arbeidsongevallenrapport 2013 - inspectie szw · uitgebreid ongevalsonderzoek gedaan. de cijfers...
TRANSCRIPT
Arbeidsongevallenrapport 2013
Door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen
Inspectie SZW: J. Hoeben M.C. Smit
2
3
Voorwoord
Voor u ligt het Arbeidsongevallenrapport 2013 van de Inspectie SZW. In het rapport is een analyse gedaan van de door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen over verschillende jaren. Dit rapport en andere bronnen van ongevallengegevens worden gebruikt door de Inspectie SZW in het kader van risico‐analyse.Voor het tot stand komen van het rapport bedanken we Marja Schouten, John Samadhan, Corina Geschiere en Arjan van der Lugt van de afdeling Onderzoek & Analyse van de Inspectie SZW. Daarnaast gaat onze dank uit naar Piet Venema en Ad van Duijn van het Ministerie van SZW, voor hun constructieve suggesties op de concept versie van dit rapport. Tot slot danken we Marga Zuurbier van de Inspectie SZW voor haar waardevolle suggesties.
Marlou Smit en Judith Hoeben
4
5
Inhoudsopgave Voorwoord .......................................................................................................................... 3
Inhoudsopgave .................................................................................................................... 5
1 Inleiding ............................................................................................................................ 8
2 Door Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen .................................................... 10
3 Slachtoffers naar kenmerken ......................................................................................... 12
Slachtoffers ................................................................................................................... 12
Leeftijd .......................................................................................................................... 13
Geslacht......................................................................................................................... 17
Arbeidsverband ............................................................................................................. 18
Nationaliteit .................................................................................................................. 20
Beroep ........................................................................................................................... 21
4 Slachtoffers naar economische sectoren ....................................................................... 23
Hoofdsectoren .............................................................................................................. 23
Prioritaire sectoren ....................................................................................................... 26
Sectoren op basis van eerste twee cijfers SBI‐code ..................................................... 27
Sectoren op basis van eerste drie cijfers SBI‐code ....................................................... 29
5 Handhaving .................................................................................................................... 32
Slachtoffers naar overtreding en boeterapport ........................................................... 32
Welke handhavingsinstrumenten zijn ingezet? ............................................................ 33
Welke wetsartikelen zijn overtreden? .......................................................................... 35
6 Locatie, activiteit, voorwerp en letsel ............................................................................ 41
Werklocatie ................................................................................................................... 41
6
Activiteit ........................................................................................................................ 42
Voorwerp ...................................................................................................................... 44
Letsel ............................................................................................................................. 47
7 Ongevalsscenario’s, oorzaken en arbeidsrisico’s ........................................................... 50
Achterliggende oorzaken .............................................................................................. 50
Scenario’s gekoppeld aan risico’s ................................................................................. 52
Contact met vallende objecten – niet van kranen ........................................................ 56
Beknelling tussen verschillende objecten ..................................................................... 61
Val van dak, vloer of platform ....................................................................................... 65
Contact met bewegende delen van een machine ........................................................ 67
Val van ladder of trapje ................................................................................................. 71
8 Samenvatting en conclusies ........................................................................................... 76
Persoonskenmerken ..................................................................................................... 76
Economische sector ...................................................................................................... 77
Handhaving ................................................................................................................... 79
Locatie, activiteit, voorwerp en letsel ........................................................................... 80
Arbeidsrisico’s, ongevalsscenario’s en oorzaken .......................................................... 80
Contact met vallende objecten – niet van kranen .................................................... 82
Beknelling tussen verschillende objecten ................................................................. 83
Val van dak, vloer of platform ................................................................................... 83
Contact met bewegende delen van een machine .................................................... 83
Val van ladder of trapje ............................................................................................. 84
Bijlage ................................................................................................................................ 85
7
Figuur A Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd en sector deel 1 ............................................................. 85
Figuur B Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd en sector deel 2 ............................................................. 86
Tabel I Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken .............................. 87
Tabel II Slachtoffers van dodelijke arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar verschillende kenmerken ...................... 91
Tabel III Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar tweecijferige SBI ............................................ 95
Tabel IV Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar driecijferige SBI‐code .................................. 100
Tabel V Ongevallen naar ongevalslocatie (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers) ....................................................................................................... 113
Tabel VI Voorwerpen bij specifieke fysieke activiteit (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, in procenten van ongevallen) ............... 115
Tabel VII Ongevalsscenario’s....................................................................................... 117
Tabel VIII ongevallen naar risico, ongevalsscenario en sector (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)* ............................................................. 121
8
1Inleiding Dit rapport bevat kerncijfers en analyses van arbeidsongevallen. Het gaat om de arbeidsongevallen die door inspecteurs van de Inspectie SZW zijn onderzocht. Dit rapport en andere bronnen van ongevallengegevens worden gebruikt voor produkten van de Inspectie SZW in het kader van risico‐analyse. In Nederland hadden in 2011 ongeveer 207.0001 werknemers te maken met een ongeval met lichamelijk en/of geestelijk letsel en verzuim. Dit komt overeen met ongeveer 2.900 ongevallen per 100.000 werknemers2. Voor alle ongevallen geldt dat de werkgever het ongevalsrisico, in het kader van de risico‐inventarisatie en –evaluatie, moet evalueren en de risicobeperkende maatregelen moet beschrijven. Arbeidsongevallen die geleid hebben tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname zijn meldingsplichtig bij de Inspectie SZW. Ongevallen die op het moment van melding naar verwachting meldingsplichtig zijn, worden onderzocht door de Inspectie SZW, tenzij een andere dienst het onderzoek doet (zoals bij verkeersongevallen). De ongevallen die de Inspectie SZW onderzoekt zijn, gezien de definitie van de meldingsplicht, de ernstiger ongevallen. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de ongevallen die worden onderzocht door de Inspectie SZW en die dus de basis vormen voor de cijfers in dit rapport. In totaal heeft de Inspectie SZW ruim 2.000 ongevallen per jaar onderzocht in de jaren 2010 tot en met 2012. Dit is dus bijna 1% van het totaal aantal arbeidsongevallen met verzuim in Nederland. Indien er bij het onderzoek sprake blijkt te zijn van een causaal verband tussen een overtreding van de arbeidsomstandighedenwet en het ongeval treedt de Inspectie SZW handhavend op. Bij ongeveer zeven op de tien ongevalsonderzoeken handhaaft de Inspectie SZW. Er is informatie over de arbeidsongevallen die de Inspectie SZW onderzoekt opgenomen in het administratieve systeem van de Inspectie. Deze informatie geeft inzicht in de sectoren waar deze ongevallen zich voordoen en in de kenmerken van de slachtoffers. In hoofdstuk 2 wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde definities. In hoofdstuk 3 worden diverse achtergrondkenmerken van slachtoffers beschreven, zoals hun leeftijd en de aard van het arbeidsverband. Hoofdstuk 4 beschrijft de sectoren waarin de arbeidsongevallen zich hebben voorgedaan en hoofdstuk 5 gaat in op de handhaving. De ongevalslocatie, de activiteit, het letsel en het betrokken voorwerp worden besproken
1 Venema, A., Den Besten, H., Klauw, M. van der. en Ybema, J.F. Arbeidsongevallen in Nederland 2011, TNO, 2013, p. 2 (zie www.monitorarbeid.nl/ongevallen). 2 Venema, A., Den Besten, H., Klauw, M. van der. en Ybema, J.F. Arbeidsongevallen in Nederland 2011, TNO, 2013, p. 5.
9
in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 gaat in op arbeidsrisico’s, ongevalsscenario’s en oorzaken van ongevallen. Een samenvatting met conclusies staat in hoofdstuk 8. In de bijlage zijn tabellen opgenomen.
10
2DoorInspectieSZWonderzochtearbeidsongevallenIn dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op arbeidsongevallen die de Inspectie SZW onderzocht heeft. Verder wordt toegelicht hoe tot de cijfers in dit rapport is gekomen. Volgens artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet is een arbeidsongeval een aan een werknemer3 in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad. Meldingsplichtig bij de Inspectie SZW zijn die arbeidsongevallen die geleid hebben tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname (artikel 9, eerste lid van de Arbowet). Enkel poliklinische behandeling in het ziekenhuis valt hier niet onder. De Inspectie SZW onderzoekt deze meldingsplichtige arbeidsongevallen. Soms worden arbeidsongevallen onderzocht op basis van artikel 10 van de Arbowet (gevaar voor derden). Bij de intake van een ongevalsmelding wordt beoordeeld of het ongeval door een inspecteur moeten worden onderzocht of niet. In het geval dat een ongeval door een inspecteur moet worden onderzocht, wordt de melding een zaak in het administratieve systeem van de Inspectie SZW en gaat een inspecteur ermee aan de slag. In een deel van deze gevallen blijkt dat in een zaak geen uitgebreid onderzoek nodig is. Een reden voor het niet verder onderzoeken van een ongeval kan zijn dat het geen meldingsplichtig arbeidsongeval volgens de Arbowet blijkt te zijn (bijvoorbeeld als het slachtoffer volgens de Arbowet geen werknemer is of als er geen sprake is van vermoedelijk blijvend letsel of ziekenhuisopname). Daarnaast worden sommige arbeidsongevallen door een andere dienst (verder) onderzocht. De politie onderzoekt bijvoorbeeld arbeidsongevallen op de openbare weg. Ook ongevallen in de mijnbouw en een deel van de arbeidsongevallen in de zeescheepvaart worden niet door de Inspectie SZW onderzocht. Er is sprake van een flinke ondermelding van arbeidsongevallen met ziekenhuisopname4. Naar schatting de helft van alle meldingsplichtige ongevallen wordt niet gemeld bij de Inspectie SZW. Het werkelijke aantal meldingsplichtige arbeidsongevallen is dus groter dan uit deze analyse blijkt. Aan de andere kant zijn er in de cijfers van dit rapport ook niet‐meldingsplichtige ongevallen meegenomen waar een inspecteur een geheel of gedeeltelijk onderzoek heeft gedaan. De meeste ongevallen in dit rapport zijn echter wel meldingsplichtige ongevallen, maar het is niet mogelijk om aan te geven hoeveel dit er precies zijn.
3 Een zelfstandige zonder personeel die onder gezag werkt, geldt ook als een werknemer. 4 Popma, J. Werkgerelateerde sterfte in Nederland: een verkenning, Amsterdam, FNV, 2005
11
Voor de cijfers in de hoofdstukken 1 tot en met 5 van dit rapport is zoveel mogelijk aangesloten bij een definitie van ongevallen zoals deze in het jaarverslag van de Inspectie SZW is gehanteerd. Er is in eerste instantie uitgegaan van slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevalszaken, die zijn afgesloten in de periode 2009 tot en met 20125. Zoals hierboven is aangegeven, wordt niet bij alle zaken een uitgebreid ongevalsonderzoek gedaan. De cijfers van hoofdstuk 1 tot en met 5 bevatten ook slachtoffers van ongevallen waar uiteindelijk geen uitgebreid onderzoek nodig bleek te zijn. Een deel van de arbeidsongevallen wordt afgesloten in een ander jaar dan waarin het ongeval heeft plaatsgevonden. Het aantal slachtoffers is de basis voor de aantallen in de tabellen en figuren. Het aantal slachtoffers komt niet overeen met het aantal ongevalszaken. Bij één ongevalszaak kan meer dan één slachtoffer zijn gevallen. Ook komt het voor dat er bij een zaak geen slachtoffergegevens in het administratieve systeem zijn opgenomen. Redenen hiervoor kunnen bijvoorbeeld zijn dat er geen slachtoffers waren of dat het, na het besluit dat verder onderzoek niet noodzakelijk was, niet nodig was de slachtoffergegevens in te vullen. In de hoofdstukken 6 en 7 en de laatste paragrafen van hoofdstuk 3 (over nationaliteit en beroep) zijn ongevallen ingedeeld naar het jaar waarin de ongevallen hebben plaatsgevonden. De reden hiervoor is dat de gegevens die gebruikt zijn voor deze hoofdstukken, beschikbaar zijn voor het jaar waarin het ongeval heeft plaatsgevonden en niet (volledig) voor het jaar waarin de ongevalszaak is afgesloten. De cijfers over 2012 die in de tabellen zijn opgenomen zijn voorlopig; er kunnen nog ongevalsonderzoeken worden afgehandeld die betrekking hebben op ongevallen die in 2012 hebben plaatsgevonden. Niet alle ongevallen die (uiteindelijk) leiden tot een afgesloten zaak hoeven volledig te worden onderzocht, dus niet van al deze ongevallen is de toedracht gestructureerd vastgelegd. Om deze reden kunnen de cijfers in deze hoofdstukken lager uitvallen dan in de eerste hoofdstukken.
5 Preciezer geformuleerd gaat het om in het betreffende jaar afgesloten zaken, waarbij het resultaat van de laatste actie van de Inspectie SZW uit de categorie arbo is òf indien er één of meer overtredingen zijn geconstateerd. Zaken die enkel ‘onverrichter zake’ acties hebben en waarbij ook geen overtreding is geconstateerd, vallen hier niet onder. In de aantallen die gebruikt zijn geldt het laatste jaar van afsluiting, met uitzondering van 2012. Zaken die in december 2012 waren afgesloten, blijven die afsluitdatum houden, ook als ze erna heropend zijn, hetgeen betekent dat er iets meer zaken afsluitjaar 2012 kunnen krijgen dan de jaren 2009, 2010 en 2011. Zaken waarbij geen slachtoffer is geregistreerd, zijn niet meegenomen in dit rapport.
12
3Slachtoffersnaarkenmerken In dit hoofdstuk worden slachtoffers van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen naar verschillende achtergrondkenmerken weergegeven. Er is uitgegaan van ongevalszaken die de Inspectie SZW in de jaren 2009 tot en met 2012 heeft afgesloten. Niet in alle gevallen heeft een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden. In hoofdstuk 2 is toegelicht welke definitie wordt gehanteerd. De ongevallen hebben gedeeltelijk plaatsgevonden in de jaren voor het jaar waarin de zaak werd afgesloten. In dit hoofdstuk wordt eerst gekeken naar alle slachtoffers, vervolgens wordt onderscheid gemaakt naar leeftijd, geslacht, arbeidsverband, nationaliteit en beroep6. In tabel I en II in de bijlage staan de cijfers die de basis vormen voor de figuren in dit hoofdstuk.
SlachtoffersIn figuur 1 zijn de slachtoffers per jaar weergegeven van de ongevalsonderzoeken die de Inspectie SZW heeft afgesloten in de periode 2009‐2012. In de figuur zijn de dodelijke ongevallen ook apart weergegeven7. In 2009 waren er bijvoorbeeld 2402 slachtoffers betrokken bij de ongevalszaken die in dat jaar zijn afgesloten. Van deze slachtoffers zijn er 81 overleden. Voor het jaar 2012 ging het om 2044 slachtoffers, van wie 60 zijn overleden. In 2009 waren er meer ongevalszaken afgesloten dan in de jaren 2010, 2011 en 2012. De daling kan veroorzaakt zijn door een kleiner aantal ongevallen dat heeft plaatsgevonden of dat is gemeld vanaf 2010. De crisis heeft effect op de aantallen omdat de productie minder is, zeker in een sector als de Bouw. Uit een nadere analyse van de bouw8 bleek dat het absolute aantal ongevallen afnam, maar dat het aantal ongevallen gerelateerd aan de productie in de sector ongeveer gelijk bleef (dus het aantal slachtoffers per miljard euro bleef constant). Het verschil in aantal slachtoffers tussen 2009 en de jaren daarna kan ook (mede) een administratieve oorzaak hebben, bijvoorbeeld de wijze van registreren van ongevallen of het eventueel scherper selecteren door de Inspectie SZW van welke ongevallen onderzocht moeten worden en welke niet. De daling van het aantal (slachtoffers van) ongevallen in 2010 ten opzichte van 2009 is veel sterker dan de daling in werknemers. Overigens hebben niet alle ongevallen die zijn afgesloten in 2009, ook plaatsgevonden in 2009.
6 Voor nationaliteit en beroep is uitgegaan van een afwijkende periode en van het jaar van plaatsvinden van het ongeval. 7 In de hele periode 2009‐2012 waren er 15 slachtoffers die een natuurlijke dood waren gestorven. Deze slachtoffers zijn niet meegenomen in de cijfers van dit hoofdstuk. 8 Arbeidsomstandigheden in de Sector Bouw; Sectorrapportage 2011; Leo de Jong en Annet Geurts.
Figuur 1 Slachtoffers naar jaar (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
LeeftijdBij de Inspectie SZW is de leeftijd van de slachtoffers doorgaans bekend9. In figuur 2 zijn alle slachtoffers (dodelijk en niet dodelijk) weergegeven naar leeftijd. Figuur 2 Slachtoffers van ongevallen naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Het grootste aantal slachtoffers (3.453) betreft mensen van 25 tot en met 44 jaar. Bijna evenveel slachtoffers (3.267) waren 45 tot en met 64 jaar. 35 slachtoffers waren jonger
13
9 De geboortedatum is niet in alle gevallen geregistreerd. Als bijvoorbeeld al snel duidelijk is dat het ongeval niet verder onderzocht hoeft te worden door de inspecteur, en de geboortedatum was nog niet bekend, dan is het niet meer nodig deze alsnog te achterhalen. Zeer extreme geboortedata zijn op onbekend gezet, hierbij wordt verondersteld dat er een tikfout is gemaakt.
14
dan 15 jaar. Deze kinderen die slachtoffer zijn, waren niet allen werkzaam, maar kunnen bijvoorbeeld ook slachtoffer zijn geworden terwijl ze speelden op de arbeidsplaats. Wanneer de absolute aantallen slachtoffers worden gerelateerd aan het aantal werknemers in die categorie, wordt duidelijk of een bepaalde leeftijdscategorie relatief vaak slachtoffer is van een ongeval. Hierbij is het van belang om de selectie van de slachtoffers die worden meegeteld (in de teller van de breuk) af te stemmen op de definitie van de werknemers (in de noemer van de breuk). Een geschikt en beschikbaar aantal werknemers om de slachtoffers aan te relateren is het arbeidsvolume van werknemers10. Het arbeidsvolume is de hoeveelheid arbeid in arbeidsjaren. Het arbeidsvolume telt bijvoorbeeld voltijd en deeltijdbanen naar rato mee (twee halve banen zijn samen een hele). Zelfstandigen vallen hier buiten, uitzendkrachten en stagiairs vallen er wel onder. Van de slachtoffers uit de figuur hiervoor zijn de werknemers en de uitzendkrachten geselecteerd (de derden, zelfstandigen, meewerkende gezinsleden en leerlingen zijn niet geselecteerd, want deze tellen niet mee in het arbeidsvolume van werknemers) en er is een gemiddelde per jaar over de periode 2009‐2012 berekend. Deze gemiddeldes per leeftijdsklasse zijn gerelateerd aan het arbeidsvolume van werknemers. In figuur 3 zijn de slachtoffers voor verschillende leeftijdscategorieën weergegeven per 100.000 arbeidsjaren. Voor werknemers van 25 tot en met 44 jaar is het aantal ongevallen per 100.000 arbeidsjaren kleiner dan voor de andere leeftijdsklassen. Voor de 65‐plussers is deze het grootst. Er werken veel minder mensen van 65 jaar en ouder dan in de jongere leeftijdsgroepen. In absolute zin is het aantal slachtoffers van 65 jaar en ouder veel kleiner dan het aantal slachtoffers in de jongere leeftijdsgroepen, maar per 100.000 arbeidsjaren is dit wel hoger dan bij de mensen jonger dan 65. Het verband tussen het krijgen van een arbeidsongeval en leeftijd lijkt mede afhankelijk te zijn van de definities die worden gekozen. Als de aantallen slachtoffers zouden zijn gerelateerd aan het aantal banen van werknemers (dan telt een deeltijdbaan dus even zwaar als een voltijdbaan) zou een ander beeld te zien zijn, namelijk een waar de werknemers van 45 tot en met 64 jaar relatief het vaakst een arbeidsongeval hebben. Deeltijdbanen komen vaker voor bij jongeren en ouderen. Uit de monitor arbeidsongevallen 201011 blijkt dat jongeren niet oververtegenwoordigd zijn bij ongevallen met letsel en verzuim. Er waren in 2011 naar schatting 207.000 ongevallen met letsel en verzuim, dit bevat voornamelijk ongevallen die niet meldingsplichtig waren bij de Inspectie SZW en niet in deze rapportage zijn
10 Dit is beschikbaar via de website van het Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl).
11 Monitor arbeidsongevallen in Nederland 2010; TNO; 2012
opgenomen.12 Uit de arbeidsongevallenmonitor van TNO blijkt dat bij de jongeren van 15 tot en met 24 jaar het aantal ongevallen met letsel en verzuim is gedaald in de periode 2005‐2010. Een daling doet zich ook voor in de handel en de horeca, waar relatief veel jongeren werken. Uit de monitor arbeidsongevallen in Nederland blijkt ook dat de jongeren wel een grotere kans hebben op een ongeval met behandeling op de spoedeisende eerste hulp afdeling van een ziekenhuis. Ongevallen die vervolgens leiden tot ziekenhuisopname gebeuren juist relatief vaker bij ouderen. Figuur 3 Slachtoffers van ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde, 2009‐2012)
In figuur A en B in de bijlage zijn de ongevallen per 100.000 arbeidsjaren en leeftijd voor verschillende sectoren afgebeeld. De sectoren zijn verdeeld over twee figuren. In figuur A staan de sectoren met de hogere ongevalskansen en in figuur B de sectoren met de lagere ongevalskansen. In deze figuren is te zien dat het patroon uit figuur 3 niet in alle hoofdsectoren te zien is. In de sector waterleidingbedrijven en afvalbeheer, de sector vervoer en opslag en de sector openbaar bestuur is bijvoorbeeld een dalende lijn te zien en hebben de werknemers van 15 tot en met 24 jaar de hoogste kans op een ongeval (per arbeidsjaar). In de gezondheidszorg is een stijgende lijn te zien, waarbij ouderen dus vaker een ongeval hebben dan jongeren. In de industrie is te zien dat de kans op een
15
12 Venema, A., Den Besten, H., Klauw, M. van der. en Ybema, J.F. Arbeidsongevallen in Nederland 2011, TNO, 2013, p. 2 (zie www.monitorarbeid.nl/ongevallen).
ongeval het hoogst is bij de 65 plussers en daarna bij de werknemers van 15 tot en met 24 jaar. In figuur 4 en 5 zijn de dodelijke slachtoffers weergegeven naar leeftijd. In figuur 4 gaat het om de absolute aantallen slachtoffers. In figuur 5 zijn, net als in figuur 3, de aantallen slachtoffers gerelateerd aan het arbeidsvolume. In figuur 5 is een piek te zien bij 65‐plussers. Zij zijn dus relatief vaak het slachtoffer van een dodelijk arbeidsongeval. Het gaat daarentegen wel om een klein deel van het totaal aantal slachtoffers, omdat veel minder mensen van 65 jaar en ouder werken. In absolute zin is het aantal dodelijke slachtoffers van 65 jaar en ouder dus veel kleiner dan het aantal slachtoffers in de jongere leeftijdsgroepen, maar per 100.000 arbeidsjaren is dit wel hoger dan bij de mensen jonger dan 65. Figuur 4 Slachtoffers van dodelijke ongevallen naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
16
Figuur 5 Slachtoffers van dodelijke ongevallen per 100.000 arbeidsjaren van werknemers en uitzendkrachten naar leeftijd (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde 2009‐2012)
GeslachtHet overgrote deel (88%) van de slachtoffers van arbeidsongevallen die door de Inspectie SZW zijn onderzocht, is mannelijk. 8% is vrouw en van 4% is het geslacht onbekend. Als het geslacht onbekend is betekent dit dat het niet is geregistreerd in het administratieve systeem van de Inspectie SZW. Bij de dodelijke ongevallen is een nog groter deel man (95%). In de figuren 6 en 7 zijn deze percentages weergegeven. Figuur 6 Slachtoffers van ongevallen naar geslacht (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
17
Figuur 7 Slachtoffers van dodelijke ongevallen naar geslacht (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
ArbeidsverbandVan de slachtoffers van arbeidsongevallen wordt het arbeidsverband geregistreerd. In figuur 8 zijn de resultaten hiervan weergegeven voor alle ongevallen, en apart voor de ongevallen met dodelijke afloop. Het beeld voor de dodelijke ongevallen wijkt niet sterk af van dat van alle ongevallen. Driekwart van alle slachtoffers betreft werknemers. Van de slachtoffers is 15% uitzendkracht. Uitzendkrachten zijn oververtegenwoordigd in de slachtoffers, want ongeveer 2% tot 3% van de werkzame personen (in heel Nederland) is uitzendkracht13. Vier procent van alle slachtoffers is zelfstandige, twee procent is leerling/student (bijvoorbeeld leerling in een leerwerkbedrijf of een scholier met een bijbaan) en 1% is als stagiair werkzaam in een bedrijf. Minder dan 1% is meewerkend gezinslid. Twee procent van de slachtoffers zijn derden, deze mensen waren bijvoorbeeld op bezoek bij het bedrijf (klant, werknemer van ander bedrijf, (niet meewerkend) kind van eigenaars en dergelijke). Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, zijn er ook niet‐meldingsplichtige ongevallen (maar wel door de inspectie (gedeeltelijk) onderzocht) in deze cijfers meegenomen.
13 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (www.cbs.nl).
18
Figuur 8 Slachtoffers van ongevallen naar arbeidsverband (in procenten, door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Als gekeken wordt naar slachtoffers onder uitzendkrachten per 100.000 uitzendkrachten (van 15 tot 65 jaar), blijkt dat ze gemiddeld 7 tot 8 keer vaker slachtoffer zijn dan werknemers. Dit verschil met werknemers is zeer groot. Het kan niet worden uitgesloten dat ingeleende werknemers (bijvoorbeeld via een onderaannemer) in een deel van de gevallen als uitzendkracht geregistreerd staan in het administratieve systeem van de Inspectie SZW, terwijl ze geen contract bij een uitzendbureau hebben. Ook is het een mogelijkheid dat de meldingskans van een ongeval voor uitzendkrachten hoger zou liggen, aangezien er twee werkgevers zijn die het ongeval zouden kunnen melden. Als dit het geval is, zou het werkelijke aantal uitzendkrachten dat slachtoffer is van een ongeval lager zijn. TNO heeft ook gekeken naar ongevalskansen van uitzendkrachten en werknemers, en vindt een veel kleiner verschil tussen beide14. TNO gebruikt in de analyse een veel ruimere definitie van arbeidsongevallen dan de definitie die voor deze rapportage van de Inspectie SZW is gebruikt. Ondanks dit grote verschil in definitie, is het aannemelijk dat er wel een verschil in ongevalskans tussen werknemers en uitzendkrachten is, maar dat deze kleiner is dan de gevonden factor 7 tot 8. Het verschil in ongevalskans tussen uitzendkrachten en werknemers roept de vraag op waarom uitzendkrachten relatief vaker slachtoffer kunnen zijn. Een verklaring kan zijn
19
14 Hooftman, W. en Meer, L. van der; Arbeidsongevallen van uitzendkrachten 2005‐2012, TNO, 2013.
20
dat ze vooral in sectoren werken waar het werk gevaarlijker is. Er is binnen de economische hoofdsectoren gekeken naar het aantal slachtoffers per 100.000 uitzendkrachten en werknemers. Tussen de sectoren zijn verschillen te zien, maar in alle sectoren hebben uitzendkrachten een hogere kans op een ongeval dan werknemers. In sommige sectoren is dit meer dan 7‐8 keer zo veel (het totale verschil in ongevalskans tussen uitzendkrachten en werknemers), en in sommige sectoren minder. De meeste slachtoffers onder de uitzendkrachten vallen in de industrie en de bouw. Meer dan de helft van het totale aantal slachtoffers onder uitzendkrachten valt in deze twee sectoren. Dit geldt echter ook voor werknemersslachtoffers. Binnen deze sectoren hebben uitzendkrachten een ongeveer 6 keer grotere kans op een ongeval dan werknemers. Het is dus in elk geval niet zo dat uitzendkrachten relatief veel vaker in de risicovolle hoofdsectoren, zoals de bouw en de industrie, werken en daardoor vaker een ongeval zouden krijgen. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat uitzendkrachten binnen de sectoren gevaarlijker werk zouden doen. Gegevens over aantallen uitzendkrachten werkzaam in de deelsectoren zijn echter niet beschikbaar, dus deze analyse kan niet voor een gedetailleerdere indeling naar sectoren worden gedaan. Het is ook mogelijk dat uitzendkrachten binnen de (deel)sectoren bijvoorbeeld vaker productiewerk doen dan administratief werk of leidinggevend werk. Een alternatieve verklaring is dat uitzendkrachten minder goed bekend zijn met de veilige manier van werken dan vaste werknemers. Dit zou kunnen komen doordat zij minder ervaring hebben of minder voorlichting en onderricht hebben gehad, omdat zij korter aan het werk zijn bij het betreffende bedrijf. Op basis van gegevens over oorzaken van ongevallen is door ingenieursbureau RPS gekeken of er oorzaken zijn die vaker voorkomen bij uitzendkrachten dan bij werknemers15. Er is gekozen voor nadere analyse van een soort ongeval dat relatief vaak voorkomt, namelijk ‘contact met bewegende delen van een machine’. In hoofdstuk 7 komt dit ongevalsscenario aan bod. Daar zal ook aandacht worden besteed aan de oorzaken van ongevallen bij uitzendkrachten en werknemers.
NationaliteitIn tabel 1 is de nationaliteit weergegeven van slachtoffers van ongevallen die vanaf 2004 tot en met 2009 hebben plaatsgevonden en die zijn onderzocht door de Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie). Over de jaren 2009‐2012 zijn geen cijfers beschikbaar over nationaliteit van de slachtoffers. De cijfers zijn afkomstig uit een analyse gemaakt
15 RPS, Factsheet ongevallen met uitzendkrachten, januari 2012
21
door RPS met gegevens van het Storybuilder model (Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03). Bijna acht op de tien slachtoffers heeft de Nederlandse nationaliteit. Krap drie procent heeft de Duitse nationaliteit. Ruim twee procent heeft de Poolse nationaliteit en 1,3% de Turkse. De andere nationaliteiten in de tabel komen bij minder dan 1% van de slachtoffers voor. Van tien procent van de slachtoffers is de nationaliteit onbekend. Tabel 1 Top tien nationaliteiten slachtoffers arbeidsongevallen (2004‐2009, ongevallen onderzocht door de Inspectie SZW) Nationaliteit % van de slachtoffersNederlandse 78,9Duitsland 2,6Poolse 2,3Turkse 1,3Belgische 0,8Marokkaanse 0,7Portugese 0,5Britse 0,3Irakese 0,1Spaanse 0,1Overig 2,1Onbekend 10,2Totaal 100Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03
BeroepIn tabel 2 zijn de twintig meest voorkomende beroepen weergegeven van slachtoffers van arbeidsongevallen die vanaf 1998 tot en met 2009 hebben plaatsgevonden en die zijn onderzocht door de Inspectie SZW (voorheen de Arbeidsinspectie). De cijfers zijn afkomstig uit een analyse gemaakt met gegevens van het Storybuilder model (Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03). Het gaat om de beroepen die door de inspecteurs van de Inspectie SZW zijn ingevuld in het administratieve systeem van de Inspectie. Beroep is in een vrij tekstveld ingevuld. Er was dus geen sprake van een lijst met beroepen waaruit gekozen kon worden. Dit betekent dat voor hetzelfde beroep de ene inspecteur een andere naam zou kunnen kiezen dan een andere inspecteur.
22
Tabel 2 Top 20 beroepen slachtoffers arbeidsongevallen 1998‐2009 (door de Inspectie SZW onderzochte ongevallen) Beroep % van de slachtoffers
Medewerker productie 7 Timmerman 6 Monteur 6 Chauffeur 4 Medewerker 4 Operator 3 Medewerker magazijn 2 Medewerker algemeen 2 Elektromonteur 2 Schilder 1 Voorman 1 Onderhoudsmonteur 1 Uitzendkracht 1 Metaalbewerker/lasser 1 Schoonmaker 1 Constructiebankwerker 1 Chauffeur vrachtwagen 1 Dakdekker 1 Metselaar 1 Chauffeur vorkheftruck 1 Onbekend 6 Overige beroepen 45 Totaal 100 Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03
Medewerker productie staat bovenaan in de top 20. Zeven procent van de slachtoffers is medewerker productie. Vier procent is chauffeur. Daarnaast is 1% chauffeur vrachtwagen en 1% chauffeur vorkheftruck. Zes procent is timmerman en eveneens 6% is monteur. Twee procent van de slachtoffers is elektromonteur. Daarnaast is voor 1% van de slachtoffers aangegeven dat hij of zij een onderhoudsmonteur is. Eveneens voor 1% van de slachtoffers is als beroep ‘uitzendkracht’ ingevuld. Dit betekent niet dat onder de andere slachtoffers geen uitzendkrachten voorkomen. Bijna de helft (45%) van de slachtoffers heeft een beroep dat niet in de top 20 voorkomt.
23
4Slachtoffersnaareconomischesectoren Dit hoofdstuk gaat over de slachtoffers van ongevallen in verschillende sectoren. Voor de sectoren worden aantallen slachtoffers per 100.000 banen van werknemers16 berekend, om in beeld te krijgen welke sectoren per 100.000 werknemers veel ongevallen hebben. Van de vestigingen van bedrijven waar ongevallen zijn onderzocht is de sector bekend. Dit is gebaseerd op de SBI‐code van deze vestigingen17. De SBI‐code is een codering die de Kamer van Koophandel en het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteren voor de indeling van bedrijven naar economische activiteit. Op basis van de SBI‐code kunnen bedrijven in verschillende mate van detail worden ingedeeld. In deze paragraaf worden de gegevens over slachtoffers op de volgende manieren naar sectoren ingedeeld:
• Hoofdsectoren; • Sectoren zoals deze door de Inspectie SZW worden gehanteerd bij de
sectoraanpakken op arbeidsomstandigheden (’prioritaire sectoren’); • Sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code; • Sectoren op basis van de eerste drie cijfers van de SBI‐code.
Hoofdsectoren In tabel 3 zijn de slachtoffers (inclusief de dodelijke slachtoffers) voor de periode 2009‐2012 weergegeven naar hoofdsectoren. In tabel I in de bijlage staat de procentuele verdeling van slachtoffers over de verschillende hoofdsectoren. In tabel II in de bijlage staan cijfers over de dodelijke slachtoffers naar hoofdsectoren. In de laatste kolom van tabel 3 is het gemiddelde aantal slachtoffers per 100.000 banen weergegeven. Hiervoor is het gemiddeld aantal slachtoffers van ongevalszaken die in de periode 2009‐2012 zijn afgesloten, gerelateerd aan het aantal banen van werknemers per december 200918.
16 Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek
17 Het gaat om de sbi‐code zoals deze in april 2013 in het administratieve systeem van de Inspectie SZW is opgenomen. Dit kan in een deel van de gevallen afwijken van de sbi‐code van een bedrijf op het moment dat het ongeval plaatsvond. 18 Er is gekozen voor banen van werknemers per december 2009 als maat voor de omvang van de sectoren, omdat er ook naar gedetailleerdere indeling van sectoren gegevens over het aantal banen per december 2009 beschikbaar is. Verderop in het hoofdstuk wordt gebruik gemaakt van deze gedetailleerdere indeling in sectoren. Niet alle slachtoffers zijn werknemers. Sectoren waar, in vergelijking met andere sectoren, relatief veel niet‐werknemers in werkzaam zijn, kunnen met deze berekeningswijze een hogere ongevalsfrequentie krijgen. Hetzelfde geldt voor sectoren die zijn gegroeid vanaf 2010, deze groei is dan niet meegenomen in de noemer (banen van werknemers per december 2009) en wel in de teller (aangezien ook slachtoffers in 2010, 2011 en 2012 zijn meegenomen).
24
Hiervoor wordt verder het begrip ongevalsfrequentie gebruikt. Alle sectoren bij elkaar genomen geeft dit een totale ongevalsfrequentie van door de Inspectie SZW onderzochte arbeidsongevallen van 28 per 100.000 banen. Hierbij is het van belang in gedachten te houden dat slechts een klein deel van de arbeidsongevallen door de Inspectie hoeft te worden onderzocht. Tabel 3 Slachtoffers van ongevallen naar hoofdsectoren (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Hoofdsector 2009 2010 2011 2012 banen*
Gemiddeld 2009‐2012 per 100.000 banen
A Landbouw, bosbouw en visserij 75 68 63 73 95.700 73B Delfstoffenwinning 1 2 1 4 7.600 26C Industrie 698 571 606 595 771.200 80D Energievoorziening 9 4 5 6 22.000 27E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer 55 41 57 53 37.400 138F Bouwnijverheid 616 489 486 473 370.400 139G Handel 288 244 247 230 1.259.300 20H Vervoer en opslag 176 217 193 182 374.800 51I Horeca 28 28 36 34 308.900 10J Informatie en communicatie 5 3 2 3 224.100 1K Financiële dienstverlening 46 25 32 34 342.400 10L Verhuur en handel van onroerend goed 11 11 12 12 71.000 16M Specialistische zakelijke diensten 66 57 69 69 494.000 13N Verhuur en overige zakelijke diensten 84 102 94 93 819.000 11O Openbaar bestuur en overheidsdiensten 69 62 45 53 518.000 11P Onderwijs 51 29 27 24 523.900 6Q Gezondheids‐ en welzijnszorg 70 75 60 57 1.270.300 5R Cultuur, sport en recreatie 28 20 23 23 130.200 18S Overige dienstverlening 11 15 17 13 147.900 9Sector onbekend 15 12 7 13 0 0Totaal 2.402 2.075 2.082 2.044 7.788.600 28Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW * De banen zijn per december 2009
25
Er zijn flinke verschillen in absolute en relatieve aantallen ongevallen tussen de sectoren. Als gekeken wordt naar de sectoren met de meeste ongevallen, dan blijkt dat 29% van de ongevallen in de industrie plaatsvond (op basis van in 2009‐2012 afgesloten ongevalszaken). Een kwart van de ongevallen vond plaats in de bouwnijverheid, 12% in de handel en 9% in de sector vervoer en opslag (zie tabel I in de bijlage). Als gekeken wordt naar de ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers, blijkt dat de hoofdsectoren waterleidingbedrijven en afvalbeheer en bouwnijverheid de hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers hebben, namelijk 138 en 139 (zie tabel 3). De industrie staat met 80 ongevallen per 100.000 banen op de derde plaats. Bij diverse sectoren (zoals de industrie, de bouw en de handel) is het absolute aantal slachtoffers van ongevallen in 2009 een stuk hoger dan in 2010. In deze sectoren is het aantal ongevallen in de periode 2009‐2012 gedaald, waarbij het grootste deel van de daling plaatsvond in 2010 (ten opzichte van 2009). Informatie over aantallen werknemers in de jaren 2009‐2012 in deze sectoren laat niet een daling van dezelfde omvang zien in 2010 ten opzichte van 2009. In de sector vervoer en opslag is een piek in de ongevallen te zien bij 2010. 2009 ligt zelfs op een lager niveau dan 2012. Overigens hebben niet alle ongevallen van in 2009 afgesloten ongevalszaken ook in 2009 plaatsgevonden. De daling van het aantal slachtoffers van (afgesloten) ongevalszaken in 2010 ten opzichte van 2009 (die zich in de twee jaren erna niet of veel minder voordoet) doet vermoeden dat hier (ook) administratieve oorzaken een rol spelen, waardoor de Inspectie SZW in 2010 minder afgesloten ongevalszaken heeft dan in 2009. Het vergelijken van aantallen ongevallen in een sector door de jaren heen kan inzicht geven in welke sectoren de ongevalskansen afnemen, gelijk blijven of juist toenemen. Hierbij is het van belang om tegelijk ook te kijken naar het aantal werkenden in de sectoren, want als er minder mensen werken in een sector en het aantal ongevallen neemt af, hoeft dit geen goed nieuws te zijn. Het berekenen van ongevalskansen per jaar wordt bemoeilijkt doordat in een jaar afgesloten ongevalsonderzoeken niet allemaal betrekking hebben op ongevallen die in datzelfde jaar hebben plaatsgevonden. Daarnaast speelt, zoals hiervoor genoemd, dat er een vrij grote daling van het aantal afgesloten zaken is in 2010, ten opzichte van 2009, waardoor het vermoeden ontstaat dat een administratieve oorzaak mede ten grondslag ligt aan deze daling. Om deze redenen is gekeken naar de ontwikkeling in de ongevallen die zijn afgesloten in de periode 2010‐2012 en is deze vergeleken met de ontwikkeling in het aantal werknemers, het aantal banen van werknemers en het aantal werkzame personen (dit is inclusief zelfstandigen) in de periode 2009‐2011 (2012 was nog niet bekend op het moment dat deze analyse werd gedaan). Het valt bijvoorbeeld op dat in de industrie de
26
ongevallen met 4% zijn gestegen, terwijl het aantal werkzame personen (en het aantal banen van werknemers) is afgenomen met een kleine 4%. In de bouw zijn de ongevallen met 3% afgenomen, en is het aantal werkzame personen met 4% afgenomen en het aantal banen van werknemers met een kleine 6%. In de handel zijn de ongevallen in 2012 met 6% afgenomen ten opzichte van 2010, terwijl het aantal werkzame personen in de handel in 2009 tot en met 2011 is toegenomen met 1%. PrioritairesectorenSectoren worden geprioriteerd op basis van informatie over de arbeidsomstandigheden in een sector. Het gaat dan om gezond én veilig werken. Daarbij wordt niet alleen naar ongevallen in de sector gekeken, maar ook naar ziekteverzuim en dergelijke. In tabel 4 zijn slachtoffers van ongevallen weergegeven naar de sectorindeling die in de huidige arbo‐sectoraanpakken wordt gehanteerd. Tabel 4 Slachtoffers naar prioritaire sectoren arbeidsomstandigheden (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Sector 2009 2010 2011 2012 banen*
Gemiddeld 2009‐2012 per 100.000 banen
ACKR 62 49 63 85 135.900 47Afval en milieu dienstverlening 55 41 57 53 37.400 138Bouw algemeen 546 416 411 404 314.100 141Bouw GWW 80 83 83 77 64.500 125Gezondheidszorg 70 77 61 57 1.296.200 5Hout, timmer en bouwmaterialen 96 111 89 91 74.400 130Landbouw 75 65 61 72 93.300 73Metaal 397 290 339 305 364.400 91Mobiliteit 26 27 22 27 115.800 22Onderwijs 51 29 27 24 523.900 6Openbaar bestuur 69 62 45 53 518.000 11Sociale werkvoorziening 23 27 17 19 113.200 19Transport en logistiek 176 217 193 182 374.800 51Voeding en genot 195 120 147 150 198.600 77Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW * De banen zijn per december 2009
De sectoren afval en milieudienstverlening en bouw algemeen hebben het hoogste gemiddelde aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers, namelijk 138 en 141.
27
De sectoren bouw (grond, weg en waterbouw) en hout, timmer en bouwmaterialen hebben per 100.000 banen ook relatief veel ongevallen (namelijk 125 en 130). In de sectoren bouw algemeen en metaal komen de hoogste absolute aantallen slachtoffers voor. In de sectoren gezondheidszorg, onderwijs en openbaar bestuur komen relatief weinig (meldingsplichtige) ongevallen voor. Als uit de tabel blijkt dat in een sector relatief weinig (door de Inspectie SZW onderzochte) ongevallen plaatsvinden, kan niet direct de conclusie worden getrokken dat deze sector ten onrechte geprioriteerd zou zijn, omdat bij het vaststellen van de prioritaire sectoren ook naar andere indicatoren dan arbeidsongevallen is gekeken.
SectorenopbasisvaneerstetweecijfersSBI‐codeIn tabel 5 zijn, op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code, de 15 sectoren met het hoogste gemiddelde jaarlijks aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers weergegeven. In de bijlage (tabel III) staan alle sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code. In de laatste kolom van tabel 5 (dit geldt ook voor bijlagetabel III) is aangegeven of de sector onderdeel is van een prioritaire sector19. Als er in de kolom ‘sector prioritair?’ staat dat de sector deels prioritair is, dan betekent dit dat een deel van deze sector onderdeel uitmaakt van een prioritaire sector en een ander deel niet. In tabel 5 is te zien dat de sector sanering en overig afvalbeheer (SBI 39) het hoogste gemiddelde aantal slachtoffers van ongevallen per 100.000 banen van werknemers heeft, namelijk 662. In absolute zin waren er gemiddeld 11 slachtoffers per jaar. 1% van alle slachtoffers in de periode 2009‐2012 is gevallen in deze sector. De sector algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling (SBI 41) staat op de tweede plaats met 179 ongevallen per 100.000 banen van werknemers. Deze sector is veel groter dan de sector sanering en overig afvalbeheer en het absolute aantal ongevallen dat in de sector algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling voorkomt is met gemiddeld 199 per jaar veel hoger dan bij de sector sanering en overig afvalbeheer. Een van de zaken die opvallen in tabel 5 en de bijlagetabel is dat er grote verschillen zijn tussen sectoren in het aantal ongevallen per 100.000 werknemers. Hierbij speelt ook een rol dat er kleine sectoren zijn met een in absolute zin klein aantal ongevallen in de periode 2009‐2012, maar een hoge score op het gemiddelde aantal (slachtoffers van) ongevallen per 100.000 banen van werknemers. In een andere periode, waarin er misschien door toeval minder ongevallen gebeuren, zou de sector ineens veel lager scoren.
19 Een sector die in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden als prioritair wordt beschouwd.
28
Tabel 5 Top 15 sectoren (op basis van eerste twee cijfers van de SBI‐code) met hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Sector (2 cijferige SBI)
Totaal aantal 2009‐2012
Totaal % 2009‐2012
Gemid‐deld aantal per jaar
aantal per 100.000 banen
aantal banen*
sector prioritair?
39 Sanering en overig afvalbeheer 45 1% 11 662 1.700 geheel 41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling 794 9% 199 179 111.100 geheel 23 Vervaardiging van overige niet‐metaalhoudende minerale producten 178 2% 45 173 25.700 geheel 24 Vervaardiging van metalen in primaire vorm 136 2% 34 164 20.700 geheel 16 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk 100 1% 25 163 15.300 geheel 25 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 518 6% 130 158 81.900 geheel 38 Afvalinzameling en ‐behandeling; voorbereiding tot recycling 145 2% 36 139 26.100 geheel 43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 1.038 12% 260 127 204.600 geheel 30 Vervaardiging van overige transportmiddelen 77 1% 19 113 17.000 geheel 17 Vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren 78 1% 20 110 17.800
niet prioritair
42 Grond‐, water‐ en wegenbouw (geen grondverzet) 232 3% 58 106 54.700 geheel 52 Opslag en dienstverlening voor vervoer 312 4% 78 105 74.000 geheel 15 Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen 7 0% 2 103 1.700
niet prioritair
08 Winning van delfstoffen (geen olie en gas) 7 0% 2 92 1.900
niet prioritair
33 Reparatie en installatie van machines en apparaten 135 2% 34 91 36.900 deels Totaal (alle sectoren in NL) 8.603 100% 2.151 28 7.788.600 Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW * De banen zijn per december 2009
29
Wat verder opvalt, is dat bijna alle sectoren uit de top 15 in tabel 5 in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden als prioritair worden beschouwd. Drie sectoren zijn dat niet, namelijk vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren (SBI 17), vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen (SBI 15) en winning van delfstoffen (SBI 08, geen olie en gas). Bij de laatste twee gaat het om kleinere sectoren met gemiddeld twee slachtoffers van ongevallen per jaar. De sector vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren heeft meer werknemers en gemiddeld 20 ongevallen per jaar. Het aantal ongevallen is echter zoals eerder vermeld niet de enige basis om een sector als prioritair aan te wijzen. Er zijn ook sectoren met een groot absoluut aantal ongevallen, zonder dat deze per 100.000 banen van werknemers in de top 15 van tabel 5 terecht komen. In tabel III in de bijlage staan de absolute aantallen van alle sectoren op basis van een indeling van de eerste twee cijfers van de SBI‐code. De vervaardiging van voedingsmiddelen (SBI 10) heeft met gemiddeld 106 ongevallen in de periode 2009‐2012 een vrij hoog aantal ongevallen. Ook het aantal ongevallen per 100.000 banen van werknemers scoort vrij hoog (91) maar komt net niet in de top 15 terecht. De sector groothandel en handelsbemiddeling (SBI 46) heeft gemiddeld 180 slachtoffers per jaar. Het is een grote sector, waardoor deze er niet uitspringt wanneer we kijken naar sectoren met een hoge ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers.
SectorenopbasisvaneerstedriecijfersSBI‐codeIn tabel 6 is de top 25 van sectoren op basis van de eerste drie cijfers van de SBI‐code weergegeven. Dit geeft een meer gedetailleerd beeld dan tabel 5, waar het gaat om sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code. In bijlagetabel IV zijn alle sectoren naar de eerste drie cijfers van de SBI‐code weergegeven. Bovenaan in tabel 6 staat sanering en overig afvalbeheer (SBI 390). Deze sector komt overeen met de sector die bovenaan staat in tabel 5. Op de tweede plaats staat een kleine sector (300 banen), namelijk vervaardiging van rollend spoor‐ en tramwegmaterieel (SBI 302). Net als bij tabel 5 is te zien dat er grote verschillen zijn in ongevalsfrequentie tussen sectoren. Wat in tabel 6 vaker voorkomt dan in tabel 5, is dat een vrij kleine sector hoog scoort met enkele ongevallen. Op basis van een indeling in driecijferige SBI‐code zijn er meer kleine sectoren dan op basis van een indeling in tweecijferige SBI‐code. Een kleine sector die in dit overzicht hoog scoort, zou in de komende jaren met enkele ongevallen minder veel lager kunnen uitkomen. Net als bij tabel 5 zijn de meeste sectoren uit de top 25 in tabel 6 onderdeel van een prioritaire sector. Opvallend is dat de sector vervaardiging van papierpulp, papier en karton (SBI
30
171) in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden niet prioritair is, maar wel relatief veel ongevallen kent. Tabel 6 Top 25 sectoren (op basis van eerste drie cijfers SBI‐code) met hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Sector (3 cijferige SBI)
Totaal aantal 2009‐2012
Totaal % 2009‐2012
Gem. aantal per jaar
Aantal per 100.000 banen
Aantal banen*
sector prioritair?
390 Sanering en overig afvalbeheer 45 1% 11 662 1.700 geheel 302 Vervaardiging van rollend spoor‐ en tramwegmaterieel 6 0% 2 500 300 geheel 383 Voorbereiding tot recycling 43 1% 11 316 3.400 geheel 242 Vervaardiging van stalen buizen, pijpen, holle profielen en fittings daarvoor 11 0% 3 275 1.000 geheel 431 Slopen van bouwwerken, grondverzet en proefboren 129 2% 32 271 11.900 geheel 439 Dakbouw en overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 329 4% 82 260 31.600 geheel 245 Gieten van metalen 32 0% 8 250 3.200 geheel 253 Vervaardiging van stoomketels (geen ketels voor centrale verwarming) 3 0% 1 250 300 geheel 272 Vervaardiging van batterijen en accumulatoren 1 0% 0 250 100 geheel 171 Vervaardiging van papierpulp, papier en karton 39 1% 10 238 4.100
niet prioritair
236 Vervaardiging van producten van beton, gips en cement 115 1% 29 232 12.400 geheel 233 Vervaardiging van keramische producten voor de bouw 23 0% 6 213 2.700 geheel 382 Behandeling van afval 45 1% 11 197 5.700 geheel 101 Slachterijen en vleesverwerking 114 1% 29 194 14.700 geheel 412 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw 758 9% 190 181 104.700 geheel 256 Oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal; algemene metaalbewerking 132 2% 33 172 19.200 geheel 161 Primaire houtbewerking en verduurzamen van hout 10 0% 3 167 1.500 geheel 202 Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en overige landbouwchemicaliën 2 0% 1 167 300 geheel
31
Sector (3 cijferige SBI)
Totaal aantal 2009‐2012
Totaal % 2009‐2012
Gem. aantal per jaar
Aantal per 100.000 banen
Aantal banen*
sector prioritair?
251 Vervaardiging van metalen producten voor de bouw 230 3% 58 163 35.300 geheel 162 Vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (geen m.. 89 1% 22 161 13.800 geheel 255 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal; poedermetallurgie 52 1% 13 159 8.200 geheel 259 Vervaardiging van overige producten van metaal 68 1% 17 150 11.300 geheel 521 Opslag 82 1% 21 147 13.900 geheel
152 Vervaardiging van schoenen 4 0% 1 143 700niet prioritair
252 Vervaardiging van reservoirs van metaal en van ketels en radiatoren voor CV 21 0% 5 142 3.700 geheel Totaal 8.603 100% 2.151 28 7.788.600 nvt Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW en gegevens van het CBS, beide bewerkt door de Inspectie SZW * De banen zijn per december 2009. Sectoren waarvan het aantal banen niet bekend is komen niet in deze sortering.
5Handhaving Wanneer een inspecteur van de Inspectie SZW een arbeidsongeval onderzoekt, kan hij (of zij) handhaven als er een overtreding is geconstateerd. Niet bij alle afgesloten ongevalszaken heeft een (volledig) ongevalsonderzoek plaatsgevonden, omdat het ongeval bijvoorbeeld niet meldingsplichtig blijkt of omdat een andere dienst het onderzoek op zich neemt (bijvoorbeeld de politie bij een verkeersongeval).
SlachtoffersnaarovertredingenboeterapportIn de figuren 9 en 10 is voor de verschillende jaren weergegeven of er overtredingen zijn geconstateerd en of er een boeterapport is opgemaakt. In figuur 9 is dit weergegeven in aantallen (slachtoffers van) ongevalszaken en in figuur 10 staat de procentuele verdeling. In 2012 is bij 67% van de (slachtoffers van) ongevalszaken een overtreding geconstateerd en is bij 58% een boeterapport opgemaakt. In tabel I en II in de bijlage staan alle precieze aantallen en percentages. Figuur 9 Slachtoffers naar al dan niet boeterapport en overtreding in de zaak (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Uit figuur 9 blijkt dat het aantal slachtoffers waarbij in de zaak een overtreding is geconstateerd, in 2010 lager was dan in de andere jaren. Het aantal zonder overtreding daalt geleidelijk. Het percentage ongevalsslachtoffers waarbij een overtreding is geconstateerd stijgt vanaf 2010 (figuur 10). Het al dan niet opmaken van een boeterapport laat een vergelijkbaar beeld zien, alleen ligt het aandeel en aantal met boeterapport lager dan het aantal en aandeel met overtreding. Dit ligt voor de hand,
32
omdat er altijd als er een boeterapport is opgemaakt een overtreding moet zijn geweest, terwijl dit omgekeerd niet het geval hoeft te zijn. Figuur 10 Slachtoffers naar al dan niet boeterapport en overtreding in de zaak (in procenten, door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Welkehandhavingsinstrumentenzijningezet?In tabel 7 is weergegeven hoeveel handhavingsinstrumenten van welke zwaarte zijn ingezet in de periode 2009‐2012 (op basis van in die jaren afgesloten ongevalsonderzoeken). In een ongevalsonderzoek kunnen, indien aanwezig, meerdere overtredingen worden geconstateerd. Per overtreding wordt een instrument geregistreerd, maar het is bijvoorbeeld wel mogelijk dat verschillende overtredingen in hetzelfde ongevallenboeterapport aan de orde komen. Tabel 7 Handhavingsinstrumenten naar zwaarte en jaar (2009‐2012, afgesloten ongevalszaken) 2009 2010 2011 2012 Totaal Licht 0% 1% 0% 0% 0%Middelzwaar 27% 31% 28% 27% 28%Zwaar 73% 68% 72% 73% 72%Totaal 100% 100% 100% 100% 100%Totaal aantal instrumenten 2.306 1.917 2.114 2.189 8.526Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW
33
34
Uit tabel 7 blijkt dat ruim zeven op de tien instrumenten die zijn ingezet, zwaar zijn. Bijna drie op de tien is middelzwaar. Lichte handhavingsinstrumenten komen vrijwel niet voor bij de ongevalsonderzoeken.
In tabel 8 zijn de ingezette handhavingsinstrumenten weergegeven naar soort en zwaarte. Uit de tabel blijkt dat het boeterapport ongevallen veruit het vaakst voorkomt: 58% van de ingezette instrumenten was een boeterapport ongevallen. Een boeterapport ongevallen wordt ingezet wanneer is vastgesteld dat een overtreding een causale relatie met het ongeval heeft. Bij 4.943 overtredingen is een boeterapport ongevallen ingezet. Dit betekent niet dat er ook 4.943 boeterapporten ongevallen zijn gemaakt. In een ongevalsonderzoek wordt er maar één boeterapport ongevallen opgemaakt en hierin kunnen verscheidene overtredingen staan. Het komt ook voor dat er een overtreding wordt geconstateerd die geen causaal verband heeft met het ongeval. Dit is bij 20% van de overtredingen het geval (‘ONG Causaliteit onbekend’ in tabel 8). Doorgaans is in deze gevallen een ongevallenmaatregelenbrief gestuurd. Het komt daarnaast ook voor dat de overtreding – die geen causaal verband houdt met het ongeval – al tijdens de inspectie is opgeheven, waarna geen ongevallenmaatregelenbrief is gestuurd. In totaal bijna 7% van de instrumenten betreft een stillegging, al dan niet in combinatie met een boete of procesverbaal. 1,3% van de instrumenten is een eis Arbo. Voorafgaand aan het stellen van een eis Arbo, wordt doorgaans een (schriftelijke) kennisgeving eis gesteld (1% van de instrumenten). In een deel van de gevallen kan de werkgever tijdens de inspectie mondeling worden geïnformeerd over het voornemen tot het stellen van een eis. In deze gevallen is de schriftelijke kennisgeving eis niet nodig. Om deze reden komt de eis Arbo vaker voor dan de kennisgeving eis Arbo. Wat ook voorkomt is dat na de kennisgeving eis de werkgever de overtreding oplost, waarna het stellen van de eis niet langer nodig is. Als de werkgever zijn/haar zienswijze (na het ontvangen van de kennisgeving eis) inbrengt kan deze er ook toe leiden dat de eis niet langer gesteld wordt. Boetes aan de werknemer komen weinig voor: 0,1% van de instrumenten betreft een boete aan een werknemer (7 gevallen).
35
Tabel 8 Ingezette handhavingsinstrumenten naar soort en zwaarte (2009‐2012, afgesloten ongevalsonderzoeken) Soort instrument* Aantal % Zwaarte Boeterapport ONG 4.943 58 Zwaar ONG Causaliteit onbekend (vaak ongevallenmaatregelenbrief) 1.701 20 Middelzwaar Waarschuwing Arbo 495 5,8 Middelzwaar Stillegging zonder boete 292 3,4 Zwaar Proces‐verbaal 288 3,4 Zwaar Stillegging+Boeterap ONG 259 3 Zwaar Boeterapport 206 2,4 Zwaar Eis Arbo 109 1,3 Middelzwaar Kennisgeving Eis Arbo 84 1 Middelzwaar ONG Maatreg brief+OBR 28 0,3 Zwaar Stimulering 28 0,3 Licht Stillegging+PV 27 0,3 Zwaar Stillegging+Boeterapport 20 0,2 Zwaar ONG Maatreg brf+PV** 15 0,2 Zwaar Waarschuwing WaW 15 0,2 Middelzwaar Boeterapport Werknemer 7 0,1 Zwaar Boeterapport ATW 2 0 Zwaar Proces‐verbaal WaW 2 0 Zwaar Proces‐verbaal ATW 2 0 Zwaar Proces‐verbaal BMW 1 0 Zwaar StakenArbeid+PV ATW 1 0 Zwaar Waarschuwing 2e fase 1 0 Middelzwaar Totaal 8.526 100 Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW * ONG = ongevallen, PV = proces‐verbaal, OBR=ongevallenboeterapport WaW = Warenwet, ATW = Arbeidstijdenwet, BMW= Bestrijdingsmiddelenwet ** Dit instrument is nog als zodanig geregistreerd bij wat oudere ongevalsonderzoeken uit de periode. In deze gevallen is er zowel een ongevallenmaatregelenbrief gestuurd als een proces‐verbaal. Inmiddels wordt dit anders geregistreerd, namelijk alleen een PV als de overtredingen die in de ongevallenmaatregelenbrief stonden zijn opgenomen in het PV en dus een causaal verband met het ongeval hebben. Als er geen causaal verband was voor een deel van de overtredingen uit de ongevallenmaatregelenbrief en er is ook een PV gestuurd, dan zouden deze overtredingen met het instrument ‘ONG Causaliteit onbekend’ worden geregistreerd.
Welkewetsartikelenzijnovertreden?In tabel 9 zijn de wetsartikelen die zijn overtreden weergegeven voor de periode 2009 tot en met 2012.
36
Tabel 9 Overtredingen naar wetsartikel (afgesloten ongevalsonderzoeken 2009‐2012)
Wetsartikel* % % cumulatief AantalB3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen 13 13 984B3016 Voorkomen valgevaar 10 23 762B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen 9 33 712B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen 8 41 624B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen 8 48 570B7003 Geschiktheid arbeidsmiddelen 7 55 494B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen 5 60 407B7023a Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen 4 64 307B7017c Gebruik mobiele arbeidsmiddelen 4 68 276W05 Inventarisatie en evaluatie van risico's 3 71 245W09 Melding ongevallen 3 74 231W08 Voorlichting en onderricht 3 77 224B4006 Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie 2 79 131W10 Voorkomen van gevaar voor derden 2 81 124B8003 Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen 2 82 114B7018 Hijs‐ en hefwerktuigen 1 83 99B3005 Elektrotechnische en bedieningswerkzaamheden 1 84 79B7004a Keuringen (arbeidsmiddelen) 1 85 77B7020 Hijs‐ en hefgereedschap 1 86 69B7018a Hijs‐ en hefwerktuigen voor niet‐geleide lasten 1 87 59B3003 Stabiliteit en stevigheid arbeidsplaatsen 1 88 56W32 Begaan arbomisdrijf door werkgever 1 89 51
B8001 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel 1 89 50B3028 Stabiliteit en stevigheid (aanvullende voorschriften bouwplaatsen) 1 90 46B3014 Verbindingswegen 1 90 40overig 10 100 724Totaal 100 100 7.555Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW * Een wetsartikel beginnend met een ‘B’ duidt op een artikel uit het Arbeidsomstandighedenbesluit. Een wetsartikelnummer beginnend met een ‘W’ betreft een artikel uit de Arbeidsomstandighedenwet.
37
De wetsartikelen zijn weergegeven in volgorde van de mate waarin deze zijn geconstateerd bij het ongevalsonderzoek in de periode 2009‐2012. Iedere overtreding binnen een ongevalsonderzoek telt mee en als er op hetzelfde wetsartikel eventueel twee verschillende overtredingen zijn geconstateerd (bijvoorbeeld voor lid 1 van een wetsartikel of voor lid 2 van een artikel) tellen deze dus beide mee voor de tabel. De wetsartikelen die worden overtreden en de mate waarin dit voorkomt zijn vrij stabiel in de periode 2009‐2012. De overtreding die het vaakst (13%) is geconstateerd bij ongevalsonderzoek heeft betrekking op het voorkomen van gevaar van bewegende voorwerpen in art 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het voorkomen van valgevaar in artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit staat met 10% van de overtredingen op de tweede plaats. Op de derde tot en met de zesde plaats staan overtredingen die betrekking hebben op arbeidsmiddelen. Meer dan de helft (55%) van de geconstateerde overtredingen heeft betrekking op een wetsartikel uit deze top 6. In tabel 10 is de top 3 van overtreden wetsartikelen voor verschillende sectoren weergegeven. Tussen de sectoren zijn verschillen en overeenkomsten te zien. In de landbouw, bosbouw en visserij komt overtreding van artikel 7.5 van het Arbeidsomstandighedenbesluit het vaakst voor. Dit artikel heeft betrekking op montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen. In de industrie gaat het het vaakst mis met de veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen (artikel 7.7 Arbeidsomstandighedenbesluit). In de sector waterleidingbedrijven en afvalbeheer en in de bouwnijverheid staan overtredingen van artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit op de eerste plaats. Dit artikel gaat over het voorkómen van valgevaar. Ook bij de verhuur en handel van onroerend goed staat valgevaar bovenaan bij de handhaving tijdens ongevalsonderzoek. Bij diverse dienstverleningssectoren staat dit wetsartikel over het voorkómen van valgevaar op de derde plaats (financiële dienstverlening, specialistische zakelijke dienstverlening, verhuur en overige zakelijke diensten en overige dienstverlening). Handhaving op het voorkómen van gevaar door bewegende voorwerpen (artikel 3.17) komt in de handel, vervoer en opslag, financiële dienstverlening, de specialistische zakelijke dienstverlening, het openbaar bestuur en overheidsdiensten en de sector cultuur, sport en recreatie het vaakst voor. In de horeca en de gezondheids‐ en welzijnszorg is het vaakst gehandhaafd op algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen (artikel 3.2 Arbeidsomstandighedenbesluit). In de horeca en in de cultuur, sport en recreatie staat handhaven op de risico‐inventarisatie en evaluatie (art 5 van de Arbowet) in de top 3, in de andere sectoren niet. In de horeca komt, in tegenstelling tot andere sectoren,
38
handhaving op het niet of niet tijdig melden van meldingsplichtige arbeidsongevallen voor in de top 3.
Tabel 10 Top drie overtreden wetsartikelen naar hoofdsector (afgesloten ongevalsonderzoeken 2009‐2012)
sectoren 1 2 3
Top 3 in % van alle feiten in de sector
Totaal aantal feiten in de sector
A Landbouw, bosbouw en visserij
B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen
B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
30 252 C Industrie B7007 Veiligheidsvoorzieningen
i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen 43 2504
E Waterleidingbedrij‐ven en afvalbeheer
B3016 Voorkomen valgevaar B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen 42 215
F Bouwnijverheid B3016 Voorkomen valgevaar B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen 47 1840
G Handel B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen
B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen 32 918
H Vervoer en opslag B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B7017c Gebruik mobiele arbeidsmiddelen
B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen 36 508
I Horeca B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen
W05 Inventarisatie en evaluatie van risico's
W09 Melding ongevallen31 96
K Financiële dienstverlening
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
B3016 Voorkomen valgevaar
30 150
40
sectoren 1 2 3
Top 3 in % van alle feiten in de sector
Totaal aantal feiten in de sector
L Verhuur en handel van onroerend goed
B3016 Voorkomen valgevaar B3005 Elektrotechnische en bedieningswerkzaamheden
B7003 Geschiktheid arbeidsmiddelen 36 31
M Specialistische zakelijke diensten
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen
B3016 Voorkomen valgevaar
33 211 N Verhuur en overige zakelijke diensten
B7004 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B3016 Voorkomen valgevaar
30 289 O Openbaar bestuur en overheidsdiensten
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B7003 Geschiktheid arbeidsmiddelen
B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen 31 134
P Onderwijs B7007 Veiligheidsvoorzieningen i.v.m. bewegende delen van arbeidsmiddelen
B7023a Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen
B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen
27 107 Q Gezondheids‐ en welzijnszorg
B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen
B7003 Geschiktheid arbeidsmiddelen
W08 Voorlichting en onderricht35 142
R Cultuur, sport en recreatie
B3017 Voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen
B3002 Algemene vereisten inrichting arbeidsplaatsen
W05 Inventarisatie en evaluatie van risico's 25 72
S Overige dienstverlening
B7005 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen
B7003 Geschiktheid arbeidsmiddelen
B3016 Voorkomen valgevaar
48 40 Bron: administratieve systeem van de Inspectie SZW, bewerkt door de Inspectie SZW
6Locatie,activiteit,voorwerpenletselIn dit hoofdstuk, hoofdstuk 7 en de laatste paragrafen van hoofdstuk 3 zijn ongevallen – in tegenstelling tot de hoofdstukken 1 tot en met 5 – ingedeeld naar het jaar waarin de ongevallen hebben plaatsgevonden. Niet voor alle ongevalszaken zijn de kenmerken die in dit hoofdstuk aan bod komen, vastgelegd. Dit gebeurt in beginsel voor de ongevalszaken waarbij de toedracht volledig is onderzocht. Bovendien zijn de gegevens die gebruikt zijn voor deze hoofdstukken enkel beschikbaar voor het jaar waarin het ongeval heeft plaatsgevonden en niet (volledig) voor de in een jaar afgesloten ongevalszaken. De cijfers over 2012 die in de tabellen zijn opgenomen zijn voorlopig; er kunnen nog ongevalsonderzoeken worden afgehandeld die betrekking hebben op ongevallen die in 2012 hebben plaatsgevonden. In voorliggend hoofdstuk wordt als eerste ingegaan op de soort werklocatie waar ongevallen zich voordoen. Vervolgens komt in de tweede paragraaf de specifieke fysieke activiteit aan bod en deze wordt gerelateerd aan het soort werk en de locatie. Hierdoor ontstaat een beeld van tijdens welke activiteiten en op welke soorten werklocaties de ongevallen plaatsvinden. In de derde paragraaf komen de voorwerpen aan bod die bij de fysieke activiteit van de slachtoffers betrokken waren. Het letsel van de slachtoffers komt in de vierde paragraaf aan bod.
WerklocatieIn tabel 11 is, voor de ongevallen die hebben plaatsgevonden in 2012, weergegeven op welke soort werkplaats de ongevallen hebben plaatsgevonden. Het gaat om de werkplek, de werkruimte of de algemene omgeving waar de ongevallen zich hebben voorgedaan. In tabel V in de bijlage zijn de ongevallen naar een gedetailleerde onderverdeling van ongevalslocaties weergegeven. In tabel 11 is te zien dat de meeste ongevallen (45%) op een industrielocatie plaatsvinden. Hieronder vallen productieruimtes en fabrieken (27%, zie tabel V in de bijlage), maar ook reparatiewerkplaatsen (5%) en ruimtes die in hoofdzaak bedoeld zijn voor opslag, laden en/of lossen (10%). Een kwart van de ongevallen heeft plaatsgevonden op een bouwplaats, bouwwerk, steengroeve of bovengrondse mijn. Het gaat dan voor het grootste deel om bouwplaatsen van gebouwen in aanbouw (12%) of bouwplaatsen van gebouwen die verbouwd of gerenoveerd worden (10%). Zes procent vond plaats op een locatie in de tertiaire sector. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om kantoren (ook van overheidsdiensten), scholen, crèches, winkels en restaurants. Ongeveer één op de twintig ongevallen vond plaats op een locatie voor de landbouw, veeteelt, visteelt of in bosgebied. Drie procent vond plaats in de openbare ruimte en twee procent in een zorginstelling. Voor deze twee categorieën is het van belang in
42
gedachten te houden dat in deze tabel alleen arbeidsongevallen worden opgenomen die door de Inspectie SZW zijn onderzocht. Ongevallen met patiënten (bijvoorbeeld in zorginstellingen) zijn geen arbeidsongevallen en verkeersongevallen (dit zijn arbeidsongevallen als ze onder werktijd plaatsvinden) worden door de politie onderzocht. Twee procent van de ongevallen vond plaats te water, voornamelijk op een rivier of een meer of in een haven (zie tabel V in de bijlage). Hier speelt dat arbeidsongevallen op zee niet door de Inspectie SZW worden onderzocht. Negen procent van de ongevallen vond plaats op andere locaties dan in de tabel opgenomen. Tabel 11 Plaats ongeval (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491) Locatie % ongevallen Industrielocatie 45 Bouwplaats, bouwwerk, steengroeve, bovengrondse mijn 25 Locatie in de tertiaire sector, kantoor, ontspanning, diversen 6 Locatie voor landbouw, veeteelt, visteelt, bosgebied 5 Openbare ruimte 3 Zorginstellingen 2 Woningen 2 Te water ‐ excl. Bouwplaatsen 2 In de lucht, op hoogte ‐ excl. Bouwplaatsen 1 Ruimte voor sportbeoefening 1 Onder overdruk ‐ excl. Bouwplaatsen 0 Ondergronds ‐ excl. Bouwplaatsen 0 Overige plaatsen 9 Totaal 100 Bron: Inspectie SZW
ActiviteitIn tabel 12 zijn de ongevallen in 2012 weergegeven naar de specifieke fysieke activiteit vlak voordat het ongeval plaatsvond. Bij ruim één op de vijf (21%) ongevallen was het slachtoffer een machine aan het bedienen toen het ongeval plaatsvond. Bij bijna één op de vijf ongevallen was het slachtoffer aan het bewegen vlak voor het ongeval. Het kan dan gaan om lopen of rennen, achteruit stappen, ergens naar binnen gaan, maar ook om bewegingen zonder zich te verplaatsen. Het manipuleren van voorwerpen speelde bij 14% van de ongevallen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om voorwerpen vasthouden of vastpakken, voorwerpen vastmaken of wegwerpen, openen of sluiten van verpakkingen of een lade opentrekken. Bij 13% van de ongevallen was het slachtoffer
43
aan het werken met handgereedschap. Voorbeelden hiervan zijn graven, boren, lassen, solderen, maaien, schuren en zagen. Als een activiteit vaker voorkomt bij slachtoffers dan een andere activiteit betekent dit nog niet dat de eerste activiteit riskanter is. Het is goed mogelijk dat de ene activiteit in het algemeen veel vaker voorkomt dan de andere activiteit en dat er daarom meer slachtoffers bij vallen. Tabel 12 Ongevallen naar fysieke activiteit vlak voor het ongeval (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1490) Activiteit % ongevallenBedienen van machines 21Bewegen 19Manipuleren van voorwerpen 14Werken met handgereedschap 13Handmatig verplaatsen 10Besturen van of zich bevinden in/op een vervoer‐ of transportmiddel 8Aanwezig zijn (passief) 6Overige 9Totaal 100Bron: Inspectie SZW
In tabel 13 zijn de ongevallen naar zowel soort locatie als naar specifieke fysieke activiteit weergegeven. In de tabel zijn percentages opgenomen, en alles is berekend in procenten van alle onderzochte ongevallen die in 2012 hebben plaatsgevonden en waarvoor deze informatie bekend was (namelijk 1.490). De percentages in het witte gedeelte van de tabel tellen dus op tot 100%. Aangezien het grootste deel van de ongevallen op industrielocaties of op bouwplaatsen/bouwwerken plaatsvond, bevinden de hoogste percentages zich ook in deze rijen van de tabel. In de tabel is te zien dat 15% van alle ongevallen in 2012 plaatsvond tijdens het bedienen van een machine op een industrielocatie. Een reparatiewerkplaats en ruimtes voor laden en lossen horen ook tot de industrielocaties. 6% van de ongevallen vond plaats tijdens het manipuleren van voorwerpen op een industrielocatie. Eveneens 6% van de ongevallen vond plaats tijdens het werken met handgereedschap op een bouwplaats of bouwwerk. Tijdens het bewegen op een bouwplaats/bouwwerk vond ook 6% van de ongevallen plaats. Tijdens het besturen van of zich bevinden op transportmiddelen op industrielocaties (inclusief ruimtes voor laden en lossen) vond 5% van de ongevallen plaats. Eveneens 5% van de ongevallen vond plaats tijdens het zich bewegen op een industrielocatie.
44
Tabel 13 Ongevallen naar locatie (alleen de top 3) en specifieke fysieke activiteit (voorlopige cijfers 2012, n=1490)*
Fysieke activiteit
Locatie 10 Bed
iene
n van machine
s
20 W
erken met han
dgereedschap
30 Besturen van of zich bevinde
n in/op een vervoe
r‐ of
tran
sportm
idde
l
40 M
anipuleren
van
voo
rwerpe
n ‐
niet gespe
cificeerd
50 Han
dmatig verplaatsen
‐ niet
gespecificeerd
60 Bew
egen
70 Aan
wezig zijn
/ pa
ssief)
99 Overig
e specifieke fysieke
activ
iteite
n, niet in de
ze lijst
verm
eld
Totaal
Industrielocatie 15% 4% 5% 6% 4% 5% 2% 4% 45%Bouwplaats, bouwwerk, steengroeve, bovengrondse mijn 2% 6% 0% 4% 3% 6% 1% 2% 25%Locatie voor landbouw, veeteelt, visteelt, bosgebied/ 1% 1% 0% 0% 0% 1% 1% 0% 5%Totaal 21% 13% 8% 14% 10% 19% 6% 9% 100%Bron: Inspectie SZW
VoorwerpIn tabel 14 is de top 15 van voorwerpen die betrokken waren bij de fysieke activiteit van het slachtoffer ten tijde van het ongeval weergegeven. Dit hoeft niet het voorwerp te zijn waardoor het slachtoffer gewond is geraakt. Een gedetailleerde tabel staat in de bijlage (tabel VI). Bij 11% van de ongevallen was het slachtoffer bezig met een ladder, trapje of rolsteiger. Heftrucks en overige transportwagens werden bij 9% van de ongevallen door de slachtoffers gebruikt. Bij 5% ging het om voertuigen over land. Vaste of mobiele kranen, lieren, loopkatten of hijsblokken waren bij 5% van de ongevallen betrokken bij de fysieke activiteit van het slachtoffer ten tijde van het ongeval. Ook 5% van de ongevallen vond plaats terwijl het slachtoffer bezig was met een bewerkingsmachine.
45
Tabel 14 Top 15 voorwerpen bij activiteit (in procenten van onderzochte ongevallen plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491)*
Voorwerp %
ongevallenLadders, trapjes, rolsteigers 11Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) 9Voertuigen over land 5Vaste of mobiele kranen, lieren, loopkatten, hijsblokken 5Bewerkingsmachines (zagen, snijden, wassen, drogen, schilderen, printen, oppervlaktebew.) 5Bouwmaterialen, groot en klein: prefab elementen, bekisting, balken, baksteen, dakpannen, e.d. 4Handgereedschap, gemechaniseerd 3Handgereedschap, niet gemechaniseerd 3Verplaatsbare containers, stellingen, hulpmiddelen 3Steigers en overige tijdelijke constructies 3Daken, vaste trappen, platforms 3Vaste transportbanden, materialen en systemen voor continutransport 3Machines voor vormen ‐ persen, pletten, vouwen, injecteren, extrusie 2Machines voor conditioneren, verpakken (vullen, etiketteren, sluiten) en overige machines 2Overige voorwerpen 47Bron: Inspectie SZW * Percentages tellen op tot meer dan 100%, omdat er bij één ongeval meer dan één voorwerp bij de activiteit betrokken kan zijn
Ongevallen terwijl het slachtoffer met een ladder, trapje of rolsteiger werkte, komen relatief vaak voor in de bouwnijverheid (19%). Ongevallen waarbij het slachtoffer met een heftruck of andere transportwagen werkte, komen relatief vaak voor in de sector vervoer en opslag (27%), maar ook relatief vaak in de landbouw (12%). Ongevallen met voertuigen over land komen relatief vaak voor in de sector vervoer en opslag (23%), maar ook relatief vaak in de landbouw (12%) en de sector water en afvalbeheer (12%). In tabel 15 zijn de voorwerpen weergegeven die betrokken waren bij ongevallen in de periode 1998 t/m 2009. De indeling van deze voorwerpen wijkt af van die in de tabel hiervoor. Voor tabel 14 is gekeken naar het voorwerp dat bij de specifieke fysieke activiteit van het slachtoffer betrokken was. Voor tabel 15 verschilt de rol van het voorwerp al naar gelang het soort ongeval. Als een slachtoffer is geraakt door een vallend voorwerp, gaat het daarom. Bij een val van een hoogte is het een specificatie van de hoogte (ladder, steiger, dak, etc.). Bij machines is het de machine waar het
46
slachtoffer mee werkt. Bij een aanrijding het voertuig. Ook verschilt de wijze van dataverzamelen, want de gegevens over 2012 uit tabel 14 zijn door inspecteurs ingevoerd in een digitale vragenlijst en de gegevens in tabel 15 zijn tot stand gekomen door dossieronderzoek van de ongevals(boete)rapporten van inspecteurs. Uit tabel 15 blijkt dat er veel ongevallen zijn met verplaatsbare ladders en trapjes (8%) en vorkheftrucks (eveneens 8%). Tabel 15 Meest voorkomende voorwerpen bij ongevallen 1998‐2009, n=23.030 Voorwerpen en arbeidsmiddelen % ongevallen*
Constructies, bovengrondse oppervlakken, beweegbaar (incl. steigers, beweegbare ladders, gondel, hefplatform) Verplaatsbare ladder, trapje Rolsteiger
10% 8% 2%
Verplaatsbare transportsystemen, transportwagentjes (al dan niet gemotoriseerd) Lastentransportinstallatie zonder heffen Vorkheftrucks
9% 1% 8%
Bovengrondse delen van gebouwen, vast (dakconstructies, terrassen, openingen, trappen, laadbordessen) Trappen Dak, terras, glasdak, dakconstructie
7% 1% 5%
Bouwmaterialen, groot en klein: prefab elementen, bekisting, balken, baksteen, dakpannen, e.d. Grove bouwmaterialen Prefab elementen (deuren, wanden, ramen, e.d.) Bekistingswanden, bekistingen Liggers, balken
6%
5% 1% 1% 2%
Vaste of mobiele kranen, op voertuigen gemonteerd, loopkranen, materieel voor hijsen van hangende lasten Kranen, loopkranen
6%
4% Vracht‐ en personenliften, hefinstallaties Goederenlift Hefinstallatie voor personen (gondel, hefplatform, enz.)
4% 1% 1%
Zware voertuigen: vrachtwagens voor zware lasten, bussen en touringcars (personenvervoer) Vrachtwagens met aanhanger, opleggers ‐ zware lasten
4%
2% Bewerkingsmachines (zagen) Cirkelzaag
4% 1%
Installaties voor heffen, vastmaken en grijpen, en diverse transportmiddelen (incl. stroppen, haken, takels, enz.)
4%
47
Voorwerpen en arbeidsmiddelen % ongevallen*
Kettingen, staalkabels, touwen, stroppen, bindriemen, spanners Balanceerinrichtingen, grijpers, elektromagneten, zuignappen
2% 1%
Systemen voor opslag, transport, containers – verplaatsbaar 3% Vaste transportbanden, materialen en systemen voor continutransport 3% Elementen van gebouwen, constructies (deuren, muren, wanden, glaspuien, ramen, e.d.) en obstakels die als zodanig bedoeld zijn Wanden, muren
3%
1% Constructies, bovengrondse oppervlakken, tijdelijk (incl. tijdelijke steigers, harnas, bootsmansstoeltje) Steigers (m.u.v. rolsteigers)
2%
2% Lasten ‐ hangend aan hefinstallatie of kraan 2% Machines voor vormen, persen, pletten 2% Samenstellende delen en onderdelen van machines, voertuigen Chassis, carter
2% 2%
Diverse verpakkingen, klein en middelgroot, verplaatsbaar (laadbakken, verschillende soorten bakken, flessen, kisten, brandblussers, enz.)
2%
Bewerkingsmachines (schaven, frezen, vlakslijpen, slijpen, polijsten, draaien, boren)
2%
Machines voor conditioneren, verpakken (vullen, etiketteren, sluiten, enz.) 2% Machines voor vormen ‐ kalanderen, lamineren, machines met rollen (incl. voor papierfabricage)
2%
Distributiesystemen voor materialen, aanvoer, leidingen ‐ vast 2% Bewerkingsmachines ‐ voor snijden, splijten, knabbelen (incl. decoupeerpers, schaar, afsnijden)
2%
Draagbare of verplaatsbare machines voor ontgraven en grondbewerking ‐ mijnbouw, steen/zandgroeven en machines voor de bouw Grondverzetmaterieel
2%
Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03 * Percentages tellen op tot meer dan 100%, omdat er bij één ongeval meer dan één voorwerp/arbeidsmiddel betrokken kan zijn.
LetselDe Inspectie SZW onderzoekt meldingsplichtige ongevallen, dus ongevallen met de dood, ziekenhuisopname of blijvend letsel als gevolg. Dit betekent dat ongevallen met lichter letsel niet in deze cijfers terechtkomen. In hoofdstuk 2 van dit rapport is ingegaan op de soorten ongevallen die door de Inspectie SZW worden onderzocht.
48
In tabel 16 is het soort letsel weergegeven van ongevallen die hebben plaatsgevonden in 2012. Botbreuken kwamen het vaakst voor in 2012 (49%), gevolgd door wonden en oppervlakkige letsels (22%). Verlies van ledematen speelt bij 17% van de ongevallen. Tabel 16 Soort letsel (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491) Soort letsel % ongevallen* Botbreuken 49 Wonden en oppervlakkige letsels 22 Traumatische amputaties (verlies van ledematen) 17 Schuddingen en inwendige letsels 13 Ontwrichtingen, verstuikingen en verrekkingen 10 Verbrandingen, brandplekken en bevriezing 5 Multipele letsels 2 Vergiftigingen en infecties 1 Verdrinking en verstikking 1 Shock 0 Effecten van lawaai, trillingen en druk 0 Effecten van extreme temperaturen, licht en straling 0 Andere, niet onder andere punten opgenomen gespecificeerde letsels 3 Soort letsel onbekend of niet gespecificeerd 5 Bron: Inspectie SZW * Percentages tellen op tot meer dan 100% omdat er meer dan één soort letsel per slachtoffer kan zijn
In tabel 17 zijn de gewonde lichaamsdelen van slachtoffers van ongevallen die plaatsgevonden hebben in 2012 weergegeven. In de meeste gevallen (42%) waren de bovenste ledematen gewond. Bij ruim een kwart van de ongevallen raakten de onderste ledematen gewond en bij één op de vijf het hoofd.
49
Tabel 17 Verwond deel van het lichaam (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491) Verwond lichaamsdeel % ongevallenBovenste ledematen 42Onderste ledematen 28Hoofd 20Romp en organen 12Rug, inclusief ruggengraat en rugwervels 10Hals, inclusief ruggengraat en halswervels 3Gehele lichaam en diverse plaatsen 2Andere hierboven niet genoemde delen van het lichaam verwond 2Verwond deel van het lichaam onbekend 1Bron: Inspectie SZW * Percentages tellen op tot meer dan 100% omdat er meer dan één verwond lichaamsdeel per slachtoffer kan zijn. In een deel van de gevallen is dit onder ‘gehele lichaam en diverse plaatsen’ opgenomen en in andere gevallen zijn er meerdere antwoorden aangekruist.
50
7Ongevalsscenario’s,oorzakenenarbeidsrisico’sIn dit hoofdstuk zijn ongevallen – net als in hoofdstuk 6 en de laatste paragrafen van hoofdstuk 3 – ingedeeld naar het jaar waarin de ongevallen hebben plaatsgevonden. De reden hiervoor is dat de gegevens die gebruikt zijn voor deze hoofdstukken, beschikbaar zijn voor het jaar waarin het ongeval heeft plaatsgevonden en niet (volledig) voor het jaar waarin de ongevalszaak is afgesloten. De cijfers over 2012 die in de tabellen zijn opgenomen zijn voorlopig; er kunnen nog ongevalsonderzoeken worden afgehandeld die betrekking hebben op ongevallen die in 2012 hebben plaatsgevonden. Een andere reden waarom deze cijfers niet te vergelijken zijn met de cijfers uit de hoofdstukken 1 tot en met 5 is dat een aantal van de ongevallen niet volledig wordt onderzocht. Het gaat dan wel om afgesloten zaken, maar het scenario is niet (volledig) bekend. De cijfers in dit hoofdstuk zullen dus lager uitvallen. In voorliggend hoofdstuk wordt de link gelegd tussen de risico’s waar de Inspectie SZW toezicht op houdt en de verschillende ongevalsscenario’s. Een beschrijving van de verschillende scenario’s staat in tabel VII in de bijlage. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de oorzaken die aan ongevallen ten grondslag liggen. Ingenieursbureau RPS heeft op basis van ongevallengegevens van de Inspectie SZW over de periode 1998‐2009 ongevalsanalyses uitgevoerd aan de hand van het model Storybuilder. Informatie uit factsheets en detailanalyses van RPS wordt gebruikt om dieper op de ongevallen in te gaan. Veel van deze factsheets zijn te vinden op www.rivm.nl.
AchterliggendeoorzakenIn het Storybuilder model worden verschillende soorten oorzaken in kaart gebracht. Er is bijvoorbeeld gekeken welke barrière faalde. Dat wil zeggen welke barrière ontbreekt, niet goed functioneert of niet op de goede manier is gebruikt. Het kan daarbij gaan om een voorwerp of apparaat dat bijvoorbeeld niet goed functioneert of ontbreekt, om een eigenschap ervan of om de conditie waarin het voorwerp of apparaat verkeert. Daarnaast kunnen ook de kennis en kunde van een medewerker (falende) barrières zijn. Falende barrières verschillen tussen ongevalsscenario’s. Falende taken en managementfactoren hebben voor alle ongevalsscenario’s dezelfde categorieën. Om deze reden kan een totaalbeeld van de achterliggende oorzaken worden gegeven. In figuur 11 zijn de falende taken bij ongevallen in de periode 1998 t/m 2009 weergegeven. In een ongeval hebben één of meer barrières gefaald. Een barrière is een technisch systeem om ongevallen te voorkomen of de gevolgen daarvan te beperken. Per barrière is er een falende taak, die betrekking heeft op die barrière. 30% van de falende taken heeft te maken met het niet verschaffen door de organisatie van een barrière. Niet verschaffen betekent dat de barrière niet bestaat, niet goed is ontworpen,
ontbreekt, of niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar is. In bijna de helft van de gevallen (47%) heeft de barrière gefaald door het (onjuist/niet) gebruik(en) van de barrière door de werknemer. Dit houdt in dat de barrière niet, verkeerd of maar gedeeltelijk wordt gebruikt. Het is ook een 'gebruikersfout' als een gebruiker kiest voor een andere barrière dan degene die beschikbaar is. Figuur 11 Falende taken binnen barrières (in percentage van falende taken, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009, n=42.598)
Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03
Naast falende taken kan de oorzaak van een ongeval ook gelegen zijn in falende management factoren. Deze staan in tabel 18. Ook hiervoor geldt dat er in één ongeval meer dan één managementfactor kan falen. De managementfactor die het vaakst (27%) faalt is onvoldoende motivatie/alertheid (op mogelijke gevaren, veiligheidsbewustzijn). 14% van de falende managementfactoren heeft betrekking op het materieel/de arbeidsmiddelen en 12% van de falende managementfactoren heeft betrekking op plannen en procedures. Op de vierde plaats van falende managementfactoren staat competentie (11%). Het gaat dan om de kennis, ervaring en vaardigheden van de personen die de taak moeten uitvoeren. Zes procent van de falende managementfactoren heeft betrekking op tegenstrijdige belangen. Het gaat dan om de organisatorische afweging tussen veiligheid en andere zaken. Waar een individuele werknemer in de afweging tussen veiligheid en productie bijvoorbeeld voor productie kiest, valt dit onder motivatie/ alertheid.
51
52
Tabel 18: Management factoren binnen barrières (in percentage van managementfactoren, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009, n=55.071) Management factor % ongevallen Motivatie/ alertheid (alertheid op de mogelijke gevaren, veiligheidsbewustzijn)
27
Materieel/ arbeidsmiddelen (arbeidsmiddelen van geschikte kwaliteit) 14Plannen en procedures (plannen, procedures, werkinstructies, RIE’s*) 12Competentie (kennis, ervaring, vaardigheden) 11Tegenstrijdige belangen (productie/economie versus veiligheid, werkdruk) 6Communicatie/ samenwerking (overleg, overdracht van relevante informatie) 6Ergonomie (ontwerp/interface arbeidsmiddel, lay‐out werkplek)/ MMI 5Beschikbaarheid (voldoende personeel) 1Onbekend 17Totaal 100Bron: Analyse ongevallen in alle sectoren, 1 juli 2013, RPS in opdracht van RIVM, rapport referentie VRM13.00113.R03 * RIE = Risico‐inventarisatie en ‐evaluatie
Scenario’sgekoppeldaanrisico’sDe scenario’s van de onderzochte ongevallen die zijn afgerond in 2012 (voorlopige cijfers) zijn ingedeeld naar de risico‐indeling zoals deze bij de risicoanalyse van de Inspectie SZW gehanteerd wordt (zie tabel 19). De risico’s die leiden tot de meeste ongevallen zijn contact met een bewegend object (30% van alle onderzochte ongevallen die hebben plaatsgevonden in 2012), val van hoogte (20%), contact met bewegende delen van een machine (15%) en vallen (niet van hoogte) (15%). Daarnaast zijn risico’s die, in mindere mate, tot ongevallen hebben geleid overig contact met objecten, onbedoeld fysiek contact met een dier, explosie of brand, elektrocutie, verdrinking, werken onder overdruk, dynamische belasting en overige gevaarlijke stoffen. Van 2% van de ongevallen in 2012 is het scenario (en dus het risico waaraan het gekoppeld kan worden) onbekend.
53
Tabel 19 Ongevallen naar risico en ongevalsscenario (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers, n=1491) Risico verbijzonderd naar ongevalsscenario % %Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/val van hoogte 20 Val van steiger 3Val van dak, vloer of platform 7Val van hoogte door een gat 1Val van een bewegend platform 1Val van een stilstaand voertuig 2Val van hoogte ‐ overig 5Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/aanrijdgevaar 4 Aanrijding (van een voetganger) 4Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegend object
30
Contact met vallende objecten van kranen 3Contact met vallende objecten‐niet van kranen 9Contact met wegschietend/wegvliegende objecten 4Geraakt door rollende of glijdende objecten 2Contact met object dat wordt gedragen/gebruikt 2Contact met hangende en/of zwaaiende objecten 2Beknelling tussen verschillende objecten 7Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegende delen van een machine
15
Contact met bewegende delen van een machine 15Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/vallen (niet van hoogte)
15
Val van ladder of trapje 9Val op gelijke hoogte 3Vallen van trap of helling 1In/op bewegend voertuig met verlies van controle 2Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/overig contact met objecten
6
Tegen iets aanstoten 1Bedolven onder een massa 1Contact met heet oppervlak 1Contact met handgereedschap 3Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een dier 0,3 Ongeval met een dier 0,3Onveiligheid op de werkplek/explosie of brand 1 Brand 0,4
54
Risico verbijzonderd naar ongevalsscenario % %Explosie 1Onveiligheid op de werkplek/elektrocutie 2 Contact met elektriciteit 2Onveiligheid op de werkplek/verdrinking 0,1 Verdrinking 0,1Ongezonde fysische werkomgeving/werken onder overdruk 0,1 Te snelle (de)compressie) 0,1Fysieke overbelasting/dynamische belasting 1 Extreme belasting van lichaamsdelen 1Gezondheidsschade door blootstelling aan gevaarlijke stoffen/overige gevaarlijke stoffen
3
Uitstroming gevaarlijke stof uit open vat/omhulsel 1Contact met gevaarlijke stoffen zonder uitstroming 1Contact met gevaarlijke stoffen door uitstroming uit normaal gesloten vat 1Slachtoffer van menselijke agressie 1Scenario onbekend 2 2Totaal (in %) 100 100Totaal aantal 1.491 1.491Bron: Inspectie SZW
Van de risico’s die leiden tot de meeste ongevallen (contact met een bewegend object, val van hoogte, contact met bewegende delen van een machine en vallen (niet van hoogte)) worden de meest voorkomende ongevalsscenario’s besproken (zie figuur 12). Er wordt in de volgende paragrafen ook ingegaan op oorzaken van de ongevallen. Uit figuur 12 is af te lezen dat binnen het risico contact met een bewegend object (30% van de ongevallen) de scenario’s contact met vallende objecten (niet van kranen) en beknelling tussen verschillende objecten het vaakst voorkomen (respectievelijk 9% en 7%). Bij het risico val van hoogte (20%) is in de meeste gevallen sprake van het scenario val van dak, vloer of platform (7% van het totaal aantal ongevallen). Binnen het risico contact met bewegende delen van een machine (15%) komt enkel het ongevalsscenario contact met bewegende delen van een machine voor. Wanneer sprake is van het risico vallen (niet van hoogte) (15%) komt het scenario val van ladder of trapje het vaakst voor (9% van het totaal aantal ongevallen).
Figuur 12 Meest voorkomende risico’s bij ongevallen met bijbehorende ongevalsscenario’s in percentage van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Informatie over falende barrières, oorzaken en activiteiten is gehaald uit factsheets die gemaakt zijn door RPS op basis van het model Storybuilder en betreft de jaren 1998 t/m 200920. Veel van deze factsheets zijn te vinden op www.rivm.nl. In de bijlage (tabel VIII) is een tabel opgenomen met daarin per ongevalsscenario weergegeven hoeveel procent van de ongevallen in welke sector heeft plaatsgevonden. Voor de scenario’s die in de rest van dit hoofdstuk worden beschreven, worden de sectoren waar deze scenario’s het meest voorkomen genoemd.
55
20 Het jaar 2004 is soms wel, niet of gedeeltelijk meegenomen in de cijfers. De gegevensverzameling voor 2004 heeft in een later stadium plaatsgevonden dan die van de andere jaren
Contactmetvallendeobjecten–nietvankranenBinnen het risico contact met een bewegend object komt het scenario contact met vallende objecten (niet van kranen) het vaakst voor. 9% van het totaal aantal ongevallen valt onder dit scenario (zie figuur 13).
Figuur 13 Voorkomende ongevalsscenario’s binnen risico contact met een bewegend object in procenten van het totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Ongevallen met vallende objecten‐niet van kranen, komen het vaakst voor in de Waterleidingbedrijven en afvalbeheer (17%), gevolgd door de Handel (11%), Industrie, Gezondheids‐ en welzijnszorg (beide 10%) en de sector Vervoer en opslag (9%). In tabel 20 zijn de activiteiten van de slachtoffers van ongevallen door contact met vallende objecten weergegeven.
56
57
Tabel 20 Activiteit slachtoffers voor contact met vallende objecten‐niet van kranen (in procenten van slachtoffers, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*, n=2298) Activiteit21 % slachtoffersGerelateerd aan slachtoffer Slachtoffer wordt actief betrokken bij de handeling met het object 44Slachtoffer actief betrokken maar houdt het object niet (meer) vast 32Slachtoffer houdt het object vast 26Slachtoffer niet betrokken bij de activiteit 20Oprapen van gezaagde/gesneden voorwerpen 12Andere werkzaamheden op dezelfde locatie 11Gerelateerd aan vallend object Transporteren/verplaatsen 25Laden/lossen 15Bouw/sloop (object gerelateerd) 11Activiteit geen verband met vallend voorwerp 10Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met vallend object‐niet van kranen, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
44% van de slachtoffers van een ongeval door contact met objecten – niet van kranen wordt actief betrokken bij de handeling met het object en 32% wordt wel actief betrokken maar houdt het object niet (meer) vast. Waarschijnlijk is er sprake van overlap tussen beide activiteiten: slachtoffers die in de eerste categorie vallen kunnen ook in de tweede categorie vallen. Hetzelfde geldt voor de derde categorie waarin het slachtoffer het object vasthoudt (26%). In 20% van de gevallen is het slachtoffer niet betrokken bij de activiteit. Het vallende object dat het ongeval veroorzaakt, wordt bij een kwart van de ongevallen getransporteerd of verplaatst. Bij 15% van de ongevallen gaat het om laden/lossen van het vallende object en bij 11% om bouw/sloop activiteiten. 10% van de slachtoffers die worden getroffen door een arbeidsongeval zijn met een activiteit bezig die geen verband houdt met het vallende object. In tabel 21 staat de top 5 van objecten betrokken bij dit scenario. Bij bijna een derde (31%) van de ongevallen zijn de vallende objecten bouwmaterialen. Andere vallende objecten die tot een ongeval hebben geleid zijn delen van gebouwen (9%), heftrucks en overige transportwagens (6%), hulpmiddelen voor opslag en stellingen/pallets (5%) en verplaatsbare transportsystemen en transportwagens (5%).
21 De opsomming in deze tabel is niet uitputtend. Enkel de activiteiten die het vaakst voorkomen zijn erin opgenomen.
58
Tabel 21 Top 5 vallende objecten bij ongevalsscenario contact met vallende objecten – niet van kranen (in percentages, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*, n=2201) Vallend object % ongevallenBouwmaterialen 31Delen van gebouwen – elementen (deuren, muren, wanden, glaspuien, ramen) 9Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) 6Hulpmiddelen voor opslag, stellingen, palletstellingen, pallets 5Verplaatsbare transportsystemen, transportwagens 5Bron: factsheet Storybuilder scenario contact met vallend object‐niet van kranen, RPS, januari 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van het jaar 2004
De top 5 beroepen22 van slachtoffers van ongevallen door contact met een vallend object – niet van kranen bestaat uit chauffeurs (8%), monteurs (7%), timmermannen (7%), medewerkers (6%) en productiemedewerkers (5%). In tabel 22 zijn de falende barrières voor ongevallen binnen dit scenario weergegeven. Bij ongevallen met vallende objecten – niet van kranen is in 35% van de gevallen sprake van de verbinding/grip en/of verankering die faalt. Andere falende barrières zijn bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting en stabiliteit ondergrond/opstelplaats (beide 19%). Bij 18% van de ongevallen faalde de beheersing van de interne stabiliteit en 15% van de ongevallen kon plaatsvinden doordat de gevarenzone is betreden.
22 Het gaat om de beroepen die door de inspecteurs van de Inspectie SZW zijn ingevuld in het administratieve systeem van de Inspectie. Beroep is in een vrij tekstveld ingevuld. Er was dus geen sprake van een lijst met beroepen waaruit gekozen kon worden. Dit betekent dat voor hetzelfde beroep de ene inspecteur een andere naam zou kunnen kiezen dan een andere inspecteur.
59
Tabel 22 Falende barrières voor contact met vallende objecten – niet van kranen (in percentages, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*, n=2230) Barrière omschrijving % ongevallen**Verbinding/grip en/of verankering faalt 35Falende stabiliteit ondergrond/opstelplaats 19Falende bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting 19Falende beheersing van de interne stabiliteit 18Falen door betreden van de gevarenzone 15Sterkte/conditie faalt 8Geen adequate persoonlijke beschermingsmiddelen 5Falende bedrijfshulpverlening 2Object valt in verkeerde richting 2Verkeerde timing van de val/gooi 2Falende bescherming tegen vallende objecten: geen interceptie 2Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met vallend object‐niet van kranen, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100%, omdat per ongeval meerdere barrières kunnen hebben gefaald.
In tabel 23 zijn de falende taken voor de falende barrières weergegeven. Wanneer de verbinding/grip en/of verankering heeft gefaald, is dit in bijna de helft (48%) van de ongevallen te wijten aan het gebruik ervan (de barrière wordt niet, verkeerd of maar gedeeltelijk gebruikt). Het is ook een 'gebruikersfout' als een gebruiker kiest voor een andere barrière dan degene die beschikbaar is). In ongeveer een kwart (26%) van de gevallen is het falen van de verbinding/grip en/of verankering te wijten aan het verschaffen (de barrière bestaat niet, is niet goed ontworpen, ontbreekt, of is niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar als men deze wil gebruiken). 59% van de ongevallen waarbij de bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting faalt, heeft kunnen gebeuren door de wijze van gebruiken van deze barrière. Voor de falende barrière stabiliteit ondergrond/opstelplaats is het percentage dat faalt door het gebruik 50%. Opvallend is dat wanneer de sterkte/conditie faalt dit in evenveel gevallen te maken heeft met het gebruik als met het onderhoud ervan (beide 31%). Ander opvallend punt is dat de barrière adequate persoonlijke beschermingsmiddelen vaker faalt door het gebruik (45%) dan door (niet) verschaffen (37%).
60
Tabel 23 Falende taak per falende barrière voor contact met vallende objecten‐niet van kranen (in procenten van falende barrière, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*) Barrière omschrijving Ve
rschaffen
Geb
ruiken
Ond
erho
uden
Toezien op
Onb
eken
d
Totaal**
Verbinding/grip en/of verankering faalt (n=780) 26% 48% 15% 5% 7% 100%Falende stabiliteit ondergrond/opstelplaats (n=430) 29% 50% 10% 5% 6% 100%Falende bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting (n=420) 21%
59%
6% 9% 6% 100%
Falende beheersing van de interne stabiliteit (n=393) 26% 47% 11% 6% 10% 100%Falen door betreden van de gevarenzone (n=328) 30% 52% 2% 9% 7% 100%Sterkte/conditie faalt (n=189) 22% 31% 31% 12% 5% 100%Geen adequate persoonlijke beschermingsmiddelen (n=118) 37% 45% 3% 8% 8% 100%Falende bedrijfshulpverlening (n=54) 56% 17% ‐ 7% 20% 100%Object valt in verkeerde richting (n=50) 14% 54% 2% 12% 18% 100%Verkeerde timing van de val/gooi (n=45) 13% 58% 2% 13% 11% 100%Falende bescherming tegen vallende objecten: geen interceptie (n=40) 50%
33%
15% ‐ 3% 100%
Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met vallend object‐niet van kranen, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Voor de top 3 falende barrières voor vallende objecten‐niet van kranen zijn de incident factoren benoemd. Bij één ongeval kunnen verscheidene van deze incident factoren spelen. Bij ongeveer een kwart van de ongevallen waarbij de verbinding/grip en/of verankering heeft gefaald, was de bevestiging/verankering niet aanwezig (26%) en bij 24% was de bevestiging/verankering verwijderd voor het voorwerp stabiel was. In 12% van de gevallen ging het om een verkeerde bevestiging/verankering en in eveneens 12% van de gevallen ging het om verkeerd gebruiken van bevestigingsmaterieel. Bij een falende stabiliteit van de ondergrond/opstelplaats speelt bij een derde van de ongevallen verkeerde plaatsing van het object een rol. Andere incident factoren zijn ondergrond/ondersteuning beweegt/trilt (23%), ongelijke vloer/gaten in de vloer/objecten op de vloer (21%) en oppervlak biedt niet genoeg stabiliteit (19%). Voor de derde falende barrière (bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting) geldt dat in 38% van de gevallen de krachtuitoefening uitgevoerd werd door een
machine. In 36% van de gevallen gaat het om kracht uitgevoerd door een persoon, waardoor de barrière bescherming tegen externe krachtuitoefening/aanstoting faalt. BeknellingtussenverschillendeobjectenHet ongevalsscenario beknelling tussen verschillende objecten komt, na contact met vallende objecten (niet van kranen), het vaakst voor bij het arbeidsrisico contact met een bewegend object (7% van het totaal aantal ongevallen, zie figuur 14). Figuur 14 Voorkomende ongevalsscenario’s binnen risico contact met een bewegend object in procenten van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Kenmerkend bij het scenario beknelling tussen verschillende objecten is het bekneld raken tussen een machine of onderdeel daarvan, en een constructief deel van een ander object, gebouw (zoals een muur) of een andere machine. Bijvoorbeeld het bekneld raken in een liftschacht onder de lift of tussen een op rails bewegende machine en de
61
62
muur. Daarnaast betreft het ook het bekneld raken tussen een last en iets anders. Het gaat hier niet om een beknelling tussen iets wat handmatig wordt gedragen, gehanteerd of gebruikt. Ongevallen waarbij sprake is van beknelling tussen verschillende objecten vinden het vaakst plaats in de sector Landbouw, bosbouw en visserij (14%), gevolgd door Vervoer en opslag (12%) en Industrie (9%). In tabel 24 is de top 5 van meest voorkomende objecten bij dit ongevalsscenario weergegeven. Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) komen met 14% het vaakst voor. Bij één op de tien ongevallen zijn kranen, lieren, loopkatten of hijsblokken betrokken. Bij eveneens 10% van de ongevallen gaat het om hijs‐ en bevestigingsmiddelen, onderdelen van kranen. Tabel 24 Top 5 objecten betrokken bij scenario beknelling tussen verschillende objecten (in procenten van deze ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=903) Object % ongevallenHeftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) 14Kranen, lieren, loopkatten, hijsblokken 10Hijs ‐ en bevestigingsmiddelen, onderdelen van kranen 10Chassis, carter, cabine 9Liften, hefinstallaties 7Bron: factsheet Storybuilder scenario beknelling tussen verschillende objecten, RPS, januari 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van het jaar 2004
In tabel 25 zijn de activiteiten weergegeven van slachtoffers die bekneld raakten tussen verschillende objecten. Een derde van de slachtoffers was bezig met het hanteren van lading. 17% was bezig met het bedienen van een machine en 13% met het vastmaken, losmaken of begeleiden van lasten. Meer dan een tiende (12%) was bezig met onderhoudsgerelateerde activiteiten. Bij 6% was het slachtoffer bezig met het vrijmaken, deblokkeren of opheffen van een storing aan een machine. De top 5 van beroepen van slachtoffers bij dit scenario bestaat uit chauffeurs (8%), productiemedewerkers (8%), monteurs (7%), operators (3%) en algemeen medewerkers (3%).
63
Tabel 25 Activiteiten slachtoffers voor scenario beknelling tussen verschillende objecten (in procenten van slachtoffers, gebaseerd op ongevallen 1998 t/m 2009*, n=921) Activiteit % slachtoffers Hanteren van lading 33 Bedienen van een machine 17 Vastmaken, losmaken, begeleiden van lasten 13 Onderhoud gerelateerde activiteiten 12 Erbij of er tussen staan 9 Gebruiken van deuren, luiken 8 Horizontaal verplaatsen van (grote/ zware) objecten 6 Vrijmaken, deblokkeren, opheffen van een storing aan een machine 6 Constructie, installatie en sloop 5 Afstellen, bijstellen of verwisselen van gereedschap(onderdelen) 5 Sluiten van een deur 4 Vast ‐ of losmaken van touwen, kabels, trossen, kettingen 4 Berijden van materieel/ voertuigen 4 Schoonmaken/ opruimen van apparatuur 3 Openen van een deur 3 Verticale verplaatsing van persoon 2 Lopen 2 Onbekende activiteit 2 Inspecteren 2 Overige werkzaamheden op plaatsen met beknellinggevaar 18 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario beknelling tussen verschillende objecten, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
In tabel 26 staan de falende barrières bij het ongevalsscenario beknelling tussen verschillende objecten. In de tabel is te zien dat in ruim acht op de tien gevallen de positie van lichaamsdelen faalde. In een derde van de gevallen faalde de rijvaardigheid of bedieningsvaardigheid. In tabel 27 is per falende barrière aangegeven welke taken faalden. Opvallend is dat als er sprake was van onvoldoende beveiliging tegen onbedoeld opstarten van de machine, dit in 55% van de gevallen een gebruiksfout was. Een falende conditie of staat van de machine heeft in een minderheid van de gevallen (28%) te maken met het onderhoud. Meestal (56%) is het verschaffen de falende taak.
64
Tabel 26 Falende barrières bij ongevalsscenario beknelling tussen verschillende objecten (in percentage van ongevallen, 1998 t/m 2009*, n=917) Falende barrière % ongevallen Falende positie van lichaam(sdelen) 82 Falende rijvaardigheid/ bedieningsvaardigheid ‐ bedieningsfout 32 Handmatige bedieningsfout/ hantering van objecten 25 Falende positie object(en) 24 Onvoldoende beveiligd tegen onbedoeld opstarten van de machine 22 Falende conditie/ staat van de machine 18 Falen noodstopactie 6 Falende keuze van het gereedschap/ arbeidsmiddel 5 Falende bedrijfshulpverlening 5 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario beknelling tussen verschillende objecten, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
Tabel 27 Falende barrières naar falende taak voor scenario beknelling tussen verschillende objecten (in % van falende barrières, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*) Barrière omschrijving Ve
rschaffen
Geb
ruiken
Ond
erho
uden
Toezien op
Onb
eken
d
Totaal**
Falende positie van lichaam(sdelen) (n=748) 10% 77% 2% 1% 11% 100%Falende rijvaardigheid/ bedieningsvaardigheid ‐ bedieningsfout (n=290) 10% 79% 1% 3% 7% 100%Handmatige bedieningsfout/ hantering van objecten (n=233) 5% 89% 1% 1% 3% 100%Falende positie object(en) (n=223) 26% 32% 18% 1% 23% 100%Onvoldoende beveiligd tegen onbedoeld opstarten van de machine (n=200) 25% 55% 6% 5% 10% 100%Falende conditie/ staat van de machine (n=165) 56% 8% 28% 2% 5% 100%Falen noodstopactie (n=53) 23% 32% 4% 2% 40% 100%Falende keuze van het gereedschap/ arbeidsmiddel (n=49) 31% 57% ‐ 6% 6% 100%Falende bedrijfshulpverlening (n=42) 36% 19% 2% ‐ 43% 100%Bron: detailanalyse Storybuilder scenario beknelling tussen verschillende objecten, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW *Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Voor de top 3 falende barrières zijn de incident factoren beschreven. Binnen de barrière falende positie van lichaamsdelen, speelt bij ruim een vijfde (22%) dat de persoon de gevarenzone in gaat om iets te corrigeren. Als de rijvaardigheid/bedieningsvaardigheid faalde ging het bij een derde van de gevallen om geen of onvoldoende visueel contact. Andere aspecten die spelen bij falende rijvaardigheid/bedieningsvaardigheid zijn bijvoorbeeld onbedoelde bediening (16%) of concentratieverlies of afleiding (10%). Valvandak,vloerofplatformBinnen het arbeidsrisico val van hoogte (20% van het totaal aantal ongevallen) is het meest voorkomende ongevalsscenario (7% van het totaal aantal ongevallen) een val van dak, vloer of platform (zie figuur 15). Figuur 15 Voorkomende ongevalsscenario’s binnen risico val van hoogte in procenten van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
De top 3 sectoren waar ongevallen met het scenario val van dak, vloer of platform het vaakst voorkomen ziet er als volgt uit: 1. Bouwnijverheid (13%), 2. Waterleidingbedrijven en afvalbeheer (10%), 3. Landbouw, bosbouw en visserij (8%).
65
66
Bij twee op de vijf ongevallen (40%) valt het slachtoffer van een dak en bij bijna twee op de vijf (36%) ongevallen van een (verdiepings)vloer. Vallen van een werkplatform komt met 20% minder vaak voor. Van de slachtoffers is de top 5 van meest voorkomende beroepen als volgt: 16% was timmerman, 7% monteur, 6% dakdekker, 5% medewerker en 3% asbestsaneerder. In tabel 28 is weergegeven welke barrières faalden bij de ongevallen met het scenario val van dak, vloer of platform. Bij één ongeval kunnen meerdere barrières falen. Bij bijna de helft van de ongevallen (45%) faalde de randbeveiliging. In bijna een derde (30%) van de gevallen faalde de valbeveiliging. Van falende vaardigheid van het slachtoffer (evenwicht) is bij 29% van de ongevallen sprake. Tabel 28 Falende barrières voor val van dak, (verdiepings)vloer of platform (in procenten van ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=1759) Barrière omschrijving % ongevallen** Falende randbeveiliging 45 Falen valbeveiliging 30 Falende vaardigheid (evenwicht) 29 Belasting van oppervlak dat daar niet voor is bedoeld 22 Falende staat/ conditie (van dak, werkplatform, vloer) 15 Falende bedrijfshulpverlening 2 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van dak, vloer of platform, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100%, omdat per ongeval meerdere barrières kunnen hebben gefaald.
In tabel 29 is voor alle falende barrières weergegeven welke taken faalden. Wanneer de randbeveiliging faalde is deze in 71% van de gevallen niet verschaft. Bij falende valbeveiliging is dit iets minder, namelijk 53%. Bij valbeveiliging speelt vaker dan bij randbeveiliging dat deze niet (goed) is gebruikt (32% en 9%).
67
Tabel 29 Falende barrières naar falende taak voor val van dak, (verdiepings)vloer of platform (in procenten van falende barrières, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*) Falende barrière omschrijving Ve
rschaffen
Geb
ruiken
Ond
erho
uden
Toezien op
Onb
eken
d
Totaal**
Falende randbeveiliging (n=797) 71% 9% 13% 1% 6% 100%
Falen valbeveiliging (n=531) 53% 32% 5% 2% 8% 100%Falende vaardigheid (evenwicht) (n=505) 17% 52% 15% 2% 14% 100%Belasting van oppervlak dat daar niet voor is bedoeld (n=390) 32% 49% 3% 9% 7% 100%Falende staat/ conditie (van dak, werkplatform, vloer) (n=270) 44% 19% 20% 9% 7%
100%
Falende bedrijfshulpverlening (n=42) 67% 19% ‐ ‐ 14% 100%Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van dak, vloer of platform, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Voor de top 3 falende barrières zijn de incident factoren beschreven. Bij falende randbeveiliging speelt vaak dat de randbeveiliging niet aanwezig is (60%), incompleet of onvoldoende is (21%) of verwijderd danwel onklaar gemaakt is (15%). Bij het falen van de valbeveiliging is in de meeste gevallen (71%) geen persoonlijke valbeveiliging gebruikt en/of is er geen collectieve valbeveiliging gebruikt (45%). Bij het falen van de vaardigheid was vaak sprake van uitglijden, struikelen of aanstoten (44%), een balans beïnvloedende activiteit (26%) en/of een externe kracht (19%).
ContactmetbewegendedelenvaneenmachineZoals al beschreven, is in 2012 bij 15% van de ongevallen sprake geweest van het scenario contact met bewegende delen van een machine. Bij dit scenario gaat het om een vast opgestelde machine, inclusief bijvoorbeeld mobiele zaagtafels. De top 3 sectoren waar ongevallen door contact met bewegende delen van een machine voorkomen zijn de Industrie (27%), Landbouw, bosbouw en visserij (20%) en de sector Specialistische zakelijke diensten (19%). Ook in de sector Handel en de sector Verhuur en overige zakelijke diensten komen ongevallen met dit scenario voor (respectievelijk 16% en 10%). In tabel 30 is het percentage slachtoffers per activiteit binnen dit scenario weergegeven.
68
Tabel 30 Activiteit slachtoffers voor contact met bewegende delen van een machine (in procenten van slachtoffers, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=4771) Activiteit % slachtoffers Bedienen van een machine 58 Vrijmaken, losmaken, deblokkeren van een machine 16 Schoonmaken van een machine 11 Onderhouden of modificeren van een machine 9 Voorbij lopen/erbij staan 4 Overig 1 Onbekende activiteit 1 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met bewegende delen van een machine, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
Veruit het grootste percentage slachtoffers is gevallen bij het bedienen van een machine (18% bij het invoeren in een machine, 14% bij het bijstellen (goed leggen) of weghalen van een product, 7% bij het testen, afstellen, tunen of controleren en 2% bij het opstarten/afsluiten van een machine). Ook bij het vrijmaken, losmaken, deblokkeren (16%), bij het schoonmaken (16%) en bij het onderhouden of modificeren van een machine (11%) hebben arbeidsongevallen plaatsgevonden. Zoals uit tabel 31 is af te lezen heeft 16% van de ongevallen plaatsgevonden met een zaagmachine, 11% met transportbanden en 10% met machines voor persen. 9% van de ongevallen met bewegende delen van een machine vindt plaats met draaibanken, frees‐ en boormachines en een even groot percentage met doseer‐ en vulmachines. Tabel 31 Top 5 machines betrokken bij ongevallen met contact met bewegende delen van een machine (in procenten van ongevallen, in de periode 1998 t/m 2009*, n=4691) Machine % ongevallenZaagmachines 16Transportbanden 11Persen 10Draaibanken, frees‐ en boormachines 9Doseer‐ en vulmachines 9Bron: factsheet Storybuilder scenario contact met bewegende delen van een machine, RPS, januari 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van het jaar 2004
69
Slachtoffers van ongevallen met bewegende delen van een machine waren productiemedewerker (18%), operator (10%), (algemeen) medewerker, timmerman en monteur (alle 6%). Ongevallen kunnen gebeuren doordat een of meer barrières falen. In tabel 32 zijn deze falende barrières voor het ongevalsscenario contact met bewegende delen van een machine weergegeven. Tabel 32 Falende barrières voor ongevalsscenario contact met bewegende delen van een machine (in procenten van ongevallen, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=4768) Barrière omschrijving % ongevallen**Falen fysieke afscherming 94Falen lichaamscontrole of bewustzijn van gevaarzone 52Gevaarzone is (bewust) genegeerd 21Falende bedieningsvaardigheid – bedieningsfout 17Falen noodstopvoorziening 12Onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine 9Falende bedrijfshulpverlening 4Falen van de staat/conditie van de machine 2Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met bewegende delen van een machine, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100%, omdat per ongeval meerdere barrières kunnen hebben gefaald.
Bij bijna alle ongevallen was sprake van falen van fysieke afscherming (94%)23. Het gaat daarbij om ‘het fysiek afschermen van de gevaarzone (afscherming van bewegende delen van machines, randbeveiliging)’. In 52% van de ongevallen was (ook) sprake van falen van lichaamscontrole (‘de fysieke vaardigheid bij het verplaatsen en/of gebruiken van arbeidsmiddelen’) of bewustzijn van de gevaarzone. Het (bewust) negeren van de gevaarzone is bij 21% van de ongevallen een falende barrière geweest. In tabel 33 is af te lezen dat wanneer sprake was van falen van fysieke afscherming dit in de meeste gevallen (47%) te maken had met het verschaffen ervan.
23 Overigens faalt de fysieke afscherming in bijna alle gevallen, omdat bij het maken van de ongevalsmodellen is afgesproken dat contact met bewegende delen van een machine alleen kan plaatsvinden als de fysieke afscherming faalt.
70
Tabel 33 Falende barrières naar falende taak voor contact met bewegende delen van een machine (in % van falende barrières, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*) Barrière omschrijving Ve
rschaffen
Geb
ruiken
Ond
erho
uden
Toezien op
Onb
eken
d
Totaal**
Falen fysieke afscherming (n=4479) 47% 28% 9% 6% 10% 100%Falen lichaamscontrole of bewustzijn van gevaarzone (n=2458)
14% 73% 2% 5% 6% 100%
Gevaarzone is (bewust) genegeerd (n=986) 1% 87% 3% 8% 2% 100%Falende bedieningsvaardigheid – bedieningsfout (n=790) 9% 80% 2% 6% 4% 100%Falen noodstopvoorziening (n=565) 43% 23% 5% 3% 26% 100%Onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine (n=414)
17% 68% 6% 5% 4% 100%
Falende bedrijfshulpverlening (n=213) 62% 15% 1% 0% 21% 100%Falen van de staat/conditie van de machine (n=108) 19% 25% 38% 13% 6% 100%Bron: detailanalyse Storybuilder scenario contact met bewegende delen van een machine, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Opvallend is dat de falende barrière ‘onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine’ in 68% van de gevallen te maken heeft met het gebruik en slechts in 17% met verschaffen. Voor falende bedrijfshulpverlening geldt het tegenovergestelde: deze bestaat vaak niet of is niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar (62%). Voor de top 3 falende barrières zijn de incident factoren benoemd. Bij 43% van de ongevallen waarbij sprake was van falen van de fysieke afscherming was de afscherming onvoldoende. In 28% van de gevallen is de afscherming niet verschaft. Ook situaties waarin de fysieke afscherming is verwijderd of gedeactiveerd komen voor (16%). Nadere analyse van ongevallen waarbij sprake is van falen van de lichaamscontrole of bewustzijn van de gevaarzone wijst uit dat in 14% van de gevallen sprake was van uitglijden of struikelen, in 10% van afleiding en bij 9% ging het om kleding of haar dat verstrikt raakt. Bij het (bewust) negeren van de gevaarzone zijn er minder incident factoren onderscheiden. Bij 3% van de ongevallen is de medewerker naar binnen getrokken door een doekje/lap stof en bij 1% was sprake van uitglijden of struikelen.
71
Voor het scenario contact met bewegende delen van een machine zijn door ingenieursbureau RPS de oorzaken van deze ongevallen bij uitzendkrachten vergeleken met de oorzaken van deze ongevallen bij werknemers24. Dit is relevant, omdat in hoofdstuk 3 bleek dat uitzendkrachten (volgens de cijfers van de Inspectie SZW, in hoofdstuk 3 is een aantal nuanceringen bij deze cijfers genoemd) relatief vaker dan werknemers een arbeidsongeval krijgen. Ten opzichte van ongevallen bij werknemers, is een groter deel van deze machineongevallen bij uitzendkrachten mede het gevolg van kennis en vaardigheden. Ook blijkt dat bij ongevallen met uitzendkrachten iets vaker speelt dat een veiligheidsbarrière niet is verschaft door de organisatie. Echter, gezien het verschil in ongevalskans komen allerlei oorzaken vaker voor bij uitzendkrachten dan bij werknemers. Er is niet één oorzaak die er sterk uitspringt. Met de beschikbare gegevens zijn de verklaringen nog niet goed te onderbouwen.
ValvanladderoftrapjeHet risico vallen (niet van hoogte) speelt in 15% van de arbeidsongevallen. Het grootste deel van deze ongevallen (9% van het totaal aantal ongevallen) betreft het scenario val van ladder of trapje (zie figuur 16). De meeste ongevallen waarbij het slachtoffer valt van een ladder of trapje vinden plaats in de Verhuur en overige zakelijke diensten (14%), Bouwnijverheid (13%) en Vervoer en opslag (9%).
24 RPS, Factsheet ongevallen met uitzendkrachten, januari 2013 (www.rivm.nl). Deze factsheet is gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 tot en met 2009.
Figuur 16 Voorkomende ongevalsscenario’s binnen risico vallen (niet van hoogte) in procenten van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Binnen het scenario val van ladder of trapje zijn de meest voorkomende activiteiten hanteren van objecten (19% (de‐)installeren/repareren, 11% constructie‐/bouwgerelateerde werkzaamheden) en klimmen/afdalen op een ladder (zie tabel 34). In 18% van de gevallen werd gewerkt met handgereedschap. Bij 11% van de ongevallen was de activiteit klimmen/afdelen met iets in de hand en bij eveneens 11% was het slachtoffer aan het schoonmaken/schilderen. De top 3 van ladders waarmee het ongeval plaatsvond zijn mobiele ladders (71% van totaal aantal ongevallen binnen dit scenario), A‐ladder of keukentrap (19%) en vaste ladders (6%).
72
73
Tabel 34 Activiteit slachtoffers voor val van ladder of trapje (in procenten van slachtoffers, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=1884) Activiteit25 % slachtoffers Hanteren van objecten 31 Klimmen/afdalen op een ladder 31 Werken met handgereedschap 18 Klimmen/afdalen met iets in de hand 11 Schoonmaken/schilderen 11 Overige specifieke fysieke activiteiten 6 Onbekende activiteit 3 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van ladder of trapje, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004
In 12% van de gevallen is het slachtoffer van een val van ladder of trapje monteur, 10% is timmerman, 5% schilder, 4% elektromonteur en ook 4% glazenwasser. Tabel 35 geeft de falende barrières weer. Tabel 35 Falende barrières voor ongevalsscenario val van ladder of trapje (in procenten van ongevallen, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*, n=1879) Barrière omschrijving % ongevallen** Verkeerde plaatsing arbeidsmiddel 45 Falende vaardigheid (lichaamsbeheersing, evenwicht) 33 Substandaard conditie of soort materieel 23 Verkeerde positie van persoon op ladder/ trapje 9 Gevaarlijke opstelplaats 4 Falende bedrijfshulpverlening 4 Falende conditie van steloppervlak/ ondersteuning(sconstructie) 3 Geen geschikte valbeveiliging 2 Falende (lichamelijke) gesteldheid van persoon 2 Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van ladder of trapje, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** De percentages in deze tabel tellen niet op tot 100%, omdat per ongeval meerdere barrières kunnen hebben gefaald.
25 De opsomming in deze tabel is niet uitputtend. Enkel de activiteiten die het vaakst voorkomen zijn erin opgenomen.
74
Bij bijna de helft van de ongevallen waarbij iemand van een ladder of trapje valt was het arbeidsmiddel verkeerd geplaatst (45%). Bij één op de drie speelde falende vaardigheid (lichaamsbeheersing of evenwicht). Bij bijna een kwart (23%) was de conditie van het materieel of het soort materieel niet goed (genoeg). In tabel 36 is per falende barrière weergegeven welke taken hoe vaak faalden. Bij ongevallen waarbij sprake was van verkeerde plaatsing van het arbeidsmiddel lag dit in bijna de helft van de gevallen (47%) aan het gebruik ervan en bij een derde aan het verschaffen ervan. Bij falende vaardigheid gaat het meestal (52%) om het gebruiken en bij de conditie of het soort materieel om het verschaffen. Onderhoud speelt niet vaak een rol bij ongevallen waarbij het slachtoffer van een ladder/trapje valt. Onderhoud speelt het meest bij substandaard conditie of soort materieel. Tabel 36 Falende taken per falende barrière voor val van ladder/trapje (in procenten van falende barrières, gebaseerd op ongevallen in de periode 1998 t/m 2009*) Falende barrière omschrijving Ve
rschaffen
Geb
ruiken
Ond
erho
uden
Toezien op
Onb
eken
d
Totaal**
Verkeerde plaatsing arbeidsmiddel (n=846) 33% 47% 2% 7% 11% 100%Falende vaardigheid (lichaamsbeheersing, evenwicht) (n=623) 17% 52% 3% 2% 26% 100%Substandaard conditie of soort materieel (n=424) 56% 16% 17% 8% 3% 100%Verkeerde positie van persoon op ladder/ trapje (n=163) 17% 69% ‐ 4% 10% 100%Gevaarlijke opstelplaats (n=76) 47% 33% 3% 5% 12% 100%Falende bedrijfshulpverlening (n=73) 34% 5% ‐ 1% 59% 100%Falende conditie van steloppervlak/ ondersteuning(sconstructie) (n=65) 58% 18% 6% 9% 8% 100%Geen geschikte valbeveiliging (n=45) 9% 22% ‐ 69% 100%Falende (lichamelijke) gesteldheid van persoon (n=33) 15% 30% ‐ 9% 45% 100%Bron: detailanalyse Storybuilder scenario val van ladder of trapje, RPS, mei 2012; gegevens zijn bewerkt door Inspectie SZW * Met uitzondering van de periode maart 2004 t/m december 2004 ** Niet alle rijen met percentages in bovenstaande tabel tellen op tot 100% doordat het gaat om afgeronde percentages.
Voor de top 3 falende barrières zijn de incident factoren benoemd. Bij verkeerde plaatsing van het arbeidsmiddel gaat het er vaak (39%) om dat het oppervlak nat of glad is. Ook speelt geregeld (19%) dat het arbeidsmiddel niet of onvoldoende is beveiligd
75
tegen wegschuiven. In 18% van de gevallen is sprake van een ongeschikte vorm of conditie van het oppervlak. Bij de falende vaardigheid speelt vaak (25%) dat het slachtoffer uit balans raakte doordat er kracht werd uitgeoefend op het slachtoffer of op het arbeidsmiddel (ladder/trapje). Bij materieel dat van substandaard conditie is speelt vaak dat de conditie van de antislip niet in orde is (42%). Ook speelt geregeld (30%) dat de ladder of het trapje de verkeerde afmeting heeft of van het verkeerde type is.
76
8Samenvattingenconclusies Arbeidsongevallen die geleid hebben tot de dood, blijvend letsel of ziekenhuisopname zijn meldingsplichtig bij de Inspectie SZW. De Arbeidsomstandighedenwet definieert een arbeidsongeval als een aan een werknemer26 in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad. Ongevallen die op het moment van melding naar verwachting meldingsplichtig zijn, worden onderzocht door de Inspectie SZW. Uitzondering hierop vormen arbeidsongevallen die door een andere dienst worden onderzocht, zoals verkeersongevallen. Ook onderzoekt de Inspectie SZW soms arbeidsongevallen die niet meldingsplichtig zijn, op basis van artikel 10 van de Arbeidsomstandighedenwet. Veel arbeidsongevallen zijn niet meldingsplichtig. In Nederland hadden in 2011 ongeveer 207.000 werknemers te maken met een ongeval met lichamelijk en/of geestelijk letsel en verzuim. Dit komt overeen met ongeveer 2.900 ongevallen per 100.000 werknemers. In de periode 2009‐2012 zijn jaarlijks tussen de 60 en 81 ongevalsonderzoeken van dodelijke arbeidsongevallen afgerond. In totaal zijn in die jaren tussen de 2.044 en 2.402 ongevalsonderzoeken afgerond.
PersoonskenmerkenDriekwart van alle slachtoffers (van ongevalsonderzoeken die in 2009 tot en met 2012 zijn afgerond) betreft werknemers. 15% van de slachtoffers is als uitzendkracht geregistreerd in het administratieve systeem van de Inspectie SZW. Uitzendkrachten lijken daarmee oververtegenwoordigd in de slachtoffers, want ongeveer 2% tot 3% van de werkzame personen is uitzendkracht. 4% van alle slachtoffers zijn zelfstandigen. De meeste slachtoffers vallen in de leeftijdscategorie 25 tot en met 44 jaar, gevolgd door de leeftijdscategorie 45 tot en met 64 jaar. Als het aantal slachtoffers in de verschillende leeftijdscategorieën wordt weergegeven naar aantal slachtoffers per 100.000 arbeidsjaren van werknemers (en uitzendkrachten) blijkt dat mensen van 25 tot en met 44 jaar het minst vaak slachtoffer worden. Het soort werk dat mensen in de verschillende leeftijdsgroepen uitoefenen kan verschillen. In het rapport zijn de
26 De Arbowet kent een definitie van een werknemers. Hieruit volgt onder andere dat een zelfstandige zonder personeel die onder gezag werkt, ook als een werknemer geldt.
ongevalsfrequenties per leeftijdscategorie voor economische hoofdsectoren berekend en dan blijkt dat niet in alle sectoren hetzelfde patroon te zien is. Het overgrote deel van de slachtoffers is man. Hier speelt mee dat mannen vaker in sectoren werken waar veel ongevallen plaatsvinden en daardoor vaker risicovol werk verrichten.
EconomischesectorEr zijn flinke verschillen tussen economische sectoren in aantallen ongevallen. Er kan gekeken worden welke sectoren de hoogste aantallen ongevallen hebben. Ook kan gekeken worden naar de sectoren met de hoogste aantallen ongevallen per 100.000 banen van werknemers. Als gekeken wordt naar de sectoren met de meeste ongevallen, dan blijkt dat 29% van de ongevallen in de Industrie plaatsvond (op basis van in 2009‐2012 afgesloten ongevalszaken). Een kwart van de ongevallen vond plaats in de Bouwnijverheid, 12% in de Handel en 9% in de sector Vervoer en opslag (zie figuur 17). Figuur 17 Slachtoffers van arbeidsongevallen naar hoofdsectoren (top 4) in procenten (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, 2009‐2012)
Als gekeken wordt naar de ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers, blijkt dat de hoofdsectoren Waterleidingbedrijven en afvalbeheer en Bouwnijverheid de
77
hoogste ongevalsfrequentie per 100.000 banen van werknemers hebben. Industrie staat op de derde plaats (zie figuur 18). Figuur 18 Slachtoffers van ongevallen naar hoofdsectoren, gemiddeld aantal in 2009‐2012 per 100.000 banen (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken)
Als niet naar hoofdsectoren wordt gekeken, maar naar specifiekere sectoren op basis van de eerste twee cijfers van de SBI‐code van bedrijven, dan blijkt dat de sector Sanering en overig afvalbeheer veruit de hoogste ongevalskans heeft. Van de vijftien sectoren die op basis van de eerste twee cijfers van hun SBI‐code de hoogste ongevalsfrequentie hebben, waren er 12 die in de huidige sectoraanpakken voor arbeidsomstandigheden – die de Inspectie SZW hanteert – prioriteit kregen. Drie kregen geen prioriteit, maar scoren wel hoog op de ongevallen. De grootste sector hiervan is de Vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren. De twee andere sectoren zijn vrij kleine sectoren, met 1.700 en 1800 banen, waarbij de ongevalsfrequentie aan een grotere toevalsfluctuatie onderhevig kan zijn. Mogelijk scoren deze voor een andere periode veel lager, door toeval. De keuze voor de prioritering van sectoren heeft niet
78
79
alleen op basis van informatie over onveilig werken plaatsgevonden. Ongezond werk dat leidt tot ziekte speelt bijvoorbeeld ook een rol. Het vergelijken van aantallen ongevallen in een sector door de jaren heen kan inzicht geven in sectoren waar de ongevalskansen afnemen, gelijk blijven of juist toenemen. Hierbij is het van belang om tegelijk ook te kijken naar het aantal werkenden in de sectoren. Als het aantal ongevallen in een sector afneemt en er tegelijkertijd een daling is in het aantal mensen dat werkt in die sector, hoeft dit niet te betekenen dat de kans op een ongeval ook is afgenomen. Het berekenen van ongevalskansen per jaar wordt bemoeilijkt doordat in een jaar afgesloten ongevalsonderzoeken niet allemaal betrekking hebben op ongevallen die in datzelfde jaar hebben plaatsgevonden. Ook vermoeden we dat er een administratieve oorzaak is voor de daling van de ongevallen in de sectoren in 2010 ten opzichte van 2009. Om deze redenen is gekeken naar de globale ontwikkeling in de ongevallen die zijn afgesloten in de periode 2010‐2012, en is deze vergeleken met de ontwikkeling in het aantal werknemers, het aantal banen van werknemers en het aantal werkzame personen (dit is inclusief zelfstandigen) in de periode 2009‐2011 (2012 was nog niet bekend op het moment dat deze analyse werd gedaan). In de Industrie is het aantal slachtoffers van ongevallen met 4% gestegen, terwijl het aantal werkzame personen (en het aantal banen van werknemers) is afgenomen met een kleine 4%. In de Bouw zijn de ongevallen met 3% afgenomen en is het aantal werkzame personen met 4% afgenomen en het aantal banen van werknemers met een kleine 6%. In de Handel zijn de ongevallen in 2012 met 6% afgenomen ten opzichte van 2010, terwijl het aantal werkzame personen in de Handel in 2009 tot en met 2011 is toegenomen met 1%.
HandhavingIn 2012 is bij 67% van de (slachtoffers van) afgesloten ongevalszaken een overtreding geconstateerd en is bij 58% een boeterapport opgemaakt. Het percentage ongevalsslachtoffers waarbij een overtreding is geconstateerd stijgt vanaf 2009. Het al dan niet opmaken van een boeterapport laat een vergelijkbaar beeld zien. Een boeterapport ongevallen wordt ingezet wanneer is vastgesteld dat een overtreding een causale relatie met het ongeval heeft. In de periode 2009‐2012 zijn vooral zware handhavingsinstrumenten ingezet, voornamelijk het boeterapport ongevallen maar in een veel kleiner aantal gevallen ook processen verbaal en stilleggingen. De wetsartikelen die worden overtreden en de mate waarin dit voorkomt, zijn vrij stabiel in de periode 2009‐2012. De overtreding die het vaakst (13%) is geconstateerd bij ongevalsonderzoek heeft betrekking op het voorkómen van gevaar van bewegende
80
voorwerpen in art 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit. Het voorkómen van valgevaar in artikel 3.16 van het Arbeidsomstandighedenbesluit staat met 10% van de overtredingen op de tweede plaats. Op de derde tot en met de zesde plaats staan overtredingen die betrekking hebben op arbeidsmiddelen. Meer dan de helft (55%) van de geconstateerde overtredingen heeft betrekking op een wetsartikel uit deze top 6.
Locatie,activiteit,voorwerpenletselDe meeste ongevallen (45%) vinden plaats op een industrielocatie. Hieronder vallen productieruimtes en fabrieken (27%), maar ook reparatiewerkplaatsen (5%) en ruimtes die voornamelijk bedoeld zijn voor opslag, laden en/of lossen (10%). Op een bouwplaats, bouwwerk, steengroeve of bovengrondse mijn heeft een kwart van de ongevallen plaatsgevonden. Dit zijn voornamelijk bouwplaatsen van gebouwen in aanbouw of bouwplaatsen van gebouwen die verbouwd of gerenoveerd worden. Bij ruim één op de vijf ongevallen was het slachtoffer een machine aan het bedienen toen het ongeval plaatsvond. Bij 11% van de ongevallen was het slachtoffer bezig met een ladder, trapje of rolsteiger. Bij 9% van de ongevallen gebruikte het slachtoffer heftrucks en overige transportwagens en bij 5% ging het om voertuigen over land. Bij eveneens 5% waren vaste of mobiele kranen, lieren, loopkatten of hijsblokken betrokken bij de fysieke activiteit van het slachtoffer voor het ongeval. Ook 5% van de ongevallen vond plaats terwijl het slachtoffer bezig was met een bewerkingsmachine. Ongevallen terwijl het slachtoffer met een ladder, trapje of rolsteiger werkte, komen relatief vaak voor in de Bouwnijverheid (19%). Ongevallen waarbij het slachtoffer met een heftruck of andere transportwagen werkte, komen relatief vaak voor in de sector Vervoer en opslag (27%), maar ook relatief vaak in de Landbouw, bosbouw en visserij (12%). Ongevallen met voertuigen over land komen relatief vaak voor in de sector Vervoer en opslag (23%), maar ook relatief vaak in de Landbouw, bosbouw en visserij (12%) en de sector Waterleidingbedrijven en afvalbeheer (12%). In 2012 kwamen botbreuken als gevolg van het ongeval het vaakst voor (49%), gevolgd door wonden en oppervlakkige letsels (22%). Verlies van ledematen speelt bij 17% van de ongevallen. Relevant bij het letsel is dat juist de ernstiger arbeidsongevallen in deze cijfers terecht komen omdat de Inspectie SZW deze onderzoekt.
Arbeidsrisico’s,ongevalsscenario’senoorzakenIn het rapport is de link gelegd tussen de risico’s waar de Inspectie SZW toezicht op houdt en de verschillende ongevalsscenario’s. Daarnaast is ingegaan op de oorzaken die aan ongevallen ten grondslag liggen. Veel van deze informatie (in elk geval alle informatie over de oorzaken van de ongevallen) is gebaseerd op factsheets en analyses
81
van ingenieursbureau RPS op basis van het Storybuilder model. Deze analyses hadden vaak betrekking op de periode 1998 tot en met 2009. In het Storybuilder model worden verschillende soorten oorzaken in kaart gebracht. Er worden bijvoorbeeld falende barrières benoemd. Falende barrières kunnen verschillen tussen ongevalsscenario’s. Een falende barrière wil zeggen dat de barrière ontbreekt, niet goed functioneert of niet op de goede manier is gebruikt. Falende taken en managementfactoren hebben voor alle ongevalsscenario’s dezelfde categorieën. Vaak is een achterliggende oorzaak van het falen van een barrière het (onjuist/niet) gebruik(en) ervan door de werknemer. Dit houdt in dat de barrière niet, verkeerd of maar gedeeltelijk wordt gebruikt. Naast falende taken kan de oorzaak van een ongeval ook gelegen zijn in falende management‐factoren. De managementfactor die het vaakst faalt, is onvoldoende motivatie/alertheid (op mogelijke gevaren, veiligheidsbewustzijn). In figuur 17 op de volgende pagina staan de vier de vier arbeidsrisico’s die leiden tot de meeste ongevallen. Vervolgens zijn de ongevalsscenario’s, die bij deze vier arbeidsrisico’s horen, weergegeven. De lengte van de staafjes geeft aan hoeveel procent van de ongevallen in 2012 dit scenario hebben.
Figuur 17 Meest voorkomende risico’s bij ongevallen met bijbehorende ongevalsscenario’s in percentage van totaal aantal ongevallen (onderzochte zaken plaatsgevonden in 2012, voorlopige cijfers)
Bron: Inspectie SZW
Contactmetvallendeobjecten–nietvankranenVaak zijn slachtoffers van een ongeval door contact met objecten – niet van kranen actief betrokken bij de handeling met het object. In een derde van de gevallen zijn ze wel actief betrokken, maar houden ze het object niet (meer) vast. Bouwmaterialen zijn bij bijna een derde van de ongevallen de vallende objecten. In 35% van de gevallen is sprake van falende verbinding/grip en/of verankering. Wanneer de verbinding/grip en/of verankering heeft gefaald, is dit in bijna de helft van de ongevallen door onjuist gebruik ervan en in ongeveer een kwart aan het verschaffen (de barrière bestaat niet, is niet goed ontworpen, ontbreekt, of is niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar als men deze wil gebruiken). Bij ongeveer een kwart van de ongevallen waarbij de verbinding/grip en/of verankering heeft gefaald, was de bevestiging/verankering niet aanwezig of was de bevestiging/verankering verwijderd voor het voorwerp stabiel was. Opvallend is dat wanneer de sterkte/conditie faalt dit in evenveel gevallen te maken heeft met het gebruik als met het onderhoud ervan. Ander opvallend punt is dat de
82
83
barrière adequate persoonlijke beschermingsmiddelen vaker faalt door het gebruik dan door (niet) verschaffen. BeknellingtussenverschillendeobjectenHet ongevalsscenario beknelling tussen verschillende objecten komt, na contact met vallende objecten (niet van kranen), het vaakst voor bij het arbeidsrisico contact met bewegend object. Het gaat vaak om beknellingsongevallen met heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers). Een derde van de slachtoffers hanteerde lading. 17% was bezig met het bedienen van een machine. In ruim acht op de tien gevallen faalde de positie van lichaamsdelen. Hier speelt bij een vijfde van de gevallen dat de persoon de gevarenzone in gaat om iets te corrigeren. Een andere falende barrière is de rijvaardigheid of bedieningsvaardigheid. Hierbij ging het bij een derde van de gevallen om geen of onvoldoende visueel contact. Als er sprake was van onvoldoende beveiliging tegen onbedoeld opstarten van de machine, was dit in veel gevallen een gebruiksfout. Een falende conditie of staat van de machine heeft in een minderheid van de gevallen (28%) te maken met het onderhoud. Meestal is het verschaffen de falende taak. Valvandak,vloerofplatformVallen van hoogte gaat vaak om een val van een dak, vloer of platform. In bijna de helft van deze ongevallen faalde de randbeveiliging. In bijna een derde faalde de valbeveiliging. Van falende vaardigheid van het slachtoffer (evenwicht) is bij ongeveer drie op de tien ongevallen sprake. Wanneer de randbeveiliging faalde is deze in 71% van de gevallen niet verschaft. Bij falende valbeveiliging is dit iets minder, namelijk 53%. Bij valbeveiliging speelt vaker dan bij randbeveiliging dat deze niet (goed) is gebruikt (32% en 9%). ContactmetbewegendedelenvaneenmachineBij dit scenario (15% van het totaal aantal ongevallen) gaat het om een vast opgestelde machine. Veruit het grootste percentage slachtoffers is gevallen bij het bedienen van een machine. Ook bij het vrijmaken, losmaken, deblokkeren, bij het schoonmaken en bij het onderhouden of modificeren van een machine hebben arbeidsongevallen plaatsgevonden. Als een bepaalde activiteit vaker voorkomt dan een andere activiteit betekent dit nog niet dat de eerste activiteit riskanter is. Het is goed mogelijk dat de ene activiteit veel vaker voorkomt dan de andere activiteit en dat er daarom meer slachtoffers bij vallen.
84
De top drie van machines bij dit scenario is: zaagmachines, transportbanden en machines voor persen. Bij bijna alle ongevallen was sprake van falen van de barrière fysieke afscherming (94%)27. Deze fysieke afscherming werd vaak niet verschaft. In veel ongevallen was (ook) sprake van falen van lichaamscontrole of bewustzijn van de gevaarzone. Bij het falen van de lichaamscontrole of bewustzijn van de gevaarzone kan het bijvoorbeeld gaan om uitglijden of struikelen, afleiding of kleding of haar dat verstrikt raakt. In 21% van de gevallen werd de gevarenzone (bewust) genegeerd. Opvallend is dat de falende barrière ‘onvoldoende beveiligd tegen ongewenst opstarten van de machine’ in 68% van de gevallen te maken heeft met het gebruik en slechts in 17% met verschaffen. Voor falende bedrijfshulpverlening geldt het tegenovergestelde: de bedrijfshulpverlening bestaat vaak niet of is niet voldoende of niet gemakkelijk beschikbaar. Valvanladderoftrapje9% van het totaal aantal ongevallen betreft het scenario val van ladder of trapje. Binnen dit scenario zijn de meest voorkomende activiteiten hanteren van objecten en klimmen/afdalen op een ladder. De top 3 van ladders waarmee het ongeval plaatsvond bestaat uit mobiele ladders, A‐ladder of keukentrap en vaste ladders. In bijna de helft van de ongevallen waarbij iemand van een ladder of trapje valt was het arbeidsmiddel verkeerd geplaatst. Het oppervlak wasvaak nat of glad. Ook speelde dat het arbeidsmiddel onvoldoende was beveiligd tegen wegschuiven of dat het oppervlak een ongeschikte vorm of conditie had. Falende vaardigheid, zoals lichaamsbeheersing of evenwicht, speelde bij één op de drie ongevallen. Het slachtoffer raakte bijvoorbeeld uit balans doordat er kracht werd uitgeoefend op het slachtoffer of op de ladder/het trapje. Bij bijna een kwart was de conditie van het materieel of het soort materieel niet goed (genoeg). Vaak was de antislip niet in orde, had de ladder/het trapje de verkeerde afmeting of was deze van het verkeerde type.
27 Overigens faalt de fysieke afscherming in bijna alle gevallen, omdat bij het maken van de ongevalsmodellen op een gegeven moment is afgesproken dat contact met bewegende delen van een machine alleen kan plaatsvinden als de fysieke afscherming faalt.
BijlageFiguurASlachtoffersvanongevallenper100.000arbeidsjarenvanwerknemersenuitzendkrachtennaarleeftijdensectordeel1 (door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde 2009‐2012)*
*alleen sectoren waar in de periode 2009‐2012 ten minste 100 slachtoffers zijn geweest zijn meegenomen in de figuur. Een deel van de sectoren (ook meer dan 100 slachtoffers) staan in de figuurop de volgende pagina.
85
FiguurBSlachtoffersvanongevallenper100.000arbeidsjarenvanwerknemers en uitzendkrachten naar leeftijd en sector deel 2(door Inspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken, jaargemiddelde 2009‐2012)*
*alleen sectoren waar in de periode 2009‐2012 ten minste 100 slachtoffers zijn geweest zijn meegenomen in de figuur. Een deel van de sectoren is opgenomen in de figuur op de vorige pagina.
86
Tabel I Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (door de Inspectie SZW afgeslotenongevalsonderzoeken)naarverschillendekenmerken
2009 2010 2011 2012 Totaal gemiddeld
Banen/ arbeids‐ volume**
gemiddeld per 100.000
Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % per jaar* banen/ arbeidsvolume
Totaal Totaal 2.402 100% 2.075 100% 2.082 100% 2.044 100% 8.603 100% 2.151 7.788.600 28 Geslacht M 2.168 90% 1.785 86% 1.801 87% 1.801 88% 7.555 88% 1.889 4.217.000 45 V 184 8% 177 9% 170 8% 166 8% 697 8% 174 3.644.000 5 onbekend 50 2% 113 5% 111 5% 77 4% 351 4% 88Arbeidsverband werknemer 1.754 73% 1.577 76% 1.534 74% 1.517 74% 6.382 74% 1.596 7.861.000 20 stagiair 27 1% 27 1% 20 1% 18 1% 92 1% 23 uitzendkracht 383 16% 288 14% 322 16% 313 15% 1.306 15% 327 166.000 197 leerling/student 51 2% 33 2% 27 1% 27 1% 138 2% 35 zelfstandige 88 4% 76 4% 66 3% 78 4% 308 4% 77 1.328.000 6 derde 47 2% 32 2% 48 2% 37 2% 164 2% 41 meewerkend gezinslid 3 0% 6 0% 14 1% 7 0% 30 0% 8 anders/onbekend 49 2% 36 2% 51 2% 47 2% 183 2% 46boeterapport? nee 1.207 50% 1.127 54% 974 47% 863 42% 4.171 49% 1.043 ja 1.195 50% 948 46% 1.108 53% 1.181 58% 4.432 52% 1.108overtredingen? nee 970 40% 902 44% 728 35% 680 33% 3.280 38% 820 ja 1.432 60% 1.173 57% 1.354 65% 1.364 67% 5.323 62% 1.331leeftijd 1 t/m 14 14 1% 9 0% 2 0% 10 1% 35 0% 9 15 t/m 24 330 14% 285 14% 305 15% 276 14% 1.196 14% 299 710.000 36 25 t/m 44 1.032 43% 854 41% 792 38% 775 38% 3.453 40% 863 2.863.000 28 45 t/m 64 917 38% 774 37% 778 37% 798 39% 3.267 38% 817 2.264.000 34 65 en ouder 23 1% 23 1% 23 1% 22 1% 91 1% 23 32.000 41
87
2009 2010 2011 2012 Totaal
Banen/gemiddeld arbeids‐ gemiddeld per
volume** 100.000
Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % banen/
per jaar* arbeidsvolume Onbekend 86 4% 130 6% 182 9% 163 8% 561 7% 140prioritaire sector
Aardolie, chemie, kunststof en rubber (ACKR) 62 3% 49 2% 63 3% 85 4% 259 3% 64 135.900 47
Afval en milieu dienstverlening 55 2% 41 2% 57 3% 53 3% 206 2% 52 37.400 138
Bouw algemeen 546 23% 416 20% 411 20% 404 20% 1.777 21% 444 314.100 141 Bouw GWW 80 3% 83 4% 83 4% 77 4% 323 4% 81 64.500 125 Gezondheidszorg 70 3% 77 4% 61 3% 57 3% 265 3% 66 1.296.200 5
Hout, timmer en bouwmaterialen 96 4% 111 5% 89 4% 91 5% 387 5% 97 74.400 130
Landbouw 75 3% 65 3% 61 3% 72 4% 273 3% 68 93.300 73 Metaal 397 17% 290 14% 339 16% 305 15% 1.331 16% 333 364.400 91 Mobiliteit 26 1% 27 1% 22 1% 27 1% 102 1% 26 115.800 22 Onderwijs 51 2% 29 1% 27 1% 24 1% 131 2% 33 523.900 6 Openbaar bestuur 69 3% 62 3% 45 2% 53 3% 229 3% 57 518.000 11
Sociale werkvoorziening 23 1% 27 1% 17 1% 19 1% 86 1% 22 113.200 19
Transport en logistiek 176 7% 217 11% 193 9% 182 9% 768 9% 192 374.800 51 Voeding en genot 195 8% 120 6% 147 7% 150 7% 612 7% 153 198.600 77
Geen prioritaire sector 481 20% 461 22% 466 22% 445 22% 1.853 22% 430
hoofdsector Onbekend 15 1% 12 1% 7 0% 13 1% 47 1% 12
A Landbouw, bosbouw en visserij 75 3% 68 3% 63 3% 73 4% 279 3% 70 95.700 73
88
2009 2010 2011 2012 Totaal
Banen/gemiddeld arbeids‐ gemiddeld per
volume** 100.000
Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % banen/
per jaar* arbeidsvolume
B Delfstoffenwinning 1 0% 2 0% 1 0% 4 0% 8 0% 2 7.600 26 C Industrie 698 29% 571 28% 606 29% 595 29% 2.470 29% 618 771.200 80 D Energievoorziening 9 0% 4 0% 5 0% 6 0% 24 0% 6 22.000 27
E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer 55 2% 41 2% 57 3% 53 3% 206 2% 52 37.400 138
F Bouwnijverheid 616 26% 489 24% 486 23% 473 23% 2.064 24% 516 370.400 139 G Handel 288 12% 244 12% 247 12% 230 11% 1.009 12% 252 1.259.300 20 H Vervoer en opslag 176 7% 217 11% 193 9% 182 9% 768 9% 192 374.800 51 I Horeca 28 1% 28 1% 36 2% 34 2% 126 2% 32 308.900 10
J Informatie en communicatie 5 0% 3 0% 2 0% 3 0% 13 0% 3 224.100 1
K Financiële dienstverlening 46 2% 25 1% 32 2% 34 2% 137 2% 34 342.400 10
L Verhuur en handel van onroerend goed 11 1% 11 1% 12 1% 12 1% 46 1% 12 71.000 16
M Specialistische zakelijke diensten 66 3% 57 3% 69 3% 69 3% 261 3% 65 494.000 13
N Verhuur en overige zakelijke diensten 84 4% 102 5% 94 5% 93 5% 373 4% 93 819.000 11
O Openbaar bestuur en overheidsdiensten 69 3% 62 3% 45 2% 53 3% 229 3% 57 518.000 11
P Onderwijs 51 2% 29 1% 27 1% 24 1% 131 2% 33 523.900 6
Q Gezondheids‐ en welzijnszorg 70 3% 75 4% 60 3% 57 3% 262 3% 66 1.270.300 5
89
2009 2010 2011 2012 Totaal
Banen/gemiddeld arbeids‐ gemiddeld per
volume** 100.000
Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % banen/
per jaar* arbeidsvolume
R Cultuur, sport en recreatie 28 1% 20 1% 23 1% 23 1% 94 1% 24 130.200 18
S Overige dienstverlening 11 1% 15 1% 17 1% 13 1% 56 1% 14 147.900 9
De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. * Het gemiddelde per jaar is berekend over de periode 2009‐2012. Bij de prioritaire sector ACKR is dit gemiddelde exclusief het deel van ACKR waarvoor geen banengegevens zijn. **Voor sectoren zijn aantallen banen van werknemers per december 2009 gebruikt. Voor leeftijd is het arbeidsvolume van werknemers in 2010 gebruikt. Voor uitzendkrachten is het aantal uitzendkrachten in de werkzame beroepsbevolking in 2010 gebruikt. Deze gegevens zijn alle afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. *** De getallen bij leeftijd in deze kolom zijn alleen gebaseerd op de slachtoffers die werknemer en uitzendkracht zijn.
90
TabelIISlachtoffersvandodelijkearbeidsongevallenin2009‐2012(doordeInspectieSZWafgeslotenongevalsonderzoeken)naarverschillendekenmerken
2009 2010 2011 2012 Totaal gemiddeld
Banen/ arbeids‐volume**
gemiddeld per 100.000
Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % per jaar* Banen/ arbeidsvolume
Totaal Totaal 81 100% 76 100% 61 100% 60 100% 278 100% 70 7.788.600 0,9 Geslacht M 79 98% 70 92% 58 95% 58 97% 265 95% 66 4217000 1,6 V 1 1% 5 7% 3 5% 2 3% 11 4% 3 3644000 0,1 onbekend 1 1% 1 1% 0 0% 0 0% 2 1% 1Arbeidsverband werknemer 53 65% 49 65% 41 67% 45 75% 188 68% 47 7861000 0,6 stagiair 0 0% 1 1% 0 0% 0 0% 1 0% 0 uitzendkracht 11 14% 7 9% 7 12% 6 10% 31 11% 8 166.000 4,7 leerling/student 1 1% 1 1% 0 0% 2 3% 4 1% 1 zelfstandige 7 9% 8 11% 5 8% 3 5% 23 8% 6 1.328.000 0,4 derde 5 6% 6 8% 3 5% 1 2% 15 5% 4 meewerkend gezinslid 0 0% 2 3% 2 3% 2 3% 6 2% 2 anders/onbekend 4 5% 2 3% 3 5% 1 2% 10 4% 3boeterapport? nee 47 58% 47 62% 34 56% 36 60% 164 59% 41 Ja 34 42% 29 38% 27 44% 24 40% 114 41% 29overtredingen? nee 31 38% 24 32% 19 31% 15 25% 89 32% 22 Ja 50 62% 52 68% 42 69% 45 75% 189 68% 47leeftijd 1 t/m 14 2 3% 0 0% 1 2% 1 2% 4 1% 1 15 t/m 24 7 9% 10 13% 6 10% 11 18% 34 12% 9 710.000 1 25 t/m 44 32 40% 30 40% 21 34% 19 32% 102 37% 26 2.863.000 0,7 45 t/m 64 33 41% 26 34% 23 38% 22 37% 104 37% 26 2.264.000 1 65 en ouder 3 4% 6 8% 5 8% 2 3% 16 6% 4 32.000 5,5
91
2009 2010 2011 2012 Totaal
Banen/ gemiddeld arbeids‐ gemiddeld
volume** per 100.000
Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Banen/
per jaar* arbeidsvolume onbekend 4 5% 4 5% 5 8% 5 8% 18 7% 5Prioritaire sector
Aardolie, chemie, kunststof en rubber (ACKR) 6 7% 1 1% 2 3% 0 0% 9 3% 2 135.900 2
Afval en milieu dienstverlening 3 4% 0 0% 3 5% 4 7% 10 4% 3 37.400 7
Bouw algemeen 13 16% 22 29% 12 20% 15 25% 62 22% 16 314.100 5 Bouw GWW 3 4% 2 3% 4 7% 2 3% 11 4% 3 64.500 4 Gezondheidszorg 3 4% 1 1% 0 0% 0 0% 4 1% 1 1.296.200 0
Hout, timmer en bouwmaterialen 4 5% 3 4% 2 3% 6 10% 15 5% 4 74.400 5
Landbouw 6 7% 5 7% 6 10% 3 5% 20 7% 5 93.300 5 Metaal 7 9% 7 9% 5 8% 5 8% 24 9% 6 364.400 2 Mobiliteit 2 3% 1 1% 2 3% 0 0% 5 2% 1 115.800 1 Openbaar bestuur 5 6% 1 1% 2 3% 2 3% 10 4% 3 518.000 0
Sociale werkvoorziening 0 0% 1 1% 1 2% 0 0% 2 1% 1 113.200 0
Transport en logistiek 8 10% 16 21% 10 16% 6 10% 40 14% 10 374.800 3 Voeding en genot 5 6% 2 3% 4 7% 3 5% 14 5% 4 198.600 2
Geen prioritaire sector 16 20% 14 18% 8 13% 14 23% 52 19% 12 0
hoofdsector Onbekend 1 1% 0 0% 0 0% 0 0% 1 0% 0
A Landbouw, bosbouw en visserij 6 7% 5 7% 6 10% 4 7% 21 8% 5 95.700 5
C Industrie 24 30% 13 17% 15 25% 14 23% 66 24% 17 771.200 2
92
2009 2010 2011 2012 Totaal gemiddeld
Banen/ arbeids‐volume**
gemiddeld per 100.000
Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % Aantal % per jaar* Banen/ arbeidsvolume
D Energievoorziening 1 1% 0 0% 0 0% 0 0% 1 0% 0 22.000 1
E Waterleidingbedrijven en afvalbeheer 3 4% 0 0% 3 5% 4 7% 10 4% 3 37.400 7
F Bouwnijverheid 15 19% 24 32% 16 26% 17 28% 72 26% 18 370.400 5 G Handel 6 7% 8 11% 3 5% 5 8% 22 8% 6 1.259.300 0 H Vervoer en opslag 8 10% 16 21% 10 16% 6 10% 40 14% 10 374.800 3 I Horeca 1 1% 2 3% 0 0% 1 2% 4 1% 1 308.900 0
K Financiële dienstverlening 2 3% 1 1% 0 0% 4 7% 7 3% 2 342.400 1
L Verhuur en handel van onroerend goed 1 1% 1 1% 1 2% 1 2% 4 1% 1 71.000 1
M Specialistische zakelijke diensten 1 1% 0 0% 1 2% 1 2% 3 1% 1 494.000 0
N Verhuur en overige zakelijke diensten 3 4% 3 4% 3 5% 1 2% 10 4% 3 819.000 0
O Openbaar bestuur en overheidsdiensten 5 6% 1 1% 2 3% 2 3% 10 4% 3 518.000 0
Q Gezondheids‐ en welzijnszorg 3 4% 1 1% 0 0% 0 0% 4 1% 1 1.270.300 0
R Cultuur, sport en recreatie 0 0% 1 1% 1 2% 0 0% 2 1% 1 130.200 0
S Overige dienstverlening 1 1% 0 0% 0 0 0% 1 0% 0 147.900 0 0%
De aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht.
93
94
* Het gemiddelde per jaar is berekend over de periode 2009‐2012. Bij de prioritaire sector ACKR is dit gemiddelde exclusief het deel van ACKR waarvoor geen banengegevens zijn **voor sectoren zijn aantallen banen van werknemers per december 2009 gebruikt. Voor leeftijd is het arbeidsvolume van werknemers in 2010 gebruikt. Voor uitzendkrachten is het aantal uitzendkrachten in de werkzame beroepsbevolking in 2010 gebruikt. Deze gegevens zijn allen afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek. *** De getallen bij leeftijd in deze kolom zijn alleen gebaseerd op de slachtoffers die werknemer en uitzendkracht zijn.
Tabel IIISlachtoffersvanarbeidsongevallen in2009‐2012(doordeInspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar tweecijferigeSBI
2009 2010 2011 2012 Totaal %
Gemiddeld per jaar
per 100 duizend banen
Banen sector prioritair?
Totaal 2.402 2.075 2.082 2.044 8.603 100% 2.151 28 7.788.60001 Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht 75 65 61 72 273 3% 68 73 93.300 geheel02 Bosbouw, exploitatie van bossen en dienstverlening voor de bosbouw 0 3 1 0 4 0% 1 77 1.300 niet03 Visserij en kweken van vis en schaaldieren 0 0 1 1 2 0% 1 45 1.100 niet08 Winning van delfstoffen (geen olie en gas) 1 2 1 3 7 0% 2 92 1.900 niet09 Dienstverlening voor de winning van delfstoffen 0 0 0 1 1 0% 0 10 2.600 niet10 Vervaardiging van voedingsmiddelen 135 86 94 109 424 5% 106 91 116.900 geheel11 Vervaardiging van dranken 6 3 5 5 19 0% 5 72 6.600 geheel12 Vervaardiging van tabaksproducten 1 1 1 1 4 0% 1 31 3.200 geheel13 Vervaardiging van textiel 9 10 9 5 33 0% 8 78 10.600 niet14 Vervaardiging van kleding 2 0 1 0 3 0% 1 33 2.300 niet15 Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen 4 2 0 1 7 0% 2 103 1.700 niet16 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, 20 35 21 24 100 1% 25 163 15.300 geheel17 Vervaardiging van papier, karton en papier‐ en kartonwaren 15 18 25 20 78 1% 20 110 17.800 niet18 Drukkerijen, reproductie van opgenomen media 9 18 12 9 48 1% 12 40 29.900 niet19 Vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking 2 2 0 3 7 0% 2 30 5.900 geheel20 Vervaardiging van chemische producten 24 15 26 23 88 1% 22 49 44.500 geheel21 Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten 4 3 5 13 25 0% 6 38 16.600 geheel
96
2009 2010 2011 2012 Totaal %
Gemiddeld per jaar
per 100 duizend banen
Banen sector prioritair?
22 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof 23 19 25 37 104 1% 26 88 29.600 geheel23 Vervaardiging van overige niet‐metaalhoudende minerale producten 47 46 39 46 178 2% 45 173 25.700 geheel24 Vervaardiging van metalen in primaire vorm 27 31 36 42 136 2% 34 164 20.700 geheel25 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 166 105 127 120 518 6% 130 158 81.900 geheel26 Vervaardiging van computers en van elektronische en optische apparatuur 8 6 7 6 27 0% 7 26 26.200 geheel27 Vervaardiging van elektrische apparatuur 7 11 10 14 42 1% 11 49 21.300 geheel28 Vervaardiging van overige machines en apparaten 58 49 59 33 199 2% 50 68 72.800 geheel29 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers 23 14 13 15 65 1% 16 81 20.000 geheel30 Vervaardiging van overige transportmiddelen 26 21 18 12 77 1% 19 113 17.000 geheel31 Vervaardiging van meubels 12 14 17 8 51 1% 13 65 19.500 geheel32 Vervaardiging van overige goederen 26 35 21 20 102 1% 26 20 128.300 deels33 Reparatie en installatie van machines en apparaten 44 27 35 29 135 2% 34 91 36.900 deels35 Energiebedrijven 9 4 5 6 24 0% 6 27 22.000 niet36 Winning en distributie van water 1 1 1 0 3 0% 1 14 5.200 geheel37 Afvalwaterinzameling en ‐behandeling 4 3 3 3 13 0% 3 74 4.400 geheel38 Afvalinzameling en ‐behandeling; voorbereiding tot recycling 41 27 39 38 145 2% 36 139 26.100 geheel39 Sanering en overig afvalbeheer 9 10 14 12 45 1% 11 662 1.700 geheel41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling 247 186 188 173 794 9% 199 179 111.100 geheel42 Grond‐, water‐ en wegenbouw (geen grondverzet) 54 54 63 61 232 3% 58 106 54.700 geheel
97
2009 2010 2011 2012 Totaal %
Gemiddeld per jaar
per 100 duizend banen
Banen sector prioritair?
43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 315 249 235 239 1.038 12% 260 127 204.600 geheel45 Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers 26 27 22 27 102 1% 26 22 115.800 geheel46 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) 216 168 178 159 721 8% 180 40 445.700 deels47 Detailhandel (niet in auto's) 46 49 47 44 186 2% 47 7 697.800 deels49 Vervoer over land 87 103 93 87 370 4% 93 50 184.500 geheel50 Vervoer over water 8 8 13 11 40 1% 10 68 14.700 geheel51 Luchtvaart 6 5 4 3 18 0% 5 17 25.900 geheel52 Opslag en dienstverlening voor vervoer 66 90 79 77 312 4% 78 105 74.000 geheel53 Post en koeriers 9 11 4 4 28 0% 7 9 75.700 geheel55 Logiesverstrekking 11 7 6 9 33 0% 8 13 62.200 niet56 Eet‐ en drinkgelegenheden 17 21 30 25 93 1% 23 9 246.700 niet58 Uitgeverijen 0 1 0 0 1 0% 0 1 31.500 niet59 Productie en distributie van films en televisieprogramma´s; geluidsopnamen 1 2 0 0 3 0% 1 6 12.500 niet60 Verzorgen en uitzenden van radio‐ en televisieprogramma's 0 0 1 1 2 0% 1 6 8.200 niet61 Telecommunicatie 1 0 0 1 2 0% 1 1 34.600 niet62 Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie 2 0 1 1 4 0% 1 1 130.500 niet63 Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie 1 0 0 0 1 0% 0 4 6.800 niet64 Financiële instellingen (geen verzekeringen en pensioenfondsen) 38 24 29 33 124 1% 31 14 215.500 niet66 Overige financiële dienstverlening 8 1 3 1 13 0% 3 6 52.500 niet68 Verhuur van en handel in onroerend goed 11 11 12 12 46 1% 12 16 71.000 niet69 Rechtskundige dienstverlening, accountancy, belastingadvisering en administratie 1 2 9 5 17 0% 4 3 128.600 niet
98
2009 2010 2011 2012 Totaal %
Gemiddeld per jaar
per 100 duizend banen
Banen sector prioritair?
70 Holdings (geen financiële), concerndiensten binnen eigen concern en ma 19 20 13 10 62 1% 16 10 152.900 niet71 Architecten, ingenieursbureaus e.d. 36 26 31 36 129 2% 32 31 105.300 niet72 Speur‐ en ontwikkelingswerk 4 7 7 4 22 0% 6 16 34.400 niet73 Reclame en marktonderzoek 5 1 6 8 20 0% 5 11 44.300 niet74 Industrieel ontwerp en vormgeving, fotografie, vertaalbureaus 1 0 3 5 9 0% 2 10 22.500 niet75 Veterinaire dienstverlening 0 1 0 1 2 0% 1 8 6.000 niet77 Verhuur van roerende goederen 13 15 21 14 63 1% 16 62 25.500 niet78 Arbeidsbemiddeling, uitzendbureaus en personeelsbeheer 14 18 10 12 54 1% 14 2 543.300 niet79 Reisbureaus, reisorganisatie en –info 1 1 0 0 2 0% 1 2 20.500 niet80 Beveiliging en opsporing 5 3 8 6 22 0% 6 15 36.000 niet81 Facility management, reiniging en landschapsverzorging 45 59 47 51 202 2% 51 32 158.100 deels82 Overige zakelijke dienstverlening 6 6 8 10 30 0% 8 21 35.600 niet84 Openbaar bestuur en overheidsdiensten 69 62 45 53 229 3% 57 11 518.000 geheel85 Onderwijs 51 29 27 24 131 2% 33 6 523.900 geheel86 Gezondheidszorg 27 29 24 25 105 1% 26 5 500.000 geheel87 Verpleging, verzorging en begeleiding met overnachting 25 31 26 22 104 1% 26 6 423.700 geheel88 Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting 18 15 10 10 53 1% 13 4 346.600 geheel90 Kunst 6 2 2 2 12 0% 3 11 26.600 niet91 Bibliotheken, musea en natuurbehoud 5 5 6 4 20 0% 5 21 23.400 niet92 Loterijen en kansspelen 0 1 1 0 2 0% 1 6 8.600 niet93 Sport en recreatie 17 12 14 17 60 1% 15 21 71.600 niet94 Ideële, belangen‐, hobbyverenigingen 4 11 5 6 26 0% 7 8 84.300 niet95 Reparatie van computers en consumentenartikelen 2 0 1 1 4 0% 1 17 5.900 niet
99
2009 2010 2011 2012 Totaal %
Gemiddeld per jaar
per 100 duizend banen
Banen sector prioritair?
96 Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche 5 4 11 6 26 0% 7 11 57.700 nietOnbekend 15 12 7 13 47 1% 12 x 0 nvtDe aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. De gegevens over de banen betreffen banen van werknemers per december 2009 en zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek
100
Tabel IV Slachtoffers van arbeidsongevallen in 2009‐2012 (doorInspectie SZW afgesloten ongevalsonderzoeken) naar driecijferigeSBI‐code
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
Totaal 2.402 2.075 2.082 2.044 8.603 100% 2.151 28 7.788.600 nvt01 Landbouw, jacht en dienstverlening voor de landbouw en jacht 0 0 0 1 1 0% 0 ‐ 0 nvt011 Teelt van eenjarige gewassen 23 24 16 25 88 1% 22 60 36.800 geheel012 Teelt van meerjarige gewassen 2 4 1 3 10 0% 3 83 3.000 geheel013 Teelt van sierplanten 18 10 16 11 55 1% 14 66 20.900 geheel014 Fokken en houden van dieren 7 7 11 11 36 0% 9 76 11.900 geheel015 Akker‐ en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren 3 3 2 2 10 0% 3 ‐ x geheel016 Dienstverlening voor de landbouw; behandeling van gewassen en zaden na de oogst 22 16 15 19 72 1% 18 96 18.800 geheel017 Jacht 0 1 0 0 1 0% 0 ‐ x geheel021 Bosbouw 0 3 1 0 4 0% 1 83 1.200 niet031 Visserij 0 0 1 0 1 0% 0 31 800 niet032 Kweken van vis en schaaldieren 0 0 0 1 1 0% 0 63 400 niet081 Winning van zand, grind en klei 1 2 1 2 6 0% 2 ‐ x niet089 Winning van overige delfstoffen 0 0 0 1 1 0% 0 ‐ x niet091 Dienstverlening voor de winning van aardolie en aardgas 0 0 0 1 1 0% 0 ‐ x niet101 Slachterijen en vleesverwerking 33 28 25 28 114 1% 29 194 14.700 geheel102 Visverwerking 3 0 1 3 7 0% 2 55 3.200 geheel103 Verwerking van aardappels, groente en fruit 17 7 9 14 47 1% 12 131 9.000 geheel104 Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten 1 0 3 1 5 0% 1 46 2.700 geheel105 Vervaardiging van zuivelproducten 16 7 9 3 35 0% 9 73 12.000 geheel106 Vervaardiging van meel 6 3 1 5 15 0% 4 110 3.400 geheel
101
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
107 Vervaardiging van brood, banketbakkerswerk en deegwaren 25 18 21 35 99 1% 25 61 40.800 geheel108 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 28 18 20 15 81 1% 20 85 23.800 geheel109 Vervaardiging van diervoeders 6 5 5 5 21 0% 5 71 7.400 geheel110 Vervaardiging van dranken 6 3 5 5 19 0% 5 72 6.600 geheel120 Vervaardiging van tabaksproducten 1 1 1 1 4 0% 1 31 3.200 geheel131 Bewerken en spinnen van textielvezels 0 0 1 0 1 0% 0 125 200 niet132 Weven van textiel 1 2 0 0 3 0% 1 63 1.200 niet133 Textielveredeling 0 2 3 0 5 0% 1 89 1.400 niet139 Vervaardiging van overige textielproducten 8 6 5 5 24 0% 6 77 7.800 niet141 Vervaardiging van kleding (geen bontkleding) 2 0 1 0 3 0% 1 34 2.200 niet151 Looien en bewerken van leer; vervaardiging van koffers, tassen, zadel 2 1 0 0 3 0% 1 75 1.000 niet152 Vervaardiging van schoenen 2 1 0 1 4 0% 1 143 700 niet16 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (geen meubels) 1 0 0 0 1 0% 0 ‐ x geheel161 Primaire houtbewerking en verduurzamen van hout 2 3 3 2 10 0% 3 167 1.500 geheel162 Vervaardiging van artikelen van hout, kurk, riet en vlechtwerk (geen meubels) 17 32 18 22 89 1% 22 161 13.800 geheel171 Vervaardiging van papierpulp, papier en karton 6 9 14 10 39 1% 10 238 4.100 niet172 Vervaardiging van papier‐ en kartonwaren 9 9 11 10 39 1% 10 71 13.700 niet181 Drukkerijen en dienstverlening voor drukkerijen 9 18 12 9 48 1% 12 41 29.200 niet19 Vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking 1 0 0 0 1 0% 0 ‐ ‐ geheel192 Aardolieverwerking 1 2 0 3 6 0% 2 25 5.900 geheel201 Vervaardiging van chemische basisproducten, kunstmeststoffen 18 7 18 11 54 1% 14 52 26.100 geheel
102
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
en stikst…..
202 Vervaardiging van verdelgingsmiddelen en overige landbouwchemicaliën 1 0 0 1 2 0% 1 167 300 geheel203 Vervaardiging van verf, vernis e.d., drukinkt en mastiek 1 3 1 1 6 0% 2 27 5.500 geheel204 Vervaardiging van zeep, wasmiddelen, poets‐ en reinigingsmiddelen, parfums en cosmetica 2 3 2 0 7 0% 2 ‐ x geheel205 Vervaardiging van overige chemische producten 2 1 5 9 17 0% 4 62 6.900 geheel206 Vervaardiging van synthetische en kunstmatige vezels 0 1 0 1 2 0% 1 ‐ x geheel211 Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen 0 1 0 0 1 0% 0 83 300 geheel212 Vervaardiging van farmaceutische producten (geen grondstoffen) 4 2 5 13 24 0% 6 37 16.300 geheel221 Vervaardiging van producten van rubber 4 2 2 4 12 0% 3 ‐ x geheel222 Vervaardiging van producten van kunststof 19 17 23 33 92 1% 23 ‐ x geheel231 Vervaardiging van glas en glaswerk 1 9 6 4 20 0% 5 94 5.300 geheel232 Vervaardiging van vuurvaste keramische producten 0 1 0 0 1 0% 0 83 300 geheel233 Vervaardiging van keramische producten voor de bouw 5 5 7 6 23 0% 6 213 2.700 geheel234 Vervaardiging van overige keramische producten 0 0 1 0 1 0% 0 ‐ x geheel235 Vervaardiging van cement, kalk en gips 0 0 1 0 1 0% 0 ‐ x geheel236 Vervaardiging van producten van beton, gips en cement 34 28 22 31 115 1% 29 232 12.400 geheel237 Natuursteenbewerking 2 1 1 1 5 0% 1 74 1.700 geheel239 Vervaardiging van overige niet‐metaalhoudende minerale producten 5 2 1 4 12 0% 3 ‐ x geheel
103
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
241 Vervaardiging van ijzer en staal en van ferrolegeringen 8 13 12 14 47 1% 12 ‐ x geheel242 Vervaardiging van stalen buizen, pijpen, holle profielen en fittings daarvoor 0 4 3 4 11 0% 3 275 1.000 geheel243 Overige eerste verwerking van staal 2 0 1 4 7 0% 2 ‐ x geheel244 Vervaardiging van edelmetalen en overige non‐ferrometalen 12 4 13 10 39 1% 10 ‐ x geheel245 Gieten van metalen 5 10 7 10 32 0% 8 250 3.200 geheel25 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 1 0 0 0 1 0% 0 ‐ ‐ geheel251 Vervaardiging van metalen producten voor de bouw 77 48 51 54 230 3% 58 163 35.300 geheel252 Vervaardiging van reservoirs van metaal en van ketels en radiatoren voor CV 6 5 4 6 21 0% 5 142 3.700 geheel253 Vervaardiging van stoomketels (geen ketels voor centrale verwarming) 2 0 0 1 3 0% 1 250 300 geheel255 Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal; poedermetallurgie 18 10 12 12 52 1% 13 159 8.200 geheel256 Oppervlaktebehandeling en bekleding van metaal; algemene metaalbewerking 44 28 33 27 132 2% 33 172 19.200 geheel257 Vervaardiging van scharen, messen en bestek, hang‐ en sluitwerk en gereedschap 3 1 2 5 11 0% 3 ‐ x geheel259 Vervaardiging van overige producten van metaal 15 13 25 15 68 1% 17 150 11.300 geheel261 Vervaardiging van elektronische componenten en printplaten 1 0 1 1 3 0% 1 10 7.600 geheel262 Vervaardiging van computers en randapparatuur 0 1 0 0 1 0% 0 42 600 geheel263 Vervaardiging van communicatieapparatuur 0 0 2 1 3 0% 1 50 1.500 geheel
104
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
265 Vervaardiging van meet‐, regel‐, navigatie‐ en controleapparatuur en uurwerken 4 4 3 2 13 0% 3 34 9.600 geheel266 Vervaardiging van bestralingsapparatuur en van elektromedische en elektroth. apparatuur 1 1 0 1 3 0% 1 ‐ x geheel267 Vervaardiging van optische instrumenten en apparatuur 1 0 1 1 3 0% 1 75 1.000 geheel268 Vervaardiging van informatiedragers 1 0 0 0 1 0% 0 125 200 geheel271 Vervaardiging van elektromotoren, elektrische generatoren en transform 1 3 3 2 9 0% 2 39 5.800 geheel272 Vervaardiging van batterijen en accumulatoren 0 0 1 0 1 0% 0 250 100 geheel273 Vervaardiging van elektrische en elektronische kabels en van schakelaars, stekkers e.d. 2 1 4 2 9 0% 2 73 3.100 geheel274 Vervaardiging van elektrische lampen en verlichtingsapparaten 2 3 0 2 7 0% 2 29 6.100 geheel275 Vervaardiging van huishoudapparaten 1 1 1 5 8 0% 2 71 2.800 geheel279 Vervaardiging van overige elektrische apparatuur 1 3 1 3 8 0% 2 59 3.400 geheel281 Vervaardiging van motoren, turbines, pompen, compressoren, appendages 15 8 12 6 41 1% 10 81 12.700 geheel282 Vervaardiging van overige machines en apparaten voor algemeen gebruik 25 25 26 14 90 1% 23 73 31.000 geheel283 Vervaardiging van machines en werktuigen voor de land‐ en bosbouw 5 8 7 4 24 0% 6 91 6.600 geheel284 Vervaardiging van gereedschapswerktuigen 2 0 3 2 7 0% 2 92 1.900 geheel289 Vervaardiging van overige machines, apparaten en werktuigen voor specifieke doeleinden 11 8 11 7 37 0% 9 45 20.700 geheel291 Vervaardiging van auto's 9 4 4 4 21 0% 5 62 8.500 geheel
105
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
292 Carrosseriebouw; vervaardiging van aanhangwagens en opleggers 8 5 4 7 24 0% 6 88 6.800 geheel293 Vervaardiging van onderdelen en toebehoren voor auto's 6 5 5 4 20 0% 5 106 4.700 geheel301 Scheepsbouw 21 16 11 10 58 1% 15 132 11.000 geheel302 Vervaardiging van rollend spoor‐ en tramwegmaterieel 1 1 3 1 6 0% 2 500 300 geheel303 Vervaardiging van vliegtuigen en onderdelen daarvoor 4 0 3 1 8 0% 2 59 3.400 geheel309 Vervaardiging van transportmiddelen n.e.g. 0 4 1 0 5 0% 1 52 2.400 geheel310 Vervaardiging van meubels 12 14 17 8 51 1% 13 65 19.500 geheel323 Vervaardiging van sportartikelen 2 0 0 0 2 0% 1 56 900 geheel324 Vervaardiging van speelgoed en spellen 0 1 1 0 2 0% 1 71 700 geheel325 Vervaardiging van medische instrumenten en hulpmiddelen 0 2 1 1 4 0% 1 9 10.800 niet329 Vervaardiging van overige goederen 24 32 19 19 94 1% 24 20 114.800 deels331 Reparatie van producten van metaal, machines en apparatuur 33 23 24 23 103 1% 26 93 27.700 deels332 Installatie van industriële machines en apparatuur 11 4 11 6 32 0% 8 88 9.100 niet351 Productie van elektriciteit; transmissie en distributie van elektriciteit en aardgas 9 4 5 6 24 0% 6 27 22.000 niet360 Winning en distributie van water 1 1 1 0 3 0% 1 14 5.200 geheel370 Afvalwaterinzameling en ‐behandeling 4 3 3 3 13 0% 3 74 4.400 geheel38 Afvalinzameling en ‐behandeling; voorbereiding tot recycling 0 0 1 0 1 0% 0 ‐ ‐ geheel381 Inzameling van afval 19 9 11 17 56 1% 14 82 17.000 geheel382 Behandeling van afval 10 7 18 10 45 1% 11 197 5.700 geheel383 Voorbereiding tot recycling 12 11 9 11 43 1% 11 316 3.400 geheel390 Sanering en overig afvalbeheer 9 10 14 12 45 1% 11 662 1.700 geheel
106
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
41 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw en projectontwikkeling 7 4 1 2 14 0% 4 ‐ ‐ geheel411 Projectontwikkeling 3 7 2 10 22 0% 6 85 6.500 geheel412 Algemene burgerlijke en utiliteitsbouw 237 175 185 161 758 9% 190 181 104.700 geheel42 Grond‐, water‐ en wegenbouw (geen grondverzet) 0 1 0 0 1 0% 0 ‐ ‐ geheel421 Bouw van wegen, spoorwegen en kunstwerken 32 39 42 47 160 2% 40 125 32.100 geheel422 Leggen van kabels en buizen 18 10 15 11 54 1% 14 0 x geheel429 Bouw van overige civieltechnische werken 4 4 6 3 17 0% 4 66 6.400 geheel43 Gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 0 1 1 2 4 0% 1 ‐ ‐ geheel431 Slopen van bouwwerken, grondverzet en proefboren 42 36 24 27 129 2% 32 271 11.900 geheel432 Bouwinstallatie 106 78 90 68 342 4% 86 73 117.800 geheel433 Afwerking van gebouwen 68 57 52 57 234 3% 59 135 43.300 geheel439 Dakbouw en overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw 99 77 68 85 329 4% 82 260 31.600 geheel45 Handel in en reparatie van auto's, motorfietsen en aanhangers 0 0 1 0 1 0% 0 ‐ ‐ geheel451 Handel in auto's en aanhangers, eventueel gecombineerd met reparatie 17 17 13 13 60 1% 15 19 78.800 geheel452 Gespecialiseerde reparatie van auto's 8 4 5 9 26 0% 7 34 19.300 geheel453 Handel in auto‐onderdelen en ‐accessoires 1 5 3 5 14 0% 4 23 15.400 geheel454 Handel in en reparatie van motorfietsen en onderdelen daarvan 0 1 0 0 1 0% 0 11 2.200 geheel46 Groothandel en handelsbemiddeling (niet in auto's en motorfietsen) 0 0 0 1 1 0% 0 ‐ ‐ nvt461 Handelsbemiddeling 5 5 2 6 18 0% 5 ‐ x deels462 Groothandel in landbouwproducten en levende dieren 18 14 8 8 48 1% 12 40 29.900 niet
107
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
463 Groothandel in voedings‐ en genotmiddelen 52 29 47 35 163 2% 41 58 70.700 geheel464 Groothandel in consumentenartikelen (non‐food) 13 19 15 8 55 1% 14 13 102.900 deels465 Groothandel in ICT‐apparatuur 4 5 7 1 17 0% 4 8 54.000 niet466 Groothandel in machines, apparaten en toebehoren voor industrie en handel 52 31 44 42 169 2% 42 53 80.200 geheel467 Overige gespecialiseerde groothandel 71 62 51 57 241 3% 60 73 82.300 deels469 Niet‐gespecialiseerde groothandel 1 3 4 1 9 0% 2 ‐ x niet471 Supermarkten, warenhuizen en dergelijke winkels met een algemeen assortiment 11 13 14 11 49 1% 12 4 276.400 niet472 Gespecialiseerde winkels in voedings‐ en genotmiddelen 2 3 2 5 12 0% 3 7 42.000 niet473 Benzinestations 0 2 1 0 3 0% 1 5 14.200 niet474 Winkels in consumenten‐elektronica 1 0 3 1 5 0% 1 7 18.600 niet475 Winkels in overige huishoudelijke artikelen 19 13 18 14 64 1% 16 19 82.600 niet476 Winkels in lectuur, sport‐, kampeer‐ en recreatie‐artikelen 1 3 2 1 7 0% 2 5 33.600 niet477 Winkels in overige artikelen 11 11 6 11 39 1% 10 5 212.200 deels478 Markthandel 0 1 0 0 1 0% 0 3 8.000 niet479 Detailhandel niet via winkel of markt 1 3 1 1 6 0% 2 14 10.400 niet49 Vervoer over land 0 0 1 1 2 0% 1 ‐ ‐ nvt491 Personenvervoer per spoor (geen tram of metro) 1 1 1 0 3 0% 1 ‐ x geheel492 Goederenvervoer per spoor 1 1 0 1 3 0% 1 ‐ x geheel493 Personenvervoer over de weg 9 8 5 3 25 0% 6 ‐ x geheel494 Goederenvervoer over de weg 76 93 86 82 337 4% 84 78 107.500 geheel50 Vervoer over water 0 1 1 0 2 0% 1 ‐ ‐ geheel501 Zee‐ en kustvaart (passagiersvaart en veerdiensten) 2 0 1 2 5 0% 1 74 1.700 geheel502 Zee‐ en kustvaart (vracht‐, tank‐ en sleepvaart) 0 0 0 1 1 0% 0 5 5.400 geheel
108
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
503 Binnenvaart (passagiersvaart en veerdiensten) 3 1 0 0 4 0% 1 48 2.100 geheel504 Binnenvaart (vracht‐, tank‐ en sleepvaart) 3 6 11 8 28 0% 7 127 5.500 geheel51 Luchtvaart 0 1 0 0 1 0% 0 ‐ ‐ geheel511 Personenvervoer door de lucht 5 2 4 3 14 0% 4 ‐ x geheel512 Goederenvervoer door de lucht 1 2 0 0 3 0% 1 ‐ x geheel52 Opslag en dienstverlening voor vervoer 0 0 1 0 1 0% 0 ‐ ‐ geheel521 Opslag 23 22 20 17 82 1% 21 147 13.900 geheel522 Dienstverlening voor vervoer 43 68 58 60 229 3% 57 95 60.100 geheel531 Nationale post met universele dienstverplichting 8 3 2 1 14 0% 4 ‐ x geheel532 Post zonder universele dienstverplichting en koeriers 1 8 2 3 14 0% 4 23 15.300 geheel551 Hotels e.d. 6 3 5 7 21 0% 5 11 47.500 niet552 Verhuur van vakantiehuisjes en appartementen; jeugdherbergen en vakan 4 4 1 0 9 0% 2 21 10.700 niet553 Kampeerterreinen 1 0 0 1 2 0% 1 12 4.100 niet559 Overige logiesverstrekking 0 0 0 1 1 0% 0 ‐ ‐ niet561 Restaurants, cafetaria's e.d. 12 9 19 15 55 1% 14 9 158.200 niet562 Kantines en catering 3 7 7 4 21 0% 5 15 36.100 niet563 Cafés 2 5 4 6 17 0% 4 8 52.400 niet581 Uitgeverijen van boeken, tijdschriften e.d. 0 1 0 0 1 0% 0 1 31.500 niet591 Productie en distributie van films en televisieprogramma's 0 2 0 0 2 0% 1 4 11.600 niet592 Maken en uitgeven van geluidsopnamen 1 0 0 0 1 0% 0 28 900 niet601 Radio‐omroepen 0 0 1 1 2 0% 1 12 4.100 niet611 Draadgebonden telecommunicatie 0 0 0 1 1 0% 0 1 25.200 niet619 Overige telecommunicatie 1 0 0 0 1 0% 0 3 8.100 niet620 Dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie 2 0 1 1 4 0% 1 1 130.500 niet631 Gegevensverwerking, webhosting en aanverwante 1 0 0 0 1 0% 0 4 6.200 niet
109
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
activiteiten; webportal
641 Geldscheppende financiële instellingen 0 0 1 1 2 0% 1 0 110.500 niet642 Financiële holdings 33 22 26 28 109 1% 27 31 87.400 niet643 Beleggingsinstellingen 3 2 2 3 10 0% 3 24 10.400 niet649 Kredietverstrekking en overige financiële intermediatie 2 0 0 1 3 0% 1 11 7.100 niet661 Financiële bemiddeling, advisering e.d. (niet voor verzekeringen en pe 4 0 1 1 6 0% 2 8 18.700 niet662 Dienstverlening op het gebied van verzekeringen en pensioenfondsen 0 0 2 0 2 0% 1 1 33.800 niet663 Vermogensbeheer 4 1 0 0 5 0% 1 ‐ 0 niet681 Handel in eigen onroerend goed 8 0 7 2 17 0% 4 69 6.200 niet682 Verhuur van onroerend goed 3 9 2 9 23 0% 6 13 43.200 niet683 Bemiddeling in en beheer van onroerend 0 2 3 1 6 0% 2 7 21.700 niet691 Rechtskundige dienstverlening 1 1 0 0 2 0% 1 1 43.100 niet692 Accountancy, belastingadvisering en administratie 0 1 9 5 15 0% 4 4 85.500 niet701 Holdings (geen financiële) en concerndiensten binnen eigen concern 9 17 8 5 39 1% 10 13 73.600 niet702 Advisering op het gebied van management en bedrijfsvoering 10 3 5 5 23 0% 6 7 79.300 niet711 Architecten, ingenieurs en technisch ontwerp en advies 32 25 29 34 120 1% 30 33 90.900 niet712 Keuring en controle 4 1 2 2 9 0% 2 16 14.400 niet721 Natuurwetenschappelijk speur‐ en ontwikkelingswerk 4 7 7 4 22 0% 6 18 31.200 niet731 Reclamebureaus en handel in advertentieruimte en ‐tijd 5 1 6 8 20 0% 5 17 29.300 niet741 Industrieel ontwerp en vormgeving 0 0 1 3 4 0% 1 33 3.000 niet749 Overige specialistische zakelijke dienstverlening 1 0 2 2 5 0% 1 8 15.800 niet750 Veterinaire dienstverlening 0 1 0 1 2 0% 1 8 6.000 niet771 Verhuur en lease van auto's 0 3 3 3 9 0% 2 36 6.200 niet
110
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
772 Verhuur van consumentenartikelen 3 3 9 1 16 0% 4 53 7.500 niet773 Verhuur en lease van machines en werktuigen en van overige goederen 10 8 9 7 34 0% 9 87 9.800 niet774 Lease van niet‐financiële immateriële activa 0 1 0 3 4 0% 1 53 1.900 niet781 Arbeidsbemiddeling 6 3 3 1 13 0% 3 17 19.500 niet782 Uitzendbureaus, uitleenbureaus en banenpools 8 15 7 11 41 1% 10 2 483.100 niet791 Reisbemiddeling en reisorganisatie 0 1 0 0 1 0% 0 1 17.600 niet799 Informatieverstrekking op het gebied van toerisme en reserveringsbureaus 1 0 0 0 1 0% 0 9 2.900 niet80 Beveiliging en opsporing 1 0 0 0 1 0% 0 ‐ ‐ niet801 Particuliere beveiliging 4 2 8 5 19 0% 5 16 29.800 niet802 Beveiliging via beveiligingssystemen 0 1 0 1 2 0% 1 9 5.800 niet812 Reiniging 29 45 34 40 148 2% 37 26 141.700 deels813 Landschapsverzorging 16 14 13 11 54 1% 14 ‐ x niet821 Brede administratieve en secretariële dienstverlening 0 1 0 0 1 0% 0 6 4.100 niet822 Callcenters 0 0 1 0 1 0% 0 2 11.700 niet823 Organiseren van congressen en beurzen 0 0 0 3 3 0% 1 23 3.300 niet829 Overige zakelijke dienstverlening n.e.g. 6 5 7 7 25 0% 6 38 16.600 niet841 Openbaar bestuur 30 25 21 25 101 1% 25 8 312.700 geheel842 Overheidsdiensten 39 37 24 28 128 2% 32 ‐ x geheel85 Onderwijs 1 2 1 0 4 0% 1 ‐ #N/B geheel852 Primair en speciaal onderwijs 12 4 8 5 29 0% 7 4 194.900 geheel853 Voortgezet onderwijs 23 8 11 14 56 1% 14 8 179.500 geheel854 Tertiair onderwijs 10 7 3 2 22 0% 6 5 100.500 geheel855 Overig onderwijs 5 6 4 2 17 0% 4 9 46.200 geheel856 Dienstverlening voor het onderwijs 0 2 0 1 3 0% 1 27 2.800 geheel86 Gezondheidszorg 0 2 0 1 3 0% 1 ‐ ‐ geheel861 Ziekenhuizen 19 14 19 17 69 1% 17 5 358.800 geheel862 Medische en tandheelkundige 2 0 1 2 5 0% 1 2 59.700 geheel
111
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
praktijken 869 Paramedische praktijken en overige gezondsheidszorg zonder overnachtin 6 13 4 5 28 0% 7 9 81.500 geheel87 Verpleging, verzorging en begeleiding met overnachting 1 0 0 0 1 0% 0 ‐ ‐ geheel871 Verpleeghuizen 5 4 2 4 15 0% 4 3 131.200 geheel872 Huizen en dagverblijven voor verstandelijk gehandicapten en psychiatrische clienten 10 14 15 15 54 1% 14 10 138.500 geheel873 Huizen en dagverblijven voor niet‐verstandelijk gehandicapten en verzo 4 5 4 2 15 0% 4 3 122.400 geheel879 Jeugdzorg en maatschappelijke opvang met overnachting 5 8 5 1 19 0% 5 15 31.700 geheel881 Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting gericht op ouderen en gehandicapten 8 6 5 2 21 0% 5 3 167.800 geheel889 Maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting niet specifiek gericht op ouderen en gehandicapten 10 9 5 8 32 0% 8 4 178.800 geheel900 Kunst 6 2 2 2 12 0% 3 11 26.600 niet910 Culturele uitleencentra, openbare archieven, musea, dieren‐ en planten 5 5 6 4 20 0% 5 21 23.400 niet920 Loterijen en kansspelen 0 1 1 0 2 0% 1 ‐ x niet931 Sport 13 7 10 7 37 0% 9 15 60.700 niet932 Overige recreatie 4 5 4 10 23 0% 6 53 10.800 niet941 Bedrijfs‐, werkgevers‐ en beroepsorganisaties 0 1 0 0 1 0% 0 2 10.400 niet949 Levensbeschouwelijke en politieke organisaties, belangen‐ en ideële org. en hobbyclubs 4 10 5 6 25 0% 6 9 70.300 niet951 Reparatie van computers en communicatieapparatuur 1 0 0 0 1 0% 0 16 1.600 niet952 Reparatie van consumentenartikelen (geen computers, 1 0 1 1 3 0% 1 18 4.200 niet
112
2009 2010 2011 2012 To‐taal %
Gemid‐deld per jaar
Per 100 duizend banen Banen*
sector priori‐tair?
communicatieapparatuur, auto’s, motorfietsen) 960 Wellness en overige dienstverlening; uitvaartbranche 5 4 11 6 26 0% 7 11 57.700 nietonbekend 15 12 7 13 47 1% 12 ‐ ‐ nvtDe aantallen slachtoffers zijn gebaseerd op een bewerking van gegevens uit het administratieve systeem van de Inspectie SZW. In hoofdstuk 2 is de definitie toegelicht. De gegevens over de banen betreffen banen van werknemers per december 2009 en zijn afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek NB Soms staat er een tweecijferige SBI‐code in de tabel. In deze gevallen was er van de vestiging waar het ongeval plaatsvond geen driecijferige sbicode bekend. Er zijn voor deze rijen in de tabel geen ongevallen per 100.000 banen berekend. * Voor sommige driecijferige sbicodes is het aantal banen niet bekend. Er staan dan een ‘x’.
113
Tabel V Ongevallen naar ongevalslocatie (onderzochte zakenplaatsgevondenin2012,voorlopigecijfers)Ongevalslocatie Aantal %Industrielocatie 674 45Productieruimte, fabriek, atelier 396 27Onderhoudsruimte, reparatiewerkplaats 76 5In hoofdzaak voor opslag, laden, lossen bedoelde ruimte 147 10Overige plaatsen, behorend tot groep 010, hierboven niet vermeld 55 4Bouwplaats, bouwwerk, steengroeve, bovengrondse mijn 372 25Bouwplaats ‐ gebouw in aanbouw 181 12Bouwplaats ‐ sloop, renovatie, onderhoud van een gebouw 154 10Steengroeve, bovengrondse mijn, afgraving, greppel (inclusief bovengrondse mijnen en steengroeven in exploitatie) 5 0Bouwplaats ‐ ondergronds 4 0Bouwplaats ‐ op het water 4 0Bouwplaats ‐ onder overdruk 0 0Overige plaatsen, behorend tot groep 020, hierboven niet vermeld 24 2Locatie voor landbouw, veeteelt, visteelt, bosgebied 70 5Locatie voor veeteelt 10 1Locatie voor landbouw ‐ bodemgewassen 21 1Locatie voor landbouw ‐ bomen en struiken 5 0Bosgebied 6 0Locatie voor visteelt, visserij, aquacultuur (niet op een boot) 0 0Tuin, park, bloemenpark, wildpark 11 1Overige plaatsen, behorend tot groep 030, hierboven niet vermeld 17 1Locatie in de tertiaire sector, kantoor, ontspanning, diversen 94 6Kantoor, vergaderzaal, bibliotheek enz. 10 1Onderwijsinstelling, school, universiteit, crèche, kinderdagverblijf 12 1Verkoopruimte, klein of groot (inclusief straatverkoop) 17 1Restaurant, ruimte voor ontspanning of onderdak (incl. museum, theater, stadion, kermis enz.) 20 1Overige plaatsen, behorend tot groep 040, hierboven niet vermeld 35 2Zorginstellingen 30 2Openbare ruimte 49 3Permanent toegankelijke ruimte voor personenverkeer (toegangs‐ en verkeerswegen, parkeerplaatsen,wachtkamers van sta 25 2Vervoermiddel ‐ over land: weg, spoor ‐ particulier of openbaar (ongeacht de aard: trein, bus, auto enz.) 9 1Bij openbare ruimten horende, alleen voor bevoegden toegankelijke zones: spoorlijnen, platforms van 6 0Overige plaatsen, behorend tot groep 060, hierboven niet vermeld 9 1
114
Ongevalslocatie Aantal %Woningen 24 2Particuliere woning 19 1Gemeenschappelijke gedeelten, bijgebouwen, aangrenzende particuliere tuin 3 0Overige plaatsen, behorend tot groep 070, hierboven niet vermeld 2 0Ruimte voor sportbeoefening 10 1Buitenshuis ‐ sportterrein, buitenbad, skipiste 1 0Overige plaatsen, behorend tot groep 080, hierboven niet vermeld 9 1In de lucht, op hoogte ‐ excl. bouwplaatsen 12 1Op hoogte ‐ op een vaste ondergrond (dak, terras enz.) 8 1Op hoogte ‐ mast, zwevend platform 3 0In de lucht ‐ aan boord van een vliegtuig enz. 0 0Overige plaatsen, behorend tot groep 090, excl. bouwplaatsen, hierboven niet vermeld 1 0Ondergronds ‐ excl. bouwplaatsen 0 0Te water ‐ excl. bouwplaatsen 24 2Zee of oceaan ‐ aan boord van enig vaartuig, platform, ponton enz. 1 0Meer, rivier, haven ‐ aan boord van enig vaartuig, platform, ponton enz. 22 1Overige plaatsen, behorend tot groep 110, excl. bouwplaatsen, hierboven niet vermeld 1 0Onder overdruk ‐ excl. bouwplaatsen 1 0Onder overdruk ‐ onder water (duiken enz.) 1 0Onder overdruk ‐ caisson 0 0Overige plaatsen, behorend tot groep 120, excl. bouwplaatsen, hierboven niet vermeld 0 0Overig 131 9Totaal 1.491 100
115
Tabel VI Voorwerpen bij specifieke fysieke activiteit (onderzochtezakenplaatsgevonden in2012,voorlopigecijfers, inprocentenvanongevallen)Voorwerp % %Constructies incl. ladders 20 Deuren, muren, ramen, etc. 0,6Vloeren, gaten, grondvlakken 1,1Daken, vaste trappen, platforms 2,6Platforms, bruggen, kades 0,9Ladders, trapjes, rolsteigers 10,7Steigers en overige tijdelijke constructies 3,0Uitgravingen, putten, kelders 0,1Overige constructies 1,6Constructies onbekend 0,1Distributie&transmis.syst 2 Vaste distributiesystemen voor stoffen (leidingen, slangen, appendages) 0,7Verplaatsbare distributiesyst. voor stoffen (leidingen, slangen, appendages) 0,1Rioleringen, drainagesystemen 0,0Motoren, systemen voor transmissie en opslag van energie 0,5Elektrische circuits en netwerken 0,4Systemen voor transmissie en opslag van energie, overige 0,0Distributiesystemen onbekend 0,1Gereedschappen&materieel 11 Handgereedschap, niet gemechaniseerd 3,2Overig handgereedschap, niet gemechaniseerd 1,7Handgereedschap, gemechaniseerd 3,4Overig handgereedschap, gemechaniseerd 0,4Materieel voor boren, heien, grondwerkzaamheden 0,5Overig verplaatsbaar materieel voor de bouw & infra 0,9Verplaatsbaar materieel voor grondbewerking ‐ landbouw 0,5Verplaatsbare machines voor vloerenreiniging, veeg‐ schrobmachines 0,1Gereedschappen en materieel onbekend 0,1Vaste machines 15 Voorbewerkingsmachines (breken, vermalen, filteren, scheiden, mengen) 1,4Machines voor chemische procedés (reactoren) of koude‐warmteprocedés (ovens, boilers) 0,5Machines voor vormen ‐ persen, pletten, vouwen, injecteren, extrusie 2,5Machines voor vormen ‐ kalanderen, lamineren, trekbanken, draaibanken 0,8Bewerkingsmachines (schaven, frezen, vlakslijpen, slijpen, polijsten, draaien, boren) 2,1Bewerkingsmachines (zagen, snijden, wassen, drogen, schilderen, printen, oppervlaktebew.) 4,6Machines voor assembleren (lassen, lijmen, spijkeren, schroeven, klinken, naaien, nieten, etc 0,9Machines voor conditioneren, verpakken (vullen, etiketteren, sluiten) en overige machines 2,5
116
Voorwerp % %Vaste machines onbekend 0,3Transport en opslag 23 Vaste transportbanden, materialen en systemen voor continutransport 2,6Liften, hefinstallaties 1,7Vaste of mobiele kranen, lieren, loopkatten, hijsblokken 4,6Heftrucks en overige transportwagens (incl. rolcontainers) 8,8Hijs‐ en transportmiddelen 1,6Vaste systemen voor opslag, transport, containers 0,5Verplaatsbare containers, stellingen, hulpmiddelen 3,2Diverse verpakkingen ‐ verplaatsbaar 0,7Transport en overslag onbekend 0,2Vervoer 6 Voertuigen over land 5,0Railvoertuigen 0,3Vaartuigen en vliegtuigen 0,5Vervoer onbekend 0,0Materialen, stoffen 12 Bouwmaterialen, groot en klein: prefab elementen, bekisting, balken, baksteen, dakpannen, e.d. 4,2Samenstellende delen en onderdelen van machines, voertuigen 1,1Bewerkte stukken, elementen van werktuigen, deeltjes, splinters, assemblage‐elementen 2,0Producten 1,3Lasten 2,3Chemische stoffen, explosieven, radioactieve stoffen, biologische stoffen ‐ 1,0Bulkafval en overige materialen, objecten, producten, onderdelen 0,3Materialen stoffen onbekend 0,1Overig 17 Veiligheidssystemen en veiligheidsuitrusting 1,5Kantooruitrusting, persoonlijke uitrusting, huishoudelijke apparaten 0,9Levende organismen 1,5Fysische verschijnselen en natuurlijke elementen 0,5Overige voorwerpen of objecten, niet elders vermeld 12,7Overig onbekend 0,1
117
TabelVIIOngevalsscenario’s Scenario BeschrijvingVal van ladder of trapje De centrale gebeurtenis betreft de val van (mobiele of vaste) ladders of trapjes,
inclusief touwladders. Exclusief geïntegreerde treden of sporten zoals deze op voertuigen of machines aanwezig zijn.
Val van steiger Heeft betrekking op vallen van mobiele of vaste steigers. Hefsteigers vallen hier niet onder (zie Val van een bewegend platform). Inclusief instortende steigers met slachtoffer erop en kamersteigers.
Val van dak, vloer of platform De hoogte van de verdiepingsvloer, dak, niet mobiele (werk)vloer of platform is het sleutelwoord en de centrale gebeurtenis is de val. Beweegbare platforms zijn hier uitgesloten. Betreft zowel het vallen door iets heen als vallen over de rand. Het slachtoffer valt over een verticale afstand (er is dus sprake van een duidelijk hoogteverschil). Inclusief instortende constructies en platforms (met uitzondering van steigers en ladders) en instortende gebouwen, waar de persoon valt met het instorten.
Val van hoogte door een gat in de grond
Inclusief vallen van een rand op de begane grond bijvoorbeeld een kanaal, een bouwput, etc. waar de wanden verticaal zijn. Het gat moet diep en breed genoeg zijn om 'ruimte' te geven voor een val. Diep genoeg kan al zo diep zijn als beenlengte. Een val in een liftschacht zal worden beschouwd als een Val van dak, vloer of platform. Ook vallen door/van een verdiepingsvloer naar een lager niveau wordt gecategoriseerd als Val van dak, vloer of platform.
Val van een bewegend platform
De centrale gebeurtenis is het moment dat het contact is verloren met het beweegbare platform. Het slachtoffer hoeft niet de grond te raken ‐ valbeveiliging kan dat voorkomen ‐ om in aanmerking te komen voor dit scenario. Val van een stilstaand voertuig valt hier niet onder, tenzij de val van een beweegbare laadvloer/ klep/ lift is. Ongevallen in/op bewegende voertuigen vallen onder het scenario In/op bewegend voertuig met verlies van controle, zelfs als het voertuig zelf valt.
Val van een stilstaand voertuig Het voertuig staat stil. Val van een voertuig met een (verticaal) beweegbaar platform zoals een hoogwerker is scenario Val van een bewegend platform. Als het voertuig zelf stil staat maar er onderdelen bewegen, zoals op een vuilniswagen, en er valt iemand van af, dan valt dit onder dit scenario.
Val van hoogte ‐ onbeschermd Dit betreft vallen van overige objecten. In principe objecten die niet ontworpen zijn om op te klimmen, en waar men dan ook niet of niet onbeveiligd/ ongezekerd op mag klimmen. Voorbeelden zijn het beklimmen van een machine, een tafel, een stelling, een installatieonderdeel (buis, pijp), etc. Een bijzonder geval is het vallen van objecten die wel bedoeld zijn om op te klimmen zoals sporttoestellen. Deze vallen ook binnen dit scenario (tenzij er sprake is van een val en geen bewuste sprong; zie in dat geval het scenario Extreme belasting van lichaamsdelen).
Val op gelijke hoogte Het struikelen of uitglijden met een val op (min of meer) gelijke hoogte.Vallen van trap of helling Val van een vaste of verrijdbare trap (zoals een vliegtuigtrap).
118
Scenario BeschrijvingAanrijding (van een voetganger) door een voertuig
Aanrijding van een slachtoffer wat zich buiten het voertuig bevindt (meestal een voetganger). Voertuig kan ook een mobiele kraan zijn. Exclusief geraakt worden door een stationaire maar zwaaiend voertuig (bijvoorbeeld een draaiende graafmachine: zie Contact met hangende en/of zwaaiende objecten).
Contact met vallende objecten ‐ van kranen/ hijswerktuigen
Iemand wordt geraakt door een vallende last, een omvallende kraan of van een kraan vallende onderdelen. Inclusief omvallende objecten die geraakt zijn door een kraan of de last daarvan (m.u.v. val van een aangestoten ladder of steiger: zie resp. Val van ladder of trapje en Val van steiger). Als het slachtoffer zich op een omvallende kraan bevindt: zie scenario In/op bewegend voertuig met verlies van controle.
Contact met vallende objecten ‐ niet van kranen/ hijswerktuigen
Geraakt door een vallend object, of een omvallend/ instortend object, ook als het slachtoffer zich daarop bevindt (tenzij sprake is van een voertuig: zie In/op bewegend voertuig met verlies van controle).
Contact met wegschietend(e) of wegvliegend(e) object(en)
Contact met een wegvliegend of wegspringend object, onderdeel of deeltjes. Ten gevolge van mechanische impact (zoals splinters bij hameren), druk of spanning (zoals een veer), het uiteenspatten van iets, of ten gevolge van andere energiebronnen (weggooien, wegblazen, wegschieten, etc.).
Geraakt door rollend of glijdend object
Het object wat het slachtoffer raakt rolt of schuift over de grond (voorbeelden zijn rolcontainers, schuivende containers, etc.).
Contact met object dat wordt gedragen of gebruikt
Het voorwerp wordt handmatig gehanteerd en/of verplaatst, waarbij verwonding plaatsvindt door/ tijdens het hanteren. Bijvoorbeeld door dat er iets scharniert, de vingers ergens klem komen te zitten (zoals een deur of een klaptafel, etc.) Kan ook ten gevolge van het hanteren door iemand anders. Ook indien het contact met handgereedschap is, tenzij de verwonding plaatsvindt doordat het slachtoffer zelf het handgereedschap hanteert (zie scenario Contact met handgereedschap) of omdat de verwonding opzettelijk is (zie Fysiek contact met menselijke agressor).
Contact met handgereedschap Het handgereedschap wordt door het slachtoffer zelf gehanteerd. Kan gaan om aangedreven handgereedschap (slijptollen, hoge drukreinigers, lasers, branders lasapparaten) of niet aangedreven handgereedschap (messen, hamers, beitels, etc.).
Contact met bewegende delen van een machine
Hierbij gaat het om een vast opgestelde machine, inclusief bijvoorbeeld mobiele zaagtafels.
Contact met hangende en/of zwaaiende objecten
Hierbij hangt het object waardoor het slachtoffer wordt geraakt aan bijvoorbeeld een kraan of is er sprake van een rondzwaaiend onderdeel (graafarm) of een door de wind openvliegende deur.
Beknelling tussen een machine en een ander object
Kenmerkend is hier het bekneld raken tussen een machine of onderdeel daarvan en een constructief deel van een ander object, gebouw (zoals een muur) of een andere machine. Bijvoorbeeld het bekneld raken in een liftschacht onder de lift, of tussen een op rails bewegende machine en de muur. Inclusief het bekneld raken tussen een last en iets anders. Als het gaat om een beknelling tussen iets wat handmatig wordt gedragen, gehanteerd, gebruikt (zoals een gewone deur): zie Contact met object dat wordt gedragen of gebruikt).
119
Scenario BeschrijvingTegen iets aanstoten Tegen iets aanlopen, aanstoten, ergens langs strijken (scherp iets). Het gaat om
onbedoeld contact. Bedolven onder een massa Bedolven raken onder aarde, deeltjes uit een silo, waardoor men verstikt of
door de impact van de bulk massa wordt verdrukt. Bijvoorbeeld het ineenstorten van een te steil gegraven geul.
In/ op bewegend voertuig met verlies van controle
Het slachtoffer bevindt zich (deels) op het voertuig zelf en crasht dan, valt omlaag of om, of men valt uit het rijdende voertuig (zoals door te vroeg uitstappen bij een nog doorrijdende heftruck).
Contact met elektriciteit Er gaat een stroom door het lichaam van het slachtoffer, ofwel men wordt geraakt door de ontlading/ vlamboog bij kortsluiting of doorslag.
Contact met heet oppervlak of open vlammen
Direct contact met hete oppervlakken, onderdelen of door hittestraling of direct vlamcontact (niet door brand).
Uitstroming gevaarlijke stof uit open vat of insluitsysteem
Contact met een gevaarlijke stof afkomstig uit een open insluitsysteem (verpakking, vat, drum, fles, tank, container, etc.). Bijvoorbeeld door lekkage, opspatten, overlopen, laten vallen, etc. Betreft acute toxiciteit of corrosiviteit/ bijtende stoffen, of hete vloeistoffen (water, olie) of biologische agentia. Hieronder verstaan we niet de gevolgen door ontsteking van ontvlambare stoffen (zie Brand of Explosie).
Contact met gevaarlijke stof zonder uitstroming
Het contact vindt plaats zonder dat er een ongewenste uitstroming aan vooraf gaat. Bijvoorbeeld door het rechtstreeks toepassen/ blootsgesteld zijn aan bijtende of giftige stoffen (door inademing, oog‐/ huidcontact, inslikken, etc.).
Contact met gevaarlijke stof door uitstroming uit een normaal gesloten vat of omhulsel
Contact met een gevaarlijke stof afkomstig uit een normaal gesloten insluitsysteem (verpakking, leiding, vat, bus, drum, fles, tank, container, etc.). Bijvoorbeeld door lekkage, breuk, catastrofaal falen, etc. Betreft acute toxiciteit of corrosiviteit/ bijtende stoffen, of hete vloeistoffen (water, olie) of biologische agentia. Hieronder verstaan we niet de gevolgen door ontsteking van ontvlambare stoffen (zie Brand of Explosie). Er kan dan sprake zijn van een dominoscenario.
Brand Er is dan sprake van een abnormale situatie (dus geen normaal brandende oven). Kan een dominoscenario opleveren (bijvoorbeeld val uit raam na wegvluchten voor brand).
Fysiek contact met menselijke agressor
Het gaat om het fysieke contact door het opzettelijk toebrengen van letsel door een ander (al dan niet toerekeningsvatbaar) persoon. Bijvoorbeeld door bijten, steken, schoppen slaan, schieten, ergens tussen pletten, etc.
Fysiek contact met een dier Het gaat hier om letsel ten gevolge van het fysieke contact door het gedrag van een dier. Voorbeelden zijn omgeduwd worden door een koe, vallen van een paard, bekneld raken tussen een stier en een hek, aangevallen worden door een leeuw of een nest wespen, etc.
Contact met schadelijke atmosfeer in besloten ruimte
Bij dit scenario gaat het om een slachtoffer dat in een besloten ruimte in contact komt met een schadelijke atmosfeer. De gevaren die schade veroorzaken zijn inherent aan de beslotenheid van de ruimte en de condities er binnen (koude, warmte, inademing schadelijke atmosfeer/zuurstoftekort). Bij direct contact met een gevaarlijke stof welke niet direct is gerelateerd aan de
120
Scenario Beschrijvingbeslotenheid van de ruimte, zie Contact met gevaarlijke stof zonder uitstroming.
Contact met schadelijke atmosfeer via ademapparatuur
Wanneer contact met een schadelijke stof/atmosfeer plaatsvindt via de ademapparatuur (bijvoorbeeld verkeerde samenstelling van de ademlucht of verontreinigde ademlucht).
Verdrinking Verdrinking ten gevolge van onderdompeling in water (of een andere vloeistof). De aanwezigheid in het water kan onbedoeld zijn (ten gevolge van een ander scenario) maar ook bewust (zoals tijdens training of recreatieve activiteiten met het personeel).
Te snelle (de)compressie Overdruk of onderdruk treedt op bij te snelle afdaling, respectievelijk te snelle stijging in het water en/of onjuist gebruik of falen van decompressietank bij duiken, of bij een verkeerde samenstelling van de ademlucht in combinatie met het duikschema, mogelijk gerelateerd aan de fysieke gesteldheid van de duiker zelf.
Extreme belasting van lichaamsdelen
Hierbij gaat het om ongecontroleerde bewegingen zoals verstappen, verkeerd afspringen, teveel kracht zetten, zich verdraaien, verrekken, etc. Het gaat hierbij om een effect dat optreedt ten gevolge van een plotselinge gebeurtenis en dus niet om langdurige blootstelling bij lichaamsbelasting (dat zou een arbeidshygiënisch aspect zijn en geen ongeval).
Explosie Gaat om zowel chemische explosies (zoals damp of gaswolkexplosies en explosies van explosieven) als om fysische explosies. De schadelijke energie komt vrij in de vorm van drukgolven, rondschietende fragmenten of explosieve verbranding (deflagratie, vuurbal).
TabelVIIIongevallennaar risico,ongevalsscenarioen sector (onderzochtezakenplaatsgevonden in2012,voorlopigecijfers)*
A Land
bouw
, bosbo
uw
en visserij
C Indu
strie
E Waterleidingbed
rijven
en afvalbe
heer
F Bo
uwnijverhe
id
G Han
del
H Vervoer en op
slag
M Spe
cialistische
zakelijke
diensten
N Verhu
ur en overige
zakelijke
diensten
O Ope
nbaar b
estuur en
overhe
idsdiensten
Q Gezon
dheids‐ e
n welzijnszorg
Totaal
% % % % % % % % % % %Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/val van hoogte
Val van steiger 0 1 2 10 2 0 0 3 0 7 3Val van dak, vloer of platform 8 4 10 13 7 3 7 7 0 0 7Val van hoogte door een gat 2 1 2 2 1 1 0 0 0 3 1Val van een bewegend platform 2 1 2 1 1 1 0 3 3 0 1Val van een stilstaand voertuig 6 1 5 1 3 9 0 3 3 0 2Val van hoogte ‐ overig 2 3 10 5 5 4 14 7 8 7 5Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/aanrijdgevaar
Aanrijding (van een voetganger) 6 3 2 3 6 12 5 3 5 0 4Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegend object
Contact met vallende objecten van kranen 2 4 12 3 3 3 2 0 0 0 3Contact met vallende objecten‐niet van kranen 2 10 17 9 11 9 7 7 5 10 9Contact met wegschietend/wegvliegende objecten 2 4 5 4 5 4 5 2 10 0 4Geraakt door rollende of glijdende objecten 2 3 5 1 4 6 2 0 3 0 2Contact met object dat wordt gedragen/gebruiikt 0 3 0 1 5 0 0 2 3 0 2
121
A Land
bouw
, bosbo
uw
en visserij
C Indu
strie
E Waterleidingbed
rijven
en afvalbe
heer
F Bo
uwnijverhe
id
G Han
del
H Vervoer en op
slag
M Spe
cialistische
zakelijke
diensten
N Verhu
ur en overige
zakelijke
diensten
O Ope
nbaar b
estuur en
overhe
idsdiensten
Q Gezon
dheids‐ e
n welzijnszorg
Totaal
Contact met hangende en/of zwaaiende objecten 0 2 0 3 1 4 7 3 8 0 2Beknelling tussen verschilende objecten 14 9 7 6 4 12 0 0 0 3 7Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/contact met bewegende delen van een machine
Contact met bewegende delen van een machine 20 27 2 6 16 6 19 10 5 7 15 Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/vallen (niet van hoogte)
Val van ladder of trapje 8 6 5 13 8 9 2 14 3 7 9Val op gelijke hoogte 6 3 0 0 4 2 9 3 10 0 3Vallen van trap of helling 2 1 0 1 1 0 2 3 5 3 1In/ op bewegend voertuig met verlies van controle 2 1 5 1 3 8 0 3 0 0 2Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een object/overig contact met een object/overig contact met objecten
Tegen iets aanstoten 0 1 0 0 2 4 5 5 3 0 1Bedolven onder een massa 0 0 0 2 1 0 0 2 0 0 1Contact met heet oppervlak 0 0 0 1 1 0 0 2 3 0 1Contact met handgereedschap 8 3 5 3 2 1 5 5 8 0 3Onveiligheid op de werkplek/onbedoeld fysiek contact met een dier Ongeval met een dier 2 0 0 0 0 0 0 0 5 0 0Onveiligheid op de werkplek/explosie of brand Brand 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0 0Explosie 0 0 0 1 1 0 0 0 3 0 1
122
123
A Land
bouw
, bosbo
uw
en visserij
C Indu
strie
E Waterleidingbed
rijven
en afvalbe
heer
F Bo
uwnijverhe
id
G Han
del
H Vervoer en op
slag
M Spe
cialistische
zakelijke
diensten
N Verhu
ur en overige
zakelijke
diensten
O Ope
nbaar b
estuur en
overhe
idsdiensten
Q Gezon
dheids‐ e
n welzijnszorg
Totaal
Onveiligheid op de werkplek/elektrocutie Contact met elektriciteit 0 1 0 5 1 1 2 2 0 0 2Onveiligheid op de werkplek/verdrinking Verdrinking 0 0 0 0 0 1 0 0 0 0 0Ongezonde fysische werkomgeving/werken onder overdruk Te snelle (de)compressie) 0 0 0 0 0 0 0 0 3 0 0Fysieke overbelasting/dynamische belasting Extreme belasting van lichaamsdelen 2 0 0 0 0 0 5 2 5 7 1Gezondheidsschade door blootstelling aan gevaarlijke stoffen/overige gevaarlijke stoffen
Uitstroming gevaarlijke stof uit open vat/omhulsel 0 1 0 1 0 0 0 0 0 0 1Contact met gevaarlijke stoffen zonder uitstroming 0 1 0 0 0 0 0 3 0 0 1Contact met gevaarlijke stoffen door uitstroming uit normaal gesloten vat 2 3 2 0 0 0 2 3 0 3 1Psychisch‐sociale en cognitieve overbelasting/ ongewenst gedrag/agressie en intimidatie
Slachtoffer van menselijke agressie 0 0 0 0 0 0 0 0 3 30 1Scenario onbekend 0 2 2 2 2 2 0 2 0 13 2Totaal (in %) 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 Totaal aantal 50 463 42 350 181 127 43 59 39 30 1491 * Sectoren met minder dan 30 ongevallen zijn niet opgenomen in de tabel