p taak 3 profilering - wordpress.com...de afgelopen periode ben ik bezig geweest met p-taak 3. op...
Post on 28-Aug-2020
1 Views
Preview:
TRANSCRIPT
P taak 3 Profilering
P taak 3
Marieke Voppen (450944)
mariekevoppen@gmail.com
NHL Deeltijd Geschiedenis
Maart 2016
Beoordelaar: Jan Dirk Houwing
Door het inleveren van dit product verklaar ik dat het product eigen werk is en dat het
vrij is van plagiaat.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
1
Inhoudsopgave
Inleiding blz. 2
1 De vormende taak van school blz. 3
1.1 Visie van het Singelland College blz. 4
1.2 De visie in de praktijk blz. 6
1.3 Eigen visie blz. 8
2 Zorgstructuur blz. 10
2.1 Passend onderwijs blz.11
2.2 Analyse blz. 13
2.3 Visie leerlingbegeleiding op school blz. 16
3 Casestudy blz. 18
3.1 Observaties blz. 19
3.2 Interviews blz. 20
3.3 Literatuurstudie blz. 22
3.4 Handreikingen docent blz. 24
4 Gesprekstechnieken blz. 26
4.1 Gespreksanalyse blz. 27
4.2 Reflectieverslag blz. 30
5 Terugblik P-taak 3 blz. 33
5.1 Reflectieverslag blz. 34
Literatuurlijst blz. 36
Bijlage blz. 37
Bijlage 1: globale urenverantwoording blz. 38
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
2
Inleiding
De afgelopen periode ben ik bezig geweest met P-taak 3. Op dit moment ben ik werkzaam
en loop ik stage op het Singelland College in Friesland. Het Singelland College is een groot
scholengemeenschap met zes locaties in Drachten, Burgum en Surhuisterveen. Singelland
College biedt een breed onderwijsaanbod, te weten: praktijkonderwijs, vmbo, havo, vwo en
de internationale schakelklassen.
In deze professionaliseringstaak profileer ik mij als begeleider van leerlingen binnen het
vmbo. Dit probeer ik te realiseren door mij te richten op verschillende onderdelen. Ten
eerste verdiep ik mij in de visie van het Singelland College met betrekking tot de vormende
taak van school en hoe deze visie in de praktijk wordt uitgevoerd. Tevens formuleer ik hier
mijn eigen visie met betrekking tot deze vormende taak.
Ten tweede richt ik mij op de zorgstructuur. Ik verdiep mij in de nieuwe wet Passend
Onderwijs, schrijf een kritische analyse over de zorgstructuur op het Singelland College en
formuleer mijn eigen mening over leerlingenzorg.
Aan de hand van een casestudy ga ik aan de slag met een vraagstuk over ADHD leerlingen.
Door achtereenvolgens een observatie in de klas uit te voeren, een interview af te nemen en
me ten slotte te verdiepen in de literatuur kom ik meer te weten over hoe om te gaan met
leerlingen met ADHD.
Als vierde en laatste element voer ik een gesprek met een leerlingen in de tweede klas. Dit
gesprek neem ik op en kijk ik achteraf terug met mijn coach. Ik ga aan de slag met een
gespreksanalyse van de conversatie en reflecteer ten slotte op het gevoerde gesprek.
In deze p-taak verdiep ik me dus in de vier bovenstaande elementen, te weten: de vormende
taak van school, de zorgstructuur, een casus over een zorgleerling en gesprekstechnieken.
Aan de hand van deze verschillende facetten wil ik mezelf ontwikkelen tot een professional.
Voor mezelf heb ik doelen opgesteld. Deze geven richting aan deze opdracht. Mijn doelen
zijn de volgende:
- Ik kan uitleggen hoe het Singelland College haar rol als vormende taak als school ziet
en hoe ik deze vormende taak zelf zie.
- Ik kan in eigen woorden zeggen wat de nieuwe wet Passend Onderwijs inhoudt.
- Ik kan aan de hand van een observatie, interview en literatuurstudie een handreiking
schrijven voor docenten die te maken hebben met een ADHD leerling in de klas.
- Ik kan na afloop van een mentorgesprek een heldere analyse hiervan opschrijven en
kritisch naar mezelf kijken.
Na afloop zal ik in een reflectieverslag terugkomen op de doelen en in hoeverre ik deze heb
behaald.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
3
1 Vormende taak
van school
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
4
1. Visie van het Singelland College
Het Singelland College heeft een duidelijke visie op de vormende taak die het onderwijs heeft. Hierbij speelt loopbaanbegeleiding en burgerschap een belangrijke rol. Daarnaast is er voor alle drie facetten van de pedagogische driehoek een eigen rol en functie.
De slogan van het Singelland College luidt: Talent in ontwikkeling (Schoolgids Singelland, 2015-2016). De complete school wil zich inzetten voor de ontwikkeling van de aanwezige talenten binnen de organisatie. De visie luidt dat er kwalitatief goed onderwijs wordt gegeven, waarin de individuele leerling zich optimaal kan ontwikkelen. Vaardigheden en attitudes
Naast het belang van kennis, speelt het aanleren van vaardigheden en het vormen van attitudes een grote rol. Dit gebeurt vanuit de overtuiging dat ieder mens er toe doet en dat de openbare identiteit van de school actief bijdraagt aan een respectvolle omgang, afgewogen meningsvorming en het nemen van eigen verantwoordelijkheid in en voor de samenleving. Op deze manier draagt het onderwijs bij aan het vormen van de leerlingen. De leerlingen moeten zelfstandige burgers in de democratie worden die niet alleen kunnen opereren in de Nederlandse maatschappij, maar ook in de mondiale wereld. Het onderwijs op het Singelland College is erop gericht dat iedere leerling zijn of haar talenten kan ontwikkelen: met het hoofd, met het hart of met de handen. Daarnaast ziet de school het als taak om de leerlingen op te voeden tot mensen met ruggengraat. Dit houdt in dat zij zelfbewuste mensen worden die keuzes durven maken en kunnen omgaan met teleurstellingen. Daarnaast is de wens dat de leerlingen verantwoordelijkheid durven nemen voor de groep waar ze deel van uit maken, stevig in hun schoenen staan en een brede kijk op de wereld hebben. Ten slotte is de wens dat alle leerlingen doorzettingsvermogen tonen, kunnen incasseren en staan voor de principes die ze hebben. Burgerschap
De bevordering van actief democratisch burgerschap en sociale integratie maakt sinds 2006
deel uit van de wettelijke opdracht aan scholen en de uitwerking ervan is opgenomen in de
kerndoelen van het onderwijs. Dit houdt onder andere in dat scholen leerlingen kennis laten
maken met de diversiteit van de samenleving (Veugelers, 2004).
Democratisch burgerschap kenmerkt zich door sociale betrokkenheid en zelfstandigheid. Bij het ontwikkelen van kritisch-democratisch burgerschap wordt een set van waarden ontwikkeld door dialoog en kritische reflectie. Er worden geen vaststaande waarden overgedragen, maar deze worden gezamenlijk ontwikkeld. Het gaat hierbij om belangrijke doelen die we gezamenlijk nastreven in onze samenleving. Singelland is maatschappelijk betrokken en verantwoordelijk en neemt actief deel aan de samenleving, zodat er daadwerkelijk verbinding wordt gemaakt tussen samenleving en onderwijs. De school opereert actief in de buitenwereld en wil dit blijven doen. De school heeft een drieledige maatschappelijke opdracht. Ten eerste een substantiële bijdrage
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
5
leveren aan de persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen. Ten tweede leerlingen voorbereiden op het wereldburgerschap en ten slotte leerlingen voorbereiden op de wereld van studie en werk. De waarden die de school hierbij hoog in het vaandel heeft staan zijn: respectvolle omgang, een veilige leer- en werkomgeving, een open communicatie, betrokkenheid en het nakomen van afspraken. Het Singelland College probeert door bovenstaande facetten een actieve invulling te geven aan democratisch burgerschap.
Er is enerzijds sprake van individualistisch burgerschap. Hierbij is de ontplooiing en de autonomie van het individu van belang. Anderzijds is er sprake van aanpassingsgericht burgerschap. Deze gaat over sociale betrokkenheid. Deze combinatie, ook wel kritisch
democratisch burgerschap, moeten de leerlingen van Singelland College zich eigen maken. De pedagogische driehoek De pedagogische driehoek bestaat uit drie elementen, te weten de leerling, de ouders en de school (Geerts, 2011). Singelland verlangt van alle medewerkers een professionele cultuur, waarin zij de verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van het eigen functioneren. Singelland verlangt van de leerling volle inzet in de lessen, maar ook bij buitenschoolse activiteiten, zoals excursies of sportdagen. Ten slotte verlangt Singelland College van ouders of verzorgers een betrokken rol in de schoolcarrière van de leerlingen.
De wens is de drie facetten van de pedagogische driehoek nauw op elkaar aan te laten sluiten. Dit wordt gerealiseerd door heldere communicatie en korte lijntjes. Het mentoraat speelt hierbij een belangrijke rol. Iedere leerling zit in een mentorklas. Dit geldt zowel voor de leerlingen in de onder- als voor de bovenbouw. De mentor is voor zowel de leerling als de ouders het eerste aanspreekpunt. Aan het begin van de schoolcarrière, dus in de brugklas, vindt er een kennismakingsgesprek plaats tussen de mentor en de ouders van de leerling. Daarnaast is er ook na ieder rapport, drie keer per jaar, voor ouders de mogelijkheid om een tienminutengesprek te hebben over de voortgang van de leerling.
Figuur 1. Pedagogische driehoek www.leraar24.nl/api/publication/4982/api
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
6
1.2 De visie in de praktijk
Singelland College probeert de bovenstaande visie op burgerschap en de vormende taak van
het onderwijs op verschillende manieren in de praktijk te brengen. Dit gebeurt zowel
impliciet als expliciet.
Maatschappijleer
Ten eerste worden er lessen maatschappijleer gegeven. In de onderbouw gebeurt dit binnen het cluster geschiedenis en maatschappijleer. In de bovenbouw gebeurt dit in een apart vak maatschappijleer. In deze lessen wordt gewerkt aan actief burgerschap en sociale integratie.
Vragen die in deze lessen worden behandeld zijn: Hoe kun je op een uitdagende en effectieve manier invulling geven aan burgerschap en sociale integratie? Participatie is hierin het sleutelwoord, want participatie motiveert en leidt tot sociale integratie.
Daarnaast trachten alle docenten ten alle tijden te werken aan de ontwikkeling van de
leerlingen. Dit gebeurt ten eerste in de les. Maar net zo belangrijk is de bijdrage van docenten en anderen buiten de les. Door de leerlingen met respect te behandelen, open te staan voor vragen en eerlijk te zijn tegenover hen, dragen docenten bij aan het voorbereiden van de leerlingen op het burgerschap.
Het mentoraat
Naast de docenten is er een belangrijke rol weggelegd voor de mentor. De
mentorgesprekken vinden aan het begin van het nieuwe school plaats. Op dat moment zijn
klassen gevormd en heeft iedere leerling een eigen mentor. Binnen Singelland College is de
mentor het eerste aanspreekpunt. De meeste mentoren nemen deze taak zeer serieus.
Gedurende het hele jaar houden mentoren de vorderingen van hun leerlingen bij. Na ieder
rapport is er voor de ouders de mogelijkheid om te praten. Uiteraard vinden er los van de
rapportuitreikingen ook gesprekken plaats wanneer dit wenselijk is.
Magister
De drie partijen in de pedagogische driehoek moeten op een heldere wijze met elkaar
communiceren. Voor de korte lijntjes gebruikt het scholengemeenschap het programma
Magister. Leraren, leerlingen en ouders hebben allen een eigen inlogcode. Via dit
computerprogramma wordt iedereen op de hoogte gehouden van de actuele informatie.
Lesroosters staan hier ook op. Daarnaast kunnen de cijfers van de leerlingen worden
ingezien.
Buitenschoolse activiteiten
Omdat leerlingen niet alleen binnen de muren van het schoolgebouw leren, maar juist vaak
daarbuiten, organiseert de school regelmatig buitenschoolse activiteiten. Een jaarlijkse
excursie is hiervan een voorbeeld. Dit zijn vakgerichte excursies, bijvoorbeeld gericht op
kunst en cultuur – het bezoek aan een museum. Of een aardrijkskundige excursie, gericht op
de kennismaking met dijken en polders. In de bovenbouw gaan de leerlingen op werkweek.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
7
Deze week vindt plaats in een grote Europese hoofdstad. De leerlingen worden op
onderzoek uit gestuurd en krijgen hierbij een grote mate van vrijheid. Als gevolg van dit
vertrouwen is de algemene ervaring dat leerlingen met mooie projecten terugkeren. De
leerlingen van het Gymnasium bezoeken Xanten, Trier of Rome.
Ook wordt er samen met de leerlingen regelmatig een theateravond georganiseerd. De
verantwoordelijkheid ligt hier bij de leerlingen. Zij krijgen het vertrouwen een avond in te
richten en daarbij te denken aan alles. Dus van garderobe en consumpties, tot licht en geluid
en gedegen programma en aankleding.
Maatschappelijke stage
Met ingang van schooljaar 2014-2015 is de wettelijke verplichting voor alle leerlingen om
een maatschappelijke stage te doen als onderdeel van de havo en vwo opleiding vervallen.
Alle leerlingen in het tweede jaar van alle VMBO richtingen volgen wel een maatschappelijke
stage. De leerlingen moeten hier zelf een richting aan geven. Dit doen ze door een
stageadres te zoeken en door vooraf doelen op te stellen. Deze verplichte maatschappelijke
stage vindt plaats in het voorjaar van het tweede studiejaar.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
8
1.3 Eigen visie
Ik ben van mening dat de groeiende belangstelling voor een bredere taakstelling van het
onderwijs een goede zaak is. Door grote veranderingen in de Nederlandse samenleving is de
vormende taak van het onderwijs toegenomen. Ik refereer hierbij als eerste naar de
bevolkingssamenstelling. Deze samenstelling is door de komst van andere culturen, in de
vorm van immigranten en asielzoekers veranderd. Dit heeft als gevolg dat de culturele
verscheidenheid toegenomen is. Ten tweede is de individualisering de afgelopen decennia
toegenomen. En ten derde is de secularisatie toegenomen. Door deze veranderingen in ons
land ben ik van mening dat het onderwijs de taak heeft zich te richten op de sociale en
maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen.
Deze grote, recente veranderingen in de samenleving eisen van burgers dat ze onderling met
respect met elkaar omgaan, een afgewogen mening kunnen vormen en eigen
verantwoordelijkheid kunnen nemen. Leerlingen in het middelbaar onderwijs moeten
worden voorbereid om optimaal te kunnen functioneren als zelfstandige burgers in de
democratie, die niet alleen kunnen opereren in de Nederlandse maatschappij, maar ook in
de mondiale wereld.
Verschillende partijen
Ik ben van mening dat verschillende partijen een rol spelen om burgerschap in en rondom
het onderwijs te versterken. Ik vind ten eerste dat leerlingen zelf een zekere
verantwoordelijkheid hierin hebben. Uiteraard zijn leerlingen in de brugklas erg jong, soms
zelfs nog maar elf jaar. Maar zij hebben ook dan al een grote eigen verantwoordelijkheid in
dit proces. Deze verantwoordelijkheid moet tijdens hun middelbare schoolperiode steeds
groter worden.
Ten tweede vind ik dat ook ouders, dan wel verzorgers, ook een draagvlak hierin hebben.
Ouders zijn van jongs af aan een groot voorbeeld voor hun kinderen. Ik ben van mening dat
ouders zich thuis moeten gedragen als verantwoordelijke burgers, die hun mening
onderbouwen wanneer er aan de eettafel gediscussieerd wordt over de komst van duizend
asielzoekers.
Ten derde hebben leraren een erg grote rol. Zij geven les, maar moeten zich daarnaast ieder
moment bewust zijn van hun voorbeeldrol. Zij dienen zich ook te gedragen als volwassenen
die in onze maatschappij en in de wereld functioneren als zelfstandige democratische
burgers.
Ik denk dat het weinig zinvol is om een grote ideologische invulling te geven aan
burgerschapsvormende taken. Het zit hem juist in de kleine dingen die voortdurend van
groot belang zijn. Hoe docenten zich ten opzichte van elkaar gedragen en hoe zij zich ten
opzichte van leerlingen gedragen is enorm belangrijk. Hun mening en hoe zij die mening
ventileren en onderbouwen is belangrijk. Leerlingen zien continu hoe de mensen om hen
heen zich gedragen. De voorbeeldfunctie die volwassen –ouders, docenten en de rector-
hebben is van groot belang omdat jongeren zich daaraan spiegelen en aan voorbeeld aan
nemen.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
9
Een apart vak
Maatschappijleer of een eigen vak onder de naam ‘burgerschap’ kan bijdragen aan een
bewustzijn van de leerlingen over hun taak in de maatschappij. Ik denk dat het doceren van
dit vak kan bijdragen hieraan. In de vorm van discussies, presentaties of gastcolleges worden
thema’s als multiculturele samenleving en democratie behandeld. Maar net zo belangrijk
acht ik dus de taak van ouders en docenten die er continu is en niet alleen in deze les
maatschappijleer.
Omdat burgerschap de bereidheid betreft om onderdeel uit te maken van de gemeenschap
en daar een actieve bijdrage aan te leveren denk ik dat het goed is wanneer leerlingen vanaf
de brugklas ieder jaar een maatschappelijke stage lopen. Door van jongs af aan te
participeren in de maatschappij wordt dit een gewoonte. Dit hoeft geen grote en
meeslepende activiteit te zijn, maar vijf dagen per jaar helpen in een zorginstelling, met de
collectebus lopen of schoonmaken in het asiel leert de jongeren kennis te maken met de
maatschappij en de verschillende lagen van de bevolking. Tevens komen zij daarbij in
aanraking met diverse groepen mensen met ieder hun eigen belangen en idealen. De
meerwaarde hiervan schuilt in het feit dat zij zo kennis maken hiermee en leren om niet
direct te oordelen, maar te luisteren naar verschillende meningen en belangen om
vervolgens op basis hiervan hun eigen onderbouwde mening te kunnen vormen.
Door een dergelijke stage wordt de bereidheid onderdeel uit te maken van de gemeenschap
gestimuleerd. Enerzijds wordt hiermee beschaafd gedrag en intermenselijk verkeer
gestimuleerd. Anderzijds wordt kennis bijgebracht en maatschappelijke en politieke
praktijken van de samenleving aanvaard.
Conclusie
Ik ben dus van mening dat burgerschapsvorming ten eerste plaats vind op het niveau van
interne relaties binnen de school, gericht op het deel uitmaken door de leerlingen van deze
microgemeenschap. Dit moet tot uitdrukking komen in het naleven van en vormgeven aan
de basisnormen. Niet alleen de leraren op school, maar ook de ouders thuis spelen hierbij
een belangrijke rol.
Ten tweede vindt deze burgerschapsvorming plaats op meso- en macroniveau. Als ik het
voor het zeggen had, gebeurt dit vanaf het eerste jaar in de vorm van een korte
maatschappelijke stage. Deze stage moet de leerlingen kennis laten maken met
maatschappelijke activiteiten, waarbij de leerlingen als toekomstig participant kennis kan
maken met een verscheidenheid aan visies, idealen en meningen. Bovendien komt de
leerling op deze manier in aanraking met medeburgers.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
10
2 Zorgstructuur
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
11
2.1 Passend onderwijs
Nieuwe wet
De invoering van de Wet Passend Onderwijs was op 1 augustus 2014 (Harinck, 2014). De
intentie van deze nieuwe wet is alle kinderen een zo passend mogelijke plek in het onderwijs
te geven. Dit onderwijs moet leerlingen uitdagen, uitgaan van de mogelijkheden van de
leerlingen en rekening houden met de beperkingen van de leerling. Leerlingen gaan,
wanneer het mogelijk is, naar het regulier onderwijs. Het idee hierachter is dat ze op deze
manier zo goed mogelijk worden voorbereid op een vervolgopleiding en op een plek in de
samenleving. Het speciaal onderwijs blijft wel bestaan voor leerlingen die daar het best op
hun plek zijn.
Alle scholen in Nederland hebben met de komst van Wet Passend Onderwijs zorgplicht
(Harinck, 2014). Dit betekent dat de school verantwoordelijk is om een passende
onderwijsplek voor iedere individuele leerling te vinden. Deze plicht helpt mee het doel voor
het passend onderwijs te bereiken, te weten een uitdagende plek voor iedere leerling.
Met komst van de wet moeten alle scholen in Nederland ten minste basisondersteuning
bieden. Dit is de ondersteuning die alle scholen in de regio bieden. Een voorbeeld hiervan is
ondersteuning voor dyslexie. Naast deze basisondersteuning bieden scholen extra
begeleiding aan de leerlingen. Bijvoorbeeld wanneer zij faalangst of een eetstoornis hebben.
Drie niveaus
Het passend onderwijs heeft op verschillende niveaus verschillende betekenissen. Ten
eerste is er sprake van passend onderwijs in de klas. Hier spreken we van microniveau.
Passend onderwijs kijkt vooral naar de mogelijkheden van leerlingen en wat er nodig is om
het onderwijs te geven dat daarbij past. Dat kan met extra ondersteuning in de klas in het
reguliere onderwijs. Bijvoorbeeld door inzet van een klassenassistent in de klas of het
inrichten van nieuwe voorzieningen. Maar dit kan ook in het (voortgezet) speciaal onderwijs.
Onderwijs op maat is nodig om elke leerling tot zijn recht te laten komen. Passend onderwijs
biedt deze ruimte, ook in financiële zin. Want telt een school meer leerlingen die extra
ondersteuning nodig hebben, dan ontvangt de school daarvoor ook meer geld van het
regionale samenwerkingsverband. Scholen in het samenwerkingsverband bepalen wanneer
een leerling kan worden toegelaten tot het speciaal basisonderwijs of het voortgezet
speciaal onderwijs.
Ten tweede veranderen er zaken op mesoniveau. Alle schoolbesturen stellen samen met
leraren en schoolleiding in het ondersteuningsprofiel vast welke extra ondersteuning de
school kan bieden. Dit is dus aanvullend op de basisondersteuning die alle scholen in het
samenwerkingsverband bieden. Dit profiel borduurt voort op het ondersteuningsbeleid dat
uw school al heeft. De school deelt het profiel, zodat iedereen weet welke extra
ondersteuning de school wel en niet kan bieden. De keuzes uit het ondersteuningsprofiel zijn
bepalend voor hoe passend onderwijs er op school gaat uitzien. Het gaat er hierbij dus om
welke ondersteuning er al wordt geboden en welke daar nog aan wordt toegevoegd.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
12
Ten slotte is er nog sprake van veranderingen met behulp van specialisten buiten de school.
Om de zorgplicht te kunnen waarmaken en alle leerlingen een passend aanbod te kunnen
bieden, werken reguliere scholen en scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs samen in
een samenwerkingsverband. De samenwerkingsverbanden maken een ondersteuningsplan.
In dit plan leggen zij vast welke basisondersteuning alle scholen binnen het
samenwerkingsverband bieden. Daarnaast wordt vastgelegd hoe de extra ondersteuning is
georganiseerd en hoe ze het geld gaan besteden. Het gaat om 77 samenwerkingsverbanden
voor primair onderwijs en 75 voor voortgezet onderwijs. De verbanden delen dus hun
expertise en kennis. Het doel hiervan is dat alle leerlingen zo goed mogelijk worden
geholpen. Wanneer een school bepaalde expertise niet in huis heeft, kan een expert van een
andere school uit het samenwerkingsverband worden ingeschakeld om de leerling te helpen.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
13
2.2 Kritische analyse op de zorgstructuur
2.2.1 Visie van het Singelland College In 2013 is de interne zorgstructuur op alle locaties aangepast, waarbij de docenten en
mentoren optimaal zijn toegerust en ondersteund om leerlingen te begeleiden. Docenten en
mentoren differentiëren in het onderwijs, zodat leerlingen beter worden begeleid. De hulp
en begeleiding zorgen voor een beter leerresultaat en zijn niet alleen gericht op
moeilijkheden, maar ook op mogelijkheden van leerlingen. Passend onderwijs is vorm
gegeven in een ruim regionaal verband met geringe bureaucratie en overhead. De
bovenschoolse structuur ondersteunt de scholen, vooral voor de indicatie en de expertise
De missie van het Singelland College is passende expertise van en voor alle afdelingen van de school. Het Expertise Centrum Singelland (ECS) heeft de ambitie om op handelingsgerichte wijze de scholen te ondersteunen. Hierbij richt het ECS zich op de ondersteuningsbehoefte binnen de driehoek leerling, ouders en school. Belangrijk daarin vindt het Singelland College de samenwerking met de externe partners.
Singelland heeft gekozen voor het inrichten van een expertisecentrum om haar locaties te ondersteunen bij de nieuwe uitdagingen van passend onderwijs. Het uitgangspunt is om scholen te ondersteunen bij de ontwikkeling van een expertisemodel naar een professionaliseringsmodel. Het vakmanschap in de klas en op schoolniveau staat daarbij centraal.
De leerlingbegeleiding is zowel op het individu als op de groep gericht. Deze begeleiding staat primair in dienst van het onderwijs en ontwikkelt zich van geleid, via begeleid naar zelfstandig en uiteindelijk zelfverantwoordelijk leergedrag. De school stelt zich ten doel leerlingen gedurende de periode dat ze in het voortgezet onderwijs doorbrengen, minstens tot zelfstandig leergedrag te brengen, opdat zij in het vervolgonderwijs in staat zijn zelfverantwoordelijk leergedrag te ontwikkelen. De leerling moet met plezier naar school gaan en er zich thuis voelen. Hij moet weten dat er, bij eventuele problemen, mensen zijn die bereid zijn te helpen.
Leerlingen die zorg nodig hebben worden geholpen. De problematiek die bij leerlingen speelt kan zowel in het cognitieve, als in het sociale of emotionele vlak liggen. Ten eerste zal hierbij intern worden gezocht naar hulp. Wanneer de binnen schoolse hulp niet meer toereikend is, zal de leerling worden doorverwezen. Als externe instellingen hulp bieden zijn zij, en niet de school verantwoordelijk, voor die hulp. De school verplicht zich mee te werken voor zover het in haar macht en mogelijkheden ligt (Schoolgids Singelland, 2015-2016).
Het Singelland College wil zorg dragen voor alle leerlingen. Het is met ingang van de nieuwe wet een plicht voor alle scholen in Nederland. Maar ook los hiervan is er draagvlak voor extra zorg wanneer deze gewenst, dan wel noodzakelijk is voor leerlingen.
Grenzen aan zorg Maar er is ook een kanttekening. Het Singelland College geeft aan dat er grenzen zijn aan zorg. Dit is geen sprake van onwil, maar van het gebrek aan kunde en capaciteit. Wanneer
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
14
die grens is bereikt wordt als volgt uitgelegd: wanneer een leerling een handicap heeft die ernstige gedragsproblemen met zich meebrengt, wat zou kunnen leiden tot ernstige verstoring van de rust en de veiligheid in de groep. Dit is ook het geval wanneer een leerling een handicap heeft en die een zodanige verzorging vraagt dat daardoor zowel de zorg en de behandeling voor de betreffende leerling als het onderwijs aan de leerling onvoldoende tot hun recht komen. 2.2.2 Organisatie en uitvoering van zorg op het Singelland College Het Singelland College is een groot scholengemeenschap in Friesland en heeft daarom een eigen kenniscentrum. Dit Expertise Centrum Singelland (ECS) heeft de deskundigheid in huis om leerlingen die extra zorg nodig hebben te begeleiden. Het ECS bestaat uit elf medewerkers: zes orthopedagogen en psychologen, twee schoolmaatschappelijk werkers en twee medewerkers in het dyslexie- en testcentrum. De medewerkers van het ECS worden ingezet op alle locaties van Singelland. Elke locatie heeft een eigen zorgcoördinator. Deze coördinator houdt alle zorgleerlingen in het vizier. De mentor kan via deze zorgcoördinator snel hulp inschakelen wanneer een van haar leerlingen hier behoefte aan heeft. Docenten, mentoren, maar ook ouders kunnen aangeven dat deskundige begeleiding gewenst is. Bijvoorbeeld op het gebied van dyslexie, faalangst of weerbaarheid. Ouders kunnen via de mentor het ECS om hulp vragen. In zo´n geval wordt samen met ouders en school gekeken welke ondersteuning een leerling in en/of buiten de les hulp nodig heeft en/of hoe de docenten daar in de les extra aandacht voor kunnen hebben. De hulp wordt onder meer gegeven door speciaal daarvoor opgeleide medewerkers. Aan deze begeleiding zijn op de meeste locaties geen kosten verbonden. Als een leerling speciaal getest moet worden, wordt er wel een bijdrage van de ouders gevraagd. Deze ambitie vertaalt zich in de keuze voor handelingsgericht werken, innovatie in het kader van passend onderwijs zowel in beleid als in de uitvoering en het sterker maken van de pedagogische driehoek. Daarnaast wil het scholengemeenschap een goede samenwerking met interne en externe partners en een hoge mate van professionalisering, waarbij expertise wordt gedeeld en overgedragen.
Schoolmaatschappelijk werker en de schoolarts
De leerlingen krijgen de mogelijkheid om een schoolmaatschappelijk werker te bezoeken. Elke week houdt zij op school spreekuur, waarvoor de leerlingen een afspraak kunnen maken. Dit gebeurt via de mentor van de leerling. Via posters worden de leerlingen gewezen op deze mogelijkheid van zorg. De leerlingen kunnen met een scala aan problematiek bij haar op bezoek komen. Dit kan te maken hebben met pesterij of onzekerheid, maar ook met problemen die zich thuis afspelen, zoals een scheiding of rouwproblematiek. Wanneer een leerling wil dat niemand op de hoogte is van de afspraak met de maatschappelijk werker, dan bestaat deze mogelijkheid ook. Wanneer ouders zich zorgen maken om hun kind, bestaat er voor hen ook de mogelijkheid om contact op te nemen met de maatschappelijk werker.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
15
Aan het Singelland College is een schoolarts verbonden vanuit de GGD Friesland. Deze kan via de mentor worden ingeschakeld voor hulp. De leerlingen bezoeken de schoolarts niet periodiek voor een controle. Maar de sociaalverpleegkundige onderzoekt wel alle leerlingen in het tweede jaar. De sociaalverpleegkundige heeft geheimhoudingsplicht. Multi Disciplinair Overleg Omdat het Singelland College een groot scholengemeenschap is, vindt er op regelmatige basis een multidisciplinair overleg (mdo) plaats. Leerlingen bij wie de zorgvraag complex is worden tijdens dit overleg besproken. Het voordeel van een mdo is de veelvoud aan expertise die samen rond de tafel zit. Naast een zorgcoördinator, zijn ook de maatschappelijk werker, de logopediste en de mentor hierbij aanwezig. Verbeterpunten
Ik ben van mening dat het Singelland College een gedegen zorgplan heeft met een duidelijke
visie. Met de nieuwe wet Passend Onderwijs moet het Singelland College zorg dragen voor
alle leerlingen die aan de poort kloppen. Het expertisecentrum is een grote aanwinst voor
het scholengemeenschap. Door de veelvoud aan verschillende experts kunnen leerlingen
snel en goed geholpen worden.
Wanneer het gaat om een kritische blik op de het zorgaanbod van de school, dan wijs ik op
de kennis die leerlingen hebben van dit hele blik aan expertise. Enerzijds is het zo dat
wanneer leerlingen geen extra zorg nodig hebben zij ook niet hoeven worden lastig gevallen
met instanties als schoolartsen en maatschappelijk werkers. Echter, anderzijds ben ik van
mening dat de leerlingen niet altijd op de hoogte zijn van de expertise waar zij gebruik van
kunnen maken. Dit kan worden verbeterd door duidelijke communicatie. Ik denk dat het
wenselijk is wanneer leerlingen aan het begin van hun middelbare schoolcarrière wordt
verteld wat de mogelijkheden zijn omtrent zorg en begeleiding. Door middel van een
magazine kan dit schriftelijk worden neergezet. Veel van de informatie staat nu vermeld in
de schoolgids, maar veel leerlingen kijken hier niet in.
Wanneer leerlingen bijvoorbeeld een magazine krijgen met daarin uitleg van het
expertisecentrum en de verschillende hulpinstanties die zij kunnen inschakelen, zijn
leerlingen op de hoogte hiervan. Bovendien kunnen ze het magazine ten alle tijden opnieuw
openslaan.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
16
2.3 Eigen visie op leerlingbegeleiding
Ik vind dat het ondersteunen van leerlingen een kerntaak is van het onderwijs. Ik ben van
mening dat elke leerling zijn of haar gehele periode op de middelbare school goed moet
worden begeleid. Als het aan mij ligt bestaat deze begeleiding uit meerdere facetten. Ten
eerste een eigen intern zorgteam dat klaar staan wanneer dat nodig is, ten tweede een
betrokken en geïnspireerde mentor en ten slotte een extern zorgteam met specialisten die
kunnen helpen bij minder voorkomende problematiek.
Eigen mogelijkheden
De leerlingbegeleiding moet erop gericht zijn dat iedere leerling, binnen de eigen
mogelijkheden, een kans krijgt op het gebied van leren, persoonsvorming en het maken van
studiekeuzes, zodat de leerling zich op een evenwichtige manier kan ontwikkelen. Het aspect
dat de leerlingbegeleiding gericht moet zijn op de eigen mogelijkheden van de leerling, past
goed bij de nieuwe wet passend onderwijs. De leerlingbegeleiding moet zich richten op
sociaal-emotionele begeleiding, studie en keuzebegeleiding, en begeleiding wanneer het
leerproces wordt verstoord. De vorderingen, problemen en alle andere zaken worden
gedocumenteerd. Dit moet naar mijn mening gecommuniceerd worden met alle lesgevende
docenten. Op deze wijze wordt een meer geïntegreerde leerling en zorgbegeleiding tot
stand gebracht met als doel leerlingen op verschillende intelligentiegebieden kansen te
geven om zich vervolgens zo goed mogelijk te ontwikkelen.
Zorgteam en mentoraat
Ten eerste richt ik mij op het interne zorgteam. Ik vind dat elk scholengemeenschap een
zorgteam moet hebben om te helpen bij de meest voorkomende problemen en hulpvragen
van leerlingen. Bijvoorbeeld een schoolpsycholoog, een logopediste en een orthopedagoog.
Deze hulpverleners kunnen op deze manier snel en makkelijk hulp bieden. Door de korte
lijntjes, die moeten lopen via de mentor, is de communicatie makkelijker en kunnen
leerlingen snel hulp krijgen wanneer dat gewenst is. Ook een vertrouwenspersoon die
makkelijk bereikbaar is, is zeer gewenst. Het komt regelmatig voor dat leerlingen de weg
naar de vertrouwenspersoon niet weten te vinden. Dat vind ik een kwalijke zaak.
Ten tweede is er een grote taak voor de mentor weggelegd. Naar mijn mening zou het
wenselijk zijn wanneer leerlingen voor een langere tijd dezelfde mentor houden. Ik besef dat
dit door wisselingen van klassen en roosters niet altijd mogelijk is, maar dezelfde mentor in
bijvoorbeeld de hele onderbouwperiode zou goed zijn voor de betrokkenheid en de
onderlinge band tussen mentor en leerling. De mentor heeft ten eerste een grote
signalerende functie. Deze functie geldt uiteraard ook voor alle andere docenten, maar de
mentor is dan het eerste aanspreekpunt. Door op regelmatige basis mentorgesprekken te
houden met leerlingen worden de vorderingen goed in de gaten gehouden. Niet alleen de
schoolresultaten tellen in zulke gesprekken, maar ook de gesteldheid en de gezondheid van
leerlingen. Wat ik ook een taak voor de mentor vind is de loopbaan van de leerling. Samen
met de leerling en de decaan wordt een profiel opgesteld met de doelen, wensen en ideeën
van de leerling. Het praten over een vervolgstudie en welke eisen daaraan zijn gekoppeld, is
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
17
een taak van de decaan. De decaan komt vaak in de bovenbouw aan de orde, maar een keer
een informerend gesprek in de onderbouw is denk ik een goed idee.
Zoals ik reeds zei, vind ik dat niet alleen de mentor maar alle leraren betrokken moeten zijn
bij het welzijn van leerlingen. Wanneer een docent iets opvalt aan een leerling, is het de taak
van die docent om dat aan de mentor te melden. Zo blijven de lijntjes kort en kunnen
signalementen snel worden opgepikt. Dit uiteraard met als doel om zo snel mogelijk actie te
ondernemen wanneer dit wenselijk dan wel noodzakelijk is.
Externe hulpverleners
Ten slotte is een belangrijk aspect de externe hulpverleners. Voorbeelden hiervan zijn
bijvoorbeeld het Riagg, een leerplichtambtenaar of een psychiater. Deze tweede lijn
hulpverleners moeten makkelijk bereikbaar zijn. De contacten lopen in een ideale situatie via
de mentor. Ik denk dat het ideaal is wanneer dit veelal dezelfde hulpverleners zijn die
worden ingeschakeld wanneer hulp gewenst is.
Het spectrum aan hulp voor leerlingen is dus groot. Niet iedere leerling zal even veel hulp
nodig hebben gedurende de periode op school, maar er moet altijd de mogelijkheid bestaan
om hulp in te schakelen. Ik denk dat het belangrijk is dat de mentor de spil is in deze zorg en
dat de lijntjes met zowel interne als externe hulpverleners kort zijn.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
18
3 Casestudy
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
19
3.1 Observatie
In de brugklas zit een leerling met ADHD. Ik noem haar hier even R. Zij is 13 jaar en erg
onrustig tijdens de geschiedenisles. Ze zit vaak omgekeerd op de stoel, praat veel in de les en
kan zich slecht concentreren op het te maken werk. Ik observeer deze leerling gedurende de
klassikale instructie.
Observatie
Het duurt drie minuten voordat R. haar spullen heeft en de docent kan beginnen met de instructie. R. heeft een elastiekje in haar hand en zit daar mee te spelen. Vervolgens zegt ze iets tegen L., een meisje dat naast haar zit. R. kijkt achterom en frutselt daarna aan de rits van haar etui. Ze pulkt een stickertje van de achterkant van haar stoel. R. plakt het stickertje in het boek van L. Ze kijkt naar het bord en schrijft iets in haar schrift. Zit ondertussen aan haar schoenen. Ze kijkt daarna naar buiten en naar L. R. gaat verzitten en zit aan haar gezicht en aan haar haar. Ze steekt even haar vinger op en doet hem weer naar beneden. Vervolgens gaat ze weer verzitten, kijkt naar buiten, gaat weer anders zitten en zit aan haar gezicht. R. zit aan papier te schuren. De docent zegt er iets van. Ze verfrommelt het papier. Ze lacht hard om een grapje dat gemaakt wordt. Ze kriebelt aan haar neus. De meiden zien mij kijken en stoppen dan even. De docent zegt er iets van en R. en L. moeten allebei hun mond dichthouden en opletten. R. pakt haar pen. Ze kijkt vervolgens naar buiten. Daarna schrijft ze iets op. Ze kijkt in haar boek. De instructie is afgelopen en de leerlingen kunnen zelfstandig aan de slag. Conclusie Hier ben ik gestopt met mijn observatie. De conclusie die ik kan trekken is als volgt: Ik heb gezien aan R. dat zij moeite heeft om stil te zitten. Ze wiebelt veel, gaat vaak verzitten. Ik heb ook gezien dat R. graag aan dingen frutselt, zoals aan haar voeten, haar paardenstaart, het stickertje. Tijdens de instructie kijkt R. vaak naar buiten of de klas in. Ze probeert contact te maken met L. en L. gaat daar in mee. Ik heb ook gezien dat wanneer iemand iets zegt of een geluid maakt ze daar meteen hardop op reageert. Het lijkt haar dan te irriteren. Gezien het feit dat R. tijdens de instructie haar aandacht er niet bij heeft kunnen houden, heeft ze te weinig van opgepikt om er mee aan de slag te gaan.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
20
3.2 Interview
Inleiding
Ik spreek met de docent van de leerling over de situatie in de klas. Dit doe ik wanneer ik de
observatie heb uitgewerkt, twee dagen na de observatie in de klas. De betreffende docent is
ongeveer vijf jaar werkzaam als docent geschiedenis op het Singelland College. Zij heeft
eenmaal eerder een leerling in de klas gehad met ADHD.
Moeite met het gedrag
De docent gaf eerlijk aan regelmatig moeite te hebben met het gedrag van de betreffende
leerling. Dit is geen afkeer tegen het meisje zelf, maar tegen het onrustige gedrag dat zij
vertoont in de lessen. De docent zegt dat het gedrag van de leerling haarzelf als docent ook
onrustig maakt, omdat er bijna continu beweging en afleiding uit de klas komt. Nu is dit
vaker het geval in een brugklas vol jonge pubers, maar de mate waarin dit gebeurt in de klas
van R. is voor deze docent erg hoog.
Daarnaast geeft de docent heel duidelijk aan niet altijd te weten wat te doen. De wrijving die
zij hierbij ervaart betreft enerzijds de wil een normale les te geven aan de hele klas én
anderzijds aandacht te hebben voor de specifieke leerling met ADHD. De docent geeft heel
duidelijk aan dat zij absoluut niet wil dat de overige leerlingen tekort worden gedaan door R.
Handelingen en acties
De docent geeft aan in grote lijnen te weten hoe zij het beste kan handelen. Maar dit betreft
wel een theoretische achtergrond. Een geleerd setje aan acties uit een boekje. Echter, zo
geeft zij ook aan, wanneer ze uitleg geeft aan bijna dertig leerlingen, zij niet altijd weet wat
ze het beste kan doen. Dus in de praktijk is ze niet altijd in staat om de theorie toe te passen
in de praktijk.
Daarnaast wil het feit dat R. wel een leerling is die haar toetsen goed maakt. Ook tijdens
repetities of overhoringen zit ze naar buiten te staren of aan haar haar te plukken, ze haalt
altijd wel voldoendes. De docent geeft hierbij aan dat dit het soms moeilijker maakt hard op
te treden. Want ze weet dat de leerling niet altijd iets kan doen aan haar gedrag. Daarnaast
weet de docent dat de leerling er best goed voor staat.
De docent geeft aan wel regelmatig te reageren op de onrust van R. Dan maakt de docent
een opmerking over dat ze nu echt even stil moet zijn, of recht moet gaan zitten. Een zekere
mate van troost vindt de lerares in het feit ze niet de enige docent is die regelmatig last
heeft van het gedrag van R. Ook andere docenten hebben soms moeite om te reageren op
en om te gaan met het gedrag van R. in de les.
De docent geeft aan eigenlijk nooit echt met R. te hebben gesproken omdat het niet haar
mentorleerling is. De docent zegt dat ze op de hoogte is van de problematiek rondom ADHD
via de mentor van R. Deze lijntjes lopen dus met een kleine omweg.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
21
Advies
Ik denk dat het een goed idee is wanneer de docent en R. met elkaar in gesprek gaan. Dit
zorgt enerzijds voor wederzijds begrip en anderzijds kunnen de docent en de leerling op
deze manier tot mogelijke oplossingen komen die kunnen bijdragen aan een fijne situatie
voor beide partijen.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
22
3.3 Verdieping literatuur
ADHD is de afkorting die staat voor Attention Deficit/Hyperactivity Disorder (Geerts, 2011).
Het wordt ook wel aandachtstekortstoornis genoemd. Dit tekort aan aandacht wil niet
zeggen dat een kind met ADHD te weinig aandacht krijgt, maar het betekent dat iemand met
ADHD onvoldoende aandacht kan schenken aan zijn omgeving. Kinderen met ADHD vinden
het lastig om de aandacht bij één ding tegelijk te houden. Met andere woorden: ze hebben
een gebrek aan concentratie.
Het is een veel voorkomende misvatting om te denken dat ADHD een stoornis is in de
hersenen. De meeste jongeren in Nederland met ADHD hebben geen afwijkende hersenen
(Geerts, 2011). Er is niet te weinig aan een bepaald stofje en er zijn ook geen
hersengebiedjes kleiner. ADHD is niet meer dan een naam die we gegeven hebben aan
problematisch hyperactief, impulsief en afleidbaar gedrag. Toch hoeven deze leerlingen niet
allemaal direct naar een psychiater.
Toch gebeurt het vaak dat ouders met een hyperactief kind aankloppen bij de huisarts, om
vervolgens te worden doorverwezen naar een psychiater die de diagnose ADHD stelt. Dit
heeft als gevolg dat het aantal jongeren in Nederland met ADHD de afgelopen jaren
explosief is gegroeid. Sterker nog, het is de meest voorkomende diagnose die
kinderpsychiaters stellen. Daarmee groeide ook het medicijngebruik explosief.
Soorten ADHD
In deze stoornis zijn verschillende types te onderscheiden (Selikowitz, 2009). De drie soorten zijn:
ADHD-I. Kinderen met deze vorm van ADHD hebben erg veel moeite om hun aandacht ergens bij te houden. Het zijn echte dromers.
ADHD-H. Kinderen met deze vorm van ADHD zijn vooral hyperactief en impulsief. ADHD-C. Kinderen met deze vorm van ADHD hebben zowel last van aandacht tekort
als van hyperactiviteit en impulsiviteit. Dit is het meest voorkomende type.
Leerlingen met ADHD slagen er vaak niet in voldoende aandacht te geven aan hun taken.
Het gevolg daarvan is dat ze moeite hebben met taken die langdurige aandacht van ze
vereisen. De leerlingen zijn snel afgeleid door prikkels van buitenaf. Ze maken achteloos
fouten bij hun bezigheden.
Daarnaast lijken de leerlingen niet goed te luisteren wanneer ze direct worden aangesproken. Het komt vaak voor dat kinderen met aandachttekort de aanwijzingen niet opvolgen en dat hun taken niet afkomen. Activiteiten organiseren is ook niet hun sterkste kant. Bovendien hebben ze vaak weinig oog voor detail. Ook raken ze vaak dingen kwijt die nodig zijn voor hun bezigheden (Geerts, 2011).
Bij hyperactiviteit is er vaak sprake van extreme beweeglijkheid. Deze bewegelijkheid is moeilijk te onderdrukken. Naast lichamelijke onrust kan hyperactiviteit zich ook uiten door innerlijke onrust en impulsiviteit. Wanneer leerlingen in situaties belanden met veel stress of prikkels verergert de beweeglijkheid vaak. Vaak bewegen de leerlingen onrustig met handen
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
23
en voeten. Ze draaien op hun stoel of staan plotseling op. Soms gaan jongeren met ADHD ineens rondrennen. ADHD kenmerkt zich ook veel gepraat (Selikowitz, 2009).
Leerlingen die ADHD hebben kunnen last hebben van impulsiviteit. Ze moeten dan direct reageren op prikkels. Alle handelingen die ze begonnen zijn, moeten ze afmaken. Het is voor hen moeilijk om onderscheid te maken tussen belangrijke en minder belangrijke zaken. Het gevolg daarvan is dat ze verkeerde prioriteiten maken. In de klas floepen ze vaak een antwoord eruit, voordat de vraag helemaal gesteld is. Ze vinden het vaak moeilijk op hun beurt te wachten, verstoren bezigheden van anderen en dringen zich regelmatig op.
Sterke punten
Kinderen met ADHD hebben ook veel sterke kanten. Als docent is het belangrijk om daar oog voor te hebben. Leerlingen met ADHD zijn vaak heel enthousiast en spontaan. Ze denken onconventioneel en kijken op een verfrissende manier tegen vanzelfsprekende dingen aan. Ze hebben vaak veel fantasie. Daarnaast zijn ze vaak erg creatief, vindingrijk en vernieuwend. Omdat leerlingen met ADHD zoveel prikkels te verwerken hebben, ontwikkelen ze soms een vermogen om informatie snel te combineren. Ze denken vaak probleemoplossend en met ruimtelijk inzicht. Ten slotte kunnen ze zich in sommige gevallen heel sterk concentreren, dit noemen we hyperfocussen (Selikowitz, 2009).
Feiten en cijfers
ADHD komt bij drie tot vijf procent van de Nederlandse kinderen voor. Dubbel zoveel kinderen hebben wel symptomen, maar die zijn niet ernstig genoeg voor de diagnose ADHD. Er zijn drie keer zoveel jongens dan meisjes met de diagnose ADHD. Het is een feit dat bij ADHD erfelijke elementen een rol spelen. Regelmatig komt het voor dat een van de ouders net als hun kind ADHD heeft. In veel gevallen is er nooit een diagnose gesteld. Het is ook vastgesteld dat ADHD geen invloed heeft op de intelligentie (Selikowitz, 2009).
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
24
3.4 Handreikingen voor docenten
Onderwijs geven aan een leerling met ADHD is soms moeilijk. Er wordt veel van een docent gevraagd in de omgang met deze leerlingen, zowel op pedagogisch als op didactisch gebied. Het is moeilijk de extra aandacht en energie die deze leerlingen vragen in de klas op te brengen. Soms ontstaat het gevaar van een negatieve spiraal: de docent begint de leerling te negeren en stuurt hem of haar er vaker uit. Ze krijgen vaker straf, met als gevolg dat de leerling zich ook gaat afsluiten. Als gevolg hiervan gaat de leerling zich nog minder van de docent aantrekken. Het gedrag kan dan van kwaad tot erger gaan. Voor beide partijen én voor de rest van de klas is het dus belangrijk om zo'n negatief patroon te vermijden of zo snel mogelijk te doorbreken. Op basis van de observatie, het interview en bestudering van de literatuur, heb ik ten slotte een handreiking geschreven voor docenten die in de klas leerlingen hebben met ADHD. Hieronder heb ik de punten opgeschreven die hen kunnen helpen bij het omgaan met deze leerlingen. Ik heb geprobeerd de punten kort en concreet te maken, zodat docenten heel makkelijk de adviezen kunnen opvolgen. Het zijn expres geen grote idealen, maar kleine en overzichtelijke adviezen en aandachtspunten waar makkelijk aan gewerkt kan worden.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
25
ADHD leerlingen? Hierbij tips voor in de klas:
- De docent kan zijn verdraagzaamheid voor kinderen met ADHD vergroten door meer informatie in te winnen over deze stoornis, zodat hij een goed onderscheid kan maken tussen onwil en onvermogen. Kinderen met ADHD verschillen net zoveel van elkaar als andere kinderen, dus het is belangrijk om over dit specifieke kind informatie in te winnen, bij de ouders en bij leerkrachten die het kind eerder in de klas hadden.
- Ga aan het begin van de les bij de deur staan om de leerlingen te verwelkomen. Als docent kun je hieruit een boel aflezen over hun stemming. Over het algemeen zal gelden dat het goed gaat, maar wanneer het niet of minder goed gaat, heb je dat bij de deur al gesignaleerd.
- Samenwerking met ouders is belangrijk. Een kind met ADHD is er zeer mee gebaat als
er in de aanpak van zijn gedrag op school en thuis één lijn wordt getrokken en als ouders en leerkracht bereid zijn om naar elkaar te luisteren en begrip voor elkaars positie op te brengen.
- Zorg voor een duidelijke structuur. Hier zijn de ADHD leerlingen het allermeest bij
gebaat. Als docent moet je zorgen voor een duidelijke omgeving en een voorspelbare les.
- Vertel wat je van de leerling verwacht. Wanneer een leerling het niet fijn vindt dat dit
gebeurt wanneer er klasgenoten bij zijn, doe dit dan vooraf aan de les.
- Geef de leerling de ruimte. Letterlijk. Ook om even te bewegen. Dan mag desnoods buiten de klas.
- Stel duidelijke grenzen en geef die ook aan.
- Naast het feit dat jij als docent structuur aanbrengt, is het belangrijk de leerling te
helpen bij het aanbrengen van structuur. Dit kan gerealiseerd worden door samen met de leerling te gaan zitten en stappenplannen te maken. Het is hierbij belangrijk dat de grote hoeveelheden werk worden verdeeld in kleine stappen.
- Zorg voor een rustige en opgeruimde werkplek of klas. Omdat leerlingen met ADHD
het moeilijk vinden overzicht te bewaren en hoofd- van bijzaken te onderscheiden is een drukke en rommelige klas of werkplek voor deze leerlingen extra vervelend.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
26
4 Gesprekstechniek
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
27
4.1 Beschrijving van de analyse van het gesprek
Soort gesprek en de opbouw van het gesprek
Ik heb een gesprek met Youri gevoerd. Een vijftienjarige VMBO-tl 2 leerling die zijn huiswerk
voor de derde keer niet heeft gemaakt. Youri doet het over het algemeen goed op school,
maar laat de laatste tijd de boel een beetje versloffen. Niet alleen bij geschiedenis, maar ook
bij andere vakken. Ik heb dit gesprek, met toestemming van Youri, opgenomen en
naderhand teruggekeken.
Ik vraag Youri op een woensdagmiddag na de les of hij morgen even tijd heeft voor een
gesprek. Wanneer hij bevestigend knikt, spreken we om drie uur de volgende dag af. Ik
vertel hem dat ik twintig minuten de tijd heb voor het gesprek. Ik wil ruim de tijd nemen,
zodat ik in geen geval het gesprek hoef af te kappen, wanneer de conversatie eigenlijk nog
niet klaar is.
Het gesprek vindt plaats in het geschiedenislokaal. We nemen plaats aan een tafelgroepje. Ik
kies er bewust voor niet tegenover elkaar, maar half naast elkaar te gaan zitten. Zo kunnen
we elkaar wel goed aankijken, maar creëer ik niet de vijandige setting die soms ontstaat
wanneer de docent lijnrecht tegenover de leerling zit.
Van tevoren bedenk ik voor mezelf waarom ik dit gesprek wil voeren met hem en wat ik
ermee wil bereiken. Ik voer het gesprek omdat hij al een poosje zijn huiswerk niet maakt.
Daar ben ik ontevreden over. Omdat recentelijk ook andere docenten hun zorgen over Youri
hebben geuit, is het tijd om met hem om de tafel te gaan zitten. Mijn doel is om een gesprek
te hebben over zijn voortgang. Daarnaast wil ik met hem de afspraak te maken dat hij in het
vervolg zijn huiswerk weer maakt.
Het gesprek tussen Youri en mij bestond eigenlijk uit drie onderdelen. Ten eerste een
introductie. Hierin vertel ik waarom ik hem heb uitgenodigd, hoeveel tijd we voor het
gesprek hebben en ik vraag hem hoe het gaat. Ten tweede hebben we heb over zijn
vorderingen, zijn motivatie en gedrag. Dit is de kern van het gesprek. Ten slotte sluit ik het
gesprek af. Hierin herhaal ik de afspraken die we hebben gemaakt. Bovendien noteer ik deze
afspreken en laat ik hem zien dat ik die in het dossier van Youri doe.
Niveaus in het gesprek
Inhoud De inhoud is waar het gesprek over gaat, het gespreksonderwerp (Geerts, 2011). In dit mentorgesprek was dit de kwestie van het niet gemaakte huiswerk en zijn veranderde gedrag in zowel de geschiedenisles als in andere lessen. Er was niet zozeer sprake van een conflict, maar een groter wordend probleem.
Procedure De procedure is de manier waarop over de inhoud wordt gesproken (Geerts, 2011). Ik koos
ervoor dat Youri in de loop van het gesprek zelf het probleem moest gaan schetsen. Dit probeerde ik te realiseren door hem te vragen of hij misschien wist waarom hij hier naast bij
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
28
zat. Dit lukte. Hij gaf snel aan dat hij dacht dat hij hier zat omdat hij zijn huiswerk vaak niet op orde heeft.
Interactie Het interactieniveau gaat over wat er gebeurt tussen Youri en ik als docent. Het gesprek liep redelijk soepel in dit opzicht. Youri luisterde naar wat ik te zeggen had en ik luisterde naar wat hij te zeggen had. Er werd niet door elkaar heen gepraat, we keken elkaar regelmatig aan. Eerst was er nog sprake van een ietwat vijandige afstand, hij gaf aan het begin non-verbaal duidelijk aan niet zo veel zin te hebben in dit gesprek.
Gevoelens
De ietwat vijandige en norse houding van Youri veranderde gedurende het gesprek. Dit veranderde vooral naarmate we spraken over zijn toekomst. Ik vroeg hem naar zijn toekomstplannen en hoopte zo motivatie los te krijgen om zijn best te doen voor schoolwerk. Terwijl ik dit vroeg zag ik hem opbloeien en meer stralen. Er was tijdens het gesprek in eerste instantie juist sprake van frustratie. Deze frustratie komt voort uit het feit Youri dondersgoed weet dat hij zijn huiswerk moet maken en voorbereid de les in moet komen. Naarmate het gesprek vorderde, maakte de frustratie plaats voor interesse.
Gespreksinterventies
Tijdens het gesprek maak ik gebruik van verschillende interventies. Ten eerste maak ik
gebruik van aandacht geven. Dit vindt plaats in de eerste fase van het gesprek. Ik open het
gesprek, vraag hoe het met hem gaat.
Ook maak ik gebruik van samenvatten. Zo vak ik halverwege het gesprek enkele punten
samen. Ik merk namelijk dat Youri verschillende zaken vertelt, maar zelf de structuur een
beetje verliest. Ik probeer op dat moment de vorige punten samen te vatten.
Daarnaast maak ik gebruik van de confronterende interventie. Hij vertelt over zijn
toekomstplannen en zijn droomstudie. Ik ben op de hoogte van het feit dat daar een
diploma voor nodig is. Ik wijs hem hierop. Ook wijs ik hem erop dat hij met zijn huidige
resultaten niet overgaat naar het volgende jaar en dat op die manier die droomstudie dus
ook nog even moet wachten. Wat ik hem vertel weet hij zelf ook wel. Maar door de woorden
nog eens uit te spreken zonder twijfel, wordt hij opnieuw geconfronteerd met de
werkelijkheid.
Ik sluit het gesprek af met het opleggen van enkele zaken. Door duidelijke afspraken te
maken en een vervolggesprek te plannen over een aantal weken, leg ik hem op zich aan die
afspraken te houden. Zo spreken we af dat hij zijn huiswerk in het vervolg weer maakt. Niet
alleen voor geschiedenis, maar voor alle vakken. We spreken af dat hij een open houding
vertoont in de les. Achterover leunen en toekijken is in het leger ook niet geoorloofd. Voor
het vak geschiedenis wachten twee grote toetsen. We spreken af dat hij zijn krappe
onvoldoende gaat omzetten in een voldoende.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
29
Afsluiting
Ik noteer de afspraken en stop ze in de dossiermap van Youri. Door het maken van een
vervolgafspraak laat ik hem vervolgens niet aan zijn lot over, maar staat er opnieuw een
afspraak in de agenda, zodat hij weet dat er aan hem wordt gedacht. Hij ziet dat ik de
afspraak in mijn agenda schrijf. Daarna schudt hij mijn hand, bedankt me en loopt het lokaal
uit.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
30
4.2 Reflectieverslag over het gesprek
Samen met mijn coach kijk ik het opgenomen gesprek terug. Mijn eerste indruk is dat het
een goed gesprek was voor beide partijen.
De leerling vond het waarschijnlijk een fijn gesprek. Enerzijds gaf hij dit zelf aan, door mij na
afloop van het gesprek te bedanken. Anderzijds kwam dit ook tot uiting in de film die ik en
mijn coach na afloop samen hebben bekeken. De signalen die duidden op een goed gesprek
waren de volgende: een steeds meer open houding van de leerling en volledige antwoorden
op de vragen die ik stelde.
De kern van het probleem
De kern van het probleem is een ongeïnteresseerde houding van de leerling. Dit is niet alleen
het geval in de geschiedenisles, maar ook bij andere lessen. Omdat de geschiedenisdocent
de mentor van de leerling is, was het haar taak om een gesprek met Youri te hebben over
zijn houding en zijn gedrag. Het gevolg van het probleem is dat de cijfers en resultaten van
Youri naar beneden gaan en dat hij regelmatig de klas uit wordt gestuurd. Wanneer zijn
resultaten niet beter worden, moet hij misschien doubleren.
Na de gebruikelijke introductie van het gesprek met vragen als: hoe gaat het met jou en hoe
gaat het op school, kwam ik bij de kern door te vragen wat hij in de toekomst wil gaan doen.
Youri wil in het leger. Geschiedenis acht hij niet belangrijk, net als sommige andere vakken.
Door hem te vragen naar zijn ambities en vervolgens naar de toegangseisen voor het
realiseren van zulke ambities wordt hij weer even geconfronteerd met de werkelijkheid. Hij
moet zijn diploma halen, anders kan hij een opleiding bij defensie wel vergeten. Hij zit nu in
de tweede klas. We zijn al over de helft van het jaar. Hij moet dus nu nog alleen vmbo 3 en
daarna begint het examenjaar al. Toen ik hem hier op wees, begon hij ineens een klein
beetje te stralen. Op de film is dit terug te zien in de houding die opeens veranderd. Leunde
hij eerst nog met zijn ellebogen op de tafel, ineens gaat hij rechterop zitten.
De rol als mentor
Wanneer we het hebben over de rol die ik vervulde, dan is hierbij enerzijds sprake van een
adviserende rol. Maar anderzijds zoeken we ook samen naar een oplossing. Dit doen we
door te kijken welk profiel hij het beste kan kiezen, in welke vakken hij goed scoort en wat
de landmacht van hem vraagt.
Feedback coach
Mijn coach geeft aan dat het een goed gesprek was. Ik had me voorbereid om dit gesprek. Ik
wist heel goed waarom ik dit gesprek voerde en welke doelen ik daarbij had. Mijn coach zag
dat er gedurende het gesprek een meer open houding ontstond vanuit de leerling. Het feit
dat ik vroeg naar de toekomst van de leerling achtte zij als een goede zet. Op deze manier
blijf je dichtbij de leerling. Daarnaast vond de coach de opstelling zoals ik die voor ogen had
positief. Door niet lijnrecht tegenover de leerling te gaan zitten, ontstaat er een
vriendelijkere sfeer.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
31
Als tip gaf mijn coach mij om ook de leerling de doelen en afspraken te noteren. Doordat ik
de afspraken noteerde leken het eenzijdige afspraken waar Youri te makkelijk onderuit kan
komen. Wanneer hij ze zelf ook opschrijft of een kopie ontvangt, worden de afspraken voor
hem concreter en komen ze dichterbij.
Ruimteverdeling
Wat mij en ook mijn coach opvalt na het kijken van het gesprek is dat ik voornamelijk aan
het woord ben. Een schatting van de verdeling komt neer op 60/40. Dit betekent dat Youri
minder dan de helft van de tijd aan het woord is. Enerzijds is dit logisch aan de hand van de
beschrijving die ik hierboven heb geschreven. Ik moet het gesprek erg op gang helpen, de
antwoorden bijna uit de leerling trekken. Echter, zo halverwege het gesprek ontdooit Youri
en is hij een tijdlang aan het woord over zijn ambities in de toekomst. Ik sluit het gesprek
volgens af met een conclusie en afspraken die we maken.
Gekozen oplossing
Ik denk dat de oplossing die we gekozen hebben effectief is. Als het gaat om de effectiviteit
is de formule als volgt: Effectiviteit = kwaliteit x acceptatie. Door de gemaakte afspraken te
concretiseren en bovendien te koppelen aan zijn eigen toekomstwensen, is de acceptie
redelijk groot. Ik ben van mening dat de kwaliteit van de afspraken goed is. Een voldoende
staan op geschiedenis is een goede, heldere, concrete en bovendien haalbare afspraak. De
open en geïnteresseerde houding die hij beloofde te tonen in de lessen is minder concreet
en bovendien minder te controleren. Maar de afspraak dat hij zijn huiswerk weer gaat
maken is wel controleerbaar en deze afspraak moet bijdragen aan het halen van betere
resultaten.
Drie goede fragmenten
Het eerste goede fragment in het gesprek vond ik de opening. Ik ben heel duidelijk geweest
in het uitleggen van het doel van het gesprek. Ik vind dit een goed punt, omdat hiermee het
fundament voor het gesprek wordt gelegd. Op het moment een leerling niet weet waarom
hij daar zit, zal hij of zij veel minder gefocust en geconcentreerd zijn.
Ten tweede vond ik de kanteling in de houding van de leerling een goed punt. Door mijn
oprechte interesse in hem en het bieden van een luisterend oor, bloeide Youri als het ware
een klein beetje op. Bij het bekijken van de filmbeelden werd dit ook zichtbaar door een
verandering van houding. Hij haalde zijn ellebogen van tafel en creëerde een meer open
houding.
Ten derde is mijn taak als samenvattende factor ook een goed moment. Omdat Youri op een
gegeven moment toch veel praat en er diverse punten aan bod komen, is het mijn taak
geweest deze elementen te ordenen en samen te vatten. Dit doe ik en zo is voor beide
partijen duidelijk wat Youri nu eigenlijk wilde zeggen.
Drie minder goede fragmenten
Het eerste minder goede punt is het feit ik nog te weinig gebruik maak van de mogelijke
gespreksinterventies. Ik heb er drie gebruikt. Maar het gesprek had nog beter en
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
32
overzichtelijker kunne verlopen wanneer ik er nog meer had gebruikt. Bijvoorbeeld door
terug te koppelen en te concretiseren. Dit deed ik niet, omdat ik niet wilde inbreken in zijn
relaas, maar een luisterend oor wilde bieden. Hier moet ik nog aan werken.
Ten tweede had ik hem meer de oplossingen moeten laten aandragen. Nu was ik als docent
degene die oplossingen bood. Ik ben nu van mening dat het beter was geweest wanneer hij
zelf oplossingen bedacht. In dat geval zouden de oplossingen dichter bij Youri staat, met als
gevolg dat ze voor hem ook makkelijker na te komen zijn.
Ten slotte zie een als minder goed punt dat ik toch relatief veel aan het woord ben geweest.
In een volgend gesprek zou ik de leerling meer aan het woord willen hebben. Dit kan ik
realiseren door de leerling meer vragen te stellen en minder zelf in te willen vullen.
Conclusie gespreksvaardigheid
Over het algemeen ben ik tevreden met het gesprek zoals dat is verlopen. Ik wil nu gaan
werken aan het meer gebruik maken van gespreksinterventies. Ik ga dit proberen te
realiseren door me erin te verdiepen en vooraf aan een volgend mentorgesprek het lijstje
nog eens door te nemen. Het moet geen gekunsteld element worden, maar een kwaliteit
van mij als mentor en docent die moet groeien.
Mijn sterke punt is mijn oprechte interesse. Ik ben van mening dat een leerling dit doorheeft
tijdens een gesprek. Door te vragen naar zaken die buiten school spelen en naar
toekomstdromen, heeft de leerling het gevoel dat hij er toe doet. Op dat moment –zo is mijn
ervaring- breekt het ijs een beetje en laat een leerling meer los.
Ten slotte wil ik werken aan de afsluiting van een mentorgesprek. In het geval van Youri ging
deze afsluiting redelijk snel en bovendien was mijn aandeel bij de afsluiting erg groot. Ik een
volgend gesprek wil ik dat de leerling zelf afspraken formuleert en noteert. Dit zal bijdragen
aan de haalbaarheid van de doelen. Ik ga dit proberen te realiseren door bij aanvang van het
mentorgesprek de stappen van het gesprek te introduceren. Hierbij geef ik dan ook direct
aan dat de leerling na afloop van het gesprek zelf doelen en afspraken moet formuleren. Ik
leg de leerling uit dat ik dit bewust doe, om zo de haalbaarheid van de afspraken te
vergroten.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
33
5. Opbrengsten P taak 3
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
34
5.1 Terugblik P taak 3
In dit laatste hoofdstuk blik ik terug op deze professionaliseringstaak en kijk ik naar de
opbrengsten ervan.
Opbrengsten
Ik heb me bij deze opdracht verdiept in verschillende facetten die samen moesten bijdragen
aan mijn professionaliteit. Ik ben van mening dat dit is gelukt. Ten eerste ben ik meer te
weten gekomen over de vormende taak van het onderwijs. Door me te verdiepen in de visie
die het Singelland College op dit gebied heeft en vervolgens na te denken over hoe ik daar
zelf eigenlijk over denk, kan ik nu verwoorden wat deze vormende taak eigenlijk inhoud in
algemene zin en hoe mijn visie daarover luidt.
Ten tweede weet ik nu precies te omschrijven wat de nieuwe wet Passend Onderwijs
inhoudt en welke consequenties deze wet heeft in het reguliere voortgezet onderwijs in
Nederland. Ik heb kritisch gekeken naar de zorgstructuur op het Singelland College. Vooral
hierover ben ik tevreden. Regelmatig hoorde ik namelijk in de wandelgangen of koffiekamer
van de school termen als ‘mdo’ en passend onderwijs en wist ik tot voor kort niet precies
wat deze termen inhielden. Nu ik daarvan wel op de hoogte ben, voel ik mij zekerder als
beginnend docent.
De casestudy over ADHD heeft mij met een vergrootglas naar een zorgleerling doen kijken.
In algemene zin was ik wel op de hoogte van ADHD, maar door me erin te verdiepen aan de
hand van een interview en een literatuuronderzoek, is mijn kennis omtrent dit onderwerp
vergroot. Deze toegenomen kennis, sterkt mij als docent en maakt mij beetje bij beetje
steeds meer een professional.
Ten slotte heeft de opname van het mentorgesprek en het coachgesprek achteraf mij
gesterkt. Ik weet nu dat ik een goed mentorgesprek kan houden, maar dat hier ook nog
terrein te winnen valt.
Een terugblik op de doelen
Wanneer ik terugblik op de vooraf gestelde doelen zoals vermeld in de inleiding kan ik
stellen dat ik de meeste doelen heb behaald. Ik kan ten eerste uitleggen hoe het Singelland
College haar rol als vormende taak als school ziet en hoe ik deze vormende taak zelf zie. Ik
kan vervolgens in eigen woorden zeggen wat de nieuwe wet Passend Onderwijs inhoudt.
Mijn derde doel was om aan de hand van een observatie, interview en literatuurstudie een
handreiking te kunnen schrijven voor docenten die te maken hebben met een ADHD leerling
in de klas. Het uitvoeren van een dergelijke observatie zou ik vaker willen doen, om deze
vaardigheid beter onder de knie te krijgen. Het was voor mij de eerste keer dat ik een
leerling op deze wijze observeerde. Er valt voor mij terrein te winnen, door dit vaker te doen
in de toekomst.
Mijn laatste doel betrof om na afloop van een mentorgesprek een heldere analyse hiervan te
kunnen opschrijven en vervolgens kritisch naar mezelf kijken. De analyse heb ik helder
uitgewerkt, aldus mijn coach. Op het gebied van het mentorgesprek kan ik nog verbeteren
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
35
door de verschillende punten die ik ook heb uitgewerkt in het reflectieverslag over het
gesprek. Deze verbeteringen betreffen vooral het meer aan het woord laten van de leerling
en gemaakte afspraken door de leerling zelf te laten formuleren. Omdat ik hier met mijn
coach van gedachten over heb gewisseld, kan ik hier in de toekomst mee aan de slag.
Doelen om aan te werken
Uiteraard zijn er altijd (nieuwe) doelen om als beginnend docent aan te werken. Ook na deze
p-taak heb ik doelen waar ik mee aan de slag wil. Dit zijn enerzijds vooraf gestelde doelen
die niet volledig zijn behaald en anderzijds nieuwe doelen. Zoals hierboven vermeld wil ik
werken aan observatietechnieken om leerlingen in mijn klas beter te kunnen helpen. Ten
tweede wil ik me verder verbeteren wanneer het gaat om mentorgesprekken voeren.
Conclusie
Ik kijk tevreden terug op deze omvangrijke en afwisselende p-taak. De opdrachten waren
heel verschillend, maar hadden als samenhangend thema ‘zorg’. Door via de verschillende
opdrachten te werken aan mijn kennis en kunde, durf ik nu te stellen dat ik een hoop nieuwe
kennis heb opgedaan die ik als beginnend docent erg goed kan toepassen in de dagelijkse
beroepspraktijk.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
36
Literatuurlijst
Geerts, W. en Kralingen, R. van (2011). Handboek voor leraren. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Harinck, F. (2014). Onderwijszorg en de keten, op weg naar een samenwerkingsmodel voor leraren,
zorgspecialisten en ouders. Apeldoorn: Maklu.
Schoolgids Singelland, C. (2015-2016). Talent in ontwikkeling. Drachten.
Selikowitz, M. (2009). ADHD. Oxford: Oxford University Press.
Veugelers, L. e. (2004). Waardevormend onderwijs en burgerschap: een pleidooi voor een kritisch-
democratisch burgerschap. Pedagogiek, 361-375.
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
37
Bijlage
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
38
Bijlage 1 Urenverantwoording
Hieronder een schematische weergave van mijn globale urenverantwoording.
Activiteit Uren
Inlezen p-taak 3: 3
Eerste oriëntatie met de opdracht.
Verdieping literatuur: 25
Zowel in wetenschappelijke literatuur
als de schoolgids en ander materiaal
van het Singelland College.
Schrijven van P-taak 3: 40
Relevantie informatie uit de literatuur,
gespreksanalyse, eigen visies,
uitwerking van het interview, inleiding,
conclusie, etc.
Case study: 20
Voorbereiding, observatie en interviewafname.
Gesprekstechnieken: 15
Voorbereiden gesprek, voeren gesprek
en terugkijken film met coach.
Afronden P-taak 3:
Opmaak, literatuurlijst, paginanummering etc. 7
P-taak 3 Profilering Marieke Voppen
39
top related