sandra delbeek - persu0040302/wauters jana 10-10... · 2.3 ei/ij - g/ch/sch - verenkelen en...
Post on 29-Sep-2020
1 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Gemengde toepassing van spellingregels
Sandra Delbeek
Stageopdracht
Logopedische en Audiologische Wetenschappen
Stagementoren: Natalie de Pauw Karolien Sergeant
Stagebegeleider: Hanneke Notebaert
- maart 2015 -
2
© Copyright by KU Leuven
Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de stagementor(en), de
stagebegeleider en de auteur(s) is overnemen, kopiëren, gebruiken of realiseren
van deze uitgave of gedeelten ervan verboden. Voor aanvragen tot of informatie
in verband met het overnemen en/of gebruik en/of realisatie van gedeelten uit
deze publicatie, wendt u zich tot de KU Leuven, Faculteit Geneeskunde, Dept.
Neurowetenschappen, ExpORL, B-3000 Leuven (België).
© All rights reserved by KU Leuven
No part of this publication may be reproduced in any form by print, photo print,
microfilm or any other means without written permission from the mentor(s), the
supervisor and author(s). For making an inquiry about using the presented work,
please contact the KU Leuven, Faculty of Medicine, Dept. Neurosciences,
ExpORL, B-3000 Leuven (Belgium).
3
Inhoudsopgave
Gemengde toepassing van spellingregels: Theorie
Inleiding ........................................................................... 6
Spellingregels……………………………………………………………7
Aandacht .......................................................................... 8
Lettertype en lezen ......................................................... 15
Richtlijnen ...................................................................... 18
Gemengde toepassing van spellingregels: Praktijk
Dierentuinspel ganzenbord ...................................... 25 1
Spelregels .......................................................................................... 25 1.1
Overzicht bijlagen .............................................................................. 26 1.2
Kruiswoordraadsels ................................................. 27 2
Uitleg 27 2.1
Overzicht gebruikte spellingregels ....................................................... 27 2.2
ei/ij - g/ch/sch - verenkelen en verdubbelen ......................................... 28 2.3
Antwoordmodel ei/ij - g/ch/sch - verenkelen en verdubbelen ............... 29 2.4
Au/ou, verlengingsregel d/t, verenkelen en verdubbelen ...................... 30 2.5
Antwoordmodel au/ou, verlengingsregel d/t, verenkelen en verdubbelen31 2.6
Leenwoorden, moeilijke woorden, verenkelen en verdubbelen ............ 32 2.7
Antwoordmodel leenwoorden, moeilijke woorden, verenkelen en verdubbelen 33 2.8
-ig/-lijk, verenkelen en verdubbelen, g(t)/ch(t), -heid ............................ 34 2.9
Antwoordmodel -ig/-lijk, verenkelen en verdubbelen, g(t)/ch(t), -heid ... 35 2.10
Verkleinwoorden, aai/ooi/oei, ui/eu/ui, stemloos/stemhebbend ............ 36 2.11
Antwoordmodel verkleinwoorden, aai/ooi/oei, ui/eu/ui, stemloos/stemhebbend 37 2.12
Verlengsingsregel (d/t) in samenstellingen, verenkelen en verdubbelen, g(t)/ch(t)2.13
38
Antwoordmodel verlengingsregel (d/t) in samenstellingen, verenkelen en 2.14
verdubbelen, g(t)/ch(t) ......................................................................... 39
Frietspel ................................................................... 40 3
Uitleg 40 3.1
Dictee .................................................................................................. 41 3.2
Nieuwsbericht .......................................................... 43 4
Uitleg 43 4.1
Overzicht teksten, gebruikte spellingregels en bronnen ....................... 43 4.2
Tekst 1A (tekst zonder markeringen) ................................................... 44 4.3
Tekst 1A (tekst met markeringen) ........................................................ 45 4.4
4
Tekst 1B (tekst met invullijnen) ............................................................ 46 4.5
De avonturen van Rob .............................................. 47 5
Uitleg 47 5.1
Maak het verhaal af 1 .......................................................................... 48 5.2
Maak het verhaal af 2 .......................................................................... 49 5.3
Moppen tappen......................................................... 50 6
Uitleg 50 6.1
Opdrachten ‘Moppen tappen’ ............................................................... 51 6.2
Stripverhaal ............................................................. 53 7
Uitleg 53 7.1
Stripverhaal 1 ...................................................................................... 54 7.2
Stripverhaal 2 ...................................................................................... 55 7.3
Stripverhaal 3 ...................................................................................... 56 7.4
Referenties ............................................................... 57 1
Bijlagen .................................................................... 59 2
Bijlage 1: Overzicht leerplannen ...................................................................... 60
Bijlage 2: Spelbord ......................................................................................... 71
Bijlage 3: Groene kaartjes leeg ....................................................................... 76
Bijlage 4: Rode kaartjes leeg ........................................................................... 77
Bijlage 5: Blauwe kaartjes leeg ....................................................................... 78
Bijlage 6: Paarse kaartjes leeg ........................................................................ 79
Bijlage 7: ng-nk-ngt-nkt ................................................................................... 80
Bijlage 8: stemloos/stemhebbend (v/f,z/s) ....................................................... 82
Bijlage 9: Verenkelen en verdubbelen (2 lettergrepen) .................................... 84
Bijlage 10: aai – ooi – oei ................................................................................ 86
Bijlage 11: Verlengingsregel (d/t) .................................................................... 88
Bijlage 12: Doffe ‘e’ ......................................................................................... 90
Bijlage 13: eu – ui – uu – u .............................................................................. 92
Bijlage 14: Verenkelen en verdubbelen (≥3 lettergrepen) ................................ 94
Bijlage 15: eeuw – ieuw – uw .......................................................................... 96
Bijlage 16: Verlengingsregel (d/t) (samenstellingen) ........................................ 98
Bijlage 17: Verlengingsregel (d/t) (verkleinwoorden) ..................................... 100
Bijlage 18: g – gt – ch – cht (finaal) ............................................................... 102
Bijlage 19: g – gt – ch – cht (initiaal/mediaal) ................................................ 104
Bijlage 20: Werkwoorden (onvoltooid tegenwoordige tijd) ............................. 106
Bijlage 21: Werkwoorden (onvoltooid verleden tijd) ....................................... 108
Bijlage 22: Dierenpionnen ............................................................................. 110
Bijlage 23: Frietzak ...................................................................................... 111
Gemengde toepassing van spellingregels Theorie
6
Inleiding
Er zijn veel programma’s beschikbaar om het toepassen van de verschillende
spellingregels te oefenen. De meeste methodes benaderen echter de
spellingregels afzonderlijk. Op school wordt verwacht dat de leerlingen op woord-
, zins- en tekstniveau een correcte spellingswijze kunnen toepassen, ongeacht
het aantal spellingregels dat ze daarvoor moeten combineren. Echter, wanneer
leerlingen van het lager- of middelbaar onderwijs verschillende regels tegelijk
moeten toepassen, doen zich meer problemen voor dan wanneer ze slechts
moeten letten op één enkele regel. Dit is zeker niet onlogisch, maar wel
problematisch. Op school, maar ook in het dagelijks leven moet men op
regelmatige basis een correcte spellingswijze toepassen, maar dit is zelden tot
nooit beperkt tot één spellingregel.
Deze stageopdracht is gericht op de gemengde toepassing van spellingregels op
woord-, zins- en tekstniveau. Hierbij is rekening gehouden met verschillende
factoren, waaronder het lettertype van het materiaal en de aandachtsfunctie van
kinderen. Eerst volgt een kort overzicht van de eindtermen rond spelling,
vervolgens wordt dieper ingegaan op de aandachtsfunctie en de relatie tussen
lettertype en lezen. Dit theoretische deel wordt besloten met richtlijnen om
ondersteuning te geven aan kinderen in therapie of daarbuiten. Een deel van het
materiaal uit het praktijkdeel is reeds gebruikt in therapie. Eventuele
opmerkingen over het verloop of de moeilijkheidsgraad van de oefeningen staan
genoteerd bij de uitleg van de oefeningen.
7
Spellingregels In het lager onderwijs van Vlaanderen maken onderwijskoepels gebruik van
bepaalde leerplannen zodat ze ontwikkelingsdoelen en eindtermen hebben voor
de verschillende leerjaren. Deze plannen zijn opgesteld om duidelijk voor ogen te
houden waar de school naar toe werkt en wat het eindniveau van de leerlingen
zou moeten zijn. Dit houdt de kwaliteit van het onderwijs hoog en bovendien
resulteert dit in gelijke kansen voor elke leerling. De eindtermen zijn voor alle
scholen hetzelfde, maar scholen mogen zelf invullen hoe en wanneer ze deze
bereiken en waar ze de nadruk op leggen. (Agentschap voor Kwaliteitszorg in
Onderwijs en Vorming, n.d.) Onderstaand volgt een kort overzicht van de
eindtermen voor het vak Nederlands, subcategorie Schrijven, welke van kracht
zijn sinds 01-09-2010 en opgesteld door het AKOV (Agentschap voor
Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming, 2014).
Nederlands - Schrijven
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = kopiëren) 1 overzichten, aantekeningen, mededelingen op- en overschrijven.
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven): 2 een oproep, een uitnodiging, een instructie richten aan leeftijdgenoten.
De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren): 3 een brief schrijven aan een bekende om een persoonlijke boodschap of belevenis
over te brengen;
4 voor een gekend persoon een verslag schrijven van een verhaal, een gebeurtenis, een informatieve tekst;
5 een formulier invullen met informatie over henzelf; 6 schriftelijk antwoorden op vragen over verwerkte inhouden. 7 De leerlingen kunnen voor het realiseren van bovenstaande eindtermen bovendien:
hun teksten verzorgen rekening houdende met handschrift en lay-out; hoofdletters; interpunctietekens , , ? ! :
spellingsafspraken en -regels toepassen in verband met het schrijven van woorden met vast woordbeeld: klankzuivere woorden, hoogfrequente niet-klankzuivere woorden,
woorden met veranderlijk woordbeeld (regelwoorden): werkwoorden, klinker in open/gesloten lettergreep, verdubbeling medeklinker, niet-klankzuivere
eindletter 8* De leerlingen ontwikkelen bij het realiseren van de eindtermen voor spreken,
luisteren, lezen en schrijven de volgende attitudes:
luister-, spreek-, lees- en schrijfbereidheid; plezier in luisteren, spreken, lezen en schrijven; bereidheid tot nadenken over het eigen luister-, spreek-,
lees- en schrijfgedrag; bereidheid tot het naleven van luister-, spreek-, lees- en schrijfconventies; weerbaarheid.
Bron: Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. (2014). Lager onderwijs-
Nederlands - Eindtermen. Retrieved March 31, 2015, from
8
http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/lager-onderwijs/leergebieden/nederlands/eindtermen.htm
De onderwijskoepels geven op verschillende manieren invulling aan deze
eindtermen. Op de website van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
(http://onderwijs.vlaanderen.be/) verwijzen ze naar een aantal verschillende
onderwijskoepels om de leerplannen te raadplegen. Een van deze
onderwijskoepels is die van het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap.
Het leerplan voor het vak Nederlands, subcategorie schriftelijke taalvaardigheid,
schrijven, spelling, is toegevoegd in bijlage 1. Dit leerplan spitst zich toe op de
eindtermen die betrekking hebben op spelling van de eerste tot en met de derde
graad van het lager onderwijs. De doelstellingen gaan specifiek over de
verschillende spellingregels die gekend moeten zijn na het afronden van de
lagere school en vormen deeldoelstellingen binnen de eindtermen van het AKOV.
In het praktische deel van deze stageopdracht staan enkele spellingregels
opnieuw vermeld, omdat deze toegepast moeten worden in de opdrachten. In de
opdrachten gaat het niet om het kunnen toepassen van één spellingregel, maar
om het afwisselend of gelijktijdig kunnen toepassen van meerdere spellingregels.
9
Aandacht
In een logopedische therapie verliezen kinderen geregeld hun aandacht.
Wanneer dit gebeurt zullen ze een uitleg minder goed kunnen verwerken en
begrijpen of een opdracht minder goed uitvoeren. Naar aanleiding van deze
stageopdracht rees de vraag in hoeverre aandacht een invloed heeft op de
prestaties van kinderen en of en hoe deze aandacht positief te beïnvloeden is.
Onderstaande studies bespreken de werking van de aandachtsfunctie en de
ontwikkeling hiervan. Daarbij komen ook de verschillen tussen kinderen en
volwassenen aan bod.
Aandacht is een belangrijke voorwaarde om informatie te kunnen verwerken en
opdrachten succesvol uit te voeren. Studies onderzochten wat de invloed is van
spelen op aandacht. J. Hedges et al. geven in hun artikel Play, attention, and
learning: How do play and timing shape the development of attention and
influence classroom learning (2013) een overzicht van studies die een aantal
hypotheses toetsen (Hedges et al., 2013).
Om informatie op te kunnen nemen, moet het voorspellen van het juiste moment
om aandacht te richten een ontwikkelde vaardigheid zijn. Uit de vele sensorische
prikkels moeten de juiste geselecteerd en verwerkt worden. Timing is hierbij een
essentieel onderdeel van aandacht in dynamische interacties (Ghajar & Ivry,
2009). De auteurs illustreren dit met een voorbeeld van een leerling en
leerkracht. Wanneer de voorspelling van een leerling niet juist is en hij niet
voldoende gericht een input selecteert, zal hij minder goed onthouden wat een
leerkracht tracht over te brengen. Dit artikel van Ghajar & Ivry (2009)
veronderstelt dat deze timing geleerd wordt tijdens het spelen. Ze geven hierbij
het voorbeeld van touwtje springen: je moet inschatten hoe lang het duurt tot je
moet springen, hoe lang je springt, wanneer het touw bij jou is, et cetera. Met
andere woorden: de timing moet uitstekend zijn. Deze manier van spelen zou
helpen om ook aandacht beter te kunnen timen. Verder stellen ze dat wanneer
kinderen niet de mogelijkheid hebben om te spelen het de kansen om te leren in
10
sterke mate beperkt. Spelen zou essentieel zijn voor de ontwikkeling van de
executieve functies (Diamond, Barnett, Thomas, & Munro, 2007).
In ‘Brains on video games’ (2011) komen D. Bavelier en haar collega’s tot de
conclusie dat actiespellen op een (spel)computer een positief effect kunnen
hebben op enkele elementen van aandacht, waaronder het switchen tussen
verschillende taken (Bavelier et al., 2011) . Dit zou het gevolg kunnen zijn van
verschillende processen en vaardigheden die positief beïnvloed worden door het
gamen. Actiespellen op een (spel)computer zouden de plasticiteit van de
hersenen bevorderen. De top-down processen van de aandachtsfunctie zijn beter
ontwikkeld. Door beter ontwikkelde top-down processen wordt er beter
onderscheid gemaakt tussen relevante en irrelevante informatie (Al-Aidroos,
Said, & Turk-Browne, 2012). Personen moeten tijdens het gamen een
onderscheid kunnen maken tussen het signaal, oftewel de relevante input, en de
ruis. De auteurs besluiten dat overwogen kan worden om actiespellen in te
zetten om bepaalde vaardigheden te ontwikkelen bij kinderen op het lager- en
middelbaar onderwijs.
Er zouden drie netwerken zijn in de hersenen die drie functies van aandacht
vertegenwoordigen: alarmeren, oriënteren en executieve controle (Posner &
Petersen, 1990). . Deze drie netwerken zijn geassocieerd met verschillende
gebieden in pariëtale en frontale lobes (Fan, McCandliss, Sommer, Raz, &
Posner, 2002). Het alarmeren staat in voor het alert worden, het oriënteren staat
in voor het selecteren van informatie uit de sensorische input en de executieve
controle staat in voor het detecteren van een conflict en hierbij de juiste respons
geven (Hedges et al., 2013).
Fan et al. (2002) ontwikkelden de Attention Network Test (ANT) om de
verschillende functies van aandacht te meten. Deze test bestaat uit korte,
simpele taken met eenvoudige stimuli in de vorm van pijlen en werkt onder
andere in functie van reactietijd (RT). Ze werken met oriënterende cues,
alarmerende cues, een congruente en incongruente afleiders. Deze afleiders, die
gelijktijdig met de doelstimulus worden aangeboden, worden ook wel flankers
genoemd (Eriksen & Eriksen, 1974). Het is een vorm van ruis die zowel
11
congruent als incongruent kan zijn met de doelstimulus. De testduur is in totaal
25 minuten per proefpersoon.
Het onderzoek waar uitsluitend volwassenen deelnamen, bevestigt dat er drie
netwerken zijn en dat er slechts in beperkte mate een correlatie bestaat tussen
de netwerken (Fan et al., 2002). Zowel alarmerende als oriënterende cues
kunnen het informatieverwerkingsproces vergemakkelijken en daarmee de
reactietijd verkorten. Incongruente stimuli leiden tot tragere reacties, maar een
juiste cue dat effect van incongruente flankers kunnen verkleinen.
In een later onderzoek (Rueda et al., 2004) hebben ze de uitvoering van de ANT
aangepast zodat deze gebruikt kon worden voor onderzoek met kinderen tussen
de zes en de tien jaar. Deze resultaten hebben ze vergeleken met de resultaten
van volwassenen om een beeld te krijgen van het verschil in aandachtsfunctie
tussen kinderen en volwassenen.
In de ANT voor kinderen hebben ze er rekening mee gehouden dat kinderen
beter presteren wanneer er een verhaal is en wanneer er duidelijke feedback
wordt gegeven (Berger, Jones, Rothbart, & Posner, 2000). Ze gebruikten in de
ANT voor kinderen in plaats van pijlen als stimuli aantrekkelijke, gekleurde
stimuli, namelijk vissen. Ze vertelden een verhaal over de vissen bij de
opdrachten. De proefpersonen moesten de hongerige vis, welke steeds de
middelste was, eten geven. Dit konden ze doen door de kant aan te klikken die
de centrale vis opzwemt. De vis kon alleen zwemmen (neutrale conditie) of met
andere vissen die wel (congruente flankers) of niet (incongruente flankers) in
dezelfde richting zwommen. Ze creëerden een aantal condities met flankers die
al dan niet congruent waren met de doelstimulus. Daarbij werd voorafgaand aan
elke stimulus een andere visuele cue gegeven in de vorm van plustekens en
asterisken op het scherm. Visuele cues kunnen helpen om te oriënteren. Door
middel van cues kunnen bepaalde gebieden in de hersenen geactiveerd worden
voordat de echte stimulus wordt aangeboden en met behulp van top-down
processen kan een persoon sneller tot een correcte respons komen. De
onderzoekers kunnen met behulp van de cues de verschillende netwerken van
aandacht onderscheiden. (Rueda et al., 2004)
12
In een andere studie komt naar voren dat selectieve aandacht niet altijd nodig is
om delen van de hersenen te activeren die instaan voor het verwerken van
bepaalde prikkels. Bijvoorbeeld een woord kan zowel (intern) visuele,
fonologische en semantische gebieden in de hersenen activeren zonder dat
iemand aandacht heeft besteed aan dit woord (Michael, Steven, Peter, & Marcus,
1988).
In het geval van conflict, zoals bij incongruente flankers, is er executieve
controle nodig. Een juiste cue zou het effect van incongruente flankers kunnen
verkleinen, zo bleek bij volwassenen. Dit blijkt een leeftijdsafhankelijke factor te
zijn. Voor kinderen tussen de zes en de tien jaar nemen voor alle netwerken de
reactietijden en het aantal fouten dat percentueel gemaakt wordt af. Dit is in
sterke mate het geval voor de executieve controle tussen de leeftijdsgroep 6 en
7 jaar. (Rueda et al., 2004)
Om rechtstreeks met volwassenen te vergelijken verschilden de onderzoeken te
veel van elkaar, dus voerden ze een volgende studie uit. In deze studie
gebruikten ze zowel de kindvriendelijke test als de test voor volwassenen om de
effecten van leeftijd te minimaliseren. (Rueda et al., 2004)
Uit deze studie bleek dat tienjarigen een iets hogere reactietijd hebben dan
volwassenen bij het oplossen van de taken, maar deze bijna net zo accuraat
uitvoeren. Dit betekent dat volwassenen meestal sneller zijn, maar niet meer
accuraat dan kinderen. Bij kinderen tussen de zes en de tien jaar is een
duidelijke verbetering in reactietijd en het aantal fouten dat wordt gemaakt
naarmate ze ouder worden. Net als bij volwassenen is er ook bij kinderen is er
onderscheid te maken tussen de drie netwerken. Er zijn minimale verschillen
tussen volwassenen en kinderen vanaf zes jaar in het oriënteren en kinderen
vanaf acht jaar in de executieve controle. Bij het alarmeren is er wel een
significant verschil, maar enkel bij de test voor volwassenen met de pijlen. De
drie netwerken van aandacht kunnen ons verder inzicht geven.
Zoals hierboven vermeld, verschillen de resultaten die worden behaald tijdens dit
onderzoek voor het oriënteren niet voor kinderen vanaf zes jaar en volwassenen.
Bij de taak moeten proefpersonen visueel oriënteren richting de doelstimulus aan
13
de hand van een cue. De auteurs denken dat dit een netwerk is dat al vroeg
ontwikkeld wordt.
In de executieve controle is er een duidelijke ontwikkeling tussen het zesde en
het zevende levensjaar. Vanaf zeven jaar zijn de scores weinig verschillend van
volwassenen. De grootste moeilijkheid voor de kinderen tijdens deze test was
het omzetten van de input naar een juiste reactie. Concreet vonden ze het
moeilijk wanneer er flankers aanwezig waren, dus meerdere vissen of pijlen, die
zowel congruent als incongruent konden zijn met de doelstimulus. Ze hebben er
vooral moeite mee als de flankers incongruent zijn. Het executieve netwerk staat
in voor het oplossen van complexere problemen en zou zich tot laat in de
puberteit ontwikkelen. Er moet rekening mee worden gehouden dat de
opdrachten in dit onderzoek vrij eenvoudig zijn en dus niet geconcludeerd kan
worden dat de executieve controle zich niet meer ontwikkelt na het zevende
levensjaar. Tot slot viel op dat de kinderen beter scoorden op de ANT voor
kinderen dan de ANT voor volwassenen. Dit zou er op kunnen wijzen dat
wanneer iets voor kinderen interessanter is dat ze er meer aandacht voor hebben
(Hedges et al., 2013).
De resultaten die worden behaald voor het alarmeren zijn voor kinderen, in
vergelijking met volwassenen, een stuk minder gunstig wanneer de ANT voor
volwassenen wordt gebruikt. Vooral wanneer er geen cue is doen ze het een stuk
minder goed. Zonder cue blijven ze niet alert en verliezen ze snel hun aandacht.
Er is wel een kleine vooruitgang in de reactietijd wanneer de tien-jarigen met de
jongere kinderen vanaf zes jaar worden vergeleken. De auteurs geven
verschillende verklaringen. Ze vermoeden dat kinderen behoefte hebben aan het
herhalen van de regels terwijl ze bezig zijn. Wanneer er geen cue wordt
aangeboden verliezen ze hun aandacht snel. Wanneer er wel een cue wordt
aangeboden, kunnen ze de situatie beter voorspellen en zullen ze sneller
reageren op de doelstimulus. Als alleen de stimulus wordt aangeboden moeten
ze eerst bedenken wat de taak was voordat ze kunnen reageren. Dit netwerk zou
zich relatief laat ontwikkelen.
Het gehele onderzoek bevestigt dat er drie netwerken van aandacht zijn, maar
ze zouden het niet aanraden om deze als volledig onafhankelijk te beschouwen
14
aangezien de verschillende gebieden in de hersenen altijd samenwerken. In 2014
is verder onderzoek gedaan naar de interactie van de drie netwerken (Pozuelos,
Paz-Alonso, Castillo, Fuentes, & Rueda, 2014). In dit onderzoek gebruiken ze
naast visuele cues ook auditieve cues. Ze konden hiermee de alarmerende en
oriënterende cues beter scheiden en daardoor de netwerken meer onafhankelijk
manipuleren. Op het scherm waar de doelstimulus en afleiders zouden komen
gebruikten ze kaders waarvan ze de helderheid manipuleerden. De
proefpersonen zijn kinderen van zes tot twaalf jaar (N=106).
Wederom vonden ze bewijs voor de verschillende netwerken van aandacht en
hoe een alarmerende cue kan helpen om een accurate respons te genereren. In
de laagste leeftijdscategorie, kinderen van zes en zeven jaar, zijn de scores op
het oriënterende netwerk minder goed. Dit kan er op wijzen dat ze meer moeite
hebben met het herverdelen van aandacht.
In tegenstelling tot het onderzoek van Rueda et al. in 2004 is hier een duidelijke
ontwikkeling te zien in het executieve netwerk naarmate de leeftijd toeneemt. Ze
verklaren dit aan de hand van de moeilijkheidsgraad van de testen in het
onderzoek in 2014. Ze vonden een significante interactie tussen het oriënterende
en het executieve netwerk. Alle kinderen kunnen de irrelevante stimuli beter
onderdrukken wanneer er een juiste oriënterende cue werd gegeven. Als de
oriënterende cue niet juist is, neemt de reactietijd toe. Ze moeten dan hun
aandacht loslaten en herverdelen om de correcte respons te geven. Op dat
moment is het moeilijker om de irrelevante stimuli te onderdrukken. Wanneer ze
de doelstimulus omkaderen zijn deze effecten nog sterker.
Ook vonden ze een interactie tussen het alarmerende en het executieve netwerk
die veranderde met leeftijd. De jongere kinderen hebben minder goede
executieve scores wanneer er geen cue was. Vanaf acht jaar waren de scores
met en zonder cue ongeveer gelijk. Jonge kinderen zouden sneller hun aandacht
verliezen en daarom meer cues nodig hebben. De auditieve cue als
waarschuwingssignaal had daarom meer effect op kinderen in de laagste
leeftijdscategorie, in dit geval kinderen van zes en zeven jaar. De auteurs
waarschuwen er voor dat wanneer een persoon voldoende alert is, een
alarmerende cue een negatief effect kan hebben op de respons. Wanneer een
15
persoon reeds alert genoeg is, kan een alarmerende toon leiden tot conflict in
plaats van een snellere respons.
We kunnen uit deze onderzoeken concluderen dat we er niet vanuit mogen gaan
dat de netwerken bij kinderen al even ver ontwikkeld zijn als bij volwassenen en
dat kinderen net zo aandachtig kunnen zijn.
Ghajar & Ivry en Bavelier het er over eens dat er uit alle sensorische prikkels een
selectie gemaakt moet worden om ze te verwerken en dat aandacht hier een
belangrijke rol in speelt. Ghajar & Ivry verklaren dit in termen van een goede
voorspelling doen en aandacht timen, wat een kind leert tijdens het spelen.
Bavelier haalt het belang van top-down processen aan en stelt dat actiespellen
op een (spel)computer een positieve bijdrage kunnen leveren aan het
ontwikkelen van bepaalde vaardigheden die direct gerelateerd zijn aan de
aandachtsfunctie.
Het executieve netwerk maakt een duidelijke ontwikkeling door tot twaalf jaar.
Het oriënterende netwerk zou zich relatief vroeg ontwikkelen (Rueda et al.,
2004), maar uit vervolgonderzoek blijkt dat kinderen van zes à zeven jaar meer
moeite hebben met het loslaten en herverdelen van aandacht (Pozuelos et al.,
2014). Het alarmerende netwerk ontwikkelt zich relatief laat, maar dit blijkt
alleen uit de ANT voor volwassenen. Dit zou verklaard kunnen worden doordat
kinderen behoefte hebben aan herhaling, hun aandacht sneller verliezen en met
een cue de situatie beter kunnen voorspellen en sneller kunnen reageren (Rueda
et al., 2004).
16
Lettertype en lezen
Het is niet ongewoon om moeite te hebben met lezen in de vroege jaren van
onze schoolcarrière. Het is een vaardigheid die aangeleerd moet worden en veel
oefening vraagt voordat het geautomatiseerd verloopt. Voor mensen met
dyslexie kan dit echter extra moeilijk zijn. Kunnen we kinderen met en zonder
dyslexie ondersteunen door het lettertype aan te passen?
Er zijn verschillende manieren om mensen met dyslexie een duwtje in de rug te
geven tijdens het lezen. Er kan gewerkt worden met compenserende middelen
en een van die compensaties kan het lettertype zijn.
Christian Boer is afgestudeerd aan de Hogeschool voor de Kunsten en heeft al
afstudeerproject een lettertype ontwikkeld speciaal voor mensen met dyslexie:
het ‘Dyslexie’ lettertype (Dyslexie Font B.V. The Netherlands, 2015b). Dankzij dit
lettertype zou lezen gemakkelijker gaan.
Bij het ontwerpen van het lettertype heeft hij rekening gehouden met
verschillende elementen. De letters zijn zo ontworpen dat ze zo min mogelijk op
elkaar lijken, ook wanneer de letters gespiegeld zouden worden. De onderkant
van de letters is groter, waardoor de letters minder snel omgekeerd zouden
worden. Om te voorkomen dat letters verwisseld worden, zijn de verticale stoken
van sommige letters langer gemaakt. Ook letters met rondingen zijn langer
gemaakt zodat ze beter herkend worden. De openingen van de letters zijn dan
voldoende groot zodat de letters gemakkelijker herkend worden aan de vorm. Er
wordt extra onderscheid tussen de letters teweeggebracht door het schuin hoger
of lager zetten van sommige letters. Om het begin en einde van een zin
duidelijker te maken, zijn hoofdletters en leestekens vetter gemaakt. Tot slot de
afstand tussen de letters en de woorden voldoende groot. (Dyslexie Font B.V.
The Netherlands, 2015a)
Uit onderzoek naar het lettertype blijkt dat er vooralsnog geen bewijs is dat dit
lettertype dyslectici helpt. In 2010 onderzocht R. de Leeuw het effect van dit
lettertype op zowel studenten zonder dyslexie (groep 1) als studenten met
17
dyslexie (groep 2). Ze heeft zich gebaseerd op een leestest voor bestaande en
een leestest voor pseudowoorden, respectievelijk de ‘Eén-minuut-test’ (B.Th.
Brus & M.J.M. Voeten, 1979) en de Klepel (K.P. van den Bos, H.C. lutje Spelberg,
A.J.M. Scheepstra & J.R. de Vries i.s.m. Rijksuniversiteit Groningen, vakgroep
orthopedagogiek, 1994). Alle testen zijn afgenomen in twee soorten lettertypes,
namelijk het Dyslexie lettertype en lettertype Arial. Uit de resultaten van de
testen bleek dat bij beide groepen het leestempo niet toenam door gebruik van
het lettertype Dyslexie. Voor de groep met dyslexie neemt het aantal fouten iets
af, maar de groep zonder dyslexie maakte meer fouten in de EMT bij gebruik van
het lettertype Dyslexie dan wanneer lettertype Arial werd gebruikt. Het lettertype
zou dus op woordniveau alleen een positief effect hebben voor studenten met
dyslexie in tegenstelling tot de studenten zonder dyslexie, die zelfs meer fouten
maakten. De studenten met dyslexie gaven aan dat ze positief tegenover het
gebruikt van het lettertype Dyslexie staan, maar het niet zouden gebruiken
omdat ze denken dat medestudenten en docenten het niet zullen waarderen.
(de Leeuw, van Leeuwen, & Joolingen, 2010)
In het onderzoek van de Leeuw is alleen getest op woordniveau. Braams &
Partners besloot daarom een onderzoek naar het lettertype Dyslexie uit te
voeren op tekstniveau. De proefpersonen waren enkel kinderen van zeven tot
dertien jaar, allen gediagnosticeerd met dyslexie. Ook hier werd gewerkt met het
lettertype Dyslexie en het lettertype Arial. De leestest AVI-tekst 3A (versie 1994)
werd bij elke proefpersoon twee maal afgenomen. Bij de ene groep werd dit
eerst in lettertype Dyslexie gedaan en twee weken later in lettertype Arial en bij
de andere groep eerst in Arial en later in Dyslexie. Uit de resultaten kwam naar
voren dat er geen significant verschil is in lettertype. Wel leidt herhaald lezen tot
een verhoging van het leestempo. Bij de eerste keer lezen was het aantal fouten
gelijk bij beide lettertypes. Bij de tweede keer lezen werden er minder fouten
gemaakt bij het lettertype Arial, maar deze significantie was niet groot. Een
minderheid geeft aan een voorkeur te hebben voor het lettertype Dyslexie
tijdens het lezen. De auteurs raden aan om de algemene richtlijnen aan te
houden. Kies voor een groot en schreefloos lettertype (12-14), een grote
interlinie en voldoende afstand tussen de woorden. Zoek samen met de leerling
uit wat het meest prettig is om te lezen. (Kuster, Braams, & Bosman, 2012)
18
Op tekstniveau is er geen significant verschil gevonden tussen het lettertype
Arial en letterype Dyslexie. Op woordniveau neemt het aantal fouten dat
gemaakt wordt in de EMT, de test met bestaande woorden, iets af voor de groep
met dyslexie wanneer het lettertype Dyslexie wordt gebruikt. Dit in tegenstelling
tot de groep mensen zonder dyslexie, die zelfs iets meer fouten maakt. Verder
zijn er voorlopig alleen de verhalen van vele individuen en de informatie op de
website die het positieve effect van het lettertype tijdens het lezen kunnen
bevestigen. Er is soms wel een voorkeur voor het lettertype Dyslexie.
Er zijn enkele andere onderzoeken die bevestigen dat het aanpassen van het
lettertype een positieve invloed hebben op het lezen. De grootte van de tekst en
de afstand tussen de regels kan bijvoorbeeld een invloed uitoefenen. Wanneer
een lettertype groter is, maken kinderen van vijf tot elf jaar minder fouten
tijdens het lezen en bovendien stijgt het leestempo van kinderen tussen de vijf
en zeven jaar. De auteurs suggereren dat kinderen baat kunnen hebben bij het
lezen in een groot lettertype tijdens de ontwikkeling van de leesvaardigheid.
Vooral kinderen van vijf tot zeven jaar zouden hiervan profiteren. Bovendien zou
het voor geen enkel kind kwaad kunnen. (Hughes & Wilkins, 2000)
19
Richtlijnen
Uit de onderzoeken kunnen we enkele richtlijnen halen om kinderen te
ondersteunen.
Om aandacht te ontwikkelen zouden kinderen voldoende moeten spelen in hun
jonge jaren (Ghajar & Ivry, 2009) en actiespellen zouden een bijdrage kunnen
leveren aan het verder ontwikkelen van de vaardigheid om aandacht te richten,
vast te houden, te verdelen en te switchen (Bavelier et al., 2011).
We kunnen kinderen ondersteunen door een duidelijke context en cues aan te
bieden. Als de context duidelijk is, weten ze beter wat ze kunnen verwachten en
met een goede voorspelling zullen ze sneller kunnen reageren en hun aandacht
beter kunnen richten (Ghajar & Ivry, 2009). Een cue kan bepaalde gebieden in
de hersenen reeds activeren en ook dan zijn kinderen beter in staat om te
voorspellen welke sensorische input het meest relevant zal zijn (Rueda et al.,
2004). De onderzoekers geven aan dat door een alarmerende cue kinderen
alerter kunnen zijn en de responsen beter, maar waarschuwen voor het
negatieve effect dat een alarmerende toon kan hebben. Vanaf de leeftijd van
acht jaar zou hier voorzichtig gebruik gemaakt van moeten worden, omdat het
conflict kan veroorzaken wanneer een persoon reeds alert is (Pozuelos et al.,
2014). Het is raadzaam een kind goed te observeren en te bevestigen dat het
niet of minder aandachtig is vooraleer een alarmerende cue te geven.
Aangezien het omkaderen van de doelstimulus de effecten van de cues
vergrootte (Pozuelos et al., 2014), kan overwogen worden om kinderen extra
visuele ondersteuning te geven bijvoorbeeld door middel van kaders en kleuren.
Kinderen hebben tot ongeveer zeven jaar significant meer moeite met het
loslaten en herverdelen van aandacht (Pozuelos et al., 2014). Werken met
enkelvoudige opdrachten rond één doelstelling zou een directe positieve
uitwerking kunnen hebben op hun aandachtsfunctie.
Wanneer materiaal interessant is, zullen kinderen er meer aandacht voor hebben
(Hedges et al., 2013). Het kan helpen om de opdrachten in een verhaalvorm aan
te bieden (Berger et al., 2000). Verder hebben jonge kinderen behoefte aan
20
herhaling om alert te blijven en hun aandacht vast te houden (Rueda et al.,
2004). Een duidelijke en directe feedback is belangrijk (Berger et al., 2000) .
Tot slot leidt herhaald lezen tot een verhoging van het leestempo (Kuster et al.,
2012). Kinderen die leesvaardigheid ontwikkelen, kunnen baat hebben bij het
lezen in een groot lettertype (12-14) waarbij een grote interlinie wordt
gehanteerd (Hughes & Wilkins, 2000; Kuster et al., 2012). Vooral kinderen van
vijf tot zeven jaar zouden hiervan kunnen profiteren (Hughes & Wilkins, 2000).
Een meerderheid had in het onderzoek van de Leeuw (2010) een voorkeur voor
het lettertype Dyslexie, terwijl het leestempo niet toeneemt en het aantal fouten
maar minimaal afneemt. In het onderzoek van Kuster et al. (2012) gaf een
minderheid aan liever te lezen in het lettertype Dyslexie. Onafhankelijk van de
resultaten van de onderzoeken kan het raadzaam zijn om te kiezen voor het
lettertype waar een persoon de voorkeur aan geeft (Kuster et al., 2012).
Gemengde toepassing van spellingregels Praktijk
22
Voor de gemengde toepassing van spellingregels is weinig materiaal beschikbaar.
In dit praktische deel van de stageopdracht zijn opdrachten te vinden op woord-,
zins- of tekstniveau waar verschillende spellingregels afwisselend of gelijktijdig
toegepast moeten worden om tot een correcte uitkomst te komen. Deze
opdrachten zijn in een spel- of verhaalvorm gegoten en-/of verpakt in een mooi
jasje om het aantrekkelijker te maken voor kinderen. Daarnaast is het ook voor
de logopedist gemakkelijk hanteerbaar materiaal. Overal is het schreefloze en
relatief grote lettertype Verdana gebruikt met interlinie 1,5 in de opdrachten op
tekstniveau. Het is aangeraden voor gebruik te maken van de opdrachten de
richtlijnen door te lezen in het theoretisch deel van deze stageopdracht.
23
Overzicht gebruikte spellingregels per opdracht
Onderstaand een overzicht van de spellingregels die toegepast moeten worden in de verschillende opdrachten. Daarna volgen de
opdrachten. De opdrachten waar geen specifieke spellingregels toegepast moeten worden, zijn niet vermeld.
Dierentuin ganzenbord
Kruiswoord-puzzels
Friet-spel
Nieuws- bericht
Moppen tappen
Woorden met moeilijke klank-letterkoppelingen correct schrijven: X X
aai, ooi en oei; X X X eeuw, ieuw en uw; X
-ng en -nk; X -ch, -cht en sch-;
doffe ‘e’ X X
Woorden eindigend op -ig en -lijk correct schrijven X X X
Verkleinwoorden op -je, -tje, -pje en -etje correct schrijven. X
De verlengingsregel toepassen voor woorden
eindigend op -d of -t X X X X X
en -b of -p. X X X
De regel toepassen voor open lettergrepen. X X X X
De regel toepassen voor verdubbeling van de medeklinker. X X X X
De regels toepassen voor het gebruik van hoofdletters: bij het
begin van een zin; bij eigennamen. X
De werkwoordspelling toepassen in de tegenwoordige tijd. X X
De regels toepassen voor het gebruik van: de komma; het dubbele punt; het aanhalingsteken.
X
Woorden met de volgende lettercombinaties correct schrijven:
ei en ij; X
au en ou. X
Correct woorden schrijven met g(t) en ch(t) X X X X X
24
Dierentuin ganzenbord
Kruiswoord-puzzels
Friet-spel
Nieuws- bericht
Moppen tappen
Correct woorden schrijven eindigend op: -teit en -heid. X X De werkwoordspelling toepassen in de verleden tijd. X X
Woorden met een afwijkende uitspraak van de volgende letters correct schrijven: g (bv. bagage); j (bv. jury); ch (bv. chauffeur).
X
Woorden waarin we de volgende fonemen horen correct schrijven: k als c ; s als c; t als th; i als y; z als s; s als t; ks als cc; k als cc; k
als q; kw als qu; ks als; oo als eau; oo als; oe als ou; ie als i X X
Woorden eindigend op de volgende lettercombinaties correct schrijven: -isch(e); -air(e); -iaal en -eaal; -ueel en -ieel.
X
Tweeklanken in vreemde woorden correct schrijven (bv. cacao). X Leenwoorden uit het Engels of Frans correct schrijven (bv.
interview). X X
Moeilijke woorden met dubbele medeklinker correct schrijven (bv. onmiddellijk).
X
Onderscheid maken tussen stemloze en stemhebbende consonanten
X X
25
Dierentuinspel ganzenbord 1
Afwisselend toepassen van verschillende spellingregels op woord- en
zinsniveau
Schatting duur 20-30 minuten (korte versie)
40-50 minuten (lange versie)
Benodigdheden Bijlage 2: Spelbord, Bijlage 3 t/m 22: kaartjes, dobbelsteen,
pionnen, whiteboard markers of pen en papier
Spelregels 1.1
In dit spel gaan de kinderen op avontuur in de dierentuin (Prent: van Haasteren,
n.d.). Het is een educatieve variant op het klassieke ganzenbord. De logopedist
en het kind dobbelen om de beurt. Ze pakken een opdrachtkaart in dezelfde
kleur als het vakje waar ze op terecht zijn gekomen. Bij elke opdrachtkaart moet
een andere spellingregel toegepast worden. Het kind kan het juiste antwoord
invullen op het kaartje met een whiteboard marker of op een apart blad. De
samenstelling van de opdrachtkaarten kan door de logopedist bepaald worden.
Op de meeste opdrachtkaarten staat minstens één keer een loep met het
symbool . Dit betekent dat de inhoud van het woord of de zin aanwezig is op
de achtergrond van het ganzenbord en dat ze dit kunnen zoeken op de prent. In
de bijlage zijn niet alleen reeds gemaakte opdrachten, maar ook lege kaartjes te
vinden zodat de logopedist altijd zelf opdrachten kan toevoegen.
Van het spel kan een korte en een lange versie gespeeld worden. De korte versie
is geschikt voor een therapiesessie van 30 minuten. Het kind maakt hierbij
slechts de helft van de opdrachtkaartjes. Er kan ook voor gekozen worden om de
hele opdracht te maken, maar in de laatste vijf minuten het spel uit te spelen
zonder opdrachten.
Bij de lange versie worden de opdrachten wel volledig uitgevoerd. Het spel is dan
geschikt voor een therapiesessie van een uur.
Het prentje van de dobbelsteen betekent: nog eens gooien en extra stappen
vooruit zetten. Het prentje van de bom betekent: nog eens gooien en stappen
achteruit zetten.
26
Overzicht bijlagen 1.2
Soort Inhoud Bijlage
Spelbord Spelbord 2
Groene kaartjes leeg 3
Rode kaartjes leeg 4
Blauwe kaartjes leeg 5
Paarse kaartjes leeg 6
Blauwe kaartjes ng – nk – ngt – nkt 7
Blauwe kaartjes Stemloos stemhebbend (v/f, z/s) 8
Blauwe kaartjes Verenkelen en verdubbelen (2
lettergrepen)
9
Groene kaartjes aa – oo – oe – aai – ooi – oei 10
Groene kaartjes Verlengingsregel (d/t) 11
Paarse kaartjes Doffe ‘e’ 12
Paarse kaartjes eu – ui – uu – u 13
Paarse kaartjes Verenkelen en verdubbelen (≥3
lettergrepen)
14
Rode kaartjes Eeuw- ieuw – uw 15
Rode kaartjes Verlengingsregel(d/t) (samenstellingen) 16
Rode kaartjes Verlengingsregel(d/t) (verkleinwoorden) 17
Rode kaartjes g – gt – ch – cht (finaal) 18
Rode kaartjes g – gt – ch – cht (intiaal/mediaal) 19
Groene kaartjes Werkwoorden (onvoltooid tegenwoordige
tijd)
20
Blauwe kaartjes Werkwoorden (onvoltooid verleden tijd) 21
Pionnen Dierenpionnen 22
Het spelbord en de kaartjes
27
Kruiswoordraadsels 2
Afwisselend toepassen van verschillende spellingregels op woordniveau
Schatting duur 15 minuten
Benodigdheden Kruiswoordpuzzel, eventueel antwoordmodel, pen
Uitleg 2.1
In de onderstaande kruiswoordpuzzels moet het kind verschillende spellingregels
afwisselend toepassen. Elke puzzel heeft een antwoordmodel. De opdrachten
zijn niet altijd even eenvoudig, het is soms nodig om het kind verbale cues te
geven en interactief te werken.
Let op! Alle letters krijgen een apart vakje, ook de /i/ en /j/ van /ij/.
Overzicht gebruikte spellingregels 2.2
Puzzel Spellingregel
1 ei/ij, g/ch/sch, verenkelen en verdubbelen
2 au/ou, verleningsregel d/t, verenkelen en verdubbelen
3 Leenwoorden, moeilijke woorden, verenkelen en verdubbelen
4 -ig/-lijk, verenkelen en verdubbelen, g(t)/ch(t), -heid
5 Verkleinwoorden, aai/ooi/oei, ui/eu/ui, stemloos/stemhebbend
6 Verlengingsregel (d/t) in samenstellingen, verenkelen en verdubbelen,
g(t)/ch(t)
28
ei/ij - g/ch/sch - verenkelen en verdubbelen 2.3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
Horizontaal →
2. Op een computer worden de bestanden opgeslagen op de harde …
4. Iemand die vaak in de spiegel kijkt is ... 5. Als je niet veel geluk hebt ben je een ... 7. In de zomer zal de zon meer ... dan in de
winter. 8. Water komt bij de kraan via de …
12. Iemand die makkelijk met anderen deelt is ... 14. Niet het begin, maar het ... 15. Wanneer je niet de waarheid vertelt noemen
we dat ook wel ... 16. Dit doen mensen als ze blij zijn
Verticaal ↓ 1. Dit kun je op een klein wondje plakken /ander woord voor plakker
3. Gevaarlijk dier, lijkt op een leeuw met strepen. 6. Vliegtuig: tegenovergestelde van
landen 9. Leven op heel koude plaatsen, zijn
groot en wit. 10. Iemand ontvoerd hebben en vasthouden heet ook wel ...
11. Dit voertuig rijdt op een spoor 13. Op iets dat glad is kun je ...
29
Antwoordmodel ei/ij - g/ch/sch - verenkelen en verdubbelen 2.4
1
p
l
e
2
s c h i j f
s 3
t
t 4
i j d e l
5
p e c h v 6
o g e l j
r p g
7
s c h i j n e n
t r
8
w a t e r l e i d 9
i n 10
g
j j i 11
t
12
v r i j 13
g e v i g s j r
l e b z e
i 14
e i n d e e i
j r 15
l i e g e n
d e e
16
l a c h e n n n
n
Horizontaal →
2. Op een computer worden de bestanden opgeslagen op de harde …
4. Iemand die vaak in de spiegel kijkt is ... 5. Als je niet veel geluk hebt ben je een ... 7. In de zomer zal de zon meer ... dan in de
winter. 8. Water komt bij de kraan via de …
12. Iemand die makkelijk met anderen deelt is ... 14. Niet het begin, maar het ... 15. Wanneer je niet de waarheid vertelt noemen
we dat ook wel ... 16. Dit doen mensen als ze blij zijn
Verticaal ↓ 1. Dit kun je op een klein wondje plakken /ander woord voor plakker
3. Gevaarlijk dier, lijkt op een leeuw met strepen. 6. Vliegtuig: tegenovergestelde van
landen 9. Leven op heel koude plaatsen, zijn
groot en wit. 10. Iemand ontvoerd hebben en vasthouden heet ook wel ...
11. Dit voertuig rijdt op een spoor 13. Op iets dat glad is kun je ...
30
Au/ou, verlengingsregel d/t, verenkelen en verdubbelen 2.5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Horizontaal → 4. Tegenovergestelde van lief.
5. Ander woord voor camion/heel groot voertuig.
6. Een monster of gevaarlijk dier heeft geen handen maar... 7. Hier komt snoep of drinken uit als je er
geld in gooit. 8. Klein mannetje met een rode puntmuts.
10. Iemand die bomen omhakt is een ... 12. Maak af: brons, zilver, ...
13. Je mag je broodje niet eten tijdens de les maar wel in de ... 14. Tegenovergestelde van goed.
Verticaal ↓ 1. Maak af: bitter, zoet, zuur, ...
2. Iemand die naar de ruimte reist. 3. Heb je nodig voor een soort spel
waarbij je veel moet springen 8. Tegenovergestelde van warm. 9. Tegenovergestelde van mannen.
11. Wanneer mensen in hun handen klappen na een concert geven ze een ...
31
Antwoordmodel au/ou, verlengingsregel d/t, verenkelen en 2.6
verdubbelen
1
z
o 2
a
u s
3
s 4
s t o u t
p r
5
v r a c h t a u t o
i n
6
k l a u w e n 7
a u t o m a a t
g u
8
k a b o u t e r t
o o 9
v
u 10
h o u t h 11
a k k e r
12
g o u d w p o
p 13
p a u z e
l w
a e
14
f o u t n
s
Horizontaal → 4. Tegenovergestelde van lief.
5. Ander woord voor camion/heel groot voertuig. 6. Een monster of gevaarlijk dier heeft geen
handen maar... 7. Hier komt snoep of drinken uit als je er
geld in gooit. 8. Klein mannetje met een rode puntmuts. 10. Iemand die bomen omhakt is een ...
12. Maak af: brons, zilver, ... 13. Je mag je broodje niet eten tijdens de les
maar wel in de ... 14. Tegenovergestelde van goed.
Verticaal ↓ 1. Maak af: bitter, zoet, zuur, ...
2. Iemand die naar de ruimte reist. 3. Heb je nodig voor een soort spel waarbij je veel moet springen
8. Tegenovergestelde van warm. 9. Tegenovergestelde van mannen.
11. Wanneer mensen in hun handen klappen na een concert geven ze een ...
32
Leenwoorden, moeilijke woorden, verenkelen en verdubbelen 2.7
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Horizontaal → 3. Als je iets met opzet doet, doe je het ...
4. Ver land waar mensen met stokjes eten. 6. Plaats waar je op vakantie kunt verblijven
met een tent of caravan. 8. Dit krijg je op je verjaardag 10. Tegenovergestelde van minimum.
11. Dit moet je eerst doen voordat je ergens gaat werken.
12. In chocolade zit ... 13. Dit kun je krijgen als je een wedstrijd wint.
14. Ander woord voor (meet)lat. 15. Je kunt hier de tijd op lezen.
Verticaal ↓ 1. Plaats waar je kunst kunt bekijken.
2. Dier met een hele lange nek. 5. Iemand die mensen interviewt en er
een verslag van schrijft voor bijvoorbeeld een krant. 7. Hier leven vissen in die niet in het wild
leven 9. Persoon die een groep mensen
begeleidt tijdens het sporten. 11. Een cadeau voor iemand dat je meeneemt van vakantie.
33
Antwoordmodel leenwoorden, moeilijke woorden, verenkelen 2.8
en verdubbelen
1
m
u
s
2
g 3
e x p r e s
4
C h i n a 5
j u
r o 6
c 7
a m p i n g
8
c a d e a u q
f r u 9
t
n 10
m a x i m u m r
a r a
11
s o l l i c i t e r e n i 12
c a c a o i u n
u s 13
m e d a i l l e
v t r
e
14
l i n i a a l
i
15
h o r l o g e
Horizontaal → 3. Als je iets met opzet doet, doe je het ...
4. Ver land waar mensen met stokjes eten. 6. Plaats waar je op vakantie kunt verblijven met een tent of caravan.
8. Dit krijg je op je verjaardag 10. Tegenovergestelde van minimum.
11. Dit moet je eerst doen voordat je ergens gaat werken. 12. In chocolade zit ...
13. Dit kun je krijgen als je een wedstrijd wint.
14. Ander woord voor (meet)lat. 15. Je kunt hier de tijd op lezen.
Verticaal ↓ 1. Plaats waar je kunst kunt bekijken.
2. Dier met een hele lange nek. 5. Iemand die mensen interviewt en er een verslag van schrijft voor bijvoorbeeld
een krant. 7. Hier leven vissen in die niet in het wild
leven 9. Persoon die een groep mensen begeleidt tijdens het sporten.
11. Een cadeau voor iemand dat je meeneemt van vakantie.
34
-ig/-lijk, verenkelen en verdubbelen, g(t)/ch(t), -heid 2.9
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
Horizontaal →
3. Een ander woord voor vriendelijk. 8. Tegenovergestelde van moeilijk. 10. Wat zeg je als iemand niest?
11. Als iets voor altijd duurt, duurt het ... 12. Ander woord voor meteen. (Let op!)
13. Het mooie meisje heeft de modellenwedstrijd gewonnen met haar ... 14. Maak het woord af: Als je ergens niet
bent, dan ben je af...
Verticaal ↓ 1. Maak het woord af: Van een achtbaan over de kop word ik mis... 2. Als je altijd de waarheid vertelt ben je
heel ... 4. Er zijn 2 auto's op elkaar gebotst, er is
een ... gebeurd. 5. Als je twee dingen op hetzelfde moment doet, doe je het ...
6. Oké, het is waar wat je zegt. Je hebt ... 7. Een ander woord voor blij.
9. 88
35
Antwoordmodel -ig/-lijk, verenkelen en verdubbelen, 2.10
g(t)/ch(t), -heid
1
m
2
e i
e s
r s
l e
3
a a r d i g l
4
o j i 5
t 6
g
n 7
v 8
m 9
a k k e l i j k e e
g r c k g l
10
g e z o n d h e i d 11
e e u w i h
l l t l j
u i e i k
k j 12
o n m i d d e l l i j k
k t k
a
13
s c h o o n h e i d
h
t
i
14
a f w e z i g
Horizontaal → 3. Een ander woord voor vriendelijk.
8. Tegenovergestelde van moeilijk. 10. Wat zeg je als iemand niest?
11. Als iets voor altijd duurt, duurt het ... 12. Ander woord voor meteen. (Let op!) 13. Het mooie meisje heeft de
modellenwedstrijd gewonnen met haar ... 14. Maak het woord af: Als je ergens niet
bent, dan ben je af...
Verticaal ↓ 1. Maak het woord af: Van een achtbaan
over de kop word ik mis... 2. Als je altijd de waarheid vertelt ben je
heel ... 4. Er zijn 2 auto's op elkaar gebotst, er is een ... gebeurd.
5. Als je twee dingen op hetzelfde moment doet, doe je het ...
6. Oké, het is waar wat je zegt. Je hebt ... 7. Een ander woord voor blij.
9. 88
36
Verkleinwoorden, aai/ooi/oei, ui/eu/ui, 2.11
stemloos/stemhebbend
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
Horizontaal → 2. Maak af: bitter, zout, zoet, ...
6. Een klein leeuwtje in de dierentuin zit in een klein ... 8. Dier dat mensen napraat.
10. Een groot vuur, een klein ... 12. De deur gaat alleen open met een klein ...
14. Paarden eten ... (rijmt op mooi) 15. Maak af: Noord, Oost, West, ... 16. Vlees waar je niet goed op kunt kauwen is ...
17. Een bootje kun je laten varen door te ...
Verticaal ↓ 1. Een kabouter woont in een klein ...
3. 'Hé! ... de bal eens naar mij!' 4. Het kindje van een varken heet een ... 5. Iets dat niet leuk is en
slaapverwekkend is ... 7. Wat doe je als je met je hand over de
haren van een dier gaat? 9. Als het gras lang is, moet je ... 11. Het kindje van een kip heet een ...
13. Deze dieren staan in de wei en geven melk.
37
Antwoordmodel verkleinwoorden, aai/ooi/oei, ui/eu/ui, 2.12
stemloos/stemhebbend
1
h
2
z u u r
3
g i
o 4
b s
5
s 6
k o o i t j e
a i g e
7
a a g
8
p a p e 9
g a a i e
i r 10
v u u r t j e
e a 11
k j
n 12
s l e u t e l t j e
m i
a k 13
k
a e 14
h o o i
15
z u i d n e
e 16
t a a i
n j e
17
r o e i e n
Horizontaal → 2. Maak af: bitter, zout, zoet, ...
6. Een klein leeuwtje in de dierentuin zit in een klein ... 8. Dier dat mensen napraat.
10. Een groot vuur, een klein ... 12. De deur gaat alleen open met een klein ...
14. Paarden eten ... (rijmt op mooi) 15. Maak af: noord, oost, west, ... 16. Vlees waar je niet goed op kunt kauwen is ...
17. Een bootje kun je laten varen door te ...
Verticaal ↓ 1. Een kabouter woont in een klein ...
3. 'Hé! ... de bal eens naar mij!' 4. Het kindje van een varken heet een ... 5. Iets dat niet leuk is en
slaapverwekkend is ... 7. Wat doe je als je met je hand over de
haren van een dier gaat? 9. Als het gras lang is, moet je ... 11. Het kindje van een kip heet een ...
13. Deze dieren staan in de wei en geven melk.
38
Verlengsingsregel (d/t) in samenstellingen, verenkelen 2.13
en verdubbelen, g(t)/ch(t)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Horizontaal →
3. De kamer in huis met de douche heet
de ...
5. Dit doe je aan in de winter om je vingers warm te houden.
6. Het kost helemaal niet veel, het is ... 7. Naar de winkel gaan om eten te
halen heet ook wel ... doen. 8. Hier ga je heen als je kiespijn hebt.
9. Hier vertrek je met het vliegtuig op vakantie.
Verticaal ↓ 1. Hier kun je in de zomer heengaan
voor wat verkoeling (en het is nat).
2. Elke zaterdag spelen we op voetbal een ... tegen een andere club.
4. Op het strand maak ik een ... met vier torens.
5. Brussel is de ... van België. 7. Deze meneer komt je redden als je
huis in de fik staat.
39
Antwoordmodel verlengingsregel (d/t) in 2.14
samenstellingen, verenkelen en verdubbelen, g(t)/ch(t)
1
z
2
w
w e
e d
m s
b t
3 b a d k a m e r
d
i
4 z
j a
5 h a n d s c h o e n
o d
6 g o e d k o o p
k
f
7 b o o d s c h a p p e n
d r s
s
a
8
t a n d a r t s
t n e
a d e
d
w
9
v l i e g v e l d
e
e
r
m
a
n
Horizontaal →
3. De kamer in huis met de douche heet
de ... 5. Dit doe je aan in de winter om je
vingers warm te houden. 6. Het kost helemaal niet veel, het is ...
7. Naar de winkel gaan om eten te halen heet ook wel ... doen.
8. Hier ga je heen als je kiespijn hebt. 9. Hier vertrek je met het vliegtuig op
vakantie.
Verticaal ↓ 1. Hier kun je in de zomer heengaan
voor wat verkoeling (en het is nat). 2. Elke zaterdag spelen we op voetbal
een ... tegen een andere club. 4. Op het strand maak ik een ... met
vier torens. 5. Brussel is de ... van België.
7. Deze meneer komt je redden als je huis in de fik staat.
40
Frietspel 3
Gelijktijdig toepassen van verschillende spellingregels op zinsniveau
Schatting duur Zelf in te vullen
Benodigdheden Geel papier, plakband, zinnen om te dicteren, bijlage 23:
Frietzak
Uitleg 3.1
De meeste kinderen houden van frietjes
en dat is wat dit dictee aantrekkelijk
maakt voor (bijna) ieder kind. Het kind
vouwt eerst een frietzak en schrijft
zijn/haar naam er op. Deze frietzak is te
vinden in bijlage 23. Vervolgens
dicteert de logopedist de zinnen. Het
kind schrijft de zinnen op een strookje
geel papier, het ‘frietje’. Het frietje mag
in de zak wanneer de zinnen correct zijn
opgeschreven of na het verbeteren van
de zin. Op het volgende blad staan
enkele zinnen om te dicteren. Let op: de
moeilijkheidsgraad van de meeste
zinnen is vrij hoog. De zinnen kunnen
uiteraard vervangen worden door een
ander dictee. De logopedist kan op het
dictee afvinken welke zin al gelezen is of
eventueel het aantal fouten noteren.
Door de grotere interlinie is het soort
fout gemakkelijk aan te duiden.
41
Dictee 3.2
A. Hoofdzakelijk verenkelen en verdubbelen (gemengd)
Hierin zit ook onder andere: g(t)/ch(t), -ig, ui, ou, doffe e, ww-spelling,
De duikers vonden tientallen schepen die naar de bodem zijn gezonken in
de oorlog.
Een computer is handig, want op internet kun je tegenwoordig van alles
opzoeken.
Die oplichter heeft al talloze keren gelogen, hij is niet te vertrouwen!
We besloten om op de fiets te gaan, maar helaas kregen we onderweg een
stortbui over ons heen.
De verwarming staat zo hoog dat we zweten van de hitte.
B. Hoofdzakelijk g(t)/ch(t)
Hierin zit ook onder andere: verenkelen en verdubbelen, ei/ij, -ig, doffe e,
werkwoordspelling
Ze zei lachend: ‘Ik wens je een gezonde en gelukkige tachtigjarige
verjaardag toe!’
Achter het gordijn zit het lichtknopje verscholen.
Ik kijk graag naar de golven als ik op het strand lig te genieten van mijn
vrije dag.
Och, maak je geen zorgen. Een kat komt toch altijd op zijn pootjes
terecht.
Echt waar, ik lieg niet als ik zeg dat ik deze gestoomde groente geweldig
lekker vind!
C. Hoofdzakelijk verlengingsregel (d/t en b/p)
Hierin zit ook onder andere: verenkelen en verdubbelen, ou/au, Engelse
leenwoorden
Het kan hard aankomen als je op de grond valt in de stad.
42
Op mijn bord ligt brood met krabsalade en eieren.
Als ik later groot ben en een job heb, neem ik geen hond als ik in een
flatgebouw woon.
Voetballen is top! Ik stop nooit bij deze club.
Ik schrob de vloer met een rood vod en haal een spinnenweb weg.
D. Hoofdzakelijk au/ou
Hierin zit ook onder andere: verenkelen en verdubbelen, verlengingsregel
(d/t), -ig
Pas op! Je hangt met je mouw in de saus.
Tussen de bloempotten in de tuin staat een tuinkabouter.
Aan het eind van de regenboog staat een pot met goudstukken.
Oude vrouwen met een grauwe huid zijn niet altijd kwaadaardig.
Het is handig dat wanneer onze kat miauwt wij weten dat hij wil eten!
E. Hoofdzakelijk ei/ij
Hierin zit ook onder andere: -heid, -lijk, verenkelen en verdubbelen,
verlengingsregel (d/t)
Blij zijn is eigenlijk een fijne manier om je tijd mee te vullen.
Bijna niemand is kleiner dan jij.
Een eigen bedrijf hebben vraagt veel tijd en ijverigheid.
Ik heb spijt van mijn slechte voorbereiding voor mijn eindexamen.
Op mijn lijstje staan ijs, radijsjes en eieren.
43
Nieuwsbericht 4
Identificeren van spellingregels en gelijktijdig toepassen van verschillende
spellingregels op woordniveau
Schatting duur 30-40 minuten
Benodigdheden Nieuwsbericht deel A en deel B
Uitleg 4.1
Bij deze opdracht is het de bedoeling dat het kind leert wanneer hij bepaalde
spellingregels moet toepassen. Vervolgens past hij deze verschillende
spellingregels toe. In het eerste deel van de opdracht (deel A) markeert het kind
de woorden waarbij hij een bepaalde spellingregel moet toepassen. Dit kan
achtereenvolgens of gelijktijdig gedaan worden voor verschillende regels. Let op:
dit gelijktijdig uitvoeren is zeer moeilijk. Eventueel is een gemarkeerde versie
voorzien zodat het kind zichzelf kan controleren of door de logopedist
ondersteund kan worden.
Vervolgens krijgt het kind het tweede deel van de opdracht (deel B). In dit deel
zijn de woorden waar de spellingregel toegepast moet worden niet volledig. Het
is dan aan het kind om deze correct aan te vullen.
Overzicht teksten, gebruikte spellingregels en bronnen 4.2
Tekst Titel Spellingregels Bron
1 Blinde
hond
gered
Verlengingsregel
(d/t en b/p), g
(t)/ch(t), -ig
http://www.kidsweek.nl/artikel/37767/blinde-
hond-gered-uit-de-kou#.VPXJz_mG9qV
(Kidsweek, 2015)
44
Tekst 1A (tekst zonder markeringen) 4.3
Blinde hond gered
Geplaatst op maandag 2 maart 2015
De elfjarige labrador Madera is zo blind als een mol, maar heel eigenwijs.
En dus was ze stiekem van huis weggelopen en op avontuur gegaan.
Helaas voor haar woont haar baas in Alaska en daar was het buiten heel
erg koud. Gelukkig werd Madera na twee weken rond te zwerven
gevonden en naar huis gebracht. Haar baasje Ed Davis is nog nooit in zijn
leven zo blij geweest.
Toen hij een week of twee geleden even niet oplette, ontsnapte zijn blinde
labrador door de achterdeur en was ze verdwenen. Ed kon roepen en
fluiten wat hij wilde, ze was niet te vinden. Heel vervelend, zeker omdat
Ed op één van de koudste plekken in de Verenigde Staten woont. In zijn
stad of dorp Ester is het nu ruim veertig graden onder het vriespunt en er
ligt een dik pak sneeuw. Hij zei: ‘Ik heb er alle voor over!’
Beloning
Na een paar dagen zoeken had Ed weinig hoop meer dat hij Madera nog
zou vinden. Zijn hond is hem veel waard dus hij loofde veel geld uit. Hij
dacht dat zijn hond al dood zou zijn. Maar afgelopen weekend zag een
aardige fietser haar ineens lopen. Hij ving Madera en bracht haar thuis.
Haar ontzettend blije baas kon zijn ogen bijna niet geloven toen ze
kwispelend voor de deur stond.
45
Tekst 1A (tekst met markeringen) 4.4
Blinde hond gered
Geplaatst op maandag 2 maart 2015
De elfjarige labrador Madera is zo blind als een mol, maar heel eigenwijs.
En dus was ze stiekem van huis weggelopen en op avontuur gegaan.
Helaas voor haar woont haar baas in Alaska en daar was het buiten heel
erg koud. Gelukkig werd Madera na twee weken rond te zwerven
gevonden en naar huis gebracht. Haar baasje Ed Davis is nog nooit in zijn
leven zo blij geweest.
Toen hij een week of twee geleden even niet oplette, ontsnapte zijn blinde
labrador door de achterdeur en was ze verdwenen. Ed kon roepen en
fluiten wat hij wilde, toch was ze niet te vinden. Heel vervelend, zeker
omdat Ed op één van de koudste plekken in de Verenigde Staten woont.
In zijn stad of dorp Ester is het nu ruim veertig graden onder het
vriespunt en er ligt een dik pak sneeuw. Hij zei: ‘Ik heb er alles voor
over!’
Beloning
Na een paar dagen zoeken had Ed weinig hoop meer dat hij Madera nog
zou vinden. Zijn hond is hem veel waard dus hij loofde veel geld uit. Hij
dacht dat zijn hond al dood zou zijn. Maar afgelopen weekend zag een
aardige fietser haar ineens lopen. Hij ving Madera en bracht haar thuis.
Haar ontzettend blije baas kon zijn ogen bijna niet geloven toen ze
kwispelend voor de deur stond.
46
Tekst 1B (tekst met invullijnen) 4.5
Blinde hon___ __ered
_____eplaats____ op maanda_____ 2 maart 2015
De elfjar___e labrador Madera is zo blin____ als een mol, maar heel
ei___enwijs. En dus was ze stiekem van huis we_____elopen en op
avontuur ____e____aan. Helaas voor haar woont haar baas in Alaska en
daar was het buiten heel er___ kou___. ___elukk____ werd Madera na
twee weken ron____ te zwerven ____evonden en naar huis ___ebra___t.
Haar baasje Ed Davis is no___ nooit in zijn leven zo blij ____eweest.
Toen hij een week of twee ____eleden even niet oplette, ontsnapte zijn
blinde labrador door de a____terdeur en was ze verdwenen. Ed kon
roepen en fluiten wat hij wilde, to____ was ze niet te vinden. Heel
vervelend, zeker omdat Ed op één van de kou____ste plekken in de
Veren____de Staten woont. In zijn sta____ of dor____ Ester is het nu
ruim veert___ ____raden onder het vriespun____ en er li____ een dik
pak sneeuw. Hij zei: ‘Ik he___ er alles voor over!’
Beloning
Na een paar da___en zoeken had Ed wein___ hoop meer dat hij Madera
nog zou vinden. Zijn hon____ is hem veel waar___ dus hij loofde veel
geld uit. Hij da_____ dat zijn hon___ al doo____ zou zijn. Maar
af____elopen weekend za____ een aard____e fietser haar ineens lopen.
Hij ving Madera en bra____ haar thuis. Haar ontzetten_____ blije baas
kon zijn o____en bijna niet ____eloven toen ze kwispelen____ voor de
deur stond.
47
De avonturen van Rob 5Gelijktijdig toepassen van de spellingregels op tekstniveau.
Schatting duur Zelf in te vullen
Benodigdheden Opdrachtblad ‘Maak het verhaal af’
Uitleg 5.1
In ‘De avonturen van Rob’ is het de bedoeling dat de logopedist en het kind
samen een verhaal afmaken. Eerst lezen de logopedist en het kind de introductie
van het verhaal. Daarna schrijven ze samen een vervolg. Om de beurt voegen ze
een of meerdere zinnen toe en schrijven ze deze op. Bij het schrijven van een zin
maakt de logopediste (af en toe) opzettelijk fouten en laat het kind de fouten er
uit halen. Zo kan de logopediste enigszins sturen op welke spellingregels er in de
opdracht geoefend worden.
48
Maak het verhaal af 1 5.2
Op een regenachtige vrijdagavond stopte er een verdacht busje aan de
overkant van de straat. In het schemerlicht van de straatverlichting zag
Rob door het raam hoe een onbekende man uit het busje stapte. De man
pakte een groot voorwerp uit de kofferbak van het busje, maar Rob kon
niet goed zien wat het was. Met een haastige pas liep de man de voortuin
van de buren in en verdween om de hoek van hun huis…
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
49
Maak het verhaal af 2 5.3
Rob besloot op een mooie dag in mei om naar de dierentuin te gaan. Hij
houdt van alle dieren, maar het meest houdt hij van de leeuwen. Deze
indrukwekkende brullende beesten met lange manen vindt hij fantastisch!
Rob gaat snel naar het hok van de leeuwen. Hij haalt zijn GSM uit zijn
broekzak en leunt zo ver mogelijk naar voren over de omheining om een
foto te maken. Wanneer hij net op de knop wil drukken glipt zijn GSM uit
zijn handen. Hij wil hem nog opvangen en buigt nog verder naar voren.
Dan verliest hij zijn evenwicht en valt, samen met zijn GSM, naar
beneden.____________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
___________________________________________________________
50
Moppen tappen 6
Schatting duur 5-10 minuten
Benodigdheden Opdrachten ‘Moppen tappen’
Uitleg 6.1
In deze opdracht moeten kinderen verschillende spellingregels toepassen in
korte, grappige teksten (tekst: (MoppenVoorKinderen.nl, 2015)) . Het kind kan
in het eerste deel kiezen uit bepaalde schrijfwijzen van het woord of moet het
woord kunnen raden aan de hand van een afbeelding. In het tweede deel schrijft
het kind het woord op de lijntjes.
51
Opdrachten ‘Moppen tappen’ 6.2
Mopje 1 (verenkelen en verdubbelen, verlengingsregel)
Een ziet voor het eerst een .
“Oh, wat zie l/ll ig” zegt het .
“He b/bb en ze jou in de muur gem/mm e t/tt seld?”
Een _____________ ziet voor het eerst een _____________________.
“Oh, wat _______________” zegt het ________________.
“_________________ ze jou in de muur _______________________?”
Mopje 2 (verenkelen en verdubbelen, g(t)/ch(t), verlengingsregel, -lijk)
Een man gaat naar de die r/rr en/nn arts met zijn .
“Vol g/ch ens mij heeft hij epilepsie”, zegt hij tegen de arts.
De man o n/nn derzoekt de en zegt:
“Hij ziet er toch re/ee d/dd e lijk/lek kalm uit meneer…”
“Ja, wa gt/cht maar tot ik hem uit de kom haal!”
Een man gaat naar de _________________ met zijn
_________________. “_________________mij heeft hij epilepsie”, zegt
hij tegen de arts.
De man _________________ de _________________ en zegt:
“Hij ziet er _________________ kalm uit meneer…”
“Ja, _________________maar tot ik hem uit de kom haal!”
52
Mopje 3 (verenkelen en verdubbelen, g(t)/ch(t), verlengingsregel)
Twee zi t/tt en op een tak.
Dan vlie gt/cht er ineens een straalj a/aa g/gg er over.
Zegt/cht de ene kraai: “die gaat har d/t!”
Zegt de ander: “Nou, ik zou jou wel eens wi l/ll en zien
vlie g/gg en als je staart in brand/t staat!”
Twee ________________ ________________op een tak.
Dan ________________er ineens een ________________over.
________________de ene kraai: “die gaat ________________!”
Zegt de ander: “Nou, ik zou jou wel eens ________________zien
________________als je staart in ________________staat!”
53
Stripverhaal 7
Gelijktijdig toepassen van de spellingregels op zinsniveau
Schatting duur 5-10 minuten
Benodigdheden Stripverhalen met lege tekstballonnen
Uitleg 7.1
In deze opdracht verzinnen kinderen de tekst bij een kort stripverhaal. Deze
zinnen kunnen ze in de tekstballonnen schrijven en hun eigen invulling geven
aan het verhaal. De stripverhaaltjes die worden gebruikt zijn verschenen in de
strip ‘Boeken verslinden’ van Michiel Den Hamer en Niek, gevonden op
http://niquicho.nl/tag/michel-den-hamer/page/2/ op 07-04-2015 (Niek & Den
Hamer, n.d.).
Praten Denken
54
Stripverhaal 1 7.2
55
Stripverhaal 2 7.3
56
Stripverhaal 3 7.4
57
Referenties
Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. (n.d.). Basisonderwijs: definitie eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Retrieved March 31, 2015, from http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/faq/index.htm
Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming. (2014). Lager onderwijs- Nederlands - Eindtermen. Retrieved March 31, 2015, from http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/lager-
onderwijs/leergebieden/nederlands/eindtermen.htm
Al-Aidroos, N., Said, C. P., & Turk-Browne, N. B. (2012). Top-down attention switches coupling between low-level and high-level areas of human visual
cortex. Proceedings of the National Academy of Sciences. doi:10.1073/pnas.1202095109
Bavelier, D., Green, C. S., Han, D. H., Renshaw, P. F., Merzenich, M. M., &
Gentile, D. A. (2011). Brains on video games. Nature Reviews Neuroscience. doi:10.1038/nrn3135
Berger, A., Jones, L., Rothbart, M. K., & Posner, M. I. (2000). Computerized games to study the development of attention in childhood. Behavior
Research Methods, Instruments, & Computers : A Journal of the Psychonomic Society, Inc, 32, 297–303. doi:10.3758/BF03207798
De Leeuw, R., van Leeuwen, T., & Joolingen, W. R. (2010). Special Font For
Dyslexia ? University of Twente.
Diamond, A., Barnett, W. S., Thomas, J., & Munro, S. (2007). THE EARLY YEARS: Preschool Program Improves Cognitive Control. Science.
doi:10.1126/science.1151148
Dyslexie Font B.V. The Netherlands. (2015a). Het dyslexie lettertype. Retrieved from http://www.dyslexiefont.com/nl/dyslexie-lettertype/
Dyslexie Font B.V. The Netherlands. (2015b). Ontwerper Christian Boer.
Retrieved from http://www.dyslexiefont.com/nl/de-ontwerper/
Eriksen, B. A., & Eriksen, C. W. (1974). Effects of noise letters upon the identification of a target letter in a nonsearch task. Perception & Psychophysics. doi:10.3758/BF03203267
Fan, J., McCandliss, B. D., Sommer, T., Raz, A., & Posner, M. I. (2002). Testing
the efficiency and independence of attentional networks. Journal of Cognitive Neuroscience, 14, 340–347. doi:10.1162/089892902317361886
Ghajar, J., & Ivry, R. B. (2009). The predictive brain state: asynchrony in
disorders of attention? The Neuroscientist : A Review Journal Bringing Neurobiology, Neurology and Psychiatry, 15, 232–242.
doi:10.1177/1073858408326429
58
Hedges, J. H., Adolph, K. E., Amso, D., Bavelier, D., Fiez, J. A., Krubitzer, L., … Ghajar, J. (2013). Play, attention, and learning: How do play and timing shape the development of attention and influence classroom learning?
Annals of the New York Academy of Sciences, 1292, 1–20. doi:10.1111/nyas.12154
Hughes, L., & Wilkins, A. (2000). Typography in children’s reading schemes may
be suboptimal: Evidence from measures of reading rate. Journal of Research in Reading, 23, 314–324. doi:10.1111/1467-9817.00126
Kidsweek. (2015). Blinde hond gered. Retrieved March 10, 2015, from
http://www.kidsweek.nl/artikel/37767/blinde-hond-gered-uit-de-kou#.VPXJz_mG9qV
Kuster, S., Braams, T., & Bosman, A. M. T. (2012). Lettertype dyslexie. Tijdschrift Voor Remedial Teaching, 2, 26–28.
Michael, I., Steven, E., Peter, T., & Marcus, E. (1988). Localization of Cognitive Operations in the Human Brain.
MoppenVoorKinderen.nl. (2015). No Title. Retrieved March 10, 2015, from www.moppenvoorkinderen.nl
Niek, & Den Hamer, M. (n.d.). Hoe maak ik een stripboekje? Retrieved from
http://niquicho.nl/tag/michel-den-hamer/page/2/
Posner, M. I., & Petersen, S. E. (1990). The attention system of the human brain. Annual Review of Neuroscience, 13, 25–42.
doi:10.1146/annurev.ne.13.030190.000325
Pozuelos, J. P., Paz-Alonso, P. M., Castillo, A., Fuentes, L. J., & Rueda, M. R. (2014). Development of Attention Networks and Their Interactions in
Childhood. Developmental Psychology. doi:10.1037/a0037469
Rueda, M. R., Fan, J., McCandliss, B. D., Halparin, J. D., Gruber, D. B., Lercari, L. P., & Posner, M. I. (2004). Development of attentional networks in
childhood. Neuropsychologia, 42, 1029–1040. doi:10.1016/j.neuropsychologia.2003.12.012
Van Haasteren, J. (n.d.). JvH puzzel - Dierentuin Artis.
59
Bijlagen
Overzicht
Bijlage 1 Overzicht leerplannen
Bijlage 2 Spelbord
Bijlage 3 Groene kaartjes leeg
Bijlage 4 Rode kaartjes leeg
Bijlage 5 Blauwe kaartjes leeg
Bijlage 6 Paarse kaartjes leeg
Bijlage 7 ng-nk-ngt-nkt
Bijlage 8 Stemloos/stemhebbend (v/f,z/s/)
Bijlage 9 Verenkelen en verdubbelen (2 lettergrepen)
Bijlage 10 aai – ooi – oei
Bijlage 11 Verlengingsregel (d/t)
Bijlage 12 Doffe ‘e’
Bijlage 13 eu – ui – uu – u
Bijlage 14 Verenkelen en verdubbelen (≥3 lettergrepen)
Bijlage 15 eeuw – ieuw – uw
Bijlage 16 Verlengingsregel (d/t)(samenstellingen)
Bijlage 17 Verlengingsregel (d/t) (verkleinwoorden)
Bijlage 18 g – gt – ch – cht (finaal)
Bijlage 19 g – gt – ch – cht (initiaal/mediaal)
Bijlage 20 Werkwoorden (onvoltooid tegenwoordige tijd)
Bijlage 21 Werkwoorden (onvoltooid verleden tijd)
Bijlage 22 Dierenpionnen
Bijlage 23 Frietzak
60
Bijlage 1: Overzicht leerplannen
Overzicht leerplannen lagere school 1e t/m 3e graad Nederlands (schriftelijke taalvaardigheid: schrijven: spelling).
Eerste graad
nr Rubriek Subrubriek Doel L1 L2
12310 Schrijven: Ontluikende
en beginnende geletterdheid
Spelling Klankzuivere éénlettergrepige woorden correct schrijven:
mk-woorden; km-woorden; mkm-woorden; lidwoorden.
bereiken herhalen
12311 Schrijven: Ontluikende
en beginnende geletterdheid
Spelling Woorden die ze nog niet eerder hebben gezien schrijven
door middel van foneem- grafeemkoppeling en erover reflecteren.
bereiken bereiken
12312 Schrijven: Ontluikende en beginnende geletterdheid
Spelling Klankzuivere meerlettergrepige woorden correct schrijven.
bereiken herhalen
12313 Schrijven: Ontluikende en beginnende
geletterdheid
Spelling Leestekens op zinsniveau gebruiken en erover reflecteren: punt; vraagteken; uitroepteken.
bereiken herhalen
12338 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden met medeklinkerclusters vooraan en/of achteraan correct schrijven.
aanzetten bereiken
12339 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Niet-klankzuivere éénlettergrepige woorden correct schrijven.
aanzetten bereiken
61
nr Rubriek Subrubriek Doel L1 L2
12340 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Niet-klankzuivere meerlettergrepige woorden correct
schrijven.
aanzetten bereiken
12341 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden met een hoofdletter correct schrijven. aanzetten bereiken
12342 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden met moeilijke klank-letterkoppelingen correct schrijven: aai, ooi en oei; eeuw, ieuw en uw; -ng en -nk;
-ch, -cht en sch-; doffe e.
aanzetten
12343 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden eindigend op -ig en -lijk correct schrijven. aanzetten
12344 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Verkleinwoorden op -je, -tje, -pje en -etje correct schrijven.
aanzetten
12348 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De verlengingsregel toepassen voor woorden eindigend op -d of -t en -b of -p.
aanzetten bereiken
12349 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor woorden die eindigen op: -a, -o
en -u; -g.
aanzetten
12350 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor open lettergrepen. aanzetten
12351 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor verdubbeling van de medeklinker.
aanzetten
12352 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden toepassen: rekening houdend met de eindletters; op -s
of -en; op -eren.
aanzetten
62
nr Rubriek Subrubriek Doel L1 L2
12353 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het schrijven van bijvoeglijke
naamwoorden.
aanzetten
12354 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het gebruik van hoofdletters: bij het begin van een zin; bij eigennamen.
aanzetten
12355 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De werkwoordspelling toepassen in de tegenwoordige tijd.
aanzetten
12362 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het gebruik van: de komma; het dubbele punt; het aanhalingsteken.
aanzetten
12365 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden met de volgende lettercombinaties correct
schrijven: ei en ij; au en ou.
aanzetten bereiken
63
Tweede graad
nr Rubriek Subrubriek Doel L3 L4
12338 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden met medeklinkerclusters vooraan en/of
achteraan correct schrijven.
bereiken herhalen
12339 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Niet-klankzuivere éénlettergrepige woorden correct
schrijven.
bereiken herhalen
12340 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Niet-klankzuivere meerlettergrepige woorden correct schrijven.
bereiken herhalen
12341 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden met hoofdletter correct schrijven. bereiken herhalen
12342 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden met moeilijke klank-letterkoppelingen correct schrijven: aai, ooi en oei; eeuw, ieuw en uw; -ng en -nk; -ch, -cht en sch-; doffe e.
bereiken bereiken
12343 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden eindigend op -ig en -lijk correct schrijven. bereiken bereiken
12344 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Verkleinwoorden op -je, -tje, -pje en -etje correct schrijven.
bereiken bereiken
12345 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Correct woorden schrijven met: oo voor -ch; korte klank in
een open lettergreep voor -ch.
bereiken bereiken
12346 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Correct woorden schrijven eindigend op: -teit en -heid. aanzetten aanzetten
12347 Schrijven: Gevorderde Spelling De taalbeschouwelijke begrippen en termen klinker, aanzetten aanzetten
64
nr Rubriek Subrubriek Doel L3 L4
geletterdheid medeklinker, eindletter, hoofdletter en kleine letter in de
juiste schrijfcontext gebruiken.
12348 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De verlengingsregel toepassen voor woorden eindigend op -d of -t en -b of -p.
bereiken herhalen
12349 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor woorden die eindigen op: -a, -o en -u; -g.
bereiken bereiken
12350 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor open lettergrepen. bereiken bereiken
12351 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor verdubbeling van de medeklinker. bereiken bereiken
12352 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden
toepassen: rekening houdend met de eindletters; op -s of -en; op -eren.
bereiken bereiken
12353 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het schrijven van bijvoeglijke
naamwoorden.
bereiken bereiken
12354 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het gebruik van hoofdletters: bij
het begin van een zin; bij eigennamen.
bereiken bereiken
12355 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De werkwoordspelling toepassen in de tegenwoordige tijd. bereiken bereiken
12356 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De werkwoordspelling toepassen in de verleden tijd. aanzetten aanzetten
12357 Schrijven: Gevorderde Spelling De meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden aanzetten
65
nr Rubriek Subrubriek Doel L3 L4
geletterdheid toepassen: meervoudsvormen met behoud van betekenis
(bv. appel - appels) en verandering van betekenis (bv. beenderen - benen); zelfstandige naamwoorden die geen meervoud hebben (bv. ongedierte); zelfstandige
naamwoorden die geen enkelvoud hebben (bv. mazelen en hersenen).
12358 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De meervoudsvormen van woorden eindigend op -ie en -ee toepassen.
aanzetten
12359 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regels in verband met onregelmatige verkleinwoorden
toepassen.
aanzetten
12360 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De begrippen en termen zelfstandig naamwoord,
meervoud, enkelvoud, eigennaam, werkwoord, stam, uitgang, persoonsvorm, tegenwoordige tijd, verleden tijd en infinitief in de juiste schrijfcontext gebruiken.
aanzetten aanzetten
12362 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het gebruik van: de komma; het dubbele punt; het aanhalingsteken.
bereiken bereiken
12363 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het gebruik van: het accent; de apostrof; het trema; het koppelteken.
aanzetten aanzetten
12364 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De taalbeschouwelijke begrippen en termen leesteken,
punt, komma, vraagteken, uitroepteken, dubbele punt, aanhalingsteken, spatie, accent, trema, apostrof en
koppelteken in de juiste schrijfcontext gebruiken.
aanzetten aanzetten
12365 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden met de volgende lettercombinaties correct schrijven: ei en ij; au en ou.
bereiken herhalen
66
nr Rubriek Subrubriek Doel L3 L4
12366 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden met de volgende lettercombinaties correct
schrijven: -ds (bv. steeds); oo voor -ch; een korte klank in een open lettergreep voor -ch.
bereiken bereiken
12367 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden waarin een bepaalde klinker dof uitgesproken
wordt correct schrijven (bv. vonnis, datum).
bereiken bereiken
12368 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden met een afwijkende uitspraak van de volgende
letters correct schrijven: g (bv. bagage); j (bv. jury); ch (bv. chauffeur).
aanzetten aanzetten
12369 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden waarin we de volgende fonemen horen (die als
bepaalde grafemen geschreven worden) correct schrijven: k als c (bv. circus); s als c (bv. circus); t als th (bv. thuis);
i als y (bv. systeem); z als s (bv. museum); s als t (bv. politie); ks als cc (bv. accent); k als cc (bv. accordeon); k als q (bv. quotiënt); kw als qu (bv. aquarium); ks als x
(bv. examen); oo als eau (bv. bureau); oo als au (bv. restaurant); oe als ou (bv. journalist); ie als i (bv.
februari).
aanzetten aanzetten
Derde graad
nr Rubriek Subrubriek Doel L5 L6
12342 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden met moeilijke klank-letterkoppelingen correct
schrijven: aai, ooi en oei; eeuw, ieuw en uw; -ng en -nk; -ch, -cht en sch-; doffe e.
herhalen
12343 Schrijven: Gevorderde Spelling Woorden eindigend op -ig en -lijk correct schrijven. herhalen
67
nr Rubriek Subrubriek Doel L5 L6
geletterdheid
12344 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Verkleinwoorden op -je, -tje, -pje en -etje correct schrijven. herhalen
12345 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Correct woorden schrijven met: oo voor -ch; korte klank in
een open lettergreep voor -ch.
herhalen herhalen
12346 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Correct woorden schrijven eindigend op: -teit en -heid. bereiken bereiken
12347 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De taalbeschouwelijke begrippen en termen klinker, medeklinker, eindletter, hoofdletter en kleine letter in de
juiste schrijfcontext gebruiken.
bereiken bereiken
12349 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor woorden die eindigen op: -a, -o en
-u; -g.
herhalen
12350 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor open lettergrepen. herhalen
12351 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regel toepassen voor verdubbeling van de medeklinker. herhalen
12352 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden toepassen: rekening houdend met de eindletters; op -s of -en; op -eren.
herhalen
12353 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het schrijven van bijvoeglijke naamwoorden.
herhalen
12354 Schrijven: Gevorderde Spelling De regels toepassen voor het gebruik van hoofdletters: bij herhalen
68
nr Rubriek Subrubriek Doel L5 L6
geletterdheid het begin van een zin; bij eigennamen.
12355 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De werkwoordspelling toepassen in de tegenwoordige tijd. herhalen herhalen
12356 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De werkwoordspelling toepassen in de verleden tijd. bereiken bereiken
12357 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De meervoudsvorm van zelfstandige naamwoorden
toepassen: meervoudsvormen met behoud van betekenis (bv. appel - appels) en verandering van betekenis (bv. beenderen - benen); zelfstandige naamwoorden die geen
meervoud hebben (bv. ongedierte); zelfstandige naamwoorden die geen enkelvoud hebben (bv. mazelen en
hersenen).
bereiken bereiken
12358 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De meervoudsvormen van woorden eindigend op -ie en -ee toepassen.
bereiken bereiken
12359 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regels in verband met onregelmatige verkleinwoorden toepassen.
bereiken bereiken
12360 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regels voor het gebruik van hoofdletters toepassen: bij aardrijkskundige namen; bij afleidingen van aardrijkskundige namen; bij het eerste woord van een
aanhaling; bij begin van een zin na een afgekort woord (bv. ’s Avonds).
bereiken bereiken
12361 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De begrippen en termen zelfstandig naamwoord, meervoud, enkelvoud, eigennaam, werkwoord, stam, uitgang, persoonsvorm, tegenwoordige tijd, verleden tijd en infinitief
in de juiste schrijfcontext gebruiken.
bereiken bereiken
69
nr Rubriek Subrubriek Doel L5 L6
12362 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het gebruik van: de komma; het
dubbele punt; het aanhalingsteken.
herhalen herhalen
12363 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De regels toepassen voor het gebruik van: het accent; de apostrof; het trema; het koppelteken.
bereiken bereiken
12364 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling De taalbeschouwelijke begrippen en termen leesteken, punt, komma, vraagteken, uitroepteken, dubbele punt,
aanhalingsteken, spatie, accent, trema, apostrof en koppelteken in de juiste schrijfcontext gebruiken.
bereiken bereiken
12365 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden met de volgende lettercombinaties correct
schrijven: ei en ij; au en ou.
herhalen herhalen
12366 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden met de volgende lettercombinaties correct
schrijven: -ds (bv. steeds); oo voor -ch; een korte klank in een open lettergreep voor -ch.
herhalen herhalen
12367 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden waarin een bepaalde klinker dof uitgesproken
wordt correct schrijven (bv. vonnis, datum).
herhalen herhalen
12368 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden met een afwijkende uitspraak van de volgende
letters correct schrijven: g (bv. bagage); j (bv. jury); ch (bv. chauffeur).
bereiken bereiken
12369 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Woorden waarin we de volgende fonemen horen (die als
bepaalde grafemen geschreven worden) correct schrijven: k als c (bv. circus); s als c (bv. circus); t als th (bv. thuis); i
als y (bv. systeem); z als s (bv. museum); s als t (bv. politie); ks als cc (bv. accent); k als cc (bv. accordeon); k als q (bv. quotiënt); kw als qu (bv. aquarium); ks als x (bv.
bereiken bereiken
70
nr Rubriek Subrubriek Doel L5 L6
examen); oo als eau (bv. bureau); oo als au (bv.
restaurant); oe als ou (bv. journalist); ie als i (bv. februari).
12370 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden eindigend op de volgende lettercombinaties correct schrijven: -isch(e); -air(e); -iaal en -eaal; -ueel en -
ieel.
bereiken bereiken
12371 Schrijven: Gevorderde
geletterdheid
Spelling Tweeklanken in vreemde woorden correct schrijven (bv.
cacao).
bereiken bereiken
12372 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Leenwoorden uit het Engels of Frans correct schrijven (bv. interview).
bereiken bereiken
12373 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden met een bijzondere uitspraak waarbij medeklinkers niet uitdrukkelijk uitgesproken worden correct
schrijven (bv. zachtjes).
bereiken bereiken
12374 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Moeilijke woorden met dubbele medeklinker correct schrijven (bv. onmiddellijk).
bereiken bereiken
12375 Schrijven: Gevorderde geletterdheid
Spelling Woorden met een afwijkende meervoudsvorm correct schrijven (bv. musea, centra).
bereiken bereiken
71
Bijlage 2: Spelbord
72
START
73
74
STOP
75
76
Bijlage 3: Groene kaartjes leeg
77
Bijlage 4: Rode kaartjes leeg
78
Bijlage 5: Blauwe kaartjes leeg
79
Bijlage 6: Paarse kaartjes leeg
80
Bijlage 7: ng-nk-ngt-nkt
Vul in ng – nk – ngt – nkt
Vlakbij de gorilla’s kruipt een
sla_____.
De koni____in en de koni____ zijn
altijd samen.
Vul in ng – nk – ngt – nkt
De olifant is ba____ voor de muis,
hij vindt hem heel e______.
Je moet nu li_____saf slaan!
Vul in ng – nk – ngt – nkt
Bij de geiten in het hok staan
dra____.
Dat meisje zi_____ mooi.
Vul in ng – nk – ngt – nkt
Twee mensen zitten op een
ba____.
De trompet kli_______ geweldig!
Vul in ng – nk – ngt – nkt
Er ontstaat bijna een botsi____
doordat de mensen in paniek zijn.
Een sti_____dier sti______.
81
Vul in ng – nk – ngt – nkt
Vlakbij de gorilla’s kruipt een
sla_____.
Het schip zi_____ naar de bodem.
Vul in ng – nk – ngt – nkt
Bij de inga_____ loopt een groep met
deftige geklede mensen.
Hij bre_____ morgen een plaatje
mee.
Vul in ng – nk – ngt – nkt
De gorilla trekt de sta_____en van de
kooi uit elkaar.
De meneer met het ma_____e been
beda_____ de mevrouw.
Vul in ng – nk – ngt – nkt
De gorilla verla_____ naar
aandacht van het meisje.
Hij bo______ hard op de deur.
Vul in ng – nk – ngt – nkt
De vrouw verde_____ de giraf ervan
haar handtas te hebben gestolen .
We zuchten van opluchti_______.
82
Bijlage 8: stemloos/stemhebbend (v/f,z/s)
Vul in s – z – f – v
___lee ___even
___oep ___okken
Vul in s – z – f – v
___aag of ___aag
vij___er cij___er
Vul in s – z – f – v
___issen ___choenen
___ap ___eil
Vul in s – z – f – v
___lagtand ___toel
___eehonden ___ommen
Vul in s – z – f – v
___pin ___toel
___erte ___uur of ___uur
83
Vul in s – z – f – v
___ogel ___erkoopster
___lak of ___lak
Vul in s – z – f – v
___ototoestel ___oorraad
___ee of ___ee of ___ee
Vul in s – z – f – v
___laggen ___abriek
___oldaat ___waar
Vul in s – z – f – v
___interklaas ___eestje
___oedsel ___ilm
Vul in s – z – f – v
___ebra ___erdrietig
___lessen ___anavond
84
Bijlage 9: Verenkelen en verdubbelen (2 lettergrepen)
Eén mol Twee _____________
Eén poot Twee _____________
Eén boom Twee _____________
Eén man Twee _____________
Eén vlag Twee _____________
Eén stap Twee _____________
Eén spin Twee _____________
Eén dag Twee _____________
Eén stuur Twee _____________
Eén muur Twee _____________
Eén boot Twee _____________
Eén stem Twee _____________
Eén mus Twee _____________
Eén draak Twee _____________
Eén schaap Twee _____________
85
Eén steen Twee _____________
Eén baard Twee _____________
Eén arm Twee _____________
Eén vrouw Twee _____________
Eén geit Twee _____________
Eén been Twee _____________
Eén kooi Twee _____________
Eén fiets Twee _____________
Eén stoel Twee _____________
Eén schoen Twee _____________
Eén fles Twee _____________
Eén tas Twee _____________
Eén touw Twee _____________
Eén sok Twee _____________
Eén plant Twee _____________
86
Bijlage 10: aai – ooi – oei
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
Zie jij een h_____ op de k_____rt?
Ik r____ met een b_____t.
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
De ____p zw_____t met een
ban_____n.
M____der zegt dat je n_____t mag
liegen.
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
Twee papeg_____en zitten in een
b____m.
Is er nog pl____ts in het
r_____b_____tje?
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
De gorilla vindt het meisje m____. Sommige b____ren hebben wel twintig
k_____en.
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
De gorilla m_____kt de k_____ kapot!
De trein st____t stil.
87
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
De papeg_____en maken veel law_____.
Als het warm wordt, d_____t het ijs.
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
De vrouw zw____t naar de giraf.
Er st____t een ziekenwagen met een
zw_____licht.
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
Sinterkl____s is ____k op bez_____k
en m____kt m____e foto’s.
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
De fanfare m_____kt m______e
muziek.
De les is s_____.
Vul in aa – oo – oe – aai – ooi – oei
De vlaggetjes hebben fr_____e
kleuren.
Een kr_____ vliegt h_____g in de
lucht.
88
Bijlage 11: Verlengingsregel (d/t)
Vul in d of t
De gei___ springt erg hoog.
Met een mun___ kun je betalen.
Vul in d of t
Het nijlpaar___ eet iets raars.
Een hon___ is een trouw dier.
Vul in d of t
De boswachter verliest bijna zijn
hoe___.
Mijn vriend draagt vaak een pe___.
Vul in d of t
De aap is een vrien___ van de
neushoorn.
Pas op dat je niet in de sloo___ valt!
Vul in d of t
Als we niet goe___ werken, wordt de meester kwaa___.
Er staat een wit beel___ in de
dierentuin.
89
Vul in d of t
Een flamingo staat meestal op één
poo___, maar nu niet!
Er zit een ga___ in mijn tan___.
Vul in d of t
Één keer in de maa___ geeft de
directeur een rondleiding.
Koeien staan graag in het weilan___.
Vul in d of t
De olifan___ zit hoog in de boom
en er zit een knoop in zijn
staar___!
Vul in d of t
De mon___ van sommige
bezoekers valt open van verbazing
of angs___.
Vul in d of t
De bewakers proberen iets te vangen
met een ne___.
Doe de deur altijd goe___ op slo___.
90
Bijlage 12: Doffe ‘e’
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
De mensun zijn in paniek. _________
Ik doe de deurun op slot. ____________
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
De nijlpaarden etun vreemde dingen. _________________________________
Ik woon in een drukku straat. _________
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
Het meisju steekt haar armen uit van
schrik. _______________________
De wieken van de molun draaien._____
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
In de buidul van de kangoeroe zit een
paraplu. ______________________
Dat is voor als het regunt. __________
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
Sinturklaas is er ook. _____________
De pieten zijn nog in Spanju. _________
91
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
De gorilla heeft hartjus boven zijn
hoofd. ________________________
Een bakkur bakt brood. _____________
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
De giraf heeft een tasju vast. _______
In de lentu wordt het warmer. ________
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
In de dierentuin zit een panda vurstopt.
______________________________
Mijn broertju is vijf jaar. ____________
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
Heb je lievur friet of pizza? ___________
De damu probeert haar kind te redden
uit de bek van het nijlpaard. _______
Zoek de fout en schrijf het woord goed op
Er hangen gekleurde vlaggetjus. ________________________________
Hij heeft flinku tegenwind. ___________
92
Bijlage 13: eu – ui – uu – u
Vul in eu – ui – uu – u
De str____svogel d____kt met zijn
hoofd in de grond en kan met zijn
vl____gels niet vliegen.
Vul in eu – ui – uu – u
De n____shoorn rent door de dierent____n met een aap op zijn
r____g.
Vul in eu – ui – uu – u
Achter een m____r staat een ridder.
De h____d van een krokodil is r____w.
Vul in eu – ui – uu – u
De olifant is bang voor een m____s!
Als hij daar lang blijft zitten staat de
boom niet meer recht, maar sch____n.
Vul in eu – ui – uu – u
De kangoeroe heeft een parapl____ in
zijn b____del.
93
Vul in eu – ui – uu – u
De kikker eet een m____g.
In het z____den is het vaak warm.
Vul in eu – ui – uu – u
Er vliegt een witte d____f vlakbij de
pinguïns.
Er zit een d____k in de auto.
Vul in eu – ui – uu – u
Het is d____delijk dat de leeuw boos
is.
Het is l_____k om naar de dierentuin
te gaan!
Vul in eu – ui – uu – u
Een pinguïn eet geen fr____t, maar
vis!
Een t___lp is een bloem.
Vul in eu – ui – uu – u
Er kr____pt een kleine vogel ____t
het ei bij de str____svogel.
94
Bijlage 14: Verenkelen en verdubbelen (≥3 lettergrepen)
Vul in l/ll – d/dd – t/tt – l/ll
Deze nij___paar___en hebben een vreemde eetlust. Zouden ze altijd
jongetjes en voe___ba____en eten?
Vul in r/rr – n/nn – a/aa – l/ll
In deze die___e___tuin is het niet
moeilijk om te verdw___ ___en.
Vul in z/zz – k/kk – o/oo – t/tt – t/tt –
n/nn – m/mm
Veel be___oe___ers hebben een f___ ___o___oestel meege___o___en.
Vul in o/oo – k/kk – l/ll – k/kk
Dit park heeft ook twee
kr___ ___ odi___en. Dat zijn
heel gevaarlij___e beesten!
Vul int/tt – l/ll – f/ff – t/tt – t/tt
Ik heb nooit gewe___en dat o__i___an___en zo ontze____end bang
kunnen zijn!
95
Vul in a/aa – d/dd – k/kk
De voetp___ ___en zijn bijna niet
meer te ontde____en door de vele
mensen.
Vul in o/oo – g/gg – a/aa – m/mm
Er hangen v___ ___ elhuisjes aan
twee boomst___ ___en.
Vul in s/ss – l/ll – o/oo – p/pp
Het is vast een vergi____ing dat er
verschi___ende dieren buiten de
hokken rondl___ ____en.
Vul in t/tt – o/oo – a/aa
Je moet ople___en waar je stapt, anders stap je zo b___venop een
slang of h___gedis.
Vul in l/ll – t/tt – o/oo – t/tt
De ijsbeer is duide___ijk aan het genie___en van zijn bad en houdt
zijn ogen gesl___ ____en.
96
Bijlage 15: eeuw – ieuw – uw
Vul in eeuw – ieuw – uw
De l_______en zitten niet in een kooi, maar rennen op een plaats met
sn______.
Een vos is meestal sl_____.
Vul in eeuw – ieuw – uw
Als ik moe ben dan g______ ik.
De pinguïn wast de ijsbeer met een
r_____e borstel.
Vul in eeuw – ieuw – uw
De pinguïns hebben net n______e vis
gekregen.
De meester g______t soms.
Vul in eeuw – ieuw – uw
Bij de pinguïns zit een m______.
Ze zitten graag in de sn_______.
Vul in eeuw – ieuw – uw
Er is één sch_____e pinguïn.
School duurt niet ______ig.
97
Vul in eeuw – ieuw – uw
Een draak kan vuur sp____en.
De olifant vindt muizen gr____elijk.
Vul in eeuw – ieuw – uw
Een _______ duurt honderd jaar.
De olifant is zen_____achtig.
Vul in eeuw – ieuw – uw
Een vogel, maar geen zwal______ ,
heeft een worm gevonden.
Begin maar opn_______.
Vul in eeuw – ieuw – uw
De neushoorn rent nog harder dan een
l______.
Een nijlpaard heeft geen k_______en.
Vul in eeuw – ieuw – uw
De mensen rennen schr______end
weg.
Die vrouw is een wed_____e.
98
Bijlage 16: Verlengingsregel (d/t) (samenstellingen)
Vul in d of t
De schil___pa___ is nummer 150 in
de we___strij___.
Vul in d of t
Moet een olifant wel eens naar de tan___arts?
Thuis heb ik een gou___vis.
Vul in d of t
De giraf heeft de han___tas van de
vrouw gepakt!
Een olifantenhui___ is heel dik.
Vul in d of t
Het nijlpaard heeft een voe___bal in
zijn bek.
Ik hou van paar___rijden.
Vul in d of t
De directeur van de dierentuin
geeft een ron___leiding.
Hopelijk komt er geen stor___bui!
99
Vul in d of t
Mijn mama kijkt graag naar misdaa___series.
We hebben een lan___kaart in de auto.
1.
Vul in d of t
Hij spreekt over de klimaa___verandering.
Thuis spelen we vaak kaar___spelletjes.
Vul in d of t
De boef heeft een gel___zak gestolen.
Mama gebruikt elke ochtend een
broo___rooster.
Vul in d of t
Sommige vrouwen dragen een hoof___ doek.
De pinguïn gebruikt veel ba___schuim
om de ijsbeer te wassen.
Vul in d of t
Wie de pinguïn vindt, krijgt duizend
mun___stukken!
Ik hou van spor___dag.
100
Bijlage 17: Verlengingsregel (d/t) (verkleinwoorden)
Vul in d of t.
De gorilla heeft har___jes boven zijn
hoof___je.
Een baby heeft een klein han___je.
Vul in d of t.
De jongens van de scouting dragen
pe___jes.
Ik voetbal vaak op het vel___je.
__
Vul in d of t.
Een varken heeft een krulstaar___je.
Ik zal een voorbeel___je geven.
Vul in d of t.
Er loopt een hoe___je over de grond.
Hebben de dieren ook een hu___je?
Vul in d of t.
De vrouw die zou___jes eet, probeert haar tasje terug te pakken van de giraf.
We gaan zwemmen bij het stran___je.
101
Vul in d of t.
De dierentuin staat vol met bees___jes
die je kunt vinden in het wil___.
Er zijn ook veel kin___jes.
Vul in d of t.
De dieren hebben allemaal hun eigen
lan___je in de dierentuin.
De pinguïns hebben zelfs hun eigen
ba___je.
Vul in d of t.
Sommige dieren hebben kleine voe___jes.
Thuis heb ik een boo___je.
Vul in d of t.
Ik kan op het flui___je verschillende gelui___jes maken.
Aan een boom hangt een bor___je.
Vul in d of t.
In de vijver zwemmen een___jes.
Het agen___je hield me tegen omdat ik
te har___ reed.
102
Bijlage 18: g – gt – ch – cht (finaal)
Vul in g – gt – ch – cht
De olifant is angsti____ en zit
hoo____ in de boom . Ik da____
altijd dat ze nooit bang zijn.
Vul in g – gt – ch – cht
De ijsbeer wordt graa____
gewassen.
Hij klaa____ niet er niet over.
Vul in g – gt – ch – cht
De va_____ van een ijsbeer is li_____, maar hij heeft een donkere
huid.
Vul in g – gt – ch – cht
De vrouw zo_____ haar kind de hele da____ en vond het jo____ in
de bek van een nijlpaard.
Vul in g – gt – ch – cht
O____ wat een pe____ ! De giraf heeft de handtas van een mevrouw
gepakt en ze kan er e_____ niet meer
bij.
103
Vul in g – gt – ch – cht
Zijn de manen van een leeuw za____?
De menigte vlu____ voor de neushoorn,
hij verjaa_____ iedereen!
Vul in g – gt – ch – cht
Om het hok van de olifant heen, is een
kleine gra_____.
Ik lie____ daar niet over.
Vul in g – gt – ch – cht
Een schildpad bewee_____ traa____,
maar klaa____ niet vaak .
Vul in g – gt – ch – cht
Een olifant heeft een grote maa____.
Vraa____ me niet hoe veel hij kan eten!
Vul in g – gt – ch – cht
Alle bezoekers hebben een kaartje voor de dierentuin geko_____.
De struisvogel houdt niet van
dagli_____.
104
Bijlage 19: g – gt – ch – cht (initiaal/mediaal)
Vul in g – gt – ch – cht
Wat een ____aos in de dierentuin!
Ei____enlijk is het s____andalig.
Vul in g – gt – ch – cht
Een mol heeft een tunnel naar het hok
van de ____eiten ___e____raven.
Vul in g – gt – ch – cht
Een pape____aai is rood met blauw
____ekleurd.
Vul in g – gt – ch – cht
In de meni____te kun je ook een
____rappig draakje vinden.
Vul in g – gt – ch – cht
Over de ____rond kruipt een
____evaarlijke en ____iftige slang.
105
Vul in g – gt – ch – cht
Pinguïn ____ezocht! ____raag
mor____en brengen in ruil voor
ta_____tig vissen.
Vul in g – gt – ch – cht
S____uin te___enover s____ool
woont een ____oo______elaar.
Vul in g – gt – ch – cht
Is een pinguïn een vo____el of een zoo____dier? Kunnen ze
vlie____en?
Vul in g – gt – ch – cht
Wat is het een pra____tige dag om
___ezellig naar de dierentuin te
____aan!
Vul in g – gt – ch – cht
Een ijsbeer heeft geen ka____el nodig! Zijn li_____aam blijft warm
____enoeg.
106
Bijlage 20: Werkwoorden (onvoltooid tegenwoordige tijd)
Vul het werkwoord in (ott). (gaan)
(steken)
Ik _______ graag naar de dierentuin.
De struisvogel __________ zijn kop in
de grond.
Vul het werkwoord in (ott). (glijden)
(maken)
De pinguïn ____________ van de
ijsberg.
De fanfare ____________ muziek.
Vul het werkwoord in (ott). (worden)
(worden)
Ik ____________blij van dieren!
De leeuw ___________ boos.
Vul het werkwoord in (ott). (zitten)
(rennen)
Drie kindjes __________ op de kameel.
Een meneer ___________ weg van de
neushoorn.
Vul het werkwoord in (ott). (springen)
(hebben)
Een mevrouw ____________ om haar
handtas terug te pakken. De giraf
____________ de handtas in zijn
mond.
107
Vul het werkwoord in (ott). (liggen)
(vinden)
Een man ________ bij de octopus in
het water.
__________ je de dierentuin ook zo
leuk?
Vul het werkwoord in (ott). (zijn) (eten)
Ook Sinterklaas _________ op bezoek.
Een pinguïn _________ graag vis.
Vul het werkwoord in (ott). (komen)
(vechten)
Een slang __________ uit de
prullenbak.
De apen ___________ om een banaan.
Vul het werkwoord in (ott). (leiden)
(spelen)
De directeur __________ mensen
rond.
De leeuw ___________ met zijn prooi.
Vul het werkwoord in (ott). (maken)
(verslinden)
Een man _________ foto’s heel dicht
bij de nijlpaarden.
De tijger ____________ een hert.
108
Bijlage 21: Werkwoorden (onvoltooid verleden tijd)
Vul het werkwoord in(ovt). (vinden)
(breken)
Na even zoeken ________ de slang
zijn prooi.
De gorilla _________ de kooi open.
Vul het werkwoord in(ovt). (roepen)
(springen)
De kuikentjes ___________ om hun
moeder.
De geit __________ het hoogst.
Vul het werkwoord in(ovt). (schrikken)
(maken)
De man _________ toen hij een foto
__________ van de geiten.
Vul het werkwoord in(ovt). (kruipen)
(verliezen)
De krokodillen _________ uit hun kooi.
De man __________ zijn portemonnee.
Vul het werkwoord in(ovt). (zijn)
(rennen)
De mensen __________ in paniek en
_________ weg.
109
Vul het werkwoord in(ovt). (genieten)
(klinken)
De ijsbeer _______ van een wasbeurt.
Het _______ mooier dan het was.
Vul het werkwoord in(ovt). (zweten)
(stinken)
De olifant _________ van angst.
Mijn voeten __________ na de
wedstrijd.
Vul het werkwoord in(ovt). (zijn)
(vinden)
Het paard _______ jaloers op de
strepen van de zebra.
Mama _________ haar kind in de bek
van een nijlpaard.
Vul het werkwoord in(ovt). (sluipen)
(pakken)
De bewaker _________ naar de muis.
Ze ____________ de cadeaus uit.
Vul het werkwoord in(ovt). (spelen)
De jonge aapjes ____________ in de
boom.
De muis ________ de bal door het hok.
110
Bijlage 22: Dierenpionnen
(1) Knip de afbeeldingen uit
(2) Vouw ze dubbel
(3) Plak ze vast of plastificeer
(4) Maak een inkeping aan de onderkant en zet er een kartonnetje haaks op
111
Bijlage 23: Frietzak
top related