nieuwsbrief. 41 najaar 2006
Post on 11-Jan-2017
225 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Nieuwsbrief. 41 Najaar 2006
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
2 Nieuwsbrief. 41 Najaar 2006
Van de redactie
Excursie
VAN DE REDACTIE
Voor u ligt Nieuwsbrief 41. U ziet in het colofon dat
Emile Gevers niet meer als redacteur genoemd staat.
Hij heeft zijn taken aan ons overgedragen. De redactie
is nu in handen van Dolly en Ton Stegink. Jannie
Kassies is bereid gevonden ons daarbij te helpen. We
willen Emile heel hartelijk bedanken voor de manier
waarop hij de Nieuwsbrief iedere keer weer op een
goede en overzichtelijke manier heeft doen verschij-
nen. We hopen het in de toekomst net zo goed te
zullen doen.
Tenslotte: We vinden het altijd prettig kopij van u
voor de Nieuwsbrief te ontvangen, ons blad is voor de
leden door de leden. Wilt u dit zo mogelijk digitaal bij
ons aanleveren. Graag in platte opmaak (hoofdletters
en vet wel aangeven) en illustratie als bijlage toevoe-
gen, dit is voor het opmaken van de Nieuwsbrief
handiger.
Dolly en Ton Stegink
Jannie Kassies.
INHOUDSOPGAVE
Van de redactie 2
Werkgroepmededelingen 2
De werkgroep bestaat 20 jaar 5
Programma 2007 6
Geologie van de Achterhoek 7
Het Teutoburgerwoud 8
Excursieverslagen 8
De zoutpijler bij Rheine 18
Sedimenten 20
Rectificaties 21
Opgaveblad 2007 25
Algemeen
De Nieuwsbrief verschijnt 2x per
jaar; in het voorjaar en in het najaar.
Uw kopij voor de volgende Nieuws-
brief ontvangen we graag voor
1 november 2006
Redactie
Dolly en Ton Stegink
Peeskesweg 24
7041 CB „s-Heerenberg
Tel. O314 661608
E-mail: a.d.stegink@hccnet.nl
Jannie Kassies
Lidmaatschap
Geologie en Landschap
Leden KNNV: € 10,-
Huisgenootleden: € 4,50
Onze website
www.knnv.nl/geolandwg/
Bij de voorplaat:
Achtergrond: Kwartsbanden in kwart-
siet.
Foto boven: Kwartsrichel in de Ninglin-
spo.
Foto onder: Fylladen in de wand van de
Ninglinspo
Foto‟s: Hans Crone.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006 3
WERKGROEPMEDEDELINGEN
Samenstelling bestuur
Voorzitter:
Lieke Vullings
Daniëlsweg 31
6543 RB Nijmegen
024 3778885
Secretaris:
Dolly Stegink
Peeskesweg 24
7041 CB „s Heerenberg
0314 661608
Penningmeester:
Loes van Etten
Regenboogstraat 177
3328 HV Dordrecht
078 6175459
Lid:
Jan van Doorn
Postbus 92
6865 ZH Doorwerth
026 3335781
Lid: Aletta van Embden
Marskramerbaan 18
3981 TK Bunnik
030 6567325
Gironummer: 1719582
Doelstelling werkgroep
Als doelstelling van onze werkgroep is vastgelegd: de beleving en het bestuderen van de natuur, zoals
beoogd binnen de KNNV in het bredere kader van geologie en landschap. De aandacht gaat daarbij uit
naar het ontstaan van landschappen, met het reliëf, de bodem, de waterhuishouding en het grondgebruik.
Dit alles als onderdeel van het leefmilieu voor planten en dieren.
Voorwaarden voor het lidmaatschap en deelname aan excursies
Buiten de als normaal geldende voorwaarden voor lidmaatschap van verenigingen, geldt dat leden van
de werkgroep tevens lid moeten zijn van de KNNV. Adresmutaties moeten apart aan de secretaris van
de werkgroep worden doorgegeven. De werkgroep en het bestuur daarvan stellen zich niet aansprakelijk
voor claims van welke aard dan ook, bij problemen tijdens de excursies. Er worden geen verzekeringen,
van welke aard ook, afgesloten. Deelname is dus een privé verantwoordelijkheid. Verwacht wordt dat
deelnemers aan excursies hun persoonlijke gegevens paraat hebben voor het geval zich onverwachte
incidenten zouden voordoen.
Van het bestuur
We hebben weer een jaar met goede geologische uitingen achter de rug. De deelname aan de ver-
schillende uitingen was dit jaar wel wat minder dan andere jaren. Vooral het weekend was met 25
deelnemers matig bezet. Zou het komen door de kosten? Het bestuur probeert het weekend zo goed-
koop mogelijk te organiseren, maar zoals alles duurder wordt, zo ook de voorbereidingskosten van de
excursieleiders en de kwartiermakers. Mocht u, dit in ogenschouw genomen, de bijdrage die voor het
weekend gevraagd wordt toch te hoog vinden, dan wil het bestuur dit graag weten. Misschien moet
dan overgegaan worden tot een andere invulling van deze weekeinden.
Van verschillende deelnemers aan uitingen hebben we te horen gekregen, dat het tempo tijdens de
excursie wel wat hoger mag zijn. We willen u dan ook verzoeken om zoveel mogelijk bij de groep te
blijven (planten- en paddestoeldeterminatie beter uitstellen tot een andersoortige excursie), dit is ook
voor de excursieleider prettiger.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
4
Onze Nieuwsbrief bestaat voor een groot deel uit verslagen van de verschillende excursies. Het is
immers prettig om op deze wijze de dag nog eens opnieuw te beleven en wanneer u niet mee hebt
kunnen gaan, te kunnen lezen, wat er die dag gezien is. Het wordt echter steeds moeilijker om men-
sen bereid te vinden om excursieverslagen te schrijven, hierdoor zijn het heel vaak dezelfden die
verslag moeten leggen. We willen u dan ook vragen zich een volgende keer spontaan aan te melden.
Mocht u bang zijn het niet goed te doen, bedenk dan, we hebben een blad van de leden voor de leden,
dus ieder kan het op zijn of haar eigen manier invullen. De excursieleiders zijn ook bereid uw verslag
op uw verzoek na te zien.
Dit jaar is er proef gedraaid met het afschaffen van de voorlopige opgave voor de excursies. Dit is
behalve voor het weekend goed verlopen. Voor het weekend zal de voorlopige opgave wel weer wor-
den ingesteld, omdat het voor de kwartiermakers anders moeilijk is de juiste hoeveelheid hotelkamers
te bespreken en voor de penningmeester om te komen tot een goede prijsbepaling voor het weekend.
Er wordt hard gewerkt aan het vernieuwen van onze webpagina van de website van het landelijke
KNNV. We hopen dat dit begin 2007 vaste vorm zal aannemen. Intussen kunt u nog steeds foto‟s van
onze excursies bekijken op de website van Hans Crone, www.hanscrone.com.
Tot slot: de werkgroep zal in 2007 haar 20-jarig bestaan vieren. Het bestuur heeft zich er het hoofd
over gebroken, hoe we daar het best invulling aan kunnen geven. We dachten dat een gratis excursie
een goed idee zou zijn. Vandaar dat voor de busexcursie Winterswijk van 17 maart geen bijdrage van
u gevraagd zal worden. In de bus passen echter maar 50 mensen, dus wacht niet te lang met uw opga-
ve.
In Nieuwsbrief 38 hebt u al kunnen lezen dat de contributie niet meer betaald kan worden door mid-
del van een acceptgiro, vandaar dat u deze dan ook niet meer bij deze Nieuwsbrief aantreft. Wel is er
een alternatief voor de acceptgiro door de penningmeester toegevoegd. U wordt dringend opgeroepen
de contributie voor 31 januari 2007 te voldoen. De contributie is € 10- per lid en € 4,50 voor een
huisgenootlid. In het laatste geval bedraagt de contributie dus in totaal € 14,50.
Mutaties Leden:
Opgezegd hebben:
Els en Ben Prins-van Drielen, Uffelte
Hr. J. Smidt, Arnhem.
Overleden:
Nun van Vlissingen-Verhoeff, Arnhem
Nieuw lid:
Peter van de Bovenkamp, Veenendaal
Maria Mesland, Doetinchem, (huisgenootlid)
In Memoriam
Op 8 september 2006 is ons lid Nun van Vlissingen uit Arnhem overleden.
Nun was lange jaren, vaak samen met Lon Laarman een trouwe bezoekster van onze uitingen.
We herinneren haar als een trouwe, sportieve, reislustige vrouw.
Nun is 87 jaar geworden.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
5
Werkgroep Geologie en Landschap 20 Jaar!! Herinneringen van een oud-bestuurder
Wouter van den Bosch
Mijn eerste ervaring met geologie was in 1938. Ik was
leerling van de 5e
klas lagere school in Winschoten.
Met mijn ouders had ik een kleine vakantie doorge-
bracht op Texel en had daar schelpjes gevonden
zonder een glanzende parelmoerlaag. Een kenner leg-
de mij uit dat dit zeer oude schelpen waren, fossielen
dus van misschien wel duizenden jaren oud! Dat boei-
de mij zo, dat ik ze mee nam naar school en aan de
„meester‟ liet zien. En het verhaal erbij vertelde. De
man hoorde mij aan, gaf mij een flinke draai om de
oren en verbood mij ooit nog eens met zulke godlaste-
rende verhalen te komen. Dat leek mij geen afdoende
verklaring en geleidelijk begon ik wat te lezen over
uitgestorven dieren. Een toenmaals in godsdienstige
kringen lasterlijke lectuur.
Na de oorlog werd ik lid van de NJN en we vonden in Twente, Zuid-Limburg en België fossielen, die
ons hevig boeiden. Met name in België was het toen al heel gewoon over zeer hoge ouderdom te
spreken. Maar in Nederland niet.
Intussen had de geoloog Wegener in 1912 zijn theorie over verschuivende continenten gepubliceerd.
Hij werd daarop hevig aangevallen door de toenmalige kerkelijke hiërarchie. Geologen dorsten het
niet aan zich hiertegen af te zetten, zodat het bijna 50 jaar heeft geduurd voordat deze theorie ook
wetenschappelijk werd aanvaard. Wetenschappelijk gezien een weinig
vooruitstrevende benadering.
Rond 1965 begon het verzet tegen deze benadering af te nemen en begon
ook bij de KNNV interesse in deze materie te ontstaan. Ik woonde toen in
Zwijndrecht en was lid van KNNV afdeling Dordrecht. Tijdens de jaarlijkse
verenigingsmarkten hadden we een stand, waar we op zeker moment ook
fossielen presenteerden, waarvoor veel interesse bestond. Tot onze verba-
zing ontstond er geen agressieve sfeer vanuit kerkelijke hoek en werd er
aandachtig geluisterd naar onze uiteenzettingen. Dat trok de aandacht van
Arnold van Nieuwaal, destijds voorzitter van KNNV afdeling Hoekse Waard, een centrum van het
Reformatorisch gedachtengoed. Er was daar een jubileumtentoonstelling in voorbereiding, waarbij hij
graag een geologische stand zou willen presenteren. Dus wij op zoek naar voldoende fossielen om
iets ter laten zien, hetgeen aardig lukte. Ook hier troffen wij tot onze verbazing geen agressieve hou-
ding, maar veel belangstelling voor deze gedachte aan. Dit leidde rond 1984 tot het idee van een
KNNV werkgroep Geologie en Landschap, dat nader werd uitgewerkt door Arnold, Bert en Lyda
Kop, Prof. Harry Jonker, Jaap van der Veer en ondergetekende. Intussen had ik tijdens een excursie
van de Vlaamse Ardennenclub kennis gemaakt met Marie Christine Vanmaercke-Gottigny, een geo-
logisch genie, dat kans ziet de meest ingewikkelde geologische situaties glashelder uit te leggen. Zij
bleek bereid ons te helpen bij de oprichting van onze geplande werkgroep en heeft dat met voortva-
rendheid gedaan. Er waren toen ongeveer 25 belangstellenden. We organiseerden een lang weekend
in de Vlaamse Ardennen en ik hoor Harry nog zeggen: “En als er dan 5 opgaven zijn, kunnen we het
meteen wel weer vergeten”. Maar met de hulp van afd. Dordrecht kwamen er toch ca 30 deelnemers
en hadden we een fantastisch weekend, dat in 1987 leidde tot de officiële oprichting van onze werk-
groep, die al snel zo‟n 100 leden telde. We kregen fl.100, - starthulp van het hoofdbestuur, stelden
een bestuur in en gingen aan de slag.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
6
De doelstelling werd: „Beleving en studie van de natuur in het bredere kader van Geologie en Land-
schap’.
Als slogan boven het werkgroeporgaan koos ik voor: “Alles is overal, met varianten op „maar‟….”
Het bleek dat de combinatie geologie en biologie maar weinig specialisten kende, zodat we gingen
zoeken naar geologen voor hulp. Dat ging prima en leidde vaak tot hilarische taferelen. Onze nazo-
merweekends kenden een voor de KNNV bijzondere formule: Eerst samen een warme maaltijd, dan
een lezing en vervolgens de excursies.
Tot slot nog een ode aan een aantal mensen, waaraan we veel te danken hebben zowel op bestuurlijk
als op wetenschappelijk gebied. Dat zijn: Prof. De Jong, Prof. Jonker, Prof. Verschoor, Marie Chris-
tine Vanmaercke-Gottigny, Hans de Jong, George Lowiesen, B. van Heuveln, M.v.d.Bosch, W.
Dassel, Bert Kop, Dr. Klassen, Arnold van Nieuwaal, Jan van Doorn, Jac. Birza, H.Gonggrijp en
Wolter Bomert. Helaas leven velen van hen niet meer. Ik hoop dat deze werkgroep nog een lang en
constructief leven zal kennen, met respect voor eigen en andere opvattingen. De enige basis voor
vruchtbare samenwerking!
Programma 2007
17 maart: Voorjaarsexcursie Winterswijk
Onder leiding van Maarten van den Bosch gaan we een busexcursie maken in de omgeving van Win-
terswijk. Zoals u in het stukje van het bestuur al hebt kunnen lezen zullen er aan deze excursie geen
kosten verbonden zijn. Het is wel van belang u zo snel mogelijk (met behulp van het opgaveformu-
lier achterin dit blad) voor deze excursie op te geven. We verzamelen om 10:30 uur op de
parkeerplaats van het station van Winterswijk, waar de bus voor ons zal klaarstaan.
Route
Het is nu nog wat moeilijk om de aankomsttijden van de treinen te vermelden, omdat de NS in de-
cember met de nieuwe, naar het zich laat aanzien sterk gewijzigde, dienstregeling komt. Voor
diegenen die met de trein komen en daar meer informatie over willen hebben stel ik voor vooraf con-
tact op te nemen met Dolly Stegink, telefoon: 0314 661608.
Per auto
Komend vanuit de richting Varseveld, volgt u de N318 richting Winterswijk. In Winterswijk neemt u
bij de tweede rotonde de afslag Centrum/PenR halte west. Dit is de Tuuntestraat, daarna rechtsaf de
Europalaan, vervolgens linksaf de Mistestraat. Als u over het spoor bent rechtsaf de Stationsstraat in.
Bij het station zijn twee parkeergelgenheden.
14 april: Contactdag te Zeist
De contactdag wordt dit jaar gehouden in het gebouw van.
NMC te Zeist (Regionaal Centrum voor Natuur-en Milieucommunicatie)
Nicolaas Beetslaan 2, 3705 SW Zeist.
Tel: 030-6990254
Vanaf 9:30 uur staat de koffie/thee klaar, om 10:00 uur willen we met het programma beginnen. Na
het ‟officiële‟ gedeelte willen we tijd in ruimen om de dia‟s van Hans Crone van onze diverse excur-
sie te bekijken.
Ook zal er een presentatie van de middagexcursie zijn.
Toelichting middagexcursie naar Heidestein / Bornia
Het excursiegebied ligt tussen Zeist, Driebergen en Austerlitz, direct ten noorden van de A12
Utrecht-Arnhem. In geologisch opzicht is het een groot stuifzandcomplex, dat deel uitmaakt van de
stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug met bos en heide.
Het bestaat uit een drietal landgoederen Klein Heidestein, Groot Heidestein en Bornia, elk met een
eigen karakter. Klein Heidestein heeft een cultuurhistorisch interessante parkaanleg. Groot Heidestein
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
7
is als heidegebied herontwikkeld en is onlangs nog uitgeroepen tot één van de meest fraaie plekjes
van Nederland. Het landgoed Bornia is zéér reliëfrijk met kenmerkende stuifzand-elelementen.
De excursie wordt begeleid door medewerkers van het Utrechts Landschap en van de Werkgroep
Geologie & Landschap. We kunnen op die manier in 2 groepen wandelen.
Bereikbaarheid NMC te Zeist
Per auto
Het makkelijkste en snelste is de afslag vanaf de A12 (Utrecht-Arnhem) naar Zeist te nemen. Dit is
de N225. In Zeist aangekomen, passeer je het oude centrum met rechts Hotel Figi en oude gemeente-
huis. Steeds rechtdoor rijden en bij het 3-de stoplicht rechtsaf slaan (op de hoek staat een opvallend
groot wit landhuis). Dit is de Schaerweidelaan. Vervolgens de eerste weg naar links (Oude Arnhem-
seweg). Tegenover een benzinepomp ligt een oud schoolgebouw. Dit is het NMC. In de directe
omgeving is voldoende parkeergelegenheid.
Met de bus vanaf station Driebergen-Zeist
Op zaterdag gaan er bussen naar Zeist om 21 en 51 minuten over het hele uur. De bus vertrekt direct
bij de uitgang (Driebergse kant) van het station. Uitstappen in Zeist bij de halte Griftlaan. Loop iets
terug , linksaf de Schaerweidelaan in en neem de 2-de weg links. Dit is de Oude Arnhemseweg. Zie
verder „per auto‟. Vanaf de halte Griftlaan is het nog ca 8 min. lopen naar het NMC.
31 augustus, 1 en 2 september Weekendexcursie Teutoburgerwoud.
Deze excursie zal geleid worden door Jan van Doorn.
Hieronder treft u een stukje aan van Jan van Doorn om u vast enthousiast te maken voor dit weekend.
Voor deze excursie geldt wel weer een voorlopige opgave, zodat we tijdens het kwartiermaken weten
voor hoeveel mensen er reserveringen moeten worden gemaakt. Voorlopige opgave voor 1 februari
2007, via opgavenformulier, achterin dit blad.
6 oktober: Najaarsexcursie
Het programma voor deze excursie kunnen we nu nog niet met zekerheid aangeven.
10 maart: Jaarvergadering NGV
21 april: Vertegenwoordigende vergadering KNNV
Geologie van de Achterhoek Dhr. Van den Bosch uit Winterswijk
Het gebied rond Winterswijk vormt een relatief hooggelegen plateaulandschap, gelegen aan het bek-
ken van Münster. Door krachten in de aardkorst komen er tal van oudere, prepleistocene afzettingen
aan de oppervlakte, zoals er soms in de bedding van beken gesteenten uit het Mesozoïcum (hoofd-
tijdperk) dagzomen. De meeste van deze oude mesozoïsche afzettingen zijn echter afgedekt door
afzettingen uit het Neozoïcum met de tijdperken Tertiair en Kwartair.
De tertiaire mariene sedimenten stammen uit het Mioceen en Oligoceen en komen op diverse plaat-
sen dicht aan het oppervlak. De kwartaire afzettingen betreffen keileem en dekzanden uit het
Pleistoceen en Holoceen.
Het huidige landschap laat naast een stelsel van erosiegeulen die dateren uit de ijstijden Saalien
(Riss-glaciaal) en Weichselien (Würm-glaciaal) tussenliggende hogergelegen 'eilanden' van tertiaire
klei en leem zien, waarop in de laatste ijstijd op veel plaatsen nog enig dekzand werd afgezet.
Of er een verband bestaat tussen de aan het grondwater gebonden planten van de Winterwijkse flora
en de aanwezige, slecht doorlatende tertiaire kleien zal tijdens de excursie aan de orde komen.
Dhr. Van den Bosch (Maarten) is een kenner van de Tertiaire en Kwartaire geologie van Winterswijk
en de Achterhoek en’runt’ een veldbiologisch laboratorium aldaar.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
8
Het Teutoburgerwoud, een gebied met glooiende heuvels, diepe dalen en steile
klippen. Jan van Doorn
Deze heuvelrug met een complexe morfologische struktuur en ingewikkelde geologische opbouw,
begint op enkele kilometers afstand van de Nederlandse grens. Het Noordelijk Teutoburgerwoud
vormt hierbij de scheiding tussen het Bekken van Nedersaksen in het noorden en het krijtbekken van
Münster in het zuiden. De aanvankelijk NW-ZO oriëntatie verandert bij Detmold in een N-Z richting
en heet daar Egge Gebergte en Zuidelijk Teutoburgerwoud. Door de aanwezigheid van breuken ont-
stonden diverse bronnen, die de oorsprong werden van rivieren zoals o.a. de Lippe, Ems en Wezer.
Andere bronnen met geneeskrachtig water waren aanleiding tot het ontstaan van kuuroorden. Deze
stadjes mochten de term Bad voor de plaatsnaam dragen zoals bijv. Bad Lippspringe. Ook in histo-
risch opzicht is een lange culturele ontwikkeling doorgemaakt. In Steen- Brons- en IJzertijd had de
mens al invloed op het landschap. De als legendarisch beschouwde figuur - de Teutoonse hoofdman
Herman de Etrusker - werd jaren geleden een realiteit als gevolg van opgravingen ten noorden van de
Kalkrieserberg. Ook in het Teutoburgerwoud kende men in de M.E. het systeem van de potstalplag-
gencultuur. Dit om van de onvruchtbare zandgronden oogsten te verkrijgen. De diversiteit aan
gesteenten gaf na verwering en bodemvorming in samenhang met klimaat en waterhuishouding een
diversiteit aan vegetaties.
Samengevat is het Teutoburgerwoud in geo(morfo)logisch, hydrologisch, vegetatiekundig en in histo-
risch opzicht een voor ons interessant gebied.
In een volgend artikel zal op het bovenstaande meer in detail worden ingegaan.
Oktober 2006
Excursieverslagen
Excursie Wieringen 22 april 2006
Onder leiding van Jan van Doorn
Verslag Jannie Kassies
Niet minder dan 23 mensen zijn afgekomen op die uithoek van Nederland: Wieringen, het voormali-
ge eiland. Niet veel later dan de afgesproken tijd rijden 6 auto‟s weg van de parkeerplaats bij hotel
Den Oever. Een rondtocht met maar liefst 12 bezienswaardigheden staat op het programma.
Eerst van oost naar west over het „Bovenwallandschap‟en na een korte stop van west naar oost door
het Kogen- en Polderlandschap terug naar het uitgangspunt. Een paar punten uit het ochtendpro-
gramma komen hieronder aan de orde.
Allereerst leren we dat de naam Wieringen niet verband houdt met wier, maar met wir, dat hoogte
betekent. Net als Texel en de Friese kliffen is Wieringen een keileemheuvel, neergelegd in de voor-
laatste ijstijd, niet als eindmorene, zoals men vroeger dacht, maar als grondmorene. Die grondmorene
is in later tijd weer gestuwd en overreden door nieuwe ijsmassa‟s. Uit de herkomst van de stenen en
door de verschillende richtingen waarin de heuvels georiënteerd zijn, kan opgemaakt worden dat er
twee stromen ijs zijn geweest.
In Oosterland stoppen we bij de eeuwenoude romaanse Michaëlskerk gebouwd van tufsteen uit de
Eifel. De kerk lijkt op een terp te liggen, maar in feite is het een stuwwal. We zien van hieruit duide-
lijk, hoe deze door een laagte gescheiden is van een volgende stuwwal. Die laagten of kogen zijn
oude zeegeulen, die later opgevuld werden met zand en klei, echte kwelders dus, die nog weer later
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
9
ingepolderd werden. We bewonderen het gave kerkje, compleet met kraaien rond de stoere toren. De
zachte tufsteen is hier en daar behoorlijk verweerd. De gaten zijn ontstaan doordat mineralen in het
gesteente oplosten in regenwater. De kerk is gebouwd op een fundament van zwerfstenen die in de
keileem gevonden werden.
De aanvoer van gesteenten zoals tufsteen, bontzandsteen en Bentheimerzandsteen gebeurde per schip
over de grote rivieren, waarbij Deventer en Utrecht belangrijke stapelplaatsen waren. Omdat ook
langs de kust wel dergelijke kerken gebouwd zijn, is er vermoedelijk ook aanvoer over zee geweest.
Op het kerkhof rond de kerk zien we wel acht graven die de naam Rotgans voeren. Geen wonder,
rotganzen waren de voornaamste vogels op Wieringen en vormden een belangrijke inkomstenbron.
Het vangen van de rotganzen met klap- en slagnetten, het zogenaamde „vogelen‟ was het werk van
vrouwen. De mannen werkten immers in de walvisvaart, de koopvaardij, de visserij en ook wel als
boer. Echte tweeverdieners, die echtparen! In 1816 gaf de Hoge Raad van Adel toestemming om de
rotgans in vlag en wapen van Wieringen te voeren.
Wieringen was tot de Middeleeuwen sterk georiënteerd op Scandinavie. In 1996 werden de zoge-
naamde Vikingschatten gevonden, waaruit opgemaakt kon worden dat de Vikingen hier op zijn minst
nederzettingen hadden, wellicht permanente woonplaatsen.
Even buiten Vatrop werd aan de rand van een keileemheuvel, in een greppel een boring gedaan. Bo-
venin het profiel werd dekzand uit de laatste IJstijd aangetroffen. Hieronder zat een pakket grijs-
groene keileem uit de voorlaatste IJstijd.
We rijden door het Bierdijkerveld, een laagte, ooit buitendijks land, waar de zee zo ver binnendrong
dat het eiland bijna in tweeën werd gesplitst. We stoppen even om een typisch Wieringer boerderij te
bewonderen. Het is in een L-vorm gebouwd en merkwaardig genoeg: de schoorsteen zit aan de bui-
tenkant gemetseld. Deze stookgelegenheid bevond zich op de deel en diende voor koken van veevoer,
van waswater en ‟s zomers voor huishoudelijk gebruik.
Ten oosten van Hippolytushoef stappen we nogmaals uit. We zijn nog altijd in het bovenwalland-
schap. We zien een brede walsloot, die het overtollige water makkelijk met behulp van stuwen af kan
voeren naar zee. De dotterbloemen langs de kant duiden erop dat het zuiver zoet water is. Dwars op
de walsloten staan zogenaamde sjanen, die meehelpen om in natte tijden het water af te voeren. De
nieuwbouwwijk van Hippolytushoef heeft het water van de walsloot creatief gebruikt door in het ge-
bied aardige waterpartijen in te passen.
Vlak naast de drukke weg N99 stoppen wij bij een eigenaardige diepe sleuf, die parallel aan de weg
ligt. Deze sleuf is in de twintiger jaren uitgegraven, omdat ir. Lely ook een spoorlijn gepland had
vanaf het Amsteldiep over de Afsluitdijk naar Friesland. De spoorlijn werd verdiept aangelegd en
keileem vormt een stabiele ondergrond. Nu fungeert de sleuf als een soort walsloot. Als kwel komt
het water van hoger gelegen land de sleuf in. In de zuidhelling van de sleuf werd een profielwand
opengelegd. Op de bodem van de sleuf zit grijze tot groene keileem, die door het ijs deels in slierten
is meegestuwd in de bruine tot rode keileem. Het is het verschil tussen Oost- en Westbaltische kei-
leem, en tussen vuursteenrijk en vuursteenarm keileem. Vermomd als een echte wegwerker haalt Rob
Remmerde de verschillende soorten naar boven aan de overzijde van de natte en glibberige helling.
Hierna gaat het naar snackbar ‟t Skrale End waar we kunnen lunchen en waar we zelfs onze meege-
brachte boterhammen mogen opeten. Zo gaan we versterkt aan het tweede deel van de excursie
beginnen.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
10
Excursie Wieringen 22 april 2006 (middag) Onder leiding van Jan van Doorn
Verslag: Beppina Boosman en Ria van Teeseling.
Voordat we bij de lunchstop aankwamen passeerden we een peilschaalhuisje. Dit was vroeger een
zgn. „quarantaine-huisje‟ daterend uit de Franse tijd. Op 10 januari 1805 verscheen er een publicatie
van het Staatsbewind van de Bataafse Republiek waarin kapiteins van „besmette‟ schepen werden ver-
plicht „op straffe des doods‟ hun schip naar een plaats te varen, waar het in quarantaine kon worden
gehouden.
Na de lunchstop in Westerland waar een warm, pittig soepje ons verkwikte, verlieten we het Boven-
wallandschap en daalden af naar de grazige Kogen met de oeroude dijkjes, sjanen en walsloten
Onderweg kwamen we langs „Villa Waterkeer‟, de woning van Ir. Lely, de bouwer van de Afsluitdijk
(1932). Men was ook van plan een spoorlijn aan te leggen over de Afsluitdijk, maar van die plannen
heeft men afgezien. Ook kwamen we langs de „Steen van Westerklief‟, door mensen overeind gezet!
Hier is in1996 een zilverschat gevonden uit de Vikingtijd, 2e helft 9
e en begin 10
e eeuw. Deze werd
opgegraven in een nooit geploegd weiland bij Westerklief op 20 cm. diepte. Het waren echte Scandi-
navische sieraden, hals- en armringen van in elkaar gedraaide zilverstaven, aan de smallere uiteinden
samengesmeed. Kennelijk hebben de Vikingen een basis gehad op Wieringen, dat ideaal gelegen was
aan een nieuwe handelsroute via het Almere en een prima uitvalsbasis was voor rooftochten. Het on-
doordringbare veenmoeras achter het eiland bood rugdekking en in geval van nood kon je zo de zee
op! Om van alle plunderingen af te komen gaf de Frankische keizer Lotharius het kustgebied in leen
aan Rorik, een belangrijke Vikingaanvoerder, onder voorwaarde dat hij hun rivalen buiten de deur zou
houden en de rust herstellen. Wie de schat begraven heeft en met welk doel is niet bekend. Met de wordingsgeschiedenis van Wieringen in gedachten „zien‟ we als het ware hoe het landschap
zich in de loop der eeuwen heeft gevormd.
Tussen de drumlins van Westerland, Hippoly-
tushoef en Oosterland ontstonden in het
Weichseliën diepe erosiegeulen, o.a. door
lifluctie. Hierin werd later het dekzand en
keileem gedeeltelijk weggeërodeerd en
zand en klei afgezet, toen de invloed van de
zee groter werd. Het oorspronkelijke
Pleistocene gebied werd verbrokkeld en maak-
te zich los van het Drents Plateau. Later
werden ook Texel en Wieringen van elkaar
gescheiden.
De grootste inbraken kwamen tijdens het Sub-
boreaal vanuit het NO, tussen Texel en
Wieringen, die bijv. de Westfriese afzettingen
(WFA I) achterlieten. Langs Breehorn en de
westpunt van Wieringen zijn ze later door de Wierbalg en Amsteldiep geheel weggeërodeerd. Rond
Wieringen ontstonden achtereenvolgens uitgebreide veengebieden en kwelders die later meer en meer
door de zee aangevreten werden, vooral in de vroege Middeleeuwen.Verder voortgaande inkrimping
van het Pleistocene gebied werd pas door de aanleg van dijken tot stilstand gebracht.
Rond het hoge zand/keileem gebied en de lager gelegen kogen is een duidelijke invloed van kwel.
Enerzijds vanaf de stuwwal ( zoet ), anderzijds vanuit de Waddenzee ( zout ). Hierdoor is er een gra-
diënt van hoog, droog en zuur naar laag, vochtig en basisch. Op plaatsen waar het grondwater
uittreedt, staan kwelindicerende plantensoorten.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
11
Het probleem van de waterhuishouding en waterafvoer van het hoge land naar de kogen werd aange-
pakt door het graven van sjanen en walsloten, die het water opvingen zodat de kogen niet te veel
wateroverlast hadden. De oudste dijk van Wieringen werd aangelegd bij de Haukes in de monding van
een erosiegeul tussen Oosterklief en Hippolytushoef, dit is een z.g. Wierdijk, die nu langs de voorboe-
zem loopt. Voor de aanleg van een wierdijk werden behalve klei, zand, keileem, houten palen en
zwerfstenen ook zeegras gebruikt. Zeegras, Zostera marina, kwam in grote velden voor op de kwel-
ders rond Wieringen. Het werd in zee geoogst, met grote scharnierende messen die men door het
water trok. Het werd geperst en vervolgens gedroogd in speciale wierschuren; het was een enorm be-
langrijk bedrijf op Wieringen, want behalve voor dijkaanleg werd het zeegras voor meerdere zaken
benut, o.a. voor matrasvulling. 1/3 deel van de bevolking werkte in het wier.
Het wierbedrijf heeft zich eeuwen lang gehandhaafd, tot een hardnekkige schimmelziekte zich in de
dertigerjaren in de Zostera openbaarde. Het areaal van de zeegrasvelden nam af van plusminus 15.000
ha. tot enkele “polletjes” van een luttele 100 ha.! Dit was een enorme klap voor de bevolking. Ook
veranderde omstandigheden in de Waddenzee door de aanleg van de Afsluitdijk verhinderde de terug-
keer van uitgebreide velden zeegras. Het bleek ook bijna fataal voor de rotganzen, die hun
hoofdvoedsel, het zeegras, moesten missen. Ze wisten zich echter aan te passen aan de veranderde
omstandigheden en bleven dus als wintergast ‟thuis‟ op Wieringen.
Na de Hoelmerdijk bij de Haukes kwamen we bij het vervolg van de oude Wieringerdijk, uit de eerste
helft van de 16e eeuw, nu gelegen tussen het oude eiland en de Waard Nieuwlandpolder. Waarschijn-
lijk was hier veel afslaggevaar en gebruikte men houten paalschermen om de golfslag te breken, met
zwerfkeien als basis. De palen werden door zware dwarsbalken tot een scherm verbonden, een hechte
constructie! Achter de palissade een metersdikke vulling van zeegras dat eeuwen lang wist stand te
houden tegen de vraatzucht van de zee. Aan landzijde was achter de palissade nog een aarden wal
aangebracht.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
12
Deze manier van dijkbouw werd helaas rond 1730 gedwarsboomd door het optreden van de paal-
worm. Het werd een ware plaag die niet alleen de dijken maar ook sluisdeuren, kades en schepen
aantastte. De paalworm, Tenero navalis, is een tweekleppig weekdier, behorend tot de Mollusken. Met
zijn tweekleppige schelp-met-tandjes van nog geen cm. groot “boort” hij zijn 30 cm. lange lijf door
het hout. Het afgeraspte hout gaat via mondopening en darmkanaal naar een grote blinde zak aan de
maag en wordt daar verteerd. Men kan wel zeggen dat de plaag van de paalworm de waterbouwkundi-
ge ontwikkeling gestimuleerd heeft: men begon met stenen en keileem een nieuw soort mantel voor de
dijk te maken. De verschillende manieren van dijkbouw waren te zien langs de Stroeërdijk.
Het volgende punt was de dijk tussen de verlande voorboezem en het oude land. De voorboezem ge-
bruikte men voor tijdelijke wateropslag als er niet gespuid kon worden.
De problemen die men wil aanpakken om Wieringen voor verval te behoeden, zijn het herstel van
gradiënten en kwelvegetatie, walsloten en sjanen in oude staat terug brengen en toerisme in goede
banen geleiden. Ook zijn er plannen om door aanleg van een randmeer, Wieringen weer tot eiland te
maken. Op zich wel een goed idee, maar hoed ons voor projectontwikkelaars, die ideeën hebben van
„eilandjes met grote villa's-met-plastickoektrommels-en-SUV's‟. Ook zullen er 37 boeren hun biezen
moeten pakken, en waar moeten die heen?
Het laatste punt van onze excursie was het monument voor de aanleg van de Afsluitdijk waar alle ge-
bruikte materialen en methodes te zien waren. Lieke bedankte Jan van Doorn voor de boeiende dag,
waarna we in het restaurant nog wat na-zaten met een hapje en een drankje.
Excursie Hoge Venen zaterdagochtend 2 september 2006.
Excursieleider: Marie Christine Vanmaercke-Gottigny.
Verslag Wouter van den Bosch
Fagne de la Poleûr.
De locatie.
Het bezochte gebied is een ca. 54 ha groot hoogveengebied en maakt sinds 1984 deel uit van de Hoge
Venen in het massief van Stavelot. Dit laatste is een deel van het Caledonisch gebergte, heeft een
afmeting van ca. 25 x 60 km en is ZW-NO gericht, waarbij het midden op zo‟n 45 km. ten ZO van
Maastricht ligt. De hoogte is 640 – 680 meter boven (Belgisch) Normaal Peil, dat betekent ca. 1,5
meter lager dan ons NAP. Het ligt oostelijk van de weg N68, ten
noorden van Baraque Michel en de ingang is bij restaurant Mont
Rigi.
Het gebied is min of meer rond van vorm, met een beekuitloop
naar het zuidwesten. Rond het geheel is een knuppelpad aange-
legd, dat natte voeten voorkomt en zorgt voor een minimale
aantasting van het gebied door bezoekers. Het wordt nu beheerd
door de Direction Nature et Forets en Les Amis de la Fagne. Er
is een belangrijk weerstation gevestigd. De wandeling is ca. 6
km lang en voert over een overwegend Cambrische bodem.
De excursie.
Deze volgt exact de knuppelpaden, zodat verdwalen onmogelijk
is. Opvallend is de bijna 100 % bedekking met Pijpenstrootje,
plaatselijk afgewisseld met kleine stroken Struikheide. Tijdens het Cambrium lag het gebied onder de
zeespiegel, zodat uitsluitend zandige en kleimaterialen werden afgezet, die uiteindelijk versteenden
tot resp. kwartsieten en fylladen. Dieren met kalkskeletten bestonden nog niet, zodat er geen kalk in
de gesteenten wordt aangetroffen. Maar uiteraard zijn er in latere tijden wel andere lagen over de
Cambrische afgezet, die in latere stadia weer zijn verdwenen door erosie. Een bewijs daarvoor was de
vondst van een kleine restafzetting uit het Krijt. De vuursteenvondst daaruit was blijkbaar aan het
erosiegeweld ontkomen.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
13
Vrijwel geheel West-Europa lag tijdens het Cambrium onder de zeespiegel, met aanzienlijke land-
drempels over het huidige Denemarken en Duitsland en over Zuidwest Engeland en Ierland. Na het
Cambrium, zo‟n 550 miljoen jaar geleden, veranderde in het Ordovicium de land - zeeverhouding :
het Zuidelijk continent Gondwana, schoof op naar het noorden, er vormde zich een Caledonische rug
over het huidige Scandinavië en er ontstond een groot Midden-Europees eiland over het huidige Bel-
gië tot ver in Duitsland. Het oostelijk continent Baltica verdween uit beeld en Gondwana rukte naar
het noorden op. We hebben het nu over de periode van ca. 470 miljoen jaar geleden. Op de huidige
plaats van het Massief van Stavelot werden kwartsieten en fylladen gevormd uit zand en klei. Deze
mineralen verhardden onder invloed van temperatuur en druk in de tijd. En nog weer 100 miljoen jaar
later was Baltica in het noorden weer helemaal terug, was Gondwana naar het zuiden afgezakt en
waren er in de Midden-Europese oceanen Tornquist en Iapetus een paar eilanden ontstaan. Waarvan
één in…het huidige België.
Intussen had zich tijdens het Siluur de eerste van 3 belangrijke plooiingsfasen, de Caledonische plooi-
ing voorgedaan. Deze plooiingen ontstaan uit de botsing van mantelplaten als gevolg van krachten in
dat materiaal, waarover aan het einde van dit hoofdstukje meer. Na de Caledonische plooiing ont-
stonden rond 300 miljoen jaar geleden op vergelijkbare wijze de Hercynische plooiing en ca 55
miljoen jaar geleden de Alpiene plooiing. Alle 3 hebben het beeld van de aarde grondig veranderd.
Toelichting. Zoals bekend is de aarde opgebouwd uit een kern, een mantelzone van enkele duizen-
den kilometers dikte en een korst van enkele tientallen kilometers dik. Hierbij is de mantel drager van
de harde korst en sluit de mantel beneden aan op de hete kern. In de mantel bevinden zich mineralen
van variabele soortelijke gewichten en smeltpunten, maar ook radioactieve materialen, die door hun
verval warmte produceren. Gemeten over de dikte van de mantel heerst een groot temperatuur-
verschil en daarmee een verschil in viscositeit. Onder die omstandigheden ontstaat in de massa een
circulatie, waarbij het hete materiaal bij de kern opstijgt en het koude materiaal naar de diepte ver-
dwijnt.
Vergelijk het maar met een pan bijna kokend water. De circulatie
daarin doet zich op meerdere plaatsen tegelijk voor, waardoor zich
aan de oppervlakte materiaal verplaatst. Maar deze oppervlakte is wel
de drager van de aardkorst, waarop onze huisjes staan! Zo is er dus
een voortdurende verplaatsing van zeeën en continenten gaande. Het
gaat langzaam, maar op lange termijn even onvoorspelbaar als onver-
biddelijk. Hoe de botsingen en afbrokkeling van de mantel precies
verlopen is namelijk afhankelijk van een krachtenspel dat we niet he-
lemaal kunnen voorspellen. Wat we wel kunnen is een op gang zijnde
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
14
beweging over enige duizenden of tienduizenden jaren voorspellen. Wat voor de jachtige mens vol-
doende is.
Vervolg ontwikkeling van het Massief van Stavelot.
Gedurende de Caledonische plooiing is ons Massief van Stavelot geleidelijk omhoog gekomen,
waarbij het tijdens het Devoon deels als een eiland boven water kwam. Er ontstonden zandige kustaf-
zettingen. Perioden onder en boven water wisselden elkaar af en tijdens het Boven-Devoon trok de
zee zich definitief terug. Dit proces zette zich voort tijdens de Hercynische of Varistische plooiing
aan het einde van het Carboon, dat echter grote overschuivingen, plooiingen en landverplaatsingen
met zich meebracht. Hierna deden zich tot de Alpiene plooiing geen wezenlijke veranderingen meer
voor. Jongere lagen verdwenen door erosie, zodat de oerlagen weer aan de oppervlakte kwamen. Wel
veranderde de Alpiene plooiing het landschap wezenlijk: het werd omhoog gedrukt en er ontstond
enig reliëf. Door de hoge ligging ontstond een koud en regenrijk microklimaat met een waterover-
schot, waardoor veen ontstond. Het overtollige water werd en wordt deels afgevoerd door het riviertje
la Poleûr, dat in ZW richting stroomt, voortdurend het massief aan de noordzijde ondergraaft en zo-
doende een fantastisch a-symmetrisch erosiedal heeft gecreëerd. Mogelijk hebben de ijstijden hieraan
ook een bijdrage geleverd.
Een periode van ruim 550 miljoen jaar landschapsontwikkeling ontrolde zich voor onze zintuigen,
deskundig toegelicht door onze excursieleidster, waarvoor wij onze grote dank uitspraken. Zo gaat
een landschap echt leven! En de taak het daarna nog eens samen te vatten heeft als verdienste dat je
geest zich zo‟n ontwikkeling eigen maakt.
Enkele gegevens:
Regenval: 170 dagen per jaar.Vorst: 115 dagen per jaar. Mist: 176 dagen per jaar. Gemiddelde jaar-
temperatuur 6,1 0
C
Tot het jaar 1200: eiken-beukenbos en struikheide.
Tot het jaar 1900: bosbouw.
Tot het jaar 1970: Geen exploitatie. Daarna poging tot herstel oerflora en –fauna.
Excursie Hoge Venen zaterdagmiddag 2 september 2006.
Excursieleider: Marie Christine Vanmaercke-Gottigny.
Verslag Louise Kelder. (m.m.v. Marie-Christine)
Vallei Hoëgne
Twee beken verenigen zich ten oosten van Hockai: de Poleur, die ten zui-
den van Mont Rigi ontspringt, en de Ruisseau de Herbofaye, die ten
noorden van Baraque Michel zijn water onttrekt uit de Fagne de Herbo-
faye. Samen vormen en voeden ze de Hoëgne, die tenslotte uitmondt in de
noordelijk stromende Vesdre, in de buurt van Pepinster. Vlak voor Hockai
maakt de Hoëgne een plotselinge wending van zuidwest naar noordwest
tussen de brug van Centenaire en de brug van Belle-Hé, een 3 km lang
stuk. Deze bovenloop vormt een oud breed dal, dat zich naar het zuid-
westen voortzet als een breed maar droog gevallen dal, waar de oude
spoorlijn van Malmédy gebruik van maakt. Een interessante geologische
route. Ook de beide bovenlopen, de hiervoor genoemde beken dus, stro-
men elk in een ondiep en breed dal. De noordwestelijke loop evenwel is
een steil en diep ingesneden dal. Wat is hier gebeurd?
Het NO – ZW gerichte bovendal en droge benedendal moet in een tijd zijn ontstaan, dat er veel meer
water verwerkt werd en dat het landschap veel minder hoog in het relief was. Waarschijnlijk in de
Saale IJstijd werd dit dal door veel grotere watermassa‟s van smeltwaterstromen verbreed. In de laat-
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
15
ste tussenijstijd werd deze stroom echter afgetapt door de terugschrijdende erosie van een ZO – NW
vloeiende rivier met steiler verval. Deze beek heeft het water afgetapt van de voorloper van de Hoëg-
ne en die volgen wij nu stroomopwaarts vanaf de brug van Belle-Hé. We lopen door een diep
uitgesleten bebost dal met indrukwekkende cascades in het water, waar we nog steeds de terugwer-
kende erosie aan kunnen waarnemen. (O.a. de Leopoldcascade van 5 meter hoog, waar we tevergeefs
naar zochten!)
We nemen waar:
a. Geologie in de gesteentelagen
b. Reliëf in het landschap
c. Verval in de beek
a. Geologie
We zijn hier temidden van de vóór Carbonische gesteenten uit de oudste lagen van het Paleozoicum:
Paleozoicum
Devoon Zandsteen en conglomeraat Vallei van de Ninglingspo
Siluur
Ordovicium Salmiaan Zuivere kwartsieten
Cambrium Reviniaan Fylladen1 en wat kwartsieten Fagne de Polleûr
Devilliaan Kwartsieten met wat fylladen Dal van deHoëgne
Uit het Devilliaan komen we hier in dit dal voornamelijk de basis-kwartsieten tegen met enkele lagen
fylladen, afkomstig uit de ondiepe zeeën en kustafzettingen uit het Cambrium, dit is 500 tot 450 mil-
joen jaar geleden. Het zijn oorspronkelijk Cambrische zanden, die tijdens de Caledonische
gebergtevorming tot zandsteen zijn gevormd, en veel later tijdens de Varistische orogenese gemeta-
morfoseerd tot het huidige kwartsiet. Door de ontlastingsdruk zijn in deze rotsen veel barsten
ontstaan die nu als een netwerk van met witte kwarts gevulde diaklazen te zien zijn. Dit kwartsiet
heeft een wat groenige kleur, doordat het ijzer niet geoxideerd is. Het is immers afkomstig van mate-
riaal, dat in de tijd van het Cambrium in de buurt van de zuidpool gelegen was: het was er toen te
koud voor oxidatie. In de Hoge Venen zagen we de daarboven afgezette fylladen met enkele kwart-
sietbanken die hun bestaan te danken hebben aan de latere afzettingen van slib in de Cambrische zee.
Nog iets jonger werd een bijna zuivere kwartsietlaag afgezet: tijdens het Salmiaan (Ordovicium). Uit
het Devoon stammen rode zandsteen en conglomeraat, die we in het Ninglinspodal zullen ontdekken.
Zij werden gesedimenteerd in een continentaal kustgebied uit het Devoon met woestijnachtige land-
afzettingen en puinkegels van de in zee uitstromende rivieren.
b. Reliëf in het landschap
Als reliëf zien we een diep ingesneden beekdal met ter weerszijden brede terrassen: waarschijnlijk
getuigen ze van een afwisseling van perioden met sterke insnijdende erosie in een nauw beekdal en
van tijden met voornamelijk zijwaartse erosie. In de beek zien we voornamelijk de erosiebestendige
kwartsieten, die barrières vormen in de waterstroom, in de sterk geërodeerde terrashellingen herken-
nen we de fylladen.
Er wordt de vraag gesteld: zijn die terrassen ontstaan door klimatologische wisselingen of door ver-
schillen in hardheid van de gesteenten en hun mate aan erosiegevoeligheid? Dit is niet op het eerste
gezicht duidelijk te herkennen.
In het eerste geval zou het gaan om het IJstijdenklimaat van een half jaar vorst en een half jaar grote
hoeveelheden smeltwater. Als dat zo was zou het dal over de gehele lengte dit reliëf moeten vertonen
(zoals bij de Maas), maar de verschillende kleine terrassen op verschillende hoogte wijzen meer op
grotere erosiegevoeligheid van de fylladen ten opzichte van de kwartsieten. Deze erosie kan echter
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
16
goed ondersteund en bevorderd zijn door het ijstijdklimaat. Dit was een langdurend proces, door de
tijd heen, door het met slib en steentjes beladen smeltwater, waardoor zo‟n diep dal werd uitgesleten.
Een groot deel van dit indrukwekkende beekdal is dus niet van deze Hoëgne, maar van zijn steilere
voorganger uit vroegere IJstijden.
c. Verval van de beek
We zien in het water de schuin gestelde kwartsieten, die cascades vormen en een natuurlijke barrière
in de waterstroom vormen. De fylladen ontdekken we als kleine platte steentjes in het beekdal of op
de kleine zijstrandjes van de beek. Op sommige plaatsen langs de beek zien we puinkegels van steile
zijbeekjes.
We ontdekken ook nog een eigenaardig verweringspatroon in enkele kwartsieten langs de weg als
een vissenpatroon: dit zijn waarschijnlijk nodules van extra hard materiaal in het kwartsiet, omringd
door ietsje schieferig materiaal, dat er tussen uitgesleten is.
We nemen afscheid van een boeiend en onstuimig beekdal!
Excursie Hoge Venen zondag 3 september 2006
Excursieleider: Marie Christine Vanmaercke-Gottigny.
Verslag Jannie Kassies.
Aan het einde van de excursie, tevens het eind van het weekend, beantwoordde Marie-Christine de
dankwoorden van Lieke. Ze zei daarbij dat ze grote bewondering had voor onze aandacht, omdat ze
ons rondgeleid had in het geologisch meest ingewikkelde deel van België. Dat troostte mij!
Ik zal dan ook niet proberen volledig te zijn. Bovendien: Marie-Christine heeft een heel handzame
inleiding geschreven over de geologie van het gebied. Die is voor geïnteresseerden op te vragen. Bij
mij bijvoorbeeld.
Hoe zijn de plateaus die Wallonië vormen tot stand gekomen? Kort gezegd: Plooiing, erosie, weer
plooiing, weer erosie en tenslotte 'rugvormige ophoging‟ (tot 700 meter) door de Alpiene gebergte-
vorming. Daardoor is het een jong landschap met heel oude gesteenten.
Die zondagmorgen reden we door het prachtige landschap naar het dal van de Ninglinspo, niet ver
van Remouchamps. In de tijd dat hier nog Nederlands werd gesproken heette het de Elzenbosbeek.
Franstaligen maakten er Ninglinspo van, eenvoudig een verbastering van : bron (spo) van Inglin, een
bewoner van het dal.
We lopen, hier en daar moeizaam, vlak langs de snelstromende beek, prachtig overschaduwd door
overhangende bomen.
We zien in de rotswand grijsgroene kwartsieten en donkere fylladen. De kleuren duiden op de aan-
wezigheid van ijzer, aluminium en mangaan. Als dit gesteente blootgesteld wordt aan veel warmte en
lucht, gaan de metalen oxyderen en verkleuren naar oranje tot purper. Als er zich groene vlekken
voordoen dan betekent dat, dat er reductie, ontroesting, heeft plaats gehad. Inderdaad zien we later op
de wandeling hier en daar groenige vlekken in het gesteente.
We komen op een plek waar Cambrium en Devoon elkaar opvolgen. Ordovicium en Siluur horen hier
tussenin te zitten. Er heerst dus „discordantie‟, teweeggebracht door erosie van puinwaaiers, afzettin-
gen van zand en slib. Bovendien is door de Hercynische orogenese (gebergtevorming) de zaak op zijn
kop gezet. De onderste laag zou boven moeten zijn en v.v.
Op een gegeven moment lijkt het alsof er kalk in het gesteente te zien is. Maar Marie Christine leert
ons dat in het continentale devoon nooit kalk te vinden is. Wel eventueel caolien (wordt gebruikt voor
het fijnste porselein).
Verder leren we dat wat gelaagdheid lijkt te zijn niet altijd gestapelde lagen zijn. Er kan ook splijting
hebben plaats gehad die het aanzien van lagen heeft.
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
17
In een dennenbos zien we een 'overhellende synclinaal'. Een rotspartij uit het Devoon, waar de lin-
kerkant onder hoort te liggen en de rechterkant boven.
Inmiddels hebben we allang de Ninglinspo overgestoken en achter ons gelaten. We klimmen heel
lang en heel steil door een bos omhoog tot het prachtige uitzichtspunt „Point de Vue de Drouet‟. We
kijken uit over de vallei van de Ninglinspo en zien in de verte het plateau van de Hoge Venen.
Een prachtige afsluiting van deze tocht, en van het hele excursiegebied.
Excursie Hoge Venen zondag 3 september 2006
Excursieleider: Marie Christine Vanmaercke-Gottigny.
Verslag Nelly ten Brink
Op naar het Ninglinspogebied.
We rijden langs de Amblève, het riviertje dat de kunstmatige waterval van Co, van water voorziet.
Nadat we Spa achter ons hebben gelaten zien we een asymmetrische vallei.
Voor het oog betekent deze asymmetrische vallei, dat we een hoge en langzaam glooiende kant tot
aan de rivier zien en aan de andere zijde van de rivier een lagere maar steile kant omhoog met een
bodem van grijze en donkere fylladen. Marie Christine vertelt dat de weilanden van o.a. dit dal vol
stonden met eetbare paddestoelen zoals Berkenboleet, Eekhoorntjesbrood en de Krulzwam. Deze zijn
in de jaren 60 met de komst van de kunstmest verdwenen. Oud Spa heeft in het centrum zijn thermi-
sche bronnen gesloten maar een nieuw gebouw is op 1 van de 10 overige bronnen neergezet.
Hogerop, dat wel. Iedere bron heeft zijn eigen samenstelling en dus een bepaald type water dat
dus altijd te drinken is.
Deze zondag rijden we door naar een meer westelijke punt om het Ninglinspo-gebied te bekijken
We komen op een punt waar Marie Christine de discordantie van Cambrium naar Devoon weet aan te
wijzen, een gevolg van erosie. Bovenop het erosievlak is een puinwaaier van riviergrindafzettingen
komen te liggen, wat later tot een conglomeraat is gevormd.
Vanuit de gevormde bergen vindt er voortdurend erosie plaats en dit zand, slib en gesteente is door de
tijd heen in dikke pakketten afgezet. Hierna, in het Devoon, komt de zee meer het land in en zet op
dezelfde plaats dikke pakketten zand af (kustafzetting). De dikke Devoon-afzettingen van 2 miljoen
jaar later worden in het Perm(varistische gebergte-
vorming) geplooid.We starten deze wandeling in het
Ninglinspogebied langs een prachtig riviertje. Al
snel stuiten we op een rood gesteente. De kleur
wordt door het water fris gehouden en we kijken
onze ogen uit bij dit mooie verschijnsel van Devoni-
sche zandsteen.
De kleur geeft aan dat de schollen zich sinds het
Cambrium, van de zuidpool richting evenaar hebben
verplaatst. De temperaturen zijn nu hoger en het
klimaat is ook droger. Op grond van deze voorwaar-
den kunnen de metalen uit de bodem (het is een
continentale afzetting) gaan oxideren.
Marie Christine zegt: "Stel altijd twee vragen als je
in een bepaald gebied gesteenten tegenkomt: Waar
lagen ze in de tijd van de vorming op de aardbol en
wat was toen het klimaat". Heerlijk zo‟n uitleg van de basis om te leren zelfstandig iets in een lands-
schap te kunnen herkennen.
Het speurend oog van Marie Christine meent het wit van een kaolienlaag te zien. Het is zeker geen
kalk zoals sommige groepsleden denken. Verwilderde riviersystemen kennen immers geen koraalaf-
zettingen en is er dus geen vorming van een krijtlaag mogelijk. Wat te denken van een pijl door
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
18
mensenhand met kalk aangebracht om de route aan te geven naar een belangrijk geologisch punt.
Foto`s zullen het uitwijzen, denk ik tevreden.
We vervolgen onze weg en er wordt verwoed gefotografeerd in een poging een olielaag(je) vast te
leggen. IJzerbacteriën vormen een film op een laagje water. Al is deze niet grondig genoeg om ooit
een olielaag te vormen, een mooi verschijnsel is het wel.
We komen, midden op het wandelpad, een Schiefer, een voorfase van een fyllade-overschuiving,
tegen. Als je het net op de plaat hebt vast gelegd, is het leuk om te weten dat zwarte fyllade waar-
schijnlijk een rest is van vulkanisch gesteente.
Langzaam klimmen we vanuit het Devoon omhoog richting kijkhut. Enkelen onder ons moeten het af
laten weten en nemen de horizontale route.
Wanneer we enkele minuten later dit verschijnsel van fyllade nog duidelijker tegenkomen is dat voor
Marie Christine de aanleiding om aan ons de interessante ontwikkeling van de oxidatie uit te leggen.
De niet geoxideerde fylladen zijn grijsgroen of zwart, boven water en bij warmte komt de oxidatie
van metalen zoals, ijzer, aluminium en mangaan opgang en kleurt het van flauw oranje naar rood,
naar aubergine zwart. Wanneer de metalen groen zijn opgekleurd, geeft dat aan dat het een terug ge-
reduceerde oxide is. Op deze manier kunnen we nu dus herkennen, dat de oxidatie miljoenen jaren na
het neerleggen van dit pakket heeft plaats gevonden.
Hanneke, waar is Hanneke en waar is haar gevonden groene steen, dus met gereduceerde oxide. Bei-
den zijn weg. Het steentje omdat Hanneke de waarde ervan niet van begreep en ...zij zelf omdat ze
met Richard op zoek is naar Lyda en Bert ,die via het horizontale pad te ver zijn door gelopen. Als
een romantisch sprookje werden ze aan het riviertje teruggevonden. Met het wachten tot ze zich weer
bij ons voegen, valt spontaan de middagpauze in. Hier en daar wordt één boom door diverse mensen
als rugleuning gebruikt.
Na de pauze lopen we direct op het uitkijkpunt `Lavenne`aan. Dit is pointe de VUE DROUET en 350
meter hoog.We kijken diep de vallei in met veel naaldbomen en jawel ...5 rode beuken.
Nu we dit punt bereikt hebben weten we dat we het Devoon achter ons hebben gelaten en we terug in
het Cambrium zijn. We zien nu opvallend meer kwartsaders in dit kwartsiet, veroorzaakt door-
dat plooiing en de overschuiving een enorme breuk in het kwartsiet hebben doen ontstaan die later
met kwarts is opgevuld.
We gaan op zoek naar de rotsformatie Crahoy. Deze bestaat uit zandsteen en conglomeraat. Ondanks
de gegevens die we van Internet hebben gehaald, missen we dit hoogtepunt en zijn we ook onze ori-
ëntatie kwijt. Geen nood: Hans stelt door middel van kompas het zuiden vast en we kunnen nu met
zekerheid gaan dalen. Rechts van ons ontdekken we toch een paar niet begroeide stukjes conglome-
raat en hebben we ook het doel om dit te bekijken verwezenlijkt. Tevreden dalen we verder af, tot we
zelfs als achterblijvers, het besef krijgen dat we opnieuw de rode Devoonlaag binnen lopen.
Onder een kop koffie proberen we een korte samenvatting te maken en Marie Christine helpt ons
weer op weg.
Als eerste het Cambrium gebergte gevormd van o.a. zandsteen. Vanuit dat gebergte komen door ero-
sie slib, zand, maar ook steenbrokken vrij, die in lagen door rivieren als puinkegels zijn neergelegd.
Het Devoon bouwt hier verder op voort en in het Perm vindt ook hier de Varistische gebergtevorming
plaats. In dit gebied zien we dus Varistische afzettingen, een versteende massa: conglomeraat.
De Alpine opheffing brengt dit gesteente tot 300/400 honderd meter de hoogte in. Dus, de wereld op
zijn kop. Van ons hoogste punt naar beneden liepen we van oud naar jong in een opeenvolging van
Kwartsiet, Fylladen, Conglomeraten en Devonische zandsteen.
Op het moment dat we er samen een wat overzichtelijker geheel van hebben gemaakt presenteert de
ober zich. Niet als eerste voor een bestelling maar om zich als medestudent uit vervlogen tijden van
Marie Christine en Dirk, voor te stellen. De herkenning van de toenmalige docenten maakten het
plaatje compleet. Als Hollander komt toch de vraag naar boven "Wat zou het pensioenbedrag van een
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
19
universitair geschoold iemand in België zijn, dat een baantje als ober aanlokkelijk wordt na de pensi-
onering?".
Terug op de camping wacht ons het slotakkoord. De vouwwagen van Hein en Joke, geleend van de
buren, moet worden ingepakt. Vele handen en vooral hoofden kwamen in actie. "Hoe moest het ook
alweer"? De regen komt er aan en dus is een beetje tempo ook gewenst, maar het past allemaal nog
niet zo.Teamwork en teamgeest dit weekend op de camping.
Wat een teamgeest en teamwork door een vouwwagen....of is dit door het kleinere aantal deelnemers?
Laat ons het laatste niet hopen. Wie brengt er volgend jaar zo`n verrassing mee?
De zoutpijler bij Rheine.
Wouter van den Bosch
Kort geleden was er weer nieuws over de prachtige „Salinen‟ bij Rheine, waarvan een belangrijk ge-
deelte in 1940 door een orkaan was verwoest. Dit geologische monument is nu weer geheel hersteld
en vormt met zijn omgeving een belangwekkende toeristische trekpleister met attracties. Het ligt zo‟n
50 km oostelijk van Enschede. Voor ons is het gebied vooral van belang omdat het is gelegen rond
een zeer grote zoutpijler uit de Zechstein-periode, die eeuwenlang is geëxploiteerd en inmiddels in
redelijke glorie is hersteld. Voldoende dus voor een kleine beschouwing.
We beginnen dus in het Zechstein, een periode waarbij een groot deel van de huidige Noordduitse
laagvlakte onder de zeespiegel lag. Deze Zechsteinafzetting vormt het bovenste gedeelte van het
Perm en is ca. 250 miljoen jaar oud. Het gebied werd toen geteisterd door de Hercynische plooiing,
die al zo‟n 30 miljoen jaar daarvóór was begonnen en voor hevige beroering in de aardlagen zorgde.
Ook de Noordduitse laagvlakte werd daardoor opgeheven, doch bleef via flinke watergangen verbon-
den met de oceaan. Het klimaat was droog en zeer heet en het landschap vertoonde een sterk reliëf,
met diepe dalen waarin uiteraard het zeewater bleef staan. Door de warmte ontstond een grote ver-
damping, waardoor de concentratie van mineralen toenam. De oceaan zorgde echter voortdurend voor
aanvulling met zeewater waardoor – samen met de
verdamping - de hoeveelheid opgeloste zouten
voortdurend toenam en tenslotte eerst het gips en
daarover het keukenzout (Halien) gingen uitkristalli-
seren. Uiteindelijk groeide de zoutlaag met ca 10 cm
per eeuw tot honderden meters dikte.
Uiteindelijk werd de toevoer van vers zeewater af-
gesneden en zetten zich nieuwe lagen af over het
zout, dat daardoor onder druk kwam te staan. Maar
zout gaat al onder een relatief lage druk vloeien en
zoekt dan de weg van de minste weerstand: naar
boven dus. Op deze wijze ontstonden in het betreffende gebied verschillende flinke zoutpijlers. Onder
andere bij Rheine, maar ook op verschillende andere plaatsen, zoals bij Boekelo en in Oost-
Groningen. Bij Rheine werd dit “witte goud” al rond het jaar 1000 gebruikt om varkensvlees mee te
conserveren. In de loop van de 15e eeuw stichtten monniken uit de orde van de Kruisheren een kloos-
ter op de bewuste plek en werd enige exploitatie gedaan. Dit bleef enkele eeuwen beperkt tot een
plaatselijke activiteit.
Zout was echter in die tijd een kostbaar product en het is dus ook geen wonder, dat rond het einde van
de 18e eeuw kerkelijke en wereldlijke leiders uit het gebied besloten deze “Gottesgabe” industrieel te
gaan exploiteren. Daartoe werd via een windmolen water uit het zoutmeer opgepompt en over een
lange en ca. 20 meter hoge Saline verspreid. Zo‟n Saline bestond uit een brede, van boven afgedekte
stapel takkenbossen, waar de wind vrij doorheen kon spelen. Een deel van het water verdampte en het
concentraat werd opgevangen in bakken en opnieuw door de Saline geleid. Na enkele verdampings-
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
20
cycli ontstond dan pekel, dat na koken zout en water opleverde en kon worden verhandeld. In 1745
werd deze exploitatie een feit en werkt tot op de dag van heden.
Rond het jaar 2000 is hieruit met Europese subsidies het toeristische park „Dreiklang‟ ontstaan, met
als hoogtepunten de in bedrijf zijnde Saline, het klooster en een ecologisch dierenpark. Het is de
moeite waard om het eens te gaan bekijken Het is gemakkelijk te bereiken via de snelweg A1, bij
afslag Rheine Nord richting Osnabrück kiezen en dan verder de borden „Tierpark‟ volgen. Het zal
duidelijk zijn dat de omgeving ook nog rijk is aan zoutminnende planten. Mooi meegenomen.
SEDIMENTEN.
Wouter van den Bosch.
Grondboor & Hamer.
No. 3 van 2006 is een jubileumnummer! Op 13 mei werd het 60-jarig bestaan van de Vereniging her-
dacht en werden tevens een nieuwe voorzitter en een nieuwe secretaris benoemd. Het
jubileumnummer ziet er prachtig en professioneel uit: gedrukt op glanzend papier met uitstekende
kleurenfoto‟s. Onze gelukwensen hiermee!
Het eerste artikel is van de hand van Henk Oosterink en beschrijft de geologische mogelijkheden van
Thüringen in een gebied van ca. 90 x 60 km, ten zuiden van Erfurt. Hierbij worden, aangeduid op een
kaartje, 14 geologische mogelijkheden genoemd, variërend van excursiedoelen tot musea. In het Thü-
ringer Wald kunnen we afzettingen van Perm en Trias bekijken, terwijl in het Leisteengebergte de
afzettingen van Ordovicium tot en met Carboon dagzomen. Hoewel het qua afstand juist buiten onze
limiet ligt, lijkt het mij een aanrader voor vakantiebestemmingen.
Een tweede artikel beschrijft de vernieuwing van het Geologisch Museum Hofland te Laren, waar wij
enkele jaren geleden te gast waren. Het is nu een Geologisch Museaal Educatief Centrum, waarin
ook voor ons wellicht nieuwe mogelijkheden liggen.
Verder een artikel over het Sneeuwsmeltwaterdal „Plantage Willem III‟ , ook al bij ons bekend, maar
ook weer met nieuwe gezichtspunten. Dan een verslag van de lezingen op de Landelijke Contactdag,
waar mij een voordracht van Dr. Eric Mulder van Natura Docet bijzonder aansprak door verrassende
inzichten in evolutionaire ontwikkelingen. Ter afsluiting een artikel over Neanderthalers in Overijssel
en het Graafschap Bentheim, ook al weer op voor ons behapbare afstand en met potentiële mogelijk-
heden voor excursies. Een nummer met een gouden randje!
G.E.A. no. 39-2 van 2006.
Dit nummer begint met de inaugurele rede, uitgesproken door prof. G. Davies ter ere van het aan-
vaarden van zijn professoraat aan de VU te Amsterdam. Het onderwerp: „Vulkanisme en de risico‟s
daarvan voor de mensheid‟. De doelstelling van zijn leerstoel ziet hij als volgt: „Het opstellen van
modellen en theorieën om steeds beter te doorgronden hoe de aarde werkt‟. Dat geeft dus voor ons
amateurs in deze sector voldoende speelruimte! De rede licht uit de Petrologie een aantal aspecten
van haar onderzoek en de rede selecteert daaruit weer zaken, die met name de betrokken mensen ra-
ken. En dat zijn de grote rampen, die ontstaan door zeer grote vulkaanuitbarstingen,
aardverschuivingen en meteorietinslagen. Het is duidelijk dat deze mensenlevens kosten: tussen 1700
en 1990 vielen gemiddeld zo‟n 750 doden per jaar, waarvan 2/3 door gloedwolken en modderstro-
men. Voor mijn gevoel was dit nog redelijk beperkt, gezien de gigantische energiehoeveelheden, die
bij dergelijke gelegenheden vrij komen. Het artikel geeft een goed overzicht over de behandelde ma-
terie.
Een tweede artikel behandelt meteorieten, afkomstig van Mars. Op zichzelf een goed artikel, maar
voor ons ver van het bed. En – hoewel ik het eerst had overgeslagen – werd ik gegrepen door een
levensbeschrijving van Friedrich Fröbel, een man die na vele omzwervingen terecht kwam in de sys-
tematiek van kristalvormen, bloemen, kinderen en gemeenschappen, waarin hij duidelijke
overeenkomsten zag. Overeenkomsten, die naar zijn mening kinderen zouden aanspreken en vergelij-
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
21
kingsmateriaal bieden. Daarmee zou hun fantasie en vorming gestimuleerd worden. Kom daar maar
eens op! Uiteindelijk werd zijn denkpatroon de basis voor een nieuwe vorm van kleuteronderwijs, die
na 150 jaar nog steeds opgeld doet. Van een artikel over de overgang Jura-Krijt kon ik eerlijk gezegd
de essentie niet volgen. Tenslotte nog een artikel over het majestueuze panorama van Lus-La-Croix-
Haute aan de Drôme en een aardig verhaal over fossielen zoeken aan de Franse falaisekust ten zuiden
van Betreedt. Voor elk wat wils dus!
G.E.A. 2006, no. 3.
Het eerste artikel is een gedetailleerde uiteenzetting over het begrip tijd in geologische tijdschalen.
Het is naar mijn mening meer een wetenschappelijk bericht dan een verhaal dat past in liefhebbe-
rijkringen. Verschillende benaderingen passeren de route. Voor onze lezerskring lijkt mij het verhaal
minder interessant.
Een volgend bericht gaat over een prachtig mineraal uit Madagascar: Oogjes-agaat. Een artikel dat
verzamelaars mogelijk zal doen watertanden.
Het verhaal over de vroeg-historische ijzerproductie in het oosten van ons land door Ronald van
Duyvenvoorde gaat onder andere in op het ontstaan van „klapperstenen‟ tijdens het Rissglaciaal in de
bovenste lagen van de stuwwallen. Moerasijzererts daarentegen ontstaat in veen- en moerasgebieden
waardoor ijzerrijk water stroomt en zich afzet. Een aantal oventypes van primitief tot modern wordt
beschreven en de daarbij behorende reductieprocessen uitgelegd. Producten worden beschreven en
tenslotte volgt een uitvoerig historisch relaas over de ijzerproductie in ons land. Het geheel sprak mij
zeer aan.
Piet en Joke Stemvers bezochten in het gebied tussen Lyon en Chambéry de omgeving van Cerin,
waar zeer regelmatige kalksteenafzettingen zijn afgezet, die op enige schaal in de lithografie zijn ge-
bruikt. Deze afzettingen bevatten de fraaist denkbare fossielen van krokodillen, schildpadden, vissen
en armpotigen, waarvan de meeste in het museum van Lyon worden getoond. Daar zijn liefst 1650
topstukken verzameld!
Tenslotte een filosofisch relaas van Wim de Vries over de bewoonbaarheid van onze aarde door
daarvoor gunstige omstandigheden van temperatuur en mineralen. En een leuk verhaal over vliegende
Dinosauriërs uit China.
Rectificaties:
Nieuwsbrief 39:
Op blz. 8 regel 10 van onderen is een –teken weggevallen. Er moet staan: 2,5-3m. –N.A.P.
Op blz. 9 zijn enkele regels weggevallen. Achter ‟zie figuur 3‟ moest staan: Echter deze waren óf te
laag óf te zwak en bij hoge waterstanden kwamen veelvuldig dijkdoorbraken voor. Hierbij ontston-
den achter de dijken diepe kolkgaten, wielen of waaien genoemd. Na overstroming werd de dijk
gerepareerd en in een bocht om de waai gelegd, waardoor de dijk een kronkelig karakter kreeg.
Nieuwsbrief 40:
Op blz.. 2 bij mededelingen staat dat Lon Haarman heeft opgezegd. Dit moet natuurlijk Laarman zijn.
Op blz. 18 zijn in het verslag van Jan van Doorn door de redactie enkele jaartallen verkeerd geplaatst.
De verbeterde versie van het gedeelte: „Kort overzicht hiervan‟ is als volgt.
Correctie van: Het verslag themamiddag aardkundig erfgoed op 22 september 2005
Jan van Doorn (februari 2006)
In een periode van 20 jaar (1970-1990) werden grote inspanningen verricht.
Kort overzicht hiervan:
1970 Instelling Gea-Werkgroepen (R.I.N./I.B.N.)
1974 Nationale Aardkundige Waardenkaart (L.N.V.)
115 waardevolle gebieden (de Soet-Steur-Maarleveld-Gonggrijp).
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
22
1970-1985 Gea-inventarisaties uitgevoerd door Gerard Gonggrijp; resultaten
neergelegd in provinciale (Gea-)rapporten.
1976-1977 Natuur Waardenkaart
1990 Natuurbeleidplan; drijvende kracht hierbij was André van der Zande. Dit plan vormde
een impuls voor Aardkundige Waarden, maar gaf ook bijzondere natuur- en land-
schapswaarden.
In het plan komt de volgende vierdeling voor:
Periode 1990 - 2000
1997 : Signaleringskaart aardkundig waardevolle gebieden.
1998 : voorbeelden van organisaties die zich bezighouden met Aardkundige Waarden:
Stichting Aardkundige Waarden (S.A.W.)
Platform Aardkundige Waarden (P.A.W.)
Werkgroep Aardkundige Waarden (W.A.W.)
Musea o.a. Naturalis
Staatsbosbeheer en Natuur Monumenten
Overheden (Provincies en Gemeenten)
Periode 2001 - 2003
Onderdeel bodem opgenomen in R.O.
2003: Symposium „Waarde in Ruimte‟, Manifest Aardkundige Waarden en R.O. ( zie Nieuwsbrief 36
voorjaar 2004).
Het Provinciaal Beleid na 2000. A.W. beschermen en hoe? Provincies Overijssel, Limburg en Utrecht
maken streekplannen- Aardkundige Monumenten c.q bestemmingsplannen (gem).
Natuurbeschermingswet, waardevolle cultuurlandschappen, instelling Nationale Parken.
Voorlichting en educatie.
Aardkundige Waarden
Ecologische Waarden
Flora
en Fauna
“gevoel”
Belevings-
Waarden
Mens
Cultuur- historische
Waarden
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
23
OPGAVENBLAD VOOR HET PROGRAMMA 2007 De spelregels.
1. Uw schriftelijke opgaven worden vóór 1 februari verwacht bij Loes van Etten. Opgave per e-mail
is mogelijk.
2. Bij overinschrijving van een uiting is het bestuur gerechtigd tot annulering van de opgave.
3. Onder voorlopige opgave wordt verstaan dat het lid de bedoeling heeft deel te nemen en dat
daarmee rekening kan worden gehouden bij het maken van reserveringen en eventuele maaltij-
den. Als door omstandigheden een deelname vervalt, moet dit zo spoedig mogelijk en uiterlijk 2
weken voor de uiting, schriftelijk worden gemeld aan de secretaris. Het terugstorten van een
aanbetaling kan daarvan afhankelijk zijn. Nadere excursie-informatie geschiedt op basis van dit
blad!
4. Wij vragen van alle deelnemers een soepele medewerking om het programma zo ongestoord mo-
gelijk te laten verlopen.
5. Voor de excursies worden door de werkgroep geen verzekeringen afgesloten. De deelnemers zijn
zelf verantwoordelijk voor hun verzekeringssituatie. Voor claims, bij welke calamiteit dan ook,
stellen KNNV en werkgroep zich niet aansprakelijk.
6. Gewenste keuzesituaties graag aangeven.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ondergetekende(n) geeft (geven) zich voorlopig op voor de volgende uitingen van de werkgroep Ge-
ologie en Landschap in het jaar 2007:
1. De voorjaarsexcursie naar Winterswijk op 19 maart. Deze opgave is definitief. Deze excursie is
gratis i.v.m. het 20-jarige bestaan van de werkgroep
Aantal personen: ...... Ik kom met het openbaar vervoer. ja / nee
2. De contactdag van de werkgroep 14 april te Zeist. ja / nee
Eventuele kosten zullen ter plaatse voldaan dienen te worden.
3. De meerdaagse excursie naar het Teutoburgerwoud 31 augustus 1 en 2 september. Voorlopige
opgave voor .... personen.
De definitieve opgaven/gegevens met daarbij het vooruit te storten bedrag worden in het voor-
jaarsnummer van de Nieuwsbrief vermeld. U wordt verzocht voor de goede orde de volgende
gegevens te verstrekken:
Wijze van vervoer........................................................ auto / openbaar vervoer.
Gewenste accommodatie…………………………….. hotel / 1 persoonskamer
..................................................................... 2 persoonskamer
..................................................................... camping tent
.…………………………………………… caravan
Bijzondere gegevens ................................................... vegetarisch / dieet / geen
Waarschijnlijke tijd van deelname ............................. alleen weekend / langer
Afhalen bij openbaar vervoer ja / nee
Naam en ondertekening:
KNNV Werkgroep Geologie en Landschap
Nieuwsbrief 41 Najaar 2006
24
top related