spreker | data en locatieintranet.bbb-vzw.be/intranetfiles/successie en... · 2015. 2. 16. · dirk...
Post on 02-Mar-2021
11 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Beginselen successie - en registratierechten
Dirk KNOCKAERTGewezen E.a. Inspecteur
Spreker |
Onderwerp |
Permanente vorming |
referentie BBB201 4SEM STAG DK
05/0 4/2014 te Drongen
Data en Locatie
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 1
INLEIDING
Onroerende goederen maken in de praktijk het voorwerp uit van diverse fiscale aanslagen, zoals de inkomsten- en vennootschapsbelasting, de belasting over de toegevoegde waarde, de onroerende voorheffing, de successierechten.
Ook de registratierechten slaan in vele gevallen, zij het niet in alle gevallen, op onroerende goederen.
Sedert vele jaren onderging onze fiscale wetgeving weinig ingrijpende wijzigingen.
De laatste jaren is daar evenwel drastisch verandering in gekomen.
Vooral de Vlaamse Decreetgever heeft, voor wat betreft het Vlaams Gewest, diverse belangrijke wetswijzigingen terzake doorgevoerd.
Door het decreet van 16 januari 2002 heeft het Vlaamse Gewest op ingrijpende manier de fiscaliteit op gebied van eigendomsoverdracht van onroerende goederen gewijzigd. Initieel trad het decreet op 1 januari 2002 in voege.
Inmiddels werd het decreet gewijzigd en aangevuld. Sommige nieuwe bepalingen gelden vanaf 01.07.2002 en andere met ingang van 01.01.2003.
Bedoeling was duidelijk een verlaging van de belastinglast met betrekking tot de overdrachten van onroerende goederen gelegen in het Vlaams Gewest.
Met deze maatregelen wil de overheid duidelijk de mobiliteit verhogen door de burger aan te sporen dichter bij de plaats van zijn tewerkstelling te gaan wonen en zo de verkeersstroom af te remmen.
Ook de verandering van woonst omwille van gewijzigde familiale omstandigheden (uitbreiding of inkrimping gezin) wil men stimuleren door de kostenverlaging.
Tenslotte wil men het eigenaarsbestand doen toenemen tegenover het huurdersbestand wat in een kwalitatiever woningbestand moet resulteren.
Vele jaren was België koploper inzake hoge registratierechten.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 2
Thans heeft Vlaanderen een wereldprimeur in zijn nieuwe – fiscaalvriendelijke – wetgeving !
De beoogde objectieven wil men via drie wijzigingen realiseren: nieuwe (lagere) tarieven, het abattement en de meeneembaarheid.
Deze facetten zulle wij één voor één bespreken.
Tot slot dient gesteld dat de genoten besparing voor kandidaat-kopers kan oplopen tot vele duizenden euro’s !
Zoals elke fiscale gunstmaatregel is ook deze evenwel vrij ingewikkeld en zijn de opgelegde voorwaarden en formaliteiten niet min.
Een goede informatie is dan ook een must !
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 3
REGISTRATIERECHTEN ALGEMEEN
ALGEMENE HEFFINGSREGELS
De heffing van de registratierechten wordt beheerst door vijf fundamentele heffingsregels:
1. De opvorderbaarheid van het evenredig of van het specifiek vast recht veronderstelt het bestaan van een akte die titel verschaft van de getarifieerde handeling, m.a.w. opdat er aan de Staat een hoger recht dan het algemeen vast recht verschuldigd is moet er een, in principe, schriftelijke overeenkomst bestaan die volledig is en bovendien alle vereiste handtekeningen draagt en waarvoor het voorziene – evenredige – tarief in het wetboek is bepaald. Overigens is de administratie, krachtens de vigerende rechtspraak, geen rechter over de geldigheid van akten of overeenkomsten. Daaruit volgt dat, zodra een akte titel verschaft van een getarifeerde rechtshandeling, die akte aanleiding geeft tot de heffing van het evenredige recht zonder dat moet worden gelet op de oorzaken van volstrekte of betrekkelijke nietigheid ervan. Het is pas ingeval nietigheid wordt uitgesproken dat de registratierechten eventueel vatbaar zullen zijn voor teruggaaf. Op deze algemene regel zijn er drie uitzonderingen: 1° de overeenkomst waarbij de eigendom of het vruchtgebruik van in België gelegen onroerende goederen wordt overgedragen of aangewezen; 2° de inbrengen van goederen in Belgische vennootschappen met rechtspersoonlijkheid; 3° de openbare verkopingen van lichamelijke roerende goederen
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 4
2. Éénzelfde rechtshandeling kan niet méér dan éénmaal worden belast met het evenredig of het specifiek vast recht, wat ook het aantal geschriften zij die daarvan laten blijken; Dit is dus de REGEL NON BIS IN IDEM Bemerk dat deze regel niet toepasselijk is op het algemeen vast recht. Bv.: tien exemplaren van eenzelfde onderhandse volmacht geven aanleiding tot tien maal het algemeen vast recht.
3. Regel van de WEDERZIJDSE AFHANKELIJKE en WEDERZIJDS ONAFHANKELIJKE BEPALINGEN (art. 14 en 15 W.R.). a) Wederzijdse afhankelijke bepalingen: zij betreffen dezelfde partijen
en zij maken juridisch elkaars oorzaak uit of vloeien uit elkaar voort. Er is slechts één evenredig recht verschuldigd voor de ganse akte, nl. het recht dat aanleiding geeft tot de hoogste belastingsheffing;
b) Wederzijdse onafhankelijke bepalingen: overeenkomsten waartussen juridisch geen onderling verband bestaat. Elke bepaling geeft aanleiding tot het ervoor toepasselijk evenredige registratierecht.
4. MODALITEITEN van de rechtshandelingen. Zij zijn drieërlei: a) De tijdsbepaling b) De ontbindende voorwaarde c) De opschortende voorwaarde
De eerste twee hebben geen enkele invloed op de heffing der registratierechten, de derde beïnvloed de heffing van het evenredig registratierecht. Hier dienen twee stadia te worden onderscheiden: 1ste stadium: de voorwaarde is hangende: voorlopige heffing, in principe enkel het algemeen vast recht; Bemerk dat bv. voor onderhandse akten (compromis, huurcontract, enz…) er zelfs voorlopig geen registratieverplichting ontstaat. 2de stadium: vervulling van de voorwaarde: definitieve heffing (voor onderhandse akten begint de registratieplicht te lopen vanaf de vervulling van de voorwaarde). Indien de akte reeds werd geregistreerd (bv. notariële akte) dan moet een verklaring conform art. 31,2° W.R. worden ingediend in duplo, binnen de 4 maanden vanaf de vervulling van de voorwaarde.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 5
De definitieve heffing geschiedt naar volgende regels: 1° toepasselijk tarief: dat van kracht was op de datum dat het recht verschuldigd was wanneer de rechtshandeling van meetaf zuiver en eenvoudig ware geweest (de onderhandse of notariële akte met opschortende voorwaarde dus); 2° de maatstaf van de heffing wordt bepaald met inachtneming van de datum waarop de voorwaarde is vervuld 3° in voorkomend geval wordt het voorlopig geheven recht toegekend op het uiteindelijk verschuldigd recht
5. Voor de heffing van de registratierechten is de fiscus een derde. Dit principe uit zich ondermeer in volgende aspecten: de vaste dagtekening, veinzing en prijsbewimpeling.
6. Tot slot nog een paar “technische regels” die gelden voor alle evenredige registratierechten 1° sedert 1 januari 1999 wordt de belastbare gondslag niet meer afgerond 2° het bedrag van de berekende rechten wordt eventueel afgerond op de hogere eurocent (voorheen frank) 3° het algemeen vast recht geldt als minimum.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 6
ANTIRECHTSMISBRUIKREGEL Het is in ons land een algemeen aanvaard beginsel dat het partijen toegelaten is inzake overeenkomsten de minst belaste weg te kiezen, zelfs wanneer die weg enkel wordt gekozen om de belasting te vermijden. In de ons omringende landen wordt deze mogelijkheid door wetten al langer aan banden gelegd. In ons land wordt door het Cassatiearrest van 06.06.1961 (het zgd “Brepolsarrest”) het gebruik van de minst belaste weg afhankelijk gesteld van twee voorwaarden: a) Bij de voorstelling door partijen mag geen wettelijke regeling worden
overtreden; b) Partijen moeten de rechtsgevolgen aanvaarden van de voorgewende
handeling; Partijen zijn dus gehouden tot oprechtheid, anders plegen zij veinzing. Het is eventueel aan de rechtbank om uit te maken of de juridische voorstelling van partijen die in strijd is met de economische commerciële werkelijkheid, al dan niet strookt met hun werkelijke bedoelingen. De geoorloofde belastingontwijking was de wet een doorn in het oog. Deze heeft dan ook een antirechtsmisbruikmaatregel ingevoerd in de fiscale wetgeving teneinde de ontduiking in te dijken. Voor wat betreft het registratiewetboek en het successiewetboek is dit via de wet van 30 maart 1994. Wij vinden dit terug in art. 18 § 2 Wetboek Registratie, dat bepaalt dat aan de Administratie niet kan worden tegengeworpen, de juridische kwalificatie dor partijen aan een akte gegeven, of aan afzonderlijke akten die eenzelfde verrichting tot stand brengen, wanneer de Administratie vaststelt door vermoedens of andere bewijsmiddelen, dat de kwalificatie tot doel heeft de belasting te ontwijken, tenzij de belastingplichtige bewijst dat die kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt. Deze maatregel is dus duidelijk gericht tegen de belastingontwijking via juridische vormgeving. Hij komt bovenop de reeds bestaande bepalingen zoals o.m. inzake veinzing. De antirechtmisbruikmaatregel is evenwel beperkt tot handelingen in de economische sfeer; handelingen in het kader van het beheer van privé vermogen worden niet beoogd.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 7
Mogelijkheid tot herkwalificatie op grond van art. 18 § 2 lijkt o.m. mogelijk in volgende gevallen: - Inbreng in een vennootschap, gevolgd door kapitaalvermindering met
terugbetaling aan de vennoten; - Gemengde inbreng dewelke in 2 inbrengen wordt uitgesplitst
teneinde toepassing van art. 120 W.R. te ontwijken; - Inbreng van een onroerend goed in een vennootschap, gevolgd door
de onmiddellijke verkoop van de verkregen aandelen aan een derde. Het is dus aan de Administratie te bewijzen dat de belastingontwijking de hoofdreden was van de gekozen werkwijze, terwijl het recht op tegenbewijs (via argumenten van financiële en economische aard, veeleer dan van familiale aard) berust bij de belastingplichtige. In het licht van deze nieuwe wet – in voege sedert 1 juli 1995 – kan de belastingplichtige, krachtens zelfde art. 18 W.R., voorafgaand bindend fiscaal akkoord, ook “ruling” genoemd, aanvragen en bekomen. Hiertoe werd de rulingcommissie opgericht. De vraag kan worden voorgelegd of de juridische kwalificatie die aan een verrichting werd gegeven aan rechtmatige economische of financiële behoeften beantwoordt. De vraag, alsook alle vereiste informatie dienen bij de commissie toe te komen vooraleer de bewuste verrichting wordt gedaan ! De vraag dient gemotiveerd te zijn en aangetekend gericht aan de Rulingcommissie, R.A.C., Financietoren, Kruidtuinlaan, 50 bus 32 te 1010 Brussel. Een ontwerp van de akte met alle nuttige elementen zal alleszins dienen bijgevoegd. Bij ontbreken van essentiële elementen zal later, de commissie door haar akkoord niet gebonden zijn. De commissie moet, in principe, beslissen binnen de 3 maanden na ontvangst van de aanvraag (termijn die dor omstandigheden kan worden verlengd). Gebrek aan beslissing binnen gestelde termijn staat gelijk met akkoord. De beslissing wordt gemotiveerd en bij aangetekend schrijven aan de aanvrager meegedeeld. Tegen deze beslissing is geen verhaal mogelijk. Wel kan de belastingplichtige de beslissing negeren, op risico evenwel dat de Administratie zich zal beroepen op de antirechtsmisbruikmaatregel.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 8
REGISTRATIEPLICHT
Krachtens de artikelen 19 t.e.m. 31 W.R. bestaat er voor een aantal akten, geschriften, overeenkomsten en feiten aanleiding tot verplichte registratie. Bovendien bepaalt zelfde wetboek de termijnen dewelke gelden voor de verplichte aanbieding ter registratie alsook de plaats van registratie en de personen op wie de fiscale verplichting berust. Een en ander staat samengevat in de tabel in bijlage.
TARIEVEN REGISTRATIERECHTEN
Er bestaan 3 categorieën registratierechten: 1° de evenredige (procentuele): 8 groepen 2° de specifieke vaste (vast bedrag) 3° het algemeen vast recht (thans 25 Euro) Het registratierecht van 10% is van toepassing op alle overeenkomsten ten bezwarende titel, andere dan inbreng in vennootschap, houdende overdracht van eigendom of vruchtgebruik van in het Vlaams Gewest gelegen onroerende goederen (art. 44 W.R.). De maatstaf van heffing is de overeengekomen waarde (d.i. de prijs), verhoogd met de buitenwettelijke lasten. Buitenwettelijke lasten zijn alle verplichtingen die in de akte opgelegd worden aan de koper bovenop zijn wettelijke verplichtingen (volgens het burgerlijk wetboek) Vb.: de opmetingskosten bij verkoop van een perceel grond.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 9
Minimum maatstaf van heffing: de venale waarde van de overgedragen goederen (indien deze hoger zijn dan de prijs). Deze waarde wordt na registratie van de akte, gecontroleerd door de Administratie aan de hand van de vergelijkingsmethode (verjaringstermijn 2 jaar vanaf registratie van de akte). Partijen kunnen ook spontaan in de akte de venale waarde (indien hoger dan de prijs) opgeven. Naast het basistarief van 10% bestaan er nog enkele afwijkende tarieven: - 5% voor aankopen zgn. bescheiden woningen (cfr. hierna) - 5% voor aankopen door zgn. beroepspersonen met het oog op
wederverkoop - 1,50% voor aankoop van sociale woning jegens sociale
huisvestingsmaatschappijen door kopers gerechtigd op regeringspremie.
- 6% voor aankopen door sociale huisvestingsmaatschappijen. Overigen voorziet art. 212 van het registratiewetboek, in het geval van het registratierecht van 10%, in de mogelijkheid van teruggave van 3/5den van de betaalde registratierechten op de aankoop, mits wedervekoop binnen de twee jaar na de aankoop (te rekenen van notariële akte tot notariële akte).
TOEPASSING IN DE TIJD
Het toepasselijke tarief is steeds dit dat van kracht is ten dage van het afsluiten van de overeenkomst in kwestie. Deze bepaling houdt in dat die datum de datum van de compromis is. Aangezien het nieuwe decreet bepaalt dat de nieuwe principes zullen van toepassing zijn op alle overeenkomsten gesloten vanaf 01.01.2002
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 10
zal, om hiervan te kunnen genieten, de compromis moeten dateren van nà 31.12.2001.
OPSCHORTENDE VOORWAARDE
Voor overeenkomsten afgesloten onder een opschortende voorwaarde (bv. lening, bouwvergunning, bodemattest, enz…) geldt volgende regeling t.a.v. de registratierechten: - Tarief: altijd ten dage van afsluiten oorspronkelijke overeenkomst. - Grondslag van heffing: naar staat en waarde van de goederen ten
dage van het in vervulling gaan van de opschortende voorwaarde. Deze principes spelen bv. een belangrijke rol bij de contracten met beding van tontine of beding van aangroei (opschortende voorwaarde is het overlijden van één der kopers-bedingers).
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 11
NIEUWE TARIEVEN
Gewoon tarief: 10% (vroeger 12,50%).
Verlaagd tarief (klein beschrijf): 5% (vroeger 6%)
Toepasselijk voor “bescheiden woningen” en bouwgronden die dienen voor de oprichting van een dergelijke woning.
Voorwaarden: max. kadastraal inkomen:
745 Eur (30.000 F) 845 Eur (34.000 F) 3 of 4 kinderen fiscaal ten laste 945 Eur (38.000 F) 5 of 6 kinderen fiscaal ten laste 1045 Eur (42.000 F) 7 of meer kinderen fiscaal ten laste Geen andere onroerende goederen waarvan KI, samen met bovenstaande, het toegelaten maximum overtreft (ook onverdeeldheden) Geen andere woning (voor geheelheid) bezitten (los Van KI)
Op wat?
Op de “overeengekomen waarde” (d.i. de prijs) met als minimum op de normale verkoopwaarde (wordt eventueel na controle door de fiscus vastgesteld, vandaar dat er soms een “supplement” aan rechten + event. Boeten volgt).
Opgelet: bovenstaande is enkel voor onroerende goederen in Vlaanderen van toepassing. Als u bv. een appartement koopt te Brussel of een buitenverblijf in de Ardennen, hou er dan rekening mee dat de registratierechten 12,50% zullen bedragen. (recent, t.t.z. vanaf 01.01.2003 is voor het Brussels Gewest ook een grondige wijziging in voege getreden).
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 12
HET ABATTEMENT
Het tweede luik van het decreet behelst een abattement (art. 46bis W.R.)
Concreet betekent dit dat bij de aankoop van een woning of een bouwgrond die moet dienen om er een woning op te richten, een schijf van maximaal 15.000 Eur (504.249 F) voorheen 12.500 Eur vrij is van registratierechten.
Dit betekent een geldelijk voordeel van 1.500 Eur voorheen 1.250 Eur indien de rechten 10% bedragen, en van 750 Eur voorheen 625 Eur indien de rechten 5% bedragen.
In de praktijk zal het om kopers gaan die wellicht een eerste woning of grond aankopen en die derhalve niet van de meeneembaarheid (cfr. hierna) kunnen genieten.
Overigens, abattement en meeneembaarheid zijn nooit cumuleerbaar!
Men heeft wel de keuze om het meest gunstige – volgens het geval – te kiezen.
Voorbeeld: Woning in 1985 aangekocht mits 700.000 F (KI lager dan 30.000 F) Registratierechten: 6% = 42.000 F In 2002 aankoop bouwgrond: 50.000 Euro Registratierechten: 50.000 à 10% = 5.000 Euro Abattement: 12.500 Euro à 10% = 1.250 Euro (50.425 F) Meeneembaarheid : 42.000 F (1.041,15 Euro) Het abattement is hier duidelijk het voordeligste
Toepassing in de tijd.
Het abattement is slechts toepasselijk op de overeenkomst (ook de compromis!) die dateren van nà 31.12.2001.
Aangezien het abattement betrekking heeft op de belastbare basis veeleer dan op het tarief, heeft de Administratie beslist dat voor de overeenkomsten die dateren van voor 01.01.2002 (onderhands of notariële), en die een opschortende voorwaarde bevatten die slechts in vervulling zou gaan vanaf 01.01.2002, het abattement kan worden toegepast.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 13
VOORWAARDEN VOOR HET ABATTEMENT
1. het moet om een “zuivere” koop gaan.
Dit betekent een gewone aankoop in enge – burgerlijke – betekenis, en NIET een ruil, e.d. Bemerk dat vanaf 1 juli 2002 het begrip “eenvoudig” uit het decreet werd weggelaten. 2. de verkoop moet slaan op de geheelheid in volle eigendom. Aankoop van onverdeelde parten, of enkel naakte eigendom of vruchtgebruik is dus uitgesloten, tenzij verschillende kopers samen de Geheelheid in volle eigendom verwerven. 3. alle kopers moeten natuurlijke personen zijn. Rechtspersonen kunnen nooit van het abattement genieten. 4. de aankoop moet slaan op een tot bewoning aangewend of bestemd onroerend goed: het moet dus gaan om een woning of een bouwgrond. Ook een gebouw dat bij de aankoop nog niet geschikt is voor bewoning, maar door de koper omgevormd zal worden tot hoofdverblijfplaats, komt voor het abattement in aanmerking. Bovendien moet de woning tot hoofdverblijfplaats van de koper(s) dienen: het moet de effectieve, feitelijke woonplaats zijn. Termijn binnen dewelke de bewoning moet aanvangen:
- Twee jaar in geval van aankoop van een woning - Drie jaar (vanaf 01.01.2005 vijf jaar) in geval van aankoop van een
Bouwgrond. Te rekenen vanaf de datum van de registratie van de notariële akte of van het geschrift waarop het evenredig registratierecht werd geheven of nog vanaf het verstrijken van de wettelijke voorziene termijn voor registratie van dat geschrift. Duur van de bewoning: er is in de wet geen specifieke termijn bepaald, men spreekt enkel van “voldoende lang”.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 14
5. Het abattement is niet cumuleerbaar met de meeneembaarheid. Anderzijds kan een persoon wel meerdere keren bij de aankoop van een woning of grond van het abattement genieten, mits hij telkens aan de gestelde voorwaarden voldoet. 6. de koper(s) mag op het ogenblik van de overeenkomst (= de eerste overeenkomst, bv. compromis) GEEN EIGENAAR ZIJN – voor de geheelheid – van een ANDERE WONING of van een BOUWGROND (volgens de vigerende stedenbouwkundige voorschriften) (onverdeelde parten in een andere woning of in een bouwgrond vormen geen beletsel, tenzij meerdere kopers amen via onverdeeldheid de geheelheid bezitten). Van het ogenblik dat aan bovenstaande voorwaarde NIET VOLDAAN is in hoofde van één of meerdere kopers, vervalt het recht op abattement in hoofde van àlle kopers (het dus ondeelbaar!). 7. Het goed moet gelegen zijn in het Vlaams Gewest.
VERKLARING
Het abattement moet in de notariële aankoopakte of in het geschrift dat tot de heffing van het evenredig registratierecht aanleiding geeft worden aangevraagd en in zelfde akte moeten kopers verklaren dat zij aan de gestelde voorwaarden (vb. het niet hebben van een andere woning) voldoen. Sedert 01.01.2003 kan het abattement bovendien krachtens het nieuw art. 212ter via afzonderlijk verzoekschrift binnen de 6 maand na registratie van de akte of verklaring ter voldoening van het evenredig recht, worden gedaan (in dit geval wordt met teruggave gewerkt). Het opgeven van een onjuiste verklaring of het niet tijdig naleven van de bewoningsplicht geven aanleiding tot bijbetalen van het genoten voordeel, en bovendien een boete van 100% !! In geval de niet-bewoning aan overmacht (d.i. een niet te voorziene gebeurtenis) kan worden toegeschreven, vervalt de boete, niet de bijrechten ! Waakzaamheid is dus geboden.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 15
HET BIJ-ABATTEMENT
Het bij-abattement werd ingevoerd ( in het Vlaamse Gewest) sedert
01/09/2009, de grondvoorwaarden zijn gelijk aan deze van het “gewoon”
abattement. Bijkomende vereiste voor het bij-abattement is dat er
respectievelijk binnen de 2jaar (woning) of binnen de 5jaar (bouwgrond) een
hypothecaire inschrijving wordt genomen op het aangekochte goed.
De bedoeling van de wetgever was om een vermindering van registratierechten
toe te kennen ten belope van 1000euro. Bijgevolg zal het bedrag van het bij-
abattement afhangen van het registratietarief bij de aankoop. Bij tarief 10%
bedraagt het abattement 10.000 euro , bij tarief 5% 20.000 euro en tenslotte
bij tarief 1,5% 66.666,67 euro
HET RENOVATIEABATTEMENT
Het bedrag van het renovatieabattement bedraagt in alle gevallen 30.000
euro.
Grondvoorwaarden
- Zoals bij de andere abattementen moet het gaan om “een aankoop” (geen
ruil, verdeling..)
- Het moet gaan om een aankoop in van een OG tot bewoning bestemd en het
moet gelegen zijn in het Vlaamse Gewest.( geen bouwgrond !!!!! )
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 16
- Het onroerend goed moet ingeschreven zijn in één of meer door de
wetgever aangegeven officiële documenten. Die officiële documenten zijn
a) het leegstandsregister
b) de inventaris van leegstand en/of verwaarloosde bedrijfsruimten
c) lijsten van ongeschikte en/of onbewoonbaar verklaarde woningen
en verwaarloosde gebouwen en/of woningen
DUUR!!!!!: op het ogenblik van de aankoop mag het goed niet langer dan 4
opeenvolgende jaren opgenomen zijn in voormelde registers of lijsten.(datum
overeenkomst/compromis)
MERK OP: geen vereisten inzake de persoon van de koper (ook een
vennootschap kan kopen) , ook geen uitsluitingregels (andere bezit OG)
Behoud van het renovatieabattement
Binnen respectievelijk 2jaar ( woning) en 5jaar (ingeval van een ruïne) moet het
goed gerenoveerd zijn en moet er binnen dezelfde termijn er een
hoofdverblijfplaats gevestigd(de wet bepaald geen minimumtermijn voor de
verblijfplaats) zijn.
MERK op : 1) De termijn van 5jaar wordt hier behouden en zal slecht
toepasselijk zijn ingeval de aangekochte woning in dermate slechte staat is dat
die voor het “gewone” abattement kan beschouwd worden als bouwgrond (
het betreft dus ruines die volledig herbouwd dienen te worden)
2) Het renovatieabattement sluit de toepassing van de
meeneembaarheid NIET uit ( m.a.w cumul is mogelijk met art 61/3 WR, alsook
46 Bis WR)
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 17
MEENEEMBAARHEID REGISTRATIERECHTEN
De derde – meest ingrijpende – maatregel, behelst de meeneembaarheid.
Dit principe is totaal nieuw en revolutionair.
Het beoogt de cumulatie van belastingen bij opeenvolgende aan- en verkopen
van woningen (hoofdverblijfplaatsen) te neutraliseren. Er kan worden gesteld
dat bij opeenvolgende aan- en verkopen van onroerende goederen, die telkens
dienstig zijn als hoofdverblijfplaats, de erop betaalde registratierechten
uiteindelijk, in principe althans, deze zullen zijn die verschuldigd waren op de
aankoop van die woning of grond met het hoogste bedrag aan
registratierechten.
Er zijn twee vormen van meeneembaarheid:
1. MEENEEMBAARHEID door VERREKENING (art. 61/3 W.R.)
Vb.: A1 - V1 - A2
De eerder betaalde registratierechten worden ter gelegenheid van de
registratie van de aankoopakte van de nieuwe hoofdverblijfplaats
onmiddellijk in mindering gebracht.
Op dat moment zijn immers alle elementen reeds gekend
In aanmerking te nemen termijnen:
Tussen V1 en A2: 2 jaar
Vanaf A2: 2 of 5 jaar voor vestiging hoofdverblijfplaats
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 18
2. MEENEEMBAARHEID door TERUGGAVE (art. 212bis W.R.)
Vb.: A1 - A2 - V1
In aanmerking te nemen termijnen:
Tussen A2 en V1: 2 (woning) of 5 (grond) jaar
Vanaf A2: 2 of 5 jaar voor vestiging hoofdverblijfplaats
De eerder betaalde registratierechten worden bij de registratie van de
aankoopakte van de hoofdverblijfplaats NIET VERREKEND.
Pas bij de verkoop van de vorige hoofdverblijfplaats (V1) kunnen de
rechten via teruggave worden gerecupereerd.
PLAFONNERING
Het maximum van de meeneembare registratierechten bestaat telkens
uit hetzij het bedrag betaald op de aankoop A1 van de thans verkochte
woning, hetzij het bedrag betaald op A2, de aankoop van de nieuwe
hoofdverblijfplaats, met een absoluut maximum van 12.500 Eur
(504.249 F). In geval van meerdere kopers dienen dezelfde maxima
opgesplitst per koper verhoudingsgewijs zijn aandeel in respectievelijk
A1 en A2.
Ingeval, door toepassing van voorgaande principe, niet alle vroeger
betaalde rechten kunnen worden meegenomen, kan het onstane
EXCEDENT worden meegenomen naar een volgende verrichting.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 19
VOORWAARDEN VOOR MEENEEMBAARHEID
1. alleen natuurlijke personen kunnen genieten van meeneembaarheid en
niet rechtspersonen.
Niets belet evenwel dat een natuurlijk persoon samen met een
vennootschap een woning aankoopt. De natuurlijke persoon kan, op zijn
deel, de meeneembaarheid toepassen.
2. Het moet gaan om de hoofdverblijfplaats van de koper (A2)
Bovendien zal de koper(s) binnen de 2 of 5 (bouwgrond) jaar effectief
zijn hoofdverblijf aldaar moeten vestigen.
TERMIJN
De termijn waarbinnen de nieuwe aankoop (A2) moet geschieden t.o.v. de
verkoop van de vorige hoofdverblijfplaats (V1) is twee jaar.
De vertrekdatum is de notariële akte (V1) van verkoop.
De overeenkomst van de nieuwe aankoop (A2) moet binnen de twee jaar vaste
datum hebben gekregen: een notariële akte is hier dus niet strikt vereist;
registratie van de compromis volstaat.
Bovendien moet de koper binnen een termijn van 2 (woning) of 5
(bouwgrond) jaar, te rekenen vanaf de notariële akte van aankoop (A2) of
vanaf de registratie van het geschrift waarop het evenredig registratierecht
werd geheven of nog vanaf het verstrijken van de wettelijke termijn voor
registratie van dat geschrift (bv. ingeval van opschortende voorwaarde) zijn
nieuwe hoofdverblijfplaats vestigen op de plaats van het goed dat werd
aangekocht.
In het geval van teruggave moet de koper zijn vorige hoofdverblijfplaats
verkopen binnen 2 of 5 jaar nà de aankoop (A2) van de nieuwe
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 20
hoofdverblijfplaats, met name, de verkoop van de vorige woning moet vaste
datum hebben gekregen binnen 2 of 5 jaar nà de notariële akte van de
aankoop (geregistreerde compromis zou dus ook volstaan).
Bovendien moet de koper binnen zelfde termijn van 2 of 5 jaar na de nieuwe
aankoop, er zijn hoofdverblijfplaats vestigen. (hier is de vertrekdatum net
zoals bij verrekening hetzij de notariële akte, hetzij de registratie van het
geschrift waarop het evenredige recht werd geheven, hetzij het verstrijken van
de wettelijke termijn voor registratie van dat geschrift).
3. Zowel het verkochte as het nieuw aangekochte goed moeten in het
Vlaams Gewest gelegen zijn.
4. De verkochte woning (V1) moet de hoofdverblijfplaats zijn in hoofde
van de verkrijger van de nieuwe hoofdverblijfplaats.
Verkoop van een bouwgrond kan dus geen aanleiding geven tot
meeneembaarheid.
Tijdstip waarop de woning de hoofdverblijfplaats moet uitmaken:
- In het geval van verrekening: op het ogenblik van aankoop A2
- In het geval van teruggaaf: op het ogenblik van verkoop V1.
5. Zowel de verkoop (V1) als de aankoop (A2) moeten “zuiver” zijn (cfr. hogerop). Het moet dus telkens om een gewone verkoop gaan. Ingeval van echtscheiding bv. verliest de overlater van de woning hierdoor definitief zijn aandeel (de helft) in de vroeger betaalde registratierechten, terwijl de overnemer deze evenmin kan recupereren. VERKLARING In de akte van aankoop (verrekening) of de akte van verkoop (teruggave) moet de verrekening of teruggave uitdrukkelijk worden aangevraagd. Bovendien moeten alle vereiste gegevens die nodig zijn om de registratie toe te laten de verrekening of de teruggave toe te passen, worden opgegeven in de akte. Dit behelst o.m. een afschrift van het registratierelaas van de aankoop A1, waaruit het bedrag van de betaalde rechten moet blijken, alsook vermelding van de achteraf bijbetaalde rechten (wegens tekortschatting, verlies van verminderd tarief voor bescheiden woning wegens overschrijding van het KI of
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 21
niet voldoening aan de bewoningsplicht,…..) maar ook van de achteraf teruggegeven rechten (teruggaven wegens bescheiden woning of wederverkoop binnen de 2 jaar,…) Bovendien dient het wettelijk aandeel van elke verkrijger in de rechten op aankoop A1 te worden opgegeven. Het wettelijk aandeel kan verschillend zijn van de werkelijk gedragen of betaalde rechten, zoals die burgerrechterlijk werden geregeld. In geval van meeneembare excedenten uit vorige verrichtingen geldt mutatis mutandis hetzelfde voor alle in aanmerking te nemen verrichtingen. Het spreekt vanzelf dat er zich hier vaak praktische problemen zullen stellen bij het opzoeken van alle nuttige gegevens teneinde een correcte belastingsheffing toe te laten. Het kan in de praktijk immers gaan om akten van jaren terug, waarvan de gegevens omtrent de exact betaalde registratierechten vaak niet zorgvuldig werden bijgehouden. Tenslotte moet ook de verklaring dat de verkochte woning (A1) tot hoofdverblijfplaats van de aanvrager heeft gediend op het ogenblik van de verkoop (V1) of van de nieuwe aankoop (A2) hem tot nieuwe hoofdverblijfplaats zal dienen binnen de gestelde termijn, in de akte zijn opgenomen. COMPROMIS Aangezien vaste dagtekening van de compromis via registratie binnen de gestelde termijn in bepaalde gevallen voldoet aan de wettelijke eisen (cfr. hiervoor), zal het essentieel zijn dat deze meldingen reeds in de compromis zijn opgenomen. In ieder geval – en dit ten einde een eventueel recht op teruggave te vrijwaren – moet de melding nopens de aanwending tot hoofdverblijfplaats van zowel de verkochte woning als de nieuw aangekochte woning/grond in de akte (in voorkomend geval de compromis) zijn opgenomen!
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 22
Ter informatie het twee modellen van te gebruiken tekst: a) In geval van verrekening (op te nemen in aankoopakte A2): “De koper(s):
1. Vraagt(en) de toepassing van artikel 61³ van het wetboek van registratie- hypotheek- en griffierechten;
2. Verklaart(en): a) Blijkens een akte verleden voor notaris…………..te…………….. op
heeft/hebben hij/zij het volgend onroerend goed verkocht:……………………………..;
b) Dit onroerend goed diende hem/hun tot hoofdverblijfplaats ten tijde van de verkoop;
c) Datzelfde onroerend goed heeft/hebben hij/zij verkregen blijkens een akte verleden voor notaris …………………..te………………….op…………………;
d) Deze akte vermeldt als registratierelaas: geregistreerd te …………………. Kantoor, op………………., boek……..blad………vak………,ontvangen………………Bef/Euro; Eventueel: op deze verkrijging zijn bijrechten geheven ten bedrage van ………………..Bef/Euro, ofwel op deze verkrijging werd een teruggave toegestaan ten bedrage van ……………Bef/Euro;
e) Zij/hun wettelijk aandeel in de voormelde geheven rechten bedraagt (breukdeel of procent);
3. Verbindt(en) er zich toe zijn/hun hoofdverblijfplaats op de plaats van het blijkens deze aangekochte onroerend goed binnen de door de art. 61/4 van voormeld wetboek bepaalde termijn te zullen vestigen.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 23
b) in geval van teruggave (op te nemen in de verkoopakte V1):
De in deze akte vermelde verkoper(s):
1. vraagt(en) de toepassing van artikel 212 bis van het wetboek van registratie-, hypotheek- en griffierechten; 2.verklaart(en): a) blijkens een akte verleden voor notaris………….. te…………..op…………heeft (hebben) hij (zij) gekocht (beschrijving van de vorige hoofdverblijfplaats); b) deze akte vermeldt als registratierelaas: geregistreerd te ……………, ….. kantoor, op …….., boek………blad………vak………, ……………Bef/Euro
Eventueel op deze verkrijging zijn bijrechten geheven ten bedrage van…….
Bef/Euro, ofwel, op deze verkrijging werd achteraf een teruggave
toegestaan ten bedrage van …………….Bef/Euro;
c) zijn (hun) wettelijk aandeel in de geheven registratierechten bedraagt
………….(breukdeel of procent);
d) blijkens een akte verleden voor notaris…………….te………….op…………….heeft
(hebben) hij (zij) gekocht: (beschrijving van de nieuwe hoofdverblijfplaats);
e) deze akte vermeldt als registratierelaas: geregistreerd te……………….,
…..kantoor, op……………,boek……….blad……….vak………,………….Bef/Euro
Eventueel: op deze verkrijging zijn bijrechten geheven ten bedrage van
……………Bef/Euro, ofwel, op deze verkrijging werd achteraf een teruggave
Toegestaan ten bedrage van…………..Bef/Euro;
f) zijn (haar) wettelijk aandeel in de geheven registratierechten bedraagt
………. (breukdeel of procent)
g) de door hem (hun) in het onder littera d) bedoelde goed bekomen fractie(s)
bedraagt ………(breukdeel of procent);
h) het onder littera a) bedoelde en bij de voorafgaande akte verkochte
onroerend goed diende hem (hun) tot hoofdverblijfplaats ten tijde van de
onder littera d) voormelde aankoop;
i) hij (zij) verbindt(en) er zich toe zijn (hun) hoofdverblijfplaats op de plaats
van het onder littera d) bedoelde onroerend goed binnen de door het voor-
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 24
melde wetsartikel bepaalde termijn te vestigen;
j) de gevraagde teruggave kan gebeuren door overschrijving op rekening
…………….(nummer) op naam van ……… (titularis).
SANCTIE
Het verstrekken van een onjuiste verklaring (bv. omtrent de betaalde rechten)
of het niet – tijdig – naleven van de bewoningsplicht (zowel wat betreft de
verkochte of de nieuw aangekochte woning) geven aanleiding tot terugbetaling
van het genoten voordeel alsook van een boete van 100%.
Ingeval overmacht kan worden ingeroepen vervalt de boete, NIET de rechten.
In tegenstelling tot wat geldt voor het abattement, is, ingeval van aankoop
door meerdere kopers (bv. samenwonenden) het voordeel hier niet
ondeelbaar.
Elke koper kan dus individueel al dan niet van de meeneembaarheid genieten
en eventueel achteraf individueel gesanctioneerd worden.
COMBINATIE VAN ART. 212bis W.R. met ART. 212 W.R.
Het nieuwe art. 212ter sloot oorspronkelijk de mogelijkheid uit van cumulatie
van het voordeel van art. 212 W.R. (wederverkoop binnen de 2 jaar, teruggave
van 3/5den der rechten) met dat verbonden aan art. 212bis W.R. (geval van
meeneembaarheid via teruggave).
Met ingang van 01.01.2003 is deze onrechtvaardigheid rechtgezet, gelet op het
feit dat in geval van meeneembaarheid dor verrekening de combinatie van art.
212 W.R. (ingevolge wederverkoop V1 binnen de 2 jaar nà A1) met artikel 61³
W.R. op aankoop A2 (voor de resterende 2/5den) wel mogelijk was, wat dus
duidelijk een discriminatie insloot.
VANGNET VAN ARTIKEL 212ter W.R.
Het per 01.01.2003 gewijzigde art. 212ter voorziet in het geval dat voorheen
betaalde registratierechten op secundaire wijze alsnog kunnen worden
meegenomen indien om een of andere reden de meeneembaarheid niet kan
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 25
worden ingeroepen op het moment van de aanbieding van de akte van
aankoop (A2) of verkoop (V1).
Via een klassiek verzoekschrift, een met reden omkleed verzoekschrift,
aangetekend, binnen de 6 maanden te rekenen vanaf A2 of V1, te richten aan
de ontvanger die het evenredig recht op A2 heeft geheven.
Dit verzoekschrift moet natuurlijk alle elementen vermelden die moeten
toelaten het meeneembaar bedrag vast te stellen (cfr. hogerop).
Niet vergeten ook dat de akte A2 of V1 naargelang het geval, steeds de
volgende vermeldingen moet bevatten:
- Dat de verkochte woning tot hoofdverblijfplaats diende ten tijde van
de nieuwe aankoop (A2) of de verkoop (V1);
- Dat de nieuwe hoofdverblijfplaats binnen de 2, respectievelijk 5 jaar
(voorheen 3 jaar) zal gevestigd worden in de nieuwe woning te
rekenen van A2 (in geval van verrekening) en van V1 (in geval van
teruggave).
Ontbreken van deze meldingen maakt elk recht op teruggave onmogelijk !
Vanaf 01.01.2003 kan dus hetzelfde voor het abattement (zie hogerop)
Als besluit kunnen we stellen dat het om een vrij complexe wetswijziging gaat,
maar dat, mits een juiste inschatting, de toepassing ervan bijzonder lonende
kan zijn voor kandidaat kopers van een woning of bouwgrond.
Onroerende goederen en registratierechten Pagina 26
REGISTRATIEPLICHT
SOORTEN AKTEN TERMIJN DOOR WIE PLAATS 1. Uit hun aard verplichtend te registreren 1° notariële 15d. notaris standplaats 2° gerechtsdeurwaarders 4d. deurwaarder standplaats 3° akten rechtbanken (beschikkingen boven 10d. griffier zetel rechtbank 12.500,00 € of titel overd. Onr.goed)
4° overdracht eigendom onroerend goed (OA) 4 m. contracterende partijen ligging goed(eren) 5° verhuring onroerend goed (OA) 4 m. contracterende partijen ligging goed(eren) 6° openbare verkoping lichamelijke roerende 1 m. opsteller akte ambtelijke woonplaats goederen 7° inbreng in Belgische vennootschap 4 m. contracterende partijen onbepaald 8° protesten 4 d. houder van effekt (postontv.) onbepaald 2. Door het gebruik ervan.
1° aanhechting notariële of deurwaardersakte geen specifieke termijn opsteller hoofdakte onbepaald 2° neerlegging onder minuten notaris (wel uiterlijk voor of tegelijk idem onbepaald 3° overschrijving hypotheken (panden) of met registratie hoofdakte of persoon die de registratie onbepaald Registers landbouwvoorrecht voor het gebruik ervan vordert 3. Fiscale verklaringen.
1° Art. 31 W.R. 4 m. schuldenaar der rechten zelfde kantoor als voor
In schorsing akte o/schorsende vw.
2° Art. 68 W.R. (beroepshandelaar) 4 m. de beroepspersoon ligging onroerend goed
4. Niet verplichtend registreerbare onbepaald onbepaald onbepaald
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 27
SUCCESSIERECHTEN
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 28
INLEIDING
Het wetboek der Successierechten werd tot stand gebracht bij K.B. van 31 maart 1936, bekrachtigd door de wet van 4 mei 1936. Het coördineert en bundelt aldus de toen bestaande wetten op de successierechten die dateerden van onder het Frans bewind (code Napoleon). Het wetboek bestaat uit twee grote delen:
1. De wetgeving inzake rechten van successie en van overgang bij overlijden;
2. De wetgeving inzake taks tot vergoeding der successierechten, slaande op het vermogen van V.Z.W’s.
Qua juridische en administratieve indelingen der belastingen zijn het recht van
successie en van overgang bij overlijden persoonlijke en indirecte belastingen
(een zogenaamde kapitaalsbelasting).
Budgettair is deze belasting ook geregionaliseerd. De inkomsten uit
successierechten voor 2003 bedroegen ruim 1,433 miljard euro, zijn 1,69 % van
de totale ontvangsten van de Staat.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 29
ENKELE PRINCIPES INZAKE SUCCESSIEBELASTING
1. DEFINITIE
Artikel 1 van het Successiewetboek bepaalt:
“Er wordt gevestigd:
1° een recht van successie op de waarde, na aftrekking van de schulden, van al
wat uit de nalatenschap van een Rijksinwoner wordt verkregen;
2° een recht van overgang bij overlijden op de waarde der onroerende goederen
gelegen in België verkregen uit de nalatenschap van iemand die geen
Rijksinwoner is.
Voor een Rijksinwoner wordt gehouden, hij die, op het ogenblik van zijn
overlijden, binnen het Rijk zijn domicilie of de zetel van zijn vermogen heeft
gevestigd”.
Deze bepaling geeft in feite heel goed weer wat successierechten zijn en
waarop ze slaan.
Hierna zullen we bondig enkele facetten ervan nader belichten.
2. BEGRIP RIJKSINWONER
De lezing van artikel 1 van het Successiewetboek doet het begrip Rijksinwoner
in het oog springen.
Deze term, een fiscaal begrip, zal inderdaad van belang zijn bij de toepassing
van het Successierecht.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 30
Daaromtrent stelt de rechtsleer dat de hoedanigheid van rijksinwoner moet
worden toegekend aan diegene die in het Rijk (België) zijn werkelijke,
effectieve, voortdurende woonplaats heeft gevestigd, diegene die hier te
lande zijn domus, zijn familie, het centrum van zijn bedrijvigheid, de zetel van
zijn zaken en van zijn bezigheden heeft.
Met andere woorden is de plaats van de ligging van de goederen van de
overledene in wezen niet van belang doch wel de plaats van waaruit hij deze
goederen als eigenaar beheert of toezicht op het beheer ervan uitoefent. Men
noemt ze ook de fiscale woonplaats.
Dit gegeven is dus een echte feitenkwestie, en kan derhalve tot betwisting
aanleiding geven.
Ter zake is de bewijsvoering van het gemeen recht toepasselijk.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 31
3. BELASTBARE GOEDEREN.
Krachtens art. 15 W.S. is het successierecht verschuldigd over de
algemeenheid van de aan de overledene toebehorende goederen, waar ze
zich ook bevinden.
Deze bepaling impliceert dat alle goederen, roerende al onroerende,
lichamelijke of onlichamelijke, zonder onderscheid naargelang de plaats
waar ze zich bevinden, hier te lande of in het buitenland, onderhevig zijn
aan de successierechten.
Om uit te maken welke goederen bij zijn overlijden aan de erflater
toebehoren, dient men zich te voegen naar de regels van het burgerlijk
recht.
Was de erflater gehuwd, dan dient men bovendien rekening te houden met
het bestaande huwelijksvermogensstelsel.
Het gaat hier dus in wezen om een vermogenstoestand op dag van het
overlijden (niet ervoor en niet erna).
Maken in eerste instantie belastbaar actief uit de goederen van de
nalatenschap, dit zijn de goederen die bij het overlijden toebehoren aan de
erflater en die tevens door dit overlijden worden overgedragen. Dus niet
deze die overgaan krachtens een contract onder de levenden met
opschortende voorwaarde van overlijden (zullen aan registratierechten
onderhevig zijn).
De goederen die de erflater heeft verkregen onder opschortende
voorwaarde die bij het overlijden nog niet is vervuld, vormen geen
vermogensbestanddeel van de nalatenschap, zolang die voorwaarde niet is
vervuld.
Anderzijds worden de goederen die de erflater heeft vervreemd onder
opschortende voorwaarde, die bij zijn overlijden niet is vervuld, wel als een
vermogensbestanddeel beschouwd en dienen dus voor de successierechten
in het actief te worden aangegeven.
Net het tegenovergestelde geldt voor goederen die hetzij verkregen, hetzij
vervreemd werden onder ontbindende voorwaarde.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 32
Goederen waarvan het eigendomsrecht wordt betwist moeten, althans
voorlopig, niet worden aangegeven. Zij zullen eventueel het voorwerp voor
een nieuwe aangifte zijn.
Zoals hoger gezegd moeten alle goederen die aan de erflater toebehoren in
het actief opgenomen worden: onroerende, roerende (lichamelijke of
onlichamelijke), schuldvorderingen, enz……
Ook onverdeelde delen moeten worden verklaard.
Zo ook de rechte in burgerlijke vennootschappen zonder
rechtspersoonlijkheid (feitelijke vereniging); in dit geval dient het
onverdeeld deel dat de overledene bezat in actief en passief van de
vennootschap in de aangifte te worden opgenomen.
Ook de rechten in vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, aandelen of
deelbewijzen dus moeten worden aangegeven.
De dividenden van deze effecten maken eveneens een actief bestanddeel
uit, voor zover zij slaan op de periode voor het overlijden.
Zo ook pro rata interesten van kasbons, obligaties en alle andere
schuldvorderingen die interest opbrengen sedert de laatste vervaldag tot op
dag van het overlijden, evenals de reeds gelopen en nog niet geïnde pro rata
huursommen van verhuurde goederen.
Het tegoed in rekening-courant in een vennootschap zal eveneens in de
aangifte van nalatenschap dienen te worden opgenomen.
Wanneer de erflater een zelfstandig beroep uitoefende, moeten de
erfgenamen de handelszaak met alle bestanddelen (investeringsgoederen,
stocks, vorderingen, kliëntele) verklaren.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 33
Invloed van het huwelijksvermogensstelsel van de overledene op de
nalatenschap.
Ingeval de overledene gehuwd was, zal de bepaling van de aan te geven
goederen afhangen van zijn huwelijksvermogensstelsel.
Vandaar dat enige kennis van de wetgeving m.b.t. de
huwelijksvermogensstelsels praktisch onmisbaar is voor een correcte
samenstelling van de te verklaren massa.
We onderscheiden in het huwelijksrecht twee belangrijke delen:
1° het primair stelsel: bepaalt de regels welke de wederzijdse rechten en
Plichten van de partners op moreelrechterlijk vlak binnen het huwelijk
Regelen (art. 212 e.v. B.W.)
2° het secundair stelsel: regelt de wederzijdse rechten en plichten op
vermogensrechterlijk vlak, dus m.b.t. goederen en schulden binnen het
huwelijk.
Enkele aspecten: eigendomsrechten der respectieve echtgenoten
bestuur van de respectieve goederen
bijdrage in de lasten en schulden van het huwelijk
rechten van zgn. derden, schuldeisers, t.a.v. de resp.
vermogens.
In het huwelijksgoederenrecht onderscheiden we drie mogelijke stelsels:
1. Stelsel van zuivere scheiding van goederen: alle goederen zijn eigen
bezit van de ene of van de andere echtgenoot; er bestaan derhalve
slechts twee eigen vermogens.
De titel van eigendom of de titulatuur zal inzake bewijsvoering bepalend
zijn voor het eigendomsrecht van de respectievelijke echtgenoten.
In voorkomend geval zullen goederen die gezamenlijk zijn verworven of
waarvan met geen enkel bewijsmiddel kan worden aangetoond dat ze
eigen zijn van de ene of van de andere, in onverdeeldheid toebehoren
aan de echtgenoten, in principe elk voor de helft.
Hetzelfde geldt t.a.v. de schulden.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 34
2. Stelsel van algemene gemeenschap: alle goederen en schulden,
ongeacht hun aard en herkomst, zijn gemeenschappelijk.
Uitzondering: de goederen van persoonlijke aard, zoals klederen, linnen,
juwelen, e.a., die eigen zijn.
3. Stelsel van scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten.
Dit stelsel is tevens het wettelijk stelsel, toepasselijk dus op alle
echtgenoten die zonder huwelijkscontract zijn getrouwd. Het kan
natuurlijk ook in een notarieel huwelijkscontract gekozen worden.
Het is gebaseerd op het bestaan van drie vermogens: het eigen
vermogen van de man, het eigen vermogen van de vrouw en het
gemeenschappelijk vermogen.
Alhoewel dit het meest voorkomende stelsel is, is het in feite ook een
beetje het ingewikkeldste, juist door het bestaan van die drie vermogens
en de invloed van de herkomst van de goederen die
vermogensrechterlijk van het huwelijk afhangen.
Via een uittreksel uit het burgerlijk wetboek dat deze materie behandelt,
zullen wij trachten een beter inzicht te verwerven in de regels die de
eigendomsrechten van de echtgenoten binnen het huwelijk regelen. Ook
hun aansprakelijkheid t.a.v. mogelijke schulden, hun
bestuursbevoegdheden en de rechten van de mogelijke schuldeisers
t.a.v. goederen van de echtgenoten, binnen het wettelijk stelsel, zullen
we even belichten.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 35
BESPREKING VAN DE DIVERSE WIJZIGINGEN
4. Artikel 48 van het Successiewetboek.
4.1. Algemeen
Artikel 14 van het decreet van 20 december 1996, wijzigt Art. 48 W.S.
met betrekking tot de nalatenschap in rechte lijn en tussen
echtgenoten, op drie vlakken:
a. de tarieven
b. de grondslagen van heffing
c. de toerekening van de schulden
Artikel 2 van het decreet van 15 april 1997 doet hetzelfde t.a.v. de
nalatenschappen in zijlinie.
De nieuwe tarievenstructuur ziet eruit als volgt:
Tabel 1
Tarief in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden
toepasselijk tarief per schijf totale bedrag belasting op
vorige schijven
van 0,01 tot 50.000 € 3 %
50.000 € tot 250.000 € 9 % 1.500 €
Boven 250.000 € 27 % 19.500 €
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 36
Artikel 2 van het decreet van 15 juli 1997 (B.S. van 01.10.1997) voerde
de nieuwe tarieven voor samenwonenden in. Dit decreet trad in werking
vanaf 1 januari 1998.
Vanaf 01.01.2001 werd het tarief “samenwonenden” volledig vervangen
door het tarief “in rechte lijn” en wordt de termijn van 3 jaar vervangen
door 1 jaar (decreet dd. 01.12.2000 B.S. dd. 11.01.2001).
Tabel
Tarief tussen samenwonenden (overlijdens tussen 01.01.1998 en
01.01.2001)
van tot toepasselijk tarief totale bedrag belasting per schijf op vorige schijven
0,1 € 75.000 € 10 % 75.000 € 125.000 € 35 % 7.500 €
Boven de 125.000 € 50 % 25.000 €
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder samenwonenden verstaan
een persoon of personen die op de dag van het openvallen van de
nalatenschap minstens drie jaar (vanaf 01.01.2001 één jaar)
ononderbroken met de erflater samenwonen, te bewijzen met een
uittreksel uit het bevolkingsregister, en er een gemeenschappelijke
huishouding mee voeren, hetgeen een weerlegbaar vermoeden inhoudt.
Het voeren van een gemeenschappelijke huishouding blijkt onder meer
uit de voortgezette wil van de partijen daartoe en de bijdrage van de
partijen in de kosten van deze huishouding, alsook de persoon, die op de
dag van het openvallen van de nalatenschap, overeenkomstig de
bepalingen van boek III, tiel Vbis van het B.W. (=wettelijke verklaring van
art. 1476 – samenlevingscontract), met de erflater wettelijk
samenwoont. (decreet 30.06.2000 – B.S. 17.08.2000 – in voege
01.07.2000).
Het tarief wordt per erfgerechtigde toegepast op het netto-aandeel in de
nalatenschap.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 37
Tabel 2
Tarief tussen andere personen dan in rechte lijn en tussen echtgenoten
(in voege sedert 1 mei 1997)
Toepasselijk tarief totale bedrag belasting per schijf op vorige schijven
van tussen broers tussen anderen tussen broers tussen anderen tot en zusters en zusters
0,01 – 75.000 € 30 % 45 % 75.000 – 125.000 € 55 % 55 % 22.500 € 33.750 € Boven 125.000 € 65 % 65 % 50.000 € 61.250 €
Tussen broers en zusters wordt het tarief toegepast op het netto-aandeel van
elke rechtverkrijgende, voor de “anderen” op het globale netto-aandeel van
alle verkrijgers samen.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 38
8. TOEPASSING VAN ARTIKEL 55bis W.S. Art. 55bis W.S. voorziet in een vrijstelling voor de maatschappelijke rechten in een vennootschap die door de Vlaamse regering is erkend in het kader van de financiering en de realisatie van serviceflatgebouwen of woningcomplexen met dienstverlening, zoals bedoeld in art. 2,5°, van de decreten inzake voorziening voor bejaarden gecoördineerd op 18.12.1991, de zgn. serviceflats dus. Door het decreet is thans gesteld dat de aandelen moeten verworven zijn ten minste vijf jaar voor het openvallen van de nalatenschap en uiterlijk in 2005, daar waar voorheen op de aandelen moest ingeschreven zijn ten minste vijf jaar voor het openvallen van nalatenschap. Nieuw is dus dat een andere manier van verwerving dan de inschrijving wordt aangenomen, alsook de limietdatum. 9. VERMINDERING VOORZIEN IN ARTIKEL 56 W.S. De voorheen bestaande tekst van art. 56 W.S. werd volledig afgeschaft en vervangen door nieuwe bepalingen: De tekst, gewijzigd via decreet dd. 19.04.2002, van kracht sedert 01.01.2002 luidt als volgt:
“De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van een verkrijging in de rechte lijn, tussen echtgenoten of tussen samenwonenden worden, indien de netto-verkrijging niet meer bedraagt dan 50.000 €, verminderd met 500 € vermenigvuldigd met 1 – (netto-verkrijging/50.000). De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van een verkrijging door een broer of zuster worden, indien de netto-verkrijging groter is dan 18.750 € en niet meer bedraagt dan 75.000 €, verminderd met 2.500 € vermenigvuldigd met 1 – (netto-verkrijging/75.000). Indien de netto-verkrijging gelijk is aan of minder is dan 18.750 € worden die rechten verminderd met 2000 € vermenigvuldigd met (netto-verkrijging/20.000).
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 39
Niew sedert 01.01.2003
Voor de bepaling van de netto-verkrijging zoals bedoeld in de vorige alinea’s, wordt geen rekening gehouden met de vrijstelling zoals bedoeld in artikel 54 W.S. Het bedrag van de vermindering kan in voorkomend geval niet meer bedragen dan de rechten verschuldigd na toekenning van de vrijstelling van artikel 54 W.S.
De rechten van successie verschuldigd uit hoofde van de samengenomen verkrijgingen door andere personen dan erfgenamen in rechte lijn, de echtgenoot, samenwonenden of broers en zusters worden, indien de som van hun netto-verkrijgingen groter is dan 12.500 € en niet meer bedraagt dan 75.000 €, verminderd met 2.400 € vermenigvuldigd met 1 – (som van de netto-verkrijgingen/75.000). Indien de som van hun netto-verkrijgingen gelijk is aan of minder is dan 12.500 €, worden die rechten verminderd met 2.000 € vermenigvuldigd met (som van de netto-verkrijgingen/12.500). De overeenkomstig dit lid bekomen vermindering wordt omgeslagen over de betrokken erfgenamen in verhouding tot hun aandeel in de samengenomen verkrijgingen.
Is het recht van overgang bij overlijden verschuldigd voor verkrijgingen als bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, dan geldt dezelfde rechtenvermindering met dien verstande dat dan rekening gehouden wordt met de bruto-verkrijging.
De door een kind van de overledene verschuldigde rechten worden verminderd met 75 € voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot het de leeftijd van 21 jaar bereikt. De door de overlevende echtgenoot of samenwonende verschuldigde rechten worden verminderd met de helft van de verminderingen die de gemeenschappelijke kinderen overeenkomstig dit lid genieten. Deze verminderingen zijn van toepassing ongeacht de netto-verkrijgingen van de rechthebbenden en bovenop de vermindering waarop ze krachtens het eerste of het vierde lid recht hebben.
De vermindering van 2 % wegens kinderlast (4 % ten gunste van de echtgenoot) werd dus afgeschaft.
De nieuwe bepalingen m.b.t. tabel 1 zijn in feite een vervanging van de vroegere abattementen en bijabattementen, onder een andere vorm. De
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 40
vrijstelling tot 12.500 € bedraagt 100 %, tussen 12.500 € en 50.000 € is ze degressief.
Nieuw zijn de belastingverminderingen m.b.t. tabel 2, met name in zijlinie en tussen andere personen.
Nieuw is eveneens dat de diverse verminderingen van toepassing zijn zowel voor het successierecht als voor het recht van overgang bij overlijden.
9.2. vermindering in rechte lijn en tussen echtgenoten.
Ze is door de wijziging aan het decreet, met ingang van 01.01.2002 van toepassing op elke verkrijging door een erfgenaam in rechte lijn of tussen echtgenoten, ongeacht of deze erft door wettelijke roeping of niet.
9.2.1. toepassingsmodaliteiten De vermindering is slechts toepasselijk als het netto-erfdeel van de erfgenamen of echtgenoot minder dan 1.250 € bedraagt. Het netto-erfdeel is de som van: het netto-aandeel in onroerende goederen, het netto-aandeel in roerende goederen en het netto-aandeel in de familiale onderneming. De vermindering is degressief. Ze bedraagt: 500 € x (1 – erfdeel/50.000). Een kleine rekenkundige truc kan ons hier helpen. Als het netto-erfdeel per erfgenaam tussen 12.500 € en 50.000 € bedraagt, kunnen wij de verschuldigde rechten rechtstreeks berekenen via volgende kleine formule:
{netto-erfdeel – 12.500} x 4 %
Tot aan 12.500 € bedraagt de vermindering dus 100 % der rechten.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 41
9.2.2. bijkomende vermindering in voordeel van kinderen jonger dan 21 jaar en
van de overlevende echtgenoot.
In vervanging van de voorheen bestaande bijkomende abattementen wordt thans ten gunste van kinderen van onder de 21 jaar een vermindering van 75 € toegestaan per vol jaar dat nog moet verlopen tot de leeftijd van 21 jaar.
De langstlevende echtgenoot geniet bovendien van een vermindering gelijk aan de helft van alle bijkomende verminderingen in hoofde van de gemeenschappelijke kinderen. Let wel: enkel toepasselijk voor kinderen in restrectieve betekenis ! (bv. niet voor kleinkinderen, zelf bij plaatsvervulling en niet voor stiefkinderen). Bemerk tot slot dat deze vermindering vast is (niet degressief).
Ze is ook toepasselijk als het netto-erfdeel meer dan 50.000 € bedraagt.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 42
VIERDE DEEL
ENKELE BEGRIPPEN OVER HET ERFRECHT
DEVOLUTIES
Het wettelijk erfrecht is uiteraard geregeld door het Burgerlijk Wetboek.
De erfopvolging steunt op een indeling in vier orden. Erfgenamen in een
dichtere orde sluiten automatisch deze in een verdere orde uit.
1e orde: afstammelingen (kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen…..)
(1/1 NE)
de langstlevende echtgenoot (1/1 VG)
2e orde: broers en zusters (ieder een gelijk deel)
ouders (één vierde VE of NE per ouder)
de langstlevende echtgenoot
3e orde: ouders (bij ontstentenis van broers en zusters)
grootouders
de langstlevende echtgenoot
4e orde: ooms, tantes, kozijns en nichten
de langstlevende echtgenoot
KLOVING: in de 3e en 4e orde wordt de nalatenschap in twee gelijke helften
opgedeeld, waarvan één aan de vaderlijke linie en de andere aan de
moederlijke linie toekomt.
GRADEN: binnen een zelfde orde is de graad van verwantschap bepalend: een
dichtere graad sluit een verdere uit.
Bv. kind = 1e graad, kleinkind = 2e graad, achterkleinkind = 3e graad
Oom = 3e graad, kozijn (kind van oom)= 4e graad.
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 43
PLAATSVERVULLING
Als een wettige erfgenaam zelf vooroverleden is dan erven dezes
afstammelingen in zijn plaats, gezamenlijk zijn erfdeel. Dit heet
plaatsvervulling. In principe is zij onbeperkt qua graden.
Let dat plaatsvervulling enkel in het wettelijk erfrecht automatisch
plaatsgrijpt.
Bij testament moet zij uitdrukkelijk door de erflater worden voorzien.
RESERVATAIRE OF VOORBEHOUDEN ERFGENAMEN
Er zijn 3 categorieën reservataire erfgenamen:
1. de afstammelingen: reserve = 1 kind : ½ VE
2 kinderen : samen 2/3 VE
3 kinderen of meer : samen ¾ VE.
Ingeval van langstlevende echtgenoot worden deze parten herleid in NE,
vermits de langstlevende echtgenoot altijd het VG erft.
2. Ouders: reserve = ¼ VE per ouder, uitgezonderd wanneer decujus een
beschikking ten gunste van de langstlevende echtgenoot heeft getroffen
(dan vervalt de reserve van de ouders).
3. De langstlevende echtgenoot: bij onterving = ½ nalatenschap in VG met
minimum 1/1 VG op de zogenaamde preferentiële goederen
(gezinswoning en –huisraad).
Het nieuwe successierecht in Vlaanderen Pagina 44
HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT
Het erfrecht van de langstlevende echtgenoot kunnen we als volgt
samenvatten:
WETTELIJK:
1. In samenloop met afstammelingen:
De echtgenoot erft het ganse vruchtgebruik en de afstammelingen de
naakte eigendom.
2. Zonder afstammelingen (wel andere erfgerechtigde familie):
De echtgenoot erft de volle eigendom van de gemeenschap (het gaat
om de helft) en het vruchtgebruik van de eigen goederen.
De andere verwanten erven de naakte eigendom van de eigen goederen
(volgens orden en graden met mogelijk kloving).
3. Zonder erfgerechtigde bloedverwanten: de ganse nalatenschap wordt
van rechtswege in volle eigendom door de langstlevende echtgenoot
geërfd.
IN GEVAL VAN GIFTE T/E (OF TESTAMENT) T.V.V. DE LANGSTLEVENDE
ECHTGENOOT:
1. In samenloop met afstammelingen
beschikbaar deel voorbehouden deel afstammelingen
1 kind ½ VE + ½ VG ½ NE
2 kinderen 1/3 VE + 2/3 VG 2/3 NE
3 kinderen of meer ¼ VE + ¾ VG ¾ NE
2. Zonder afstammelingen
Zonder afstammelingen bedraagt het beschikbaar deel ten gunste van
de langstlevende echtgenoot de geheelheid in volle eigendom van de
ganse nalatenschap.
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
top related