pamflet - juli 2007
Post on 22-Mar-2016
242 Views
Preview:
DESCRIPTION
TRANSCRIPT
Pamflet
voor en door sociologen nummer 4 juli 2007
Polen: een land tussen twee
systemen
Alumnidag Sociologie 2007; een
groot succes
Auschwitz
Last van
hangjongeren?
INHOUDZomer
Een spannende tijd. Net de laatste tentamens achter de
rug of nog hard aan het zweten om de laatste zaken af te
ronden. In elk geval is het bijna tijd om even op adem te
komen van het studiejaar. De Pamflet komt als geroepen.
In dit nummer onder andere aandacht voor het succes
van de Alumnidag Sociologie 2007 en de drijvende
kracht achter het evenement: Piet Hermkens. Verder een
artikel over Polen en zijn eigenaardigheden door Thijs
en Leonard, die mee gingen op de studiereis van Usocia.
Daarnaast een bijdrage van Daniel Coenen, onze nieuwe
aanwinst voor de redactie. In zijn column doet hij ver-
slag van Kamp Auschwitz. Maar in deze uitgave er ook
nog ruimte voor minder studiegerelateerde zaken. Zo
reageert Theo Nelissen op het artikel over het rookver-
bod van vorige pamflet en laat hij ons zien dat het rook-
verbod zo slecht niet is. Ook verteld een enthousiaste
student over de invulling van zijn nevenactiviteit naast
zijn studie. Met acht andere studenten richtten zij het
bedrijf Symbeyond op.
De redactie kreeg goede reacties op de vorige Pamflet en
hoopt ook hier reactie op te krijgen. Heb jij ook wat
interessants te melden? Wij luisteren.
Bernard Verbeek
Colofon:
Hoofdredactie: Bernard Verbeek
Redactie: Daniel Coenen
Thijs van Dooremalen
Marieke Kroezen
Leonard van ‘t Hul
Met dank aan: Lukas Hoex, Geerlof de Jong en Theo
Nelissen
Aanleveren artikelen of reageren:
e-mail: b.c.verbeek@students.uu.nl
pam·flet (het ~, ~ten) 1 geschrift over een actueel onderwerp
ter informatie van het publiek => libel,
paskwil, schimpschrift, schotschrift,
smaadschrift, spotschrift, vlugschrift
pam·flet·tist (de ~ (m.), ~en)1 schrijver van pamfletten
In deze pamflet aandacht voor:
EEN STUKJE GESCHIEDENIS 1
ALUMNIDAG SOCIOLOGIE 2007 3
OPINIE: HET RECHT VAN DE GEZONDSTE 5
NAAST DE STUDIE: SYMBEYOND
RESEARCH GROUP 4
OPINIE: STRAFFEN OF HULP BIEDEN 7
THEMA: POLEN; EEN LAND TUSSEN TWEE
SYSTEMEN 9
COLUMN: VERS GRAS, GELE BLOEMEN 11
POLIMIEK: VLAKTAKS 13
INHOUD
1 Alumni
Een stukje geschiedenisInteresse in de maatschappij was wat
Hermkens er voor deed kiezen socio-
logie in Utrecht te gaan studeren. Hij
wilde erachter komen hoe de maat-
schappij in elkaar zat. Na het afstu-
deren volgde een vijfendertig jarige
loopbaan bij de Universiteit Utrecht.
Piet: “Ik ben eigenlijk altijd blijven
hangen. Ik ben heel actief geweest,
maar de hele tijd in verschillende
banen. Ik heb wel gezegd: misschien
heb ik wel tien verschillende banen
gehad. Dus wel telkens sociologie,
maar je zag sociologie veranderen, je
zag telkens andere groepen, ik vond
dat eigenlijk
wel leuk. Een
uitdaging.” Zo
werkte Piet
onder andere
vijf jaar bij Methoden & Technieken,
deed hij onderzoek naar inkomens-
verdeling – waar hij tevens op pro-
moveerde – was hij onderwijscoördi-
nator en opleidingsmanager en hielp
hij mee met het opzetten van de hui-
dige beleidsmaster. Met zo’n rijke
carrière in de Utrechtse sociologie is
Piet dan ook de geschikte man om
de turbulente geschiedenis van de
opleiding sociologie in Utrecht eens
nader te bekijken.
Sterk wisselende studentenaantallenIn 1947 begonnen met één hoogle-
raar en één secretaresse groeide de
opleiding aanvankelijk snel, met als
absoluut hoogtepunt het aantal van
798 studenten in 1972-1973. In 1991
echter werd het gevaarlijke diepte-
punt bereikt met 15 studenten.
Volgens Hermkens moeten we deze
grote schommelingen zien als ver-
schuivingen, een soort mode, meer
niet. “Studiekeuze is altijd heel toe-
vallig. In de jaren zeventig was soci-
ologie een heel algemene studie,
toen kreeg je allerlei kundes; vrij-
etijdssociologie, beleidswetenschap-
pen. Op een gegeven moment komen
er andere studies die aanspreken,
Amsterdam met sociaal-culturele
wetenschappen en in Utrecht in de
tachtiger jaren ASW. Dus dat bete-
kent minder studenten bij sociolo-
gie.” Toch werd de situatie begin
jaren negentig penibel en werd de
mogelijkheid tot het volgen van een
verkorte opleiding ingevoerd.
Afgestudeerde hbo’ers van bepaalde
opleidingen konden via dit program-
ma in twee jaar hun sociologiediplo-
ma halen. En dit liep goed. Of zoals
Piet stelt: “Dat is qua aantallen onze
redding geweest.“
Voor de toekomst hoopt Piet dat we
op dezelfde manier door kunnen blij-
ven functioneren als nu. “Vijftig,
zestig studenten is een mooi aantal.
Dan heb je overzicht, kun je door
blijven werken.“
Onderscheidende UtrechtseSociologieDe stormen des tijds heeft de oplei-
ding wat betreft aantallen studenten
dus overleefd. Op de vraag of de
opleiding zich in de loop van de tijd
meer is gaan onderscheiden van
andere sociologie-opleidingen in
Nederland heeft Hermkens een genu-
anceerd antwoord: “Verschillende
opleidingen lijken heel veel op
elkaar, iedereen heeft probleemana-
lyse, iedereen heeft methoden en
technieken, iedereen heeft statistiek,
etc. Er is wel sprake van andere
accenten, maar tegenstellingen zoals
die vroeger bijvoorbeeld bestonden
met Amsterdam, die zijn er eigenlijk
niet meer.” Als sterke punt van
Utrecht noemt hij de twee speerpun-
ten van de afgelopen tien jaar:
onderzoek en beleid.
Onderzoeksmensen moesten ook iets
van beleidszaken weten en beleids-
mensen moesten ook wel degelijk
onderzoek kunnen doen. Piet: “Ik
heb altijd geroepen Ik ben verant-woordelijk dat er goede beleidson-derzoekers moeten zijn. Je moetzowel onderzoek als beleid kennenen kunnen.” Een ander onderschei-
dend aspect van de
Utrechtse sociologie
vindt hij de algeme-
ne invalshoek. Er
wordt met name
getracht de principes van het vak
goed te doceren en niet te zeer de
nadruk op één bepaalde sector te leg-
gen.
StudentenStudenten zijn volgens Hermkens
geen spat veranderd door de tijd
heen. Je hebt hardwerkende studen-
ten, studenten die het een mooie tijd
vinden om bij een organisatie te zijn.
Het enige verschil zit hem volgens
Piet in het feit dat er vroeger veel
minder mensen naar de universiteit
gingen. Nu is dat door veranderingen
in de maatschappij veel vanzelfspre-
kender geworden en zie je een mas-
sale toestroom naar de universiteit.
Twee verschillen die Piet toch opval-
len zijn dat hij de laatste jaren men-
sen ineens over “school, leraren en
les” hoort praten. Daarnaast heeft
sinds de afgelopen tien jaar iedereen
een bijbaantje. Het wordt een soort
managementachtig gebeuren, alles
‘Studenten zijn geen spat veranderd’
‘In de zestiger jaren moest je zelfs een buitenlandse stage
lopen’
De opleiding sociologie in Utrecht is vlak na de Tweede Wereldoorlog opgericht, in 1947 om precies te zijn. In
het kader van de eerste Alumnidag Sociologie verdiepte Piet Hermkens, zelf 35 jaar lang werkzaam bij de
opleiding, zich in de geschiedenis van de Utrechtse sociologie.
2
moet georganiseerd.
“Maar dat zijn graduele
verschillen, die wel wat
te maken hebben met de
hogere doorstroom naar
de universiteit.”
Na het afstuderenHoewel studenten zelf
geen spat veranderd
mogen zijn, blijkt uit de
aanmeldingen voor de
Alumnidag dat zij wel in
verschillende functies terecht geko-
men zijn. De studenten die vóór
1970 gestudeerd hebben, hebben vrij
hoge maatschappelijke beleidsfunc-
ties vervuld en de jongere cohorten
vooral onderzoeksfuncties in allerlei
sectoren. Volgens Hermkens is hier
allereerst sprake van een tijdsver-
schil. In de jaren zestig was de oplei-
ding van een hoge kwaliteit en werd
je heel allround opgeleid. Zo kreeg
men in het eerste jaar een inleiding
in het recht, de geschiedenis, de filo-
sofie en de sociale psychologie. Het
eerste jaar was in feite het hoofdvak
sociologie met eigenlijk allemaal bij-
vakken. Tegelijkertijd moest je wel
degelijk leeronderzoek doen, stage
lopen en in de zestiger jaren zelfs
een buitenlandse stage lopen. Piet:
“De mensen die uit zo’n programma
zijn gekomen, zijn met goed gereed-
schap in die maatschappij gekomen.
Dat is met de huidige opleiding met
bachelor en masters ook het geval.
De laatste jaren heeft de opleiding
zich echter expliciet op onderzoek en
beleidsprocessen gericht, dus het ligt
voor de hand dat mensen als
(beleids)onderzoeker carrière gaan
maken.” Bovendien denkt Hermkens
dat er ook veel meer concurrentie is
van sociologen ten opzichte van de
rest.
Plaats binnen de samenlevingSociologische bevindingen zijn de
afgelopen jaren gemeengoed gewor-
den, zo stelt Hermkens. Je ziet het
als je naar de zaterdagedities van de
kranten kijkt. Ze staan vol met aller-
lei sociologische beschouwingen.
“Dat is één van de waardevolle bij-
dragen van sociologie. Dus het lijkt
dan heel vanzelfsprekend als je soci-
ologie studeert, ja, wat heb je dan
verder nog bij te dragen?”
Tegelijkertijd ziet Hermkens dat àls
er meerwaarde is, dat je dingen dus
een hele boel keren omdraait en
opnieuw bekijkt en probeert daar je
conclusies uit te trekken, dat dàt het
waardevolle van sociologie is.
Misschien zou de sociologie dat zelf
meer zichtbaar moeten maken.
“Sociologie is een beetje onzichtbaar
in de Nederlandse samenleving, ter-
wijl het tegelijkertijd een enorme bij-
drage levert. Het gaat alleen niet
meer onder de vlag van sociologie,
maar onder de vlag van het Sociaal
Cultureel Planbureau of de vlag van
de volksgezondheid.” Op de één of
andere manier slagen de sociologen
er te weinig in om te laten zien hoe
goed ze zijn, in de zin van wat voor
soort werk ze leveren, wat voor soort
bijdrage ze hebben. “Bij psychologie
kun je bij bepaalde onderwerpen
gewoon zeggen dat is psychologisch.
Maar bijvoorbeeld netwerken en
integratie en immigratie zijn belang-
rijke sociologische onderwerpen
waar veel over te vertellen is. Die
onderzoekers rapporteren en het
wordt wel gebracht onder de vlag
van sociologie, maar het verzuipt als
het ware in de hoeveelheid onder-
zoek dat gedaan wordt. De
socioloog heeft dat en dat ont-
dekt, dat is er niet meer bij.
Maatschappelijke problemen
worden tegenwoordig vaak in
samenwerking met meerdere disci-
plines onderzocht. Het zou mooi zijn
als sociologen daarbij vanuit hun vak
hun partij meeblazen en meer de
waarde van de sociologie in het
onderzoek zouden laten zien.”
Marieke Kroezen
‘Op de één of andere manier slagen de sociologen er te weinig in
om te laten zien hoe goed ze zijn’
3 Alumni
Alumnidag Sociologie 2007
Eén van de steekwoorden van de Alumnidag moet toch
wel “drukbezocht” zijn. Na een persoonlijk ontvangst
door Piet Hermkens kregen alle oud-studenten de moge-
lijkheid, onder het genot van een kopje koffie of thee én
officieel Universiteit Utrecht-koekje, rond te speuren
naar oude bekenden. In de meeste gevallen lukte dit snel
en wanneer zich hierbij moeilijkheden voordeden, brach-
ten de door iedereen gedragen naam- en jaarstickers uit-
komst. Zoals het een goede Alumnidag betaamt liep het
eerste programmaonderdeel, de ontvangst met koffie en
thee, gelijk een tiental minuten uit, waarmee de trend
voor de rest van de dag gezet was. Toen eenieder zich
vervolgens richting de volgende zaal voor de lezingen
verplaatst had werd het feit dat de dag drukbezocht was
zichtbaar en voor enkelen voelbaar, doordat er niet
genoeg stoelen waren voor alle aanwezigen. Dit mocht
de pret echter niet drukken en na een welkomstwoord
van Piet Hermkens (met verkapt excuus voor het feit dat
enkelen
moesten
staan:
“Dan
schreef ik We zitten vol en dan schrijven ze terug Ik komtoch”) leidde hij de aanwezigen aan de hand van eigen
ervaringen door de geschiedenis van sociologie Utrecht.
Daarna was het de beurt aan onze huidige opleidingsma-
nager, Tanja van der Lippe, om de oudgedienden te ver-
tellen hoe het er op dit moment aan toe gaat. Ze deed
daarbij een oproep aan de aanwezige alumni zich op te
geven als potentiële kandidaten voor een nieuw op te
richten klankgroep van alumni, die de opleiding van
commentaar gaat voorzien en als jury gaat dienen voor
een eventueel nieuw te introduceren scriptieprijs. Gezien
het grote aantal mensen dat enthousiast hun naam op de
aanmeldformulieren invulde, zullen we hier in de toe-
komst ongetwijfeld meer over horen.
Na de pauze was het woord aan Paul Schnabel, directeur
van het Sociaal en Cultureel Planbureau en alumni socio-
logie te Utrecht, die een uur durend onderhoud hield over
de maatschappelijke functie van sociologie. Hij defini-
eerde de functie van de sociologie als het uitleggen wat
er aan de hand is in de samenleving, hoe het zit, hoe de
toekomst eruit ziet, en wat we moeten doen om het beter
te maken. Een functie die aldus Schnabel niet of nauwe-
lijks is veranderd sinds de opkomst van de sociale weten-
schappen in de 17e eeuw. Schnabel sprak daarnaast van-
zelfsprekend over de functie van het Sociaal en Cultureel
Planbureau dat is opgericht met het doel sociale weten-
schappers, naast juristen en economen, inspraak te geven
op beleid. Een doel dat deels gehaald is, maar economen
blijven
invloedrij-
ker. Zo is
het
Centraal
Planbureau nog altijd drie keer zo groot als het Sociaal
en Cultureel Planbureau. Tevens vergeleek Schnabel de
functie van sociologie met die van psychologie. Waar
psychologen een beschermde functie hebben, een eigen
branche-organisatie en veel zichtbaarder zijn in de
samenleving, hebben sociologen een veel minder duide-
lijke identiteit. Sociologen hebben geen individuen als
clientèle, zijn minder zichtbaar en opereren deels daar-
door meer diffuus op functies waar niet per definitie een
‘Economen blijven invloedrijker. Zo is het Centraal Planbureau nog
altijd drie keer zo groot als het Sociaal en Cultureel Planbureau’
Bitterballen en te weinig stoelen
4
socioloog nodig is (een
bestuurswetenschapper,
econoom of psycholoog
kan ook).
Afsluitend ging Piet
Hermkens in gesprek
met enkele alumni over
hun functies en ervarin-
gen na hun opleiding
sociologie. Marieke
Renou, studente van
1965 tot 1971, mocht het
spits afbijten. Zij werkte
na haar afstuderen aller-
eerst een tijdje op de
universiteit als onder-
zoekster en maakte ver-
volgens de overstap naar
de overheid waar zij ver-
schillende functies bekleedde, onder andere als gemeen-
tesecretaris en bij de denktank van het Ministerie van
VROM. Op dit moment werkt ze voor zichzelf en voert
zij onderzoeksevaluaties uit. De tweede aangeschoven
alumni, Hella Borking, in Utrecht studerende van 1993
tot 2000, haalde haar eerste salarisstrookje bij TNS
NIPO op, dit bleek echter te oppervlakkig werk voor
haar. Op het Ministerie van OCW had ze vervolgens een
leuke tijd, ze hield zich daar bezig met het studiefinan-
cieringsbeleid, maar na drie jaar had ze het daar wel
gezien. Op het Ministerie van SZW vond ze het te
bureaucratisch, waarna ze terugkeerde bij het Ministerie
van OCW naar een baan op seniorniveau.
De laatste die bij Piet zijn verhaal mocht komen doen
was Leander Bloemers, vrij recent afgestudeerd (1999-
2003) en logischerwijs met een iets minder rijke carrière
dan zijn twee voorgangsters. Leander werkte als duur-
zaam beleidsanalist bij TRIOS en werkt op dit moment
als adviseur bij TNS NIPO, een leuke en leerzame baan
met veel verantwoordelijkheid.
Na deze interessante lezingen en korte vraaggesprekjes
was het de hoogste tijd voor wat aandacht voor de
inwendige mens. Met
een glaasje in de ene, en
een bitterbal in de ande-
re hand, werden tijdens
de borrel herinneringen
aan de studententijd
opgehaald en kwamen
lang vergeten anekdotes bovendrijven. Met de officiële
afsluiting om 17.00 van het gezamenlijke programma,
kwam er ongetwijfeld voor velen nog geen einde aan de
dag.
Algehele conclusie: zeker een terugkerend fenomeen van
de Alumnidag maken en complimenten aan de commis-
sie Alumnidag Sociologie 2007 – Piet Hermkens, Pim
Sangers, Tanja van der Lippe, Richard Zijdeman en
Miranda Jansen – voor de organisatie van deze eerste
Alumnidag Sociologie.
Marieke Kroezen
‘Met een glaasje in de ene, en een bitterbal in de andere hand, wer-
den tijdens de borrel herinneringen aan de studententijd opgehaald
en kwamen lang vergeten anekdotes bovendrijven’
5 OpinieHet recht van de gezondste
In de vorige Pamflet stond een bijdrage getiteld ‘Het a-
liberale rookbeleid’. Het onderwerp was onvrede met het
rookverbod in de horeca per 1 januari 2008 en de toon
van de discussie over dit onderwerp. Om zijn punt te
maken reageert de schrijver Thijs van Dooremalen op
drie argumenten die door voorstanders van het rookver-
bod gebruikt zouden worden. Op de eerste plaats stelt hij
dat horecapersoneel dat tijdens werktijd blootgesteld
wordt aan rook niet verplicht wordt om een baan te
accepteren waaronder hun gezondheid te lijden heeft.
Prima punt. Op de tweede
plaats verwijst hij naar niet-
rokers die gedupeerd worden
doordat zij stinkende kleren
en keelpijn hebben door het
meeroken. Het afdoen van de
gevaren van meeroken als
keelpijn is een behoorlijk
understatement, maar er staan
nog onzinnigere argumenten
in zijn verdere betoog waarop
ik later zal reageren. In het
derde punt komt naar voren
dat het niet aan de overheid is om zich te bemoeien met
de wens van de roker op een bovengemiddelde kans om
eerder dood te gaan dan een niet-roker. Ook een prima
punt, ware het niet dat de overheid zich in dit geval hele-
maal niet bemoeit met het recht van de roker om te
roken. Het gaat bij het voorstel om bepaalde locaties
(horecagelegenheden) rookvrij te maken om niet-rokers
niet bloot te stellen aan rook. Dat is wat anders dan een
compleet verbod.
De kern van de discussie in ‘Het a-liberale rookbeleid’
zou zijn: Wie beperkt wie in zijn vrijheden? De vraag die
echter voorafgaat aan de vraag over vrijheden is: Wie
verdient er meer rechten? Dit lijkt mij de kern van de
discussie. Een bewuste keuze voor ongezond gedrag is
niet te waarderen boven gezond gedrag, maar het is wel
een keuze die iedereen vrij is om te maken. Het in gevaar
brengen van anderen door een bewuste keuze voor onge-
zond gedrag is echter ontoelaatbaar. Alcohol in het ver-
keer is hier een prima voorbeeld van. Daarom verdienen
in dit geval de rechten van niet-rokers voorrang boven de
rechten van rokers. Zoals de titel doet vermoeden gaat de
voorkeur van Van Dooremalen uit naar een liberaal rook-
beleid. Hierbij stelt hij voor om de rechten en verplich-
tingen van rokers en niet-
rokers via de markt van vraag
en aanbod tot stand te laten
komen. Op termijn zouden
ondernemers dan bij voldoende
vraag vanzelf overgaan op
rookvrije horecagelegenheden.
Juist in de termijn die deze
verandering in beslag zal
nemen schuilt de ongeschikt-
heid van marktwerking om een
rookvrije horeca te krijgen. Op
korte termijn overheersen voor
rokers voordelen en voor niet-rokers nadelen (relatief
kleine nadelen) bij het roken in horecagelegenheden. De
grote nadelige gezondheidsproblemen spelen voor beide
partijen pas op lange termijn. Juist deze nadelige gevol-
gen op lange termijn zouden de prikkel moeten zijn om
de huidige toestand te veranderen. Door dit gebrek aan
een prikkel is het onwaarschijnlijk dat rookvrije horeca-
gelegenheden op liberale wijze snel tot stand komen. In
de tussentijd is de gezondheid van de niet-roker onnodig
in het geding. In dat geval is het de taak van de overheid
om niet-rokers zo veel mogelijk te beschermen tegen
mensen die effecten op korte termijn laten prevaleren
boven de nadelige gezondheidseffecten op lange termijn.
Theo Nelissen
6 Naast de studie
Symbeyond Research Group bestaat uit negen jonge onderzoekers,
afkomstig uit verschillende disciplines (sociale geografie, sociologie,
economie, ecologie en ontwikkelingsstudies) van zowel de UU als de
UvA. Na een periode van zowel interne als externe oriëntatie kwa-
men zij tot de conclusie dat zij vooral een bijdrage zouden kunnen
leveren aan bedrijven en organisaties die zich bezig willen houden
met het nemen van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Hoewel zowel het duurzaamheids- als het mvo-concept (maatschap-
pelijk verantwoord ondernemen) enorm aan bekendheid winnen,
blijkt het voor organisaties vaak onduidelijk hoe zij in hun beleid
dergelijke idealen kunnen concretiseren. Vooral op sociaal gebied blijkt het lastig om standaarden te ontwikkelen.
Symbeyond Research Group ondersteund bedrijven en organisaties bij het nemen van hun verantwoordelijkheid en
het streven naar duurzaamheid.
De focus van Symbeyond ligt met name bij westerse organisaties die actief zijn in economisch minder ontwikkelde
landen. Een belangrijke reden hiervoor is dat lokale gemeenschappen in dergelijke landen vaak minder goed in staat
zijn hun wensen aan instanties en organisaties kenbaar te maken. Daarnaast hebben westerse organisaties en met
name bedrijven vaak niet de benodigde kennis in huis om een wederzijds voordelige relatie met de lokale stakehol-
ders te waarborgen. Symbeyond springt hierop in door lokaal diepteonderzoek te doen voor deze bedrijven. Hiermee
doen ze enerzijds onderzoekservaring op, en maken het anderzijds mogelijk voor bedrijven, tegen relatief lage kos-
ten, dit belangrijke onderzoek te doen.
Inmiddels is Symbeyond de opstartfase voorbij; de eerste opdrachten zijn binnen en het netwerk groeit (mede dankzij
haar comités van advies en aanbeveling). Op dit moment wordt een evaluatie van de tsunamihulp die Cordaid in Sri
Lanka heeft geboden afgerond en is een onderzoek naar de mogelijkheden voor de implementatie van milieuvriende-
lijke motoren in Indiase auto-riksja’s in voorbereiding. Verder staat er in het najaar de deelname aan een grootschalig
onderzoek naar de socio-psychologische gevolgen van de terugval in visserij op het programma.
Het komende jaar hoopt Symbeyond haar organisatie verder te professionaliseren door het verbeteren van de interne
organisatie en het verder ontwikkelen van haar methoden. In de komende jaren zal gestreefd worden naar de ontwik-
keling van een interdisciplinaire en professionele organisatie die duurzaamheidsdiensten aan bedrijven, organisaties
en overheden aanbiedt op een breed scala aan terreinen.
Namens Symbeyond,
Lukas Hoex
Zie voor meer informatie:
www.symbeyond.org of mail ons op info@symbeyond.org
Symbeyond Research GroupOm naast de studie een vertaalslag te maken van theorie naar de praktijk, heeft een groep studenten
er vorige zomer voor gekozen een onderzoeksgroep op te richten.
7 OpinieStraffen of hulp bieden?
“Jongetjes van twaalf terroriseren de
buurt. De ouders doen er niets aan.
Het zijn net hyena’s: in hun eentje
durven ze niets, maar als er iets
gebeurt, dan komen ze in groepsver-
band. Mijn auto is vaak bekrast.
Mijn vrouw wordt uitgescholden. De
politie kijkt letterlijk de andere kant
op en doet helemaal
niets. En aangifte?
Dat is het domste
wat je kunt doen.
Dan ligt je identiteit op straat en
krijg je elke week een steen door je
raam.” Zomaar een anonieme reactie
op de website van de NOS van een
ex-bewoner van stadsdeel
Geuzenveld-Slotermeer in
Amsterdam. En deze persoon is niet
de enige met zo’n verhaal, zulke ver-
halen kom je talloze malen tegen.
Maar wat is nu de oplossing voor dit
probleem? Hard en repressief optre-
den tegen de jongeren? Of zijn de
jongeren zelf ook, maar dan op een
andere manier, slachtoffer?
De context van de jongeren
In gesprekken met de probleemjon-
geren komt bijna altijd naar voren
dat zij uit multi-probleemgezinnen
kwamen. Veel jongeren komen uit
éénoudergezinnen. Huiselijk geweld
komt binnen Marokkaanse en Turkse
gezinnen vaak voor. Daarnaast leven
veel grote gezinnen op een relatief
kleine oppervlakte, veelal een appar-
tement in een flatgebouw
Door deze omstandigheden in de
thuissituatie worden de jongeren op
zijn zachtst gezegd niet gestimuleerd
om thuis rustig hun huiswerk te
maken. Dan maar de straat op.
Echter, op straat is er ook weinig te
doen. De activiteitencentra zijn maar
een aantal uren per dag open. Geld
voor de sportclub hebben de jonge-
ren niet. En een eigen clubhuis is
niet in de wijk aanwezig. Volgens de
jongeren blijft er dan niets over dan
hangen. En omdat hangen uiteinde-
lijk ook leeg en saai is, wordt de uit-
daging vervolgens gezocht in herrie
schoppen. Een hieraan gerelateerd
probleem is dat jongeren zelf helaas
ook weinig initiatieven ontwikkelen.
Een jongere vertelt: “Ik begrijp hetgevoel heel goed dat je ‘s ochtendsopstaat en dat je nergens zin in hebt.Mijn moeder zei niet, zoals veelNederlandse moeders: ‘Jongen, uit jebed. Je moet naar school.’ Mijnopleiding heb ik niet afgerond. Uitverveling ging ik daarom maar opstraat rondhangen. Daar kwam ik alsnel in aanraking met de verkeerdevrienden. Ik deed er alles voor ombij de groep te horen. Omdat ik geengeld had en geen werk, ging ik stelenom toch aan geld te komen. Het iseen vicieuze cirkel waar je helaasniet gemakkelijk uitkomt.”
Op weg naar een oplossing?
Kort samengevat betekent het niet
afronden van een opleiding geen, of
een slecht betaalde baan. En een
slecht betaalde baan betekent in de
meeste gevallen een klein huis in een
wijk met weinig voorzieningen. En
daardoor begint de vicieuze cirkel
elke keer weer van vooraf aan. Het
lijkt er dus op dat de oplossing voor
een deel gezocht moet worden in het
doorbreken van de vicieuze cirkel.
Dat kan onder andere door het verbe-
teren van woonomstandigheden, het
stimuleren van jongeren om te inves-
teren in de toekomst en het wijzen
van de jongeren op hun eigen verant-
woordelijkheid.
Het verbeteren van de woonomstan-
digheden is echter nog niet zo
gemakkelijk als het lijkt. In verschil-
lende grote steden is in de afgelopen
jaren veel geïnvesteerd in de stads-
vernieuwing van de achterstandswij-
ken. Oude flats werden tegen de
vlakte gegooid en nieuwe, moderne
woningen met veel groen kwamen
daarvoor in de plaats. Maar dat wil
nog niet zeggen dat de sociaal-eco-
nomische omstandigheden van de
mensen die in de oude flats woonden
hierdoor automatisch verbetert:
“Mijn ouders wonen op dit moment
in een flat die in het kader van de
stadsvernieuwing binnenkort tegen
de vlakte gaat. Maar waar moeten
mijn ouders daarna gaan wonen? Op
dit moment huren ze hun apparte-
ment nog voor €400 per maand.
Wanneer ze straks nieuwe huisves-
ting moeten zoeken, krijgen ze nooit
Er zijn maar weinig onderwerpen die de tongen zo losmaken als de problemen met - vaak allochtone - hang-
jongeren in de Nederlandse probleemwijken. En dat is begrijpelijk wanneer je kijkt naar de invloed die de
jongeren hebben op het dagelijkse leven van bewoners van deze wijken.
‘In de gevoerde gesprekken met de probleemjongeren kwam bijna altijd
naar voren dat zij uit multi-probleemgezinnen kwamen’
8 een appartement voor dezelfde prijs.
En een hogere huur kunnen ze
gewoon niet betalen.”
Meer mogelijkheden
zien de SGP-jongeren
in het stimuleren van
jongeren om goed te
investeren in hun toe-
komst. Dat kan door de jongeren
actief te confronteren met de gevol-
gen van vroegtijdig schoolverlaten.
Het lijkt misschien aantrekkelijk om
snel te gaan werken en redelijk wat
geld te verdienen (soms in de crimi-
naliteit), maar het is slimmer om wat
verder vooruit te kijken. Belangrijk
is dan wel dat de ouders dan ook
gaan meewerken om de jongeren te
stimuleren.
Van de kant van de hulpverlening is
het belangrijk dat de jongerenwer-
kers de jongeren niet alleen kant en
klare activiteiten aanbieden. Betrek
de jongeren daarom zelf ook actief
bij het organiseren van activiteiten.
Dat verhoogt de betrokkenheid bij
het jongerenwerk, het leert jongeren
zelf initiatieven te nemen en zelf ver-
antwoordelijkheid te dragen.
Eenzijdig?
De voorgestelde oplossingen richten
zich vooral op de ‘zachte’ kant van
de problematiek. Scholing, huisves-
ting, activiteiten organiseren en wij-
zen op de eigen verantwoordelijk-
heid, zijn dat niet veel te softe maat-
regelen? Doe je zo niet tekort aan de
mensen die veel last hebben van
overlast? Natuurlijk, op het moment
dat jongeren een overtreding begaan,
dan mag en moet daar hard tegen
opgetreden worden. Maar laten we
het daar niet bij laten. Treed hard op
tegen jongeren die overlast veroorza-
ken, maar vergeet daarnaast niet dat
voorkomen beter is dan genezen.
Geerlof de Jong, voorzitter Sociaal-Economische Zaken SGP-jongeren
‘Wanneer iedereen dure schoenen droeg, dan wilde ik dat ook. Omdat ik
geen geld had en geen werk, ging ik stelen om toch aan geld te komen.
Het is een vicieuze cirkel waar je helaas niet gemakkelijk uitkomt.’
Mijn leraren zeiden: ‘Je redt het toch niet!’
“Ik ben Safoan Mokhtari. Ik ben geboren in 1984, getogen in Amsterdam-West. Ik heb lange tijd op straat gehan-gen en veel overlast veroorzaakt. Ik leefde zonder doel en had totaal geen toekomstperspectief. Ik ben vroegtijdiggestopt met m’n mbo-opleiding omdat ik dacht dat ik geen diploma nodig had om het te gaan maken. Ik ben nietgestimuleerd om met school door te gaan, m’n leraren zeiden: “Je redt het toch niet”. Maar ik heb gelukkig eenomslag gemaakt. Ik volg nu een duale hbo-opleiding en ben rapdocent op een aantal scholen in de buurt.Een aantal jaar geleden zag ik dat de inspanningen van het stadsdeel en de jongerenwerkers maar weinig uithaal-
den. Wanneer het buurthuis bijvoorbeeld maar twee avonden per week beperkt open is voor jongeren van 16 jaaren ouder, dan vind ik dat veel te weinig. Daarom heb ik vorige zomer, samen met een vriend, Stichting 24-Karaatopgericht. Puur goud, dat streven we na..We stimuleren de jongeren om zelf actief te worden. Daarom werkt 24-Karaat met een puntensysteem. Wie actiefdingen organiseert verdient punten, en bij een bepaald aantal punten krijgen ze daarvoor een beloning. Inmiddels zijn tientallen jongeren actief bezig met het organiseren van activiteiten en honderden jongeren nemenhieraan deel. We organiseren onder andere jongerendebatten, sollicitatietrainingen en muziekworkshops.Vanuit 24-Karaat ontstond ook het idee voor een politieke jongerenraad. De jongerenraad vergadert regelmatigonderling en komt één keer in de maand bijeen met de PvdA-fractie in de deelraad. Een aantal raadsleden neemtons echt serieus, maar je merkt dat sommige raadsleden vinden dat we onszelf eerst maar moeten bewijzen. Politici moeten jongeren meer betrekken bij het beleid. Ze moeten jongeren niet alleen als probleem zien, maarjuist als kans. Ze zeggen steeds dat de jeugd de toekomst is, maar ondertussen investeren ze niet in die toekomst.Jongeren moeten aan de andere kant ook zelf initiatieven leren nemen, bijvoorbeeld door zelf te participeren in hetpolitieke stelsel. Ze moeten zichzelf niet als slachtoffer zien en zich niet gedragen als dader. Er zijn een paar jon-gens die zeggen Door Safoan ben ik nu op het goede pad. Maar het komt helemaal niet door Safoan. Dat hebbenze zelf gedaan.”
Onze interesse wordt gewekt in
een vrij modern café, gelegen in
het centrum van Warschau.
Nippend aan onze cappuccino valt
ons een groepje jongeren op dat de
tafel naast ons bezet. Gekleed in
hippe kleren roken zij zo opzichtig
mogelijk dikke
sigaren. Ouder dan
15 zijn ze allemaal
niet, maar toch
gedragen ze zich
op een heel vol-
wassen manier.
Het is dat ze er zo jong uit zien,
anders zou je denken dat ze van
middelbare leeftijd zijn. Dit is niet
het enige opvallende aan de groep.
Terwijl hun rookgedrag heel extra-
vert en opvallend is, gedragen ze
zich verder ingetogen en rustig. Ze
wisselen weinig woorden.
Paradoxaal. Met opgetrokken
wenkbrauwen kijken we elkaar
aan. We verzinken in gedachten en
vragen ons af of dit normaal
gedrag is voor kinderen. Een ogen-
blik later zien we hoe een gepensi-
oneerde man met een rietje zijn
bosvruchtenmilkshake verorbert.
Ook opvallend, aangezien dit een
tafereel is wat in Nederland nooit
te zien zal zijn. Maar bij nader
inzien blijken deze twee situaties
geen uitzondering te vormen op
het gedrag van de gemiddelde
Pool. Verder wandelend door
Warschau zien we dat veel Poolse
volwassenen iets kinderlijks over
zich hebben, terwijl veel jongeren
zich gedragen als mensen van
middelbare leeftijd. Ook de com-
binatie van extraverte en ingeto-
gen trekjes blijkt exemplarisch te
zijn voor de doorsnee Pool. We
krijgen het gevoel beland te zijn in
een film van Alex van
Warmerdam. Ook in zijn films
lijkt alles namelijk op het eerste
gezicht normaal, maar zijn alle
karakters op een subtiele manier
bizar.
Waar komt dit gedrag vandaan? Is
er misschien een sociologische
oorzaak te vinden? Na onze verba-
zingwekkende observaties te heb-
ben verwerkt, gaan we met elkaar
in discussie. Er ontstaat een brain-
stormsessie waarin we proberen
een koppeling te maken tussen
sociologische analyses en inzich-
ten, en het te verklaren verschijn-
sel. Beiden hebben we de film
‘Das Leben der anderen’ gezien.
Deze film speelt zich af in de
voormalige DDR en geeft een
goed beeld van het dagelijks leven
in een socialistische heilstaat. Wat
overheerst is het beklemmende
gevoel en de onvrijheid, het niet
boven de massa uit mogen steken
wat een autoritair regime met zich
meebrengt. Deze leefomstandig-
heden zijn natuurlijk vergelijkbaar
met die in Polen ten tijde van het
socialistisch regime. Ook daar was
ingetogenheid de norm en was de
invloed van de staat op het per-
9 Thema
‘Wat overheerst is het beklemmende gevoel en de
onvrijheid, het niet boven de massa uit mogen steken’
Polen: een land tussen twee systemen
In mei van dit jaar vertrok een aantal studenten sociologie op studiereis naar de Poolse hoofdstad
Warschau. Ook de redactie van Pamflet was vertegenwoordigd, wat twee verhalen opleverde. Het
eerste, wat hier onder staat afgedrukt, gaat in op de bewogen historie van Polen en de invloed
hiervan op de verschillende generaties. Het tweede verhaal is een impressie van voormalig con-
centratiekamp Auschwitz. Dit verhaal staat op pagina 11.
Met Usocia maakten wij begin mei een reis naar Warschau. Tijdens onze reis kwamen wij er achter dat
Polen vanuit sociologisch oogpunt gezien een ontzettend interessant land is. In dit artikel zullen wij
enkele van onze verrassende observaties geven en proberen een dieperliggende analyse te geven die
deze observaties kan verklaren.
10 soonlijk leven van mensen heel sterk.
Na de val van de Muur ontstond een vacuüm waarin
het liberale denken over economische en persoonlij-
ke vrijheid opgang maakte. Dit uit zich in het verken-
nen van de verworven vrijheden en extreme uitingen
van consumentisme. Voorbeelden hiervan zijn het
drankgebruik en de manier van kleden van jongeren
in het uitgaansleven, en de vele, schreeuwerige bill-
boards die de flats bekleden. Een billboard als aan de
Oudegracht in
Utrecht is in
Warschau eerder
regel dan uitzon-
dering.
Het introverte
gedrag van de Polen is dus een overblijfsel van de
socialistische jaren, terwijl het extraverte, uitgespro-
kene gedrag meer past bij het huidige, meer liberale
systeem. De paradox ligt hierin dat de Polen nog lij-
ken te worstelen met de overgang van het socialis-
me/communisme naar het kapitalisme. Wat dat
betreft past het huidige Polen perfect in het beeld van
Oost- en West-Berlijn dat in het liedje ‘Over de
Muur’ van Klein Orkest zo mooi wordt neergezet.
Het oosten, vertegenwoordigd in de angst om te zeg-
gen wat je denkt, om af te wijken. En het westen, met
lokkende, glitterende neonreclames. Beiden zijn aan-
wezig in Polen.
Voor de ouderen geldt dat zij terug willen grijpen
naar een vrije jeugd. Een jeugd die ze in het oude
Polen niet hebben gekend. Het beste voorbeeld hier-
van is het drinken van een milkshake, met een rietje.
Als contrareactie hierop ontstaat bij de jeugd een
hang naar volwassenheid. Een volwassenheid die ze
bij ouderen soms lijken te missen en daarom zelf
maar op zich nemen.
Terwijl de Muur toch al bijna 20 jaar geleden geval-
len is, en de Polen dus al sinds die tijd betrekkelijk
vrij door het leven kunnen, lijken ze nog steeds bang
voor de autoriteit
die voortdurend
op de loer ligt om
elke gedrag dat
afwijkt van de
norm te bestraffen.
Het is fascinerend om te zien wat voor invloed een
denkwijze, systeem of ideologie nog decennialang
kan hebben op het gedrag en denken van een hele
samenleving. Zou dit alleen in deze mate voor Polen
gelden? Waarschijnlijk niet. Het kwalitatief sociolo-
gisch onderzoek zal dan ook vaste prik worden op
onze volgende vakanties. Er is voor een student
Sociologie immers weinig zo interessant als het kop-
pelen van bevindingen en observaties aan theorieën
en analyses die in de collegezaal zijn geleerd.
Thijs van Dooremalen & Leonard van ’t Hul
‘Het beste voorbeeld hiervan is het drinken van een
milkshake, met een rietje’
11 Column
Plots duikt het op. Vanachter je raam in de bus herken je
in eerste instantie de niet eens zo imposante toegangs-
poort. Het is echter de spoorlijn, die er onderdoor loopt,
die als een klap in je gezicht slaat. Het is deze spoorlijn
die zo’n zestig jaar geleden ruim een miljoen mensen de
weg richting de dood wees. Vanaf de poort zie je links en
rechts honderden meters prikkeldraad met daarachter een
gigantische grasweide, bebouwd met ontelbare lage, don-
kerbruine schuren.
We zijn niet de enigen. Vele bussen en auto’s met toeris-
ten, waaronder veel scholieren, hebben besloten deze
zondag voormalig concentratiekamp Auschwitz te bezoe-
ken.
Vanaf 1942 namen de nazi’s van Adolf Hitler Auschwitz
in gebruik. Het bestaat uit meerdere onderdelen, maar de
twee grootste kampen waren concentratiekamp
Auschwitz I en het vernietigingskamp Auschwitz II-
Birkenau. Het is dit tweede kamp waar wij voor staan.
Het is het ultieme symbool voor wat de Duitsers noem-
den de Endlösung der Judenfrage: de uiteindelijke oplos-
sing van het jodenvraagstuk. Naast joden werden in
Auschwitz onder meer ook homo’s en zigeuners ver-
moord. Uiteindelijk zou het sterkere, arische ras overblij-
ven, was de gedachte.
Bijna alles in het kamp is nog aanraakbaar. Barakken
waar gevangenen verbleven en sanitaire ruimtes zijn vrij
toegankelijk. Om het kamp te betreden loop je langs of
over de spoorlijn, die als je van het kamp afkijkt, ver-
dwijnt in het struikgewas. Kijk je de andere kant op, dan
zie je in de verte een perron. Op dit perron vond de eer-
ste selectie plaats. Eén blik was voor de dienstdoende
commandant voldoende om te bepalen of iemand nog
nuttig kon zijn, of dat diegene ‘eerst even mocht gaan
douchen’. Gescheiden gezinnen werd verteld dat ze
elkaar later zouden terugzien. Een pertinente leugen. Het
overgrote deel van de net gearriveerden werd vanaf het
perron direct de gaskamer in geleid. Zij die geselecteerd
waren om te werken zouden spoedig volgen. De gemid-
delde tijd dat mensen leefden in Auschwitz was drie
maanden. Daarna zouden ze bezwijken onder de ver-
schrikkelijke omstandigheden of alsnog in de gaskamer
eindigen.
Onze groep is vrij om het kamp te bekijken. Pas in
Auschwitz I, later die middag, zal een gids ons begelei-
den. We besluiten naar rechts te gaan, stappen over de
spoorlijn heen en lopen door het eerste hek. Onderweg
vertellen informatieborden ons wat we zien. De hordes
toeristen bij de ingang hebben zich verspreid over de
gigantische vlakte. Wat overblijft is nederige stilte. In de
verte staan huizen, op voormalige Auschwitz-grond. Gele
bloemetjes steken uit tussen het verse gras en vogels flui-
ten. Met je ogen dicht waan je je met je geliefde in
romantische omstandigheden ver weg van iedereen.
Een plek om haar ten huwelijk te vragen.
Hoe dieper je het kamp in loopt, hoe meer gruwelijkhe-
den je ziet. En wanneer je je ogen opent, vertelt een
gedenksteen dat in de vijver die je ziet, de as ligt van
diegenen die stierven in de naastgelegen gaskamer. Het
is nu een ruïne, opgeblazen door de Duitsers om
bewijslast te vernietigen. Verderop staan vage, geheim
genomen foto’s, van leden van het Sonderkommando,
die in het open gras bergen lijken verbranden. Iets dat
gebeurde op nog geen tien meter van waar jij nu staat.
Een bordje verbiedt je dichterbij te komen.
We passeren nog een gaskamer en rechts staat een
gebouw waar de gevangenen het haar werd afgescho-
‘Vers gras, gele bloemen en ruim een miljoen
doden’
Tuurlijk heb je ervan gehoord en weet je welke gruwelen er hebben plaatsgevonden. Je
weet dat je een plek gaat bezoeken van historisch onschatbare waarde. Maar je hebt
geen idee wat je ervan kunt verwachten.
12
ren en waar ze hun uniform kregen. Af en toe
komen we bekenden uit onze groep tegen. Dan
stuitten we op het einde van de spoorlijn, verge-
zeld van het perron en omringd door onder-
grondse gaskamers. Ook deze zijn nu ruïnes,
maar het trappetje waarover men liep is nog
intact. Ook staat er een herdenkingsmonument,
met teksten in de talen van de slachtoffers. We
staan nu recht tegenover de toegangspoort en
besluiten terug te gaan. Enerzijds omdat we het
wel gehad hebben met al die ellende, aan de
andere kant hadden we al in de bus moeten zitten.
Auschwitz I wacht ook nog.
Een paar kilometer verderop staat voormalig werkkamp
Auschwitz I, wat tegenwoordig dient als museum. Het
aanblik is minder gruwelijk; de gebouwen hebben wel
iets weg van het University College in Utrecht. Maar al
gauw verdwijnt deze gedachte.
De gids neemt ons mee, onder het poortje door met de
tekst Arbeit macht frei. Ze wijst ons de keuken en het
kantoor van de SS. De verschillende gebouwen huisves-
ten foto’s, oude brieven en verhalen. Er zijn verschillen-
de vitrines, gevuld met afgeschoren haar of schoenen. In
een volgende vitrine liggen talloze koffers over elkaar
heen, met op ieder exemplaar naam en soms woonplaats
van de voormalig eigenaar.
Aangekomen bij gebouw 11 (‘the death block’) gaan we
de kelder in. We komen in een nauwe gang en stuiten op
een dikke gesloten deur met een klein raam. In enkele
woorden maakt het bordje ons iets duidelijk, wat eigen-
lijk niet te beschrijven is. Achter deze deur werden expe-
rimenten met het Zyklon B-gas uitgevoerd. 600 Sovjet-
gevangenen en 250 Polen werden hierbij gedood. Aan
het einde van de gang zien we vier, door muren afgeba-
kende cellen, nauwelijks ter grootte van 1 x 1 meter.
Zitten was hier geen optie, gevangen moesten hier staan.
Sommigen vier dagen lang. Terug de trap op en door de
zij-uitgang naar buiten kom je op een binnenplaats. Hier
vinden we een executiemuur en ‘the post’: twee palen
waartussen gevangen aan hun polsen werden opgehan-
gen, waarbij de polsen op de rug werden gebonden.
De gids vertelt droog en nuchter de verhalen. Ze is zwart
gekleed, heeft zwart geverfd en kortgeknipt haar en
draagt buiten steeds haar grote, zwarte zonnebril. De toer
eindigt bij de enige gaskamer van Auschwitz I. In tegen-
stelling tot de ruïnes in Auschwitz II-Birkenau is deze
nog volledig intact, inclusief het crematorium. Ze maant
ons tot stilte, uit piëteit, en we sluiten aan in de stroom
toeristen die naar binnen gaat. De muren zijn donker en
slecht afgewerkt. De gaskamer is een rechthoek van
ongeveer vijftien bij vijf meter. Het te volgen pad is
afgebakend met touwen. Naast een paar bloemen bran-
den waxinelichtjes. In het plafond zitten een aantal gaten,
waardoor het gas naar binnenkwam. De ruimte ernaast is
het crematorium, waar karretjes op een simpel railsys-
teem zorgden voor efficiënte verbranding. Iedere 24 uur
verbrandden de drie ovens gezamenlijk 340 lijken.
Gek genoeg maakt het eigenlijk weinig indruk meer. Het
is genoeg zo. Het is over vijven, Auschwitz wordt geslo-
ten en na nog wat toiletbezoek zoeken we op de parkeer-
plaats onze bus. De chauffeur wacht al, rustig pratend
met wat collega’s. De eerste Sultana’s gaan uit de tas en
als iedereen er is, kunnen we gaan. We hebben nog vier
uur rijden voor de boeg en de organisatie belooft ons een
heerlijk avondmaal in een nader te bepalen wegrestau-
rant.
Ook de mobieltjes worden actief. In Nederland is PSV
kampioen geworden.
In mei bezocht een groep Utrechtse Sociologie-studenten
de Poolse hoofdstad Warschau. Onderdeel van het pro-
gramma was een bezoek aan voormalig concentratie-
kamp Auschwitz. Daniel Coenen
Zowel in het Liberaal Manifest van de VVD uit 2005, als ook
in de Onafhankelijkheidsverklaring
die Geert Wilders schreef na zijn afsplitsing van de VVD,
werd een lans gebroken voor een nieuw belastingstelsel met
een vlaktaks als ondergrond. Invoering van een vlaktaks zou
concreet betekenen dat elke Nederlander, of hij of zij nou
20.000 of 4 miljoen euro verdient, een gelijk belastingpercen-
tage (ongeveer 35%) gaat betalen.
Door de meeste media werd het idee met wat hoongelach ont-
vangen. De algemene opinie was dat een vlaktaks een veel te
rechts en liberaal belastingsysteem voor Nederland zou zijn.
Een echt debat over de invoering kwam nooit van de grond.
Dat is jammer, want een fundamentele discussie over de prin-
cipes achter de vlaktaks bleef daardoor achterwegen. Deze fun-
damentele discussie ga ik bij deze wel aan en ik zal hieronder
uiteenzetten waarom de invoer van een vlaktaks een prima
idee is.
Laat ik allereerst beginnen bij datgene wat volgens mij het
fundament hoort te zijn onder ieder belastingstelsel, namelijk
een rechtvaardige verdeling van lasten. In Nederland bestaat er
een algemene consensus over een solidariteitsprincipe waarbij
de zwaarste schouders de zwaarste lasten dragen: mensen met
een hoog inkomen behoren een groter deel van hun inkomen
aan de staat af te dragen dan mensen met een laag inkomen.
Invoering van een vlaktaks zou dit principe voor een groot
deel onderuit halen. Want hoewel de inkomensverschillen na
heffing van belastingen absoluut gezien nog steeds kleiner zul-
len
worden,
zal de
onge-
lijkheid
in inko-
men groter worden dan in de huidige situatie.
De vraag is echter in hoeverre dit onrechtvaardig is. In
Nederland heeft elke burger toegang tot alle vormen van
onderwijs. Het is voor iedereen in principe mogelijk om vrij-
wel kosteloos zowel de basisschool, als de middelbare school
als ook een vervolgopleiding te doorlopen. Of je ouders nou
enorm rijk zijn, of allebei in de bijstand zitten, als je een
bepaald intelligentieniveau bezit kun je altijd een universitaire
bul behalen. Daarnaast zijn er allerlei instanties zoals
Jeugdzorg actief, zodat ook kinderen uit probleemgezinnen een
zo optimaal mogelijke kans hebben op een mooie toekomst. En
ook tijdens hun schoolcarrière worden leerlingen die het moei-
lijk hebben via begeleiding geholpen, waardoor ook zij een
mooi diploma kunnen behalen. Kort gezegd garandeert de
overheid dus gelijke kansen in het onderwijs voor iedereen. Dit
betekent dus dat iedere burger genoeg mogelijkheden heeft om
een goede opleiding te voltooien, wat uiteindelijk zal resulte-
ren in redelijk tot goede kansen op de arbeidsmarkt. Hoe recht-
vaardig is het dan dat de staat mensen die hard gewerkt hebben
en gebruik hebben gemaakt van de hen geboden kans feitelijk
gaat bestraffen door hen een veel groter deel van hun inkomen
af te nemen dan mensen die dit in mindere mate hebben
gedaan?
Natuurlijk is het zo dat mensen in intelligentie verschillen
waardoor, zelfs wanneer iedereen even goed zijn best zou doen
om succesvol te worden, de ene persoon uiteindelijk betere
kansen op de arbeidsmarkt zal hebben dan de ander. Maar
zoals al eerder gezegd zorgt een vlaktaks absoluut gezien nog
steeds voor inkomensnivellering. Daarnaast is er in Nederland
een uitgebreide verzorgingsstaat die een vangnet biedt voor
mensen die bijvoorbeeld werkloos of ziek zijn. Iedere burger
kan dus blijven rekenen op een behoorlijk inkomen.
Maar een vlaktaks zal niet alleen zorgen voor een rechtvaardi-
gere verdeling van inkomen. Hij zal ook zorgen voor gunstige
uitwerkingen op de economie. Ten eerste zullen jongeren ster-
ker gestimuleerd worden om een goede opleiding te voltooien,
waardoor het aantal hoog opgeleiden fors zal toenemen. In de
nieuwe situatie zullen mensen namelijk meer profijt hebben
van een goede baan, aangezien de relatieve verschillen in net-
toloon tussen hoge en lage inkomens groter zullen zijn dan in
de huidige situatie. Ten tweede zal de algehele arbeidsproduc-
tiviteit toenemen doordat werknemers een sterkere stimulans
zullen hebben om bijvoorbeeld bonussen binnen te halen, aan-
gezien zij
een groter
deel van
hun bonus
zelf
mogen
houden. Ten derde zullen de hoog opgeleide, goed verdienende
werknemers minder snel geneigd zijn om vanwege (te) hoge
belastingtarieven naar het buitenland te vertrekken. Bovendien
zullen hoog opgeleide werknemers uit het buitenland om
dezelfde reden juist een sterkere stimulans ervaren om in
Nederland aan de slag te gaan. En ten vierde zal de werkgele-
genheid toenemen omdat het voor bedrijven aantrekkelijker
wordt om zich in Nederland te vestigen aangezien de loonkos-
ten die zij moeten betalen een stuk lager zullen zijn. Al deze
ontwikkelingen lijken mij fantastisch voor de Nederlandse eco-
nomie.
Een vlaktaks is dus zowel vanuit politiek-filosofisch als econo-
misch oogpunt gezien een veel beter systeem dan ons huidige
belastingstelsel. Daarom ben ik voor om hem zo snel mogelijk
in te voeren.
Thijs van Dooremalen
13 Polemiek
Het goede aan een vlaktaks
‘Dit betekent dus dat iedere burger genoeg mogelijkheden heeft om een goede
opleiding te voltooien, wat uiteindelijk zal resulteren in redelijk tot goede kansen
op de arbeidsmarkt.’
Thijs van Dooremalen (sociologie-student) en Remmert van Haaften (economie-student Tilburg) gaan de strijd aan. In deze
rubriek zullen beide studenten elk om beurten een stelling verdedigen en daarop reageren. Deze keer het polemisch geschil:
belastingen. Dat iedereen belasting moet betalen heeft iedereen geaccepteerd. Maar wie moet hoeveel betalen? Thijs in de ver-
dediging en Remmert in de aanval.
14
Econoom en Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen heeft ooit
gepleit voor een zogenaamde talentbelasting. Een extra belas-
ting voor hen die met een goed stel hersenen zijn gezegend.
Wat Tinbergen namelijk waarnam op de arbeidsmarkt is een
race tussen scholing en technologie. Aan de ene kant komen er
door betere toegang tot onderwijs steeds meer hoogopgeleide
werknemers bij, terwijl er aan de andere kant door technologi-
sche ontwikkeling steeds meer vraag naar hen komt. Die twee
houden elkaar, kortom, mooi in evenwicht. Tinbergen voorzag
echter dat de scholing het op de lange termijn van de technolo-
gie zou verliezen. Dat betekent zoveel als dat de vraag naar
hoogopgeleiden het aanbod overtreft. Het gevolg is dat hoog-
opgeleiden een schaarstepremie kunnen incasseren, waardoor
de ver-
schil-
len tus-
sen
hoog-
en
laagop-
geleiden zullen toenemen. Tot voor kort leek dit niet zo’n vaart
te lopen. Het aanbod van hoogopgeleiden groeide zelfs iets
sneller dan de vraag ernaar. In 2003 voorspelde het CPB echter
dat de race voor scholing gelopen lijkt te zijn. Dat is enerzijds
het gevolg van de vergrijzing en anderzijds van het feit dat
iedereen de weg naar passend onderwijs zo langzamerhand wel
heeft gevonden.
Met bovenstaande anekdote wil ik niet aangeven voor een
talentbelasting te zijn. Het is echter tevens een sterk argument
voor een progressief belastingstelsel. Gezien de uiterst comfor-
tabele positie van hoogopgeleiden op de arbeidsmarkt, is het
immers niet onredelijk om hen relatief wat meer te belasten.
Hoewel mijn economische argumentatie eigenlijk al voldoende
zou moeten zijn, zal ik mij toch wagen aan een stukje sociolo-
gische argumentatie. Wat een vlaktaks namelijk impliceert is
gelijke kansen. Dat is ook de ratio achter het rechtvaardigheid-
sargument van Thijs van Dooremalen. Helaas is dit echter niet
het geval. Hoewel iedereen theoretisch gezien wel toegang
heeft tot de universiteit, leert de praktijk ons dat niet iedereen
daar de capaciteit voor heeft. Iedereen is, kortom, gelijk, maar
sommigen zijn gelijker dan anderen. Deze elite heeft dus een
voorsprong op de rest en weet daar goed gebruik van te
maken. Dankzij het volgen van universitair onderwijs, heeft
deze groep – zeker gezien de bovengenoemde schaarste – de
beste kansen op de arbeidsmarkt. Doordat deze mensen dispro-
portioneel meer voordeel hebben van ons onderwijs, is het niet
onredelijk om dit in de belastingen enigszins tot uitdrukking te
laten komen.
Geredeneerd vanuit het hier en nu, zal de vlaktaks bovendien
zorgen voor een onrechtvaardige situatie. Gezien het feit dat de
belastingdruk voor hoogopgeleiden zal dalen, betekent dat
namelijk dat die van laagopgeleiden – ceteris paribus – zal stij-
gen. En dat terwijl deze groep minder heeft geprofiteerd van
ons onderwijs en een slechtere positie op de arbeidsmarkt
heeft. De sterk-
ste schouders
dragen de
zwaarste lasten,
is dus geenszins
een holle frase,
maar een econo-
misch en sociologisch gefundeerd principe, wat bovendien
appelleert aan een gevoel van solidariteit wat veel mensen
delen. Dat zelfs de Verenigde Staten een progressief belasting-
stelsel hebben moet in dit kader te denken geven.
Om af te sluiten wil ik refereren naar een overdenking van Van
Dooremalen. Hij stelt zichzelf namelijk de vraag waartoe
belastingen dienen en komt tot de conclusie dat die bedoeld
zijn om tot een rechtvaardige lastenverdeling te komen. Dat
onderschrijf ik. Ik hoop echter te hebben aangetoond dat een
progressief belastingstelsel daartoe juist het middel is en dat
een vlaktaks slechts tot een onrechtvaardige lastenverdeling
leidt. Dat heeft met name te maken met het feit dat niet ieder-
een in staat is optimaal te profiteren van ons onderwijsaanbod
en dat laagopgeleiden de slag op de arbeidsmarkt aan het ver-
liezen zijn van hoogopgeleiden. Enige solidariteit van beterbe-
deelden jegens minderbedeelden is dan ook volledig op z’n
plaats.
Remmert van Haaften
De vervlakte samenleving
‘Hoewel iedereen theoretisch gezien wel toegang heeft tot de
universiteit, leert de praktijk ons dat niet iedereen daar capaciteit voor
heeft. Iedereen is, kortom, gelijk, maar sommigen zijn gelijker dan
anderen.’
po·le·miek (de ~ (v.), ~en)1 openlijk gevoerde pennenstrijd
De achterkant
Wij zijn op zoek naar iedereen met een mening!
Stuur je email naar b.c.verbeek@students.uu.nl
top related