voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen · pdf filebeschermd wonen...
Post on 10-Feb-2018
220 Views
Preview:
TRANSCRIPT
Versie 02
21 mei 2015
Voortgangsrapportage
maatschappelijke opvang en
beschermd wonen
Voorjaar 2015
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
2
Inhoud
Inhoud ............................................................................................................................................ 2
Samenvatting................................................................................................................................. 4
1 Inleiding ........................................................................................................................................ 7
Hoe werken de ketens maatschappelijke opvang en beschermd wonen? ............................... 7 1.1
Hoeveel kosten de ketens maatschappelijke opvang en beschermd wonen? ........................ 9 1.2
Toelatingscriteria in de nieuwe Wmo ................................................................................... 10 1.3
2 Instroom ..................................................................................................................................... 13
Inleiding ............................................................................................................................... 13 2.1
Toename van aantal kwetsbare gezinnen ............................................................................ 14 2.2
Kortdurende opvang breidt uit: Bed, bad en brood en winteropvang ................................... 15 2.3
2.3.1 Bed, bad en brood voor uitgeprocedeerde asielzoekers ................................................. 15
2.3.2 Permanente winteropvang in de Valeriuskliniek. ...........................................................16
Extra druk op voorzieningen binnen de MO- en BW Keten ................................................... 17 2.4
2.4.1 Groei van aantal licht verstandelijk beperkten bij toegang MO ...................................... 17
2.4.2 Meer mensen met zwaardere problematiek in ketens ................................................... 17
2.4.3 Wachtlijst voor het instroomhuis groeit ........................................................................ 18
3 Opvang .......................................................................................................................................19
Inleiding ...............................................................................................................................19 3.1
Aanmeldingen, wachtlijsten en uitstroom ........................................................................... 20 3.2
3.2.1 Aanmeldingen .............................................................................................................. 20
3.2.2 Wachtlijsten ................................................................................................................. 20
3.2.3 Uitstroom ...................................................................................................................... 21
Zelfredzaamheid stijgt licht tijdens verblijf in MO ................................................................ 23 3.3
Plan van Aanpak beschermd wonen ..................................................................................... 23 3.4
4 Uitstroom .................................................................................................................................. 25
Inleiding .............................................................................................................................. 25 4.1
Hardnekkige schulden verhinderen uitstroom: probleemschets en aanpak ........................ 26 4.2
4.2.1 Probleemschets ........................................................................................................... 26
4.2.2 Aanpak ........................................................................................................................ 26
Tekort aan betaalbare woningen verhindert uitstroom: probleemschets en aanpak ............ 27 4.3
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
3
4.3.1 Probleemschets ............................................................................................................. 27
4.3.2 Aanpak ......................................................................................................................... 28
5 Preventie .................................................................................................................................... 31
Voorkom plaatsing in de keten ............................................................................................. 31 5.1
Directe plaatsing in een woning ........................................................................................... 32 5.2
Bijlagen ......................................................................................................................................... 33
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
4
Samenvatting
De taken van de gemeente Amsterdam met betrekking tot opvang van kwetsbare groepen is het
afgelopen jaar, mede door de decentralisatie van de AWBZ, fors uitgebreid. Meest in het oog
springt hierbij de decentralisatie van het beschermd wonen, met een capaciteit van ca. 1.900
plaatsen. Dit is meer dan een verdubbeling van de ongeveer 1.300 plaatsen voor maatschappelijke
opvang waar Amsterdam al verantwoordelijk voor was. Maar ook los van deze taakuitbreiding is
het aantal volwassenen én gezinnen dat een beroep doet op de gemeente voor opvang de
afgelopen jaren gestegen. Voor een deel ligt de oorzaak hiervan bij strengere eisen van andere
zorgaanbieders, zoals bij de groeiende groep mensen met een licht verstandelijke beperking die
een beroep doet op de maatschappelijke opvang. Maar voor zowel volwassenen als gezinnen die
zich melden geldt dat slechts een minderheid in aanmerking komt voor de maatschappelijke
opvang (bij volwassenen 36%).De dakloosheid is dan bijvoorbeeld veroorzaakt door economische
omstandigheden, en er is geen sprake van psychische- of verslavingsproblematiek. De gemeente
draagt echter voor veel van deze mensen wel verantwoordelijkheid. Zo is het uitgangspunt dat
dakloze gezinnen altijd gehuisvest worden en kan een deel van de volwassen daklozen tijdelijk
terecht in het passantenhotel. Hiernaast is – onder meer op basis van Europese rechtspraak –
besloten tot de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers, en indirect tot een ruimere opzet van
de winterkoudeopvang. Al deze ontwikkelingen samen zorgen voor een groeiende druk op
voorzieningen, zowel binnen als buiten de ‘keten’.
De maatschappelijke opvang en het beschermd wonen zijn soortgelijk opgezet, met een
onderverdeling in vier clusters: begeleid wonen, groepswonen, 24-uurszorg en meerzorg. Beide
hebben eigen toegangscriteria – bij beschermd wonen staat psychische problematiek voorop, bij
maatschappelijke opvang dakloosheid in combinatie met een lage zelfredzaamheid. Om deze
reden zijn twee aparte ketens ingericht, met elk een eigen centraal georganiseerde toegang. Voor
beide ketens geldt dat door verzwaring van toelatingscriteria voor zowel de Wmo als voor andere
zorgketens, de cliënten groep een steeds zwaardere zorgvraag heeft. Naast de maatschappelijke
opvang voor volwassenen is er maatschappelijke opvang voor gezinnen, sinds oktober 2014 ook
met een eigen centrale toegang. Gezinnen die niet in aanmerking komen voor maatschappelijke
opvang worden opgevangen in noodopvang en – als het niet anders kan – in hotels.
De druk op opvang is zo groot, dat er aan de voorkant van de keten soms lange wachtlijsten zijn
ontstaan – de wachttijd voor een plaats in de MO is vaak langer dan een jaar. Dit komt enerzijds
door de groeiende druk ‘aan de voorkant’, maar ook door de beperkte uitstroom uit
voorzieningen. Dit heeft voor een deel te maken met de schuldenproblematiek, die vaak
hardnekkig en moeilijk op te lossen is. Om dit te verbeteren zet de gemeente in op betere
samenwerking tussen instelling en schuldhulpverlening, waardoor de toegankelijkheid moet
verbeteren. Zorgwekkend is ook het tekort aan betaalbare woningen, dat de afgelopen jaren
schrikbarend gestegen. Hierdoor zitten namelijk veel mensen, die klaar zijn om op eigen benen te
staan, ’vast’ in een dure voorziening. Dit is in alle opzichten onwenselijk. Het tekort aan woningen
wordt veroorzaakt door de scherpe daling van het aanbod én door de toename van het aantal
mensen met een urgentieverklaring, waaronder een verhoogde taakstelling voor statushouders
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
5
vanuit het Rijk. Om dit aan te pakken, worden corporaties gestimuleerd om woningen voor
kwetsbare groepen aan te bieden, wordt nieuwbouw gestimuleerd en herstartstudio’s ontwikkeld.
Deze en andere huisvestingsprogramma’s worden sinds kort samenhangend georganiseerd voor
alle doelgroepen – ouderen, statushouders, maatschappelijke opvang en studenten. Deze
krachtenbundeling zal zorgen voor een optimaal gebruik van de mogelijkheden om woonplekken
te realiseren. Ten slotte laat de groeiende druk op voorzieningen ook zien dat het raadzaam is om
meer aandacht te hebben voor preventie en om de huidige inrichting van de ketens, die gericht
zijn op opvang, fundamenteel ter discussie te stellen. Bewezen initiatieven rond Housing First
vormen hierbij een inspiratiebron.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
6
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
7
1 Inleiding
Voor u ligt de vernieuwde rapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen. Tot nu toe
was deze rapportage gekoppeld aan een specifiek programma: de herijking maatschappelijke
opvang, die in 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld. Nu dit programma is afgerond, kiezen
wij ervoor om uw Raad breed én concreet te informeren over de stand van zaken. Dit betekent dat
deze rapportage inzicht verschaft in de verschillende knelpunten en de gekozen aanpak met
betrekking tot de opvang en het beschermd wonen, en tegelijkertijd ook heel concreet informeert
over de behaalde resultaten. Als bijlage bij deze ketens vindt u dan ook een
managementrapportage met informatie over de capaciteit, wachtlijsten, doorstroom en het
financiële kader. Deze informatie is voor een belangrijk deel gebaseerd op de informatie uit de
monitor Maatschappelijke Opvang van de GGD. Deze monitor vormt ook voor deze rapportage
een belangrijke bron van informatie en is als bijlage toegevoegd.
De rapportage is ingedeeld per fase: instroom, opvang en uitstroom. Een aantal ontwikkelingen
staat centraal en komt op verschillende punten terug. Ten eerste de groei die valt waar te nemen
in de vraag van dakloze Amsterdammers naar voorzieningen, zowel van hen die toegang hebben
tot maatschappelijke opvang of beschermd wonen als van hen die hier geen toegang toe hebben.
Deze ontwikkeling is veelomvattend: het gaat zowel om dakloze gezinnen, om uitgeprocedeerde
asielzoekers en de winteropvang, maar ook om verschillende nieuwe groepen die in aanmerking
komen voor een plaats in de maatschappelijke opvang of het beschermd wonen. De tweede
ontwikkeling is de stagnatie in de uitstroom van mensen uit voorzieningen. Door het tekort aan
betaalbare woningen, en de groeiende groep mensen die voorrang heeft op de woningmarkt,
raken de opvangketens verstopt. Wat de achtergronden zijn van deze ontwikkelingen, en hoe
Amsterdam hier mee omgaat, leest u in de volgende hoofdstukken. In deze inleiding maken we
kort inzichtelijk hoe de opvang in Amsterdam georganiseerd is in 2015.
Hoe werken de ketens maatschappelijke opvang en beschermd 1.1
wonen?
Sinds 1 januari 2015 is de opvang die in Amsterdam vanuit de Wmo plaatsvindt op verschillende
punten aangepast. In de praktijk betekent het in de eerste plaats een uitbreiding van de taken. De
belangrijkste is de decentralisatie van het beschermd wonen naar gemeenten: hierdoor is de
gemeente per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor bijna 1900 plaatsen extra: meer dan een
verdubbeling. In het schema hieronder is te zien hoe de ketens maatschappelijke opvang en
beschermd wonen op dit moment zijn georganiseerd. Hierbij moeten we wel opmerken dat er
naast de ketens die hier zijn weergegeven er een aparte keten is voor Gezinsopvang en voor
Zwerfjongeren. Gezinsopvang wordt elders in deze rapportage apart besproken. De keten
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
8
Zwerfjongeren valt buiten beschouwing van deze rapportage, aangezien deze onder
verantwoordelijkheid van de wethouder Jeugd valt.
Afbeelding 1. De ketens maatschappelijke opvang en beschermd wonen Amsterdam
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
9
Maatschappelijke opvang en Beschermd wonen zijn georganiseerd in een samenwerking van drie
partijen: de Rve OJZ voert de beleidsregie (onder andere de subsidiering van de instelling) en de
GGD voert de veldregie en monitort de uitvoering. De instellingen (met name Hvo Querido, Leger
des Heils en de Volksbond) voeren de opvang uit. In het schema zien we dat er twee verschillende
toegang systemen zijn. Bij maatschappelijke opvang kunnen mensen zichzelf melden, voor
beschermd wonen is een verwijzing noodzakelijk. Voor mensen die niet in aanmerking komen voor
de ketens maar wel dakloos zijn, is er een kortdurende nachtopvang en woonhotel plaatsen. Beide
voorzieningen zijn tijdelijk. In de screening wordt bepaald of iemand in aanmerking komt voor één
van beide ketens (de toelatingscriteria worden hieronder nog nader toegelicht). Tijdens het hierna
volgende instroomtraject wordt bepaald welke zorg iemand precies nodig heeft. Zowel
maatschappelijke opvang als beschermd wonen is verdeeld in vier clusters: begeleid wonen,
groepswonen, intramuraal (24-uurs) en meerzorg. De maatschappelijke opvang wordt aangeduid
met ‘regulier’; beschermd wonen met ‘intensief’. Meerzorg is bedoeld voor mensen die naast hun
lage zelfredzaamheid of psychische beperkingen ook somatische zorg nodig hebben.
Het instroomtraject eindigt voor beide ketens met de behandeling van een dossier op de
veldtafel. Hier bepalen de zorgverleners samen met de gemeente de daadwerkelijke toewijzing
voor een van de clusters. Vervolgens wordt iemand op de stedelijke wachtlijst voor het cluster
geplaatst. Tijdens deze wachttijd, die in sommige gevallen langer dan een jaar kan duren, kan een
persoon indien nodig gebruik maken van overbruggingszorg. Bij beschermd wonen wordt dit
meestal uitgevoerd door de wijkzorg. Het gaat dan om mensen die over een woning beschikken.
Voor de maatschappelijke opvang (waar dakloosheid één van de problemen is) kan men hiervoor
terecht bij één van de overbruggingsplaatsen. Het is de bedoeling dat iemand ten tijde van het
gehele instroomtraject voor maatschappelijke opvang op dezelfde opvangplaats kan verblijven.
Als er een plek vrij komt in een cluster wordt degene die bovenaan de wachtlijst staat geplaatst.
Een locatie kan alleen met zwaarwegende argumenten hierop een uitzondering maken en niet de
eerst wachtende plaatsen. Wanneer cliënten een voorkeur hebben voor een specifieke locatie
binnen het cluster zullen zij, als zij als eerste op de wachtlijst staan, net zo lang moeten wachten
tot er een plek op de gewenste locatie vrij komt. Wanneer een persoon klaar is om de
maatschappelijke opvang of het beschermd wonen te verlaten, kan hij via de zogenaamde
uitstroomtafel (een centraal overleg waar aanbieders en gemeente gezamenlijk bepalen of
iemand kan uitstromen) in aanmerking komen voor een urgentieverklaring. In de praktijk stromen
veel mensen ook op andere wijze uit, soms doordat zij zelf een woning vinden, maar ook door
bijvoorbeeld detentie of overlijden, door intrek in een andere instelling of doordat zij gaan wonen
bij familie of vrienden.
Hoeveel kosten de ketens maatschappelijke opvang en beschermd 1.2
wonen?
Onderstaande tabel laten de financiering in de ketens maatschappelijke opvang en beschermd
wonen zien. Voor maatschappelijke opvang is de financiering nog niet voor alle clusters apart
inzichtelijk te maken, voor beschermd wonen wel. Dat dit voor maatschappelijke nog niet kan,
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
10
heeft ermee te maken dat ten tijde van de subsidiebeschikking maatschappelijke opvang over
2015, de nieuwe clusterindeling nog niet van kracht was.
Tabel 1. Jaarlijkse subsidie maatschappelijke opvang en beschermd wonen, per cluster in 2015.
Maatschappelijke Opvang Beschermd Wonen
Totaal in
miljoenen
euro’s
Subsidie per
plaats in
cluster
Totaal in
miljoenen
euro’s1
Subsidie per
plaats in
cluster
Begeleid wonen
regulier
11,5 € 14.250 Begeleid
wonen
intensief
10,7 €39.170
Groepswonen
regulier
13,9 € 34.580 Groepswonen
intensief
13,5 €53.280
24u zorg regulier 24u zorg
intensief
66 €59.200
Meerzorg2
regulier
2,0 € 16.950 Meerzorg
intensief
15,3 €59.649
Naast de voorzieningen binnen de ketens, is er ook financiering voor voorzieningen die aan de
voorkant van de keten gesitueerd zijn. Dit zijn het Passantenhotel, de Nachtopvang, het
Instroomhuis en de Overbruggingszorg. Tezamen is hier in 2015 een bedrag van 7,6 miljoen euro
mee gemoeid.3
Toelatingscriteria in de nieuwe Wmo 1.3
Vanwege de decentralisatie van AWBZ begeleiding en beschermd wonen (BW) is de Wet
maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aangepast. Met ingang van 1 januari 2015 is de nieuwe
Wmo in werking getreden. Daarin zijn de criteria aangescherpt en is onder meer landelijke
toegankelijkheid voor BW en maatschappelijke opvang (MO) vastgelegd. In het kader van de
nieuwe Wmo is de gemeentelijke regelgeving aangepast: de Wmo Verordening en Nadere regels
zijn herzien en door respectievelijk de Gemeenteraad en het College vastgesteld. Daarin zijn MO
en BW als maatwerkvoorziening opgenomen en zijn voor beide toelatingscriteria geformuleerd.
Voor beschermd wonen geldt op de eerste plaats de voorwaarde dat iemand een beschermende
woonomgeving nodig heeft als gevolg van (ernstige) psychiatrische problematiek. Voor
maatschappelijke opvang is de voorwaarde voor opvang dak- of thuisloosheid in combinatie met
1 Dit cijfer is gebaseerd op twee gegevensbronnen: de meest recente clusterindeling die de aanbieders
hanteren en de gemiddelde prijs per plaats op basis van de subsidiebeschikking. 2 Voor meerzorg MO geldt, dat er sprake is van aanvullende AWBZ-financiering.
3 De totale MO begroting is 52,7 mln. Naast de in de tabel en tekst genoemde bedragen behelst dit:
ambulant (7 mln); inloop (4,2 mln); preventie (2,5 mln), zorgtoeleiding (2,7 mln) en sociaal netwerk (1,0
mln
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
11
zeer beperkte zelfredzaamheid. Voor zowel BW als MO geldt ook dat er voor de aanvrager geen
alternatieven beschikbaar zijn.
Als aan de toelatingscriteria wordt voldaan is het uitgangspunt dat Amsterdam opvang biedt als
hier de kans op een succesvol traject het grootst is. Om dat te kunnen bepalen wordt gebruik
gemaakt van het begrip ‘binding’. Binding heeft drie aspecten: regiobinding, zorgkader en sociaal
netwerk. Wanneer vast komt te staan dat iemand elders de meeste kans op een succesvol traject
heeft, dan wordt die persoon overgedragen naar die andere gemeente. Amsterdam geeft hiermee
invulling aan landelijke toegankelijkheid die in de Wmo is verankerd. De uitwerking is in lijn met de
wijze die de regiogemeenten in VNG verband overeen zijn gekomen. Op dit moment wordt samen
met de GGD, WPI (voormalig DWI), aanbieders MO en vertegenwoordigers van cliënten de
implementatie van de nieuwe werkwijze vormgegeven.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
12
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
13
2 Instroom
Inleiding 2.1
De laatste jaren groeit het aantal mensen dat in een situatie van (dreigende) dakloosheid een
beroep doet op opvang door de gemeente. Deze mensen kloppen voor een groot deel aan bij de
maatschappelijke opvang, aangezien dit het enige aanbod is waarbinnen verblijf geboden wordt.
Een deel van deze groep voldoet ook aan de toelatingscriteria voor maatschappelijke opvang,
waardoor er een toenemende druk ontstaat op de voorzieningen binnen deze keten. Maar er is
ook een groeiende groep die niet aan de criteria voor maatschappelijke opvang voldoet, maar wel
dakloos is. Ook komen zij veelal niet in aanmerking voor urgentie voor een sociale huurwoning,
maar op basis van onder meer jurisprudentie draagt de gemeente voor hen wel de
verantwoordelijkheid voor huisvesting. Dit zorgt voor een toenemende druk op opvang ‘buiten de
keten’. De oorzaken van deze ontwikkeling zijn divers. Voor een deel is er sprake van strengere
eisen bij andere zorgaanbieders, zoals bij de groeiende groep mensen met een licht verstandelijke
beperking die een beroep doet op de maatschappelijke opvang. Maar ook de economische crisis
speelt een rol, zoals (deels) het geval is bij de groeiende groep gezinnen die zich meldt. Bij de
ontwikkelingen in de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers én de winteropvang speelt
jurisprudentie weer een prominentere rol. In dit hoofdstuk staat de toenemende druk op
voorzieningen binnen én buiten de ketens maatschappelijke opvang en beschermd wonen
centraal.
Afbeelding 2. De voorkant van de ketens MO en BW. Meer mensen in Amsterdam doen een beroep op
opvang door de gemeente, maar lang niet allemaal komen ze in aanmerking voor MO of BW.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
14
Toename van aantal kwetsbare gezinnen 2.2
Sinds een aantal jaar doet een groeiende groep gezinnen die dakloos is of zich in een zeer
marginale huisvestingsituatie bevindt, een beroep op de gemeente. Vanaf 1 oktober 2014, toen
het Centraal Meldpunt Dakloze Gezinnen is gestart, is deze vraag nog verder toegenomen.
Hierdoor is de druk op de bestaande capaciteit en voorzieningen op dit moment groot. De
gemeente heeft onderzocht welke oorzaken verantwoordelijk zijn voor de groeiende vraag. Dat
leverde een complex en divers beeld op. De vraag naar opvang door dakloze gezinnen is de
afgelopen jaren bijvoorbeeld gestegen door de economische crisis, maar ook door zwaardere
eisen aan verblijfsindicaties vanuit het CIZ als het gaat om het gebruik mogen maken van aanbod
dat valt onder de Wet Langdurige Zorg (Wlz). Hiernaast speelt ook mee dat door wijzigingen in de
Participatiewet inwonen bij het eigen netwerk verder onder druk komt te staan. Bij het opvangen
van gezinnen die niet voldoen aan de criteria voor maatschappelijke opvang speelt jurisprudentie
een rol. Een uitspraak van de Hoge Raad uit 2012 stelt dat gezinnen met kinderen recht hebben op
een vorm van opvang, ook als zij niet rechthebbend zijn en het ‘Zambrano Arrest’ stelt dat
verzorgende ouders van rechthebbende kinderen recht op opvang hebben op grond van artikel 8
EVRM (‘recht op gezinsleven’). Tot slot spelen ook lange wachttijden bij schuldhulpverlening of
ander preventieaanbod een rol, alsmede het feit dat de door- en uitstroom vanuit de grootste 24-
uur opvang voor gezinsopvang in de stad, de Roggeveen, niet optimaal is. Gezinnen moeten na
goedkeuring door de uitstroomtafel (UMO) nog circa 5 tot 6 maanden wachten op de woning waar
ze naar mogen uitstromen.
In oktober 2014 is – onder regie van de gemeente – een centrale toegang voor gezinnen van start
gegaan. Doel hiervan is in de eerste plaats mensen sneller toe te leiden naar de juiste zorg en
ondersteuning. Daarnaast geeft de centrale toegang een beter inzicht in de problematiek van de
doelgroep. Uit een evaluatie die 4 maanden na de start is gehouden (en die medio april naar uw
commissie is verzonden), blijkt dat het grootste deel van de gezinnen dat zich meldt niet voldoet
aan de toegangscriteria voor de maatschappelijke opvang. Omdat de gemeente als uitgangspunt
hanteert dat geen enkel kind op straat mag staan, wordt er voor hen noodopvang georganiseerd.
Door alle betrokkenen wordt daarbij aangegeven dat dit tijdelijk is (bijvoorbeeld omdat mensen in
aanmerking komen voor een urgentieverklaring voor een huurwoning) en gezinnen worden actief
teruggeleid naar het eigen netwerk of een ander alternatief. Voor de gezinnen die wél in
aanmerking komen voor maatschappelijke opvang, geldt een wachttijd van gemiddeld 8
maanden.4 Ook zij komen in eerste instantie in de noodopvang terecht. De druk op de
noodopvang is dan ook groot en bij gebrek aan capaciteit worden gezinnen voor een deel
opgevangen in hotels.
Om de knelpunten op te lossen, wordt op verschillende punten in de keten gewerkt aan
verbeteringen. Ten eerste wordt de capaciteit van de noodopvang uitgebreid. Tussen 1 mei en 1
augustus 2015 komen er op drie locaties in de stad in totaal 30 plaatsen bij. Naast het uitbreiden
van de noodopvang wordt ingezet op het laten afnemen van de vraag naar opvang bij het centraal
meldpunt. Hier wordt door middel van de volgende acties aan gewerkt:
4 GGD, Monitor maatschappelijke opvang 2010-2014 (2015),p. 26-27.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
15
� Het positioneren van het meldpunt dakloze gezinnen in omliggende ketens door het maken
van procesafspraken met programma’s als Samen Doen, MPG aanpak, de wijkzorg en partijen
in de jeugdzorg over de wijze waarop zij dakloze gezinnen mogen aanmelden bij het
meldpunt. Een voorbeeld van zo’n afspraak is dat gezinnen alleen aangemeld mogen worden
wanneer dat gepaard gaat met de resultaten van een netwerkonderzoek. Daarnaast worden
afspraken gemaakt over het inschakelen van deze partijen als gezinnen vanuit het meldpunt
teruggeleid worden naar bijvoorbeeld het eigen netwerk in de wijk.
� Gezinnen in de noodopvang wachten vaak op de start van een traject waar de gemeente
sturing op heeft. Met andere Rve’s worden betere afspraken gemaakt over routes voor
dakloze gezinnen bij de start van bijvoorbeeld schuldhulpverlening, een MPG traject of het
aanvragen van urgentie.
� Het organiseren van meer sturing op de gezinsketen. Aanbieders van gezinsopvang moeten
beter rapporteren over in-, door- en uitstroom. Aansluitend worden scherpere afspraken
gemaakt over de lengte en inhoud van een traject en over wachttijden.
Kortdurende opvang breidt uit: Bed, bad en brood en 2.3
winteropvang
Naast de opvang in de ketens maatschappelijke opvang en beschermd wonen is er ook een
toenemende noodzaak om verschillende vormen van noodopvang te organiseren. Dit is hierboven
al beschreven voor de gezinnen. Hier staan we stil bij de ontwikkeling in de voorzieningen voor
uitgeprocedeerde asielzoekers en de winteropvang.
2.3.1 Bed, bad en brood voor uitgeprocedeerde asielzoekers
In 2007 is in een bestuursakkoord tussen de staatssecretaris van Justitie en de VNG afgesproken
dat gemeenten geen opvang verlenen aan vreemdelingen die niet meer in Nederland mogen
verblijven. De rijksoverheid was verantwoordelijk voor het terugkeerbeleid. In de praktijk viel
echter een groep vreemdelingen tussen wal en schip: zij kwamen op straat te staan en hadden
geen recht op de reguliere maatschappelijke opvang. De Conferentie van Europese Kerken (CEC)
en de Europese Federatie van Nationale Organisaties die werken met daklozen (FEANTSA)
hebben een klacht bij de Nederlandse overheid ingediend over het onthouden van voorzieningen
aan deze groep. Het Europees Comité voor Sociale Rechten (ECSR) heeft op 10 november zijn
uitspraak over het Nederlandse opvangbeleid openbaar gemaakt. Deze luidt dat Nederland
iedereen die kwetsbaar is, moet voorzien in basale levensbehoeften, zoals onderdak, voedsel en
kleding. Het kabinet onthield zich in eerste instantie van een standpunt over dit rapport, omdat
het wachtte op de uitspraak van de Europese raad van ministers.
De Amsterdamse gemeenteraad heeft vooruitlopend op het kabinetstandpunt in december 2014
een motie aangenomen om in eerste instantie tot 1 oktober 2015, een bed, bad, brood (BBB)
voorziening voor illegale vreemdelingen te openen. De BBB voorziening is op 15 december
geopend met in totaal 135 bedden. De opvang is laagdrempelig en gescheiden van de reguliere
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
16
nachtopvang. Overdag kunnen mensen er niet terecht. De opvang is tot nu toe niet vol geweest, al
stijgt het aantal mensen dat er verblijft wel. Begin april maakten gemiddeld 60 personen gebruik
van de BBB voorziening. In april 2015 kwam de Europese raad van ministers met een uitspraak
over het rapport van het ECSR, waarbij het aangaf dat de beslissing ligt bij het kabinet. Hierop
heeft het kabinet besloten dat er op vijf plaatsen in Nederland, waaronder Amsterdam, een sobere
voorziening voor uitgeprocedeerde asielzoekers komt. Het kabinet gaat nog met gemeenten in
gesprek over de uitwerking van het voorstel. De juridische verwikkelingen rond de opvang van
illegale vreemdelingen heeft ook consequenties gehad voor de wijze waarop dit jaar de
winteropvang van dak- en thuislozen is opgezet.
2.3.2 Permanente winteropvang in de Valeriuskliniek.
Afgelopen winter is, in tegenstelling tot andere jaren, permanente opvang geboden. Deze
permanente opvang (winteropvang) onderscheidt zich van winterkouderegeling zoals die in
voorafgaande jaren plaatsvond. De winterkouderegeling is in G4-verband opgezet als een vorm
van calamiteitenopvang voor buitenslapers bij extreme koude en bevriezingsgevaar. De regeling
wordt gelijktijdig in de vier grote steden van kracht als er vooruitzicht is dat de temperatuur onder
een bepaalde grens komt. De gestelde drempel is laag: iedereen die zich in Amsterdam bevindt en
geen alternatief heeft om binnen te slapen, kan onderdak krijgen. In Amsterdam ligt de uitvoering
in handen van het Leger des Heils en HvO-Querido. GGD, instellingen en politie gaan tijdens
winterkoudeopvang in het kader van de winterkouderegeling proactief op zoek naar
buitenslapers, om hen zo nodig te overreden gebruik te maken van de noodvoorziening.
Aanvankelijk werd bij extreme winterkoude binnen de bestaande voorzieningen de capaciteit
tijdelijk uitgebreid. In de winter van 2010-2011 is in Amsterdam voor het eerst gekozen om de
opvang op één locatie te realiseren. Dit had er onder andere mee te maken dat binnen de groep
die een beroep deed op de winterkoudeopvang minder sprake was van OGGZ-problematiek dan
bij de mensen die regulier in de maatschappelijke opvang verbleven. Jaarlijks waren er ongeveer
250 plaatsen nodig.
In de winter van 2014-2015 is de opvang anders van aard geweest dan in eerdere jaren. Belangrijke
reden hiervoor is het rapport van de ECSR over de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers (zie
hierboven), dat leidde tot een voorziening van bed, bad en brood voor deze groep. Het rapport
impliceerde dat de Nederlandse overheid iedereen die kwetsbaar is, moet voorzien in de basale
levensbehoeften: onderdak, voedsel en kleding. Om rechtsongelijkheid te voorkomen, besloot het
college op 16 december 2014 dat de winteropvang de gehele winter open zou zijn. Naast de
bestaande (en nog steeds van kracht zijnde) winterkouderegeling, was nu ook sprake van een
permanente winteropvang. Deze opvang vond plaats, net als vorig jaar, in het gebouw van de
voormalige Valeriuskliniek in stadsdeel Zuid en was open tot 15 maart 2015. Momenteel voert de
GGD een evaluatie uit naar de bezoekerssamenstelling van de afgelopen winterkoudeopvang,
waarbij ook een vergelijking met andere jaren wordt gemaakt. Deze evaluatie zal aan de
commissie Zorg voor bespreking worden voorgelegd in de eerste vergadering na het zomerreces.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
17
Extra druk op voorzieningen binnen de MO- en BW Keten 2.4
Naast de toenemende groep dak- en thuislozen die niet in aanmerking komt voor opvang in de
ketens maatschappelijke opvang en beschermd wonen, valt er ook een stijging waar te nemen van
de groep die wel degelijk in aanmerking komt. Hiernaast verschuift de cliëntengroep in de ketens
MO en BW – naast de bekende doelgroep is er groeiende instroom van mensen met een
zwaardere zorgvraag. Dit heeft te maken met de (on)toegankelijkheid van andere zorgketens,
maar ook met de strengere criteria die voor de MO en BW gelden.
2.4.1 Groei van aantal licht verstandelijk beperkten bij toegang MO
Er is een toenemend aantal mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) dat zich
aanmeldt bij de maatschappelijke opvang. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau
(SCP 2014) wijst erop dat een belangrijk deel van de oorzaak ligt in de toenemende complexiteit
van de samenleving. Het ontbreken van eenvoudig werk en de vele vaardigheden die nodig zijn om
zich te kunnen redden in de huidige samenleving maken dat mensen met beperktere vermogens
eerder dusdanig in de problemen komen dat de maatschappelijke opvang het laatste
toevluchtsoord is. Een andere oorzaak betreft de verscherpte indicatiestelling voor de Wet
langdurige zorg, waardoor opvang in de eigen sector moeilijker is geworden. In het voorjaar van
2015 voert de RVE Onderwijs, Jeugd en Zorg een onderzoek uit naar de wijze waarop de groep
licht verstandelijk beperkten momenteel begeleid en opgevangen wordt binnen de instellingen in
de stad. Wanneer deze ketens sluitend zijn, is de verwachting dat de instroom van deze groep in
de keten MO kleiner wordt. Een belangrijke taak binnen dit onderzoek is een scherp beeld te
verkrijgen van de grootte van deze groep en de wenselijkheid en beschikbaarheid van passende
opvang.
Tijdens dit onderzoek is – in de eerste maanden van 2015 – de gemeente geconfronteerd met
enkele tientallen jong volwassen Amsterdammers tussen 18 en 23 jaar met een licht verstandelijke
beperking die tussen wal en schip dreigen te vallen. Zij hebben een tijdelijk verblijf/behandeling in
een 24-uurs voorziening nodig, maar passen niet in het kader van de Wet langdurige zorg (Wlz),
noch binnen de Wmo. Na overleg tussen alle betrokken partijen heeft het ministerie van VWS de
kaders van de Wlz ruimer geïnterpreteerd – dit betekent dat een deel van de groep, namelijk
mensen met naast LVB ook gedragsproblemen, alsnog in aanmerking komt voor de Wlz.
Hiernaast erkent VWS dat ook voor de rest van deze groep opvang nodig is, maar bezint het zich
op de principiële keuze onder welk wettelijk kader (Wmo of Wlz) dat plaats moet gaan vinden. In
afwachting van een oplossing op de lange termijn is besloten deze groep tijdelijk een passende 24-
uursvoorziening aan te bieden. Amsterdam kiest hier voor het opvangen van de kwetsbare burger
in plaats van het volgen van de onvolledige regelgeving.
2.4.2 Meer mensen met zwaardere problematiek in ketens
Sinds een aantal jaar is de groep cliënten met een zwaardere problematiek in de maatschappelijke
opvang en het beschermd wonen groeiende, en de verwachting is dat dit in de nabije toekomst
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
18
nog verder zal toenemen. Deze ontwikkeling kent verschillende oorzaken. Ten eerste is er sprake
van een hogere drempel om toegang te krijgen tot het beschermd wonen. Cliënten met
Zorgzwaartepakketten 1 en 2 krijgen hier sinds 2012 geen toegang meer: zij moeten een beroep
doen op de extramurale begeleiding. Een tweede oorzaak voor de verzwaring van de
cliëntengroepen is de afbouw van het aantal klinische bedden in de GGZ. Er is landelijk
afgesproken dat 1/3e van alle klinische bedden voor 2020 afgebouwd dient te zijn. De verzekeraars
sturen er echter op dat dit al eerder gerealiseerd wordt, waardoor in Amsterdam de afgelopen
jaren veel klinische bedden zijn afgebouwd. Door deze afbouw worden cliënten alleen opgenomen
als een ambulant traject geen uitkomst biedt én verblijven ze korter in een kliniek. Deze
ontwikkeling heeft ertoe geleid dat een deel van deze groep eerder terecht komt in – met name –
het beschermd wonen. De verwachting is dat dit in de toekomst nog verder zal toenemen. Een
derde oorzaak wordt gevormd door de toenemende groep justitiële cliënten in de ketens. Justitie
heeft in de afgelopen jaren meer ingezet op het bieden van zorg na detentie, waardoor meer
cliënten met een strafrechtelijk kader zorg kregen. Dit wordt betaald vanuit justitie en verzorgd
door de aanbieders MO en BW. Als deze justitiële titel afloopt kan deze groep doorgaans nog niet
worden uitgeplaatst. Zij zullen in zorg blijven, maar dan onder het regiem van de Wmo. Dit
betekent een extra cliëntenstroom in de maatschappelijke opvang en het beschermd wonen.
Hiernaast gaat justitie de duurdere TBS plekken afbouwen – onder andere omdat dit minder vaak
door de rechter wordt opgelegd – en heeft daarvoor capaciteit in het beschermd wonen uitgebreid
en gaat deze nog verder uitbreiden. Het effect zal – opnieuw – zijn een zorgverzwaring van de
cliëntengroep.
2.4.3 Wachtlijst voor het instroomhuis groeit
De extra druk op de voorzieningen in de ketens zorgt op verschillende punten voor knelpunten.
Naast de wachtlijst voor de maatschappelijke opvang en het beschermd wonen zelf – waarover
meer in het volgende hoofdstuk – geldt dit ook voor het instroomhuis. In het instroomhuis kunnen
mensen terecht die voldoen aan de criteria voor een plaats in de maatschappelijke opvang. Samen
met de cliënt wordt hier bepaald welk type opvang iemand nodig heeft. Deze fase – het
instroomtraject – kan ook ambulant plaatsvinden, maar in veel gevallen is een verblijf in het
instroomhuis hiervoor noodzakelijk. Het instroomhuis, dat 48 verblijfplaatsen telt, kent echter een
wachtlijst. In april 2015 stonden hier 131 wachtenden op. Gemiddeld moeten cliënten tien
maanden wachten voor ze terecht kunnen in het instroomhuis. De aanbieders werken momenteel
samen met de gemeente aan een oplossing voor deze lange wachttijd. Eén van de maatregelen is
ook een instroomtraject mogelijk te maken in het passantenverblijf. Op deze wijze wordt het
aantal plaatsen geleidelijk uitgebreid van 48 naar 123.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
19
3 Opvang
Inleiding 3.1
Het hoofdstuk Opvang gaat in op de stand van zaken in de ketens beschermd wonen en
maatschappelijke opvang. Eerder is aangegeven dat een cliënt – om in aanmerking te komen voor
één van deze ketens – moet voldoen aan een aantal criteria, met name op het gebied van
psychiatrische problematiek, zelfredzaamheid en dakloosheid. Van de aanmeldingen binnen de
maatschappelijke opvang komt uiteindelijk 36% in aanmerking voor een plaats in een voorziening.
Voor het beschermd wonen is dit percentage veel hoger (86%) omdat hier aanmelding verloopt via
een verwijzer.5 Binnen de opvang speelt een aantal onderwerpen. Ten eerste zijn dit de
wachtlijsten en de uitstroom. Een tweede onderwerp dat we hier behandelen is het plan van
aanpak rond beschermd wonen. Beschermd wonen is één van de taken die vanuit de AWBZ zijn
overgeheveld naar gemeenten en kent een aantal specifieke uitdagingen. Hiernaast gaan we in op
de wijze waarop de zelfredzaamheidsmatrix als instrument kan dienen om de verbeterde
zelfredzaamheid tussen de in- en uitstroom uit de keten te meten.
Afbeelding 3. De fase opvang van de ketens MO en BW. Tijdens het plaatsingstraject staat iemand op
de wachtlijst. Hierbij is er wel sprake van overbruggingszorg, soms met eerste opvang.
5 Binnen de centrale toegang BW kunnen mensen na de eerste screening een second opinion
aanvragen.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
20
Aanmeldingen, wachtlijsten en uitstroom 3.2
3.2.1 Aanmeldingen
Tabel 2. Schatting van het aantal aanmeldingen en beschikkingen per jaar.
Maatschappelijke opvang Beschermd wonen6
Aantal aanmeldingen per jaar 12527 ca. 1040, waarvan 160 pgb
Aandeel positieve
beschikkingen
36% 86%8
Zowel bij het beschermd wonen als bij de maatschappelijke opvang melden mensen zich bij een
centrale toegang. Hier wordt bepaald of iemand in aanmerking komt voor de keten. Het aantal
aanmeldingen bij de centrale toegang voor maatschappelijke opvang lag in 2014 op ongeveer
1280 aanmeldingen, waarvan circa 36% in aanmerking kwam voor een voorziening binnen
maatschappelijke opvang.9 Voor beschermd wonen zijn enkel gegevens over het eerste kwartaal
van 2015 beschikbaar. In totaal zijn er in dit kwartaal 260 aanmeldingen geweest. 40 hiervan zijn
pgb, 220 zorg in natura. Geëxtrapoleerd naar het gehele jaar, zou dit neerkomen op een totaal van
1040 aanmeldingen, waarvan 160 pgb. Hoewel dit meer is dan verwacht (de verwachting was 800
aanmeldingen) is dit geen reden tot zorg. Het is goed mogelijk dat er nu wat meer aanmeldingen
zijn, omdat men vorig jaar heeft gewacht zich aan te melden. Het aantal pgb’s is wel
zorgwekkend. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaakt bij autismezorg en ambulante
verslavingszorg. Knelpunt is dat voor dit hoge aantal pgb’s geen budget is gereserveerd. Op basis
van de afgegeven beschikkingen krijgt 86% van de aanmeldingen een positieve beschikking.
3.2.2 Wachtlijsten
Wanneer iemand een beschikking heeft ontvangen voor een voorziening in de maatschappelijke
opvang of het beschermd wonen en op de veldtafel is behandeld, komt diegene terecht op de
wachtlijst voor één van de clusters. Daarnaast staan ook mensen op de wachtlijst die vanuit een
ander cluster kunnen doorstromen (bijvoorbeeld van intramuraal 24 uur naar begeleid wonen). In
onderstaande tabel is de grootte van de wachtlijst per cluster weergegeven in april 2015.
6 Deze gegevens zijn gebaseerd op het eerste kwartaal van 2015, geëxtrapoleerd naar het gehele jaar.
7 GGD, Monitor maatschappelijke opvang 2010-2014 (2015), p. 15.
8 Dit is op basis van 67 afgegeven beschikkingen.
9 Dit percentage is gebaseerd op het tweede semester van 2014, zie GGD, Monitor maatschappelijke
opvang, 2010-2014 (2015), p. 14.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
21
Tabel 3. Wachtlijsten per april 2015 en gemiddelde wachttijd voor MO
Maatschappelijke opvang Beschermd wonen
Wachtlijst Gemiddelde
wachttijd
Wachtlijst
Begeleid wonen
regulier
68 1,6 jaar Begeleid wonen
intensief
725 Groepswonen
regulier
44
1,1 jaar
Groepswonen
intensief
24u zorg regulier 132
1,1 jaar
24u zorg
intensief
Meerzorg regulier 13
0,3 jaar
Meerzorg
Intensief
De wachtlijst voor beschermd wonen vergt nadere uitleg. Dit is een erfenis die is meegekomen
met de decentralisatie van het beschermd wonen en heeft nog een voorlopige status. Het aantal
van 725 personen is namelijk gebaseerd op een combinatie van verschillende complexe
gegevensbronnen en is vervuild: er zitten dubbele namen in en een deel betreft mensen die om
verscheidene redenen al niet meer wachten. Bovendien zijn er sinds 1 januari nog beschikkingen
gekomen van vorig jaar, die dus ook op de wachtlijst moeten komen. De verwachting is dat na
verschillende opschoonacties de wachtlijst daalt.
Behalve de grootte van de wachtlijst is het belangrijk te weten hoelang mensen wachten. Dit is
afhankelijk van de uitstroom. Voor het beschermd wonen valt deze gemiddelde wachttijd niet te
bepalen, omdat er nog te weinig betrouwbare informatie is over de uitstroom (zie paragraaf 3.2.3).
Voor de maatschappelijke opvang gelden ook beperkingen op de kwaliteit van gegevens over de
uitstroom. De gemiddelde wachttijden noemen we dan ook onder voorbehoud.
3.2.3 Uitstroom
Om een beter inzicht te krijgen in de dynamiek van de wachtlijst, is het belangrijk te weten
hoeveel cliënten er jaarlijks uitstromen. Voor het beschermd wonen is deze informatie nog niet
beschikbaar, aangezien de gemeente pas sinds januari 2015 verantwoordelijk is voor deze taak. Uit
landelijk onderzoek van de brancheorganisatie voor beschermd wonen (de RIBW-Alliantie) komt
naar voren dat in 2013 de landelijke uitstroom 16 procent bedroeg.10
Dit is echter niet toepasbaar
op de huidige situatie in Amsterdam. Het Amsterdamse beschermd wonen kent namelijk een
specifieke cliëntengroep die afwijkt van de landelijke en een deel van de landelijke uitstroom gaat
in feite over doorstroom naar een andere voorziening. We kunnen dan ook pas een betrouwbaar
uitstroomcijfer geven in de loop van dit jaar, wanneer we voldoende gegevens hebben over 2015.
Dan is het ook pas mogelijk aan te geven hoelang mensen gemiddeld op de wachtlijst staan.
10
RIBW-Alliantie, Brancherapport RIBW Alliantie 2013. Resultaten en trends (2014) p. 3.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
22
Voor de maatschappelijke opvang zijn wel gegevens over uitstroom bekend, maar ook die
verdienen toelichting. Uitstroom uit maatschappelijke opvang kan op twee manieren worden
gemeten. De eerste is de uitstroom naar een zelfstandige woning, via de uitstroomtafel. Dit is een
centraal overleg waarbij wordt bepaald wordt welke cliënten er klaar voor zijn om zelfstandig te
gaan wonen, al dan niet met begeleiding. Na goedkeuring krijgt de cliënt via een
urgentieverklaring een woning op “proef” aangeboden, dit proefwonen wordt na een jaar
geëvalueerd waarna de woning op naam van de cliënt kan worden gezet. In 2014 kreeg 12% van de
volwassen cliënten in de MO met urgentie een beschikking over een zelfstandige woning via de
uitstroomtafel. De totale uitstroom is echter veel groter. Cliënten stromen immers ook op eigen
kracht uit naar een woning – op basis van wachttijd op woningnet - , belanden in detentie, gaan
inwonen bij familie of vrienden, overlijden, etc. Onderstaande tabel laat de uitstroom zien per
cluster. We zien dat de uitstroom hier een stuk hoger ligt dan die via de uitstroomtafel, behalve bij
het begeleid wonen. Meerzorg is hierbij een voorziening van bijzondere aard. De uitstroom is hier
hoog omdat er veel doorstroom uit de meerzorg naar de 24uurs zorg bestaat.
Tabel 4. De uitstroom uit de clusters Maatschappelijke
opvang, als percentage van de gemiddelde bezetting.
Cluster MO Uitstroom in 201411
Begeleid wonen 15%
Groepswonen 32%
24u zorg 28%
Meerzorg12 43%
Om de uitstroom te verhogen en op die manier de wachtlijsten te verkorten kan in twee richtingen
gekeken worden. Ten eerste moet uitstroom mogelijk zijn: er moeten voldoende woningen
beschikbaar zijn. Dit onderwerp wordt in het volgende hoofdstuk behandeld. Hiernaast dient de
zelfredzaamheid van de cliënten in de opvang zo goed mogelijk bevorderd te worden, zodat een
cliënt uiteindelijk zo zelfstandig mogelijk kan wonen. Een instrument om dit te meten is de
zelfredzaamheidsmatrix.
11
Dit percentage is tot stand gekomen door de gegevens over het tweede semester van 2014 te
verdubbelen. Er is hier ook sprake van doorstroom naar andersoortige voorzieningen. De uitstroom is
namelijk groter dan het aantal plekken dat vrijkomt. Op basis van een nadere analyse van de gegevens,
verzameld in het kader van de GGD, Monitor maatschappelijke opvang 2010-2014 (2015). 12
Meerzorg is bedoeld voor mensen die naast hun lage zelfredzaamheid of psychische beperkingen ook
somatische zorg nodig hebben.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
23
Zelfredzaamheid stijgt licht tijdens verblijf in MO 3.3
De monitor van de GGD over de maatschappelijke opvang gaat voor het eerst in op de
mogelijkheden die de zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) biedt. De matrix laat aan de hand van 11
leefgebieden, zoals inkomen, huisvesting en verslaving, de zelfredzaamheid van een cliënt zien.
Hij wordt ingevuld bij instroom in de keten MO, en daarna periodiek opnieuw afgenomen. De
scores worden vermeld in het registratiesysteem (Trajectus). De zelfredzaamheid wordt gemeten
binnen het zorgkader dat iemand ontvangt. Dus: zodra iemand in een voorziening voor
maatschappelijke opvang zit, scoort hij positief op het onderwerp ‘huisvesting’. Op basis van de
matrices is het mogelijk de gemiddelde zelfredzaamheid te bepalen van de groep die instroomt,
die verblijft en die uitstroomt. De eerste resultaten maken de verandering van de ZRM inzichtelijk
van een groep van 210 mensen die in het tweede semester van 2014 in de MO zat, en waarvan ook
een ZRM ten tijde van hun aanmelding beschikbaar is. De score in de MO is voor alle
levensgebieden beter dan ten tijde van hun aanmelding. Zo verbeteren de scores op verslaving,
geestelijke gezondheid, inkomen en maatschappelijke participatie aanzienlijk.13
Plan van Aanpak beschermd wonen 3.4
In de vorige voortgangsrapportage Maatschappelijke opvang, die op 8 december 2014 in de
vergadering van de raadscommissie ZS is behandeld, is uiteengezet wat beschermd wonen is en
hoe de transitie naar de gemeente plaatsvindt. In deze voortgangsrapportage zetten we de
belangrijkste uitgangspunten nog eens op een rij, geven de stand van zaken weer en laten we zien
welke stappen de komende tijd worden ondernomen.
De grondgedachte rond de transitie van het beschermd wonen was om eerst zorg te dragen voor
continuïteit van zorg en dienstverlening om daarna, maar wel zo snel mogelijk, inhoud te geven
aan de opdracht om participatie te bevorderen. De uitgangspunten hierbij waren:
- De komende twee jaar wordt gewerkt met financiering op basis van subsidie.
- De toegang tot beschermd wonen verloopt via dezelfde route als die naar de
maatschappelijke opvang.
- In het beschermd wonen worden dezelfde instrumenten ingezet als in de
maatschappelijke opvang. Denk hierbij aan de zelfredzaamheidsmatrix en het trajectplan.
- Het budget voor dagbesteding wordt ontvlochten uit het budget voor beschermd wonen
en ingebracht in het stedelijk budget voor dagbesteding.
Drie zaken hadden prioriteit. Ten eerste de financiering van de instellingen, ten tweede de eigen
bijdrage van cliënten en ten derde de organisatie van de toegang. De eerste twee zaken zijn in de
vorige rapportage al voldoende toegelicht – hierover vallen geen nieuwe ontwikkelingen te
melden.
De organisatie van de toegang zal in de loop van 2015 zijn definitieve vorm krijgen. Deze toegang
is momenteel volledig ingericht en toegerust: 11 instroomfunctionarissen, van verschillende
aanbieders, nemen de aanmeldingen in behandeling. Zij staan hierbij onder leiding van een
13
GGD, Monitor maatschappelijke opvang 2010-2014 (GGD 2015) p. 32-33.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
24
kwartiermaker. Voor het aanmeldproces zijn specifieke beslisinstrumenten ontwikkeld, die
stapsgewijs bepalen of en voor welke vorm van beschermd wonen iemand in aanmerking komt.
De locatie van de centrale toegang is het instroomhuis, waar ook de centrale toegang van de
maatschappelijke opvang zich bevindt. Dit zijn momenteel nog twee gescheiden stromen.
Wanneer cliënten binnenkomen bij MO maar behoren tot BW (en vice versa) is overdracht
geregeld. Zoals in het ketenschema aan het begin van deze voortgangsrapportage is te zien, zijn
de ketens maatschappelijke opvang en beschermd wonen zoveel mogelijk identiek ingericht. Bij
beide is sprake van een indeling in vier clusters: begeleid wonen, groepswonen, 24u zorg en
meerzorg.
Medio 2015 wordt het toegangsproces beschermd wonen geëvalueerd – deze evaluatie zal worden
betrokken bij de volgende voortgangsrapportage. Hierin zal in ieder geval aan de orde komen of
de nu ingerichte processen efficiënt en effectief verlopen en of de taken goed zijn verdeeld. Breder
zullen we in deze evaluatie ook de vraag betrekken of de toegang van het beschermd wonen
samen kan gaan met die van de maatschappelijke opvang, en wellicht ook met andere
‘toegangssystemen’, zoals die voor zwerfjongeren, gezinnen en wijkzorg. Ook zal er aandacht
worden besteed aan de gesignaleerde knelpunten tussen de verschillende financieringssystemen,
zoals de Wlz en de Zorgverzekeringswet.
Naast de evaluatie wordt er momenteel ook gewerkt aan een ontwikkelagenda voor de komende
jaren. Eerste stap hierin is het formuleren van een visie op de toekomst – dit vindt plaats in
samenspraak met de belangrijkste aanbieders. Deze visie zit als bijlage bij deze
voortgangsrapportage. Hiernaast heeft de staatssecretaris de opdracht gegeven aan de
centrumgemeenten (die samenwerken in de organisatie van het beschermd wonen) om een plan
van aanpak op te stellen met alle betrokken partijen waarin visie, doelstellingen en gewenste
resultaten samenkomen. Dit plan van aanpak zal zowel gaan over het beschermd wonen als de
maatschappelijke opvang. Het zal gereed zijn voor het eind van jaar 2015.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
25
4 Uitstroom
Inleiding 4.1
Eerder in deze rapportage is naar voren gekomen dat de doorstroom in de ketens
maatschappelijke opvang en beschermd wonen op meerdere plaatsen stagneert. Mensen die in
aanmerking komen voor een plaats in de maatschappelijke opvang moeten vaak eerst wachten op
een plaats in het instroomhuis. Vervolgens zijn er opnieuw wachtlijsten voor de verschillende
voorzieningen. Ten slotte moeten mensen die in aanmerking komen om de keten te verlaten,
opnieuw wachten. Deze wachttijd stijgt bovendien de laatste jaren. In 2012 moest een persoon
die in aanmerking kwam voor een woning gemiddeld 2,5 maand wachten op een woning. In 2014
is dit opgelopen tot 5,7 maanden, en de laatste maanden is het gestegen tot 7 maanden.14 In deze
periode blijven mensen dus aangewezen op de voorziening waar ze verblijven. Dit is voor henzelf
onwenselijk, maar ook voor de gemeente. Een plaats in de MO is immers duur en dient alleen
besteed te worden aan mensen die het nodig hebben. De belangrijkste knelpunten die de
uitstroom verhinderen zijn de schuldenproblematiek en het tekort aan geschikte woningen. In dit
hoofdstuk worden deze problemen én de aanpak geschetst.
Afbeelding 4. De fase uitstroom. Mensen verlaten de ketens via de veldtafel, maar ook op andere
manieren. Belemmeringen van uitstroom zijn het tekort aan woningen en de hardnekkigheid van de
schuldenproblematiek.
14
GGD, Monitor maatschappelijke opvang 2010-2014, p. 32
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
26
Hardnekkige schulden verhinderen uitstroom: probleemschets en 4.2
aanpak
4.2.1 Probleemschets
Problematische schulden vormen door de hele keten maatschappelijke opvang een hardnekkig
probleem. Aan de voorkant zijn schulden in samenhang met andere problemen één van de
belangrijkste oorzaken van dakloosheid. Aan de andere kant laat de uitvoeringspraktijk in de
maatschappelijke opvang zien dat schulden een belemmering vormen voor de uitstroom van
mensen uit voorzieningen. Immers, om in aanmerking te komen voor een zelfstandige woning is
een stabiele situatie op het gebied van schulden een randvoorwaarde. Veel mensen bereiken deze
stabiele situatie echter niet snel, terwijl ze op andere gebieden wel vooruitgang boeken. Dit heeft
ten eerste te maken met de aard van de schulden. Zo zijn sommige schulden niet te saneren of is
er sprake van fraudeschulden waardoor een minnelijke regeling of een traject via de Wet
Schuldsanering Natuurlijke Personen niet mogelijk is. Ook kan de oorzaak van schulden liggen in
functiebeperkingen van de cliënt waardoor zij niet in staat zijn financieel zelfredzaam gedrag aan
te leren en vol te houden. Dit uit zich onder meer in het maken van nieuwe schulden. Op deze
manier houdt het ene probleem het andere in stand. Hierdoor is een reëel knelpunt ontstaan: de
crisis is voorbij, mensen zijn in principe klaar om uit te stromen uit de maatschappelijke opvang,
maar moeten blijven omdat de schuldensituatie nog niet stabiel is. Om dit probleem aan te pakken
willen wij de samenwerking tussen maatschappelijke opvang en schuldhulpverlening versterken.
4.2.2 Aanpak
In 2012 is de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening van kracht geworden. De gemeente
Amsterdam heeft toen beleidsregels schuldhulpverlening vastgesteld en een nieuwe werkwijze in
de schuldhulpverlening ingevoerd. In het kader van het ‘Aanvalsplan armoede Amsterdam’ (april
2015) van het college is gestart met een programma schuldhulpverlening, waarvan het doel is de
effectiviteit van de schuldhulpverlening te verhogen. In dit kader zal de komende jaren de
toegankelijkheid van de schuldhulpverlening voor kwetsbare doelgroepen verbeterd worden. De
focus ligt hierbij op de volgende zaken:
1. Bij cliënten in de MO wordt de schuldhulpverlening eerder gestart dan nu vaak het
geval is.
2. De samenwerking in de keten wordt versterkt. Een goed samenspel tussen FIBU,
schuldhulpverlening en begeleiders van de instelling vormt het belangrijkste middel
om dit doel te realiseren. Woonbegeleiders in de instellingen en de medewerkers van
de schuldhulpverlening gaan nauw samenwerken, waarbij ze direct aan de start van
het traject gezamenlijk inzetten op het beheersbaar maken van de schulden en het
toe leiden naar schuldhulpverlening.
3. Wij onderzoeken nu hoe de huidige samenwerking van schuldhulpverlening op de
locatie van Ingeest in stadsdeel Zuid breder toegepast kan gaan worden in andere
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
27
stadsdelen, om te beginnen in West (ABC Combiwel en Arkin) en Centrum (Centram
en Arkin).
4. Ontwikkeling van aangepast groepsaanbod voor de MO en OGGZ doelgroep. Er zijn al
enkele initiatieven bij HVO en de FIBU. Dit kan verder ontwikkeld worden.
5. De FIBU biedt schuldhulpverlening voor de OGGZ cliënten die in budgetbeheer zitten.
Dit wordt voortgezet.
6. Door een samenwerkingsverband van de Regenboog Groep, Humanitas, MEE AZ en
maatschappelijke dienstverlening zijn een aantal “grip op je geld” inloopspreekuren
gestart in stadsdelen Nieuw-West en Zuidoost. Deze spreekuren staan open voor alle
buurtbewoners, maar er is extra aandacht voor bezoekers met een beperking. Hier
kunnen ook MO-cliënten met hun begeleiders gebruik van maken.
Tekort aan betaalbare woningen verhindert uitstroom: 4.3
probleemschets en aanpak
4.3.1 Probleemschets
Amsterdam kent een grote vraag naar betaalbare sociale huurwoningen. De wachttijd voor
regulier woningzoekenden is in 2015 opgelopen naar tien jaar. Maar ook de wachttijd voor
mensen met een urgentieverklaring is fors vergroot. Zo is de gemiddelde wachttijd vanuit de
MO opgelopen van 2,5 maand begin 2012 naar 5,7 maand eind 2014.15 De laatste maanden is
de wachtlijst en de wachttijd snel verder aan het oplopen. Eind 2014 stonden er in totaal 78
huishoudens op de wachtlijst bij de veldtafel uitstroom, eind april 2015 waren dit er al 117 en
was de wachttijd 7 maanden. Tijdens de wachttijd verblijven mensen in een MO voorziening.
Dit is voor henzelf onwenselijk, maar ook voor de gemeente. Een plaats in de MO kost immers
minimaal 10.000 euro per jaar.
De oorzaak ligt in twee richtingen: meer mensen die met een urgentieverklaring de
woningmarkt betreden, en een lager aanbod van betaalbare sociale huurwoningen. De
grootste toename van mensen met een urgentieverklaring komt door de taakstelling die het
Rijk de gemeente Amsterdam heeft opgelegd om in 2015 1.375 statushouders te huisvesten.
Ter vergelijking: in 2014 zijn er in Amsterdam 400 statushouders gehuisvest. De verwachting is
dat in 2015 een verdere een toename zal plaatsvinden van het aantal mensen dat voor
urgentie in aanmerking komt. Naast de groep statushouders zijn dat onder meer: mensen met
een sociaal-medische urgentie, met een stadsvernieuwingsurgentie, slachtoffers van huiselijk
geweld en mensen uit de maatschappelijke opvang en het beschermd wonen.
De tweede verklaring voor het tekort aan woningen is de daling van het aantal vrijkomende
sociale huurwoningen: van jaarlijks circa 10.000 in 2004 naar 6.027 in 2014. Van deze 6.027
woningen zaten er ongeveer 3.800 onder de aftoppingsgrens.16 Het grootste deel van de
15
GGD, Monitor maatschappelijke opvang 2010-2014 (2015), p. 32. 16
De aftoppingsgrens is voor 2015 vastgesteld op €403,06. Voor het deel van de huur boven de
aftoppingsgrens wordt geen of minder huurtoeslag verstrekt.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
28
mensen met een urgentieverklaring maakt gebruik van deze woningen. De daling van het
aanbod is onder andere het gevolg van keuzes die corporaties maken om uitvoering te geven
aan Rijksbeleid. Daarnaast zijn er de afgelopen jaren weinig sociale huurwoningen gebouwd in
Amsterdam.
4.3.2 Aanpak
De krapte op de woningmarkt hangt af van factoren die grotendeels niet in de invloedsfeer van
de gemeentelijke overheid liggen. Zo kan de gemeente woningbouw stimuleren, maar bouwt
ze zelf geen woningen. Ook de huurontwikkeling valt niet onder gemeentelijk beleid, maar
hangt af van beslissingen op Rijksniveau. Toch zijn er ook op gemeentelijk niveau maatregelen
te nemen. De gemeente hanteert in haar aanpak verschillende oplossingsrichtingen. Ten
eerste stimuleert de gemeente het toewijzen van huurwoningen aan kwetsbare groepen door
de corporaties. Een middel dat hierbij wordt ingezet, is om duidelijk zichtbaar te maken hoe de
afzonderlijke corporaties zich voor dit doel inspannen en om deze inspanning ook tussen de
corporaties te communiceren. Dit heeft de afgelopen jaren geleid tot een stijging van het
aantal toegewezen sociale huurwoningen aan mensen in de MO: van 135 in 2010 tot 214 in
2014.17
Voor 2015 tot 2018 maakt de gemeente nieuwe afspraken met de corporaties over
levering van sociale huurwoningen aan doelgroepen. Ook is het voornemen om nog
intensiever met de corporaties samen te werken, niet alleen voor de vrij komende woningen,
maar ook voor innovatieve oplossingen.
Herstartstudio’s
Ten tweede wordt met de middelen van de motie Hoek18
Herstartstudio’s gerealiseerd om de
doorstroom binnen de maatschappelijke opvang te bevorderen. In 2014 zijn 31 herstartstudio’s
gerealiseerd. De komende tijd zal dit aantal naar verwachting oplopen. Voor de zomer van
2016 worden 100 herstartstudio’s opgeleverd. Daarnaast zijn we in gesprek met eigenaren en
ontwikkelaars over nog 160 herstartstudio’s op meerdere locaties. De uitkomst van deze
gesprekken is onzeker. De oplevering van deze studio’s is tussen eind 2015 en eind 2017.
Nieuwbouw
Naast deze ontwikkeling zet Amsterdam ook in op reguliere nieuwbouw. In het Actieplan
wonen 2014-2018 is de afspraak gemaakt om de bouw van woningen op te voeren: in 2018
moeten er jaarlijks 500 woningen in de sociale sector bijkomen. Een deel van deze woningen
zal toevallen aan mensen met een urgentie, zoals mensen die uitstromen uit de
maatschappelijke opvang, maar ook de statushouders.
Gezamenlijke aanpak van huisvestingsvraagstukken
17
GGD, Monitor maatschappelijke opvang 2010-2014 (2015), p. 32. Onder deze 214 vallen zowel
volwassenen die uitstromen via de veldtafel, maar ook gezinnen, tienermoeders en zwerfjongeren. Zie
de bijlage bij deze voortgangsrapportage. 18
Motie 347 Hoek en Poorter, 2012, twee miljoen incidenteel voor extra woonvoorzieningen voor
begeleid wonen in de maatschappelijke opvang.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
29
Tot op heden vond de aanpak van het woningvraagstuk binnen de gemeente gescheiden
plaats voor de verschillende doelgroepen: er werd apart gewerkt aan huisvesting voor
ouderen, voor studenten en jongeren, statushouders en voor de maatschappelijke opvang.
Onder verantwoordelijkheid van de wethouder Wonen en de wethouder Zorg is in maart 2015
afgesproken om een verregaande samenhang aan te brengen in de vier
huisvestingsprogramma ’s voor de hierboven genoemde doelgroepen. De totale vraag wordt
in kaart gebracht en verwerkt in alle programma’s in de stad: de transformatieteam van
bestaande panden, nieuwbouwprojecten, afspraken met de woningbouwcorporaties over de
bestaande woningvoorraad en innovatieprogramma´s. De krachtenbundeling zorgt voor een
optimaal gebruik van de mogelijkheden om woonplekken te realiseren. Deze aanpak kan
gezien worden als een zeer vruchtbare spin off van de uitwerking van de motie Hoek.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
30
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
31
5 Preventie
In de voorgaande hoofdstukken hebben we een keten beschreven die kraakt in haar voegen. De
instroom is groot, de uitstroom niet groot genoeg. Er zijn ook oplossingsrichtingen beschreven,
die met name gericht zijn op het verbeteren van de doorstroom en uitstroom van mensen uit de
keten. Het loont echter ook om naast deze verbeteringen goed te kijken naar manieren om te
voorkomen dat mensen in de ketens maatschappelijke opvang en beschermd wonen belanden. In
dit laatste hoofdstuk beschrijven we twee denkrichtingen: meer aandacht voor preventie en een
andere kijk op wonen. Deze twee punten worden meegenomen in het Plan van aanpak
Beschermd Wonen/Maatschappelijke Opvang..
Voorkom plaatsing in de keten 5.1
Een zwaardere nadruk op preventie is nodig om de instroom in de opvang en een beroep op
beschermd wonen te verkleinen. Momenteel is het zo dat in Amsterdam nog steeds grote
aantallen mensen jaarlijks een beroep doen op voorzieningen, om daar vervolgens lange tijd te
verblijven en slechts met veel moeite uit te stromen. Zou het niet beter zijn om een impuls te
geven aan een beleid waarbij het verlies van zelfredzaamheid niet langer betekent dat men ook
alle zekerheden verliest? In het verleden hebben verschillende preventiemaatregelen zich
bewezen. Zo heeft de Vroeg Er op Af-methodiek een enorme bijdrage kunnen leveren aan de
vermindering van het aantal uithuiszettingen. Binnen dit kader kunnen we denken aan een
Actieplan Preventie Dakloosheid waarin aandacht is voor in ieder geval de volgende aspecten:
1. Een versterkte signaleringsfunctie van de Maatschappelijke Opvang. Zaken die
elders niet goed gaan, komen uiteindelijk terecht bij de maatschappelijke opvang.
Hierboven is genoemd hoe de toename van aanmeldingen van LVB-jongeren
heeft geleid tot een succesvolle signalering van een nieuw probleem en het
adresseren van de geëigende partijen. Die signaleringsfunctie kan versterkt
worden, bijvoorbeeld door op structurele basis knelpunten en systeemfouten te
agenderen voor overleg met de verwijzers.
2. We kunnen nieuwe preventiemaatregelen ontwikkelen en deze systematischer
inzetten. Gedacht kan worden aan mediation (bemiddeling), Eigen Kracht
Conferenties en een intensivering van het Laatste Kans beleid (waarbij mensen
niet uit huis worden gezet maar op de woning blijven en daar onder voorwaarden
een nieuwe kans krijgen).
3. We gaanmet de recent ontwikkelde lokale wijkzorgnetwerken, Samen Doen
teams en OKT-teams beter verkennen hoe we gezamenlijk bevorderen dat
kwetsbare mensen niet ‘uitburgeren’ maar in hun omgeving blijven en daar zorg
en begeleiding krijgen. Met die nieuwe teams en netwerken ligt er immers een
kans om preventie beter vorm te geven.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
32
Directe plaatsing in een woning 5.2
Een andere kijk op wonen kan helpen om ketenproblemen op te lossen. In Amsterdam is een
experiment uitgevoerd met Housing First, een aanpak waarbij mensen met zware problematiek
direct op een woning worden geplaatst en optimaal worden aangesproken op hun
zelfredzaamheid. Het hebben van instabiele schulden, het gebruik van middelen en de
aanwezigheid van psychiatrische problematiek vormen binnen deze aanpak geen belemmering
voor plaatsing in een woning. De enige harde voorwaarden betreffen het betalen van de huur en
het gedragen als een goed huurder. Een intensieve, integrale begeleiding draagt bij deze aanpak
zorg voor een ongestoord verblijf. Na vijf jaar is het experiment geëvalueerd door de universiteit
van Nijmegen. Meer dan tachtig procent van de deelnemers bleek zich op de woning te kunnen
handhaven.
Op dit moment worden cliënten die hun zelfredzaamheid hebben verloren dus ruwweg op twee
manieren tegemoet treden:
• Men wordt in een serie voorzieningen geplaatst waar men geleidelijk aan een betere
plaats verdient door goed gedrag.
• Men wordt direct aangesproken op maximale zelfstandigheid door plaatsing op een
woning, waar men kan blijven, met intensieve begeleiding.
Het is belangrijk om met elkaar te verkennen of het zinvol is naar een dominante benadering te
gaan: die waarbij zelfstandigheid direct optimaal wordt aangesproken. Daarbij moet natuurlijk in
acht worden genomen dat deze benadering niet altijd voor alle cliënten geschikt zal zijn. Daar
waar permanent toezicht nodig is om de veiligheid te garanderen, blijft plaatsing in een 24 uurs
voorziening geboden. Voor zo’n dominante benadering zijn natuurlijk plaatsen nodig waar men
zelfstandig kan wonen. Dat kunnen woningen zijn, maar ook studio’s en/of wooncontainers.
Er zit ook een financieel aspect aan deze benadering. Het bieden van Housing First is in principe
goedkoper dan een opnameplaats met 24 uurs toezicht. Dit wordt zichtbaar in tabel 1 op pagina 9.
De 24 uurs zorg met toezicht zit in het cluster 24 uurs zorg intensief (ruim €59.000 per cliënt per
jaar), Housing First in het cluster Begeleid wonen intensief (ruim €39.000,- per cliënt per jaar). Een
sterker inzetten op Housing First draagt dus ook bij aan een efficiënte inzet van middelen.
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
33
Bijlagen
1. GGD, Monitor maatschappelijke opvang 2010-2014 (maart 2015)
2. Gemeente Amsterdam, ‘Visie beschermd wonen’ (zomer 2015)
3. Gemeente Amsterdam, ‘Managementrapportage maatschappelijke opvang en
beschermd wonen’ (april 2015).
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
34
Gemeente Amsterdam
Voortgangsrapportage maatschappelijke opvang en beschermd wonen
Versie
21 mei 2015
35
top related