben weinig tijd en worden door hun omgeving
niet gestimuleerd om te gaan bewegen.
Doelstelling:
Het doel ven de interventie ZSH is het structureel in beweging brengen van inactieve leden bij het
SGC, door het uitvoeren van groepstrainingen. Uit het onderzoek die gedaan is, is gebleken dat
plezierbeleving hoog scoort bij de leden van het SGC. De leden willen graag groepstrainingen
geïntroduceerd krijgen op het SGC. Dit blijkt uit de resultaten van de enquête. Het deelnemen aan
groepslessen werkt stimulerend voor de motivatie en is tevens ook een perfecte manier om de
plezier beleving te stimuleren (Jansen, 2014). De groepstrainingen komen tot stand doormiddel van
samenwerking met de opdrachtgever en de stagiaires. Het concrete doel van de interventie
groepstrainingen SGC is als volgt: een deelname van minimaal 5 leden gestructureerd die bij elke
groepstraining aanwezig zullen zijn. Uit de enquête bleek ook dat de leden weinig verplichtingen
ondervonden om te komen sporten bij het SGC. Door de groepstrainingen krijgen de leden een soort
verplichting waardoor ze vaker geneigd zijn om te komen sport bij het SGC.
Doelgroep: De interventie gaat voornamelijk over de inactieve leden van het SGC. Dit zijn medewerkers van de
Hanzehogeschool die van het SGC lid zijn en minder dan 1x per week komen sporten. Dit zijn ook
voornamelijk de leden die over het algemeen zeggen dat ze te weinig tijd hebben op te komen
sporten. Hierin wordt geen onderscheid gemaakt in geslacht.
Methode: De groepstrainingen zullen drie keer per week gehouden worden op een vast tijdstip. Dit zal dan
gebeuren tussen 16:00 en 18:00. De groepstrainingen zullen 45 minuten duren. De exacte tijden
worden in overeenstemming met de opdrachtgever afgestemd. Voor deze 45 minuten is gekozen,
omdat de causaal verband is tussen de leden 30-60 minuten sporten en de leden die hebben
aangegeven graag groepstrainingen willen. Het is de bedoeling dat er elke week drie keer een
groepstraining plaats vind van 45 minuten die plaats zal vinden op maandag, woensdag en vrijdag.
Hiervoor is gekozen zodat er rekening wordt gehouden met super compensatie (Mark, 2013).
Daarnaast iedereen de gelegenheid om deel te nemen aan één van de groepstrainingen, aangezien
deze drie maal in de week gegeven wordt. De training zal bestaan uit een full body workout. Dit
omdat de doelgroep niet vaak de tijd heeft naar het SGC te komen en hierdoor toch alle spieren
geprikkeld worden. Daarnaast wordt het lichaam in balans gehouden en is er sprake van een hoge
intensiteit (Patrick, 2014). De trainingen zullen gegeven worden door de opdrachtgever of een
stagiaire die hiertoe bevoegd is.
Effecten, resultaat en evaluatie:
18
Elke week wordt er bijgehouden hoeveel deelnemers er per trainingen aanwezig zullen zijn. Hierdoor
kan gekeken worden welke dagen het populairste zijn en mogelijke aanpassingen in de tijden. Dit zal
dan ook gedaan worden in overleg met de leden en de opdrachtgever. In de eerste vier weken wordt
er een korte enquête afgenomen met de deelnemers om de interventie te optimaliseren.
H2. Operationeel Sportmanagement
In het derde blok van de tweedejaars stage wordt de opdracht voor operationeel sportmanagement
uitgevoerd bij Zwemschool Instituut voor Sportstudies. De opdrachtgever is hier Ad Reinstra, het
hoofd van Zwemschool Instituut voor Sportstudies. Er is in het begin gekeken naar waar Zwemschool
Instituut voor Sportstudies behoefte aan heeft. Uit de gesprekken bleek dat er het meeste behoefte
was aan een analyse over de communicatie van de zwemschool en over de manier waarop
Zwemschool Instituut voor Sportstudies zich kan onderscheiden. Gedurende het blok zijn er
verschillende innovatieve ideeën ontwikkeld die zijn onderbouwd doormiddel van een analyse. De
opdrachten gaan uiteindelijk een verandering in de organisatie brengen op een positieve manier.
Doordat er veel aandacht is besteed aan de analyse, omdat de opdrachtgever dit belangrijker vond
dan een snelle uitvoering, heeft er nog geen resultaatmeting plaats kunnen vinden. In het laatste
blok van het tweede jaar worden de gekozen opdrachten toegepast en kan ook het effect van de
opdrachten gemeten worden om te concluderen of het wel degelijk verandering heeft gebracht aan
de organisatie. In het deel operationeel sportmanagement worden twee onderdelen gescheiden
gehouden, de analyse over de communicatie die vanuit de interne en externe analyse naar voren
wordt gehaald en onder de loep wordt genomen en de analyse over de onderscheidenheid van
Zwemschool Instituut voor Sportstudies.
Analyse communicatie Zwemschool Instituut voor Sportstudies In de interne en externe analyse, die te vinden is in de bijlage, worden er dingen verteld over de
communicatie. In de onderstaande analyse wordt er ingezoomd op de communicatie. Er wordt
geanalyseerd op hoe het nu gaat bij Zwemschool Instituut voor Sportstudies, dit wordt vergeleken
met andere zwemscholen en er wordt gekeken wat voor kansen er zijn op het gebied van
communicatie.
Communicatie, een wisselwerking van informatie, zoals spraak, tekst, videomateriaal etc. tussen
mensen (Berg, 2016). Communiceren kan op verschillende manieren, rechtstreeks of doormiddel van
een communicatiemiddel zoals het internet, televisie of de radio. Niet alle informatie wordt altijd
bewust gegeven, opgevangen of geïnterpreteerd, dit gebeurd ook onbewust. De informatie die een
ontvanger bewust of onbewust ontvangt wordt omgezet in feedback. Het zender, ontvangen en het
sturen van feedback wordt het communicatieproces genoemd. Communicatie kan ook verstorende
factoren bevatten. Dit wordt de ruis bij communicatie genoemd. Er kan verschil worden gemaakt in
een interne en externe ruis. De interne ruis heeft te maken met een verstorende factor binnen het
communicatieproces zelf. Een voorbeeld hiervan is dat de zender de boodschap niet goed verwoord
en het zo op een andere manier overkomt op de ontvanger. Ook de ontvanger kan invloed hebben
op de interne ruis. Als hij/zij met zijn/haar gedachten ergens anders is, kan de boodschap die de
zender over wilt brengen minder goed overkomen. De externe ruis komt van buitenaf waar niet
direct invloed op uit te voeren is. Een voorbeeld hiervan is een storing op de radio waardoor een deel
van het nieuws niet goed hoorbaar was en zo niet de gehele boodschap is overgekomen op de
ontvanger. In de volgende alinea over communicatie wordt er gekeken naar communicatie met
betrekking tot een organisatie.
19
Er zijn verschillende middelen van communicatie op de gehele bedrijfsmarkt. Elke manier is voor de
ene organisatie een passend communicatiemiddel en een andere manier weer voor een andere
organisatie. Nu is de vraag aan welke communicatiemiddelen voldoet Zwemschool Instituut voor
Sportstudies wel en welke in mindere mate of helemaal niet? Door alle communicatiemiddelen
tegen het licht te houden en te onderzoeken wat een goede manier voor het gebruik ervan zou zijn
kan er worden geconcludeerd of Zwemschool Instituut voor Sportstudies hier aan voldoet, deels aan
voldoet of helemaal niet aan voldoet. Vanuit daar kan er worden gekeken wat de kansen zijn van het
desbetreffende communicatiemiddel ten opzichte van Zwemschool Instituut voor Sportstudies .
De verschillende communicatiemiddelen die op dit moment worden gebruikt met betrekking tot
Zwemschool Instituut voor Sportstudies zijn: email, de website, het leerlingvolgsysteem, de telefoon
en nieuwsbrieven. Hier staat het begrip social media niet tussen omdat daar op dit moment nog geen
gebruik van wordt gemaakt. Wel wordt deze meegenomen in de analyse. De communicatiemiddelen
worden hieronder één voor één onder de loep genomen en vergeleken met andere zwemscholen ten
opzichte van Zwemschool Instituut voor Sportstudies.
Social media Social media, een trend tot op dag van vandaag. Facebook, Twitter, YouTube, Google+ en LinkedIn,
zijn verschillende social media die onder andere te maken hebben met communicatie. Tegenwoordig
gebruiken meer dan 95 % van de ondervraagde communicatieprofessionals social media in de
communicatiemix (Marieke Gaus, 2014). 42% hiervan besteedt zelfs veel tijd aan het opnemen van
social media als vast onderdeel in de communicatiemix. De maatschappij wordt steeds transparanter,
voor iedereen. De grootste redenen dat organisaties social media gebruiken als communicatiemiddel
zijn om informatie te verzamelen, verzenden en om een dialoog aan te gaan. Het uiteindelijke doel
van het gebruik van social media is het bevorderen van de communicatie.
De reden dat organisaties de bovengenoemde social media kanalen gebruiken heeft ook grotendeels
te maken met het feit dat deze door de meeste consumenten met interesse in organisaties wordt
gebruikt (Ouwering, 2014). Twitter had in 2015 2,8 miljoen gebruikers, Facebook 9,4 miljoen,
LinkedIn 3,8 miljoen, Youtube 6,8 miljoen en Google+ 3,9 miljoen. Sommige organisaties maken
hierdoor de fout door zich te richten op een zo groot mogelijk bereik te krijgen doormiddel van veel
oninteressante en commerciële updates en hierdoor geen waardevolle content meer biedt. Hierdoor
wordt het vertrouwen in de organisatie geschaad. Voor elke organisatie blijkt hieruit dat er moet
worden nagedacht over de manier van het contactleggen met de consument.
Het social media gebruik verschilt per leeftijdscategorie. Neem bijvoorbeeld de leeftijdscategorie 20-
39 jaar, deze groep maakt 20% minder gebruik van Twitter dan de leeftijdscategorie 15-19, dit komt
doordat elke leeftijdscategorie andere interesses heeft (Marketingfacts , 2016). In de onderstaande
tabel wordt duidelijke welke leeftijdscategorie welk social media kanaal het meest gebruikt.
20
Tabel 2.1: Percentage Nederlanders dat zegt het sociale media te gebruiken naar leeftijd (Marketingfacts , 2016)
Zwemschool Instituut voor Sportstudies maakt op dit moment geen gebruik van alle bovenstaande
social media kanalen. In het bovenstaande gedeelte wordt wel duidelijk aangegeven dat veel
organisaties dit wel doen en er een vast deel van de communicatiemix van willen maken. In een
communicatiemix worden de middelen beschreven die gebruikt gaan worden in de
communicatiestrategie van een organisatie. Dit is een reden om ook bij Zwemschool Instituut voor
Sportstudies te onderzoeken welke social media kanaal het beste bij Zwemschool Instituut voor
Sportstudies past. Zo wordt het gebrek aan dit onderdeel in de communicatie van Zwemschool
Instituut voor Sportstudies opgevuld.
De leeftijdscategorie waar Zwemschool Instituut voor Sportstudies zich opricht is de
leeftijdscategorie van de ouders van de kinderen die zwemles hebben. Dit is de leeftijdscategorie 20-
29 en 30-39. Uit de interne analyse is gebleken dat de meeste inwoners van Groningen in de
leeftijdscategorie 20-29 zitten en een groot deel in de leeftijdscategorie 30-39. De gemiddelde vrouw
krijgt haar eerste kindje op haar 29e (InfoNu, 2012), als het kind na 4 jaar op zwemles gaat zijn de
ouders tussen de 30 en 39. Er zullen natuurlijk ook vrouwen zijn die eerder een kindje krijgen over
later, ondanks dat wordt deze leeftijdscategorie aangenomen. Zwemschool Instituut voor
Sportstudies heeft dus een groot bereik heeft in de omgeving Groningen. De desbetreffende
leeftijdscategorie maakt, zoals in de bovenstaande tabel te zien is, het meeste gebruik van Facebook.
In totaal maken er op dit moment 9,4 miljoen mensen in Nederland gebruik van Facebook, dit is
meer dan de helft van de gehele bevolking. Hiervan zijn er zeker 6,6 miljoen bezoekers dagelijks
actief.
De reden dat Twitter in het geval van de leeftijdscategorie van de ouders van de kinderen die zwemmen bij de sportschool geen goed idee is omdat er een snelle daling te zien is in het algemeen gebruik van Twitter gebruikers. In de categorie 20 tot en met 39 jaar is te zien dat er een daling is van 23 procent. De grootste reden hiervoor is dat de gebruikers vinden dat het te weinig oplevert. Ook zijn de aspecten dat het teveel tijd kost en ze zich er niet meer “thuis” voelen redenen om te stoppen met het gebruiken van Twitter (Marketingfacts , 2016). In het geval van Zwemschool Instituut voor Sportstudies zou Facebook dus een goede kans zijn om via dit social media kanaal de ouders van de kinderen beter te kunnen informeren dan voorheen. De andere social media kanalen worden in mindere mate gebruikt door de desbetreffende doelgroep en zal een minder groot effect hebben op het uiteindelijke resultaat, de communicatie naar de ouders toe verbeteren. Naast Facebook wordt er door de desbetreffende doelgroep ook veel gebruik gemaakt van LinkedIn, ongeveer 28%. Hier zou een ontwikkeling moeten komen om zo de doelgroep op verschillende kanalen te bereiken. Naast Facebook is dit een kans voor Zwemschool Instituut voor Sportstudies op het gebied van social media.
21
E-mail Een gemiddelde Nederlander ontvangt ongeveer 94 e-mails per week (Blinker en CGselecties , 2014 ).
60% van de ontvangers maakt de keuze om de mail later te lezen en vergeet het uiteindelijk te doen
(Emailstats, 2016). Op welke manier zorg je er toch voor dat de ontvanger de mail leest en de
informatie tot zich krijgt? Uit Het Nationaal Email Onderzoek 2014 (Paul Neuteboom, 2014) blijkt dat
de Nederlander zijn of haar e-mailadres overal voor gebruik: persoonlijke communicatie, aankopen,
communicatie banken, etc. Ook organisaties maken gebruik van e-mails om zijn/haar klanten
informatie toe te sturen of informatie te ontvangen. Nederlanders vertrouwen de e-mail het meest
van allemaal op het gebied van online communicatie, iets om belangrijke informatie te ontvangen en
versturen dus. Door de informatie die doormiddel de e-mail wordt verstuurd moet interessant blijven
om de lezers te blijven trekken blijkt uit Het Nationaal Email Onderzoek. De kans is anders groot dat
zij zich uitschrijven voor bijvoorbeeld nieuwsbrieven of dat zij de e-mail meteen verwijderen.
Omdat het in dit geval gaat over de zwembadbranche is er gekeken naar andere zwemscholen in de
omgeving van Zwemschool Instituut voor Sportstudies . De Parrel, zwemschool in de wijk Paddepoel
gebruikt het middel e-mail niet alleen om e-mail te verzenden naar klanten zoals een nieuwsbrief,
maar heeft ook een speciaal klachten e-mailadres en een klachten formulier op de website van de
zwemschool staan (Zwembad de Parrel, 2016). Zwemschool Ebert heeft een andere methode
waardoor snel klachten kunnen worden verstuurd naar de organisatie (Zwemschool Elbert, 2016). Zij
hebben op de pagina waar ook alle contact gegevens staan, een venster waar kort een klacht kan
worden geschreven en worden verstuurd. Hierbij moet ook de naam, het telefoonnummer en het e-
mail adres van de persoon die de klacht doet worden vermeld zodat het antwoord kan worden
teruggestuurd naar het e-mail van de persoon die de klacht heeft gedaan.
Als er nu wordt gekeken naar Zwemschool Instituut voor Sportstudies wordt duidelijk dat zij de e-
mail gebruiken om nieuwsbrieven te sturen en om vragen of klachten van ouders te beantwoorden.
Ad Reinstra heeft aangegeven dat dit nog niet goed gaat en ouders minimaal 3 dagen moeten
wachten voordat zij antwoord krijgen. Het is voor beide partijen duidelijk dat dit verbeterd moet
worden. Als er wordt gekeken naar de zwemscholen in de omgeving zou ook Zwemschool Instituut
voor Sportstudies gebruik kunnen gaan maken van een speciaal klachten e-mailadres of een
snelkoppeling op de website om klachten te schrijven. Als hier een specifiek persoon op wordt
aangewezen die elke dag de klachten die er zijn beantwoord hoeven de ouders niet lang te wachten
op antwoord en zullen zij eerder tevreden zijn met het antwoord. Hiernaast is uit Het Nationaal Email
Onderzoek 2014 gebleken dat als een nieuwsbrief niet interessant genoeg is mensen het niet lezen of
meteen verwijderen. Het is dus van belang dat de nieuwsbrieven kort en bondig blijven en alleen de
belangrijke informatie wordt opgenomen.
De website Een website, tegenwoordig het visitekaartje van een organisatie (go2socialmedia, 2015). Uit
onderzoek blijkt dat 87% van 200 onderzochte respondenten als eerste de website van de
organisatie zou bekijken bij het horen van de naam. 100% van alle respondenten verlaat de
desbetreffende website weer als deze ongebruiksvriendelijk is of een slecht design heeft. De
informatie die op een webpagina van de organisatie wordt vrijgegeven wordt dus alleen gelezen als
de webpagina aandacht trekt en niet afstoot. Een goede website met interessante informatie is van
belang, hier op volgend worden de kenmercken van een goede website genoemd. Een goede website
22
heeft een betrouwbare en geloofwaardige uitstraling. Hiernaast moet er worden gedacht aan de
gebruikersvriendelijkheid, of de website makkelijk in gebruik en of het duidelijk is waar diegene zich
bevindt op de website. Ook moet de klant makkelijk de informatie kunnen vinden waar hij/zij naar
zoekt. De informatie die de klant of potentiële klant nodig heeft moet waarde overbrengen en
inhoud hebben. De boodschap die gegeven moet worden moet duidelijk zijn doormiddel van een
pakkende titel en links.
Als er wordt gekeken naar de website van Zwemschool Instituut voor Sportstudies wordt duidelijk
dat zij een onderdeel zijn van de officiële Hanze site. In vergelijking met andere zwemscholen in de
regio komen zij hier tekort, de meeste zwemscholen in de omgeving van Groningen hebben een
aparte website die alleen voor de zwemschool bedoeld is en ook zo wordt gebruikt. Doordat
Zwemschool Instituut voor Sportstudies een webpagina heeft die gekoppeld is aan de officiële
website van de Hanzehogeschool kan dit verwarring teweegbrengen. Als er bijvoorbeeld op het logo
van de Hanzehogeschool wordt geklikt zit diegene al op de website van heel de Hanzehogeschool. Dit
kan vervelend zijn omdat zij dan opnieuw de zwemschool moeten opzoeken om de informatie te
verkrijgen die zij willen. Als hiernaast naar de inhoud van de webpagina wordt gekeken valt het op
dat er weinig recente berichten worden geplaatst met informatie over bijvoorbeeld zwemlessen of
het lesprogramma. Er wordt weinig informatie vrijgegeven voor nieuwe en bestaande klanten. Door
een koppeling met een andere website, Evanmandos, wordt er recente informatie vrijgegeven. Dit
zou op dezelfde webpagina kunnen om zo verwarring bij klanten te voorkomen waar zij op het
internet zijn. De klanten en potentiële klanten zullen het recente nieuws dan eerder lezen omdat zij
dan niet nog verder moeten zoeken op de verschillende websites. Op dit moment is er voor
bestaande klanten het leerlingvolgsysteem waar de ouders berichten kunnen lezen over de
zwemlessen en de voortgang van de kinderen. Om nog meer verwarring te voorkomen is het ook
hiervoor belangrijk dat alles overzichtelijk wordt en op één website terecht komt. Vandaag de dag is
de website te verwarrend voor alle gebruikers.
Doelstellingen Hieronder zijn de doelstellingen te vinden die zijn opgesteld voor Zwemschool Instituut voor
Sportstudies op het gebied van communicatie voor de komende tijd.
Uitvoerende plannen
Uit de analyse voor de communicatie is gebleken dat social media op dit moment veel gebruikt
wordt. Er zijn veel verschillende soorten social media: Facebook, Twitter, LinkedIn, YouTube en
Google+. Uit de analyse is gebleken dat Facebook in de leeftijdscategorie 20-39 jaar veel gebruikt
wordt, namelijk 76% van de mensen. Door gebruik te gaan maken van Facebook bij Zwemschool
Instituut voor Sportstudies kun je al veel ouders bereiken.
Hiernaast zal de email er blijven, dit is het belangrijkste communicatiemiddel om contact te leggen
met de zwemschool. Wat goed voor de zwemschool zou zijn is een apart emailadres voor klachten.
Ad Reinstra heeft aangegeven dat de klachten op dit moment niet snel genoeg worden afgehandeld.
Een apart emailadres voor klachten zie je ook veel terugkomen bij andere zwemscholen in de buurt.
Er kan dan veel sneller worden gereageerd op de klachten, met als gevolg dat er ook sneller iets mee
gedaan kan worden.
Uiteindelijke doelstelling van Zwemschool Instituut voor Sportstudies met betrekking tot de
gekozen plannen
De doelstelling voor Zwemschool Instituut voor Sportstudies luidt als volgt: een half jaar na de
ontwikkeling van de Facebookpagina heeft Zwemschool Instituut voor sportstudies meer dan 1000
23
volgers op Facebook. En doormiddel van een apart email adres voor de klachten, gaan de klachten
binnen 24 uur worden afgehandeld.
Er is een vergelijking gemaakt met andere zwemscholen in Groningen. Op Facebook is te zien dat het
aantal volgers verschilt van 200 – 800 per facebookpagina. Zwemschool Instituut voor Sportstudies
wilt hier bovenuit stijgen.
Manier behalen doelstelling
Wanneer de Facebookpagina is aangemaakt, kan er begonnen worden met het werven van volgers.
Er zijn veel manieren om ervoor te zorgen dat de Facebookpagina zoveel mogelijk volgers krijgt.
- De inhoud van de pagina moet zinvol zijn voor de doelgroep.
Het belangrijkste is dat de inhoud op de pagina zinvol is. De doelgroep is bekend, dus de
behoefte ook. Hier moet de focus op liggen bij de facebookpagina. Hiernaast moet de naam
van de pagina de goede keywords hebben, hierdoor wordt de pagina ook snel gevonden in
de zoekmachines.
- De Facebookpagina vermelden in de handtekening van de email
Onder iedere email worden de contactgegevens vermeld van de zwemschool, hier kan de
facebookpagina ook bij gezet worden. Op deze manier worden de mensen geattendeerd op
het feit dat er een facebookpagina is, en kunnen ze via de link onder de contactgegevens op
de Facebookpagina komen.
- Uitnodigen in de nieuwsbrief
In de nieuwsbrief kan duidelijk gemaakt worden dat er vanaf dat moment ook gebruik wordt
gemaakt van Facebook. De doelgroep van de nieuwsbrief is namelijk gelijk aan de doelgroep
van de Facebookpagina.
- De inhoud is alleen zichtbaar voor volgers
Wanneer de pagina niet zichtbaar is voor iedereen, maakt dit nieuwsgierig voor mensen die
de pagina willen bekijken. Dit zal de mensen sneller aanzetten tot het volgen van de pagina.
- Een like-knop bij ieder bericht
De like knop zorgt ervoor dat je bericht verspreid wordt binnen Facebook. Iedereen kan dan
het artikel verspreiden. Dit punt is alleen van toepassing wanneer er niet gebruik wordt
gemaakt van een besloten facebookpagina.
- Iets weggeven wanneer mensen de pagina volgen
Door iets gratis weg te geven wordt het voor mensen aantrekkelijk gemaakt om de pagina te
volgen. De zwemschool zou hierop kunnen inspelen door bijvoorbeeld een aantal gratis
zwemlessen weg te geven, of een zwemattribuut. (Kawasaki, sd)
- Maak veel gebruik van foto’s en video’s
Dit maakt het voor de ouders ook leuk om de pagina te volgen, ouders vinden het namelijk
altijd leuk om hun kind(eren) op foto’s te zien staan. Hier moet echter wel toestemming voor
gevraagd worden. Niet alle ouders willen hun kind(eren) op Facebook.
- Adverteren en promoten
24
Op facebook kan een pagina ook promoot worden. Tegen een klein bedrag komt je pagina
dat op de facebook van gebruikers in Groningen en omgeving. Ook kun je op facebook gaan
adverteren met de zwemschool. Hier zitten wel hoge kosten aan verbonden.
(Hannink, sd)
Er zal intern moeten worden overlegd hoe het emailadres voor klachten gerealiseerd gaat worden.
Daarnaast moet er worden afgestemd wie hier de verantwoordelijkheid voor neemt. Het is belangrijk
dat diegene veel weet over het reilen en zeilen van de zwemschool. Op die manier kunnen de
klachten het best en het snelst worden afgehandeld. Belangrijk is dat dit binnen 24 uur gebeurd,
zodat de ouders snel tevreden worden gesteld.
Rapportage doelstellingen
Het is belangrijk dat er gecontroleerd kan worden of de doelstelling wel wordt bereikt. Er kan bij een
facebookpagina heel gemakkelijk bijgehouden worden hoe het gaat met de doelstelling van
Zwemschool Instituut voor Sportstudies. De beheerder van de Facebookpagina kan namelijk op ieder
moment van de dag zien hoeveel volgers zij op dat moment hebben. Op deze manier kan het
gemakkelijk bijgehouden worden. Wanneer het nog niet stormloopt met volgers kunnen de
medewerkers van de zwemschool dit snel opmerken en hier meer tijd aan gaan besteden.
De resultaten van het klachten van het klachten emailadres zijn iets lastiger te rapporteren dan de
Facebookpagina. De resultaten kunnen gerapporteerd worden door middel van een enquête. In deze
enquête wordt dan aan de ouders gevraagd hoe ze de afhandeling van klachten op dit moment
vinden.
25
Analyse onderscheidenheid Zwemschool Instituut voor Sportstudies Onderscheid maken, het punt waarop twee mensen of dingen anders zijn . Het voorgenoemde is de
definitie van het begrip onderscheid. De manier waarop een organisatie anders kan zijn dan andere
organisaties heeft te maken met het unique selling point. Een unique selling point beschrijft de
unieke eigenschappen van een product of dienst. Hiermee onderscheidt product of dienst zich van
alternatieve producten of diensten in dezelfde branche (Marketing termen , sd). Zonder unique
selling points (USP) heeft de organisatie niks om zich te onderscheiden van zijn/haar concurrenten.
Het beeld wat mensen van een organisatie hebben zegt iets over de manier waarop de organisatie
naar buitenkomt. Dit kan onder andere doormiddel van een unique selling point. Dit zijn de dingen
die worden herinnerd door de mensen en tekenen het beeld wat zij hebben van bijvoorbeeld
Zwemschool Instituut voor Sportstudies.
De zwembadbranche in Nederland geeft eens in de zoveel tijd een magazine uit met daarin allerlei
ontwikkelingen op het gebied van zwembadorganisaties (Zwembadbranche, 2016). In nummer 52,
die uitgegeven is in februari 2016, wordt er door EasySwim een moderne zwemmethode
aangeboden waarmee zij het doel hebben om het zwemplezier bij kinderen te vergroten. Zij bieden
zwemscholen lesmethodes aan die de zwemscholen over kunnen nemen om zo hun trainingstraject
te verbeteren. Stel Zwemschool Instituut voor Sportstudies gaat werken met EasySwim en de andere
zwemscholen in Groningen blijven bij het standaard lesprogramma is EasySwim een unique selling
point van Zwemschool Instituut voor Sportstudies omdat zij zich hiermee onderscheiden met de
andere zwemscholen in de buurt.
Als er nu wordt gekeken naar de Zwemscholen die in de omgeving van Zwemschool Instituut voor
Sportstudies liggen kan er worden opgemaakt wat de UPS zijn van deze zwemscholen om deze weer
te vergelijken met Zwemschool Instituut voor Sportstudies. Zwemcentrum Zuidhorn heeft
bijvoorbeeld als unique selling point dat er direct begonnen kan worden met zwemles vlak na de
inschrijving (Zwemcentrum Zuidhorn, 2016). Niet bij alle andere zwemscholen in de buurt is dit het
geval. Klanten zullen dus eerder voor Zwemcentrum Zuidhorn kiezen als zij willen dat hun kind
meteen kan beginnen. Dit kenmerk onderscheid Zwemcentrum Zuidhorn van andere zwemscholen.
Zwemschool Elbert onderscheid zich met het feit dat ze een privé zwemschool zijn en de beschikking
over het grootste bad van Groningen ( 20 X 10 meter) hebben met een watertemperatuur van 32
graden (Zwemschool Elbert, 2016). De meeste zwembaden hebben een temperatuur van 27 graden,
de lichaamstemperatuur – 10 graden (InfoNu, 2016). Ook dit zou een reden kunnen zijn voor
potentiële klanten om zich bij deze zwemschool in te schrijven. Het eerste wat je ziet als je
Zwemschool Elbert intypt op internet is dat het zwemwater warmer in dan normaal, het unique
selling point van Zwemschool Elbert dus.
Zwemschool Instituut voor Sportstudies onderscheidt zich op dit moment van andere zwemscholen
omdat het een leerwerkbedrijf is en het gevestigd is op een plek waar veel studenten rond lopen,
een unieke omgeving. Naast het feit dat er veel wordt gewerkt met stagiaires omdat het een
leerwerkbedrijf is zijn de prijzen per zwemles een opvallend kenmerk van Zwemschool Instituut voor
Sportstudies. Bij zwemschool De Krabbelaar, Zwemschool Aqua 4 You en Zwemschool Vet Cool
Groningen zijn de kosten voor een uur zwemles meer dan 10 euro. Bij Zwemschool Instituut voor
Sportstudies zijn de kosten 75 euro voor 10 lessen van 1 uur (Zwemschool Instituut voor
Sportstudies). Dit is 7,50 per uur, goedkoper dan de voorgenoemde zwemscholen. Het feit dat deze
zwemlessen goedkoper zijn komt door het groot aantal stagiairs dat rond loopt bij Zwemschool
Instituut voor Sportstudies. Hierdoor kunnen de personeelskosten laag blijven en de tarieven voor
zwemlessen ook.
26
Om in kaart te brengen hoe op welke manier Zwemschool Instituut voor Sportstudies zich kan
onderscheiden moet er worden gekeken naar nieuwe producten en ontwikkelingen, daarom wordt
de lesmethode EasySwim goed onder de loep genomen. Op dit moment is de enige Zwemschool in
de omgeving die de les methode EasySwim gebruikt Zwembad De krabbelaar. De EasySwim methode
bestaat uit een speciaal zwempakje en de speciaal ontwikkelde lesmethodes. De kinderen kunnen
door het zwempakje meteen veilig in diepwater zwemmen waardoor zij een beter ontwikkeld
watergevoel krijgen en een goede basis voor het aanleren van verschillende zwemslagen (EasySwim,
sd). Voor Zwemschool De Krabbelaar is EasySwim een unique selling point, zij staan hier bekend om.
Op de site van EasySwim is te zien dat alleen Zwemschool De Krabbelaar hier gebruik van maakt, als
mensen interesse hebben in EasySwim zullen zij dus gegarandeerd voor deze zwemschool kiezen ook
al is deze verder uit de buurt dan een andere zwemschool.
Het is een kans voor Zwemschool Instituut voor Sportstudies om ook EasySwim te introduceren. Zo
staat Zwemschool Instituut voor Sportstudies niet alleen bekend als leerwerkbedrijf, maar ook als
een Zwemschool met een speciale lesmethode die steeds vaker wordt gebruikt. Niet alle zwemuren
hoeven met de EasySwim methode opgevuld te worden. Ook het lesprogramma van dit moment dat
onder andere door stagiairs wordt gegeven kan gewoon blijven. Het aanbieden van allebei de
methodes zou een aanwinst zijn voor Zwemschool Instituut voor Sportstudies om zich zo van de
andere zwemscholen in de omgeving te onderscheiden.
Bij het introduceren van EasySwim gaat het om een bestaand product die is ontwikkeld door andere
professionals in de zwembadbranche. Om ook als innovatief leerwerkbedrijf naar buiten te komen
zullen er ook intern ontwikkelingen moeten zijn. Wat naar weten nog geen enkele zwemschool in
omstreken heeft zijn activiteiten die ouders tijdens het wachten op hun kinderen kunnen doen. De
activiteiten zullen voorgesteld worden aan de ouders doormiddel van een enquête. Om zo tot een
uiteindelijke conclusie te komen wat de ouders het liefste doen tijdens het wachten. Wordt dit een
succes, dan is het de bedoeling dat het idee verspreid wordt onder andere zwemscholen zodat ook
zij deze kennis tot zich krijgen.
De twee voorstellen die voorgelegd zullen worden aan de ouders:
Het uitzetten en organiseren van een hardlooproute rond het Zernikeplein. Er zullen 3
hardlooproutes worden uitgezet met de afstanden: 3 km, 5 km en 7 km. De route wordt op de
kruispunten aangegeven met kleine bordjes met daarop de kleur van de desbetreffende route en pijl
in de goed richting. Ook kan er worden gekeken of er vaste loopgroepjes kunnen worden gecreëerd
met daarbij een begeleider. De routes zijn te vinden in de bijlagen.
Sporten in het Sportgezondheidscentrum op het Willem Alexander Complex. Door de
abonnementsprijs van de zwemles van de kinderen omhoog te krikken met een bepaald bedrag
kunnen de ouders onder dat hun kind zwemles heeft sporten in het SGC. De werknemers van de
Hanzehogeschool kunnen voor een lager bedrag dan normaal sporten in het SGC. Het is de bedoeling
dat de ouders voor het zelfde bedrag of lager (omdat zij maximaal 1 of 2 keer per week gaan sporten
in het SGC) kunnen gaan sporten in het SGC. Dit bedrag zou verwikkeld worden met de
abonnementsprijs van de zwemles van de kinderen. Als uit de enquête komt dat de ouders dit een
goed idee vinden worden in overleg met Bram Bembom prijsafspraken gemaakt.
27
Er wordt in de laatste periode begonnen met de communicatie, dit heeft voorrang op het punt
onderscheidenheid. Als alle opdrachten voor het onderdeel communicatie zijn uitgevoerd zodat de
doelstellingen behaald kunnen worden, wordt er bezig gegaan met de doelstellingen voor het punt
onderscheidenheid. Deze worden vastgezet nadat alle punten zijn besproken met Ad Reinstra in
verband met goedkeuring en zijn mening. Ook is het punt communicatie van belang om uit het
onderdeel onderscheidenheid alles te halen. De effectmeting die meet of de opdrachten wel degelijk
veranderingen hebben gebracht in de organisatie wordt gedaan nadat alles dat bij de desbetreffende
opdracht uitgevoerd is.
28
H3. Individuele beoordeling
3.1 Individuele beoordeling Joost Mouw
Interventie: Maak werk van bewegen!
Beschrijving benchmarkt interventie Doormiddel van de interventie “Maak werk van bewegen!” worden de werkgevers en werknemers
gestimuleerd om zelf een actieve levensstijl op langere termijn aan te houden. Tevens wordt het
kennisniveau op het gebied van duurzaam sport- en beweeggedrag verhoogd, zowel bij werkgever
als werknemers. Voor de werkgever betekend dit dat deze overtuigd wordt dat investeren in
duurzaam sport- en beweeggedrag loont. Werknemers worden vooral gestimuleerd en gemotiveerd
om zelf te kiezen welk sport- en beweeggedrag bij hen past. Hierdoor hebben de werknemers
minderen redenen (geen tijd, middelen, motivatie) om niet te bewegen (WellVit BV, 2015).
Doelstelling interventie Het doel van de interventie “Maak werk van bewegen!” is werknemers structureel meer te laten
bewegen. Voor de werknemers wordt de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) als doel
gesteld. De NNGB bij volwassen is: ten minste een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit
(>=4 METs) op minimaal vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Voorbeelden van matig
intensieve lichamelijke activiteit bij volwassenen zijn wandelen met 5-6 km/uur (dus flink
doorwandelen) en fietsen met 15 km/uur (Ooijendijk, Hildebrandt, & Hopman-Rock, 2007).
Bij het uiteindelijke hoofddoel is gesteld dat 70% van de deelnemende werknemers die bij de start
nog niet aan de NNGB voldoet, binnen een jaar aan de NNGB voldoet (WellVit BV, 2015).
Hieronder staan de subdoelen beschreven voor zowel de werkgever en de werknemers.
Werkgever: - De werkgever is overtuigd dat investeren in bewegen loont.
- De werkgever heeft meer kennis over duurzaam sport- en beweeggedrag en draagt dit uit
aan de werknemers.
Werknemers: - Werknemers hebben meer kennis op het gebied van duurzaam sport- en beweeggedrag.
- Werknemers weten sporten en bewegen te integreren in en rond de dagelijkse werkroutine
van het bedrijf
- Werknemers zijn gemotiveerd om zelf te kiezen welk sport- en beweeggedrag bij hen past.
- Werknemers hebben minder redenen om niet te bewegen (geen tijd, middelen, motivatie).
(NISB, sd)
Koppeling theoretische principes en methodieken Voor een gros van de werknemers is het lastig om minstens vijf dagen in de week, minimaal een half
uur per dag, matig intensief actief te zijn. Vooral een gebrek aan tijd, financiële middelen en
motivatie zijn hiervoor de belangrijkste oorzaken. Te weinig bewegen lijdt tot een concreet
arbeidsrisico. Het verhoogt volgens het RIVM (2010) de kans op vroegtijdig overlijden en vergroot het
risico op het ontstaan van ziekten. Het betreft ziekten zoals coronaire hartziekten, diabetes,
29
beroerte, botontkalking, dikke darmkanker en borstkanker. Ook zijn er steeds meer aanwijzingen
voor een risico verhogend effect van weinig bewegen op dementie en depressie. WellVit is
gedurende dit proces altijd betrokken bij de uitvoering. Ook is Wellvit bij de procesevaluatie van de
interventie betrokken. Na de 12 maanden interventie biedt WellVit een online platform voor
structurele opvolging en zelfstandige keuze van medewerkers om te blijven werken aan sport en
bewegen. Via dit online platform maken medewerkers zelf gemotiveerde keuzes om structureel te
blijven sporten en bewegen. (NISB, sd)
Effect, resultaat, evaluatie De interventie gaat er als volgt uitzien:
1. Inventarisatie behoefte werkgever (dagdeel)
2. Vormen projectgroep (dagdeel)
3. Start evenement met inventarisatie en nulmeting (dagdeel op locatie)
- Qua aanpak begint de interventie met een 'kick off' evenement bij de werkgever op locatie.
Hier maken medewerkers op een leuke, laagdrempelige manier kennis met sport en
bewegen. Er worden diverse testen gedaan om te kijken hoe men 'ervoor staat' en waar
mogelijke verbeterpunten liggen. Dit evenement geeft draagvlak in de organisatie en dient
tevens als behoeftenpeiling.
4. Maandelijkse actieweek (12 maanden)
- Het vervolg traject bestaat uit 12 maandelijks terugkerende actieweken op het gebied van
sport en bewegen. Hierbij worden workshops (bewegen achter je bureau - DeskFIT, Kangoo
Jumps), korte trainingen (boxen, bootcamp), clinics (schaatsen, hardlopen) en tools
(DeskBikes, zitballen) ingezet.
- Elke maand worden tijdens de actieweek de testen herhaald. Zo wordt de voortgang
bewaakt en de ontwikkeling naar meer sporten en bewegen in kaart gebracht.
5. Tussentijdse evaluatie, rapportage en bijsturing (maandelijks)
- Tussentijds en aan het einde van het interventietraject vinden er een evaluaties plaats door
de werkgroep. De werkgever wordt gestimuleerd om de ingezette gedragsverandering op
het gebied van sport en bewegen middels het WellVit portaal continue (frequentie en
looptijd) te maken.
6. Eind evaluatie & stimulering structurele voortzetting
(NISB, sd)
De uitvoering van de interventie wordt verzorgd door een in overleg gekozen en geselecteerde groep
locale sport- en beweegaanbieders (uitvoerders) die het beste aansluiten bij de werkgever en het
meeste toegevoegde waarde en realisatie van de verbetering van het structureel beweegaanbod.
(NISB, sd)
Concreet wordt als hoofddoel gesteld dat 70% van de deelnemende werknemers die bij de start nog
niet de NNGB haalt, binnen één jaar aan deze NNGB voldoet. (WellVit BV, 2015)
Relatie met het stage project De relatie tussen de gekozen interventie (Maak werk van bewegen!) en het stage project (ZSH) zit
hem vooral in de doelgroep. Het zijn namelijk allebei interventies die gericht zijn op inactieve
werknemers. Door vooral een gebrek aan tijd en motivatie redden deze personen hun sportdoelen
vaak niet. Door middel van beide interventies voldoen deze werknemers weer aan hun sportdoelen.
Het proces van beide interventies lijkt ook erg op elkaar. Zowel bij het stage project als bij de
gekozen interventies zullen er evaluaties plaats vinden. Ook zullen beiden op langere termijn
30
plaatsvinden, waarbij de inactiviteit van werknemers wordt tegengegaan. Gezondheid staat bij beide
interventies centraal.
Echter zijn er ook verschillen tussen de gekozen interventie en het stage project. Bij de gekozen
interventie worden er verschillende workshops gegeven over verschillende sporten en
beweegactiviteiten. Bij het stage project is dit niet het geval en wordt er vast gehouden aan een vast
aantal fitness oefeningen. Deze dienen in een hoog tempo uitgevoerd te worden. Ook dit is een
verschil, want bij de gekozen interventie dienen de werknemers de oefeningen op een matig
intensief tempo uit te voeren. Een ander verschil is de frequentie van de interventies. Het
stageproject heeft een aanzienlijk lagere frequentie dan de gekozen interventie. Bij het stage project
is het doel voor de werknemers om minimaal 1 keer in de week te gaan sporten. Bij de gekozen
interventie is dit 5 keer in de week.
Logboek 2.3
Week Activiteiten Competenties uren
6 In de eerste week van dit blok hebben we ons eerste gesprek met Ad Reinstra gehad. Hierbij hebben we gekeken naar de doelstellingen van beide partijen. Ook hebben we naar de blokopdracht gekeken en naar de mogelijkheden van de aankomende periode. Vervolgens hebben we overlegt hoe we van beide kanten invulling kunnen geven aan het komende blok. Hierna zijn wij als team gelijk te werk gegaan om deze invulling concreet te maken.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) - Zelfsturing en zelfwerkzaamheid (SGM 18)
10
7 In week 7 hebben we ons tweede gesprek met Ad gehad. Hier waren er een aantal onenigheden over de invulling van blok 2.3 met betrekking tot de zwemschool. De volgende dag hebben we samen met Sander en Ad een gesprek. Hier kwamen we samen tot een oplossing waardoor we beter konden doorwerken met de opdrachten. Dit was erg fijn aangezien we al een beetje vertraging hadden opgelopen, omdat de stage niet duidelijk was in het begin. Aan de hand van het gesprek hebben we ons als team opgesplitst. Kokulan en ik zijn met het SGC van start gegaan. Simone en Ineke met de zwemschool.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) - Zelfsturing en zelfwerkzaamheid (SGM 18)
16
8 Ik ben met Kokulan naar Bram gegaan en we hebben daar de opdracht die we het komende blok potentieel kunnen uitvoeren voorgedragen. Bram keurde deze opdracht goed, maar had wel enkele aanvullingen hiervoor. Op de woensdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Begeleiden (SGM 14&16) - Zelfsturing en zelfwerkzaamheid (SGM 18)
16
31
9 vakantie - 0
10 Deze week heb ik samen met Kokulan onderzoek gedaan naar het SGC. We hebben gekeken naar andere sportscholen en hoe het SGC ervoor staat. Aan de hand van deze gegevens en de bestaande gegevens hebben wij een enquête opgesteld die ingevuld kon worden door de leden van het SGC. Op woensdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Begeleiden (SGM 14&16)
16
11 De enquête is deze week uitgezet. Ook hebben we een gesprek met Bram en Ad gehouden. Hierin werden de verwachtingen van alle partijen vergeleken en zijn er compromissen gesloten. Ook hebben we verdere onderzoek gedaan na het SGC. Op woensdag een donderdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Begeleiden (SGM 14&16)
16
12 In deze week hebben we de resultaten van het onderzoek geïnterpreteerd en daarbij de conclusie opgesteld. Dit hebben we aan bram voorgedragen, zodat hij een goed beeld had waarmee wij bezig waren. Bram was erg tevreden. Op woensdag en donderdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
-Onderzoeken en adviseren (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Begeleiden (SGM 14&16)
16
13 Hierin hebben we de laatste puntjes op de ‘i’ gezet voor het onderzoek. Bram heeft ons wat feedback gegeven. We hebben op donderdag een gesprek met Bram gehad over het afgelopen blok en het geleverde resultaat. Op woensdag middag hebben we leden begeleid in het SGC. Ook hebben we onze laatste vragen aan Sander gesteld.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Reflecteren en leren (SGM 17) -Begeleiden (SGM 14&16) -Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15)
16
14 Ebas week - 0
15 Tentamen week - 0
Verslaggeving van je individuele bijdrage aan de beroepsprestaties
Dit blok heb ik een compleet onderzoek aangeleverd aan het SGC. Dit onderzoek voldoet aan alle
punten van de empirische cyclus. Ik heb met Kokulan het onderzoek vanaf het begin
(probleemstelling) tot aan het einde (conclusie) uitgewerkt. Het onderzoek zal bijdragen aan
reducering van de inactieve leden van het SGC.
Dit stageblok ben ik vooral gaan werken aan competentie ‘SGM 13’. Dit is ‘onderzoeken’. Ik heb mij
gedurende dit blok verdiept in het onderzoek doen en Kokulan was de communicatieve kracht van
ons twee. Ik wilde de ontwikkelpunten van het afgelopen blok graag onder één competentie schalen
en deze nog een keer herhalen. Hierdoor weet ik zeker dat ik over deze vaardigheden beschik. De
ontwikkelpunten/vaardigheden van vorig blok waren: leiding geven, geordend werken en keuzes
maken. Doordat ik dit blok gewerkt heb aan de competentie ‘onderzoeken’ denk ik hierbij in ieder
geval ‘geordend werken’ en ‘keuzes maken’ te hebben herhaald.
32
Alleen ‘onderzoeken’ is nog niet echt concreet. Er zijn natuurlijk veel verschillende onderzoeken en
wat is nou precies mijn rol hierin? Binnen ons onderzoek had ik de leiding. Ik stuurde ons onderzoek
de juiste richting op. Er ligt een vraagstelling vanuit de opdrachtgever klaar en deze dient onderzocht
te worden. Hierbij moeten er gedurende het onderzoek veel beslissingen worden genomen. Vanaf
het begin is besloten dat ik deze besluitvormingen op mij zou nemen. Dit zijn vraagstukken als: Wat
voor soort onderzoek sluit aan bij de probleem stelling? Wat moet de respons zijn van de
onderzoekspopulatie? Welke resultaten zijn wel relevant voor het onderzoek en welke minder?
Wanneer één persoon hier zich op focust waren wij van mening dat dit niet alleen het beste zou zijn
voor het uiteindelijke resultaat maar ook voor mijn persoonlijke leerdoel. Wanneer ik nu nog een
keer een onderzoek zou doen, zou ik de taakverdeling zeker het zelfde houden. Ook zou het
onderzoek kwalitatief beter zijn. Dit komt doordat ik weet welke onderzoeken bij welke vraagstelling
passen. Dit hoef ik niet meer uit te zoeken, wat een hoop tijd scheelt. Doordat dit soort processen in
het vervolg meer tijd opleveren kan ik meer aandacht stoppen in het bewaken van de kwaliteit. In dit
onderzoek zou dat betekenen dat we persoonlijk contact met de inactieve leden zouden opzoeken.
Nu hebben we namelijk een mail verstuurd naar alle leden, waarvan we verwachten dat de personen
die hier geen respons op hebben gegeven inactief zijn.
Aan de hand van de resultaten en de conclusie is zijn er uiteindelijk door Kokulan twee interventie
scenario’s voor het SGC geschetst. Deze resultaten heb ik naar Kokulan door vertaald waardoor er
twee interventies op maat voor het SGC zijn aangeleverd. Ik benadrukte de belangrijkste
verbeterpunten en pluspunten. Door een juiste combinatie van deze twee punten liggen er nu naar
mijn zeggen goede interventies klaar.
Als laatste heb ik de leden begeleid in het SGC. Door mijn vorige twee blokken kende ik de leden al
redelijk goed, waardoor ik een goede band met deze heb opgebouwd. Vaak kreeg ik ook te horen dat
ze het prettig vinden dat er stagiairs staan die ze kennen en die weet wat ze precies willen. Dit is
natuurlijk prettig om te horen. Er zijn dit blok geen, voor mij, nieuwe leden bij gekomen. Dit vond ik
wel jammer, want het is altijd leuk met een nieuw iemand aan de slag te gaan.
33
3.2 Individuele beoordeling Kokulan Selvakumar
Its My Life
Benchmarkt Interventie
Door het uitvoeren van een benchmarkt kan de kwaliteit en prestaties van een organisatie vergeleken worden met die van andere soort gelijke organisaties. Op de wijze kunnen er verbeteringen plaats vinden en mogelijke fouten voorkomen worden. (Kernerman Dictionaries, 2016) Voor de benchmarkt is een vergelijkbare interventie opgezocht, met de interventie die is geschetst
voor het SGC. Op de website van loket gezond leven zonden verschillende interventies die overeen
kwamen. Uiteindelijke is er gekozen voor “Its My Live”, omdat deze interventie het meeste
overeenstemming had met de interventie die voor het SGC is opgesteld.
Beschrijving interventie Een gezonde en actieve leefstijl is belangrijk voor een gezond persoon. Het lukt helaas niet iedereen
om structureel lichamelijk actief te zijn. Dit komt voornamelijk door gebrek aan tijd en de nodige
motivatie. Van de werkende bevolking in Nederland voldoet 33% op dit moment niet aan de
Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). Dat houdt in dat deze mensen het niet voor elkaar
krijgt om minstens 5 dagen in de week, een half uur per dag, matig tot intensief lichamelijke actief te
zijn. It’s My Life helpt de deelnemende werknemers bij het bevorderen van een gezond
beweegpatroon om zo gestructureerd in beweging te zijn. Het is daarvoor niet noodzakelijk om
intensief te gaan sporten. It’s My Life zorgt voor voldoende lichamelijke beweging in het dagelijkse
leef ritme in te passen. Dit is natuurlijk simpel gezegd dan gedaan. It’s My Life zorgt ervoor dat deze
uitdaging voor iedereen een realistische doel wordt.
It’s My life bestaat uit een innovatieve beweegmeter, de ‘it’ (http://www.itsmylife24.com) en indien
mogelijk een persoonlijke coach. De beweegmeter wordt gemakkelijk gedragen om de nek, broekzak
of aan de riem en werkt op een drie dimensionale versnellingsmeter. De ‘it’ registreert het aantal
stappen, de afgelegde afstand, de totale tijd per dag dat men in beweging is en het calorieverbruik.
Met de bijgeleverde USB-kabel kunnen de gegevens van de ‘it’ worden geüpload naar internet.
De ’it’ registreert de meeste bewegingsvormen, zoals wandelen, fietsen, de trap nemen of tuinieren.
Deelnemers worden uitgedaagd om dagelijks een kleine dosis beweging toe te voegen. Door de
stappen klein en overzichtelijk te houden, ervaren zij snel succes. Het programma sluit aan bij de
groeiende behoefte om op een laagdrempelige manier zelf te kunnen beslissen waar en wanneer
men beweegt. Met de ‘it’ houdt men gemakkelijk de geboekte progressie bij en wordt inzichtelijk dat
bewegen niet pas start in de sportschool. Bewegen doe je 24 uur per dag en zeven dagen in de week.
Veel deelnemers zijn in staat om met gebruik van Its My Life hun leefstijl zelfstandig aan te passen.
Dit lukt echter lang niet iedereen. Een persoonlijke coach, professional op het gebied van gezondheid
(fitnessinstructeur, fysiotherapeut, gewichtsconsulent, et cetera), kan worden ingeschakeld indien
men hier behoefte aan heeft. Deze coach is getraind is in het begeleiden van mensen bij
gedragsverandering.
34
Doelstelling interventie Het hoofddoel van de interventie is het stimuleren van beweeggedrag van werknemers. Voor iedere werknemer wordt de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) als doel gesteld. De tijd die nodig is voor het behalen van deze doelstelling is afhankelijk van het aanvangsniveau van de werknemer, iedereen wordt geacht binnen een jaar aan de norm te voldoen. Concreet wordt het hoofddoel als volgt geformuleerd: - 70% van alle deelnemende werknemers voldoet binnen een jaar aan de NNGB.
Koppeling theoretische principes en methodieken
Het is voor de meeste werknemers in het land soms erg lastig om minste vijf dagen in de week,
minimaal 30 minuten, matige tot intensieve lichamelijke activiteiten te verrichten. Gebrek aan de
nodige motivatie, financiële mogelijkheden en tijdsbesteding zijn de voornaamste oorzaken.
Lichamelijke inactiviteit lijdt in langere termijn tot arbeidsrisco’s en in erge gevallen ook
arbeidsongeschiktheid. regelmatig bewegen heeft een gunstig effect op persoonsgeboden factoren,
zodat het risico’s op ziektes wordt verlaagd. Daarnaast heeft voldoende beweging direct invloed op
bepaalde ziekten, zoals: beroerte, borstkanker, coronaire hartziekten, depressie, diabetes melilitus,
dikke darmkanker, osteoporose en valincidenten bij ouderen (Nationaal Kompas Volksgezondheid,
2014).
Effect, resultaat, evaluatie De beste resultaten vormen wanneer er sprake is van een stimulerende werkomgeving en een intern
team van enthousiaste ambassadeurs. Met behulp van de interventie en webapplicatie hebben zij de
juiste instrumenten om blijvende aandacht en bewustwording voor dit thema te realiseren. Het is
van belang de implementatie en uitvoering te laten begeleiden door geregistreerde coaches. Deze
coaches kunnen zowel als zelfstandig professional worden ingehuurd of intern bij de organisatie zelf
worden opgeleid. Medio 2015 komt ook de mobiele applicatie beschikbaar. Deze versterkt de
communicatie tussen eindgebruiker, werkgever en coach.
Relatie met stage project de voornaamste overeenkomst tussen It’s My life en ZSH is vooral de doelgroep en de kenmerken die
de doelgroep vertoond. Beide interventies richten zich specifiek op de inactiviteit en gestructureerd
in beweging krijgen van de werknemers. Doordat beide interventies net iets andere doelen hebben is
het gemakkelijk te combineren. It’s My life zorgt voor het behalen van de NNGB en het ZSH zorgt
voor een creatieve norm ervan. Beide interventies versterken elkaar ook door de NNGB ervoor zorgt
dat ze meer bewegen en ZSH ook een mogelijkheid daartoe bied. Ook zullen beiden op langere
termijn plaatsvinden, waarbij de inactiviteit van werknemers wordt tegengegaan. Gezondheid staat
bij beide interventies centraal.
Naast de overeenkomsten zijn er ook verschillen tussen de beide interventies. It’s My life zorgt
ervoor dat beweeggedrag gestimuleerd word aan de hand van een beweegmonitor en ZSH richt zich
op specifieke trainingen die samengesteld kunnen worden. De trainingen die samengesteld kunnen
worden, dienen in hoge tempo uit gevoerd te worden. Bij het behalen van de NNGB is het de
bedoeling dat er matig tot intensieve lichamelijke activiteiten verricht dienen te worden. Daarnaast is
er ook een verschil in de schaal van uitvoering. It’s My life richt zich op alle werknemers over het hele
land. ZSH richt zich voornamelijk op de werknemers van het Hanzehogeschool. Met een aantal
aanpassingen kan het ZSH ook uitgevoerd worden in andere sportscholen en werkplekken.
35
Logboek 2.3
Week Activiteiten Competenties uren
6 In het eerste week hebben we Ad ontmoet en een gesprek met hem gehad. Hierin hebben we van beide kanten gekeken naar de blokopdrachten en naar de mogelijkheden hoe de komende periode ingevuld kan worden door ons. Vervolgens hebben wij samen gekeken naar wat we kunnen gaan doen wij de zwemschool en wat het beste past bij de zwemschool
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15)
10
7 Deze week hebben we een gesprek gehad met Ad, daarin waren er veel discussies over hoe de invulling van het blok eruit komt te zien. Ook hebben we een gesprek gevoerd samen met Sander en Ad. Hierin kwamen we gelukkig wel samen tot een oplossing waardoor we beter konden doorwerken met de opdrachten. Ook hebben we gekeken naar wie wat het liefst wou doen. Vervolgens hebben we ons opgesplitst in twee groepen en zijn Joost en ik bezig gegaan met het gezondheid en gedrag en Simone en Ineke operationeel sportmanagement.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15)
16
8 In deze week hebben Joost en ik Bram opgezocht en naar hem toegegaan voor de opdracht die we het komende blok kunnen gaan uitvoeren. We zijn begonnen met het doen van een onderzoek naar het gedrag van de leden die lid zijn bij het SGC. Op woensdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Begeleiden (SGM 14&16)
16
9 vakantie - 0
10 Deze week heb ik samen met Joost onderzoek gedaan naar het SGC. We hebben gekeken naar andere sportscholen en hoe het SGC ervoor staat. Ook hebben wij een enquête opgesteld die ingevuld kon worden door de leden van het SGC. Op woensdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Begeleiden (SGM 14&16)
16
11 In deze week hebben we de enquête uitgezet. Zijn we een gesprek aangegaan samen met Bram en Ad. Ook hebben we verdere onderzoek gedaan na het SGC. Op woensdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Begeleiden (SGM 14&16)
16
12 In deze week hebben we de resultaten van het onderzoek geïnterpreteerd en daarbij de conclusie opgesteld. Dit hebben we aan
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Begeleiden (SGM 14&16)
16
36
bram voorgedragen, zodat hij een goed beeld had waarmee wij bezig waren. Bram was erg tevreden. Op woensdag en donderdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
13 Hierin hebben we de laatste puntjes op de ‘i’ gezet voor het onderzoek. Bram heeft ons wat feedback gegeven. We hebben op donderdag een gesprek met Bram gehad over het afgelopen blok en het geleverde resultaat. Op woensdag middag hebben we leden begeleid in het SGC.
-Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15) -Reflecteren en leren -Begeleiden (SGM 14&16) -Onderzoeken (SGM 13) -Samenwerken (SGM 15)
16
14 Ebas week - 0
15 Tentamen week - 0
Individuele bijdrage aan de beroepsprestaties Afgelopen blok zijn Joost en ik voornamelijk bezig geweest met het doen van een onderzoek bij het
SGC. Dit onderzoek voldoet aan alle punten van de empirische onderzoek cyclus. Als eerst zijn wij
begonnen met de probleemstelling en hebben dit vervolgens tot aan de conclusie uitgewerkt. Het
onderzoek dat gedaan is, zal bijdragen aan het verminderen van het aantal inactieve leden bij het
SGC. Daarnaast zijn er twee interventie scenario’s geschetst voor het SGC.
Aangezien we dit blok de opdracht hebben gekregen om een onderzoek te doen bij het SGC heb ik
ervoor gekozen voor op die manier te gaan werken aan de competentie ‘SGM 13’. Ook omdat deze
competentie in blok 2.1 aanbod was gekomen en mij dit niet gemakkelijk af ging. Blok 2.3 was dan
ook een juiste gelegenheid om mij hierin te verdiepen en mij kennis op deze manier te vergroten.
Bij het doen van onderzoek zijn de rollen tussen Joost en mij verdeelt geweest. Joost heeft zich
voornamelijk bezig gehouden met het leiden van het onderzoek en ik heb me bezig gehouden met de
zaken er om heen. Zo was ik de teamleider voor Joost en ik en heb ik alle vergaderingen geleid.
Daarnaast is al het communicatie met de opdrachtgever via mij gegaan. Zo heb ik ook de enquête
gedeeld met de opdrachtgever en de vergaderingen gepland. Uit het voortgangsgesprek met Bram is
gebleken dat er juiste progressie zit in de manier van onderzoek doen, vergeleken met blok 2.1
Hiermee ben ik tevreden over mij competentie ontwikkeling waar ik gedurende dit blok aan gewerkt
heb.
Naast het doen van onderzoek hebben Joost en ik er ook voor gekozen om de leden in het SGC te
begeleiden. Ik heb mijn kennis en vaardigheden op het gebied van fitness hiermee weten te
vergroten. Dit heb ik gedaan door vragen te stellen aan de opdrachtgever en door het in gesprek te
komen met leden. Ik vind het begeleiden van de leden erg leuk om te doen doordat ik op deze
manieren de leden kan helpen in het behalen van een beter gezondheidsresultaat. Daarnaast is het
alleen maar makkelijker voor mij om meer kennis te verzamelen omdat ik in blok 2.4 de cursus
fitness A ga volgen.
Ook hebben wij dit blok twee interventie scenario’s geschetst voor het SGC. Hierin heeft Joost de
resultaten geïnterpreteerd en heb ik onderzocht naar mogelijke interventie scenario’s voor het SGC.
Hieruit zijn twee interventies naar voren gekomen waar de opdrachtgever over te spreken was.
Dit blok heb ik een goede bijdrage weten te leveren aan het eindproduct en bij het maken van het
stageverslag. Ik heb mij goed laten horen en meegedacht binnen het team. Als ik het gevoel kreeg
37
dat er niet genoeg initiatief genomen werd, deed ik dat wel. Ook hield ik het team scherp over de
activiteiten die gedaan moesten worden. Het functioneren binnen het team was ook dit blok prettig.
3.3 Individuele beoordeling Ineke Visser
Interventie: Fitness 2.0
Beschrijving benchmarkt Interventie Voor een aantal doelgroepen sluit het aanbod van fitnesscentra niet altijd goed aan bij de behoeften
en wensen. Het doel van Fitness 2.0 is dan ook het stimuleren van sport- en beweeggedrag bij
volwassen doormiddel van sport- en beweegaanbod die aansluiten bij de wensen en behoeften. Dit
wordt dan gedaan door middel van een ‘lokale sportmenukaart’. Deze sportmenukaart komt dan tot
stand door middel van het samenwerken van het fitnesscentrum met andere sport- en
beweegaanbieders.
Een deel van deze doelgroep bestaat uit mensen die nog geen sportervaring hebben en graag nieuwe
dingen uit willen proberen. Fitness 2.0 is dan ook een interventie die zich richt om de fitheid te
verbeteren door middel van een aanbod die aansluit bij de wensen en behoeftes.
Voor deze doelgroep zou dit de oplossing kunnen zijn. Het fitnesscentrum en lokale sportaanbieders
gaan dan een samenwerking aan om het sportaanbod zo divers mogelijk te maken voor de
verschillende doelgroepen. Sporters vinden het namelijk leuk om verschillende dingen te doen, die
ook binnen het budget van de sporters passen.
Potentiële deelnemers komen door middel van een intake binnen bij het fitnesscentrum, en hebben
dan een introductieperiode van 3-6 maanden. Deze periode wordt er deelgenomen aan verschillende
soorten sport- en beweegactiviteiten die zowel binnen als buiten het fitnesscentrum plaatsvinden.
Dit is dan allemaal mogelijk binnen één sportabonnement dat is afgesloten bij het fitnesscentrum.
Het zou dus goed kunnen dat het lid gaat fitnessen in het fitnesscentrum, maar daarnaast ook gaat
zwemmen bij de lokale zwemvereniging.
Doelstelling interventie Het hoofddoel van fitness 2.0 is het structureel in beweging brengen van volwassenen vanaf 18 jaar. Door middel van het aanbieden van een passend sport- en beweegaanbod middels een ‘sportmenukaart’. Subdoelen van de interventie zijn:
- Deelnemers starten met bewegen in een veilige en betrouwbare omgeving - Deelnemers kunnen kiezen uit sport- en beweegactiviteiten die bij hun passen - Deelnemers krijgen plezier in het sporten - Deelnemers gaan bewegen volgens de Nederlandse norm gezond bewegen - Deelnemers worden lid van een sportcentrum of sportvereniging
Koppeling theoretische principes en methodieken Voor de fitnessondernemers die gebruik gaan maken van Fitness 2.0 is er een handboek ‘starten met de interventie Fitness 2.0’ontwikkeld. Zo kunnen zij de interventie passend, en implementeerbaar maken voor de sportschool. Ook kan de ondernemer gebruik maken van de voorbeelden die omschreven staan in dit handboek. Er zijn een aantal vragenlijsten die de ondernemer in moet vullen om een probleem analyse te maken. Daardoor wordt er voor de ondernemer inzichtelijk gemaakt
38
hoe ver hij is voor het ontwikkelen voor de interventie Fitness 2.0. Ook kan er hulp gevraag worden van de online help desk Fit!vak. De ondernemer gaat vervolgens aan de slag met het implementatieplan, dit bevat smart-doelen, matrix doelen per doelgroep, sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen enzovoort. Fitness 2.0 is beschikbaar voor speciale doelgroepen (obesitas, diabetes, niet aangeboren hersenletsel), hier is echter een speciale opleiding voor nodig. Hiervoor worden landelijke kennisdagen georganiseerd door Fit!vak. Daarnaast wordt er iedere twee maanden een Fit! Magazine uitgebracht, hierin staan bijvoorbeeld artikelen van vergelijkbare ondernemers die ook gebruik maken van Fitness 2.0. Effect, resultaat, evaluatie Er is vanuit de interventie een planning gemaakt voor de fitnessondernemer. Hierin staat precies omschreven wat voor stappen de ondernemer moet doorlopen voor het realiseren van Fitness 2.0 Voorbereiding (1e tot 3e maand)
1. Het maken van een probleemanalyse en inventarisatie doelgroepen 2. Samenstellen van de ‘sportmenukaart’, van lokaal sport- en beweegaanbod 3. Plan van aanpak maken
Uitvoering (4e tot 9e maand)
4. Doelgroepen benaderen 5. Kennismaken en intake met de toekomstige leden 6. De leden gaan starten met een beweegprogramma en er worden doelen opgesteld 7. Voortgangsevaluatie 8. Doorstroom naar andere sport- en beweegaanbieders
Tijdens dit proces komen de samenwerkingspartners bijeen om de voortgang van de samenwerking te bespreken. En wordt het beweeggedrag van de deelnemers gemonitord. Een fitnessondernemer kan deelnemen aan Fitness 2.0 wanneer hij/zij is aangesloten bij de KVK. (Fitness 2.0, sd) Relatie met het stage project Er is voor de interventie Fitness 2.0 gekozen omdat deze interventie zich net als de interventie Groepstrainingen SGC richt op het stimuleren van het beweeggedrag van de (toekomstige) leden. De interventie van het SGC is vooral gericht op het aanbieden van groepslessen en de interventie Fitness 2.0 is gericht op het aanbieden van andere sport- en beweegactiviteiten. De inhoud van de twee interventies zijn dus heel erg verschillend, maar het doel van de beide interventie is vergelijkbaar. Het stimuleren van het sport- en beweeggedrag van volwassenen.
Logboek
Week Activiteit Competenties Uren
6 In het derde blok zijn we aan een nieuwe stage begonnen bij de zwemschool op het HIS. Onze stagebegeleider werd Ad Reinstra. Deze week hebben we een gesprek gehad met Ad over hoe we het blok gaan invullen. Er is besproken wat er voor mogelijkheden waren binnen de zwemschool. Uiteindelijk hebben we het gesprek afgerond met de opdracht dat wij met
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
10
39
een opdracht zouden komen die wij graag wilden doen.
7 Zoals afgesproken begonnen we iedere stageweek met een gesprek met Ad. Dit gesprek ging niet heel erg soepel, door veel miscommunicaties waren er veel heftige discussies. Ad vond dat wij moesten afwijken van het beoordelingsmodel en moesten gaan kijken welke opdracht er bij de zwemschool zou passen. We hebben met het stageteam afgesproken dat we ons gingen opdelen, Simone en ik bij de zwemschool en Joost en Kokulan bij het SGC. Simone en ik namen de opdracht van operationeel sportmanagement in handen.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
8 Zoals gewoonlijk is de week weer begonnen met een gesprek met Ad, dit gesprek verliep een stuk beter en rustiger dan vorige week. Samen met ad hebben we ervoor gekozen dat Simone en ik bezig gaan met de communicatie van de zwemschool. We zijn beide dagen bezig geweest met het analyseren hiervan
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
9 Vakantie - 0
10 Ik ben woensdag niet aanwezig geweest bij het gesprek omdat ik ziek was, Simone heeft mij hierover bijgepraat. Ad was helaas niet tevreden over de aangeleverde stukken, we hadden de opdracht niet goed begrepen. Ad vertelde dat we een uitgebreide analyse moesten maken van de hele zwemschool. Hier zijn we dan ook meteen mee bezig gegaan, woensdag ben ik thuis bezig geweest en donderdag was ik weer aanwezig op school.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
8
11 Deze week was Ad tevreden over de aangeleverde stukken, er kon nu begonnen worden met de analyse communicatie en de onderscheidenheid van de zwemschool.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
12 In overleg met ad hebben we besloten dat we ons eerst verder gaan richten op het verbeteren van de communicatie, deze week zijn we bezig geweest met het uitwerken hiervan. Daarnaast zijn we begonnen met het maken van het stageverslag. Ad was deze week tevreden over de aangeleverde stukken, op een aantal verbeterpunten na.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
13 Deze week was het de laatste lesweek van blok 3 alweer. We hebben Ad op de hoogte gesteld van de informatiebrief, en dat er in blok 4 nog maar 1 stagedag is. Er is besproken wat we in blok 4 allemaal gaan doen en wat Ad verwacht.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
40
Verder zijn Simone en ik vooral bezig geweest met het maken van het stageverslag.
14 Ebas week - 0
15 Tentamen week - 0
Individuele bijdrage aan de beroepsprestaties
In blok 2.3 hebben Simone en ik ons vooral bezig gehouden met de zwemschool op het HIS. Simone
en ik zijn bezig gegaan met het maken van een uitgebreide analyse van de zwemschool. Hier hebben
we een aantal weken over gedaan omdat ons eerst niet duidelijk was wat Ad van ons verwachtte.
Toen de analyse van de zwemschool klaar was hebben we een uitgebreide analyse gemaakt van de
communicatie van de zwemschool. Daarnaast hebben we nog een analyse gemaakt over de
onderscheidenheid van de zwemschool. In overleg met Ad hebben we besloten dat we het volgende
blok bezig gaan met een plan om de communicatie van de zwemschool te verbeteren.
Ik heb mij dit blok vooral beziggehouden met de competentie SGM 13 onderzoeken en SGM 15
samenwerken. Wij hebben dit blok vooral veel onderzocht omdat we uitgebreide analyses moesten
maken. Daarnaast hebben Simone en ik veel samengewerkt. Maar er ook veel taken verdeelt zodat
we zelfstandig bezig konden gaan.
Tijdens de gesprekken met Ad heb ik geprobeerd zoveel mogelijk het woord te nemen, dit was ook
afgesproken met mijn stageteamleden. Dit omdat ik graag wat meer op de voorgrond wil treden, en
mij wat meer wil laten horen. Ik ben vaak te afwachtend en dit hebben mijn stageteamleden me ook
laten weten in blok 2.2. Dit is dus iets waar ik erg graag aan wou werken in dit blok. Naar mijn
mening is dit een stuk beter gegaan dit blok, en ik heb ook feedback gekregen van de
stageteamleden dat dit veel beter ging dan in het vorige blok.
Tijdens het onderzoek heeft Simone vooral de leiding genomen, ik vind dit een hele prettige manier
van werken omdat Simone altijd duidelijk is in wat ze voor ogen heeft. Zelf zou ik het ook nog leuk
vinden om de vaardigheid leiderschap nog meer te ontwikkelen, helaas zal hier dit jaar niet veel tijd
meer voor over zijn. Dit is iets wat ik zeker ga meenemen naar volgend jaar.
41
3.4 Individuele beoordeling Simone Toneman
Interventie: Fit4thejob
Beschrijving interventie Fit4thejob
Fit4thejob is een initiatief van EY Nederland (voorheen Ernst & Young). Bij EY werken ongeveer 4000
hoogopgeleide professional die hardwerken. Met de introductie van Fit4thejob investeert EY in een
duurzame inzetbaarheid van haar werknemers. Het programma is gestart met de partners van EY om
te kijken of dit een succes zou zijn, en dit was het. Op dit moment doen alle werknemers mee aan het
project Fit4thejob (Nederlands Instituut voor Sport & Bewegen , sd).
Werken bij EY is ook wel te vergelijken met topsport, hierdoor is het belangrijk dat de werknemers
vitaal en gezond zijn. Het programma die onder naam van Fit4thejob dit willen nastreven is het Top
Performer Programma. De deelnemers krijgen een fysieke intake, vervolgens stelden zij met een
coach vitaliteitsdoelstellingen op om deze uit te voeren. Er werd aan de persoonlijke doelstellingen
gewerkt door het volgen van workshops over verschillende onderwerpen en het aangaan van
gesprekken met coaches over de persoonlijke leerdoelen. Een half jaar later werd er een nieuwe
energiemeting gedaan om te kijken of alles zin heeft gehad.
Er werden vele thema’s besproken tijdens de gesprekken en workshops: energiemanagement,
voeding, slapen, bewegen en ontspannen. De professionals hadden veel te maken met deze
onderwerpen door het drukke bestaan dat zij hebben. De uitslagen van het project waren erg goed
en zijn daarom toegepast op alle werknemers van EY. De hoofdreden hiervan is het voorkomen van
uitval.
Een onderdeel van Fit4thejob is Sports4you. Via dit label worden sportevenementen aangeboden
waar werknemers met hun collega’s aan mee kunnen doen. Voorbeelden hiervan zijn: de City Pier
City, de Zevenheuvelenloop en Limburgs mooiste.
EY is constant op zoek naar sportieve uitdagingen en ondersteunen deze.
Doelstelling interventie
De doelstelling van Fit4thejob is het behalen van een duurzame inzetbaarheid van haar deelnemers.
Dit doen zij doormiddel van het verbeteren van de validiteit en gezondheid van de werknemers zodat
zij niet gemakkelijk in een ‘burn out’ terecht komen. De hoofdreden van het bestaan van Fit4thejob is
om in te zetten op energiemanagement, met een daarbij komende reden, het voorkomen van uitval
Koppeling theoretische principes en methodieken
Nadat de werknemers een intakegesprek en een fysieke intake hebben gehad wordt alles
overgenomen door professionals en lifestyle coaches. Zij werken doormiddel van veel kennis op het
in dit vakgebied. Zijn zorgen dat de werknemers de informatie die zij tot zich krijgen goed kunnen
vertalen naar de praktijk. Op deze manier vindt er gedragsverandering plaats en wordt er na een
halfjaar bij de energiemeting een positieve uitslag met voorheen verkregen.
Alles heeft te maken met de bewustwording van dingen op het gebied van jouw gezondheid en
vitaliteit. Het programma legt goed uit wat er gebeurd in je lichaam en werkt met visuele
voorbeelden. Wat gaat het jezelf opleveren als je meer beweegt, beter slaapt en gezonder eet?
42
Doordat het programma gericht is specifiek op werknemers wordt er met voorbeelden gewerkt die
dicht bij de belevingswereld van de werknemers staan. Om het programma tot een succes te laten
worden is goede communicatie tijdens het programma van belang.
Effect, resultaat en evaluatie
Vanuit het programma Fit4thejob heeft een aantal adviezen opgesteld die belangrijk zijn bij het
uitvoeren van het programma om zo het beste effect te verkrijgen:
Start met het identificeren van de uitdagingen die werknemers hebben en probeer daar met iets kleins op aan te haken. Het hoeft niet direct een ingewikkeld programma te zijn.
Maak gebruik van het aanbod aan sportieve evenementen (zoals runs) en kijk of er enthousiaste mensen zijn die mee willen doen. Stimuleer ook initiatieven die vanuit sportieve collega’s georganiseerd worden.
Het opzetten en uitvoeren van een vitaliteitsprogramma kan van verschillende niveaus komen. Het is wel belangrijk dat iedere directeur zich bewust is van het belang en dat onderstreept. Het moet geborgd worden.
Het hoeft niet altijd veel geld te kosten, maar wel inventiviteit. Investeer bijvoorbeeld 300 euro in shirts en dat wat je ervoor terugkrijgt is velen malen meer. En probeer initiatieven in te passen in de dagelijkse werkzaamheden.
Elk bedrijf heeft wel iemand die fanatiek sport, die kan een ambassadeur zijn van de topsport gedachte.
(Nederlands Instituut voor Sport & Bewegen , sd)
EY het programma Fit4thejob jaarlijks aan haar werknemers aan. Hiernaast is de vitaliteit onderdeel van het Corporate Social Responsibility beleid. Elk kwartaal moet het programma management informatie opleveren, hoeveel mensen doen er mee, wat is de effectiviteit en hoe is het programma geëvalueerd? Op deze manier blijft duidelijk wat het effect is van het programma op de werknemers en wat de deelnemers er zelf van vinden. Aan het einde van het programma geeft de energiemeting elke deelnemer een goed beeld van zijn/haar voortgang met betrekking tot hun gezondheid en vitaliteit.
Relatie met het stageproject
De relatie met de bovenstaande interventie en het stage project is de doelgroep. In beide projecten is de doelgroep werknemers. Beide interventies zorgen ervoor dat werknemers weer aan het sporten gaan en zich weer bewust worden van hun gezondheid, hun gezondheid staan centraal. Door het drukke leven van de werknemers wil het sporten er nog wel eens bij in schieten, het doel van de projecten is om dit te voorkomen. Beide interventies zijn gericht op de langere termijn en er zullen evaluaties plaats vinden.
De verschillen tussen het stageproject en Fit4thejob is het feit dat erbij Fit4thejob veel workshops worden gegeven en evenementen worden georganiseerd en bij het stageproject er aan een vast programma vastgehouden wordt. Dit programma is een vast trainingsprogramma terwijl er bij Fit4thejob verschillende dingen worden georganiseerd ook buiten het bedrijf zelf. Een anders verschil is dat het stageproject zich eigenlijk alleen richt op beweging terwijl Fit4thejob zich richt op ook voeding, ontspanning, slapen en energiemanagement.
Logboek stageblok 2.3
43
Week Activiteit Competenties Uren
6 De eerste week van het derde stageblok. Een gesprek met een nieuwe stagebeleider, Ad Reinstra. Er is overleg geweest over de invullen voor het komende blok. Er is gekeken waar Zwemschool Instituut voor Sportstudies ons het beste kan gebruiken en er zijn opties besproken met betrekking tot de blokopdracht. De keuze voor de uiteindelijke blokopdracht zou bij ons liggen.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
10
7 Het tweede gesprek met Ad, deze verliep anders dan voorheen gedacht was. Het was een heftig gesprek met veel discussies over de blokopdracht. Ad wilde graag dat er werd afgestapt van de blokopdracht en er meer werd gekeken naar het belang van de organisatie. Later is hier samen met Sander een gesprek over geweest om er alsnog uit te komen en beide partijen blij te maken. Zodat er ook meteen begonnen kon worden met de opdrachten. De interesses van elk teamlid zijn besproken zodat iedereen een taak kreeg die hij/zij graag wilt. Joost en Kokulan hebben samen de opdracht voor gezondheid en gedrag op zich genomen met als stagebegeleider Bram Bembom. Ineke en ik hebben de opdracht operationeel sportmanagement bij Ad Reinstra gekozen.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
8 Ineke en ik hebben samen met Ad een gesprek gehad over de opdrachten voor dit blok. Er is een keuze gemaakt om te beginnen met het analyseren van de externe communicatie van Zwemschool Instituut voor Sportstudies. Hier zullen Ineke en ik de komende twee dagen mee bezig gaan.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
9 Vakantie - 0
10 Samen met Ad hebben we de ingeleverde analyse bekeken, hij was niet tevreden. Ineke en ik hebben niet begrepen wat hij wilde. Ook deze week moesten wij weer aan de analyse werken, maar nu veel en veel uitgebreider zodat er ook meer duidelijk werd over de zaken van nu en de kansen die er liggen voor Zwemschool Instituut voor Sportstudies.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
11 Samen met Ad alles weer doorgenomen, op een aantal aanpassingen na was hij tevreden. Nu kon er een begin worden gemaakt met de analyse voor het onderscheidenheid van Zwemschool Instituut voor Sportstudies.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
12 Na een gesprek met Ad over de opgestuurde analyse konden we verder met verbeteren van
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
44
deze analyse en het maken van doelstelling op het gebied van communicatie. Er is besloten dat er eerst wordt gewerkt aan de communicatie en daarna er aandacht wordt besteed van het onderdeel onderscheidenheid. De analyses begonnen er steeds meer uit te zien naar de wensen van Ad, die aan het begin van het blok lange na niet bereikt waren.
13 De laatste dingen met Ad zijn overlegd in een gesprek. We hebben het gehad over de informatiebrief die hij had ontvangen over het komende blok. Er zal dan minder tijd zijn voor stage. Er is besproken wat de plannen waren voor na de toets week en overlegd over de mogelijkheid dat in het vervolg er meer van het beoordelingscriteria afgeweken kan worden. Ad zou hiermee een gesprek aangaan met de coördinator van het tweede jaar. Ineke en ik hebben donderdag gewerkt aan de verslaglegging voorin het stageverslag dat ingeleverd moet worden aan het einde van het blok.
- Onderzoeken (SGM 13) - Samenwerken (SGM 15)
16
14 Ebas week - 0
15 Tentamen week - 0
Individuele bijdrage aan de beroepsprestaties
Analyseren stond bij de blokopdracht die wij samen met Ad Reinstra hebben ontwikkeld centraal.
Het constant onderzoeken en analyseren van dingen bleef elke week terug komen. Dit om een zo
goed mogelijk beeld te krijgen van de situatie op dit moment en de kansen die daar bij horen.
Als eerste hebben Ineke en ik gesprekken gehad met Ad Reinstra deze gingen vooral over de invulling
van het blok en de manier waarop wij naar opdrachten moesten kijken. Ik vond dit erg interessant
omdat ik niet eerder op een andere manier naar opdrachten heb gekeken. Het onderzoeken en
onderbouwen van dingen stonden centraal. Dit blok heb ik veel gewerkt aan de SGM competentie
13, onderzoeken.
Aan het begin van het blok hadden zowel Ineke en ik al snel de neiging om conclusies te trekken, Ad
wees ons hierop er vertelde ons dat alles onderbouwd moet worden, ook al lijkt het antwoord voor
de hand liggend. In het begin moest ik erg aan deze werkwijze wennen omdat ik dit niet gewend was.
Achteraf ben ik blij dat Ad ons op deze dingen heeft gewezen.
Ineke en ik hadden verschillende rollen, ik was vooral verantwoordelijk voor het doen van onderzoek
en Ineke voor het stellen van de doelstellen en het kijken welke oplossing er het beste bij
Zwemschool Instituut voor Sportstudies past. Tijdens de gesprekken met Ad verschilde het met wie
het gesprek leidde. In het begin was dit Ad en aan het einde was of Ineke en ik het. De keren dat wij
het gesprek leidde kregen wij alle kansen om de dingen te vragen waar wij meer informatie over
wilde en werd alles duidelijk wat Ad van ons verwachtte voor de volgende keer.
45
Een ander punt waar ik dit blok veel aan gewerkt heb ik de manier van schrijven. De eerste stukken
waar ik delen in had geschreven vond Ad matig, de manier van schrijven moest anders. Ad heeft ons
goed uitgelegd hoe we het beste een stuk op konden bouwen en vanuit daar een interessant en fijn
leesbaar stuk konden schrijven. In de toekomst wil ik dit verder verbeteren omdat ik vind dat de
schrijfwijze veel doet voor een stuk tekst. Al het onderzoek en de conclusies die gedaan zijn dit blok
moest beschreven worden in een grote analyse, hier heb ik veel gelet op wat ik van Ad heb geleerd
op het gebied van schrijven en formuleren.
Ik heb dit blok veel gedaan op het gebied van analyseren, ik ben zelf tevreden over mijn vooruitgang
op dit gebied. Ik heb veel initiatief genomen zodat Ad niet werd teleurgesteld tijdens onze
gesprekken. De samenwerking in het team was zoals voorheen fijn en goed.
46
Nawoord
Dit blok zijn wij bezig geweest met het operationeel sportmanagement en gezondheid & gedrag. Aan
de hand van verschillende onderzoeken en uitgevoerde opdrachten hebben wij dit zo optimaal
mogelijk weten te doen. Met input vanuit de voorgaande hoorcolleges over de desbetreffende
onderwerpen is er een mooi product aangeleverd waar de opdrachtgevers baat bij hebben. Zij zullen
iets hebben aan het geleverde werk en er zal op voortgeborduurd worden.
47
Bibliografie B. Baarda, E., Bakker, M., van der Hulst, T., Fischer, M., Julsing, R., van Vianen, e. M., & Goede, d.
(2014). Methoden en Technieken. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers bv.
Bembom, B. (2015). Stage SGC 2015/2016 . Groningen .
Bembom, B. (sd). Businessplan. Groningen .
Berg, L. V. (2016, 3 10). Woordenboek. Opgehaald van Marketingportaal:
https://www.marketingportaal.nl/woordenboek/communicatie
Blinker en CGselecties . (2014 ). Nationaal e-mail Onderzoek .
Breedveld, K., Kamphuis, C., & Raaphorst Tiessen, A. (2008). Rapportage sport. Den Haag: Sociaal en
Cultureel Planbureau.
CBS, & Koophandel, K. v. (2013). Brancheontwikkeling. Van Spronsen & Partners horeca-advies.
Dingemanse, K. (2015, september 29). Soorten interviews. Opgehaald van Scribbr.nl Dé nakijkservice
voor jouw scriptie: https://www.scribbr.nl/onderzoeksmethoden/soorten-interviews/
EasySwim. (sd). Bedrijven. Opgehaald van EasySwim: http://www.easyswim.com/bedrijven#5
Emailstats. (2016, 3 10). gebruik statistieken . Opgehaald van emailstats :
http://www.emailstats.nl/email-gebruik-statistieken/
Fitness 2.0. (sd). Opgehaald van Netwerk in beweging:
http://www.netwerkinbeweging.nl/interventies/overzicht/21800
go2socialmedia. (2015, 10 14). Opgehaald van go2socialmedia: http://www.go2socialmedia.nl/wp-
content/uploads/Goede-website-basis-voor-succesvolle-content-marketing.pdf
Gratton, J. &. (2011). In J. &. Gratton, Onderzoeksmethoden voor sportstudies. USA en Canda:
Routledge.
Hannink, E. (sd). Tips voor meer fans en volgers op je facebookpagina. Opgehaald van Erno Hannink:
http://ernohannink.nl/25-tips-voor-meer-fans-en-volgers-op-je-facebook-pagina/
InfoNu. (2012, 12 31). Zwangerschap. Opgehaald van Mens en gezondheid Info Nu : http://mens-en-
gezondheid.infonu.nl/zwangerschap/108292-wat-is-de-beste-leeftijd-om-zwanger-te-
worden.html
InfoNu. (2016, Maart 5). Verschil in temperatuur van zwemwater en ideale temperatuur. Opgehaald
van Sport Info Nu: http://sport.infonu.nl/watersport/103356-verschil-in-temperatuur-van-
zwemwater-en-ideale-temperatuur.html
Jansen, M. (2014, oktober 7). Waarom je wél groepslessen zou moeten doen. Opgehaald van Fit
society: http://www.fitsociety.nl/cardio/waarom-je-wel-groepslessen-zou-moeten-doen/
Kawasaki, G. (sd). How to get more facebookfans. Opgehaald van Holykaw:
http://holykaw.alltop.com/how-to-get-more-facebook-fans
Kernerman Dictionaries. (2016). Benchmarkt. Opgehaald van Nederlandse woordenboek:
http://www.woorden.org/woord/benchmark
48
Laursen, P. B., & Jenkins, D. G. (2002). The Scientific Basis for High-Intensity. Brisbane: Adis
International Limited. Opgehaald van Fitness Junk.
Marieke Gaus, M. B. (2014). Communicatiejaaronderzoek 2014. Logeion .
Mark, J. v. (2013). de belangrijkste trainingswetten. Opgehaald van fit.:
https://www.fit.nl/trainingstheorie/trainingswetten
Marketing termen . (sd). Begrip. Opgehaald van Marketing termen:
http://www.marketingtermen.nl/begrip/unique-selling-point
Marketingfacts . (2016, Maart 10). Channel . Opgehaald van Marketingfacts:
http://www.marketingfacts.nl/statistieken/channel/social_media_marketing
Nationaal Kompas Volksgezondheid. (2014, juni 13). Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van
lichamelijke (in)activiteit? Opgehaald van Nationaalkompas:
http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijke-
activiteit/wat-zijn-de-mogelijke-gezondheidsgevolgen-van-lichamelijke-activiteit
Nederlands Instituut voor Sport & Bewegen . (sd). Fit4thejob bij EY. Opgehaald van Nederlands
Instituut voor Sport & Bewegen : http://www.nisb.nl/doen/goede-voorbeelden/gezonde-
werkplek/bewegen-op-het-werk/fit4thejob-bij-ey.html
NISB. (sd). Maak werk van bewegen! Opgehaald van Netwerk in beweging:
http://www.netwerkinbeweging.nl/interventies/overzicht/21832
Ooijendijk, W., Hildebrandt, V., & Hopman-Rock, M. (2007). Bewegen in Nederland 2000-2005.
Hoofddorp/Leiden: TNO.
Ouwering, L. (2014). Zakelijk gebruik van Facebook, Twitter en LinkedIn . Scooperz .
Patrick. (2014, september 18). Fullbody or split. Opgehaald van Krachttraining:
http://krachttraining.net/index.php/met-een-full-body-training-win-je-evenveel-vetvrije-
massa-en-kracht-als-met-een-splitschema.html
Paul Neuteboom, H. W. (2014). Het Nationaal E-mail Onderzoek .
(2013). Rabobank Cijfers & Trends. Rabobank.
Straten, M. v., Tousain, S., Tjoelker, K., & Haring, J. (2015). Explorerend Onderzoek naar de Ervaren
Rol van Ouders Inzake Gezonde Voeding van Hun Kinderen in de Basisschoolleeftijd. Utrecht:
Universiteit Utrecht: Sociale Wetenschappen.
Sybe Bokma, E. D. (2015). Stageverslag B1 Zwemschool HIS. Groningen .
Van Akker, S. (2014, november 21). Onderwijs scoort te hoog op de verkeerde lijstjes. Opgehaald van
Van Akker Vindt: https://vanakkervindt.wordpress.com/overvanakker/
Verschoor, G. (2013). Het fitnesscentrum in beeld. Opgehaald van Spronsen:
http://www.spronsen.com/downloads/Brancheboekjes/Het%20Fitnesscentrum%20in%20Be
eld%202013.pdf
WellVit BV. (2015, december 21). Maak werk van bewegen! Opgehaald van Loketgezondleven.nl:
https://www.loketgezondleven.nl/interventies/i-database/1402447
49
Wikipedia. (2015, Maart 22). Empirische cyclus. Opgehaald van Wikipedia:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Empirische_cyclus
Zwembad de Parrel. (2016, 3 10). Zwembad de Parrel. Opgehaald van Sport050:
http://www.sport050.nl/sportlocaties/zwembaden/zwembad-de-parrel
Zwembadbranche. (2016, Februari). Zwembadbranche, p. 52.
Zwemcentrum Zuidhorn. (2016, 3 22). Informatie aanvraaag zwemschool groningen . Opgehaald van
ZC Zuidhorn: http://zc-zuidhorn.nl/informatie-aanvraag-zwemschool-
groningen/?gclid=CMml5aOj1MsCFQmNGwodg2EGgA
Zwemschool Elbert. (2016, 3 10). Contact. Opgehaald van Zwemschoolelbert:
http://www.zwemschoolebert.nl/
Zwemschool Instituut voor Sportstudies. (sd). Brochure Zwemschool Instituut voor Sportstudies.
Groningen.
50
Bijlage 1: Interne en externe analyse Zwemschool Instituut voor Sportstudies Alle informatie die in de interne en externe analyse naar voren komt is afkomstig uit het stageverslag
van Sybe Bokma, Eline Draaisma & Bram Ottens gemaakt op 15-04-2015 in opdracht van Zwemschool
Instituut voor Sportstudies (Sybe Bokma, 2015).
Het eerste hoofdstuk staat in het teken van een grondige analyse van Zwemschool Instituut voor
Sportstudies . Hierbij wordt gebruik gemaakt van studiemateriaal van de opleiding Sport Gezondheid
en Management van de Hanzehogeschool Groningen. De analyse bestaat uit een interne ]die gevolgd
door wordt de externe analyse. Daarna volgt een SWOT-analyse die de sterktes, zwaktes, kansen en
bedreigingen weergeeft.
Interne analyse Zwemschool Instituut voor Sportstudies
Het eerste deel van dit hoofdstuk geeft aan hoe de stageplek van binnenuit is opgebouwd. Hier
wordt gekeken naar het management, de structuur, de strategie en het personeel. Dit wordt dus
gedaan door een interne analyse, Robert Kok (Sportmarketing, 2010) heeft de volgende definitie
voor een interne analyse; ‘’Een van uit een probleemstelling geïnitieerd onderzoeksproces van de
eigen organisatie waarbij de sterkten en zwakten van de organisatie aan het licht komen. Deze
sterkten en zwakten zijn relatief en worden afgezet tegen de externe analyse’’. Om deze informatie
te achterhalen wordt er gebruik gemaakt van het 7S model (7S-model MCkinsey) zie hiervoor
afbeelding 1 en verschillende literatuur dat is behandeld op de opleiding Sport Gezondheid en
Management van de Hanzehogeschool Groningen.
Afbeelding 1.1: 7-S model MCkinsey
In het model hierboven staan verschillende termen die in de volgende paragrafen verder worden
toegelicht. Nadat elke factor is uitgewerkt, is het mogelijk om te bepalen waar de sterktes en zwaktes
van de interne organisatie liggen. Deze gegevens komen daarna ook terug in de SWOT-analyse. De
eerste drie paragrafen bevatten de “hardware“ van het model. Deze hardware houdt in dat dit de
factoren zijn waar direct invloed op uitgeoefend kan worden. Dit betreft de factoren strategie,
structuur en systemen. De andere factoren volgen daarna. Tijdens de beschrijvingen worden ook
andere modellen toegepast om de beschrijving zo uitgebreid mogelijk te maken.
51
Strategie
Het eerste onderdeel van het 7S-model bevat de strategie van de zwemschool. Allereerst is
hieronder de missie (Stageverslag 2.1, 2014) van de Zwemschool Instituut voor Sportstudies
geformuleerd, daarna volgen de visie en doelstellingen. Op basis van deze gegevens is er gekeken
naar wat voor strategie Zwemschool Instituut voor Sportstudies gebruikt om het leerwerkbedrijf
optimaal te laten functioneren.
Missie: De beste zwemschool van Groningen zijn, op een kindvriendelijke manier. De missie geeft
duidelijk aan wat Zwemschool Instituut voor Sportstudies wil en hoe dat gedaan moet worden.
Na de missie volgt nu de visie. Kort omschreven geeft een visie een duidelijk beeld van de gewenste
toekomst om de organisatie uit te kunnen dagen tot optimaliseren (Kok, 2010). Hieronder volgt de
visie van Zwemschool Instituut voor Sportstudies .
Visie: De zwemschool moet een plek zijn waar iedereen optimaal kan leren. Zwemschool Instituut
voor Sportstudies wil graag dat er optimaal geleerd wordt. Zwemschool Instituut voor Sportstudies
heeft zichzelf neergezet als leer-werkbedrijf en hierbij ook een passende visie bedacht.
De missie en de visie zijn nu bekend, het is dan ook van belang om te weten hoe zij dit denken te
gaan verwezenlijken. Zwemschool Instituut voor Sportstudies heeft dan ook meerdere doelstellingen
die haar moeten helpen de missie en de visie na te streven. De doelstellingen zijn verkregen uit een
interview met de stagebegeleider Ad Reinstra.
Deze doelstellingen (Reinstra, 2014) kunnen nog weer onderverdeeld worden in lange en korte
termijn doelstellingen. Dit houdt in dat er een aantal doelstellingen bijvoorbeeld dit studiejaar
kunnen worden behaald, andere doelstellingen kunnen langer de tijd nodig hebben.
Zoals al in de tabel te zien is, zijn er meerdere doelstellingen die enige tijd vragen. Doordat dit wat
meer tijd vraagt, heeft vooral Ad ook veel verschillende taken waar hij zich mee bezig houdt. Deze
lange termijn doelstellingen sluiten daarnaast goed aan op de missie, omdat zij bijdragen om de
beste zwemschool van Groningen te worden. Daarnaast zijn er ook een aantal doelen die wellicht te
maken hebben met de visie, zoals bijvoorbeeld ontwikkelen van creatieve vormen spelen, dit vraagt
wat van de instructeurs en stagiairs op het gebied van creativiteit en dit is voor de kinderen dan een
(nieuwe) manier om iets te leren.
Structuur
Wat voor organisatiestructuur is er binnen dit leer-werkbedrijf van toepassing? Er zijn verschillende
mogelijkheden voor een organisatie om te kunnen werken. Daarom is het belangrijk om eerst te
kijken wat de definitie van een organisatiestructuur is.
52
“De organisatiestructuur geeft bepaalde taken, rollen en verantwoordelijkheden weer waarbij de
autoriteitsrelaties worden weergegeven en de communicatiepatronen zichtbaar zijn.”
Definitie van organisatiestructuur (John Beech, 2012)
Nu de organisatiestructuur een wat duidelijkere betekenis heeft, kan de organisatiestructuur worden
uitgetekend. Op de volgende pagina vindt u een schematische weergave die binnen Zwemschool
Instituut voor Sportstudies van toepassing is. Daaronder volgt een toelichting met taken,
verantwoordelijkheden en eventuele communicatiepatronen. Bij de toelichting worden alleen de
partijen beschreven die daadwerkelijk belangrijk zijn voor de opdracht.
Afbeelding 1.2: Schematische weergave Zwemschool instituut voor Sportstudies.
Van boven naar beneden staat duidelijk aangegeven hoe de organisatiestructuur van Zwemschool
Instituut voor Sportstudies werkt. Dit is al duidelijk, maar er kan nog wat dieper op worden in
gegaan als er wordt gekeken naar waar Zwemschool Instituut voor Sportstudies zich op richt. Dit kan
door middel van kijken wat voor taakgroepering Zwemschool Instituut voor Sportstudies is. De
taakgroepering die naar het idee van de stagiairs het beste aan Zwemschool Instituut voor
Sportstudies kan worden gekoppeld is de functiegerichte taakgroepering. Dit is te zien doordat de
indeling van deze hiërarchie is ingedeeld op basis van de aanwezige functiegebieden. Als er dan nog
verder wordt gekeken, kan er ook gesteld worden dat de huidige organisatiestructuur een
bureaucratische organisatiestructuur is.
Er is duidelijk aan wie er verantwoording afgelegd moet worden. Een dergelijke soort
organisatiestructuur zou in dit geval een lijnorganisatie zijn, omdat de hiërarchie uitsluitend loopt via
een verticale weg. Dit houdt in dat bijna iedereen taken van bovenaf krijgt en deze dient uit te
voeren.
Als er daarna wordt gekeken naar wat voor functies er zijn binnen deze organisatiestructuur dan lijkt
het vrij logisch om voor een dergelijke organisatiestructuur te kiezen. Uit de vergaderingen met Ad is
naar voren gekomen dat hij het zelf liever anders zou zien. Hij gaf aan dat hij behoorlijk vast staat en
graag in een wat flexibelere organisatie zou willen werken. Ad heeft veel taken en
53
verantwoordelijkheden, zoals zo dadelijk ook te zien is, wat er voor zorgt dat hij altijd druk bezig is.
Naar zijn idee zou een flexibelere organisatie beter werken.
De manager
Eerst wordt er gekeken naar de manager, zijn verschillende taken en verantwoordelijkheden staan
hieronder beschreven. De manager staat hoog in het organogram en moet dus veel taken delegeren.
Daarbij komt dat hij ook andere taken heeft die hij moet doen in het belang van Zwemschool
Instituut voor Sportstudies . Ad zijn communicatiepatroon is vanuit het organogram dus vooral van
boven naar beneden. Ook bij het externe communicatiepatroon staat Ad centraal en heeft hij veel
contact met andere organisaties.
Tabel 1.1: Taken en verantwoordelijkheden manager (Ad Reinstra, 2014)
Deze taken en verantwoordelijkheden zijn een opsomming van de taken maar hoe uiten deze zich in
de praktijk? De manager is vaak te vinden in het Willem-Alexander Sportcomplex en dan bij de
lerarenafdeling. Hier heeft hij de meeste tijd en ruimte voor het uitvoeren eerder genoemde taken
en heeft afspraken met collega’s, externe partijen, coördinatoren, instructeurs en. In de
lerarenkamer voert hij veelal de formele gesprekken, daarnaast is hij ook actief in het zwembad,
want hier verzorgt hij de cursus voor de aanstaande instructeurs.
De coördinatoren
De coördinatoren zijn de leidinggevende personen op een dag dat er zwemles wordt gegeven. Zij zijn
al afgestudeerd of zitten in het 4e studiejaar. Dit zijn de personen met meer ervaring op het gebied
van zwemonderwijs. Tijdens de zwemlessen is de dag coördinator het aanspreekpunt voor ouders
indien er vragen zijn. Tevens bewaken zij het leerproces van de instructeurs, stagiairs en de kinderen.
De instructeurs worden aangestuurd door de dag coördinatoren. De coördinatoren zijn
verantwoordelijk voor de operationele indeling van de Zwemschool. (bijv.: hoeveel kinderen in een
les, welke kinderen in welke les etc.) Alle coördinatoren zijn eerst zweminstructeur en kunnen
vervolgens in hun functioneringsgesprek aangeven of zij belangstelling hebben voor de functie
coördinator. Coördinatoren hebben wel invloed op het beleid, zij voeren samen met de manager (Ad)
het beleid uit.
Tabel 1.2: Taken en verantwoordelijkheden coördinatoren
54
De coördinator is de voor aanvang van de zwemtijden al aanwezig om bijvoorbeeld de computer op
te starten en ouders met hun kinderen en de instructeurs te verwelkomen. Vanuit het kamertje wat
zich bij het zwembad bevindt heeft de coördinator een goed overzicht over het zwembad. Als zij zich
even niet in het zwembad aanwezig hoeft te zijn, verwerkt zij gegevens in de computer.
De instructeurs
Een voorwaarde om les te mogen geven binnen de zwemschool is dat een instructeur in het bezit
moet zijn van een geldig diploma “lesgever zwem ABC”. Elke instructeur is daarmee ook bevoegd.
Tevens volgen de instructeurs enkele keren per jaar een bijscholing om zichzelf ook te blijven
ontwikkelen. In de personeelsplanning staan zaken als hoeveel instructeurs er aanwezig zijn op
bepaalde dagen, hoeveel uren een instructeur werkt etc. Na een werkdag hebben de instructeurs
nog een evaluatiemoment met de coördinator om te kijken hoe de lessen zijn gegaan.
Tabel 1.3: Taken en verantwoordelijkheden instructeurs
De instructeurs begeleiden een aantal kinderen tijdens het zwemmen. Daarnaast helpen zij de
kinderen zoveel mogelijk om de zwemprestaties te verhogen en de kinderen klaar te stomen voor
het afzwemmen. Door de kleine groepjes waarin wordt gewerkt, is er veel aandacht voor de kinderen
en wordt er ook een veilige sfeer gecreëerd. Deze sfeer wordt door de instructeurs opgebouwd door
een vertrouwensband op te bouwen met de kinderen.
De stagiairs
Elke jaar wordt er weer een nieuwe cursus aangeboden voor nieuwe studenten om zich te laten
scholen tot "lesgever zwem ABC". De cursus wordt gegeven volgens de criteria van de NPZ-NRZ en
duurt een volledig jaar. In dit jaar lopen de stagiairs, verdeelt over de dagen, mee en nemen
gedurende het jaar een steeds prominentere rol aan als lesgever. De stagiairs zijn gelijktijdig met de
instructeurs actief op de werkvloer en worden begeleid.
In het organogram was ook een zijtak te zien met daarin het OBP, financieel, en facilitaire facetten
van de Hanzehogeschool. Deze afdeling voert vooral administratieve werkzaamheden uit. Ad zorgt
voor een bepaalde input en zij maken dit in orde, Ad draagt hier dus ook verantwoordelijkheid voor.
Zoals al duidelijk werd, is Ad met veel taken tegelijk bezig en is hij constant in de weer om alles maar
zo goed mogelijk te managen.
De functies binnen Zwemschool Instituut voor Sportstudies staan in direct contact met elkaar. Er is
een duidelijke rolverdeling aanwezig. Iedereen weet aan wie hij/zij verantwoording moet afleggen.
Anders gezegd is sprake van een top-down systeem. Daarnaast heeft elk persoon zijn eigen taken en
verantwoordelijkheden, zie hiervoor de taken en verantwoordelijkheden per groep. Er is een
duidelijke planning aanwezig waar een ieder zich aan moet houden. Doordat de organisatiestructuur
vrij eenvoudig is opgedeeld worden de verschillende werkzaamheden goed op elkaar afgestemd.
Daarbij geeft de organisatiestructuur ook duidelijk aan welke plek een functie heeft in de organisatie.
Er kan precies uit worden afgelezen wie verantwoording aan wie aflegt (eenheid van bevel). Doordat
de structuur zo vast staat is hij niet flexibel te noemen. Doordat dit zo vast staat kan het bestuur, wat
eigenlijk alleen Ad is, moeilijk bepaalde beslissingen nemen omdat het vaak tijd kost om een
beslissing door te voeren.
55
Systemen
In deze paragraaf wordt er gekeken naar wat voor output de Zwemschool nu eigenlijk levert. Dit
wordt gedaan met behulp van een model. De zwemschool biedt voornamelijk zwemlessen aan en
zorgt er voor dat de kinderen een zwemdiploma halen. Omdat de Zwemschool een leer-werkbedrijf
is de output niet alleen het behalen van zwemdiploma’s voor kinderen, maar ook het bieden van een
cursus om zweminstructeurs op te leiden. Om te bepalen hoe deze output tot stand komt, wordt er
gebruik gemaakt van de waardeketen van Porter.
Afbeelding 1.3: Waardeketen van Porter (Management & organisatie, 2015)
Porter gaat ervan uit dat bij het behalen van een concurrentievoordeel het niet gaat om de output
van een organisatie, maar om de toegevoegde waarde van de organisatie (Kok, 2010). Bij deze
toegevoegde waarde kan er gedacht worden aan een betere marktpositie dan de concurrent, door
middel van een betere productkwaliteit te bieden of productprocessen goed te laten verlopen. Nu is
de vraag hoe dat bij Zwemschool Instituut voor Sportstudies gebeurd en hoe verloopt dit proces
dan?
Het model maakt onderscheidt tussen twee soorten processen; primaire processen en
ondersteunende processen. Bij deze primaire processen kan er een link worden gelegd naar alle
processen die een directe bijdrage leveren aan het (eind)product of dienst. De ondersteunende
processen helpen mee om de primaire processen uit te voeren.
Bij Zwemschool Instituut voor Sportstudies is het van belang dat er voldoende leden en voldoende
instructeurs zijn. Deze twee vallen in feite allebei in de primaire processen, want de één kan niet
zonder aan het werk. Dus wat de inkomende logistiek betreft gaat het hier om de kinderen,
instructeurs en de stagiairs. Vervolgens wordt er een dienst geleverd en tijdens het proces leren de
kinderen om te zwemmen. De uitgaande logistiek betreft de kinderen die hun zwemdiploma hebben
gehaald en nu verantwoord kunnen zwemmen. De zwemschool is een non-profit organisatie, zij
heeft niet als doelstelling om winst te behalen. Zwemschool Instituut voor Sportstudies verkoopt
zich doormiddel van mond tot mond reclame (Reinstra, 2014), zij maakt dan ook weinig tot geen
gebruik van marketing en/of verkoop. De zwemschool biedt daarnaast wel service, ouders kunnen
altijd terecht met vragen of problemen die zo goed mogelijk worden beantwoord of worden
opgelost. Om deze processen goed te laten verlopen, zijn de ondersteunende processen ook
belangrijk. Als er wordt gekeken naar het onderdeel facility management wordt er bedoeld hoe de
manager met het personeel omgaat. Het volgende onderdeel is technologieontwikkeling, denk
56
hierbij aan media of bepaalde ontwikkelingen op technologisch gebied voor de Zwemschool van
toepassing zijn. Zwemschool Instituut voor Sportstudies heeft een heel eenvoudige website van de
Hanze, waar de informatie op staat die nodig is. De website is wel up-to-date, maar biedt verder
weinig nieuws. Daarnaast maakt Zwemschool Instituut voor Sportstudies ook gebruik van een
leerlingvolgsysteem (LVS). Dit systeem geeft de vooruitgang van de kinderen weer. Ouders kunnen
hierop inloggen om resultaten te zien en de instructeurs kunnen resultaten in dit systeem verwerken.
Verder wordt er op het gebied van technologie en sociale media niets gedaan. Deze punten kunnen
onder de doelstelling creatieve vormgeving vallen. Tot op heden wordt hier nog niet veel aan
gedaan, Ad heeft aangegeven dat hierin ontwikkelingen plaatsvinden.
Gedeelde waarden
Deze factor staat centraal in het 7S-model, dit houdt in dat de shared values, oftewel de gedeelde
waarden, als belangrijk worden beschouwd. Bijvoorbeeld: Is iedereen op de hoogte van
doelstelling(en) de missie en de visie van de zwemschool? Uit gesprekken met de coördinatoren,
instructeurs en stagiairs is gebleken dat bijna iedereen op de hoogte is van de algemene
doelstellingen. Naar mate de doelen specifieker worden, wordt de groep die ze kent ook kleiner.
Deze doelstellingen worden bepaald door de manager en hij wordt hierbij ondersteund door de
coördinatoren. De manager stuurt iedereen aan om de doelstellingen te behalen. De verwachtingen
en doelen die zijn gesteld, worden ook door iedereen nagestreefd.
Stijl
De meeste mensen onder Ad zijn nog in opleiding, iedereen probeert een eigen stijl aan te nemen en
dit wordt ook gestimuleerd. Iedereen heeft zijn eigen stijl zolang de kern van de planning maar
aangehouden wordt. Binnen Zwemschool Instituut voor Sportstudies bepaalt Ad grotendeels de
koers van de Zwemschool, er zijn verder geen vrijwilligers bij betrokken. De Zwemschool bestaat dus
voornamelijk uit werknemers en stagiairs, de werkzaamheden die zij uitvoeren lijken veel op elkaar.
Zoals net al bij het kopje shared values is vermeld, hanteert iedereen een eigen stijl.
Personeel
Ad werkt al geruime tijd in de zwembadbranche en hij beschikt dus over voldoende ervaring en
deskundigheid. Dit is terug te zien in het feit dat de zwemschool nog steeds druk bezocht wordt, er
zelfs een wachtlijst is en dat de zwemschool groeit. Ad geeft zelf cursussen aan aanstaande
zweminstructeurs. De coördinatoren hebben zelf ook een cursus gevolgd en zijn dus goed geschoold.
Het niveau van de coördinatoren wordt elk half jaar verbeterd door het organiseren van een
bijscholingsavond. Ad weet ook wat er op de werkvloer speelt, omdat hij hier nog zelf actief is maar
ook met regelmaat gesprekken voert met coördinatoren, instructeurs en stagiairs.
Vaardigheden
Bij de Zwemschool zijn, zoals er in het organogram al naar voren kwam, verschillende functies
aanwezig. Om het daadwerkelijk bij Zwemschool Instituut voor Sportstudies te houden wordt er in
deze paragraaf dan ook gekeken naar de competenties die bij dit leerwerkbedrijf nodig zijn. Hierbij
wordt gekeken naar de competenties van de Zwemschool Instituut voor Sportstudies , de manager,
coördinatoren en de instructeurs. Om het bestaansrecht te kunnen houden heeft Zwemschool
Instituut voor Sportstudies als bedrijf ook competenties nodig; competenties waar zij in uitblinkt en
om zich te kunnen profileren ten opzicht van de concurrerende zwemscholen. Kenmerken van
Zwemschool Instituut voor Sportstudies zijn dat zij een leerwerkbedrijf zijn waar iedereen optimaal
kan leren en doordat er veel mensen werkzaam zijn in het bedrijf kan er veel aandacht per kind
57
worden gegeven. Daarbij komt dat Zwemschool Instituut voor Sportstudies de ouders goed kan
informeren over de voortgang van de kinderen doormiddel van het leerlingvolgsysteem. Daarbij
komt dat Zwemschool Instituut voor Sportstudies een manager heeft die tracht innovatief te zijn,
door zich te verdiepen in ontwikkelingen binnen het zwemmen. Het is van belang dat hij niet alles
alleen doet maar ook taken goed kan delegeren. Zwemschool Instituut voor Sportstudies is een
leerwerkbedrijf wat gericht is optimaal leren, dit is een dienst wat zij aanbiedt naast het zwemmen
wat de dienst is waar zij voor staat. De manager moet dus wel degelijk productgericht zijn om
Zwemschool Instituut voor Sportstudies draaiende te houden. Daarbij is het van belang dat hij kan
anticiperen op situaties en hier op verantwoorde manier mee kan omgaan. Als manager zal je toch
moeten verdiepen in de bedrijfstak, dit is nodig zodat je de mensen kan aansturen in het vakgebied.
58
Sterktes en zwaktes Zwemschool Instituut voor Sportstudies
De interne analyse is nu eerst afgerond door het 7S-model in te vullen. Tijdens de analyse zijn er een
aantal punten naar voren gekomen die goed zijn en waar Zwemschool Instituut voor Sportstudies in
uitblinkt, deze punten zijn terug te vinden bij het deel ‘’sterke punten’’. Daarnaast zijn er ook een
aantal punten naar voren gekomen die nog niet goed (genoeg) zijn. Deze punten worden ook
gekenmerkt als ‘’zwakke punten’’. Hieronder is een overzicht te vinden van deze sterke en zwakke
punten. Na de externe analyse zijn er ook kansen en bedreigingen voor Zwemschool Instituut voor
Sportstudies . Deze punten worden dan in een confrontatiematrix geplaatst. Hieruit is dan af te lezen
welke zaken prioriteiten hebben en wat er eventueel aangepast moet worden.
Sterke punten
1. Management van Zwemschool Instituut voor Sportstudies
Het management zorgt ervoor dat Zwemschool Instituut voor Sportstudies in goede
banen wordt geleid. De manager is hier verantwoordelijk voor.
2. Systeem van Zwemschool Instituut voor Sportstudies
Het management zorgt ervoor dat Zwemschool Instituut voor Sportstudies in goede
banen wordt geleid. De manager is hier verantwoordelijk voor.
Zwakke punten
1. Missie van Zwemschool Instituut voor Sportstudies
Als er wordt gekeken naar wat Robert Kok (Kok, 2010) stelt aan een missie ontbreekt bij
deze missie de sociale en maatschappelijke positie van Zwemschool Instituut voor
Sportstudies .
2. Visie van Zwemschool Instituut voor Sportstudies
De visie geeft aan wat Zwemschool Instituut voor Sportstudies wil maar biedt verder
geen uitdaging
3. Organisatiestructuur van Zwemschool Instituut voor Sportstudies
Er moet altijd verantwoording naar boven worden afgelegd, dit is voor de stagiairs en
instructeurs misschien van toepassing maar dit zorgt ervoor dat coördinatoren en de
manager gebonden zijn. Zij kunnen nu niets doen zonder constant hun acties te
verantwoorden, in zekere zin beperkt dit de ontwikkeling van Zwemschool Instituut voor
Sportstudies .
Externe analyse Zwemschool Instituut voor Sportstudies
De externe analyse zal bestaan uit twee delen. Het eerste deel is een DESTEP analyse. Door het doen
van een DESTEP- analyse zal de omgeving van de Zwemschool op macro-niveau worden onderzocht.
In de analyse worden op verschillende niveaus de trends en ontwikkelingen beschreven. De
verschillende niveau’s zijn: Demografisch, Economisch, Sociaal-cultureel, Technologisch, ecologisch
en politiek juridisch (Kok, 2010). Het tweede deel is het vijfkrachten model (Porter, 1998). Met het
vijfkrachten model wordt de krachtsverhouding tussen verschillende partijen binnen de meso
omgeving in kaart gebracht. Dit model bepaalt de aantrekkelijkheid van een bepaalde markt. Hierin
59
wordt de onderhandelingsmacht van leveranciers, de distributie en de afnemers ingeschat. De
concurrenten worden onderverdeeld in bestaande directe concurrenten, concurrerende substituut
producten en mogelijk nieuwe concurrenten die tot de markt kunnen toetreden. Dit alles ten
opzichte van de eigen organisatie.
DESTEP analyse
Demografische ontwikkelingen
De Zwemschool van het Instituut voor Sportstudies is gelegen in de stad Groningen. Bij de
Zwemschool zwemmen kinderen die niet alleen uit de stad komen, maar ook uit andere dorpen
gelegen in de gemeente Groningen. Hieronder zijn de demografische kenmerken van deze gemeente
te lezen. De kenmerken zullen verschillen van man/vrouw verdeling tot hoeveel mensen er van elke
leeftijdsgroep leven. Daarnaast zal ook de groei of krimp van de populatie in de stad worden
onderzocht. Dit onderzoek zal uitwijzen of de gemeente te maken heeft met bijvoorbeeld vergrijzing.
De gemeenste Groningen heeft een inwonersaantal van ongeveer 193.000. Van deze 193.000 is
50,5% vrouw. Dit betekent dat er net iets meer vrouwen dan mannen wonen in de gemeente.
Hieronder is een tabel weergeven met een verdeling van deze inwoners in leeftijdsklasse (CBS, 2015).
Tabel 1.4: Verdeling van inwoners
In de verdeling van de inwoners is duidelijk te zien dat de meeste inwoners van de gemeente tussen
de 20 en 29 zijn. Ook zijn de 0 tot 19 goed vertegenwoordigd in de gemeente. Dit is goed voor de
Zwemschool omdat deze leeftijdsklasse zwemles neemt.
In de provincie Groningen is het inwonersaantal vanaf 1990 met 5% gegroeid (Simon, 2013). De
verwachting is dat het aantal inwoners de komende jaren daalt. Ten opzichte van 2014 zullen er
ongeveer 19.000 mensen minder gaan wonen in 2040, dit is afname meer dan 3%. Wanneer de
gemeente Groningen afzonderlijk wordt bekeken zien we een groei tot en met 2040. De sterkste
bevolkingsafname zal plaats vinden in Delfzijl, Vlagtwedde en Loppersum. In de stad Groningen zal
het bevolkingsaantal tot met 2040 met meer dan 11% groeien. Dit is gunstig voor de Zwemschool,
omdat deze gelegen is in de stad. Wat ook gunstig is, is dat Groningen naast Utrecht het minste te
maken heeft met vergrijzing. Ruim een derde van de gemeente is ouder dan vijftig (nu.nl, 2015). Wel
is vergrijzing een landelijk probleem en zal het aantal vijftigplussers de komende jaren sterk stijgen.
Het nadeel is van deze ontwikkeling is dat er steeds minder mensen komen te wonen die kinderen
krijgen. Het aantal potentiële leden voor de Zwemschool daalt hierdoor.
Economische ontwikkelingen
De economische ontwikkelingen hebben alles te maken met ontwikkelingen op het gebeid van
economische groei en gemiddelde salaris in de gemeente Groningen. Dit is belangrijk voor de
60
Zwemschool. Wanneer de gemiddelde inwoner van de gemeente minder te besteden heeft zullen zij
gaan zoeken naar goedkope zwemlessen.
De gemeente Groningen is de enige gemeente in Nederland met economische groei in 2013 (z24.nl,
2014). Deze groei is te danken aan de aardgaswinning. Bij alle provincies kampte in 2013 met
economische teruggang zoals op de tabel op de volgende pagina te vinden is.
Tabel 1.5: Groei economie per provincie
Het gemiddeld besteedbaar inkomen is doorgaans hoger in vertrekkende huishoudens dan in
vestigende huishoudens. De gemeente Groningen is hier een uitzondering in (Simon,
sociaalplanbureau Groningen, 2013). Het lijkt er op dat de migratie geen negatief effect heeft op de
sociaaleconomische positie van de gemeente Groningen. Rondom de stad Groningen zien we dat
huishoudens zich vestigen met een gemiddeld hoger besteedbaar inkomen. Wat wel opvalt is het
gemiddelde inkomen van de stad Groningen. Dit inkomen is zeer laag in vergelijking tot andere
plekken in de gemeente. Hoogst waarschijnlijk komt dit door studenten die zich in de stad vestigen.
Sociaal culturele ontwikkelingen
Ontwikkelingen op sociaal cultureel gebied die van belang zijn voor Zwemschool Instituut voor
Sportstudies zijn ontwikkelingen in verdeling van huishoudens. Met deze verdeling wordt bedoeld
hoeveel mensen er in één huis wonen. Hoe meer mensen er in één huis wonen hoe meer kinderen er
wonen. Hoe meer kinderen er wonen hoe meer potentiële klanten voor Zwemschool Instituut voor
Sportstudies . Naar verhouding wonen er veel alleenstaanden in de gemeente Groningen. Deze
verdelingen valt grotendeels te verklaren uit het aantal studenten in de stad Groningen. Op de
volgende pagina is in de tabel af te lezen hoe de rest van de verdeling is.
Tabel 1.6: Verdeling van huishoudens
In de tabel is goed af te lezen dat er maar 18.1% van alle huishoudens kinderen hebben. Dit is niet
veel wanneer je het bijvoorbeeld vergelijkt met Delfzijl of Haren. Van deze 18.1% zijn 22.% alleen
61
staande ouders. De afgelopen tien jaar is het aantal eenpersoonshuishoudens gestegen van ongeveer
100.000 in 2000 naar 124.770 in 2013 (Simon, 2013) .
Technologische ontwikkelingen
Steeds meer mensen gebruiken social media of het internet om te communiceren. Zoals in de tabel
hieronder wordt weergegeven stijgt het aantal gebruikers nog altijd. De Zwemschool zelf doet niets
met het social media voor promotie of informatie kwijt te verspreiden.
Tabel 1.7: internetgebruik (Bighelaar, 2013)
Ecologische ontwikkelingen
De ontwikkeling op ecologisch gebied binnen sportaccommodaties is dat zij steeds duurzamer te
werk willen gaan (kiessport.nu, 2015). In totaal kan er in Nederland een bedrag van 450 miljoen aan
energie kosten bespaard worden. De sportaccommodaties verduurzamen kan flink wat geld
besparen. De trend hierbij is dan ook gebruik maken van zonnepanelen. Het gebruik van
zonnepanelen zorgt voor groene energie en is daarom ook goed voor het milieu. Naast groene
energie kan een duurzame sportaccommodaties ook subsidies ontvangen. Hier meer over in de
paragraaf politiek juridisch.
Politiek juridische ontwikkelingen
De gemeente Groningen wil graag dat ieder kind zijn zwemdiploma behaald (vergoeding voor
zwemles, 2014). Wanneer je niet genoeg geld hebt, kun je gebruik maken van Stichting Leergeld.
Door deze regeling kan ieder kind binnen de gemeente Groningen leren zwemmen.
De provincie Groningen gaat financieel een bijdrage geven aan het energiezuinig maken van
sportaccommodaties (provincie Groningen, 2015). Het Huis van de Sport Groningen ontvangt
ongeveer 12.000 euro subsidie hiervoor. Daarnaast gaat er een bijdrage van meer dan 13.000 euro
naar een project gericht op zwembaden. Het project richt zich op zes zwembaden in NoordGroningen
waarbij er per zwembad onderzocht wordt op welke manier energie gespaard kan worden. Dit kan
bijvoorbeeld zijn via de aansluiting bij een warmte producerend bedrijf in de omgeving.
62
Vijfkrachten model van Porter
Leveranciers
Er is één belangrijke leverancier van de zwemschool. Dit is Het Instituut voor Sportstudies (Instituut
voor Sportstudies ). Het instituut levert stagiairs aan de zwemschool. Deze stagiairs worden opgeleid
tot zweminstructeur. Meestal zijn dit leerlingen van de ALO en soms van de opleiding SGM. Door
deze levering van stagiairs kan de de zwemschool blijven bestaan. Dit komt omdat, zoals eerder is
vermeld, de zwemschool een leer/werkbedrijf is. De laatste jaren is de levering van stagiairs positief.
Dit betekent dat er genoeg stagiairs zijn en er is geen reden om te denken dat dit af zal nemen. Dit
komt omdat de relatie met de leverancier goed is en dat het zwembad van de zwemschool zich in het
instituut bevindt. Hierdoor is de drempel om de opleiding tot zweminstructeur te doen relatief laag.
Naast dat de drempel laag is om de opleiding te gaan doen, is de communicatie ook gemakkelijk. De
manager van de zwemschool werkt binnen het instituut hierdoor is de drempel om te communiceren
ook laag.
Concurrentie
Omdat de Zwemschool het enige leer-werkbedrijf is in Groningen hebben ze geen last van
concurrenten die betrekking hebben op het leveren van stagiairs. Wel zijn er concurrenten die
betrekking hebben op het leveren van afnemers. Omdat er veel zwemscholen zijn in Groningen
wordt gekeken naar de drie grootste zwemscholen van Groningen. Dit zijn: Zwemschool
Helperzwembad, Zwemschool de Parrel en Zwemschool Kardinge. Er is voor deze zwemscholen
gekozen omdat deze zwemscholen op die site van de gemeente Groningen te vinden zijn wanneer
men zoekt op “zwemles Groningen”. Deze drie zwemscholen zijn met elkaar verbonden via de
gemeente. Wanneer ergens diploma zwemmen is gaat de zwemles door in een ander zwembad. De
volgende voordelen hanteren deze zwemscholen:
Zwemles aansluitend aan schooltijd en op zaterdag, gediplomeerde zwemonderwijzer, geen
inschrijfkosten, gratis recreatief zwemmen tijdens de gehele les periode onder begeleiding van een
betalende volwassene, diploma zwemmen in eigen zwembad, altijd kijken vanaf de tribune,
coördinator aanwezig voor info, aantrekkelijk beloningssysteem, geen agressief chloor, maar
zoutelectrolyse, keuze uit 3 zwembaden, keuze uit 6 dagen per week.
Publieksgroepen
Er zijn twee publieke groepen waar de Zwemschool mee te maken heeft. De eerste is de Gemeente
Groningen. De Gemeente investeert in factoren die van invloed zijn op gezondheid en wil
voorwaarden scheppen die uitnodigen tot gezond gedrag. Er wordt extra aandacht besteed aan de
jeugd, de Gemeente wil kinderen en jongeren stimuleren om gezonde keuzes te maken voor een
gezonde leefstijl. Er wordt geprobeerd om spelen, sport en bewegen zoveel mogelijk te bevorderen.
Er is extra aandacht voor wijken met een gezondheidsachterstand. Daarnaast biedt de Gemeente
financiële ondersteuning aan gezinnen die zwemlessen niet kunnen betalen (Groningen, 2014)
Als tweede heeft de Zwemschool te maken met de NPZ/NRZ. De NPZ/NRZ is verantwoordelijk voor
het uitgeven en het controleren van de kwaliteit van zwemdiploma’s. Ook wordt door de NPZ/NRZ
vastgesteld wat er voor elk diploma inhoudelijk moet gebeuren. Daarnaast is door hen het Zwem
ABC opgesteld. Dit is een diploma voor de instructeurs die hun cursus goed hebben afgerond. Dit
Zwem ABC zorgt ervoor dat instructeurs kwalitatief goed zwemles kunnen aanbieden (npz-nrz, 2015).
63
Kansen en bedreigingen Zwemschool Instituut voor Sportstudies
Uit het externe onderzoek zijn een aantal kansen en bedreigingen gekomen. Deze kansen en
bedreigingen worden in dit hoofdstuk beschreven.
Kansen
1. Veel inwoners in Groningen van de leeftijd 0-19
Dit is een kans voor de Zwemschool, want de doelgroep die zwemles krijgt in de zwemschool valt onder deze leeftijdsklasse. Echter is er bekend dat veel mensen van deze leeftijdscategorie studenten zijn. Maar toch houdt het ook in dat er veel kinderen overblijven die wel op zwemles moeten binnen deze leeftijdscategorie.
2. Economische groei Groningen
Groningen is de enige gemeente in Nederland die in 2013 een economische groei had. Dit is te danken aan de aardgas winning. Een economische groei houdt in dat de gemeente minder moet bezuinigingen dan andere gemeenten waardoor dit positief uitpakt voor bedrijven.
3. Hoog besteedbaar inkomen
Het lijkt erop dat de migratie geen negatief effect heeft op de sociaaleconomische positie van de gemeente Groningen. Rondom de stad Groningen zien we dat huishoudens zich vestigen met een gemiddeld hoger besteedbaar inkomen. Dit is Gunstig voor de Zwemschool omdat zij veel klanten hebben die zich vestigen buiten Groningen.
4. Technologie
Zoals in de in het externe onderzoek hierboven wordt weergegeven stijgt het aantal gebruikers nog altijd. De Zwemschool zelf doet niets met het social media voor promotie of informatie kwijt te verspreiden. Hier liggen daarom dus kansen voor de Zwemschool.
Bedreigingen
1. Krimp gemeente Groningen
De verwachting is dat het aantal inwoners de komende jaren daalt. Ten opzichte van 2014 zullen er ongeveer 19.000 mensen minder gaan wonen in 2040, dit is een afname van meer dan 3%. Wanneer er minder mensen komen wonen, wordt de markt voor potentiële klanten ook kleiner.
2. Afhankelijkheid leveranciers
Het Instituut voor Sportstudies levert stagiairs aan voor de zwemschool. Deze stagiairs worden opgeleid tot zweminstructeur. De zwemschool in afhankelijk van het aanleveren van stagiairs omdat de zwemschool een leer-werkbedrijf is. Wanneer er niet voldoende stagiairs aangeleverd worden kan dit een bedreiging worden voor de zwemschool.
3. Concurrentie
De grote concurrenten van de zwemschool zijn flexibeler in lestijden en promoten hun zwemschool ook via het social media. Daarnaast kunnen de klanten ook een locatie kiezen waar de les willen hebben. Dit is een bedreiging voor de zwemschool omdat de concurrenten aantrekkelijkere aanbiedingen hebben.
4. Afnemers snappen niet wat een leerwerkbedrijf inhoudt
64
Omdat de zwemschool een leer/werkbedrijf is zijn de lessen natuurlijk niet altijd even goed omdat ze van fouten moeten leren. Dit zou een aandachtspunt kunnen worden wanneer ouders dit niet snappen. Ouders willen vaak de beste zorg voor hun kind en als zij het idee krijgen dat dit niet gebeurd kan dit een bedreiging worden voor de Zwemschool.
SWOT Analyse
In de SWOT-analyse worden de verkregen sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen uit de externe
en interne analyse tegen over elkaar gezet. Dit wordt gedaan door middel van een
confrontatiematrix. Uit de confrontatiematrix kan afgelezen worden welke sterktes, zwaktes, kansen
en bedreigingen heel goed of juist helemaal niet goed aan elkaar gekoppeld kunnen worden.
Afbeelding 1.4: Confrontatiematrix Zwembad Instituut voor Sportstudies
65
Bijlage 2: Looproutes Zwemschool Instituut voor Sportstudies
Hieronder zijn de hardlooproutes uitgestippeld voor Zwemschool Instituut voor Sportstudies. De
routes zijn 3, 5 en 7 km lang.
3 KM:
5 KM:
66
7 KM:
top related