ok nl2 vtt passécomposé

Post on 26-Jun-2015

234 Views

Category:

Sports

0 Downloads

Preview:

Click to see full reader

TRANSCRIPT

VTT(De Voltooid Tegenwoordige Tijd)

Le Passé Composé

D.Delcour & C. Dangriaux©, 2008

VOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD (?!)Pourquoi un nom de temps si compliqué???

VOLTOOID vs ONVOLTOOID• Voltooid : composé• Onvoltooid : non-composé, donc simple

TEGENWOORDIGE vs VERLEDEN vs TOEKOMSTIGE• Tegenwoordige : présent • Verleden : passé• Toekomstige : futur

?

Quels éléments composent une phrase au Passé Composé ?

SUJET AUXILIAIRE (COMPLEMENTS)

PARTICIPE PASSE

c’est l’auxiliaire qui est au PRESENT

le Participe Passé en fin de phraseRAPPEL

Que doit-on connaitre pour utiliser le VTT ?Participe Passé de Verbes Réguliers

Participe Passé de Verbes Irréguliers

Choix de l’auxiliaire

VTT?

LE PARTICIPE PASSÉFormation du Participe Passé

D.Delcour & C. Dangriaux©, 2008

Construction du Participe Passé.

Verbes réguliers

• Règles de construction• Règle(s) générale(s)• Exceptions

Verbes irréguliers

• Liste de TP à étudier (!)

LE PARTICIPE PASSÉ DES VERBES REGULIERS

Construction et règles de formation

Point de départ.

Pour construire la conjugaison d’un verbe, on part toujours du …

RADICAL

RADICAL = INFINITIF -ENOn part de l’infinitif et on enlève ‘EN’

RADICALRAPPEL

ATTENTION Règles d’orthographe

Règle(s) générale(s)

GE + RAD + D

wandelen

bellen

spelen

wonen

gewandeld

gebeld

gespeeld

gewoond

1

Exemples :

Règle(s) générale(s)

2 GE + RAD + -f-k-p-s-t-ch

+ T

Comment retenir les terminaisons du radical+T ?

François Koppé Prend Son Thé CHaud

Règle(s) générale(s)

blaffen

klappen

passen

geblaft

geklapt

gepast

2 GE + RAD + -f-k-p-s-t-ch

+ T

Exemples :

Exceptions

Si RAD-d dd RAD-t tt

schudden

fitten

geschud

gefit

1

Exemples :

herkennen veranderen ontmoeten

herkendveranderdontmoet

2

Exemples :

GE+ be-ge-er-

her-ont-ver-

RAD

Si INF-ven / RAD-f + d ( t ) INF-zen / RAD-s + d ( t )

reizen

leven

gereisd

geleefd

3

Exemples :

Particule Séparable + Participe Passé

EN 1 SEUL MOT

meespelen

wegfietsen

4

Exemples : meegespeeld

weggefietst

Synthèse VTT des verbes réguliersRègles générales

1. GE + RAD + D2. GE + RAD- f/k/p/s/t/ch + T

Exceptions

3. RAD -d/t dd tt 4. be-/ge-/er-/her-/ont-/ver- RAD GE5. INF -ven /-zen +d6. Particule séparable + PP 1 MOT !7. (TP – Verbes irréguliers)

D.Delcour & C. Dangriaux©, 2008

LE PARTICIPE PASSE DES VERBES IRRÉGULIERS

Verbes irréguliers – Temps Primitifs

D.Delcour & C. Dangriaux©, 2008

Les TP - Les verbes irréguliersbeginnen begon, is begonnen commencer roepen riep, heeft geroepen appelerbegrijpen begreep, heeft begrepen comprendre ruiken rook, heeft geroken sentirbesluiten besloot, heeft besloten décider schenken schonk, heeft geschonken offrirbidden bad, heeft gebeden prier scheppen schiep, heeft geschapen créerbieden bood, heeft geboden offrir schijnen scheen, heeft geschenen paraîtrebijten beet, heeft gebeten mordre schriiven schreef, heeft geschreven écrirebinden bond, heeft gebonden relier schrikken schrok, is geschrokken prendre peurblazen blies, heeft geblazen souffler schuiven schoof, heeft/is geschoven pousser à l'écartblijken bleek, is gebleken se révéler slaan sloeg, heeft/is geslagen battreblijven bleef, is gebleven rester sluiten sloot, heeft/is gesloten fermerbreken brak, heeft/is gebroken casser snijden sneed, heeft gesneden couperbrengen bracht, heeft gebracht porter spijten speet, heeft gespeten regretterbuigen boog, heeft/is gebogen courber spreken sprak, heeft gesproken parlerdenken dacht, heeft gedacht penser springen sprong, heeft/is gesprongen sauterdoen deed, heeft gedaan faire staan stond, heeft gestaan être deboutdragen droeg, heeft gedragen porter steken stak, heeft gestoken piquerdrijven dreef, heeft/is gedreven flotter stelen stal, heeft gestolen volerdringen drong, heeft/is gedrongen pousser sterven stierf, is gestorven mourirdwingen dwong, heeft gedwongen contraindre stinken stonk, heeft gestonken sentir mauvaiseten at, heeft gegeten manger strijden streed, heeft gestreden luttergaan ging, is gegaan aller strijken streek, heeft/is gestreken repassergenezen genas, heeft/is genezen guérir treffen trof, heeft getroffen frappergeven gaf, heeft gegeven donner vallen viel, is gevallen tombergieten goot, heeft gegoten verser vangen ving, heeft gevangen attraperglijden gleed, heeft/is gegleden glisser verbieden verbood, heeft verboden défendregrijpen greep, heeft gegrepen saisir vergelijken vergeleek, heeft vergeleken comparerhangen hing, heeft gehangen pendre vergeten vergat, heeft/is vergeten oublierhebben had, heeft gehad avoir verliezen verloor, heeft verloren perdrehelpen hielp, heeft geholpen aider vinden vond, heeft gevonden trouverhouden hield, heeft gehouden tenir vliegen vloog, heeft/is gevlogen volerkiezen koos, heeft gekozen choisir vriezen vroor, heeft/is gevroren gelerkijken keek, heeft gekeken regarder wassen waste, heeft gewassen laverklimmen klom, heeft/is geklommen grimper wegen woog, heeft gewogen peserkopen kocht, heeft gekocht acheter weten wist, heeft geweten savoirlachen lachte, heeft gelachen rire winnen won, heeft gewonnen gagnerlaten liet, heeft gelaten laisser worden werd, is geworden devenirlezen las, heeft gelezen lire zeggen zei/zegde, heeft gezegd direliegen loog, heeft gelogen mentir zenden zond, heeft gezonden envoyerliggen lag, heeft gelegen se trouver zien zag, heeft gezien voirlijden leed, heeft geleden souffrir zijn was, is geweest êtrelijken leek, heeft geleken paraître zingen zong, heeft gezongen chanterlopen liep, heeft/is gelopen courir zitten zat, heeft/is gezeten être assismeten mat, heeft gemeten mesurer zoeken zocht, heeft gezocht cherchernemen nam, heeft genomen prendre zwemmen zwom, heeft/is gezwommen nagerrijden reed, heeft/is gereden rouler zwijgen zweeg, heeft gezwegen se taire

LISTE A

ETUDIER !

LE CHOIX DE L’AUXILIAIREQuel auxiliaire utiliser ? HEBBEN ou ZIJN ?

D.Delcour & C. Dangriaux©, 2008

Auxiliaires du passé : HEBBEN ou ZIJN ?

HEBBEN

ZIJN

Dans la PLUPART des cas. (Majorité des cas)

2 CAS DISTINCTS

ZIJN 2 CAS DISTINCTS

toujours ZIJN : les verbes suivants

zijn, gaan, komen, blijven, gebeuren, vertrekken, beginnen,

vallen, worden, opstaan, verhuizen, vergeten*

* Hebben si oubli d’un objet concret

1

Les verbes de déplacement :2

Verbe de déplacement

(ACTION)

Verbe de déplacement+

CPL «où on va»

«d’où on vient»

HEBBEN ZIJN

D.Delcour & C. Dangriaux©, 2008

Les verbes de déplacement :2

Verbe de déplacement (ACTION)Verbe de déplacement +

CPL «où on va» / «d’où on vient»

HEBBEN ZIJN

Ik heb lang gereden.

Ik heb in de park gefietst.

Ik heb met mijn vriend gevlogen.

Ik ben uit de stad gereden.

Ik ben naar het centrum gefietst.

Ik ben naar Spanje gevlogen.

top related