plein m · 2019. 9. 19. · inhoud hoe werk je met plein m? 4 hoofdstuk 1 mijn eigen omgeving 5...
Post on 18-Jan-2021
13 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Plein MVMBO-KGT
LEERWERKBOEK 1A
3e editie
Auteurs
Annabeth Bosman
Henk Botter
Martin Bouwman
Nicole Bus
Bonne Meetsma
Elzien Offereins
Jetske van Slooten
ICT-auteurs
Henk Botter
René Raap
Vakdidacticus
Tom van der Geugten
Eindredactie
Millicent Kruis
Noordhoff Uitgevers
© Noordhoff Uitgevers bv
Serieoverzicht Plein M
Deel 1A
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Hoofdstuk 2 Arm en rijk
Hoofdstuk 3 Samen leven
Deel 1B
Hoofdstuk 4 Krachten van de natuur
Hoofdstuk 5 Mensen en regels
Hoofdstuk 6 Leven in de stad
Deel 1C
Hoofdstuk 7 Ontdek de wereld
Hoofdstuk 8 Hoe ontstond Nederland?
Hoofdstuk 9 Herhaling leerjaar 1
Verdieping economie 1
Hoofdstuk 1 Kopen kost geld
Hoofdstuk 2 Aan het werk!
Hoofdstuk 3 De zorg van de overheid
Deel 2A
Hoofdstuk 1 Lage landen aan de zee
Hoofdstuk 2 Wonen en werken in één wereld
Hoofdstuk 3 Wat mag wel en wat mag niet?
Deel 2B
Hoofdstuk 4 Mensen en machines
Hoofdstuk 5 De prijs van vrijheid
Hoofdstuk 6 Eenheid en verdeeldheid
Deel 2C
Hoofdstuk 7 Besluiten en besturen
Hoofdstuk 8 De wereld is een dorp
Hoofdstuk 9 Herhaling leerjaar 2
Verdieping economie 2
Hoofdstuk 1 We maken er wat van
Hoofdstuk 2 De wereld is een winkel
Hoofdstuk 3 De prijs van onze welvaart
Ontwerp binnenwerk: Aly Pepping, ThesingeConceptontwerp omslagen: Fabrique, Communicatie en design, DelftVertaling vormgeving omslag: Marjan Landman, AmsterdamOmslagfoto (Dam, Amsterdam): shutterstock.comTechnisch tekenwerk: PPMP, WolvegaCartografi e: Studio Haverstraat / Anton van Tetering, UtrechtIllustraties: Joeri van den Anker, Rotterdam; Teun Berserik, Den Haag; Marjolein Luiken, Ouderkerk aan de Amstel
1 / 15
© 2014 Noordhoff Uitgevers bv, Groningen, The Netherlands
Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gege-vensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografi sche verveel-voudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurs-wet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierech-ten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).
All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.
ISBN 978-90-01-85047-0
InhoudHoe werk je met Plein M? 4
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 5Introductie 6Cursus 1.1 Werken met kaarten 8Cursus 1.2 Werken met een atlas 14Cursus 1.3 Reis door de tijd 20Cursus 1.4 Tien tijdvakken 26Taak Veranderingen in jouw omgeving 32Taak Levensbeschouwing Wat is belangrijk? 33Verdieping Kaarten veranderen 34Topografi e 36Samenvatting 38Begrippen 39Test jezelf 40Werkbladen 43
Hoofdstuk 2 Arm en rijk 47Introductie 48Cursus 2.1 Wat hebben mensen nodig? 50Cursus 2.2 Het leven van de eerste mensen 56Cursus 2.3 Het leven van de eerste boeren 62Cursus 2.4 Welk werk kun je doen? 68Taak Hoe geef je geld verstandig uit? 74Taak Levensbeschouwing Wat kun je doen? 75Verdieping De grotten van Lascaux 76Topografi e 78Samenvatting 80Begrippen 81Test jezelf 82Werkbladen 85
Hoofdstuk 3 Samen leven 89Introductie 90Cursus 3.1 Kleurrijk Nederland 92Cursus 3.2 De Romeinse samenleving 98Cursus 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk? 104Cursus 3.4 Omgaan met verschillen 110Taak Hoe zorg je voor respect? 116Taak Levensbeschouwing Elkaar met respect behandelen 117Verdieping Italianen in Nederland 118Topografi e 120Samenvatting 122Begrippen 123Test jezelf 124Werkbladen 127
Vaardighedenoverzicht 133Kerndoelen 134
3© Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv
In het midden van een stad ligt vaak een groot plein. Op een plein zie je dat mensen met elkaar samenleven.Een groep mensen noem je een samenleving of een maatschappij.Plein M gaat over mensen en over de maatschappij. Hoe leven mensen samen? Hoe ging dat vroeger en hoe gaat dat nu? In Plein M zie je niet alleen pleinen en plekken in Nederland. Je gaat ook op ontdekking in Europa en in de rest van de wereld.
Een leerwerkboek
Plein M is een boek om mee te werken én om mee te leren. In de cursussen vind je leerstof en opdrachten om mee te oefenen. Elk hoofdstuk heeft ook twee taken. Hierbij ga je zelf aan de slag met de leerstof: je doet bijvoorbeeld een onderzoek en maakt daarvan een presentatie. Eén van de taken gaat over levensbeschouwing. In het onderdeel Verdieping wordt er dieper ingegaan op een onderwerp dat met het hoofdstuk te maken heeft. Je doet in ieder hoofdstuk ook topografie. Je leert waar plaatsen, rivieren en bergen liggen. Bij sommige vragen heb je een atlas nodig. Daarvoor gebruik je De Basis Bosatlas (60e editie). Aan het eind van het hoofdstuk staan samenvattingen van de cursussen en alle belangrijke woorden bij elkaar. Dit helpt je bij het leren. In Test jezelf kun je oefenen; zo weet je of je alle belangrijke leerstof hebt begrepen.
Plein M online
Je kunt Plein M ook online gebruiken, op je computer of tablet. Je vindt hier het digitale leerwerkboek en extra oefenmateriaal. Er zijn oefengeneratoren om begrippen te oefenen en de oefentoetsen waarmee je je goed kunt voorbereiden op het proefwerk.
Wij wensen je veel plezier met Plein M!
De makers van Plein M
Hoe werk je met Plein M?
62 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Jager-verzamelaars kenden weinig verschil tussen arm en rijk. Dat heb je in de vorige cursus geleerd. Lange tijd waren alle mensen jager-verzamelaars. Later werden steeds meer mensen boer. In deze cursus gaan we kijken welke grote veranderingen er kwamen in het leven van de mensen.
Om te beginnen a Wat is het beroep van de mensen in afbeelding 14 en 15?
b Bekijk afbeelding 14 en 15. Schrijf een voorbeeld van continuïteit en verandering op.
Voorbeeld verandering:
Voorbeeld continuïteit:
14 Ploegende boer in Egypte, rond 1900 v.C. 15 Ploegende boer in 2014, Nederland.
RevolutieOmcirkel de juiste woorden.
kleine / grote verandering waar veel / weinig mensen
mee te maken hebben.
CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren
1
De ontdekking van de landbouwOngeveer 12 000 jaar geleden leefden in Irak groepjes jager-verzamelaars. Deze nomaden keerden ieder seizoen terug naar dezelfde plekken. Daardoor merkten ze dat sommige planten ieder jaar opnieuw voor voedsel zorgden.
weer terugkwamen. Door bij die graanveldjes te gaan wonen, konden ze het graan goed verzorgen en er ieder jaar weer van oogsten. Ze ontdekten dat ze ook zelf graan konden zaaien. Dat was een belangrijke ontdekking: de jager-verzamelaars hadden de akkerbouw ontdekt.
Om minder te hoeven jagen, gingen ze geiten en schapen houden. Veeteelt en akkerbouw werden steeds belangrijker voor deze mensen. Landbouw werd hun belangrijkste middel van bestaan. De samenleving van jager-verzamelaars veranderde langzaam in een landbouwsamenleving. Dit was een hele grote verandering voor mensen. Zo’n grote verandering noemen we een revolutie. De overgang van jagen-verzamelen naar landbouw noemen we de landbouwrevolutie. In een landbouwsamenleving wordt de grond gebruikt voor de landbouw. We noemen dat agrarisch grondgebruik.
Leerstof
2
De boer moest vroeger het land ploegen. De boer van nu moet nog steeds het
land ploegen.
Ploegen met een tractor, in plaats van met een os.
Boer.
63Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren
Irak Azië op.
a Kleur in het kaartje hiernaast Irak rood en Nederland blauw.
b Welke twee rivieren stromen door Irak?
1
2
c Zet het jaartal waarin de landbouw is uitgevonden in Irak in de kaart.
d Waarom is de landbouw in Irak begonnen denk je?
De jager wordt boerZet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde door ze te nummeren van 1 tot 5.
De jager-verzamelaars gaan bij de veldjes met wild graan wonen.
De jagers vangen geiten. Ze slachten de geiten niet, maar gaan ermee fokken.
In het zomerkamp ontdekken ze dat het wilde graan ook dit jaar geoogst kan worden.
De jagers zijn boeren geworden. Ze leven vooral van de landbouw.
De ontdekking van de landbouwa Hoe heet de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw?
b Vul in. De landbouwrevolutie begon in v.C. in
c De landbouwrevolutie zorgde voor grote veranderingen. Vul het schema in.
Samenleving van jager-verzamelaars
Landbouwsamenleving
middelen van bestaan
woonplaats
3
4
5
16 Europa en het Midden-Oosten.
dorpenrondtrekken met tenten of
eenvoudige hutten
jagen en verzamelen
landbouwjagen en verzamelen
Irak.10 000
Landbouwrevolutie.
5
2
4
1
3
De grond rondom de rivieren was vruchtbaar.
En de rivieren zorgden voor voldoende water
voor de dieren en planten.
Tigris
Eufraat
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving34 © Noordhoff Uitgevers bv
Waar ligt het en hoe ziet het eruit?Gebruik de atlas. Vul in.
a Op welke overzichtskaart van Nederland kun je Rotterdam en de
havens vinden?
b Hoe heet de rivier die door het centrum van Rotterdam stroomt?
c Hoe heet het deel van de Rotterdamse haven dat bij de Nieuwe
Waterweg ligt?
Wat is er gebeurd?Lees bron96. Omcirkel bij de volgende uitspraken het juiste jaartal.
a Vanaf de kade van de Holland Amerika Lijn vertrekken
duizenden mensen naar Amerika. 1900 / 2000
b Vanuit de kamers van Hotel New York kun je de Erasmusbrug
bijna niet zien: er staan grote woontorens voor. 1900 / 2000
c Na de bouw van de Erasmusbrug kun je snel van noord naar
zuid reizen in Rotterdam. 1900 / 2000
Welk werk doen mensen?a Vergelijk de foto van de Rijnhaven in 1925 met de afbeelding
uit Google Maps.
de foto). Noteer twee dingen waardoor het uitzicht van
de bewoners is veranderd.
b Vergelijk de beide kaarten.
daarmee bedoeld?
dingen die de kaartentekenaar in 2012 moest tekenen die in 1903 nog niet op de kaart stonden.
1
2
3
c Waarom zijn voor een kaartenmaker de luchtfoto en de Google Maps-afbeelding niet echt handig om te gebruiken?
1
2
3
VERDIEPING Kaarten veranderen
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 35© Noordhoff Uitgevers bv
Hotel New York met in de verte de Erasmusbrug.
Bron 8
De bekendste brug van Rotterdam is de Erasmusbrug. De brug is in 1996 gebouwd. Deze brug verbindt het noorden van de stad met het zuiden. Vanaf Hotel New York kun je de brug prachtig zien liggen. Vanaf dit punt vertrokken zo’n honderd jaar geleden grote schepen vol Nederlanders naar Amerika met de Holland Amerika Lijn.Toen waren er veel vrachtschepen in de havens en stonden er overal grote pakhuizen. Nu zijn er veel minder schepen en zijn de pakhuizen verdwenen. Er staan nu grote kantoor- en woontorens. Als je foto’s en kaarten van vroeger en nu vergelijkt, zie je grote verschillen.
Bron 9
De Rotterdamse Rijnhaven in 1925.
De Rijnhaven, 1903.
Hotel New York en de Erasmusbrug volgens Google Maps.
Bron 10
Bron 12
Bron 11
De Rijnhaven, 2012.
Bron 13
4
5© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Inhoud
© Noordhoff Uitgevers bv
Introductie 6Cursus 1.1 Werken met kaarten 8Cursus 1.2 Werken met een atlas 14Cursus 1.3 Reis door de tijd 20Cursus 1.4 Tien tijdvakken 26Taak Veranderingen in jouw omgeving 32Taak Levensbeschouwing Wat is belangrijk? 33Verdieping Kaarten veranderen 34Topografi e 36Samenvatting 38Begrippen 39Test jezelf 40Werkbladen 43
5
Mijn eigen omgeving1
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
6 © Noordhoff Uitgevers bv
Op schoolreis
‘Kom mee, niemand let op ons.’ Joshi trekt Roos mee naar buiten, het museum uit.Hun leraar legt uit wat er in de vitrine staat en ziet het niet.Joshi zet zijn smartphone aan. ‘Even kijken hoe we moeten lopen, dan laat ik je zien waar ik gewoond heb.’‘We moeten wel op tijd terug zijn,’ zegt Roos.‘Natuurlijk,’ zegt Joshi. ‘Het is niet zo ver.’Even later staan ze bij een bouwterrein. Het huis is weg. ‘Hier worden appartementen gebouwd’, staat er op een bord. ‘Wat jammer,’ zegt Roos. Joshi’s oude basisschool staat er nog wel, net als de boomhut in het park waar hij vroeger speelde. ‘O, het is al laat,’ schrikt Roos ineens. Ze zetten het op een hollen. Iedereen zit al in de bus. De leraar heeft zijn armen over elkaar geslagen. ‘En, waar waren jullie?’ vraagt hij.
Introductie
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
7© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Op schoolreisBekijk de afbeelding en lees het verhaal.
a Waar is de klas van Joshi en Roos?
b Waarom blijven Roos en Joshi niet bij hun klasgenoten?
c Waarom staan Joshi en Roos bij een bouwterrein?
Jouw omgevingOp de openingsfoto zie je kinderen voor een middelbare school.
a Hoe ver is jouw school van je huis?
b Ga je lopend, met de fiets of met de bus naar school?
c Teken een kaartje van de route van je school naar je huis. Teken ook minstens drie opvallende dingen die je onderweg tegenkomt.
d Als je ergens de weg niet kent, wat doe je dan? Kies uit:
A Ik gebruik een kaart om de weg te vinden.
B Ik gebruik mijn smartphone om de weg te vinden.
C Ik vraag iemand op straat naar de juiste weg.
D Iets anders, namelijk
Nieuw en ouda Woon je in een oud of een nieuw huis?
b Wat voor oude gebouwen zijn er in jouw woonplaats? Noteer er minstens twee
c Wat voor nieuwe gebouwen zijn er in jouw woonplaats? Noteer er minstens twee.
d Is er in de afgelopen tijd veel veranderd in jouw woonplaats? Waarom (niet)?
Maak de instaptoets.
1
2
3
M
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving© Noordhoff Uitgevers bv
in een museum.
Omdat Joshi aan Roos wil laten zien waar hij vroeger gewoond heeft.
Joshi’s oude huis is afgebroken. Er worden nieuwe woningen gebouwd.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
8 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.1 Werken met kaarten
In je eigen woonplaats weet je meestal wel de weg. Maar wat als je bijvoorbeeld naar een nieuwe school moet? En wat als je op vakantie gaat? Hoe vind je de weg als je ergens nog nooit bent geweest? In deze cursus leer je hoe je met kaarten kunt werken.
Om te beginnena Welke kaarten heb jij wel eens gebruikt? Kruis je antwoord aan.
een papieren kaart van Nederland
een papieren kaart van een Europees land
een kaart op de computer
een kaart op een tablet of smartphone
b Noteer drie dingen die je op een kaart van een stad kunt zien.
1
2
3
1
Voordelen en nadelen van kaartena Op afbeelding 1 en 2 zie je verschillende soorten kaarten. Bedenk twee
voordelen van kaarten.
1
2
b Noteer twee nadelen van kaarten.
1
2
2
Reizen met een kaartAls je onderweg of op reis bent, kun je met een kaart de juiste route vinden. Je hebt papieren en digitale kaarten. Een vrachtwagenchauffeur gebruikt een kaart voor de weg. Een weerman op de televisie laat een weerkaart zien om het weer
te presenteren. Er zijn veel verschillende soorten kaarten. Kaarten zijn vaak handig, maar soms ook niet. Ze hebben voordelen en nadelen. Bij het vak mens en maatschappij leer je hoe je met kaarten kunt werken.
Leerstof
1 Moeten we links of rechts? 2 Flevoland in Google Maps.
sportvelden.
huizen, gebouwen.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: straten.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: je kunt zien waar wegen naartoe gaan.
Je kunt zien hoe ver het rijden is naar een plaats.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: nieuwe wegen staan niet op de kaart.
Grote kaarten en atlassen zijn lastig in gebruik als je onderweg bent.
9© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.1 Werken met kaarten
Digitale kaartena Juist of onjuist? Omcirkel steeds het juiste antwoord.
1 Als je op je smartphone je gps aanzet, maak je contact met satellieten in de ruimte. juist / onjuist
2 Doordat een navigatiesysteem contact maakt met satellieten, weet het de juiste positie op een kaart. juist / onjuist
3 Een nieuwe auto heeft vaak een navigatiesysteem met de modernste digitale kaarten. juist / onjuist
b Is een navigatiesysteem veiliger dan een kaart als je zelf rijdt?
Voor- en nadelen van digitale kaartena Noteer een voordeel van een navigatiesysteem of een routeplanner.
b Noteer een nadeel van een navigatiesysteem of een routeplanner.
c Stel je voor dat je ouders een modern navigatiesysteem in hun auto hebben. Neem je dan papieren kaarten mee als je op vakantie gaat naar Oostenrijk? Leg je antwoord uit.
Ja / Nee, want
3
4
Reizen met een digitale kaartVeel automobilisten gebruiken tegenwoordig geen papieren kaart meer, maar een navigatiesysteem of een routeplanner. Het navigatiesysteem maakt contact met satellieten in de ruimte. Zo weet het navigatiesysteem altijd precies de juiste plaats op aarde. Dit wordt gps (Global Positioning System) genoemd. In het navigatiesysteem staan allerlei digitale kaarten. Als je de gegevens van je bestemming hebt ingevuld, krijg je aanwijzingen over hoe je moet rijden.Ook op je smartphone heb je gps en kun je op een kaart zien waar je bent.
Leerstof
1234
correctie-signaal
gps-bakenontvanger
3 Door gps weet je waar je bent.
Navigatiesystemen en routeplanners zijn erg handig. Maar je moet er wel rekening mee houden dat er iets mis kan gaan, bijvoorbeeld als wegen zijn veranderd.
Eigen antwoord.
Je rijdt niet vaak verkeerd, je weet altijd waar je bent. Je hoeft niet op een papieren kaart
te kijken. Als je fout rijdt, geeft de routeplanner meteen een oplossing.
Het is duurder dan een papieren kaart. Je moet het systeem opladen of elektriciteit hebben.
ja, als er geen verbinding met de satellieten is, weet je toch waar je bent; nee,
want in het navigatiesysteem zitten alle kaarten.
10 © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 1.1 Werken met kaarten
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Titel en legendaBekijk de kaart hierboven.a Wat is de titel van deze kaart?
b De bovenkant van de kaart is het noorden. Hoe kun je dat zien?
c Bekijk de legenda bij de kaart. Zijn de volgende uitspraken juist of onjuist? Omcirkel het juiste woord.
1 Ten westen van Haarlem vind je bos, duinen en strand. Dat kun je zien aan de lichtgele kleur. juist / onjuist
2 Tussen Zaandam en Amsterdam is heide. Dat kun je zien aan de donkerpaarse kleur. juist / onjuist
3 De A6 tussen Almere en Lelystad is een autosnelweg. juist / onjuist
4 Vlak bij Lelystad is een luchthaven. juist / onjuist
5 Bij de Noordoostpolder zie je de landsgrens met Duitsland. juist / onjuist
6 Haarlem is een provinciehoofdstad. De naam is onderstreept. juist / onjuist
5
Onderdelen van een kaartHeb je wel eens een foto gezien die vanuit een vliegtuig is gemaakt? Op een lucht- of satellietfoto zie je de wereld van boven, zoals op afbeelding 2. Ook op een kaart zie je de wereld van boven, maar dan als tekening. Bovendien staat er allemaal informatie op een kaart.Kaarten hebben altijd dezelfde onderdelen:
Boven de kaart staat waarover de kaart gaat. Dat is de titel.
In een apart onderdeel worden de tekens en kleuren van de kaart uitgelegd. Dat is de legenda.De pijl op de kaart die naar het noorden wijst, is de noordpijl. Het oosten, zuiden en westen zijn de andere windrichtingen op de kaart die soms in een windroos zijn getekend. Als je op een kaart geen noordpijl of windroos ziet, is de bovenkant van de kaart het noorden.
Leerstof
A27
A6A28
A1
A2
A9
A9
A10
A4
A10
A9
A7
A5
Amsterdam
Zaandam
Haarlem
Hoofddorp
Purmerend
Almere-stad
Amstelveen
FLEVOLAND
GELDERLAND
Lelystad
Harderwijk
Huizen
Markermeer
Oostvaarders-plassen
No
or d
z
Kampen
Land en water
akkerbouw
grasland
bos
Verkeer
autosnelweg met A-nummer
andere weg
spoorweg
vliegveld
Grenzen
provinciegrens
Plaatssymbolen:
plaats met 50000 inwoners of meer
provinciehoofdstad
hoofdstad
woongebied
industrie
heide
strand en duinen
Lelystad
Amsterdam
A9
N
0 10 20 km
4 Midden-Nederland.
Midden-Nederland
Het pijltje waar de letter N bij staat, wijst naar de bovenkant van de kaart.
11© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.1 Werken met kaarten
Windroos a Noteer in de windroos hiernaast:
b Tussen het noorden en oosten ligt het noordoosten. We noemen dat een tussenwindrichting. Noteer NO op de juiste plaats
bij de windroos.
c Noteer op de juiste plaatsen de letters van de andere drie tussenwindrichtingen.
6
5 Windroos.
Nog meer onderdelen van een kaartOp een kaart is alles kleiner getekend dan hoe het in het echt is. De schaal geeft aan hoeveel de werkelijkheid is verkleind. Bij de kaart van Maastricht staat 1 : 50 000. Dat betekent dat 1 centimeter op de kaart 50 000 centimeter (= 500 meter) in werkelijkheid is. Bij de kaart van Maastricht zie je onder de schaal een lijntje met een getal: de schaalstok.
Leerstof
Jeke
r
Heer
Scharn
Randwijck
CentrumWijck
St. Pieter
St. Pietersberg109 m
Amby
Wolder
MAASTRICHT
Vroenhoven
Ma
as
laanaktreblA
BE
LG
IË
E25
A2E25
N278
N2
0 1 2 km
schaal 1 : 50 000
N
autosnelweg
hoofdweg
andere doorgaande weg
spoorlijn met station
bebouwing
industrieterrein
grasland
park of bos
De schaalstok is 4 centimeter lang. Dit getal betekent dat 4 cm op de kaart in werkelijkheid 4 x 500 = 2000 m is. Aan de schaalstok kun je zien dat Maastricht groter is afgebeeld dan Midden-Nederland op afbeelding 4. Net als met een filmcamera kun je ook op een tekening dingen groter in beeld brengen. We noemen dat inzoomen. Dingen kleiner in beeld brengen noemen we uitzoomen.
6 Maastricht.
Rekenen met schaalBekijk de kaart van Maastricht.
a Wat is de schaal van deze kaart?
b Op deze kaart van Maastricht is 1 centimeter op de kaart
centimeter in werkelijkheid. Dat betekent dus dat 2 cm op de kaart in
werkelijkheid meter is.
c Omcirkel het juiste antwoord.
Als je in het centrum van Maastricht de weg wilt zoeken, moet je
inzoomen / uitzoomen.
7
1 : 50 000.
50 000
1000
N
Z
ZW ZO
NW
W O
NO
12 © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 1.1 Werken met kaarten
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Kaart en schaala Wat is de titel van de kaart van afbeelding 7?
b Kijk naar de legenda. Hoe kun je op deze kaart de symbooltjes herkennen die met verblijf te maken hebben?
c Omcirkel het juiste antwoord. Er staat maar één symbooltje voor shopping
op de kaart, namelijk in het noorden / oosten / zuiden / westen van Den Bosch.
d Kijk naar de schaal: 1 cm op de kaart is cm in werkelijkheid.
Dus: 1 cm op de kaart is meter in werkelijkheid.
e Meet het aantal centimeters tussen de parkeerplaats bij het station en de
Sint-Janskathedraal. Dat is centimeter.
f De afstand tussen de parkeerplaats en de kathedraal is dus x
meter. Dat is in totaal meter of
kilometer.
8
Julianaplein
Markt
station’s-Hertogenbosch
Parade
Sint-Jans-kathedraal
Emmaplein
Willemsplein
Hekel
laan
Graafs
eweg
Zuidwal
Par
alle
lweg
trat
enla
an
Parklaan
Vlijmenseweg
Oude Vlijmenseweg
Rijnstraat
Citadellaan
Zuid Willemsvaart
Pettelaars
Van Veldekekade
Maastrichtseweg
Rietveldenw
eg
Oost
wal
Koni
ngsw
egBru
gstraat
Hav
ensi
ngel
Diezeb
rug
Boschveld
Centrum
De Muntel
De Wolfsdonken
Architectuur
monument en architectuur
Cultuur
museum
muziek- / poppodium
theater
Parkeren en vervoer
fietsverhuur
parkeergarage
station
Shopping
overdekt winkelcentrum
Verblijf
bed & breakfast
hotel
Vermaak
film / bioscoop
lememem
aaaallllal
N0 400 600 m200
schaal 1 : 20 000
7 Stadsplattegrond Den Bosch.
Stadsplattegrond Den Bosch.
Die zijn oranje ingekleurd.
20 000
200
1400200
1,4
7
7
13© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 1.1 Werken met kaarten
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Google MapsBekijk beide kaarten van Google Maps hierboven of zoek ze zelf op in Google Maps.
a Van welke provincie zie je een deel op beide kaarten?
b Op de satellietfoto en de kaart is 1 cm in werkelijkheid 5 000 000 cm.
Dus: 1 cm op de kaart is in werkelijkheid kilometer.
c Je wilt van Breskens naar Vlissingen. De veerboot tussen beide plaatsen neemt geen auto’s mee.
Hoeveel kilometers moet je met de auto ongeveer rijden als je over
autowegen (geel) en de tunnel van Breskens naar Vlissingen wilt? De afstand is ongeveer
cm op de kaart, dat is ongeveer kilometer
in werkelijkheid.
Hoeveel kilometers leg je af als je met de fiets de veerboot neemt tussen
beide plaatsen? Ongeveer kilometer.
d Vergelijk beide kaarten. Zijn de uitspraken juist of onjuist? Omcirkel het juiste antwoord.
1 Een kaart kun je beter als routeplanner gebruiken dan een satellietfoto. juist / onjuist
2 Een voordeel van een ingezoomde satellietfoto is dat je veel details kunt zien. juist / onjuist
e Welke kaart van Zeeland gebruik je het liefst om een route met de auto uit te stippelen?
De satellietfoto / kaart, omdat
Maak de oefentoets.
9
M
Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat er papieren en digitale kaarten zijn. Op kaarten zijn altijd vijf onderdelen belangrijk: titel, legenda, noordpijl of windroos, schaal en schaalstok. Op kaarten kun je inzoomen en uitzoomen.
Bron 2
Zeeland in Google Maps: als kaart.
Bron 1
Zeeland in Google Maps: als satellietfoto.
Zeeland.
5
10
5
50
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: de kaart, omdat je dan beter de
wegen en de plaatsen kunt herkennen.
14 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.2 Werken met een atlas
In de vorige cursus heb je geleerd om kaarten te lezen. Een boek waarin heel veel kaarten staan, heet een atlas. Je kunt erin opzoeken waar plaatsen en landen liggen. In deze cursus leer je hoe je met een atlas kunt werken.
Om te beginnena Hoe heet het boek waarin het meisje kijkt?
b Hebben jullie thuis ook een boek met allemaal kaarten erin? Zo ja, schrijf dan de naam ervan op.
c Waarvoor kun je volgens jou een boek met kaarten gebruiken?
d Omcirkel de juiste woorden. Wat je ziet op afbeelding 9 vind je
in een papieren reisgids / op een smartphone. Het gebouw dat je ziet,
staat in Amsterdam / Londen / Parijs / Berlijn.
1
8 Lezen in de atlas. 9 Op reis met Google Maps.
AardrijkskundeAls je op reis gaat, is het handig als je wat weet over de plaatsen waar je langskomt. Alles wat er te leren is over de aarde en de wereld om je heen, heet aardrijkskunde. Dat is een onderdeel van het vak mens en maatschappij. Op internet kun je alle landen en plaatsen van de
wereld opzoeken. Je kunt er ook een boek voor gebruiken. Zo’n boek heet een atlas: een boek vol kaarten. Tijdens de lessen mens en maatschappij gebruik je De Basis Bosatlas (de afkorting ervoor is BB) of De Grote Bosatlas (GB). In de atlas heeft elke kaart een nummer. Kaart 90 in De Basis Bosatlas wordt opschreven als BB90.
Leerstof
Wat je leert op schoolVul in.
a Het vak dat je nu op school hebt heet
b Als je leert over plaatsen op de aarde en de wereld om je heen, noemen
we dat
c Wat is een atlas?
2
De Basis Bosatlas.
Ja / Nee, eigen antwoord.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: om een plaats op te zoeken, om te zien hoever je moet reizen
voor een vakantiebestemming.
mens en maatschappij.
aardrijkskunde.
Een boek vol kaarten.
15© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.2 Werken met een atlas
Kaarten opzoeken in de atlasa Met welke atlas werk jij op school?
b Omcirkel de afkorting van de atlas die je op school gebruikt: BB / GB
c Zoek kaart BB66 of GB96 op. Over welke twee landen gaat deze kaart?
d Zoek kaart BB67A of GB97A op. Wat is het onderwerp of thema van
deze kaart?
e Het leren van namen van landen en ze kunnen aanwijzen heet
f Waarom is topografie belangrijk?
3
KaartenIn een atlas vind je twee soorten kaarten.
Hoe een gebied eruitziet en of er bijvoorbeeld veel bergen zijn, zie je op overzichtskaarten. Het is belangrijk dat je van een aantal landen, steden, bergen en rivieren de namen kent en
weet waar ze liggen. Het leren daarvan heet topografie. Kaarten over een onderwerp of thema, bijvoorbeeld over temperatuur, neerslag of vulkanen, noem je themakaarten.
Leerstof
10
8
8
6
6
10
10
12
121
12
1
0
8
8
0 50 km
aantal dagen met maximumtemperatuur lager dan 0°C (1981-2010) 14
12
10
8
6
4
10
NOORWEGEN
Oslo
Kopenhagen
StockholmHelsinki
ZWEDENFINLAND
DENEMARKEN
0 200 km
11
Twee soorten kaartenBekijk afbeelding 10 en 11. Omcirkel het juiste woord.
a Afbeelding 10 is een overzichtskaart / themakaart .
b Door deze kaart weet ik dat het in Nederland in februari
c Afbeelding 11 is een overzichtskaart / themakaart.
d Door deze kaart weet ik dat er in Noord-Europa veel
zijn.
4
Eigen antwoord, bijvoorbeeld De Basis Bosatlas of De Grote Bosatlas.
België en Luxemburg.
Neerslag.
Topografie.
dan bijvoorbeeld hoe je ernaartoe kunt reizen.
Je weet dan of een land of plaats ver weg of dichtbij is. Je weet
Eigen antwoord,
bergen en eilanden
bijvoorbeeld niet overal even koud is.
16 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.2 Werken met een atlas
Soorten kaarten oefenenZoek de volgende kaarten op in je atlas en zet een kruisje in de juiste kolom. Schrijf ook meteen het onderwerp van de kaart in de laatste kolom.
Themakaart Overzichtskaart Onderwerp
BB 18
BB 50D
BB 77C
BB 107C
BB 89
5
Zoeken met bladwijzersZoek de bladwijzers op in je atlas. Beantwoord de volgende vragen.
a Welke kaartnummers horen bij Zuid-Nederland?
b Welk kaartnummer hoort bij Noord-Europa?
c Welke kaart geeft informatie over het zuidpoolgebied?
Zoeken in de inhouda Op welke bladzijden in de atlas vind je de inhoud?
b Vul de tabel in als je De Basis Bosatlas gebruikt: de inhoud is verdeeld in vijf afdelingen.
Afdeling
Kleur
6
7
Bladwijzers in de atlasVoor in De Basis Bosatlas en achter in De Grote Bosatlas vind je kaarten van Nederland, Europa en de werelddelen. In deze kaarten zijn rechthoeken getekend met een nummer. Die nummers verwijzen naar de bladzijde of kaart van het gebied dat in de rechthoek staat. Ze worden daarom bladwijzers genoemd.In De Basis Bosatlas hebben de kaarten van Nederland, Europa en de werelddelen een eigen kleur gekregen. In de atlas staat voorin ook een overzicht van de inhoud. Achter in de atlas vind je kaarten over de geschiedenis van Nederland. Dat overzicht wordt de canon van Nederland genoemd.
Leerstof Europa
68Frankrijk
66-67België enLuxemburg
76-77 Middellandse-Zeegebied
68Corsica
75 De Alpen
70 Duitsland
73 Noord-Europa
72 Verenigd Koninkrijk
en Ierland
52-53 Europa
80 Rusland en Centraal-Azië
74 Centraal- en Oost-Europa
12 Europa met bladwijzers.
BB18-19 / GB28-29.
BB73 / GB106-107.
BB107B/GB250B.
BB 3 t/m 5 / GB 2 t/m 9.
Nederland
groen
Europa
geel
Werelddelen
oranje
De aarde
paars
Canon van
Nederland
blauw
Zuid-Nederland
recreatiegebieden
Spanje: toerisme
tijdzones
AustraliëX
X
X
X
X
17© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.2 Werken met een atlas
Gebruik de kaartvakkena In welk kaartvak ligt Eindhoven in afbeelding 13?
b In welk kaartvak ligt Enschede?
c Zoek de kaart Nederland – Provincies op. Welke letter en welk cijfer horen
bij het kaartvak waarin Leeuwarden ligt?
d Zoek de overzichtskaart van Frankrijk op. Welke letter en welk cijfer horen
bij het kaartvak waarin Parijs ligt?
e Zoek de overzichtskaart van Zuid-Amerika op. Welke letter en welk cijfer
horen bij het kaartvak waarin Rio de Janeiro ligt?
f Zoek de overzichtskaart in de atlas waarop je woonplaats staat. Schrijf het
kaartnummer en het kaartvak van je woonplaats op.
Zoeken met kaartvakkenSoms liggen plaatsen, eilanden of wateren in twee kaartvakken. Je schrijft dan het vak op waarin de naam staat.
a In welke twee kaartvakken ligt het eiland Schiermonnikoog? Gebruik de kaart
van Noord-Nederland.
b Welk kaartvak hoef je eigenlijk alleen maar op te schrijven?
c Zoek de kaart van Midden-Nederland op. In welke kaartvakken ligt Apeldoorn?
d Welk kaartvak hoef je eigenlijk alleen maar op te schrijven?
e Zoek de kaart van Zuid-Nederland op. Zoek de Oosterschelde op.
Welke twee vakken moet je hier opschrijven?
8
9
KaartvakkenOver de overzichtskaarten in de atlas lopen dunne lijnen van boven naar beneden en van links naar rechts. Je kunt ook zeggen: er zijn horizontale en verticale lijnen. Die lijnen verdelen een kaart in hokjes die kaartvakken worden genoemd.Langs de boven- en onderranden van de kaart staan letters. Aan de linker- en rechterkant staan cijfers. Met deze letters en cijfers kun je elk kaartvak een naam geven. Op afbeelding 13 zie je bijvoorbeeld dat Haarlem in kaartvak B2 ligt. En Leeuwarden ligt in kaartvak C1.
Leerstof
Leeuwarden
HaarlemEnschede
Middelburg
Arnhem
Eindhoven
0 50 km
A
1
2
3
1
2
3
B C D
A B C D
13 Kaartvakken.
Kaartvak C3.
D2.
BB C1 / GB C1.
BB E3 / GB E2.
BB G5 / GB F5.
Eigen antwoord.
E1 en E2.
E1.
E4 en F4.
E4.
B2 C2.
18 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.2 Werken met een atlas
Zoeken in het zaak- of trefwoordenregistera Gebruik de atlas. Zoek achter in de atlas het zaak- of trefwoordenregister op.
Op welke bladzijde begint dit register?
b Er zijn twee kaarten die informatie geven over het onderwerp
‘zonneschijn’. Over welke twee landen gaat het bij dit onderwerp?
c Je krijgt de opdracht de kaart met het onderwerp Turkije – Aardbevingen
en platen op te zoeken. Welke kaart is dat volgens het zaak- of
trefwoordenregister?
d Je moet daarna de kaart Europa – Toerisme gebruiken. Welke kaart is dat?
e Op welke kaart kun je meer informatie vinden over het onderwerp ‘hurricanes’?
Zoeken in het landen- en namenregister a In het landenregister kun je de volgende landen vinden: Bolivia – Nepal – Barbados – Ethiopië – Ecuador – Australië
Schrijf ze in alfabetische volgorde op in de eerste rij van de tabel.
b Zoek de kaarten op in het landenregister. Noteer in de tweede rij waar je deze landen kunt vinden in de atlas. Je mag steeds de eerste kaart opschrijven.
10
11
RegisterJe weet nu hoe je met de bladwijzers een land kunt vinden in de atlas. Om plaatsen te vinden heb je de alfabetische lijst met woorden achter in de atlas nodig. Zo’n lijst noem je een register.Met behulp van het register kun je bijvoorbeeld een plaats opzoeken in de atlas. In het register staat achter elke naam het nummer van de kaart en het kaartvak.Achter in de atlas staan verschillende registers.
Je kunt zoeken op onderwerp of thema in het zaak- of trefwoordenregister.Er is een alfabetische lijst van landen: het landenregister.Alle plaatsen, rivieren, bergen enzovoort die op een kaart in de atlas staan, staan ook in het namenregister.
Leerstof
Kaartsoorten 8-9
Kanalenzie waterwegen
KernenergieAarde 122BEuropa 57ANederland 46CRusland en Centraal-Azië 81C
KindersterfteAarde 125CEuropa 61E
KleilandschapNederland 21
K2 78 J6Kaaimanston 103 C2Kaapbekken 108-109 L21 N22Kastilië en León 77CKastilië-La Mancha 77CKatanga 90 F6Katar 79 H7Kathmandu 79 K7Katowice 74 C3 D3Kats 18-19 B2Kattaradepressie 76-77 I4 I5Kattegat 52-53 F3Katwijk aan Zee 16-17 B4Katwoude 16-17 C3 D3Kaukasus 52-53 I4Kaunas 73 G5Kavala 76-77 H2
K K
14 Zaak- en namenregister.
BB151 / GB300.
Nederland en Frankrijk.
BB83A / GB123A.
BB64 / GB91.
BB Verenigde Staten 99C / GB Aarde 228 en Verenigde Staten 193.
Australië Barbados Bolivia Ecuador Ethiopië Nepal
BB89 /
GB168
BB101 /
GB186
BB105 /
GB203
BB105 /
GB203
BB91 /
GB176
BB79 /
GB140
19© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Tot slot In deze cursus heb je geleerd welke soorten kaarten er in de atlas staan. Ook weet je nu hoe je slim kunt zoeken in de atlas met bladwijzers, de inhoud en met kaartvakken. Ook heb je leren werken met het register van de atlas.
CURSUS 1.2 Werken met een atlas
Puzzelen met de atlasa Vul de puzzel in door goed te zoeken in de atlas. De eerste letter
van een plaats of een land is al voor je ingevuld.
1 16 D2 1 H
2 105 G3 2 B3 68 C4 3 N
4 72 D4 4 G5 15 F3 5 G6 73 H5 6 R
7 91 C5 7 L8 101 F4 8 C A
b Welk woord staat er nu in de gekleurde kolom van onder naar boven?
Geschiedenis in De Basis BosatlasIn deze opdracht ga je aan de slag met het geschiedenisdeel van De Basis Bosatlas: de canon van Nederland.
a Zoek de eerste bladzijde van de canon op. In hoeveel gekleurde balken is
de canon verdeeld?
b Elke gekleurde balk is een tijdvak. Hoeveel jaren zitten er tussen het begin
van de eerste tijdbalk en nu?
c Wat is de naam van de laatste balk?
d Blader in het canondeel van de atlas. Welke kaart gaat over de tijd van
de Grieken en Romeinen?
e Bekijk de afbeelding in de bron. Bij welk tijdvak hoort Willem
van Oranje?
f Hoeveel kaarten zijn er over de tijd van de wereldoorlogen?
g Waarom zijn er minder kaarten over de eerste vier tijdvakken en meer
over de laatste zes?
h Welke tijd lijkt je het meest interessant? De tijd van , omdat
Maak de oefentoets.
12
13
M
Willem van Oranje.
Bron 3
register
In tien balken.
Ruim 5000 jaar.
Tijd van televisie en computer vanaf 1950.
Kaart 131.
Tijd van ontdekkers en hervormers 1500-1600.
Zes kaarten.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: omdat er meer bekend is over de tijd van de laatste tijdvakken.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
O O R N
E L E M
A N T E S
L A S G O W
I E T E N
I G A
I B E R I A
R A C A S
20 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Om te beginnen a Stel je voor dat je in een tijdmachine kunt stappen om het verleden zelf
te bekijken. Naar welke tijd zou jij terug willen reizen?
b Waarom die tijd, wat zou je graag willen zien?
1
CURSUS 1.3 Reis door de tijd
Met een atlas of kaart kun je andere plaatsen en gebieden verkennen. Stel je voor dat je ook op reis zou kunnen gaan in de tijd. Je zou naar de toekomst kunnen gaan of juist terug in de tijd, naar het verleden. Helaas kan dat niet echt, maar je kunt het verleden wel onderzoeken. Plein M helpt je daarbij. In deze cursus leer je hoe je met Plein M naar het verleden kijkt.
Bij mens en maatschappijBij aardrijkskunde bestudeer je de wereld om je heen, zoals die nu is. Het schoolvak dat het verleden bestudeert, is geschiedenis. Een ander woord hiervoor is historie. Net als aardrijkskunde hoort geschiedenis bij het vak mens en maatschappij.
Leerstof
15 Naar welke tijd reis je?
Geschiedenis a Hoort het bij geschiedenis? Omcirkel het juiste antwoord.
1 Je onderzoekt wat er gebeurt als je een munt van 10 eurocent in azijn legt. wel / niet
2 Op de plek waar nu je school staat, was vroeger een bos. wel / niet
3 In Afrika zijn veel mensen boer, hier werken meer mensen in de industrie. wel / niet
4 Door de uitvinding van het wiel konden mensen spullen makkelijker vervoeren. wel / niet
b Wat hoort waarbij? Noteer de cijfers in de juiste kolom. 1 Je zoekt je woonplaats op in de atlas. 2 De afstand van Amsterdam naar Utrecht is ongeveer hetzelfde als van
Utrecht naar Den Haag. 3 Kastelen werden vaak op een heuvel gebouwd. 4 Limburg ligt in het zuiden van Nederland, Friesland in het noorden. 5 Bij ons huis is een oude waterput gevonden. 6 In China leven mensen heel anders dan wij doen. 7 De Vikingen konden stevige schepen bouwen. 8 In en om Parijs wonen bijna evenveel mensen als in heel België.
Aardrijkskunde Geschiedenis
2
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
1, 2, 4, 6, 8 3, 5, 7
21© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.3 Reis door de tijd
Veranderingen in de tijd Bekijk de afbeelding 16, 17 en 18. Dit is hetzelfde plein in verschillende tijden, Plein M. Er is veel veranderd door de eeuwen heen.
a Noteer drie veranderingen die je ziet.
1
2
3
b Noteer twee dingen die hetzelfde zijn gebleven.
1
2
Onderdelen van onderzoek Historisch onderzoek gaat over verschillende onderwerpen. Noteer de vier onderwerpen die in de tekst worden genoemd.
1
2
3
4
3
4
16 De eerste boeren.
17 Middeleeuwse markt.
18 Fabrieken in de stad.
Onderzoek in de tijdGeschiedenis gaat over vroeger. Het gaat niet alleen over jouw geschiedenis, maar ook over de tijd van je ouders, je grootouders en nog langer geleden. Bij geschiedenis onderzoeken we hoe mensen vroeger leefden, hoe ze woonden, hoe ze aan hun geld of voedsel kwamen. Je ontdekt wat
ze geloofden, welke feesten ze vierden. Ook leer je wie de baas was en hoe de macht verdeeld was.Geschiedenis gaat dus niet alleen over het verleden, maar ook over mensen. Daarbij kijk je steeds hoe gebeurtenissen ontstonden en wat daarna gebeurde. Je ontdekt welke dingen veranderden of juist hetzelfde bleven.
Leerstof
Bijvoorbeeld: de huizen worden steviger.
Bijvoorbeeld: er is steeds een plein te zien.
Hoe mensen woonden.
Hoe ze aan geld of voedsel kwamen.
Hoe de macht verdeeld was.
Wat ze geloofden.
Bijvoorbeeld: er wonen steeds meer mensen.
Bijvoorbeeld: er staan steeds meer
gebouwen.
Bijvoorbeeld: er zijn telkens mensen aan
het werk.
22 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.3 Reis door de tijd
Vergelijken in de tijdBekijk afbeelding 19 en 20 en lees de twee zinnen hieronder. Vergelijk wat hetzelfde bleef en wat veranderde.1 Bij de allereerste mensen hielpen de kinderen mee met het verzamelen
van vruchten en eetbare planten.2 Rond 1850 werkten veel kinderen in fabrieken om een beetje geld te verdienen
voor het gezin.
a Wat is hetzelfde gebleven?
b Wat is anders?
5
19 Bij de allereerste mensen. 20 Rond 1850.
Tijdsindeling
a Waar of niet waar? Omcirkel het juiste antwoord.
1 Bij geschiedenis wordt een klok gebruikt om tijd in te delen. waar / niet waar
2 Bij geschiedenis wordt tijd ingedeeld met jaren of langere perioden. waar / niet waar
b Hoe lang duren drie eeuwen?
c Hoeveel eeuwen zijn samen duizend jaar?
PeriodenBekijk de tijdbalk bij de leerstof ‘Tijd indelen’.
a Wanneer eindigde de oudheid?
b Hoe lang duurden de middeleeuwen?
c Wanneer begon en eindigde de vroegmoderne tijd?
6
7
Tijd indelenOm te weten hoe laat het is, gebruik je een klok. Daarop staat de tijd in seconden, minuten en uren. Wanneer een proefwerk of een sportwedstrijd is, kun je zien in je agenda of op de kalender. Daarop staat de tijd in dagen, weken en maanden. Je kunt tijd dus indelen. Bij geschiedenis gebruiken we vooral jaren en perioden van 100 jaar, een eeuw, om de tijd in te delen.
De geschiedenis is ook in een aantal blokken opgedeeld. Dit noem je een historische indeling. Een voorbeeld hiervan is de indeling in perioden: de prehistorie, de oudheid, de middeleeuwen, de vroegmoderne tijd en de moderne tijd. Dat is een historische indeling in perioden. Je ziet ze op de tijdbalk hieronder weergegeven. Er is nog een belangrijke historische indeling: daarover leer je meer in de volgende cursus.
Leerstof
1500 – 1800500 – 15003000 v.C. tot 500 n.C.3000 v.C. 1800 – heden
Prehistorie Oudheid MiddeleeuwenVroegmoderne tijd
Moderne tijd
Kinderen waren in de tijd van de eerste mensen buiten, rond 1850 binnen.
Kinderen hielpen mee om voedsel of inkomen te krijgen.
3000 v.C.
1000 jaar.
1500-1800.
300 jaar.
Tien eeuwen.
23© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.3 Reis door de tijd
De tijd op een balk1200 2200
a In welk jaar leef je nu?
Waar is dat op de tijdbalk? Zet daar een pijl, schrijf het jaartal erbij.
b Zet een pijl bij honderd jaar geleden. Schrijf het jaartal erbij.
c Zet een pijl bij vijfhonderd jaar geleden. Schrijf het jaartal erbij.
d Waar is het jaar 1? Hoeveel cm ga je terug?
e Wanneer leefden de eerste mensen hier?
Je eigen tijdbalk
2000 2010 2020
Maak een tijdbalk van je eigen leven.
a In welk jaar leven we nu?
b Waar is dat op de tijdbalk? Schrijf daar het woord ‘nu’. Schrijf het jaartal erbij.
c In welk jaar ben jij geboren?
Geef dat jaar aan op de tijdbalk, schrijf erbij: ‘geboren’.
d Geef zo ook aan wanneer je voor het eerst naar de basisschool en naar de brugklas ging.
e Noteer nog een paar belangrijke gebeurtenissen, bijvoorbeeld zwemles, leren fietsen, verhuizing enzovoort.
Tijdbalk lezen
1900 1950 2000eerste mensop de maan
EersteWereldoorlog
TweedeWereldoorlog
val van deBerlijnse Muur
a Wanneer was de eerste mens op de maan?
b Wat gebeurde er in 1989?
c Hoe lang duurde de Eerste Wereldoorlog?
8
9
10
Tijd noteren en tellenHoe ver gaan we eigenlijk terug in de tijd? De eerste mensen leefden hier waarschijnlijk al 250 000 jaar geleden. Dat is heel lang, waarschijnlijk kun je je het maar moeilijk voorstellen. Neem eens een bol touw in gedachten. Je gaat die bol uitrollen. Elke cm stelt 100 jaar voor, dus 10 cm is 1000 jaar en 100 cm stelt 10 000 jaar voor. Hoe lang wordt je touw bij 250 000 jaar? Inderdaad, dan ben je het lokaal uit, een flink eind de gang in. In plaats van een bol touw, kun je ook een
tijdlijn gebruiken, een tijdbalk. Dat is net zo’n hulpmiddel als een kaart of atlas bij aardrijkskunde. Bij opdracht 8 staat een voorbeeld van zo’n tijdbalk: elk jaar heeft een nummer en eronder staat wat er in dat jaar is gebeurd. De jaartallen op een tijdbalk helpen je om te zien wanneer gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Je kunt ook zien hoe lang iets duurde door de jaren te tellen. Je kunt uitrekenen hoe oud iemand is geworden of hoe lang een oorlog heeft geduurd.
Leerstof
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: 2015.
Ongeveer 15 cm terug.
Ongeveer 250 000 jaar geleden.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
1969.
De val van de Berlijnse muur.
Vier jaar.
24 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.3 Reis door de tijd
Christelijke jaartelling
a In welk jaar begint de christelijke jaartelling?
b Waarom begint in dit jaar de christelijke jaartelling?
c In welk jaar ben jij geboren?
d Hoeveel jaar is dat na de geboorte van Jezus Christus?
e Noteer twee voorbeelden van andere jaartellingen:
1 2
Tijdbalk gebruiken
200 2001
<< voor Christus na Christus >>
100 100
a Noteer op de juiste plaats op de tijdbalk: 140 v.C. , 30 v.C., 10, 60, 180.
1910 1929 1945 1960
Anne Frank geboren Anne Frank overleden
b Hoe oud was Anne Frank toen zij stierf?
Tijdbalk invullen
1500 1600 1700 1800 1900 2000
a Schrijf de letters die achter de volgende gebeurtenissen staan op de juiste plaats in de tijdbalk.
1953 Watersnoodramp in Zeeland (A)1885 De Duitser Carl Benz bouwde zijn eerste automobiel. (B)1769 Napoleon werd geboren op Corsica. (D)1559 Eerste Nederlandse schip vaart naar Azië. (I)1674 In Utrecht stort een deel van de Domkerk in door een tornado. (J)2013 Nelson Mandela overleed in Zuid-Afrika. (K)1961 Joeri Gagarin als eerste mens in de ruimte. (L)1500 Karel V werd geboren in Gent. (T)
b Welk woord lees je nu?
11
12
13
Tijd indelenWe tellen vanaf de geboorte van Jezus Christus. Het jaar waarin hij geboren zou zijn, kreeg het nummer 1. Het volgend jaar kreeg het nummer 2, enzovoort. Dit noem je de christelijke jaartelling. Maar hoe moest het met het jaar vóór de geboorte van Christus? Dat kreeg het nummer ‘1 voor Christus’. We korten dat af als v.C. Het jaar daarvoor heet ‘2 voor Christus’, 2 v.C., enzovoort. Bij de jaren ‘voor Christus’ tellen we dus de
andere kant op. Er bestaat geen jaar met het nummer nul. Niet iedereen op aarde gebruikt de christelijke jaartelling, er zijn ook andere manieren om jaren te tellen. De joodse jaartelling bijvoorbeeld begon bijna 4000 jaar eerder dan de christelijke. Toen voor ons het jaar 2000 begon, was het volgens de joodse kalender het jaar 5760. In hoofdstuk 5 van Plein M lees je over de islamitische jaartelling.
Leerstof
Het jaar 1.
Omdat Jezus Christus in dit jaar is geboren.
Joodse jaartelling. Islamitische jaartelling.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
16 jaar.
TIJDBALK
T I J D B AL K
140 30 10 60 180
25© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.3 Reis door de tijd
Bronnen plaatsen in de tijdBekijk de bronnen hieronder. Gebruik de informatie uit deze cursus. Noteer onder elke bron het jaartal dat erbij past. Noteer de naam van de periode die erbij hoort. Maak daarna zelf een tijdbalk. Noteer de cijfers van de gebeurtenissen op de juiste plaats op de tijdbalk.
14
De Vikingen komen! Dorestad was in de 9e eeuw een succesvolle handelsplaats. Daardoor trok het in de 9e eeuw de aandacht van Vikingen. Zij hebben Dorestad geregeld aangevallen en geplunderd.
Jaartal:
Periode:
Bron 4
Verslag geboorte Jezus ChristusHet is onzeker wanneer Jezus precies geboren is. Er is geen bewijs dat hij in de winter is geboren. In de bijbel wordt geen datum of jaargetijde genoemd. Voor zijn geboorte werden rond 25 december feesten gehouden om te vieren dat de langste nacht van het jaar voorbij was.
Jaartal:
Periode:
Bron 7
De eerste auto, uitvinder: Carl Benz
Jaartal:
Periode:
Bron 5
Landing op de maan
Jaartal:
Periode:
Bron 6
Maak de oefentoets.M
Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat mens en maatschappij ook over geschiedenis gaat. Bij geschiedenis bestudeer je het verleden. Je onderzoekt wat veranderd is en wat gelijk is gebleven in het leven van mensen. Een hulpmiddel hierbij is een tijdbalk. Je kunt de tijd op verschillende manieren indelen.
9e eeuw, 801 tot 900.
1.
1885.
1969.
Middeleeuwen.
Oudheid.
Moderne tijd.
Moderne tijd.
26 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Om te beginnen
a Deze plaatjes heb je vast wel eens gezien. Weet jij wat ze betekenen? Schrijf het eronder.
b Bedenk zelf nog zo’n plaatje. Teken het in het vierde vak, schrijf de betekenis eronder.
1
CURSUS 1.4 Tien tijdvakken
In de vorige cursus heb je geleerd dat je bij geschiedenis het verleden onderzoekt. Je gebruikt een tijdbalk als hulpmiddel om de gebeurtenissen aan te geven. Daarbij kun je verschillende tijdsindelingen gebruiken. In deze cursus leer je een historische indeling die steeds terugkomt bij mens en maatschappij: de indeling in tien tijdvakken.
21 Pictogrammen
Tijdvakken en pictogrammenGeschiedenis gaat over een heel lange tijd. Om geschiedenis goed te kunnen leren is die hele lange tijd in tien duidelijke blokken verdeeld. Zo’n stuk van de geschiedenis heet een tijdvak.
Je ziet ze op de tijdbalk onder op de bladzijde.Elk tijdvak heeft een plaatje over iets belangrijks uit die tijd. Zo’n plaatje noem je een pictogram. Het wordt gebruikt in plaats van woorden. Je kunt elk tijdvak herkennen aan zijn pictogram.
Leerstof
Tijdvakkena Wat is een tijdvak?
b Waarom is de geschiedenis in tien tijdvakken verdeeld? Kruis de twee juiste antwoorden aan.
Omdat geschiedenis over een lange tijd gaat.
Om te weten wanneer de geschiedenis is begonnen.
Om goed een vak te kunnen leren.
Om geschiedenis goed te kunnen leren.
2
3000 v.Chr. jaar 1 500 n.Chr.
1 2
telefoneren verboden toiletrestaurant
x
x
Een stuk van de geschiedenis.
27© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.4 Tien tijdvakken
1000 1500 1600 1700 1800 1900 1950 NU
Pictogrammena Maak de zinnen af.
1 Elk tijdvak kun je herkennen aan zijn
2 Zo’n plaatje wordt gebruikt in plaats van
b Bedenk waarom het handig is om pictogrammen te gebruiken.
Tijdvak 1: de tijd van jagers en boeren
a Over welk jaar gaat afbeelding 22?
b Omcirkel een pot op de afbeelding. Noteer het cijfer 1 bij de pot in de tijdbalk hieronder.
c Maak de zin af. De tijd van jagers en boeren duurde tot het jaar
Tijdvak 2: de tijd van Grieken en Romeinen
a Over welk jaar gaat afbeelding 23?
b Omcirkel een tempel op de afbeelding. Noteer het cijfer 2 bij de tempel in de tijdbalk.
c Vul in. De tijd van Grieken en Romeinen duurde van tot
3
4
5
Een pot en een tempelOp afbeelding 22 zie je een boerendorp in Drenthe. Rechts staan jagers en boeren. Links maken vrouwen potten van klei. Ze leefden in de tijd van jagers en boeren.
Op afbeelding 23 zie je Grieken bij tempels in de stad Athene. Ze leefden in de tijd van Grieken en Romeinen. Een deel van de Grieken woonde toen in een stad.
Leerstof
22 Aardewerken potten uit omstreeks 3500 v.C. 23 Een tempel uit 431 v.C.
pictogram.
woorden.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: dan zie je snel wat bedoeld wordt.
3500 v.C.
3000 v.C.
430 v.C.
3000 v.C. 500 n.C.
28 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.4 Tien tijdvakken
Tijdvak 3: de tijd van monniken en ridders
a Over welk jaar gaat afbeelding 24?
b Omcirkel de helm op de afbeelding. Noteer het cijfer 3 bij de helm in de tijdbalk hieronder.
c Vul in. De tijd van monniken en ridders duurde van tot
Tijdvak 4: de tijd van steden en staten
a Over welk jaar gaat afbeelding 25?
b Omcirkel de poort op de afbeelding. Noteer het cijfer 4 bij de poort in de tijdbalk.
c Vul in. De tijd van steden en staten duurde van tot
6
7
3000 v.Chr. jaar 1 500 n.Chr.
Een schip en een koningOp afbeelding 26 zie je de haven van Lissabon (Portugal). Op de kade en op het water zijn mannen druk bezig. Ze leefden in de tijd van ontdekkers en hervormers.
Op afbeelding 27 zie je een koning met zijn soldaten bij de Rijn. Het zijn Fransen die Nederland aanvallen. Ze leefden in de tijd van regenten en vorsten.
Leerstof
Een helm en een poortOp afbeelding 24 zie je Karel de Grote met mannen om hem heen in Aken (Duitsland). Ze leefden in de tijd van monniken en ridders. Links zie je een soldaat met een helm.
Op afbeelding 25 zie je mannen bij de poort van de stad Kampen. Ze laden het schip uit wat in de haven ligt. Ze leefden in de tijd van steden en staten.
Leerstof
24 Een ridder met helm in 808. 25 Een stadspoort in 1441.
26 Een schip uit 1564. 27 Een koning in 1672.
1 2
808.
500 1000.
1441.
1000 1500.
29© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.4 Tien tijdvakken
Tijdvak 5: de tijd van ontdekkers en hervormers
a Over welk jaar gaat afbeelding 26?
b Omcirkel een schip op de afbeelding. Noteer het cijfer 5 bij het schip in de tijdbalk hieronder.
c Vul in. De tijd van ontdekkers en hervormers duurde van tot
Tijdvak 6: de tijd van regenten en vorsten
a Over welk jaar gaat afbeelding 27?
b Omcirkel de koning op de afbeelding. Noteer het cijfer 6 bij de kroon in de tijdbalk.
c Vul in. De tijd van regenten en vorsten duurde van tot
Tijdvak 7: de tijd van pruiken en revoluties
a Over welk jaar gaat afbeelding 28?
b Omcirkel de guillotine op de afbeelding. Noteer het cijfer 7 bij de guillotine in de tijdbalk.
C Vul in. De tijd van pruiken en revoluties duurde van tot
Tijdvak 8: de tijd van burgers en stoommachines
a Over welk jaar gaat afbeelding 29?
b Omcirkel de stoommachine op de afbeelding. Noteer het cijfer 8 bij de stoommachine in de tijdbalk.
c Vul in. De tijd van burgers en stoommachines duurde van tot
8
9
10
11
Een guillotine en een stoommachineOp afbeelding 28 zie je een guillotine (valbijl) in Parijs. Een man laat een afgehakt hoofd zien aan het publiek. Het is het hoofd van de vroegere Franse koning. Deze gebeurtenis vond plaats in de tijd van pruiken en revoluties.
Op afbeelding 29 zie je een stoommachine van een kolenmijn. Mannen gebruiken de machine voor de lift die de grond in gaat. Ze leefden in de tijd van burgers en stoommachines.
Leerstof
28 Een guillotine in 1793. 29 Een stoommachine in 1820.
1000 1500 1600 1700 1800 1900 1950 NU
3 4 5 6 7 8
1564.
1500 1600.
1672.
1600 1700.
1793.
1700 1800.
1820.
1800 1900.
30 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.4 Tien tijdvakken
Tijdvak 9: de tijd van de wereldoorlogen
a Over welk jaar gaat afbeelding 30?
b Omcirkel de tank op de afbeelding. Noteer het cijfer 9 bij de tank in de tijdbalk hieronder.
c Vul in. De tijd van de wereldoorlogen duurde van tot
Tijdvak 10: de tijd van de televisie en computer
a Over welk jaar gaat afbeelding 31?
b Omcirkel het tv-toestel op de afbeelding. Noteer het cijfer 10 bij het tv-toestel op de tijdbalk.
c Vul in. De tijd van computer en televisie duurde van tot
Jaren en tijdvakkenVul telkens het juiste tijdvaknummer in.
a Het jaar 2010 was in het e tijdvak.
b Het jaar 265 was in het e tijdvak.
c Het jaar 1770 was in het e tijdvak.
d Het jaar 1517 was in het e tijdvak.
e Het jaar 1929 was in het e tijdvak.
f Het jaar 1144 was in het e tijdvak.
g Het jaar 1672 was in het e tijdvak.
h Het jaar 1848 was in het e tijdvak.
i Het jaar 913 was in het e tijdvak.
j Het jaar 4000 v.C. was in het e tijdvak.
De lengte van tijdvakkenBekijk de tijdbalk hieronder. Vergelijk de lengte van de tien tijdvakken met elkaar. Wat valt je op?
12
13
14
15
3000 v.Chr. jaar 1 500 n.Chr.
Een tank en een televisietoestelOp afbeelding 30 zie je Duitse soldaten met een tank. Ze vechten met Poolse soldaten aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Dit gebeurde in de tijd van de wereldoorlogen.
Op afbeelding 31 zie je een gezin bij een televisietoestel. Dat was iets heel nieuws in het begin van de tijd van televisie en computer. De mensen zitten op stoelen achter elkaar, net als in de bioscoop.
Leerstof
30 Een tank in 1939. 31 Een televisietoestel in 1959.
1 2
1939.
1900 1950.
1959.
1950 nu.
4
6
8
5
1
10
2
7
3
9
Ze worden steeds korter. Maar tijdvak 10 is weer langer dan tijdvak 9.
31© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
CURSUS 1.4 Tien tijdvakken
1000 1500 1600 1700 1800 1900 1950 NU
Een pictogram over het hedenDe tien pictogrammen van de tien tijdvakken gaan over dingen in het verleden. Bedenk een goed pictogram over het heden (de tijd van nu) en teken het hiernaast.
Plaatsen in de tijd Ga naar werkblad 1 en 2 en plaats de afbeeldingen bij de tijdbalk.
Vergelijken in de tijd Vul in.
a De mensen op afbeelding 22 woonden in een
De mensen op afbeelding 23 woonden in een
b Het aantal masten op het schip op afbeelding 25 was
Het schip op afbeelding 26 had masten.
c Het wapen van de soldaat op afbeelding 24 was een
Het wapen van de soldaat op afbeelding 30 was een
d Soldaten op afbeelding 28 verplaatsten zich met een
Soldaten op afbeelding 30 verplaatsten zich met een
e Vul in de volgende zinnen het juiste woord in.
1 Voor de machine op afbeelding 29 verbrandden de mensen
2 Voor het toestel op afbeelding 31 gebruikten de mensen
f Bij geschiedenis vergelijken we in de tijd. Waarom doen we dat?
Omcirkel het juiste antwoord.
A Om te begrijpen hoe het vroeger was.
B Om te begrijpen hoe mensen vroeger speren gebruikten.
C Om te begrijpen hoe het heden tot stand is gekomen.
Maak de oefentoets.
16
17
18
M
Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat de tijdbalk van geschiedenis is verdeeld in tien tijdvakken. Van elk tijdvak weet je nu waarover het gaat en welk pictogram erbij hoort. Ook weet je wanneer de tijdvakken beginnen en eindigen en kun je dit op een tijdbalk laten zien.
3 4 5 6 7 8 9 10
dorp.
stad.
paard.
tank.
steenkool.
elektriciteit.
één.
twee
speer.
geweer.
C
TAAK Veranderingen in jouw omgeving
In deze taak bekijk je met een oude en een nieuwe kaart van je omgeving wat er is veranderd. Met een klasgenoot bespreek je wat jullie ervan vinden.
Stap 1 Wat heb je nodig?Een kopie van een oude kaart van jouw woonplaats en de plaats van je school.Een kopie van een recente kaart van je woonplaats en de plaats van je school.
Stap 2 Gebruik een kaart van je omgeving nua Noteer je naam en een titel boven aan je kopie.b Noteer een H bij je huis en een S bij de school.c Teken de route hoe je naar school gaat met een rode lijn.d Teken een noordpijl en een schaalstok. e Laat opvallende dingen in de omgeving zien.f Maak een legenda, noteer belangrijke woorden en namen.
Stap 3 Vergelijk met de oude kaart a Noteer je naam en een titel boven aan je kopie
Teken er een noordpijl en schaalstok bij.b Bekijk de kaart, zie je gebouwen/straten die je kent? ja / neec Wat staat er op de plaats van jouw huis op de oude kaart? Zet er een H bij.d Was je school er vroeger al? Wat staat er op die plaats op de oude kaart? Zet er een S bij.e Vergelijk de twee kaarten. Wat is erbij gekomen?
1
2
f Wat is verdwenen?
1
2
g Beschrijf twee dingen die niet of bijna niet zijn veranderd.
1
2
Stap 4 Vorm je meninga Bespreek met een klasgenoot je antwoorden bij stap 3 e, f en g.
Leg uit wat je hebt ontdekt. Luister ook naar de uitleg van je klasgenoot.b Bespreek samen of de omgeving volgens jullie leuker is geworden.
Schrijf op waarom je dat vindt.
Stap 5 Wat heb je geleerd?
Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat
Dit ging goed:
Dit ging minder goed:
32 Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving © Noordhoff Uitgevers bv
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 33© Noordhoff Uitgevers bv
TAAK Levensbeschouwing Wat is belangrijk?
Je gaat op een kaart laten zien welke plaatsen in jouw omgeving belangrijk voor jou zijn. In deze taak doe je de stappen 1, 2, 3, 5 en 6 alleen. Stap 4 doe je in een duo.
Stap 1 De kaartHeb je bij de vorige taak een kaart gemaakt? Neem die kaart er dan bij.Heb je de vorige taak niet gedaan? Teken dan een kaart op de volgende manier.
a Teken je huis in het midden van een leeg A4. b Teken dan belangrijke straten, huizen en natuur. c Geef met kleuren het verschil aan tussen straten, huizen en natuur. d Maak een legenda bij je kaart.
Stap 2 Kies belangrijke plaatsenGebruik een rode pen of viltstift.a Zet op je kaart rode stippen op drie plaatsen die voor jou erg belangrijk zijn.
Noteer een 1 bij de plaats die voor jou het meest belangrijk is.Noteer een 2 bij de plaats die voor jou op de tweede plaats komt.Noteer een 3 bij de plaats die voor jou op de derde plaats komt.
b Vul de legenda aan met de drie cijfers. Geef telkens een korte omschrijving van de plaats.
Stap 3 Bedenk waaromBedenk waarom je de stippen op die drie plaatsen hebt gezet. Maak de zinnen af.
a Plaats 1 vind ik het meest belangrijk omdat
b Plaats 2 vind ik belangrijk omdat
c Plaats 3 vind ik belangrijk omdat
Stap 4 Samen besprekena Wissel je kaart uit met een klasgenoot.b Vertel elkaar op welke plaatsen je stippen hebt gezet.
Geef telkens een uitleg.
Stap 5 Plaatsen verder wegEr zijn ook plaatsen die verder van je huis vandaan liggen en die bijzonder voor je kunnen zijn.a Welke stad of welk dorp verder weg vind jij bijzonder?
b Waarom is deze plaats belangrijk voor jou?
Stap 6 Wat heb je geleerd?
Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat
Dit ging goed:
Dit ging minder goed:
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving34 © Noordhoff Uitgevers bv
Waar ligt het en hoe ziet het eruit?Gebruik de atlas. Vul in.
a Op welke overzichtskaart van Nederland kun je Rotterdam en de
havens vinden?
b Hoe heet de rivier die door het centrum van Rotterdam stroomt?
c Hoe heet het deel van de Rotterdamse haven dat bij de Nieuwe
Waterweg ligt?
Wat is er gebeurd?Lees bron96. Omcirkel bij de volgende uitspraken het juiste jaartal.
a Vanaf de kade van de Holland Amerika Lijn vertrekken
duizenden mensen naar Amerika. 1900 / 2000
b Vanuit de kamers van Hotel New York kun je de Erasmusbrug
bijna niet zien: er staan grote woontorens voor. 1900 / 2000
c Na de bouw van de Erasmusbrug kun je snel van noord naar
zuid reizen in Rotterdam. 1900 / 2000
Welk werk doen mensen?a Vergelijk de foto van de Rijnhaven in 1925 met de afbeelding
uit Google Maps.
Hoe heeft de fotograaf de foto gemaakt?
Midden in de rivier ligt het Noordereiland (linksboven op
de foto). Noteer twee dingen waardoor het uitzicht van
de bewoners is veranderd.
b Vergelijk de beide kaarten.
Hoeveel jaar zit er ongeveer tussen beide kaarten?
Op beide kaarten staat een kruisje. Welk gebouw wordt
daarmee bedoeld?
Er zijn grote verschillen tussen beide kaarten. Noteer drie dingen die de kaartentekenaar in 2012 moest tekenen die in 1903 nog niet op de kaart stonden.
1
2
3
c Waarom zijn voor een kaartenmaker de luchtfoto en de Google Maps-afbeelding niet echt handig om te gebruiken?
1
2
3
VERDIEPING Kaarten veranderen
Kaart van Midden-Nederland.
Nieuwe Maas.
De Maasvlakte.
Schuin vanuit een vliegtuig.
De Erasmusbrug en de hoge torens.
Hotel New York of gebouw HAL.
100 jaar.
Erasmusbrug, brug over de Rijnhaven
metrolijn, parkeerplaatsen
woon- en kantoorflats
Je ziet alles schuin van boven in plaats van recht van boven.
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 35© Noordhoff Uitgevers bv
Hotel New York met in de verte de Erasmusbrug.
Bron 8
De bekendste brug van Rotterdam is de Erasmusbrug. De brug is in 1996 gebouwd. Deze brug verbindt het noorden van de stad met het zuiden. Vanaf Hotel New York kun je de brug prachtig zien liggen. Vanaf dit punt vertrokken zo’n honderd jaar geleden grote schepen vol Nederlanders naar Amerika met de Holland Amerika Lijn.Toen waren er veel vrachtschepen in de havens en stonden er overal grote pakhuizen. Nu zijn er veel minder schepen en zijn de pakhuizen verdwenen. Er staan nu grote kantoor- en woontorens. Als je foto’s en kaarten van vroeger en nu vergelijkt, zie je grote verschillen.
Bron 9
De Rotterdamse Rijnhaven in 1925.
De Rijnhaven, 1903.
Hotel New York en de Erasmusbrug volgens Google Maps.
Bron 10
Bron 12
Bron 11
De Rijnhaven, 2012.
Bron 13
36 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
Provincies en hoofdstedenNederland bestaat uit twaalf provincies. Op de kaart van Nederland (hiernaast) zie je de namen van alle provincies staan. De hoofdsteden van de provincies zijn ook aangegeven.
a Gebruik de gegevens in de kaart e\n vul de tabel in.
Provincie Hoofdstad Provincie Hoofdstad
Friesland Flevoland
Noord-Holland
Assen Den Haag
Maastricht
b Vul in. De hoofdstad van Nederland is
c Schrijf deze naam in het lege vak in de kaart.
Jouw provincie
a Hoe heet de plaats waar je school staat?
b In welke provincie ligt deze plaats?
c Kleur jouw provincie in de kaart van Nederland geel.
Nederland en de burena Nederland heeft twee buurlanden.
1 In het zuiden is dat
2 In het oosten is dat
b Welke drie Nederlandse provincies liggen tegen België aan?
1
2
3
c Welke vijf Nederlandse provincies liggen tegen Duitsland aan?
1
2
3
4
5
d In cursus 2 leerde je over verschillende soorten kaarten. Omcirkel
de juiste soort.
De kaart van Nederland op de volgende bladzijde is een
overzichtskaart / thematische kaart.
1
2
3
Topografie
Groningen
Leeuwarden
Groningen
Zwolle
Zuid-Holland
Lelystad
Haarlem
Middelburg
Den BoschNoord-Brabant
Zeeland
Limburg
Arnhem
Utrecht
Drenthe
Overijssel
Utrecht
Gelderland
Amsterdam.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
België.
Duitsland.
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Groningen
Drenthe
Overijssel
Gelderland
Limburg
37© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving
0 50 km
DRENTHE
GRONINGEN
GroningenLeeuwarden
Assen
ZwolleLelystad
Haarlem
Den Haag(’s-Gravenhage)
Utrecht
Arnhem
‘s-Hertogenbosch(Den Bosch)
Middelburg
Maastricht
OVERIJSSELFLEVOLAND
GELDERLAND
UTRECHT
HOLLAND
HOLLAND
BRABANT
ZEELAND
B E L G I Ë
D U I T S L A N D
LIMBURG
FRIESLAND
N
Z
W O
Kaart van Nederland.
Amsterdam
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving38 © Noordhoff Uitgevers bv
Samenvatting
Jeke
r
Heer
Scharn
Randwijck
CentrumWijck
St. Pieter
St. Pietersberg109 m
Amby
Wolder
MAASTRICHT
Vroenhoven
Ma
as
laanaktreblA
BELGIË
E25
A2E25
N278
N2
0 1 2 km
schaal 1 : 50 000
N
autosnelweg
hoofdweg
andere doorgaande weg
spoorlijn met station
bebouwing
industrieterrein
grasland
park of bos
Leeuwarden
HaarlemEnschede
Middelburg
Arnhem
Eindhoven
0 50 km
A
1
2
3
1
2
3
B C D
A B C D
Cursus 1 Werken met kaarten
Kaarten zijn belangrijk voor alle mensen. Ze hebben voordelen en nadelen. Veel automobilisten gebruiken tegenwoordig een navigatiesysteem, om de route naar hun bestemming te vinden. Een kaart heeft vijf onderdelen: de titel, de legenda, de schaal, de schaalstok en een noordpijl of een windroos met de windrichtingen. Op een kaart is de werkelijkheid kleiner getekend. De schaal geeft aan hoeveel de werkelijkheid is verkleind. Je kunt met kaarten inzoomen en uitzoomen.
Cursus 2 Werken met een atlas
Een atlas is een boek met themakaarten en overzichtskaarten. Bij mens en maatschappij leer je alles wat er te leren is over de aarde en de mensen om je heen: dat heet aardrijkskunde. Daarbij leer je de namen en de ligging van landen, steden, bergen en rivieren: dat heet topografie. De kaarten in een atlas kun je snel vinden met de bladwijzers. Je kunt informatie vinden met behulp van het register. Dat bestaat uit een zaakregister (of trefwoordenregister), landenregister en een namenregister. In het register staat achter elk woord of elke naam het nummer van de kaart met een letter en cijfer van het kaartvak.
Cursus 3 Reis door de tijd
Bij mens en maatschappij bestudeer je wat veranderd is en wat gelijk is gebleven in het leven van mensen, dat vak heet geschiedenis. Een ander woord voor geschiedenis is historie. Bij geschiedenis gebruiken we jaren en eeuwen om te vertellen hoe lang geleden iets gebeurd is. Met een jaartelling kun je uitrekenen hoe lang iets heeft geduurd. Een hulpmiddel hierbij is een tijdbalk waarop je gebeurtenissen in tijd plaatst. Je kunt de tijd op verschillende manieren indelen. De hele geschiedenis is ook in blokken opgedeeld: een historische indeling. Een voorbeeld hiervan is de indeling in perioden.
Cursus 4 Tien tijdvakkenDe tijdbalk van geschiedenis is verdeeld in tien tijdvakken:
van jagers en boeren: eerste tijdvak, tot 3000 v.C. van Grieken en Romeinen: tweede tijdvak, van 3000 v.C. tot 500 n.C.van monniken en ridders: derde tijdvak, van 500 tot 1000van steden en staten: vierde tijdvak, van 1000 tot 1500van ontdekkers en hervormers: vijfde tijdvak, van 1500 tot 1600van regenten en vorsten: zesde tijdvak, van 1600 tot 1700van pruiken en revoluties: zevende tijdvak, van 1700 tot 1800van burgers en stoommachines: achtste tijdvak, van 1800 tot 1900van wereldoorlogen: negende tijdvak, van 1900 tot 1950van televisie en computer: tiende tijdvak, van1950 tot heden
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 39© Noordhoff Uitgevers bv
Begrippen
aardrijkskunde leren over de aarde en de wereld om je heen
atlas boek met kaarten
bestemming waar je heen gaat
bladwijzer kaart in de atlas waarmee je andere kaarten kunt opzoeken
eeuw een periode van 100 jaar
geschiedenis een schoolvak dat het verleden bestudeert
historie een ander woord voor geschiedenis
historische indeling indeling van de geschiedenis in blokken van tijd
inzoomen iets groter in beeld brengen
jaartelling manier om jaren te tellen en te rekenen met tijd; de christelijke jaartelling begint met jaar 1 bij de geboorte van Jezus Christus
kaartvak hokje op een kaart
landenregister alfabetische lijst van landen
legenda uitleg van kleuren en tekens bij een kaart
nadeel iets dat niet prettig is
namenregister register (lijst) met namen
navigatiesysteem apparaat waarmee je kunt zien waar je bent en hoe je naar een andere plaats kunt gaan
noordpijl pijl op een kaart die naar het noorden wijst
overzichtskaart kaart die laat zien hoe een gebied eruitziet
perioden de geschiedenis is ingedeeld in vijf perioden: prehistorie, oudheid, middeleeuwen, vroegmoderne tijd en moderne tijd
pictogram het symbool (plaatje) waaraan je een tijdvak kunt herkennen
register alfabetische woordenlijst in een boek
route weg die je neemt
schaal geeft aan hoeveel de werkelijkheid is verkleind op een kaart
schaalstok lijn op een kaart die de schaal duidelijk maakt
themakaart kaart over een onderwerp in een gebied
tijdbalk een hulpmiddel bij geschiedenis waarop je gebeurtenissen in de tijd kunt plaatsen
tijdvak een indeling van de tijd in tien delen om de geschiedenis makkelijker te kunnen onthouden
titel naam van een kaart, boek, enzovoort
topografie namen en ligging van landen, plaatsen, bergen enzovoort
trefwoordenregister (zaakregister) alfabetische lijst met onderwerpen
uitzoomen iets kleiner in beeld brengen
voordeel iets dat prettig is
windrichting waarvandaan de wind waait, zoals naar het noorden
windroos tekening met windrichtingen
zaakregister (trefwoordenregister) alfabetische lijst met onderwerpen
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving40 © Noordhoff Uitgevers bv
Test jezelf
Begrippen (cursus 1)Vul in.
a Bij een kaart kun je aan de zien waarover de kaart gaat.
b De kleuren en tekens van een kaart worden uitgelegd in de
c Een wijst op een kaart naar het noorden.
d Op een staan alle windrichtingen.
e Aan de kun je zien hoeveel de werkelijkheid is verkleind.
f De is een lijn waarmee je afstanden op de kaart kunt meten.
Rekenen met schalen (cursus 1)Noteer de juiste aantallen in kolom 2 van de tabel.
De schaal van een kaart is: Eén centimeter op deze kaart is in werkelijkheid:
1 1 : 50 000 centimeter
2 1 : 50 000 meter
3 1 : 800 000 kilometer
Kaart en navigatiesysteem (cursus 1)Waarover gaan de zinnen? Omcirkel telkens het juiste antwoord.
a Handig achter het stuur. kaart / navigatiesysteem / allebei
b Hiermee kun je zien welke dingen er in de
omgeving zijn. kaart / navigatiesysteem / allebei
c Hiermee kun je zien en horen welke route
je moet rijden. kaart / navigatiesysteem / allebei
d Door gps weet je smartphone waar je
bent op aarde. kaart / navigatiesysteem / allebei
e In het donker lastig in gebruik. kaart / navigatiesysteem / allebei
Soorten kaarten (cursus 2) Noteer de juiste kaartsoort boven elke kaart.
1
2
3
4
a Afbeelding 32 is
een stuk van een
kaart.
b Afbeelding 33 is
een stuk van een
kaart.
Hors
Texel
MarsdiepNoorderhaaks
Den Helder
Julianadorp
c Afbeelding 34 is
een stuk van een
kaart.
32 33 34
titel
legenda.
noordpijl
windroos
schaal
50 000
500
8
schaalstok
thematische overzichts thematische
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 41© Noordhoff Uitgevers bv
Begrippen (cursus 2)Vul in.
a Een atlas is een met
b Leren over de aarde en de mensen om je heen noemen we
c Het leren van de namen en de ligging van plaatsen heet
d De alfabetische lijst achter in een atlas heet het
e Rivieren kun je achter in een atlas opzoeken in het
f Als je de kaart Verenigde Staten – Bevolkingsgroei wilt opzoeken,
gebruik je het
Begrippen (cursus 3)Welk begrip hoort bij de omschrijving? Vul in.
1 een periode van honderd jaar –
2 leren over wat in het verleden gebeurd is –
3 een ander woord voor geschiedenis –
4 een hulpmiddel bij geschiedenis waarop je gebeurtenissen in
de tijd kunt plaatsen –
5 manier om jaren te tellen en te rekenen met tijd –
Aardrijkskunde en geschiedenis (cursus 3)Waarover gaan de zinnen? Omcirkel telkens het juiste antwoord.
a Om in Spanje te komen, rijd je naar
het zuiden. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak
b In de 15e eeuw heeft Columbus
Amerika ontdekt. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak
c In het najaar krijgt deze struik rode bessen. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak
d Op dat plein stond vroeger een kerk. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak
e Ik zoek jouw straat op de kaart op. aardrijkskunde / geschiedenis / ander vak
Tijdsindelingen (cursus 3)a Er bestaan verschillende manieren om de tijd in te delen. Omcirkel de woorden die daarbij horen. Kies uit:
atlas – eeuw – kaart – kalender – klok – legenda –
periodes – uur – rekenmachine – touw
b Noteer de namen van de vijf historische perioden in volgorde van tijd. Begin met de periode die het langst geleden is.
1 2 3
4 5
5
6
7
8
namenregister.
register.
topografie.
aardrijkskunde.
kaarten.boek
zaak- of trefwoordenregister.
eeuw
geschiedenis
historie
tijdbalk
jaartelling
prehistorie oudheid middeleeuwen
vroegmoderne tijd moderne tijd
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving42 © Noordhoff Uitgevers bv
Tijdbalk (cursus 3)
2000 202020022001 2006 2008 2013 2014
aanslag op World TradeCenter in New York
invoeringvan de euro
WK voetbal inDuitsland
WK voetbal inBrazilië
Spanje wint het EK voetbaldoor Duitsland te verslaan
Willem-Alexanderwordt koning
a Wanneer won Spanje het EK?
b Wat gebeurde er in 2002?
c Hoeveel jaar zit er tussen het WK in Duitsland en dat in Brazilië?
100 50 50 1001
<< voor Christus na Christus >>
d Noteer op de juiste plaats op de tijdbalk: 70 v.C. – 40 v.C. – 20 – 80 – 90
9
Begrippen (cursus 4)
a Hoe heet het plaatje waaraan je een tijdvak kunt herkennen?
b Hoe heet de indeling van de tijd in delen om de geschiedenis
makkelijker te kunnen onthouden?
Begrippen (cursus 4)Schrijf de naam van elk tijdvak onder de afbeelding.
Tijdvakken (cursus 4) Schrijf de naam van elk tijdvak onder de afbeelding.
Maak de eindtoets.
10
11
12
M
tijd van regenten
en vorsten
tijd van ontdekkers
en hervormers
Pictogram.
Tien tijdvakken.
tijd van Grieken
en Romeinen
tijd van steden
en staten
tijd van pruiken
en revoluties
tijd van televisie
en computer
tijd van jagers
en boeren
tijd van monniken
en ridders
tijd van burgers en
stoommachines
tijd van
wereldoorlogen
2008.
De invoering van de euro.
8 jaar.
100 50 50 1001
<< voor Christus na Christus >>
70 40 20 80 90
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 43© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 43© Noordhoff Uitgevers bv
Werkblad 1
bij opdracht 17, cursus 4
Tot 3000 v.C.
3000 v.C. – 500 n.C.
500 – 1000
1000 – 1500
1500 – 1600
1600 – 1700
1700 – 1800
1800 – 1900
1900 – 1950
1950 – heden
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving44 © Noordhoff Uitgevers bv
Hoofdstuk 1 Mijn eigen omgeving 45© Noordhoff Uitgevers bv
Werkblad 2
bij opdracht 17, cursus 4
Plaatsen in de tijdIn deze opdracht plaats je afbeeldingen in de tijd.a Hieronder staan stukjes uit afbeeldingen in je boek. Knip de stukjes uit.b Zoek in je boek de afbeeldingen op waar elk stukje bij hoort. Plak elk
stukje op de juiste plaats naast de tijdbalk van werkblad 1. c Zet een pijl van elk stukje naar het juiste tijdvak.
47Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
Inhoud Introductie 48Cursus 2.1 Wat hebben mensen nodig? 50Cursus 2.2 Het leven van de eerste mensen 56Cursus 2.3 Het leven van de eerste boeren 62Cursus 2.4 Welk werk kun je doen? 68Taak Hoe geef je geld verstandig uit? 74Taak Levensbeschouwing Wat kun je doen? 75Verdieping De grotten van Lascaux 76Topografi e 78Samenvatting 80Begrippen 81Test jezelf 82Werkbladen 85
2 Arm en rijk
48 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Introductie
Kopen?
Kevin loopt met zijn moeder over de drukke markt. Een klein meisje op blote voeten blijft voor hem staan. Ze houdt een popje omhoog. ‘You buy!’ roept ze vrolijk.‘Mam, zou Jennie zo’n pop leuk vinden?’ vraagt Kevin. Jennie is zijn kleine zusje.‘Nee Kev, dat meisje hoort op school te zitten. Van haar moet je niets kopen.’ zegt zijn moeder. Ze lopen door. Het meisje huppelt alweer naar een andere toerist. Kevin kijkt haar na. ‘Maar als ze zo arm is dat ze niet naar school kan, is het dan niet juist fijn als ze geld verdient met spulletjes verkopen?’ vraagt Kevin. Zijn moeder zucht. Het is een lastig probleem. ‘Toch is het beter als haar ouders genoeg verdienen zodat ze iets kan leren.’‘Laten we dan maar veel cadeautjes gaan kopen.’ lacht Kevin.
49Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
Kopen?Bekijk de afbeelding en lees het verhaal.a Wat wil het meisje op de markt van Kevin?
b Hoe oud denk je dat het meisje is?
c Waarom gaat het meisje niet naar school?
d Wat doet Kevin om het meisje te helpen?
Arm en rijkBekijk de tekening en de foto op de vorige bladzijden. a Wie is er arm op de tekening en wie rijk?
b Wie is er arm op de foto en wie rijk?
c Wat is het grootste verschil tussen de tekening en de foto?
d Ben jij rijk? Waarom wel/niet?
Geld verdienena Kevin heeft zelf ook een baantje. Hij brengt folders rond. Wat is het
verschil met het werk van het meisje dat poppen op de markt verkoopt?
b Wat voor werk of klusjes doe jij?
c Wat koop je van je eigen geld?
d Wat betalen je ouders of verzorgers voor je?
Maak de instaptoets.
1
2
3
M
Het meisje wil dat Kevin een pop van haar koopt.
8 of 9 jaar oud.
Omdat ze arm is en geld moet verdienen op de markt.
Hij koopt zo veel mogelijk cadeautjes.
Het meisje is arm, Kevin en zijn moeder zijn rijk.
De persoon die op straat moet slapen is arm, de mensen op straat zijn rijk.
De tekening is van een vakantieland en de foto is van Nederland.
Eigen antwoord.
Kevin werkt niet de hele dag, hij gaat ook naar school.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
50 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Mooie kleren, op vakantie, de meeste Nederlanders hebben er genoeg geld voor. Hoe zou het zijn om geen schoenen te kunnen kopen, niet naar school te kunnen? In deze cursus leer je wat mensen nodig hebben om goed te kunnen leven.
1 Arm of rijk? 2 Kinderen op school.
Om te beginnen a Wat is er op de afbeeldingen 1 en 2 hetzelfde als in jouw leven, en wat is er anders?
Hetzelfde:
Anders:
b Bekijk de foto bij de hoofdstukopening. Zie jij wel eens mensen die op straat leven? Zo ja, waar?
Werk of schoola In de tekst worden vijf basisbehoeften genoemd. Schrijf ze hieronder op.
1 2 3
4 5
b Basisbehoeften worden ook wel behoeften genoemd.
c Over welke basisbehoefte gaat afbeelding 2?
d Leg uit waarom dat een basisbehoefte is.
CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?
1
BasisbehoeftenIeder mens heeft eten en drinken (voedsel) nodig. Om warm en droog te blijven heb je kleren nodig en een huis (onderdak). Het zijn basisbehoeften. Als je ziek wordt, heb je hulp nodig van een dokter of een ziekenhuis. Ook die gezondheidszorg is een basisbehoefte. Zonder die hulp kun je niet goed leven. Ook onderwijs is een basisbehoefte. Om goed te kunnen leven heb je voedsel, kleding, een huis, gezondheidszorg en onderwijs nodig. Deze vijf basisbehoeften noemen we ook wel primaire behoeften. In opdracht 1 zag je dat er overeenkomsten
maar ook veel verschillen zijn tussen jouw leven en dat van leeftijdsgenoten in een ander land. Niet iedereen heeft toegang tot onderwijs of gezondheidszorg.Als je niet in je basisbehoeften kunt voorzien, ben je arm. Op de wereld zijn meer arme mensen dan rijke. Veel zieke mensen kunnen geen dokter betalen. Ook is voor veel ouders het schoolgeld voor hun kinderen te duur. De kinderen leren dan niet lezen en schrijven. Ze moeten werken omdat er anders niet genoeg geld is om eten te kopen. Ze leven in armoede of in slechte levensomstandigheden.
Leerstof
2
Eigen antwoord, bijvoorbeeld school, computers.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld kleding, werk, huidskleur.
Eigen antwoord.
voedsel kleding een huis
gezondheidszorg onderwijs
primaire
Onderwijs.
Zonder scholing geen goede baan, geen vooruitgang.
51Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?
3 Basisbehoeften.
Nederland en Malia Op afbeelding 3 zie je de basisbehoeften in Nederland en Mali. Noteer achter
de zinnen hieronder of ze gelden voor Mali (M) of voor Nederland (NL).
Nederland of Mali
Basisbehoefte
1 Hier zijn per arts meer inwoners.
2 Hier is iedereen verzekerd voor medische hulp.
3 Hier heeft 38% van de huizen geen riolering.
4 Hier kan 75% van de mensen niet lezen en schrijven.
5 Hier heeft iedereen toegang tot goed drinkwater.
b Schrijf in de tabel onder basisbehoefte telkens de basisbehoefte waar het bij hoort.c Noteer hieronder twee overeenkomsten in de tekeningen tussen Nederland en Mali.
1
2
Basisbehoeftena In onderstaande tabel staan drie krantenkoppen. Schrijf erachter over
welke basisbehoeften ze gaan.
1 Vrijwilligers bouwen scholen in vluchtelingenkamp in Rwanda
2 Riolering voor krottenwijk in São Paulo
3 Oogoperaties met paperclips in Bangladesh
b Schrijf achter iedere basisbehoefte een beroep dat ermee te maken heeft.
3
4
wonen dicht op elkaar
juf voor de klas
Eigen antwoord, bijvoorbeeld boer.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld bouwvakker.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld kleermaker.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld dokter.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld leraar.
M gezondheidszorg
NL gezondheidszorg
M een huis, gezondheidszorg
M onderwijs
NL voedsel
onderwijs
gezondheidszorg, een huis
gezondheidszorg
52 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?
Levensomstandigheden a Maak de zinnen af.
Je bent arm als je
Je leeft dan in slechte
b Noteer in afbeelding 4 de letters NL in Nederland en de letter M in Mali.
c Noteer bij Nederland en bij Mali de naam van het werelddeel. Kies uit: Afrika – Europa
d Gebruik de atlas. Zoek de kaart De aarde - Levensomstandigheden op.
Kleur de legenda in afbeelding 4 in vier kleuren, net als in de atlas.
Geef Nederland en Mali in de kaart de juiste kleur.e Lees in de atlas de tekst bij de kaart. De tekst
gaat over drie basisbehoeften. Omcirkel deze drie.
gezondheidszorg / onderwijs /
eten en drinken / een huis / kleding
f Omcirkel telkens het juiste antwoord.
In West-Europa zijn de levensomstandigheden
beter / slechter dan in Oost-Europa.
In Noord-Afrika zijn de levensomstandigheden
beter / slechter dan in Midden-Afrika.
Arm of rijk?
a Wat is een ander woord voor welvaart?
b In een land is armoede als
In een land is welvaart als
c Omcirkel het juiste antwoord en vul in. Een arm / rijk land noem je ook wel
ontwikkelingsland, omdat
5
6
Verschillen tussen landenIn Nederland hebben de meeste mensen genoeg geld voor de primaire behoeften. Zij houden geld over voor dingen die je niet echt nodig hebt. We noemen ze ook wel luxe of secundaire behoeften. Voorbeelden zijn sieraden, dvd’s, een vakantie of een film zien in de bioscoop. Er is rijkdom in Nederland, we leven in welvaart. Maar er zijn ook veel landen waar dat anders is. Er zijn grote verschillen in welvaart tussen landen. Als je wilt weten hoe welvarend een land is, kun je kijken wat er door iedereen verdiend wordt in een land,
de inkomsten. Als je al die inkomsten optelt en weer deelt door het aantal inwoners, krijg je het gemiddelde inkomen. Dat gemiddelde inkomen kun je gebruiken om de welvaart van landen te vergelijken.Arme landen hebben weinig inkomsten. Veel mensen kunnen de basisbehoeften niet betalen. Het is voor deze landen moeilijk om hun situatie te verbeteren. Ze hebben hulp nodig om zich zo te ontwikkelen dat ze niet meer lijden onder de armoede. Deze landen noem je ontwikkelingslanden.
Leerstof
goed slecht
4 Levensomstandigheden.
goed slecht
EuropaNL
AfrikaM
niet genoeg geld hebt voor je
basisbehoeften.
levensomstandigheden.
Rijkdom.
veel mensen niet in hun basisbehoeften kunnen voorzien.
mensen ruim genoeg geld hebben voor hun basisbehoeften.
ze hulp nodig hebben om zich te ontwikkelen.
53Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?
Arme en rijke landen In de tabel staan de gemiddelde inkomens van de drie rijkste landen en de drie armste landen.
a Schrijf achter alle landen in welk werelddeel ze liggen. Gebruik zo nodig een atlas. Vul in en omcirkel de juiste antwoorden.
b In de tabel staat het inkomen van de inwoners. Dit gebruik je om
landen te vergelijken omdat
c 1 Verdient iedereen in Luxemburg evenveel geld? ja / nee
2 In de rijke landen zijn de levensomstandigheden goed / slecht.
d Nederland staat er niet bij. Nederlanders hebben gemiddeld een inkomen van
€ 35.491 per jaar. Nederland hoort in de top 10 van de rijkste / armste landen.
e In de drie armste landen zijn de levensomstandigheden goed/ slecht.
Verschillen binnen landen a Schrijf in de tabel het tegenovergestelde
begrip. Gebruik hiervoor woorden die in de tekst hierboven zijn gebruikt.
b Welke kolom is het minst gunstig als je kijkt naar de levensomstandigheden? Omcirkel de juiste letter. A/ B
c Bedenk ook zelf een tegenstelling. Schrijf die op de onderste regel van de tabel.
7
Rijkste landen Werelddeel Armste landen Werelddeel
Luxemburg € 73.587 Malawi € 241
Noorwegen € 58.206 Sierra Leone € 228
Katar € 50.689 Liberia € 175
8 A B
rijk
massa
vrouw
villawijk
Verschillen binnen landen In Nederland zijn sommige mensen arm, maar er zijn ook miljonairs. Ertussenin is een grote groep mensen die zonder problemen in hun basisbehoeften kunnen voorzien. Ook in ontwikkelingslanden zijn niet alle mensen arm. Er is vaak een kleine groep rijke mensen. Zo’n kleine groep rijke mensen wordt de elite genoemd. De meeste mensen in ontwikkelingslanden zijn wel arm. Die grote groep mensen noem je de massa. De meeste mensen leven in slechte omstandigheden. Dat geldt voor veel mensen op het platteland. Daar is vaak veel armoede.In de grote steden heb je heel verschillende wijken. De elite woont er in moderne villawijken en de arme mensen wonen in krottenwijken aan de rand van de stad.
Leerstof
Een ander verschil in arme landen is de positie van vrouwen en meisjes ten opzichte van die van mannen en jongens. Meisjes krijgen meestal minder onderwijs dan jongens.
5 Meisjes aan het werk.
Europa Afrika
Europa Afrika
Azië Afrika
gemiddelde
je dan kunt zien hoeveel of hoe weinig mensen in die landen verdienen.
arm
elite
man
krottenwijk
54 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?
Verschillen in één stad Op afbeelding 6 zie je twee verschillende wijken in een stad in India.
a Welke basisbehoefte zie je op de afbeelding?
b Noteer een verschil en een overeenkomst tussen de wijken.
c Is de uitspraak juist of niet? Omcirkel het juiste antwoord en vul in.
‘Op de achtergrond zie je huizen van de elite.’ juist / onjuist
Economie
a Welk woord hoort bij economie?
b Hoeveel iemand te besteden heeft, noem je
c Stel, je krijgt € 10 zakgeld aan het begin van de maand. Je koopt direct voor
€ 3,50 euro snoep en besteedt € 4,50 aan een cadeautje voor je moeder.
Vul de juiste bedragen in. Je inkomsten zijn € . Je uitgaven
zijn € . Halverwege de maand is je budget nog € .
BegrippenNoteer telkens het juiste begrip.
1 Dingen die ieder mens nodig heeft.
2 Als iemand niet aan basisbehoeften kan komen.
3 Als dingen hetzelfde zijn.
4 Geld dat je krijgt of verdient.
5 Alles wat met geld te maken heeft.
6 Luxe dingen die je niet echt nodig hebt.
9
10
11
6 Een stad in India.
Economie Op afbeelding 7 zie je mensen die aan het winkelen zijn. Wat mensen kunnen kopen, hangt af van wat ze binnenkrijgen of verdienen, hun inkomsten. Als mensen geld uitgeven aan dingen noem je dat uitgaven. Hoe meer inkomsten je hebt, hoe meer je kunt uitgeven. Het geld dat mensen te besteden hebben is hun budget. Alles wat met inkomsten en uitgaven te maken heeft, noemen we economie. Economie gaat over geld. Het kan gaan over je eigen portemonnee, maar ook over de inkomsten en uitgaven in een land.
Leerstof
7 Winkelstraat.
Een huis.
kwaliteit huizen.
dicht op elkaar, aan de rivier, zelfde stad.
Juist: daar wonen de rijken / Onjuist, de echte elite woont in grotere huizen.
Geld.
budget.
10
8 2
basisbehoeften / primaire behoeften
armoede
overeenkomst
inkomsten
economie
secundaire behoeften
55Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.1 Wat hebben mensen nodig?
Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat er armoede is als mensen niet in hun primaire behoeften kunnen voorzien. Als mensen geld over hebben voor secundaire behoeften, is er welvaart. Er zijn verschillen in welvaart tussen landen en binnen landen. Economie gaat over geld: inkomsten en uitgaven.
Maak een tabel a Bedenk 3 winkels waar jij wel eens komt.
Schrijf de namen van de winkels in de tabel.b Noteer per winkel in de rechterkolom of
mensen hiernaartoe gaan voor hun primaire behoeften (P), voor hun secundaire behoeften (S) of voor allebei (A).
c Moussa, een jongen van 14 uit een arm gezin in Mali, heeft een prijs gewonnen. Hij mag voor € 100 inkopen doen in één van de winkels die je hebt opgeschreven. Waar zou hij voor kiezen denk je? Leg ook uit waarom.
omdat
Verschillen in Nederland Gebruik bron 1 en 2. Omcirkel de juiste antwoorden en vul in.
a Amsterdam heeft het hoogste / laagste percentage
huishoudens met een laag inkomen.
Vergeleken met andere steden heeft Amsterdam
veel / weinig huishoudens met een laag inkomen.
b Amsterdam ligt in de provincie
In die provincie zijn de inkomens gemiddeld het
hoogste / laagste van het land. Vergeleken met
andere provincies zijn de inwoners van deze
provincie arm / rijk.
c In Amsterdam zijn 100 000 gezinnen. Hoeveel
gezinnen in Amsterdam hebben een laag inkomen?
Stap 1: 1% van 100 000 =
Stap 2: 16 x het aantal bij stap 1 =
d ‘De inkomensverschillen in Amsterdam zijn groot.’
Ik denk dat deze uitspraak juist / onjuist is, omdat
Maak de oefentoets.
12 Winkel P / S / A
13
M
Gemeenten met hoogste aandeel huishoudens met een laag inkomen
1 Amsterdam 16%
2 Rotterdam 15%
3 Groningen 14%
4 Den Haag 14%
5 Vaals 13%
Bron 1
Gemiddeld inkomen per provincie
Groningen minder dan € 11.500
Friesland minder dan € 11.500
Drenthe € 11.500-12.000
Overijssel minder dan € 11.500
Gelderland € 12.000 – 12.500
Utrecht € 13.000 of meer
Noord-Holland € 13.000 of meer
Zuid-Holland € 12.500-13.000
Flevoland minder dan € 11.500
Zeeland € 12.000 – 12.500
Noord-Brabant € 12.000 – 12.500
Limburg € 12.000 – 12.500
Bron 2
Eigen antwoord.
Noord-Holland.
1000
16 000
er veel arme gezinnen wonen maar de stad in een rijke
provincie ligt, dus zullen er ook rijke mensen wonen.
56 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
In de vorige cursus heb je geleerd dat er grote verschillen bestaan tussen arme en rijke mensen. Dat is ooit anders geweest. In deze cursus gaat het over het leven van de eerste mensen, de jager-verzamelaars. Je leert over het verschil tussen arm en rijk in de tijd van jagers en boeren.
Om te beginnen a Help jij thuis bij het doen van boodschappen en het voorbereiden van het
eten? Zo ja, wat doe jij?
b Over welke basisbehoefte gaan afbeelding 8 en 9?
8 Eten zoeken. 9 Boodschappen doen.
Klimatena Wanneer leefden de eerste mensen in Nederland?
b Leg uit waarom Nederland 200 000 jaar geleden onbewoonbaar was voor mensen.
CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen
1
2
Het leven van de eerste mensenVroeger zag Nederland er anders uit dan nu. Ongeveer 250 000 jaar geleden leefden voor het eerst groepjes mensen in Zuid-Nederland. Toen ongeveer 200 000 jaar geleden de ijstijd kwam, werd het land voor een groot deel bedekt met een dikke laag sneeuw en ijs. Het was hier te koud, dus de mensen trokken weg naar plekken waar het warmer was.Ongeveer 13 000 jaar geleden begon de temperatuur weer te stijgen. Het ijs smolt en er kwamen weer planten en struiken. Daardoor konden er ook weer dieren leven zoals herten, everzwijnen en beren. In het water zwommen vissen. Vogels trokken naar de natte gebieden langs de kust, waar ze veel voedsel vonden. In deze tijd kwamen groepjes mensen naar Nederland. Een manier om aan voedsel te komen,
Leerstof
was voor de mannen om te jagen en vissen in de natuur. De vrouwen en kinderen verzamelden eetbare planten, bessen, noten, knollen en wortels. Een manier om aan voedsel te komen noemen we een middel van bestaan. De middelen van bestaan voor de eerste mensen waren dus jagen en verzamelen. Daarom worden deze mensen ook wel jager-verzamelaars genoemd. Alles wat ze nodig hadden, maakten ze zelf. Als mensen voor zichzelf zorgen en van niemand afhankelijk zijn, noemen we dat zelfvoorzienend.Duizenden jaren lang leefden groepjes mensen op deze manier. De manier van leven veranderde niet echt, er was continuïteit. Als ergens niet meer genoeg voedsel was, trok de groep naar een andere plek. Daar bouwden de mensen een nieuw kamp. Die rondtrekkende mensen noem je nomaden.
Eigen antwoord.
Voedsel.
Ongeveer 250 000 jaar geleden.
Het was te koud om te leven: er waren geen planten en dieren. Dus was er ook geen voedsel om van te leven.
57Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen
LandschappenTeken in de twee vakken hieronder het landschap van Nederland in die tijd. Teken er mensen in als die in die tijd leefden.
Ongeveer 200 000 jaar geleden. Ongeveer 13 000 jaar geleden.
Het leven van de jager-verzamelaarsa Hoe noemen we de eerste mensen?
b Waarom waren deze mensen nomaden?
c Wat wordt bedoeld als we zeggen dat de jager-verzamelaars ‘zelfvoorzienend’ zijn?
Een rotstekening a Afbeelding 10 is een rotstekening uit de tijd van
de eerste mensen. Wat zie je op de tekening?
b Over welk middel van bestaan gaat afbeelding 10?
c Over welke basisbehoefte gaat de rotstekening?
d Geef aan met een V of C of de zin gaat over verandering (V) of continuïteit (C).
De eerste mensen maakten tekeningen, tegenwoordig zijn er nog steeds mensen die met graffiti op muren afbeeldingen maken.
3
4
5
10
Jager-verzamelaars.
Nomaden zijn mensen zonder vaste woonplaats. Deze mensen trokken rond om aan voedsel te komen.
Als het voedsel ergens op was, trokken ze verder.
De jager-verzamelaars zorgden voor zichzelf, ze hadden niemand anders nodig om aan eten en drinken
te komen.
Mensen met speren, pijl en boog en dieren.
Jagen.
Voedsel.
C, omdat het over iets gaat dat niet is veranderd.
58 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen
Een tekst en een tekening Bekijk de afbeelding en lees de tekstbron Uit een oud geschiedenisboek hieronder. Maak daarna de opdrachten.
a Over welke basisbehoefte gaan afbeelding 11 en bron 3?
b Wat is anders in de striptekening over jager-verzamelaars, als je dat vergelijkt met de tekst Uit een oud geschiedenisboek?
c Omcirkel het juiste woord en leg uit. De maker van bron 3 vindt dat
jager-verzamelaars arm / rijk waren, omdat
De maker van de afbeelding vindt dat jager-verzamelaars arm / rijk waren, omdat
d Welke bron komt volgens jou het dichtst bij hoe het leven van jager-verzamelaar was: de afbeelding of de tekstbron? Leg je antwoord uit.
BegrippenTrek een lijn tussen de juiste combinaties.
6
7
continuïteit
verandering
zelfvoorzienend
nomaden
iets wat hetzelfde blijft
mensen zonder vaste woonplaats
jezelf kunnen helpen
iets wat niet hetzelfde blijft
Uit een oud geschiedenisboekHonger of schaarste (= gebrek aan levensmiddelen) kwamen in de tijd van de jager-verzamelaars niet voor. Waar nu Nederland is, leefden toen maar heel weinig mensen. Ze leefden in kleine groepen van twintig of dertig. Er was meer dan genoeg voedsel te vinden in de natuur.Het leven van de jagers was vrij. Er waren geen vaste tijden om te gaan jagen of te verzamelen. Alles kwam direct uit de natuur. Als er niet genoeg te vinden was, trok je naar een andere plaats. Soms wordt het jagersleven wel eens vergeleken met ‘leven in het paradijs’. Maar zou het werkelijk zo fijn zijn geweest?
Bron 3
11
Voedsel.
In de tekst is volop eten voor een groep van
twintig tot dertig mensen. In de tekening
is maar weinig voedsel te vinden .
er genoeg voedsel te vinden was. Ze kunnen in
hun basisbehoeften voorzien.
er weinig voedsel te vinden was, ze kunnen niet in hun basisbehoeften voorzien.
Eigen antwoord.
59Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen
Gereedschap uit de natuur Bekijk afbeelding 12.a Welke materialen werden door de jager-verzamelaars gebruikt? Omcirkel
de juiste woorden.
hout / ijzer / visbotjes / katoen / veren / steen / plastic
b Welk materiaal werd waarvoor gebruikt? Trek lijnen tussen de voorwerpen en materialen die bij elkaar horen.
8
Werktuigen van jager-verzamelaarsDe jager-verzamelaars hadden werktuigen en wapens nodig om te overleven. Bijvoorbeeld een bijl om hout te hakken, een mes om mee te kunnen snijden. Mensen konden nog geen ijzer maken. Voor de jacht gebruikten ze speren en pijlen met punten van vuursteen. Vuursteen is sterker dan staal en net zo scherp als een mes. Daarom werden er ook vuistbijlen, mesjes en schrapers van gemaakt. De mensen maakten deze werktuigen door met een steen op een groot stuk vuursteen (een knol) te slaan. De schilfers die er dan afsprongen, werden gebruikt als mesjes. Door genoeg schilfers van de knol af te slaan ontstond een vuistbijl. Behalve vuursteen gebruikten de jager-verzamelaars ook andere materialen. Voor een speer sneden ze bijvoorbeeld een scherpe punt met weerhaken uit een bot of gewei. Van de darmen van prooidieren maakten ze touw.
12 Leren over jager-verzamelaars door ze na te doen.
Leerstof
c Wat gebruiken we nog steeds? Noteer een materiaal en een voorwerp dat we nu gebruiken.
Materiaal:
Voorwerp:
visfuik
kano
vuistbijl
tenten en kleren
punt van een speer
touw
boomstam
gewei
dierenhuiden
vuursteen
darm
jonge wilgentakken
Manden en visfuiken werden gevlochten van jonge wilgentakken.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld hout.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld meubels van hout.
60 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen
Meenemen of achterlatenHiernaast staan bezittingen van de jager-verzamelaars. Bedenk wat de mensen meenamen en wat ze achterlieten in een kamp wanneer ze wegtrokken naar een nieuw gebied. Zet een kruisje achter de spullen die ze meenamen.
Arm of rijk?Was er veel of weinig verschil in bezit in de samenleving van jager-verzamelaars? Leg je antwoord uit.
Anders dan vroeger?Zijn de uitspraken juist of niet? Omcirkel het juiste woord.
a Jager-verzamelaars waren over het algemeen
geen nomaden. juist / onjuist
b In de samenleving van jager-verzamelaars was er bijna geen
verschil tussen arm en rijk. juist / onjuist
c Tegenwoordig zijn er erg rijke mensen maar ook heel arme mensen.
Dit is een voorbeeld van continuïteit.
juist / onjuist
d Jager-verzamelaars namen niet al hun bezit
mee op reis. juist / onjuist
9
10
11
Niet arm of rijkDe jager-verzamelaars woonden niet op één plek, maar leefden als nomaden. Ze namen telkens hun eigen spullen mee: de voorraad eten en drinken, kleren, gereedschap en wapens. Spullen die van jezelf zijn, noemen we bezit. Als je al je bezit zelf moet dragen, kun je niet veel meenemen. De jager-verzamelaars hadden daarom niet
veel bezit. En wat ze hadden, deelden ze vaak samen. In de samenleving van jager-verzamelaars was nauwelijks verschil tussen arm en rijk. Het hebben van veel spullen was voor deze mensen waarschijnlijk niet belangrijk. Ze voelden zich verbonden met elkaar en met de omgeving. Alles wat ze nodig hadden, konden ze (met wat moeite) zelf vinden of maken.
Leerstof
pijl en boog boomstamkano
visfuik brandhout
vuistbijl schrapers van vuursteen
xxx x
13 Archeologen aan het werk.
Er was weinig verschil tussen arm en rijk. Jager-verzamelaars hadden weinig bezit.
61Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.2 Het leven van de eerste mensen
Sporen uit de prehistorie a Wat is een ander woord voor de tijd van jagers en boeren?
b Bekijk afbeelding 13. Hoe noemen we de onderzoekers die voorwerpen
uit het verleden bestuderen?
c Welke sporen uit het verleden bestudeert deze onderzoeker?
Omcirkel het juiste woord.
een jagerslied / botten / een vuistbijl / brieven /
resten van een houtvuur
Jagers van nu Gebruik bron 4 en 5.a Welke basisbehoefte zie je in bron 4?
b In welke samenleving leeft de Awá nog
steeds?
d Omcirkel de kledingstukken die soms nog steeds van dierenhuiden (leer) worden gemaakt.
spijkerbroek / riem / schoenen / regenjas /
sportschoenen / bandje van horloge / sokken
d Zijn de woorden die je hebt omcirkeld
voorbeelden van verandering of continuïteit?
Leg je antwoord uit.
Maak de oefentoets.
12
13
M
Zoeken naar vroegerIn de tijd van de jager-verzamelaars konden de mensen in Nederland niet lezen en schrijven. Omdat de mensen toen niets opgeschreven hebben, kunnen we niet nalezen hoe ze precies leefden of wat ze dachten. We noemen die tijd de prehistorie. Toch zijn er mensen die nu onderzoeken hoe het leven van de mensen in de prehistorie was. Zij bestuderen voorwerpen uit het verleden, zoals gereedschappen. Deze
onderzoekers noemen we archeologen. Door hun onderzoek leren we iets over het leven van mensen die vroeger leefden. Ook op een andere manier kunnen we meer over hen te weten komen. Je kunt bijvoorbeeld groepen mensen bestuderen die nu nog zo leven als de jagers in de prehistorie. Denk maar aan sommige indianenvolken in het Amazonegebied. Bij die volken zijn jagen en verzamelen nog altijd de belangrijkste middelen van bestaan.
Leerstof
De Awá is een indianenstam uit het oerwoud van Brazilië. Ze kunnen geweldig dierengeluiden nadoen en zijn uitstekende jagers. Ze jagen op wilde dieren, zoals apen en zwijnen. In de rivieren vangen ze vissen met zelfgemaakte speren. De vrouwen verzamelen in het bos rijpe vruchten, noten en eetbare insecten. Van de huiden van de dieren maken ze kleding en tenten. Alles wat de Awá nodig hebben om te kunnen leven, komt uit de natuur.
Bron 5
Tot slot In deze cursus heb je geleerd wie de eerste mensen waren en hoe ze aan hun voedsel kwamen. De jager-verzamelaars hadden geen vaste woonplaats en er was weinig verschil tussen arm en rijk. Het eerste tijdvak wordt ook wel de prehistorie genoemd.
Bron 4
Prehistorie.
Archeologen.
Voedsel.
Samenleving van jager-verzamelaars.
Continuïteit, omdat het
gebruik van leer niet is veranderd.
62 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Jager-verzamelaars kenden weinig verschil tussen arm en rijk. Dat heb je in de vorige cursus geleerd. Lange tijd waren alle mensen jager-verzamelaars. Later werden steeds meer mensen boer. In deze cursus gaan we kijken welke grote veranderingen er kwamen in het leven van de mensen.
Om te beginnen a Wat is het beroep van de mensen in afbeelding 14 en 15?
b Bekijk afbeelding 14 en 15. Schrijf een voorbeeld van continuïteit en verandering op.
Voorbeeld verandering:
Voorbeeld continuïteit:
14 Ploegende boer in Egypte, rond 1900 v.C. 15 Ploegende boer in 2014, Nederland.
RevolutieOmcirkel de juiste woorden.
Een revolutie is een kleine / grote verandering waar veel / weinig mensen
mee te maken hebben.
CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren
1
De ontdekking van de landbouwOngeveer 12 000 jaar geleden leefden in Irak groepjes jager-verzamelaars. Deze nomaden keerden ieder seizoen terug naar dezelfde plekken. Daardoor merkten ze dat sommige planten ieder jaar opnieuw voor voedsel zorgden. Er waren bijvoorbeeld graanplanten die steeds weer terugkwamen. Door bij die graanveldjes te gaan wonen, konden ze het graan goed verzorgen en er ieder jaar weer van oogsten. Ze ontdekten dat ze ook zelf graan konden zaaien. Dat was een belangrijke ontdekking: de jager-verzamelaars hadden de akkerbouw ontdekt.
Om minder te hoeven jagen, gingen ze geiten en schapen houden. Veeteelt en akkerbouw werden steeds belangrijker voor deze mensen. Landbouw werd hun belangrijkste middel van bestaan. De samenleving van jager-verzamelaars veranderde langzaam in een landbouwsamenleving. Dit was een hele grote verandering voor mensen. Zo’n grote verandering noemen we een revolutie. De overgang van jagen-verzamelen naar landbouw noemen we de landbouwrevolutie. In een landbouwsamenleving wordt de grond gebruikt voor de landbouw. We noemen dat agrarisch grondgebruik.
Leerstof
2
Boer.
Ploegen met een tractor, in plaats van met een os.
De boer moest vroeger het land ploegen. De boer van nu moet nog steeds het
land ploegen.
63Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren
Irak Gebruik de atlas. Zoek de kaart Azië op. a Kleur in het kaartje hiernaast Irak rood en
Nederland blauw.b Welke twee rivieren stromen door Irak?
1
2
c Zet het jaartal waarin de landbouw is uitgevonden in Irak in de kaart.
d Waarom is de landbouw in Irak begonnen denk je?
De jager wordt boerZet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde door ze te nummeren van 1 tot 5.
De jager-verzamelaars gaan bij de veldjes met wild graan wonen.
Een groep jager-verzamelaars is op weg naar het zomerkamp.
De jagers vangen geiten. Ze slachten de geiten niet, maar gaan ermee fokken.
In het zomerkamp ontdekken ze dat het wilde graan ook dit jaar geoogst kan worden.
De jagers zijn boeren geworden. Ze leven vooral van de landbouw.
De ontdekking van de landbouwa Hoe heet de overgang van jagen-verzamelen naar landbouw?
b Vul in. De landbouwrevolutie begon in v.C. in
c De landbouwrevolutie zorgde voor grote veranderingen. Vul het schema in.
Samenleving van jager-verzamelaars
Landbouwsamenleving
middelen van bestaan
woonplaats
3
4
5
16 Europa en het Midden-Oosten.
10 000 v. Chr.Eufraat
Tigris
De grond rondom de rivieren was vruchtbaar.
En de rivieren zorgden voor voldoende water
voor de dieren en planten.
3
1
4
2
5
Landbouwrevolutie.
10 000 Irak.
jagen en verzamelen landbouw
jagen en verzamelen
rondtrekken met tenten of
eenvoudige hutten
dorpen
64 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren
Agrarisch grondgebruikWelke woorden horen bij agrarisch grondgebruik? Kruis het juiste antwoord aan.
aardappelveld – bloembolvelden – aardbeikwekerij
voetbalveld – graanveld – industrieterrein
tomatenkassen – aspergevelden – woonboulevard
zonnepanelen – korenvelden – duinen
Voor en na de revolutie a Streep het foute antwoord door en vul aan. Het linker plaatje in afbeelding
17 is van voor / na de landbouwrevolutie. Dat kun je zien aan
b Streep het foute antwoord door en vul aan. Het rechter plaatje is van
voor / na de landbouwrevolutie. Dat kun je zien aan
c Het verschil tussen arm en rijk in de landbouwsamenleving werd groter. Leg uit waarom dat verschil steeds groter werd.
d Waarom was de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw een revolutie?
6
x
Grote veranderingenDoor de landbouwrevolutie veranderde er veel in het leven van de mensen. Een heel belangrijke verandering was dat de boeren geen nomaden meer waren. Ze bleven op dezelfde plaats wonen en gingen huizen bouwen. Omdat ze niet meer rondtrokken, kregen de boeren meer bezit. Ze gingen goederen (= spullen) bewaren. Ze bakten potten om zaaigoed en graan voor de winter in te bewaren.
De ene boer kreeg meer bezit dan de andere. Het werk werd verdeeld, niet iedereen deed hetzelfde. Er kwam meer verschil tussen arm en rijk. Zo ontstond er ongelijkheid tussen de mensen. Dat was een verschil met de jager-verzamelaars.Maar niet alles veranderde tijdens de landbouwrevolutie. Sommige dingen bleven hetzelfde, er was continuïteit. Naast het werk op het land bleven de eerste boeren bijvoorbeeld jagen en vissen.
Leerstof
7
17
na
het voedsel: het is verzameld, in de natuur gezocht.
voor het voedsel: er worden planten verbouwd op de
akker en er is vee getemd.
Mensen bleven door de landbouwrevolutie op een plek wonen en konden daardoor meer goederen bewaren.
De een kreeg meer bezit dan de andere.
Er veranderde heel veel in het leven van de mensen.
65Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren
Veranderingen Hieronder lees je vier zinnen over de tijd van de landbouwrevolutie. Wat veranderde er? Kruis de twee juiste zinnen aan.
Mensen gingen in dorpen wonen.
Mensen trokken rond zonder vaste woonplaats.
Mensen gingen vissen in de rivier.
Mensen kregen meer bezit.
De hunebedbouwers a Teken in het vak hiernaast een trechter.b Kijk goed naar de pot op afbeelding 18 en jouw tekening. De
hunebedbouwers worden ook wel het ‘trechterbekervolk’ genoemd. Schrijf op waarom dat zo is.
c Vul aan. De hunebedbouwers geloofden in een leven na de dood. Dat weten we, omdat
d Noteer een voordeel van de verschillen in bezit in het dorp.
e Noteer een nadeel van de verschillen in bezit in het dorp.
Grote verschillen a Zet in de tabel de volgende woorden in de juiste rij. Eén woord blijft over.
Kies uit: zaaien – verzamelen – wolf – tractor – hond – trekossen – pijl en boog – boerderij – oogsten – ploegen
Jager-verzamelaars Eerste boeren
b Welk woord blijft over?
8
x
x
De eerste boeren in NederlandVanuit Irak verspreidde de landbouw zich over de wereld. Dat ging heel langzaam. Het duurde duizenden jaren voordat de nieuwe manier van leven ons leefgebied bereikte. Rond 5000 v.C. kwamen de eerste boeren in Nederland wonen. Zij bouwden dorpen op de vruchtbare grond van Zuid-Limburg. Langzaam verspreidde de landbouw zich over de rest van het land. Rond 3500 v.C. woonden ook in Drenthe boeren. Bij hun dorpen bouwden de boeren hunebedden van grote gestapelde stenen. Een hunebed is een grafkamer. Daarin werden de belangrijkste dorpsbewoners begraven, samen met allerlei spullen. Die spullen kregen ze mee om te gebruiken in het leven na de dood. Bijvoorbeeld wapens, sieraden en potten met voedsel. De aardewerken pot (afbeelding 18) is in een hunebed gevonden.
Leerstof
18
9
10
Omdat de potten van de hunebedbouwers de vorm hadden van
een trechter of een beker.
we geschenken hebben gevonden die de mensen meegaven aan de doden.
Je had de mogelijkheid om rijker te worden.
Het kan jaloezie opwekken bij mensen die minder bezit hebben.
Tractor, die hoort bij de moderne boer.
verzamelen zaaien boerderij
wolf hond oogsten
pijl en boog trekossen ploegen
66 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren
19 Hunebedbouwers.
Op de schoolplaat a Noteer de letters A tot en met J op de juiste plaats in afbeelding 19. A vrouw bezig met wol F rund B vrouw werkt aan pot G potten van aardewerk C man met bijl H vuurplaats D jager met wolf en jachthond I hunebed E boerderij J man met ploeg op schouderb Teken een rode cirkel in de tekening rond voorwerpen die de jager-
verzamelaars ook al gebruikten.c Teken een blauwe cirkel in de tekening rond voorwerpen die nieuw
waren voor de landbouwsamenleving.
d Maak de zin af. De staande vrouw is bezig om
Dat werk paste niet in een samenleving van jager-verzamelaars, omdat
11
Jagers en boerenDit hoofdstuk over jager-verzamelaars en boeren speelt zich af in de vroegste periode uit het verleden, de prehistorie. Rond 3000 v.C. vonden mensen het schrift uit. Vanaf die tijd zijn er geschreven bronnen en stopt de prehistorie. Hoe de eerste boeren hebben geleefd, weten we door spullen die archeologen hebben gevonden. Maar
ook doordat op andere plaatsen in de wereld mensen nog steeds op ongeveer dezelfde manier leven als de eerste boeren uit de prehistorie. In hoofdstuk 1 cursus 4 heb je geleerd dat we de geschiedenis indelen in tien tijdvakken. In de tijdbalk hieronder zie je de tijdvakken op een rij. Dit hoofdstuk gaat over het eerste tijdvak: de tijd van jagers en boeren.
Leerstof
3000 v.C. 500 n.C. 1000
Tijd van Grieken en RomeinenTijd van jagers en boeren Tijd van monnikenen ridders
H
CD
F
E
G
I
A
B
J
wol te spinnen.
ze geen schapen hielden en
dus hadden de jager-verzamelaars ook geen wol.
67Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.3 Het leven van de eerste boeren
Plaatsen in de tijd Ga naar de werkbladen 3 en 4. Knip de afbeeldingen uit en plaats ze naast de tijdbalk van werkblad 3.
Het verleden indelen Vul aan.
a Het eerste tijdvak noemen we het tijdvak van
b Dat tijdvak loopt tot
c Een ander woord voor dat tijdvak is
14 Het wielGebruik bron 6 en 7.a Waarom is het logisch dat een boer en niet een jager-verzamelaar het
wiel heeft uitgevonden?
b Bedenk twee voordelen van het wiel voor een boer.
1
2
c Omcirkel het juiste woord en leg uit.
1 Het wiel op bron 6 is wel een / geen onderzoeksvoorwerp voor een
archeoloog, omdat
2 De uitvinding van het wiel is wel een / geen revolutie, omdat
Maak de oefentoets.
12
13
M
Uit een geschiedenisboekHet wiel is een van de belangrijkste uitvindingen die ooit door mensen is gedaan. Rond 3500 v.C., na de landbouwrevolutie dus, bedacht een slimme boer dat rollen handiger was dan tillen. Een jager-verzamelaar had maar weinig spullen te dragen. Met een speer en bijl ging hij op pad. Een boer moest de oogst van het land halen en zware gereedschappen meenemen. Wat had de boer nodig? Een wagen op wielen! Kun jij je nog een leven voorstellen zonder wielen?
Bron 7 Bron 6
Een belangrijke uitvinding.
Tot slot In deze cursus heb je geleerd waar de landbouw is begonnen en hoe het leven van de mensen veranderde in de tijd van jagers en boeren. Je hebt geleerd dat er na de landbouwrevolutie verschil kwam tussen arm en rijk.
jagers en boeren.
3000 v.C.
prehistorie.
Omdat een boer oogst moet binnenhalen en zware gereedschappen gebruikt. Jager-verzamelaars
hadden weinig bezittingen.
Op een kar met wielen kun je veel meer vervoeren.
Rollen kost minder kracht dan zelf dragen.
het een ongeschreven bron is.
er veel veranderde in het leven van
de mensen.
68 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Lijkt het je wat, je eigen eten verbouwen? Nog steeds zorgen de boeren voor veel van ons eten. Maar de meeste mensen in Nederland zijn geen boer. Weet je al wat jij wilt worden? Er is een grote keus in beroepen. Daarover gaat deze cursus.
Om te beginnen a Welk beroep heeft de persoon op de
afbeelding?
b Lijkt je dat een leuk beroep? Ja / Nee, omdat
c Wat zou jij voor werk willen doen?
BeroepenHieronder staan verschillende beroepen. Noteer bij welke beroepssector ze horen. Kies uit: landbouw – industrie – diensten
reisleidster automonteur
bloembollenteler lasser
leraar groenteboer
directeur melkfabriek mijnwerker
Etena Denk aan je avondeten van gisteren. Hoe is dat allemaal op jouw bord
gekomen? Bedenk zes beroepen die daarmee te maken hebben en schrijf ze in de tabel. Bijvoorbeeld de slager voor het vlees.
b Schrijf achter elk beroep de eerste letter van de sector waar het bij behoort. Zet een L voor landbouw, een I voor industrie of een D voor dienstensector.
1 4
2 5
3 6
CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?
1
Beroepssectoren Vroeger waren mensen jagers en later boeren. Er zijn veel beroepen bij gekomen. Eerst waren dat vooral ambachten, zoals timmerman of schoenmaker. Kleine werkplaatsen groeiden uit tot de eerste fabrieken. Elk soort werk dat je kunt doen, hoort bij een bepaalde groep. Zo horen boeren bij de landbouw. De landbouw haalt producten uit de natuur, bijvoorbeeld melk van de koe.
Die melk gaat dan naar een fabriek waar er van alles van wordt gemaakt, bijvoorbeeld kaas. Werk in de fabriek noemen we de industrie. Behalve producten maken, zoals in de landbouw en industrie, kun je ook geld verdienen door iets voor een ander te doen. Je levert dan een dienst. Een kapper en een taxichauffeur bijvoorbeeld werken in de dienstensector. Die beroepsgroepen, landbouw, industrie en diensten, worden beroepssectoren genoemd.
Leerstof
2
3
20 Mooi beroep?
Dierenbeschermer.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
diensten diensten
landbouw industrie
diensten diensten
industrie landbouw
69Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?
ConsumerenKleur de vakjes voor de juiste uitspraken.
Consumeren is hetzelfde als eten en drinken
Alleen fabrikanten zijn producenten.
Als je producten maakt, ben je producent.
Een boer produceert landbouwproducten.
Ik ben een consument.
Ik ben een producent.
Producent en consumentVul de juiste woorden in. Eén van de woorden wordt twee keer gebruikt. Kies uit: product – dienst – consument – consumeren – produceert – producent
a Er zijn veel winkels waar je een telefoon kunt kopen. In elke winkel zijn
ook veel verschillende modellen. Als heb je dus
veel keuze. Als je een telefoon hebt uitgezocht en gaat kopen, ben je aan
het Een mobiele telefoon is een voorbeeld van
een
b De fabriek waar de telefoon is gemaakt is een
Aan de lopende band de fabriek telefoons.
c Je telefoonabonnement kun je niet vastpakken, het is een voorbeeld van een
Als je
een abonnement afsluit ben je een
Een dienst leveren
a Een dienst is
b Het beroep uit afbeelding 22 hoort bij de
diensten, omdat
4
x
xx
5
6
Produceren en consumeren Als je een glas appelsap bestelt in een restaurant, hebben veel mensen aan dat drankje gewerkt. In de landbouw zijn de appels uit de natuur gehaald. Een fabriek maakt er appelsap van. De boer en de fabrikant hebben het product gemaakt, ze zijn producenten. Het restaurant heeft het voor je ingeschonken. Dat is een dienst. Er zijn mensen uit alle sectoren bezig geweest met jouw glas appelsap. De boer uit de landbouw, de fabrikant uit de industrie en de serveerster uit de dienstensector.Als je iets koopt, ben je een consument. Of je nou appelsap koopt of een brommer. Ook als je naar de kapper gaat of een bankrekening opent, ben je een consument. Mensen die geld uitgeven aan producten of diensten, zijn aan het consumeren.
Leerstof
21 Fabriekswerk.
22 Bij de kapper.
consument
consumeren.
product.
producent.
produceert
dienst.
consument.
iets dat je voor een ander doet.
een kapper geld verdient met
het knippen van iemands haar.
70 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?
Welke sector? Zet de volgende beroepen onder de juiste sector.fabrieksarbeider – boomkweker – kippenhouder – kok – soldaat – meubelmaker
Landbouw Industrie Diensten
Landbouw in Nederland Gebruik de atlas. Zoek de kaart Nederland – Grondgebruik. Bekijk de legenda. a Schrijf hieronder drie soorten landbouw uit de legenda op.
1
2
3
b Schrijf achter elke soort landbouw die je hebt ingevuld bij a de landbouwproducten die erbij horen. Kies uit: melk – vlees – graan – tomaten
Industrie op de kaart Op afbeelding 24 zie je een kaart van een stad. Omcirkel de juiste antwoorden en vul in.
a De afbeelding is een overzichtskaart / themakaart.
b Industrie vind je vooral in het centrum van /
aan de rand van / buiten de stad.
c Bedenk een reden waarom industrie vooral
daar zit.
d Landbouw vind je vooral in het centrum van /
aan de rand van / buiten de stad.
e Diensten staan niet op de kaart. Waar verwacht je de meeste diensten?
In het centrum van / aan de rand van / buiten de stad.
7
8
9
Sectoren in NederlandDe meeste mensen in Nederland werken in de dienstensector. In rijke landen is deze sector het grootst.Er staan veel fabrieken in Nederland. Maar veel van de producten die wij kopen, worden gemaakt in arme landen, waar de lonen lager zijn.De kleinste beroepssector is de landbouw. Toch verkoopt Nederland veel landbouwproducten.Vroeger waren er vooral kleine boerenbedrijven. Nu zijn in Nederland de meeste boerenbedrijven groot en wordt er veel met machines gewerkt. Wat de boeren van het land halen, eten ze niet allemaal zelf op. Ze verkopen hun oogst in het binnenland of aan het buitenland. Zo gaan er schepen vol aardappels, tomaten en paprika’s de grens over.
Leerstof
23 Tuinbouw onder glas.
24 Rotterdam.
Rotterdam
Berkel en Rodenrijs
Nieuwe Waterweg
Legenda
landbouw
bebouwing
industrie
grasland melk, vlees
akkerland graan
tuinbouw tomaten
Ruimte, overlast, grondprijs.
boomkweker fabrieksarbeider kok
kippenhouder meubelmaker soldaat
71Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?
Verschillen tussen boeren
a Hoe noem je het als een boer de producten voor eigen gebruik verbouwt?
b Kruis aan wat arbeidsintensief werk is.
Aardbeien plukken met de hand.
Het hooi van het land halen met een tractor.
Kokosnoten oogsten door in een palmboom te klimmen.
Voordelen en nadelen voor de boerZou je als boer liever een eigen bedrijf hebben of bij iemand anders werken? Hieronder vind je een lijstje met voor- en nadelen. Geef met een kruisje aan bij welk soort bedrijf elk gevolg hoort. Omcirkel in de laatste kolom ook of het een voordeel of een nadeel is.
Klein eigen bedrijf Werken bij een ander Voordeel / nadeel
grote vrijheid voordeel / nadeel
kans op misoogst voordeel / nadeel
weinig vrijheid voordeel / nadeel
vast loon voordeel / nadeel
Sectoren in ontwikkelingslanden a De tabel geeft weer in welke beroepssectoren mensen werken in
verschillende landen. Vul Nederland en Mali in op de juiste plek.
b Omcirkel de juiste woorden.
Mensen in rijke landen werken vooral in de landbouw / diensten / de industrie.
In arme landen werken de meeste mensen in de landbouw / de diensten / de industrie.
10
11
12
Percentages per sector Landbouw Industrie Diensten
Thailand 58 20 22
Verenigde Staten 3 23 74
3 22 75
80 5 15
Landbouw in ontwikkelingslandenIn arme landen werken de meeste mensen in de landbouw. Er zijn vooral veel familiebedrijfjes die voor hun eigen eten zorgen en dus zelfvoorzienend zijn. De hele familie werkt mee, want er is geen geld voor machines. Er zijn veel mensen nodig om het werk te doen, dat noemen we arbeidsintensief. Er zijn ook grote boerenbedrijven in arme landen. Er is hier wel geld voor machines. Zij maken winst door alles te verkopen aan het buitenland. Zo gaan er schepen vol koffiebonen de grens over.
Leerstof
25 Een boer ploegt een akker.
Op die grote boerderijen is veel werk, maar de boeren die er werken, verdienen vaak weinig en blijven arm.
Zelfvoorzienend.
Nederland
Mali
xx x
xx
x
x
72 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?
Werken in de industrie a Kleur de vakjes voor de juiste uitspraken.
In rijke landen werkt niemand in de sector industrie.
Steeds meer fabrieken gaan naar arme landen omdat de lonen er laag zijn.
Alle grote fabrieken staan in de rijke landen.
b Gebruik de atlas. Zoek de kaart De aarde – Industrie op.
In welk continent werken de minste mensen in de industrie?
c Gebruik de atlas. Vergelijk de kaarten De aarde – Industrie en De aarde – Landbouw. Milou zegt: ‘In landen waar veel landbouw is, werken weinig mensen in de industrie en andersom.’
Is deze uitspraak is juist of onjuist? Omcirkel het juiste antwoord. juist / onjuist
Geef twee voorbeelden van landen om je antwoord duidelijk te maken.
1
2
Wist je dat?1 Als je in Nederland nog geen zestien bent,
mag je op schooldagen niet meer dan twee uur per dag werken.
2 In de hele wereld werken 250 miljoen kinderen.
3 Per dag komen er 80 000 werkende kinderen bij.
4 Sommige tapijten uit India hebben een keurmerk aan de onderkant: hieraan hebben geen kinderen gewerkt.
5 Er werken meer meisjes dan jongens.6 De meeste kinderarbeid komt voor in Azië,
maar ook in Afrika en Zuid-Amerika werken veel kinderen.
Bron 8
Kinderarbeid Stel, je schrijft voor een schoolkrant. In die schoolkrant staat een foto en een korte tekst over het leven van kinderen in andere landen. Schrijf zelf een tekst bij afbeelding 26. Gebruik ook gegevens uit bron 8.
13
x
14
Industrie in ontwikkelingslandenVeel producten die wij hier kopen, worden gemaakt in fabrieken in ontwikkelingslanden. De lonen zijn daar lager dan hier, dus kunnen de spullen goedkoper worden gemaakt. Door de lage lonen worden steeds meer fabrieken verplaatst naar arme landen. Fabrieksarbeiders in arme landen hebben het vaak veel slechter dan in rijke landen. Voor lage lonen doen ze zwaar en vies werk in ongezonde ruimtes. Ook moeten ze lange dagen maken. Het komt ook voor dat kinderen in die omstandigheden moeten werken. Ze worden gebruikt als goedkope arbeidskrachten. Dat wordt kinderarbeid genoemd.
Leerstof
26 Kinderen aan het werk.
Afrika.
Bijvoorbeeld Mozambique: daar werken veel mensen in de landbouw en weinig in de industrie.
Bijvoorbeeld Duitsland: daar werken weinig mensen in de landbouw en veel in de industrie.
Eigen antwoord.
73Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 2.4 Welk werk kun je doen?
Wat doen je ouders? a In welke sector werken (of werkten) je ouders (vul eventueel iemand anders in)?
Mijn moeder / is van beroep ,
dus ze werkt in de
Mijn vader / is van beroep ,
dus hij werkt in de
b Maak met de klas een overzicht van de sectoren uit vraag a. Vul onderstaande tabel in: zet voor iedere persoon een kruisje in het juiste vakje. Tel daarna alle kruisjes op.
Landbouw Industrie Diensten
mannen
vrouwen
totaal sector
totaal aantal mensen
16 Mobiele telefoons Omcirkel het juiste antwoord en vul in.
a De kinderen uit het artikel werken in
de landbouw / de industrie / de diensten.
b Hoeveel onderzoeken deed de
telefoonproducent in 2012? 176 / 393
c In 2012 ontdekte de telefoonproducent
176 / 74 gevallen van kinderarbeid.
d Bedenk een reden voor de stijging van de ontdekte kinderarbeid. Gebruik de bron.
e Waarom laat de fabrikant kinderen in de
fabriek werken?
f Wat kan de producent doen tegen deze
kinderarbeid?
Maak de oefentoets.
15
Telefoonproducent ontdekt fors meer kinderarbeid in fabriekenEen telefoonproducent heeft in 2012 bij meerdere fabrieken waar de telefoons gemaakt worden, misstanden gevonden. Ze ontdekte onder andere kinderarbeid: het aantal ontdekte gevallen daarvan ligt fors hoger dan in 2011. Bij één bedrijf in China werden zelfs 74 minderjarigen ontdekt.
Bron 9
M
Onderzoek naar kinderarbeid
439
2007
7
83
2008
11
102
2009
91127
2010
19
229
2011
176
393
2012
Ontdekte gevallen van kinderarbeid
Verrichte onderzoeken
Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat er beroepen in de landbouw, de industrie en de diensten zijn. Je hebt geleerd over die sectoren in rijke en in arme landen. Ook heb je geleerd over producenten en consumenten.
Eigen antwoord
Eigen antwoord.
Eigen antwoord
Eigen antwoord.
Er is meer onderzoek gedaan.
Goedkope arbeid.
Andere fabrieken zoeken,
controleren, meer betalen.
74 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Je gaat kijken wat je allemaal kunt kopen voor € 1.000. Na deze taak heb je een A4 volgeplakt met advertenties en een lijst met geschatte en werkelijke prijzen.
Stap 1 VerlanglijstStel je voor: je hebt € 1.000 gewonnen. Maak een verlanglijst van de dingen die je zou willen kopen voor dat bedrag. Schat bij ieder product de prijs. Bedenk ook of het iets is waar je lang plezier van zult hebben en zet je wensen in volgorde van belangrijkheid.
Stap 2 De echte prijzenZoek de echte prijzen op. Gebruik de volgende tips.
Bekijk kranten en reclamefolders. Verzamel advertenties van je product.Kijk op www.marktplaats.nl naar tweedehands artikelen.Ga in de winkel naar prijzen kijken.
Zet bij ieder product achter je geschatte prijs de werkelijke prijs. Zet daarachter het verschil tussen je schatting en de werkelijkheid. Bijvoorbeeld:
Product Geschatte prijs Werkelijke prijs Verschil
wandelschoenen € 100 € 150 + € 50
Stap 3 Laat je producten zienMaak een precies overzicht van wat je wilt kopen en wat de kosten zijn. Laat met foto’s op een A4 zien wat jij voor € 1000 gaat kopen. Heb je geen foto’s gevonden? Maak dan een tekening.
Stap 4 Goed geschat?a Vind je dat je de bedragen goed had geschat? ja / nee
Leg je antwoord uit.
b Bespreek je antwoord met een ander. Wie had de beste schatting gemaakt?
Stap 5 Wat heb je geleerd?
Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat
Dit ging goed:
Dit ging minder goed:
TAAK Hoe geef je geld verstandig uit?
75Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
TAAK Levensbeschouwing Wat kun je doen?
In deze taak gaan we aan de slag met arm en rijk en de vraag wat voor spullen je nu echt nodig hebt om te leven. Stap 1, 2 en 5 doe je alleen. Stap 3 en 4 doe je in een duo.
Stap 1 Wat heb je echt nodig?In dit hoofdstuk hebben we het gehad over primaire en secundaire behoeften.a Zoek nog eens op wat primaire en secundaire behoeften zijn. Welke
primaire levensbehoefte vind jij het belangrijkst? Leg uit waarom.
b Zonder welke secundaire behoeften kun jij niet leven?
Stap 2 Belangrijke vragenDe belangrijkste vragen die mensen stellen over het leven, noemen we levensvragen. Op deze vragen geven mensen verschillende antwoorden en bestaan er geen foute antwoorden. Een voorbeeld van een levensvraag is: kun je gelukkig zijn als je arm bent? Geef antwoord op de vraag.
Stap 3 Wat vind jij ervan?Bespreek in een duo jullie meningen over de verschillen tussen arm en rijk.
Ik vind het dat
er grote verschillen zijn arm en rijk, want
Stap 4 Bedenk een planStel, jullie zijn de baas van de wereld. Jullie willen iets doen aan de verschillen tussen arm en rijk op de wereld. Bedenk een stappenplan om deze verschillen kleiner te maken. Wat moet er gebeuren?
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5 Wat heb je geleerd?
Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat
Dit ging goed:
Dit ging minder goed:
76 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
VERDIEPING De grotten van Lascaux
Waar ligt het en hoe ziet het eruit?Gebruik de atlas. a De grotten van Lascaux liggen in Frankrijk, vlak bij het plaatsje
Brive-la-Gaillarde. Omcirkel de juiste woorden.
1 Lascaux ligt ten noorden / zuiden van Toulouse.
2 De rivier ten zuiden van Lascaux is de Dordogne / Charente.
b Lees bron 10. Leg kort uit hoe de grotten van Lascaux zijn ontstaan.
c Gebruik bron 10 en 12. Wat wordt er bedoeld met de zin ‘Daarom hebben grotten altijd grillige vormen’?
Wat is er gebeurd?Lees bron 13.a Hoe oud waren de grottekeningen die Marcel Ravidot vond?
b Teken uit je hoofd een paard in het lege vak hiernaast.c Vergelijk jouw paard met de tekening van de jager-
verzamelaars uit bron 11. Wat vind je van de tekeningen van de mensen die 15 000 jaar geleden leefden?
d De grottekeningen kunnen antwoord geven op vragen die archeologen hebben over het verleden. Bedenk twee vragen waar de grottekeningen antwoord op kunnen geven.
1
2
Welk werk doen mensen?Bekijk bron 12 en 14. Jaarlijks trekt Lascaux vele duizenden toeristen. Veel mensen verdienen hun geld aan de toeristen die daar komen.a Schrijf twee beroepen op waarmee je geld kunt verdienen aan toeristen.
1 2
b In welke beroepssector zijn deze mensen werkzaam?
c Leg uit waarom een toeristisch uitstapje naar de grotten van Lascaux een secundaire behoefte is.
d Vul het juiste woord in. Kies uit: inkomsten – consumenten – uitgaven – budget – producenten
1 Alle toeristen die jaarlijks naar Lascaux komen, zijn goed voor de
van hoteleigenaren.
2 Toeristen die een rondleiding krijgen van een gids in de grotten van
Lascaux zijn
1
2
3
De grotten zijn ontstaan doordat regen het zachte kalksteen in de grond heeft opgelost.
De vormen van de grotten zijn onregelmatig, ze bestaan niet uit rechte hoeken.
Ongeveer 15 000 jaar oud.
Eigen antwoord.
Bijvoorbeeld: Op welke dieren jaagden de jager-verzamelaars?
Bijvoorbeeld: Welke dieren leefden er in de prehistorie?
reisleider restauranthouder
In de dienstensector.
Omdat een uitstapje naar de grotten van Lascaux geen basisbehoefte is. Een dagje uit of op
vakantie gaan is een luxe.
inkomsten
consumenten.
77Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
Grottekeningen van Lascaux‘Stomme hond, kom dan hier.’ De 17-jarige Marcel Ravidot tuurde in het gat waar zijn hond Robot in was gekropen. Het was september 1940 en Marcel liet Robot uit op het landgoed Lascaux in Frankrijk. ‘Hij zal wel weer achter een vos aan zijn,’ dacht Marcel. Maar het was helemaal geen vossenhol. Hij haalde nog wat aarde weg en keek in een diep gat. De nieuwsgierige Marcel kroop naar
binnen. Hij kwam in een onderaardse grot terecht. En wat voor grot! Op de muren waren enorme dieren geschilderd: bizons, paarden en wilde zwijnen. Maar ook mensenfiguren. Marcel riep zijn geschiedenisleraar erbij. In de grot vonden ze wel 2000 geschilderde afbeeldingen. De grottekeningen bleken wel 15 000 jaar oud te zijn. Sinds de ontdekking is de grot door miljoenen mensen bezocht.
Bron 13
Grottekening in Lascaux.
Bron 11
Een reisleider met toeristen.
Bron 12
Een hotel-restaurant in Lascaux.
Bron 14
Ontstaan van grottenGrotten, zoals die in Lascaux, komen voor waar veel kalksteen in de grond zit. Kalksteen is zacht. Het bestaat uit resten van botten en schelpen van zeediertjes die miljoenen jaren geleden leefden. Regenwater kan makkelijk in zachte kalksteen dringen. Regen zorgt ervoor dat de kalksteen langzaam oplost, er
komen dan spleten en gaten in de grond. Als het regenwater een hardere steensoort tegenkomt, maakt het een omweg. Daarom hebben grotten altijd grillige vormen. Hoe meer kalksteen er onder de grond is, hoe meer steen het regenwater op kan lossen. Zo ontstaan er grote ruimtes. Het kan duizenden jaren duren voordat een grot ontstaan is.
Bron 10
78 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
WerelddelenGebruik de wereldkaart hiernaast en de atlas. De aarde is verdeeld in de volgende zeven werelddelen: Europa – Azië – Afrika – Australië – Antarctica – Noord-Amerika – Zuid-AmerikaZet de naam van het werelddeel achter het juiste nummer in het kaartje.
Werelddelen in kleurGebruik de wereldkaart hiernaast en de atlas.a Kleur het vakje voor elk werelddeel. Geef elk werelddeel een
andere kleur.
Noord-Amerika Azië
Zuid-Amerika Antarctica
Europa Australië
Afrika
b Kleur de werelddelen op de kaart hiernaast in met de kleuren die je bij vraag a hebt gebruikt.
GebergtenGebruik de wereldkaart hiernaast en de atlas.Kijk naar de letters in de kaart. Schrijf de namen van deze bergketens op.Kies uit: Alpen – Andes – Himalaya – Rocky Mountains
A
B
C
D
Bergketens in kleurGebruik de atlas. Hoe zie je bergen op een atlaskaart?
Vergelijk de kaart Europa – Staatkundig met de kaart Europa – Natuurkundig.Omcirkel het juiste woord.a Op de kaart Europa – Natuurkundig worden de Alpen weergegeven
met een groene / bruine kleur.
b Op de kaart Europa – Staatkundig worden de Alpen weergegeven met
schaduw / bruine kleuren.
c De Alpen zijn hoger / lager dan het Scandinavisch Hoogland. Tip: kijk
goed naar de legenda!
BergtoppenGebruik de atlas. Zoek de kaart De aarde – Natuurkundig. Zoek de namen van de bergtoppen van de kaart hiernaast op en schrijf ze hieronder achter de juiste hoogte.
4808 meter
5892 meter
8611 meter
8850 meter
1
2
3
4
5
Topografie
Rocky Mountains
Andes
Alpen
Himalaya
met een bruine of grijze kleur of schaduw.
Mont Blanc
Kilimanjaro
K2
Mount Everest
79Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
1
2
3
5
4
6
7
A
B
C
D
5892
m
8611
m
4808
m
8850
m
berg
top
gebe
rgte
Noo
rd-A
mer
ika Z
uid
-Am
erik
a
Afr
ika
Eur
opa
Azi
ë
Him
alay
a
Roc
ky M
ount
ains
Alp
en
And
esA
ustr
alië
Ant
arct
ica
Werelddelen.
80 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Cursus 1 Wat hebben mensen nodig?
Iedereen heeft basisbehoeften: eten en drinken (voedsel), kleding, een huis, onderwijs en gezondheidszorg. Maar niet iedereen heeft evenveel van die dingen. De verschillen op de wereld zijn groot, maar er zijn ook veel overeenkomsten tussen mensen. In rijke landen is veel welvaart of rijkdom. In arme landen leven veel mensen in slechte levensomstandigheden, zij leven in armoede. Geld dat je krijgt zijn je inkomsten. Geld waarmee je dingen koopt zijn je uitgaven. Economie gaat over inkomsten en uitgaven.
Cursus 2 Het leven van de eerste mensen
Ongeveer 13 000 jaar geleden na de laatste ijstijd kwamen er jager-verzamelaars naar Nederland. Ze trokken als nomaden rond en haalden alles uit de natuur. Jagen en verzamelen waren hun middelen van bestaan. Duizenden jaren lang bleef het leven hetzelfde: er was continuïteit. Mensen maakten zelf werktuigen en wapens van vuursteen, ze waren zelfvoorzienend. Omdat de eerste mensen rondtrokken, was er weinig bezit en geen verschil tussen arm en rijk. De mensen konden toen niet lezen en schrijven, die tijd noem je de prehistorie. Dat we toch wat over ze weten, komt door opgravingen van archeologen.
Cursus 3 Het leven van de eerste boeren
Rond 10 000 v.C. ontstond er in Irak een landbouwsamenleving. Mensen gingen planten verbouwen op akkers en vee houden in een weiland. De eerste boeren gingen over op agrarisch grondgebruik. Landbouw werd hun middel van bestaan. Door de uitvinding van de landbouw veranderde er veel. Het was een revolutie. De overgang van jagen en verzamelen naar een landbouwsamenleving noemen we de landbouwrevolutie. Mensen bleven op één plek wonen en bouwden stevige huizen. Zo konden ze meer spullen bewaren, dat gaf verschil in arm en rijk. Hoewel er uit deze tijd geen geschreven bronnen zijn, zijn we toch wat over ze te weten gekomen. Bijvoorbeeld door de goederen die we in de hunebedden van de eerste boeren in Nederland hebben gevonden. We noemen deze periode de tijd van jagers en boeren.
Cursus 4 Welk werk kun je doen?
Werk kun je indelen in drie beroepssectoren: 1 landbouw - In rijke landen zijn grote boerenbedrijven met veel
machines. In arme landen verbouwen boeren vooral voor eigen gebruik. Werk in de landbouw is daar vaak arbeidsintensief.
2 industrie – hier worden goederen in fabrieken gemaakt. In landbouw en industrie worden producten gemaakt, het zijn producenten.
3 dienstensector – werk dat bestaat uit diensten: iets voor een ander doen. Het kopen van dingen heet consumeren. De mensen die dat doen zijn consumenten.
Samenvatting
81Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
agrarisch grondgebruik grond die gebruikt wordt voor de landbouw
arbeidsintensief als bij het maken van een product veel met de hand wordt gedaan
archeoloog iemand die het verleden bestudeert door oude voorwerpen, gebouwen, enzovoort op te graven en te onderzoeken
armoede als iemand niet in zijn basisbehoeften kan voorzien
basisbehoeften dingen die elk mens nodig heeft (voeding, kleding, een huis, gezondheidszorg en onderwijs)
beroepssector groep beroepen die bij elkaar horen
bezit dat wat iemand heeft
budget het geld dat je kunt uitgeven
consument iemand die iets koopt
consumeren geld uitgeven aan producten of diensten
continuïteit als iets niet verandert en zonder onderbreking doorgaat
dienst werk dat bestaat uit iets voor iemand doen
dienstensector beroepen die te maken hebben met diensten
economie alles wat met geld te maken heeft
elite het rijke deel van de bevolking
gezondheidszorg hulp van een dokter of een ziekenhuis
goederen spullen, producten
hunebed grafkamer van grote zwerfkeien, gebouwd door de eerste boeren
industrie hier worden goederen gemaakt, meestal in fabrieken
inkomsten geld dat je krijgt of verdient
jager-verzamelaars mensen die leven van de jacht en wat ze in de natuur verzamelen
landbouw planten verbouwen en dieren fokken
landbouwrevolutie overgang van jagen en verzamelen naar landbouw
landbouwsamenleving mensen wonen in dorpen en leven van landbouw
levensomstandigheden de omstandigheden waaronder iemand leeft
massa het grootste, vaak arme, deel van de bevolking
middel van bestaan manier om aan voedsel te komen
natuur alles wat niet door mensen is gemaakt
nomaden rondtrekkende mensen zonder vaste woonplaats
ontwikkelingslanden arme landen die hulp nodig hebben bij hun ontwikkeling
overeenkomst wat hetzelfde is
prehistorie periode in de geschiedenis waaruit we geen geschreven bronnen hebben
primaire behoeften ander woord voor basisbehoeften
producent iemand die goederen maakt
revolutie een grote verandering voor veel mensen
rijkdom (welvaart) als mensen genoeg geld hebben voor hun basisbehoeften, of meer
secundaire behoeften dingen die niet noodzakelijk zijn om te kunnen leven, luxe
tijd van jagers en boeren eerste tijdvak dat duurde tot 3000 v.C.
uitgaven geld dat je uitgeeft
verschil wat anders is
welvaart (rijkdom) als mensen genoeg geld hebben voor hun basisbehoeften, of meer
zelfvoorzienend als iemand voor zichzelf kan zorgen
Begrippen
82 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Basisbehoeften (cursus 1) a Noteer de vijf basisbehoeften.
1 2 3
4 5
b Bekijk de tabel hieronder. Over welke twee basisbehoeften gaat de tabel?
1 2
c De gegevens in de tabel zijn van Japan en Mozambique. Welke gegevens horen bij Japan: A of B? Leg je antwoord uit.
% Mensen dat kan lezen of schrijven Aantal patiënten per dokter
A 99 556
B 42 36 225
Begrippen (cursus 1)Is de zin juist of onjuist? Omcirkel steeds het juiste antwoord.
1 Een land met veel welvaart heeft ook veel rijkdom. juist / onjuist
2 Uitgaven: geld dat je krijgt of verdient. juist / onjuist
3 Het rijke deel van de inwoners is de elite. juist / onjuist
Jagen en verzamelen (cursus 2)a De eerste mensen woonden rond 250 000 v.C. in Nederland,
maar verdwenen later weer. Waarom?
b Wat waren de twee middelen van bestaan van jager-verzamelaars?
1 2
c Wat wordt bedoeld met: de ‘jager-verzamelaars waren zelfvoorzienend’?
Arm of rijk? (cursus 2)Waarom was er bij de jager-verzamelaars weinig verschil in bezit?
Geen geschreven bronnen (cursus 2)a Hoe noemen we de tijd waarin er geen geschreven bronnen zijn?
b Hoe noemen we de mensen die het verleden onderzoeken aan de hand van voorwerpen die ze opgraven?
1
2
3
4
5
Test jezelf
voedsel kleding een huis
gezondheidszorg onderwijs
onderwijs gezondheidszorg
A, Japan is een rijk land en Mozambique is een arm land. In Japan is het onderwijs en de
gezondheidszorg beter.
Door de ijstijd was het te koud om hier te leven.
jagen verzamelen
De jager-verzamelaars konden voor zichzelf en hun groep zorgen, zonder dat ze daar
andere (groepen) mensen voor nodig hadden.
Omdat jager-verzamelaars van plek tot plek rondtrokken en daardoor niet veel bezit mee
konden nemen.
Prehistorie of tijd van jagers en boeren.
Archeologen.
83Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
Nomaden (cursus 2)Leg uit waarom de jager-verzamelaars nomaden waren.
De ontdekking van de landbouw (cursus 3)a Wat is de landbouwrevolutie?
b Vul het schema in. Kies uit: akkers – bessen verzamelen – tenten – nomaden – stevige huizen – weinig bezit – dieren fokken – verschil tussen arm en rijk
Samenleving van jager-verzamelaars Landbouwsamenleving
De eerste boeren in Nederland (cursus 3)a Kruis het juiste antwoord aan.
De eerste boeren in Nederland leefden 5000 v.C. in Limburg.
De eerste boeren in Nederland leefden 5000 jaar geleden in Limburg.
b Hoe heten de grote grafkamers die de boeren in Drenthe 3500 jaar geleden bouwden?
c Hoe weten we dat deze boeren geloofden in een leven na de dood?
Andere tijden (cursus 3)Hoe noemen we het eerste tijdvak? Kruis het juiste antwoord aan.
prehistorie
periode
tijd van jagers en verzamelaars
tijd van jagers en boeren
Landbouw, industrie en diensten (cursus 4)Zet de namen van de volgende landen op de juiste plaats in de tabel: Verenigde Staten – Ethiopië
Werkzaam in landbouw
Werkzaam in industrie
Werkzaam in diensten
A 86% 2% 12%
B 3% 23% 74%
6
7
8
x
9
x
10
Omdat de jager-verzamelaars geen vaste woonplaats hadden.
Dat is de overgang van jagen en verzamelen naar landbouw.
Hunebedden.
Omdat we in de hunebedden spullen hebben gevonden die de hunebedbouwers aan hun doden
meegaven.
bessen verzamelen akkers
tenten stevige huizen
nomaden dieren fokken
weinig bezit verschil tussen arm en rijk
Ethiopië
Verenigde Staten
84 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
Soorten beroepen (cursus 4)Hieronder staan voorbeelden van beroepen. Zet achter de beroepen bij welke beroepssector ze horen. Kies uit: landbouw –industrie – diensten
1 broodbakker
2 iemand die sla en tomaten verbouwt
3 buschauffeur
4 visser
5 slager
6 iemand die in de mijnbouw werkt
Kruiswoordpuzzel (hele hoofdstuk)
11
12 1 iemand die wilde dieren doodt om
van te leven2 akkerbouw en veeteelt3 inkomsten en uitgaven4 iemand die opgravingen doet om
het verleden te bestuderen5 iets wat hetzelfde is6 tijd voordat de mensen konden
lezen en schrijven 7 iemand die iets koopt8 grafkamer 9 grote verandering10 dingen die elk mens nodig heeft11 beroepsgroep van de fabrieken 12 dat wat iemand heeft13 een groot bedrijf waar mensen
met machines een product maken14 alles wat met inkomsten en
uitgaven te maken heeft15 geld dat je krijgt of verdient16 iets dat anders is17 iemand die basisbehoeften
niet kan betalen, leeft in …18 rondtrekkende mensen zonder
vaste woonplaats19 als je veel geld en bezittingen
hebt, dan ben je …20 grote groep
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Welk woord vormen de letters in de gekleurde kolom?
j a g e r
l a n d b o u w
b u d g e t
a r c h e o l o o g
o v e r e e n k o m s t
p r e h i s t o r i e
c o n s u m e n t
h u n e b e d
r e v o l u t i e
b a s i s b e h o e f t e
i n d u s t r i e
b e z i t
f a b r i e k
e c o n o m i e
i n k o m s t e n
v e r s c h i l
a r m o e d e
n o m a d e n
r ij k
m a s s a
jagersenverzamelaars
industrie
landbouw
diensten
landbouw
diensten
landbouw
85Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
Werkblad 3
bij opdracht 12, cursus 3
3000 v.C.
jaar 1
500 n.C.
Tijd van jagers enboeren
Tijd van Griekenen Romeinen
ploegende boer
grafgift
rotstekening
hunebed
jager-verzamelaars
rotstekening
jager-verzamelaars
jager-verzamelaars
86 Hoofdstuk 2 Arm en rijk © Noordhoff Uitgevers bv
87Hoofdstuk 2 Arm en rijk© Noordhoff Uitgevers bv
Werkblad 4
bij opdracht 12, cursus 3
In deze opdracht plaats je afbeeldingen in de tijd.a Wanneer eindigt de tijd van jagers en boeren? Omcirkel het jaartal in
de tijdbalk van werkblad 3.b Hieronder staan stukjes uit afbeeldingen in je boek. Knip de stukjes
uit.c Zoek in je boek de afbeeldingen op waar elk stukje bij hoort. Plak elk
stukje op de juiste plaats bij de tijdbalk van werkblad 3. d Welk woord past bij welke afbeelding? Schrijf onder elke afbeelding
welk woord erbij past. Kies uit: hunebed – rotstekening – grafgift – jager-verzamelaars – ploegende boer
e Wat is het pictogram van de tijd van jagers en boeren?
f Welk tijdvak komt na de tijd van jagers en boeren?
Een pot.
De tijd van Grieken en Romeinen.
89Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv
Inhoud IntroductieCursus 2.1 Wat heb je nodig?Cursus 2.2 Het leven van de eerste mensenCursus 2.3 Het leven van de eerste boerenCursus 2.4 Welk werk kun je doen?Taak Hoe geef je geld verstandig uit?Taak levensbeschouwing Wat kun je doen?Verdieping De grotten van LascauxTopografi eSamenvattingBegrippenTest jezelfWerkbladen
Inhoud
© Noordhoff Uitgevers bv
Introductie 90Cursus 3.1 Kleurrijk Nederland 92Cursus 3.2 De Romeinse samenleving 98Cursus 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk? 104Cursus 3.4 Omgaan met verschillen 110Taak Hoe zorg je voor respect? 116Taak Levensbeschouwing Elkaar met respect behandelen 117Verdieping Italianen in Nederland 118Topografi e 120Samenvatting 122Begrippen 123Test jezelf 124Werkbladen 127
89Hoofdstuk 3 Samen leven
Samen leven3
Vechten voor vrijheid
De jonge gladiator Marcus Africanus kijkt gespannen naar zijn tegenstander. Marcus is een slaaf. Hij heeft al vaak gewonnen. Als hij dit gevecht wint, krijgt hij een bijzondere prijs: zijn vrijheid. Zijn tegenstander is Lucius de Spanjaard.Lucius is heel sterk, maar Marcus heeft hard getraind en loopt vol vertrouwen de arena in. De toeschouwers beginnen te juichen als ze hem zien. Ze gooien met bloemen. Marcus is de favoriet. Langzaam cirkelen de twee gladiatoren om elkaar heen terwijl het orkest speelt en het publiek ze goede raad toeroept. Misschien is dit mijn laatste gevecht, denkt Marcus. Als ik win, kan ik boer worden of soldaat. In elk geval ben ik dan geen slaaf meer. Hij kijkt naar de ogen van Lucius, zoekt naar een zwakke plek in zijn verdediging en valt dan aan.
Introductie
90 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 91Hoofdstuk 3 Samen leven
Vechten voor vrijheidLees het verhaal en bekijk de afbeelding.a Waar komt Marcus vandaan?
b Waar komt Lucius vandaan?
c Welke geluiden hoort Marcus als hij de arena binnen loopt?
d Waarom is dit gevecht zo belangrijk voor Marcus?
De afloopMaak het verhaal van Marcus in maximaal vijf zinnen af. Je mag zelf bedenken wat er gaat gebeuren, maar aan het einde van je verhaal is het gevecht afgelopen en de uitkomst bekend.
Verschillende mensenBekijk de foto op de vorige bladzijde. Je ziet allerlei verschillende mensen. Net als nu, leefden er in de Romeinse tijd ook allerlei mensen uit verschillende landen samen.
a In welk land ben jij geboren?
b In welk land zijn jouw ouders geboren?
c Heb jij klasgenoten die zelf of van wie de ouders uit een ander land komen? ja / nee
d Welke verschillen zijn er volgens jou tussen leeftijdsgenootjes uit verschillende landen? Noteer er drie.
1
2
3
e Wat vind je ervan als mensen uit verschillende landen samenleven?
f Wat is volgens jou voor alle kinderen van je leeftijd even belangrijk?
Maak de instaptoets.
1
2
3
M
Marcus komt uit Afrika.
Lucius komt uit Spanje.
Hij hoort gejuich, muziek, geschreeuw (goede raad).
Als hij wint, is hij geen slaaf meer.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
Eigen antwoord.
92 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
1 Bij de bushalte. 2 In de klas.
a Op afbeelding 2 zie je een klas met leerlingen uit verschillende culturen. Waar zie je dat aan?
b Omcirkel het antwoord. Zitten er in jouw klas leerlingen van verschillende culturen? ja / nee
c Hoe zie of merk je dat ze uit een andere cultuur komen?
Een multiculturele klasOp afbeelding 3 zie je zes leerlingen uit een multiculturele klas.a In welke landen zijn de leerlingen geboren? Vul dat in het schema hieronder in de tweede kolom in.b Vul in de derde kolom de landen in waar hun vader en moeder vandaan komen.
Naam Geboren in: Vader / moeder uit: Autochtoon Allochtoon
Sander
Helen
Aneesa
Saïd
Patrick
Stephan
2
Multiculturele samenlevingCouscous, Surinaamse roti of boerenkool eten, dat komt allemaal voor in Nederland. Wat je eet, welke kleren je draagt, welk geloof je aanhangt en wat je normaal vindt, krijg je mee van je
familie. Het zegt iets over je cultuur. In Nederland wonen mensen uit meerdere landen met een eigen cultuur. Daarom wordt ons land wel een multiculturele samenleving genoemd.
Leerstof
Om te beginnen 1
CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland
Op school, in je buurt of op televisie zie je mensen met verschillend uiterlijk en andere gewoontes. Niet iedereen die in Nederland woont, is hier ook geboren. We leven met meerdere culturen samen. Uit verschillende landen zijn mensen in Nederland komen wonen. Daarom noemen we Nederland wel een kleurrijk land. Deze cursus gaat over de bewoners van ons land.
Nederland Nederland x
Nederland Nederland x
Nederland Turkije x
Marokko Marokko x
Nederland Nederland/Suriname x
Nederland Duitsland/Nederland x
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: een leerling met een hoofddoek, verschillende huidskleur.
Eigen antwoord.
93© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
HerkomstBen je geboren in Irak, Nederland of Marokko, dan is dat je land van herkomst. Het kan ook zijn dat je in Nederland bent geboren maar dat één of je beide ouders uit het buitenland komen. Als jouw herkomst of die van je vader of moeder buiten Nederland ligt, dan ben je een allochtoon. Ben je in Nederland geboren net als je beide ouders, dan ben je een autochtoon.
Leerstof
Vaak wordt het woord allochtoon alleen gebruikt voor mensen die uit niet-westerse landen komen. Dat zijn landen met een heel andere cultuur, zoals Marokko, Turkije of Afghanistan. Mensen die vanuit een Europees land of de Verenigde Staten hier komen wonen, zijn ook allochtonen. Je noemt ze westerse allochtonen, omdat de cultuur in deze landen meer op de onze lijkt. Nederland is een multiculturele samenleving waarin allochtonen en autochtonen samen leven.
CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland
Ik ben Stephan.Mijn moeder en haarfamilie wonen hier
altijd al. Mijn vader is inDuitsland geboren.
Mijn
naam is Sander.
Heel mijn fam ilie
woont al min stens
honderd jaar in deze
streek. Ik ben hier
geboren.
Hoi.Saïd is de naam.
Ik ben vernoemd naarmijn opa in Marokko. Ik ben trouwens zelf
ook in Marokko geboren.
Ik heet Aneesa. Ik ben in Nederland
geboren. Net als mijnbroertje en mijn zus.Mijn ouders komen
uit Turkije.
En ik ben Patrick. Mijnmoeder komt uit
Suriname. Mijn vaderis in Amsterdam
geboren, net als ik.
Ik ben Helen. Mijn ouders komen
uit Nederland en ik ook.
3 De wereld in één klas.
Autochtoon en allochtoonKijk nog eens naar de zes leerlingen van de multiculturele klas (afbeelding 3). a Zet in het schema bij vraag 2 bij elke naam een kruisje op de juiste plek
voor autochtoon of allochtoon.b Omcirkel het juiste antwoord.
Op afbeelding 3 staan meer / minder autochtonen dan allochtonen.
c Gebruik de atlas. Zoek de kaart Allochtonen op. Welk aandeel in de gehele bevolking
hebben de allochtonen in jouw provincie? %.
d In welke twee provincies in Nederland is het aandeel van allochtonen het grootst?
en
e Waarom denk je dat in die provincies het aandeel het grootst is?
3
Eigen antwoord
Noord-Holland Zuid-Holland.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: hier is veel werk of hier woont al familie.
94 © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland
Hoofdstuk 3 Samen leven
Nederlander en afkomstHeb je een Nederlands paspoort of een Nederlandse identiteitskaart, dan ben je een Nederlander. Allochtone Nederlanders zijn van buitenlandse afkomst omdat hun voorouders uit een ander land kwamen. In de vorige eeuw kwamen er veel mensen uit Indonesië en Suriname naar Nederland. Die landen hoorden toen bij Nederland, waardoor mensen hier makkelijk konden gaan wonen. Ze hadden de Nederlandse taal al geleerd in hun eigen land. Ook werd aan mensen in Turkije, Marokko,
Leerstof
Spanje, Portugal en Italië gevraagd of ze hier wilden werken in fabrieken. In het begin was het onduidelijk hoe lang ze zouden blijven. Daarom werden ze wel gastarbeiders genoemd. Sommigen keerden terug toen er weer werk kwam in hun eigen land. Anderen bleven in Nederland. Ze vestigden zich hier voorgoed en kregen hier kinderen. Daarom zijn er nu veel mensen van bijvoorbeeld Marokkaanse afkomst in Nederland. Heb je geen Nederlands paspoort maar woon je wel in Nederland, dan ben je niet-Nederlander.
Wel of geen Nederlander a Vul in de tabel je eigen gegevens in.
Geboren in: Ouders uit: Land van herkomst:
Afkomst van familie:
Autochtoon Allochtoon Westers/ niet-westers
ja / nee ja / nee
Omcirkel het juiste antwoord.b Ik heb een Nederlands paspoort (of een Nederlandse
identiteitskaart). ja / nee c Ik ben Nederlander / niet-Nederlander.
HerkomstlandenIn afbeelding 4 staan de aantallen allochtonen en autochtonen in Nederland in 2013. Omcirkel het juiste antwoord of vul in.
a In Nederland wonen meer / minder autochtonen dan allochtonen.
b Uit welk land komt het hoogste aantal allochtonen in
Nederland?
c Wat is het land van herkomst van koningin Máxima?
d Zij is dus een allochtoon / autochtoon.e Welke twee soorten allochtonen zijn er?
en
f Leg uit wat het verschil is tussen de twee begrippen uit vraag e. Maak hele zinnen.
g Waarom gingen veel gastarbeiders uit Spanje, Italië en Portugal wel terug naar hun eigen land en gastarbeiders uit Marokko en Turkije niet?
4
5
EuropaTurkijeIndonesiëMarokkoOverig AziëSurinameOverig AfrikaOverig buiten EuropaNed. Antillen en Aruba
11%
11%
11%
11%
5%4% 3%
31%
12%
4 Allochtonen in Nederland.
Eigen
antwoord.
Eigen
antwoord.
Eigen
antwoord.
Eigen
antwoord.
Eigen
antwoord.
Indonesië.
Argentinië.
westerse niet-westerse.
Westerse allochtonen komen uit landen waarvan de cultuur lijkt op die van Nederland en niet-westerse
allochtonen komen uit landen met een heel andere cultuur.
In hun land verbeterde de situatie snel waardoor ze er weer werk konden vinden. In Marokko en Turkije
bleef het verschil groot, dus was het voor deze gastarbeiders aantrekkelijk om in Nederland te blijven.
95© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland
Hoofdstuk 3 Samen leven
Migranten en hun redenenAls je verhuist van Amsterdam naar Groningen, dan ben je een migrant. Je gaat namelijk in een andere plaats wonen. Het kan ook zijn dat je naar een ander land verhuist. Het land waaruit je vertrekt, noemt jou dan een emigrant en verliest een inwoner. Het land waar je naartoe gaat, krijgt er een inwoner bij. Zij noemen je een immigrant. Als je verhuist naar een ander land ben je dus alle drie tegelijk: een migrant, een emigrant en een immigrant. Het is maar van welke kant je het bekijkt.
Verhuizen naar een ander land doe je niet zomaar. Je verlaat een vertrouwde omgeving en je familie en vrienden. Er kunnen vervelende omstandigheden zijn in je eigen land waardoor je besluit weg te gaan, zoals werkloosheid, een natuurramp of een oorlog. Dit soort redenen noem je pushfactoren. Er kunnen ook prettige redenen zijn om in een ander land te gaan wonen. Soms vinden mensen er een betere baan, verhuizen ze om bij familie te gaan wonen of willen ze leven in een land met een zonnig klimaat. Dat soort redenen noem je pullfactoren.
Leerstof
Waarom kwamen zij naar Nederland?a Lees in afbeelding 5 de verhalen van drie Nederlanders. Vul in de
zinnen de woorden in op de juiste plaats. Kies uit: migrant – emigrant – immigrant. Gebruik ieder woord één keer.
1 Wahid komt uit Afghanistan. Voor Afghanistan is hij een
2 Fatima komt uit Marokko. Voor Nederland is zij een
3 Wahid en Fatima kun je allebei noemen.
b Zet onder de tekeningen waarom deze mensen in Nederland wilden gaan wonen.
Kies uit: werk – veiligheid – familie en vrienden. Je mag woorden meer dan één keer gebruiken. Zet er ook bij of het een pushfactor of een pullfactor is.
Ik ben Wahid. Door oorlog moest ik uit Afghanistan weg. In Nederland is geen
oorlog.
Ik ben Fatima. Ik ben in Marokko geboren.
Mijn man woonde al in Nederland. Ik kreeg hier werk in een ziekenhuis.
Ik kom uit Suriname. Mijn toekomst is hier beter, er is hier meer werk. Veel
van mijn vrienden gingen ook naar Nederland.
5
6
emigrant.
immigrant.
migrant
veiligheid, pushfactor werk en vrienden, pullfactorfamilie en vrienden en werk,
pullfactor
96 © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland
Hoofdstuk 3 Samen leven
Wat weet je van Aynur? Lees het verhaal van Aynur in bron 1. Streep de foute woorden door.
a Aynur is een niet-westerse / westerse autochtoon / allochtoon.
b Aynur is Nederlander / niet-Nederlander.
c Haar land van herkomst is Turkije / Nederland.
d Haar vader is voor Nederland een emigrant / immigrant.
e Haar vader is voor Turkije een emigrant / immigrant.
f De reden dat haar vader naar Nederland is gekomen, is een pullfactor / pushfactor.
g Aynur is van Turkse / Nederlandse afkomst.
Het verhaal van Kom je zelf uit een ander land? Of ken je iemand uit een ander land? Schrijf net zo’n verhaal als de drie personen in afbeelding 5.
Samen leven Samen leven met verschillende culturen kan heel leuk zijn, maar het kan ook problemen opleveren. Vul in of omcirkel het juiste antwoord.a Noteer een voorbeeld waarbij het samen leven met
verschillende culturen problemen geeft.
b Je noemt dit een voordeel / nadeel van een multiculturele samenleving.
c Noteer een voorbeeld waarbij het samen leven met verschillende culturen juist heel leuk is.
d Je noemt dit een voordeel / nadeel van een multiculturele samenleving.
Nederland en migratieGebruik de atlas. Zoek de kaart De aarde – Staatkundig op.a Onderstreep de vier landen waaruit Nederland immigranten ontving. Kies uit: Turkije – Suriname – Australië – Indonesië – Canada – Marokko
b Geef deze landen een kleur op de kaart van afbeelding 7 en maak een legenda. c De andere twee landen uit a zijn landen waar Nederlanders naar toe
emigreerden na de Tweede Wereldoorlog. Geef ze een andere kleur op de kaart en maak de legenda af.
7 Op bezoek bij opa en omaAynur zit in de brugklas op een school in Den Bosch. Ze woont al haar hele leven in Nederland. Deze week heeft ze haar nieuwe identiteitskaart (ID) opgehaald. Die heeft ze nodig, want ze gaat logeren bij haar opa en oma in Turkije. De vader van Aynur is in Turkije geboren, maar is verhuisd naar Nederland omdat hij hier goed betaald werk kon vinden. Hier heeft hij haar moeder van Nederlandse afkomst ontmoet. Aynur vindt het altijd leuk om naar Turkije te gaan, het voelt als vakantie. Ze spreekt best goed Turks en ziet dan veel neven en nichten weer. Toch is ze ook altijd blij als ze weer thuiskomt en haar eigen vriendinnen terugziet.
Bron 1
8
9
10
6 Multicultureel eten.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld als allochtonen
niet dezelfde kansen krijgen.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld als je kennismaakt met allerlei soorten voedsel of muziek uit andere landen.
97© Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 3.1 Kleurrijk Nederland
Hoofdstuk 3 Samen leven
7 Wereldkaart emigratie en immigratie.
11 Allochtonen van eerste of tweede generatie a Omcirkel het juiste antwoord.
Als je in Turkije wordt geboren en naar Nederland emigreert, dan hoor je bij de eerste generatie allochtonen. Je trouwt misschien met een Nederlander/Nederlandse en krijgt kinderen. Deze kinderen zijn allochtoon / autochtoon. Zij horen bij de tweede generatie.
b Bekijk het staafdiagram in bron 2. Zet een kruisje boven de staven waar Aynur bij hoort.
c Bij welke generatie allochtonen hoort Aynur?
d Welke conclusies kun je trekken uit de grafiek over de verdeling van de herkomst van de allochtonen in Nederland?
e Welke conclusie kun je trekken over de allochtonen van de tweede generatie met één of twee ouders?
Maak de oefentoets. M
Mijn naam is Aynur. Het herkomstland van mijn vader is Turkije, mijn moeder en ik zijn
geboren in Nederland. Ik spreek beide talen.
Allochtonen in Nederlandvan eerste en tweede generatie (2013)
allochtonen uit buitenland in NL geboren 1 ouder 2 ouders
Bron 2
Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat er twee soorten migranten zijn: emigranten en immigranten. In de multiculturele samenleving van Nederland leven autochtonen en allochtonen samen. Je herkomst zegt iets over het land waar je vandaan komt en je afkomst over je voorouders.
immigratie
emigratie
Tweede generatie.
Meer dan de helft van de allochtonen is geboren
in Nederland.
De meeste allochtonen van de tweede generatie
hebben één ouder die uit een ander land komt.
98 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving
In de vorige cursus leerde je dat er in Nederland allerlei mensen met een eigen cultuur wonen. Tweeduizend jaar geleden was er een groot rijk waarin ook allerlei mensen met hun eigen cultuur leefden. Dat was het Romeinse rijk. Je gaat in deze cursus leren hoe de Romeinen en andere volkeren met elkaar leefden.
De keizer is de baasOoit was Rome niet meer dan een klein dorp aan de rivier de Tiber in Italië. Het dorp groeide uit tot een stad en de Romeinen werden steeds machtiger. Ze veroverden veel gebieden waar ze de baas over werden. Het dorp werd een groot rijk. De baas van het rijk was de keizer. De mensen die in het rijk woonden, waren zijn onderdanen. Als het ergens onrustig was in het rijk, dan stuurde de keizer soldaten om de orde te herstellen. Er werden overal wegen aangelegd waar de soldaten over konden reizen. Ook bij de grens waren soldaten. Het rijk moest beschermd worden tegen volkeren van buiten het rijk. Deze grens noemden de Romeinen limes. Aan de limes werden forten gebouwd om de soldaten te beschermen en om in te wonen.
Leerstof
8 Romeinse legerplaats bij Valkenburg.
Romeinen in Nederland
a Wie stond er aan het hoofd van het Romeinse rijk?
b Wie waren zijn onderdanen?
c Hoe werd het dorp van de Romeinen een groot rijk?
d Hoe noemden de Romeinen de grens van hun rijk?
2
Om te beginnenOp afbeelding 8 zie je een tekening van Valkenburg, een plaats bij Leiden, rond het begin van de jaartelling. a Wat weet jij al over het Romeinse rijk? Noteer drie dingen die je ziet op
de tekening die volgens jou typisch Romeins zijn.
1
2
3
b Gebruik de atlas. In welke provincie ligt Valkenburg?
1
Veel forten groeiden uit tot steden, waar veel mensen kwamen om er te wonen of te handelen.
De Romeinse keizer.
De bewoners van het Romeinse rijk.
De Romeinen werden steeds machtiger. Ze veroverden veel gebieden waar ze de baas over werden.
Eigen antwoord.
Zuid-Holland.
Limes.
99© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving
Het Romeinse rijk
a Bekijk afbeelding 9. Noteer drie provincies
van het huidige Nederland die liggen
in het gebied dat ooit bij het Romeinse
rijk hoorde. Gebruik eventueel de atlas.
b Noteer twee landen buiten Europa die bij het
Romeinse rijk hoorden. Gebruik ook hier
de atlas.
c Hoe heet de zee die helemaal binnen het Romeinse rijk lag?
3
9 Romeinen naar Nederland.
Grenzen van het rijka Omcirkel het juiste antwoord. Binnen de grenzen van het rijk woonden
Germanen / Bataven / onderdanen.
b Op afbeelding 9 is het gebied van de Romeinen donker gemaakt. Kleur het Romeinse rijk in afbeelding 10 in.
c Keizer Hadrianus liet een lange muur bouwen in Groot-Brittannië. Deze muur liep van de westkust tot de oostkust en was 3 meter breed en 4 meter hoog. Kleur deze muur rood.
d Het is moeilijk om een groot rijk te verdedigen. Bedenk drie redenen waarom dit zo moeilijk is.
1
2
3
e Waar woon jij? Lag deze plaats vroeger in het Romeinse rijk?
4
Grenzen en volkeren In 12 v.C. bezetten de Romeinen het gebied dat nu het zuiden van Nederland is. De Rijn gebruikten de Romeinen als grens. Een grens die niet door mensen is gemaakt, zoals een berg, een woestijn of een rivier, noem je een natuurlijke grens. De bewoners ten noorden van de Rijn noemden de Romeinen Germanen. Bataven en Friezen waren de Germaanse stammen die daar woonden. Zij werden niet overwonnen. Ten zuiden van de Rijn woonden Galliërs. De Galliërs werden wel overwonnen en zij werden onderdanen van de keizer.
Leerstof
AtlantischeOceaan
Noordzee
Zwarte Zee
Rijn
Muur van Hadrianus
ArabischeWoestijnSahara Egy te
Donau
Eufraat
10 Het Romeinse rijk.
NL DU
FR
GR
ITSP
MA
EN
TN
TR
Limburg, Noord-Brabant, Zeeland, Zuid-Holland.
Bijvoorbeeld Marokko, Israël, Tunesië, Algerije.
Middellandse Zee.
Een groot rijk betekent een lange grens.
Er zijn veel soldaten nodig.
Het kost veel vervoer van voedsel en troepen over groot gebied.
Eigen antwoord.
100 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving
Romeinse cultuurIn het Romeinse rijk was veel handel. Dit kwam doordat soldaten voor (grotere) veiligheid zorgden, maar ook door de goede wegen die overal werden aangelegd. De Romeinen brachten nieuwe producten naar het noorden van hun rijk zoals olijfolie, wijn en glaswerk. Sommige mensen leerden de taal van de Romeinen spreken (Latijn), gingen zich Romeins kleden en begonnen de Romeinse goden te aanbidden. Ook ging men gebouwen maken op de Romeinse manier. Dit overnemen van de
Leerstof
Romeinse cultuur door overwonnen volkeren noemen we romanisering.Je aanpassen aan de Romeinen had veel voordelen. Je kreeg meer rechten. Het betekende dat je meer mocht doen en niet zomaar gestraft kon worden. Je kon dan ook een belangrijke functie krijgen in het Romeinse bestuur. In 268 werd een Galliër zelfs keizer van het Romeinse rijk. Toch waren niet alle Galliërs en Germanen blij met het Romeinse gezag. Af en toe braken er opstanden uit. Romeinse soldaten waren er dan snel bij om de opstand te onderdrukken.
11 Uit Asterix en Obelix.
Romeinse Cultuur
a Wat is romanisering?
b Waarom was het een voordeel om je aan te passen aan de Romeinen?
Romanisering a Op afbeelding 11 zie je Galliërs in hun dorp. Ze wonen in het Romeinse rijk.
Noteer drie dingen die Romeins zijn op de tekening.
1 2 3
b Noteer twee zaken die Gallisch zijn.
1 2
Nederland in de Romeinse tijda Vul in. Kies uit de volgende woorden: forten – Galliërs – Romeinen – Rijn –
onderdanen – Valkenburg.
In 12 v.C. bezetten de Zuid-Nederland. In dat gebied woonden de
Zij werden van de Romeinse keizer. De grens
van het Romeinse rijk werd gevormd door de rivier de . Langs de grens
bouwden Romeinse soldaten . In bij Leiden is zo’n legerplaats gevonden.
b Ga naar werkblad 7 en ontdek hoe een Romeinse soldaat eruitzag.
5
6
7
Het overnemen van de Romeinse cultuur door overwonnen volkeren.
Je kreeg meer rechten, je kon
niet zomaar gestraft worden en je kon een belangrijke functie krijgen in het bestuur.
tunica buste (beeld) weg
huis broek / shirt
Romeinen
Galliërs onderdanen
Rijn
forten Valkenburg
101© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving
HulptroepenAls onderdaan van de keizer mocht je dienen in het Romeinse leger, ook als je Germaan was. Je kwam dan bij de hulptroepen. De hulptroepen gingen veel om met Romeinen. Ze leerden daardoor veel van de gebruiken van de Romeinen.Na zijn diensttijd kreeg een soldaat van de hulptroepen een stuk land en het Romeins burgerrecht. De hulptroepen waren herkenbaar: hun uitrusting was anders. Ze hadden geen harnas, maar een maliënkolder en hun schild was ovaal in plaats van rond.
Bron 3
Hulptroepena Lees bron 3. Veel mensen dienden graag in het Romeinse leger. Waarom
wilden die mensen dat graag?
b De hulptroepen zorgden voor verspreiding van de Romeinse cultuur (romanisering). Bedenk waarom dat zo is.
8
GodenIn het Romeinse rijk hadden de Romeinen en de overwonnen volken allemaal hun eigen goden. Er waren bijvoorbeeld goden en godinnen van de zee, de handel, de liefde enzovoort. Voor al die goden werden tempels gebouwd. Een tempel is een gebouw waarin mensen hun goden vereren. Je kon daar ook iets aan een god geven. Je hoopte dan dat de god iets terug zou doen, je helpen bijvoorbeeld. Dat noem je offeren. Zo’n plek waar je kunt offeren heet een altaar. Op afbeelding 13 zie je een voorbeeld van een altaar.
De Romeinen vonden het vanzelfsprekend dat iemand zelf bepaalde welke god of welke goden hij aanbad. Ze waren verdraagzaam. Een ander woord voor verdraagzaam is tolerant. Er was godsdienstige tolerantie.
Leerstof
Godena Waarom offerden mensen aan de goden?
b Omcirkel het juiste antwoord. Op afbeelding 13 zie je een voorbeeld van
een tempel / altaar / god.
c Leg in je eigen woorden uit wat godsdienstige tolerantie is.
9
12 Gallische soldaat.
13 Een Romeins altaar.
Mensen hoopten dat de goden iets terug zouden doen, de mensen zouden helpen.
Je kreeg land en het Romeins burgerrecht.
Ze kwamen in aanraking met de Romeinse cultuur, namen zaken over en verspreidden ze weer als ze
burger waren. Ze hadden contact met hun eigen bevolkingsgroep.
Je staat toe dat andere goden vereerd worden, dat mensen een ander geloof hebben.
102 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving
Grieken en Romeinena Vergelijk de drie gebouwen op afbeelding 14, 15 en 16. Schrijf twee
dingen op van deze gebouwen die bij alle drie erg op elkaar lijken.
1 2
b Hoeveel jaar zat er tussen de bouw van het Parthenon en de bouw van het gerechtshof
in Leeuwarden?
Griekse en Romeinse godenElke god of godin heeft iets bij zich waaraan je hem of haar kunt herkennen. Vul het onderstaande schema in.
Griekse naam Romeinse naam Nummer
a god van de zee Poseidon Neptunus
b god van de oorlog Ares Mars
c godin van de liefde Aphrodite Venus
d god van de handel Hermes Mercurius
10
11
Grieken en RomeinenIn Griekenland leefden grote dichters, denkers en kunstenaars. De Grieken noemden hun liefde om alles te ontdekken en te begrijpen van wat er om hen heen gebeurde filosofie. Ze schreven er boeken over die nog steeds beroemd zijn. De Romeinen hadden grote bewondering voor de Griekse cultuur. Daarom namen ze veel ideeën van de Grieken over. De Griekse goden zijn hiervan een voorbeeld. Rijke Romeinen namen
Leerstof
graag een Griekse slaaf in dienst. Die werd dan de leraar voor de kinderen. In Romeinse steden kon je veel dingen terugvinden die ze van de Grieken hadden overgenomen. Wij hebben ook veel van de Grieken en Romeinen overgenomen.Omdat Grieken en Romeinen zo belangrijk zijn geweest, heet het tweede tijdvak in de geschiedenis de tijd van Grieken en Romeinen. Dit tijdvak duurde van 3000 v.C. tot 500 n.C. Een andere naam voor die periode is de oudheid.
3 000 v.Chr. 500 n.Chr. 1 000
Tijd van Grieken en RomeinenTijd van jagers en boeren
Tijd van monniken en ridders
14 Parthenon, Athene, 438 v.C. 15 Pantheon, Rome, 27 v.C.16 Oude gerechtsgebouw,
Leeuwarden, 1852.
1 2 3 4
wit zuilen
1
2
3
4
2290 jaar.
103© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.2 De Romeinse samenleving
Grieken, Romeinen en godenOmcirkel het juiste antwoord bij de stellingen.
1 Als mensen met elkaar omgaan, beïnvloeden ze elkaar. juist / onjuist
2 De grens van het Romeinse rijk heette de limes. juist / onjuist
3 De grens kon gebouwd zijn door mensen of gevormd door de natuur. juist / onjuist
4 Romeinen waren tolerant. juist / onjuist
Plaatsen in de tijdGa naar werkblad 5 en 6. Knip de afbeeldingen uit en plaats ze naast de tijdbalk van werkblad 5.
Beeld van de keizer
12
13
14
Beeld van de keizerOveral in het Romeinse rijk stonden beelden van de keizer. Op die manier kon iedereen de keizer zien. Iedere onderdaan moest offers brengen aan de keizer. Bij zijn beeld konden ze hem vereren.
Bron 4
Keizer TrajanusLeeuwenkoppen en olifanten stonden er op zijn oorlogskleding: zo liet keizer Trajanus zien dat hij een sterke leider was. Op zijn laarzen stonden wolfskoppen en op zijn borst een adelaar. Dit beeld uit de tweede eeuw is gevonden in Tunesië.
Bron 5
Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat de Romeinen een groot gebied veroverd hadden. Verschillende volkeren moesten daardoor samenleven en namen dingen van elkaar over. De overwonnen volken namen veel van de Romeinen over. De Romeinen namen ook dingen van de overwonnen volken over.
a Bekijk de afbeelding van bron 4 en 5. Waarom denk je dat er dieren op de kleding van de keizer staan?
b De keizer werd door zijn onderdanen als een god vereerd. Bedenk waarom dit handig was voor de keizer.
c Het beeld van keizer Trajanus mist armen. Ook een deel van zijn onderbeen is eraf. Hoe komt dat, denk je?
Maak de oefentoets.M
Keizer Trajanus.
Hij heeft dan macht over zijn onderdanen.
Het zijn allemaal sterke dieren, de keizer is net zo sterk als die dieren.
Bijvoorbeeld: het beeld is heel oud, het komt uit de tweede eeuw. Daardoor is het in de loop van de tijd
kapotgegaan.
104 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
Om te beginnen
a Omcirkel je antwoord. Geloof jij? ja / nee
b Waar geloof je in?
c In welke gebedshuizen ben je wel eens geweest? Omcirkel je antwoord(en). Kies uit: tempel – kerk – moskee – synagoge
Jodendom
a Hoe heette de godsdienst van de joden?
b Judea bestaat nog. Het is nu een soort provincie. Gebruik de atlas. Zoek de
kaart Israël en Palestina op. In welk land ligt Judea?
c Wat is de hoofdstad van dat land?
1
JodendomDe Romeinen veroverden veel landen. Eén daarvan was Judea en de mensen die hier woonden, heetten joden. Ze hadden een ander geloof dan de Romeinen en hadden maar één god. Deze godsdienst is het jodendom.De joden mochten van de Romeinen hun geloof houden, als ze ook de Romeinse keizer vereerden. Dit wilden de joden niet, want ze geloofden maar in één god. Ze hoopten daarom dat er een bevrijder zou komen om de Romeinen weg te jagen.
Leerstof
17 Judea in het Romeinse rijk.
2
CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?
Je hebt in de vorige cursus geleerd dat de Romeinen een groot rijk hadden. Daarin leefden verschillende volkeren met verschillende gewoontes en godsdiensten. Deze cursus gaat over een nieuwe godsdienst in het Romeinse rijk: het christendom.
Christendom
a Hoe worden volgelingen van Jezus genoemd?
b Tot welk volk behoorde Jezus?
c De volgers van Jezus geloven dat hij meer is dan een mens. Wat geloven zij?
d Christenen noemden Jezus de verlosser. Waarvan zou Jezus hen verlossen, dachten ze?
3
ChristendomIn Judea reisde er een joodse man rond die zei dat hij door God was gestuurd: Jezus Christus. Jezus vertelde aan de mensen hoe je volgens de regels van God moest leven. Veel mensen geloofden hem en zijn volgelingen werden christenen genoemd. De christenen geloofden dat Jezus de zoon van God was. Hun geloof heet het christendom. Christenen dachten dat Jezus hen zou bevrijden van de Romeinen. Ze noemden hem de verlosser.De christenen zeiden dat als je volgens Gods regels leefde, je in de hemel kon komen. Je mocht bijvoorbeeld niet liegen, stelen of moorden. Deze regels staan opgeschreven in het heilige boek van de christenen: de Bijbel. Hierin staan ook veel verhalen over het leven van Jezus.
Leerstof
18 Bijbel.
Eigen antwoord.
Jodendom.
Israël.
Jeruzalem.
Christenen.
De joden.
Ze geloven dat hij de zoon van God is.
Jezus zou hen verlossen van de Romeinse overheersing.
105© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?
Christenen Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: regels – Bijbel – christenen – hemel
De moesten de van
God volgen om in de te komen. Wat God van
hen verlangde konden ze lezen in de
De kruisiging van Jezus Bekijk afbeelding 19. Noteer de nummers 1-6 op de juiste plaats in de tekening. 1 Jezus 2 kruis 3 aureool (gouden krans, teken van heiligheid) 4 woonplaats van Jezus 5 Romeinse soldaat prikt in zijde van Jezus 6 Romeinse soldaat geeft Jezus te drinken met een spons op een speer
Christelijke feestdagena In Nederland worden vijf christelijke feestdagen gevierd. Je hebt dan
vrij, ook als je het niet viert. De feestdagen horen bij gebeurtenissen uit het Bijbelverhaal. Vul de tabel verder in. Gebruik je agenda en internet.
Gebeurtenis Naam feest Aantal feestdagen
Datum
1 geboorte van Jezus 25 en 26 december
2 kruisiging van Jezus Goede Vrijdag
3 drie dagen na de kruisiging: Jezus werd weer levend
Pasen
4 Hemelvaart
5 50 dagen na de opstanding: uitstorting Heilige Geest
2
4
5
6
19 De kruisiging van Jezus.
Kerstmis 2
1 elk jaar op een andere datum
2 elk jaar op een andere datum
Jezus gaat naar de hemel 1 elk jaar op een andere datum
Pinksteren elk jaar op een andere datum
c h r i s t e n e n
c
B e t h l e h e m
a
a u r e o o l
p
h v
B ij b e l o
r e
J o d e n d o M
o e e a
z r r r
e s b i
f a a
k
christenen regels
hemel
Bijbel.
GeloofMaak de puzzel. Van links naar rechts1 volgers van Jezus3 geboorteplaats van Jezus4 gouden krans6 heilige boek7 godsdienst uit JudeaVan boven naar onder2 bezoekers van het kind Jezus5 wiegje van Jezus7 man van Maria8 moeder van Jezus
7 1 2
3
4
5
6
7 8
106 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?
Van populaire naar verboden godsdienst Volgens de christenen waren alle mensen gelijk, ook de mensen die het minder goed hadden in het Romeinse rijk: armen, vrouwen en slaven. Hierdoor werd het christendom erg populair. Om samen te komen en te bidden werden er veel kerken gebouwd, zoals op deze afbeelding. De christenen geloofden in één god, maar van sommige keizers moesten zij ook de keizer als god vereren. Dit wilden ze niet en er ontstonden veel ruzies tussen christenen en Romeinen. In het jaar 249 besloot een keizer om het christendom te verbieden.Bij het vak mens en maatschappij gaan we ervan uit dat alles wat gebeurt een reden heeft. Dit noemen we een oorzaak. Wat door die oorzaak gebeurt, noemen we een gevolg. Dat de christenen geen keizer wilden vereren, is een oorzaak. En dat de keizer het christendom vervolgens verbood, is een gevolg.
Leerstof
20 Een van de eerste kerken.
Een populaire godsdiensta Schrijf drie bevolkingsgroepen op die het minder goed hadden in het Romeinse rijk.
1 2
3
b Waarom werd het christendom zo populair onder deze mensen?
c In het Romeinse rijk was er godsdienstige tolerantie. Waren de Romeinen ook tolerant naar de christenen? Omcirkel het antwoord en leg uit.
Ja / Nee,
Oorzaak en gevolg a Vul in. Kies uit: gevolg – oorzaak
1 Een gebeurt eerder.
2 Een gebeurt later.
b Noteer een oorzaak in het lege vak van het schema.
Oorzaak Gevolg
Een keizer besloot tot een verbod van het christendom.
c Bedenk een mogelijk gevolg en schrijf dat in het lege vak.
Oorzaak Gevolg
Een keizer besloot tot een verbod van het christendom.
8
9
Het christendom groeit in het hele rijk en
christenen willen de keizer niet vereren.
Christenen mogen hun godsdienst niet meer uitoefenen.
armen vrouwen
slaven
Volgens de christenen waren alle mensen gelijk, ook de mensen die het minder goed hadden.
omdat christenen de keizer niet wilden vereren.
oorzaak
gevolg
107© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?
De droom van ConstantijnOok al was het christendom verboden, het bleef groeien. Steeds meer mensen werden christen. In 312 veranderde er veel voor de christenen. Er woedde een burgeroorlog in het Romeinse rijk. Constantijn en Maxentius wilden allebei keizer van het rijk worden. Ze vochten tegen elkaar met hun legers. Op een nacht vóór een belangrijke veldslag kreeg Constantijn een droom. In die droom verscheen een kruis in de lucht met de woorden ‘Met dit teken zul je overwinnen’. De volgende dag liet Constantijn het kruis op de vaandels en schilden van zijn soldaten schilderen. Constantijn won de strijd en werd keizer. Hij zette een kruis op alle munten en ook op zijn standbeeld. Als keizer stond hij het christendom toe en hielp hij bij de verspreiding van het christendom.
Leerstof
21 De droom van Constantijn.
De droom van Constantijna Wat droomde Constantijn?
b Welk geloof heeft een kruis als teken?
c Wat denk je dat de droom van Constantijn betekende?
Het christendom wordt toegestaan: oorzaak en gevolga Noteer een oorzaak in het lege vak van het schema.
Oorzaak Gevolg
Keizer Constantijn besloot tot het toestaan van het christendom.
b Noteer een gevolg in het lege vak.
Oorzaak Gevolg
Keizer Constantijn besloot tot het toestaan van het christendom.
10
11
Constantijn wordt christen.
Het christendom kon ongehinderd verder groeien.
Er verscheen een kruis in de lucht met de woorden ‘Met dit teken zul je overwinnen’.
Het christendom.
Met de hulp van Christus kon Constantijn de veldslag winnen.
108 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?
Enige toegestane godsdienstEr kwamen steeds meer christelijke keizers. In 394 besloot de keizer dat alle inwoners van het Romeinse rijk christen moesten worden. Op het aanbidden van en het offeren aan andere goden kwam de doodstraf te staan. De christenen gingen meer kerken bouwen om samen te komen. De priesters vormden als godsdienstige leiders samen een organisatie die we de kerk noemen. De hoogste priester was de bisschop van Rome. Hij wordt paus genoemd.Het begrip kerk kan dus twee dingen betekenen. Het kan het gebouw zijn waarin de gelovigen samenkomen en het kan de hele organisatie van gelovige christenen zijn.
Leerstof
22 Paus Franciscus de eerste.
Enige toegestane godsdiensta Wat gebeurde er in 394?
b Het woord kerk kan twee dingen betekenen. Noteer de twee betekenissen.
1
2
c Hoe wordt de leider van de kerk genoemd?
d Eerst was het christendom verboden. Wat vind jij ervan dat de christenen later de andere godsdiensten gingen verbieden?
Christendom en de keizersHieronder staan vier gebeurtenissen. a Zoek van elk het jaartal op (in de hele cursus). Noteer dit erachter.
Gebeurtenis Jaartal
1 Het christendom wordt de enige godsdienst in het hele rijk.
2 De eerste keizer die christen wordt.
3 De geboorte van Jezus.
4 Het christendom wordt verboden in het Romeinse rijk.
b Noteer de vier jaartallen van a op de juiste plaats op de tijdbalk hieronder. c Schrijf er de vier gebeurtenissen onder.
500
d Omcirkel het juiste antwoord.
1 Constantijn is belangrijk geweest voor de verspreiding van het christendom. juist / onjuist
2 Het christendom werd lange tijd als gevaar gezien door de keizer. juist /onjuist
12
13
394
312
1
249
1
De geboorte
van Jezus
249
Het christendom
wordt verboden
in het Romeinse rijk
312
De eerste keizer
die christen wordt
394
Het christendom
wordt de enige gods-
dienst in het hele rijk
De keizer besloot dat het christendom de enige toegestane godsdienst was in het Romeinse rijk.
De organisatie van gelovige christenen.
Het gebouw waarin gelovige christenen samenkomen om te bidden.
Paus.
Eigen antwoord.
109© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.3 Hoe werd het christendom belangrijk?
TheodosiusIn het jaar 394 besloot de Romeinse keizer Theodosius dat iedereen in zijn rijk christen moest zijn. Als je een andere god aanbad, dan kon je de doodstraf krijgen. De Romeinse goden moesten plaatsmaken voor de nieuwe godsdienst. Christenen gingen tempels verwoesten. Van sommige tempels maakten ze een kerk.
Bron 8
Tot slot In deze cursus heb je geleerd hoe het christendom ontstond en verspreid werd in het Romeinse rijk. Je hebt ook geleerd hoe het christendom uiteindelijk de enige toegestane godsdienst werd en wat oorzaken en gevolgen zijn.
ChristenvervolgingIn de derde eeuw gingen de keizers christenen zwaar vervolgen. In het Romeinse rijk waren toen veel oorlogen, honger en ziektes. De Romeinen smeekten hun goden om daar een einde aan te maken. Omdat de christenen de Romeinse goden bleven afwijzen, kregen zij de schuld. Duizenden christenen werden opgepakt, mishandeld en vermoord.
Bron 7
Keizer Theodosius.
Verdraagzaam of onverdraagzaama Lees bron 7 en 8. Omcirkel het juiste antwoord.
1 Eerst werden christenen onderdrukt, daarna waren ze vrij. juist / onjuist
2 Theodosius was een christen. juist / onjuist
3 Theodosius verbood andere godsdiensten in het rijk. juist / onjuist
4 Alle tempels voor Romeinse goden werden veranderd in kerken. juist / onjuist
b Waarom werden christenen vervolgd? Noteer de letter voor het juiste antwoord. A Christenen waren slachtoffers van oorlogen, honger en ziektes. B Christenen verwoestten tempels en maakten kerken van sommige tempels. C Christenen kregen de schuld van oorlogen, honger en ziektes. D Christenen namen de plaats in van Romeinse goden.
c In cursus 2 staat dat de Romeinen tolerant waren voor mensen met een ander geloof. Waren de mensen in de tijd van keizer Theodosius nog steeds tolerant? Leg je antwoord uit.
d Vind jij dat menen in Nederland verdraagzaam zijn voor mensen met een ander geloof? Geef je mening. Ik vind mensen in Nederland wel / niet godsdienstig tolerant, omdat
Maak de oefentoets.
14
M
Nee, want er was één godsdienst verplicht.
Eigen antwoord.
110 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen
Mensen verschillen van elkaar. Dat was in het Romeinse rijk zo en dat is ook zo in het multiculturele Nederland van vandaag. Er zijn veel verschillen tussen de culturen. Hoe kun je met deze verschillen omgaan? Over die vraag gaat deze cursus.
23 Straatbeeld.
Om te beginnen Op afbeelding 23 zie je een heleboel mensen in Amsterdam.a Noteer twee verschillen tussen mensen op de afbeelding.
1
2
b Noteer twee overeenkomsten tussen mensen op de afbeelding.
1
2
Vinden, doen en makenLees de zinnen en zet het cijfer in de juiste kolom. Schrijf in het vak eronder iets uit je eigen cultuur dat erbij past.
1 We eten geen varkensvlees.
2 Ik vind dat winkels op zondag dicht horen te zijn.
3 Wij bakken oliebollen met oud en nieuw.
Vinden Doen Maken
1
2
Vinden, doen en makenDe kleding die je draagt, welke sport je doet, welke godsdienst je aanhangt en de taal die je spreekt worden bepaald door je cultuur. Dit is wat een groep mensen vindt, doet en maakt. Vanaf je geboorte begin je met het leren van je cultuur. Je leert een taal, kinderliedjes zingen, spelletjes. Je leert wat je wel en niet mag eten. Je leert hoe
je mensen begroet. Je leert wat goed is en wat slecht en je neemt gewoontes en gebruiken over.Je krijgt veel mee van je ouders maar ook van broers en zussen, de rest van de familie en de buren. School, televisie en vrienden hebben ook invloed op je. Zo leer je de cultuur van de groep waar je bij hoort.
Leerstof
Oud en jong.
Blanke en donkere huidskleur, eigen antwoord.
Ze zijn allemaal onderweg.
Ze dragen kleurrijke kleding.
Eigen antwoord.
2
Eigen antwoord. Eigen antwoord.
31
111© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen
Vinden, doen en makenLees de tekst over Aynur. Vul in. Kies uit: vinden – doen – maken
1 Aynur en haar vader graag muziek.
2 Aynurs familie eet ’s middags warm eten. Dat is iets
wat ze gewend zijn om te
3 De ouders van Aynur zeggen: ‘Wij zijn moslims en dan hoor je een hoofddoek te dragen.’ In dit voorbeeld
de ouders iets en
zeggen ze iets over het van Aynur.
Helden, symbolen en rituelena Zet de letter H bij alle helden in de tabel hieronder. b Zet de letter S bij alle symbolen.c Zet de letter R bij alle rituelen. Let op: soms passen er twee begrippen in hetzelfde vakje.
Anne Frank klompen en tulpen Marco Borsato
gouden koets volkslied zingen bij voetbal bidden voor het eten
Johan Cruijff ooievaar bij geboorte Turkse vlag
Hollandse Leeuw Nelson Mandela speciale handdruk als begroeting
3
4
Helden en symbolenOranje, de Nederlandse vlag, Koningin Máxima en het ritje met de gouden koets op Prinsjesdag horen bij de cultuur van Nederland. Woorden, tekens of voorwerpen met een speciale betekenis in een cultuur noem je symbolen. Soms worden personen die belangrijk zijn in een cultuur gezien als helden. Dat kunnen figuren uit de geschiedenis zijn zoals Willem van Oranje. Maar ook een voetballer of een popster kan een held zijn.Op 4 mei, de dag van de dodenherdenking, wordt de Nederlandse vlag halfstok gehangen. Er wordt iets gedaan dat hoort bij de cultuur van Nederland. Zulke handelingen die in een cultuur belangrijk zijn, noem je rituelen.
Leerstof
24 Superman.
d Teken in de vakken een held, een symbool en beschrijf ook een ritueel bij jullie thuis. Zet de namen eronder.
held: symbool: ritueel:
AynurIn cursus 1 heb je kennisgemaakt met Aynur. Haar ouders willen dat ze een hoofddoek draagt. ‘Wij zijn moslims en dan hoor je dat te doen.’ Als ze tussen de middag thuis gaat eten, heeft haar moeder warm eten gemaakt. Haar vader maakt graag Turkse muziek en Aynur zingt daarbij.
Bron 9
H S H
R, S R R
H S S
S H R
maken
doen.
vinden
doen
112 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen
Normen, waarden en respectJe eigen mening mogen geven, is in de Nederlandse cultuur belangrijk. Trouw zijn aan je geloof en je aan de regels houden, is in andere culturen belangrijk. Wat mensen belangrijk vinden in de manier waarop ze leven, noem je een waarde. Iemand een hand geven of iemand aankijken tijdens een gesprek vinden mensen normaal in de Nederlandse cultuur. Elke cultuur kent zo zijn
eigen gewoontes. Het gaat dan om de dingen die je normaal vindt om te doen. Zulke dingen noemen we een norm. Als je beleefd en vriendelijk met allerlei soorten mensen omgaat, dan toon je respect. Je gaat dan respectvol met elkaar om. In het ene gezin tonen kinderen meer respect voor hun ouders dan in het andere gezin. Het hangt ervan af hoeveel rekening je houdt met wat je ouders belangrijk vinden.
Leerstof
Jouw normen, waarden en respect a Vul de betekenis in.
1 Een waarde is:
2 Een norm is:
3 Respect is:
b Geef bij de volgende zinnen aan of het gaat om een waarde (W), een norm (N) of om respect (R). Omcirkel de juiste letter.
1 Mensen hebben veel vrijheid. W / N / R 1 2 3
2 Je liegt niet tegen je ouders want dat vinden ze naar. W / N / R 1 2 3
3 Je zegt u tegen oudere mensen W / N / R 1 2 3
4 Je geeft iemand een hand bij een eerste kennismaking. W / N / R 1 2 3
c Hoe belangrijk vind jij ze? 1 = niet belangrijk, 2 = een beetje belangrijk, 3 = erg belangrijk Omcirkel het cijfer dat past bij jouw mening.
Normen en waardenDe zinnen links horen bij normen, waarden of respect. Trek een lijn naar het juiste vak.
5
6
Je lacht iemand niet uit omdat hij anders is dan jij.
Motorrijders op de snelweg groeten elkaar.
In Nederland ben je vrij om je mening te geven.
Afval gooi je niet op straat maar in een prullenbak.
normen
respect
waarden
normen
wat mensen belangrijk vinden in hun leven.
de dingen die je normaal vindt om te doen.
beleefd en vriendelijk omgaan met allerlei soorten mensen.
113© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen
Op de stoepStel je voor: op een mooie lentedag hebben mensen hun tafel en stoelen voor de deur op de stoep gezet. De muziek staat hard. Zoiets moet toch gewoon kunnen? Of niet? Wat vind jij ervan? Wat is jouw mening of standpunt? En waarom vind jij dat? Wat zijn jouw argumenten?
Leerstof
25 Moet dat kunnen?
Verschillen en overeenkomstenAls ouderen in Nederland niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, kunnen ze terecht bij een bejaardentehuis. In de Nederlandse cultuur is dat de norm. In veel culturen bestaat deze norm niet en zorg je voor je familieleden, ook als ze bejaard en hulpbehoevend zijn. Zo zijn er meer verschillen
in normen en waarden tussen culturen. Naast verschillen zijn er ook veel overeenkomsten. Nederlanders van verschillende culturen spreken dezelfde taal, hun kinderen gaan naar school, leren zwemmen en vieren Sinterklaas. Als mensen respect tonen voor elkaars cultuur, kunnen zij goed samenleven.
Leerstof
Jouw mening a Wat is jouw mening? Omcirkel het standpunt waar je het mee eens bent. A Van mij mogen mensen met hun tafel en stoelen op de stoep gaan
zitten, iedereen is toch vrij? B Ik vind dat mensen niet zo op de stoep kunnen zitten want hun
muziek kan anderen storen.b Vul in.
1 Mijn argument voor dat standpunt is
2 Mijn argument tegen standpunt is
7
Verschillen en overeenkomsten Bekijk afbeelding 26.a Welk cultuurverschil zie je?
b Welke cultuurovereenkomst zie je?
c Waaraan kun je zien dat deze mensen respect hebben voor elkaars cultuur?
d Bedenk twee manieren waarop je het beste kunt omgaan met cultuurverschillen.
1
2
8
26 Nederlanders
Eigen antwoord, bijvoorbeeld hoofddoek / geen hoofddoek.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld samen feestvieren
in Nederland.
eigen antwoord.
A of B
A of B
eigen antwoord.
Ze zijn met elkaar in gesprek en staan open voor elkaar, de hoofddoek wordt gecombineerd met de
tekening van de Nederlandse vlag op de wang en oranje pet en bril.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld de verschillen met elkaar bespreken.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: leven met culturen door elkaar op school of bij een sportvereniging.
114 © Noordhoff Uitgevers bvHoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen
Veranderen van normen en waarden Normen en waarden in een cultuur zijn altijd aan het veranderen. Soms duurt dat een lange tijd en soms gaat het heel snel. a Hieronder zie je situaties in Nederland in de vorige eeuw met
verschillende normen. Zet per onderwerp het cijfer 1 in het vak dat eerst was en het cijfer 2 in het vak dat erna kwam.
Tv kijken Geld verdienen
Vaak zijn er meerdere tv’s in een huis. Dus kunnen kinderen kiezen wat ze willen zien.
Nu bijna elk gezin een tv heeft, kijkt men vaak samen naar schaatswedstrijden.
De vrouw zorgt voor de kinderen en het huishouden en de man verdient het geld.
In veel gezinnen hebben mannen en vrouwen een baan en moeten ze reizen naar hun werk.
b Bedenk een reden waarom normen en waarden van mensen kunnen veranderen als ze verhuizen van het platteland naar de stad.
Normen doorbreken in Nederland Lees en bekijk bron 10. De normen in een cultuur kunnen veranderen als mensen dat zelf willen. Bespreek in tweetallen hoe het zou komen dat sommige mensen willen dat Zwarte Piet verdwijnt. Schrijf dit op en gebruik daarbij de volgende woorden: respect – symbool – held – cultuur – verschil
9
10 ’Zwarte Piet kan echt niet meer. Weg ermee!’ of ‘Zwarte Piet hoort bij Nederland’. Twee meningen die tegenover elkaar staan in de discussie rond Zwarte Piet. In 2013 was het gevolg dat op sommige plekken Zwarte Piet plaatsmaakte voor Gekleurde Piet.
Bron 10
2 1 1 2
Bijvoorbeeld: In de stad zijn meer voorzieningen waardoor mensen andere activiteiten gaan ondernemen.
Ook leven er meerdere culturen doo ondernemen. Ook leven er meerdere culturen door elkaar. Op het
platteland zoeken mensen elkaar eerder op omdat ze elkaars familie kennen, elkaar vaker nodig hebben en
verder weg wonen van allerlei voorzieningen.
Eigen antwoord, bijvoorbeeld: Zwarte Piet
is voor veel Nederlanders de held van het
sinterklaasfeest. Dit feest hoort bij de
Nederlandse cultuur. Anderen vinden Zwarte
Piet een symbool van slavernij. Zij zijn van mening
dat je geen respect toont voor zwarte mensen
als je nog steeds dit beeld gebruikt. Het verschil
van mening heeft te maken met verschil in
cultuur.
115© Noordhoff Uitgevers bv Hoofdstuk 3 Samen leven
CURSUS 3.4 Omgaan met verschillen
Tot slot In deze cursus heb je geleerd dat wat je vindt, doet en maakt, hoort bij je cultuur. Elke cultuur kent zijn eigen normen en waarden, helden, symbolen en rituelen. Als je begrip hebt voor andere mensen, toon je respect. Bij een eigen mening horen argumenten of standpunten.
Cultuurgebieden in de wereld De wereld kent verschillende cultuurgebieden. Op de kaart zijn deze aangegeven. Binnen zo’n gebied hebben de culturen van de landen overeenkomsten.
a Gebruik de atlas. Zoek de kaarten Aarde – Natuurkundig en Aarde – Staatkundig op. Zet het cijfer van de gebieden hieronder op de juiste plek in de kaart. 1 Noord-Amerika 2 Zuidoost-Azië 3 Oceanië 4 Europa 5 Latijns-Amerika
6 Oost-Azië 7 Sub-Saharalanden in Afrika 8 Rusland en Centraal-Azië 9 Midden-Oosten en Noord-Afrika 10 Zuid-Azië
b Gebruik de atlas. Zoek de kaart Aarde – Godsdiensten op. Geef voor elk cultuurgebied weer welke godsdienst het meest aanwezig is.
Cultuurgebied Godsdienst Cultuurgebied Godsdienst
Noord-Amerika Oost-Azië
Zuidoost-Azië Sub-Saharalanden
Oceanië Rusland/Centraal-Azië
Europa Midden-Oosten/Noord-Afrika
Latijns-Amerika Zuid-Azië
c In paragraaf 1 heb je geleerd over westerse cultuur en niet-westerse cultuur. Zet een kruisje bij de gebieden waarvan je denkt dat de cultuur niet-westers is. Gebruik hiervoor eventueel ook de kaarten Aarde – Ontwikkeling.
Maak de oefentoets.
11
M
Bron 11
Wereldkaart cultuurgebieden.
christendom x boeddhisme
x islam x natuurgodsdiensten
christendom x christendom
christendom x islam
x christendom/
natuurgodsdienst
x hindoeïsme
1
2
3
4
5
6
7
8
910
116 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv© Noordhoff Uitgevers bv
Voetbalsupporters schelden de scheidsrechter weleens uit. Soms vechten supporters ook met elkaar of vernielen ze dingen. In deze taak ga je in groepjes van drie bedenken hoe je het respect bij supporters groter kunt maken. Je maakt een pamflet dat je in een clubhuis zou kunnen hangen met daarop de door jullie gekozen regels.
Stap 1 Groepje vormenJe gaat samenwerken met twee klasgenoten. Maak een groepje van drie.
Stap 2 Fout gedragWelk gedrag mag volgens jullie echt niet? Kruis drie dingen aan die jullie het belangrijkst vinden om aan te pakken:
vloeken en uitschelden
met wc-papier gooien
vechten
met aanstekers en flesjes gooien
over de hekken klimmen
dronken zijn
scheidsrechter, spelers en trainers bedreigen met geweld
vuurwerk afsteken
iets anders, namelijk
Stap 3 Gedragsregels Bedenk hoe je de drie gekozen regels kort zou kunnen weergeven op een pamflet.
1
2
3
Stap 4 Maak een pamflet Maak op A3-formaat een pamflet dat je zou kunnen ophangen in een clubhuis. Geef de drie gekozen regels weer en zorg dat het pamflet opvalt.
Stap 5 Presenteren aan de klasLaat je pamflet aan de klas zien en leg uit waarom je voor deze regels gekozen hebt.
Stap 6 Wat heb je geleerd?Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat
Dit ging goed:
Dit ging minder goed:
TAAK Hoe zorg je voor respect?
117Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv© Noordhoff Uitgevers bv
In deze taak kijk je naar manieren waarop mensen met elkaar omgaan. Stap 1, 3 en 4 doe je alleen. Stap 2 doe je in een groepje van twee tot vier leerlingen.
Stap 1 Beschrijf situaties uit jouw levena Beschrijf een situatie waarin iemand jou met respect behandelde.
b Beschrijf een situatie waarin jij door iemand zonder respect werd behandeld.
c Beschrijf een situatie waarin jij iemand met respect behandelde.
d Beschrijf een situatie waarin iemand door jou zonder respect werd behandeld.
Stap 2 Wat vinden jullie ervan?a Lees aan elkaar voor wat je hebt opgeschreven bij stap 1.b Lees de stellingen hieronder door en omcirkel bij elke stelling jouw
standpunt.c Discussieer nu over de drie stellingen.
Stellingen Jouw standpunt
1 Je moet mensen altijd met respect behandelen. eens / oneens
2 Alle immigranten zijn welkom in Nederland. eens / oneens
3 Nederlanders zijn anders dan niet-Nederlanders. eens / oneens
Stap 3 Waarop ga je letten?a Deze opdracht gaat over de manier waarop andere mensen met
jou omgaan. Bedenk twee dingen waarop jij voortaan wilt gaan letten.
b Hoe ga jij met andere mensen om? Bedenk twee dingen waarop jij voortaan wilt gaan letten.
Stap 4 Wat heb je geleerd?
Maak de zin af. Van deze taak heb ik geleerd dat
TAAK Levensbeschouwing Elkaar met respect behandelen
118 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
VERDIEPING Italianen in Nederland
Waar ligt het en hoe ziet het eruit?Lees bron 12 en gebruik de atlas.
a Angelo woont op Sardinië. Bij welk land hoort Sardinië?
b Zoek de kaart Europa – Staatkundig op. Hoeveel kilometers ligt Cagliari van Amsterdam
verwijderd?
Wat is er gebeurd?Gebruik bron 13 tot en met 15.a Waarom had Nederland arbeiders nodig uit Italië?
b Deze mannen moesten hun vrouw en kinderen achterlaten. Waarom mochten zij niet meekomen?
c Hoe noemen we deze mensen die in Nederland zijn komen wonen?
d Later mochten de vrouwen en kinderen van de arbeiders wel naar Nederland komen. Noteer waarom jij denkt dat dat later wel mocht.
Welk werk doen mensen?Gebruik bron 13, 16 en 17. Vul in.a Na de Tweede Wereldoorlog ging het erg goed met Nederland.
Wat wordt met die zin bedoeld?
b Er kwamen mensen naar Nederland om hier te werken. Wat voor werk
moesten die mensen doen?
c De arbeiders die naar Nederland kwamen, zouden maar kort blijven. Ze werden
gezien als gasten. Hoe noemen we deze arbeiders?
d Omcirkel het juiste antwoord. Veel Italiaanse arbeiders die naar Nederland kwamen, zijn
hier gebleven. Deze Italianen in Nederland zijn allochtonen / autochtonen.
e Na verloop van tijd gingen de gastarbeiders ander werk doen. Veel Italianen begonnen een pizzeria (bron 18). In 1974 werd in Delft de eerste pizzeria geopend. Vul het onderstaande schema in.
Oorzaak Gevolg
In Nederland komen pizzeria’s.
In Nederland komen pizzeria’s.
1
2
3
Italië.
1500 km.
Er waren niet genoeg arbeiders in Nederland voor al het werk.
Het was de bedoeling dat die mannen hier niet lang zouden blijven.
immigranten
Het werk bleek niet tijdelijk te zijn, maar langdurig. Het was menselijk om familie ook te laten
komen.
Er werd veel verkocht / Er werd veel gemaakt.
Werk in fabrieken en in mijnen.
gastarbeiders.
Gastarbeiders, waaronder Italianen, worden
naar Nederland gehaald. Na verloop van tijd
beginnen ze hun eigen restaurant.
Nederlanders komen in aanraking met de
eetgewoontes van de Italianen/ beïnvloeding.
119Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv
Arbeiders gevraagd!Na de Tweede Wereldoorlog ging het erg goed met Nederland. Er werd veel geproduceerd in fabrieken. Er was veel steenkool nodig. Met steenkool wordt namelijk elektriciteit gemaakt om machines te laten werken. Er waren alleen niet genoeg arbeiders in Nederland. Ook voor de steenkoolmijnen werden arbeiders gezocht. Het was een goed idee om arbeiders uit Zuid-Europa te halen. Daar ging het niet zo goed als in Nederland en daar waren veel arbeiders werkloos.
AngeloSardinië, kerst 1956. Angelo woont op Sardinië. Het is niet de mooiste kerst van zijn leven. Angelo heeft al een tijdje geen werk meer en zijn geld raakt op. Angelo denkt aan zijn vrienden Pedro en Enrice, die naar Nederland zijn vertrokken. In de krant hadden ze gelezen dat ze daar arbeiders zochten. Er is meer dan genoeg werk, Angelo kan zo aan de slag! Angelo neemt een besluit: na de kerst gaat hij werk zoeken in Nederland.
GastenIn 1957 werkt Angelo in de mijnen in Limburg. Zijn collega’s zijn Oostenrijkers, Spanjaarden en andere Italianen. Hij heeft het erg naar zijn zin. Als hij vrij is gaat hij naar huis, waar hij samen met andere arbeiders woont. In het gebouw woonden eerst militairen. Er wonen nu wel zevenhonderd mannen in dat gebouw. Angelo slaapt met nog 17 mannen op één kamer. Eten doen ze met zijn allen in de kantine. Het is erg druk, maar ook erg gezellig. Er zijn geen vrouwen en kinderen, want de mannen komen hier alleen om te werken. Ze blijven niet in Nederland. Als het werk klaar is, gaan ze weer terug. Ze zijn een soort gasten van Nederland.
Bron 15
Ander werkToen in 1974 de mijnen moesten sluiten, bleef Angelo in Nederland wonen. Veel andere Italiaanse arbeiders deden hetzelfde. Ze vonden ander werk. Veel Italianen begonnen een Italiaans restaurant: een pizzeria. Ook in andere landen zijn Italianen op zoek gegaan naar een betere toekomst. Daarom zijn er nu in heel veel landen pizzeria’s.
Bron 16
Italiaanse mijnarbeiders in Nederland.
Italiaanse cultuur in Nederland.
Bron 17
Bron 12 Bron 13
Bron 14
120 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
Topografie
Gebruik bij opdracht 1 t/m 3 een atlas.
Landen en hoofdstedenOp de kaart hiernaast staan landen van Europa. In die landen zijn rondjes getekend.a Hieronder staat een tabel. In de tabel staan 43 landen van Europa met een nummer
ervoor. Schrijf het nummer van elk land in het juiste rondje op de kaart van Europa.b Zet nu de hoofdsteden van de landen erachter.
Land Hoofdstad Land Hoofdstad
1 IJsland 23 Griekenland
2 Ierland 24 Estland
3 Verenigd Koninkrijk 25 Letland
4 Noorwegen 26 Litouwen
5 Zweden 27 Roemenië
6 Finland 28 Bulgarije
7 Denemarken 29 Kroatië
8 Nederland 30 Bosnië-Hercegovina
9 België 31 Servië
10 Luxemburg 32 Montenegro
11 Frankrijk 33 Kosovo
12 Spanje 34 Albanië
13 Portugal 35 Macedonië
14 Duitsland 36 Wit-Rusland
15 Zwitserland 37 Oekraïne
16 Oostenrijk 38 Moldavië
17 Italië 39 Rusland
18 Polen 40 Malta
19 Tsjechië 41 Cyprus Lefkosia
20 Slowakije 42 Turkije Ankara
21 Hongarije 43 Kazachstan Astana
22 Slovenië
Aan de kustOmcirkel het juiste antwoord. a Bekijk de landen Zwitserland, Oostenrijk, Luxemburg, Tsjechië en Wit-Rusland.
1 Deze landen hebben wel / geen kustlijn.
2 Deze landen worden helemaal / voor een deel omgeven door land.
b Bekijk de landen Roemenië, Spanje, Litouwen en Turkije.
1 Deze landen hebben wel / geen kustlijn.
2 Deze landen worden helemaal / voor een deel omgeven door land.
Buiten EuropaSchrijf de letters van de volgende landen buiten Europa op de juiste plaats in de kaart.A Marokko – B Algerije – C Tunesië – D Syrië – E Georgië – F Azerbeidzjan
1
2
3
Reykjavik Athene
Dublin Tallinn
Londen Vilnius
Oslo Riga
Stockholm Boekarest
Helsinki Sofia
Kopenhagen Zagreb
Amsterdam Sarajevo
Brussel Belgrado
Luxemburg Podgorica
Parijs Prishtinë
Madrid Tirana
Lissabon Skopje
Berlijn Minsk
Bern Kiev
Wenen Chişinău
Rome Moskou
Warschau Valetta
Praag
Bratislava
Budapest
Ljubljana
121Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv
Europa.
050
0km
hoof
dsta
d1 2
4
38
7
9
11
10
14
18
19
15
16
20
21
22
17
29
30
32
34
40
35
23
28
27
31
33
3836
37
26
25
5
6
24
39
43
42
41
12
AB
CD
EF
13
122 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
Cursus 1 Kleurrijk Nederland
Nederland is een multiculturele samenleving met veel verschillende culturen. Er wonen Nederlanders en niet-Nederlanders van verschillende herkomst en verschillende afkomst. Sommigen zijn allochtoon en andere autochtoon. Tussen 1950 en 1970 zijn veel immigranten naar Nederland gekomen. Deze migranten zijn voor hun eigen land emigranten. Mensen verlaten een gebied door push- of pullfactoren.
Cursus 2 De Romeinse samenleving
De Romeinen hadden tweeduizend jaar geleden een groot rijk. De mensen in het Romeinse rijk waren onderdanen van de keizer. In het noorden woonden Galliërs en Germanen. De grens van hun rijk noemden de Romeinen limes. Een deel van die grens was een natuurlijke grens, bijvoorbeeld een rivier of een berg. De Romeinse goden werden aanbeden in een tempel, waar op een altaar geofferd werd. De Romeinen waren tolerant. Deze tijd noemen we de tijd van Grieken en Romeinen, ook wel de oudheid. Andere volkeren namen veel over van de Romeinen, dit heet romanisering.
Cursus 3 Hoe werd het christendom belangrijk?
De Romeinen geloofden in verschillende goden, maar in het rijk waren ook godsdiensten met één god. Vanuit het geloof van de joden, het jodendom, ontstond het christendom. De Bijbel was het heilige boek van de volgelingen van Christus. Eerst werden de christenen onderdrukt. Latere keizers waren zelf christen. Daardoor kon de kerk, met aan het hoofd de paus, groeien. In de geschiedenis kijken we vaak naar oorzaak en gevolg van gebeurtenissen.
Cursus 4 Omgaan met verschillen
Er zijn veel verschillen tussen mensen en tussen culturen. Een cultuur kun je herkennen aan bijvoorbeeld taal, godsdienst of symbolen, helden en rituelen. Bij een cultuur horen ook normen en waarden. Respect voor je ouders is een voorbeeld van een waarde. Mensen kunnen ook verschillen van mening. Ieder standpunt heeft eigen argumenten.
Ik ben Stephan.Mijn moeder en haarfamilie wonen hier
altijd al. Mijn vader is inDuitsland geboren.
Mijn
naam is Sander.
Heel mijn fam ilie
woont al min stens
honderd jaar in deze
streek. Ik ben hier
geboren.
Hoi.Saïd is de naam.
Ik ben vernoemd naarmijn opa in Marokko. Ik ben trouwens zelf
ook in Marokko geboren.
Ik heet Aneesa. Ik ben in Nederland
geboren. Net als mijnbroertje en mijn zus.Mijn ouders komen
uit Turkije.
En ik ben Patrick. Mijnmoeder komt uit
Suriname. Mijn vaderis in Amsterdam
geboren, net als ik.
Ik ben Helen. Mijn ouders komen
uit Nederland en ik ook.
Samenvatting
123Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv
Begrippen
afkomst waar je voorouders vandaan komen
allochtoon mensen die in het buitenland zijn geboren en hun kinderen
altaar plek waar je kunt offeren
argument uitleg waarom je een bepaalde mening hebt
autochtoon mensen van wie beide ouders in het land zelf zijn geboren
Bijbel heilige boek van christenen
christendom godsdienst van christenen
christenen aanhangers van het christendom
Christus koninklijke bijnaam van Jezus
cultuur wat een groep mensen vindt, doet en maakt
emigrant iemand die uit een land verhuist
Galliërs naam van volkeren in West-Europa in de tijd van de Grieken en Romeinen
Germanen naam die de Romeinen gaven aan de volkeren in Midden-Europa die niet door de Romeinen overwonnen waren
gevolg wat er gebeurt door een eerdere gebeurtenis
god(in) bovenmenselijk wezen dat door mensen wordt aanbeden
helden personen die belangrijk zijn in een cultuur
herkomst waar jij of je ouders vandaan komen
immigrant iemand die in een land komt wonen
joden aanhangers van het jodendom
jodendom godsdienst van joden
keizer vorst van het Romeinse rijk
kerk de organisatie van christenen/gebouw waar christenen samenkomen
limes grens van het Romeinse rijk
mening standpunt, wat je ergens van vindt
migrant iemand die verhuist (binnen een land of naar een ander land)
multiculturele samenleving land waar mensen van verschillende culturen samen leven
natuurlijke grens een grens die niet door mensen is gemaakt
Nederlander mensen met een Nederlands paspoort of Nederlandse identiteitskaart
normen wat iemand gewoon (normaal) vindt
onderdanen mensen waarover een vorst (zoals een keizer) de baas is
oorzaak waardoor iets gebeurt
oudheid periode van 3000 v.C. tot 500 n.C. (= tijd van Grieken en Romeinen)
paus hoogste priester van de christelijke kerk
pushfactoren omstandigheden in een gebied waardoor mensen willen vertrekken
pullfactoren omstandigheden in een gebied die mensen aantrekken
respect eerbied en waardering
rijk gebied waarover een vorst regeert
rituelen vaste handelingen die in een cultuur belangrijk zijn
romanisering andere volkeren namen de cultuur van de Romeinen over
Romeinen inwoners van Rome (en van het Romeinse rijk)
standpunt mening
symbolen woorden, tekens of voorwerpen met een speciale betekenis in een cultuur
tempel gebedshuis
tijd van Grieken en Romeinen periode van 3000 v.C. tot 500 n.C. (= oudheid)
tolerant verdraagzaam
waarde wat iemand belangrijk vindt
124 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
RekenenTest jezelf
Begrippen (cursus 1)a Omcirkel de letter voor de juiste zin.
A Een allochtoon is iemand zonder Nederlands paspoort of identiteitskaart.
B Een autochtoon is iemand van wie de ouders in ons land zijn geboren.
C Een Nederlander is iemand die in Nederland is geboren.
D Een niet-Nederlander is iemand die in het buitenland is geboren.
b Streep telkens het foute begrip door.
Omschrijving Begrip
iemand die naar het buitenland verhuist emigrant / immigrant
vanuit het buitenland in een land komen wonen emigreren / immigreren
land waar je vandaan komt herkomst / afkomst
land van je voorouders herkomst / afkomst
mensen vluchten uit hun land vanwege oorlog pushfactor / pullfactor
Multiculturele samenleving (cursus 1)Juist of onjuist? Omcirkel telkens het juiste antwoord.
1 Nederland is nog maar kort een multiculturele samenleving. juist / onjuist
2 Cultuur leer je alleen van je ouders. juist / onjuist
3 In een multiculturele samenleving leven mensen met meer culturen samen. juist / onjuist
4 In een multiculturele samenleving wonen meer allochtonen dan autochtonen. juist / onjuist
Begrippen (cursus 2)Omcirkel de letter voor de zin die juist is.
A De Grieken leerden van de Romeinen hoe ze tempels konden bouwen.
B De oudheid is een andere naam voor de tijd van jagers en boeren.
C De Grieken veroverden Italië.
D In de tijd van Grieken en Romeinen leefden Galliërs in het Romeinse rijk.
De Romeinse samenleving (cursus 2) Vul de tekst in. Kies uit: altaren – goden – godsdiensten – keizer – tempels – onderdanen
De was de baas in het Romeinse rijk.
Ze gingen tolerant om met Door de verdraagzaamheid
mochten hun eigen aanbidden.
Mensen deden dat in met beelden en
1
2
3
4
B
immigrant
emigreren
afkomst
herkomst
pullfactor
keizer
godsdiensten.
onderdanen goden
tempels altaren.
125Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv
Joden en christenen (cursus 3)Juist of onjuist? Omcirkel telkens het juiste antwoord.
a Aanhangers van het jodendom geloofden in één god. juist / onjuist
b Christenen geloofden dat Jezus de zoon van hun god was. juist / onjuist
c De bisschop van Jeruzalem werd de belangrijkste Priester van de kerk. juist / onjuist
d In de Bijbel staan verhalen over Jezus. juist / onjuist
Oorzaak en gevolg (cursus 3) Hieronder staan twee gebeurtenissen. Noteer achter elke zin het juiste woord. Kies uit: de oorzaak – het gevolg
1 Constantijn gaf de christenen godsdienstvrijheid. Dit is
2 Constantijn won van Maxentius met het teken van Christus op de schilden van de
soldaten. Dit is
Begrippen (cursus 4)Vul het juiste begrip in. Kies uit: cultuur – norm – respect – waarde
Omschrijving Begrip
1 eerbied en waardering
2 wat een groep mensen doet, denkt en vindt
3 wat iemand belangrijk vindt
4 wat iemand gewoon vindt
Verschillende culturen (cursus 4)Juist of onjuist? Omcirkel telkens het juiste antwoord.
a Een woord kan een symbool van een cultuur zijn. juist / onjuist
b In een multiculturele samenleving hebben mensen dezelfde normen. juist / onjuist
c In een multiculturele samenleving zijn normen en waarden hetzelfde. juist / onjuist
Onderdelen cultuur (cursus 4)Een cultuur herken je onder andere aan symbolen, helden en rituelen. Zet achter de volgende voorbeelden of het om een symbool of een held gaat.
1 Bidden voor het eten:
2 De Nederlandse vlag:
3 Mohammed voor moslims, Jezus voor christenen:
5
6
7
8
9
het gevolg.
de oorzaak.
ritueel.
symbool.
held.
respect
cultuur
waarde
norm
126 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
Rekenen
© Noordhoff Uitgevers bv
Verschil en overeenkomst (cursus 4) Hieronder worden verschillen of overeenkomsten tussen veel Nederlanders genoemd. Wat is het? Zet een kruisje in de tweede of derde kolom.
Verschillen Overeenkomsten
1 aanhangers van het koningshuis
2 arm en rijk
3 autochtoon en allochtoon
4 donker en licht gekleurd
5 houden van feestvieren
6 houden zich aan de wet
7 joden, christenen en moslims
8 genieten van de buitenlucht
9 muziekliefhebbers
10 televisiekijkers
Standpunt en argument (cursus 4)De ouders van Aynur zeiden: ‘Wij zijn moslims en dan hoor je een hoofddoek te dragen.’Vul het juiste begrip in. Kies uit: standpunt – argument
1 ‘Wij zijn moslims.’ Dit is hun
2 ‘Dan hoor je een hoofddoek te dragen.’ Dit is hun
Samen leven (hele hoofdstuk)Bij welke periode horen de volgende uitspraken over (het gebied) Nederland? Omcirkel telkens het juiste antwoord.
1 Het is een multiculturele samenleving. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide
2 Voor iedereen gelden dezelfde wetten. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide
3 Mensen nemen delen van elkaars cultuur over.
onze tijd / tijd van de Romeinen / beide
4 Een volk heerst over een ander volk. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide
5 Jezus is een held voor christenen. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide
6 De Nederlandse vlag is een symbool. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide
7 De Rijn is een natuurlijke grens. onze tijd / tijd van de Romeinen / beide
Maak de eindtoets.
10
11
12
M
argument.
standpunt.
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
127Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv© Noordhoff Uitgevers bv
Werkblad 5
bij opdracht 13, cursus 2
3000 v.C.
jaar 1
500 n.C.
1000
128 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
© Noordhoff Uitgevers bv 129Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv
Werkblad 6
bij opdracht 13, cursus 2
In deze opdracht plaats je afbeeldingen in de tijd.a Op het knipblad hieronder staan stukjes uit afbeeldingen uit je boek. Knip de stukjes uit.b Zoek in je boek de afbeeldingen op waar elk stukje bij hoort. Plak elk
stukje op de ju iste plaats naast de tijdbalk van werkblad 5.
130 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
131Hoofdstuk 3 Samen leven© Noordhoff Uitgevers bv© Noordhoff Uitgevers bv
bij opdracht 7, cursus 2
Hier zie je een Romeinse soldaat. Voor een stevige soldaat plak je dit blad eerst op een stuk karton of dik papier. Kleur de soldaat en knip daarna alles uit. Plak het zwaard links en de dolk rechts. Lijm het schild aan de linkerhand vast. Maak de band om de helm vast en schuif de helm over het hoofd van de soldaat. Maak een stevige voet van de halve cirkel.
Werkblad 7
132 Hoofdstuk 3 Samen leven © Noordhoff Uitgevers bv
133Vaardighedenoverzicht © Noordhoff Uitgevers bv
Vaardigheden overzicht
Bij het vak mens en maatschappij moet je dingen kennen en kunnen. Je moet bijvoorbeeld weten wat een atlas is en je moet ermee kunnen werken. Hieronder staan twintig vaardigheden die je leert als je werkt met Plein M.
Informatie verwervenInformatie haal je uit bronnen, zoals foto’s en teksten in boeken en op websites. Je onderzoekt de bron met een onderzoeksvraag. Vaak wordt een hoofdvraag verdeeld in enkele deelvragen, zoals bij de taken. Een bron is bruikbaar als je er informatie in vindt over jouw vraag.
Welke vaardigheden leer je? 1 Diverse onderzoeksvragen bedenken en
gebruiken (kerndoel 36)2 De bruikbaarheid van bronnen vaststellen
(kerndoel 39)3 Informatie uit diverse bronnen halen
(kerndoelen 39 en 40)4 ICT-vaardigheden (kerndoel 39)
Informatie verwerkenNa het verwerven van informatie, kun je deze op verschillende manieren verwerken. Je leert hoe je dat kritisch kunt doen, door te letten op meningen en op feiten: wat je zeker weet. Je leert om verschillende dingen met elkaar te vergelijken. Je let bijvoorbeeld op overeenkomsten én verschillen, of op voordelen én nadelen. Je leert dat veel dingen in verleden, heden en toekomst met elkaar te maken hebben. Je leert ook dat mensen vaak verschillend tegen dingen aankijken, in het verleden en in het heden.
Welke vaardigheden leer je? 5 Informatie kritisch beoordelen (kerndoel 39)6 Gegevens in hun context plaatsen (kerndoel 39)7 Ruimtelijke gegevens op diverse schaal
analyseren (kerndoel 41)
8 Historische indelingen gebruiken (kerndoel 37)9 Situaties en verschijnselen met elkaar
vergelijken (kerndoel 43)10 Bij ontwikkelingen vaststellen wat wel en wat
niet verandert (kerndoel 37)11 Van verschijnselen mogelijke voor- en nadelen
voor anderen noemen12 Gegevens in kaarten, schema’s en grafieken
verwerken (kerndoel 39)13 Rekenvaardigheden (kerndoel 42)14 Soorten oorzaken en gevolgen onderscheiden
en ermee rekening houden dat egenwoordige en toekomstige verschijnselen worden beïnvloed door verschijnselen in het verleden en op andere plaatsen (kerndoel 42)
15 Ermee rekening houden dat gedrag en ideeën van mensen bepaald worden door hun plaats, tijd en achtergrond (kerndoel 43)
16 Uitleggen wat de leerstof te maken heeft met het eigen leven
17 In eigen ervaringen en in de eigen omgeving maatschappelijke keuzes herkennen
18 Conclusies trekken (kerndoel 36)
Informatie verstrekkenNa het verwerven en verwerken van informatie leer je om je eigen mening te vormen. Als je een eigen standpunt inneemt, moet je dit kunnen uitleggen met argumenten: goede redenen. Bij de taken leer je om zelf informatie te verstrekken, bijvoorbeeld in een product of in een presentatie.
Welke vaardigheden leer je? 19 Een standpunt innemen en met argumenten
uitleggen (kerndoel 36)20 Gegevens in diverse producten en
presentatievormen verwerken (kerndoel 39)
134 © Noordhoff Uitgevers bv
37 Tijdvakken, kenmerkende aspecten en canonvensters Tijd van jagers en boeren - de levenswijze van jager-verzamelaars (cursus 2.2) - het ontstaan van de landbouw en landbouwsamenlevingen (cursus 2.3) - hunebedbouwers (cursus 2.3) Tijd van Grieken en Romeinen - de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur en de confrontatie met
de Germaanse cultuur (cursus 3.2) - het christendom in het Romeinse Rijk: van verboden tot enig toegestane
godsdienst (cursus 3.3) - de Romeinse limes (cursus 3.2)
38 Beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld (cursussen 1.1, 1.2 en 2.1)
41 De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.
42 Werk en zorg, wonen en recreëren, consumeren en budgetteren, verkeer en milieu (cursus 2.4)
43 Overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland (cursussen 3.1 en 3.4)
46 Verdeling van welvaart en armoede over de wereld (cursussen 2.1 en 2.4)
Zie ook de vermelde kerndoelen in het vaardighedenoverzicht op bladzijde 133.
Kerndoelen
Kerndoelen
BronvermeldingBeeldresearch: B en U International Picture Service,
AmsterdamShutterstock: p. 4 (b), 32Hollandse Hoogte, Amsterdam: p. 5, 50 (1), 56 (9), 60, 61,
62, (15), 68, 69 (22), 71, 72, 89, 113 (25), 113 (26), 114, 116, 119 (17)
Teun Berserik, Den Haag: p. 6, 2, 48, 90, 92 (1)Image Select, Wassenaar: p. 8 (1)Google Maps: p. 8 (2), 13 (1, 2), 14 (9), 35 (11)Data SIO, NOAA, U.S. Navy, NGA, GEBCO, Landsat:
p. 13 (l)Merlijn Michon Fotografi e, Amsterdam: p. 14 (8), 96Noordhoff Uitgevers, Groningen: p. 27 (22), p. 28 (24, 25),
66, 98Wikimedia Commons: p. 25 (5), 103, 102 (15)NASA: p. 25 (6)Brevis Narratiosorum, J. Lemoyne de Morgues, Service
Hydrographique de la Marin, Giraudon: p. 28 (26)Rijksmuseum, Amsterdam: p. 28 (27)Photographie Bulloz, Parijs: p. 29 (28)Walker Art Gallery, Liverpool: p. 29 (29)The Art Archive / Daglo Orti: p. 30 (30)Spaarnestad Photo, Den Haag: p. 30 (31)Henk Botter, Alphen aan den Rijn: p. 35 (8)Collectie Stadsarchief Rotterdam: p. 35 (10, 12)
EduGIS, 2012: p. 35 (13)ANP Photo, Rijswijk: p. 47, 77 (11, 12)Nationale Beeldbank, Amsterdam: p. 50 (2)Corbis: p. 53Corbis/TCS,Amsterdam: p. 54 (6)Novum/ WFA, Amsterdam: p. 56 (8)Jabbaren Saharo: p. 57Big Balloon / Thom Roep en Co Loerakker: p. 58, 64,
99 (9), 110Image Select, Wassenaar: p. 59, 109, 111www.bmimages.com: p. 62 (14)Rijksmuseum voor Oudheden, Leiden: p. 65, 101 (13) B en U, Amsterdam: p. 67, 106www.techniekbeeldbank.nl: p. 69 (21)De Beeldkuil, Breda: p. 70 (23)Imageshop: p. 75Hotel-Restaurant Le Lascaux: p. 77 (14)Visual Photo Design, Weurt: p. 92 (2)Picture Box / Foto Natura, Wormerveer: p. 93Les Editions Albert René, Parijs: p. 100Scala, Florence: p. 102 (14)Fotografi e Gerline Schrijver, Zwolle: p. 102 (16)Germanisches Nationalmuseum, Neurenberg: p. 104, 105Getty Images: p. 108Spaarnestad Photo / Nationaal Archief, Den Haag: p. 119 (14)
top related