analyseer, leer en integreer social media€¦ · social media is in opkomst, waar bijna iedereen...
TRANSCRIPT
Joyce Kroep, Kevin Rietman en Nienke Terpstra
09-06-2014
SAXION ENSCHEDE ACADEMIE MENSEN EN MAATSCHAPPIJ
Analyseer, Leer en Integreer social media
Een onderzoek naar de ontwikkelingsbehoefte van medewerkers omtrent social media
gebruik binnen Ambiq
Bachelorrapport SPH
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
2
Leerpakket 9.2 Bachelorrapport SPH
Namen studenten en studentnummers: Kevin Rietman 149955
Joyce Kroep 148247
Nienke Terpstra 147707
Klas: EMM3V92C
Opleiding: Sociaal Pedagogisch Hulpverlening
Begeleider Saxion: Karin Kremer-Baars
Begeleiders Ambiq: Paulien van Rijswijk en Angeline Zwiers
Toetscode: T.AMM.37554
Academie Mens en Maatschappij
Saxion Enschede
Enschede,
09-06-2014
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
3
VOORWOORD
Voor u ligt het bachelorrapport van drie studenten (oftewel onderzoekers) genaamd:
Joyce Kroep, Kevin Rietman en Nienke Terpstra. Het betreft een onderzoek, dat is
uitgevoerd in opdracht van Ambiq betreffende het thema social media. De onderzoekers
hadden affiniteit met de opdracht, aangezien het een actueel thema is binnen de
maatschappij. Social media is in opkomst, waar bijna iedereen mee te maken krijgt,
waaronder de doelgroep licht verstandelijk beperkten (LVB).
De opdrachtgever heeft ons duidelijk gemaakt, dat er steeds meer vragen werden
gesteld rondom het begeleiden van LVB cliënten in social media gebruik. Hierdoor is dit
onderzoek tot stand gekomen, wat voornamelijk bedoeld is voor de begeleiders van
Ambiq, aangezien zij directe begeleiding bieden aan de cliënten. Daarbij kan dit
document ook interessant zijn voor andere medewerkers binnen Ambiq, wanneer zij
meer willen weten over de reeds aanwezige competenties van begeleiders en/of er
ontwikkelingsbehoefte is op het gebied van dit thema. Verder kan dit document fungeren
als informatiebron, waarbij men verschillende inzichten kan vergaren over social media,
dit in combinatie met hoe men hier begeleiding in kan geven.
Ook willen wij op deze manier een aantal personen bedanken voor hun medewerking aan
dit onderzoek. Allereerst Karin Kremer- Baars, docent bij het Saxion en de
opdrachtgevers binnen Ambiq: Paulien van Rijswijk en Angeline Zwiers. Zij hebben ons
bij de totstandkoming van dit rapport ondersteund in de uitvoering en ons goede
begeleiding geboden, door onder andere het geven van zinvolle feedback. Tot slot willen
wij de medewerkers binnen Ambiq bedanken voor hun tijd, openheid en medewerking
aan de interviews.
Joyce Kroep
Kevin Rietman
Nienke Terpstra
Enschede, juni 2014
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
4
SAMENVATTING
In de huidige samenleving is social media haast niet meer weg te denken, zo ook binnen
de organisatie Ambiq. Vanuit Ambiq is de opdracht gegeven om onderzoek te doen naar
dit actuele thema. Hierbij is in kaart gebracht wat de reeds aanwezige competenties
zijn van begeleiders, maar is ook geïnventariseerd wat de ontwikkelingsbehoefte is op
het gebied van het begeleiden van LVB- jongeren in social media. Naast bovenstaande
doelstellingen richt dit onderzoek zich op de vraag: “Welke ontwikkelingsbehoefte hebben
medewerkers van Ambiq betreffende het begeleiden van LVB’ers op het gebied van social
media gebruik?”. Om deze vraag te beantwoorden is er een kwalitatief- inventariserend
onderzoek uitgevoerd, waarbij er gebruik is gemaakt van zowel literatuur, als de mening
en beleving van de medewerkers van Ambiq.
In dit onderzoek is uitgegaan van de volgende definitie omtrent social media: “Het delen
van (persoonlijke en zakelijke) informatie door middel van sociale netwerken,
collaboration, (micro-)blogging en multimedia”. Daarnaast is beschreven welke
mogelijkheden en risico’s er zijn betreffende het social media gebruik door LVB’ers.
Enkele voorbeelden van voordelen zijn: het leggen/onderhouden van contacten, het leren
concentreren en het leren samenwerken. Een belangrijk nadeel is het verkeerd
interpreteren van de communicatie. Vervolgens is beschreven waar begeleiders rekening
mee dienen te houden in de begeleiding ten aanzien van cliënten, die gebruik maken van
social media. Dit zijn onder andere: de beroepscode, privacy, legitimering en de
voorbeeldfunctie die zij hebben ten aanzien van de cliënt.
De onderzoekseenheden waarop dit onderzoek betrekking heeft zijn: de begeleiders, de
clustermanagers en de orthopedagogen. De begeleiders, omdat zij zorg dragen voor het
primaire zorgproces. Aangezien de clustermanagers verantwoordelijk zijn voor de locatie
voor zijn/haar medewerkers, zijn deze ook betrokken in de steekproef. Daarnaast zijn de
gedragswetenschappers hier ook in meegenomen, aangezien zij betrokken zijn bij het
zorginhoudelijke proces. De steekproef is getrokken uit diverse locaties van verschillende
regio’s, om zo een compleet mogelijk beeld te krijgen van de meningen en belevingen
van de begeleiders. Om willekeurig een medewerker binnen Ambiq te selecteren is er
door de onderzoekers gebruik gemaakt van een online lotingsysteem. Ten behoeve van
het onderzoek zijn er eerst zeven verkennende interviews afgenomen. Op deze manier
kon er niet alleen geïnventariseerd worden of er sprake was ontwikkelingsbehoefte, maar
diende deze interviews ook ter verdieping van de vragen voor de vervolginterviews.
Uiteindelijk zijn er drieëntwintig interviews afgenomen.
De interviews geven weer welke competenties begeleiders bezitten, tegen welke situaties
zij aanlopen en welke ontwikkelingsbehoefte zij hebben. Deze interviews zijn verwerkt
aan de hand van een labelschema. Dit labelschema is geanalyseerd en verwerkt in de
resultaten. Uit de resultaten kan geconcludeerd worden, dat het merendeel van de
medewerkers/begeleiders zich zou willen ontwikkelen op het gebied van kennis. Dit
betreft algemene kennis, kennis rondom de werking van social media en kennis rondom
hulpmiddelen. Op het verlengde hiervan, wil men zich ook ontwikkelen in de
vaardigheden, onder andere: gesprekstechnieken, computervaardigheden, handelen ten
aanzien van online pestgedrag, maar ook het op nuttige wijze inzetten van social media.
Op basis van de resultaten zijn aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen hebben
betrekking op het vormen van een beleid en/of protocol. Hierin kan gedacht worden aan
het aanstellen van een taakhouder per team. Daarnaast wordt de aanbeveling gedaan
om een verdiepende slag met betrekking tot het oplossingsgericht werken te maken ten
aanzien van de begeleiders, die werkzaam zijn in de regio Hengelo en wellicht Ambiq
breed. Een andere aanbeveling is het door middel van het opstellen van een pagina (op
interaqct) en het creëren van een app, waarop de benodigde informatie over social media
te vinden is voor medewerkers en/of ouders.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
5
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING ...................................................................................................................... 6
1.1 Aanleiding .................................................................................................................. 6
1.2 Doelstelling, vraagstelling en deelvragen ....................................................................... 7
1.3 Projectkader .............................................................................................................. 7
1.4 Leeswijzer ................................................................................................................. 8
2. THEORETISCH KADER ...................................................................................................... 9
2.1 Typen social media ..................................................................................................... 9
2.2 De mogelijkheden en risico’s van social mediagebruik voor LVB-jongeren ......................... 10
2.3 Factoren waar rekening mee gehouden dient te worden in de begeleiding van LVB’ers
rondom social media ........................................................................................................ 11
2.4 Andere onderzoeken .................................................................................................. 15
2.5 Conclusie .................................................................................................................. 16
3. ONDERZOEKSMETHODOLOGIE ......................................................................................... 18
3.1 Onderzoekstype ......................................................................................................... 18
3.2 Onderzoeksmethode .................................................................................................. 18
3.3 Onderzoekseenheden ................................................................................................. 18
3.4 Dataverzameling........................................................................................................ 19
3.5 Procedure ................................................................................................................. 19
3.6 Data- analyse ............................................................................................................ 20
3.7 Validiteit ................................................................................................................... 20
3.8 Betrouwbaarheid ....................................................................................................... 21
3.9 Ethische verantwoording ............................................................................................. 22
3.10 Samenvatting .......................................................................................................... 22
4. RESULTATEN .................................................................................................................. 18
4.1 Competenties van de begeleiders ................................................................................. 23
4.2 Situaties in de begeleiding .......................................................................................... 25
4.3 Ontwikkelingsmogelijkheden ....................................................................................... 26
4.4 Samenvatting ............................................................................................................ 26
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .................................................................................... 28
5.1 Conclusies deelvragen ................................................................................................ 28
5.2 Conclusie hoofdvraag ................................................................................................. 30
5.3 Aanbevelingen ........................................................................................................... 30
5.4 Zwakte- en sterkteanalyse .......................................................................................... 31
5.5 Discussie .................................................................................................................. 33
Literatuurlijst ..................................................................................................................... 35
BIJLAGE A: Overeenkomst onderzoeksopdracht
BIJLAGE B: Evaluatieformulier opdrachtgever BIJLAGE C: Toestemmingsformulier BIJLAGE D: Vragenlijst interview BIJLAGE E: Deel van het labelschema BIJLAGE F: Beoordelingsformulier
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
6
1. INLEIDING
In dit hoofdstuk komt het onderzoek aan de orde, waarbij twee hoofddoelen zijn
geformuleerd. De twee hoofddoelen zijn: het in kaart brengen van de reeds aanwezige
competenties en het inventariseren van de ontwikkelingsbehoeften bij medewerkers van
Ambiq, betreffende het begeleiden van LVB'ers in social media gebruik. De inleiding start
met een aanleiding van het onderzoek. Vervolgens komen de doel-, vraagstelling,
deelvragen en het projectkader aan bod. Tot slot wordt de leeswijzer van het onderzoek
gepresenteerd.
1.1 Aanleiding
Er wordt in onze huidige samenleving steeds meer gebruik gemaakt van social media. De
mogelijkheden hiervoor ontwikkelen zich continu. Uit cijfers blijkt dat Nederland, samen
met Denemarken en Zweden, tot de top drie behoort van landen in de Europese Unie, die
het meest gebruik maken van social media (Van den Bighelaar & Akkermans, 2013). Zo
blijkt uit een recent onderzoek, dat veel huishoudens in de Europese Unie toegang
hebben tot een vorm van social media. Facebook, Twitter, Wikipedia en Blogs zijn enkele
voorbeelden van social media (Huijskens, 2010; Vermeend, 2012; Yu, 2013). Het betreft
hier het gebruik van social media in alle leeftijdscategorieën. In dit onderzoek ligt de
focus op het gebruik van social media door LVB – jongeren, binnen een dienstverlenende
instelling. Uit cijfers blijkt dat 93% van de jongeren in de leeftijdscategorie van twaalf tot
achttien jaar gebruik maakt van social media. Voor de jongeren in de leeftijdscategorie
van achttien tot vijfentwintig jaar is dit 98% (Van den Bighelaar & Akkermans, 2013). De
vraag is echter of iedereen met deze ontwikkelingen om kan gaan en/of de veiligheid
voor iedere gebruiker gewaarborgd blijft. Social media biedt kansen, maar heeft ook
bepaalde risico’s. Dit geldt in sterkere mate voor jongeren met een licht verstandelijke
beperking (LVB). Door middel van social media kan een sociaal netwerk eenvoudiger
opgebouwd en onderhouden worden met familie en vrienden. Met behulp van begeleiders
zouden zij zichzelf kunnen presenteren op de arbeidsmarkt. Daarnaast kan men social
media gebruiken ter ontspanning, door te kijken naar videoclips of door het spelen van
interactieve spelletjes (Kloosterman, 2013). Aan de andere kant is het de vraag of zij de
consequenties overzien van het gebruik van social media. Over het algemeen is deze
doelgroep vatbaarder voor cyberpesten en hebben deze mensen in het echte leven
moeite met het inschatten van de intenties van een persoon, laat staan als dit verloopt
via social media. Door de afwezigheid van non- verbale communicatie kan geschreven
tekst op verschillende manieren opgevat worden. LVB’ers kunnen hierdoor makkelijk
slachtoffers worden van mensen met verkeerde intenties (Dekker, Scheepers & op ’t
Veld, 2012). Een vraag is echter, zien zij bijvoorbeeld wat de risico’s van het plaatsen
van bepaalde foto’s op Facebook is? Hoe bepalen zij de integriteit van degene, die hen
als vriend bestempelt via de pc, telefoon of tablet?
De LVB-jongeren zijn vaak gelieerd aan een dienstverlenende organisatie. Derhalve
komen ook zij met de ontwikkelingen van social media in aanraking. De mogelijkheden
en risico’s van het gebruik van social media zijn ook bij hen niet onopgemerkt gebleven.
Steeds meer organisaties verrichten onderzoek naar specifieke effecten van het gebruik
met betrekking tot hun doelgroep. Zij passen hun beleid aan op bovenstaande
beschreven ontwikkelingen. Binnen het LVG-Platform Twente wordt bijvoorbeeld een
integrale aanpak, kennis en kunde op het gebied van social media met elkaar gedeeld.
Preventie Partners Twente (PPT) (2013) biedt diverse voorlichtingen, die gericht zijn op
social media gebruik, met als doel meer mediawijsheid. Hierbij kan gedacht worden aan
workshops over preventie van social media of het uitnodigen van professionals van PPT
binnen de organisatie. Veel organisaties kijken nu naar de kennis en vaardigheden van
hun medewerkers op dit gebied. Zo ook Ambiq. In 2013 zijn er al twee onderzoeken
gedaan naar de kennis en vaardigheden van de medewerkers op het gebied van social
media. Deze onderzoeken hebben zich vooral gericht op jouw omgeving (platform binnen
Ambiq) en social media voor werkdoeleinden. Wat hieruit naar voren is gekomen wordt
beschreven in hoofdstuk twee, paragraaf 2.6.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
7
Naast het organisatieniveau komen ook de begeleiders van de organisaties, die LVB-
jongeren begeleiden en ondersteunen met de thematiek in aanraking. In dit onderzoek
betreft het de begeleiders van Ambiq. De opdrachtgever geeft aan dat de begeleiders
binnen Ambiq vragen stellen over social media en hierdoor lijkt er vraag te zijn naar
bijscholing (Huijskens, 2010). De kennis en vaardigheden van de begeleiders betreffende
de inzet, het gebruik en de begeleiding in social media lijken niet toereikend te zijn. De
eerder gedane onderzoeken zijn als uitgangspunt gebruikt binnen dit onderzoek. De
focus in dit onderzoek ligt op de vraag hoe begeleiders op een passende manier
begeleiding kunnen bieden aan LVB’ers op het gebied van social media. Er is
geïnventariseerd wat de visie van medewerkers is op social media gebruik en welke
behoefte er is voor bijscholing.
1.2 Doelstelling, vraagstelling en deelvragen
De doelstelling is beschreven aan de hand van korte- en lange termijn doelstellingen.
Op de korte termijn worden reeds aanwezige competenties van begeleiders in kaart
gebracht en er wordt geïnventariseerd wat de ontwikkelingsbehoefte is op het gebied van
het begeleiden van LVB-jongeren in social media.
Op de langere termijn moet dit uitmonden in een bijscholingstraject voor begeleiders
binnen Ambiq.
Bovenstaande doelstellingen hebben geleid tot de volgende hoofdvraag:
Welke ontwikkelingsbehoefte hebben begeleiders van Ambiq betreffende het begeleiden
van LVB’ers op het gebied van social media gebruik?
Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn er deelvragen opgesteld, welke verdeeld
zijn in theoretische en praktische deelvragen. De theoretische deelvragen zijn
beantwoord in hoofdstuk twee en gebruikt om de vragenlijst voor de interviews op te
stellen. Voor het beantwoorden van de praktische deelvragen is data verzameld door
middel van de interviews. De resultaten hiervan zijn te vinden in hoofdstuk vier.
Theoretische deelvragen
1. Welke typen social media zijn toegankelijk en geschikt voor LVB’ers?
2. Wat zijn de mogelijkheden en risico’s van social mediagebruik voor LVB-jongeren?
3. Met welke factoren dient rekening gehouden te worden in de begeleiding van
LVB’ers op het gebied van social media?
Praktische deelvragen
4. Welke competenties bezitten de begeleiders op het gebied van social media?
5. Tegen welke situaties lopen begeleiders aan in het begeleiden van LVB’ers op het
gebied van social media?
6. Welke ontwikkelingsmogelijkheden zien begeleiders van Ambiq in het begeleiden
van LVB’ers in het gebruik van social media?
1.3 Projectkader
Dit onderzoek is verricht binnen Ambiq. Deze organisatie biedt gespecialiseerde zorg aan
mensen met een licht verstandelijke beperking en bijkomende problematiek. Met als
doel, dat ook zij zo zelfstandig mogelijk als een volwaardige burger, kunnen participeren
in de maatschappij. Binnen de hulpverlening richt Ambiq zich vooral op de mogelijkheden
van het kind, de jongere of de volwassene en komt de hulpverlening in dialoog tot stand.
Het bevorderen van de ontwikkeling, gevoel van eigenwaarde en het welzijn van de
jongere staat centraal. Ambiq heeft echter nog geen eenduidige visie over social media
gebruik (Ambiq, 2014). De voornaamste methodiek, die binnen Ambiq gebruikt wordt is
de oplossingsgerichte methodiek. Volgens opvoedingspraktijk Vleuterweide (2014) ligt de
nadruk vooral op de gewenste situatie van de jongere (toekomstgericht). Ook komt dit
aan de orde in de kernwaarden, die Ambiq hanteert, namelijk: samenwerkend, resultaat-
en toekomstgericht (Ambiq, 2014).
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
8
Dit onderzoek heeft zich gericht op medewerkers in diverse begeleidingsvormen, onder
andere op: zeer intensieve behandelgroepen, intensieve behandelgroepen, gezinshuizen,
volwassenzorg, dagbehandeling en de ambulante tak. Door eerder onderzoek, dit betrof
een aanbevelingsrapport (Van der Zande, 2013), is in kaart gebracht welke competenties
de begeleiders hebben. In dit onderzoek is geïnventariseerd wat de
ontwikkelingsbehoeften van de begeleiders zijn betreffende het begeleiden van cliënten
op het gebied van social media gebruik.
1.4 Leeswijzer
Het bachelorrapport begint met een samenvatting. Deze samenvatting geeft een
overzicht van de inhoud van het rapport. In het eerste hoofdstuk komen de aanleiding,
doelstelling, vraagstelling en projectkader aan bod. Het tweede hoofdstuk geeft antwoord
op de theoretische deelvragen middels literatuur. Vervolgens wordt in hoofdstuk drie het
onderzoeksontwerp toegelicht, waarin de onderzoeksmethode, onderzoekstype,
onderzoekseenheid, dataverzameling en analyse, ethische verantwoording, validiteit en
betrouwbaarheid centraal staan. In hoofdstuk vier worden de resultaten van dit
onderzoek beschreven. Tot slot worden in hoofdstuk vijf conclusies en aanbevelingen
geformuleerd.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
9
2. THEORETISCH KADER In dit hoofdstuk komen de theoretische deelvragen aan de orde. Welke typen social
media zijn er? De mogelijkheden en risico’s voor de doelgroep LVB en waar men rekening
mee dient te houden in de begeleiding (van social media). Deze deelvragen zijn
noodzakelijk om inzichtelijk te krijgen, aan welke competenties een hulpverlener moet
voldoen, om zo een cliënt degelijke begeleiding te kunnen bieden. Elke deelvraag wordt
door middel van literatuurstudie beantwoord. De theoretische inzichten zijn gebruikt om
het instrument vorm te geven.
2.1 Typen social media
Volgens Huijskens (2010) is social media een belangrijk communicatiemiddel, waar men
in deze tijd niet meer onderuit komt. Tegenwoordig maakt praktisch iedereen er gebruik
van, privé maar ook zakelijk. Doordat het social media zo toegankelijk is, maakt ook de
LVB’er hier gebruik van. Volgens Robbins en Coulter (2011) hebben ook LVB’ers de
behoefte om kennis, verhalen en ervaringen te delen. Ze willen mee participeren binnen
de maatschappij en niet buitengesloten worden. Hieronder zullen enkele typen van social
media beschreven worden, die al dan niet geschikt zijn voor LVB’ers.
2.1.1 Sociaal netwerken
Sociaal netwerken, is een vorm waarbij men zichzelf online presenteert. Dit houdt in dat
het niet per definitie gaat om de berichten die men verstuurt naar anderen, maar hoe
men het profiel onderhoudt en hoe men zichzelf daarbij presenteert. Hierbij gaat het om
het aangaan van nieuw contact of het onderhouden van al bestaande contacten en/of
relaties (Huijskens, 2010; Vermeend, 2012; Yu, 2013).
Een voorbeeld is Facebook. Dit middel is deels geschikt voor de LVB’er, daar zij contact
kunnen leggen en onderhouden met familie en/of vrienden. Daarnaast kunnen zij nieuwe
contacten leggen. Het leggen van nieuwe contacten kan bijdragen aan het omgaan met
sociale contacten, maar er kleven ook risico’s aan vast. Deze risico’s gelden voor iedere
gebruiker van Facebook, maar heeft een LVB’er door zijn/haar beperking minder
vermogen om oorzaak gevolg te zien, dus ook het risico, tevens is dit beschreven in
paragraaf 2.2. Op deze site maakt men een profiel aan, waar men elkaar als ‘vrienden’
kunnen accepteren (Huijskens, 2010). Dit betreffen dan vrienden uit ‘het echte leven’,
maar dit kunnen ook nieuw opgedane kennissen zijn. Dit profiel is dan een soort van
tijdlijn, waarin men belangrijke gebeurtenissen, maar ook berichten, foto’s en/of video’s
met elkaar kan delen. LVB’ers kunnen lid worden van bepaalde netwerken, programma’s,
bedrijven, maar ook acteurs (Vermeend, 2012).
Een voorbeeld van social media dat nog meer geschikt kan zijn voor LVB’ers is LinkedIn.
LVB’ers kunnen op deze voor hen enigszins gestructureerde wijze een profiel maken,
waarbij zij zichzelf op de arbeidsmarkt kunnen profileren. Werkervaring, opleiding en
kwaliteiten staan hierbij centraal op een profiel. Verder kunnen zij op deze wijze ook
contacten leggen en onderhouden met het werkveld, die voor hen zeer toegankelijk is.
Zij zullen hier echter wel begeleiding in nodig hebben, aangezien deze doelgroep niet
altijd het overzicht heeft van wat handig is om op zo’n profiel te zetten en wat niet
(Huijskens, 2010).
2.1.2 (Micro-)Blogging
Het bloggen stamt uit de tijd, dat internet populair werd en gebruikers als het ware hun
dagboek online weergaven. Een pagina waarop men kan lezen wat die persoon
meemaakt en dit wil delen. Daarop kan men als lezer een reactie achter laten (Huijskens,
2010). Deze blogs zijn inzetbaar bij LVB’ers, echter is het grote nadeel dat deze blogs
openbaar zijn. Eventuele consequenties die door LVB’ers niet overzien worden, zoals
veiligheid en privacy, zijn een belangrijk punt. Dit maakt dat zij dit beter in een veiligere
omgeving horen te doen. Een omgeving die beter beveiligd is en waarbij men de privacy-
instellingen beter kan waarborgen.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
10
Een ander voorbeeld is Twitter, waar men een summier profiel aan kan maken en korte
berichten kan plaatsen. Deze worden gelezen door de zogenaamde followers. Als men de
berichten van een ander wil lezen, volgt men als het ware een ander. Praktisch gezien
abonneert men zich op het profiel van die andere persoon (Vermeend, 2012). Twitter is
een vorm, die ook geschikt zou kunnen zijn voor LVB’ers, waarbij zij de mogelijkheid
hebben om de berichtjes te beschermen voor mensen die hun profiel niet volgen. Op
deze wijze zouden zij ook in contact kunnen zijn en blijven met hun omgeving. Dit is
echter in opvolging van Facebook, meestal niet erg diepgaand, waardoor de meerwaarde
afneemt.
2.1.3 Collaboration
Dit staat voor een platform om kennis en ideeën met andere mensen te delen. Hierbij
gaat het erom, dat gebruikers samenwerken aan het eindproduct. (Huijskens, 2010;
Vermeend, 2012; Yu, 2013). Een voorbeeld hiervan is Wikipedia. Als men op internet
naar informatie over een bepaald onderwerp zoekt, is Wikipedia vaak de eerste site die
bovenaan staat. Dit platform biedt ook LVB’ers de mogelijkheid gemakkelijk informatie te
vinden over het onderwerp dat zij zoeken. De betrouwbaarheid wordt echter in twijfel
getrokken door veel mensen, aangezien iedereen informatie toe kan voegen. LVB’ers
kunnen ook informatie toevoegen (delen) en gebruiken van deze site. Het bedrijf heeft
controleurs in dienst, die de kwaliteit waarborgen (Huijskens, 2010). Deze controleurs
verifiëren de informatie, die er op gezet wordt en passen deze waar nodig aan indien de
informatie niet correct is.
Een specifieker platform binnen Ambiq is ‘Jouw Omgeving’. Dit is een platform, waarbij
de cliënt een eigen account krijgt. Dit account is dan gekoppeld aan de behandeling van
de cliënt. De cliënt bepaald daarbij hoe zijn/haar account eruit gaat zien en wie zijn/haar
berichten kan zien. Op deze wijze wordt getracht het contact makkelijker te laten
verlopen, waarbij alle betrokkenen op de hoogte blijven van de ontwikkelingen. Als de
cliënt de behoefte heeft om van zich af te schrijven, kan deze in ‘Jouw Omgeving’ een
dagboek bijhouden. Het belangrijkste aspect van dit platform is, dat dit eenvoudig
aangepast kan worden op het niveau van de cliënt. Daarnaast is het in een veiligere
omgeving opgezet (binnen Ambiq). Ook kan ter aansluiting op de mogelijkheden van de
cliënt pictogrammen ingezet worden (Venenberg & van Dijk, 2014).
2.1.4 Multimedia
Hierbij dient gedacht te worden aan het bekijken en delen van alle vormen van
multimedia. Muziek, filmpjes of foto’s. Youtube is een voorbeeld, waar men filmpjes,
muziek of een combinatie van beiden kan delen. YouTube is zeer toegankelijk op
internet, waardoor de behoefte om te ontspannen snel bevredigd kan worden. Het nadeel
voor LVB’ers is, dat er veel reclames getoond worden. Dit kan leiden tot extra aankopen
voor deze doelgroep. Men kan niet geregistreerd, maar ook geregistreerd gebruik maken
van Youtube. Niet geregistreerde gebruikers kijken vaak filmpjes of muziek.
Geregistreerde gebruikers delen als het ware hun ‘playlist’. Daarnaast kan men als
geregistreerde gebruiker een reactie achter laten. Wil men de filmpjes van een gebruiker
blijven volgen, dan abonneert men zich daarop (Huijskens, 2010; Vermeend, 2012; Yu,
2013).
De definitie van het gebruik van social media, die voor dit onderzoek gebruikt wordt, is
als volgt omschreven: “Het delen van (persoonlijke en zakelijke) informatie door middel
van sociale netwerken, collaboration, (micro-)blogging en multimedia”.
2.2 De mogelijkheden en risico’s van social mediagebruik voor LVB-jongeren Jongeren gebruiken internet, als een primair medium onder andere om te leren
communiceren, maar ook om contact te leren leggen met leeftijdsgenoten (Entrea,
2011). Volgens Mediawijzer.net en Stichting Mijn Kind Online (2013) hebben jongeren
daarbij een hekel aan registreren. Wanneer er een prijs gewonnen kan worden, is dit
echter anders en geven ze de gegevens zonder te denken aan privacy.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
11
Kinderen zijn over het algemeen ongeduldig, kunnen niet zoeken, houden geen rekening
met betrouwbaarheid van informatie en kunnen dit hierdoor minder goed beoordelen. Ze
lezen stukken tekst niet, maar scannen dit als het ware. Uit onderzoek blijkt ook dat
voorgelichte kinderen op internet voorzichtiger zijn (Mediawijzer.net & Stichting Mijn Kind
Online, 2013).
Veel kinderen of jongeren maken gebruik van internet, maar uiteindelijk wint het face-to-
face contact nog steeds van het online contact (Entrea, 2011). Het blijkt ook dat er
verschil is in gebruik tussen jongens en meiden. Jongens gamen voornamelijk en zoeken
onderdelen. Meiden chatten en zoeken naar mode (Mediawijzer.net & Stichting Mijn Kind
Online, 2013).
Verder zijn er over het algemeen vier typen gebruikers te onderscheiden:
1.Traditionalisten; deze zijn actief wanneer nodig.
2.Gamers; die uitgaan van samen leren en spelen.
3.Netwerkers; die zich richten op vriendschappen en relaties.
4.Producenten; die zijn gericht op het maken, bouwen en ontwikkelen (Entrea, 2011).
Social media brengt mogelijkheden, maar ook risico’s met zich mee. Daarom is het
belangrijk om te weten welke dit zijn. Op deze manier kan er rekening meegehouden
worden in de begeleiding. Jongeren met een verstandelijk beperking komen evenals
jongeren zonder een beperking in aanraking met social media. In onderstaande tabel zijn
de risico- factoren en de mogelijkheden beschreven, die men tegenkomt op het gebied
van social media.
Tabel 1: mogelijkheden en risicofactoren gebruik social media
Mogelijkheden
Risico- factoren
Cognitieve vaardigheden verbeteren Sluikreclame
Kennisverwerking wordt verbeterd Mensen met slechte intenties
Samenwerking (samen gamen) Cyberpesten
Leren concentreren Overschatting
Aansluiting krijgen bij de groep Te veel informatie krijgen
Doorzettingsvermogen (blijven proberen
een level in een game te halen)
Slaapwaak- cyclus wordt beïnvloed
Makkelijk contacten onderhouden Interpretaties
Mensen op een efficiëntere manier
bereiken
Minder sociale contacten
Kan zelf bepalen wanneer hij/zij contact
zoekt
Minder face-to-face contact
Zelf bepalen wie toegevoegd,
geblokkeerd of verwijderd wordt.
Leidt af van werkzaamheden/
schoolprestaties nemen af
Informatie inwinnen/ Advies vragen Verslaving
Ontspanning/tijdverdrijf Privacy (informatie blijft op het internet)
Jongeren die minder vaardig op sociaal
vlak zijn, compenseren dit door via social
media te communiceren.
Door pesten of uitsluiting kan men
depressieve gevoelens ervaren
De wet biedt bescherming Grenzen vervagen
De wet (strafrechtelijk) (Delfos & Meere, 2007; Delfos, 2012; Eshof, 2012; Poort,2013 en RTL Nieuws, 2013).
2.3 Factoren waar rekening mee gehouden dient te worden in de begeleiding
van LVB’ers rondom social media
Als er gesproken wordt over het begrip social media dient men te beschikken over
competenties. Competenties bestaan uit kennis, vaardigheden en houding. Spencer en
Spencer (zoals geciteerd in “Competentiedenken”, z.j.) geven de volgende definitie aan
het begrip kennis en vaardigheden. Kennis is de informatie die een persoon beschikt om
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
12
zijn beroep goed uit te kunnen oefenen en is veelal niet zichtbaar, maar kan wel getoetst
worden. Het vermogen om een lichamelijke en/of geestelijke prestatie neer te zetten
wordt ook wel het bezitten van vaardigheden genoemd en wordt zichtbaar in de manier
waarop iemand zich gedraagt. Volgens Kerp (2009) is houding, oftewel attitude, “hoe wij
denken, voelen en handelen ten opzichte van iets of iemand” (p.18).
Belangrijke competenties bij kennis, houding en vaardigheden omtrent het begeleiden
van cliënten, die gebruik maken van social media, worden hieronder beschreven.
2.3.1 Voorbeeldfunctie
Ouders worden over het algemeen, als belangrijkste begeleidende personen gezien.
Vervolgens komen de docenten, als tweede. Jongeren signaleren dat ouders niet altijd zo
computer begaafd zijn, maar gaan daarbij wel uit dat ouders ze begrenzen. Kinderen en
jongeren willen regels en bescherming. Ze vinden het niet erg als ouders en docenten op
ze letten (uitzonderingen daargelaten). Ze vragen er soms zelf om en lezen zelfs
chatgesprekken ter bescherming van hunzelf. Ouders worden hierdoor ook gerustgesteld.
Bij het begrenzen is de rol van de ouder belangrijk. Dit heeft te maken met de
afhankelijkheid van hun kennis en het bewustzijn van social media (virtuele milieu).
Daarbij zijn jonge ouders, ouders die samen met hun kinderen op internet zitten en
jonge ouders die pubers opvoeden bezig met het kritisch kijken naar het
computergebruik van hun kinderen. Ouders die te weinig kennis hebben op het gebied
van social media zijn vaak te bang dat ze zinloos grenzen stellen, waardoor ze niet
begrenzen. Dan zal er opvoedingsverlegenheid gaan ontstaan. Ouders kunnen met
gestelde waarden en normen een grote invloed uitoefen op hun kinderen, dit ook op het
gebied van social media (Delfos & Meere, 2007). Als jongeren in een 24- uurs (behandel)
groep leven, zal de begeleider in overleg met de ouder/opvoeder de begeleiding rondom
opvoedingstaken en social media moeten waarborgen. Naast deze taken hebben zij een
voorbeeldfunctie ten aanzien van de cliënt. Zij zullen naar de cliënt en zijn/haar ouders
moeten laten zien, dat je een voorbeeldfunctie hebt en dit ook uitstralen. Men kan hierbij
denken aan bepaalde kleding, die ze dragen als ze aan het werk zijn. Teams kunnen
hiervoor bijvoorbeeld een kledingvoorschrift opstellen. Ook bepaalde gedragingen laten
zien hoe begeleiders omgaan met cliënten en haar ouders. Daarbij kan men denken aan
respect tonen, uitgaan van zelfstandigheid, de zelfredzaamheid van de cliënt en het
rekening houden met het IQ en de beperkingen van de cliënt. Een aantal voorbeelden
van gedragingen kunnen zijn: dat men niet discrimineert (zowel begeleiders, als de cliënt
niet), een begeleider mag geen agressiviteit accepteren en neemt geen initiatief tot
agressieve gedragingen. Verder zullen de begeleiders het bespreekbaar moeten maken
(cliënten onderling) en zal men werk en privé gescheiden moeten houden. Ze dienen te
weten wat normaal is en wat niet normaal is in de maatschappij, daarbij zal er tussen de
begeleider en de cliënt een overeenstemming moeten komen. Verder moet er nagedacht
worden over, wat wel en niet kan. Een voorbeeld kan zijn dat de begeleider zit te appen,
terwijl cliënten het niet mogen. Het is van belang dat ze cliënten leren en laten zien hoe
men zich dient te gedragen in de maatschappij. Verder is taalgebruik een belangrijk
onderdeel van de voorbeeldfunctie. De begeleider zal op het niveau van de cliënt moeten
praten, niet schelden, duidelijk praten, enzovoort (Bijvoet, Breg, Dekker, Lewakabessy
en Smit, 2001). Jongeren nemen snel het taalgebruik van begeleiders over. Volgens
Kimball en Kim (2013) is het van belang dat begeleiders ook in verband met de
voorbeeldfunctie die zij hebben, nadenken over wat zij allemaal op social media zetten.
De vragen die zij zichzelf hierbij horen te stellen, zijn als volgt:
1. Welke informatie wil ik delen? Men dient dan na te denken over de eventuele
consequenties. Is deze informatie belangrijk, schadelijk, beschermd, enz.
2. Waarom wil ik deze informatie delen? Men dient na te denken over het doel van het
delen van deze informatie.
3. Wie moet deze informatie zien? Wie ziet deze informatie en wie zou deze informatie
moeten zien? Kunnen cliënten deze informatie zien, hoort dat bij het doel?
4. Waar wil ik deze informatie delen? Wil ik dat op Twitter, Facebook of bijvoorbeeld een
intern social media? Is dit passend bij het doel van social media (Kimball & Kim, 2013).
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
13
2.3.2 Vertrouwen
Als Ambiq op een goede wijze begeleiding wil bieden in social media, zal er sprake
moeten zijn van vertrouwen. Ook veiligheid speelt daar een belangrijke rol in. Een
jongere kan pas leerervaringen op doen, wanneer er sprake is van vertrouwen en
veiligheid (Remmerswaal, 2007). Dit houdt in, dat een grote mate van vertrouwen
belangrijk is in het begeleiden van jongeren in social media gebruik. Over het algemeen
zijn de handelingen, die jongeren verrichten niet zichtbaar en vraagt dit een andere
houding van de hulpverlener. Egan (1976) geeft aan dat de hulpverlener een gevoel van
vertrouwen moet creëren, zodat de jongere zich begrepen voelt. Hierbij is empathie een
belangrijk onderdeel. Door empathie te tonen wordt bewerkstelligd, dat de hulpverlener
moeite doet om de jongere te begrijpen. Hierdoor is er sprake van een betere aansluiting
bij de belevingswereld van de jongere en zal hij of zij sneller over social media in gesprek
gaan. Volgens Erikson (1950) is er sprake van een ‘basic trust’, wat inhoudt dat er een
fundamenteel vertrouwen moet zijn, als basis voor de verdere ontwikkeling. Tot slot zijn
begeleiders het spil voor jongeren, die residentieel verblijven of dagbehandeling krijgen.
De manier waarop afspraken gehanteerd worden is van belang voor de ontwikkeling,
maar ook voor het voortbestaan van de bijkomende gedragsproblemen (Zijlmans,
Embregts, Gerits, Bosman & Derksen, 2009). Er moet gezorgd worden voor een veilige,
maar ook positieve leeromgeving. De hulpverlener dient de jongere met een LVB te
motiveren, waardoor het zelfvertrouwen kan groeien. Een veilige en positieve
leeromgeving komt tot stand door aandacht te creëren aan de werkrelatie tussen zowel
de hulpverlener, als de jongere.
2.3.3 Communicatie
LVB’ers hebben een beperkt werkgeheugen. Het werkgeheugen slaat zowel informatie
op, maar bewerkt deze informatie ook. Hierdoor denken LVB’ers moeilijker en hebben ze
meer moeite met leren, dan jongeren zonder LVB. Ook blijft de ontwikkeling van het
taalbegrip en taalgebruik achter (De Beer, 2012). LVB’ers hebben een minimale
woordenschat en hebben moeite met (verbale) informatieverwerking door het beperkte
geheugen. Hierdoor is het belangrijk dat de communicatie wordt afgestemd op de LVB’er
door onder andere: het taalgebruik te versimpelen, visuele ondersteuning en door te
toetsen of de jongere het begrepen heeft wat er is gezegd (Zoon, 2012). Volgens de Beer
(2012) is het belangrijk om rekening te houden met dit beperkte taalbegrip. Dit kan door
de communicatie aan te passen. Korte zinnen en geduld opbrengen, aangezien bepaalde
aspecten vaker uitgelegd moeten worden, voordat een LVB´er het begrijpt.
Om succesvol te kunnen communiceren met LVB’ers over social media gebruik, dienen
begeleiders rekening te houden met bepaalde aspecten. Zo dienen begeleiders volgens
De Beer (2012) gebruik te maken van korte en concrete zinnen tijdens de uitleg over
social media. Men dient daarbij rekening te houden met het niveau van communiceren
van de cliënt. Tijdens het uitleggen dienen begeleiders te voorkomen, dat zij van de hak
op de tak springen. In dit geval is het prettiger voor de cliënt om één onderdeel van
social media per keer te behandelen, waarna herhaling zal plaatsvinden. Indien nodig en
aangepast aan het niveau van de cliënt kunnen deze onderdelen verdeeld worden in
stappen.
Het tempo dient aangepast te worden aan de cliënt, waarbij de begeleider geduld dient
te tonen, als deze het onderdeel dat behandeld wordt rondom social media nog niet
begrijpt. Ook kun je als begeleider gebruik maken van stiltes. Hierdoor heeft een LVB’er
de kans om alle informatie te verwerken. Daarnaast is het van belang, dat de begeleider
begrip toont, ook wanneer de cliënt een fout maakt. De begeleider dient uit te leggen
aan de cliënt, dat het ook anders kan. Op deze manier wordt de cliënt meer inzicht
verschaft indien dit nodig is. Echter dienen zij de mening van de cliënt wel serieus te
nemen. Een belangrijk punt is, dat het voor de cliënt kan helpen om met pictogrammen
te werken om iets te onthouden. Als dit aansluit bij de cliënt kan een begeleider hier
gebruik van maken. Als laatste punt is het van belang om als begeleider oprechte
betrokkenheid te tonen bij de cliënt (de Beer, 2012).
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
14
2.3.4 Privacy
Kennisnet en Mijn Kind Online willen een beleid voor online privacy stimuleren. Men wil
niet het juridische aspect benadrukken, maar het fundamentele aspect. Dit betekent dat
men het recht heeft om zelf te bepalen welke data wordt verzameld, wie wat weet en wie
toegang heeft tot de data. Diverse instanties beperken zich tot de minimale wettelijke
verplichte vraag om toestemming te vragen van ouders. Dit moet volgens de Wet
Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Als de instantie toestemming heeft van ouders,
heeft de instantie het recht en is het juridisch gezien niets dat hen in de weg kan staan.
Een voorbeeld is het toestemming krijgen van een ouder om een foto van hun zoon op
een site te zetten. Begeleiders dienen inzicht te hebben in wat de consequenties zijn van
de toestemming, die ouders ze gegeven hebben. De zoon kan na tien jaar nog steeds zijn
foto zien in de dataverzameling, terwijl hij dat misschien niet eens wil. Het woord privacy
wordt vaak in verband gebracht met een juridisch begrip, maar het is eigenlijk een
fundamenteel onderdeel van wie je bent. Een aantal gebieden onder andere: je eigen
gevoelens, gedachten en verlangens geven het recht jezelf te mogen zijn. Men denkt niet
meer na over de rechten van een kind. Iedereen heeft het recht om te bepalen wat er
online over hem/haar wordt neergezet. Als een begeleider een foto of filmpje plaatst,
ontneemt die in principe het recht van de jongere die erop staat. Daarbij is de vraag wie
het recht heeft om te beslissen over de privacy van een ander (Steenman, 2014).
Verder willen jongeren veel communiceren met vrienden, dit kan goed op het internet
omdat het een eenvoudig communicatiemiddel is. Het is ook een makkelijk middel om
vrienden te zoeken. Daarbij speelt privacy een belangrijke rol, omdat jongeren vaak niet
genoeg stil staan bij het internetgebruik en ze geven zich snel bloot. Dit mede omdat ze
onvoldoende inzichten hebben omtrent het gebruik. Een begeleider dient rekening te
houden met het privacyaspect en dient ze daar waar nodig in te begeleiden.
Er zijn een aantal manieren hoe begeleiders om kunnen gaan betreffende het social
media gebeuren. Een aantal van deze manieren worden op een rijtje gezet:
- Praat met de kinderen als ze op internet zitten. Vraag wat ze mee maken en hoe ze bij
bepaalde informatie komen. Hierdoor wordt er vertrouwen gewonnen, waardoor het kind
eerder naar je toe komt en verteld wat ze doen.
- Belangrijk is dat er afspraken wordt gemaakt betreffende tijdsafspraken, wanneer mag
iemand op de computer en waar voor mag de computer gebruikt worden.
- Zorg dat de computer op een zichtbare plaats staat, zodat er zicht op is waar het kind
mee bezig is.
- Er kan een filter worden geïnstalleerd, zodat kinderen niet op bepaalde sites kunnen.
Daarbij is het wel belangrijk om te vertellen waarom (beschermen tegen ongepaste
beelden) het filter geïnstalleerd is.
- Vertel aan kinderen wat sharing programs zijn. Deze programma’s kunnen deuren open
voor spyware en virussen. Zorg dat de computer een anti- virus programma heeft om dit
te voorkomen (Clicksafe, 2014).
2.3.5 Legitimering
Binnen de beroepscode van de jeugdzorgwerker zijn er een aantal raakvlakken met de
competenties voor het werken met social media. De volgende competenties in de
beroepscode zijn van belang: De jeugdzorgwerker moet de cliënt tot zijn recht laten
komen. Belangrijk is dat de begeleider hierbij ook rekening houdt met de wereld van
social media. Social media is zo verweven in deze tijd, dat ook hierin de cliënt tot zijn
recht hoort te komen. Zij dienen naar gelang de mogelijkheden hier ook gebruik van te
maken. Het bevorderen van zijn ontwikkeling is hierbij van belang, zodat cliënten weten
om te gaan met social media, als zij geen begeleiding meer ontvangen. Ook zal de
jeugdzorgwerker moeten oefenen om zijn beroep deskundig uit te voeren op het gebied
van actuele kennis en de ontwikkelingen in de jeugdzorg. Het op de hoogte blijven van
social media, is belangrijk, zodat je de cliënten ook kunt blijven begeleiden. De cliënten
horen met vragen over dit onderwerp ook bij de begeleider terecht te kunnen. Verder zal
de jeugdzorgwerker de cliënt moeten respecteren, gelijk moeten behandelen en dient
deze ze te helpen bij opvoedings- en ontwikkelingsvragen. Dit maakt dat de
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
15
jeugdzorgwerker om dient te kunnen gaan met de kwetsbaarheid, groeiende
zelfstandigheid en de eigen verantwoordelijkheden van de cliënt.
Andere competenties die van toepassing zijn: overeenstemming en instemming voor hulp
en dienstverlening. Dat wil zeggen, dat jeugdzorgwerkers met de cliënt en ouders in
gesprek gaat om tot overeenstemming te komen omtrent de hulp- en dienstverlening.
Hieronder valt ook het social media gebruik. Begeleiders dienen af te stemmen met
ouders wat zij belangrijk vinden in de opvoeding, dus ook in de begeleiding. Vanuit het
systeemgericht werken binnen Ambiq, zullen zij daar meer bij aan dienen te sluiten. De
jeugdzorgwerker dient op de hoogte te zijn van de macht en afhankelijkheid rondom de
relatie met de cliënt en zij dient deze aan te kunnen passen waar nodig. Dit heeft met
name betrekking op het beperken van het gebruik van social media. Dit dient goed
verantwoord te zijn, want de begeleider mag zijn macht niet misbruiken.
Tot slot dient de jeugdzorgwerker goed om te kunnen gaan met informatie van ouders,
cliënt en organisatie, rekening houdende met privacy, waarbij je dient te denken aan het
delen van foto’s en filmpjes die gemaakt worden tijdens de hulpverlening (NVMW, 2012).
2.3.6 Innovatie
Het begrip innovatie betekent vernieuwing. Over het algemeen speelt innovatie een
belangrijke rol binnen een organisatie, mits men in wil spelen op de nieuwe
ontwikkelingen in de maatschappij. In veel gevallen wordt het innovatieproces
ondersteund door ideeën en ontwikkeling voort komend uit social media. Daarnaast zal
social media in de toekomst niet meer weg te denken zijn, ook als het gaat om innovatie
(Gouman, 2013). Mede door de snelle ontwikkelingen op het gebied van social media.
Elke dag verschijnt er wel weer een nieuw programma en/of app. Vanuit de beroepscode
wordt er verwacht dat de begeleider hier een visie op heeft en een bijdrage levert aan de
begeleiding, zodat er kwalitatief gezien goede zorg bewerkstelligd wordt en aansluit bij
de hulpvraag van de cliënt. Recente kennis is hierbij een vereiste (Landelijk
Opleidingsoverleg SPH, 2009).
2.4 Andere onderzoeken
Binnen Ambiq zijn twee andere onderzoeken gedaan naar het gebruik van ‘Jouw
Omgeving’. Dit is een vorm van social media, die door Ambiq zelf is opgezet. Onderdelen
van dit onderzoek zijn tevens van belang voor dit onderzoek. Zij brengen in kaart wat
het privé en werkgerelateerde gebruik is van begeleiders. Hieronder zullen beide
onderzoeken beschreven worden, voor zover relevant is voor dit onderzoek.
In 2013 is er binnen Ambiq een onderzoek gedaan naar de motivaties van werknemers
om social media te gaan gebruiken voor werkdoeleinden en wat het effect is van dit
gebruik op de mate van kennis deling binnen organisaties (Van der Zande, 2013). In
totaal hebben 278 medewerkers van Ambiq meegedaan aan dit onderzoek. De resultaten
van het adviesrapport zijn als basis voor dit onderzoek gebruikt. Hieruit valt af te leiden
hoe de basiscompetenties van de medewerkers ontwikkeld zijn in het gebruik van social
media. Er is voornamelijk gekeken naar het gebruik van social media door de
medewerkers. Hieruit valt af te leiden dat medewerkers achten, dat zij voldoende kennis
bezitten om social media te gebruiken. Als er gekeken wordt naar de vormen social
media die gebruikt worden, zijn dit met name Facebook, Twitter en LinkedIn. De
mogelijkheden, die Van der Zande (2013) ziet om de kennis en vaardigheden te
verbeteren rondom het social media gebruik, zijn het geven van cursussen en/of
trainingen. Deze cursussen dienen duidelijk te maken aan medewerkers op welke
manieren social media gebruikt kan worden. De mogelijkheden dienen voor hen dan ook
duidelijk te zijn, door eventueel een handleiding op te stellen. Daarnaast acht zij het van
belang, dat er eventueel een vraagbaken is (eenmaal per week). Een optie zou ook
kunnen zijn dat social media voor werkdoeleinden verplicht wordt gesteld, daardoor
dienen begeleiders bewuster om te gaan met en gebruik te maken van social media. Een
voorbeeld hiervan zou “Jouw Omgeving” kunnen zijn, aldus Van der Zande (2013).
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
16
Daarnaast is door Venenberg en Van Dijk (2014) onderzocht wat de effectiviteit en
ervaring is met betrekking tot het gebruik van social media. Hieruit blijkt dat de
medewerkers gedeeltelijk de toegevoegde waarde van social media zien. Het geeft aan,
dat ze nog niet volledig overtuigd zijn. Een klein gedeelte (41%) van de ondervraagde
groep acht zichzelf competent in het omgaan met het internet, nog zo’n groep is het hier
deels mee eens.
Zowel het adviesrapport, als het bachelorrapport geven beiden weer dat begeleiders
bezitten over voldoende kennis. Er is echter niet aangetoond welke kennis, houding en
vaardigheden zij dan bezitten om cliënten te kunnen begeleiden in social media. De
professionals geven ook aan dat de cliënten voldoende kennis, houding en vaardigheden
hebben. Tevens wordt er niet ingegaan op de ontwikkelingsbehoefte van de
medewerkers, maar een advies gegeven dat er wel een training plaats zou kunnen
vinden. Dit onderzoek richt zich dan ook op welke competenties er aanwezig zijn en
welke ontwikkelingsbehoefte er speelt bij de begeleiders.
Aan de hand van voorgaande onderzoeken, is er door de onderzoekers voor gekozen om
verdieping aan te brengen in de vragen, door middel van zeven verkennende interviews.
Uit deze zeven verkennende interviews is globaal gebleken, dat elke respondent gebruik
maakt van een vorm van social media. De door deze respondenten genoemde social
media zijn: Whats App (7) Facebook (6) gebruiken. Minder (1-3 keer) wordt Jouw
omgeving, Twitter en LinkedIn benoemd. De negatieve gevolgen, die door de
respondenten benoemd zijn, bevatten de volgende aspecten: ruzies en pesten is
veelvuldig aangegeven (4). Daarnaast is aangegeven, dat de doelgroep de gevolgen niet
overziet en dat de begeleiders er achteraf pas op in kunnen spelen (2). Als voordelen van
sociale media zijn aangegeven, dat cliënten contact kunnen onderhouden (3), een
netwerk kunnen opbouwen en dat google als zoekmachine fungeert. Op de vraag welke
vaardigheden de begeleiders reeds bezitten, is het volgende aangegeven: men denkt
genoeg vaardigheden te hebben (3) en er wordt aangegeven dat er voldoende kennis
binnen de organisatie is (1). De anderen geven aan, dat ze nog wel vaardiger willen
worden betreffende het leren van online hulpverlening, er nog niet mee te maken hebben
gehad en een ander wil weten hoe men het pestgedrag eerder kan signaleren.
Het gros van de respondenten geeft aan dat begeleiders een open houding moeten
hebben (5) en dat begeleiders niet dienen af te keuren (2). Vrijwel elke respondent
benoemt verschillende aspecten die in een eventuele training naar voren kunnen komen.
Veelal wordt aangegeven, dat men de richtlijnen (het beleid) van de organisatie wil
kennen, zodat begeleiders weten hoe ze in situaties kunnen handelen (3). Wat in
mindere mate voorkomt zijn de gesprekstechnieken, praktische en technische
vaardigheden (2). Tot slot wordt er ook aangegeven, dat een extern persoon voorlichting
kan geven aan cliënten.
2.5 Conclusie
Social media is een communicatiemiddel, waarbij verschillende vormen van zakelijke
en/of persoonlijke informatie gedeeld kunnen worden. Hierbij kun je denken aan video’s,
tekst, plaatjes en muziek. Daarin zijn verschillende typen te onderscheiden, namelijk:
sociaal netwerken, bijvoorbeeld Facebook; (micro-)blogging, daarbij valt te denken aan
Twitter; samenwerkingsplatformen, zoals Wikipedia of het binnen Ambiq gebruikte
programma ‘Jouw Omgeving’ en als laatste multimedia, waarbij je kan denken aan
YouTube. De definitie van het gebruik van social media, die voor dit onderzoek gebruikt
wordt, is als volgt omschreven: “Het delen van (persoonlijke en zakelijke) informatie
door middel van sociale netwerken, collaboration, (micro-)blogging en multimedia”.
Het is een hip en primair middel, dat gebruikt wordt voor de communicatie met
leeftijdsgenoten en vrienden. Daarbij zijn een aantal mogelijkheden en risico’s van
toepassing. Zo kunnen de cognitieve vaardigheden verbeterd worden door social media
gebruik, maar kan het verslavingsaspect ook een onderdeel worden van het leven van de
jongere. Het blijft echter de vraag hoe ouders of begeleiders op deze mogelijkheden en
risico’s inspelen. Wat geef je het kind mee en draag je uit over social media? Maar ook
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
17
vanuit welk perspectief wordt er gekeken. Voornamelijk voor de doelgroep LVB kunnen er
mooie aspecten gebruikt worden omtrent social media, aangezien deze doelgroep het
lastig vindt om de sociale interactie aan te gaan. Als begeleider zal men over
verschillende competenties dienen te beschikken, betreffende het social media aspect.
Daarbij moet men zich bewust zijn van zijn of haar voorbeeldfunctie. Begeleiders hebben
een belangrijke functie in de verzorging/opvoeding van de jongeren en kunnen daarin
een mooie basis leggen, als het gaat om normen en waarden. Ook speelt vertrouwen een
belangrijke rol, aangezien een jongere zich wel veilig genoeg moet voelen. Alleen dan zal
hij of zij vertellen wat men op het internet doet en vragen durven te stellen. Tevens moet
hierin wel de communicatie (korte en duidelijke zinnen) afgestemd worden met
betrekking tot de doelgroep LVB. Privacy is een fundamenteel onderdeel van iemands
identiteit. Het is belangrijk om daar verantwoordelijk mee om te gaan en de aspecten
rondom privacy te kennen. Daarnaast is het praktisch gezien een meerwaarde om op de
hoogte te zijn van de nieuwe trends op het gebied van social media, wil men hier handig
op in kunnen spelen in de begeleiding. Als laatste is gekeken naar eerdere onderzoeken,
waarvan zich er twee globaal hebben gericht op social media, maar dan in een andere
context, namelijk werk gerelateerd of specifiek op “Jouw Omgeving”. Uit deze
onderzoeken kan geconcludeerd worden dat er enige kennis en een
ontwikkelingsbehoefte is onder de begeleiders, maar dat deze niet gespecificeerd is. De
onderzoekers hebben dit geconcretiseerd, door gebruik te maken van zeven verkennende
interviews. Deze interviews geven enigszins al weer welke competenties aanwezig zijn en
waar begeleiders zich nog in willen ontwikkelen.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
18
3. ONDERZOEKSMETHODOLOGIE
In dit hoofdstuk komt de onderzoeksmethode, onderzoekstype, onderzoekseenheid,
dataverzameling & analyse, procedure, ethische verantwoording, validiteit en
betrouwbaarheid aan bod. De validiteit geeft aan of er gemeten wordt wat er gemeten
dient te worden en de betrouwbaarheid geeft aan hoe betrouwbaar deze metingen zijn,
afhankelijk van het meetinstrument.
3.1 Onderzoekstype
Dit onderzoek betreft een inventariserend type. De opdrachtgever heeft namelijk
aangegeven, dat er behoefte is aan informatie over de ontwikkelingsbehoefte van de
begeleiders omtrent de begeleiding van social media gebruik bij LVB. Daarbij wordt de
reeds aanwezige kennis van begeleiders meegenomen in dit onderzoek. Er is
geïnventariseerd wat de behoefte is van de begeleiders, zodat de begeleiding op den
duur verbeterd kan worden. De aangeleverde kennis kan meegenomen worden in het
ontwikkelen van een deskundigheidsbevorderingaanbod. Waarbij het aanbod aansluit op
de vragen en ontwikkelingsbehoeften van zowel de begeleiders, als de opdrachtgever
(Migchelbrink, 2008).
3.2 Onderzoeksmethode
Aangezien de nadruk binnen dit onderzoek op de ervaring, beleving en mening van
medewerkers binnen Ambiq ligt, is er gekozen voor een onderzoek van kwalitatieve aard.
Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de competenties en het
inventariseren van de ontwikkelingsbehoefte van de medewerkers betreffende het
begeleiden van cliënten op het gebied van social media. Het perspectief van de
medewerkers is hier erg belangrijk bij, aangezien zij, als respondent, aan hebben
gegeven waar zij in de begeleiding nog onvoldoende handvatten in hebben en wat zij van
daaruit, als belangrijk achten voor het ontwikkelen van de competenties die benodigd
zijn. Hierbij is de nadruk gelegd op de ervaringen van de medewerkers en de
voorbeelden, die zij kunnen geven uit de praktijk (begeleiding aan de LVB- cliënten).
Zodoende is er ingegaan op specifieke situaties en is er doorgevraagd op het handelen
van de medewerkers. Zij hebben op basis hiervan hun ontwikkelingsbehoefte
geïllustreerd. Gezien het hier een relatief kleine groep betreft welke geïnterviewd is en de
andere kenmerken (beleving, ervaring etc.), kan dit onderzoek omschreven worden als
een casestudy (Baarda, De Goede & Teunissen, 2010; Doorewaard & Verschuren, 2008
en Verhoeven, 2010).
3.3 Onderzoekseenheden
De populatie betreft het totaal aantal eenheden waarop het onderzoek betrekking heeft
(Verhoeven, 2010). De eenheden, ofwel de respondenten waarop dit onderzoek
betrekking heeft zijn de medewerkers van Ambiq, die momenteel begeleiding bieden aan
LVB’ers of dit gedaan hebben.
De medewerkers betreffen begeleiders, gedragswetenschappers en clustermanagers. De
begeleiders zijn verantwoordelijk voor de directe begeleiding van de LVB’ers. De
gedragswetenschappers dragen de verantwoording over het zorgproces, hebben de
kennis omtrent de doelgroep en het vormen van een behandelplan. De clustermanagers
behoren tot een eenheid van de populatie, omdat zij ondanks het feit dat zij geen
begeleiding bieden aan cliënten, toch de verantwoording dragen over de groepen waar zij
leiding aan geven.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
19
De totale populatie ziet er dan ook als volgt uit:
Aantal
Begeleider 466
Gedragswetenschapper 43
Clustermanagers 29
Totaal 538
Doordat deze populatie groot is (538 medewerkers) en het vanwege de arbeidsintensieve
dataverzameling onmogelijk is om iedereen te interviewen, is er een steekproef
getrokken. Er is dan ook besloten, dat er 26 begeleiders, twee gedragswetenschappers
en twee clustermanagers geïnterviewd zullen worden. Uiteindelijk zijn er 20 begeleiders,
twee clustermanagers en één orthopedagoog geïnterviewd. Deze zijn gekozen op basis
van een a-selecte steekproef. Alle namen zijn op een lijst voorgekomen en door middel
van een online lotingprogramma ingeloot. De namen die hieruit zijn voortgekomen zijn
benaderd voor een interview.
Op basis van bovenstaande gegevens kan geconcludeerd worden, dat er gebruik is
gemaakt van enkelvoudige aselecte steekproeven. Volgens Verhoeven (2010) houdt dit
in dat door de computer uit een databestand een willekeurig steekproef getrokken is. Dit
maakt, dat iedere medewerker een gelijke kans heeft gehad om in de steekproef terecht
te komen.
3.4 Dataverzameling
De data in dit onderzoek is verzameld door middel van halfopen interviews. Volgens
Baarda, de Goede en Teunissen (2010) lijkt een halfopen interview in sterke mate op een
gewoon gesprek. Er is gerespecteerd wat het antwoord van de geïnterviewde is. De
onderwerpen, die binnen dit onderzoek aan bod zijn gekomen, liggen vast in de vorm
van dimensies. Hierdoor kan er gesproken worden van een halfgestructureerd of van een
half open interview. Hierbij is een mogelijkheid gecreëerd om door te vragen op de
indicatoren.
Om het social media onderzoekbaar te kunnen maken, is er sprake van
operationalisering. Er is gewerkt vanuit het concept, namelijk het onderwerp:
competenties en begeleiding in het gebruik van social media. Daarbij is er gekeken naar
belangrijke elementen vanuit het theoretisch kader. Deze elementen zijn omgevormd tot
dimensies, voorbeelden hiervan zijn: trends in de hulpverlening, competente
hulpverlener en de bewustwording van het handelen via social media. Vanuit deze
dimensies is er gekeken naar de indicatoren. Deze indicatoren zijn specifiekere
onderdelen van de dimensies en komen allemaal voort uit het theoretisch kader, waarin
ze dus ook uitvoerig beschreven zijn. Deze indicatoren oftewel topics, vormen de basis
voor de variabele (interviewvragen). Daarna zijn vragen geformuleerd, waardoor
antwoorden zijn verkregen op de doelen en dus de hoofdvraag, zie paragraaf 1.2. Dit
proces is noodzakelijk om de begrippen concreet en meetbaar te maken. De
interviewvragen die geformuleerd zijn, dienen als leidraad en zullen niet op
gestructureerde wijze gebruikt worden (Baarda, de Goede & Teunissen, 2010). De
operationalisering is te vinden in bijlage D.
3.5 Procedure
In eerste instantie zijn de drie onderzoekers in gesprek gegaan met de opdrachtgever,
om tot een concrete onderzoeksvraag te komen. Vervolgens zijn er hoofd- en deelvragen
opgesteld, om zo de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. Deze vragen zijn
voorzien van feedback door de docent en de opdrachtgever. Na enkele aanpassingen, is
er gekeken waar mogelijke informatie gevonden kon worden over social media bij
LVB’ers. Daarna is er gestart met het beantwoorden van de theoretische deelvragen in
het theoretisch kader. Naar aanleiding van deze bevindingen is er gekeken wat er nodig
was, om inzichtelijk te krijgen welke competentie een begeleider al heeft en welke
ontwikkelingsbehoefte zij hebben. Doordat de vorm waarop we dit zouden doen al
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
20
bekend was, namelijk interviews, is er toestemming gevraagd aan de directeur.
Vervolgens heeft deze de opzet van het onderzoeksplan doorgelezen en goedkeuring
gegeven. In de tussentijd zijn de interviewvragen door de onderzoekers aangepast, om
zo concreet mogelijk antwoord te krijgen op de hoofdvragen. Tevens is er een
aankondiging van het onderzoek gedaan, dat er interviews werden afgenomen, door
middel van een mail die is verstuurd door de directeur naar de clustermanagers. De
clustermanagers hebben de medewerkers op de hoogte gesteld, waardoor zij
voorafgaand wisten, dat ze dan voor het onderzoek in aanmerking konden komen. Hierbij
zijn er medewerkers uit het lotingsysteem naar voren gekomen, waarbij er een mail naar
de clustermanager is gestuurd ter informatie. Vervolgens is de desbetreffende persoon
benaderd per mail, met schriftelijke informatie over het onderzoek en om te vragen of
hij/zij mee wilde werken aan het onderzoek. De periode dat er interviews zijn afgenomen
besloeg in totaal vier weken. In eerste instantie zijn er zeven verkennende interviews
gedaan, om zo inzichtelijk te krijgen of er daadwerkelijk een ontwikkelingsbehoefte was
en welke vragen we tegen zouden kunnen komen. Deze zeven verkennende interviews
hebben er toe bijgedragen, dat de vragen in de latere interviews concreter zijn
geworden. De interviews zijn afgenomen op de betreffende locaties van de verschillende
begeleidingsvormen. Ook zijn de respondenten op de hoogte gesteld waar de verkregen
resultaten teruggelezen kunnen worden, namelijk op Interaqct. De respondenten worden
per mail op de hoogte gesteld, als het bachelorrapport op Interaqct staat. Interaqct is
een intern communicatiemiddel binnen Ambiq. Aan de hand van de interviews, waarna er
is gelabeld, zijn de resultaten opgesteld. Vanuit de resultaten en in combinatie met de
theorie zijn er conclusies geformuleerd. Deze resultaten en conclusies zijn gepresenteerd
aan de opdrachtgever.
3.6 Data- analyse
Volgens Baarda, de Goede en Teunissen (2009) begint men de verzamelde gegevens van
de interviews te labelen. Ook wel open coderen genoemd. Gedurende dit onderzoek zijn
er diverse data gegevens verzameld vanuit de interviews. Vervolgens zijn deze gegevens
in een verbatim uitgewerkt. De onderzoekers hebben voorafgaand aan het labelen
diverse onderzoeken doorgenomen en labelschema’s geanalyseerd. Het labelen houdt in
dat de tekstfragmenten die relevant zijn, onderverdeeld worden in een labelschema.
Hierbij wordt een hoofdlabel geformuleerd en daarna een sublabel. De onderzoekers
hebben de verbatims doorgelezen en geanalyseerd wat relevant is voor het onderzoek.
Daarbij zijn de teksten, die bij elkaar horen bij elkaar gezet. De onderzoekers hebben de
eerste drie verbatims apart onderstreept en gelabeld, om zo te kijken welk label iedere
onderzoeker had opgeschreven per interviewvraag. Daarna is er gediscussieerd welke
labels in het schema moesten komen. Doordat er drie onderzoekers waren, is het
labelschema van verschillende invalshoeken bekeken. Dit is als positief ervaren,
aangezien er in eerste instantie een labelschema is geformuleerd met hoofd- en
sublabels. Dit maakte het labelen van de overige interviews makkelijker. Het
labelschema is opgedeeld in verschillende hoofd- en sublabels. Daarnaast heeft men
gekeken naar de vragen die zijn gesteld (categorieën). Op het moment, dat er overlap
was met betrekking tot een label, hebben de onderzoekers deze labels samengevoegd tot
één label. Na het labelen van de drie interviews heeft een andere onderzoeker dit
gecontroleerd en heeft het labelschema van feedback voorzien. Vervolgens hebben de
onderzoekers minimaal met zijn tweeën de andere interviews gelabeld. Er is gekeken
naar welke samenhang er was tussen de labels. Bij nieuwe informatie is een nieuw label
toegevoegd. Na de eerste analyse van alle interviews hebben de onderzoekers de labels
feitelijk beschreven in de resultaten. Hierop volgend zijn de conclusies beschreven,
gekoppeld aan de weergegeven feiten en de literatuur.
3.7 Validiteit
Validiteit heeft te maken met de juistheid van de onderzoeksbevindingen. Het gaat
daarbij om de vraag in hoeverre de onderzoeksbevindingen een goede weergave vormen
van dat gene wat zich werkelijk in de praktijk afspeelt (Baarda, de Goede & Teunissen,
2010). Volgens Migchelbrink (2008) kan er gesproken worden over geloofwaardigheid,
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
21
omdat dit onderzoek kwalitatief is van aard. Een onderzoek moet valide zijn, daarbij is
het belangrijk dat er gemeten wordt wat men wil meten.
Om de validiteit te waarborgen zijn de kernbegrippen van dit onderzoek
geoperationaliseerd. Deze begrippen zijn verwerkt in de beantwoording op de
theoretische deelvragen in hoofdstuk twee. Door dit als basis te gebruiken voor het
interview, kan er in dit onderzoek gesproken worden van valide vragen. De
interviewvragen hebben antwoord gegeven op de hoofdvraag, doordat er aan de hand
van de theorie dimensies zijn opgesteld. Er is tijdens het interviewen gebruik gemaakt
van de bijbehorende indicatoren, om door te vragen (zie bijlage D).
In dit onderzoek is er getracht zo min mogelijk systematische fouten te maken, door
regelmatig met de onderzoekers en de opdrachtgevers te evalueren over de stand van
zaken. Er is dan ook besloten om de interviews af te nemen met minstens twee
onderzoekers. Dit levert een situatie op, waarbij beide onderzoekers elkaar hebben
kunnen aanvullen in de vraagstelling naar de respondent. Daarnaast is tijdens het
labelen de informatie door alle onderzoekers verwerkt en/of gecontroleerd.
Onderdeel van interne validiteit is ook het goed wegzetten van een steekproef. De
onderzoekers hebben dit gedaan door verhoudingsgewijs te kijken naar de medewerkers.
Dat wil zeggen dat de verhouding, zoals beschreven in de onderzoekseenheden zoveel
mogelijk is gehanteerd. Dit is door de onderzoekers omgezet in verhouding tot dertig
interviews. De resultaten van het onderzoek zijn te koppelen aan de literatuur, waardoor
er ook sprake is van interne validiteit.
Ambiq heeft voor zowel de verschillende groepen, als voor de ambulante begeleiders een
organisatiebrede methodiek, visie en werkwijze neergezet. Dit onderzoek heeft zich
gericht op heel Ambiq en er zijn dan ook binnen diverse regio’s interviews afgenomen.
De omstandigheden bij andere regio’s zijn echter hetzelfde, daardoor zijn de
onderzoeksresultaten generaliseerbaar volgens Verhoeven (2010).
Door met bovenstaande aspecten rekening te houden, zijn de onderzoekers van mening
dat er gemeten is, wat gemeten moest worden. Ook is er in kaart gebracht, wat de
onderzoekers in kaart wilden brengen. Door de onervarenheid van de onderzoekers had
het onderzoek echter diepgaander kunnen zijn.
3.8 Betrouwbaarheid
Volgens Verhoeven (2010) wordt een onderzoek vaak beoordeeld op de resultaten. Deze
resultaten worden door de organisatie meegenomen bij het nemen van een belangrijke
beslissing of bij het maken van beleid (in dit onderzoek is dat de kennis voor een training
voor begeleiders). De kwaliteit moet daarom goed zijn, daarbij kunnen toevallige fouten
tijdens de opzet en de uitvoering, de betrouwbaarheid van het onderzoek aantasten. Er
zijn een aantal voorwaarden om het onderzoek betrouwbaar te maken, onder meer dat
het onderzoek herhaalbaar is. Als een nieuw onderzoek tot dezelfde resultaten leidt, dan
is het onderzoek betrouwbaar. Ook is er gestreefd naar betrouwbaarheid door het
opnemen van de interviews op geluidsapparatuur (recorder). Dit met als reden, dat het
geen wat de respondent zegt, zo letterlijk mogelijk verwerkt kon worden en om de
uitkomst van het onderzoek zo valide mogelijk te maken. Alle respondenten wilden
hieraan meewerken. Verder is de validiteit binnen dit onderzoek gewaarborgd, doordat
respondenten één op één zijn geïnterviewd in een kantoor of gereserveerde ruimte. Ook
zijn er in dit onderzoek een aantal manieren gebruikt om de betrouwbaarheid van de
resultaten te vergroten, onder andere:
- Verkennende interviews: in eerste instantie is er gebruik gemaakt van zeven
verkennende interviews om in kaart te brengen of er daadwerkelijk een
ontwikkelingsbehoefte onder de begeleiders is. Om vervolgens tot verdiepende vragen te
komen in de vervolginterviews.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
22
- Rapportage en verantwoording: Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van een
logboek, waarin verschillende onderzoekshandelingen zijn verantwoord. De keuzes die de
onderzoekers gemaakt hebben en de daarbij behorende vorderingen zijn hierin
beschreven. Dit kan in een herhalend onderzoek de betrouwbaarheid verhogen
(Verhoeven, 2010). Tevens is er in de sterkte- en zwakteanalyse gekeken naar de
leermomenten.
3.9 Ethische verantwoording
Van Keken (2006) beschrijft, dat de belangen van de opdrachtgever en de respondenten
niet geschaad mogen worden. De onderzoekers dienen betrouwbaar en eerlijk te zijn in
het verkrijgen en vastleggen van de gegevens. In dit onderzoek is rekening gehouden met de volgende aspecten:
- Alvorens het interview gestart is, is er informatie verstrekt omtrent het onderwerp.
Daarnaast is er gebruik gemaakt van een toestemmingsformulier, waarbij de
medewerkers hebben getekend, dat er voldoende informatie is verstrekt. Zij hebben
toestemming gegeven voor het interview en er is door de onderzoekers een
handtekening gezet, als bewijs dat zij zorgvuldig en anoniem met de informatie om
zullen gaan.
- De gegevens van de medewerkers zijn anoniem gebleven. Dit is duidelijk met hen
gecommuniceerd, door middel van het toestemmingsformulier. De verzamelde data uit
de interviews zijn op geen enkele wijze met naam en toenaam vermeld in het onderzoek.
- De onderzoekers zijn niet veroordelend van aard geweest, maar hebben met een open
houding de interviews afgenomen. Dit heeft vooral betrekking gehad op de vragen
waarbij normen en waarden aan bod zijn gekomen. Tevens geldt dit ook voor de vragen
met betrekking tot kennis, houding en vaardigheden. Iedere medewerker heeft toch wel
iets persoonlijks weergegeven, waarin de onderzoekers niet mochten veroordelen, maar
juist begripvol moesten zijn.
- De onderzoekers hebben vanuit nieuwsgierigheid geïnterviewd, zodat vragen zorgvuldig
beantwoord konden worden en medewerkers hun visie konden/durfden en mochten
geven.
3.10 Samenvatting
Aangezien er in dit onderzoek uit is gegaan van beleving, gevoelens, meningen en
ervaringen bij medewerkers van Ambiq is er een kwalitatief inventariserend onderzoek
uitgevoerd (Baarda, De Goede en Teunissen, 2010).
De onderzoekseenheid, die betrekking had op dit onderzoek, waren de medewerkers van
Ambiq (groepsleiding, gedragswetenschappers en clustermanagers). Hieruit is een
steekproef getrokken, waarbij allereerst is gekeken naar de verschillende locaties. De
namen van de medewerkers van deze verschillende locaties zijn door de onderzoekers in
een lotingsysteem verwerkt, waarna er een lijst met respondenten is ontstaan. De data is
verzameld door middel van halfopen interviews en zijn verwerkt in een labelschema, zie
bijlage E.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
23
4. RESULTATEN
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek beschreven. De praktische
deelvragen zijn beantwoord door middel van de antwoorden op de interviewvragen. De
vragenlijst, die gebruikt is tijdens de interviews, is terug te lezen in bijlage D. Vervolgens
zijn de interviewvragen gelabeld, zie bijlage E. De resultaten van de interviews met de
respondenten, oftewel medewerkers zijn terug te vinden in de paragrafen hieronder. De
resultaten worden per praktische deelvraag uitgewerkt en onderbouwd met citaten. In
paragraaf 4.1 wordt in kaart gebracht welke competenties begeleiders bezitten op het
gebied van social media. Vervolgens komt in paragraaf 4.2 aan de orde, welke situaties
begeleiders tegenkomen. Tot slot komt in paragraaf 4.3 aan bod welke
ontwikkelingsmogelijkheden begeleiders van Ambiq zien betreffende social media. In
totaal zijn er drieëntwintig interviews bij de medewerkers afgenomen (N=23), waaronder
twee clustermanagers, één gedragswetenschapper en twintig begeleiders.
4.1 Competenties van de begeleiders
Deze paragraaf beantwoordt de eerste praktische deelvraag, namelijk: ‘Welke
competenties bezitten de begeleiders op het gebied van social media?’.
4.1.1 Typen social media
Om kennis te krijgen van welke typen social media begeleiders competenties zouden
moeten beschikken, is gevraagd aan de medewerkers welke typen social media hun
cliënten het meest gebruiken. Als eerste dient Facebook hier vermeld te worden, gezien
vrijwel alle medewerkers (22) zeggen dat hun cliënten een account hebben. Eén
medewerker benadrukte dit met het volgende citaat: “Op deze groep. Volgens mij
Facebook sowieso. Ja dus eigenlijk alleen Facebook”. Minder, maar vrijwel evenredig
werden Jouw Omgeving (9) en WhatsApp (7) genoemd. Dit wordt duidelijk uit het
volgende citaat, namelijk: “Maar ook de groeps WhatsApp”.
4.1.2 Visie
Om te weten te komen wat de mening van de medewerkers is omtrent het gebruik van
social media door cliënten, is gevraagd welke visie zij hebben. Hierbij geeft meer dan de
helft van de medewerkers (12) weer, dat zij mogelijkheden zien in het gebruik van social
media. Hierin is een evenredige verdeling, onder de medewerkers te zien, het bij de tijd
horen (6) en contact onderhouden (6) wordt gezien als mogelijkheid. Dit komt tot uiting
in het volgende citaat: “Dat het gewoon hoort bij hoe je tegenwoordig met elkaar
omgaat. Het is veel normaler geworden om veel berichtjes te sturen, even te laten weten
waar je bent en wat je doet”. Naast de mogelijkheden geven medewerkers ook risico’s
weer. Een aantal medewerkers zijn van mening, dat communiceren een risico is (8), het
online pestgedrag (5) en de privacy in het geding is (4). Dit benadrukt het volgende
citaat: “Alleen op het moment als je niet weet hoe je er mee overweg gaat of je hebt er
problemen mee, zie ik er heel veel nadelen in. Wij merken hier op de groep, dat taal, het
lezen en schrijven toch heel erg lastig is. Iets wordt verkeerd geïnterpreteerd dus ook op
een verkeerde manier geuit, waardoor je heel snel ruzies krijgt, conflicten via de social
media. Heel veel pestgedrag, mobbing, wordt er uitgevoerd via Facebook. Niet alleen
Facebook, maar ook de groepsapp die er is”.
4.1.3 Verandering in werkwijze
Doordat social media in opkomst is, is er gevraagd of er bij de medewerkers een
verandering heeft plaatsgevonden betreffende de werkwijze. Daarop geeft meer dan de
helft van de medewerkers (14) aan, dat er sprake is van een verandering. Daarvan
geven medewerkers (5) aan, dat ze daarin alerter zijn dan voorheen. Dit komt aan de
orde in een citaat van een medewerker: “Qua begeleiding is er verandering ja. Ik houd
het wel vaker in de gaten. Ik loop vaker langs de PC om toch even gauw een kijkje te
nemen van waar zijn ze mee bezig”. De overige medewerkers geven diverse aspecten
aan, onder andere dat de manier van communiceren nu sneller via social media loopt,
dat ze oplossingsgerichter werken en dat het leeftijdsgebonden is. Een minder aantal (9)
geeft weer, dat zij geen verandering zien. Hierbij wordt als reden gegeven, dat de cliënt
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
24
geen gebruik maakt van social media of dat men de cliënt nog steeds hetzelfde benadert.
Dit geeft het volgende citaat weer: “Nee, de manier de wij hanteren is als wij problemen
zien, dat is dan toevallig social media. Dat is hetzelfde als een dergelijk probleem als
binnen de familie. Pakken we exact hetzelfde aan. We gaan in gesprek”.
4.1.4 Actuele ontwikkeling
Om te weten te komen of medewerkers op de hoogte blijven van de actuele
ontwikkelingen, is er gevraagd hoe zij op de hoogte blijven. Hierbij dient het eigen
gebruik als eerst benoemd te worden, gezien vrijwel alle medewerkers (20) zelf gebruik
maken van social media. Dit is te lezen in het volgende citaat: “Ja, ik zit er zelf ook veel
op, dus voor mij het niet zo lastig”. Een deel blijft op de hoogte door het nieuws en/of
door de cliënten. Ook is er een klein aandeel, dat niet weet hoe zij op de hoogte kunnen
blijven. Dit wordt duidelijk uit het citaat: Nee. Ik weet ook niet zo goed waar ik dat dan
zou kunnen vinden denk ik, inderdaad over het onderwerp begeleiden. In verband met ja
in combinatie met het gebruik van social media”.
4.1.5 Competenties
Op de vraag welke competenties medewerkers bezitten (om cliënten te begeleiden
rondom social media gebruik), geeft een groot deel van de medewerkers (17) aan
praktische vaardigheden te beschikken. Er wordt aangegeven, dat zij weten hoe zowel de
computer, als social media werkt. Ook wordt aangegeven door medewerkers (13), dat
men weet hoe men het gesprek aan moet gaan met de cliënt betreffende social media.
Een groot aantal van de medewerkers (16) geeft aan dat men een open houding heeft.
Dit houdt in dat medewerkers de cliënt laat vertellen, het gedrag niet afkeurt en
nieuwsgierig is. Dit wordt benadrukt door een citaat van een medewerker: Ik ben op zich
wel heel open en laagdrempelig richting de cliënt. Ik neem de geïnteresseerde houding
aan”. Verder wordt weer gegeven op het gebied van kennis, dat men de mogelijkheden
en risico’s kent van social media, dit betreft een summier aantal medewerkers (2). Tot
slot handelen de overige medewerkers vanuit hun normen en waarden, confronteren of
observeren de cliënt.
4.1.6 Methodisch werken
Om inzichtelijke te krijgen of er methodisch gewerkt wordt, is er gevraagd aan
medewerkers welke methodiek zij toepassen in de begeleiding van cliënten (rondom
social media). De oplossingsgerichte methodiek kwam als eerste aan bod. Meer dan de
helft van de medewerkers (16) geeft aan deze methodiek in te zetten, dit wordt ook
benadrukt door het volgende citaat: “We werken ook heel oplossingsgericht. In plaats
van het probleem uit handen te nemen, gaan we zelf met de jongere kijken van hoe zou
je het kunnen oplossen. We laten de jongere zelf nadenken en oefenen”. Een minder
groot aantal medewerkers (8) geeft aan niet bewust gebruik te maken van een
methodiek. Verder wordt er in minder mate de systeemgerichte, vraaggerichte en/of
competentiegerichte methodiek benoemd.
4.1.7 Begeleiding ten aanzien van de voordelen
Op de vraag of medewerkers gebruik maken van de voordelen in de begeleiding op het
gebied van social media, geven medewerkers (16) aan dat het contact als voordeel
gebruikt wordt. Dit is te herleiden uit het citaat van één medewerker: “Ja. Kinderen die
wat minder contact hebben met ouders, die op die manier dus wel foto’s zien of een
berichtje kunnen sturen, afspraken maken voor het weekend, wat wil je doen”. Overige
medewerkers geven aan dat zij social media gebruiken ter informatievoorziening,
visualisatie (gebruik van filmpjes, om het inzichtelijk te maken voor de cliënt) of als
middel, zodat de cliënt zelf tot een oplossing kan komen. Ten slotte geven een paar
medewerkers (2) aan dat zij geen gebruik maken van de voordelen, maar dit wel meer
ingezet mag worden.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
25
4.1.8 Begeleiding ten aanzien van de nadelen
Naar aanleiding van de vraag of begeleiders rekening houden met de nadelen van social
media, zijn de onderzoekers tot het volgende resultaat gekomen. Een groot aantal
medewerkers (18) geeft aan open en objectief het gesprek aan te gaan met de cliënt
omtrent dit thema. Dit wordt echter ook benadrukt in het volgende citaat: “Ik vind het
belangrijk dat je het gesprek open aan gaat. Dat je veel vragen stelt, maar dat je ook
een open houding hebt en dat ik niet gelijk afkeurende opmerkingen ga maken”. Een
minder aantal medewerkers geeft aan dat ze het belangrijk vinden, dat cliënten hiervan
bewust gemaakt worden (11), handelen ten aanzien van hun eigen referentiekader (7) of
observeren hoe cliënten met social media omgaan (1).
4.1.9 Voorbeeldfunctie
Om in kaart te brengen of begeleiders zich bewust zijn van hun voorbeeldfunctie, is er
gevraagd naar wat zij overbrengen op de cliënt (op het gebied van social media). Als
eerste dient het begrip afscherming benoemd te worden, aangezien bijna alle
medewerkers (20) aangeven, hun profiel volledig afgeschermd te hebben en cliënten niet
toevoegt. Eén medewerker benadrukt dit: “Ik voeg geen jongeren toe, terwijl ik heel veel
dat verzoek krijg. Dat soort dingen zijn voor mij gewoon een scheiding, dat is persoonlijk
en privé”. Een minder, maar vrijwel evenredig aantal geeft aan hun telefoon op het werk
te gebruiken (15), maar dat zij dit op een gepaste manier doen. Ook komt dit aan de
orde in het volgende citaat: “Mobiel gebruik. Wij lopen ook met een mobiel. Jongens
mogen of de jongeren bij ons op de groep mogen die ook gewoon gebruiken, mogen ook
gerust een keer een appje sturen voor dat soort dingen, als je maar niet de hele dag met
dat ding in je hand zit”. Overige medewerkers geven aan de telefoon niet te gebruiken,
dat het telefoongebruik een aandachtspunt is en dat het niet ten koste moet gaan van de
begeleiding. Verder wordt aangegeven, dat het bij de tijd hoort en dat men dit zo goed
en normaal mogelijk moet integreren in de begeleiding.
4.1.10 Verantwoording
Aangezien men zich ook moet verantwoorden in de begeleiding op het gebied van social
media is gevraagd hoe medewerkers dit doen. Een aantal medewerkers (16) geeft aan,
dat zij verantwoording afleggen aan de werkgever. Dit wordt grotendeels gedaan door
middel van gesprekken, dit wordt weer gegeven met het volgende citaat: “Indien nodig
wordt de clustermanager of de orthopedagoog daarvan op de hoogte gesteld”. Overige
aspecten waar rekening mee gehouden wordt, is met het imago van de organisatie. Deze
mag geen schade oplopen. Iets minder dan de helft (11) legt verantwoording af aan
ouders of verzorgden, dit komt tot uiting in het volgende citaat:”We hebben toen wel een
keer ouders een verklaring laten tekenen, dat we wel foto’s van jongeren kunnen
gebruiken voor bijvoorbeeld het welkomstboekje of een keer een leuke nieuwsbrief”. Tot
slot geeft een klein aantal medewerkers (2) aan helemaal geen verantwoording af te
leggen.
4.1.11 Hulpmiddelen
Om te inventariseren van welke hulpmiddelen de begeleiders gebruik maken, in de
begeleiding van social media, geeft meer dan de helft van de medewerkers (12) aan dat
er gebruik wordt gemaakt van filters. Eén medewerker benadrukt, dit door het volgende
citaat: “Toen hebben we de data meteen op de computer ingesteld, dat ze niet overal op
kunnen. Dat er soms ook wachtwoorden gevraagd worden”. Minder, maar vrijwel
evenredig worden groepsafspraken (8) en toezicht houden (10) tot hulpmiddel gezien.
Verder geven vier medewerkers aan helemaal geen gebruik te maken van de
hulpmiddelen.
4.2 Situaties in de begeleiding In deze paragraaf wordt er antwoord gegeven op de tweede praktische deelvraag: ‘Tegen
welke situaties lopen begeleiders aan in het begeleiden van LVB’ers op het gebied van
social media?’
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
26
4.2.1 Nadelen
Als eerste dient het nadeel het interpreteren van communicatie zich aan. Gezien de
medewerkers (10) aangeven, dat cliënten kampen met het verkeerd interpreteren van
communicatie. Dit wordt benadrukt door het volgende citaat: “Dat er heel veel dingen via
Facebook worden uitgevochten. Onderhuidse dingen dat je denkt waar komt dit vandaan
en dan blijkt dus dat over en weer of via WhatsApp al communicatie is met elkaar, wat je
dus niet altijd meekrijgt”. Overige nadelen waar men tegen aanloopt, is de weerbaarheid
van de cliënt, de privacywet, dat het niet zichtbaar is, het voor teveel afleiding zorgt en
dat een cliënt teveel ziet van een ander of teveel van zichzelf laat zien.
4.3 Ontwikkelingsmogelijkheden Tot slot wordt in deze paragraaf de derde praktische deelvraag beantwoordt, namelijk:
‘Welke ontwikkelingsmogelijkheden zien begeleiders van Ambiq in het begeleiden van
LVB’ers in het gebruik van social media?’.
4.3.1Ontwikkelingsbehoefte
Om inzichtelijk te krijgen of medewerkers nog ontwikkelingsbehoefte hebben, is er
gevraagd welke competenties medewerkers nog zouden willen ontwikkelen. Hierbij dient
zich als eerste de competentie kennis aan. Meer dan de helft van de medewerkers (16)
geven aan, dat zij meer kennis op willen doen. Men geeft aan dat zij verdiepende kennis
willen over de hulpmiddelen (7), die toegepast kunnen worden in de begeleiding rondom
social media. Dit wordt benadrukt met het volgende citaat: “Ik vind het leuk en ik denk
dat er ook best veel behoefte ligt binnen Ambiq, om meer te weten over social media en
over de hulpmiddelen die er bestaan”. Ook geven medewerkers aan meer algemene
kennis te willen leren, kennis over de actuele ontwikkelingen en kennis rondom de
werking van social media. Naast de competentie kennis geven de medewerkers (6) weer
zich te willen ontwikkelen op het gebied van vaardigheden. Dit betreft onder andere dat
ze willen leren op het gebied van gesprekstechnieken, computervaardigheden, hoe men
dient te handelen als er gepest wordt via social media en dat zij meer willen weten over
het op nuttige wijze inzetten van social media. Tot slot geven zeven medewerkers weer
geen ontwikkelingsbehoefte te hebben.
4.4 Samenvatting
In bovenstaande paragrafen zijn de resultaten aan bod gekomen. In paragraaf 4.1 zijn
de resultaten van de competenties van medewerkers beschreven. Daarin komt naar
voren, dat Facebook het meest gebruikt is. Verder wordt WhatsApp en Jouw Omgeving in
mindere mate benoemd. Meer dan de helft van de medewerkers geeft aan mogelijkheden
te zien in het gebruik van social media, namelijk het onderhouden van contact. Ook
geven medewerkers in hun visie de risico’s weer. Hierbij kan onder andere gedacht
worden aan het verkeerd interpreteren van communicatie. Betreffende verandering in de
werkwijze, geeft meer dan de helft van de medewerkers aan, dat er sprake is van een
verandering en alerter zijn dan voorheen. Verder is vrijwel elke medewerker op de
hoogte van de actuele ontwikkelingen, aangezien men zelf gebruik maakt van social
media. Een klein aantal weet niet hoe zij op de hoogte kunnen blijven. Op de vraag welke
competenties de medewerker bezit, geeft meer dan de helft aan praktische vaardigheden
te beschikken en een open houding te hebben. Kennis wordt in mindere mate
aangegeven. Rondom methodisch werken, geeft meer dan de helft aan de
oplossingsgerichte methodiek in te zetten. Betreffende het begeleiden van de nadelen
van social media, geeft meer dan de helft aan, in gesprek te gaan, waarbij men open en
objectief is. Met betrekking tot de voorbeeldfunctie gaven vrijwel alle medewerkers aan,
dat ze hun eigen profiel afgeschermd hebben, dat ze geen cliënten toevoegen en/of hun
telefoon op het werk op een gepast manier gebruiken. De overige medewerkers geven
aan hun telefoon niet te gebruiken, dat het een aandachtspunt is, dat het bij de tijd hoort
en dat men dit zo normaal mogelijk moet proberen te begeleiden. Verder geeft meer dan
de helft van de medewerkers aan verantwoordelijkheid af te leggen aan de werkgever.
Tot slot geeft iets meer dan de helft aan dat er gebruik wordt gemaakt van filters
(hulpmiddel).
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
27
In paragraaf 4.2 wordt antwoord gegeven op de vraag: Tegen welke situaties de
medewerkers aanlopen. Daarbij geeft iets minder dan de helft aan dat cliënten de
communicatie via social media verkeerd interpreteren. Verder geeft men aan dat ze
tegen de weerbaarheid van de cliënt aanlopen, de privacywet en dat social media gebruik
niet zichtbaar is.
In paragraaf 4.3 wordt antwoord gegeven op de ontwikkelingsbehoefte van de
medewerkers. Meer dan de helft geeft aan zich te willen ontwikkelen op het gebied van
kennis. Dit betreft algemene kennis, kennis rondom de werking van social media en
kennis rondom hulpmiddelen. Minder dan de helft van de medewerkers wil zich
ontwikkelen in vaardigheden, onder andere: gesprekstechnieken, computervaardigheden,
handelen ten aanzien van online pestgedrag en het op nuttige wijze inzetten van social
media. Tot slot geeft minder dan de helft weer geen ontwikkelingsbehoefte te hebben.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
28
5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
In dit vijfde, tevens laatste hoofdstuk komen de conclusies van het onderzoek aan bod.
In pargraaf 5.1 worden de conclusies van de drie deelvragen beschreven. Vervolgens
wordt in paragraaf 5.2 antwoord gegeven op de hoofdvraag. In paragraaf 5.3 zijn de
aanbevelingen rondom dit onderzoek te lezen. De sterkte- en zwakteanalyse van het
onderzoek is terug te vinden in paragraaf 5.4. Tot slot staat in paragraaf 5.5 een
discussie beschreven ten aanzien van het onderzoeksonderwerp.
5.1 Conclusies deelvragen
In deze paragraaf worden de conclusies van de drie praktische deelvragen weergegeven.
Deze deelvragen bestaan uit de competenties van de begeleiders, de situaties die
begeleiders tegenkomen tijdens de begeleiding van cliënten die gebruik maken van social
media en welke ontwikkelingsbehoefte er onder begeleiders is omtrent dit thema.
5.1.1 Competenties van de begeleiders
De typen social media waar begeleiders kennis van zouden moeten hebben zijn
Facebook, WhatsApp en Jouw Omgeving, aangezien dit de social media zijn die de
cliënten volgens de begeleiders gebruiken. De verklaring hiervoor kan gezocht worden in
het feit dat Facebook en WhatsApp, als doel hebben het leggen en onderhouden van
contacten. Volgens Robbins en Coulter (2011) is dit een belangrijk aspect, die ook voor
de doelgroep LVB van belang is. Verder is het zo dat jongeren social media als primair
middel gebruiken, om te leren communiceren met leeftijdsgenoten (Entrea, 2011). Jouw
Omgeving is ingesteld door Ambiq, om zo het contact met de cliënt makkelijker te laten
verlopen, onderlinge betrokkenen op de hoogte te houden van belangrijke aspecten
rondom de begeleiding (Venenberg & van Dijk, 2014). Het feit dat begeleiders over het
algemeen drie typen social media noemen, kan het gevolg zijn van onvoldoende kennis
over de mogelijkheden met betrekking tot de verschillende vormen van social media.
Begeleiders geven aan praktische vaardigheden te bezitten. Ze weten namelijk hoe een
computer werkt en wat de werking is van social media. Daarnaast geeft iets meer dan de
helft aan dat zij de gesprekstechnieken bezitten om met een cliënt het gesprek aan te
gaan omtrent dit onderwerp. Deze gesprekstechnieken zijn volgens De Beer (2012), van
belang om met LVB’ers te communiceren over social media. Hierbij toont een groot
gedeelte van de begeleiders een open houding, waarbij ze interesse tonen, de cliënt laten
vertellen en het gedrag niet afkeuren. Een eventuele verklaring hiervoor zou kunnen zijn
dat de medewerkers op de hoogte zijn van de beroepscode en deze als leidraad nemen
voor hun begeleiding (NVMW, 2012). Door de gegeven antwoorden lijkt het er op, dat de
begeleiders onvoldoende zicht hebben op de kennis, houding en vaardigheden, die
behoren bij het begeleiden ten aanzien van LVB’ers in social media gebruik. Dit wil echter
niet zeggen dat deze competenties niet aanwezig zijn, maar dat er mogelijk nog geen
link gelegd is met het begeleiden ten aanzien van social media.
Als het gaat om methodisch werken, wordt de oplossingsgerichte methodiek benoemd.
Deze wordt binnen Ambiq (2014) ook als leidraad gehanteerd voor de begeleiding.
Binnen de regio Twente wordt er momenteel de oplossingsgerichte cursus gegeven,
waardoor men zich bewuster is van deze methodiek dan de begeleiders in regio Hengelo.
Dit verklaart enerzijds waarom oplossingsgericht wel benoemd wordt en anderzijds dat er
begeleiders zijn die zich minder bewust zijn van de methodiek die zij hanteren. Een
andere mogelijke verklaring kan zijn dat door de diverse problematiek, die de begeleiders
tegenkomen, zij qua begeleiding meer bij zichzelf blijven en vaker intuïtief handelen. Dit
wil overigens niet zeggen dat zij geen methodiek toe passen.
Uit de resultaten in hoofdstuk vier komt naar voren dat begeleiders weinig voordelen van
social media weten te benoemen, geconcludeerd vanuit de theorie waarin veel meer
voordelen worden genoemd. Enkele voordelen vanuit de theorie zijn: het verbeteren van
de kennisverwerking, ontspanning, leren samenwerken en concentreren (Delfos & Meere,
2007; Delfos, 2012; Eshof, 2012; Poort, 2013). Een verklaring voor deze benoemde
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
29
voordelen kunnen zijn, dat begeleiders in het bijzonder alleen deze voordelen zien tijdens
de begeleiding. Ook kan het zo zijn dat de kennis van begeleiders op dit vlak niet
toereikend genoeg is, om de link te leggen met alle voordelen en hiervan gebruik te
maken tijdens de begeleiding. Begeleiders lijken meer gericht te zijn op het handelen ten
aanzien van de nadelen, aangezien dit zichtbaarder en herkenbaar voor ze lijkt te zijn.
Volgens De Beer (2012) zijn dat twee van de meerdere belangrijke speerpunten in de
communicatie met LVB’ers. Het is niet opmerkelijk, dat een deel van de begeleiders
aangeeft, dat zij handelen ten aanzien van de nadelen vanuit hun eigen referentiekader.
Dit omdat er binnen Ambiq geen eenduidig beleid is, waaruit ze op kunnen maken wat ze
bij welke situatie moeten doen. De conclusie is dan ook, dat de begeleiders meer
handvatten zouden mogen krijgen op het gebied van handelen ten aanzien van de
nadelen.
Begeleiders zijn zich rondom social media gebruik bewust van hun voorbeeldfunctie.
Duidelijk is dat alle respondenten waarde hechten aan hun privacy en dat zij zich terdege
bewust zijn van de afstand en nabijheid richting de cliënt. De verklaring hiervoor kan zijn
dat zij zich wel bewust afvragen wie, wat over hen kan en mag zien. Volgens Kimball &
Kim (2013) is dit een belangrijke vraag, die men zichzelf altijd zou moeten stellen als
men iets op social media zet.
Dat respondenten aangeven verantwoording af te leggen in gesprekken, maar niet door
middel van de rapportages is opmerkelijk. Onderdeel van de beroepscode is dan ook dat
je je kunt legitimeren ten aanzien van je handelen (NVMW, 2013). Dit legitimeren wordt
met name gedaan door middel van rapportages. De vraag is echter of zij gebruik maken
van rapportage omtrent social media ter verantwoording. Dit is niet voldoende in kaart
gebracht, om hierover iets te concluderen.
Uit de resultaten komt naar voren, dat er weinig bekend is over mogelijke hulpmiddelen
ten aanzien van het gebruik van social media. Het aangaan van het gesprek kan een
hulpmiddel zijn. Het is niet geheel bekend bij begeleiders wat er verstaan wordt onder
hulpmiddelen, waarbij een oorzaak kan zijn dat Ambiq een interne ICT-afdeling heeft die
dat soort zaken regelt (de Beer, 2012).
5.1.2 Situaties in de begeleiding
Uit het interview is gebleken dat medewerkers niet zozeer diverse situaties benoemen.
Zij hebben echter wel diverse nadelen oftewel risico’s benoemd, onder meer het verkeerd
interpreteren van communicatie. Een mogelijke verklaring is terug te koppelen naar de
literatuur. Volgens de literatuur geldt dit nadeel vooral voor de doelgroep licht
verstandelijk beperkten, aangezien zij van bepaalde acties in het social media gebruik de
gevolgen niet overzien. Dit maakt dat de doelgroep vatbaarder is voor online pesterijen
en ruzies. Dit zijn de gevolgen die begeleiders tegenkomen. Daarnaast ontbreekt de non-
verbale communicatie, waardoor de online tekst heel anders opgevat kan worden
(Dekker, Scheepers & op ’t Veld, 2012). Het is niet opvallend, dat begeleiders in grote
mate tegen deze nadelen aanlopen, aangezien LVB’ers een minder ontwikkeld taalbegrip
hebben, dit kan dan ook als mogelijke oorzaak gezien worden (de Beer, 2012).
5.1.3 Ontwikkelingsmogelijkheden
De ontwikkelingsmogelijkheden voor de begeleiders dienen zich met name aan op het
gebied van kennis. De inhoud van een eventuele training, zal dan ook allereerst
algemene kennis omtrent social media dienen te beslaan. Hier dient onder andere
behandeld te worden welke vormen van social media er zijn (Huijskens, 2010), welke
praktische voorbeelden hierbij horen, welke doelen zij hebben, de nadelen en de
voordelen voor de doelgroep. Daarnaast dient een training informatie te beslaan over het
communiceren van LVB’ers via social media. Hoe doen zij dit, wat gebeurd er dan en hoe
begeleiders daarin kunnen begeleiden. Hoe gaan begeleiders bijvoorbeeld om met pesten
via social media? Qua vaardigheden dient de training de begeleiders die minder ervaring
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
30
hebben met de computer, de mogelijkheid te bieden dit te leren. Hoe werkt een
computer, aangezien in deze tijd, je als begeleider van jongeren er niet meer onderuit
kunt komen, om daar wat van te weten aldus Huijskens (2010).
5.2 Conclusie hoofdvraag
Om de hoofdvraag “Welke ontwikkelingsbehoefte hebben medewerkers van Ambiq
betreffende het begeleiden van LVB’ers op het gebied van social media gebruik?” te
kunnen beantwoorden, kan er geconcludeerd worden dat het in eerste instantie kort
geschetste beeld door de zeven verkennende interviews overeenkomt met de resultaten,
die weergegeven zijn in hoofdstuk vier. Uit de resultaten blijkt dat de medewerkers
behoefte hebben aan ontwikkeling omtrent het begeleiden van cliënten die gebruik
maken van social media.
Uit eerder onderzoek is naar voren gekomen dat er voldoende kennis aanwezig was
onder begeleiders. Uit dit onderzoek komt echter naar voren, dat er behoefte is aan
nieuwe kennis. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat de vorige onderzoeken met
name gericht waren op Jouw Omgeving en/of het werk gerelateerd gebruiken van social
media. Daarnaast kan een verklaring zijn dat social media zich in een snel tempo
ontwikkelt volgens Huijskens (2010). Hierdoor dienen begeleiders telkens weer op de
hoogte te zijn van de nieuwe ontwikkelingen. Dat houdt in welke social media cliënten
gebruiken, voor welk doel, wat de na- en voordelen zijn van deze vormen van social
media en hoe dit nuttig ingezet kan worden.
Uit de interviews komt naar voren, dat begeleiders (nog) niet zozeer de link leggen met
de competenties die zij bezitten of zouden moeten hebben in social media. De
onderzoekers willen hiermee niet aangeven, dat begeleiders deze vaardigheden niet
bezitten.
Begeleiders beschikken reeds over diverse vaardigheden, maar zouden zich daarin
kunnen ontwikkelingen door bewuster de koppeling te maken tussen social media en hoe
zij daarover in gesprek gaan met de cliënt. Hoe zij kunnen en mogen handelen wanneer
ze te maken, krijgen met de nadelen lijkt voor veel begeleiders nog eigen interpretatie.
De behoefte (van de begeleiders) lijkt te liggen bij een eenduidig beleid, waardoor
begeleiders handvatten krijgen in hun handelen. Dit beleid kan veel onduidelijkheid
voorkomen, waaronder het handelen ten aanzien van de voor- en nadelen en het
verantwoorden.
5.3 Aanbevelingen
Op basis van de resultaten en conclusies van het onderzoek hebben de onderzoekers een
aantal aanbevelingen gegeven, die van meerwaarde kunnen zijn voor de organisatie
Ambiq.
Aanbeveling 1: oplossingsgerichte methodiek
De eerste aanbeveling beslaat het uitbreiden van de oplossingsgerichte methodiek onder
de medewerkers. Uit de resultaten komt echter naar voren, dat deze methode veel
gehanteerd wordt binnen de regio Twente. De overige begeleiders die er minder gebruik
van maken, benoemen deze methodiek ook vrijwel niet. Medewerkers geven aan vanuit
hun gevoel te handelen en behoefte te hebben aan ontwikkeling op het gebied van
gesprekstechnieken. Door meer in mogelijkheden te denken en minder in beperkingen
kan de methodiek een nuttige meerwaarde leveren, als het gaat om de eigen kracht van
de cliënt vergroten. Door bijvoorbeeld een sociaal netwerk opbouwen voor een cliënt
door middel van Facebook. Uiteindelijk zal de cliënt zelfredzaam moeten zijn, wanneer hij
of zij weer terugkomt in de huidige maatschappij.
Aanbeveling 2: Pagina op interaqct en app
Als de organisatie meer gehoor wil geven aan het thema social media en hier beter op in
wil gaan spelen, zal men meer aandacht moeten schenken aan actuele kennis. Een
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
31
aanbeveling zou dan ook zijn om op Interaqct een pagina te ontwerpen, die de actuele
kennis weergeeft omtrent dit thema. Dit voor de begeleiders die niet actief zijn met apps
op hun telefoon. Daarnaast zou er een app ontwikkeld kunnen worden, die ook deze
informatie weergeeft. Begeleiders, maar ook overige medewerkers betrokken bij het
zorgproces binnen Ambiq, kunnen dan deze app op hun telefoon downloaden. Deze app
draagt er toe bij dat de drempel laag is om informatie te vinden. De informatie kan snel
en gemakkelijk gevonden worden en is altijd binnen handbereik. De informatie die de site
en de app dienen te verschaffen aan de medewerkers zijn: de typen social media, de
werking en de voor- en nadelen. Ook geeft men aan dat er behoefte is aan het
ontwikkelen van gespreks- en computervaardigheden. Deze onderwerpen kunnen ook
terugkomen in de app, door middel van handige tips en/of aanwijzingen. Daarnaast kan
er ook aandacht besteed worden aan de mogelijke hulpmiddelen, die de begeleiders
binnen Ambiq kunnen inzetten tijdens de begeleiding. Een belangrijk punt om ook mee te
nemen is wat begeleiders wel of niet mogen, daarin meegenomen de privacywet. Naast
de privacywet is een andere belangrijke aanvulling, dat ouders hierin worden
meegenomen. Dit zodat de thuissituatie en de begeleiding zo veel mogelijk op elkaar
aansluiten.
Aanbeveling 3: Beleidsvorming
Tot slot kwam uit de resultaten van het onderzoek naar voren dat de begeleiders
behoefte hebben aan handvatten. Dit wijst in de richting van beleidsvorming, of
een protocol. De inhoud van het beleid zou betrekking kunnen hebben op de
mogelijkheden en de risico’s die social media met zich mee brengt. Het is echter wel van
belang om dit beleid dusdanig in te richten, dat nieuwe ontwikkelingen meegenomen
kunnen worden, zonder dat er wederom nieuw beleid geschreven dient te worden. Om dit
zo goed mogelijk in te kunnen zetten, wordt dan ook aanbevolen om een begeleider
binnen elk team taakhouder te maken met betrekking tot social media. Dat deze de
actuele ontwikkelingen bijhoudt en daarvan de begeleiders op de hoogte stelt met hierin
meenemend de privacywet. Een taakhouder draagt bij aan de professionalisering omtrent
social media, waarbij begeleiders een aanspreekpunt hebben indien zij in aanraking
komen met de nadelen van social media. Het is wel van belang om een taakhouder aan
te stellen die ook affiniteit heeft met social media, waardoor deze het ook gemakkelijker
over kan brengen op zijn/haar collega’s.
5.4 Zwakte- en sterkteanalyse
In deze paragraaf is zowel een sterkte, als zwakteanalyse van dit onderzoek beschreven.
Tevens is aangegeven hoe de zwaktepunten ondervangen zijn.
Figuur 2: Overzicht zwakke- en sterke punten
Zwakke punten Sterke punten
Dubbele vragen Half open interview
Suggestieve vragen Eigen inbreng
Doorvragen Gelijkwaardigheid
Locatie Inter-beoordelaar betrouwbaarheid
Vakantieperiode Verkennende interviews
5.4.1 De zwakke punten van dit onderzoek
Bovenstaande zwakke punten zijn hieronder toegelicht.
Dubbele vragen: In het afnemen van de interviews was er sprake van overkoepeling in
de vragen. Dit houdt in dat sommige vragen dubbel gesteld zijn, terwijl deze vraag al
beantwoord was. Het betrof de volgende vragen, namelijk:
- Welke competenties bezit u al om cliënten te begeleiden op het gebied van social
media gebruik?
- Welke aspecten laat u aan bod komen in uw begeleiding aan cliënten op het
gebied van social media gebruik?
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
32
In de vraag naar de competenties werden al aspecten benoemd, die begeleiders
geïntegreerd hebben in de begeleiding van cliënten rondom social media. Hierdoor werd
de tweede vraag overbodig. De onderzoekers kwamen al snel tot deze conclusie,
waardoor de vraag is aangepast (welke competenties begeleiders nog wilden
ontwikkelen).
Suggestieve vragen: Tijdens het afnemen van de interviews is er in sommige interviews
ook sprake geweest van suggestieve vragen, waardoor de antwoorden niet altijd geheel
uit de respondenten voort zijn gekomen. Dit had betrekking op de volgende vraag,
namelijk: Kunt u enkele hulpmiddelen noemen, die u toepast bij de begeleiding van
cliënten in social media gebruik? Tijdens de interviews kwamen de onderzoekers er
achter dat veel begeleiders niet wisten wat er bedoeld werd met de term hulpmiddelen.
In dit geval is soms een hint gegeven, bijvoorbeeld als u denkt aan bescherming van de
cliënt of ter beveiliging.
Doorvragen: In de eerste interviews hebben de onderzoekers geconcludeerd, dat er niet
voldoende doorgevraagd werd. Dit is ondervangen doordat de onderzoekers de vragen
nogmaals hebben doorgenomen, waarbij aantekeningen zijn gemaakt om zo tot meer
diepgang te komen in de vervolginterviews. Een voorbeeld was dat er werd gevraagd
naar de competenties van de begeleider. Veel begeleiders kwamen er niet uit en hebben
de onderzoekers gevraagd naar voorbeelden. Bij deze vraag hebben de onderzoekers dan
ook doorgevraagd op kennis, vaardigheden en houding.
Locatie: De interviews zijn niet allemaal op dezelfde locatie afgenomen, waarbij het
interview soms ook onderbroken is. Dit kan invloed gehad hebben op de antwoorden.
Voor de medewerkers was het in veel gevallen makkelijker om het thuis
(gezinshuisouders) of op de groep te laten plaatsvinden, aangezien ze daar werkzaam
waren. Hierbij is echter wel gekeken naar een zo rustig en afgezonderd mogelijke plek.
Vakantieperiode: De respondenten werden benaderd in de vakantieperiode
(meivakantie). Hierdoor hebben de onderzoekers verscheidene keren een herinnering
verstuurd per mail. De reacties kwamen door de vakantieperiode in de meeste gevallen
twee weken later. Hier is in eerste instantie geen rekening mee gehouden, omdat de
onderzoekers aan een deadline verbonden zaten. De onderzoekers kwamen hier achter
op het moment dat er in eerste instantie geen reactie kwam en zij naar een mogelijke
verklaring zochten.
5.4.2 De sterke punten van het onderzoek
De sterke punten vermeld in figuur twee zijn hieronder toegelicht.
Half open interview: Binnen dit onderzoek is er sprake geweest van een half open
interview. Dit heeft ervoor gezorgd dat de respondent zijn eigen mening en beleving aan
bod kon laten komen. Hierdoor zijn de antwoorden over het algemeen uit eigen inbreng,
zonder sturing van de onderzoekers gekomen.
Eigen inbreng: Na afloop van het interview hebben de respondenten de kans gehad voor
aanvullingen en/of tips.
Gelijkwaardigheid: Elk interview is individueel afgenomen, zodat de respondenten elkaar
niet konden beïnvloeden, waaroor er sprake is geweest van gelijkwaardigheid.
Inter-beoordelaar betrouwbaarheid: De onderzoekers hebben ervoor gezorgd dat de
resultaten vanuit verschillende perspectieven gelezen, gecontroleerd en besproken zijn.
Alle drie de onderzoekers hebben de resultaten gecontroleerd. Vervolgens is onderling de
visie ter discussie gesteld.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
33
Verkennende interviews: Door gebruik te maken van zeven verkennende interviews,
hebben de onderzoekers een helder beeld gekregen van de ontwikkelingsbehoefte
rondom social media. Hierdoor heeft er een verdiepingsslag plaats kunnen vinden,
waardoor de vragen specifieker zijn gesteld.
5.5 Discussie
In deze paragraaf is een discussie beschreven. In deze discussie staat het
onderzoeksonderwerp centraal. Het betreft de volgende stelling, namelijk: “Social media
gezond en veilig leren gebruiken, hoort bij de voorbereiding op een rol in de
maatschappij”.
In de maatschappij is het gebruik van social media steeds meer aanwezig en kan dit
beschouwd worden als onderdeel van de maatschappij (Delfos, 2012). Waardoor het
volgens de onderzoekers niet meer weg te denken valt. De maatschappij is ingericht op
het delen van persoonlijke en zakelijke informatie via social media. Je ontkomt er niet
meer aan. Daar waar mensen vroeger even snel belden om te kijken hoe het met iemand
gaat, sturen ze nu een WhatsAppje of berichtje via Facebook. De oorzaak hiervan is
volgens de onderzoekers, dat het niets kost, toegankelijk is voor iedereen die toegang tot
wifi heeft en omdat het sneller werkt.
Binnen de hulpverleningsorganisaties, waar LVB’ers verblijven, krijgen de begeleiders
steeds meer en vaker te maken met cliënten die gebruik maken van social media. Dit is
echter niet zo gek, aangezien social media een steeds grotere rol speelt. Als begeleiders
cliënten op een goede wijze begeleiding willen bieden, zal er niet alleen gedacht moeten
worden aan de beperkingen van social media, maar juist in de term van mogelijkheden.
Uiteindelijk zal de begeleider de jongere voor moeten bereiden op de maatschappij,
waarbij social media niet meer weg te denken is. Door op een goede wijze begeleiding te
bieden wordt de zelfredzaamheid van een cliënt vergroot. Voor begeleiders is het van
belang dat zij duidelijk hebben aan welke regels en wetgeving zij zich dienen te houden.
Hoe staat het met de privacy op het gebied van social media? Wat kan en mag een
begeleider? Deze handvaten kunnen opgenomen worden in een beleid. Hulpverleners
dienen onder andere kennis te hebben van de werking van social media, hoe hun cliënten
(LVB’ers) er mee omgaan en de privacywet (NVMW, 2012). Enkele vaardigheden die
begeleiders dienen te bezitten zijn: het hanteren van gesprekstechnieken en
vaardigheden omtrent social media over kunnen brengen op cliënten. Het afschermen
van een profiel bijvoorbeeld. De houding die begeleiders dienen te hebben is net als in
andere situaties, open. Het dient te getuigen van interesse, betrokkenheid en, heel
belangrijk het niet veroordelen. Om de eigen kracht van de cliënt te stimuleren kan er
gebruik gemaakt worden van handige apps, die binnen de welzijnsector gebruikt kunnen
worden. Onder andere de zelfregieapp. Deze app heeft als doel het vergroten van de
zelfredzaamheid van de cliënt (die afhankelijk is van zorg). Door de app kunnen cliënten
bepaalde zaken regelen. Ook wordt het sociale netwerk hierdoor versterkt, aldus
Kuyvenhoven (zoals geciteerd in MOVISIE, Het Nederlands Jeugdinstituut en de
MOgroep, 2013).
Op cliëntniveau kan social media voor veel mogelijkheden zorgen, onder andere het
hebben van regie in hun eigen zorgproces, maar ook het leggen en onderhouden van
contacten met familie en/of vrienden (Kloosterman, 2013). Daar LVB’ers in het dagelijks
leven het vaak lastig vinden om face-to-face contact te leggen en te onderhouden,
kunnen zij dit via social media vaak gemakkelijker. Daarnaast is een belangrijk voordeel
dat ook zij via social media informatie kunnen verkrijgen en kunnen delen met andere
mensen. Hierdoor wordt hun kennis verbreed. Zij willen net als ieder ander mens, die
niet woonachtig zijn in een instelling, deelnemen aan alles wat de maatschappij biedt
rondom social media, al dan niet haalbaar. De onderzoekers zijn dan ook van mening dat
het leren omgaan met social media, erg belangrijk is voor deze doelgroep. Zodra de
begeleiding weg is en/of zij zo zelfstandig mogelijk kunnen wonen, dienen zij ook voor
zover mogelijk zelfstandig met social media om te kunnen gaan.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
34
Kortom, LVB’ers dienen zo goed mogelijk begeleid te worden in het gebruik van social
media, zodat zij op den duur zo zelfstandig mogelijk hier gebruik van kunnen maken, al
dan niet in combinatie met enige vorm van begeleiding. Het meegeven van handvaten
omtrent de werking van social media kan voor de LVB’ers betekenen dat zij minder snel
in de valkuilen van social media trappen.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
35
Literatuurlijst
Aagten & Veenvliet. (2012). Na (ar) zorg met social media; Waar het traject stop gaat
social media verder. Saxion Enschede
Ambiq. (2014). Missie en visie. [Online]. “Verkregen op <23-04-
2013>””:http://www.ambiq.nl/organisatie/missie-visie/
Ambiq. (2014). Kernwaarden. [Online]. “Verkregen op <23-04-
2013>””:http://www.ambiq.nl/organisatie/kernwaarden/
Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2010). Kwalitatief onderzoek –
Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek.
Groningen - Houten: Wolters-Noordhoff.
Beer, de Y. (2012). De kleine gids. Mensen met een licht verstandelijke beperking.
Deventer: Kluwer.
Bighelaar, van den S. & Akkermans, M. (2013). Gebruik en gebruikers van social media.
[Online]. “Verkregen op <12-02-2014>””via”:
http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/06A12225-495E-4620-80F6-
F2A53E819957/0/20131001b15art.pdf
Bijvoet, A., Breg, D., Dekker, L., Lewakabessy, A. & Smit, K. (2001). Gedragscode OZC.
[Online]. “Verkregen op <22-04-2013>””via”:
http://kennisbank.hva.nl/document/218667
Broothearts, N. 2010).Think before you post!. [Online]. “Verkregen op<24-04-
2014>””via”:
http://www.clicksafe.be/leerkrachten/uploads/sid2010/think%20before%20you%
20post%20NL.pdf
Clicksafe. (2014). Surfen en downloaden. [Online]. “Verkregen op <24-04-2014>””via”:
http://www.clicksafe.be/ouders/nl/technologieen/surfen-en-downloaden/
Dekker, M., Scheepers, L. & Veld, op ’t D. (2012). Social media en LVG.
[Online].”Verkregen op <12-02-2014>””via”: http://www.noxqs.nl/wp-
content/uploads/2012/11/afstudeerwerkstuk-Social-Media.pdf
Delfos, M. (2012). In 80 dagen de virtuele wereld rond. Amsterdam: SWP.
Delfos, M. & Meere, W. (2007). Multimediagedrag van kinderen en jongeren. [Online].
“Verkregen op <23-04-
2014>””via”:http://www.80dagenwereldrond.nl/pdf/Juegd-en-computer-art-DM-
26-7-12.pdf
Entrea. (2011). Internetgebruik jongeren. [Online]. “Verkregen op <23-04-2014>””via:
http://www.slideshare.net/ToTrain/gebruik-moderne-media-door-doelgroep-en-
risicos?utm_source=slideshow02&utm_medium=ssemail&utm_campaign=share_s
lideshow_loggedout
Eshof, van den G. (2012). #Online politie, jeugd en internet. Wat zegt de wet?
Apeldoorn: Politie.
Huijskens, C. (2010). Code sociale media. Amsterdam: Bertram en de Leeuw Uitgevers
BV.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
36
Keken, van H. (2006). Voor het onderzoek. Het formuleren van de probleemstelling. Den
Haag: Boom Lemma uitgevers.
Kloosterman, E. (2013). LVB jongeren sociaal op social media. [Online]. “Verkregen op
<12-02-2014>””via”: http://www.noxqs.nl/wp-content/uploads/2013/05/Artikel-
Esmee-Kloosterman-MEI-2013-def.pdf
Mediawijzer.net & Stichting Mijn Kind Online. (2013). Iene Miene Media 2013. [Online]
“Verkregen op <23-04-2014>””via”:
http://www.slideshare.net/socialmediadna/iene-miene-media-2013-onderzoek-
naar-mediagebruik-door-kleine-
kinderen?utm_source=slideshow02&utm_medium=ssemail&utm_campaign=share
_slideshow_loggedout
Middin en Jongeren Informatie Punt. (2013). Vernieuwde brochure over loverboys voor
meiden met een LVG. [Online]. “Verkregen op <24-02-2014>””via”:
http://www.middin.nl/nieuws-archief/171-vernieuwde-brochure-over-loverboys-
voor-meiden-met-lvg
Migchelbrink, F. (2008). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP.
MOVISIE, Het Nederlands Jeugdinstituut & MOgroep. (2013). Digivaardig in welzijn.
[Online] “Verkregen op <30-04-2014>””via”:
http://www.movisie.nl/sites/default/files/alfresco_files/Krant%20Digivaardig%20i
n%20welzijn%20%5BMOV-1710127-0.1%5D.pdf
NJI. (z.j.). Trends. [Online]. “Verkregen op <30-04-2014>””via”:
http://www.nji.nl/Trends
NVMW. (2012). Beroepscode voor de jeugdzorgwerker. Utrecht: NVMW.
Poort, L. (2014). Social media de voordelen en de gevaren. [Online]. “Verkregen op <17-
02-2014>””via”: http://www.pelosa.nl/content/content/social-media-de-
voordelen-en-de-gevaren
PPT. (2013). Presentaties studiedag Jeugd, Social media en Seks. [Online]. “Verkregen
op <12-02-2014>””via”:
http://www.preventietwente.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=
108%3Auitnodiging-studiedag-jeugd-social-media-en-seks&catid=31%3Anieuws-
ppt-jeugd&Itemid=18
Remmerswaal, J. (2007). Veiligheid en vertrouwen. [Online]. “Verkregen op <23-04-
2014>””via”: http://www.energy-motion.nl/pdf/energy-
motion_2007_jan_remmerswaal_veiligheid%20_en_vertrouwen.pdf
Robbins, S. & Coulter, M. (2011). Management in sociaalagogische beroepen.
Amsterdam: Pearson Benelux B.V.
RTL Nieuws. (2013). De voor- en nadelen van internet volgens jongeren. [Online].
“Verkregen op <17-02-2014>””via”:
http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/de-voor-en-nadelen-van-internet-
volgens-jongeren
Steenman, G. (2014). 8 vragen over online privacy - voor jezelf en je leerlingen.
[Online]. “Verkregen op <24-04-2014>””via”: https://www.mediawijzer.net/8-
vragen-om-aan-leerlingen-te-stellen-online-privacy/
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
37
Van Osch, D. & Van Zijl, R. (2011). Basisboek social media. Den Haag: Boom Lemma.
Veneberg, A. & Dijk, van Y. (2014). Onderzoek Jouw omgeving. Hengelo: Ambiq.
Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het
hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.
Vermeend, W. (2012). De wereld van het internet. Amsterdam: Dutch Media Uitgevers.
Vleuterweide. (2014). Oplossingsgerichte methodiek. [Online] “Verkregen op <23-04-
2014>””via”:
http://opvoedbureauvleuterweide.praktijkinfo.nl/pagina/37/oplossingsgerichte-
methodiek/
Yu, K. (2013). Social Media, het nieuwe communiceren. [Online]. “Verkregen op <14-02-
2014>””via”:
http://www.presentpromotions.nl/websites/mentorprogrammafriesland.nl/mediad
epot/1324e9d38b8d.pdf
Zande van der, J. (2013). Adviesrapport social media en kennis delen. Hengelo: Ambiq.
Zijlmans, L., Embregts, P., Gerits, L., Bosman, A. & Derksen, J. (2009). Wat werkt bij
jeugdigen met een licht verstandelijke beperking? [Online]. “Verkregen op <24-
04-2014>””via”: http://www.nji.nl/nl/LVB_Wat_werkt.pdf
Zoon, M. (2012). NJI. Wat werkt bij mensen met een licht verstandelijke beperking?
[Online]. “Verkregen op <24-04-2014>””via”:
http://www.nji.nl/nl/LVB_Wat_werkt.pdf
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
38
BIJLAGE A: OVEREENKOMST ONDERZOEKSOPDRACHT
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
39
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
40
BIJLAGE B: EVALUATIEFORMULIER OPDRACHTGEVER
Bijlage B: Evaluatieformulier opdrachtgever
Academie Mens en Maatschappij
EVALUATIE ONDERZOEKSOPDRACHT
STUDENTGEGEVENS
Naam Joyce Kroep, Kevin Rietman en Nienke Terpstra
Onderwerp bacheloronderzoek Social media
Opleiding SPH
GEGEVENS INSTELLING/ORGANISATIE
Naam organisatie + afdeling Ambiq
Onderzoeksbegeleider Angeline Zwiers en Paulien van Rijswijk
Adres Sabine klinkhamerweg 21
Postcode/woonplaats 7555 SK Hengelo
Telefoonnummer 088 777 6000
Email [email protected]
Datum 09-06-2014
Hieronder kunt u aangeven wat uw mening is over het bacheloronderzoek.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
41
1. Graag uw mening over het product dat het bacheloronderzoek heeft opgeleverd
(aankruisen wat van toepassing is):
Onvoldoende Voldoende Ruim
voldoende
Goed
Inhoud
(duidelijk, juiste weergave van
feiten, voldoende diepgang etc.)
x
Argumentatie
(m.n. conclusies en aanbevelingen)
Zie vrije
ruimte
Bereiken van de afgesproken doelen x
Bruikbaarheid voor de organisatie x
Heeft u aanvullende opmerkingen over de opdracht? (bijvoorbeeld welke nieuwe
gezichtspunten heeft het opgeleverd) Vermeld ze dan hieronder:
De studenten brengen in beeld hoe groepsleiders tegen social media aankijken, wat ze al
weten en doen en waar ze tegen aanlopen. Ze noemen een aantal concrete verbeterpunten
om onze cliënten nog beter te begeleiden( gespreksvoering en meer kennis vergaren).
Daarbij is er behoefte aan beleid. Het is goed te lezen dat OGW ook bij dit onderwerp een
goede methode is die Ambiq heeft ingezet. We kunnen hier mee verder .Er is verschil in hoe
ver groepsleiders zijn in het begeleiden van onze cliënten in social media. Daar moeten we
rekening mee gaan houden bij het ontwikkelen van een tranig.
Het is een ruim voldoende en geen goed omdat ik heel graag nog meer concrete punten had
gezien waar we op moeten insteken ter ontwikkeling van een training.
De theorie gaat bij bepaalde onderdelen uit van normaal begaafde jongeren/ kinderen. Daar
had ik graag de koppeling naar onze doelgroep gezien.
2. Graag uw mening over de wijze waarop het bacheloronderzoek tot stand is gekomen:
Onvoldoende Voldoende Ruim Goed
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
42
voldoende
Samenwerking tussen studenten
(o.a. taakverdeling)
x
Samenwerking studenten vs.
Organisatie
x
Zelfstandigheid studenten
x
Effectiviteit van werken van
studenten
x x
Omgaan met afspraken/planning
x
Communicatie van studenten
x
x
Afronding van de opdracht door
studenten
x
Heeft u aanvullende opmerkingen over de wijze waarop de opdracht tot stand is gekomen?
(bijvoorbeeld individuele inbreng in geval van groepen / de mate, waarin de uitvoering
binnen de organisatie heeft plaatsgevonden, etc).
Nienke, Kevin en Joyce zijn zeer gemotiveerd, enthousiast en voortvarend te werk gegaan
dat resulteerde in een prettige samenwerking. Ik heb niet helemaal zicht op de onderlinge
samenwerking, maar het gaf een goede indruk. Ongetwijfeld zullen ze tegen zaken zijn
aangelopen maar hebben de voorgang niet belemmerd.
Nienke, Kevin en Joyce zijn mooi op tijd gestart dat was voor mij ook prettig want dat
geeft ruimte. Vervelend is dan dat er dingen gebeuren op school die vertragend werken en
dan alsnog de tijdsdruk om de hoek komt kijken.
Jammer!
Paulien van Rijswijk
Bedankt voor het invullen!
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
43
BIJLAGE C: TOESTEMMINGSFORMULIER
Toestemmingsformulier Toestemmingsverklaringformulier (informed consent)
Titel onderzoek: Social media
Verantwoordelijke onderzoekers: Nienke Terpstra, Joyce Kroep en Kevin Rietman
Uitleg onderzoek
In het kader van de opleiding SPH (Sociaal Pedagogische Hulpverlening), leerpakket 9.2,
wordt dit onderzoek verricht (opdrachtgever is Ambiq). Het is een kwalitatief onderzoek,
wat zich richt op de vaardigheden van medewerkers betreffende social media gebruik, bij
licht verstandelijk beperkten (LVB). Het onderzoek is gericht op het in kaart brengen van
reeds aanwezige competenties en om te inventariseren wat de ontwikkelingsbehoefte is
rondom het begeleiden van LVB cliënten in het gebruik van social media. Zodat er op
langere termijn een training opgezet kan worden omtrent dit onderwerp en het bieden
van begeleiding hierin. Het is bestemd voor alle werknemers van Ambiq.
In te vullen door de deelnemer
Ik verklaar op een voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard, methode, doel
en [indien aanwezig] de risico’s en belasting van het onderzoek. Ik weet dat de op
bandrecorder opgenomen gegevens en resultaten van het interview alleen anoniem en
vertrouwelijk aan derden bekend gemaakt zullen worden.
Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud me daarbij het
recht voor om op elk moment zonder opgaaf van redenen mijn deelname aan dit
onderzoek te beëindigen.
Naam deelnemer: …………………………………………………………………………..
Datum: …………… Handtekening deelnemer: …...………………………………….
In te vullen door de uitvoerende onderzoeker
Ik heb een mondelinge en schriftelijke toelichting gegeven op het onderzoek. Ik zal
resterende vragen over het onderzoek naar vermogen beantwoorden. Ik verklaar dat de
deelnemer geen nadelige gevolgen zal ondervinden van een eventuele voortijdige
beëindiging van deelname aan dit onderzoek.
Ik verklaar hierbij dat ik de opgenomen gegevens verkregen uit het interview niet voor
andere doeleinden zal gebruiken dan het onderzoek.
Naam onderzoeker: …………………………………………………………………………………..…………..
Datum: …………… Handtekening onderzoeker: ...………………………………….
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
44
BIJLAGE D: VRAGENLIJST INTERVIEW
Concept Dimensie Indicatoren Vragen
Beeld over gebruik van social media door clienten
Trends in hulpverlening
Algemeen beeld over het gebruik van social media door cliënten Regie
Transparantie Cultuuromslag Blended hulpverlening Opvoeding social media Ambulant
Welke vormen van social media worden gebruikt door cliënten? (voorbeelden)
Wat is uw mening over het gebruik van social media door uw clienten?
Op welke wijze is uw
begeleiding aan clienten veranderd doordat zij social media gebruiken?
Hoe blijft u op de hoogte
van de actuele
ontwikkelingen ten aanzien van de begeleiding omtrent social media?
Competenties (kennis, vaardigheden, houding) ten aanzien van het begeleiden van LVB´ers, die
gebruik maken van social media.
Competente hulpverlener
ICT vaardigheden Schrijfvaardigheid Kennis social media Communicatie
Welke compententies bezit je al, als hulpverlener om clienten te begeleiden op het gebied van social media gebruik?
Welke competenties zou je nog willen ontwikkelen op dat gebied?
Oplossingsgericht werken
Welke manier van
methodisch werken past u toe in uw begeleiding aan
clienten in het gebruik van social media?
Keuzevrijheid cliënt
Sociale steun Zelfregie Eigen kracht Toekomst Vertrouwen Sociaal contact
Hoe probeert u in uw
begeleiding gebruik te maken van de voordelen die social media voor een client kan bieden?
Online identiteit Een hulpverlener is zich ervan bewust dat handelingen via
social media veel meer inzichtelijk zijn dan via andere media.
Privacy Pesten Verslaving Ongewenste seksuele ervaringen
Veiligheid Legitimeren Voorbeeldfunctie Verantwoorden Transparantie
Hoe houdt u in uw begeleiding rekening met de nadelen van social media gebruik? (handelen)
Wat brengt u over op de cliënt m.b.t. social media
gebruik? (afschermen profiel, toevoegen cliënten, mobiel gebruik, ontwikkeling).
Waar dient een hulpverlener
rekening mee te houden als het gaat om de verantwoording van de begeleiding van cliënten in social media gebruik?
Kunt u enkele hulpmiddelen op noemen, die u zou
kunnen toepassen bij de begeleiding van cliënten in social media gebruik? (ter bescherming, veiligheid,
enz.)
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
45
BIJLAGE E: DEEL VAN HET LABELSCHEMA
In onderstaande tabel is een deel van het labelschema te lezen, daarbij kunnen de
ontbrekende stukken opgevraagd worden (dit in verband met de hoeveelheid bijlagen).
Vraag Hoofdlabel Sublabel Citaat/uitspraak
Social media gebruik door
cliënten
Sociaal netwerk Facebook “Op deze groep. Volgens mij Facebook sowieso. Ja dus eigenlijk alleen Facebook”. “Op Facebook zitten jongeren onderling wel eens op de computer in de groep zeg maar, maar goed er zijn ook al weer een aantal jongere die daar niet op mogen van ouders, dus dat is wel beperkt”. “Facebook” (20).
Sociaal netwerk Games “Gamen is natuurlijk, hoor ik zelf ook niet zoveel, maar gebeurd natuurlijk wel”. “Maar ze spelen eigenlijk nog spelletjes op de computer dus”. “Voornamelijk spelletjes”. “Via allerlei spelletjes programma, chatten ze op”. “Je hebt ook wel veel spelletjes, waarbij gechat wordt”. “Ja, de treindingen meer en die apenspellen”. “En soms zie ik ook wel dat ze achter zo’n ja met allemaal toeters en bellen, zo’n ja, hoe heet dat..spelletjes”. “Gratis spellen.nl. kleine flutspelletjes, dat soort dingen”. “Spelletjes, waarin je kunt chatten”.
Sociaal netwerk Chatprogramma “MSN (4)”. “Chatprogramma’s”.
Sociaal netwerk Skype “Skype wordt veel gebruikt”.
Sociaal netwerk Datingsite “Ik heb er wel wat gehad met Badoo. Dat ze echt met een relatie bezig waren”. “Er zijn er ook een aantal die graag een relatie willen. Dan heb je daar, wat heb je daar allemaal, baboo, of nouja badoo”. “Tinder, de gekste dingen komen je voorbij”.
Sociaal netwerk Instagram “Instagram komt ook heel veel voorbij”.
Sociaal netwerk Contactsites “Meestal zitten hun ja of op contactsites, dan zie je het als je binnenkomt”.
Micro- blogging Twitter “Twitter en dat is hem eigenlijk wel”. “Twitter”. (4)
Collaboration Jouw omgeving “Wij zijn bezig met een eigen omgeving. Daar werken we eigenlijk elke dag mee. Dat is eigenlijk net opgestart”. “Vooral een stukje jouw omgeving”. “Jouw Omgeving”. (5)
Multimedia WhatsApp “Nou de App”. “Maar ook de groeps WhatsApp”. “WhatssApp”. (7)
Multimedia YouTube “YouTube”. (3)
Mening social media gebruik door cliënten
Mogelijkheden Socialisatie “Social media is mooi om dingen te kunnen delen met elkaar hé. Ze kunnen contact onderhouden met vrienden”. “Ik denk dat het op zich wel heel leuk kan zijn voor jongeren. Dat ze dingen van elkaar weten en dingen met elkaar delen”.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
46
BIJLAGE F: BEOORDELINGSFORMULIER Beoordelingsformulier T.AMM.37555 Bachelorrapport (2013-2014)
Naam student Joyce Kroep, Kevin Rietman en Nienke Terpstra
Studentnummer 148247, 149955 en 147707
Datum
1e Beoordelaar
2de Beoordelaar
Beoordelingsvoorwaarden Feedback
Aangeleverd zijn:
Modelovereenkomst onderzoeksopdracht (bijlage 1 handboek)
Evaluatieformulier opdrachtgever (bijlage 2 handboek)
Ruwe data en instrument zijn gezien door de tweede beoordelaar
tijdens het onderzoeksproces.
Format (omslag, titelpagina, voorwoord, samenvatting,
inhoudsopgave, inleiding (met aanleiding, doelstelling,
vraagstelling, leeswijzer), beschrijving onderzoeksmethode,
resultaten, conclusies, aanbevelingen, discussie) is zakelijk, helder
en volgens ”Handleiding professioneel schrijven”.
Er is gebruik gemaakt van juiste, relevante, actuele, buitenlandse,
valide en betrouwbare bronnen en vermelding is correct volgens
“Handleiding professioneel schrijven”.
Het rapport is geschreven in de vorm van een lopend verhaal met
een logische opbouw, welke met behulp van inleidingen en
overgangszinnen wordt verhelderd.
Het rapport is geschreven in een correcte zakelijke schrijfstijl, de
spelling is correct, grammatica is correct, formuleringen zijn correct
(geen beschuldigingen, persoonlijke ontboezemingen,
waardeoordelen, etc.)
Alle bijlagen zijn relevant, spaarzaam, maar wel voldoende
aanwezig ten behoeve van de reproduceerbaarheid van het
onderzoek.
Criteria 0 3 6 8 10
1. Het onderzoek is
maatschappelijk
relevant. Het
onderzoek is
bruikbaar en/ of
vernieuwend voor de
beroepspraktijk.
De maatschappelijke
relevantie,
bruikbaarheid en
meerwaarde voor de
praktijk worden niet
beschreven of zijn
niet aanwezig.
Het onderzoek heeft
summiere
maatschappelijke
relevantie en
meerwaarde voor de
beroepspraktijk. Het
onderzoek is weinig
bruikbaar.
Het onderzoek
draagt bij aan
optimalisering van
de methodiek en/of
methode van de
opdrachtgevende
instelling.
Tevens draagt het
onderzoek bij aan
andere, gelijksoortige
instellingen op grond
van maatschappelijk
relevante
ontwikkelingen.
Hierbij zijn theorieën
kritisch met elkaar
vergeleken en
geïntegreerd met de
onderzoeksresultaten.
Daarnaast draagt het
onderzoek bij aan
het evidence based
handelen in de
beroepspraktijk.
Hierbij wordt
gekomen tot nieuwe
inzichten, kennis ten
aanzien van
innovatie van de
beroepspraktijk en
een visie van de
onderzoeker.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
47
Criteria 0 3 6 8 10
2. Het onderzoek
heeft diepgang, er
wordt relevante
theorie gebruikt
inclusief
(buitenlandse)
vaktijdschriftartikelen,
waarbij een afweging
wordt gemaakt over
de bruikbaarheid
ervan voor het
onderzoek.
Er is geen diepgang
te onderscheiden en
gebruik gemaakt
van literatuur.
Er is gebruik
gemaakt van
(weinig)
verschillende
bronnen waarbij
de meerwaarde
niet relevant en
logisch is.
Er wordt theorie
gebruikt, waarbij de
meerwaarde
hoofdzakelijk relevant en
logisch is. Richtlijn: 15
bronnen, incl. 4 artikelen.
Ook is er een beschrijving
van een of meerdere
relevante internationale
methodieken, of
internationale
ontwikkelingen.
Daarnaast is de
gebruikte theorie
in de meeste
paragrafen
geïntegreerd in het
rapport en in eigen
woorden
weergegeven.
Richtlijn: 16-20
bronnen, incl. 4
artikelen.
Ook is er een
vergelijking
beschreven tussen
een of meerdere
relevante nationale
en internationale
methodieken of
nationale en
internationale
ontwikkelingen.
Daarnaast is de
gebruikte literatuur
geïntegreerd in het
rapport en
vergelijkend en in
eigen woorden
weergegeven.
Richtlijn: 20 bronnen,
incl. 5 artikelen.
De betekenis van de
vergelijking tussen
een of meerdere
relevante nationale
en internationale
methodieken of
internationale
ontwikkelingen voor
de beroepspraktijk is
beschreven.
3.De onderzoeksvraag
is helder, komt voort
uit de doelstelling; is
haalbaar, afgebakend
en precies.
De gebruikte
onderzoeksmethode
is transparant en
verantwoord.
De doelstelling,
onderzoeksvraag
en/of deelvragen de
gebruikte
onderzoeksmethode
worden niet
weergegeven.
De
onderzoeksvraag,
doelstelling en
deelvragen zijn
niet helder en
komen niet
logisch uit elkaar
voort.
De onderzoeksvraag,
doelstelling en
deelvragen zijn
voldoende helder en
sluiten op elkaar aan.
Interview/enquêtevragen
zijn geformuleerd op
basis van
geoperationaliseerde
theorie.
Daarnaast zijn de
items duidelijk
geformuleerd,
komen logisch uit
elkaar voort en zijn
voor één
interpretatie
vatbaar.
Daarnaast is de
onderzoeksmethode
complex en/of er
wordt gebruik
gemaakt van
passende
onderzoeksmethoden
waardoor triangulatie
bereikt kan worden.
4.De resultaten zijn
reproduceerbaar en
transparant. Het
analysekader is
duidelijk (bijvoorbeeld
SPSS, Kwalitan),
dataverwerking en
weergave van
resultaten is correct.
Het analysekader
en/of de
dataverwerking
worden niet
weergegeven.
De data zijn niet
systematisch,
verifieerbaar en
op basis van een
geaccepteerde
methode
verzameld en
verwerkt.
De data zijn plausibel. De
weergave van de
resultaten is correct,
maar de resultaten
hadden duidelijker
weergegeven kunnen
worden.
De data zijn op
basis van een
geaccepteerde
methode
verzameld en
verwerkt.
De data zijn
controleerbaar,
betrouwbaar en
valide.
Daarnaast zijn de
items toe te passen in
een bredere context
dan de
opdrachtgevende
instantie.
5.De conclusies en aanbevelingen geven antwoord op de vraagstelling en worden gekoppeld aan theorie.
De conclusie en
aanbevelingen zijn
niet beschreven.
Er wordt
onvoldoende
specifiek
antwoord
gegeven op de
vraagstelling of
het antwoord op
de vraagstelling is
niet logisch
beredeneerd.
Er wordt antwoord
gegeven op de
vraagstelling en er is
sprake van een minimale
koppeling tussen
resultaten en theorie.
Er wordt antwoord
gegeven op de
vraagstelling en er
is een koppeling
tussen resultaten
en theorie. De
inzichten zijn
echter
voorspelbaar en
niet (geheel)
vernieuwend te
noemen.
Er is een duidelijke
koppeling gemaakt
tussen de resultaten
en de theorie en
hierdoor is tot
vernieuwende
inzichten gekomen
die bruikbaar en
toepasbaar zijn voor
de verbetering/
innovatie van de
beroepspraktijk.
“Analyseer, Leer en Integreer Social Media”
48
Criteria 0 3 6 8 10
6.De sterktes en zwaktes van het onderzoek zijn beschreven. Er is een discussie aanwezig. De discussie omvat het eigen professioneel standpunt over het onderzoeksonderwerp onderbouwd met argumenten. De discussie wordt gevoerd vanuit diverse perspectieven (denk aan diverse personen en/of micro-, meso- en/of macroniveau).
De sterktes en/of
zwaktes van het
onderzoek en/of de
discussie zijn niet
beschreven.
De sterktes en
zwaktes van het
onderzoek bevatten
informatie die niet
kloppend is.
De discussie bevat
informatie die niet
kloppend is en/of is
niet onderbouwd
met argumenten.
Diverse sterktes en
zwaktes van het
onderzoek zijn
beschreven.
De discussie is
aanwezig, bevat
kloppende
informatie welke
onderbouwd is met
argumenten, maar is
weinig kritisch en
vernieuwend en
wordt belicht vanuit
slechts één
perspectief.
Daarnaast zijn
diverse sterktes en
zwaktes van het
onderzoek en de
mogelijke
implicaties voor het
onderzoek
aangegeven.
Daarnaast is de
discussie vanuit
diverse
perspectieven
beschreven en
wordt het eigen
professionele
standpunt
onderbouwd met
argumenten.
Nieuwe bronnen
worden gebruikt om
de discussie te
onderbouwen.
Daarnaast staan
voor
vervolgonderzoek
alternatieven
beschreven om de
zwaktes van dit
onderzoek in de
toekomst te
voorkomen.
Daarnaast is er
sprake van
oordeelsvorming
van de
onderzoeker(s)
waarbij kennis en
inzicht naar voren
komt en
(leer)vaardigheden
duidelijk worden in
een eigen
professioneel
standpunt.
Totaalbeoordeling
Cijfer
Feedback op totaalproduct
Er dient aan de beoordelingsvoorwaarden voldaan te zijn. Indien dit niet het geval is wordt de toets in Bison beoordeeld met het
cijfer 1.
Het cijfer wordt bepaald door de afzonderlijke punten op elk criterium op te tellen en het puntentotaal af te lezen in de
onderstaande tabel.
Cijfer 1 / 2 / 3 4 / 5 6 7 8 9 10
Max. 60 Punten 0-17 18-32 33-40 41-48 49-55 56-58 59-60