verpleegafdeling cardiologie, nefrologie opleiding... · 2020. 4. 27. · 2 1 inleiding welkom op...
Post on 21-Oct-2020
3 Views
Preview:
TRANSCRIPT
-
STUDENTENBROCHURE
VERPLEEGAFDELING CARDIOLOGIE, NEFROLOGIE Sector Metabole en cardiovasculaire aandoeningen
Ingang 12 Route 1442
-
2
1 INLEIDING
Welkom op de afdeling Cardiologie en Nefrologie.
De hospitalisatieafdeling is gelegen in de B-vleugel van K12 op de 8ste verdieping en hospitaliseert
cardiologische en nefrologische patiënten.
In deze brochure stellen we de afdeling voor en geven we uitleg over het patiëntenprofiel, de
verpleegkundige observaties en zorgen, specifieke onderzoeken, medicatie en gedragsregels.
We wensen je een leerrijke en aangename stageperiode.
We doen ons best om je zo goed mogelijk op weg te helpen, te informeren en begeleiden.
Van jou verwachten we een nieuwsgierige, open houding. Neem zelf je leerproces in handen.
Heb je na het lezen van de brochure vragen? Stel ze gerust tijdens je stage.
Het team
-
3
2 VOORSTELLING VAN DE AFDELING
2.1 Locatie
De verpleegafdeling is te bereiken via ingang 12, route 1442.
De afdeling bestaat uit 31 bedden, van kamer 1821 tot en met 1838, waarvan zes
eenpersoonskamers (1822, 1823, 1824, 1825, 1836, 1837) en twaalf tweepersoonskamers,
decentraal binnen de afdeling.
Keuken, berging, spoelruimte, onthaal-verpleegpost, artsenbureau, linnenkamer, badkamer, douche
en onderhoudslokaal bevinden zich in de middenruimte van de afdeling. Het staflokaal voor
verpleegkundigen bevindt zich aan de buitenzijde van de verpleegafdeling. De patiëntenkamers liggen
ook decentraal.
De polikliniek Cardiologie bevindt zich op dezelfde verdieping in een andere vleugel (route 1425). De
polikliniek Nierziekten bevindt zich op het gelijkvloers (route 1231).
De diensten waar we het meest mee samenwerken zijn:
Katheterisatiezaal (ingang 12, route 1351)
Hartbewaking (ingang 12, route 1547)
Nierdialyse (ingang 25, route 283)
-
4
2.2 Organisatie
1. Medisch team
Diensthoofd Cardiologie: Dr. M. De Pauw
Diensthoofd Nefrologie: Prof. dr. W. Van Biesen
Supervisoren: stafleden
De continue medische opvolging van de patiënten gebeurt door twee of drie artsen-specialisten in
opleiding (ASO’ers), eventueel bijgestaan door artsen-stagiairs.
De arts-specialist in opleiding staat in voor:
Het beheer van het medisch dossier van de opgenomen patiënten.
Het instellen van behandelingen en de opvolging van de opgenomen patiënten.
Het aanvragen van onderzoeken.
Het houden van de zaalronde met de verpleegkundige.
Het houden van een wekelijkse multidisciplinaire patiëntenbespreking met de
verpleegkundigen, hoofdverpleegkundige, sociale verpleegkundige, diëtiste,
verpleegkundige van het Intern liaisonteam Geriatrie, verpleegkundig specialist hartfalen en
kinesist.
Het medisch informeren van patiënten en hun familie, en de opvang van sociale
problematieken.
Het optimaliseren van de werking van de verpleegeenheid, in overleg met de
hoofdverpleegkundige.
2. Verpleegkundig team
Hoofdverpleegkundige: Isabel Van Holder
De organisatie van de afdeling.
De organisatie, coördinatie en supervisie van het verpleegkundige team.
De communicatie met het medische en verpleegkundige team, met andere zorgverleners
en met medewerkers.
De communicatie met patiënten en familie.
De kwaliteitszorg bewaken en optimaliseren.
Een toekomstvisie voor de afdeling bepalen.
Het materiaalbeheer op de afdeling.
De afdelingsverpleegkundigen
Ze staan in voor de patiëntenzorg volgens het verpleegmodel van de patiëntentoewijzing. Eén
verpleegkundige is daarbij verantwoordelijk voor de integrale zorg van een aantal patiënten:
Totaalzorg plannen, uitvoeren, evalueren en rapporteren.
Verpleegtechnische handelingen uitvoeren.
Medische opdrachten uitvoeren.
Assisteren bij medische handelingen.
Voedingsdistributie.
Medicatiedistributie.
-
5
Observatie en communicatie met patiënten en familie.
Patiënten en familie informeren.
Zaalronde en overleg met de behandelende arts.
Patiëntenadministratie bij opname, verblijf, transfer en ontslag.
Studenten verpleegkunde begeleiden volgens het mentorschap:
○ samenwerken met studenten
○ informatie geven
○ feedback geven over kennis, handelen, attitudes
○ de begeleide studenten evalueren
Overleg met verpleegkundigen, met de hoofdverpleegkundige en met andere
zorgverleners.
Streven naar een optimale kwaliteitszorg.
Materiaalzorg.
Verpleegkundig specialist hartfalen
Zij biedt doorheen het zorgtraject van hartfalen ondersteuning aan de patiënt en zijn familie, aan
verpleegkundigen en aan andere gezondheidsmedewerkers. Zij geeft ook de nodige educatie aan
hartfalenpatiënten en hun familie. Zij doet consultatie op de poli Cardiologie.
Verpleegkundig Intern liaison team Geriatrie
De ILT-verpleegkundige screent patiënten met een geriatrisch profiel op lichamelijke en cognitieve
beperkingen/mogelijkheden, brengt de thuissituatie nauwkeurig in kaart en geeft tips voor de
verzorging van deze patiëntenpopulatie. Zij is ook de link met de geriater.
3. Secretariaatsmedewerker
Ontvangt patiënten bij opname en begeleidt hen naar de patiëntenkamer.
Verwijst iedereen die zich aanmeldt aan het onthaal gericht.
Patiëntenadministratie.
Maakt afspraken voor onderzoeken en organiseert het vervoer daarvoor.
4. Logistiek medewerker
Logistieke ondersteuning van het verpleegkundige team, vb. maaltijden op- en afdienen, de
spoelruimte en keuken onderhouden.
5. Onderhoudspersoneel
Het onderhoudspersoneel valt onder de bevoegdheid van de dienst Schoonmaak en linnen.
-
6
6. Bloedprikploeg
De verpleegkundigen van de bloedprikploeg vormen een afzonderlijke eenheid. Zij voeren dagelijks in
de voormiddag perifere en centrale bloedafnames af bij patiënten. In de namiddag gebeuren de
bloedafnames door de verpleegkundigen van de afdeling.
7. Sociaal werkers
Zoeken naar oplossingen voor sociale en financiële problemen van patiënten.
Organiseren thuishulp.
Zoeken naar een kortverblijf, hersteloord of woonzorgcentrum, afgestemd op de behoeften
van de patiënt en zijn familie.
Onderzoeken financiële tegemoetkomingen waar patiënten recht op hebben.
Regelen vervoer bij het ontslag van patiënten.
Werken een vervoersregeling uit voor ambulante hemodialysepatiënten en poliklinische
consultaties.
8. Diëtiste
Ze kan geraadpleegd worden voor ondersteuning, begeleiding en advies over dieetvoeding. Ze geeft
infobrochures aan patiënten en neemt deel aan het multidisciplinair overleg.
-
7
3 AFDELINGSGEBONDEN INFORMATIE
3.1 Medisch patiëntenprofiel
Observatie, behandeling en verpleging van patiënten met hart- en vaatziekten:
○ Angor of retrosternale pijn (RSP)
○ AMI (acuut myocardinfarct)
○ Hartfalen of hartdecompensatie
○ Ritmestoornissen
○ Geleidingsstoornissen
○ Kleplijden
○ Trombose
○ Plaatsing pacemaker (PM), interne defibrillator (ICD) & TAVI (Transcatheter Aorta
Valve Implantation)
Observatie, behandeling en verpleging van medische nierziekten met verscheidene
behandelingsmodaliteiten:
○ Conservatieve behandeling
○ Hemodialysepatiënten met elektrolytenstoornis
○ Niertransplantatie, nier-pancreastransplantatie en nier-levertransplantatie die
problemen stellen
○ Acute op chronische nierinsufficiëntie
Observatie, behandeling en verpleging van katheterisatiepatiënten opgenomen voor:
○ Coronarografie
○ PCI (percutane coronaire interventie) en CTO (chronisch totale occlusie)
○ EFO: elektrofysiologisch onderzoek
De meest voorkomende aandoeningen worden hierna beschreven per discipline.
1. Cardiologie
Angor of retrosternale pijn (RSP)
Pijn – meestal achter het borstbeen – door zuurstoftekort van het hart. Typische EKG-wijzigingen.
Onmiddellijk te melden! Bij angor wordt een coronarografie gepland waarbij we de coronairen
(kransslagaders) in beeld brengen. Bij significante stenoses (vernauwingen) wordt een PTCA
uitgevoerd.
AMI (Acuut myocardinfarct)
Ischemie (zuurstofgebrek) van de hartspier ten gevolge van stenose/occlusie van de coronairen. Dat
leidt tot onomkeerbare necrose van de hartspier. We maken een onderscheid tussen verschillende
soorten infarcten, naargelang de lokalisatie van de necrose. Klassiek één week hospitalisatie omwille
van mogelijke ritmestoornissen.
-
8
Hartfalen of hartdecompensatie
Toestand waarbij het hart als pomp niet meer in staat is om de gevraagde arbeid te verrichten.
Mogelijke oorzaken: ritmestoornissen, infarct, hypertensie …
Links decompensatie (linkerharthelft deficiënt) geeft een stuwing in de longvenen en longoedeem.
Rechts decompensatie (rechterharthelft deficiënt) geeft stuwing in de venen en capillaire gebieden
van de grote circulatie en perifere oedemen.
Ritmestoornissen
○ Bradycardie: te trage hartslag
○ Tachycardie: te snelle hartslag
○ Voorkamerfibrillatie (VKF)
○ Ventrikeltachycardie (VT)
○ Ventrikelfibrillatie (VF)
Vooraleer met een behandeling te starten, plannen we een elektrofysiologisch onderzoek (EFO). De
behandeling kan medicamenteus of invasief zijn (zoals een ablatie, cardioversie, ICD of PM
implantatie).
Kleplijden
○ Stenose: vernauwde hartklep
○ Insufficiëntie: slecht sluitende, lekkende klep
Geleidingsstoornissen
We plaatsen onderhuids een pacemaker, een elektrische batterij die via een elektrode het hart
kunstmatig stimuleert tot contractie of samentrekking. Wordt geplaatst bij bepaalde stoornissen in
prikkelvorming of -geleiding.
Trombose
Gedeeltelijke of volledige afsluiting van een bloedvat door een stolsel van bloedlichaampjes en andere
elementen.
2. Nefrologie
Patiënten in behandeling met hemodialyse
Voor de aanleg van een arterioveneuze fistel wordt de patiënt enkele dagen gehospitaliseerd.
Patiënten met een chronische behandeling met hemodialyse die een verwikkeling doormaken tijdens
dialyse, worden eveneens op de afdeling opgenomen.
Patiënten met acute nierinsufficiëntie
Acute achteruitgang van de nierfunctie. Dat kan zich manifesteren met oligo-anurie of met bewaarde
diurese.
-
9
Er zijn veelvuldige oorzaken voor acute nierinsufficiëntie. We moeten vooral denken aan prerenale,
renale en postrenale oorzaken van acute nierinsufficiëntie. Mogelijke oorzaken: dehydratatie,
chemotherapie, stenose.
Patiënten met chronische nierinsufficiëntie
Een chronisch verloop, meestal over jaren, van achteruitgang van de nierfunctie tot uiteindelijk het
stadium van terminale nierinsufficiëntie. Er zijn zeer veel oorzaken voor chronische nierinsufficiëntie:
diabetes, analgetica nefropathie, chronische glomerulonefritis, polycystische nieren, maligne
hypertensie …
Patiënten met nefrotisch syndroom
Een nefrotisch syndroom is een glomerulaire aantasting. Klinisch gekenmerkt door oedeem.
Patiënten met elektrolytenstoornissen
De meest frequente elektrolytenstoornissen op de nefrologische afdeling zijn hyper- en hypokaliëmie
en hyponatriëmie.
3. Katheterisatie
Coronarografie
Bij patiënten met klachten van angor en met een afwijkende inspanningsproef (fietsproef) voeren we
een coronarografie uit. Via katheterisatie worden de coronairen in beeld gebracht.
Dat onderzoek gebeurt via de a. radialis (arm) of de a. femoralis (lies). Afhankelijk van de
insteekplaats moet de patiënt korter of langer bedrust houden. We controleren de insteekplaats
regelmatig op zwelling en nabloeding.
Percutane coronaire interventie (PCI)
Door middel van een ballonkatheter via de arm of de lies wordt de vernauwde kransslagader
gedilateerd (verwijd). Meestal plaatsen we ook een stent. De kransslagader is dan weer open en het
bloed kan vrij stromen. Ook na die ingreep is het belangrijk dat de patiënt verschillende uren strikte
bedrust houd.
3.2 Dienstgebonden verpleegkundige zorgen
Observeren, parameters interpreteren en de patiënt observeren: dat zijn de voornaamste activiteiten
op onze afdeling. Ze moeten nauwkeurig en doordacht gebeuren. De observatie van patiënten tijdens
de basiszorgen is een belangrijk uitgangspunt.
Het gaat niet enkel over de parameters van het moment, maar ook over de evolutie van een
parameter over 24-48 uur en hoe ze ten opzichte van elkaar evolueren. Rapporteer afwijkende
waarden en evoluties altijd mondeling aan de verantwoordelijke verpleegkundige.
-
10
De meeste patiënten hebben een internistische problematiek en worden daarvoor medicamenteus
behandeld. Daarbij is het uiterst belangrijk dat medicatie correct (juiste patiënt, juiste dosis, juiste wijze
en juist tijdstip) wordt toegediend. Het is noodzakelijk te weten welke medicatie je geeft. Vb. Een
patiënt krijgt een antihypertensivum, maar heeft op dat moment een lage bloeddruk. Wat doe je?
Kritisch reflecteren over waar je mee bezig bent is de rode draad doorheen je handelen. Dat is meer
dan denken en redeneren, de nadruk ligt hier op kritisch. Kritisch reflecteren is denken vanuit
verschillende invalshoeken: wat vanzelfsprekend of logisch lijkt, analyseren en in vraag te stellen.
Het is informatie beoordelen op relevantie en waarheidsgehalte op basis van weloverwogen criteria en
het aanreiken van weloverwogen alternatieven.
Belangrijke aspecten om goed kritisch te reflecteren zijn:
Analyseren: de essentiële aspecten van informatie formuleren, begrijpen en relateren.
In vraag stellen: zinvolle vragen stellen over informatie om die informatie vanuit
verschillende invalshoeken te belichten.
Beoordelen: een bepaalde waarde hechten aan informatie op basis van weloverwogen
criteria.
Alternatieven formuleren: andere mogelijkheden formuleren dan degene die meestal
gebruikt worden.
Argumenteren: relevante redenen, argumenten of bewijsmateriaal geven om een
bepaalde stellingname te staven.
1. Basiszorgen en observaties
Bedbad: Aandacht voor een zorgvuldig en grondig toilet via de techniek van het
verzorgend wassen. Observatie en evaluatie zijn heel belangrijk.
Hulp bij toilet: Patiënt zoveel mogelijk stimuleren tot zelfzorg, maar wel toezien of patiënt
dat wel goed kan of doet.
Mondtoilet: Zeer belangrijk bij zwaar zieke patiënten, zowel preventief als curatief. In de
mond en tussen de tanden bevinden zich oneindig veel bacteriën. Die kunnen een bron zijn
van infecties op andere plaatsen.
Nagelverzorging: Moet met zorg gebeuren. Cave diabetespatiënten. Soms is
specialistische voetzorg aangewezen. Vraag daarvoor de pedicure in consult.
Haarverzorging: Bij langdurige hospitalisatie wordt een regelmatige haarwassing
aanbevolen.
Decubituspreventie:
○ Preventie start bij een goede voedingstoestand en lichaamsverzorging.
○ Wisselhouding en waar nodig zoveel mogelijk gebruik maken van drukreducerende
matrassen en kussens (traagfoam in de zetel, hielkussen in bed).
○ Bij risicopatiënten is het gebruik van een aangepast dynamisch matras aangewezen.
Decubitusbehandeling:
○ Zoals voorgeschreven in de medische opdracht en consult wondzorgconsulenten.
○ Observatie en evaluatie noteren in het zorgenplan.
Houding van patiënt: Het is van belang dat de patiënt een zo comfortabel mogelijke
houding krijgt, aangepast aan zijn algemene toestand.
Urinecollectie: Bij sommige patiënten wordt de urine per 24 uur verzameld. Dat gebeurt in
een bruine bidon, al dan niet met zuuroplossing. Hernieuwen of verwijderen van
-
11
blaassonde gebeurt volgens instructies in het zorgenplan. Zorg ervoor dat de patiënt steeds
bedpan en/of urinaal ter beschikking en binnen bereik heeft.
Stoelgangpatroon: Is vaak gestoord bij opname doordat patiënten minder bewegen.
Observatie daarvan is heel nuttig. Indien een rectaal toucher moet gebeuren staat dat
vermeld in het zorgenplan.
Voeding van patiënt: Besteed veel zorg aan de voeding van de patiënt. Noteer de
hulpbehoefte in het zorgenplan. Noteer de observatie rond de kwantiteit van de
voedselinname op een voedingslijst.
Vochtinname is heel belangrijk bij de nefrologische en cadiologische patiënt. Bij patiënten
met hartfalen en bij hemodialysepatiënten is een strikte vochtbeperking noodzakelijk. Als
hulpmiddel houden we regelmatig een vochtlijst bij. Bij voorkeur leren we de patiënt aan dat
zelf te doen. Omgekeerd moeten patiënten soms gestimuleerd worden om vocht in te
nemen.
O2-therapie: Aandacht voor de maximale hoeveelheid bij toediening (belangrijk bij
C.O.P.D.-patiënten),het hernieuwen van leiding en respiflow en het goed dragen van
masker of bril.
Aerosoltoediening: Aandacht voor de frequentie van de toediening, het reinigen en
vervangen van de leiding.
Wondverzorging: zoals voorgeschreven in het zorgenplan.
Insteekplaats van katheters: (centrale katheters, perifere katheters, dialysekatheters). We
besteden veel zorg aan de insteekplaats van katheters. Observatie van roodheid, zwelling,
warmte, pijn en etter moeten gemeld en genoteerd worden.
2. Specifieke zorgen
Naast de basiszorgen zijn er op de afdeling ook heel wat specifieke zorgen.
Een aantal voorbeelden:
Zorgen aan patiënten in isolatie: verschillende types kennen en de isolatiemaatregelen
correct toepassen om infecties niet over te dragen.
Zorgen aan perifere en centrale katheter: zie standaardbeleid op intranet. Huid scheren
alvorens te prikken, voorkomt pijn bij het verwijderen van het verband. Observaties bij
patiënten met katheter.
Observaties en rapportage bij transfusies.
Verschillende staalafnames.
Zorgen aan patiënten na plaatsen van een A.V.- fistel voor hemodialyse.
Zorgen aan patiënt na het plaatsen van een Tesio® katheter voor hemodialyse.
Zorgen aan patiënten na het plaatsen van een pacemaker/ICD/TAVI.
Zorgen aan patiënten na coronarografie via a. femoralis of a. radialis.
Zorgen aan patiënten na het plaatsen van een stent.
Zorgen en observaties bij patiënten met hartfalen.
Observatie van patiënten aan continue monitoring ECG.
3. Belangrijke parameters
Gewicht: Patiënten met hartfalen en hemodialysepatiënten worden dagelijks gewogen.
Vochtbalans: Vocht IN registreren in het kader van vochtbeperking; vocht UIT (diurese)
meten in het kader van ontwatering of nierfunctie.
-
12
Bloeddruk en hartfrequentie: manueel en elektronisch. Weet dat bij elektronische
bepaling van de hartfrequentie, je geen idee hebt over het ritme en de sterkte.
Ademhaling: Heel wat patiënten zijn kortademig. Kunnen tellen en observeren.
Zuurstofsaturatie
Temperatuur
Algemeen uitzicht van de patiënt
Van al deze parameters moet je de normale en afwijkende waarden kennen en herkennen.
4. Meest voorkomende onderzoeken
Je kunt onderzoeken bijwonen in overleg met de mentor.
RX-thorax: Gebeurt diagnostisch, evolutief of na het plaatsen van een pacemaker, ICD of
centrale katheter (positie van katheter nagaan of pneumothorax opsporen).
EKG: Routinegewijs bij opname, voor en na een coronarografie of PTCA en na een PM of
ICD implantatie.
Echografie van nieren, abdomen, klein bekken, bijschildklieren en hart gebeurt heel vaak
bij de nefrologische patiënt. Een echografie van de nieren wordt vooral aangevraagd om de
nieromtrek of om een obstructie van de afvoerwegen met stuwing van de nier op te zoeken.
Via echografie wordt ook de niergrootte beoordeeld.
Echocardiogram: Is een niet-invasief, risico- en pijnloos onderzoek. Het maakt gebruik van
hoogfrequente geluidsgolven die terzelfdertijd worden uitgezonden en ontvangen door een
soort kristal. Door verschillen in weerkaatsend vermogen tussen vb. bloed en organen,
krijgen we een beeld op een tv-monitor. Dat onderzoek geeft informatie over de vorm,
structuur, positie en beweging van het hart en van de kleppen. Dat onderzoek gaat door op
de poli Cardiologie.
Cyclo-ergometrie (fietsproef): Een test waarbij de patiënt wordt gevraagd een inspanning
te leveren, nl. fietsen tegen een progressief verhogende weerstand (hartritme en
zuurstofbehoefte lopen op). Tijdens die inspanning registreren we het E.K.G. om eventuele
zuurstoftekorten ter hoogte van de hartspier op te sporen. Dat onderzoek gaat door op de
dienst Nucleaire Geneeskunde (ingang 20, route 240).
Ejectiefractie: Gaat na in welke mate het hart in staat is het aanwezige bloed uit te
pompen. Na het inspuiten van een bepaalde stof maken we foto’s met de scanner foto’s en
bereken we de samentrekbaarheid van het hart. Dat onderzoek gaat door op 10K12 IE.
Coronarografie: Dat onderzoek gaat door in de katheterisatiezaal. Onder RX-begeleiding
wordt een katheter opgeschoven van in de arm of lies tot aan het hart. Na het inspuiten van
contraststof maken we de kransslagaders zichtbaar op een scherm (wordt opgenomen op
video). Dat onderzoek dient dus specifiek om na te gaan of er letsels zijn ter hoogte van de
coronairen (stenosen). Wanneer blijkt dat een kransslagader in belangrijke mate vernauwd
is, kunnen we overgaan tot een PTCA. Daarbij wordt een stent geplaatst ter hoogte van de
vernauwing. Die zorgt ervoor dat de kransslagader open blijft en het bloed kan
doorstromen.
-
13
Plaatsing pacemaker of interne defibrillator: Onder lokale verdoving maakt de cardioloog
een kleine insnede van een 5-tal centimeter in de huid onder het linker- of
rechtersleutelbeen waar het toestel wordt geplaatst. Via de vena subclavia worden een,
twee of drie electroden tot in het hart gebracht.
CT abdomen en nieren: Dit onderzoek wordt vooral aangevraagd macroscopische
afwijkingen ter hoogte van de nier op te sporen, vb. cysten of tumoren.
Arteriografie van de nieren:
○ Om de macroscopische anatomie van de nier te beoordelen.
○ Om renovasculaire hypertensie op te sporen.
Nierbiopsie: Om een histologische differentiaaldiagnose te kennen bij nierlijden.
Isotopenscanning: Daarbij spuiten we DMSA of DTPA (isotoop) I.V. in. De opgestapelde
radioactiviteit wordt kwantitatief gemeten en geeft een goede maat van de individuele
nierfunctie.
Duplexonderzoek: vb. van de carotiden, een arterioveneuze fistel of de a. renalis na een
niertransplantatie.
Oogfundus: Belangrijk onderzoek bij de nefrologische en cardiologische patiënt, vooral
voor de beoordeling van de weerslag van hypertensie op de bloedvaten. Bij
diabetespatiënten om de microangiopathie te volgen.
5. Meest voorkomende geneesmiddelen
Specifieke CARDIALE geneesmiddelen
Digitalis Vb. Lanoxine®, Digoxine, Digitaline®, Lanitop®
Deze medicatie wordt o.a. gebruikt bij hartdecompensatie en bij
bepaalde ritmestoornissen (vb. VKF = voorkamerfibrilatie).
Nitroderivaten Vb. Cedocard®, Corvaton®, Corvatard®
Zetten de vaten uit perifeer en ter hoogte van de coronairen. (meer
zuurstofafgifte aan de hartspier).
Deze medicatie wordt gegeven bij angor.
Bètablokkers Vb. Emconcor®, Kredex®, Seloken®
Doen de contractiekracht van het hart dalen (en daardoor de
zuurstofbehoefte).
Deze medicatie wordt ook gegeven bij angor.
Calciumantagonisten: Vb. Amlor® (Amlodipine), Progor®, Tildiem®
Doen de spiercontractie verminderen en werken vasodilaterend.
Deze medicatie wordt ook bij angor toegediend.
-
14
ACE-inhibitoren Vb.Zestril® (Lisinopril), Coversyl®, Tritace®
Beletten de omzetting van angiotensine I in Angiotensine II.
Wordt gegeven bij hypertensie en hartfalen.
Anticoagulantia Vb. Heparine®, Marcoumar®, Marevan®, Sintrom®, Clexane®
Geneesmiddelen die de vorming van klonters beletten.
Deze medicatie wordt toegediend bij de behandeling van diepveneuze
trombose, infarct, angor, VKF, gestoorde stollingswaarden …
Specifieke NEFROLOGISCHE geneesmiddelen
Immunosuppressiva Voor na de transplantatie, wordt volgens bepaald schema gegeven, rekening
houdend met de nierfunctie en het bloedbeeld. Bij deze medicatie is het
belangrijk het precieze toedieningsuur stipt te respecteren.
Corticoïden Volgens bepaald schema bij systeemaandoeningen.
Maagbeschermers Wordt therapeutisch gegeven of preventief bij corticotherapie.
Antihypertensiva Uitgebreid gamma aangepast aan de soort hypertensie.
Cardiotonica Dosis eveneens aan te passen en te volgen met bloedspiegel.
Na- of Ca-Kayaxalaat Is een hars, wordt gegeven bij hyperkaliëmie, doet het kalium dalen, in te nemen
tijdens de maaltijd (in combinatie met movicol®).
Fosfaatbinders Patiënten met verminderde nierfunctie hebben meestal een te hoog fosfor.
Medicatie daarvoor is Ca-carbonaat, Ca-accetaat en aluminiumhydroxide.
Analgetica en
antipyretica
Bij pijn- en koortstoestanden.
Eritropoëtine Bij renale anemie.
Mineralen en vitamines Met welbepaalde indicatiestelling.
Anticoagulantia Preventief bij risicopatiënten.
Geneesmiddelen na CATHETERISATIE
Bloedplaatjesaggregatie-
remmers (anti-
aggregantia)
Vb. Plavix® (Clopidogrel), Brilique®, Efient®, Asaflow®.
Verhinderen het aaneenklitten van de bloedplaatjes =
bloedverdunners.
Deze medicatie wordt voorgeschreven na een PTCA om
bloedklontering rond de stent te voorkomen.
Cholesterolverlagend
middel
Vb. Statines als Lipitor®, Zocor® (Simvastatine), pravastatine
Omdat cholesterolplaques de meest voorkomende oorzaak zijn van
vernauwing van de coronairen, wordt meestal een
cholesterolverlagend middel opgestart.
Andere vaak voorkomende geneesmiddelen
Antidiabetica Per orale antidiabetica, vb. Glucophage®, Glurenorm®
Deze medicatie wordt gegeven bij diabetes type 2
(ouderdomsdiabetes). Bij deze patiënten produceert de pancreas nog
insuline, maar in onvoldoende mate.
-
15
Insulinetherapie Insuline wordt subcutaan toegediend.
We onderscheiden:
○ Kortwerkende insuline (vb. Actrapid®, Humuline Regular®)
○ Ultrakortwerkende insuline (vb. Humalog®, Novorapid®)
○ Langwerkende insuline (vb. Insulatard®)
○ Gecombineerde insuline (vb. Mixtard®, Humuline® 30,
Novomix®)
○ Ultralangwerkende insuline (vb. Lantus®, Levemir®)
Afhankelijk van de werkingsduur van de insuline krijgt de patiënt 1 of
meerdere inspuitingen per dag voor de maaltijd. Als injectieplaats
kunnen de dijen en de buikwand gebruikt worden.
Om complicaties (lipodistrofie) te voorkomen is het nodig regelmatig
van injectieplaats te wisselen (rotatie). Doe dat echter nooit op eigen
houtje! Soms schakelen patiënten over op de S.C insulinepomp.
Alle pas ontdekte diabetespatiënten krijgen uitgebreide educatie i.v.m.
hun diabetes van een diabeteseducator van het ziekenhuis. Vb.
glycemie bepalen, insuline met de pen spuiten.
Antibiotica en antivirale
medicatie
Vb. Augmentin®, Tazocin®, Floxapen®…
Deze medicatie wordt bij infecties toegediend (vb. endocarditis,
infectie ICD, infectie dialysekatheter, pneumonie …).
Antibiotica kan zowel per oraal als intraveneus worden toegediend.
Bij de meeste hemodialysepatiënten, moet de dosis aangepast
worden naargelang de nierfunctie.
Analgetica en
antipyretica
Vb. Paracetamol, Dafalgan®
-
16
4 INFORMATIE OVER DE STAGE
4.1 Dienstgebonden stage-informatie
Aanvang stageperiode
We verwachten je de eerste stagedag om 8 uur aan het Studentenloket (ingang 12, route 1513) en ten
laatste om 9 uur in UZ-werkkledij op de afdeling.
Je meldt je aan bij de hoofdverpleegkundige (of bij haar vervanger). Je krijgt een introductie in het
staflokaal en een rondleiding op de verpleegafdeling.
Wat is in orde bij de aanvang van de stage?
○ Je hebt de studentenbrochure gelezen.
○ Je kent de anatomie en fysiologie van het hart en van de nieren.
○ Je hebt medisch rekenen geoefend. Dat wordt getest bij de start van de stage.
○ Je hebt je doelstellingen uitgewerkt.
○ Je hebt de EPD-test gedaan en hebt toegang tot het EPD.
○ Uurregeling stageperiode: Je volgt het uurrooster van je mentor. De stage gaat voor
op privéactiviteiten (vrije tijd, studentenjob). Je kunt enkel bij uitzondering afwijken van
het uurrooster. Indien nodig kan je dat bespreken met de hoofdverpleegkundige.
4.2 Specifieke leerpunten van de afdeling
1. Algemene richtlijnen
De bachelorstudent mag alle handelingen uitvoeren onder begeleiding van een mentor, ook
al werden ze nog niet aangereikt in de theorie- of praktijklessen. De student en mentor zijn
daarvoor verzekerd. De HBO5-student daarentegen mag geen handelingen uitvoeren
onder begeleiding van de mentor als die nog niet in de theorie- of praktijklessen aan bod
kwamen. Ze zijn daarvoor niet verzekerd (ECG afnemen onder toezicht mag wel). Het is
dus een must om de leerdoelstellingen bij de aanvang van de stage te overlopen. Je moet
op de eerste dag je doelstellingen kunnen voorleggen.
De derdejaarsstudent richt zich niet enkel op technieken, maar vooral op klinisch
redeneren en verbanden leggen, op organisatie en op een gestructureerde overdracht
(volgens ISBARR).
We verwachten beleefdheid en respect voor iedereen.
Wees stipt, respecteer begin- en einduur. Je kunt badgen op de achtste verdieping.
Verwittig de afdeling of hoofdverpleegkundige als je te laat of ziek bent.
In een gemeenschappelijke kast in het staflokaal kun je je persoonlijke spullen opbergen,
vb. je stagemap. Wil je graag een locker? We vragen daarvoor een waarborg van 20 euro.
Spreek de hoofdverpleegkundige aan.
Heb aandacht voor persoonlijke hygiëne en leef de kledijvoorschriften na.
Zorg voor propere, kortgeknipte nagels i.k.v. infectiepreventie.
Raadpleeg dagelijks de patiëntentoewijslijst.
-
17
Woon de patiëntenoverdracht bij en neem notities. Ga naast de begeleidende
verpleegkundige/mentor zitten. We verwachten dat je aandachtig en actief participeert.
Overleg over de werkorganisatie met de begeleidende verpleegkundige. Bij wederzijds
akkoord kan de patiëntentoewijzing gedelegeerd worden.
Was en ontsmet voor en na elk patiëntencontact je handen (respecteer de contacttijd).
Raadpleeg het EPD (elektronisch patiëntendossier), ook na mondeling overleg. Informeer
bij onduidelijkheden.
Beantwoord beloproepen zo vlug mogelijk, ook al behoren ze niet tot je eigen
patiëntengroep. Zorg ervoor dat de patiënten hun oproepsysteem binnen handbereik
hebben.
Streef naar een economisch verantwoord gebruik van materiaal.
Breng gebruikt materiaal na reiniging of ontsmetting ordelijk terug naar de juiste plaats. Vb.
zitweegschaal, infuuspompen, statieven en wc-stoelen.
Plaats ECG-toestel en infuuspompen steeds in het stopcontact in de linnenkamer.
Bij het beëindigen van de patiëntenzorg: kijk na of alles opgeruimd is en het overbodige
materiaal van de kamer verwijderd is. Doe het beletlichtje aan of uit wanneer je de kamer
binnengaat of verlaat.
Noteer bij het eerste gebruik van waterige en alcoholische ontsmettingsmiddelen de
datum duidelijk op de bus. De houdbaarheid bedraagt 1 week voor waterige en 4 weken
voor alcoholische ontsmettingsmiddelen.
Heb aandacht voor de correcte afvalverzameling. Resten van alcoholische
ontsmettingsmiddelen en ander chemisch afval worden in een aparte container in de
spoelruimte verzameld.
Resten van waterige ontsmettingsmiddelen kunnen via de afvoer in de spoelruimte
verwijderd worden.
Na de patiëntenzorg wordt de spoelruimte in orde gebracht. Bind de volle blauwe
vuilzakken dicht en plaats die in de bergruimte aan de ingang van de verpleegafdeling. We
verwachten ook op dat vlak initiatief van jou.
De linnenwagens worden na gebruik in de linnenkamer geplaatst en ordelijk aangevuld.
Plaats materiaal dat opnieuw moet gesteriliseerd worden in de sterilisatiebak in de
spoelruimte.
Noteer, samen met de begeleidende verpleegkundige, uitgevoerde patiëntenzorg,
observaties en evaluatie in het elektronische verpleegdossier op het zorgenplan.
Als het werk in jouw patiëntenzone gedaan is, bied je hulp aan de andere
verpleegkundigen.
Neem initiatief om bepaalde technieken te oefenen. Kaart dat aan bij je mentor en hou je
ogen en oren open voor wat er zich aandient.
Pauzetijden voor de studenten: 10-10.15 uur en 12-12.30 uur. In de late dienst vallen de
pauzes samen met die van de verpleegkundigen.
Je kunt elke dag een yoghurt eten op de afdeling. Je kunt de koelkast en microgolfoven in
de keuken gebruiken. Eten dat je zelf meebrengt, plaats je in de frigo in een zak met naam
en datum op.
Stel veel vragen, vb. over diagnoses, onderzoeken en medicatie. Weet waarmee je bezig
bent. Wat je bijleert, hangt voor een groot deel van jezelf af.
Vul de feedbackfiche dagelijks in en leg ze voor aan de begeleidende verpleegkundige.
De feedbackfiche blijft op de afdeling en wordt bewaard in de map ‘studentenbegeleiding’ in
het staflokaal.
-
18
Gebruik je gsm enkel in de pauze. Zeker nooit in het bijzijn van een patiënt of op de gang.
Je kunt je gsm tijdens de pauze in de keuken raadplegen. Voor een dringend telefoontje ga
je naar een afgesloten ruimte (vb. staflokaal).
2. Specifieke richtlijnen
Cardiologische patiënten hebben vaak te kampen met niet direct merkbare
verblijfsproblemen en stressoren (o.a. onzekerheid over de eventuele gevolgen voor de
toekomst). Wat voor de ziekenhuismedewerker een vertrouwde wereld is met
routineprocedures, is voor de patiënt en zijn familie een vreemde wereld. Het onthaal is
belangrijk. Blijf ook voortdurend attent voor zijn problemen en geef hem voldoende
persoonlijke aandacht.
Hulpmiddelen tijdens het persoonlijk gesprek: infobrochures over infarct,
elektrofysiologisch onderzoek, implanteerbare defibrillator, coronarografie en PTCA. Neem
de brochures niet mee naar huis.
Neem geen afdelingsinformatie uit boeken, brochures en mappen mee zonder
toestemming van de hoofdverpleegkundige. Je mag ze altijd raadplegen en kopiëren.
Volg de vochtbalans op. Noteer alle ingenomen vocht (per os) op de vochtbalans die aan
de deur van de badkamers is bevestigd.
Patiënten met hemodialyse hebben meestal een arterioveneuze (A.V.) fistel. We nemen
langs die kant geen bloeddruk en geen bloedafname. De patiënt draagt er ook geen
verband of kledij die spant.
Isolatiemaatregelen:
○ De meest voorkomende isolatie is de contactisolatie bij besmette patiënten (MRSA,
Clostridium, E. Coli).
○ Respecteer altijd de isolatiemaatregelen: raadpleeg daarvoor de isolatiekaart die aan
de kamerdeur hangt en de standaard op intranet.
Check of 24 uursdiurese verzameld wordt. De patiënt heeft dan een bedpan of urinaal. Die
blijft op de kamer of badkamer van de patiënt. De urine wordt bewaard in een afgesloten
bokaal in de badkamer. Bedpan, nachtstoel, urinaal worden na elk gebruik leeggemaakt en
gespoeld. Breng op de urinebokalen als aandachtspunt een briefje met start- en einduur
van de urinecollectie en de bedpositie van de patiënt aan. Er wordt niet op bokalen,
bedpandeksels en urinalen geschreven.
Je kunt informatie voor stageverslagen opvragen en overnemen. Leg alles terug op zijn
plaats.
-
19
5 CONTACTGEGEVENS
Verwittig bij ziekte altijd de afdeling.
Receptie afdeling: 09 332 46 87
Hoofdverpleegkundige: 09 332 53 57 (Isabel.Vanholder@uzgent.be)
-
20
6 BIJLAGE - LIJST VEELVOORKOMENDE
AFKORTINGEN OP DE AFDELING
RSP: restrosternale pijn
AMI: acuut myocardinfarct
STEMI: ST-elevatie myocardinfarct
NSTEMI: niet-ST-elevatie myocardinfarct
CTO: chronisch totale occlusie
PCI: percutane coronaire interventie
CABG: coronary artery bypass graft
AHT: arteriële hypertensie
PAH: pulmonale arteriële hypertensie
VKF: voorkamerfibrillatie
VT: ventrikeltachycardie
VF: ventrikelfibrillatie
EFO: elektrofysiologisch onderzoek
NSVT: non-sustained ventrikeltachycardie
ICD: interne defibrillator
PM: pacemaker
CRT-P/CRT-D: chronische resynchronisatietherapie
ANI: acute nierinsufficiëntie
CNI: chronische nierinsufficiëntie
CCU: cardiac care unit
HTx: harttransplantatie
NTx: niertransplantatie
-
21
MI: mitralisklepinsufficiëntie
TI: tricuspidalisklepinsufficiëntie
AI: aortaklepinsufficiëntie
AS: aortoklepstenose
TAVI: transluminale aorta valve insurgery
EKG: elektrocardiogram
top related