pure.tue.nl filepure.tue.nlauthor: van k kevin mollpublish year: 2015
Post on 26-Feb-2019
215 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Eindhoven University of Technology
MASTER
Fit the future II
het ontwikkelen van een duurzaam gevelconcept dat aansluit op de veranderendeseizoenen van mens en milieu
van Moll, K.
Award date:2015
Link to publication
DisclaimerThis document contains a student thesis (bachelor's or master's), as authored by a student at Eindhoven University of Technology. Studenttheses are made available in the TU/e repository upon obtaining the required degree. The grade received is not published on the documentas presented in the repository. The required complexity or quality of research of student theses may vary by program, and the requiredminimum study period may vary in duration.
General rightsCopyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright ownersand it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.
• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
Onderzoeksrapport
Fit the Future Het ontwikkelen van een duurzaam gevelconcept dat aansluit op de
veranderende seizoenen van mens en milieu.
Auteur: Kevin van Moll
Onderzoeksrapport
Fit the Future Het ontwikkelen van een duurzaam gevelconcept dat aansluit op de
veranderende seizoenen van mens en milieu.
Auteur: K. van Moll
Rapportdeel: Afstudeerrapport deel 2 individueel deel
Onderwijsinstelling: Technische Universiteit Eindhoven
Architecture, Building & Planning
Building Technology: Product Development
Afstudeeratelier: Fit the Future II
Afstudeercommissie: prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg (voorzitter)
dr. ir. M. Mohammadi (eerste begeleider)
ir. M.M.T. Dominicus (tweede begeleider)
ir. K. Hermans (extra begeleider)
Datum: 25 juni 2015
Plaats: Eindhoven
Voorwoord Pagina | 5
Kevin van Moll
Voorwoord Voor u ligt het tweede deel van het onderzoeksrapport van het afstudeeratelier Fit the Future II. Het
onderzoek is uitgevoerd aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het afstudeeratelier maakt deel
uit van de masteropleiding Architecture, Building & Planning, met als hoofdprofiel Building
Technology. Dit rapport is geschreven door K. (Kevin) van Moll en dient voor de laatste fase van het
afstudeeronderzoek. Het is een vervolg op het gezamenlijk vooronderzoek van het afstudeeratelier,
het vooronderzoek is uitgevoerd door R. (Raoul) Borgans, K. (Kevin) van Moll, R. (Rico) Triches en
M.W.K.H. (Michael) Urlings. In het gezamenlijk vooronderzoek zijn de uitgangspunten bepaald voor
het te ontwikkelen woonconcept voor senioren in het Nederland van 2030, deze uitgangspunten zijn
als startpunt genomen voor het individuele vervolgonderzoek.
Dit rapport is voor eenieder die geïnteresseerd is in het ontwikkelen van een duurzaam gevelconcept
dat aansluit op de veranderende seizoenen van mens en milieu. Hierin wordt ingegaan op het
stimuleren van mens en milieu door middel van de seizoenen van het leven (het proces van
verouderen), de seizoenen van de dag (het dagritme) en de meteorologische seizoenen (veranderende
klimatologische omstandigheden). Tevens wordt een inzicht gegeven in een mogelijke oplossing voor
een adaptief gevelconcept en de aanpasbaarheid gedurende de tijd.
In het gezamenlijk vooronderzoek zijn de uitgangspunten van het Fit the Future woonconcept
opgesteld voor een integrale benadering van mens en milieu in de bebouwde omgeving. De laatste
fase van het gezamenlijke vooronderzoek zou zijn het ontwikkelen van een praktijk voorbeeld van het
woonconcept. Deze laatste stap bleek echter zeer lastig te zijn, ondanks de vele inspirerende sessie en
begeleidingen, is deze stap uiteindelijk niet gelukt. Om het afstudeeronderzoek tot een zo goed
mogelijk succes af te ronden is besloten om het product op te delen in onderdelen en om die
onderdelen op individuele basis verder uit te werken. Deze fase van het individueel uitwerken van een
gebouwonderdeel van het gehele woonconcept is opgenomen in dit rapport. In dit rapport is ingegaan
op de gevel van het woonconcept voor senioren in het Nederland van 2030.
Gedurende het afstudeeronderzoek is intensief contact geweest met de afstudeercommissie. Ik wil dan
ook de gehele afstudeercommissie, bestaande uit prof. dr. ir. J.J.N. Lichtenberg (voorzitter
afstudeercommissie), dr. ir. M. Mohammadi (eerste begeleider) en ir. M.M.T. Dominicus (tweede begeleider),
zeer hartelijk bedanken voor de waardevolle adviezen, hulpvolle tips en inspirerende bijeenkomsten.
Ik wil hen een extra woord van dank geven voor het geduld en de oplossingsgerichtheid die zij
toonden gedurende de periode die voor mij niet als ‘gemakkelijk’ is ervaren. In de tweede helft van
het afstuderen is K. Hermans (Kristel Hermans Architectuur) aanwezig geweest als extra begeleidster. Voor
de extra adviezen en tips die hier zijn verkregen wil ik Kristel graag bedanken.
Daarnaast wil ik een aantal personen bedanken die gedurende het onderzoek een adviserende rol
hebben gespeeld. Hierbij gaat een speciaal woord van dank uit naar Martin Koppenhol (VBI Verkoop
Maatschappij B.V.), Gerard Nijboer (Zorg & Milieu), Ron van Wijk (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen / GFSC
Consultants & Engineers BV) en Peter van Lente (Huis &Milieu). Hun enthousiaste instelling en feedback op de
producten hebben mede bijgedragen aan het vorm krijgen van het Fit the Future woonconcept en bij
het zorgen voor voortgang in het afstudeerproces. Dit door mee te denken in de periode dat het proces
lastiger verliep. Dit heeft bijgedragen aan de oplossing waarbij is gekozen voor een individuele
uitwerking van een onderdeel van het gehele woonconcept.
Ik hoop dat ik niemand ben vergeten te bedanken die op welke wijze dan ook een bijdrage geleverd
heeft aan het tweede deel van het afstudeeronderzoek en / of de totstandkoming van dit rapport.
Mocht ik onverhoopt iemand zijn vergeten te bedanken, dan wil ik u alsnog hartelijk bedanken voor
uw bijdrage.
Kevin van Moll
Eindhoven, 25 juni 2015.
Samenvatting Pagina | 6
Kevin van Moll
Samenvatting Dit onderzoek is een vervolg op het gezamenlijke vooronderzoek naar het ontwikkelen van een
duurzaam woonconcept dat aansluit op de behoeften van senioren in het Nederland van 2030. Tijdens
het gezamenlijke vooronderzoek is het Fit the Future woonconcept opgesteld. Dit woonconcept heeft
als uitgangspunt dat een gebouw een positieve bijdrage moet leveren aan (de gezondheid van) de mens
en het milieu. Met andere woorden: beiden moeten gestimuleerd worden. Daarbij dient het gebouw
(en intelligente technologie in het gebouw) aanpasbaar te zijn aan veranderende eisen voortkomend
uit mens en milieu. Hierdoor ontstaat een woonconcept dat zich aan kan blijven passen (fit) aan
toekomstomstandigheden (future). Het woonconcept wordt gesymboliseerd door drie seizoenen. De
seizoenen van het leven symboliseren de verschillende levensfasen van een individu (senioren). De
seizoenen van de dag staan voor de verschillende activiteiten gedurende de dagdelen. De
meteorologische seizoenen hebben betrekking op de verschillende klimatologische omstandigheden.
Tijdens het vooronderzoek is gebleken dat de complexiteit van het opstellen van het Fit the Future
woonconcept erg groot is. De voornaamste reden hiervoor is geweest om de drie thema’s volledig te
implementeren zonder compromissen. Door de complexiteit is gekozen om de uitwerking van het
woonconcept in delen uit te voeren. In dit vervolgonderzoek is ingegaan op de adaptieve gevel.
Hierbij is gekeken hoe met de gevel de integratie tussen mens en milieu gemaakt kan worden, zodat
antwoord gegeven kan worden op de onderzoeksvraag: op welke wijze kan een duurzaam
gevelconcept worden ontwikkeld dat aansluit op de veranderende seizoenen van mens en milieu?
Om te bepalen op welke wijze de mens ondersteund en gestimuleerd kan worden tijdens de seizoenen
van het leven, is gekeken naar de verschillende levensfases van senioren die worden doorlopen tijdens
het ouder worden, de levensverwachting en de mogelijke beperkingen die kunnen optreden. Bij de
seizoenen van het leven is onderscheid gemaakt tussen vier seizoenen: vitaal werkend, vitaal
gepensioneerd, verminderd vitaal en toename (chronische) ziekte(s). Voor de verschillende seizoenen
is vastgesteld op welke wijze de mens ondersteund / gestimuleerd kan worden voor het langer
zelfstandig thuis wonen. De mens kan tijdens deze seizoenen ondersteund worden door controle
visueel comfort (verhoogde daglichttoetreding en voorkomen verblinding), controle thermisch
comfort (behaaglijkheid, voorkomen discomfort), ervaren controle omgevingsvariabele en behouden
onafhankelijkheid (afstemmen gebruiksgemak). Een extra ondersteuning kan geboden worden door
het realiseren van toegang tot natuur tijdens alle seizoenen, dit kan bijdrage aan het voorkomen van
(seizoens)depressies. Voor de mens zijn de seizoenen van het leven niet cyclisch, voor het gebouw
zijn deze seizoenen wel cyclisch (het kunnen huisvesten van een volgende bewoner).
Bij de seizoenen van de dag wordt voornamelijk gekeken naar de relatie tussen mens en gebouw,
waarbij wordt gelet op het milieu. Bij de seizoenen is de relatie tussen ruimtes en de gevel en het
dagritme van een bewoner geanalyseerd. De seizoenen van de dag zijn verdeeld in de vier seizoenen:
ochtend, middag, avond en nacht. De mens kan tijdens deze seizoenen ondersteund worden door
controle visueel comfort (regelbare daglichttoetreding voor dagritme ondersteuning), verbeteren
luchtkwaliteit (ventilatie afgestemd op aantal personen en activiteitenniveau), controle thermisch
comfort (afgestemd op wens en activiteitenniveau), ervaren controle omgevingsvariabele (aspecten
als privacy en uitzicht) en toegang tot natuur (voornamelijk in de ochtend en middag). Deze aspecten
kunnen bijdrage aan het stimuleren van het dagritme van de bewoner. De seizoenen van de dag zijn
cyclisch per 24 uur.
Bij de meteorologische seizoenen wordt gekeken naar de relatie tussen voornamelijk milieu en
gebouw, om aan te sluiten op de behoefte van de mens. Hierbij is gekeken naar de klimatologische
verschillen in Nederland, mogelijk adaptieve gebouwonderdelen en vergelijkbare klimaten voor de
winter- en zomersituatie. Bij de meteorologische seizoenen is onderscheid gemaakt tussen: winter,
lente, zomer en herfst. Voor het ondersteunen van het milieu is gekeken naar de eerste twee stappen
van de Trias Energetica (voorkomen onnodig gebruik en gebruik duurzame bronnen), waarbij
rekening is gehouden met de Trias Hylica (materiaalgebruik) om te voldoen aan de koude- en
warmtevraag voor een comfortabel binnenklimaat. Hiervoor moet een adaptieve thermische isolatie,
Samenvatting Pagina | 7
Kevin van Moll
regelbare passieve zonne-energie, regelbare natuurlijke ventilatie en (intern) adaptieve thermische
massa aanwezig zijn. Bij een adequate regeling van deze gebouwonderdelen kan de koude-
warmtevraag worden gereduceerd tot (bijna) nul. De meteorologische seizoenen zijn cyclisch per jaar.
Het te ontwikkelen adaptieve gevelconcept moet voldoen aan de eisen en wensen die afkomstig zijn
uit de thema’s stimuleren mens, stimuleren milieu en aanpasbaarheid gebouw. Invulling wordt
gegeven aan de eisen van mens en milieu door de drie geanalyseerde seizoenen. Bij het concept moet
rekening gehouden worden met het feit dat de seizoenen verschillende toepassingssnelheden hebben.
Tijdens de ontwerpanalyse zijn verschillende gevelconcepten / -varianten onderzocht, de variant met
dubbel geïsoleerde beglazing en horizontale lamellen in de spouw is uit deze analyse gekomen als
beste variant. Het buitenblad van het gevelconcept is te openen voor adaptieve thermische isolatie. De
lamellen in de spouw zijn verdeeld in drie zones om de verschillende aspecten voor mens en milieu
onafhankelijk te kunnen regelen. Het binnenblad is niet verdeeld in zones, deze moet wel geopend
kunnen worden om de spouw te bereiken voor onderhoud en reiniging. Van deze variant is de werking
onderzocht en is het de verwachting dat compromissen voorkomen worden, met uitzondering van het
tegelijk kunnen reguleren van privacy en uitzicht bij woningen gelegen op de begane grond (beide
zijn aanwezig in de middelste zone van de lamellen). De overige aspecten voor mens en milieu
kunnen allemaal onafhankelijk van elkaar worden geregeld en geoptimaliseerd in alle type woningen.
Bij het onderzoek naar het gevelconcept zijn verschillende scenario’s opgesteld voor de verschillende
dagdelen en de zomer- wintersituatie. Binnen de scenario’s kan de bewoner altijd de instellingen
aanpassen aan de wensen van het moment. Om te voorkomen dat het adaptieve gevelconcept een
standaard product wordt, zijn twee mogelijke varianten technische uitgewerkt en zijn enkele extra
opties onderzocht om mens en / of milieu aanvullend te stimuleren. Per case kan gevarieerd worden in
de uitwerking voor personalisatie, om optimaal aan te sluiten op de wensen van de bewoner.
In afbeelding S.1 is het Fit the Future woonconcept met de thema’s (stimuleren) mens, (stimuleren)
milieu en (aanpasbaarheid) gebouw weergegeven. Daarbij zijn de drie onderzochte seizoenen
beschreven met de bijbehorende aspecten. Voor de mens gaat het hierbij om de seizoenen van het
leven en de seizoenen van de dag, voor het milieu gaat het over de meteorologische seizoenen.
Aangegeven is bij aanpasbaarheid gebouw dat aan de aspecten voldaan kan worden door middel van
een dubbel geïsoleerde beglazing met horizontale lamellen in de spouw.
Na het onderzoeken van de aspecten voor mens en milieu voor de adaptieve gevel is het de
verwachting dat hieraan het beste voldaan kan worden door de toepassing van een dubbel geïsoleerde
beglazing met horizontale lamellen in de spouw. De verschillende aspecten kunnen met deze
oplossing worden geregeld, bij de aanpassing van een aspect levert dit geen belemmering op voor de
controle over een ander aspect, compromissen zijn hierbij zover mogelijk voorkomen.
Afbeelding S.1: Adaptieve gevelconcept met de uitgangspunten voor stimuleren mens, stimuleren milieu en aanpasbaarheid gebouw.
Aspecten van invloed op het milieu,
meteorologische seizoenen:
- Adaptieve thermische isolatie
- Regelbare passieve zonne-energie
- Regelbare natuurlijke ventilatie
Aspecten van invloed op de mens,
seizoenen van het leven:
- Controle visueel comfort
- Controle thermisch comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Behouden onafhankelijkheid
- Toegang tot natuur alle seizoenen
Aspecten van invloed op de mens,
seizoenen van de dag:
- Controle visueel comfort
- Verbeteren luchtkwaliteit
- Controle thermisch comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Toegang tot natuur
Aanpasbaarheid adaptief gevelconcept
op alle aspecten van mens en milieu
met verschillende cyclische tijden met:
dubbel geïsoleerde beglazing met
horizontale lamellen in de spouw.
Summary Pagina | 8
Kevin van Moll
Summary This study is a continuation of the joint research to develop a sustainable housing concept which
meets the requirements of seniors in the Netherlands in 2030. During the preliminary research the Fit
the Future housing concept is designed. The principle of this housing concept is that the building must
have a positive contribution to (the health of) human and environment. Therefor the building (and the
intelligent technology in the building) must be adaptable to the changing needs of the human and
environment. This creates a concept that can continues be adapted to fit the conditions of the future.
The housing concept is symbolized by three seasons. The seasons of life symbolize the different
stages of life of an individual (senior). The seasons of the day represents the different activities during
the parts of a day. The meteorological seasons are related to the different conditions in the climate.
The preliminary research has shown that the complexity of designing the Fit the Future housing
concept is very high. The primary reason was to implement the three themes completely without the
use of a compromise. Through this complexity is chosen to divide the elaboration of the housing
concept into different parts. In this further research is the adaptable façade of the housing concept
studied. In this research is examined how with the façade the integration can be made between human
and environment. So that an answer can be given to the research question: how can a sustainable
façade concept be developed that meets the changing seasons of human and environment?
To determine how the human can be supported and stimulated during the seasons of life, examined
are the different stages of life for seniors that can occur during aging, the life expectancy and the
possible limitations that can occur. The seasons of life are divided into four seasons: vital working,
vital retired, reduced vitality and increase (chronical) disease(s). For the different seasons is
determined how the human can be supported / stimulated to facilitate the concept of living longer
independently at home. The human can be supported during these seasons through control visual
comfort (increased levels of daylight and prevention of glare), control thermal comfort (pleasant
indoor temperature, prevent discomfort), experience control environment variables and maintaining
independency (adjustable usability). An additional support can be provided through the realization of
access to nature during all seasons; this can contribute to the preventions of (seasonal) depressions
and a negative impact on the health. For the human the seasons of life are not cyclic, for the building
are these seasons cyclic (the accommodation of a next occupant).
With the seasons of the day is focused on the relation between human and building, with taking into
consideration the environment. For the seasons of the day is analyzed the relation between the rooms
and the façade and the daily rhythm of the occupants. These seasons are divided into four seasons:
morning, afternoon, evening and night. During the seasons of the day the human can be supported
through control visual comfort (controllable daylight levels for supporting daily rhythm), enhancing
indoor air quality (ventilation adjusted to number of people and activity level), control thermal
comfort (adjusted to desire and activity level), experience control environment variables (aspects such
as privacy and view) and access to nature (mainly in the morning and afternoon). These aspects can
contribute to stimulate the daily rhythm of the occupants. The seasons of the day are cyclic with a
period of 24 hours.
The focus of the meteorological seasons is on the relation between the environment and the building,
to connect to the needs of humans. For the meteorological seasons are the climatic conditions in the
Netherlands, the possible adaptable building parts and comparable climates for the winter- and
summer situation analyzed. These seasons are divided into: winter, spring, summer and autumn. The
environment can be supported during the seasons through the implementation of the first two steps of
the Trias Energetica (prevention of unnecessary use and the use of natural resources), with taking into
account the Trias Hylica (material use) in order to meet the cold and heat demand for a comfortable
indoor climate. To fulfill this demand an adaptable thermal insulation, adjustable passive solar
energy, controllable natural ventilation and (intern) adaptable thermal mass must be present in the
concept. With an adequate control of these components the cold and heat demand can be reduced to
(almost) zero. The meteorological seasons are cyclic with a period of one year.
Summary Pagina | 9
Kevin van Moll
When developing the adaptable façade concept, the concept must meet the demands and requirements
those originates from the themes stimulate human, stimulate environment and adaptable building. The
demands for human and environment are defined through the three analyzed seasons. When designing
the façade concept it must be taken into account that these seasons have different application cycles.
During the design analysis different façade concepts and variants are examined. The variant with
double insulated glass and horizontal slats in the cavity resulted in this analysis as the best variant.
The outer glass element of the façade concept can be opened for the adaptable thermal insulation. The
slats in the cavity are divided into three zones for the control of the different aspects of human and
environment. The inner glass element is not divided into zones; it must be possible to open the inner
element to reach the cavity for maintenance and cleaning. For this variant the operation is examined
and it is the expectation that all compromises can be prevented, with the exception of the possibility to
be able of having control over view and privacy at the same time for houses on the ground floor (both
aspects are present in the middle zone of the slats). All the other aspects for human and environment
can be controlled and optimized individually in all types of houses. During the research of the
adaptable façade concept different scenarios are drafted for the different parts of the day and the
summer- and winters situation. Within the scenarios it is always possible for the resident to adjust the
setting to the desires of that moment. To prevent that the adaptable façade concept becomes a standard
product, two different possible variants are technically elaborated and some additional options are
analyzed for additional supporting human and / or environment. In each case it is possible to vary
with the structure of the adaptable façade concept for personalization and an optimal fulfillment of the
desires of the resident.
Shown in image S.2 is the Fit the Future housing concept with the themes (stimulate) human,
(stimulate) environment and (adaptable) building. In the image the three analyzes seasons are
described with the corresponding aspects. For the human the seasons of life and the seasons of the day
are analyzed and for the environment the meteorological seasons. For the adaptable building is
described that these aspects can be met with a double insulated glass and with horizontal slats in the
cavity.
After the research to the aspects for human and environment is it the expectation for the adaptable
façade that these can best be met with double insulated glass elements with horizontal slats in the
cavity. The different aspects can be individually controlled with this solution, when one aspect is
adjusted this does not limit the control over the other aspects, compromises are as far as possible
prevented.
Image S.2: Adaptable façade concept with the themes stimulate human, stimulate environment and adaptable building.
Aspect influencing the environment,
meteorological seasons:
- Adaptable thermal insulation
- Adjustable passive solar energy
- Controllable natural ventilation
Aspect influencing the human,
seasons of life:
- Control visual comfort
- Control thermal comfort
- Experience control environment
- Maintaining independency
- Access to nature all seasons
Aspect influencing the human,
seasons of the day:
- Control visual comfort
- Enhancing indoor air quality
- Control thermal comfort
- Experience control environment
- Access tot nature all seasons
Adaptable façade concept on all the
aspects for human and environment
with the different cyclic speeds:
double insulated glass elements with
horizontal slats in the cavity.
Inhoudsopgave Pagina | 10
Kevin van Moll
Inhoudsopgave
1. INTRODUCTIE ......................................................................................................................................... 13
1.1 AANLEIDING ........................................................................................................................................ 15
1.2 PROBLEEMVELD ................................................................................................................................... 16
1.3 DOELSTELLING & ONDERZOEKSVRAAG ............................................................................................... 18
1.4 RELEVANTIE VAN HET ONDERZOEK ..................................................................................................... 21
1.5 LEESWIJZER ......................................................................................................................................... 21
2. SEIZOENEN VAN HET LEVEN ............................................................................................................ 23
2.1 INLEIDING ............................................................................................................................................ 25
2.2 ANALYSE SEIZOENEN VAN HET LEVEN ................................................................................................. 25
2.3 MOGELIJKHEDEN GEVEL SEIZOENEN VAN HET LEVEN .......................................................................... 27
2.4 VERDELING SEIZOENEN VAN HET LEVEN .............................................................................................. 30
2.5 CONCLUSIE .......................................................................................................................................... 36
3. SEIZOENEN VAN DE DAG .................................................................................................................... 39
3.1 INLEIDING ............................................................................................................................................ 41
3.2 ANALYSE SEIZOENEN VAN DE DAG ...................................................................................................... 41
3.3 MOGELIJKHEDEN GEVEL SEIZOENEN VAN DE DAG ............................................................................... 43
3.4 VERDELING SEIZOENEN VAN DE DAG ................................................................................................... 46
3.5 CONCLUSIE .......................................................................................................................................... 50
4. METEOROLOGISCHE SEIZOENEN ................................................................................................... 53
4.1 INLEIDING ............................................................................................................................................ 55
4.2 ANALYSE METEOROLOGISCHE SEIZOENEN ........................................................................................... 55
4.3 MOGELIJKHEDEN GEVEL METEOROLOGISCHE SEIZOENEN .................................................................... 60
4.4 VERDELING METEOROLOGISCHE SEIZOENEN ........................................................................................ 62
4.5 CONCLUSIE .......................................................................................................................................... 67
5. ONTWERPANALYSE CONCEPT .............................................................................................................. 69
5.1 UITGANGSPUNTEN CONCEPT ................................................................................................................ 71
5.2 ONTWERPANALYSE GEVELCONCEPT .................................................................................................... 73
5.3 CONCLUSIE ONTWERPANALYSE ........................................................................................................... 82
6. UITWERKING VARIANT ....................................................................................................................... 85
6.1 INTRODUCTIE ....................................................................................................................................... 87
6.2 ANALYSE ONDERDELEN ADAPTIEVE GEVEL ......................................................................................... 87
6.3 SCENARIO’S VOOR VERSCHILLENDE SEIZOENEN .................................................................................. 90
6.4 DETAILLERING VAN HET ADAPTIEVE GEVELCONCEPT .......................................................................... 93
6.5 ANALYSE MOGELIJKHEID INPASSING BINNEN- BUITENRUIMTE IN HET GEVELCONCEPT ...................... 106
6.6 ANALYSE MOGELIJKHEDEN TOEVOEGEN EXTRA DIMENSIE GEVELCONCEPT ....................................... 109
6.7 CONCLUSIE UITWERKING ADAPTIEVE GEVELCONCEPT ....................................................................... 114
CONCLUSIE .................................................................................................................................................... 117
DISCUSSIE ....................................................................................................................................................... 121
INTERPRETATIE RESULTATEN .......................................................................................................................... 123
BEPERKINGEN ONDERZOEK ............................................................................................................................. 124
AANBEVELINGEN ............................................................................................................................................ 125
Inhoudsopgave Pagina | 11
Kevin van Moll
BRONNEN ........................................................................................................................................................ 127
HOOFDSTUK 1 ................................................................................................................................................. 129
HOOFDSTUK 2 ................................................................................................................................................. 131
HOOFDSTUK 3 ................................................................................................................................................. 133
HOOFDSTUK 4 ................................................................................................................................................. 135
HOOFDSTUK 5 ................................................................................................................................................. 137
HOOFDSTUK 6 ................................................................................................................................................. 138
BIJLAGE........................................................................................................................................................... 141
BIJLAGE I TECHNISCHE DETAILLERING .......................................................................................................... 143
BIJLAGE II INSPIRATIE TOEVOEGING EXTRA DIMENSIE GEVELCONCEPT ...................................................... 143
Pagina | 12
Kevin van Moll
1. Introductie Pagina | 13
Kevin van Moll
1. Introductie
1. Introductie Pagina | 14
Kevin van Moll
1. Introductie Pagina | 15
1.1 Aanleiding Kevin van Moll
1.1 Aanleiding De voornaamste aanleiding van het hoofdonderzoek is de vergrijzing van de Nederlandse bevolking,
vastgesteld is wat de drie voornaamste redenen daarvoor zijn (babyboom, ontgroening en stijging
levensverwachting) en wat de verwachte omvang hiervan is (CBS, 2014). Het probleem bij de vergrijzig
is dat de zorgcapaciteit niet toereikend is om deze groeiende groep senioren met een zorgvraag te
kunnen huisvesten op de huidige wijze, het verzorgingssysteem zou onbetaalbaar worden (Chorus et al.,
2010). Om te kunnen zorgen voor een betaalbare zorg voor deze groeiende groep senioren, heeft de
overheid het beleid opgesteld om mensen te stimuleren langer zelfstandig thuis te blijven wonen
(Zantinge et al., 2011). Dit concept van het langer zelfstandig blijven wonen, staat internationaal bekend
als Aging in place (Galen van et al., 2013) en sluit ook aan op de behoefte van senioren zelf, namelijk om
langer onafhankelijk te kunnen blijven wonen (Engelhardt et al., 2010).
Het probleem dat ontstaat bij deze nieuwe invulling van de zorgtaken, is dat het mogelijk moet zijn
om de bestaande woningen aan te passen aan de veranderende zorgvraag. Een groot deel van de
huidige gebouwvoorraad is niet ingericht voor deze veranderende vraag, als gevolg hiervan komen
veel senioren te wonen in ongeschikte woningen. In 2012 bedroeg dit ongeveer 25% van de 75-
plussers in Nederland (±190.000 woningen), als niets veranderd aan de huidige of nieuwe gebouwen
is het de verwachting dat dit aantal verder zal stijgen naar ongeveer 400.000 woningen in 2030
(Dammers et al., 2013). Als de gebouwvoorraad niet wordt aangepast is het niet mogelijk voor senioren
om langer zelfstandig thuis te blijven wonen, in woningen die voldoen aan de eisen en wensen die
worden gesteld.
Een aansluitende ontwikkeling is de wereldwijde aandacht voor ecologische duurzaamheid. Het gaat
hierbij om het terugdringen van het gebruik van nieuwe grondstoffen en het verminderen van de
hoeveelheid geproduceerd afval. Bij het aanpassen van de huidige ongeschikte gebouwvoorraad ligt
hierbij de uitdaging, om te zorgen voor een duurzame oplossing waarbij nu en in de toekomst de
milieubelasting wordt gereduceerd.
In het gezamenlijk vooronderzoek is het Fit the Future woonconcept opgesteld. Dit woonconcept is
opgesteld met de thema’s (stimuleren) mens, (stimuleren) milieu en (aanpasbaarheid) gebouw, het
opgestelde concept is opgenomen in afbeelding 1.1. Tijdens het vervolgonderzoek zal gekeken
worden of het mogelijk is om op een adaptieve wijze invulling te geven aan deze thema’s, zodat een
verduurzaming plaatsvindt van de huidige statische bebouwing.
Binnen het concept wordt onderscheid gemaakt
tussen drie verschillende seizoenen die
geïntegreerd dienen te worden binnen het
toekomstgericht duurzaam langer zelfstandig
wonen van senioren. Het gaat hierbij over de
seizoenen van het leven, seizoenen van de dag
en meteorologische seizoenen. Deze seizoenen
hebben allemaal andere toepassingssnelheden en
andere variabele eisen die gesteld worden aan de
woning. De seizoenen van het leven zijn voor
een persoon niet cyclisch, deze seizoenen
worden eenmalig door een persoon doorlopen.
Voor een gebouw moet het wel mogelijk zijn dat
de seizoenen van het leven cyclisch zijn, het
moet mogelijk zijn om het gebouw weer
opnieuw in te richten voor een volgende
bewoner die een nieuwe cyclus kan doorlopen.
De seizoenen van de dag en de meteorologische
seizoenen zijn wel cyclische seizoenen voor
mens en / of milieu. Voordat bepaald kan Afbeelding 1.1: Fit the Future woonconcept, zoals opgesteld in het gezamenlijke vooronderzoek.
1. Introductie Pagina | 16
1.2 Probleemveld Kevin van Moll
worden op welke wijze het efficiëntste een invulling aan deze seizoenen gegeven kan worden binnen
het woonconcept, is het belangrijk de seizoenen nader te analyseren. In het gezamenlijk
vooronderzoek heeft een eerste analyse plaatsgevonden, in dit onderzoek zal hierop verder ingegaan
worden.
Gedurende het gezamenlijk vooronderzoek is getracht om een antwoord te geven op de invulling van
het toekomst bestendige woonconcept voor senioren. Door de grote omvang van het woonconcept en
de enorme diversiteit aan mogelijke invullingen, is het niet mogelijk gebleken om dit onderwerp in
een geheel aan te pakken. Het is te lastig gebleken om de verschillende mogelijke varianten onderling
goed op te stellen en deze te kunnen vergelijken, zodat de beste variant gekozen of geoptimaliseerd
kon worden. Om te komen tot een mogelijke invulling van het woonconcept, is een opdeling gemaakt
in onderdelen. Voor deze onderdelen zal door het onderzoeksteam (van het gezamenlijk
vooronderzoek) geprobeerd worden om een oplossing te vinden. Iedereen zal op een andere wijze
proberen invulling te geven aan een onderdeel van het geheel woonconcept. Tijdens het gezamenlijk
vooronderzoek is het gebouw opgedeeld in vijf verschillende gebouwlagen. Deze gebouwlagen zijn
onderscheiden om de aanpasbaarheid van het gebouw in de toekomst zo efficiënt mogelijk te
faciliteren. De analyse naar de verschillende gebouwlagen en de mate van aanpasbaarheid is
opgenomen in paragraaf 6.3.4. Aanpasbaarheid van het gebouw, in het gezamenlijk vooronderzoek.
Onderscheiden is dat de aanpasbaarheid van een gebouw op de veranderende zorgvraag invloed heeft
op de vijf gebouwlagen, namelijk casco, huid, installaties, gevel en intelligente technologie.
Binnen dit vervolgonderzoek zal de focus komen te liggen op de gevel. De gevel zorgt voor de
scheiding tussen binnen en buiten. Gekozen is voor de gevel om te kunnen onderzoeken op welke
wijze een mogelijke invulling gegeven kan worden aan de meteorologische seizoenen. Hierbij zal
verder onderzocht worden hoe een gebouw aanpasbaar gemaakt kan worden aan de verschillende
meteorologische seizoenen die voorkomen in Nederland. Naast de aspecten voor het milieu, moeten in
de gevel ook een aantal aspecten voor de mens worden opgenomen. Het gaat hierbij over aspecten als
daglichttoetreding, uitzicht, privacy, thermisch comfort, enz. Deze aspecten voor de mens zijn
afkomstig uit de seizoenen van het leven en de seizoenen van de dag. Door de samenkomst van de
drie seizoenen binnen het onderzoek in de gevel, is het de verwachting dat een goed overzicht
gegeven kan worden over de mogelijkheden voor het toekomstgerichte woonconcept. Door de
integratie van de drie seizoenen kan een overzicht gegeven worden van de aandachtspunten en
problemen die voorkomen bij het combineren van verschillende seizoenen met andere cyclische
tijden.
1.2 Probleemveld Binnen de huidige gebouwvoorraad zijn de gevels niet aanpasbaar aan de veranderende eisen en
wensen van de bewoners (mens) en het milieu. Het gevolg van deze statische gevels is dat niet
duurzaam wordt omgegaan met materialen, grondstoffen en bewonerswensen. Als de bewoner een
verandering van de gevel wenst, is het meestal alleen mogelijk om dit te realiseren door (een stuk) van
de gevel te slopen en een nieuw deel te bouwen. Dit resulteert in een vergroting van de
milieubelasting, kostenvergroting en impact op het wonen.
Bij de bestaande gevels is het ook niet mogelijk om een optimalisatie te realiseren tussen de
verschillende meteorologische seizoenen. Het gevolg van deze statische manier van bouwen is dat in
de zomer een gebouw gekoeld moet worden om te voorkomen dat het aantal temperatuur
overschrijdingsuren te hoog is. Een hoog aantal oververhittingsuren levert een verhoging op van het
gevoel van discomfort en levert een risico op voor oudere mensen, dit kan resulteren in een toename
van het aantal overlijdensgevallen (Hooff van et al., 2014). Dezelfde gebouwen / gevels moeten in de
winter worden verwarmd om te voorkomen dat de temperatuur oncomfortabel laag is. Ondanks de
grote verschillen tussen de meteorologische seizoenen in Nederland, zijn de bestaande (statische)
gevels niet in staat om zich hierop aan te passen, zodat een besparing behaald kan worden op het
energieverbruik van deze gebouwen (Hoes 2011).
1. Introductie Pagina | 17
1.2 Probleemveld Kevin van Moll
Naast het niet adaptief zijn voor de verschillende meteorologische seizoenen is het ook niet mogelijk
om de bestaande gevels aan te passen aan de veranderende mens. Binnen het onderzoek zijn senioren
de gekozen doelgroep, deze groep heeft te maken met een toename van lichamelijke en cognitieve
beperkingen (Zatinge et al., 2011) (in dit onderzoek gedefinieerd als de verschillende seizoenen van het
leven). Tijdens het verouderen is het nodig dat het gebouw (en de gevel) aanpasbaar is aan deze
veranderingen. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn om met de gevel andere daglichtniveaus toe te laten,
of om een ander thermisch comfort te realiseren. De mogelijke toepassing van deze andere prestaties
zijn nodig om te voorkomen dat een woning niet optimaal aansluit op de eisen en wensen, dit kan het
langer zelfstandig thuis wonen belemmeren of bemoeilijken. Om de bewoner in de woning te
ondersteunen is het naast de seizoenen van het leven ook mogelijk dit te doen op basis van de
verschillende dagdelen (in dit onderzoek gedefinieerd als de verschillende seizoenen van de dag).
Hierbij is het bijvoorbeeld mogelijk om de bewoner te stimuleren in het (behouden) dagritme. Een
woning die goed is voor de gezondheid en aansluit op de eisen en de wensen van de bewoner is
belangrijk omdat gemiddeld 90% van de tijd binnen wordt doorgebracht, waarvan 70% van de tijd in
de eigen woning (Noorda et al., 2009).
De doelgroep senioren is in dit onderzoek gedefinieerd als mensen met een leeftijd van 55 jaar en
ouder (Klerk, 2004). Om deze mensen te definiëren als senioren, is gekozen om te komen tot een zeer
gevarieerde doelgroep voor het (gevel)concept. Deze groep mensen is in het begin nog werkzaam en
maatschappelijk actief en zal gedurende de tijd mogelijk meer lichamelijke en cognitieve beperkingen
krijgen (Zatinge et al., 2011). Daarbij zal de vraag om ondersteuning (van de woonomgeving en / of
verzorgende) toenemen. Niet is ervoor gekozen om de gehele bevolking binnen het onderzoek te
betrekken, hiervoor is gekozen om het aantal eisen en wensen niet nog groter te laten worden. Een
bijkomend probleem zou zijn geweest bij een onderzoek naar een grotere doelgroep dat ook de
huishoudsamenstelling moet kunnen wijzigen. Van starter, naar een gezin en naar senioren, dit zou
nog een extra mate van aanpasbaarheid betekenen voor het woonconcept. Bij de senioren wordt in het
onderzoek uitgegaan van een- of tweepersoonshuishoudens. Voor het te ontwikkelen woonconcept is
gekozen voor de doelgroep senioren, de verwachting is dat met de veranderingen tijdens de seizoenen
van het leven, de doelgroep is geselecteerd met de zwaarste eisen en grootste verandering van deze
eisen die gesteld worden aan de woning. Een bijkomende reden voor deze doelgroep is het aantal
ongeschikte woningen waarin deze mensen wonen en moeten blijven wonen tijdens het ouder worden
(het langer zelfstandig thuis blijven wonen). Het doel is om deze mensen een woning te kunnen
bieden die geschikt is, om te gaan met deze verandering van de zorgvraag.
Mensen van 55 jaar en ouder maken grote veranderingen door in het leven, van beroepsbevolking,
naar (vitaal) gepensioneerd naar zorgbehoevend (Kullberg, 2005). Senioren worden in de literatuur vaak
opgedeeld in verschillende categorieën. Een mogelijke verdeling is de opdeling in drie categorieën,
hierbij is de eerste categorie de leeftijd van 55 – 64 jaar, deze groep worden ook wel de jong senioren
genoemd. De mensen in deze leeftijdsgroep zijn vaak nog vitaal en maatschappelijk actief. De tweede
categorie is de leeftijd van 65-74 jaar, de mensen in deze groep zijn voor het merendeel gepensioneerd
en nog gezond. De derde categorie is de leeftijd van 75 jaar en ouder, de mensen in deze groep hebben
vaak in toenemende mate problemen (beperkingen) met de gezondheid (Kullberg, 2005). Door binnen het
onderzoek naar een duurzaam gevelconcept deze brede groep mensen mee te nemen is het de
verwachting dat het concept zo breed mogelijk toepasbaar is.
In de huidige gebouwvoorraad is 16,0% van de bevolking woonachtig in een vrijstaande woning,
18,2% in een gestapelde woning, 61,2% in een geschakelde woning en 4,4% in overige woningtypes
(Licher, 2013). Wanneer de woningen worden vergeleken, hebben vrijstaande woningen vier
vrijescheidingsgevels en een vrij dak. Geschakelde woningen twee langsgevels waaraan een andere
woning is gekoppeld, twee vrije kopgevels en een eigen dak. Gestapelde woningen hebben net als de
geschakelde woningen twee gekoppelde langsgevels en twee vrij kopgevels, gestapelde woningen
hebben alleen ook een woning erboven en / of eronder gelegen. Tussen de geschakelde- en gestapelde
woningen zijn een grote overeenkomsten aanwezig als gekeken wordt naar de situering en opbouw,
vrijstaande woningen hebben daarbij grotere verschillen in de wijze waarop deze gesitueerd zijn.
Geschakelde- en gestapelde woningen bepalen samen 79,6% van de huisvesting van de bevolking in
1. Introductie Pagina | 18
1.3 Doelstelling & onderzoeksvraag Kevin van Moll
Nederland (Licher, 2013). Bij deze woning wordt ervan uitgegaan dat de twee langsgevels (en mogelijk
een tussenbeuk) dragende constructieve wanden zijn en dat de vloer in twee richtingen afdraagt. De
kopgevels met dit constructietype zijn niet dragend en is het mogelijk om in deze gevels (grote)
openingen te maken.
In 2015 woont ongeveer 50% van de wereldbevolking in een stedelijk gebied, de verwachting is dat
dit in 2050 zal oplopen tot 70% van de bevolking (DTZ zadelhoff, 2015). Door de stijging van het aantal
mensen in de stedelijke gebieden zal hier de zoektocht naar ruimte blijven bestaan. Hier zal meer
gekozen (moeten) worden voor geschakelde- en gestapelde woningen dan voor de vrijstaande
woningen, hiervoor is niet voldoende ruimte beschikbaar. Een ander kenmerk van de huidige
gebouwvoorraad is dat 96% van de bevolking een woning heeft die beschikt over een eigen tuin en /
of balkon en dat het ook altijd gewenst blijft om een privébuitenruimte te hebben (Licher, 2013). Maar
deze ruimte wordt in een groot deel van het jaar niet gebruikt in verband met het weer (koude,
neerslag, wind, enz.).
Door het grote aandeel van de geschakelde- en gestapelde woningen zal in dit onderzoek hierop de
focus komen te liggen. Onderzocht zal worden op welke wijze met de gevel bijgedragen kan worden
om deze woningen geschikt te maken voor het langer zelfstandig thuis wonen van senioren.
Vrijstaande woningen worden in eerste instantie niet meegenomen omdat hier veel meer
mogelijkheden zijn bij het behalen van de daglichtbehoefte dan bij geschakelde- en gestapelde
woningen. Het adaptieve gevelconcept is ook toepasbaar bij vrijstaande woningen, alleen is het de
verwachting dat bij dit type woning niet de gehele gevel met het concept wordt ingevuld. Bij de
vrijstaande woningen zal per situatie bepaald moeten worden bij hoeveel delen van de gevel het
gewenst is om het concept toe te passen. Bij geschakelde- en gestapelde woningen wordt aangenomen
dat deze woningen twee langsgevels hebben die gekoppeld zijn aan een andere woning en twee niet
dragende kopgevels hebben die vrij gelegen zijn, waar het mogelijk is om daglicht en interactie mee te
verkrijgen.
Bij het optimaliseren van een adaptieve gevel moet een oplossing gevonden worden voor het inpassen
van deze drie seizoenen (seizoenen van het leven, seizoenen van de dag en meteorologische
seizoenen). Een onderdeel waarmee rekening gehouden moet worden zijn de verschillende cyclische
tijden van de seizoenen. Het moet mogelijk zijn dat een aanpassing van een seizoen een ander seizoen
niet belemmerd in de toepassing.
1.3 Doelstelling & onderzoeksvraag Voor de opzet van het onderzoek is een doelstelling vastgesteld. Om deze te kunnen beantwoorden is
hierbij een hoofdvraag opgesteld. Bij de hoofdvraag zijn meerdere deelvragen geformuleerd om goed
en gestructureerd antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag. Om het onderzoek in te kaderen is ook
de afbakening van het onderzoek beschreven.
1.3.1 Doelstelling onderzoek
De doelstelling van het onderzoek is opgesteld om een antwoord te kunnen geven op de problematiek
zoals weergegeven in de probleemstelling paragraaf 1.2. Het voornaamste probleem is dat voor de
nabije toekomst in Nederland te weinig geschikte seniorenwoningen beschikbaar zijn. Binnen dit
onderzoek zal worden gefocust op de gevel om een oplossing voor dit probleem te vinden. Een deel
van dit probleem is aanwezig omdat de huidige woningen niet aanpasbaar zijn aan de verschillende
seizoenen (seizoenen van het leven, seizoenen van de dag en meteorologische seizoenen). Als gevolg
hiervan is het niet mogelijk om op een duurzame wijze te voldoen aan de eisen en wensen van mens
en milieu. Om hierop in te spelen is de doelstelling van het onderzoek als volgt:
Het ontwikkelen van een duurzaam gevelconcept dat aansluit
op de veranderende seizoenen van mens en milieu.
1. Introductie Pagina | 19
1.3 Doelstelling & onderzoeksvraag Kevin van Moll
1.3.2 Onderzoeksvraag
Om de doelstelling van het onderzoek te bereiken, is het noodzakelijk om de onderzoeksvraag van dit
onderzoek te beantwoorden. De onderzoeksvraag die van toepassing is voor dit onderzoek is als volgt:
Op welke wijze kan een duurzaam gevelconcept worden ontwikkeld dat aansluit
op de veranderende seizoenen van mens en milieu?
1.3.3 Deelvragen
Om de onderzoeksvraag te beantwoorden en het onderzoek te structureren, zijn een vijftal deelvragen
opgesteld. Door deze te beantwoorden, kan antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag. De
deelvragen voor dit onderzoek zijn als volgt:
1. Op welke wijze kan met de gevel een bijdrage worden gegeven voor het ondersteunen /
stimuleren van senioren in de verschillende seizoenen van het leven?
2. Op welke wijze kan met de gevel een bijdrage worden gegeven voor het ondersteunen /
stimuleren van senioren gedurende de seizoenen van de dag?
3. Op welke wijze kan met een gevel adaptief worden omgegaan met de veranderende
meteorologische seizoenen, om het milieu te ondersteunen / stimuleren?
4. Wat is een mogelijke invulling van het adaptieve gevelconcept om aan te sluiten op de
verschillende seizoenen van mens en milieu?
1.3.4 Definiëring hoofdvraag
Om eenduidigheid te creëren over de definitie van de hoofdvraag, zijn van een viertal onderdelen de
definities opgenomen. De begrippen die gedefinieerd worden zijn dikgedrukt en onderstreept in de
hoofdvraag: Op welke wijze kan een duurzaam gevelconcept worden ontwikkeld dat aansluit op de
veranderende seizoenen van mens en milieu?
Duurzaam
Duurzaamheid wordt gezien als een evenwicht tussen het sociale-, ecologische- en economische
domein (Leidelmeijer et al., 2003). Het evenwicht tussen deze drie domeinen loopt parallel aan de Triple
Bottom Line (Elkington, 1997). Deze strategie is gericht op de economische prestaties (profit), met
respect voor de sociale kant (people), binnen de ecologische randvoorwaarden (planet). Wanneer deze
domeinen in evenwicht zijn, is sprake van duurzaamheid.
Dit onderzoek wordt uitgevoerd als vervolgonderzoek op het gezamenlijke vooronderzoek. In het
gezamenlijk vooronderzoek is beschreven dat het onderzoek zich enkel richt op het sociale- en
ecologische domein. Het economische domein wordt niet betrokken in het onderzoek omdat op dit
domein de afgelopen decennia de voornaamste focus heeft gelegen binnen vele onderzoeken
(Kandachar, 2014). Het te ontwikkelen gevelconcept zal zich richten op het welzijn van de
gebouwgebruiker, hetgeen wordt ingepast binnen de ecologische kaders. Daarbij is het de
verwachting dat door het achterwege laten van de economische component, een mogelijke beperking
voor de sociale- en ecologische domein wordt voorkomen en dat ten goede komt aan het ontwikkelen
van een innovatief concept. In dit vervolgonderzoek zal ook het economische domein buiten
beschouwing worden gelaten.
Gevelconcept
Een gevelconcept is een visie over de wijze waarop de aansluiting van de prestatie-eisen op de
functionele-eisen (Agyefi-Mensah, 2013) worden vertaald naar een gevel.
1. Introductie Pagina | 20
1.3 Doelstelling & onderzoeksvraag Kevin van Moll
Seizoenen van de mens
Binnen de seizoenen van de mens wordt gekeken naar de doelgroep senioren. Senioren zijn personen
met een leeftijd van 55 jaar en ouder (Noorda et al., 2009). Door alle mensen van 55 jaar en ouder te
definiëren als senioren is in het onderzoek sprake van een gevarieerde groep en worden geen
categorieën buitengesloten. In deze doelgroep behoren de mensen in het begin van nog tot de
beroepsbevolking en zijn ze maatschappelijk actief. Tijdens het ouder worden neemt de kans op het
verkrijgen van lichamelijke en / of cognitieve beperkingen toe (Zatinge et al., 2011; Kullberg, 2005).
Bij de seizoenen van de mens wordt gekeken naar een tweetal seizoenen, de seizoenen van het leven
en de seizoenen van de dag. Bij de seizoenen van het leven moet met de gevel invulling gegeven
kunnen worden aan de optredende lichamelijke en / of cognitieve beperkingen (Mitzner et al., 2011) om
langer zelfstandig thuis wonen te kunnen faciliteren. Bij de seizoenen van de dag moet met de gevel
het dagritme van de bewoners worden gestimuleerd (Virone, 2009) en de kans op (seizoens)depressies
worden verkleind (Huisman et al., 2012).
Seizoenen van het milieu
Het milieu is te ondersteunen door het verminderen van het gebruik van energie, grondstoffen en
fossiele brandstoffen. In de wet is in Artikel 10 Afvalstoffen, een vijftal stappen beschreven om
verduurzaming te realiseren (met A als beste optie en E als minst wenselijke) (Wet milieubeheer, 1979):
A. Preventie,
B. Voorbereiding voor hergebruik,
C. Recycling,
D. Andere nuttige toepassing waaronder energieterugwinning,
E. Veilige verwijdering.
Deze maatregelen zijn vertaald naar een drie stappenplan voor duurzame maatregelen voor de
gebouwde omgeving te kunnen beoordelen. Deze trias-aanpak (Duivestein, 1993) noemt als eerste stap de
meest gunstige maatregel, waarbij de derde maatregel als minst gunstige geldt. De drie maatregelen
zijn als volgt:
1. Voorkom onnodig gebruik,
2. Gebruik oneindige bronnen,
3. Gebruik eindige bronnen zo efficiënt mogelijk.
Gestreefd moet worden met het voldoen aan de behoefte met de eerste twee stappen, waardoor de
derde stap overbodig is (Entrop et al., 2009). Binnen de trias-aanpakken zal voornamelijk focus komen te
liggen op de Trias Energetica. Met de gevel zal getracht worden om de benodigde energie voor een
comfortabel binnencomfort (koude- en warmtevraag) op een energie neutrale wijze te laten
plaatsvinden. Bij deze Trias Energetica wordt gestreefd naar het behalen van het binnencomfort met
de eerste twee stappen, het voorkomen van onnodig gebruik door gebouwoptimalisatie en het gebruik
van oneindige bronnen voor de invulling van de resterende vraag. Naast de Trias Energetica zal bij het
gevelconcept gekeken worden naar de Trias Hylica (materiaalgebruik). Bij de Trias Hylica zal binnen
het onderzoek gekeken worden naar de levensduur van de gevel, de mogelijke aanpasbaarheid aan de
eisen en wensen van mens en milieu. Hierbij zal worden getracht om door middel van aanpasbaarheid
te kunnen blijven voldoen aan deze eisen en wensen van mens en milieu nu en in de toekomst, zonder
dat het verbouwen van de gevel nodig is (het vervangen of toevoegen van onderdelen). Omdat
specifiek naar de gevel wordt gekeken worden de andere Trias-aanpakken niet meegenomen, de
andere drie mogelijke Trias-aanpakken zijn Trias Toponoma (landgebruik), Trias Poreutica
(transport) en Trias Hydrica (watergebruik). Deze Trias-aanpakken worden niet meegenomen omdat
met de gevel minder invloed kan worden uitgeoefend. De Trias Toponoma wordt niet meegenomen
omdat deze invloed heeft op de ruimte indeling en het gehele gebouwontwerp. Bij de Trias Poreutica
gaat het meer om de reisafstanden, voor de bouw is dit slechts een incidenteel onderdeel (waarvan de
gevel maar een onderdeel is), dit aspect gaat meer in op het gebruik (woon- werkverkeer) en de Trias
Hydrica gaat meer in op de apparatuur in het gebouw en de bewustwording van de bewoner. Om deze
redenen zijn deze drie Trias-aanpakken niet meegenomen bij de definiëring van het ondersteunen van
het milieu en wordt alleen gekeken naar de Trias Energetica en deels naar de Trias Hylica.
1. Introductie Pagina | 21
1.5 Leeswijzer Kevin van Moll
1.3.5 Afbakening onderzoek
Dit onderzoek wordt uitgevoerd na het gezamenlijk vooronderzoek naar het ontwikkelen van een
duurzaam woonconcept dat aansluit op de behoefte van senioren in het Nederland van 2030. Het
gezamenlijk vooronderzoek is uitgevoerd door R. (Raoul) Borgans, K. (Kevin) van Moll, R. (Rico)
Triches en M.W.K.H. (Michael) Urlings. Binnen dit vervolgonderzoek zal specifiek worden gekeken
naar de gevel van het woonconcept. De doelstelling is om met de gevel een invulling te geven aan de
veranderende seizoenen van mens en milieu. Om te voorkomen dat eenzelfde probleem wordt
ondervonden als tijdens het eerste deel, is niet gekozen om het gehele woonconcept te ontwikkelen.
Om deze reden is gespecificeerd op de gevel en is bijvoorbeeld de inbouw niet verder meegenomen
bij dit vervolgonderzoek. Bij het stimuleren van mens en milieu (onderdeel van het Fit the Future
woonconcept) zal met de gevel hier zoveel mogelijk invulling aan gegeven worden. Het is hierbij niet
mogelijk om alle onderdelen voor mens en milieu volledig in te vullen, sommige onderdelen moeten
worden opgenomen in de inbouw of het gehele woonconcept, deze onderdelen worden niet verder
opgenomen in het vervolgonderzoek. Binnen dit onderzoek wordt verder ingegaan binnen de
opgestelde kaders zoals opgesteld tijdens het gezamenlijk vooronderzoek.
1.4 Relevantie van het onderzoek De relevantie van het onderzoek is opgedeeld in de maatschappelijke relevantie en de
wetenschappelijke relevantie.
1.4.1 Maatschappelijke relevantie
Het totale onderzoek heeft als doel om een duurzaam woonconcept te ontwikkelen, voor het
faciliteren van het langer zelfstandig thuis wonen van senioren. Met het woonconcept wordt een
oplossing geboden voor het groeiend aantal ongeschikte woningen voor senioren dat wordt verwacht
in het Nederland in 2030. Met dit vervolgonderzoek wordt binnen dit woonconcept gefocust op de
gevel. Door met de gevel te voldoen aan de veranderende behoefte van senioren, wordt een positieve
invloed uitgeoefend op het wooncomfort en kan aangesloten worden op de veranderende
mogelijkheden van deze doelgroep. De gevel kan een bijdrage leveren aan het behouden van de
kwaliteit van het leven en daarmee aan de behoefte van senioren om langer zelfstandig thuis te blijven
wonen (Engelhardt et al., 2010).
Naast de invulling voor de mens kan met het duurzame gevelconcept ook een mogelijk antwoord
worden gegeven op de huidige en toekomstige milieuproblematiek. Met de gevel wordt een scheiding
gemaakt tussen binnen en buiten, in de huidige gebouwen in Nederland is in de winter veel energie
benodigd om deze gebouwen te verwarmen. Terwijl in de zomer dezelfde gebouwen moeten wordt
terug gekoeld om het aantal oververhittingsuren te reduceren (Hooff van et al., 2014). Door het
verminderen van deze benodigde energievraag kan een verduurzaming worden gerealiseerd van de
bebouwing. Via de gevel wordt het doel gesteld om te voldoen aan de veranderende behoefte van de
mens, passend binnen de ecologische kaders.
1.4.2 Wetenschappelijke relevantie
Gedurende het onderzoek wordt een uiteenzetting gegeven van de verschillende eisen en wensen van
mens en milieu. Voor de mens wordt onderscheid gemaakt tussen de seizoenen van het leven en de
seizoenen van de dag, voor het milieu wordt gekeken naar de meteorologische seizoenen. Door een
overzicht te geven van de gewenste prestaties gedurende de verschillende seizoenen, is het mogelijk
om inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden waaraan een gebouw moet voldoen voor het verlengen
van de levensduur. Bij deze verschillende seizoenen wordt ook aangegeven wat de tijdcycli zijn en
welke invloed deze op elkaar kunnen hebben. Door deze uiteenzetting van de gewenste prestaties van
de gevel gedurende deze seizoenen, kan met een ontwerp hiervoor een invulling gegeven worden.
1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 1 is beschreven wat de aanleiding en doelstelling van het vervolgonderzoek is en op
welke wijze dit een vervolg geeft op het gezamenlijke vooronderzoek. In hoofdstuk 2 zal de eerste
deelvraag worden onderzocht, hierbij zal gekeken worden hoe ondersteuning / stimulering
1. Introductie Pagina | 22
1.5 Leeswijzer Kevin van Moll
gerealiseerd kan worden met de gevel voor de seizoenen van het leven. Hierbij zal aan bod komen
welke seizoenen te onderscheiden zijn en op welke wijze meer en / of andere eisen en wensen gesteld
worden aan de gevel tijdens het proces van verouderen. In hoofdstuk 3 zal ingegaan worden op de
seizoenen van de dag, bij deze seizoenen zal een uiteenzetting worden gemaakt van de verschillende
dagdelen die te onderscheiden zijn en op welke wijze hierop met de gevel invloed uitgeoefend kan
worden. Met dit onderzoek naar de seizoenen van de dag wordt ingegaan op de tweede deelvraag van
het onderzoek. Hoofdstuk 4 staat in het teken van het onderzoek naar de meteorologische seizoenen.
Bij deze seizoenen zal gekeken worden naar de mogelijkheden om op een adaptieve wijze invulling te
geven aan de koude- en warmtevraag van de woning met de gevel. Onderzocht wordt hierbij welke
gebouwonderdelen aanpasbaar moeten zijn tijdens de verschillende seizoenen. Met het onderzoek
naar de meteorologische seizoenen wordt ingegaan op de derde deelvraag van het onderzoek.
Na het uitvoeren van de analyse van de drie seizoenen die onderscheiden worden in het onderzoek
met de eigen toepassingssnelheden zal in hoofdstuk 5 de ontwerpanalyse worden uitgevoerd naar het
te ontwikkelen adaptieve gevelconcept. Tijdens de ontwerpanalyse wordt getracht om een invulling te
kunnen geven aan de aspecten die door mens en milieu tijdens de verschillende seizoenen worden
gesteld aan de gevel. Het opgestelde gevelconcept dat zo volledig mogelijk aansluit op de opgestelde
uitgangspunten zal in hoofdstuk 6 nader worden geanalyseerd. Tijdens deze analyses zal onderzocht
worden of het mogelijk is om alle compromissen in het gevelconcept te voorkomen. Daarnaast zal in
hoofdstuk 6 het gevelconcept worden uitwerkt. Bij deze uitwerking zal gebruik worden gemaakt van
mogelijke producten om de gevel mee op te bouwen, voor deze varianten zal de detaillering worden
gemaakt. Als laatste wordt in hoofdstuk 6 onderzocht of het mogelijk is om een extra stap te zetten
met het gevelconcept, kan de mens en / of het milieu verder worden ondersteund / gestimuleerd met
het adaptieve gevelconcept. Het doel van het opnemen van twee mogelijke uitwerkingsvarianten van
het gevelconcept en de mogelijke extra functies die toegevoegd kunnen worden is om te voorkomen
dat een standaard product wordt gerealiseerd, maar dat personalisatie en het invulling geven van de
individuele wensen van de bewoner mogelijk is.
2. Seizoenen van het leven Pagina | 23
1.5 Leeswijzer Kevin van Moll
2. Seizoenen van het leven
2. Seizoenen van het leven Pagina | 24
Kevin van Moll
2. Seizoenen van het leven Pagina | 25
2.2 Analyse seizoenen van het leven Kevin van Moll
2.1 Inleiding De seizoenen van het leven beschrijven de
mogelijke beperkingen die kunnen optreden
tijdens het proces van verouderen. Zo wordt
binnen het onderzoek voornamelijk gekeken
naar de relatie tussen (stimuleren) mens en de
aanpasbaarheid van het gebouw, zie afbeelding
2.1. In het gezamenlijke vooronderzoek is
onderzocht wat de voornaamste optredende
beperkingen zijn van senioren. Daarbij is ook
onderzocht welke chronische ziektes veelvuldig
optreden. Tijdens het vervolgonderzoek zal een
verdiepende analyse plaatsvinden naar de
seizoenen van leven. Tijdens de analyse zal de
focus komen te liggen op de gevel en op welke
wijze een ondersteuning geboden kan worden.
Met het onderzoek zal een antwoord gegeven
worden op de eerste deelvraag: Op welke wijze
kan met de gevel een bijdrage worden gegeven
voor het ondersteunen / stimuleren van senioren
in de seizoenen van het leven.
2.2 Analyse seizoenen van het leven Bij de analyse van de seizoenen van het leven wordt gekeken naar de verschillende fases die te
onderscheiden zijn. Daarbij zal onderzocht worden wat de levensverwachting is van senioren en wat
de verwachting is hoe deze zal veranderen naar de toekomst. Bij het onderzoeken van de
verschillende fases zal ook worden gekeken welke beperkingen voornamelijk bij welke
leeftijdscategorie optreden, welke impact het heeft op het zelfstandig wonen van senioren en hoe
hieraan (met de gevel) een ondersteuning geboden kan worden.
2.2.1 Verschillende levensfase
Als gekeken wordt naar de verschillende levensfases van de mens zijn deze te verdelen in vier
periodes (Laslett, 1989). De eerste levensfase is de kindertijd, waarbij je afhankelijk bent en moet leren
passen in de maatschappij (socialisatie). De tweede levensfase is het werkleven, met
verantwoordelijkheden. De derde levensfase is de fase van volbrenging, in deze fase is men met
pensioen gegaan. De vierde levensfase is de fase van afhankelijkheid en kwetsbaarheid van andere, in
deze fase is het niet meer mogelijk om volledig zelfstandig te functioneren.
Bij het doorlopen van de seizoenen van het leven treden steeds meer beperkingen en / of chronische
ziektes op. Binnen het onderzoek wordt gefocust op de doelgroep senioren, de levensfases van de
kindertijd en het werkleven worden buitenbeschouwing gelaten, zoals beschreven in paragraaf 1.2.
Laslett (1989) maakt bij senioren onderscheid tussen twee levensfases (seizoenen). Door het optreden
van beperkingen en / of chronische ziektes kan de overgang gemaakt worden van de derde levensfase
naar de vierde levensfase (Laslett, 1989). De derde levensfase is de fase waarin senioren gepensioneerd
zijn, maar wel in staat zijn om alle gewenste facetten van het leven volledig zelfstandig te vervullen.
Het is in deze levensfase mogelijk om op vrijwillige basis een bijdrage te leveren aan de
maatschappij. Daarnaast kunnen de resterende levensdromen worden gerealiseerd, hiervoor is meer
tijd beschikbaar. Een van de mogelijke bijdrage die aan de maatschappij geleverd kan worden tijdens
de derde levensfase, is het zorgen voor mensen (familieleden / vrienden) in de vierde levensfase. Met
het verder optreden van beperkingen zal overgegaan worden naar de vierde levensfase. In deze fase is
het niet meer mogelijk om een volledige bijdrage te leveren aan de maatschappij en zal de vraag om
ondersteuning toenemen. In deze fase is de voornaamste bezigheid het reguleren van het eigen leven
(met de beperkingen die zijn opgetreden), al dan niet met hulp van andere. Niet iedereen krijgt
dezelfde beperkingen, als een beperking optreedt, is dit vaak per individu op een ander moment in het
Afbeelding 2.1: Focus binnen het concept van de seizoenen van het leven op mens en gebouw.
2. Seizoenen van het leven Pagina | 26
2.2 Analyse seizoenen van het leven Kevin van Moll
leven, hierdoor is het niet eenduidig te stellen
wanneer de overgang plaatsvind naar de volgende
levensfase. Bij de ene persoon kan de derde
levensfase relatief kort zijn, waarbij een ander
persoon een relatieve korte vierde levensfase kent.
Ook omdat de grenzen tussen deze verschillende
levensfase niet eenduidig te definiëren zijn voor
een persoon is de overgang niet vooraf te bepalen
(Laslett, 1989).
2.2.2 Stijging levensverwachting senioren
Bij de bepaling van de indeling in levensfases is het
ook nodig om te weten wat de te verwachten
gemiddelde levensverwachting is. In 2010 was dit
voor mannen 82,6 jaar en voor vrouwen was de
levensverwachting 85,8 jaar (Zatinge et al., 2011). De
verwachting is dat in 2050 dit voor mannen met 3,5
jaar toeneemt (nieuwe levensverwachting is 86,1
jaar) en voor vrouwen zal dit naar verwachting
toenemen met 2,8 jaar (nieuwe levensverwachting is 88,6 jaar) (Zatinge et al., 2011). De stijging van de
levensverwachting is voornamelijk het gevolg van een verbetering van de medische voorzieningen.
Het verloop van deze stijging van de levensverwachting is weergegeven in afbeelding 2.2. Hierin is
voor mannen en vrouwen in Nederland en de EU weergegeven hoe de gemiddelde levensverwachting
was in de periode tussen 1980 en 2009. Gemiddeld is het de verwachting dat de derde en vierde
levensfase samen 15 tot 20 jaar zijn.
2.2.3 Mogelijke beperkingen senioren
Om een indicatie te kunnen geven van de indeling tussen de derde en vierde levensfase is gekeken
naar de verwachte lichamelijke en cognitieve beperkingen. In afbeelding 2.3 is voor verschillende
leeftijdscategorieën van senioren weergegeven wat het percentage is met een lichamelijke beperking
(horen, zien, mobiliteit en uitvoeren ADL) (SVWO, 2011) en cognitieve beperking (Zatinge et al., 2011). In
afbeelding 2.4 is aangegeven welk percentage van de senioren gebruik maakt van een hulpmiddel om
de opgetreden beperking te kunnen controleren.
0
20
40
60
80
100
65 - 74 75 - 84 85 +
Pre
vale
ntie
Horen Zien
Mobiliteit ADL
Ten minste één van de vier Cognitieve beperkingen
Afbeelding 2.3: Prevalentie van beperkingen onder senioren, naar leeftijd in 2008 (Zatinge et al., 2011; SVWO, 2011).
Aud
itie
ve
hulp
mid
dele
n
Vis
uele
hulp
mid
dele
n
Hulp
mid
dele
n
voo
r b
ew
eg
en
Anato
mis
che
hulp
mid
dele
n
Hulp
mid
dele
n
vo
or
inco
ntinentie
Afbeelding 2.4: Percentage senioren dat hulpmiddelen gebruikt
naar leeftijd en type hulpmiddelen in 2008 (Zatinge et al., 2011).
0
20
40
60
80
100
Perc
enta
ge
65 - 74 75 +
Afbeelding 2.2: Trend in levensverwachtingen voor mannen en vrouwen bij 65 jaar, voor Nederland en de EU-27, 1980-
2009 (Zatinge et al., 2011).
2. Seizoenen van het leven Pagina | 27
2.3 Mogelijkheden gevel seizoenen van het leven Kevin van Moll
In de afbeeldingen 2.3 en 2.4 is te zien is dat bijna alle senioren gebruik maken van een hulpmiddel
(bijvoorbeeld een bril) om het verlies van de visuele kwaliteit op te vangen. Daarnaast is te zien dat
van de senioren in de leeftijdscategorie 65 tot 75 slechts een beperkt percentage (ongeveer 6%)
gebruik maakt van een hulpmiddel voor bewegen, terwijl dit in de leeftijdscategorie 75 jaar en ouder
is opgelopen tot ongeveer 38%. Dit verlies van mobiliteit en de daarbij behorende hulpmiddelen
moeten inpasbaar zijn binnen de woning om te zorgen dat deze groep mensen zelfstandig kan blijven
wonen.
Als gekeken wordt naar de beperkingen die optreden bij het uitvoeren van de algemene dagelijkse
levensverrichtingen (ADL), kunnen een aantal activiteiten onderscheiden worden waarbij deze
beperkingen voornamelijk optreden. In tabel 2.1 is een overzicht weergegeven van de activiteiten
waarbij de beperkingen voornamelijk optreden. In dit overzicht is te zien dat de meeste senioren
beperkingen ondervinden bij het aan- en uitkleden en het in en uit bed komen. Daarnaast is in tabel
2.1 onderzocht bij welke activiteiten van de instrumentele algemene dagelijkse levensverrichtingen
(IADL) de meeste beperkingen worden ondervonden. De meeste senioren ondervinden problemen om
het huishouden zelfstandig te kunnen onderhouden (Mitzner et al., 2011). Om het voor de senioren
mogelijk te maken om langer zelfstandig thuis te blijven wonen is het nodig om bij de (I)ADLs
ondersteuning te krijgen. Deze ondersteuning kan afkomstig zijn van het gebouw (met aansturing van
intelligente technologie) of van thuiszorg.
Een andere lichamelijke verandering die bij senioren optreedt als gevolg van anatomische
beschadiging, groei en veroudering, of verminderde hartfunctie is een vermindering van het eigen
thermoregulerend vermogen (Havenith, 2005). Door deze afname zijn senioren kwetsbaarder voor
extreme temperaturen (hitte of koude), doordat het lichaam minder goed op deze veranderende
omgevingstemperaturen kan reageren (Meer et al., 2012; Noorda et al., 2009). Als gevolg hiervan kan bij
senioren het gevoel van discomfort optreden of versterkt worden.
2.3 Mogelijkheden gevel seizoenen van het leven Met de gevel kan een bijdrage worden geleverd aan het ondersteunen van senioren gedurende de
latere levensfases. Het is niet mogelijk om met de gevel voor alle aspecten van de mens een
ondersteuning te bieden, een groot deel van deze aspecten dient bij de inbouw van het gebouw
opgenomen te worden. De behoefte van mensen zijn onderzocht in het gezamenlijk onderzoek en
bestaan uit: comfort, autonomie, sociale interactie, privacy en veiligheid & zekerheid. Met de gevel is
het mogelijk om een ondersteuning te bieden binnen de behoefte comfort door het verbeteren en
verhogen van het thermisch comfort en visueel comfort. Binnen de behoefte autonomie kan een
bijdrage worden geleverd aan ervaren controle en behouden onafhankelijkheid. Bij het ervaren van
controle is het van belang dat de bewoner controle heeft en kan uitoefenen op zijn omgeving, binnen
dit aspect is het van belang om controle te kunnen hebben over de eigen sociale interactie en daarmee
samenhangend over privacy. De behoefte veiligheid & zekerheid wordt niet opgenomen als
ontwerponderdelen, de aspecten zoals gebruiksveiligheid en sociale veiligheid dienen in acht te
worden genomen bij de uitwerking van een oplossingsvariant van de gevel, hierbij dient de bewoner
centraal te staan.
Tabel 2.1: Voornaamst optredende beperkingen bij senioren van ADLs en IADLs (Mitzner et al., 2011).
Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADLs)
Instrumentele Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (IADLs)*
Aan- en uitkleden 42% Huishouden 71% In en uit bed komen 40% Telefoneren 59% Bewegen / lopen 34% Bereiden van maaltijden 59% Lichamelijke hygiëne 26% Beheren van medicijnen 39% Eten en drinken 17% Manage ontlasting 17% * Alleen IADLs gerelateerd aan wonen
2. Seizoenen van het leven Pagina | 28
2.3 Mogelijkheden gevel seizoenen van het leven Kevin van Moll
2.3.1 Ondersteuning visueel comfort
Met de gevel is het mogelijk om een ondersteuning van het visueel comfort te realiseren door het
optimaliseren van de daglichttoetreding. De mogelijkheid van deze regelbaarheid is bij senioren van
groter belang dan voor niet senioren. Door het natuurlijke verouderingseffect van het oog, neemt bij
senioren het vermogen van het oog af om zich aan te kunnen passen aan wisselende lichtsituaties.
Daardoor zijn hogere verlichtingssterktes en grotere luminantiecontrasten nodig in vergelijking met
niet senioren. Maar tegelijkertijd kunnen bij senioren ook eerder problemen optreden door verblinding
en versluierde reflecties (De Bruin – Hordijk et al., 2011).
Bij het optreden van deze gezichtsbeperkingen bij senioren moet daarop met de gevel ingespeeld
kunnen worden. Bij het verminderen van het gezichtsvermogen, moet verblinding en te grote
kleurcontrasten worden voorkomen (Voord, 1994). Bij een toename van de cognitieve beperkingen is het
op een bepaald moment nodig dat de bewoner wordt ondersteund door middel van IADLs. De
Intelligente technologie in het gebouw zal de bewoner meer moeten ondersteunen bij het inregelen
van de verschillende verlichtingsaspecten.
Bij het ondersteunen van het visueel comfort van senioren, is het belangrijk dat het mogelijk is om het
daglichttoetredingsniveau te regelen. Het moet mogelijk zijn om in de woning een verhoogd
daglichtniveau te realiseren zonder dat dit voor de bewoner tot verblinding leidt. Door het gebruik van
een (verhoogd) daglichtniveau in een gebouw kan een bijdrage geleverd worden aan het gevoel van
comfort (Bellia et al., 2011; Webb, 2006). Daarnaast is natuurlijk licht een gratis bron en levert het een
besparing op het energieverbruik van het gebouw, omdat de behoefte voor kunstlicht (elektriciteit)
wordt verminderd. Door een goede toepassing van daglicht kan ook een bijdrage geleverd worden aan
de gezondheid van de bewoners, door ondersteuning van het dagritme en het voorkomen van
depressies op een ecologisch duurzame wijze (Henning Larsen Architects, 2012; SOLG, 2015).
2.3.2 Ondersteuning thermisch comfort
Als gekeken wordt naar de ervaring van het binnencomfort in een woning is de thermische
behaaglijkheid de belangrijkste parameter (Henning Larsen Architects, 2012; Frontczak et al., 2011). Bij het
thermisch comfort voor senioren moet ermee rekening gehouden worden dat oververhitting gevaarlijk
is. Als het niet mogelijk is om in een woning het aantal oververhittingsuren in de zomer beperkt te
houden, kan dit het risico voor senioren op overlijden vergroten (Hooff et al., 2014). Daarnaast kan in de
winter als de woning niet voldoende verwarmd wordt een ernstig gevoel van discomfort ontstaan.
Bij het bepalen van het thermisch comfort in een woning moet rekening gehouden worden met de
doelgroep senioren. Voor deze mensen is het vaak gewenst om een hogere temperatuur in de woning
te hebben dan voor niet senioren. Bij het bepalen van de predicted mean vote (PMV) van de woning
moet het mogelijk zijn dat de gewenste basistemperatuur in de woning kan veranderen als de
bewoners ouder worden (Huang et al., 2012). Het veranderen van deze gewenste basistemperatuur ontstaat
door de een verminderde thermoregulatie. De afname van deze thermoregulatie bij senioren kan
komen door anatomische beschadiging, groei en veroudering of verminderde hartfunctie. Het gevolg
is dat senioren kwetsbaarder worden voor extreme temperaturen (hitten of koude), omdat het lichaam
minder goed kan reageren op deze veranderende omgevingstemperaturen (Havenith, 2005; Meer et al., 2012;
Noorda et al., 2009).
Om te voorkomen dat senioren zelf minder goed kunnen waarnemen wat de omgevingstemperatuur is
en dit pas te laat opgemerkt, als al een (versterkt) gevoel van discomfort aanwezig is, moet de woning
hierin ondersteunen. De ondersteuning bij thermoregulatie kan geboden worden door intelligente
technologie. Zo is het mogelijk om de binnentemperatuur te meten en mogelijk afhankelijk van de
bewonerssituatie (activiteitenniveau en wensen) de temperatuur te regelen.
Bij het reguleren van het thermisch comfort in een woning moet naast de eisen en wensen van de
mens gekeken worden naar de belasting die ontstaat voor het milieu. Het regelen van de
binnentemperatuur moet zoveel mogelijk op natuurlijke wijze gebeuren om een energievraag te
2. Seizoenen van het leven Pagina | 29
2.3 Mogelijkheden gevel seizoenen van het leven Kevin van Moll
reduceren. Het regelen van de temperatuur in de ruimte kan gebeuren door regeling van de
binnenkomende passieve zonne-energie en natuurlijke ventilatiestromen. Een uitgebreide analyse van
de mogelijkheden om energieneutraal een behaaglijk binnencomfort te realiseren is opgenomen bij de
meteorologische seizoenen in hoofdstuk 4.
2.3.3 Ondersteunen ervaren controle
Bij het ervaren van controle is nodig om controle uit te kunnen oefenen over verschillende aspecten
van het leven. Een van de belangrijke aspecten is het kunnen controleren / uitoefenen van de
algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) (Sikorska-Simmons, 2006). Hierbij is het belangrijk om zelf
de keuzes te kunnen blijven maken over de eigen omgeving (Ball et al., 2004). Bij het proces van
verouderen, waarbij een verlies kan optreden van de mogelijkheid om zelf onderdelen van de ADLs
uit te voeren, is het van steeds grotere waarde om de controle te behouden over de overblijvende
functionele mogelijkheden (Perkins et al., 2012). Het grote dilemma bij het verlies van mogelijkheden van
de controle over het eigen leven wordt iedere keer groter, als het gaat over het nog zelfstandig kunnen
uitvoeren van ADLs en het moeten accepteren van hulp hierbij. Steeds moet een balans gevonden
worden tussen het nog zelfstandig uitvoeren van activiteiten en het accepteren van ondersteuning bij
andere activiteiten om zelfstandig te kunnen blijven wonen (Ball et al., 2004).
Als gekeken wordt naar de behoefte van mensen is het belangrijk om controle te hebben over het
comfort in de woning. Onderdeel hiervan is om controle te kunnen uitoefenen op de behoeftes sociale
interactie en privacy. Het zelf kunnen reguleren van deze twee behoefte draagt bij aan het gevoel van
controle over de eigen leefomgeving. Een mogelijk voorbeeld waarover controle uitgeoefend moet
kunnen worden in de woning, is te kunnen kiezen tussen uitzicht en privacy (te kunnen kijken naar
buiten en gezien kunnen worden vanaf buiten) (Perkins et al., 2012).
Bij het stimuleren van langer zelfstandig blijven wonen voor senioren is het van belang dat het gevoel
van controle ook in de woning behouden blijft. Door de opkomst van de intelligente technologie kan
het voorkomen dat dit een overhand kan nemen in de woning (technology push), dit aspect kan voor
senioren eerder optreden dan voor jongeren. De oorzaak hiervan is dat jongeren niet anders weten en
gewend zijn om met deze technologie om te gaan, senioren zijn hiermee vaak nog maar beperkt in
aanraking geweest. Hierdoor is het eerder mogelijk dat het gevoel van verlies van controle ontstaat
omdat de technologie als te complex wordt ervaren (Aldrich, 2003).
Ambient intelligence beschrijft de slimme omgeving die het leven van een bewoner kan verrijken,
gemakkelijker en comfortabeler kan maken. Deze omgeving stimuleert de bewoner om zelfstandig
taken te blijven uitvoeren, zonder (of met zo min mogelijk) hulp van andere zoals instanties en de
hulpverlening (Schuurman et al., 2007). De ambient intelligence omgeving wordt toegepast bij het Smart
Homes woonconcept. Het Smart Homes woonconcept maakt onderscheid in een vijftal niveaus, van
minst technologische naar de toepassing van de meeste technologie:
1. Woningen met intelligente objecten,
2. Woningen met intelligente communicerende objecten,
3. Communicerende woningen,
4. Lerende woningen,
5. Reagerende woningen.
Woningen zullen zich gaan ontwikkelen tot slimme omgevingen die producten en diensten leveren die
volledig aansluiten op de behoefte van de bewoners en een balans creëren tussen lichaam, geest,
gemeenschap en aarde (Aarts et al., 2011). Bij de toepassing van deze intelligente technologie moet
rekening gehouden worden met de bewoners. De toegepaste technologie moet bruikbaar zijn en
aansluiten bij de wensen en mogelijkheden van de senioren. Voorkomen moet worden dat technologie
wordt toegepast die te ingewikkeld of complex is voor de bewoner om te kunnen bedienen. Het
gebruiksgemak van de toepassingen moet afgestemd zijn op de bewoner en hem dienen in het blijven
uitvoeren van activiteiten. De technologie mag niet de overhand nemen en moet altijd in dienst van de
bewoner functioneren. Een aspect waarmee rekening gehouden moet worden is dat de technologie “op
de achtergrond” moet functioneren, het moet niet de prominente plaats in de omgeving innemen
(Aldrich, 2003).
2. Seizoenen van het leven Pagina | 30
2.4 Verdeling seizoenen van het leven Kevin van Moll
2.3.4 Ondersteunen behouden onafhankelijkheid
Het behouden van onafhankelijkheid is een behoefte die nauw samenhangt met de behoefte om
controle te blijven ervaren over de eigen leefomgeving. Het is daarom belangrijk om zelf de controle
te houden over alle aspecten (bijvoorbeeld ADLs) die nog zelfstandig uitgevoerd kunnen worden.
Waarbij het van belang is dat de mogelijkheid blijft bestaan om controle uit te oefenen over de wijze
van uitvoering van die activiteiten die niet meer (volledig) zelfstandig mogelijk zijn (Perkins et al., 2012).
Het is niet de bedoeling dat de aspecten die niet meer zelf uitgevoerd kunnen worden, worden
overgenomen door iemand die het op een eigen of andere wijze uitvoert (Sikorska-Simmons, 2006). Deze
controle draagt bij aan het behouden van het gevoel van eigenwaarde.
Een aspect dat kan bijdragen aan het zo lang mogelijk behouden van onafhankelijkheid, is het gemak
waarmee dingen gebruikt kunnen worden. Het gebruiksgemak kan hierbij bepalen of een activiteit
langer zelfstandig uitgevoerd kan worden. Bij het gebruiksgemak gaat het niet alleen om het uitvoeren
van de ADLs maar ook over het gebruik van de intelligente technologie die aanwezig is in de woning.
Als de intelligente technologie lerend en reagerend is op de bewoner, zal deze makkelijker in gebruik
zijn en zal het langer mogelijk zijn voor de bewoner om deze technologie zelfstandig te gebruiken. Bij
het bepalen van de kwaliteit van het leven is het belangrijk dat een grote onafhankelijkheid van andere
voor een zo lang mogelijke periode wordt gehandhaafd. Dit heeft een bijdrage aan het eigen gevoel,
daarmee samenhangend de geestelijke gemoedstoestand en op lange termijn de gezondheid (Ball et al.,
2004).
2.4 Verdeling seizoenen van het leven Om binnen het onderzoek een verdere specificering te geven, zijn de seizoenen van het leven voor
senioren opgedeeld in vier seizoenen. Senioren zijn personen met een leeftijd van 55 jaar en ouder
(Klerk, 2004; Kullberg, 2005). De eerste groep bij de seizoenen van het leven is vitaal werkend. De mensen
behorende tot de groep vitaal werkend zijn 55 jaar, ouder en zijn nog (voltijd) werkzaam en behoren
tot de beroepsbevolking. In Nederland wordt de pensioengerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd
(van 65 jaar) naar 67 jaar (Rijksoverheid, 2015). Bij het pensioneren zal overgegaan worden naar het
tweede seizoen, vitaal gepensioneerd. In deze fase is het voor senioren nog mogelijk om alle aspecten
binnen het leven volledig zelfstandig in te kunnen vullen. Het is ook nog mogelijk om een positieve
bijdrage te leveren voor de maatschappij, door het verrichten van vrijwilligerswerk of het zorgen voor
andere (familieleden) (Laslett, 1989). In dit seizoen van het leven zijn ziekte en of beperkingen nog niet
van een bepalende aard. Het is nog mogelijk om volledig te functioneren en om ook bijvoorbeeld
eigen wensen (dromen) in vervulling te laten gaan.
Het derde seizoen van het leven is verminderd vitaal. In deze fase van het leven is het steeds
moeilijker om een bijdrage te leveren voor de maatschappij. Een steeds grotere tijdsbesteding is nodig
om zelfstandig te kunnen blijven wonen. Het zorgen voor de eigen onafhankelijkheid is in deze fase
de voornaamste zorg. Door een toename van het aantal ziektes en of beperkingen, is de meeste (alle)
tijd benodigd om het eigen leven naar wens te regisseren. Hiervoor is (nog) geen hulp nodig van
andere voor het uitvoeren van activiteiten. Bij een verder toename van ziektes en beperkingen wordt
overgegaan naar het vierde seizoen van het leven, toename (chronische) ziekte(s). In deze fase van het
leven is het niet meer mogelijk om volledig zelfstandig alle activiteiten uit te voeren. Het is niet meer
mogelijk om onafhankelijk van andere te leven (Laslett, 1989). Door de afname van de persoonlijke
mogelijkheden is vraag naar zorg en ondersteuning. Deze ondersteuning zal deels gezocht worden in
het gebouw (met intelligente technologie) en bij andere (thuiszorg of mantelzorg). Ook de psychische
gezondheid van een persoon kan een reden zijn om over te gaan naar een volgend seizoen van het
leven. Zo kan het verlies van een dierbare voor sommige een reden zijn om niet meer volledig
zelfstandig te kunnen functioneren. Door dit verlies kan het bijvoorbeeld mogelijk zijn dat een deel
van de gewenning (wat normaal en standaard wordt bevonden) wegvalt en dat daarmee ook een stukje
vertrouwen in eigen kunnen verdwijnt. Dit kan naast fysische beperkingen een reden zijn voor de
verschuiving van een seizoen.
2. Seizoenen van het leven Pagina | 31
2.4 Verdeling seizoenen van het leven Kevin van Moll
Omdat bij de overgang naar een volgend seizoen vaak gekeken wordt naar de mogelijkheden van een
persoon om een bijdrage te leveren aan de maatschappij, is dit lastig vooraf vast te stellen. Het is vaak
een geleidelijk proces waarbij wordt overgegaan naar een volgende fase, het is geen hard en / of
duidelijk moment waarop wordt overgegaan maar een gradueel proces. Daarnaast is het niet vooraf
vast te stellen wanneer iemand ziektes of beperkingen krijgt die zorgen voor deze overgang. De
overgangen die vaak wel duidelijk zijn, is de start van het eerste seizoen, dit is bij een leeftijd van 55
jaar. De andere overgang die duidelijk is de overgang van het eerste naar het tweede seizoen van het
leven. Dit is als gestopt wordt met een vaste baan (met pensioen gaan) en mogelijk wordt overgestapt
op vrijwilligerswerk. De overige seizoenen zijn minder duidelijk bij een persoon te onderscheiden.
Een visualisatie met een korte beschrijving van de seizoenen van het leven is opgenomen in
afbeelding 2.5. De seizoenen van het leven zijn een verandering van fases die voor een persoon niet
cyclisch zijn, het is een eenmalig proces. Als gekeken wordt naar het gebouw zijn de seizoenen van
het leven wel cyclisch. Nadat de eerste bewoner(s) de seizoenen van het leven hebben doorlopen en
zijn overleden of verhuist naar een verzorgingstehuis, moet het voor het gebouw / de gevel mogelijk
zijn om zich weer aan te passen naar het eerste seizoen voor het huisvesten van een volgende
bewoner. De vier seizoenen van het leven zullen verder worden geanalyseerd om een betere indeling
te kunnen maken van de mogelijkheden voor het ondersteunen / stimuleren van een persoon in een
seizoen.
2.4.1 Vitaal werkend
Het eerste seizoen van het leven is gedefinieerd als: vitaal werkend. In dit seizoen van het leven is
men officieel senior geworden, de leeftijd van 55 jaar is bereikt. In deze leeftijdscategorie behoort
men nog tot de beroepsbevolking van Nederland. Deze groep van jongere senioren zijn nog het meest
vitaal en maatschappelijk actief (Kullberg, 2005). Een aantal kenmerken van de senioren behorende tot
deze groep zijn:
Beperkte vrijetijd, door het vervullen van een (fulltime) baan. -
Hoge sociale contacten, door werk, familie en vrienden. -
Lichamelijk nog geen belemmerende beperkingen. -
De samenstelling van het huishouden bestaat vaak uit twee personen, de kinderen hebben het huis
verlaten. Omdat een groot deel van de dag is ingevuld met werken, het onderhouden / schoonhouden
van het huis en het uitvoeren van ADLs (algemene dagelijkse levensverrichtingen) is meer behoefte
aan rust en ontspanning tijdens de resterende tijd in de woning. Deze ontspanning kan gevonden
worden in bijvoorbeeld een ruimte die altijd toegankelijk is tijdens alle meteorologische seizoenen,
Vitaal werkend:
Lichamelijk vitaal en nog werkzaam Vitaal gepensioneerd:
Lichamelijk vitaal en gepensioneerd, mogelijk om een positieve bijdrage te leveren voor de maatschappij Verminderd vitaal:
Lichamelijk vermindert vitaal, vermindering van de lichamelijke mogelijkheden, voornamelijk bezig om het eigen leven te controleren Toename (chronische) ziekte(s):
Verdere afname van de lichamelijke vitaliteit, toename vraag van ondersteuning / zorg
Afbeelding 2.5: Definitie en visualisatie van de vier seizoenen van het leven.
2. Seizoenen van het leven Pagina | 32
2.4 Verdeling seizoenen van het leven Kevin van Moll
met een verhoogd contact met buiten, een binnen- buitenruimte. Een ander voordeel van een binnen-
buitenruimte is een verhoogd daglichtniveau wat een bijdrage kan hebben aan het voorkomen van
(seizoens)depressie (vooral in de winter). Het verhoogde daglicht in deze ruimte kan in de winter
zorgen voor een vermindering van het aantal winterdepressieklachten (Huisman et al., 2012). Door de kans
op een depressie te verminderen kan voorkomen worden dat een negatieve impact ontstaat op de
gezondheid van de bewoner (Bohlmeijer et al., 2005).
Voor de (jongere) senioren in het eerste seizoen is het mogelijk om met de gevel van de woning te
ondersteunen (gezondheid te stimuleren), om (seizoens)depressies en een negatieve impact op de
gezondheid te voorkomen. Functies die in de woning hiervoor worden verwacht zijn een verhoogd
daglichtniveau en een ruimte met een verhoogd contact met buiten. Als deze facetten in de woning
aanwezig zijn, kan dit bijdragen aan het eigen gevoel in de woning, om altijd toegang tot natuur te
hebben in alle meteorologische seizoenen en om het wooncomfort te verhogen. In afbeelding 2.6 is
een schematische weergave opgenomen met de functionele-, prestatie eisen en de gewenste
ondersteuning / stimulering tijdens het eerste seizoen van het leven; vitaal werkend.
2.4.2 Vitaal gepensioneerd
Het tweede seizoen van het leven is omschreven als: vitaal gepensioneerd. In Nederland wordt de
pensioengerechtigde leeftijd stapsgewijs verhoogd van 65 jaar naar 67 jaar (Rijksoverheid, 2015). Als
iemand met pensioen gaat veranderd veel in het leven. Opeens is veel meer tijd beschikbaar om vrij in
te vullen. Op deze leeftijd is het grootste deel van de mensen nog vitaal en is het nog mogelijk om
Het type schema zoals opgenomen in afbeelding 2.6 is opgenomen per beschrijving van een seizoen, zowel bij de
seizoenen van het leven, seizoenen van de dag en de meteorologische seizoenen, in totaal is dit type schema twaalf
maal opgenomen in het rapport. Het doel van dit type schema is om een korte samenvatting te geven van de mogelijke
wijze waarop mens en / of milieu ondersteund en gestimuleerd kunnen worden tijdens het beschreven seizoen. In deze
schema’s is in de blauwe vakken opgenomen welke functionele eisen gewenst zijn tijdens het seizoen, in de rode vakken
zijn de prestatie eisen opgenomen. In de groene vakken is opgenomen welke positieve gevolgen de functionele- en
prestatie eisen kunnen hebben voor mens en / of milieu. Met de pijlen zijn de onderlinge relaties weergegeven.
Zoals in het voorbeeld in afbeelding 2.6 heeft de invulling van een verhoogd daglichtniveau (functionele eis) invloed op
het voorkomen van (seizoens)depressies (ondersteunen / stimuleren mens). Naast het verhoogde daglichtniveau heeft
het hebben van toegang tot natuur alle seizoenen (prestatie eis) een positieve invloed op het voorkomen van de
(seizoens)depressies. Naast deze invloed kan in met deze toegang tot natuur in alle seizoenen, ontspanning worden
verkregen in deze ruimte. De toegang tot natuur kan worden verkregen in een binnen- buitenruimte.
Op deze wijze is het doel van deze schema’s om een overzicht te geven van de mogelijkheden tijdens het beschreven
seizoen en hoe de aspecten onderling verbonden zijn. Het is hierbij ook mogelijk dat niet alle aspecten onderling in
relatie met elkaar staan, in dit geval zijn meerdere (losse) onderdelen aanwezig in het schema. Het is niet de bedoeling
om met het schema een volgorde / rangorde of tijdslijn weer te geven, het doel is alleen om de onderlinge relatie
schematisch weer te geven van de aspecten die van invloed zijn op het beschreven seizoen.
Binnen- buitenruimte
Toegang tot natuur alle seizoenen
Voorkomen seizoens-depressies
Ontspanning
Verhoogd Daglichtniveau
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 2.6: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: vitaal werkend.
2. Seizoenen van het leven Pagina | 33
2.4 Verdeling seizoenen van het leven Kevin van Moll
maatschappelijk actief te zijn (Zantinge et al., 2011). Een aantal kenmerken van de senioren behorende tot
deze levensfase zijn:
Veel vrijetijd, geen (verplichte) baan meer, maar wel mogelijk maatschappelijk actief. -
Hoge sociale contacten, door oud collega’s, collega’s vrijwilligerswerk, familie en vrienden. -
Lichamelijk nog geen belemmerende beperkingen. -
Tijdens dit seizoen eindigt een lange periode waarbij deel is uitgemaakt van de beroepsbevolking.
Door deze veranderingen wordt het voor de senioren van groter belang om de aanwezige sociale
contacten te kunnen behouden. Omdat een groot deel van de sociale contacten in de omgeving wonen
(locatie gebonden), is het steeds minder gewenst om te verhuizen. Bij het verhuizen is de kans groot
dat een deel van de sociale contacten verminderen of verdwijnen (Laslett, 1989). Het is ook gewenst om
woonachtig te zijn in een woning die geschikt is voor het kunnen faciliteren van de eisen en wensen
uit de volgende seizoenen van het leven.
Door het wegvallen van de vaste baan is meer tijd beschikbaar voor andere activiteiten. Doordat in
deze levensfase nog geen belemmerende beperkingen aanwezig zijn, is het mogelijk om
maatschappelijk actief te blijven en een bijdrage te leveren. Zo kan vrijwilligerswerk worden verricht
of kan de zorg voor familie en / of vrienden die in een latere levensfase zitten worden opgenomen
(mantelzorg). Daarnaast kunnen lang gekoesterde dromen worden gerealiseerd. Door het pensioen is
hiervoor meer tijd, daarnaast is het lichamelijk nog mogelijk om veel dingen te ondernemen (Laslett,
1989).
Naast al deze activiteiten is de kans groot dat meer tijd wordt doorgebracht in de eigen woning. Met
het wegvallen van een vaste baan verdwijnt ook een stuk van het ritme. Deze verandering in het ritme
kan negatieve gevolgen hebben voor het dagritme. Een verstoord dagritme kan als gevolg hebben dat
je slechter slaapt en een vergroot onrustig gevoel. Om de gezondheid van de bewoner te stimuleren is
het nodig om het dagritme te ondersteunen (Huisman et al., 2012). Een manier dit te ondersteunen is een
verhoogd daglichtniveau in de woning, door een grotere aanwezigheid van daglicht kan het
natuurlijke ritme ondersteund worden. Dit verhoogde daglichtniveau sluit ook aan op de wensen uit
het vorige seizoen waarbij daglicht aanwezig was om (seizoens)depressie te voorkomen /
verminderen. Aansluitend bij de al aanwezige wens voor een ruimte die in alle meteorologische
seizoenen bereikbaar is, is de wens om bezig te blijven. In deze binnen- buitenruimte is het
bijvoorbeeld mogelijk om een moestuin te hebben. Het onderhouden van een moestuin kan de
bewoner stimuleren om te blijven bewegen en het kan gebruikt worden als moment van ontspanning.
Het blijven bewegen heeft ook een positieve invloed op het voorkomen van depressies (Zantinge et al.,
2011). In afbeelding 2.7 is een schematische weergave opgenomen met de functionele-, prestatie eisen
en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het tweede seizoen van het leven; vitaal
gepensioneerd.
Binnen- buitenruimte
Toegang tot natuur alle seizoenen
Voorkomen seizoens-depressies
Ontspanning
Verhoogd Daglichtniveau
Ondersteunen dagritme
Groen / moestuin
Ontspanning
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 2.7: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: vitaal gepensioneerd.
2. Seizoenen van het leven Pagina | 34
2.4 Verdeling seizoenen van het leven Kevin van Moll
2.4.3 Verminderd vitaal
Het derde seizoen van het leven is gedefinieerd als: verminderd vitaal. In deze fase van het leven is
meer tijd nodig voor de persoonlijke verzorging en het uitvoeren van ADLs. Door de afname van de
eigen vitaliteit is het niet meer mogelijk om een (grote) maatschappelijke bijdrage te leveren. Een
aantal kenmerken van de senioren behorende tot deze levensfase zijn:
Merendeel van de tijd is nodig voor de persoonlijke verzorging en uitvoering van ADLs. -
Afname van het aantal sociale contacten. -
Afname van de lichamelijke mogelijkheden. -
Door het natuurlijk verouderen van het lichaam neemt de capaciteit af om bepaalde activiteiten
zelfstandig uit te voeren. De voornaamste lichamelijke beperkingen bij senioren zijn: horen, zien,
mobiliteit en uitvoeren ADLs (SVWO, 2011). Naast de toename van de lichamelijke beperkingen kunnen
ook cognitieve beperkingen optreden (Zatinge et al., 2011), in afbeelding 2.3 is een overzicht gegeven van
de frequentie waarin deze beperkingen voorkomen bij verschillende leeftijden. Door de toename van
beperkingen kost het steeds meer tijd om activiteiten uit te voeren. Doordat een groot deel van de tijd
nodig is voor persoonlijke activiteiten is minder tijd beschikbaar om te besteden aan contacten. Naast
deze afname van beschikbare tijd kan het ook steeds moeilijker om zijn om (verder) te reizen voor
deze contacten. Een andere reden is dat vaak veel van de sociale contacten ongeveer even oud zijn.
Dit betekend dat ook deze contacten minder tijd hebben en meer beperkingen. Als gevolg hiervan zal
het aantal contacten afnemen, voornamelijk contacten dichtbij zullen langer behouden blijven.
De overgang naar het derde seizoen van het leven is niet gebaseerd op leeftijd. Bij deze overgang is
geen sprake van een duidelijk moment zoals het worden van 55 jaar of het met pension gaan. Bij deze
overgang is het bepalend hoeveel een persoon nog kan, is het nog mogelijk om een maatschappelijke
functie te vervullen en hoeveel tijd is nodig voor persoonlijke activiteiten. Omdat naar andere
aspecten wordt gekeken is het per persoon verschillend wanneer naar een volgend seizoen wordt
gegaan. Zo kan het ook al mogelijk zijn dat iemand die (ernstig) arbeidsongeschikt is en al heel veel
tijd nodig heeft voor deze persoonlijke activiteiten, start in het derde seizoen van het leven. Het
wegvallen van een partner kan ook een oorzaak zijn dat mensen meer psychisch problemen krijgen en
niet meer in staat zijn om een bijdrage te leven voor de maatschappij. Door deze verschillende
redenen om over te gaan naar het derde seizoen is daarom geen vast moment te stellen en is het per
individu verschillend.
In aanvulling op afbeelding 2.7 waarbij een weergave is gegeven van de benodigde onderdelen voor
het tweede seizoen van het leven, is het voor senioren in het derde seizoen van het leven nodig om
aanvullend te ondersteunen / stimuleren. Voor mensen in het derde seizoen is het belangrijk dat ze
gestimuleerd worden om voldoende te (blijven) bewegen. Regelmatig en voldoende bewegen is een
manier om de kans op depressie te voorkomen en op deze wijze de gezondheid langer te behouden
(Zantinge et al., 2011). Een mogelijkheid is dit bewegen te stimuleren door het onderhouden van de
moestuin in de binnen- buitenruimte. In afbeelding 2.8 is een schematische weergave opgenomen met
de functionele-, prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het derde seizoen
van het leven; verminderd vitaal.
Binnen- buitenruimte
Toegang tot natuur alle seizoenen
Voorkomen seizoens-
depressies
Ontspanning
Verhoogd Daglichtniveau
Stimuleren dagritme
Groen / moestuin
Stimuleren bewegen
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 2.8: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: verminderd vitaal.
Voorkomen depressies
2. Seizoenen van het leven Pagina | 35
2.4 Verdeling seizoenen van het leven Kevin van Moll
2.4.4 Toename (chronische) ziekte(s)
Het vierde seizoen van het leven is gedefinieerd als: toename (chronische) ziekte(s). In deze fase van
het leven zijn de lichamelijke en / of cognitieve beperkingen toegenomen tot een niveau dat het niet
meer mogelijk is om hier volledig zelfstandig mee om te kunnen gaan. Door de beperkingen is
ondersteuning nodig bij het uitvoeren van sommige activiteiten voor persoonlijke verzorging en / of
het uitvoeren van ADLs. Door deze afname van de nog zelfstandig uit te voeren mogelijkheden en
door de extra tijd die benodigd is voor de persoonlijke verzorging, is het niet meer mogelijk om een
maatschappelijke bijdrage te leveren (Laslett, 1989). Een aantal kernmerken van de senioren behorende
tot deze levensfase zijn:
Toename van de benodigde tijd voor persoonlijke verzorging en uitvoering ADLs. -
Verdere afname van het aantal sociale contacten. -
Verdere afname van de lichamelijke mogelijkheden. -
De capaciteit voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten is in deze levensfase verder afgenomen
door het natuurlijk verouderen van lichaam en / of geest. In paragraaf 2.2.3 en afbeelding 2.3 is
weergegeven wat de verwachte beperkingen zijn die voornamelijk kunnen optreden bij senioren. Door
het verlies van persoonlijke mogelijkheden, is het niet meer mogelijk om volledig zelfstandig alle
benodigde aspecten van het leven uit te kunnen voeren. Bij het uitvoeren van deze aspecten is
ondersteuning nodig, deze hulp kan geboden worden door het gebouw (met o.a. intelligente
technologie), of door mantel / thuiszorg.
Door het verlies van deze mogelijkheden en de afhankelijkheid van andere, heeft dit ook gevolgen
voor het aantal sociale contacten. Omdat rekening gehouden moet worden met de momenten waarop
de (mantel /thuis )zorg langskomt, neemt de tijd af om weg te gaan. Naast deze afname van tijd is het
vaak lichamelijk of geestelijk ook steeds moeilijker om weg te gaan en om bekende te bezoeken. Deze
mensen zijn in toenemende mate afhankelijk van deze sociale contacten die ze komen bezoeken.
Doordat (veel) sociale contacten ongeveer even oud zijn en waarschijnlijk ook soortgelijke
beperkingen hebben, zijn deze contacten steeds moeilijker tot onmogelijk (Laslett, 1989). Een andere
rede van het verlies van de sociale contacten is dat de mensen van ongeveer gelijke leeftijd ook steeds
vaker al overleden zijn.
In aanvulling op afbeelding 2.8 waar een weergave is gegeven van de benodigde onderdelen voor het
derde seizoen van het leven is het voor de senioren in het vierde seizoen nodig om verder ondersteund
/ gestimuleerd te worden. Voor de senioren in dit seizoen is het belangrijk dat ze gestimuleerd worden
om alle mogelijke aspecten van de persoonlijke verzorging en ADLs nog zelf(standig) uit te voeren.
Een belangrijk aspect hierbij is het stimuleren om te blijven bewegen. Door voldoende te blijven
bewegen is het mogelijk om (seizoens)depressies te voorkomen (Zantinge et al., 2011). Het voorkomen
van depressies is een belangrijk onderdeel om deze senioren gezond te houden, een depressie heeft
een negatieve impact op de gezondheid van een persoon (Bohlmeijer et al., 2005). Daarnaast is het van
belang op te zorgen dat de voorzieningen in de woning bruikbaar zijn en blijven voor de bewoners. In
de woning mogen geen belemmingen aanwezig zijn die het (zelfstandig) funcitoneren kunnen
beperken. In afbeelding 2.9 is een schematische weergave opgenomen met de functionele-, prestatie
eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het vierde seizoen van het leven; toename
(cheronische) ziekte(s).
2. Seizoenen van het leven Pagina | 36
2.5 Conclusie Kevin van Moll
2.5 Conclusie De deelvraag die gesteld is bij het onderzoek naar de seizoenen van het leven is: Op welke wijze kan
met de gevel een bijdrage worden gegeven voor het ondersteunen / stimuleren van senioren in de
seizoenen van het leven. Bij het onderzoeken van de seizoenen van het leven heeft een focus gelegen
op een integratie van mens en gebouw, waarbij rekening gehouden wordt met het beperken van de
impact op het milieu.
Als gekeken wordt naar de basisbehoeftes van de mens bestaan deze uit: comfort, autonomie, sociale
interactie, privacy en veiligheid & zekerheid (onderzocht in het gezamenlijke onderzoek). Met de
gevel is het niet mogelijk om al deze behoeftes te ondersteunen en te stimuleren, een groot deel van
deze aspecten moet worden opgenomen bij de inbouw. Met de gevel kan de bewoner worden
ondersteund / gestimuleerd binnen de behoefte comfort door het optimaliseren van het visueel comfort
en thermisch comfort. Voor de behoefte autonomie is het mogelijk om bij te dragen aan de onderdelen
ervaren controle en behouden onafhankelijkheid. Met de gevel is het belangrijk dat het mogelijk is
om de behoeftes sociale interactie en privacy te kunnen reguleren. Met de gevel wordt niet ingegaan
op de onderdelen binnen de basisbehoeftes sociale interactie en privacy, de grootste bijdrage kan
geleverd worden door het genereren van controle over deze aspecten. De behoefte veiligheid &
zekerheid geeft aan wat de gewenste veiligheid is, dit dient meegenomen te worden ook bij de
uitwerking van de gevel. De aspecten die hierbij meegenomen kunnen worden zijn echter meer van
technische aarde en moeten worden beschouwd tijdens de uitwerking van een variant van het concept.
Bij het ondersteunen van het visueel comfort is het met de gevel mogelijk om het
daglichttoetredingsniveau te regelen. Voor oudere senioren zijn grotere verlichtingssterktes gewenst
door een natuurlijke veroudering van het oog, maar rekening moet wel gehouden worden dat
verblinding en te grote kleurcontrasten worden voorkomen. Voor het creëren van een hoogwaardig
thermisch comfort dat afgestemd is op de wensen van de bewoners moet de temperatuur regelbaar
zijn. Het binnencomfort moet als behaaglijk worden ervaren en het gevoel van discomfort (te lage
temperatuur, oververhittingsuren of tocht) moeten zoveel mogelijk worden gereduceerd.
Voor het ondersteunen van het gevoel van controle over de omgevingsvariabelen is het belangrijk dat
de keuze over de wijze van uitvoering zelf gemaakt kan (blijven) worden. Het stimuleren van deze
zelfstandigheid is ook van toepassing op de uit te voeren ADLs en persoonlijke verzorging. Daarnaast
is het van belang voor het ervaren van controle, om de keuze te hebben tot het aangaan van sociale
interactie of te kiezen voor privacy. Het behouden van onafhankelijkheid is te ondersteunen door te
zorgen dat de woning geen belemmeringen heeft voor het zelfstandig kunnen uitvoeren van
activiteiten. Voor mensen in latere seizoenen van het leven kan het gebruiksgemak van onderdelen
een bepalende rol spelen. Het gebruiksgemak moet afgestemd kunnen worden op het vermogen dat de
bewoner (nog) heeft, om op deze wijze te zogen dat deze activiteiten zo lang mogelijk zelfstandig
uitgevoerd kunnen worden.
Binnen- buitenruimte
Toegang tot natuur alle seizoenen
Voorkomen seizoens-depressies
Ontspanning
Verhoogd Daglichtniveau
Stimuleren dagritme
Groen / moestuin
Stimuleren bewegen
Ondersteunen uitvoeren van
ADLs
Bruikbaarheid Geen belem-
meringen voor functioneren
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 2.9: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: toename (chronische) ziekte(s).
2. Seizoenen van het leven Pagina | 37
2.5 Conclusie Kevin van Moll
Een ander aspect waarop de gezondheid van senioren bevorderd kan worden is het voorkomen van
(seizoens)depressies. Wat hieraan kan bijdrage is het zorgen voor (intern) toegang tot natuur in alle
meteorologische seizoenen. In deze ruimte is het daarnaast ook mogelijk om beweging te stimuleren
(voorbeeld door het bijhouden van een moestuin). In deze binnen- buitenruimte is meer licht (ruimte
is semi-buiten), contact met natuur en kan beweging worden gestimuleerd. Deze aspecten dragen bij
aan het langer in stand houden van de gezondheid en dragen bij aan het langer zelfstandig kunnen
blijven wonen. In tabel 2.2 is een overzicht gegeven van de benodigde prestatie eisen en de
bijbehorende functionele eisen voor het stimuleren van de mens in de verschillende seizoenen van het
leven.
Het is bij de verschillende seizoenen van het leven moeilijk om te definiëren wanneer wordt
overgegaan naar een volgend seizoen. Dit is omdat dit afhankelijk is van de resterende capaciteiten
van een individu, om deze reden is de overgang ook per persoon verschillend. Het is bij de seizoenen
ook moeilijk om aan te geven welke aspecten voor een specifiek seizoen nodig zijn. Dit komt omdat
iets dat in een later seizoen (als voorbeeld gebruiksgemak of een verhoogde daglichttoetreding) nodig
is voor het zelfstandig kunnen blijven functioneren, gewenst kan zijn in een eerder seizoen. In dit
seizoen is het dan (nog) geen eis, maar een vorm van verhogen comfort of luxe.
De seizoenen van het leven worden door een persoon eenmalig doorlopen, het gebouw moet zich
hierop kunnen aanpassen. De bewoner(s) verlaten de woning als de beperkingen te groot zijn
geworden om daarmee nog zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen met de zorg die aan huis kan
worden ontvangen. Op dit moment zullen de bewoners moeten kunnen overstappen naar een
verzorgingsthuis waar het mogelijk is om intensievere zorg te bieden. Nadat de bewoner(s) de woning
hebben verlaten moet het mogelijk zijn dat het concept weer aanpasbaar is zodat een volgende
bewoner woonachtig kan zijn in de woning die aansluit op zijn eisen en wensen. Deze bewoner zal
dan weer alle seizoenen in de woning moeten kunnen doorlopen. Voor het gebouw zijn de seizoenen
van het leven in tegenstelling tot de bewoner wel cyclisch.
Tabel 2.2: Aspecten van invloed op de seizoenen van het leven voor de mens.
Prestatie eisen Functionele eisen
Visueel comfort Regelbare daglichttoetreding Thermisch comfort Behaaglijk binnenklimaat
Ervaren controle Controle omgevingsvariabele voor behouden zelfstandigheid
Behouden onafhankelijkheid Afstemming gebruiksgemak Toegang tot natuur alle seizoenen Binnen- buitenruimte alle seizoenen
2. Seizoenen van het leven Pagina | 38
Kevin van Moll
3. Seizoenen van de dag Pagina | 39
Kevin van Moll
3. Seizoenen van de dag
3. Seizoenen van de dag Pagina | 40
Kevin van Moll
3. Seizoenen van de dag Pagina | 41
3.2 Analyse seizoenen van de dag Kevin van Moll
3.1 Inleiding De seizoenen van de dag beschrijven de
mogelijke andere eisen en wensen die gesteld
worden aan een woning / gevel gedurende de
verschillende dagdelen. Bij de seizoenen van de
dag wordt binnen het onderzoek voornamelijk
gekeken naar de relatie tussen (stimuleren) mens
en aanpasbaarheid van het gebouw, zie
afbeelding 3.1. In het vooronderzoek is
onderzocht wat een mogelijke dagindeling is
voor senioren. Daarbij is ook onderzocht wat de
mogelijkheden zijn om de woning te
optimaliseren. Zo is onderzocht wat de
mogelijkheden zijn om een ruimte die niet in
gebruik is te verkleinen. Zodat het oppervlakte
efficiënt gebruikt kan worden in een andere
ruimte voor het verhogen van het
bewonerscomfort of de duurzaamheid
(verminderen materiaal- en landgebruik).
Tijdens dit vervolgonderzoek zal een
verdiepende analyse plaatsvinden naar de seizoenen van de dag. Tijdens de analyse komt de focus te
liggen op de gevel en op welke wijze met de gevel een ondersteuning geboden kan worden aan de
bewoners. Met het onderzoek zal een antwoord gegeven worden op de tweede deelvraag: Op welke
wijze kan met de gevel een bijdrage worden gegeven voor het ondersteunen / stimuleren van senioren
gedurende de verschillende seizoenen van de dag?
3.2 Analyse seizoenen van de dag Bij de analyse van de seizoenen van de dag wordt gekeken naar de verschillende dagdelen die te
onderscheiden zijn. Onderzocht zal worden welke algemene dagelijkse levensverrichtingen op welk
moment in een ruimte worden uitgevoerd. Daarnaast zal geanalyseerd worden hoe met de gevel
aangesloten kan worden op deze ruimtewensen. Als laatste wordt onderzocht hoe gedurende de
seizoenen van de dag met de gevel het dagritme van de bewoners kan worden ondersteund /
gestimuleerd.
3.2.1 Analyse dagritme
Als gekeken wordt naar de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADLs) die in een woning
worden uitgevoerd, is op te merken dat niet iedere ruimte de gehele dag wordt gebruikt. Een analyse
naar het gebruik van een ruimte gedurende de verschillende dagdelen is uitgevoerd in het
vooronderzoek, in paragraaf 6.3.2 Seizoenen van de dag, van het gezamenlijk rapport. In deze analyse
zal verder ingegaan worden op het ruimtegebruik (met de uitvoering van de ADLs) in relatie tot de
gevel.
Voor het uitvoeren van de verschillende ADLs is het belangrijk dat de woning zorgt dat het mogelijk
is om deze activiteiten uit te voeren, of dat de woning kan ondersteunen / stimuleren bij het uitvoeren
van deze activiteiten. Een belangrijk aspect is dat voor deze verschillende activiteiten andere eisen en
wensen worden gesteld aan de woning. Zo is bijvoorbeeld voor de ADLs aan- en uitkleden, bewegen,
eten en drinken (inclusief voorbereiden) en onderhouden sociale contacten een verhoogd
(dag)lichtniveau nodig. Maar kan het juist gewenst zijn om bij de ADL ontspanning een verlaagd
(dag)lichtniveau te hebben. Zo is daglicht een voorbeeld waarbij andere eisen gesteld worden tijdens
het uitvoeren van verschillende activiteiten (Virone, 2009).
Als het mogelijk is dat een woning / gevel zich kan aanpassen aan deze andere eisen van de ADLs,
kan beter aangesloten worden op de bewoner. Door per dagdeel te analyseren welke activiteiten
worden uitgevoerd, kan gekeken worden op welke wijze het mogelijk is om de woning aan te passen
Afbeelding 3.1: Focus binnen het concept van de seizoenen van de dag op mens en gebouw.
3. Seizoenen van de dag Pagina | 42
3.2 Analyse seizoenen van de dag Kevin van Moll
per dagdeel. Met de gevel is het mogelijk om onder andere invulling te geven aan de eisen / wensen
daglicht, temperatuur en faciliteren van toegang tot natuur.
3.2.2 Analyse gevel en ruimterelatie
In de verschillende ruimtes in een woning worden verschillende activiteiten uitgevoerd. Voordat
bepaald kan worden in welke ruimte welke aanpassingen mogelijk moeten zijn, is het nodig om te
analyseren wat het gebruik van een ruimte is. Bij de analyse zal voor de verschillende ruimte in een
standaard woning gekeken worden wat de functie is in een ruimte, wat de verblijfsduur is, de
gewenste ruimtetemperatuur, de gebruikstijd (welke dagdelen) en of de ruimte aan een gevel is
gelegen. Bij de bepaling of een ruimte aan een gevel ligt is gekeken naar geschakelde- of gestapelde
woningen. Deze woningen hebben twee langsgevels die gekoppeld zijn aan een andere woning en
twee kopgevels waarbij het mogelijk is om daglichttoetreding te verkrijgen. Voor de indeling van een
“standaard” woning is ook gekeken naar het Bouwbesluit 2012, hier is onderzocht welke ruimte aan
een gevel gelegen moeten zijn in verband met daglichttoetreding (Bouwbesluitonline, 2014).
In tabel 3.1 is de analyse naar de verschillende ruimte in een woning opgenomen. In de analyse is
uitgegaan van een woning met een grote slaapkamer, een extra kamer (slaapkamer of hobbyruimte),
verkeersruimte, badkamer, toilet (apart of in de badkamer), woonkamer welke mogelijk gecombineerd
is met de eetkamer en keuken en een eigen buitenruimte. In de analyse is een extra kamer opgenomen
omdat ongeveer 72% van de woningen in Nederland 4 of 5 kamers hebben (Licher, 2013). Ook is ervan
uitgegaan dat de woning beschikt over een eigen buitenruimte, ongeveer 96% van de woningen in
Nederland heeft deze privébuitenruimte (Licher, 2013).
Tabel 3.1: Analyse ruimtegebruik in relatie tot de gevel.
Ruimte Functie Verblijfs-duur
Ruimtewens temperatuur
Gebruikstijd Gelegen aan gevel (standaard indeling)*
Slaapkamer 1 Slapen Lang Koeler Nacht Ja
Slaapkamer 2 / hobbyruimte
Slapen / Ontspannen
Lang Gebruiks-afhankelijk
Gebruiks-afhankelijk
Ja
Verkeersruimte Verplaatsen Kort - Hele dag, m.u.v. nacht
Nee (m.u.v. klein deel voor toetreding van de woning)
Badkamer Verzorgen Gemiddeld Warmer Ochtend & avond
Nee
Toilet Verzorgen Kort Warmer Hele dag, m.u.v. nacht
Nee
Keuken Koken Gemiddeld Warmer Hele dag, m.u.v. nacht
Ja, misschien gelegen aan de gevel via de eetkamer
Eetkamer Eten Gemiddeld Warmer Hele dag, m.u.v. nacht
Ja, misschien met een tussenliggende buitenruimte
Woonkamer Verblijven Lang Warmer Hele dag, m.u.v. nacht
Ja, misschien met een tussenliggende buitenruimte
Binnen- buitenruimte
Ontspannen Lang Warmer Hele dag, m.u.v. nacht
Ja
* Bij de ruimte indeling is uitgegaan van een geschakelde- of gestapelde woning. Waarbij de twee langsgevels geschakeld en dragend zijn en de kopgevels beschikken over daglichttoetreding.
3.2.3 Analyse invloed dagritme
Bij oudere senioren die in de latere seizoenen van het leven verblijven is het nodig om het dagritme te
ondersteunen. Door de beperkingen / afname van lichamelijke en cognitieve mogelijkheden neemt de
kans toe dat deze mensen minder buitenkomen (Mitzner et al., 2011). Op het moment dat een woning een
onvoldoende daglichtniveau of een daglichtniveau heeft dat net voldoet aan het bouwbesluit, is een
vergrote kans dat onvoldoende licht in de woning aanwezig is. Bij een onvoldoende
verlichtingsniveau is een vergrote kans op (seizoens)depressies voor mensen die veel tijd binnenhuis
doorbrengen (Huisman et al., 2012). Een van de oorzaken van deze (seizoens)depressies kan zijn een
3. Seizoenen van de dag Pagina | 43
3.3 Mogelijkheden gevel seizoenen van de dag Kevin van Moll
verstoring van het dagritme van een persoon. Bij onvoldoende besef van het ritme van de dag kan het
zijn dat het persoonlijke ritme (het bioritme / biologische klok) verstoord raken. Dit kan resulteren in
een verstoorde nachtrust, dit heeft een negatieve invloed op de gezondheid (Linton, et al., 2015).
Voor het voorkomen van (seizoens)depressies en het ondersteunen van het dagritme is het gebruik
van daglicht belangrijk. Door het creëren van ruimtes met een voldoende daglichtniveau kan de
gezondheid van de bewoners worden behouden of verbeterd, als deze last heeft van depressies (Choi, et
al., 2012; Beauchemin, et al., 1998). Als gekeken wordt naar het voorkomen van depressie, kan het grootste
effect worden bereikt door het daglichtniveau in de ochtend te optimaliseren. Een verhoogd
daglichtniveau in ochtend is twee maal zo efficiënt dan in de avond voor het voorkomen van
(seizoens)depressies (Lewy, et al., 1998). Het beste effect kan worden bereikt door in de ochtend te zorgen
voor het op natuurlijke wijze ontwaken, met een verhoogd / verbeterd daglichtniveau in de woning. In
de avond is het beter als het verlichtingsniveau geleidelijk wordt verminderd, ter voorbereiding op de
nachtrust (Huisman et al., 2012; Lewy, et al., 1998). Daarnaast is het gebruik van daglicht positief voor het
milieu. Door het gebruik van daglicht wordt voorkomen dat kunstlicht gebruikt moet worden, of
wordt de hoeveelheid benodigde energie voor kunstlicht verminderd.
3.3 Mogelijkheden gevel seizoenen van de dag Met de gevel kan een bijdrage worden geleverd aan het ondersteunen / stimuleren van senioren
gedurende de verschillende dagdelen. Het is niet mogelijk om met de gevel voor alle aspecten van de
seizoenen van de dag een oplossing te bieden, in de analyse is alleen ingegaan op de mogelijkheden
van de gevel voor de seizoenen van de dag. De overige aspecten van de seizoenen van de dag moeten
worden opgenomen bij de inbouw van het gebouw, het gaat hierbij over o.a. ondersteunen bij
lichamelijke beperkingen en uitvoeren van ADLs. De behoefte van de mens zijn onderzocht in het
gezamenlijke onderzoek en bestaan uit comfort, autonomie, sociale interactie, privacy en veiligheid &
zekerheid. Met de gevel is het mogelijk om een ondersteuning te bieden binnen de behoefte comfort
door het verbeteren van het visueel comfort, luchtkwaliteit en het thermisch comfort. Binnen de
behoefte autonomie kan een bijdrage worden geleverd aan ervaren controle. Bij ervaren controle is
het van belang dat controle uitgeoefend kan worden op de omgeving door de bewoner. Bij dit aspect
is het ook van belang om zelf te kunnen kiezen tussen, het hebben van sociale interactie, uitzicht en
privacy. De behoefte veiligheid & zekerheid worden niet opgenomen als ontwerponderdelen, de
aspecten zoals gebruiksveiligheid en sociale veiligheid dienen in acht te worden genomen bij de
uitwerking van een oplossingsvariant van de gevel, hierbij dient de bewoner centraal te staan.
3.3.1 Ondersteuning visueel comfort
Met de gevel kan het visueel comfort van de bewoner worden ondersteund, dit is mogelijk door
regulatie / optimalisatie van daglichttoetreding en uitzicht. Bij deze aspecten is het belangrijk dat deze
afgestemd zijn op het dagdeel. Per dagdeel worden andere eisen en wensen gesteld aan de prestaties
van de gevel. Voor het ondersteunen van het dagritme is een verhoogd daglichtniveau in de ochtend
en in de middag nodig en moet het daglichtniveau in de avond worden verminderd voor het
ondersteunen van de nachtrust (Lewy, et al., 1998). De ondersteuning met daglicht in de ochtend is twee
maal zo effectief dan het daglicht in de avond bij het voorkomen van (seizoens)depressies (Huisman et
al., 2012).
Naast het ondersteunen van het visueel comfort door het optimaliseren van de daglichttoetreding voor
de verschillende dagdelen is het ook mogelijk om het uitzicht af te stemmen op het dagdeel (Lai, 2013).
Het uitzicht vanuit de woning moet voldoende aangenaam, levendig en gevarieerd zijn, uitzicht moet
mogelijk zijn vanuit verschillende ruimte in de woning (Kim et al., 2005). Zo is het mogelijk dat uitzicht
naar een openbare ruimte is, waar uitgekeken kan worden naar beweging en activiteiten, een
levendige dynamische omgeving. Het is ook mogelijk om uitzicht te hebben op groen, een
ecologische natuurlijke omgeving waar de jaargetijden met hun veranderingen kunnen worden
waargenomen. Bij het uitzicht is het dan ook van belang dat dit afgestemd wordt op het dagdeel, in de
ochtend is het prettig om rustig wakker te worden, overdag is meer behoefte aan afleiding of
activiteiten en in de avond is het beter voor een goede nachtrust als het rustig is. Omdat aan de
3. Seizoenen van de dag Pagina | 44
3.3 Mogelijkheden gevel seizoenen van de dag Kevin van Moll
omgeving niks veranderd kan worden kan dit ook bereikt worden door de situering van de
verschillende ruimtes of het “sluiten” van de gevel, het dicht doen van bijvoorbeeld gordijnen of
rolluiken.
Bij het ondersteunen van het visueel comfort van senioren, is het belangrijk dat het mogelijk is om het
daglichtniveau en uitzicht te kunnen reguleren per dagdeel. Het moet in de woning mogelijk zijn om
dit per ruimte die gelegen is aan een buitengevel te kunnen controleren. Door controle over deze
aspecten kan met de gevel worden bijgedragen aan het verhogen van het visueel comfort (Henning Larsen
Architects, 2012).
3.3.2 Ondersteuning luchtkwaliteit
De binnenluchtkwaliteit heeft invloed op de gezondheid van bewoner(s). Deze wordt bepaald door de
hoeveelheid zuurstof en luchtvervuilende stoffen in de lucht binnen. De meest voorkomende
luchtvervuilende stoffen binnenshuis zijn radon (een in de grond gevormd radioactief gas),
tabaksrook, gassen en deeltjes die vrijkomen bij verbranding van brandstoffen, chemicaliën en
allergenen. Luchtvervuilende stoffen die zowel binnen- als buitenshuis voorkomen zijn
koolmonoxide, stikstofdioxiden en vluchtige organische stoffen (eea, 2013). De vervuiling van de
binnenlucht wordt onder andere veroorzaakt door de toegepaste materialen in een ruimte. Als de
ontgassing van materialen de nationale normen overschrijdt kan dit negatieve gevolgen hebben voor
de gezondheid van de bewoner (Noorda et al., 2011). Hiermee moet rekening gehouden worden bij de toe
te passen materialen en ventilatievoud in de woning.
Een slechte binnenluchtkwaliteit kan hoofdpijn, een gevoel van discomfort veroorzaken en de
productiviteit verlagen (Henning Larsen Architects, 2012). Om deze schadelijke gassen in de woning af te
voeren, is het belangrijk dat voldoende geventileerd wordt. Naast het afvoeren van de schadelijke
stoffen moet het zuurstofniveau in de woning op peil worden gehouden. Door het ademen van de
bewoners wordt de aanwezige zuurstof vervangen door koolstofdioxide. Als het ventilatievoud te laag
is voor het aantal personen en het activiteitenniveau in een ruimte, is dit van invloed op de
hoeveelheid beschikbare zuurstof en de ervaring van het comfort in de ruimte (Heinzerling et al., 2013).
Een te lage ruimteventilatie kan ook leiden tot het sick building syndrome, in dit geval kan de woning
een negatieve impact hebben op de gezondheid van de bewoners (Huisman et al., 2012). De toegepaste
materialen en de aanwezigheid van mensen kunnen de binnenluchtkwaliteit beïnvloeden. Om de lucht
“gezond” te houden moet de woning voldoende geventileerd worden. Om de bewoners te
ondersteunen is het nodig om de luchtkwaliteit te monitoren en op basis hiervan aanvullend te
ventileren (een verhoogde ventilatievoud).
Bij het afstemmen van de ventilatie op de mens moet ook rekening gehouden worden met de belasting
op het milieu. Het ventileren moet gebeuren op een zo duurzame (energiezuinige) wijze als mogelijk.
Als voor het ventileren gebruik wordt gemaakt van mechanische ventilatie zijn hiervoor meer
materialen (kanalen) en energie (ventilatoren) nodig. Bij het ventileren op natuurlijke wijze wordt
lucht gebruikt die direct van buiten naar binnen wordt gehaald. Hiervoor is minder materialen en
energie nodig. Bij de keuze voor het type ventilatie (natuurlijk, mechanisch of een combinatie) moet
naast de milieubelasting gekeken worden naar het te realiseren binnencomfort (het
behaaglijkheidsniveau). Door het belang van voldoende ventilatie gedurende de dag is de
luchtkwaliteit opgenomen bij het ondersteunen van de seizoenen van de dag. Het belang van een
goede en gezonde binnenluchtkwaliteit is iedere dag van belang (dus tijdens alle seizoenen van het
leven van een bewoner), hieraan worden geen andere eisen gesteld gedurende de tijd. De afstemming
moet per moment (dagdeel) worden gerealiseerd op basis van het aantal personen in een ruimte en de
ondernomen activiteiten in die ruimte.
3.3.3 Ondersteuning thermisch comfort
Een van de belangrijkste parameters van een comfortabel binnencomfort is een behaaglijk thermisch
comfort (Frontczak et al., 2011; Henning Larsen Architects, 2012). Bij het thermisch comfort is het belangrijk dat
dit per ruimte is afgestemd op de activiteiten die worden verricht en bewonerswensen. Als de bewoner
3. Seizoenen van de dag Pagina | 45
3.3 Mogelijkheden gevel seizoenen van de dag Kevin van Moll
actief bezig is (bijvoorbeeld met opruimen, poetsen of sporten) moet de temperatuur in de ruimte niet
te hoog zijn. Als de bewoner klaar is met de activiteiten en rust neemt moet de temperatuur
comfortabel zijn, dit zal inhouden dat de temperatuur hoger moet zijn dan daarvoor. Daarnaast moet
in de nacht de temperatuur lager zijn dan overdag voor een goede nachtrust (Leung et al., 2013).
Als de temperatuur in de slaapkamer te hoog is gedurende de nacht is het voor de bewoner moeilijker
om in slaap te komen en zal de slaap gemiddeld ook onrustiger en korter zijn (een slechte nachtrust)
(Lan et al., 2014). Voor het ondersteunen van het dagritme van de bewoner moet een goede nachtrust
worden gestimuleerd. Door het verlagen van de temperatuur in de slaapkamer kan de nachtrust
worden ondersteund. Door het slapen onder een deken is al een grotere isolatie aanwezig om de
persoon, dit in combinatie met normale temperaturen (vergelijkbaar met overdag) kan dit zorgen voor
een oncomfortabel thermisch comfort, de temperatuur wordt als te warm ervaren (Leung et al., 2013). Het
afstemmen van de temperatuur per dagdeel en activiteit is een belangrijk aspect voor een comfortabel
binnencomfort. Naast de temperatuur is tocht (ongecontroleerde ventilatiestromen) een aspect dat de
thermische behagelijkheid kan verminderen (Frontczak et al., 2011). Om tocht te voorkomen moet
rekening gehouden worden met een goede afstemming van de detaillering en het installatieconcept.
Met het realiseren van een behaaglijk thermisch binnencomfort kan worden bijgedragen aan de
behaaglijkheid in de woning. Binnen het thermisch comfort kan daarnaast nog een extra stap worden
gezet in het behouden of verbeteren van de gezondheid. Door het fluctueren met de
binnentemperatuur wordt het lichaam getriggerd om actief te blijven, op sommige momenten moet het
lichaam extra warmte leveren en op andere momenten moet juist meer warmte worden verloren.
Doordat het lichaam hier actief mee moet omgaan is hiervoor meer energie nodig, deze energie wordt
gehaald uit het in het lichaam opgeslagen vet. Het creëren van een wisselende binnentemperatuur
draagt bij aan het afbreken van vet, dit staat bekend als de bruin vet theorie (Lans et al., 2013). Als de
temperatuur in de woning wisselend is (binnen de comfortabele grenzen) kan een positieve invloed
worden uitgeoefend op de gezondheid, de kans op het krijgen van diabetes kan hiermee worden
verkleind. Een goede regeling op de bruin vet theorie kan zelf diabetes bij mensen verminderen
(Marken Lichtenbelt et al., 2009).
Voor een goede thermische behaaglijkheid in de woning moet de temperatuur per dagdeel afgestemd
zijn op de verrichte activiteit en wens in de ruimte. De regeling van de temperatuur moet op een
duurzame wijze worden gerealiseerd, met een minimale belasting voor het milieu. Door op natuurlijke
wijze de temperatuur binnen te regelen wordt de energievraag gereduceerd. Aspecten die voor het
regelen van de temperatuur gebruikt kunnen worden zijn passieve zonne-energie en natuurlijke
ventilatiestromen. Een uitgebreide analyse naar de temperatuurregulatie mogelijkheden is opgenomen
bij de meteorologische seizoenen in hoofdstuk 4.
3.3.4 Ondersteuning ervaren controle
Bij het ondersteunen van (het gevoel van) controle is het belangrijk om zelf de keuze te hebben over
het eigen leven. Om keuze te hebben uit verschillende mogelijkheden zonder daarbij beïnvloed te
worden door andere (Perkins et al., 2012). Met de gevel kan controle worden gegeven over een aantal
onderdelen van de autonomie van een persoon. Controle kan verkregen worden over uitzicht, privacy
of sociale interactie (zien en gezien worden). Deze aspecten zijn in de gevel vaak aan elkaar
verbonden. Bij het kiezen voor privacy kunnen onderdelen in de gevel gesloten worden, op deze
manier verdwijnt ook het uitzicht. Andersom is het mogelijk om onderdelen in de gevel te openen, op
deze manier is uitzicht en mogelijkheid tot (beperkte vorm van) sociale interactie te realiseren. Het is
belangrijk om deze keuze als bewoner zelf te kunnen maken (Hwang et al., 2004).
Bij het ondersteunen van het langer zelfstandig blijven wonen van senioren moet de controle over de
eigen leefomgeving wordt gewaarborgd. Het verlies van de controle over privacy, uitzicht en sociale
interactie (de aspecten van autonomie behorende bij de gevel) heeft een invloed op het gevoel van
autonomie van de bewoner, daarmee ook op het gevoel van zelfredzaamheid. Het zorgen voor de
controle over deze aspecten tijdens de verschillende dagdelen kan ervoor zorgen dat het gevoel van
zelfcontrole behouden blijft voor een langere periode (Gómez, 2014).
3. Seizoenen van de dag Pagina | 46
3.4 Verdeling seizoenen van de dag Kevin van Moll
3.4 Verdeling seizoenen van de dag Om binnen het onderzoek de seizoenen van de dag verder te specificeren is een opdeling gemaakt in
vier seizoenen. Deze zijn bepaald aan de hand van de dagdelen. Het eerste seizoen is de ochtend, de
ochtend loopt van 06.00 tot 12.00 uur. Dan staat centraal het wakker worden, opstaan met de
persoonlijke verzorging en het uitvoeren van activiteiten. Tijdens de ochtend komt ook de zon op, de
zon kan gebruikt worden bij het ondersteunen van het dagritme. Het tweede seizoen is de middag, de
middag loopt van 12.00 tot 18.00 uur. Dan zijn de voornaamste bezigheden het uitvoeren van ADLs
zoals opruimen, bewegen (sporten), uitvoeren hobby’s of het onderhouden van sociale contacten. Het
derde seizoen van de dag is de avond, de avond is van 18.00 tot 00.00 (24.00) uur. Dan staan onder
andere de ADLs ontspannen en voorbereiden voor het te bed centraal. In de avond gaat de zon ook
weer onder (KNMI, 2014), dit natuurlijk proces moet ook zoveel mogelijk in het leven van de bewoners
worden behouden voor het stimuleren van het dagritme. Het vierde seizoen is de nacht, de nacht is
van 00.00 tot 06.00 uur. In de nacht staat het hebben van een goede nachtrust centraal.
Een aspect voor het ondersteunen van het dagritme van de bewoner en het stimuleren van de
gezondheid is contact met buiten. Als naar de bestaande woningvoorraad wordt gekeken heeft 96%
van de woningen de beschikking over een privébuitenruimte (tuin en / of balkon), (Licher, 2013). In deze
ruimte is het mogelijk om in contact te staan met de natuur, frisse lucht en om meer daglicht te
ontvangen, voor het ondersteunen van het bioritme en het ontspannen van personen en om hierdoor
bij te dragen aan het voorkomen van (seizoens)depressie en een negatieve impact op de gezondheid.
De overgang tussen de seizoenen van de dag zijn opgedeeld in duidelijke tijdszones. Het doel van
deze opdeling is om een overzicht te geven van de activiteiten die op een bepaald deel van de dag
centraal staan. De opdeling is gemaakt om deze activiteiten beter te kunnen beoordelen en de
bijbehorende eisen en wensen te kunnen weergeven. De tijden zijn daarbij meer indicatief opgesteld.
Bij de seizoenen van de dag staat de mens met zijn handelingen centraal. Een visualisatie van de
seizoenen van de dag is opgenomen in afbeelding 3.2. De seizoenen van de dag zijn cyclisch. De
periode van een cyclus is 24 uur (1 dag) en constant repeterend. De uit te voeren activiteiten kunnen
per dag verschillen, maar in principe is een dag redelijk vergelijkbaar. Verschillen kunnen zitten
tussen een doordeweeks dag of een weekenddag en dor de verschillende seizoenen van het leven. De
indeling van opstaan in de ochtend, uitvoeren van activiteiten in de ochtend en middag, rusten in de
avond en slapen gedurende de nacht zullen in hoofdlijnen dagelijkse terugkerende patronen zijn. De
vier seizoenen van de dag zullen verder worden gespecifieerd om een beter indeling te kunnen maken
van de mogelijkheden van een persoon in de seizoenen.
06.00 12.00 18.00 00.00 06.00
Afbeelding 3.2: Definitie en visualisatie van de vier seizoenen van de dag.
Ochtend:
Laatste slaap, ontwaken, opstaan Uitvoeren ADLs (o.a. verzorgen, ontbijten) Middag:
Uitvoeren ADLs (o.a. opruimen, beweging, ontspanning, hobby, sociale contacten) Avond:
Uitvoeren ADLs (o.a. dineren, relaxen, te bed gaan) en eerste slaap Nacht:
Goede nachtrust
3. Seizoenen van de dag Pagina | 47
3.4 Verdeling seizoenen van de dag Kevin van Moll
3.4.1 Ochtend
Het eerste seizoen van de dag is gedefinieerd als de ochtend. De ochtend loopt van 06.00 tot 12.00
uur. In het begin van deze periode is de bewoner nog aan het slapen, de eerste ondersteuning die
geboden kan worden is het zorgen voor het ontwaken op een natuurlijke wijze. Dit kan door het
binnenlaten van daglicht in de slaapkamer, hierbij moet wel rekening gehouden worden met de
privacy van de bewoner. Na het ontwaken zijn meerdere algemene dagelijkse levensverrichtingen
(ADL) die in de ochtend moeten worden uitgevoerd. Het gaat hierbij over opstaan, aankleden,
persoonlijke verzorging, opruimen (bed opmaken), ontbijt klaar maken en ontbijten. Na deze
standaard activiteiten is tijd voor andere activiteiten zoals bewegen (sporten), hobby’s, sociale
contacten of andere huishoudelijke taken.
Tijdens de slaap kan een goede nachtrust voor de bewoner worden ondersteund door te zorgen dat het
donker, rustig is en dat de temperatuur wat lager ligt. Met de gevel kan door regelbaarheid van de
daglichttoetreding worden gezorgd voor het natuurlijk ontwaken en een hoog daglichtniveau in de
ochtend om depressie te voorkomen (Huisman et al., 2012). Naast het stimuleren van het dagritme van de
bewoners is het mogelijk om de luchtkwaliteit in de woning te verbeteren door het toepassen van een
verhoogd ventilatievoud. Met een verhoogd ventilatievoud kan extra zuurstof worden toegevoegd en
kunnen schadelijke stoffen tijdig worden afgevoerd.
Bij de gevel is het in de ochtend belangrijk dat controle aanwezig is over het uitzicht en de privacy,
vooral tijdens het ontwaken met daglicht is het belangrijk dat dit niet ten koste gaat van de privacy.
Het gevoel van veiligheid en zekerheid moet behouden blijven. Na het ontwaken, kan de bewoner in
de ochtend nog meer gestimuleerd worden om te bewegen. Bewegen in de ochtend en in de middag is
belangrijk voor een goede (volgende) nachtrust. Naast bewegen is in de ochtend na het ontwaken een
verhoogde daglichttoetreding in de woning nodig voor het verder ondersteunen van het dagritme van
een persoon. Een verhoogde daglichttoetreding in de ochtend en de middag is twee maal zo efficiënt
dan in de avond (Lewy, et al., 1998). Deze verhoogde daglichttoetreding kan ook behaald worden in de
binnen- buitenruimte van de woning. In afbeelding 3.3 is een schematische weergave opgenomen met
de functionele-, prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het eerste seizoen
van de dag; ochtend.
3.4.2 Middag
Het tweede seizoen van de dag is de middag. De middag is van 12.00 tot 18.00 uur. In deze periode is
de meeste tijd beschikbaar voor het uitvoeren van activiteiten. Het kan hierbij gaan over werken of het
uitvoeren van ADLs zoals lunchen, opruimen (schoonmaken), bewegen, sporten, hobby’s,
ontspanning of het onderhouden van sociale contacten. Door het uitvoeren van deze activiteiten wordt
ook (veel) bewogen, deze beweging is goed voor het ondersteunen van de volgende nachtrust.
Verhoogde ventilatievoud
Controle privacy
Gevoel van veiligheid & zekerheid
Controle uitzicht
Verbeteren luchtkwaliteit
Donker tijdens slaap
Bevorderen (volgende) nachtrust
Activeren bewegen in de
ochtend
Uitvoeren van ADLs
Regelbare daglicht-
toetreding
Natuurlijk ontwaken
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 3.3: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: ochtend.
Stimuleren dagritme
Rustige / stille omgeving
Stimuleren nachtrust
Koelere slaapkamer
Toegang tot natuur (alle seizoenen)
Verhoogde daglicht-
toetreding
Contact met buiten
3. Seizoenen van de dag Pagina | 48
3.4 Verdeling seizoenen van de dag Kevin van Moll
Tijdens het uitvoeren van activiteiten moet de binnentemperatuur afgestemd zijn op de mate van
inspanning. Als de bewoner bijvoorbeeld aan het rusten is of rustige hobby’s aan het uitvoeren is moet
de temperatuur hoger zijn dan tijdens het uitvoeren van intensieve activiteiten. Tijdens het rusten is
het ook gewest als het visuele comfort hoog is, om voldoende uitzicht te hebben op natuur (groen) of
een levendige dynamische omgeving. Afhankelijk van de inspanning en het aantal personen in de
woning moet ook de ventilatievoud hierop afgestemd zijn om een goede binnenluchtkwaliteit en een
behaaglijke temperatuur te realiseren.
Voor het stimuleren van het dagritme is het in deze periode nodig dat een (verhoogd) daglichtniveau
aanwezig is. Daarnaast is toegang tot natuur ook een aspect dat kan bijdrage aan het ondersteunen van
het dagritme. Vooral voor oudere mensen kan het in bepaalde meteorologische seizoenen moeilijk
zijn om naar buiten te gaan. Het zou mogelijk moeten zijn dat deze ruimte altijd toegankelijk is
zonder belemmeringen. In afbeelding 3.4 is een schematische weergave opgenomen met de
functionele-, prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het tweede seizoen
van de dag; middag.
3.4.3 Avond
Het derde seizoen van de dag is gedefinieerd als de avond. De avond is de periode van 18.00 tot 00.00
(24.00) uur. In deze periode van de dag is voornamelijk tijd voor wat rustigere activiteiten. Een eerste
activiteit is (het bereiden van) de avondmaaltijd. Na het eten is het beter als meer rustige ADLs
worden uitgevoerd zoals relaxen, ontspannen (bijvoorbeeld tv kijken of puzzelen). Door het rustig aan
te doen in de avond, komt het lichaam ook tot rust wat een ondersteuning is voor een betere nachtrust.
Deze rust kan ook gevonden worden door te ontspannen in de binnen- buitenruimte, in deze ruimte
kan rustig (samen) gezeten worden voor het verder tot rust komen in de avond. De laatste ADLs die
worden uitgevoerd in de avond is het voorbereiden om te gaan slapen, zoals persoonlijke verzorging,
uitkleden en naar bed gaan.
Voor het stimuleren van een goed dagritme / nachtrust is het nodig dat een aantal uren voor het te bed
gaan (ongeveer 2 tot 3 uur) het verlichtingsniveau wordt verminderd. Ook het kijken van een normale
tv of beeldscherm tot het einde van de avond is niet positief voor het ondersteunen van de nachtrust
(Huisman et al., 2012). Het verminderen van het daglichtniveau gaat automatisch door het ondergaan van
de zon, maar het weren van ander licht (straatverlichting of auto’s) kan wel nodig zijn. Controle over
het kunstlichtniveau en het binnenkomende licht is nodig om te dimmen richting het einde van de
avond, om een goede nachtrust te stimuleren. In de avond moet de binnentemperatuur afgestemd zijn
op de activiteiten, dit houdt waarschijnlijk in dat het warmer moet zijn in de ruimte voor een
behaaglijke temperatuur (een laag activiteitenniveau). Het thermisch comfort draagt bij aan het tot
rust kunnen komen in de avond.
Naast het lichtniveau is ook de intensiteit van de ondernomen activiteiten in de avond van belang. Bij
drukke activiteiten is het lichaam niet goed voorbereid op een nachtrust, wat ook invloed heeft op het
dagritme van een persoon. In de avond is het naast het licht dat van buiten naar binnen komt ook
(groen / natuurlijk)
uitzicht
Comfortabele binnen-
temperatuur
Bevorderen binnencomfort
Regelbare daglicht-
toetreding
Bevorderen nachtrust
Stimuleren bewegen in de
middag
Uitvoeren van ADLs
Contact met buiten
Toegang tot natuur (alle seizoenen)
Verhoogde ventilatievoud
Verbeteren luchtkwaliteit
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 3.4: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: middag.
Bevorderen dagritme
Verhoogde daglicht-
toetreding
3. Seizoenen van de dag Pagina | 49
3.4 Verdeling seizoenen van de dag Kevin van Moll
nodig controle te hebben over de privacy en uitzicht. De controle over deze aspecten draagt bij aan het
gevoel van veiligheid en zekerheid. In afbeelding 3.5 is een schematische weergave opgenomen met
de functionele-, prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het derde seizoen
van de dag; avond.
3.4.4 Nacht
Het vierde seizoen van de dag is de nacht. De nacht is van 00.00 tot 06.00 uur. De bewoner is dan aan
het slapen en moeten de omstandigheden hierop afgestemd zijn. Voor het ondersteunen van een goede
nachtrust is het belangrijk dat de bewoner in de avond tot rust is gekomen. In de slaapkamer is het
mogelijk dit te ondersteunen door het creëren van een rustige en stille omgeving, waar het donker is
en de gevelopeningen zijn gesloten voor de privacy (het gevoeld van veiligheid en zekerheid) en het
weren van licht van buiten.
Met een goede ventilatie kan ook in de nacht worden gezorgd voor een goede binnenluchtkwaliteit.
Door een verhoogd ventilatievoud wordt voldoende zuurstof aangevoerd en worden de schadelijke
stoffen tijdig afgevoerd uit de ruimte. Met het ventileren is het ook mogelijk om de temperatuur in de
slaapkamer wat te verlagen. Een te hoge binnentemperatuur gecombineerd met een deken (extra
isolatielaag) kan dan te warm worden ervaren, dit is niet positief voor een goede nachtrust. Een goede
nachtrust kan vooral ondersteund worden door het creëren van een goede en constante
omgevingsvariabele. In afbeelding 3.6 is een schematische weergave opgenomen met de functionele-,
prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het vierde seizoen van de dag;
nacht.
Rustige / stille omgeving
Donker tijdens slaap
Controle privacy
Gevoel van veiligheid & zekerheid
Controle uitzicht
Comfortabele binnen-
temperatuur
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 3.5: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: avond.
Stimuleren dagritme
Bevorderen nachtrust
Ontspannen / relaxen in de
avond
Verhoogde ventilatievoud
Verbeteren luchtkwaliteit
Bevorderen binnencomfort
Toegang tot natuur (alle seizoenen)
Verminderen verlichtings-
niveau avond
Regelbare daglicht-
toetreding
Ontspannen / relaxen
Koelere slaapkamer
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 3.6: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: nacht.
Gevoel van veiligheid & zekerheid
Privacy
Verhoogde ventilatievoud
Verbeteren luchtkwaliteit
Rustige / stille omgeving
Donker tijdens slaap
Stimuleren nachtrust
3. Seizoenen van de dag Pagina | 50
3.5 Conclusie Kevin van Moll
3.5 Conclusie De deelvraag die gesteld is bij het onderzoek naar de seizoenen van de dag is: Op welke wijze kan met
de gevel een bijdrage worden gegeven voor het ondersteunen / stimuleren van senioren gedurende de
verschillende seizoenen van de dag? Bij het onderzoeken van de seizoenen van de dag heeft de focus
gelegen op de integratie van mens en gebouw, waarbij rekening is gehouden om een negatieve impact
op het milieu zo ver mogelijk te reduceren.
In het gezamenlijk vooronderzoek is onderzocht wat de basisbehoeftes zijn van de mens, deze
bestaand uit de factoren: comfort, autonomie, sociale interactie, privacy en veiligheid & zekerheid. Bij
de seizoenen van de dag kan met de gevel een aantal van deze behoeftes worden ondersteund en
gestimuleerd. Een aantal behoefte kunnen niet in de gevel worden opgelost, maar moeten worden
opgenomen in de inbouw van het gebouw. Binnen de behoefte comfort is het met de gevel mogelijk
om de bewoner te ondersteunen / stimuleren, door het optimaliseren van het visueel comfort,
luchtkwaliteit en thermisch comfort. Het is mogelijk om bij te dragen aan de behoefte autonomie door
het optimaliseren van het onderdeel ervaren controle. Bij ervaren controle is het belangrijk dat
controle uitgeoefend kan worden op de omgevingsvariabele sociale interactie (uitzicht) en privacy.
Deze twee behoeftes zijn bij de seizoenen van de dag opgenomen als onderdeel van de autonomie van
een persoon en niet als onderdelen waarvoor het afzonderlijk mogelijk is om te ondersteunen of te
stimuleren. De behoefte veiligheid & zekerheid beschrijft de onderdelen die nodig zijn voor de
technische uitwerking van het gevelconcept, deze onderdelen moeten worden opgenomen bij de
uitwerking / realisatie van een variant.
Met de gevel kan het visueel comfort van de bewoner worden verhoogd door het te kunnen regelen
van de daglichttoetreding. Door het regelen van de daglichttoetreding in een ruimte per dagdeel, kan
het dagritme van de bewoner worden ondersteund. Hierbij is het in de ochtend en de middag gewenst
om een verhoogd verlichtingsniveau te hebben en in de avond het verlichtingsniveau te verminderen
voor het stimuleren van een goede nachtrust (en dagritme). Het verbeteren van de
binnenluchtkwaliteit heeft als doel om te zorgen dat voldoende zuurstof aanwezig is in de ruimte en
dat schadelijke stoffen tijdig worden afgevoerd. Om de kwaliteit van de binnenlucht hoogwaardig te
houden moet een voldoende ventilatievoud aanwezig zijn. Het ventilatievoud moet afgestemd zijn op
het aantal personen in de ruimte en het activiteitenniveau. Voor het creëren van een behaaglijk
thermisch comfort moet de temperatuur in een ruimte afgestemd zijn op de wensen van de bewoner en
zijn activiteitenniveau. Zo moet de temperatuur in de nacht lager zijn dan de binnentemperatuur
overdag. Ook moet de temperatuur wat hoger zijn op de momenten dat de bewoner aan het rusten /
ontspannen is, dan ten opzichte van het moment waarop activiteiten worden uitgevoerd.
Bij het ondersteunen van controle over de omgevingsvariabele is het belangrijk dat de onderdelen
afgestemd kunnen worden op de wensen van de bewoner. Met de gevel moet het mogelijk zijn om
controle te kunnen uitoefenen over de aspecten sociale interactie, het gezien kunnen worden vanaf
buiten en het kunnen zien naar buiten (uitzicht). Maar ook over privacy, het niet meer gezien kunnen
worden vanuit buiten. In de ochtend (tijdens het ontwaken en opstaan), in de avond (tijdens het naar
bed gaan) en tijdens de nacht is het belangrijk dat privacy gerealiseerd kan worden. Een goede
controle over sociale interactie en privacy draagt bij aan het ondersteunen van het gevoel van
veiligheid en zekerheid.
Naast het verbeteren van de binnenluchtkwaliteit door het verhogen van het ventilatievoud is het
belangrijk om naar buiten te kunnen gaan om het dagritme te stimuleren. Voor senioren kan het in
bepaalde meteorologische seizoenen moeilijk zijn om naar buiten te gaan door het weer. De
mogelijkheid om naar buiten te kunnen in vooral de ochtend en de middag draagt bij aan een goede
luchtkwaliteit, een verhoogd daglichtniveau en daarmee aan het dagritme. In de avond kan toegang tot
natuur bijdrage aan het tot rust komen, voor een bijdrage van een goede nachtrust. (Interne) toegang
tot natuur tijdens alle meteorologische seizoenen kan hieraan bijdrage. In deze ruimte is het mogelijk
om in een (gedeeltelijke) geconditioneerde ruimte de voordelen van buiten te ervaren. In tabel 3.2 is
een overzicht opgenomen van de nodig prestatie eisen en de bijbehorende functionele eisen.
3. Seizoenen van de dag Pagina | 51
3.5 Conclusie Kevin van Moll
Tijdens de seizoenen van de dag ligt de focus op de relatie tussen de aanpasbaarheid van het gebouw
en (het stimuleren van) de mens. Door een goede optimalisatie kan ook een bijdrage worden geleverd
aan het milieu. Dit kan gebeuren door de optimalisatie van het daglichtniveau in de woning. Bij een
goede hoogwaardige toetreding van daglicht tot de woning, wordt de vraag naar kunstlicht overdag
verminderd. Op deze momenten kan de lichtbehoefte van bewoners worden ingevuld met daglicht en
kan de anders benodigde energie voor de kunstverlichting worden bespaard. Als voorbeeld tijdens
natuurlijk waker worden kan licht worden binnengelaten via de gevel, op deze momenten is het niet
nodig om hiervoor kunstlicht te gebruiken. Andere aspecten waarbij een besparing kan worden
gerealiseerd is bij de ventilatie en het thermisch comfort in de woning. Door gebruik te maken van
natuurlijke ventilatie (toevoer) zijn minder ventilatoren en kanalen benodigd in de woning, hiervoor is
minder energie nodig voor de ventilatoren en minder materialen nodig voor de kanalen / installaties.
Voor het thermisch comfort in de woning kan een energiebesparing worden behaald door het op
natuurlijke wijze kunnen reguleren van de temperatuur gedurende de dagdelen. Door efficiënt gebruik
te maken van de natuurlijke bronnen (buitentemperatuur en passieve zonne-energie) kan de koude- en
warmtevraag in een woning worden beperkt tot (bijna) nul, hierdoor neemt de energievraag voor
resterende warmte en / of koude af.
Bij de seizoenen van de dag is gebruik gemaakt van duidelijke periodes per seizoen. Met deze
opdeling is een overzicht gegeven van de voornaamste handelingen die tijdens een bepaald dagdeel
plaatsvinden. Met deze opdeling kan inzichtelijk worden gemaakt welke activiteiten uitgevoerd
worden en welke eisen en wensen daarbij gesteld worden. De tijden zijn daarbij als indicatie
opgesteld, de uit te voeren activiteiten en de bijbehorende prestaties zijn daarbij bepalend voor de
indeling in de seizoenen. Bij de seizoenen van de dag staat de mens met zijn handelingen centraal. De
seizoenen zijn cyclisch met een duur van 24 uur (1 dag) en zijn constant repeterend. De uit te voeren
activiteiten en de tijden hiervan kunnen per dag en per bewoner verschillen. Het verschil kan zitten
tussen personen en de dag van de week (doordeweekse dag of een weekenddag). De gemiddelde
indeling van de dag met opstaan in de ochtend, uitvoeren activiteiten in de ochtend en de middag,
rusten in de avond en slapen in de nacht zullen in hoofdlijnen dagelijkse terugkerende cyclische
activiteiten zijn.
Tabel 3.2: Aspecten van invloed op de seizoenen van de dag voor de mens.
Prestatie eisen Functionele eisen
Visueel comfort Regelbare daglichttoetreding
Verbeteren luchtkwaliteit Verhoogde ventilatievoud afgestemd op gebruik
Thermisch comfort Behaaglijk binnenklimaat
Ervaren controle Controle omgevingsvariabele (privacy, sociale interactie en uitzicht)
Toegang tot natuur Binnen- buitenruimte
3. Seizoenen van de dag Pagina | 52
Kevin van Moll
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 53
Kevin van Moll
4. Meteorologische seizoenen
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 54
Kevin van Moll
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 55
4.2 Analyse meteorologische seizoenen Kevin van Moll
4.1 Inleiding De meteorologische seizoenen beschrijven de
verschillende klimaten die in Nederland
voorkomen. Zo wordt binnen het onderzoek
voornamelijk gekeken naar de relatie tussen
milieu en gebouw, waarbij wordt voldaan aan de
behoefte van de mens, zie afbeelding 4.1. De
afstemming van milieu en gebouw moet zorgen
voor een ecologisch duurzaam gebouw, met een
zo laag mogelijke impact / belasting voor het
milieu en een optimaal binnenklimaat voor de
bewoner (mens). In het vooronderzoek is
onderzocht welke gebouwonderdelen adaptief
moeten zijn voor de aanpassing naar deze
seizoenen. Tijdens deze analyse zal de focus
komen te liggen op de gevel en op welke wijze
een ondersteuning geboden kan worden. Met het
onderzoek zal een antwoord gegeven worden op
de deelvraag: Op welke wijze kan met een gevel
adaptief worden omgegaan met de veranderende
meteorologische seizoenen, om het milieu te ondersteunen / stimuleren?
4.2 Analyse meteorologische seizoenen Bij de analyse van de meteorologische seizoenen wordt gekeken naar de het verschil in het klimaat
tussen de jaargetijden in Nederland. Daarbij zal onderzocht worden welke gebouwlagen adaptief
kunnen zijn om deze meteorologische veranderingen op een duurzame wijze op te kunnen opvangen.
Daarnaast zal gekeken worden naar andere klimaatzones op de wereld waar vergelijkbare
omstandigheden zijn voor een jaargetijde in Nederland.
4.2.1 Analyse meteorologische gegevens
Nederland is een land met een grote variëteit in verschillende seizoenen. Het klimaat in Nederland is
op te delen in de vier seizoenen: winter, lente, zomer en herfst. Tussen deze verschillende seizoenen
zit een groot verschil in het klimaat. In tabel 4.1 is een overzicht opgenomen van langjarige
gemiddelde klimaatgegevens voor Nederland (gemeten in de Bilt) in de tijdsperiode 1981-2010 (KNMI,
2011). Hierin is onder andere opgenomen data over de temperatuur, neerslag en zonneschijn.
Tabel 4.1: Klimaatgegevens Nederland tijdsperiode 1981-2010 (de Bilt), per seizoen en gemiddeld per jaar (KNMI, 2011).
Winter Lente Zomer Herfst Jaar
Temperatuur gemiddeld [°C] 3,4 9,5 17,0 10,6 10,1
Temperatuur gemiddeld minimum [°C] 0,5 4,7 11,9 6,8 6,0
Temperatuur gemiddeld maximum [°C] 6,1 14,0 21,9 14,4 14,1
Aantal dagen temperatuur ≤ -10°C [aantal dagen] 11 1 0 1 13
Aantal dagen temperatuur ≤ -5°C [aantal dagen] 2 0 0 0 2
Aantal dagen temperatuur ≥ 25°C [aantal dagen] 0 4 21 2 26
Aantal dagen temperatuur ≥ 30°C [aantal dagen] 0 0 4 0 4
Relatieve luchtvochtigheid gemiddeld [%] 87 77 77 86 82
Neerslag [uren] 202,0 156,1 120,5 184,1 662,6
Neerslag [% van de tijd] 9 7 5 8 8
Neerslag loze dagen (droog)[aantal dagen] 24 34 35 28 122
Neerslag (som) [mm] 202,0 171,0 219,6 240,7 832,5
Zonneschijn[uren] 197,6 502,4 587,6 314,3 1.601,6
Zonneschijn gemiddeld per dag [aantal uren] 2-3 5-6 6-7 3-4
Zonloze dagen [aantal dagen] 32 9 4 16 61
Globale straling (som) [J/cm²] 25.472 118.257 153.051 56.963 353.737
Gemiddelde windsnelheid [m/s] 4,0 3,5 2,9 3,2 3,4
Afbeelding 4.1: Focus van de seizoenen van het leven op mens en gebouw binnen het concept.
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 56
4.2 Analyse meteorologische seizoenen Kevin van Moll
Als gekeken wordt naar de klimaatgegevens in tabel 4.1 is te zien dat grote verschillen zitten tussen
de seizoenen. De twee extreemste seizoenen (meest verschillende seizoenen) zijn de zomer en de
winter. Hierin is te zien dat de zomer het warmste is met de minste neerslagtijden en de meeste
zonnestraling. De winter is daarin tegen de koudste periode met de hoogste hoeveelheden neerslag en
de minste zonnestraling (KNMI, 2011). Deze verschillende omstandigheden hebben invloed op de mens,
vooral senioren zijn meer gevoelig voor de gevolgen van deze extreme klimaatverschillen (Meer et al.,
2012; Noorda et al., 2009).
In de zomer is een verhoogde kans op oververhitting, bij oververhitting stroomt meer bloed naar de
huid en minder naar de vitale organen, hierdoor moet het hart harder werken (Meer et al., 2012). Voor
mensen met een zwakker hart is dit gevaarlijk en neemt de kans op overlijden toe. Vooral senioren
zijn hiervoor gevoeliger als het aantal oververhittingsuren in de woning (te ver) toeneemt (Hooff et al.,
2014). In de winter komen veel senioren niet buiten door de neerslag en lage temperaturen (en daarmee
samenhangend vergrote kans op gladheid). Bij een slechte woning waarbij geen optimaal thermisch
comfort gerealiseerd kan worden, sluiten de bewoners vaak de ventilatie waardoor de
binnenluchtkwaliteit afneemt (toename van schadelijke stoffen en afname zuurstof), dit kan leiden tot
het sick building syndrome (Huisman et al., 2012). Daarnaast neemt de kans op vallen in de winter toe (bij
lage temperaturen zowel binnen- als buitenshuis) (Noorda et al., 2009).
Als gekeken wordt naar de huidige gebouwvoorraad dan is deze statisch in de verschillende
meteorologische seizoenen. Het gevolg is dat deze gebouwen in de zomer moeten worden gekoeld (of
een hoog aantal oververhittingsuren hebben) en in de winter moeten dezelfde gebouwen worden
verwarmd. Door deze vraag naar koude en warmte in het gebouw om een behaaglijk binnencomfort te
creëren is een grote energievraag aanwezig (Hoes et al., 2011). Om het milieu te ondersteunen is het
gewenst als deze energievraag wordt gereduceerd (tot nul). Voor het reduceren van deze energievraag
en het verminderen van de milieubelasting tijdens het gebouwgebruik, is het nodig dat bepaalde
gebouwonderdelen adaptief zijn tussen deze verschillende seizoenen. Door het te kunnen aanpassen
van bepaalde gebouwprestaties is het mogelijk om meer / beter gebruik te maken van de beschikbare
natuurlijke bronnen (Hooff et al., 2014).
4.2.2 Analyse gebouwonderdelen
Bij het analyseren van de gebouwonderdelen is het nodig om te kijken naar mogelijkheden om een
gebouw aan te kunnen passen naar de verschillende seizoenen. Op een zodanige wijze dat geen
energie meer nodig is voor de gebouwverwarming en –koeling. Het kunnen reguleren van de
binnentemperatuur is daarbij de belangrijkste factor, voor controle over de binnentemperatuur zijn
diverse mogelijkheden onderzocht in het gezamenlijk vooronderzoek. Het is mogelijk om hierop
invloed uit te oefenen door het veranderen van de thermische isolatiewaarde (zomer- of winterjas), het
wel of niet binnenhalen / verliezen van warmte door de scheidingsvlakken. Door het controleren van
de binnenkomende passieve zonne-energie kan de temperatuur gecontroleerd worden, hiermee kan
gekozen worden om het gebouw te verwarmen of om de warmte buiten te houden. Met natuurlijke
ventilatie (een vraag gestuurde ventilatievoud) kan overtollige warmte worden afgevoerd. Door het
aanpassen van de thermische massa, met de toepassing van een hoge thermische massa kan warmte
worden opgeslagen of door een lage thermische massa kan warmte snel worden gebruikt. De
toepassing van een groen dak / gevel kan zorgen voor extra isolatie en verdamping om opwarming
tegen te gaan. En door het gebruik van kleuren, met lichte kleuren kan warmte worden geweerd
terwijl met donkere kleuren op de gevel meer warmte wordt binnengehaald. Volgens Hoes e.a. (2011)
en Hooff e.a. (2014) zijn deze zes opties de meest geschikte mogelijkheden om invloed uit te oefenen
op de binnentemperatuur en om te kunnen optimaliseren naar de verschillende meteorologische
seizoenen. Het effect van een optie is afhankelijk van meerdere aspecten, deze aspecten kunnen zijn
de aanwezigheid van de andere adaptieve mogelijkheden en het klimaat waarin een optie wordt
toegepast.
De optie waarbij gebruik wordt gemaakt van een groen dak / gevel is minder efficiënt als achter het
groen een hoge isolatiewaarde aanwezig is. Daarbij kan verdamping helpen om oververhitting binnen
tegen te gaan, alleen is in de zomer minder water aanwezig voor deze verdamping. In de winter kan
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 57
4.2 Analyse meteorologische seizoenen Kevin van Moll
een droger pakket bijdrage aan een hogere thermische isolatie, in dit seizoen is het dak / gevel vaak
nat. Door het beperkte rendement door de klimatologische omstandigheden (nat / droog in de
verkeerde seizoenen) en de beperkte bijdrage bij een goede isolatie van de achterconstructie zal deze
optie niet verder worden opgenomen bij de adaptieve gebouweigenschappen. Vooral het adaptief
maken van de thermische isolatie zal de bijdrage van dit onderdeel sterk minimaliseren.
De optie met kleur (reflectie of absorptie van warmte) heeft alleen effect bij een matig of slecht
geïsoleerd gebouw (Hooff et al., 2014). Bij deze optie gebruik wordt gemaakt van de eigenschap van een
materiaal om warmte op te nemen (donker) of te weren (licht). Dit heeft het grootste effect bij een
gebouw met een slechte thermische isolatie, bij deze gebouwen kan op deze wijze een bijdrage
worden geleverd aan het binnencomfort. De toepassing van kleur (donker of licht) bij een gebouw met
een hoge thermische isolatie heeft slechts een zeer beperkte invloed. Doordat de warmte die extra de
constructie inkomt bij een donkere kleur en het verminderen van warmte in de constructie bij lichte
kleuren nog door de thermische isolatie moet, is deze toevoeging hierbij zeer beperkt. De combinatie
van het optimaliseren van de binnenkomende passieve zonne-energie en een adaptieve thermische
isolatie, zullen een aanpassing in kleur van de gevel nagenoeg geheel opheffen (Hooff et al., 2014). Om
deze redenen zullen vier opties nader worden onderzocht of deze adaptief toe gepast kunnen worden
voor het reduceren van de koude- en warmtevraag in de woningen, het zal hierbij gaan over de opties:
adaptieve thermische isolatiewaarde, adaptieve passieve zonne-energie, adaptieve natuurlijke
ventilatie en adaptieve thermische massa.
Adaptieve thermische isolatiewaarde
Sinds de energiecrisis in de jaren ’70 moeten gebouwen volgens de regelgeving steeds beter
geïsoleerd worden (Bais, 1990). Een voorbeeld is dat de bouwbesluitisolatie-eis voor een gevel is
verhoogd van 0,4m²K/W in 1970 naar 3,5m²K/W in 2012. Door deze stijging van de isolatiewaarde
van gebouwen is de warmtevraag sterk gereduceerd in de winter, maar door het beter vasthouden van
warmte is het aantal oververhittingsuren en koellast ook sterk gestegen in de zomer (Hooff et al., 2014).
Bij het adaptief maken van de thermische isolatiewaarde is het gewenst om in de zomer te beschikken
over een matig geïsoleerd gebouw, om zo het aantal oververhittingsuren te reduceren. In de winter is
het gewenst om een goed geïsoleerde gevel te hebben om de aanwezige warmte binnen te kunnen
houden. Om dit te realiseren moeten de huidige statische bouwmethode worden aangepast naar een
adaptieve bouwmethode.
Adaptieve passieve zonne-energie
Bij passieve zonne-energie (PZE) wordt gebruik gemaakt van de warmte van de zon. De zon is op
aarde de grootste energiebron die voor iedereen gratis toegankelijk is. Door het binnenlaten van de
PZE kan een bijdrage geleverd worden aan het verwarmen van het gebouw, dit is vooral in de
winterperiode gewenst. In de zomer kan deze extra warmte bijdrage aan het verder verhogen van het
aantal oververhittingsuren, in deze periode is toetreding van PZE niet gewenst.
De regeling van PZE is vaak mogelijk bij de bestaande gebouwen door het toepassen van bijvoorbeeld
zonwering of overstekken. De mogelijkheid tot controle over PZE is een van de belangrijkste
onderdelen voor het reguleren van de binnentemperatuur op een behaaglijk niveau (Hooff et al., 2014).
Adaptieve natuurlijke ventilatie
Met natuurlijke ventilatie kan op energie neutrale wijze overtollige warmte worden afgevoerd. Het
aantal oververhittingsuren kan worden gereduceerd door (extra) natuurlijke ventilatie toe te passen als
de binnentemperatuur hoger is dan de buitentemperatuur. Dit is niet alleen in de zomer mogelijk maar
ook bij een goed geïsoleerde woning op een winterdag met een hoge PZE toetreding. In de winter kan
het gewenst zijn om de ventilatielucht eerst voor te verwarmen, om het gevoel van tocht en discomfort
te voorkomen, mogelijk is hiervoor PZE te gebruiken om het op een energiezuinige wijze te
realiseren.
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 58
4.2 Analyse meteorologische seizoenen Kevin van Moll
Voornamelijk in de zomer kan een grote winst worden behaald als gebruik wordt gemaakt van
natuurlijke ventilatie. Op de momenten dat de binnentemperatuur hoger is dan de buitentemperatuur
kan met natuurlijke ventilatie het aantal oververhittingsuren worden beperkt. In een warme zomer kan
de natuurlijke ventilatie worden toegepast tijdens de ochtend, avond en nacht. Door in warme periode
in de nacht (passieve nachtkoeling) extra te ventileren kan de warmte uit een gebouw (uit de
thermische massa) worden gehaald om zo de binnentemperatuur te verlagen.
Adaptieve thermische massa
Met thermische massa is het mogelijk om warmte op te slaan. Een gebouw met een hoge thermische
massa warmt minder snel op en koelt ook minder snel af. Tegenovergesteld, een gebouw met een lage
thermische massa warmt snel op en koelt ook weer snel af. Een gebouw met een hoge thermische
massa heeft doorgaans een meer constante temperatuur en een gebouw met een lage massa heeft een
meer fluctuerende temperatuur (Vaan et al., 2010).
In de zomer is het gewenst om de overtollige warmte binnen op te slaan in de thermische massa, op
deze manier wordt voorkomen dat het gebouw snel opwarmt en om zo het aantal oververhittingsuren
te verminderen. De opgeslagen warmte kan in de nacht door middel van nachtelijke (natuurlijke)
ventilatie worden afgevoerd. In de winter is het gewenst om de binnenkomende warmte meteen te
kunnen gebruiken om de ruimte te verwarmen, een lage thermische massa is gewenst. Bij een hoge
massa in de winter zal meer energie nodig zijn om het gebouw comfortabel te verwarmen (Hoes et al.,
2011).
De huidige gebouwen hebben een statische hoge of lage thermische massa. Het is niet mogelijk om
hiermee te variëren naar de verschillende meteorologische seizoenen. De toepassing van de adaptieve
thermische massa is mogelijk in de gevel of in het gebouw (constructie of inbouw).
Optimalisatie gebouwprestaties
Voor een duurzame (energie neutrale) afstemming van de gebouwprestaties op de meteorologische
seizoenen, is het gewenst om een aantal gebouwonderdelen adaptief te maken. Met de geraadpleegde
literatuur is het alleen nog maar mogelijk om een uitspraak te doen over de twee meest verschillende
seizoenen, de zomer en winter. Voor de meest ideale instellingen voor de lente en de herfst is het nog
niet mogelijk om deze al te geven. Voor de zomer en de winter is het gewenst als het mogelijk is om
de thermische isolatiewaarde, passieve zonne-energie, natuurlijke ventilatie en de thermische massa
adaptief is te maken. In afbeelding 4.2 is een overzicht weergegeven van de wijze van toepassing
tussen de verschillende meteorologische seizoenen. In afbeelding 4.3 is van de inregeling van de
adaptieve gebouwonderdelen een schematische weergave opgenomen. Het doel van het adaptief
maken van deze gebouwonderdelen is het realiseren van een comfortabel en gezond binnenklimaat
voor de bewoners, zonder een grote belasting voor het milieu. Door een goede regeling kunnen de
problemen voor de bewoners in de zomer (meer et al., 2012) en de winter (Noorda et al., 2009) worden
verminderd. Voor het milieu zijn bij een goede regeling van deze gebouwonderdelen de energievraag
tot (bijna) nul te reduceren.
Afbeelding 4.2: Toepassing van de adaptieve gebouwonderdelen voor de zomer- en winterperiode (Hooff et al., 2014).
Thermische isolatie[m²K/W]
Passieve zonne-energie[J]
Natuurlijke ventilatie Thermische massa[kg]
Laag
H
oo
g
Zomer
Winter
[m³/h]
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 59
4.2 Analyse meteorologische seizoenen Kevin van Moll
Afbeelding 4.3: Schematische weergave van de adaptieve gebouwonderdelen voor de zomer- en winterperiode.
Het is met de huidig beschikbare literatuur nog niet mogelijk om uitspraken te kunnen doen over de
tussenliggende seizoenen. Doordat het onderwerp over adaptieve gebouwprestaties in de
wetenschappelijke literatuur relatief nieuw is, het oudst gevonden onderzoek is vier jaar, is het niet
mogelijk om volledige uitspraken te kunnen doen. Om de gevonden data zo compleet mogelijk te
hebben, zijn deze gegevens voorgelegd aan dr. ir. B.J.E. Blocken, hoogleraar Building Physics &
Services aan de Technische Universiteit Eindhoven. De ontmoeting heeft plaatsgevonden op 6
oktober 2014. Prof. dr. ir. Blocken heeft aangegeven dat het onderzoek is gebaseerd op de voornaamst
beschikbare wetenschappelijke bronnen (Hoes et al., 2011; Hooff et al., 2014; Vaan et al., 2010). Tijdens de
bespreking is gesproken over mogelijke adaptieve gebouwonderdelen en wat het te verwachten effect
is van deze onderdelen. Prof. dr. ir. Blocken heeft ook de verwachting dat met een adaptieve
thermische isolatie, passieve zonne-energie, natuurlijke ventilatie en thermische massa het
aannemelijk is dat de energievraag voor verwarmen en koelen wordt gereduceerd tot (bijna) nul. De
regeling van deze adaptieve gebouwonderdelen zal moeten gebeuren volgens de instelling zoals deze
zijn opgenomen in afbeelding 4.2, hiermee kan het grootste effect worden bereikt. Tijdens de
ontmoeting is ook aangegeven dat aanpasbaarheid van een gebouw per meteorologisch seizoen (niet
op basis van kortere cycli) naar verwachting het optimaalste is. Daarnaast is aangegeven dat het
binnen dit afstudeeratelier met deze uitstroomrichting het niet mogelijk is om volledig aan het
adaptieve principe te gaan rekenen.
4.2.3 Analyse vergelijkbare klimaten
Door de grote verschillen in het Nederlandse klimaat, is een groot verschil aanwezig tussen de zomer-
en wintersituatie. Het onderzoek naar de gebouwonderdelen die adaptief kunnen zijn voor een
comfortabel binnenklimaat zonder een grote impact op het milieu, zijn nog recentelijk (maximaal 4
jaar oud). Hierdoor is het mogelijk dat de onderzoeken nog niet volledig zijn voor een optimale
gebouwprestatie. Voor een verdere vergelijking en controle van de voorgestelde gebouwprestaties zal
gekeken worden naar de bouwmethode in andere landen. Voor het vergelijken van de zomersituatie
wordt gekeken naar Spanje (Madrid), gemiddelde maximum temperatuur is 22,4°C en gemiddelde
minimum temperatuur is 8,7°C (Klimaatinfo.nl, 2015a). In tabel 4.1 zijn de waarde voor de zomer in
Nederland opgenomen, deze zijn gemiddelde maximum temperatuur 21,9°C en gemiddelde minimum
temperatuur is 11,9°C. Deze waarden komen redelijk overeen. Voor de winter wordt gekeken naar
Zweden (Umea), gemiddelde maximum temperatuur is 6,3°C (winter Nederland 6,1°C, tabel 4.1) en
gemiddelde minimum temperatuur is -0,4°C (winter Nederland 0,5°C), ook deze waarde komen
redelijk overeen.
Als gekeken wordt naar de bouwmethode die wordt toegepast in Spanje, is te zien dat veel gebouwen
met een hoge thermische massa worden toegepast, veel gebouwen zijn gebouwd van zware
(steenachtige) materialen. Veel gebouwen zijn wit geschilderd om een hoge reflectie te hebben en dat
beperkte isolatiewaarde worden toegepast. De U-waarde in de Spaanse bouwregelgeving voor
vloeren, wanden en daken is 0,8W/m²K (RC-waarde 1,25m²K/W) (Boneta - Cener et al., 2012). Vaak zijn
ook kleine ramen toegepast of grote overstekken om de toetreding van passieve zonne-energie te
Zomer (links): Verlaagde thermische isolatie Lage passieve zonne-energie Hoge directe natuurlijke ventilatie Hoge thermische massa Winter (rechts): Hoge thermische isolatie Hoge passieve zonne-energie Lage directe natuurlijke ventilatie Lage thermische massa
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 60
4.3 Mogelijkheden gevel meteorologische seizoenen Kevin van Moll
beperken. Deze bouwmethode komt overeen met de bepalingen voor de zomer zoals opgenomen in
afbeelding 4.2. Hieruit is af te lijden dat de opgenomen gebouwinregeling aansluit bij een gebouw in
een zomerklimaat. Dit zelfde effect is in Nederland veel toegepast bij bijvoorbeeld kerken (hoge
thermische massa en lage thermische isolatiewaarde), in deze gebouwen is het in de zomer (zonder
installaties) vaak zeer aangenaam koel en in de winter vaak erg koud.
Als naar de bouwmethode wordt gekeken die wordt toegepast in Zweden, is te zien dat voornamelijk
licht wordt gebouwd met een lage thermische massa. Veel gebouwen hebben een houtskeletbouw
constructies en een hoge isolatiewaarde. In de Zweedse regelgeving zijn voor de verschillende
scheidingsvlakken minimale isolatiewaarde opgenomen. Het dak moet een U-waarde van 0,08W/m²K
hebben (RC-waarde 12.5m²K/W), wanden en de vloer moeten een U-waarde van 0,1 W/m²K hebben
(RC-waarde 10,0m²K/W) (Building Regulations BBR10, 2011). De toegepaste gevelopeningen zijn vaak naar
de zon (het zuiden) gericht om zoveel mogelijk passieve zonne-energie toe te laten treden tot de
woning. Deze bouwmethode komt overeen met de voorgestelde inregeling van de gebouwonderdelen
voor de winter in afbeelding 4.2.
4.3 Mogelijkheden gevel meteorologische seizoenen Met de gevel kan om een bijdrage geleverd worden aan het ondersteunen van het milieu tijdens de
verschillende meteorologische seizoenen. Een groot deel van de mogelijk adaptieve
gebouwonderdelen bij de meteorologische seizoenen kunnen worden geïmplementeerd in de gevel.
Het is met de gevel mogelijk om een behaaglijk binnenklimaat te realiseren voor de bewoner, zonder
een negatieve impact voor het milieu te veroorzaken. Het is mogelijk om een adaptieve thermische
isolatie, regelbaarheid passieve zonne-energie en regelbaarheid natuurlijke ventilatie in de gevel te
integreren. Het toepassen van een adaptieve thermische massa is ook een onderdeel van het
optimaliseren naar de verschillende seizoenen, dit onderdeel kan opgenomen worden in de gevel of
binnenin het gebouw (constructie of inbouw). Een goede afstemming en regeling van deze vier
gebouwonderdelen kan een behaaglijk comfort realiseren voor de bewoner zonder, hiervoor een
resterende koude- of warmtevraag (energieverbruik) te hebben, het binnenklimaat kan energie
neutraal (duurzaam) worden gerealiseerd.
4.3.1 Aanpasbaarheid thermische isolatie
De toepassing van thermische isolatie heeft als doel de warmtestroom door een scheidingsvlak te
verminderen. Een hoge thermische isolatiewaarde voorkomt dat veel warmte van binnen naar buiten
kan en visa versa. Bij een matig (of slecht) geïsoleerd gebouw gaat op deze wijze bijvoorbeeld veel
warmte van binnen verloren in het winterseizoen. Daarbij kan in de zomer in dit soort gebouwen
voorkomen worden dat de interne warmte te lang binnenblijft waardoor het aantal oververhittingsuren
zal toenemen (Hooff et al., 2014).
In de winter is het gewenst om het warmteverlies door de scheidingsvlakken, voornamelijk gevel en
dak (dichtedelen, transparantedelen en aansluitingen) zover mogelijk te reduceren. Door het beperken
van de warmteverliezen wordt de binnenkomende passieve zonne-energie, de interne warmtelast
(personen en apparatuur) en de eventuele aanvullende ruimteverwarming gebruikt om een
comfortabele binnentemperatuur te realiseren. In een goed geïsoleerd gebouw (hoge thermische
isolatie, goede aansluitingen en goede uitvoering) kan de warmtevraag voor het grootste deel ingevuld
worden met passieve zonne-energie en de interne warmtelast. Een eventuele aanvulling op deze
warmte kan nodig zijn op koude momenten (weinig binnenkomende PZE of bij afwezigheid van de
interne warmtelast), deze aanvullende vraag kan worden ingevuld met (traditionele)
warmteopwekking. In de winterperiode heeft een hoge thermische isolatie het effect dat warmte niet
verloren gaat. Dit is ook de gedachte achter de eisen opgenomen in het bouwbesluit, om de
warmtevraag van gebouwen te reduceren (Bais, 1990).
In Nederland is zomers echter sprake van geheel andere klimaatomstandigheden. Door deze
verschillen is het effect wat bereikt kan worden in de winter met een hoge thermische isolatie anders.
In de zomer is in de woning dezelfde warmtelast (personen en apparatuur) aanwezig. Door deze
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 61
4.3 Mogelijkheden gevel meteorologische seizoenen Kevin van Moll
warmte die in de woning wordt geproduceerd, is het nodig om de overtollige warmte af te voeren.
Door een hoge thermische isolatie wordt voorkomen dat warmte door de scheidingsvlakken kan
verdwijnen. Bij een lage thermische isolatie is het mogelijk om in een heel groot deel van de tijd in de
zomer deze overtollige warmte binnen, op een energie neutrale wijze af te voeren (Hooff et al., 2014).
Tijdens heel warme periodes in de zomer kan deze lage thermische isolatie een tegengesteld effect
hebben. Door de beperkte tijd dat het buiten hiervoor te warm is, is het effect voor het binnenklimaat
zeer beperkt. De winst die behaald kan worden tijdens de andere periode op deze dag (in de ochtend,
avond en nacht) zorgt dat een verlaagde isolatiewaarde een bijdrage levert aan het reduceren van het
aantal oververhittingsuren en een behaaglijk binnencomfort.
In de winter is een hoge thermische isolatie gewenst bij een adaptieve gevel. In de zomer is een
verlaagde thermische isolatie gewenst om op een duurzame wijze een comfortabel binnenklimaat te
realiseren.
4.3.2 Aanpasbaarheid passieve zonne-energie
Bij passieve zonne-energie (PZE) wordt gebruik gemaakt van de warmte van de zon, deze warmte
wordt direct (zonder installaties) binnengelaten in de woning. Bij het gebruik van passieve zonne-
energie wordt de zonnewarmte binnengelaten door gevelopeningen en draagt zo bij aan de
ruimteverwarming. Bij het gebruik van PZE moet rekening gehouden worden met de oriëntatie van
een ruimte, de stand en intensiteit van de zonnestraling. Dit bepaald het effect op de
ruimteverwarming in een woning. In de winter is het gewenst om deze PZE te gebruiken om de
warmtevraag in een woning te reduceren. In de winter is een lagere zonintensiteit aanwezig dan in de
zomer, hierdoor is het gewenst om ruimte met een hogere warmtevraag te oriënteren aan de zonkant
(het zuiden) van een woning. Bij een goed ruimteontwerp kan de maximale winst worden behaald uit
de PZE. In de zomer is het niet gewenst om deze PZE te laten toetreden tot de woning. Door de al
hogere temperaturen buiten en de interne warmtelast is het gewenst om de binnentemperatuur zo laag
mogelijk te houden. Een grote bijdrage hieraan kan geleverd worden door het buitenhouden van de
PZE. Door de PZE voor het grootste deel buiten te houden kan een grote bijdrage geleverd worden
aan het reduceren van het aantal oververhittingsuren (Hooff et al., 2014).
PZE kan in de winter binnengelaten worden door grote ramen te oriënteren in de richting van de zon
(voornamelijk op de zuidgevel kan het grootste effect worden behaald). In de zomer is het gewenst
om zoveel mogelijk PZE buiten te houden, hiervoor is het gewenst om het oppervlak van de
gevelopeningen richting de zon zoveel mogelijk te beperken. Omdat in een woning de bewoner altijd
centraal moet staan is het niet gewenst om geen of slechts zeer beperkte gevelopeningen te hebben, in
de zomerperiode in een groot deel van de woning. Het is ook mogelijk om de PZE buiten te houden,
door het gebruik van een overstek boven een gevelopening of door het toepassen van
buitenzonwering. Door de toepassing van bijvoorbeeld buitenzonwering kan controle verkregen
worden over PZE, ook kan in de tussenliggende seizoenen (lente en herfst) de PZE worden
gereguleerd. Het kan mogelijk zijn dat het gewenst is om de temperatuur in een woning bijvoorbeeld
in de ochtend en het begin van de middag te laten stijgen (binnenlaten van PZE) en deze later in de
middag juist te weren uit de woning om de temperatuur te optimaliseren voor een behaaglijk
binnenklimaat voor de bewoner.
4.3.3 Aanpasbaarheid natuurlijke ventilatie
Bij natuurlijke ventilatie wordt de binnenlucht in een woning op natuurlijke wijze vervangen. Het doel
van natuurlijke ventilatie is om overtollige warmte in de woning af te voeren. Zo kan de
binnentemperatuur verlaagd worden op de momenten dat deze hoger is dan de buitentemperatuur. In
de zomer is het op deze wijze mogelijk om een de overtollige warmte binnen af te voeren en het
aantal oververhittingsuren te reduceren. In de winter moet voorkomen worden dat te veel warmte
wordt afgevoerd uit de woning. Bij het afvoeren van teveel warmte uit de woning zal de warmtevraag
weer toenemen. In de winter moet worden opgelet met het binnenlaten van verse buitenlucht, deze
lucht is kouder en kan bij bewoners resulteren in tocht- en discomfortklachten. Het voorverwarmen
van de verse lucht is gewenst, dit kan mechanisch of op natuurlijke wijze. Op natuurlijke wijze
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 62
4.4 Verdeling meteorologische seizoenen Kevin van Moll
voorverwarmen van de verse lucht heeft de voorkeur om het energieverbruik te beperken. Door het
gebruik van passieve zonne-energie of een warmtewisselaar in de gevel kan deze voorverwarming van
de lucht worden gerealiseerd.
Het ventileren op natuurlijke wijze in de zomer is alleen mogelijk als de buitentemperatuur lager is
dan de binnentemperatuur. Anders kan de ventilatie bijdrage aan een stijging van het aantal
oververhittingsuren. In de zomer is het op een warme dag wel mogelijk om de interne temperatuur te
laten dalen door natuurlijke ventilatie in de ochtend, avond en nacht. Op deze momenten kan een
grote bijdrage geleverd worden aan het reduceren van het aantal oververhittingsuren. Uit gegevens
van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (2015a) is geanalyseerd hoeveel te warme uren
voor natuurlijke ventilatie aanwezig zijn in de zomer, de data van de Bilt is hiervoor gebruikt in een
tijdsperiode van 2001 tot en met 2010. Gebleken is dat het in deze periode 159 uur warmer was dan
25°C, dit is voorgekomen op 26 dagen. Gemiddeld was het in deze periode (26 dagen in 10 jaar), 6
uur per dag te warm om natuurlijke ventilatie toe te passen. Op deze dagen is het wel mogelijk om de
resterende tijd van de dag (18 uur) met natuurlijke ventilatie het aantal oververhittingsuren te
reduceren.
4.3.4 Aanpasbaarheid thermische massa
Thermische massa is het vermogen van een gebouw om warmte op te slaan en weer af te staan. De
warmtecapaciteit van een product is: de soortelijke capaciteit, de massa van een product en de mate
van warmteoverdracht van en naar de omringende lucht (Vaan et al., 2010). In een gebouw met een hoge
interne thermische massa (zwaar gebouw), moet bij ruimteverwarming de binnenlucht en de
thermische massa worden opgewarmd. Voor deze opwarming is meer energie nodig dan bij een
gebouw met een lage thermische massa (licht gebouw), hier hoeft alleen de binnenlucht te worden
verwarmd. In een gebouw met een hoge thermische massa is het mogelijk om een deel van de warmte
op te nemen in deze massa, hierdoor zal de binnentemperatuur minder snel stijgen. Als de
warmtetoevoer wordt verminderd (bijvoorbeeld als de PZE afneemt in de avond) zal in een zwaar
gebouw de thermische massa de opgeslagen warmte ook weer afgeven aan de binnenlucht, de
temperatuur in de ruimte zal minder snel dalen. In een licht gebouw is het niet mogelijk om deze extra
warmte op te slaan in de massa, de temperatuur in een ruimte zal sneller stijgen. Bij het wegvallen van
de warmtetoevoer zal in een licht gebouw de temperatuur ook sneller reageren en omlaag gaan. Een
gebouw met een hoge thermische massa heeft een constantere binnentemperatuur, een gebouw met
een lage thermische massa heeft een meer fluctuerende binnentemperatuur.
In de zomer is het gewenst om een gebouw te hebben met een hoge thermische massa. In dit gebouw
kan een deel van de binnengekomen warmte overdag opgeslagen worden. Door deze opslag zal de
interne temperatuur minder stijgen en wordt het aantal oververhittingsuren gereduceerd. Het is wel
nodig om in dit geval de opgeslagen warmte in de nacht weg te halen, dit kan gebeuren door in de
nacht extra te ventileren (passieve nachtkoeling). Bij het koelen in de nacht van de thermische massa
kan hierin overdag weer warmte worden opgeslagen om een temperatuurstijging te verminderen. In de
winter is het gewenst om een gebouw met een lage thermische massa te hebben. In deze gebouwen
kan de binnenkomende warmte (PZE en de interne warmtelast) direct effectief worden gebruikt om de
ruimte te verwarmen. Het is niet nodig om een extra warmtevraag in te vullen voor het opwarmen van
de massa in het gebouw. In combinatie met de massa moet met thermische isolatie voorkomen
worden dat het gebouw in de avond te snel afkoelt en dat in de avond en nacht extra verwarmd moet
worden. Hiervoor is het in de zomer- en wintersituatie nodig dat de adaptieve gebouwonderdelen op
elkaar zijn afgestemd zodat deze elkaar kunnen versterken in de werking voor het reduceren van de
resterende koude- en warmtevraag voor een behaaglijk binnencomfort voor de bewoner.
4.4 Verdeling meteorologische seizoenen Om binnen het onderzoek de meteorologische seizoenen verder te kunnen specificeren, is een
opdeling gemaakt in vier seizoenen. De vier seizoenen zijn bepaald aan de hand van de jaargetijden in
Nederland. De verschillen in jaargetijden ontstaan door een andere positie van de aarde ten opzicht
van de zon gedurende het jaar. Door een ongelijke verwarming van het aardoppervlak, is een verschil
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 63
4.4 Verdeling meteorologische seizoenen Kevin van Moll
in de zonintensiteit (temperatuur) in Nederland aanwezig gedurende het jaar. De aarde draait schuin
om zijn as, hierdoor ligt het noordelijk halfrond in de zomer meer richting de zon gericht, als gevolg
hiervan is een hogere zonintensiteit aanwezig en schijnt de zon meer uren per dag. In de winter draait
het noordelijk halfrond minder richting de zon. Hierdoor is een lagere zonintensiteit aanwezig en staat
de zon minder uren per dag boven de horizon. De meteorologisch seizoenen beginnen om de
klimatologische berekeningen eenvoudig en uniform te houden altijd op de eerste dag van de maand,
de seizoenen beginnen in de maanden: december, maart, juni en september. Dit verschilt van de
astronomische seizoenen, deze beginnen ronde de 21e of de 22
e van die maanden (Koninklijk
Meteorologisch Instituut, 2015b).
Het eerste seizoen is de winter. De winter begint op 1 december en eindigt op de laatste dag van
februari. In de winter zijn vaak lagere temperaturen aanwezig en is een vergrote kans op
(winterse)neerslag en gladheid. Het tweede seizoen is de lente. De lente begint op 1 maart en eindigt
op 31 mei. In de lente stijgen de temperaturen en “ontwaakt” de natuur, bladeren komen aan de
bomen en de natuur begint zicht voort te planten. Het derde seizoen is de zomer. De zomer begint op 1
juni en eindigt op 31 augustus. In de zomer zijn vaak hoge temperaturen en is een verhoogde kans op
oververhitting. Voor deze oververhitting zijn vooral ouderen senioren gevoelig, tijdens hittegolven
moeten deze mensen tegen oververhitting worden beschermd. Het vierde seizoen is de herfst. De
herfst loopt van 1 september tot 30 november. In de herfst dalen de temperaturen en valt meer
neerslag, daarnaast is de natuur zich aan het voorbereiden op een volgende winter en verliezen ze hun
bladeren. Vallende balderen in combinatie met de (extra) regen maakt de kans op vallen (vooral voor
minder mobiele personen) groter.
De overgang tussen de meteorologische seizoenen is opgedeeld in duidelijke periodes. Met deze
opdeling is het doel een overzicht te kunnen geven van de verschillende klimaten in deze seizoenen.
De opdeling is gemaakt om een betere indeling te kunnen maken van de gebouwprestaties die gewenst
zijn per seizoen. Bij de opdeling in de seizoenen staat de mens centraal, het doel van het adaptief
maken van de gebouwonderdelen is om te komen tot een energiezuinige (duurzame) regeling van de
binnentemperatuur (het behaaglijkheidsgevoel). In afbeelding 4.4 is een visualisatie opgenomen van
de meteorologische seizoenen.
Het adaptief maken van de gevel is ervoor om te zorgen om een comfortabel binnencomfort voor de
bewoner op een energie neutrale wijze (duurzaam) te realiseren. Op welke wijze kan de mens worden
voorzien, zonder dat dit een negatieve invloed heeft op het milieu. Als gekeken wordt naar het
ondersteunen van de gezondheid van de bewoners is het belangrijk dat contact met buiten mogelijk is.
dec mrt jun sep dec Afbeelding 4.4: Definitie en visualisatie van de vier meteorologische seizoenen.
Winter:
Koude / sneeuw Lage temperaturen Lente:
Groen / nieuwe bladeren Stijgende temperaturen Zomer:
Warm / hoge zonintensiteit Hoge temperaturen / kans op oververhitting Herfst:
Regen / vallende bladeren Dalende temperaturen / verhoogde neerslag
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 64
4.4 Verdeling meteorologische seizoenen Kevin van Moll
In de meteorologische seizoenen herfst en winter moet dit contact gezocht worden in een
semigesloten ruimte. In deze ruimte is het mogelijk om “beschermd” te zijn tegen de weersinvloeden
maar om toch in een buitenruimte te verblijven. In deze ruimte kan ook een verhoogd
verlichtingsniveau worden verkregen om bijvoorbeeld (seizoens)depressies te voorkomen (Huisman et
al., 2012).
De meteorologische seizoenen zijn cyclisch en hebben een cyclustijd van twaalf maanden en zijn
constant repeterend. Verschillen kunnen zitten tussen de terugkomende seizoenen als gevolg van een
verandering van het klimaat. Door deze klimaatsverandering kan het zijn dat de randvoorwaarde van
de seizoenen in de (verre) toekomst wijzigen. De vier meteorologische seizoenen zullen verder
worden gespecificeerd om een betere indeling te kunnen geven van de mogelijkheden tot
gebouwoptimalisatie voor het verminderen van de energievraag.
4.4.1 Winter
Het eerste seizoen is gedefinieerd als de winter. De winter is de periode in de maanden december tot
en met februari. Het klimaat in de winter is het koudste van het jaar, de gemiddelde temperatuur
overdag is 6,1°C en in de nacht 0,5°C. Uitgebreide klimaatgegevens voor de winter zijn opgenomen
in tabel 4.1. In dit seizoen is ook een verhoogde kans op winterse neerslag, dit kan resulteren in
gladde situaties en een verhoogd valgevaar (vooral voor minder mobielen mensen).
In de winter is het gewenst als de woning (een gebouw) een hoge thermische isolatiewaarde, hoge
passieve zonne-energie toetreding, lage directe natuurlijke ventilatie en een lage thermische massa
heeft. Door de afstemming van deze gebouwonderdelen kan de restwarmtevraag worden gereduceerd
tot (bijna) nul (Hooff et al., 2014). Doordat de zonintensiteit in de winter lager is en de zon minder lang
boven de horizon te zien is, is het gewenst om zo efficiënt mogelijk gebruik te maken tijdens de
beschikbare tijd door een verhoogd daglichtniveau in de woning te realiseren. Met een verhoogd
daglichtniveau is het mogelijk om het dagritme van de bewoner te stimuleren en om
seizoensdepressies tegen te gaan. In aanvulling op het verhoogde daglichtniveau is toegang tot natuur
gewenst. Door de mogelijke gladheid buiten is een verhoogde kans dat (minder mobiele) senioren
binnen blijven zitten, dit geeft een verhoogde kans op het krijgen van een depressie. Om dit te
voorkomen is toegang tot natuur intern gewenst. In een semi afgesloten binnen- buitenruimte kunnen
de voordelen van een buitenruimte worden gecreëerd (verhoogd daglicht en verse lucht), maar zonder
direct blootgesteld te worden aan de weersinvloeden. In afbeelding 4.5 is een schematische weergave
opgenomen met de functionele-, prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het
meteorologische seizoen de winter.
4.4.2 Lente
Het tweede seizoen is de lente. De lente is de periode in de maanden maart tot en met mei. Het
klimaat in de lente wordt gekenmerkt door een stijging van de temperatuur en een daling van de
hoeveelheid neerslag die valt. In deze periode worden de dagen langer, komt de natuur in blad en
wordt het buiten groener. Op deze veranderingen in temperatuur en zonintensiteit moeten ook de
gebouwen kunnen reageren.
Hoge passieve
zonne-energie
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 4.5: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: winter.
Stimuleren dagritme
Verhoogd daglichtniveau
Verminderen valgevaar
door gladheid buiten
Toegang tot natuur intern
Hoge thermische
isolatie
Lage directe natuurlijke ventilatie
Lage thermische
massa (afgesloten)
binnen- buitenruimte
Stimuleren binnencomfort
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 65
4.4 Verdeling meteorologische seizoenen Kevin van Moll
In tegenstelling tot de winter en de zomer is het voor de lente en de herfst niet mogelijk om op basis
van de beschikbare literatuur uitspraken te doen over de gewenste gebouweigenschappen. Om hiervan
een overzicht te geven, zijn aannames gedaan. Het doel van deze aannames is het geven van een
overzicht van de veranderingen die gewenst zijn voor de gebouweigenschappen. In de aannames is
uitgegaan dat de instellingen tussen de winter en zomersituatie inzitten. Voor de lente is het de
verwachting dat een lage thermische isolatie, lage passieve zonne-energie en een hoge thermische
massa gewenst is. De ventilatie in dit seizoen moet afgestemd worden op de temperatuur wens van de
bewoners, het is hierbij mogelijk dat deze voorverwarmd moet worden of dat deze (op sommige
momenten van de dag of op sommige momenten gedurende het seizoen) direct natuurlijk geventileerd
kan worden. Ook in dit seizoen is het nog gewenst dat een verhoogd daglichtniveau aanwezig is in de
woning, voor het ondersteunen van het dagritme van de bewoners. In het begin van de lente is het
weer nog niet optimaal of aangenaam, dan is het gewenst dat een afgeschermde buitenruimte
beschikbaar is. Naarmate het weer beter wordt is het mogelijk om deze ruimte te openen zodat een
directe verbinding met buiten beschikbaar is. In afbeelding 4.6 is een schematische weergave
opgenomen met de functionele-, prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het
meteorologische seizoen de lente.
4.4.3 Zomer
Het derde meteorologische seizoen is de zomer. De zomer is de periode van juni tot en met augustus.
De zomer is de warmste periode van het jaar, de gemiddelde dagtemperatuur is 21,9°C en de
gemiddelde nachttemperatuur is 11,9°C. In deze periode zijn ook veel hete dagen met een temperatuur
van 25°C of hoger, gemiddeld 21 dagen en 4 dagen gemiddeld met een temperatuur van 30°C of
hoger (KNMI, 2011). In de woning is het belangrijk dat op deze dagen voorkomen wordt dat de
temperatuur te ver stijgt. Bij een stijging van het aantal oververhittingsuren, neemt het gevoel van
discomfort toe daarnaast neemt ook het aantal ouderen senioren toe dat komt te overlijden als gevolg
van de hitte (Hooff et al., 2014).
In de zomer is het gewenst als de woning een lage thermische isolatie, lage passieve zonne-energie,
hoge direct natuurlijke ventilatie en een hoge thermische massa heeft. Door de afstemming van deze
gebouweigenschappen kan het aantal oververhittingsuren (en de resterende koelvraag) worden
gereduceerd tot (bijna) nul (Hooff et al., 2014). Door de hoge zonintensiteit in de zomer is het nodig om
verblinding en grote lichtcontrasten binnen te voorkomen. Verblinding kan worden voorkomen door
het weren van te veel direct daglicht in de woning, ook bij indirect daglicht via gladde lichte
oppervlakken moet rekening gehouden worden met verblinding, om het visueel comfort in de woning
te ondersteunen. In de ruimte waar het mogelijk is om toegang tot natuur te hebben is het ook
belangrijk dat de omgevingsvariabelen te regelen zijn. Door het kunnen openen van deze ruimte kan
de temperatuur gecontroleerd worden, daarnaast moet het mogelijk zijn om de zon in deze ruimte
buiten te houden om de temperatuur niet te ver te laten stijgen. In afbeelding 4.6 is een schematische
weergave opgenomen met de functionele-, prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering
tijdens het meteorologische seizoen de zomer.
Ventilatie afgestemd op
bewonerswensen
Lage passieve zonne-energie
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 4.6: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: lente.
Stimuleren dagritme
Daglicht-toetreding
Stimuleren binnencomfort
Lage thermische
isolatie
Hoge thermische
massa Toegang tot
natuur (intern)
(te openen) binnen-
buitenruimte
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 66
4.4 Verdeling meteorologische seizoenen Kevin van Moll
4.4.4 Herfst
Het vierde seizoen is de herfst. De herfst is de periode in de maanden september tot en met november.
Het klimaat in de herfst wordt gekenmerkt door een daling van de temperatuur en een hoge
neerslagintensiteit. De dagen worden in deze periode ook weer korter, in de natuur verliezen veel
bomen en planten hun bladeren. De combinatie van deze bladeren met de hogere neerslagintensiteit
kunnen zorgen voor gladde situaties die gevaarlijk kunnen zijn voor personen met een verminderede
mobiliteit.
In tegenstelling tot de winter en de zomer is het voor de herfst (en de lente) niet mogelijk om op basis
van de beschikbare literatuur uitspraken te doen over de gewenste gebouweigenschappen. Om een
overzicht te geven van de verwachte gebouweigenschappen, zijn hiervoor aannames gedaan. Het doel
van deze aannames is het geven van een overzicht van de veranderingen die gewenst zijn voor de
gebouweigenschappen. In de aannames is ervan uitgegaan dat de instellingen tussen de zomer en
wintersituatie inzitten. Voor de herfst is het de verwachting dat een hoge thermische isolatie, hoge
passieve zonne-energie en een lage thermische massa gewenst is. De ventilatie moet net als in de lente
afgestemd worden op de wensen van de bewoners, directe ventilatie of voorverwarming bij de
ventilatielucht. Door de afname van de zonintensiteit is het gewenst om een optimalisatie te hebben
van het daglichtniveau in de woning, om (seizoens)depressies te voorkomen en het dagritme te
ondersteunen. Bij de binnen- buitenruime moet het mogelijk zijn om deze te kunnen sluiten als het
weer buiten slechter wordt, op deze manier is het mogelijk om comfortabel in deze ruimte te
verblijven zonder directe weersinvloeden. Het doel van de veranderingen van de gebouwprestaties is
om op een energie neutrale (duurzame) wijze een behaaglijk binnencomfort voor de bewoners te
kunnen realiseren. In afbeelding 4.7 is een schematische weergave opgenomen met de functionele-,
prestatie eisen en de gewenste ondersteuning / stimulering tijdens het meteorologische seizoen de
herfst.
Lage passieve zonne-energie
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 4.7: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: zomer.
Voorkomen verblinding
Zonwering (lichtregeling)
Toegang tot natuur intern
Op momenten dat de tempe-
ratuur het toelaat Hoge directe
natuurlijke ventilatie
Hoge thermische
massa
Lage thermische
isolatie Stimuleren
binnencomfort
Voorkomen oververhitting
(overgevoeligheid)
(te openen) binnen-
buitenruimte
Ventilatie afgestemd op
bewonerswensen
Hoge passieve
zonne-energie
Functionele eisen Prestatie eisen Stimuleren/ondersteunen
Afbeelding 4.8: Schematische weergave van functionele-, prestatie eisen en stimuleren voor het seizoen: herfst.
Stimuleren dagritme
Daglicht-toetreding
Toegang tot natuur (intern)
Hoge thermische
isolatie
Lage thermische
massa (afgesloten)
binnen- buitenruimte
Stimuleren binnencomfort
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 67
4.5 Conclusie Kevin van Moll
4.5 Conclusie De deelvraag die gesteld is bij het onderzoek naar de meteorologische seizoenen is: Op welke wijze
kan met een gevel adaptief worden omgegaan met de veranderende meteorologische seizoenen, om
het milieu te ondersteunen / stimuleren? Bij dit onderzoek heeft de focus gelegen op de relatie tussen
milieu en gebouw, om te komen tot een behaaglijk binnencomfort voor de bewoners.
Als gekeken wordt naar het ondersteunen van het milieu met de gevel is het belangrijk dat bij het
ontwerp van alle onderdelen hier aandacht aan besteed wordt. Binnen het onderzoek naar de
ecologische duurzaamheid van het gevelconcept, heeft de focus gelegd op het beperken van het
energiegebruik (Trias Energetica) en besparen van het materiaalgebruik (Trias Hylica) zoals
beschreven in paragraaf 1.3.4 Definiëring onderzoek. Bij de Trias Energetica is de benodigde energie
voor een comfortabel binnencomfort voor de bewoner (koude- en warmtevraag) tot (bijna) nul
gereduceerd door het optimaliseren van de gebouwonderdelen en gebruik duurzame bronnen. Bij de
Trias Energetica is gebruik gemaakt van de eerste twee stappen van de Trias-aanpak. De eerste stap is
het voorkomen van onnodig gebruik door het adaptief maken van verschillende gebouwonderdelen
(adaptieve thermische isolatie, natuurlijke ventilatie en thermische massa). De tweede stap is het
gebruik van oneindige bronnen voor het invullen van de resterende vraag (regelbaarheid passieve
zonne-energie). Met deze optimalisatie kan adaptief en energie neutrale invulling gegeven worden aan
een behaaglijk binnencomfort voor de bewoners. Bij een goede afstemming van de eerste twee
stappen is de derde stap van de Trias Energetica niet nodig. Het is de verwachting dat het efficiënt
gebruik van eindige energiebronnen met het gevelconcept niet meer nodig is om een comfortabel
binnenklimaat te realiseren. Bij de Trias Hylica wordt voornamelijk gekeken naar de levensduur van
de gevel, de mogelijke aanpasbaarheid aan de eisen en wensen van mens en milieu, voor nu en in de
toekomst. Hierbij is doel om te voorkomen dat de gevel tijdens gebruik verbouwd of vervangen moet
worden, de veranderingen in wensen moeten opgevangen kunnen worden door de aanpasbaarheid van
de gevel. Op deze wijze wordt voorkomen dat andere materialen benodigd zijn voor de gevel en dat
afval tijdens gebruik voorkomen wordt, om de milieubelasting te verminderen. Het is niet mogelijk
om alle aspecten voor het milieu te integreren in de gevel, sommige aspecten moeten worden
opgenomen in het gehele woonconcept en (gedeeltelijk) in de gevel.
Voor een aanpasbaar gebouw naar de verschillende klimaten in Nederland is onderzocht welke
gebouwonderdelen adaptief moeten zijn. Het gaat over de gebouwonderdelen: thermische isolatie,
passieve zonne-energie, natuurlijke ventilatie en thermische massa. Met het aanpassen van deze
gebouwonderdelen naar de verschillende klimaten kan voldaan worden aan de eerste twee stappen van
de Trias Energetica. Het adaptief maken van gebouwonderdelen is in de huidig beschikbare literatuur
een relatief nieuw onderdeel, het oudst gevonden wetenschappelijk onderzoek is vier jaar oud. In deze
geraadpleegde literatuur is het niet mogelijk geweest om een uitspraak te kunnen doen over de
seizoenen de lente en de herfst. Voor de zomer- en wintersituatie is het wel mogelijk geweest om te
vinden wat deze instellingen moeten zijn. Door het nog ontbreken van duidelijke en eenvoudige
berekeningsmodellen, is het ook niet mogelijk geweest om de te verwachte resultaten uit te drukken in
getallen. Op basis van de geraadpleegde literatuur is gevonden dat het mogelijk is om de energievraag
voor verwarmen en koelen te reduceren tot (bijna) nul door het adaptief maken van de thermische
isolatie, regelbare toetreding van de passieve zonne-energie, regelbaarheid van de directe natuurlijke
ventilatie en een adaptieve thermische massa. De te realiseren waarde voor een gebouw in de zomer-
en winterperiode zijn opgenomen in tabel 4.2 (Hooff et al., 2014). Ter controle op deze gegevens heeft op
6 oktober 2014 een gesprek plaatsgevonden met prof. dr. ir. B.J.E. Blocken, hoogleraar Building
Physics & Services aan de Technische Universiteit Eindhoven. Tijdens deze ontmoeting zijn de
onderzoeksresultaten voorgelegd. Prof. dr. ir. B.J.E. Blocken heeft hierbij aangegeven dat het
onderzoek gebaseerd is op de voornaamste beschikbare wetenschappelijke literatuur en dat het de
verwachting is dat de resterende energievraag voor verwarmen en koelen te reduceren is tot (bijna)
nul, dat dit op deze wijze aannemelijk is en zo kan worden opgenomen.
4. Meteorologische seizoenen Pagina | 68
4.5 Conclusie Kevin van Moll
Voor het ondersteunen van het dagritme van de mens (afkomstig uit de seizoenen van het leven en de
seizoenen van de dag) is het van belang om toegang te hebben tot natuur. Door de verschillen in de
meteorologische seizoenen, is het gewenst (als het mogelijk is) om in de herfst en de winter deze
ruimte af te kunnen schermen van de voornaamste weersinvloeden. In de zomer is het gewenst (als het
mogelijk is) om in deze ruimte afgeschermd te kunnen worden van de directe zoninstraling, om
oververhitting te voorkomen. Voor deze ondersteuning van de gezondheid van de bewoner is het
gewenst om een binnen- buitenruimte te hebben waar in alle meteorologische seizoenen comfortabel
verbleven kan worden. In tabel 4.3 is een overzicht opgenomen van de gewenste prestatie eisen en de
bijbehorende functionele eisen.
Bij de opdeling in de meteorologische seizoenen is gebruik gemaakt van een duidelijke verdeling in
periodes. Deze opdeling heeft als doel om inzicht te kunnen verkrijgen in de te verwachten
weersomstandigheden. Zo is het mogelijk om voor de verschillende meteorologische omstandigheden
te onderzoeken wat de gewenste adaptieve gebouwprestaties zijn. Het doel van de adaptieve
gebouwprestaties is om op een duurzame (energie neutrale) wijze invulling te kunnen geven aan een
behaaglijk binnenklimaat. De gekozen periodes hebben een lengte van drie maanden en in totaal
hebben de meteorologische seizoenen een cyclitijd van twaalf maanden (1 jaar). De seizoenen zijn
constant repeterend, m.u.v. klimaatveranderingen over langere tijd.
Tabel 4.2: Instellingen van de aanpasbare gebouwonderdelen voor de zomer- en wintersituatie.
Aanpasbaar gebouwonderdeel Zomer Winter
Adaptieve thermische isolatie Laag Hoog Regelbare passieve zonne-energie Laag Hoog Regelbare natuurlijke ventilatie Hoog Laag Adaptieve thermische massa Hoog Laag
Tabel 4.3: Aspecten van invloed op de meteorologische seizoenen voor de mens.
Prestatie eisen Functionele eisen
Thermisch comfort
Adaptieve thermische isolatie
Regelbare passieve zonne-energie
Regelbare natuurlijke ventilatie
Adaptieve thermische massa
Toegang tot natuur Binnen- buitenruimte alle seizoenen
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 69
4.5 Conclusie Kevin van Moll
5. Ontwerpanalyse concept
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 70
Kevin van Moll
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 71
5.1 Uitgangspunten concept Kevin van Moll
5.1 Uitgangspunten concept Voor het ontwikkelen van het gevelconcept zijn analyses uitgevoerd naar de veranderende seizoenen
voor de mens en het milieu. Voor de mens is gekeken naar de seizoenen van het leven en van de dag.
Voor het milieu is gekeken naar de meteorologische seizoenen. Het doel van deze analyse was het
vaststellen van de aspecten waaraan het gevelconcept moet voldoen. Bij de ontwerpanalyse zal
geprobeerd worden om de doelstelling van het onderzoek te beantwoorden. De doelstelling die is
opgesteld is: Het ontwikkelen van een duurzaam gevelconcept dat aansluit op de veranderende
seizoenen van mens en milieu.
In afbeelding 5.1 is het Fit the Future woonconcept weergegeven met de drie domeinen (stimuleren)
mens, (stimuleren) milieu en (aanpasbaarheid) gebouw. Bij het stimuleren van de mens is in de
kaders aangegeven welke onderdelen van de seizoenen van het leven en die van de dag hieraan
kunnen bijdragen. Bij het stimuleren van het milieu is aangegeven welke onderdelen van de
meteorologische seizoenen hieraan kunnen bijdragen. Bij het domein (aanpasbaarheid) gebouw zijn
de drie seizoenen aangegeven, met de verschillende benodigde cyclische intervallen van
aanpasbaarheid van het gebouw (in dit onderzoek gespecificeerd op de gevel).
Bij het ontwerp van een gevel voor mens en milieu zullen deze uitgangspunten worden gebruikt.
Geanalyseerd zal worden of het mogelijk is om aan de verschillende aspecten die zijn opgenomen in
afbeelding 5.1 te voldoen met het gevelconcept zonder gebruik te maken van een compromis.
Afbeelding 5.1: Uitgangspunten verschillende seizoenen voor een duurzaam gevelconcept voor mens en milieu.
Voor het stimuleren van de mens wordt gekeken naar de seizoenen van het leven en die van de dag. In
tabel 5.1 zijn de aspecten voor deze seizoenen nader gespecificeerd. In deze tabel is aangegeven
welke prestatie eisen gesteld worden aan de gevel en op welke functionele eisen hierbij invulling
gegeven moet worden. In de laatste kolom is beschreven wat verbeterd kan worden voor de mens (op
welke wijze is het mogelijk om de mens te stimuleren).
Snelheden van gewenste aanpasbaarheid:
Seizoenen van het leven (±5 tot 10 jaar)
Meteorologische seizoenen (1 jaar)
Seizoenen van de dag (1 dag)
Aspecten van invloed op het milieu,
meteorologische seizoenen:
- Adaptieve thermische isolatie
- Regelbare passieve zonne-energie
- Regelbare natuurlijke ventilatie
- Adaptieve thermische massa
Aspecten van invloed op de mens,
seizoenen van het leven:
- Controle visueel comfort
- Controle thermisch comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Behouden onafhankelijkheid
- Toegang tot natuur alle seizoenen
Aspecten van invloed op de mens,
seizoenen van de dag:
- Controle visueel comfort
- Verbeteren luchtkwaliteit
- Controle thermisch comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Toegang tot natuur
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 72
5.1 Uitgangspunten concept Kevin van Moll
In tabel 5.1 is onderscheid gemaakt tussen de gevelconstructie en een binnen- en buitenruimte. De
aspecten die zijn beschreven bij het gevelconcept zullen behoren tot de ontwerpuitgangspunten
waarop gefocust zal worden. Uit de analyses van de verschillende seizoenen en woningen is gebleken
dat 96% van de woningen de beschikking heeft over een privébuitenruimte (Licher, 2013). Met de
beschreven aspecten bij de binnen- buitenruimte kan een extra stap gemaakt worden met het
gevelconcept. Deze onderdelen zullen niet als eerste ontwerpuitgangspunten worden meegenomen,
maar na het ontwerp van het concept kan onderzocht worden of deze binnen- buitenruimte hierin
toegepast kan worden. Bij het kunnen inpassen van deze ruimte kan een extra stimulering aan de mens
worden geboden met het gevelconcept.
Tabel 5.1: Ontwerpuitgangspunten (prestatie- en functionele eisen) voor stimuleren van de mens met de gevel.
Prestatie eisen Functionele eisen Stimuleren mens
Gev
elco
nst
ruct
ie
Controle visueel comfort
Regelbare daglichttoetreding
Verhoogde daglichttoetreding
Verhoogde verlichtingssterktes
Voorkomen verblinding
Verhogen bewonerscomfort
Dagritme ondersteunen
Voorkomen (seizoens)depressies
Stimuleren gezondheid
Verbeteren luchtkwaliteit Verhoogde ventilatievoud afgestemd op activiteitenniveau
Verhogen bewonerscomfort
Ondersteunen gezondheid
Controle thermisch comfort Afgestemd op activiteitenniveau voor behaaglijk binnenklimaat
Verhogen bewonerscomfort
Ervaren controle omgevingsvariabele
Controle omgevingsvariabele (privacy, sociale interactie en uitzicht)
Behouden zelfstandigheid
Behouden onafhankelijkheid Afstemming gebruiksgemak op gebruikersmogelijkheden
Behouden zelfstandigheid
Bin
nen
-
bu
iten
ruim
te
Toegang tot natuur alle seizoenen
Verhoogd daglichtniveau
Contact met natuur
Verbeterde luchtkwaliteit
Voorkomen (seizoens)depressies
Stimuleren gezondheid
Inpassing moestuin Stimuleren uitvoeren ADLs (bevorderen bewegen)
Voor het stimuleren van het milieu wordt gekeken naar de meteorologische seizoenen. In tabel 5.2
zijn de adaptieve gebouwprestaties weergegeven voor het realiseren van een behaaglijk binnenklimaat
voor de bewoner op een energie neutrale wijze. Ook is weergegeven welke gebouwonderdelen
adaptief moeten zijn tussen de verschillende seizoenen en wat de gewenste prestaties zijn per seizoen.
Tabel 5.2: Ontwerpuitgangspunten (adaptieve gebouwonderdelen) voor het stimuleren van het milieu met de gevel.
Functionele eisen Winter Lente* Zomer Herfst*
Adaptieve thermische isolatie [m²K/W] Hoog Laag Laag Hoog Regelbare passieve zonne-energie [J] Hoog Laag Laag Hoog
Regelbare natuurlijke ventilatie [m³/h] Laag Afgestemd op
bewoner Hoog
Afgestemd op bewoner
Adaptieve thermische massa** [kg] Laag Hoog Hoog Laag * Op basis van de beschikbare wetenschappelijke literatuur is het niet mogelijk om voor dit seizoen de benodigde
gebouwprestaties te bepalen, de aangegeven gebouwprestaties zijn gebaseerd op aannames. De aannames zijn gebaseerd op de overeenkomsten en verschillen in klimatologische data tussen de zomer en de winter.
** Kan ook worden opgenomen in de gevel of de inbouw / constructie van het concept, in de geveloplossing is het niet verplicht.
Na het combineren van de analyses naar de verschillende seizoenen zijn de ontwerpuitgangspunten
vastgesteld. De aspecten voor mens en milieu zullen worden gebruikt bij het ontwerpen van het
gevelconcept voor het stimuleren van mens en milieu, waarbij het gebouw aanpasbaar is voor de
verschillende cyclische tijden van de seizoenen.
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 73
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Bij het te ontwerpen gevelconcept moeten verschillende onderdelen voor mens en milieu worden
gecombineerd. Hierbij moet rekening gehouden worden met de verschillende toepassingssnelheden.
Voorkomen moet worden dat een aanpassing van het ene seizoen een belemmering of beperking
oplevert voor aspecten van andere seizoenen. De ontwerpaspecten waaraan het gevelconcept moet
voldoen zijn beschreven in afbeelding 5.1. Met de huidige gevonden bestaande geveloplossingen is
het enkel mogelijk om aan een of enkele van deze aspecten te voldoen. Een combinatie van al deze
aspecten is niet gevonden. Om bij de ontwerpanalyse te voorkomen dat de gevel een opeenstapeling
wordt van bestaande (deel)oplossingen, zal worden begonnen met adaptieve thermische isolatie. Voor
adaptieve thermische isolatie is nog geen oplossing die echt wordt toegepast in de praktijk, voor dit
onderdeel moet gekeken worden naar nieuwe technieken. Bij de verschillende opgestelde varianten
zal vervolgens gekeken worden of het ook mogelijk is om de andere ontwerpaspecten in te passen.
5.2.1 Eerste ontwerpanalyse naar adaptieve thermische isolatie
Voor het toepassen van adaptieve thermische isolatie kan gebruik gemaakt worden van
isolatiepanelen. Met deze panelen gemonteerd / gepositioneerd op de gevel is een verhoogde
isolatiewaarde aanwezig. Bij het verwijderen / verplaatsen van deze elementen is de isolatiewaarde
van de gevel verminderd. In de eerste analyse zal onderzocht worden wat de potentie is van
beweegbare elementen in het gevelvlak, beweegbare elementen naar het gevelvlak en het verwijderen
/ plaatsen van elementen, deze drie opties zijn schematisch weergegeven in afbeelding 5.2.
Afbeelding 5.2: Links: beweegbare elementen in het gevelvlak, schuifbaar in het gevelvlak. Midden: beweegbare elementen naar het gevelvlak, het kunnen open- en dichtklappen van gevelelementen. Rechts: het verwijderen / plaatsen van elementen, het kunnen (de)monteren van gevelelementen.
Als gekeken wordt naar de optie met de beweegbare elementen in het gevelvlak, zijn deze permanent
voor de gevel aanwezig. Bij deze variant kan gekozen tussen verschillende ruimtes welke een
verhoogde of verlaagde thermische isolatiewaarde hebben. Een volledige optimalisatie is niet
mogelijk. In de zomer zullen deze elementen ook aanwezig zijn voor de gevel en in de winter is het
niet mogelijk om de gehele gevel een verhoogde isolatiewaarde te geven. Bij de beweegbare
elementen naar het gevelvlak kan de gehele gevel worden aangepast aan de gewenste thermische
isolatie. Echter is bij het openklappen van deze elementen een overstek aanwezig waarmee PZE
(passieve zonne-energie) wordt geweerd, bij het dichtklappen van deze elementen is de gevel gesloten
en kan ook geen gebruik worden gemaakt van PZE. Deze variant is niet te combineren met een
regelbare PZE. Bij de variant waarbij gebruik wordt gemaakt van het verwijderen en verplaatsen van
de gevelelementen is het mogelijk om de thermische isolatie adaptief te regelen. Doordat de
elementen van de gevel moeten worden verwijderd en ergens opgeslagen, heeft dit een negatieve
impact op tijd en geld en heeft het een grote impact op het wonen (gebruiksgemak). Door deze extra
arbeidsintensiviteit is deze optie minder gebruiksvriendelijk en ook een juiste (tijdige) toepassing is
minder aannemelijk. Als bij de drie varianten wordt gekeken naar de aspecten voor mens en milieu is
nog een onderdeel aanwezig waarbij een conflict optreed. Voor het milieu is een verhoogde
isolatiewaarde gewenst in de winter, in deze periode zal de gevel gesloten moeten worden. Voor de
mens is het niet wenselijk als gedurende de helft van het jaar geen controle over het visueel comfort,
uitzicht en privacy aanwezig is. Deze aspecten zijn bij de varianten niet te combineren, gekozen dient
te worden voor een compromis tussen mens en milieu. De volledige analyse van de mogelijke
toepassing van deze drie varianten voor mens en milieu is opgenomen in tabel 5.3.
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 74
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
Tabel 5.3: Analyse toepasbaarheid gevelvarianten met adaptieve thermische isolatie.
Co
ntr
ole
vis
ue
el c
om
fort
Ver
bet
eren
luch
tkw
alit
eit
Co
ntr
ole
th
erm
isch
co
mfo
rt
Erva
ren
co
ntr
ole
om
gevi
ngs
vari
abel
e
Beh
ou
den
on
afh
anke
lijkh
eid
Toeg
ang
tot
nat
uu
r al
le s
eizo
en
en
Ad
apti
eve
ther
mis
che
iso
lati
e
Reg
elb
are
pas
siev
e zo
nn
e-e
ner
gie
Reg
elb
are
nat
uu
rlijk
e ve
nti
lati
e
Ad
apti
eve
ther
mis
che
mas
sa
On
der
del
en m
ens
apar
t re
gelb
aar
On
der
del
en m
ilieu
ap
art
rege
lbaa
r
Alle
on
der
del
en a
par
t re
gelb
aar
Aan
tal m
aal “
”
geve
lvar
ian
t
Aan
tal m
aal “
” ge
velv
aria
nt
Sco
re g
eve
lvar
ian
t (
- )
Beweegbare elementen in het gevelvlak 8 5 3
Beweegbare elementen naar het gevelvlak 7 6 1
Verwijderen / plaatsen van elementen 6 7 -1
Aspect mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Aspect niet mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Bij de eerste analyse van de gevelvarianten zijn veel compromissen aanwezig tussen mens en milieu.
Bij geen van de varianten kunnen de onderdelen voor mens en milieu afzonderlijk geregeld worden.
Het voornaamste probleem doet zicht voor als in de winter de verhoogde thermische isolatie wordt
toegepast. Op deze momenten is het niet meer mogelijk om veel van de aspecten voor de mens nog te
regelen. Om te proberen om zoveel mogelijk van deze compromissen te voorkomen zal in de tweede
ontwerpanalyse naast het kijken naar de adaptieve thermische isolatiewaarde ook gekeken worden
naar een aspect voor de mens. Gekozen is om voor de mens te kijken naar het kunnen behouden van
controle over het visueel comfort tijdens het kunnen aanpassen de thermische isolatie.
5.2.2 Ontwerpanalyse naar adaptieve thermische isolatie en controle visueel comfort
Om een aantal compromissen tussen mens en milieu in de eerste ontwerpanalyse te voorkomen zal
naast de adaptieve thermische massa ook gekeken worden naar het kunnen blijven controleren van het
visueel comfort. Bij deze analyse zal rekening gehouden moeten worden met de verschillende
toepassingssnelheden. De adaptieve thermische isolatie is gewenst per meteorologisch seizoen, terwijl
de controle visueel comfort gewenst is per dagdeel. In de eerste analyse is gebruik gemaakt van dichte
(niet transparante) delen voor het realiseren van een adaptieve isolatiewaarde. Bij deze toepassing zijn
veel conflicten aanwezig tussen mens en milieu. In deze tweede ontwerpanalyse zal gekeken worden
naar de mogelijkheden voor de toepassing van transparante thermische isolatie. Geanalyseerd zal
worden wat de potentie is van de toepassing van een transparante schil over het gebouw, dubbele
huid en een gevulde gevel, deze drie opties zijn schematisch weergegeven in afbeelding 5.3.
Bij deze tabel wordt eerst geanalyseerd of de onderdelen voor mens en milieu afzonderlijk aangepast kunnen worden,
is het bijvoorbeeld mogelijk om controle te hebben over het visueel comfort met deze geveloptie. Vervolgens wordt
geanalyseerd of de onderdelen voor mens of milieu allemaal adaptief toepasbaar zijn bij de variant, is het bijvoorbeeld
mogelijk om controle te hebben over het visueel comfort en is onafhankelijk hiervan controle over het thermisch
comfort. Als laatste wordt geanalyseerd of het mogelijk is om de onderdelen voor mens en milieu adaptief toe te
passen, is het bijvoorbeeld mogelijk om controle te hebben over het visueel comfort en onafhankelijk hiervan een
adaptieve thermische isolatie te kunnen realiseren. Op basis van deze analyse wordt bepaald hoeveel aspecten bij de
gevelvariant toepasbaar zijn en hoeveel aspecten niet toegepast kunnen worden zonder compromis, hiermee wordt
ook de totale toepasbaarheidsscore van de gevelvariant bepaald. Hoe hoger de score is, hoe beter aangesloten wordt
op de gestelde eisen en wensen van mens en milieu.
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 75
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 5.3: Links: transparante schil over het gebouw, toegepast over het gehele gebouw / complex. Midden: dubbele huid, toegepast op een deel van de gevel (elementenniveau). Rechts: gevulde gevel, toegepast op een deel van de gevel (elementenniveau).
Als de opties met een transparante adaptieve laag worden geanalyseerd, is het mogelijk om zowel de
thermische isolatie adaptief te kunnen regelen, als controle te behouden over het visueel comfort. Bij
de variant met een transparante schil over het gebouw is een nadeel dat veel ruimte stedenbouwkundig
nodig is om de extra schil weg te kunnen schuiven of verwijderen. De benodigde ruimte voor deze
opslag maakt de toepassing in verstedelijkte gebieden praktisch niet mogelijk. Een ander nadeel van
deze optie is dat de thermische isolatie wordt geregeld per complex en niet mogelijk is per individuele
woning. Het afstemmen van het thermisch comfort met de isolatiewaarde is bij deze variant niet
mogelijk op de individuele bewoner / woning. Bij de optie met de dubbele huid zijn geen conflicten te
vinden met dit ontwerp tussen mens en milieu. Het is alleen net als bij de andere varianten niet
mogelijk om met deze variant alle onderdelen te kunnen regelen, het is alleen geen belemmering voor
de verschillende toepassingen. Voor het kunnen regelen van de overige aspecten voor mens en milieu
afzonderlijk moet bij deze variant een extra onderdeel worden toegevoegd. Zo is het bijvoorbeeld niet
mogelijk om het daglichtniveau en privacy te kunnen regelen, de variant levert hier geen belemmering
voor op. Als gekeken wordt naar de variant met een gevulde gevel, moeten een aantal onderdelen nog
aanvullend uitgezocht worden. Bij het gebruik van een vloeistof voor thermische isolatie moet een
vloeistof met een hoge isolatiewaarde en een lage warmtegeleidingswaarde worden gebruikt.
Daarnaast moet het bij deze variant mogelijk zijn om de vloeistof te verwijderden en ergens in het
gebouw op te slaan, hiervoor is extra ruimte en installaties nodig. Bij deze optie is het ook niet
mogelijk om de ventilatielucht via een spouw in de gevel te laten verlopen en om deze in de winter in
verhoogd contact te brengen met PZE voor de voorverwarming van de ventilatielucht. De volledige
analyse van de mogelijke toepassing van deze drie varianten voor mens en milieu is opgenomen in
tabel 5.4.
Tabel 5.4: Analyse toepasbaarheid gevelvarianten met adaptieve thermische isolatie en controle visueel comfort.
Co
ntr
ole
vis
ue
el c
om
fort
Ver
bet
eren
luch
tkw
alit
eit
Co
ntr
ole
th
erm
isch
co
mfo
rt
Erva
ren
co
ntr
ole
om
gevi
ngs
vari
abel
e
Beh
ou
den
on
afh
anke
lijkh
eid
Toeg
ang
tot
nat
uu
r al
le s
eizo
en
en
Ad
apti
eve
ther
mis
che
iso
lati
e
Reg
elb
are
pas
siev
e zo
nn
e-e
ner
gie
Reg
elb
are
nat
uu
rlijk
e ve
nti
lati
e
Ad
apti
eve
ther
mis
che
mas
sa
On
der
del
en m
ens
apar
t re
gelb
aar
On
der
del
en m
ilieu
ap
art
rege
lbaa
r
Alle
on
der
del
en a
par
t re
gelb
aar
Aan
tal m
aal “
”
geve
lvar
ian
t
Aan
tal m
aal “
” ge
velv
aria
nt
Sco
re g
eve
lvar
ian
t (
- )
Transparante schil over het gebouw 8 5 3
Dubbele huid (elementen) 12 1 11
Gevulde gevel (elementen) 8 5 3
Aspect mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Aspect niet mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 76
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
Na het analyseren van deze opties waarbij is gekeken naar adaptieve thermische isolatie en controle
visueel comfort zijn drie varianten opgesteld. Bij de variant met een dubbele huid zijn in de eerste
opzet geen beperkingen gevonden die kunnen resulteren in een compromis tussen mens en milieu.
Door de eerst gevonden mogelijk potentie van deze variant, zal in een vervolganalyse onderzocht
worden of het mogelijk is om door middel van de toepassing van een extra laag alle onderdelen van
mens en milieu afzonderlijk te kunnen regelen. De optie met de gevulde gevel was de enige variant
waarbij het mogelijk is (afhankelijk van de toegepaste vloeistof) om gebruik te maken van adaptieve
thermische massa.
Adaptieve thermische massa
Bij het dubbele huid gevelconcept is het niet mogelijk om in de gevel gebruik te maken van adaptieve
thermische massa. Door de combinatie van de overige aspecten voor mens en milieu is het niet
mogelijk gebleken om dit aspect ook in de gevel op te nemen. Om de koude- en warmtevraag van de
woningen zo ver mogelijk te reduceren (tot nul) is het wel nodig dat adaptieve thermische massa in
het gebouw aanwezig is (Hooff et al., 2014). In tegenstelling tot de andere aspecten voor het milieu is het
ook mogelijk om de adaptieve thermische massa op te nemen in het gebouw, in de constructie of de
inbouw.
Een mogelijke manier om adaptief invulling te geven aan de thermische massa in het gebouw is door
het integreren met het installatieconcept. Door de toepassing van massa in een aparte ruimte kan deze
worden geopend en gesloten. Als de ruimte is geopend is de massa betrokken bij de ruimte (hoge
thermische massa). Is de ruimte afgesloten, dan is de thermische massa niet betrokken bij de ruimte
(lage thermische massa). De normaal gebruikte ruimte moet bij dit concept opgebouwd zijn uit lichte
materialen met een lage eigen thermische massa. Deze extra ruimte kan bijvoorbeeld in het plafond
worden toegepast (Hoes 2011). In afbeelding 5.4 is een visualisatie weergegeven van een mogelijke
wijze van het adaptief toepassen van thermische massa in het gebouw. Het systeem zoals in
afbeelding 5.4 wordt het HATS, hybrid adaptable thermal storage materials and systems genoemd
(Hoes 2011).
Afbeelding 5.4: HATS systeem (Hoes 2011). Afbeelding 5.5: Werking PCM, opname en afgifte (Sharma et al., 2009).
Als materiaal om gebruik te maken van adaptieve thermische massa wordt vaak PCM (phase change
materials, faseveranderingsmateriaal) gebruikt (Rodrigus et al., 2013). PCM zijn kleine paraffine korrels
ingekapseld in een polymeer, de capsules hebben ongeveer een doorsnede van 5µm (0,5mm) en
kunnen worden verwerkt in veel bouwmaterialen zoals gipsplaten. Bij een bepaalde temperatuur in de
ruimte verandert PCM van fase, dit kan zijn van vast naar vloeistof of van vloeistof naar gas, voor een
faseverandering is veel energie nodig. De benodigde energie (warmte) wordt uit de ruimte onttrokken
waardoor de temperatuur constant blijft. In veel materialen wordt gebruik gemaakt van de
faseovergang van vast naar vloeistof in de bouw, de overgang van vloeistof naar gas is efficiënter
maar hiervoor zijn grotere volumes en hogedrukverpakkingen nodig. Afhankelijk van de chemische
samenstelling van de PCM kan bepaald worden op welke temperatuur het materiaal smelt (de warmte
uit de ruimte haalt) en op welke temperatuur het materiaal weer stolt (de warmte weer afgeeft aan de
ruimte). In de bouw worden vaak materialen gebruikt met een faseovergang van rond de 22°C of
23°C. In afbeelding 5.5 is weergegeven hoe de faseovergang bij PCM verloopt. Als de temperatuur in
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 77
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
de ruimte stijgt en de smeltingstemperatuur is bereikt, zal de ruimtetemperatuur niet verder stijgen en
zal alle extra warmte worden opgeslagen in de PCM, als alles is gesmolten zal de temperatuur in de
ruimte weer verder stijgen. Bij het afkoelen wordt een tegenovergesteld proces doorlopen (Sharma et al.,
2009). Hierdoor blijft de temperatuur in de ruimte langer constant.
5.2.3 Ontwerpanalyse mogelijke extra laag dubbele huid gevelconcept
Met de dubbele huid variant zijn na een eerste analyse geen beperkingen gevonden voor mens of
milieu. Het is echter niet mogelijk om met deze opzet alle aspecten individueel te regelen. Met het
gevelconcept kan in de winter een tweede huid worden gesloten voor een verhoogde thermische
isolatie, in deze situatie zijn geen beperkingen voor de toetreding van daglicht in de woning. Deze
beperkingen waren wel aanwezig bij de eerste ontwerpanalyse waarbij gekeken is naar niet
transparante varianten. Het is alleen niet mogelijk om met de dubbele huid controle te hebben over
bijvoorbeeld het visueel comfort (regelbaarheid daglichttoetreding en voorkomen verblinding) of
privacy in de woning, hiervoor is het nodig om gebruik te maken van een extra medium in de
constructie. Om te voorkomen dat voor alle onderdelen aparte toevoegingen gedaan moeten worden
aan het concept, wordt in de vervolganalyse gekeken wat de mogelijkheden zijn om met één extra
toegevoegde laag alle overige aspecten voor mens en milieu te regelen.
Bij de analyse naar de mogelijke extra laag in de constructie zullen zes varianten worden
geanalyseerd. Het zal in deze analyse gaan om een voorziening buitenzijde beglazing, transparante /
translucente buitenbeglazing, voorziening in spouw, transparante / translucente binnenbeglazing,
voorziening binnenzijde beglazing en overstek boven beglazing. In afbeelding 5.6 zijn deze zes
varianten schematisch weergegeven.
Afbeelding 5.6: schematische weergave zes mogelijke varianten voor extra toegevoegde laag dubbele huid gevelconcept.
Bij de eerste optie met de voorzieningen buitenzijde beglazing kunnen de verschillende onderdelen
voor mens en milieu afzonderlijk geregeld worden. Omdat bij deze variant de voorziening buiten de
gevel is aangebracht staat deze altijd in contact met de elementen, hierdoor is meer onderhoud nodig.
Vooral in de winter en herfst met harde wind en veel neerslag is het nodig dat vooral de beweegbare
delen goed periodiek worden onderhouden om de werking te verzekeren. Met de variant transparante /
translucente buitenbeglazing is het niet mogelijk om in de zomer PZE of privacy te regelen, in deze
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 78
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
periode is het buitenblad geopend voor een verminderde thermische isolatie. Met het geopend
buitenblad is het niet meer mogelijk om de overige aspecten voor mens en milieu te regelen. Met de
variant voorziening in de spouw zijn alle aspecten voor mens en milieu te kunnen regelen. Bij deze
variant moet nog nader onderzocht worden hoe het mogelijk is om de verschillende aspecten voor
mens en milieu onafhankelijk van elkaar te regelen. De onderdelen regelbare passieve zonne-energie,
controle visueel comfort en ervaren controle omgevingsvariabele worden geregeld met de extra
toegevoegde laag. In verder onderzoek zal worden geanalyseerd of het mogelijk is om deze aspecten
onafhankelijk van elkaar te kunnen regelen, na deze eerste analyse zijn geen beperkingen gevonden
voor deze variant.
De variant met transparante / translucente binnenbeglazing heeft dezelfde mogelijkheden als de
variant met voorziening in de spouw. Ook bij deze variant zal nader onderzocht moeten worden hoe
de aspecten voor mens en milieu onafhankelijk van elkaar geregeld kunnen worden. Door de
transparantie van het glas te veranderen worden de verschillende aspecten geregeld. Het is alleen niet
mogelijk om met dit type beglazing de privacy te kunnen regelen. Met de variant voorziening
binnenzijde beglazing is het niet mogelijk om de toetreding van PZE te regelen. Doordat de
voorziening aan de binnenzijde (in de woning) is aangebracht, kan de zonnewarmte ook pas binnen
worden tegengehouden. Door deze locatie is het niet mogelijk om het aantal oververhittingsuren te
reduceren. Met de variant overstek boven beglazing is het mogelijk om de PZE te regelen als de
overstek beweegbaar is. Omdat geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening in de gevel is geen
belemmering aanwezig voor het uitzicht vanuit binnen, het is alleen ook niet mogelijk om de privacy
in de woning te regelen met deze variant. In tabel 5.5 is de volledige analyse opgenomen van de zes
mogelijke varianten voor de toevoeging van een extra laag voor het dubbele huid gevelconcept.
Tabel 5.5: Analyse toepasbaarheid zes varianten voor extra toegevoegde laag dubbele huid gevelconcept.
Co
ntr
ole
vis
ue
el c
om
fort
Ver
bet
eren
luch
tkw
alit
eit
Co
ntr
ole
th
erm
isch
co
mfo
rt
Erva
ren
co
ntr
ole
om
gevi
ngs
vari
abel
e
Beh
ou
den
on
afh
anke
lijkh
eid
Toeg
ang
tot
nat
uu
r al
le s
eizo
en
en
Ad
apti
eve
ther
mis
che
iso
lati
e
Reg
elb
are
pas
siev
e zo
nn
e-e
ner
gie
Reg
elb
are
nat
uu
rlijk
e ve
nti
lati
e
Ad
apti
eve
ther
mis
che
mas
sa
On
der
del
en m
ens
apar
t re
gelb
aar
On
der
del
en m
ilieu
ap
art
rege
lbaa
r
Alle
on
der
del
en a
par
t re
gelb
aar
Aan
tal m
aal “
”
geve
lvar
ian
t
Aan
tal m
aal “
” ge
velv
aria
nt
Sco
re g
eve
lvar
ian
t (
- )
Voorziening buitenzijde beglazing 10 3 7
Transparante/translucente buitenbeglazing 8 5 3
Voorziening in spouw 12 1 11
Transparante/translucente binnenbeglazing 10 3 7
Voorziening binnenzijde beglazing 6 7 -1
Overstek boven beglazing 7 6 1
Aspect mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Aspect niet mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Na het analyseren van de mogelijke varianten voor het toevoegen van een extra laag bij het dubbele
huid gevelconcept, is de variant met een voorziening in de spouw het meest geschikt om aan te sluiten
op de eisen en wensen van mens en milieu gedurende de verschillende seizoenen. De variant met een
voorziening buitenzijde beglazing is de meest geschikte (gedeeld) tweede variant. Door de grote
overeenkomsten in uitwerking (zelfde materialen en toepassingen zijn mogelijk, alleen de locatie in
de gevel is verschillend) zal deze niet verder worden meegenomen. Deze optie is minder geschikt dan
voorziening in de spouw omdat de voorziening buitenzijde beglazing altijd in contact staat met de
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 79
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
elementen (voornamelijk wind en neerslag in de herfst en winter), in deze periodes is de voorziening
in de spouw afgeschermd van deze elementen omdat het buitenblad gesloten is (verhoogde thermische
isolatiewaarde). De variant met transparante / translucente binnenbeglazing is de andere geschikte
gedeeld tweede variant. Met deze variant zijn bijna alle onderdelen voor mens en milieu te
combineren, het is alleen niet mogelijk om de privacy te regelen. Voor de controle over privacy zal bij
deze optie een extra laag toegepast moeten worden. Met de variant waarbij gebruik wordt gemaakt
van een voorziening in de spouw kunnen alle onderdelen van mens en milieu worden geregeld zonder
toepassing van nog een extra laag. In de vervolganalyse zal onderzocht worden hoe het mogelijk is
om alle aspecten individueel te kunnen regelen zonder dat gebruik gemaakt hoeft te worden van een
compromis.
5.2.4 Analyse mogelijke opbouw dubbele huid
Voor de opbouw van de dubbele huid zijn verschillende opties mogelijk. Het doel van de tweede huid
is een adaptieve thermische isolatie te kunnen realiseren. Het moet mogelijk zijn om in de zomer een
lage isolatiewaarde en in de winter een hoge isolatiewaarde te realiseren. Bij de varianten zullen
verschillende opbouwen van dubbel en enkel glas worden onderzocht. In de analyse zal niet gekeken
worden naar drie- of vierdubbele beglazing, deze beglazing heeft al een hoge isolatiewaarde en hoeft
niet meer gecombineerd te worden met een tweede huid. Met deze beglazingen is het ook niet
mogelijk om in de zomer een verlaagde thermische isolatie te realiseren. In de analyse zullen de
varianten klimaatgevel, tweede-huidgevel en dubbel geïsoleerd beglazing worden vergeleken. In
afbeelding 5.7 zijn de verschillende varianten schematisch weergegeven.
Afbeelding 5.7: Links: klimaatgevel, midden: tweede-huidgevel en rechts: dubbel geïsoleerde beglazing.
Een klimaatgevel heeft een buitenblad van dubbel beglazing en een binnenblad van enkel glas. Een
klimaatgevel is vaak aangesloten op het installatieconcept van de woning, de lucht in de spouw wordt
vaak mechanische afgevoerd. Omdat de gevel een onderdeel is van het klimaatsysteem voor de
woning is het niet mogelijk (gewenst) om de gevel te openen, aanpassing van de isolatiewaarde aan de
verschillende meteorologische seizoenen is hierdoor niet mogelijk. Bij het openen van de gevel zal het
klimaatsysteem niet meer (goed) functioneren. Een veelvuldig toegepaste variant bij een klimaatgevel
is met een WTW unit de warmte uit de afgevoerde lucht te halen en deze af te geven aan de verse
ventilatielucht, deze wordt mechanisch ingeblazen. Dit sluit niet aan bij het gewenste concept om op
een zoveel mogelijk natuurlijke wijze een behaaglijk binnenklimaat te realiseren. Het voordeel van
een klimaatgevel is dat in de winter door het goed geïsoleerde buitenblad de warmte blijft hangen in
de spouw, deze warmte kan benut worden voor de ruimteverwarming.
Een tweede-huidgevel heeft een enkel glas buitenblad en een dubbel glazen binnenblad. Bij een
tweede-huidgevel is het buitenblad vaak voorzien van open voegen of zijn deze elementen in de gevel
te openen / roteren (een soort lamel constructie). De spouw van deze gevel staat hierdoor direct in
contact met buiten, in de winter is het hierdoor niet mogelijk om de PZE die in de spouw komt te
gebruiken voor het voorverwarmen van de ventilatielucht. Een voordeel van een tweede-huidgevel is
dat het buitenblad te openen is om de gevel aan te passen aan de meteorologische seizoenen. Met het
geïsoleerde binnenblad blijft altijd een volledige schil over om binnen en buiten te scheiden in de
zomerperiode. Bij de variant dubbel geïsoleerde beglazing bestaat het binnen- en buitenblad uit
dubbele beglazing. Met deze samenstelling is het in de winter mogelijk om de PZE die in de spouw
komt te gebruiken voor het voorverwarmen van de ventilatielucht. In de zomer is het mogelijk om het
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 80
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
buitenblad te openen, voor een verminderde isolatiewaarde. Met deze opstelling blijft toch een goede
schil over voor het scheiden van binnen en buiten. In tabel 5.6 is de volledige analyse opgenomen van
de mogelijke varianten voor de gevelopbouw van de dubbele huid.
Tabel 5.6: Analyse mogelijke opbouw van de dubbele huid voor het gevelconcept.
Co
ntr
ole
vis
ue
el c
om
fort
Ver
bet
eren
luch
tkw
alit
eit
Co
ntr
ole
th
erm
isch
co
mfo
rt
Erva
ren
co
ntr
ole
om
gevi
ngs
vari
abel
e
Beh
ou
den
on
afh
anke
lijkh
eid
Toeg
ang
tot
nat
uu
r al
le s
eizo
en
en
Ad
apti
eve
ther
mis
che
iso
lati
e
Reg
elb
are
pas
siev
e zo
nn
e-e
ner
gie
Reg
elb
are
nat
uu
rlijk
e ve
nti
lati
e
On
der
del
en m
ens
apar
t re
gelb
aar
On
der
del
en m
ilieu
ap
art
rege
lbaa
r
Alle
on
der
del
en a
par
t re
gelb
aar
Aan
tal m
aal “
”
geve
lvar
ian
t
Aan
tal m
aal “
” ge
velv
aria
nt
Sco
re g
eve
lvar
ian
t (
- )
Klimaatgevel 6 6 0
Tweede-huidgevel 7 5 2
Dubbel geïsoleerde beglazing 12 0 12
Aspect mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Aspect niet mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Na het analyseren van de mogelijke opbouw van de dubbele huid, is de variant met een dubbele
binnen- en buitenbeglazing het meest geschikt om aan de eisen van mens en milieu te voldoen. Met
deze variant is in de winter een verhoogde isolatiewaarde te realiseren, in de spouw van deze
constructie kan de binnenkomende PZE gebruikt worden voor de voorverwarming van de verse
ventilatielucht. In de zomer kan het buitenste blad worden geopend voor een verminderde thermische
isolatie, met het binnenblad blijft in deze situatie toch een goede scheiding aanwezig tussen buiten en
binnen.
5.2.5 Analyse mogelijkheden voorziening in de spouw
De voorziening in de spouw heeft als doel om controle te kunnen hebben over het visueel comfort
(daglichttoetreding en voorkomen verblinding), omgevingsvariabele (uitzicht en privacy) en
toetreding passieve zonne-energie. Het kunnen regelen van deze onderdelen afzonderlijk heeft de
voorkeur om te voorkomen dat een compromis aanwezig is tussen de factoren en het gevelconcept
niet optimaal kan functioneren. Bij de analyse zal onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn om
aan deze eisen te voldoen met horizontaal schuivende screens, verticale schuivende screens,
horizontale lamellen en verticale lamellen. In afbeelding 5.8 zijn de verschillende varianten
schematisch weergegeven.
Afbeelding 5.8: Links: horizontaal schuivende screens, midden links: verticaal schuivende screens, Midden rechts: horizontale lamellen en rechts verticale lamellen.
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 81
5.2 Ontwerpanalyse gevelconcept Kevin van Moll
Met de eerste variant waarbij gebruik wordt gemaakt van horizontaal schuivende screens, zijn de
aspecten voor mens en milieu te regelen vanaf de zijkant naar het midden van het raam. Bij deze
variant kan de gevel worden verdeeld in verticale zones en afhankelijk van deze zonnering zijn deze
aspecten te regelen. Het is niet mogelijk om onderscheid te maken tussen de toetreding van de
verschillende aspecten in de hoogte van de gevel. Bij het kiezen van bijvoorbeeld voor privacy (zal
een stuk) van de gevel gesloten worden, hierdoor zal ook de toetreding van daglicht worden
verminderd. Bij de variant met verticaal schuivende screens, zijn de aspecten te regelen van boven
naar benden in de gevel. De screens worden zo van bovenin de gevel naar beneden gerold. Bij het
sluiten van de screens kan in deze richting de controle verkregen worden over de verschillende
aspecten. Het is bij deze variant niet mogelijk om bijvoorbeeld eerst of alleen het onderste deel van de
gevel te sluiten.
Bij de variant met horizontale lamellen kunnen de aspecten voor mens en milieu worden geregeld per
zone in de lamellen. Het is mogelijk om de lamellen te verdelen in verschillende zones, met deze
opzet kan bijvoorbeeld het onderste deel van de gevel worden gesloten voor een verhoogd privacy
niveau terwijl nog wel daglicht kan toetreden via het bovenste deel van de gevel. Bij de variant met
verticale lamellen zijn de aspecten voor mens en milieu te regelen in verschillende zones. Het is
bijvoorbeeld mogelijk om de linkerkant van de ruimte te sluiten en de rechter kant te openen. Het is
bij deze variant niet mogelijk om het onderste deel te sluiten en alleen boven een deel geopend te
houden. In tabel 5.7 is de volledige analyse van deze varianten voor de toepassing in de spouw
opgenomen.
Tabel 5.7: Analyse mogelijke toepassing van voorzieningen in de spouw.
Co
ntr
ole
vis
ue
el c
om
fort
Ver
bet
eren
luch
tkw
alit
eit
Co
ntr
ole
th
erm
isch
co
mfo
rt
Erva
ren
co
ntr
ole
om
gevi
ngs
vari
abel
e
Beh
ou
den
on
afh
anke
lijkh
eid
Toeg
ang
tot
nat
uu
r al
le s
eizo
en
en
Ad
apti
eve
ther
mis
che
iso
lati
e
Reg
elb
are
pas
siev
e zo
nn
e-e
ner
gie
Reg
elb
are
nat
uu
rlijk
e ve
nti
lati
e
On
der
del
en m
ens
apar
t re
gelb
aar
On
der
del
en m
ilieu
ap
art
rege
lbaa
r
Alle
on
der
del
en a
par
t re
gelb
aar
Aan
tal m
aal “
”
geve
lvar
ian
t
Aan
tal m
aal “
” ge
velv
aria
nt
Sco
re g
eve
lvar
ian
t (
- )
Horizontaal schuivende screens 7 4 3
Verticaal schuivende screens 7 4 3
Horizontale lamellen 12 0 12
Verticale lamellen 7 4 3
Aspect mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Aspect niet mogelijk toepasbaar binnen de gevelvariant
Na het analyseren van de verschillende varianten voor de toevoeging van een laag in de spouw, is de
variant met horizontale lamellen de beste optie om aan te sluiten op de aspecten. Bij deze variant is
uitgegaan dat het mogelijk is om de lamellen in verschillende delen (zones) in de gevel te kunnen
regelen. Door de zonnering van de lamellen in de gevel kan bijvoorbeeld via het bovenste deel
daglicht en of PZE in de ruimte worden toegelaten en om uitzicht en privacy in het midden van de
gevel te kunnen regelen. Bij de uitwerking van de gevelvariant moet nader bepaald worden welke
zonnering van de gevel hiervoor het beste aansluit op de aspecten controle visueel comfort
(daglichttoetreding), ervaren controle omgevingsvariabele (uitzicht en privacy) en regelbare passieve
zonne-energie.
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 82
5.3 Conclusie ontwerpanalyse Kevin van Moll
5.3 Conclusie ontwerpanalyse Tijdens de ontwerpanalyse is onderzocht op welke wijze een invulling gegeven kan worden aan de
verschillende veranderende eisen en wensen van mens en milieu. Hiermee is een antwoord gegeven
op de vierde deelvraag: Wat is een mogelijke invulling van het adaptieve gevelconcept om aan te
sluiten op de verschillende seizoenen van mens en milieu? Door de integratie van deze aspecten met
verschillende cyclische tijden, moet het mogelijk zijn om de onderdelen gescheiden te kunnen
regelen, dit om een compromis te voorkomen.
Uit de analyse is gebleken dat met een dubbel geïsoleerde
beglazing met in de spouw horizontale lamellen het beste
aangesloten kan worden op deze verschillende aspecten. Het
principe van deze oplossing is weergegeven in afbeelding 5.9. Na
de ontwerpanalyse zal nog verder onderzocht moeten worden op
welke wijze het buitenste blad het beste geopend kan worden en
welke zonnering nodig is voor de lamellen.
In afbeelding 5.10 zijn de drie seizoenen van het onderzoek van
mens en milieu weergegeven, met de aspecten die per seizoen
gewenst zijn bij het gevelconcept. In de afbeelding is bij
aanpasbaarheid gebouw aangegeven welke aspecten geregeld
kunnen worden met de dubbel geïsoleerde beglazing of met
horizontale lamellen in de spouw van de beglazing.
Afbeelding 5.10: Aansluiting van het adaptieve gevelconcept op de uitgangspunten van het ontwerp.
Aspecten opgenomen in:
dubbel geïsoleerde beglazing:
- Verbeteren luchtkwaliteit
- Controle thermisch comfort
- Behouden onafhankelijkheid
- Adaptieve thermische isolatie
- Regelbare natuurlijke ventilatie
- Toegang tot natuur alle seizoenen
Aspecten van invloed op het milieu,
meteorologische seizoenen:*
- Adaptieve thermische isolatie
- Regelbare passieve zonne-energie
- Regelbare natuurlijke ventilatie
Aspecten van invloed op de mens,
seizoenen van het leven:
- Controle visueel comfort
- Controle thermisch comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Behouden onafhankelijkheid
- Toegang tot natuur alle seizoenen
Aspecten van invloed op de mens,
seizoenen van de dag:
- Controle visueel comfort
- Verbeteren luchtkwaliteit
- Controle thermisch comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Toegang tot natuur
Aspecten opgenomen in:
horizontale lamellen in de spouw:
- Controle visueel comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Behouden onafhankelijkheid
- Regelbare passieve zonne-energie
* Het aspect adaptieve thermische
massa moet worden opgenomen bij het
totale woonconcept, dit aspect moet
intern worden toegepast voor volledige
optimalisatie naar de meteorologische
seizoenen.
Afbeelding 5.9: Principe oplossing adaptief gevelconcept.
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 83
5.3 Conclusie ontwerpanalyse Kevin van Moll
Na de eerste analyse is het de verwachting dat met de dubbele geïsoleerde beglazing met horizontale
lamellen in de spouw, de onderdelen voor de meteorologische seizoenen adaptief geregeld kunnen
worden. Voor het realiseren van een comfortabel en behaaglijk binnenklimaat op een duurzame wijze
zonder (of met een zeer beperkte) resterende koude- en warmtevraag. Hiervoor is een adaptieve
thermische isolatie, regelbare passieve zonne-energie toetreding en regelbare natuurlijke ventilatie
aanwezig. Het onderdeel adaptieve thermische massa moet intern in het woonconcept worden
opgenomen voor een volledige optimalisatie naar de meteorologische seizoenen.
Voor de seizoenen van de dag kan een ondersteuning geboden worden tijdens de verschillende delen
van de dag voor het behouden of stimuleren van het dagritme en het bevorderen van de nachtrust. Dit
kan behaald worden door het optimaliseren van het daglichtniveau gedurende de dagdelen, het
verbeteren van de binnenluchtkwaliteit, temperatuur optimalisatie gedurende de dagdelen en het
ervaren van controle over de omgevingsvariabelen.
Voor de seizoenen van het leven kan een ondersteuning worden geboden door verhoogde
daglichttoetreding tijdens de latere seizoenen van het leven, om het verlies van capaciteit van het oog
op te vangen. Daarnaast kan de ruimtetemperatuur worden geregeld voor afstemming op de bewoner,
dit kan ook gedurende het verouderen worden aangepast aan de veranderende wensen van de
bewoner. Tijdens de seizoenen van het leven kan ook de onafhankelijkheid langer worden behouden
door de afstemming van het gebruiksgemak en het kunnen behouden van controle over de
omgevingsvariabelen.
Na de analyses van de verschillende seizoenen is gebleken dat de extra toevoeging van een binnen-
buitenruimte een grote bijdrage kan leveren voor de mens, door het voorkomen van
(seizoens)depressies en het verhoogde contact met buiten. Tijdens de vervolganalyse zal verder
onderzocht worden of de toepassing van deze binnen- buitenruimte in de spouw van het gevelconcept
mogelijk is.
5. Ontwerpanalyse concept Pagina | 84
Kevin van Moll
6. Uitwerking variant Pagina | 85
Kevin van Moll
6. Uitwerking variant
6. Uitwerking variant Pagina | 86
Kevin van Moll
6. Uitwerking variant Pagina | 87
6.2 Analyse onderdelen adaptieve gevel Kevin van Moll
6.1 Introductie Na het uitvoeren van de ontwerpanalyse voor de aspecten voor de seizoenen van het leven, seizoenen
van de dag en de meteorologische seizoenen, is gebleken dat een dubbel geïsoleerde beglazing met
horizontale lamellen in de spouw hierop het beste aansluit. In de eerste vervolganalyse zal onderzocht
worden hoe de twee onderdelen werken, hoe kunnen compromissen voorkomen worden. Na het
analyseren van de onderdelen en de mogelijke zonnering zullen verschillende scenario’s gegeven
worden hoe de adaptieve gevel ingesteld kan worden. Daarna zal de detaillering van het gevelconcept
worden opgesteld. Als laatst zal gekeken worden op welke wijze het functioneren van de gevel nog
verbeterd kan worden voor het verder stimuleren van mens en / of milieu.
6.2 Analyse onderdelen adaptieve gevel Bij de analyse naar de horizontale lamellen in de spouw van de beglazing en de dubbel geïsoleerde
beglazing, zal onderzocht worden hoe de verschillende aspecten gecombineerd kunnen worden.
Hierbij zal gekeken worden naar de mogelijke zonnering en de werking van de onderdelen. Gestart
wordt met de analyse naar de lamellen omdat een zonnering hier invloed kan hebben op de wijze
waarop de dubbele huid vorm wordt gegeven. Tijdens de analyse is het doel om te voorkomen dat een
compromis aanwezig is tussen de verschillende aspecten.
6.2.1 Analyse horizontale lamellen in de spouw
Met de lamellen in de spouw worden de aspecten controle visueel comfort, ervaren controle
omgevingsvariabele, behouden onafhankelijkheid en regelbare passieve zonne-energie geregeld. Het
is ongewenst als al deze aspecten tegelijk worden geregeld. Een groot compromis zal aanwezig zijn
tussen de verschillende aspecten. Om dit te voorkomen zal geanalyseerd worden op welke wijze dit
voorkomen kan worden. Zo zal onderzocht worden wat de mogelijkheden zijn van de toepassing van
zonnering bij de lamellen.
Voor de controle visueel comfort wordt gekeken naar de mogelijkheden tot regulering van de
hoeveelheid daglicht die de woning binnenkomt. Bij ervaren controle over de omgevingsvariabele zal
worden gekeken naar de controle over de aspecten uitzicht en privacy. Het behouden van
onafhankelijkheid gaat in op het gebruiksgemak van de ontwerpoplossing. En als laatste wordt
gekeken naar het kunnen controleren van de binnenkomende passieve zonne-energie. De aspecten
daglicht, uitzicht en privacy moeten geregeld kunnen worden per dagdeel, terwijl de passieve zonne-
energie gecontroleerd moet worden op basis van de meteorologische seizoenen. Met het verschil in
toepassingssnelheden moet rekening gehouden worden bij het uitwerken van de lamellen.
Bij de analyse kan onderscheid gemaakt worden tussen woningen gelegen op de begane grond en
woningen gelegen op verdiepingen. Het verschil tussen deze woningen is dat bij een woning op een
verdieping voornamelijk naar buiten wordt gekeken in het midden van de gevel (uitzicht), terwijl het
verste de woning ingekeken kan worden door het onderste deel van de gevel (privacy). Dit is
verschillend van woningen op de begane grond, bij deze woningen is zowel het uitzicht als privacy in
het middelste deel van de gevel aanwezig. Voor het binnenhalen van daglicht kan voornamelijk
gebruik worden gemaakt van het bovenste deel van de gevel. Door aan de bovenzijde van de gevel het
daglicht toe te laten treden, kan ervoor worden gezorgd dat dit daglicht zover mogelijk de woning
binnenkomt, zodat de ruimtes zoveel mogelijk natuurlijk verlicht kunnen worden. Voor het toetreden
van passieve zonne-energie in de woning kan gebruik worden gemaakt van een van deze zones. In de
eerste analyse zal onderzocht worden of dit gecombineerd kan worden met de toetreding van daglicht
in de bovenste zone.
De verschillende aspecten kunnen ook geregeld worden in de andere zones, maar door in deze zones
deze aspecten centraal te stellen kan alles in de gevel geoptimaliseerd worden. Door de situering zal
de privacy voornamelijk via de onderste zone plaatsvinden (bij woningen gelegen op verdiepingen),
uitzicht door de middelste zone en kan door de bovenste zone het binnenkomende daglicht zover
mogelijk de woning worden binnengelaten, daarnaast zal hier de toetreding van passieve zonne-
energie geregeld worden. In afbeelding 6.1 is een schematische weergave opgenomen van een
6. Uitwerking variant Pagina | 88
6.2 Analyse onderdelen adaptieve gevel Kevin van Moll
doorsnede van een gebouw met de verdeling in drie
zones met de toetreding van PZE, daglicht, uitzicht en
privacy. In de afbeelding is ook het onderscheid
weergegeven tussen een woning op de begane grond
en een woning gelegen op een verdieping.
In afbeelding 6.1 is te zien dat in zone 1 een
combinatie wordt toegepast van daglicht en passieve
zonne-energie. Hiervoor zal nader onderzocht worden
of deze twee aspecten samen in een gevelzone
toegepast kunnen worden, zonder dat deze elkaar
belemmeren in de toepassing. In de woningen op een
verdieping is verder geen samenvoeging van aspecten
aanwezig in de zone 2 en 3, hier zijn verder geen
beperkingen. Voor de woning op de begane grond is
wel een compromis aanwezig tussen uitzicht en
privacy in zone 2. Het is hierbij helaas niet mogelijk
om in een zone te kunnen zorgen voor zowel uitzicht
als privacy. Met het gekozen ontwerp dat het beste uit
de ontwerpanalyse is gekomen is dit een compromis
dat aanwezig is bij woningen gelegen op de begane
grond tussen uitzicht en privacy in zone 2.
In zone 1 is een combinatie aanwezig tussen passieve
zonne-energie en daglicht. Door de verschillende
toepassingssnelheden van deze twee aspecten is het
belangrijk dat hier geen compromis tussen aanwezig
is. Als voorbeeld is het niet gewenst dat in de zomer
de passieve zonne-energie wordt geweerd en dat ook
een beperking van de daglichttoetreding in de woning aanwezig is. In afbeelding 6.2 is een
schematische weergave opgenomen van de mogelijke instelling van de lamellen. Het daglicht kan
worden geweerd door het sluiten van de lamellen. Bij de regeling van PZE moet gebruik worden
gemaakt van het functioneren van de spouw in de gevel. Het is mogelijk om in de winter de PZE
binnen te halen in de spouw, met gesloten lamellen. De warmte in de spouw wordt dan gebruikt voor
de voorverwarming van de ventilatielucht. Op deze wijze is het mogelijk om de PZE te gebruiken
voor de ruimteverwarming zonder daglicht te laten toetreden in de woning. Deze variant is
opgenomen als linker schema in afbeelding 6.2. Door het toepassen van deze variabele instellingen
van afbeelding 6.2, zijn deze twee aspecten onafhankelijk van elkaar te regelen in de woning, zonder
dat deze elkaar belemmeren in de aanpasbaarheid.
Afbeelding 6.2: Mogelijke instellingen voor regelbaarheid van de toetreding van passieve zonne-energie en daglicht in zone 1.
Afbeelding 6.1: Verdeling van de gevel in drie zones.
6. Uitwerking variant Pagina | 89
6.2 Analyse onderdelen adaptieve gevel Kevin van Moll
In de gevel wordt zone 1 voornamelijk gebruikt voor de regelbaarheid passieve zonne-energie en
controle visueel comfort (regelbaarheid daglichttoetreding). Zone 2 wordt voornamelijk gebruikt voor
controle uitzicht. Via zone 3 wordt voornamelijk de controle verkregen over de privacy in de woning.
De aspecten zijn ook regelbaar in andere zones, maar in deze opgestelde zones kan het grootste effect
worden behaald voor mens en milieu. Bijvoorbeeld het daglicht dat toetreed via de onderste zone in
de gevel zal veel minder ver in de woning toetreden, hierdoor zal de bijdrage hiervan veel beperkter
zijn dan van het daglicht dat toetreed via de bovenste zone, dit licht zal veel verder in de woning
toetreden. Bij het gebruiken van de lamellen is het nodig dat deze drie zones individueel geregeld
kunnen worden. Een goede regelbaarheid van de zones kan afgestemd worden op de eisen en wensen
van mens en milieu en worden compromissen zoveel mogelijk voorkomen. Doordat in iedere zone
aspecten worden geregel, is de controle over deze aspecten de belangrijkste eigenschap die de
lamellen moeten kunnen vervullen. Extra mogelijkheden zoals het volledig kunnen verwijderen van
de lamellen kan een extra toevoeging zijn, dit behoord niet tot de eerste eisen die gesteld worden aan
de lamellen. Deze extra mogelijke toevoeging kan afkomstig zijn van specifieke wensen van de
bewoner, maar bij een goede regelbaarheid van de lamellen is dit geen standaard aspect waaraan het
lamellenontwerp moet voldoen.
6.2.2 Analyse dubbel geïsoleerde beglazing
Met de dubbel geïsoleerde beglazing worden de aspecten verbeteren luchtkwaliteit, controle
thermisch comfort, behouden onafhankelijkheid, adaptieve thermische isolatie en regelbare
natuurlijke ventilatie geregeld. Geanalyseerd moet worden of deze aspecten elkaar niet belemmeren
bij de toepassing in het gevelconcept.
Bij het verbeteren luchtkwaliteit wordt gekeken naar de benodigde ventilatievoud in de woning. Bij
het thermisch comfort is het doel het realiseren van een behaaglijk binnenklimaat, hiervoor wordt
gekeken naar de koude- en warmtevraag in de woning. Behouden onafhankelijkheid gaat over het
gebruiksgemak van de gevel. De adaptieve thermische isolatie heeft invloed op de buitenste
beglazingslaag, is deze geopend of gesloten. Met de regelbare natuurlijke ventilatie wordt een
aanvulling gegeven aan het op een energie neutrale wijze invullen van de koude- en warmtevraag in
de woning.
In de zomer is het buitenblad van de gevel geopend, een verminderde thermische isolatie is aanwezig.
In deze situatie is het mogelijk om direct met de buitenlucht te ventileren en de binnentemperatuur op
deze wijze te verlagen (passieve koeling), om een behaaglijk binnencomfort te realiseren. In de winter
is het buitenblad gesloten voor een verhoogde thermische isolatie. Het is in de winter niet gewenst om
direct met buitenlucht te ventileren, dit levert een vergrote kans op discomfort klachten als gevolg van
te lage temperaturen of tocht. Door in de winter te ventileren via de spouw van de gevel kan de
buitenlucht eerst voor een deel opwarmen in spouw door passieve zonne-energie. Door de werking
van deze aspecten zijn deze onderling te combineren en ondersteunen deze elkaar bij de regeling van
een energiezuinig behaaglijk binnencomfort. De combinatie van deze aspecten in de gevel levert geen
compromis op voor mens of milieu.
In deze situatie is het alleen nodig om het binnenblad te kunnen openen voor het onderhouden
(inclusief reiniging) van de binnenzijde buitenblad, de lamellen en buitenzijde binnenblad. Een andere
situatie waarin het binnenblad geopend moet kunnen worden is voor spuiventilatie. Om deze redenen
hoeft het binnenblad niet opgedeeld te worden in zones zoals de lamellen. Het binnenblad is de
definitieve scheiding tussen binnen en buiten (water- en winddichting). Het buitenblad moet geopend
kunnen worden om adaptief om te kunnen gaan met de meteorologische seizoenen. Het moet mogelijk
zijn om deze laag in de zomer te openen en in de winter te sluiten. Om deze beglazing te kunnen
openen moet deze opgedeeld zijn in zones. Als alleen naar de bouwfysische werking wordt gekeken,
volstaat het met een opdeling in twee zones. Door het openen van deze twee delen (bijvoorbeeld door
deze achter elkaar te schuiven) kan de thermische isolatie worden verminderd. Als dit wordt toegepast
komt echter de tussendorpel halverwege de gevel te zitten, dit is midden in zone 2 van de lamellen.
Bij deze toepassing levert dit een belemmering op voor het uitzicht van de bewoners. Om dit te
voorkomen wordt de buitengevel net als de lamellen opgedeeld in drie gelijke zones.
6. Uitwerking variant Pagina | 90
6.3 Scenario’s voor verschillende seizoenen Kevin van Moll
In afbeelding 6.3 is een overzicht gegeven van vier mogelijke standen van de beglazing van het
gevelconcept. In het eerste scenario is de zomersituatie weergegeven. In deze situatie is het buitenblad
geopend, voor een verlaagde thermische isolatie. Door de buitenzonwering wordt de passieve zonne-
energie buitengehouden en weg geventileerd voordat deze de woning betreed. De ventilatie voor de
koeling binnen is direct afkomstig vanaf buiten. In het tweede scenario is de wintersituatie
weergegeven. Het buitenblad is in deze situatie gesloten, voor een verhoogde thermische isolatie. De
ventilatie wordt in deze situatie via de spouw geregeld en kan worden voorverwarmd met de
binnenkomende passieve zonne-energie. In het derde scenario is de mogelijke instelling voor de nacht
gegeven. In de nacht is in de slaapkamer een lagere temperatuur gewenst voor een goede nachtrust.
Door het sluiten van het buitenblad wordt voorkomen dat de temperatuur te ver daalt en wordt een
extra geluidswering gerealiseerd. Door direct te ventileren kan de temperatuur gecontroleerd worden.
In de zomer kan extra worden geventileerd om de woning verder terug te koelen (passieve
nachtkoeling), zodat de thermische massa in het gebouw is afgekoeld voor de volgende dag. In het
vierde scenario is de mogelijkheid tot spuiventilatie weergegeven. Door het openen van het buitenblad
en het binnenblad kan extra ventilatie worden gerealiseerd.
Afbeelding 6.3: Linksboven: mogelijke stand gevel in zomersituatie. Rechtsboven: mogelijke stand gevel in wintersituatie.
Linksonder: mogelijke stand gevel voor de nacht. Rechtsonder: mogelijke stand voor spuiventilatie. * In deze vier scenario’s zijn de lamellen als een constante factor opgenomen, deze zijn te regelen in de drie zones zoals
beschreven in paragraaf 6.2.1 analyse horizontale lamellen in de spouw. In deze scenario’s is alleen weergegeven hoe de werking de beglazing is voor de afstemming op de verschillende seizoenen.
6.3 Scenario’s voor verschillende seizoenen Met de gevel worden veel aspecten voor mens en milieu geregeld. Van thermische isolatie tot privacy.
Omdat het gaat om een heel breed aantal aspecten, is het niet mogelijk dit allemaal over te laten aan
de bewoner om dit op de juiste efficiënte wijze in te regelen. De bewoner moet geadviseerd worden
hoe bepaalde instelling het meest optimaal zijn. Met deze advisering kan gerealiseerd worden dat het
gevelconcept zo functioneert dat aangesloten wordt op de ecologische duurzaamheid en op de wensen
van de bewoner. Voor de standaardinstellingen worden acht scenario’s geschetst. Het doel van deze
scenario’s is om aan te geven met welke instellingen de gevel het meest optimaal functioneert. Het
6. Uitwerking variant Pagina | 91
6.3 Scenario’s voor verschillende seizoenen Kevin van Moll
gaat bij deze scenario’s niet om vaste instellingen. Als het door de bewoner gewenst is, kan deze de
gevel aanpassen aan zijn wensen van dat moment, de instellingen zijn te allen tijde te veranderen. De
aansturing van de gevel kan worden gedaan met behulp van intelligente technologie. Met deze
intelligente technologie wordt bepaald welke instelling het beste aansluit bij de ecologische
duurzaamheid, om op een energie neutrale wijze een comfortabel binnencomfort te realiseren voor de
bewoners. Naast de aansturing met de intelligente technologie op de ecologische duurzaamheid, moet
deze technologie de gebouwprestaties afstemmen op de bewoner. Hierbij is het mogelijk dat eenmalig
de gewenste prestaties worden ingegeven voor de verschillende scenario’s en dat als deze anders
gewenst zijn de bewoner dit in het systeem aanpast. Een andere mogelijkheid is dat de intelligente
technologie reagerend is op de bewoner en zichzelf kan aanpassen aan de veranderende wensen van
de bewoners (Aldrich, 2003).
Binnen het gevelconcept is het belangrijk dat de bewoner centraal blijft staan. Om dit te realiseren
moet het voor de bewoner altijd mogelijk blijven om de standaard instellingen aan te passen aan de
wensen van dat moment. Als de bewoner de instellingen van de gevel veranderd, is het de taak van de
intelligente technologie om voor de bewoner inzichtelijk te maken wat de aanpassing voor invloed
heeft op het functioneren van het gevelconcept. Door inzichtelijk te maken welke invloed de
aanpassing heeft en welke mogelijkheden aanwezig zijn om het functioneren van het gevelconcept te
behouden, is het doel om de werking van de gevel te blijven optimaliseren tijdens het gebruik. Op
deze wijze kan de bewoner de gevel aanpassen naar zijn wensen van het moment, maar blijft het
inzichtelijk hoe de ecologische duurzaamheid en het binnencomfort zo optimaal mogelijk gerealiseerd
kan worden.
Bij de acht scenario’s zullen de standaardinstellingen worden gegeven voor de ochtend, middag,
avond en nacht. Voor deze dagdelen wordt onderscheid gemaakt tussen de zomer en de winter
situatie. De verschillen in deze standaardinstellingen geven aan hoe de adaptieve gevel moet omgaan
met de verschillen in dagdelen en in jaargetijden, om optimaal aan te sluiten op de eisen en wensen
van mens en milieu. Voor de acht scenario’s is gekeken naar de slaapkamer in de ochtend en de nacht,
voor de middag en avond is gekeken naar de woonkamer. De scenario’s geven de mogelijke
instellingen voor de gevel weer. Per situatie (case) moet bepaald worden wat de beste
standaardinstellingen zijn door de gevel, bij deze situaties moet gekeken worden naar de wensen van
de bewoner, oriëntatie van de gevel, de ruimte die aan de gevel is gelegen en de
(stedenbouwkundige)context waarbinnen de woning is gelegen. Afhankelijk van deze eigenschappen
moet bepaald worden met welke instellingen het beste aangesloten kan worden op de eisen en wensen
van mens en milieu. In de opgestelde acht scenario’s is gekozen voor de ruimte waarin op het dagdeel
het meeste wordt verbleven. Voor de oriëntatie is gebruik gemaakt van een ruimte met directe zonne-
instraling.
In afbeelding 6.4 zijn de scenario’s opgenomen voor de wintersituatie, linksboven is de
ochtendsituatie weergegeven met het binnenlaten van daglicht voor het natuurlijk ontwaken. Ook
wordt de passieve zonne-energie toegelaten tot de woning voor de ruimteverwarming. De openingen
in zone 2 en 3 zijn beperkt gehouden om privacy te realiseren. De lamellen in zone 2 zijn wel zo
gepositioneerd dat deze een extra bijdrage leveren aan het binnenlaten van daglicht voor het vergroten
van de daglichtoptimalisatie in de woning. In het scenario rechtsboven is het dagdeel de middag
opgenomen. In de middag zijn de lamellen verder geopend voor de toetreding van daglicht en
passieve zonne-energie, ook is een verhoogd uitzicht aanwezig. Via de gevel is het ook mogelijk om
voorbijgangers te zijn en gezien te worden (vorm van sociale interactie). In het scenario linksonder is
de avond weergegeven. Op dit moment is een deel van de gevel gesloten om rustig de avond door te
kunnen brengen zonder gezien te kunnen worden vanaf buiten, een verhoogde privacy. Het bovenste
deel van de gevel is nog wel geopend voor een laatste deel daglicht passieve zonne-energie. In het
scenario rechtsonder is de nacht opgenomen. In de nacht zijn de lamellen gesloten voor privacy en om
licht van buiten (voertuigen en of straatverlichting) te weren.
6. Uitwerking variant Pagina | 92
6.3 Scenario’s voor verschillende seizoenen Kevin van Moll
Afbeelding 6.4: Verschillende scenario’s voor de winterperiode, linksboven de ochtend, rechtsboven de middag, linksonder de avond en rechtsonder de nacht.
In afbeelding 6.5 zijn de vier verschillende scenario’s voor de zomersituatie opgenomen. In de
zomersituatie is het buitenblad geopend voor een verminderde isolatiewaarde en wordt de passieve
zonne-energie geweerd uit de woning. Voor de toetreding van daglicht wordt gebruik gemaakt van
indirecte toetreding, hiermee wordt voorkomen dat verblinding en te grote kleurcontrasten ontstaan
door teveel directe daglichttoetreding via de gevel. De gewenste prestaties voor de mens zijn hetzelfde
ingesteld als in de winterperiode (de keuze tussen uitzicht en privacy). In afbeelding 6.5 is linksboven
de ochtendsituatie opgenomen tijdens de zomerperiode, met een verhoogde privacy tijdens het
natuurlijk ontwaken door middel van daglichttoetreding . Rechtsboven is de middag opgenomen met
een vergoot uitzicht. Ook in deze situaties zijn de lamellen zo gepositioneerd dat in de ochtend en de
middag een verhoogde toetreding van daglicht in de woning mogelijk is voor het ondersteunen van
het dagritme. Door de positionering van de lamellen wordt ook voorkomen dat de bewoner binnen last
heeft van verblinding en te grote kleurcontrasten, gebruik wordt gemaakt van indirecte toetreding en
dat passieve zonne-energie kan toetreden tot de woning. De situatie linksonder is voor de avond met
weer een verhoogde privacy voor het tot rust kunnen komen in de avond. Rechtsonder de mogelijke
instellingen voor de nacht tijdens de zomerperiode weergegeven.
6. Uitwerking variant Pagina | 93
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.5: Verschillende scenario’s voor de zomerperiode, linksboven de ochtend, rechtsboven de middag, linksonder de avond en rechtsonder de nacht.
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Bij de uitwerking van het adaptieve gevelconcept zal de technische detaillering gemaakt worden.
Voordat deze gemaakt kan worden zullen eerst voor de drie onderdelen, het buitenblad, lamellen en
het binnenblad geschikte producten gezocht worden. Met deze producten zal de detaillering voor het
gevelconcept gemaakt worden. Bij deze uitwerking zal het gaan om een variant waarmee het mogelijk
is om een invulling te kunnen geven aan het adaptieve gevelconcept. De toepassing van andere
materialen of producten is ook mogelijk om het adaptieve concept invulling te geven. Deze
uitwerking dient om aan te tonen dat het mogelijk is om het gevelconcept te realiseren.
Bij de varianten is gekozen voor bepaalde producten van fabrikanten. Bij de keuze voor een bepaald
product is gekeken naar de prestaties van de producten, zoals de isolatiewaarde, regelbaarheid,
materialisering, onderhoud, levensduur materialen, enz. Daarnaast is gekeken of voldoende informatie
beschikbaar is voor de toepassing. Voor de drie onderdelen zijn telkens twee verschillende mogelijke
varianten gekozen om de mogelijkheden weer te geven. Met de gekozen producten kan aangesloten
worden op de eisen en wensen van mens en milieu. Doordat is gekozen voor producten is een keuze
gemaakt, het is ook mogelijk om invulling te geven aan het concept door gebruik te maken van andere
producten of van andere fabrikanten. Hierbij zijn veel mogelijkheden, zolang maar met de gekozen
producten wordt voldaan aan de opgestelde aspecten.
6.4.1 Werking en materialisering van het buitenblad
Het buitenblad van het adaptieve gevelconcept moet geopend kunnen worden, in een verdeling van
drie zones. Het is mogelijk het buitenblad te openen door het te kunnen schuiven of door de zones
open te klappen. Voor de eerste toepassing in het gevelconcept wordt gekozen om gebruik te maken
van een driedeling uitzetraam naar buiten. Voor het kozijn is gekozen voor het naar buiten
6. Uitwerking variant Pagina | 94
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
openslaande raam van Schüco, type AWS 75.SI+ (Schüco AWS 75.SI+, 2015). Met dit type kozijn kan een
naar buiten openslaand raam worden gerealiseerd met midden afdichting, het is niet nodig om
hiervoor een tussenstijl te gebruiken. Het onderste deel van dit uitzetraam kan niet worden geopend,
dit deel is gesloten om te kunnen dienen als balustrade op het moment dat het binnenblad is geopend.
Als dit deel wel geopend zou kunnen worden, kan dit een gevaar opleveren voor het naar buiten
vallen en zou niet meer worden voldaan aan het bouwbesluit.
Voor het bedienen van de twee uitzetramen wordt gebruik gemaakt van een geautomatiseerd systeem.
Gekozen is voor automatische bediening om te voorkomen dat senioren in de latere seizoenen van het
leven te veel moeite hebben met het bedienen van de elementen (gebruiksgemak) en dat daardoor het
functioneren van het gevelconcept wordt verminderd. Een ander voordeel van een geautomatiseerd
systeem is dat het aangesloten kan worden op de intelligente technologie voor een goede regeling van
de ramen tussen de meteorologische seizoenen. Voor het openen kan gebruik worden gemaakt van
een breed aanbod aan automatische systemen. Een voorbeeld is de AXA remote raamopener met
afstandsbediening (Raamopener, 2015). Met dit product kunnen meerdere units tegelijk worden bediend
en kunnen twee openers worden geplaatst op een uitzetraam bij een groot raam. Voor de detaillering
van de eerste oplossingsvariant zal gebruik worden gemaakt van de detaillering van het Schüco kozijn
AWS 75.SI+ (Schüco AWS 75.SI+, 2015). In afbeelding 6.6 is de detaillering van dit type kozijn opgenomen,
in bijlage I, blad 01 is het detail in volledige grote opgenomen.
Afbeelding 6.6: Detaillering kozijn buitenblad, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 01.
In afbeelding 6.7 is links het schema weergegeven van een drievoudig uitzetraam. Midden links is in
de afbeelding het scharnier van een uitzetraam weergegeven met eerst de gesloten en vervolgens de
geopende stand. In de twee rechter afbeeldingen is het kozijn van Schüco weergegeven.
6. Uitwerking variant Pagina | 95
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.7: Links: schema van driedeling uitzetraam. Midden links: scharnier uitzetraam. (Midden) rechts: Schüco kozijn.
(midden links: Windowware, 2015; midden rechts en rechts: Schüco AWS raam, 2015) .
Een variant op het uitzetraam voor het buitenblad kan gemaakt worden met een driedeling
schuifsysteem. Voor het schuifraam wordt gekozen voor het schuifsysteem van Schüco, met type ASS
70.HI (Schüco ASS 70.HI, 2015). Met dit systeem kan de buitengevel gesloten, of worden geopend door de
bovenste twee elementen naar benden te schuiven. Als het buitenblad is geopend zijn de drie delen
onderin de gevel aanwezig. Bij het openen van het binnenblad (voor onderhoud) blijft in deze situatie
altijd een balustrade aanwezig voor de veiligheid.
Voor de bediening van de twee schuivende elementen wordt evenals voor de uitzetramen gebruik
gemaakt van een geautomatiseerd systeem. Voor het automatisch schuiven wordt gebruik gemaakt
van het e-slide-aandrijfsysteem van Schüco (Schüco e-slide). Dit schuifsysteem kan volledig geïntegreerd
worden in het gekozen schuifraam in deze variant. Voor de detaillering zal gebruik worden gemaakt
van de detaillering van het Schüco kozijn ASS 70.HI+ (Schüco ASS 70.HI, 2015). In afbeelding 6.8 is de
detaillering van dit type kozijn opgenomen, in bijlage I, blad 02 is het detail in volledige grote
opgenomen.
Afbeelding 6.8: Detaillering kozijn buitenblad variant, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 02.
6. Uitwerking variant Pagina | 96
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
In afbeelding 6.9 is links een schematisch weergave gegeven van het schuifsysteem, links midden een
visualisatie van het te behalen uitzicht zonder belemmeringeng. Midden rechts is het aluminium
profiel van een schuifsysteem weergegeven met de wijze waarop deze onderling worden verbonden in
gesloten stand, rechts is het schuifsysteem van Schüco weergegeven.
Afbeelding 6.9: Links: schema van drievoudig schuifraam. Midden links: visualisatie van te realiseren uitzicht.
Midden rechts: doorsnede schuifraam aansluiting. Rechts kozijn ASS 70. HI Schuifsysteem.
(midden links: SunroomSolutions 2015; midden rechts: Firstaluminium, 2015; rechts: Schüco ASS 70.HI).
In het eerste detail zal gebruik gemaakt worden van het driedelig uitzetraam van Schüco, type AWS
75.SI+. In het alternatief detail zal voor het buitenblad het driedeling schuifraam van Schüco, met
type ASS 70.HI worden toegepast.
6.4.2 Werking en materialisering van de lamellen in de spouw
Voor de lamellen in de spouw moet het mogelijk zijn deze in zones te kunnen regelen. De eis voor
deze zonnering van de lamellen is het voorkomen uit de aspecten van mens (controle visueel comfort,
ervaren controle en behouden onafhankelijkheid) en milieu (regelbare passieve zonne-energie), zoals
beschreven in paragraaf 6.2.1. In de zomer kan de zonwering worden gebruikt voor het weren van een
te grote daglichttoetreding in de woning, dit kan leiden tot verblinding en te grote kleurcontrasten
voor de bewoners. De lamellen kunnen dan gebruikt worden om het daglicht indirect de ruimte te
laten betreden. Het kunnen verwijderen van de lamellen voor de gevel (het wegschuiven van alle
lamellen naar boven) kan een extra toevoeging zijn bij een systeem, zo kan een vergroting van de
daglichttoetreding of uitzicht worden verkregen. De eis die gesteld wordt aan de lamellenconstructie
is dat deze regelbaar moet zijn in de verschillende zones voor de afstemming op mens en milieu. Het
verwijderen is hierbij geen eis, maar zou een aanvullende wens van de bewoner kunnen zijn.
Voor de eerste toepassing wordt gebruik gemaakt van buitenzonwering van Levolux, type Specialist
Venetian Blinds 4100C. Dit type lamel heeft een breedte van 100mm (Levolux, 2015). Het is mogelijk om
deze lamellen op te hijsen zodat de gevel en het uitzicht volledig vrij komen. Voor de regeling in
verschillende zones wordt gebruik gemaakt van de techniek Luxaflex Variozone (Luxaflex, 2015). Met
Variozone is het mogelijk om vooraf te bepalen in hoeveel zones de lamellen geregeld worden, deze
verschillende zones kunnen dan individueel van elkaar worden geregeld. De lamellen kunnen
handmatig of geautomatiseerd worden geregeld. Met het oog op de vermindering van capaciteiten van
personen in de latere seizoenen van het leven heeft een geautomatiseerde oplossing de voorkeur
(verhogen gebruiksgemak). De Levolux zonwering kan zowel handmatig als geautomatiseerd worden
toegepast. Bij geautomatiseerde toepassing kunnen de lamellen worden aangesloten op de intelligente
technologie voor de regeling tussen de verschillende scenario’s. Bij de geautomatiseerde bediening
kunnen door het systeem meerdere delen worden aangestuurd (Levolux, 2015). Deze lamellen kunnen ook
volledig naar boven worden gehesen, in deze situatie zijn alle lamellen voor de gevel verwijderd en
aanwezig in de bovenzijde van het gevelelement. Dan kan een extra daglichttoetreding of uitzicht
worden verkregen met de gevel, dit is een extra eigenschap van deze lamellen. In afbeelding 6.10 is
rechts de Levolux buitenzonwering opgenomen en links de regelbaarheid per zone van de Variozone
zonwering. Voor de detaillering wordt gebruik gemaakt van een combinatie van de Levolux
detaillering met de Variozone regelbaarheid per zone. In afbeelding 6.11 is de detaillering van dit type
lamel opgenomen, in bijlage I, blad 03 is het detail in volledige grote opgenomen.
6. Uitwerking variant Pagina | 97
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.10: Links: Levolux buitenzowering. Rechts: zonnering van de lamellen . (links: Levolux, 2015; rechts: Luxaflex, 2015).
Afbeelding 6.11: Detaillering lamellen, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 03.
Voor een variant op de buitenzonwering is gebruik te maken van grote lamellen. Hiervoor wordt
gebruik gemaakt van de Schüco grote lamellen ALB met bewegende lineaire aandrijving in de stijl
(Schüco lamellen ALB, 2015). Met de toepassing van deze brede lamellen (300mm) wordt een heel ander
uiterlijk aan de gevel gegeven. Het is niet mogelijk om deze lamellen voor de gevel weg te halen. De
lamellen zijn automatisch te regelen, het is mogelijk om dit in verschillende zones uit te voeren. In
afbeelding 6.12 is links een doorsnede van de brede lamel weergegeven die in de detaillering zal
worden opgenomen, in het midden en rechts zijn meerdere uitvoeringen weergegeven die verkrijgbaar
zijn. Voor de detaillering zal gebruik worden gemaakt van de detaillering van het Schüco ALB grote
lamellen (Schüco lamellen ALB, 2015). In afbeelding 6.13 is de detaillering van dit type lamel opgenomen, in
bijlage I, blad 04 is het detail in volledige grote opgenomen.
6. Uitwerking variant Pagina | 98
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.12: Links: doorsnede van een brede lamel. Midden en Rechts meerdere uitvoeringen die verkrijgbaar zijn.
(Schüco lamellen ALB, 2015).
Afbeelding 6.13: Detaillering lamellen variant, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 04.
In het eerste detail zal gebruik gemaakt worden van de lamellen van Levolux, type Specialist
Venetian Blinds 4100C. In het alternatieve detail zal gebruik worden gemaakt van Schüco grote
lamellen ALB met bewegende lineaire aandrijving in de stijl.
6.4.3 Werking en materialisering van het binnenblad
Voor het binnenblad van het gevelconcept is het nodig om dit te kunnen openen voor spuiventilatie,
maar ook het reinigen van de binnenkant van het buitenblad, de lamellen en buitenkant binnenblad.
Een opdeling in zones van het binnenblad is niet nodig. Voor de eerste toepassing van het binnenblad
wordt gebruik gemaakt van een dubbel raam / deur. Het dubbel raam kan naar binnen draaien, op deze
manier is het mogelijk om de spouw van het gevelconcept te bereiken. Voor het kozijn wordt gebruik
gemaakt van Schüco kozijn AWS 90.SI+ (Schüco AWS 90.SI+, 2015). In afbeelding 6.14 is links het schema
weergegeven van het dubbele raam dat naar binnen openend is. In het midden en rechts is een
doorsnede van het kozijntype weergegeven. Een nadeel van deze variant is dat in het midden van het
kozijn een verticale stijl komt te zitten. Omdat dit voor de rest van het systeem niet nodig is, is dit een
kleine beperking van het vrije uitzicht door deze gevelvariant. Voor de detaillering zal gebruik
worden gemaakt van de detaillering van het Schüco kozijn AWS 75.SI+ (Schüco AWS 90.SI+, 2015).
6. Uitwerking variant Pagina | 99
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.14: Links: Schema van dubbel te openen raam. Midden en rechts: doorsnede AWS 90.SI+ kozijn.
(midden en rechts: Schüco AWS 90.SI+, 2015).
Een variant op het dubbele kozijn voor het binnenblad is gebruik te maken van een pivotdeur. Het
voordeel van een pivotdeur is dat geen stijlen aanwezig zijn in het midden van de gevel. Een nadeel
van deze variant is dat door het grote oppervlak dat geopend moet kunnen worden, een stukje van de
deur in de spouw draait, hier is meer ruimte voor nodig in de spouw.
Voor de pivotdeur wordt gebruik gemaakt van SI3000p van Solar Innovations (SolarInnovations, 2015). In
afbeelding 6.15 is links het schema van een pivotdeur weergegeven, in het midden is het scharnier
weergegeven van een pivotdeur en rechts is een impressie opgenomen van dit type deur. Voor de
detaillering zal gebruik worden gemaakt van de detaillering van het kozijn van Solar Innovations
SI3000P (SolarInnovations, 2015).
Afbeelding 6.15: Links: Schema van pivotdeur. Midden scharnier voor een pivotdeur. Recht: impressie van een pivotdeur.
(Links: Epivots, 2015; Rechts: Imgardace, 2015).
In afbeelding 6.16 is de detaillering van beide mogelijke binnenkozijnen opgenomen, in bijlage I, blad
05 is het detail in volledige grote opgenomen.
6. Uitwerking variant Pagina | 100
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.16: Detaillering kozijn binnenblad eerste mogelijkheid en variant, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 02.
In het eerste detail zal gebruik gemaakt worden van de dubbele raam van Schüco, type AWS 90.SI+.
In het alternatief detail zal voor het binnenblad de pivotdeur van Solar Innovations, type SI3000p
worden toegepast.
Ventilatievoorziening binnenblad
Boven het binnenblad moet een ventilatievoorziening worden opgenomen voor de toevoer van de
natuurlijke ventilatie in de woning. Gebruik wordt gemaakt van het Duco ventilatierooster, type
ClimaTop AK rooster (Duco ClimaTop AK, 2015). De ventilatie wordt door het rooster geregeld op basis van
CO2 niveaus in de woning. Bij het gevelconcept wordt uitgegaan van een volledige natuurlijke
toevoer van de ventilatielucht en het voorkomen van aanvullende verwarmingselementen in de
woning. Om te voorkomen dat op zeer koude dagen met een lage passieve zonne-energie bijdrage, een
oncomfortabel binnenklimaat ontstaat, is dit rooster uitgevoerd met een mogelijkheid tot het
voorverwarmen van de ventilatielucht. Deze interne warmtestrip wordt alleen gebruikt als de
voorverwarming in de spouw van het gevelconcept onvoldoende is om tocht te voorkomen. Standaard
wordt de strip pas ingeschakeld als de ventilatietemperatuur beneden de 12°C komt. Deze extra
toevoeging met het ventilatierooster is om een de mens centraal te hebben in het gevelconcept, om een
behaaglijk binnenklimaat te garanderen. Door deze toevoeging wordt een additionele verwarming in
de woning voorkomen. Voor de detaillering zal gebruik worden gemaakt van de detaillering van het
Duco ClimaTop AK ventilatierooster (Duco ClimaTop AK, 2015). In afbeelding 6.17 is het ventilatierooster
van Duco weergegeven, links is de doorsnede van het rooster te zien, rechts is het ventilatierooster
weergegeven in een standaard gevelconstructie.
6. Uitwerking variant Pagina | 101
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.17: Duco ClimaTop AK ventilatierooster (Duco ClimaTop AK, 2015).
6.4.4 Regelbaarheid van de adaptieve gevel
Met de gevel is het mogelijk om alle aspecten voor mens en milieu te regelen, zoals beschreven in
paragraaf 6.2 Analyse onderdelen adaptieve gevel. Met het buitenblad kan de thermische isolatie van
de gevel worden geregeld. Bij een aanpassing van de isolatiewaarde kan het buitenblad worden
geopend of gesloten. Omdat bij het openen van het buitenblad met een klein stukje de isolerende
werking komt te vervallen, is het alleen mogelijk om de isolatiewaarde te regelen tussen een
verhoogde thermische isolatie (buitenblad gesloten) en een verlaagde thermische isolatie (buitenblad
geopend). Het is niet mogelijk om de isolatiewaarde gradueel te laten regelen. Door het openen van
een uitzetraam of schuifraam (in deze voorbeelden) kan de isolatiewaarde wel per dagdeel worden
geoptimaliseerd, dit is mogelijk met een zeer beperkte invloed op het wonen en hoge schakelsnelheid.
Met de lamellen wordt het visueel comfort (daglichttoetreding), controle omgevingsvariabelen
(uitzicht en privacy) en toetreding passieve zonne-energie geregeld. Door de opdeling in drie zones
kunnen deze onderdelen onafhankelijk van elkaar worden geregeld over de verschillende zones. De
lamellen kunnen langzaam roteren, hierdoor kan controle over de verschillende aspecten worden
verkregen op een graduele manier. Zo kan bijvoorbeeld gradueel worden bepaald hoeveel daglicht
toetreedt tot de woning, dan hoeft niet gekozen te worden tussen wel of geen daglicht. Met de
lamellen is geen “on / off” schakeling, maar een gradueel regeling aanwezig.
Met het binnenblad wordt de toevoer van natuurlijke ventilatie geregeld, al dan niet met
voorverwarming in de spouw door passieve zonne-energie. Met het gekozen kan de ventilatietoevoer
gradueel geregeld worden. Het ventilatiedebiet kan worden afgestemd op de benodigde ventilatie in
de ruimte, hiermee word voorkomen dat onnodig veel wordt geventileerd wat in een toename van de
koude- of warmtevraag kan resulteren. Daarnaast kan met dit type rooster aanvullend geregeld
worden of de toevoerlucht wordt voorverwarmd met de warmtestrip. Hiermee kan op dagen met een
beperkte passieve zonne-energie toch een behaaglijke ventilatieluchttemperatuur worden gerealiseerd.
6.4.5 Onderhoud en afwatering / afdichting gevel
Voor het onderhouden en reinigen van de gevel kan het binnenblad in beide varianten geopend
worden. Door het openen van het binnenblad (variant een het openen van de dubbele deur en in
variant twee het openen van de pivotdeur) kan de buitenzijde van het binnenblad worden gereinigd.
Als het binnenblad is geopend kunnen ook de lamellen worden schoongemaakt en onderhouden. In de
situatie waarbij het binnenblad is geopend zijn de lamellen volledig bereikbaar vanaf binnen. Ook is
het in deze situatie mogelijk om de binnenzijde van het buitenblad te reinigen. Voor het reinigen van
de buitenzijde van het buitenblad moet dit gebeuren vanuit de buitenzijde met een trap of
glazenwasinstallatie (afhankelijk van gebouwhoogte). Als het binnenblad is geopend is de spouw
volledig bereikbaar, om de veiligheid van de bewoner te garanderen blijft altijd een balustrade
aanwezig in het buitenblad. In de geopende stand van het buitenblad is het onderste gedeelte altijd nog
gesloten (in variant een kan het onderste deel niet open en in variant twee schuiven de ramen naar
onderen toe), om de veiligheid tijdens een geopend binnenblad te behouden.
Bij het gevelconcept kan het buitenblad worden geopend, dan is het buitenblad geen onderdeel meer
van de scheiding tussen binnen en buiten. Met het buitenblad kan in de zomer niet bijgedragen
6. Uitwerking variant Pagina | 102
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
worden aan de lucht en / of waterdichting van de gevel. Het binnenblad van de gevel is een
permanente laag (met uitzondering van onderhoudsmomenten). Met de detaillering moet ervoor
worden gezorgd dat het binnenblad voldoet aan alle eisen met betrekking tot voorkomen tocht en
waterdichting. Vanaf de onderzijde van het binnenblad moet een goede waterdichting worden
gerealiseerd onder de lamellen door naar het buitenblad. Bij het buitenblad moet het mogelijk zijn om
het water af te voeren, waarschijnlijk tussen het kozijn en het raam in. Voor deze afwatering moet in
de zomer- en wintersituatie een opening aanwezig zijn. In de zomersituatie is het buitenblad geopend
en kan ook een opening aan de onderzijde worden gemaakt zonder dat dit invloed heeft op de werking
van de gevel. In de wintersituatie kan deze opening aan de onderzijde van het buitenblad ook worden
gebruikt voor het binnenlaten van verse lucht in de spouw. Deze lucht kan dan in de spouw worden
opgewarmd met passieve zonne-energie en worden toegelaten tot de woning door het ventilatierooster
aan de bovenzijde van het binnenblad. In de winter is het buitenblad gesloten en is met een goede
detaillering van het buitenblad (nagenoeg) geen water meer aanwezig in de spouw.
6.4.6 Technische detaillering
Na het vaststellen van de materialisering van het adaptieve gevelconcept, kunnen de details opgesteld
worden. De opgestelde details, met de gekozen producten zijn een voorbeeld van een mogelijke
uitwerking. Ook kan invulling worden gegeven aan het adaptieve gevelconcept met andere producten
en materialen. Detail V01 is opgenomen in afbeelding 6.19, een grote versie van dit detail is
opgenomen in bijlage I blad 06. In detail V01 is voor het buitenblad gebruik gemaakt van een
driedeling uitzetraam naar buiten, type Schüco AWS 75.SI+. Voor de lamellen is gebruik gemaakt
van buitenzonwering van Levolux, type Specialist Venetian Blinds 4100C met een breedte van
100mm, de regeling in verschillende zones is mogelijk met de techniek van Luxaflex Variozone. Voor
het binnenblad is een dubbel raam toegepast dat naar binnen openend van Schüco met type AWS
90.SI+. In detail V01 is de situatie weergegeven voor de winter, met een gesloten buitenblad voor een
verhoogde isolatiewaarde. In detail V02 is gebruik gemaakt van dezelfde producten, maar is de
zomersituatie weergegeven, met een geopend buitenblad voor een verlaagde isolatiewaarde. In dit
detail is het onderste uitzetraam gesloten om een balustrade te realiseren voor de gebruiksveiligheid,
het middelste en bovenste uitzetraam zijn geopend. Detail V02 is opgenomen in afbeelding 6.20, de
grote versie van detail V02 is opgenomen in bijlag I blad 07.
Afbeelding 6.19: Detail V01 wintersituatie, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 06.
6. Uitwerking variant Pagina | 103
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.20: Detail V02 zomersituatie, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 07.
Voor deze gevelopbouw van de eerste variant is in afbeelding 6.21, detail H01 opgenomen met de
horizontale aansluiting van de gevel op een woning scheidende wand. De grote versie van detail H01
is opgenomen in bijlag I blad 08. In detail H01 is het buitenblad in een gesloten positie weergegeven,
de wintersituatie. Detail H02 is opgenomen in afbeelding 6.22, in dit detail is de aansluiting van de
gevel weergegeven met een tussenwand in de woning. In detail H02 is het buitenblad geopend voor de
zomersituatie. De grote versie van detail H02 is opgenomen in bijlag I blad 09.
Afbeelding 6.21: Detail H01 woning scheidende wand (winter), de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 08.
6. Uitwerking variant Pagina | 104
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.22: Detail H02 tussenwand (zomersituatie), de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 09.
Om aan te geven dat het ook mogelijk is om andere materialen toe te passen om een andere invulling
te geven aan het adaptieve gevelconcept is detail V03 ontworpen. Detail V03 is weergegeven in
afbeelding 6.23, de volledige versie van het detail is opgenomen in bijlage I, blad 10. In detail V03 is
voor het buitenblad een driedelig schuifsysteem van Schüco, met type ASS 70.HI. Voor de lamellen is
gebruik gemaakt van Schüco grote lamellen ALB met bewegende lineaire aandrijving in de stijl, met
een breedte van 300mm. Voor het binnenblad is een pivotdeur toegepast van Solar Innovations, type
SI3000p. In detail V03 is de situatie weergegeven voor de winter, met een gesloten buitenblad.
Afbeelding 6.23: Detail V03 wintersituatie variant, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 10.
6. Uitwerking variant Pagina | 105
6.4 Detaillering van het adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
In detail V04 is gebruik gemaakt van dezelfde producten, maar is de zomersituatie weergegeven, met
een geopend buitenblad voor een verlaagde isolatiewaarde. Detail V04 is opgenomen in afbeelding
6.24, de grote versie van detail V04 is opgenomen in bijlag I blad 11.
Het is mogelijk om combinaties te maken tussen de toegepaste producten in detail V01 en V03. Ook
kan voor de uitwerking van een case gebruik worden gemaakt van andere producten. Het doel van de
detaillering is om een inzicht te geven van de mogelijkheden die aanwezig zijn om invulling te geven
aan het adaptieve gevelconcept voor mens en milieu.
Afbeelding 6.24: Detail V04 zomersituatie variant, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 11.
Voor deze gevelopbouw is in afbeelding 6.25, detail H03 opgenomen van de tweede variant met de
horizontale aansluiting van de gevel op een woning scheidende wand. De grote versie van detail H03
is opgenomen in bijlag I blad 12. In detail H03 is het buitenblad in een gesloten positie weergegeven,
de wintersituatie. Detail H04 is opgenomen in afbeelding 6.26, in dit detail is de aansluiting van de
gevel weergegeven met een tussenwand in de woning. In detail H04 is het buitenblad geopend voor de
zomersituatie. De grote versie van detail H04 is opgenomen in bijlag I blad 13.
6. Uitwerking variant Pagina | 106
6.5 Analyse mogelijkheid inpassing binnen- buitenruimte in het gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.25: Detail H03 variant woning scheidende wand, de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 12.
Afbeelding 6.26: Detail H04 variant tussenwand (zomersituatie), de grote versie van het detail is opgenomen in bijlag I, blad 13.
6.5 Analyse mogelijkheid inpassing binnen- buitenruimte in het gevelconcept In de analyses naar de drie seizoenen binnen het onderzoek is gebleken dat de toepassing van een
binnen- buitenruimte een extra toevoeging kan zijn voor het gevelconcept en kan zorgen voor een
stimulering van de mens. Een binnen- buitenruimte kan een bijdrage leveren aan de mens door het
voorkomen van (seizoens)depressies en een verhoogd contact met buiten, beide onderdelen kunnen en
positieve invloed hebben op de gezondheid van de bewoner.
6. Uitwerking variant Pagina | 107
6.5 Analyse mogelijkheid inpassing binnen- buitenruimte in het gevelconcept Kevin van Moll
Met de dubbel geïsoleerde huid van het gevelconcept worden de aspecten verbeteren luchtkwaliteit,
controle thermisch comfort, behouden onafhankelijkheid, adaptieve thermische isolatie, en regelbare
natuurlijke ventilatie geregeld. Voor deze aspecten wordt gebruik gemaakt van de isolerende werking
van de beglazing of van de spouw tussen de beide glaselementen. De werking van de huid van het
gevelconcept is verder toegelicht in paragraaf 6.2.2. In de huidige opbouw van de gevel is de spouw
gedimensioneerd op de lamellen, de spouw is hier zo compact mogelijk omheen ontworpen. Als met
de gevel voldaan kan worden aan de eisen voor het milieu om de koude- en warmtevraag in de
woning tot nul te reduceren, worden door het milieu geen aanvullende eisen gesteld aan de spouw.
Voor de mens is het nog wel mogelijk om een extra bijdrage te leveren met het gevelconcept door de
inpassing van een binnen- buitenruimte.
In de bestaande woningbouw heeft 96% van de woningen een tuin en / of balkon. De wens voor de
beschikbaarheid over een privébuitenruimte blijft ook altijd aanwezig (Licher, 2013). Maar door de
klimatologische omstandigheden (koude, neerslag en wind) wordt deze ruimte maar in een klein deel
van het jaar gebruikt. Dit terwijl een verhoogd contact met buiten kan bijdrage aan het voorkomen van
(seizoens)depressies en hiervoor de grootste bijdrage geleverd kan worden in de herfst en
winterperiode. Zo kan een negatieve impact op de gezondheid worden voorkomen (Bohlmeijer et al.,
2005). In een binnen- buitenruimte moet het mogelijk zijn om deze in de zomer te openen, zodat een
directe verbinding ontstaat met buiten. Wel moet in de zomer een bescherming tegen de zon aanwezig
zijn, dit om te hoge temperaturen en oververhitting te voorkomen. In de winter moet deze ruimte
afgeschermd kunnen worden tegen de elementen (temperatuur, neerslag en wind). Tijdens de
tussenliggende seizoenen moet gekozen kunnen worden hoe deze ruimte (als binnen- of buitenruimte)
wordt gebruikt, dit zal afhankelijk zijn van de weercondities en de wensen van de bewoner. De
verwachting is dat deze ruimte in een groot deel van de lente geopend zal worden en gedurende een
groot deel van de herfst gesloten zal zijn, als gekeken wordt naar de meteorologische gegevens
(temperatuur en hoeveelheid neerslag) in tabel 4.1.
In een binnen- buitenruimte kan door een verhoogd contact met buiten, een verhoogd daglichtniveau
worden verkregen. Dit kan bijdrage aan het behouden van een goed dagritme en het voorkomen van
(seizoens)depressies (Huisman et al., 2012). Een ander aspect dat gerealiseerd kan worden in deze ruimte
door het verhoogde contact met buiten is een verhoogde ventilatievoud voor een betere luchtkwaliteit
(minder schadelijke stoffen en meer zuurstof). Daarnaast kunnen in deze ruimte de senioren in de
latere seizoenen van het leven worden gestimuleerd om te bewegen. Dit kan gerealiseerd worden door
het toepassen van een (verticale) moestuin. Door het onderhouden van deze moestuin, kan een klein
stukje eigen voedsel worden verbouwd en worden de bewoners gestimuleerd om bezig te zijn (te
bewegen). Het blijven bewegen heeft ook een positieve invloed hebben op het voorkomen van
depressies (Zantinge et al., 2011). De aspecten als een verhoogd daglichtniveau, verbeterde luchtkwaliteit
en het stiumuleren tot bewegen, kunnen de kans op depressies verminderen en een negatieve impact
op de gezondheid voorkomen.
Met de opbouw van het adaptieve gevelconcept kan de spouw tussen de dubbele beglazing vergroot
worden uitgevoerd om als balkon te dienen. Door deze toepassing wordt het bestaande balkon van een
woning anders ingericht. Van het gevelconcept zal het buitensteblad worden geplaatst aan de
buitenzijde van het (bestaande) balkon. De binnenste beglazing wordt geplaatst aan de binnenzijde
van het balkon. Bij deze toepassing veranderd niks aan de ruimteindeling van een plattegrond, ook de
opbouw en werking van het gevelconcept blijven gelijk aan de opbouw van hoofdstuk 5 en
paragraven 6.1 tot en met 6.4. Het enige verschil dat optreed is een vergroting van de spouw van de
gevel, deze spouw kan dan gebruikt worden als balkon.
De lamellen zullen bij de uitvoering met een verbrede spouw worden geplaatst aan de binnenzijde van
het buitenblad. Met deze opbouw wordt het balkon gerealiseerd tussen de lamellen en het binnenblad
van het gevelconcept. De lamellen worden geplaatst bij het buitenblad zodat het in de zomer mogelijk
is om een te grote zoninstraling op het balkon te voorkomen. Een andere reden voor deze
positionering is dat dit makkelijker is bij de toegangsdeur naar het balkon. Als de lamellen worden
geplaatst bij het binnenblad moeten deze ook verplaatst kunnen worden om het balkon te kunnen
6. Uitwerking variant Pagina | 108
6.5 Analyse mogelijkheid inpassing binnen- buitenruimte in het gevelconcept Kevin van Moll
betreden. De opbouw van het gevelconcept met de inpassing van een binnen- buitenruimte is van
buiten naar binnen: buitenblad, lamellen, binnen- buitenruimte (balkon) en het binnenblad.
In deze opzet is ervanuit gegaan dat een (bestaand) balkon wordt aangepast met het nieuwe
gevelconcept. De beschikbare ruimte in de woning en op het balkon blijven hierdoor gelijk (met
uitzondering van eventuele dikkere gevelpakketen). Met deze opzet is de binnen- buitenruimte altijd
toegankelijk tijdens alle meteorologische seizoenen en kan de grootste winst worden behaald voor de
gezondheid van de bewoner. Door de wens dat deze ruimte aanwezig is gedurende het gehele jaar,
kan dit gebruiksoppervlak niet anders worden gebruikt. Door het gebruik op ongeveer dagelijkse basis
kan deze ruimte niet worden verkleind en vergroot, het balkon is gekozen als een permanente ruimte
in de plattegrond.
De werking van de binnen- buitenruimte is gelijk aan deze van het standaard gevelconcept. Om
inzicht te geven in de mogelijkheden met de binnen- buitenruimte zullen acht scenario’s worden
weergegeven. Bij deze scenario’s zullen de standaardinstellingen van deze binnen- buitenruimte
worden weergegeven voor de ochtend, middag, avond en nacht en zal onderscheid gemaakt worden
tussen de winter- en zomersituatie. Deze standaardinstellingen zijn door de bewoners aan te passen als
deze andere wensen heeft op een bepaald moment van de dag, de instellingen zijn adviserend om de
ecologische presaties (verminderen koude- en warmtevraag) te realiseren. Hiermee zal deze werking
aansluiten bij de gegeven indelingen in paragraaf 6.3 Scenario’s voor verschillende seizoenen. Voor
de binnen- buitenruimte is in afbeelding 6.27 linksboven de ochtendsituatie opgenomen tijdens de
winterperiode, rechtsboven is de middag opgenomen. De situatie linksonder is voor de avond en
rechtsonder is de mogelijke instellingen voor de nacht tijdens de winterperiode. In deze situaties is het
buitenblad gesloten voor een verhoogde thermische isolatie en wordt de passieve zonne-energie
zoveel mogelijk binnengelaten in de binnen- buitenruimte voor de ruimteverwarming en voor de
voorverwarming van de ventilatielucht.
Afbeelding 6.27: Verschillende scenario’s voor de inpassing van een binnen- buitenruimte in de winterperiode, linksboven de ochtend, rechtsboven de middag, linksonder de avond en rechtsonder de nacht.
6. Uitwerking variant Pagina | 109
6.6 Analyse mogelijkheden toevoegen extra dimensie gevelconcept Kevin van Moll
In afbeelding 6.28 zijn de situatie weergegeven voor de zomerperiode, linksboven is de
ochtendsituatie opgenomen, rechtsboven is de middag opgenomen. De situatie linksonder is voor de
avond en rechtsonder is de mogelijke instellingen voor de nacht tijdens de zomerperiode. Tijdens deze
periodes is het buitenblad geopend voor een verlaagde thermische isolatie en wordt de passieve
zonne-energie zoveel mogelijk geweerd uit de ruimte. Het weren van de passieve zonne-energie is om
de interne temperatuur niet te hoog te laten worden en het aantal oververhittingsuren op natuurlijke
wijze te reduceren.
Afbeelding 6.28 Verschillende scenario’s voor de inpassing van een binnen- buitenruimte in de winterperiode, linksboven de ochtend, rechtsboven de middag, linksonder de avond en rechtsonder de nacht.
In paragraaf 6.4.4 Regelbaarheid van de adaptieve gevel, is beschreven met welke snelheden de gevel
aangepast kan worden. Met de gekozen producten in paragraaf 6.4 kan het buitenblad per dagdeel
worden aangepast aan de wensen van de bewoner. De inpassing van de binnen- buitenruimte in de
spouw van het adaptieve gevelconcept zoals weergegeven in afbeeldingen 6.27 en 6.28 heeft geen
verdere invloed op de werking van de gevel. De inpassing van deze ruimte heeft geen negatieve of
andere invloed op het functioneren van het concept voor mens of milieu. Door deze inpassing kan een
aanvullende bijdrage geleverd worden aan de bewoner door een verhoogd daglichtniveau, verhoogde
ventilatievoud en het stimuleren van beweging. Deze aspecten voorkomen een negatieve impact op de
gezondheid.
6.6 Analyse mogelijkheden toevoegen extra dimensie gevelconcept Uit de ontwerpanalyses in hoofdstuk 5 is gebleken dat met dubbel geïsoleerde beglazing met
horizontale lamellen in de spouw het beste aangesloten kan worden op de eisen en wensen voor mens
en milieu, voor nu en in de toekomst. Na de ontwerpanalyse is het adaptieve gevelconcept nader
geanalyseerd en zijn twee mogelijke varianten uitgewerkt. Hiermee kan voldaan worden aan de
aspecten voor mens en milieu. Na het onderzoeken van de mogelijke toepasbaarheid van de extra
inpassing van een binnen- buitenruimte in het gevelconcept in paragraaf 6.5, zal nog onderzocht
worden of het gevelconcept verder uitgebreid kan worden met extra functies. Onderzocht zal worden
of het mogelijk is om de mens en / of het milieu met het gevelconcept extra te ondersteunen of te
stimuleren.
6. Uitwerking variant Pagina | 110
6.6 Analyse mogelijkheden toevoegen extra dimensie gevelconcept Kevin van Moll
Afbeelding 6.29 rendement PV- panelen op
verschillende posities (Reynaers, 2015).
6.6.1 Onderzoek bestaande extra mogelijke toepassingen
Om de extra mogelijkheden voor mens en milieu in kaart te brengen, is voor de mogelijke extra
functies in het gevelconcept gekeken wat momenteel beschikbaar is. Bij dit onderzoek is gebruik
gemaakt van diverse magazines. Voornamelijk is gebruik gemaakt van edities van de magazines
Frame, de Architect en Bouwwereld. In deze magazines (overzicht van de geraadpleegde magazines is
opgenomen in de bronnenlijst hoofdstuk 6 - magazines) is gezocht naar unieke projecten. De
projecten zijn gebundeld in de thema’s: optimalisatie daglicht en groen / natuur, renoveren
combineren met nieuw, optimaliseren daglichttoetreding, duurzaam materiaalgebruik, het verbinden
buiten en binnen en overige projecten. Van de gevonden projecten zijn afbeeldingen opgenomen in
een collage, de collage is opgenomen in bijlage II Inspiratie toevoeging extra dimensie gevelconcept.
Deze collages zijn gebruikt als inspiratie voor de mogelijke extra toevoeging voor het gevelconcept.
In de vervolganalyse zullen de opties toevoegen extra functie lamellen, verminderen onderhoud en
compenseren verlies daglicht in de woning nader worden onderzocht. Hier zal gekeken worden of het
past binnen het gevelconcept en welke bijdrage ermee geleverd kan worden voor de mens en het
milieu. Deze drie opties worden in dit onderzoek verder meegenomen, andere mogelijke extra
toevoegingen aan het gevelconcept kunnen per case worden bekeken. De mogelijke extra
toepassingen kunnen een extra onderdeel zijn voor het verder personaliseren van de gevel en de
woning. De gekozen drie varianten zijn mogelijke voorbeelden, andere opties zijn ook mogelijk
toepasbaar in het gevelconcept.
6.6.2 Toevoegen extra functie lamellen
Met de lamellen worden de aspecten controle visueel comfort, ervaren controle omgevingsvariabele
(uitzicht, sociale interactie en privacy), behouden onafhankelijkheid en regelbaarheid passieve zonne-
energie geregeld. In de zomer kunnen de lamellen gebruikt worden voor de reflectie van daglicht in de
woning (afbeelding 6.2). Voor de regeling van alle andere onderdelen met de lamellen, wordt gebruik
gemaakt van de mogelijkheid om deze te openen of te sluiten (of tussenstappen). In deze gevallen
wordt niets gedaan met de materialisering van de lamellen, de enige eis die hieraan gesteld wordt is
dat daglicht, passieve zonne-energie geweerd kunnen worden en dat privacy gegenereerd kan worden.
Als de aspecten voor de mens geregeld kunnen worden met de lamellen, zijn hierbij geen extra
wensen aanwezig bij de materialisering. Voor het milieu is het wel mogelijk om met de
materialisering een extra bijdrage te leveren. Door de toepassing van PV panelen in het materialiseren
van de lamellen, kan met de gevel energie opgewekt worden. Deze energie kan gebruikt worden voor
de invulling van een eventueel resterende koude- of warmtevraag of voor het opvangen van het
energieverbruik in de woning (kunstlicht of andere elektrische apparaten).
Door de situering in de gevel als licht- en uitzichtregelaar, is aan de buitenzijde van de lamellen geen
belemmering (schaduw) meer aanwezig die het rendement van de PV-panelen negatief kan
beïnvloeden. In afbeelding 6.29 is een overzicht gegeven van verschillende gevelvlakken en hoeken
met de bijbehorende rendementen. Bij de toepassing van de lamellen met PV-panelen op de zuidgevel
onder een hoek van 45° is het rendement bijvoorbeeld 100%. Als deze lamellen worden gesloten zal
het rendement op deze gevel nog 70% bedragen. Op deze wijze kan met de toepassing van horizontale
PV-lamellen in de spouw een bijdrage worden geleverd aan
het verminderen van het resterende energieverbruik in de
woning.
Voor de toepassing van PV-lamellen kan gebruik worden
gemaakt van de AP (Active, Photovoltaic Blade)
fotovoltaïsche glaslamel 400 mm van Schüco (Schüco lamellen
ALB,2015). Deze PV-lamel is onderdeel van de ALB lamellen,
deze lamellen zijn toegepast in de detaillering in paragraaf
6.4 van de variant (details V03, V04, H03 en H04). Voor
deze lamellen is alleen een grotere breedte nodig, de spouw
tussen de beide beglazingen zal hiervoor 100mm vergroot
6. Uitwerking variant Pagina | 111
6.6 Analyse mogelijkheden toevoegen extra dimensie gevelconcept Kevin van Moll
moeten worden. In afbeelding 6.30 links en midden links zijn de lamellen van Schüco met type ALB
AP weergegeven. Specificaties van de lamellen zijn:
Polykristallijne zonnecellen 156 mm x 156 mm, in 2 rijen geïntegreerd in het glazen element, -
Lamellenbreedte400mm, -
Maximale lamellenlengte 2.600m, -
Vermogen PV-lamel: 100 Watt. -
Met deze lamellen kunnen de onderzochte aspecten voor mens en milieu worden geregeld en kan in
hetzelfde element energie gewonnen worden. Om aan te sluiten bij de aspecten voor mens en milieu
wordt gebruik gemaakt van niet transparante PV-panelen. Een bijkomend voordeel van deze panelen
is dat het rendement gemiddeld 50% hoger ligt dan dat van transparante PV-panelen.
Een alternatief voor de Schüco ALB AP fotovoltage glaslamellen, is de zonwering van Reynaers, type
BS 100 solar (Reynaers, 2015). In afbeelding 6.30 midden rechts en rechts is het lamellensysteem met
geïntegreerde PV-panelen van Reynaers, met type BS 100 solar weergegeven. Met dit systeem
kunnen dezelfde functie worden vervuld en kan een bijdrage geleverd worden aan het reduceren van
de resterende energievraag.
Afbeelding 6.30: links, midden links: Schüco ALB AP, fotovoltaïsche glaslamellen 400mm (Schüco lamellen ALB,2015). midden rechts, rechts: Reynaers BS 100 Solar, lamellen met geïntegreerde PV-panelen (Reynaers, 2015).
6.6.3 Verminderen onderhoud
In paragraaf 6.4.5 is onderzocht hoe onderhoud aan het adaptieve gevelconcept kan plaatsvinden. Bij
het gevelconcept kan het binnenblad worden geopend. Op deze wijze kan het binnenblad (binnen en
buitenzijde), de lamellen en de binnenzijde van het buitenblad worden gereinigd. De buitenzijde van
het buitenblad is hierbij niet vanuit binnen bereikbaar om te reinigen en onderhouden. Voor het
schoonmaken van de buitenzijde van de buitenste beglazing is het nodig om dit te doen vanuit de
buitenzijde. Bij een woning die gelegen is op de begane grond is de bereikbaarheid vanaf buiten geen
probleem. Bij deze woningen is geen aanvulling vereist om het onderhoud te verminderen (het is
natuurlijk wel mogelijk om het onderhoud te verminderen, verhogen gebruiksgemak). Voor woningen
die gelegen zijn op een verdieping moet afhankelijk van de hoogte van de verdieping gebruik worden
gemaakt van een trap of glazenwasinstallatie. De frequentie van de benodigde reinigingsbeurten van
de buitenzijde van het buitenblad kan verminderd worden door de toepassing van zelfreinigende
beglazing.
Een product waarmee het mogelijk is om het aantal reinigingsbeurten van de beglazing te
verminderen is door de toepassing van Saint-Gobain Glass, type SGG Bioclean-e (Saint-Gobain, 2015).
Bij dit type glas is de buitenzijde van de beglazing voorzien van een transparante minerale coating
met fotokatalytische en hydrofiele eigenschappen. Door de integratie van de coating met het
glasoppervlak wordt een zeer lange levensduur gegarandeerd. Het zelfreinigend vermogen van de
coating werkt door een combinatie van UV-straling en regenwater. In afbeelding 6.31 is de werking
van de coating weergegeven. In de linker afbeelding is de werking van gewoon glas weergegeven,
met de opeenstapeling van watersporen en vuilresten. In de middelste afbeelding is de eerste werking
van de coating weergegeven, hier worden onder blootstelling van UV-straling en daglicht de
vuilresten afgebroken en het glasoppervlak hydrofiel gemaakt. In de rechter afbeelding is de tweede
werking van de coating weergegeven, het water (regen) dat op het glasoppervlak komt wordt door de
6. Uitwerking variant Pagina | 112
6.6 Analyse mogelijkheden toevoegen extra dimensie gevelconcept Kevin van Moll
hydrofiele werking over het glas verspreid en spoelt de afgebroken overblijfselen en minerale
vuilresten af. De coating is effectief tegen vuil zoals regensporen, vuilresten, vegen en organische,
atmosferische vuilresten. De mate van de zelfreinigende werking hangt af van de aard en de
hoeveelheid van het vuil op het glas, van de mate van blootstelling aan zon en regen en van de
plaatsingshoek van het glas (Saint-Gobain, 2015). Een bijkomend voordeel van deze coating op de
beglazing is naast het verminderen van het onderhoud, een beter zicht naar buiten behouden blijft
tijdens regen door de grotere afstromende werking.
Afbeelding 6.31: links normaal glas, midden / rechts de gecombineerde werking van SGG Bioclean-e (Saint-Gobain, 2015).
De SGG Bioclean-e kan worden toegepast op de gekozen beglazing in de detaillering van paragraaf
6.4. Bij de varianten in deze detaillering is gebruik gemaakt van Saint-Gobain Glass Climaplus XN
dubbele beglazing voor het buitenblad. Dit type beglazing kan worden voorzien van deze
zelfreinigende coating. Bij de toepassing van deze extra optie om het onderhoud te verminderen hoeft
de detaillering niet aangepast te worden. Als deze optie gewenst is door de bewoner kan dit in de
gekozen varianten worden toegepast.
6.6.4 Compenseren verlies daglicht
Met het gebruik van de lamellen in de gevel kan de hoeveelheid daglicht in de woning worden
geregeld, ook kan verblinding en te grote kleurcontrasten worden voorkomen. Door de aanwezigheid
van de lamellen en de kozijnen (de tussenstijlen door de zonnering van de gevel) zal een deel van het
daglicht dat op de gevel valt worden geweerd. Ondanks de gekozen oplossing waarbij gebruik is
gemaakt van daglichtoptimalisatie, kan het zijn dat dieper in de woning onvoldoende daglicht
aanwezig is. In deze gebieden zal de vraag om kunstlicht aanwezig blijven. Door het gevelontwerp
zijn deze oppervlakten in de woning zo ver mogelijk gereduceerd. Vooral in de ruimtes die in het
midden van de woning zijn gelegen zal geen daglicht toetreding aanwezig zijn. Door de grote bijdrage
die het ondersteunen van het dagritme kan hebben op het stimuleren van de gezondheid, zou ook
daglichttoetreding in deze ruimtes gewenst zijn.
In het gezamenlijk vooronderzoek is onderzocht wat een standaard
dagindeling van een persoon is en hoe gemiddeld een woning ingedeeld
is, dit in onderzocht in paragraaf 6.3.2 Seizoenen van de dag in het
gezamenlijk vooronderzoek. In afbeelding 6.32 is een schematische
weergave opgenomen van een standaard woningindeling. De woning is te
verdelen in drie zones, rusten, verzorgen en verblijven. De zones rusten en
verblijven zijn aan de gevel gelegen voor daglichttoetreding. In de zone
rusten is de slaapkamer en de extra kamer gelegen. In de zone verzorgen
is de verkeersruimte, toilet, badkamer en berging gelegen. In de zone
verblijven is de keuken, eetkamer, woonkamer en het balkon gelegen. Met
het adaptieve gevelconcept kan een verhoogde daglichttoetreding worden
gerealiseerd voor de zones rusten en verblijven. Maar in de zone
verzorgen is het nog niet mogelijk om daglichttoetreding te verkrijgen met
het gevelconcept.
Afbeelding 6.32: Schematische indeling standaard woning
6. Uitwerking variant Pagina | 113
6.6 Analyse mogelijkheden toevoegen extra dimensie gevelconcept Kevin van Moll
Door het toepassen van glasvezelverlichting is het mogelijk om zonlicht bij de gevel of dak op te
vangen met collectoren en dit via een glasvezelkabel naar binnen te brengen. Op deze wijze wordt
daglicht binnengebracht in ruimtes waar anders geen daglichttoetreding mogelijk zou zijn. Deze
ruimtes worden verlicht zonder gebruik te maken van elektriciteit, verlichting vindt alleen plaats door
het gebruik van de zon. Als het avond wordt of als een wolk voor de zon schuift zal en de
zonintensiteit op de gevel (op de zonnecollector) verminderen, zal ook het daglicht dat binnenkomt
via de glasvezel verminderen. Op deze wijze kan daglicht worden verkregen in binnenruimtes en kan
op deze wijze ook het dagritme en het besef van het weer buiten worden gestimuleerd, terwijl op het
zelfde moment hiervoor geen energie meer nodig is (ecologische duurzaamheid).
Voor de toepassing van deze daglichtverlichting worden aan de gevel panelen bevestigd met 64
lenzen, deze lenzen volgen de zon en vangen het zonlicht op. Aan elke lens is een glasvezeldraad
bevestigd, 16 draden worden gebundeld tot een dunne glasvezeldraad (6mm). Deze draad kan een
verlichtingsarmatuur aansturen, in totaal kan een zonnecollector 4 verlichtingsarmaturen aansturen. In
afbeelding 6.33 is links de werking van glasvezelverlichting weergegeven (met opvang, transport en
afgifte), in het midden de ruimtebeleving met een daglichtarmatuur en rechts twee type collectoren
(een vierkante en een langwerpige variant). Met een collector (en vier daglichtarmaturen) kan een
ruimte van 20-30m² worden verlicht (NBD EconLight, 2009). Omdat het daglichtarmatuur veranderd met de
buitenlucht, is niet altijd dezelfde lichtintensiteit aanwezig, in de nacht zal door de armatuur geen licht
meer worden binnengebracht. Om te voorkomen dat hiervoor twee lichtarmaturen gebruikt moeten
worden (een daglichtarmatuur en een kunstlichtarmatuur) zijn deze ook te combineren in een hybride
armatuur. Hierbij kan het kunstlicht gedimd worden toegepast als het daglicht onvoldoende is, zo
wordt optimaal gebruik gemaakt van de daglichttoetreding en wordt zoveel mogelijk elektriciteit voor
de verlichting bespaard (Parans, 2015).
Afbeelding 6.33: Links opvang, transport en afgifte zonlicht, midden afgifte zonlicht in de ruimte, rechts langwerpige en
vierkante zonnecollectoren (NBD EconLight, 2009; Parans, 2015).
Als variant kunnen de zonnecollectoren ook op het dak van de woning worden geplaatst, op deze
manier kan het mogelijk zijn dat een grotere zonneopbrengst wordt gerealiseerd omdat een betere
oriëntatie mogelijk is. Binnen dit onderzoek naar een adaptief gevelconcept is alleen onderzocht wat
de mogelijke toepassingen zijn van dit product in de gevel. Voor de toepasbaarheid van
glasvezelverlichting binnen het adaptieve
gevelconcept, moet gebruik gemaakt worden
van de langwerpige zonnecollectoren. In
afbeelding 6.34 is detail V01 weergegeven
(volledig detail is opgenomen in 6.4.6
afbeelding 6.19), in het detail is aangegeven
waar het mogelijk is om de zonnecollectoren te
plaatsen binnen het adaptieve gevelconcept.
Door de mogelijke inpassing van de
zonnecollectoren in het gevelconcept kan de
glasvezelverlichting een extra toegevoegde
functie zijn die aan het concept wordt
toegevoegd om mens en milieu aanvullend te
ondersteunen / stimuleren.
Locatie zonne- collectoren voor de glasvezel-verlichting
Afbeelding 6.34: Locatie zonnecollectoren in het gevelconcept.
6. Uitwerking variant Pagina | 114
6.7 Conclusie uitwerking adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
6.7 Conclusie uitwerking adaptieve gevelconcept Het adaptieve gevelconcept met de dubbel geïsoleerde beglazing en horizontale lamellen in de spouw,
is als beste optie naar voren gekomen uit de ontwerpanalyse in hoofdstuk 5. Na het verder analyseren
van de mogelijkheden van deze optie, is gebleken dat het mogelijk is om de onderdelen voor mens en
milieu onafhankelijk van elkaar te regelen. Voor de mens is het mogelijk om controle te hebben over
het visueel comfort, het realiseren van een verbeterde luchtkwaliteit, controle uit te oefenen over het
thermisch comfort, het ervaren van controle over de omgevingsvariabele en het ondersteunen in het
behouden van de onafhankelijkheid. Voor het milieu kan de thermische isolatie adaptief worden
geregeld, is controle over de hoeveelheid binnenkomende passieve zonne-energie en kan de
natuurlijke ventilatie geregeld worden (met of zonder voorverwarming). Met de aspecten voor het
milieu (gecombineerd met adaptieve thermische massa in het gebouw) kan de koude- en warmtevraag
worden verminderd tot (bijna) nul voor een ecologisch duurzame woning. Na alle analyses is
gebleken dat alleen een compromis aanwezig is tussen uitzicht en privacy voor woningen gelegen op
de begane grond, door het middelste deel van de gevel. Dit compromis is ook aanwezig bij de huidige
woningen en kan met dit adaptieve gevelconcept niet worden voorkomen. Voor de woningen die
gelegen zijn op een verdieping en voor alle andere aspecten is geen compromis aanwezig bij het
ontworpen adaptieve gevelconcept.
In afbeelding 6.35 is het overzicht weergegeven van het Fit the Future woonconcept met de bollen
voor mens, milieu en gebouw. Bij deze bollen is ook de extra laag weergegeven, het stimuleren mens,
stimuleren milieu en aanpasbaarheid gebouw. Deze toevoeging is om een extra stap te kunnen maken
voor mens en milieu en om te zorgen dat toekomstige veranderingen ingepast kunnen worden in het
gebouw (toekomstbestendigheid).
Afbeelding 6.35: invulling adaptieve gevelconcept voor mens en milieu.
Aspecten opgenomen in:
dubbel geïsoleerde beglazing:
- Verbeteren luchtkwaliteit
- Controle thermisch comfort
- Behouden onafhankelijkheid
- Adaptieve thermische isolatie
- Regelbare natuurlijke ventilatie
- Toegang tot natuur alle seizoenen
Aspecten van invloed op het milieu,
meteorologische seizoenen:
- Adaptieve thermische isolatie
- Regelbare passieve zonne-energie
- Regelbare natuurlijke ventilatie
Aspecten van invloed op de mens,
seizoenen van het leven:
- Controle visueel comfort
- Controle thermisch comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Behouden onafhankelijkheid
- Toegang tot natuur alle seizoenen
Aspecten van invloed op de mens,
seizoenen van de dag:
- Controle visueel comfort
- Verbeteren luchtkwaliteit
- Controle thermisch comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Toegang tot natuur
Aspecten opgenomen in:
horizontale lamellen in de spouw:
- Controle visueel comfort
- Ervaren controle omgevingsvariabele
- Behouden onafhankelijkheid
- Regelbare passieve zonne-energie
6. Uitwerking variant Pagina | 115
6.7 Conclusie uitwerking adaptieve gevelconcept Kevin van Moll
In afbeelding 6.35 is bij de thema’s mens en milieu weergegeven welke seizoenen hiervoor
onderzocht zijn. Voor de mens is gekeken naar de seizoenen van het leven en de seizoenen van de
dag, voor het milieu is gekeken naar de meteorologische seizoenen. Bij de seizoenen is beschreven
met welke aspecten rekening gehouden moet worden. Bij het gebouw is het adaptieve gevelconcept
beschreven. Bij de dubbel geïsoleerde beglazing en de horizontale lamellen in de spouw is beschreven
welke aspecten voor mens en milieu regelbaar zijn met de adaptieve gevelonderdelen. Op de aspecten
voor mens en milieu kunnen aanpassingen plaatsvinden naar de verschillende seizoenen met de eigen
toepassingssnelheden, zonder dat dit resulteert in een onderling compromis tussen de aspecten.
Hiermee is een antwoord gegeven op de vierde deelvraag: Wat is een mogelijke invulling van het
adaptieve gevelconcept om aan te sluiten op de verschillende seizoenen van mens en milieu?
Met de technische uitwerking van het adaptieve gevelconcept is op twee verschillende wijze invulling
gegeven aan het concept. Gekozen is om twee varianten uit te werken om aan te kunnen tonen dat met
dit gevelconcept geen standaardproduct wordt gerealiseerd. Het doel hiervan is om te voorkomen dat
een ideale gevel in heel het land op eenzelfde wijze wordt opgebouwd, het kunnen personaliseren van
de gevel is met dit concept mogelijk (personalisatie is onderdeel van het behouden van controle over
de omgevingsvariabele). De vormgeving van de lamellen en beglazing is door de bewoner vast te
stellen, dit zijn geen vooraf bepaalde standaard oplossingen / producten. Het is op deze wijze mogelijk
om aan te sluiten bij de individuele eisen en de wensen van de bewoner en zijn / haar financiële
mogelijkheden. Tijdens de uitwerking van de varianten zijn geen beperkingen of belemmeringen
gevonden die het functioneren van het gevelconcept voor mens of milieu verminderen. Hierdoor is het
de verwachting dat andere materialen en producten, waarmee het ook mogelijk is om een dubbel
geïsoleerde beglazing met horizontale lamellen in de spouw te realiseren, ook passen bij het adaptieve
gevelconcept voor de drie seizoenen voor mens en milieu met de verschillende toepassingssnelheden
voor nu en in de toekomst.
Na de volledige analyse van de werking en opbouw van het gevelconcept is onderzocht of het
mogelijk is een binnen- buitenruimte te realiseren in het gevelconcept. De vraag voor een binnen-
buitenruimte is naar voren gekomen tijdens de analyse naar de verschillende seizoenen van de mens.
Met deze ruimte kan een verhoogde toegang tot natuur geboden worden en kunnen
(seizoens)depressie worden voorkomen. Deze aspecten hebben een positieve invloed op de
gezondheid van de bewoner. Door het vergroten van de spouw van het gevelconcept kan deze als
balkonruimte worden gebruikt. De opbouw en werking van de gevel blijft gelijk, alleen ontstaat een
ruimte tussen de lamellen en de binnenbeglazing. Voor het weren van de zon in de zomer in deze
ruimte (het voorkomen van oververhittingsuren) zijn de lamellen bij het buitenblad geplaatst. Deze
tussenruimte is te gebruiken als balkon voor de woning. Door deze extra mogelijkheid met het
gevelconcept kan beter worden aangesloten op de wensen van de bewoner en kan de gehele gevel van
een gebouw met dit gevelconcept worden ingevuld.
Als laatste is onderzocht of een verdere toevoeging aan het gevelconcept mogelijk is, kan de mens en
/ of het milieu aanvullend worden ondersteund of gestimuleerd. Hiervoor is gekeken naar het
toevoegen van een extra functie aan de lamellen (PV-panelen verwerken in de materialisatie),
verminderen onderhoud (toepassen van zelfreinigend glas) en compenseren verlies daglicht (gebruik
glasvezelverlichting). Dit zijn drie mogelijke toevoegingen die gedaan kunnen worden aan het
gevelconcept. Zo kan de mens en / of het milieu verder ondersteund / gestimuleerd worden met de
gevel. Naast de drie opties die in dit onderzoek zijn betrokken is het de verwachting dat het adaptieve
gevelconcept ook verder uitgebreid kan worden met andere aanvullende opties. Bij de toepassing van
het adaptieve gevelconcept in een gebouw kan de opbouw bepaald worden welke opties het beste
aansluiten bij de wensen van de bewoner. Daarbij kan ook gebruik gemaakt worden van mogelijke
extra dimensies aan het gevelconcept om de werking (het ondersteunen / stimuleren van mens /
milieu) verder te vergroten als dit door de bewoner gewenst is. Door deze grote variatie aan
mogelijkheden is voldoende ruimte aanwezig binnen het adaptieve gevelconcept voor personalisatie.
6. Uitwerking variant Pagina | 116
Kevin van Moll
Conclusie Pagina | 117
Kevin van Moll
Conclusie
Conclusie Pagina | 118
Kevin van Moll
In Nederland is in de komende jaren sprake van een vergrijzing van de bevolking en hiermee
samenhangend een stijgende zorgvraag. Een trend die daarbij gaande is, is de wens van senioren om
langer zelfstandig thuis te blijven wonen, deze wens sluit ook aan op het beleid van de overheid. Het
probleem dat zich hierbij voordoet is de vraag naar geschikte woningen om deze zorgvraag te kunnen
onderbrengen, zodat het langer zelfstandig blijven wonen mogelijk is. In deze woningen moet een
integratie aanwezig zijn tussen mens en milieu, waarbij aanpasbaarheid in de toekomst mogelijk moet
zijn, om te blijven voldoen aan de eisen en wensen. In het gezamenlijk vooronderzoek is getracht een
antwoord te geven op deze toenemende vraag naar geschikte woningen door het ontwikkelen van een
nieuw woonconcept voor de (nabije) toekomst. In het vooronderzoek was de gezamenlijke
onderzoeksvraag: op welke wijze kunnen de behoeften van senioren in het Nederland van 2030
vertaald worden naar een duurzaam woonconcept? Na het vooronderzoek en het opstellen van het
woonconcept is getracht dit te vertalen naar een uitwerking. Door de grote omvang en complexiteit
van deze opgave is gekozen om de uitwerking van het woonconcept in delen uit te voeren. In dit
vervolgonderzoek is de gevel van het woonconcept onderzocht. Hierbij is gekeken hoe met de gevel
adaptief de integratie voor mens en milieu gemaakt kan worden. De onderzoeksvraag die de leidraad
heeft gevormd bij het vervolgonderzoek is als volgt: op welke wijze kan een duurzaam gevelconcept
worden ontwikkeld dat aansluit op de veranderende seizoenen van mens en milieu?
Voor de mens is eerst onderscheid gemaakt tussen de seizoenen van het leven, deze seizoenen richten
zich voornamelijk op mens en aanpasbaarheid gebouw. Bij het inzichtelijk verkrijgen van deze
seizoenen is geanalyseerd welke levensfases worden doorlopen tijdens het verouderen, wat de
levensverwachting is van senioren en welke beperkingen mogelijk kunnen optreden. Hierbij is voor
de seizoenen van het leven onderscheid gemaakt tussen de seizoenen: vitaal werkend, vitaal
gepensioneerd, verminderd vitaal en toename (chronische) ziekte(s). Bij de verschillende seizoenen is
vastgesteld op welke wijze de mens ondersteund / gestimuleerd kan worden zodat het zolang mogelijk
zelfstandig blijven wonen mogelijk is. De mens kan hierbij ondersteund worden bij het visueel
comfort, het realiseren van een regelbaar verhoogd daglichttoetredingsniveau (een verhoogde
verlichtingssterkte, waarbij rekening is gehouden met het voorkomen van verblinding en te grote
kleurcontrasten). Andere aspecten zijn controle thermisch comfort (regelbaar behaaglijk
binnencomfort, het voorkomen van het gevoel van discomfort), controle omgevingsvariabelen en
behouden onafhankelijkheid (gebruiksgemak). Een extra mogelijke ondersteuning die geboden kan
worden is het hebben van toegang tot natuur tijdens alle seizoenen, dit kan bijdrage aan het
voorkomen van (seizoens)depressies. Voor de mens zijn de seizoenen van het leven niet cyclisch,
voor het gebouw zijn deze seizoenen wel cyclisch (het kunnen huisvesten van een volgende bewoner).
Daarnaast is voor de mens onderscheid gemaakt tussen de seizoenen van de dag. Hierbij is
voornamelijk gericht op de mens en aanpasbaarheid gebouw, waarbij rekening gehouden met het
milieu. Bij deze seizoenen heeft een analyse plaatsgevonden naar het dagritme van een persoon, de
relatie tussen ruimtes en gevel en de invloed van het dagritme op de gezondheid van de bewoner. Bij
de seizoenen van de dag is onderscheid gemaakt tussen de seizoenen: ochtend, middag, avond en
nacht. Bij de seizoenen van de dag kan de mens ondersteund / gestimuleerd worden met controle
visueel comfort (regelbaar daglichtniveau), verbeteren binnenluchtkwaliteit (ventilatievoud afgestemd
op aantal personen en activiteitenniveau in een ruimte), behaaglijke thermisch comfort (afgestemd op
activiteitenniveau en wens bewoner). Daarnaast kan de mens worden ondersteund door controle
omgevingsvariabelen (controle over aspecten als uitzicht en privacy) en toegang tot natuur
(voornamelijk in de ochtend en middag) voor het ondersteunen van het dagritme van de bewoner. De
seizoenen van de dag zijn cyclisch per dag (24 uur).
Bij de seizoenen van het milieu is gekeken naar de meteorologische seizoenen. Geanalyseerd zijn
hierbij de klimatologische verschillen in Nederland gedurende de jaargetijden en de
gebouwonderdelen die mogelijk adaptief kunnen zijn. Deze mogelijke adaptieve gebouwonderdelen
zijn vergeleken met vergelijkbare klimaten voor de controle van de verwachte instellingen (de
zomerinstellingen met Spanje en de winterinstellingen met Zweden). Bij de meteorologische
seizoenen is onderscheid gemaakt tussen winter, lente, zomer en herfst. Bij de ecologische
duurzaamheid is gekeken naar het voldoen aan de koude- en warmtevraag voor een comfortabel
Conclusie Pagina | 119
Kevin van Moll
binnencomfort met de eerste twee stappen van de Trias Energetica, waarbij rekening is gehouden met
de Trias Hylica (materiaalgebruik). Bij de adaptieve gebouwonderdelen is in de zomer een lage
thermische isolatie, lage passieve zonne-energie, hoge natuurlijke directe ventilatie en hoge
thermische massa gewenst. In de winter is een hoge thermische isolatie, hoge passieve zonne-energie,
lage directe natuurlijke ventilatie en lage thermische massa gewenst. Bij het kunnen optimaliseren van
deze gebouwonderdelen kan de koude- en warmtevraag in een woning worden gereduceerd tot (bijna)
nul. Een bijkomende eis van de mens is een toegankelijke ruimte tijdens alle metrologische seizoenen
voor een verhoogd contact met buiten. De meteorologische seizoenen zijn cyclisch met een periode
van een jaar.
De uitgangspunten voor het adaptieve gevelconcept worden gevormd door het Fit the Future
woonconcept met de onderdelen stimuleren mens, stimuleren milieu en aanpasbaarheid gebouw. Bij
de mens wordt invulling gegeven door de eisen afkomstig uit de seizoenen van het leven en de
seizoenen van de dag. Voor het milieu wordt invulling gegeven door de meteorologische seizoenen.
Deze verschillende aspecten met de eigen toepassingssnelheden moeten adaptief ingepast kunnen
worden in het gevelconcept, om een compromis tussen mens en milieu te voorkomen.
Tijdens de ontwerpanalyse zijn verschillende mogelijke invullingen en (deel)oplossingen voor het
adaptieve gevelconcept onderzocht. De variant met een dubbel geïsoleerde beglazing en horizontale
lamellen in de spouw is als beste optie uit de varianten gekomen. Uit de analyses is gebleken dat het
de verwachting is dat deze variant de beste aansluiting kan geven op de adaptieve eisen en wensen
van mens en milieu voor nu en de toekomst. Voor deze regeling moeten de lamellen in de spouw
worden opgedeeld in drie zones. Hierbij zal de bovenste zone voornamelijk worden gebruikt voor
daglichttoetreding en regeling passieve zonne-energie. De middelste zone voor het uitzicht en de
onderste zone voor de privacy in de woning. Voor het kunnen openen van het buitenblad moet deze
ook verdeeld worden in zones, om een andere indeling van het buitenblad ten opzichte van de
lamellen te voorkomen wordt het buitenblad ook verdeeld in drie zones. Het binnenblad hoeft niet
verdeeld te worden in zones, de eis die hieraan gesteld wordt is dat het binnenblad geopend kan
worden zodat deze en de spouw gereinigd kunnen worden. Bij deze variant is de volledige werking
onderzocht en is ondervonden dat het de verwachting is dat alle compromissen kunnen worden
voorkomen, met uitzondering van het tegelijker tijd kunnen reguleren van privacy en uitzicht bij
woningen gelegen op de begane grond (beide zijn in zone twee van de lamellen aanwezig). De
overige aspecten voor mens en milieu kunnen allemaal onafhankelijk van elkaar worden geregeld en
geoptimaliseerd.
Bij het onderzoek naar de werking en bij het onderzoek of nog andere compromissen aanwezig zijn,
zijn verschillende scenario’s opgesteld voor de vier verschillende dagdelen, gecombineerd met de
winter- of zomersituatie. De mogelijke standaardinstellingen (scenario’s) zijn door de bewoner altijd
aan te passen aan de wensen van het moment. Naast de standaardinstellingen zijn twee varianten
uitgewerkt tot technische detaillering om te onderzoeken of het adaptieve gevelsysteem gerealiseerd
zou kunnen worden in de praktijk. Om bij het adaptieve gevelconcept te voorkomen dat een standaard
product wordt gerealiseerd is bij de uitwerking aangetoond dat personalisatie mogelijk is. Om dit te
versterken is onderzocht of met het gevelconcept mogelijk is om de mens en / of het milieu extra te
ondersteunen / stimuleren. Hierbij is onderzocht dat de opties met het toevoegen van PV-panelen op
de lamellen voor energieopwekking, toepassen van zelfreinigende beglazing (verminderen onderhoud,
gebruiksgemak) en de toepassing van glasvezelverlichting (met collectoren in de gevel) mogelijk zijn.
Deze varianten kunnen extra worden toegevoegd in het gevelconcept, het is hiermee de verwachting
dat ook andere aanvullende opties mogelijk zijn. Dit geeft per situatie de mogelijkheden om te
variëren in de toe te passen materialen en uitstraling en na gewenst de gevel uit te breiden met extra
functies om de werking van het concept verder te versterken.
Na het onderzoeken van het adaptieve gevelconcept voor mens en milieu is het de verwachting dat
hieraan het beste voldaan kan worden met een dubbel geïsoleerde beglazing met horizontale lamellen
in de spouw. Met deze oplossing kunnen de aspecten voor mens en milieu worden geregeld en kan
een aspect worden aangepast zonder dat dit invloed heeft op de regelbaarheid van een ander aspect.
Conclusie Pagina | 120
Kevin van Moll
Discussie Pagina | 121
Kevin van Moll
Discussie
Discussie Pagina | 122
Kevin van Moll
Discussie Pagina | 123
Interpretatie resultaten Kevin van Moll
Interpretatie resultaten Dit onderzoek is uitgevoerd als vervolg op het gezamenlijke vooronderzoek naar het ontwikkelen van
een duurzaam woonconcept dat aansluit op de behoeften van senioren in het Nederland van 2030.
Tijdens het vooronderzoek is gebleken dat het een zeer complexe opgave is om de aspecten voor
mens en milieu voor nu en in de toekomst samen te brengen in een adaptief woonconcept. Na het
opstellen van de uitgangspunten is daarom de keuze gemaakt om het gehele woonconcept op te delen
in onderdelen (gebouwlagen) en voor deze onderdelen in een vervolgonderzoek de beste invulling te
vinden. Dit vervolgonderzoek valt daarbij binnen de context van het gezamenlijk vooronderzoek en
heeft als focus de gevel van het concept. De doelstelling van dit vervolgonderzoek is het ontwikkelen
van een duurzaam gevelconcept dat aansluit op de veranderende seizoenen van mens en milieu.
In dit vervolgonderzoek is gestart met het analyseren van de seizoenen van het leven, seizoenen van de
dag en meteorologische seizoenen. Bij het bepalen van de aspecten bij deze seizoenen is gefocust op
de gevel, de andere aspecten die behoren tot bijvoorbeeld de inbouw van het woonconcept zijn daarbij
buiten beschouwing gelaten. De aspecten binnen de verschillende seizoenen zijn bepaald om inzicht
te krijgen met welke onderdelen rekening gehouden moet worden bij het ontwerpen van het adaptieve
gevelconcept. Bij de operationalisering van de seizoenen zijn de bijbehorende aspecten bepaald, deze
aspecten zijn hierbij bepaald op subjectief niveau. Een voorbeeld hiervan is bij de seizoenen van het
leven de controle visueel comfort. Voor het behouden van het visueel comfort moet een mogelijke
veroudering van het oog worden opgevangen, het is gewenst dat dit verlies voor een deel wordt
opgevangen door het realiseren van een verhoogde verlichtingssterkte. Aan deze verhoogde
verlichtingssterktes kan invulling worden gegeven door het optimaliseren van de daglichttoetreding
(aansluitend bij de ecologische duurzaamheid, beperken energiegebruik) in de woning. Daarnaast
moet rekening gehouden worden bij het visueel comfort met het voorkomen van verblinding en te
grote kleurcontrasten. Zo zijn alle uitgangspunten bij de drie seizoenen voor het gevelconcept
opgesteld. Deze eisen zijn niet verder gespecificeerd naar objectieve eisen (meetbare eisen) omdat
deze afhankelijk zijn van de context van de woning, hierbij moet onder andere rekening gehouden
worden met de wensen van de bewoner, stedenbouwkundige context, oriëntatie van een ruimte, grote
en lay-out van de ruimte. Door het gevelconcept te ontwerpen op de subjectieve eisen kunnen al deze
aspecten worden ingepast binnen het concept en is het mogelijk om dit per case afzonderlijk verder
vorm te geven, tot aan de uitwerking die het beste past bij de bewoner en de gebouwmogelijkheden.
Bij het in kaart brengen van de aspecten voor mens en milieu is getracht om deze zo compleet
mogelijk te maken, hierbij is gekeken binnen de literatuur naar de doelgroep senioren. Voor deze
doelgroep zijn de voornaamste en meest genoemde aspecten opgenomen, bij de uitwerking van een
case kunnen specifieke eisen en wensen van de bewoner resulteren in een aanvulling van de aspecten
of zorgen voor een andere focus binnen de opgestelde aspecten. Door het grote aantal mogelijke
aspecten heeft in dit onderzoek de focus gelegen bij de seizoenen van het leven op de aspecten:
controle visueel comfort, controle thermisch comfort, ervaren controle omgevingsvariabele, behouden
onafhankelijkheid en toegang tot natuur alle seizoenen. Binnen de seizoenen van de dag is gekeken
naar de aspecten: controle visueel comfort, verbeteren luchtkwaliteit, controle thermisch comfort,
ervaren controle omgevingsvariabele en toegang tot natuur alle seizoenen. Bij de meteorologische
seizoenen is gekeken naar de aspecten: adaptieve thermische isolatie, regelbare passieve zonne-
energie, regelbare natuurlijke ventilatie en adaptieve thermische massa.
Tijdens de ontwerpanalyse voor het opstellen van het adaptieve gevelconcept zijn meerdere opties en
varianten met elkaar vergeleken om te bepalen op welke wijze het de verwachting is dat het beste
aangesloten kan worden op de aspecten voor mens en milieu. Uit de analyse is gekomen dat met de
variant dubbele geïsoleerde beglazing en horizontale lamellen in de spouw het beste aangesloten kan
worden op de aspecten. Hierbij is dubbele geïsoleerde beglazing aanwezig voor adaptieve thermische
isolatie, de spouw tussen de beglazing wordt gebruikt voor de ventilatie om een behaaglijk
binnencomfort te realiseren in de woning. Met de lamellen in de spouw kan controle worden
verkregen over het visueel comfort (daglichttoetreding), passieve zonne-energie en
omgevingsvariabele (uitzicht en privacy). Voor deze regeling van de verschillende aspecten zijn de
Discussie Pagina | 124
Beperkingen onderzoek Kevin van Moll
lamellen verdeeld in drie zones. De lamellen zijn in het gevelconcept geplaatst in de spouw van de
beglazing. In de wintersituatie (verhoogde thermische isolatie) zijn de lamellen in de constructie
aanwezig en kunnen deze bijdrage aan de regeling (het binnenhalen) van de passieve zonne-energie
en zijn ze beschermd tegen de weersinvloeden van buiten (temperatuur en neerslag). In de zomer, als
het buitenblad is geopend, zijn de lamellen buiten aanwezig en kunnen deze zorgen voor de beste
regeling van de passieve zonne-energie. Door de werking van de onderdelen van het gevelconcept,
kan met de onderzochte opstelling het beste aangesloten worden op de eisen en wensen van mens en
milieu gedurende de verschillende seizoenen en kunnen compromissen worden voorkomen.
Tijdens de uitwerking van het gevelconcept is gebleken dat met dubbele geïsoleerde beglazing en
horizontale lamellen in de spouw alle aspecten voor mens en milieu afzonderlijk geregeld kunnen
worden. Het enige compromis dat aanwezig is, is dat tussen uitzicht en privacy bij woningen gelegen
op de begane grond. Bij deze woningen zal dit beide plaatvinden in de middelste zone van de gevel.
Dit compromis is niet kunnen voorkomen bij de toepassing van het adaptieve concept, bij overige
woningen is dit compromis niet aanwezig. In de bestaande geveloplossingen is dit probleem tussen
uitzicht en privacy ook aanwezig, hiervoor wordt met dit onderzoek geen oplossing gevonden.
Bij de uitwerking van het adaptieve gevelconcept zijn twee verschillende mogelijke varianten
opgenomen. Gekozen is om twee varianten op te nemen om aan te tonen dat personalisatie mogelijk
is. Personalisatie is een belangrijk onderdeel om te voorkomen dat het gevelconcept een standaard
product wordt. Als overal dezelfde gevel wordt toegepast zal dit minder goed aansluiten bij de wensen
van de bewoner. Naast de mogelijkheden tot personalisatie is het bij het gevelconcept ook mogelijk
om een extra dimensie te geven aan het concept. Deze extra dimensie kan gegeven worden door het
extra ondersteunen / stimuleren van mens en / of milieu. Bij de uitwerking is hiervoor gekeken naar
het toepassen van PV-panelen in de lamellen (energieopwekking), zelfreinigende beglazing
(verminderen onderhoud, verhogen gebruiksgemak) en het gebruik van glasvezelverlichting voor het
ondersteunen van het dagritme in het midden van de woning (en het verminderen van de
kunstlichtbehoefte, ecologische duurzaamheid). Deze of andere extra opties zijn een mogelijke
toevoeging aan het concept en zorgen voor een verdere personalisatie en aansluiting op de wensen van
de bewoner.
Beperkingen onderzoek Binnen het onderzoek zijn bepaalde keuzes gemaakt om onderdelen op te nemen in het onderzoek
voor een zo compleet mogelijke analyse naar de aspecten voor mens en milieu. Om te voorkomen dat
het onderzoek te breed zou worden en daardoor niet uitvoerbaar zou blijken, zijn ook bepaalde
aspecten bij het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Hierdoor is beter gefocust en wordt
voorkomend dat dezelfde problemen ondervonden worden als tijdens het einde van het gezamenlijke
vooronderzoek naar het gehele woonconcept. Hierbij is gebleken dat niet alle aspecten bij het te
ontwerpen woonconcept betrokken kunnen worden. Het onderzoek is hierdoor te complex geworden
en daarom opgedeeld in meerdere vervolgonderzoeken.
Binnen het vervolgonderzoek is evenals tijdens het vooronderzoek niet ingegaan op de economische
aspecten van het concept. Hiervoor is gekozen om te voorkomen dat de stichtingskosten een
(bepalende) factor kunnen zijn en hierdoor de innovatie van het ontwerp wordt verminderd. In het
onderzoek heeft het vinden van een optimale oplossing de voorkeur gehad boven het zoeken van een
balans tussen mens, milieu en economische aspecten.
Een beperking bij het opstelde adaptieve gevelconcept is dat het functioneren ervan niet berekend /
getoetst kon worden. Bij het toepassen van adaptieve thermische isolatie veranderd de gevel van een
statisch element naar een dynamisch element. Met de huidige berekeningsprogramma’s is nog niet
eenvoudig te bepalen welke winsten precies behaald kunnen worden. Hierdoor zijn de te verwachten
resultaten gebaseerd op de beschikbare literatuur en zijn de gevonden data ter controle voorgelegd aan
dr. ir. B.J.E. Blocken, hoogleraar Building Physics & Services aan de Technische Universiteit
Eindhoven. Naast het niet kunnen berekenen van de exacte prestaties van de gevel is het ook niet
Discussie Pagina | 125
Aanbevelingen Kevin van Moll
mogelijk geweest om de gevel in praktijk te realiseren binnen het tweede deel van de
afstudeerperiode. Hierdoor is het niet mogelijk geweest om de werking en de ervaring van bewoners
te controleren in de praktijk. Voor het realiseren van het adaptieve gevelconcept in de praktijk zou het
nodig zijn geweest om een case te onderzoeken en daarvoor de randvoorwaarde (bewoner en
stedenbouwkundige context) op te nemen voor het uitwerken van het gevelconcept.
Aanbevelingen Met het uitvoeren van de analyses en het ontwerpen van het gevelconcept is antwoord gegeven op de
doelstelling van het onderzoek. Echter is het onderzoek hiermee nog niet volledig afgerond. Een
aantal onderdelen moet nog verder worden onderzocht om het gevelconcept compleet te maken en de
volledige werking ervan te bepalen.
Een eerste aanbeveling zou zijn om de werking van het gevelconcept te berekenen. Zo is het mogelijk
om een uitspraak te doen of het volledig mogelijk is om een resterende koude- en warmtevraag voor
de woning te voorkomen. Bij het berekenen kan ook worden bepaald welke adaptieve instellingen
gewenst zijn voor de tussenliggende meteorologische seizoenen herfst en lente. Door het berekenen
van deze instellingen kan het gevelconcept verder worden gespecificeerd voor de correcte werking
gedurende de verschillende klimatologische omstandigheden in Nederland.
Een ander vervolgonderzoek kan zijn het bepalen van de LCA (Levenscyclusanalyse) van de gevel.
Bij deze berekening moet bepaald worden of het toevoegen van de extra materialen, wordt
gecompenseerd door de energiewinst (verminderen koude- en warmtevraag) en of de aanpasbaarheid
van de gevel een langere levensduur heeft, zodat het vervangen van onderdelen wordt voorkomen.
Met het berekenen van de LCA kan de ecologische duurzaamheid van het gevelconcept worden
bepaald en kan onderzocht worden of dit aansluit bij de uitgangspunten van de Trias Hylica voor het
verminderen van de materiaalvraag gedurende de gehele gebruikstijd.
Na het uitvoeren van de berekeningen naar de instellingen van de gevel en de ecologische
duurzaamheid heeft het de aanbeveling om een case in de praktijk te realiseren. Hierbij moet het
gevelconcept worden uitgewerkt binnen een context (stedenbouwkundig en bewoner). Met deze case
(mogelijk bestaande uit meerdere type woningen) kan bepaald worden of het gevelconcept in de
praktijk functioneert en of voldaan wordt aan de eisen en wensen van mens en milieu. Ook kan
bepaald worden of de gewenste aanpasbaarheid gerealiseerd kan worden in de praktijk. Bij deze case
moet ook tijdens de uitwerking de volledige aansturing van het gevelconcept worden opgenomen.
Hierbij moet gekeken worden hoe door middel van intelligente technologie de aansturing van de gevel
gerealiseerd kan worden en hoe de bewoner bewustgemaakt kan worden van de behaalde winsten en
de invloed van een wijziging. Bij deze intelligente technologie is het belangrijk dat de bewoner de
controle behoud over de omgevingsvariabelen, op een zodanige wijze dat het functioneren van het
gevelconcept (voor het milieu) behouden blijft. Hierbij moet gekeken worden naar het gezamenlijk
vooronderzoek. In het vooronderzoek is beschreven dat de intelligente technologie een extra
gebouwlaag is die moet worden toegevoegd voor de aansturing van het gebouw en de bewustwording
in het gebouw. Tijdens de analyse van het gevelconcept is het ook belangrijk dat wordt gekeken hoe
toekomstige andere eisen en wensen ingepast kunnen blijven worden in het adaptieve gevelconcept.
Na het uitvoeren van de verschillende deelonderzoeken die afkomstig zijn uit het gezamenlijke
vooronderzoek, moeten al deze resultaten gekoppeld worden. Door het koppelen van het adaptieve
gevelconcept uit dit onderzoek met een inbouw en de andere gebouwlagen die aansluiten op de
thema’s stimuleren mens, stimuleren milieu en aanpasbaarheid gebouw, kan het totale woonconcept
worden opgesteld. In het gezamenlijk vooronderzoek zijn de gebouwlagen casco, huid (gevel),
installaties, inbouw en intelligente technologie onderscheiden. Door voor al deze gebouwlagen een
vervolgonderzoek uit te voeren, kan tijdens het samenvoegen van deze resultaten naar
waarschijnlijkheid het beste worden aangesloten op de doelstelling van het gezamenlijk
vooronderzoek. Daarbij is dit onderzoek onderdeel geweest om invulling te geven aan de adaptieve
invulling aan de huid van het gehele woonconcept voor senioren in het Nederland in 2030.
Discussie Pagina | 126
Kevin van Moll
Bronnen Pagina | 127
Kevin van Moll
Bronnen
Bronnen Pagina | 128
Kevin van Moll
Bronnen Pagina | 129
Hoofdstuk 1 Kevin van Moll
Hoofdstuk 1
Literatuur Agyefi – Mensah, S. (2013). Functionality and adaptability of design solutions for public apartments
buildings in Ghana: Towards evidence-based design for sustainable lifespan building performance.
Technische Universiteit Eindhoven. Nederland.
Chorus, A., Gijsbers, G., Staalduinen van, W., Wevers, C. (2011). Het succes van de vergrijzing. Een
visie op de toekomst van werk, zorg, wonen en voorzieningen. TNO & Het Haagse Centrum voor
Strategische Studies. Rapport nr. 09, 2011.
Dammers, E., Klooster van ’t, S., Hilderink, H., Petersen, A., Tuinstra, W. (2013). Scenario’s maken
voor milieu, natuur en ruimte. Een handreiking. Planbureau voor de Leefomgeving. Den Haag.
DTZ Zadelhoff (2015). Vervagende grenzen, duidelijk contouren. Tendensen van de vastgoedmarkt.
Amsterdam: DTZ Zadelhoff v.o.f. ISBN 978-90-78197-43-0.
Duijvestein, C.A.J. (1993). Ecologisch bouwen. Faculteit Architectuur, Technische Universiteit Delft,
Delft, ISBN 9789052691244.
Elkington, J. (1997). Cannibals with forks: the Triple Bottom Line in 21st century.
Engelhardt, G.V., Greenhalgh – Stanley, N. (2010). Home health care and the housing and living
arrangements of the elderly. Journal of Urban Economics, nr. 67, pp. 226 – 238.
Entrop, A.G., Brouwers, H.J.H. (2009). Assessing the sustainability of buildings using a framework of
triad approaches. Journal of Building Appraisal, vol. 5, nr. 4, pp. 293 – 310.
Galen van, J., Willems, J., Poulus, C. (2013). Monitor investeren voor de toekomst 2012. ABF
Research, in opdracht van Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Hoes, P., Trcka, M., Hensen, J.L.M., Hoekstra Bonnema, B. (2011). Investigating the potential of
novel low-energy house concept wiht hybrid adaptable thermal storage. Energy Conversion and
Management, vol. 52, pp. 2442-2447.
Hooff van, T., Blocken, B., Hensen, J.L.M., Timmermans, H.J.P. (2014). On the predicted
effectiveness of climate adaptation mesures for residential buildings. Building and Envrionmets, vol.
82, pp. 300-316.
Huisman, E.R.C.M., Morales, E., van Hoof., J., Kort, H.S.M. (2012). Healing environment: a review
of the impact of physical environmental factors on users. Building and Environment, vol. 58, pp. 70-
80.
Kandachar, P. (2014). Chapter 7 – Materials and social sustainability. Materials Experience, pp. 91 –
103.
Klerk de, M. (2004). Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Sociaal & Cultureel Planbureau. Den
Haag.
Kullberg, J. (2005). Ouderen van nu en van de toekomst. Hun financiële spankracht, zorgbehoefte en
woonwensen. Sociaal & Cultureel Planbureau. Den Haag.
Leidelmeijer, K., van Kamp, I. (2003). Kwaliteit van de leefomgeving en leefbaarheid: naar een
begrippenkader en conceptuele inkadering. RIGO Research en Advies BV & RIVM. Bilthoven.
Bronnen Pagina | 130
Hoofdstuk 1 Kevin van Moll
Licher, F. (2013). Cijfers over wonen en bouwen 2013. Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties.
Mitzner, T. L., Chen, T. L., Kemp, C. C., Rogers, W. A., (2011). Older adults needs for assistance as
a function of living environment. Georgia Instute of Technology, Proceedings of the human factors
and ergonomics society 55th annual meeting – 2011.
Noorda, J., Hazel van den, P., Kuipers, H., Marken Lichtenbelt van, W., Mureau, R., Sluijter, R., Tom
van der, P. (2009). GGD-richtlijn medische milieukunde. Gezondheidsrisico’s van winterse
omstandigheden. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Rapportnummer
60933009/2009.
Virone, G. (2009). Assessing everyday life behavioral rhythms for the older generation. Pervasive and
Mobile Computing, vol.5, pp.606-622.
Wet Milieubeheer (1979). Hoofdstuk 10 Afvalstoffen, Titel 10.2 Het afvalbeheersplan, artikel 10.4.
Zantinge, E.M., Wilk van der, E.A., Wieren van, S., Schoemaker, C.G. (2011). Gezond ouder worden
in Nederland. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Websites CBS, 2014
Centraal Bureau voor de Statistiek. Prognose bevolking kerncijfers, 2012 – 2060. Website:
http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=81593NED&D1=a&D, datum
gegevens 18 december 2014. Geraadpleegd op 27 februari 2015.
Bronnen Pagina | 131
Hoofdstuk 2 Kevin van Moll
Hoofdstuk 2
Literatuur Aarts, E.H.L., Grotenhuis, F. (2011). Ambient Intelligence 2.0: towards Synergetic Prosperity. Journal
of Ambient Intelligence and Smart Environments, 2010, 3, pp. 3 – 11.
Aldrich, F.K. (2003). Smart homes: past, present and future. In Harper, R., Inside the smart home, pp.
17 – 39. London, Springer – Verlag, United Kingdom.
Ball, M.M., Perkings, M.M., Whittington, F.J., Hollingsworth, C., King, S.V., Combs, B.L. (2004).
Independence in assisted living. Journal of Aging Studies, vol. 18, pp. 467-483.
Bellia, L., Bisegna, F., Spada, G. (2011). Lighting in indoor environments: Visual and non-visual
effects of light sources with different spectral power distributions. Building and Environment, vol. 46,
pp. 1984-1992.
Bohlmeijer, E., Smit, F., Smits, C. (2005). Preventie van depressie bij ouderen; introductie &
onderbouwing. Trimbos-instituut, februari 2005.
De Bruin – Hordijk, G., Bankersen, D., Vallenduuk, V. (2011). Visueel comfort voor senioren.
Bouwfysica, 2011, 2, pp. 7 – 11.
Frontczak, M., Wargocki, P. (2011). Literature survey on how different factors influence human
comfort in indoor environments. Building and Environment. vol. 46, pp. 922-937.
Havenith, G. (2005). Temperature regulation, heat balance and climatic stress. Extreme weather
events and Public Health Responses, 2005, pp. 69 – 80.
Henning Larsen Architects. (2012). Desing with knowledge, new research in sustainable building.
Copenhagen, Denmark. ISBN: 978-87-993081-3-2.
Hooff van, T., Blocken, B., Hensen, J.L.M., Timmermans, H.J.P. (2014). On the predicted
effectiveness of climate adaptation mesures for residential buildings. Building and Envrionmets, vol.
82, pp. 300-316.
Huang, L., Zhu, Y., Ouyang, Q., Cao, B. (2012). A study on the effects of thermal, luminous, and
acoustic environments on indoor environments comfort in offices. Building and Environment. vol. 49,
pp. 304-309.
Huisman, E.R.C.M., Morales, E., van Hoof., J., Kort, H.S.M. (2012). Healing environment: a review
of the impact of physical environmental factors on users. Building and Environment, vol. 58, pp. 70 –
80.
Klerk de, M. (2004). Zorg en wonen voor kwetsbare ouderen. Sociaal & Cultureel Planbureau. Den
Haag.
Kullberg, J. (2005). Ouderen van nu en van de toekomst. Hun financiële spankracht, zorgbehoefte en
woonwensen. Sociaal & Cultureel Planbureau. Den Haag.
Laslett, P. (1989). A Fresh Map of Life: The Emergence of the Third Age. London, Weidenfeld and
Nicolson.
Bronnen Pagina | 132
Hoofdstuk 2 Kevin van Moll
Meer de, G., Aarts, F., Broek van den, I., Bruggen van, M., Daanen, H.A.M, Hagens, W.I., Jochems,
D., Krever, G.W., Meijerink, M.J.W., Noorda, J., Riet van, N., Rozema, B., Sluijter, R., Zwart de, F.,
Brederode van, N.E. (2012). Gezondheidsrisico’s van zomerse omstandigheden. GGD-richtlijn
medische milieukunde. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Rapport
609400007/2012.
Mitzner, T. L., Chen, T. L., Kemp, C. C., Rogers, W. A., (2011). Older adults needs for assistance as
a function of living environment. Georgia Instute of Technology, Proceedings of the human factors
and ergonomics society 55th annual meeting – 2011.
Noorda, J., Hazel van den, P., Kuipers, H., Marken Lichtenbelt van, W., Mureau, R., Sluijter, R., Tom
van der, P. (2009). GGD-richtlijn medische milieukunde. Gezondheidsrisico’s van winterse
omstandigheden. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Rapportnummer
60933009/2009.
Perkins, M.M., Ball, M.M., Whittington, F.J., Hollingsworth, C. (2012). Relational autonomy in
assisted living: A focus on diverse care setting for older adults. Journal of Aging Studies, vol. 26, pp.
214-225.
Schuurman, J.G., Moelart El – Hadidy, F., Krom, A., Walhout, B. (2007). Ambient intelligence.
Toekomst van de zorg of zorg van de toekomst? Rathenau Instituut, Den Haag, ISBN: 978-90-77364-
16-1.
Sikorska-Simmons, E. (2006). The effects of organizational context on autonomy-enhancing policies
in assisted living. Journal of Aging Studies, vol. 20, pp. 271-226.
SVWO Arcon (2011). Ziekten en beperkingen bij ouderen. Factsheet sociale Atlas Overijsel. Thema:
Ziekten en beperkingen bij ouderen. Nummer 3, april 2011.
Voordt van der, D.J.M. (1994). Ouderen in ziekenhuizen, problemen en oplossingen voor bouw en
inrichting. OSPA Onderzoeksinstituut voor Stedebouw, Planologie en Architectuur.
Webb, A.R. (2006). Considerations for lighting in the built environment: Non-visual effect of light.
Energy and Buildings, vol. 38, pp. 721-727.
Zantinge, E.M., Wilk van der, E.A., Wieren van, S., Schoemaker, C.G. (2011). Gezond ouder worden
in Nederland. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en milieu (RIVM).
Websites Rijksoverheid, 2015
Rijksoverheid. Pensioen. Website: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/pensioen. Geraadpleegd
op 15 maart 2015.
SOLG, 2015
Stichting Onderzoek Licht en Gezondheid. De invloed van licht op uw gezondheid. Website:
http://www.solg.nl/. Geraadpleegd op 15 maart 2015.
Bronnen Pagina | 133
Hoofdstuk 3 Kevin van Moll
Hoofdstuk 3
Literatuur Beauchemin, K.M., Hays, P. (1998). Dying in the dark: sunshine, gender and outcomes in myocardial
infarction. Journal of the royal society of medicine, vol. 91, pp. 352-354.
Choi, J.H., Beltran, L.O., Kim, H.S. (2012). Impacts of indoor daylight environments on patient
average length of stay (ALOS) in a healthcare facility. Build and Environment, vol. 50, pp 65-75.
Frontczak, M., Wargocki, P. (2011). Literature survey on how different factors influence human
comfort in indoor environments. Building and Environment, vol. 46, pp. 922-937.
Gómez, L.D. (2014). Little arrangements that matter. Rethinking autonomy-enabling innovations for
later life. Technological Forecasting & Social Change, vol. 93, pp. 91-101.
Heinzerling, D., Schiavon, S., Webster, T., Arens, E. (2013). Indoor environmental quality
assessment models: A literature review and a proposed weighting and classification scheme. Building
and Environment. Vol. 70, pp. 210-222.
Henning Larsen Architects. (2012). Desing with knowledge, new research in sustainable building.
Copenhagen, Denmark. ISBN: 978-87-993081-3-2.
Huisman, E.R.C.M., Morales, E., van Hoof., J., Kort, H.S.M. (2012). Healing environment: a review
of the impact of physical environmental factors on users. Building and Environment, vol. 58, pp. 70-
80.
Hwang, H.L., Lin, H.S. (2004). Perceived enactment of autonomy and related sociodemographic
factors among non-institutionalized elders. Kaohsiung J Med Sci, Vol 20, No 4, pp. 166-172.
Kim, S.S., Yang, I.H., Yeo, M.S., Kim, K.W. (2005). Development of a housing performance
evaluation model for multi-family residential buildings in Korea. Building and Environment, vol. 40,
pp. 1103-1116.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Ministerie van Infrastructuur en Milieu (2015).
Tijden van zonopkomst en –ondergang 2015. KNMI, 02 december 2014.
Lai, J.H.K. (2013). Gap theory based analysis of user expectation and satisfaction: The case of a
hostel building. Building and Environment, vol. 69, pp. 183-193.
Lan, L., Pan, L., Lian, Z., Huang, H., Lin, Y. (2014). Experimental study on thermal comfort of
sleeping people at different air temperatures. Building and Environment, vol. 73, pp. 24-31.
Lans van der, A.A.J.J., Hoeks, J., Brans, B., Vijgen, G.H.E.J., Visser, M.G.W., Vosselman, M.J.,
Hansen, J., Jörgensen, J.A., Wu, J., Mottaghy, F.M., Schrauwen, P., Marken, Lichtenbelt van, W.D.
(2013). Cold acclimation recruits human brown fat and increases nonshivering thermogenesis. The
Journal of Clinical Investigations, vol. 123, nr. 8, pp. 3395-3403.
Leung, C., Ge. H. (2013). Experimental study on thermal comfort of sleeping people at different air
temperatures. Building and Environment, vol. 59, pp. 91-98.
Lewy, A.J., Bauer, V.K., Cutler, N.L., Sack, R.L., Ahmed, S., Thomas, K.H., Blood, M.L., Latham
Jackson, J.M. (1989). Morning vs. evening light treatment of patients with winter depression. Arch.
Gen. Psychiatry, vol. 55, pp. 890-896.
Bronnen Pagina | 134
Hoofdstuk 3 Kevin van Moll
Licher, F. (2013). Cijfers over wonen en bouwen 2013. Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties.
Linton, S.J., Kecklund G., Franklin K.A., Leissner L.C., Sivertsen B., Lindberg E., Svensson A.C.,
Hansson S.O., Sundin O., Hetta J., Bjorkelund C., Hall C. (2015). The effect of the work environment
on future sleep disturbances: a systematic review. Sleep Medicine Reviews, vol. 23 pp. 10-19.
Marken Lichtenbelt van, W.D., Vanhommerig, J.W., Smulders, N.M., Drossaerts, J.M., Kemerink,
G.J., Bouvy, N.D., Schrauwen, P., Teule, G.J. (2009). Cold activated brown adipose tissue in healthy
men. The new England journal of Medicine 360:1500-1508.
Mitzner, T. L., Chen, T. L., Kemp, C. C., Rogers, W. A., (2011). Older adults needs for assistance as
a function of living environment. Georgia Instute of Technology, Proceedings of the human factors
and ergonomics society 55th annual meeting – 2011.
Noorda, J., Hazel van den, P., Kuipers, H., Marken Lichtenbelt van, W.D., Mureau, R., Sluijter, R.,
Tom van der, P. (2009). GGD-richtlijn medische milieukunde. Gezondheidsrisico’s van winterse
omstandigheden. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Rapportnummer
60933009/2009.
Perkins, M.M., Ball, M.M., Whittington, F.J., Hollingsworth, C. (2012). Relational autonomy in
assisted living: A focus on diverse care setting for older adults. Journal of Aging Studies, vol. 26, pp.
214-225.
Virone, G. (2009). Assessing everyday life behavioral rhythms for the older generation. Pervasive and
Mobile Computing, vol.5, pp.606-622.
Websites Bouwbesluitonline, 2014
Bouwbesluit online (2012). BRIS bouwbesluit online 2012. Website:
http://www.bouwbesluitonline.nl/. Geraadpleegd op 24 maart 2015.
Eea, 2013
Europees Milieu Agentschap. Luchtkwaliteit in gesloten ruimten. Website:
http://www.eea.europa.eu/nl/ema-signalen/signalen-2013/artikelen/luchtkwaliteit-in-gesloten-ruimten.
Geraadpleegd op 15 maart 2015.
Bronnen Pagina | 135
Hoofdstuk 4 Kevin van Moll
Hoofdstuk 4
Literatuur Bais, J.M. (1990). Woningvoorraad en woningverwarming: ontwikkelingen en tendensen. ECN-C—
90-055 Publicatie.
Boneta – Cener, M.F., Sebi, C. (2012). The challenges, dynamisch and activities in the building sector
and its energy demand in Spain. Entranze D2.1 of WP2 form Entranze Project.
Building Regulations BBR10 (2011). 9 - Energy management. Building Regulations Sweden.
Hoes, P., Trcka, M., Hensen, J.L.M., Hoekstra Bonnema, B. (2011). Investigating the potential of
novel low-energy house concept wiht hybrid adaptable thermal storage. Energy Conversion and
Management, vol. 52, pp. 2442-2447.
Hooff van, T., Blocken, B., Hensen, J.L.M., Timmermans, H.J.P. (2014). On the predicted
effectiveness of climate adaptation mesures for residential buildings. Building and Envrionmets, vol.
82, pp. 300-316.
Huisman, E.R.C.M., Morales, E., van Hoof., J., Kort, H.S.M. (2012). Healing environment: a review
of the impact of physical environmental factors on users. Building and Environment, vol. 58, pp. 70-
80.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) (2011). Klimaatatlas: klimaattabel, de Bilt.
Langjarige gemiddelden tijdvak 1981-2010. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut,
Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Meer de, G., Aarts, F., Broek van den, I., Bruggen van, M., Daanen, H.A.M, Hagens, W.I., Jochems,
D., Krever, G.W., Meijerink, M.J.W., Noorda, J., Riet van, N., Rozema, B., Sluijter, R., Zwart de, F.,
Brederode van, N.E. (2012). Gezondheidsrisico’s van zomerse omstandigheden. GGD-richtlijn
medische milieukunde. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Rapport
609400007/2012.
Noorda, J., Hazel van den, P., Kuipers, H., Marken Lichtenbelt van, W., Mureau, R., Sluijter, R., Tom
van der, P. (2009). GGD-richtlijn medische milieukunde. Gezondheidsrisico’s van winterse
omstandigheden. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Rapportnummer
60933009/2009.
Vaan de C., Wiedenhoff, J., Hensen, J.L.M. (2010). De mythe thermische massa. TVVL Magazine,
vol. 39, no. 7/8, pp. 28-31.
Websites Klimaatinfo.nl, 2015a
Klimaatinfo.nl. Het klimaat van Madrid (Spanje). Website:
http://www.klimaatinfo.nl/spanje/madrid.htm. Geraadpleegd op 31 maart 2015.
Klimaatinfo.nl, 2015b
Klimaatinfo.nl. Het klimaat van Umea (Zweden). Website:
http://www.klimaatinfo.nl/zweden/umea.htm. Geraadpleegd op 31 maart 2015.
Bronnen Pagina | 136
Hoofdstuk 4 Kevin van Moll
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, 2015a
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. Klimatologie – Uurgegevens van het weer in
Nederland. 260- De Bilt, 2001 – 2010. Website: http://www.knmi.nl/klimatologie/uurgegevens/#no.
Geraadpleegd op 5 maart 2015.
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, 2015b
Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. Nader Verklaard – Seizoenen. Website:
http://www.knmi.nl/cms/content/35819/seizoenen. Geraadpleegd op 4 april 2015.
Bronnen Pagina | 137
Hoofdstuk 5 Kevin van Moll
Hoofdstuk 5
Literatuur Hoes, P., Trcka, M., Hensen, J.L.M., Hoekstra Bonnema, B. (2011). Investigating the potential of
novel low-energy house concept wiht hybrid adaptable thermal storage. Energy Conversion and
Management, vol. 52, pp. 2442-2447.
Hooff van, T., Blocken, B., Hensen, J.L.M., Timmermans, H.J.P. (2014). On the predicted
effectiveness of climate adaptation mesures for residential buildings. Building and Envrionmets, vol.
82, pp. 300-316.
Rodrigues, L.T., Gillott, M., Tetlow, D. (2013). Summer overheating potential in low-energy steel
frame house in future climate scenarios. Sustainable Cities and Society, vol. 7, pp. 1-15.
Sharma, A., Tyagi, V.V., Chen, C.R., Buddhi, D. (2009). Review on thermal energy storage with
phase change materials and applications. Renewable & Sustainable Energy Reviews, vol. 13, pp.
318-345.
Bronnen Pagina | 138
Hoofdstuk 6 Kevin van Moll
Hoofdstuk 6
Literatuur Aldrich, F.K. (2003). Smart homes: past, present and future. In Harper, R., Inside the smart home, pp.
17 – 39. London, Springer – Verlag, United Kingdom.
Bohlmeijer, E., Smit, F., Smits, C. (2005). Preventie van depressie bij ouderen; introductie &
onderbouwing. Trimbos-instituut, februari 2005.
Huisman, E.R.C.M., Morales, E., van Hoof., J., Kort, H.S.M. (2012). Healing environment: a review
of the impact of physical environmental factors on users. Building and Environment, vol. 58, pp. 70 –
80.
Licher, F. (2013). Cijfers over wonen en bouwen 2013. Ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijkrelaties.
Zantinge, E.M., Wilk van der, E.A., Wieren van, S., Schoemaker, C.G. (2011). Gezond ouder worden
in Nederland. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en milieu (RIVM).
Websites Cepezed, 2015a
Cepezed. Smartbox. Website: http://www.cepezed.nl/nl/projects/51-smartbox. Geraadpleegd op 19
maart 2015.
Cepezed, 2015b
Cepezed. Textiele tweedehuidfaçade. Website: http://www.cepezed.nl/nl/projects/58-textiele-
tweedehuidfacade. Geraadpleegd op 19 maart 2015.
Duco Climatop AK
Duco.eu. Climatop AK ventialtierooster met voorverwarming. Website:
http://www.duco.eu/professionals/nl-nl-producten/nl-nl-basisventilatie/nl-nl-ventilatie-met-
voorverwarming/nl-nl-climatop60ak. Geraadpleegd op 28 april 2015.
Epivots, 2015
Epivots.com. Rixson 370 Center hung pivot set. Website: http://www.epivots.com/rixson-370.aspx.
Geraadpleegd op 28 april 2015.
Firstaluminium, 2015
Firstaluminium.co.nz. Metro series samples, Sider mullion. Website:
http://www.firstaluminium.co.nz/metro/metro-series-samples.htm. Geraadpleegd op 28 april 2015.
Imgarcade, 2015
Imgarcade.com. Modern double glass doors. Website: http://imgarcade.com/1/modern-double-glass-
doors/. Geraadpleegd op 28 april 2015.
Levolux, 2015
Levolux.com. Specialist Venetian Blinds. Website:
http://www.levolux.com/L_products/specialist_venetian_blinds_details.htm. Geraadpleegd op 28 april
2015.
Luxaflex, 2015
Luxaflex.nl. Horizontale jaloezieën, Variozone. Website:
http://www.luxaflex.nl/zonwering/binnenzonwering/horizontale-jaloezieen/. Geraadpleegd op 28 april
2015.
Bronnen Pagina | 139
Hoofdstuk 6 Kevin van Moll
NBD EconLight, 2009
Nederlandse Bouw Documentatie. EconLight natuurlijk zonlicht. Website: http://www.nbd-
online.nl/#news_item/170964/EconLight_natuurlijk_zonlicht/html. Geraadpleegd op: 26 maart 2015,
Datum artikel: 12 juni 2009.
Parans, 2015
Parans.com. Parans SP3 System uses every hour of sun. Website:
http://www.parans.com/eng/sp3/index.cfm. Geraadpleegd op 21 mei 2015.
Raamopener, 2015
Raamopener.nl. AXA remote 2.0S duo-set raamopeners met afstandsbediening voor kiepramen.
Website: http://www.raamopener.nl/axa-remote-rv2902-voor-brede-klep-en-uitzetramen-detail.
Geraadpleegd op 18 mei 2015.
Reynaers, 2015
Reynaers.com. BS 100 Solar. Website:
http://www2.reynaers.com/SharePointApps/Arch_cat/EN/layer/sys_527.html. Geraadpleegd op 5 mei
2015.
Saint-Gobain, 2015
Saint-gobain-glass.com. SGG Bioclean-e. Website: http://nl.saint-gobain-glass.com/product/2324/sgg-
bioclean-e#tabs-1. Geraadpleegd op 6 mei 2015.
Schüco ASS 70.HI, 2015
Schueco.com. Schuifsysteem ASS 70.HI. Website:
http://www.schueco.com/web2/nl/architekten/produkte/schiebesysteme/aluminium/schueco_ass_70_h
i/. Geraadpleegd op 28 april 2015.
Schüco AWS 75.SI+, 2015
Schueco.com. Raam AWS 75.SI+. Website:
http://www.schueco.com/web2/nl/architekten/produkte/fenster/aluminium/schueco_aws_75_si_plus/.
Geraadpleegd op 28 april 2015.
Schüco AWS 90.SI+, 2015
Schueco.com. Raam AWS 90.SI+. Website:
http://www.schueco.com/web2/nl/architekten/produkte/fenster/aluminium/schueco_aws_90_si_plus/.
Geraadpleegd op 28 april 2015.
Schüco AWS raam, 2015
Schueco.com. AWS-raam – naar buiten openslaand raam met middenafdichting. Website:
http://www.schueco.com/web2/nl/architekten/produkte/fenster/aluminium/schueco_aussen_oeffnend.
Geraadpleegd op 28 april 2015.
Schüco e-slide
Schueco.com. E-slide-aandrijfsysteem. Website:
http://www.schueco.com/web2/nl/architekten/produkte/schiebesysteme/zubehoer/schueco_e-slide.
Geraadpleegd op 18 mei 2015.
Schüco lamellen ALB, 2015
Schueco.com. Grote lamellen ALB – bewegende lineaire aandrijving. Website:
http://www.schueco.com/web2/nl/architekten/produkte/sonnenschutz/grosslamellensysteme/beweglic
h_linear. Geraadpleegd op 28 april 2015.
Bronnen Pagina | 140
Hoofdstuk 6 Kevin van Moll
SolarInnovations, 2015
SolarInnovation.com. Pivot Door, SI3000p. Website:
http://www.solarinnovations.com/commercial/pivot-doors/. Geraadpleegd op 28 april 2015.
SunroomSolutions, 2015
SunroomSollutions.ca. Vertical Sliders. Website: http://www.sunroomsolutions.ca/products/vertical-
sliders/. Geraadpleegd op 28 april 2015.
Windowware 2015
Windowware.co.uk. Hinge awing window. Website:
http://www.windowware.co.uk/product.php?tln=WINDOW&itemcat=CASEMENT&shopprodid=FRI
CTSTAYS. Geraadpleegd op 28 april 2015.
Magazines Eisma Bouwmedia, NRP (2014). NRP Gulden Feniks 2014. Stichting NRP, Eisma Bouwmedia, nr,
2014.
Thiemann, R. (2013). Cultivate change, New directions in nature, retail and social places. Frame
publisher, vol. Jan / Feb, nr. 90 ISBN: 8710966441145 00090.
Thiemann, R. (2013). Live large. Frame publisher, vol. Mar / Apr, nr. 91 ISBN: 8710966441145
00091.
Thiemann, R. (2013). Zoom it. Frame publisher, vol. May / Jun, nr. 92 ISBN: 8710966441145 00092.
Thiemann, R. (2013). Make your mark, Reclaiming the power of the loon. Frame publisher, vol. Jul /
Aug, nr. 93 ISBN: 8710966441145 00093.
Thiemann, R. (2013). Get raw. Frame publisher, vol. Sep / Oct, nr. 94 ISBN: 8710966441145 00094.
Thiemann, R. (2013). Code It. Frame publisher, vol. Nov / Dec, nr. 95 ISBN: 8710966441145 00095.
Tilman, H. (2014). Frits van Dongen, “juist de creatieve kracht van het ontwerp moet worden ingezet
bij de transformatie van de bestaande voorraad”. De Architect, Jaargang 45, vol. December - januari,
nr. 9.
Tilman, H. (2015). Eric Luijten en Rients Dijkstra, “lange termijn en extra brede blik”. De Architect,
Jaargang 46, vol. Februari, nr. 1.
Tilman, H. (2015). Erick van Egeraat, “de hele wereld loopt sneller dan Nederland”. De Architect,
Jaargang 46, vol. Maart, nr. 2.
Winter, de P. (2015). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 03-2015.
Winter, de P. (2015). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 02-2015.
Winter, de P. (2015). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 01-2015.
Winter, de P. (2014). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 12-2014.
Winter, de P. (2014). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 10-2014.
Winter, de P. (2014). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 09-2014.
Bijlage Pagina | 141
Hoofdstuk 6 Kevin van Moll
Bijlage
Bijlage Pagina | 142
Kevin van Moll
Bijlage Pagina | 143
Kevin van Moll
Bijlage I Technische detaillering
Bijlage II Inspiratie toevoeging extra dimensie gevelconcept
Bijlage Pagina | 144
Kevin van Moll
Bijlage I Technische detaillering
Tekeningenlijst:
Blad 01: Detail kozijn buitenzijde.
Driedeling uitzetraam Schüco type AWS 75.SI+.
Blad 02: Detail kozijn buitenzijde variant.
Driedeling schuifsysteem, Schüco type ASS 70.HI.
Blad 03: Detail lamellen.
Levolux Specialist Venetian blinds 4100C, breedte 100mm,
Regeling lamellen Luxaflex Variozone.
Blad 04: Detail lamellen variant.
Schüco grote lamellen ALB, aandrijving in de stijl, breedte 300mm.
Blad 05: Detail kozijn binnenzijde + variant.
Binnenblad dubbelraam naar binnen openend Schüco type AWS 90 SI+.
Variant binnenblad pivotdeur Solar Innovations type SI3000P.
Blad 06: Detail V01, wintersituatie.
Blad 07: Detail V02, zomersituatie.
Blad 08: Detail H01, woning scheidende wand (wintersituatie).
Blad 09: Detail H02, tussenwand (zomersituatie).
Blad 10: Detail V03, wintersituatie variant.
Blad 11: Detail V04, zomersituatie variant.
Blad 12: Detail H03, woning scheidende wand variant (wintersituatie).
Blad 13: Detail H04, tussenwand variant (zomersituatie).
01
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Driedeling uitzetraam
Schüco type AWS 75.SI+
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail kozijn buitenzijde
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
Driedeling
schuifsyteem
Schüco type
ASS 70.H
I
02
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10 / detail uitvergroot 1:5
A4
Detail kozijn buitenzijde variant
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
03
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Levolux, Specialist
Venetian blinds 4100C,
100m
m. Regeling zones
Luxaflex Variozone
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail lam
ellen
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
04
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Schüco grote lamellen
ALB, bew
egende lineaire
aandrijving in de stijl,
breedte 300m
m
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail lam
ellen variant
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
05
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Variant binnenblad
Pivotdeur Solar
Innovations type
SI3000P
Binnenblad
Dubbel raam
naar binnen
openend Schüco type
AW
S 90.SI+
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail kozijn binnenzijde +
variant
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
06
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail V01 w
intersituatie
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
A
DETAIL V01
07
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail V02 zom
ersituatie
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
A
DETAIL V02
08
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail H
01 w
oning scheidende w
and
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
DETAIL H
01
1
A
A
09
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail H
02 tussenw
and (zom
er)
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
DETAIL H
02
10
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail V03 w
intersituatie variant
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
A
DETAIL V03
11
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail V04 zom
ersituatie variant
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
A
DETAIL V04
12
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail H
03 w
oning scheidende w
and
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
DETAIL H
03
1
A
13
BLAD
NU
MM
ER:
25-06-2015
Fit the Future II
Het ontw
ikkelen van een duurzaam
gevelconcept dat
aansluit op de veranderende seizoenen van m
ens en m
ilieu
Kevin van M
oll
STU
DEN
TEN
:
1:10
A4
Detail H
04 tussenw
and variant
SCH
AAL:
DATU
M:
FO
RM
AAT:
TEKEN
IN
G:
DETAIL H
04
A
Bijlage II Inspiratie toevoeging extra dimensie gevelconcept
De gevonden projecten zijn geclusterd in de categorieën:
Optimalisatie daglicht en groen / natuur. -
Renoveren combineren met nieuw. -
Optimaliseren daglichttoetreding. -
Duurzaam materiaalgebruik. -
Verbinden buiten en binnen. -
Overige projecten. -
Deze projecten dienen als inspiratie voor de mogelijke toevoeging van een extra laag aan het
gevelconcept voor mens en / of milieu.
FIT THE FUTURE Kevin van Moll Blad 1
Analyse bestaande projecten (state of the art)
Optimalisatie daglicht en groen/natuur
Renoveren combineren met nieuw
FIT THE FUTURE Kevin van Moll Blad 2
Optimaliseren daglichttoetreding
FIT THE FUTURE Kevin van Moll Blad 3
Duurzaam materiaalgebruik
Overig
Verbinden buiten en binnen
Bronnen bijlage II inspiratie magazines:
Magazines Eisma Bouwmedia, NRP (2014). NRP Gulden Feniks 2014. Stichting NRP, Eisma Bouwmedia, nr,
2014.
Thiemann, R. (2013). Cultivate change, New directions in nature, retail and social places. Frame
publisher, vol. Jan / Feb, nr. 90 ISBN: 8710966441145 00090.
Thiemann, R. (2013). Live large. Frame publisher, vol. Mar / Apr, nr. 91 ISBN: 8710966441145
00091.
Thiemann, R. (2013). Zoom it. Frame publisher, vol. May / Jun, nr. 92 ISBN: 8710966441145 00092.
Thiemann, R. (2013). Make your mark, Reclaiming the power of the loon. Frame publisher, vol. Jul /
Aug, nr. 93 ISBN: 8710966441145 00093.
Thiemann, R. (2013). Get raw. Frame publisher, vol. Sep / Oct, nr. 94 ISBN: 8710966441145 00094.
Thiemann, R. (2013). Code It. Frame publisher, vol. Nov / Dec, nr. 95 ISBN: 8710966441145 00095.
Tilman, H. (2014). Frits van Dongen, “juist de creatieve kracht van het ontwerp moet worden ingezet
bij de transformatie van de bestaande voorraad”. De Architect, Jaargang 45, vol. December - januari,
nr. 9.
Tilman, H. (2015). Eric Luijten en Rients Dijkstra, “lange termijn en extra brede blik”. De Architect,
Jaargang 46, vol. Februari, nr. 1.
Tilman, H. (2015). Erick van Egeraat, “de hele wereld loopt sneller dan Nederland”. De Architect,
Jaargang 46, vol. Maart, nr. 2.
Winter, de P. (2015). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 03-2015.
Winter, de P. (2015). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 02-2015.
Winter, de P. (2015). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 01-2015.
Winter, de P. (2014). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 12-2014.
Winter, de P. (2014). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 10-2014.
Winter, de P. (2014). Bouwwereld, vakblad over bouwtechniek. Eisma Bouwmedia, vol, 09-2014.
Websites Cepezed, 2015a
Cepezed. Smartbox. Website: http://www.cepezed.nl/nl/projects/51-smartbox. Geraadpleegd op 19
maart 2015.
Cepezed, 2015b
Cepezed. Textiele tweedehuidfaçade. Website: http://www.cepezed.nl/nl/projects/58-textiele-
tweedehuidfacade. Geraadpleegd op 19 maart 2015.
top related