bezoek landbouwbedrijf...

21
2014-2015 Joyce Bruninx & Sofie Wenmaekers Sint-Hubertushoeve Diepebeek Bezoek Landbouwbedrijf Leerlingenbundel

Upload: nguyenhanh

Post on 26-Feb-2019

213 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

2014-2015

Joyce Bruninx & Sofie Wenmaekers

Sint-Hubertushoeve Diepebeek

Bezoek Landbouwbedrijf

Leerlingenbundel

1

Inleiding

Hallo! Ik ben Bella de koe! Ik neem jullie vandaag

mee naar mijn boerderij. Op mijn boerderij

kunnen jullie heel wat vriendjes van mij

ontmoeten. Jullie komen hier onder andere te

weten hoe de productie van melk in zijn werk

gaat, welk soort bedrijf dit is, wat er hier

allemaal geproduceerd wordt en nog veel meer!

De bedoeling is dat jullie je ogen goed de kost geven. Maar het is

natuurlijk niet enkel de bedoeling om goed rond te kijken, je kan ook een

gesprek aanknopen met de landbouwer om zo meer informatie te

verzamelen. Zo kunnen jullie de vragen op de volgende bladzijden

beantwoorden en nadien mijn bedrijf creatief voorstellen aan jullie

klasgenoten! De vragen onder ‘opdrachten tijdens het bezoek’ proberen

jullie allemaal hier te beantwoorden. De opdracht onder ‘opdracht na het

bezoek’ bereiden jullie thuis voor en presenteren jullie de week na het

bezoek aan het bedrijf.

Jullie worden opgedeeld in groepjes van 3 en gaan zo mijn bedrijf

verkennen. Er zijn verschillende stopplaatsen die je in volgorde gaat

doorlopen, dus let goed op met welke plaats jij moet beginnen!

Beantwoord bij elke stopplaats de bijhorende vragen in jullie bundel. Als

je niet alle antwoorden hier op de boerderij kan vinden, kunnen jullie

nadien thuis deze website raadplegen: http://sint-hubertushoeve-

diepenbeek.weebly.com/

Begrijp je een woord niet? Ga dan zeker eens kijken in de begrippenlijst!

Veel plezier!

2

Opdracht TIJDENS het bezoek

Stopplaats 1: De binnenplaats & interview

Jullie zijn allemaal binnengekomen via de

toegangspoort. Voordat je binnenkwam,

zag je verschillende landschapselementen

die typisch zijn voor dit soort landschap.

Ook op de binnenkoer zie je

landschapselementen. Welke?

o Woonhuis

o Stallen, schuren, …

o Silo’s, torens, kuilhopen…

o Weilanden waarop het vee graast

o Akkers voor gewassen

o Serres

o Boomgaarden

Van welksoort cultuurlandschap spreken we hier?

o Landbouwlandschap

o Industrielandschap

o Toeristisch landschap

o Stedelijk landschap

In welk soort hoeve of boerderij staan we?

o Traditionele hoeve

o Moderne boerderij

3

Interview met de landbouwer:

De boerderij ligt in ………………………………………………

Eigenaar: ……………………………………………………………

Personen die op de boerderij wonen:

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

Aantal arbeidskrachten: ………, waarvan familieleden: …………………………………………

Gebouwen die op het terrein staan:

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

Landbouwoppervlakte in hectare:

Eigen grond: ……………………………………ha Gepachte grond: ………………………………… ha

Totaal akkerland: …………………… ha Totaal weiland: ………………………………… ha

Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 2.

4

Stopplaats 2: melkschuur

Als jullie richting de stallen wandelen, zien jullie links de plaats waar de koeien

gemolken worden. De landbouwer zal her aanwezig zijn om jullie de nodige uitleg

te geven bij het productieproces van melk. Als jullie geluk hebben, is hij

misschien zelfs bezig met het melken van de koeien!

Geef hier de stappen weer in het productieproces van melk. Geef ook een

woordje uitleg.

Stap 1:…………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………

Stap 2:…………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………

Stap 3:…………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………

Stap 4:…………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………

Stap 5:…………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………

5

Wanneer kan een koe melk geven?

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………

De landbouwer laat jullie vervolgens 2 verschillende soorten melk proeven.

(verse koemelk en melk uit de winkel)

Welke vind je zelf het lekkerst?

……………………………………………………………………………………………

Welk soort vee vind je hier terug in dit bedrijf?

o Melkkoeien

o Vleeskoeien

Welke producten worden allemaal gemaakt in dit bedrijf?

……………………………………………………………………………………………

Hoeveel melk kan een koe gemiddeld per dag geven?

……………………………………………………………………………………………

Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 3.

6

Stopplaats 3: koeienstal

Als je terug naar buiten wandelt, kom je

weer terecht op de binnenplaats. Je vindt

een klein weggetje tussen de melkschuur

en de andere schuur. Wandel hier

tussendoor. Je komt aan aan de koeienstal.

Hierbinnen hangt een informatiefiche.

Gebruik deze fiche om onderstaande vragen

op te lossen.

Let op! Maak de koeien niet bang door de

roepen of felle bewegingen te maken!

Hoeveel koeien schat je dat er hier in deze stal staan?

…………………………………………………………

Hoeveel weegt een volwassen koe ongeveer?

…………………………………………………………

Wat eten de koeien?

…………………………………………………………

Kijk goed naar de vloer waar de koeien opstaan. Hoe ziet deze eruit en waarom

zou deze vloer zo geplaatst zijn?

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 4.

7

Stopplaats 4: de kalfjes

Wanneer je de koeienstal terug uitwandelt,

kan je de kleine kalfjes al bijna zien staan!

Wandel rond de koeienstal als je ze niet

meteen ziet.

Je ziet bij de kalfjes een 2 informatiefiches

hangen. Lees deze door en gebruik ze bij het

antwoorden van de onderstaande vragen.

Met wat heeft de landbouwer de ‘huisjes’ van de kalfjes gemaakt?

…………………………………………………………

Wat gebeurt er met een mannelijk kalfje?

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

Wat gebeurt er met een vrouwelijk kalfje?

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

Vanaf welke leeftijd zullen deze kalfjes volwassen koeien worden?

………………………………………………………

Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 5.

8

Stopplaats 5: uitkijkpunt naast de kalfjes, achter de

schuur

Zoek de volgende informatiefiche ‘factoren die de landbouw beïnvloeden’ een

beetje verderop. Hierop vind je verdere informatie over deze stopplaats. Op deze

plaats gaan we het eens hebben over de verschillende factoren die de landbouw

beïnvloeden.

Vul het kader verder aan. De kaarten en figuren vind je achteraan de bundel.

Fysische omstandigheden

We nemen hier het klimatogram

van Kleine Brogel, omdat dit ook in

Limburg ligt!

KLIMAAT

Hoeveel groeimaanden hebben we hier?

………………………………………………………………

Kijk rond je. Welke landbouwtypes

herken je?

1. …………………………………………………………

2. …………………………………………………………

Hoe noemen we het landbouwtype waarbij

je verschillende landbouwtypes binnen

1 bedrijf hebt?

………………………………………………………………

Topografische kaart

RELIËF

Hoogteverschil:

o Laag

o Matig

o Hoog

Horizonlijn:

o Recht

o Zacht golvend

o Hoekig

9

Helling:

o Zacht

o Matig

o Steil

Hoogte: …………………… m

Bodemkaart Diepenbeek

BODEM

Welke bodemsoort vinden we terug bij dit

landbouwbedrijf?

…………………………………………………………………

Culturele omstandigheden

Kaart bevolkingsdichtheid België

BEVOLKINGSDICHTHEID

Hoeveel inwoners zijn er in Diepenbeek

per km²?

…………………………………………………………………

Dit is:

o Laag

o Matig

o Hoog

MILIEUBESCHERMING

Ga naar de landbouwer. (Hij bevindt zich

normaal in de melkschuur) Vraag hem

welke beperkingen hij opgelegd krijgt om

het milieu te beschermen. Noteer er 3.

1. ……………………………………………………

2. ……………………………………………………

3. ……………………………………………………

Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 6.

10

Stopplaats 6: veeteeltbedrijf verder in de straat Ga terug naar de ingang van het bedrijf. Wacht aan

de poort op één van je leerkrachten. Ga zeker niet

zelf op de straat wandelen! Je leerkracht neemt je

dan mee naar een ander veebedrijf. Het kan zijn

dat je even moet wachten, omdat je leerkracht nog

onderweg is met een andere groep. Eenmaal

aangekomen in het andere bedrijf, beantwoord je

volgende vragen. De leerkracht geeft je hierbij een

korte uitleg.

Welk soort vee vind je terug in dit bedrijf?

o Melkkoeien

o Vleeskoeien

Wat is het grote verschil in uitzicht tussen deze koeien en de koeien uit de Sint-

Hubertushoeve?

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

Hebben deze koeien een wei om buiten in te grazen?

o Ja

o Nee

Wordt er op deze plaats gekweekt met deze koeien? (zie je kalfjes in dit bedrijf?)

o Ja

o Nee

Kunnen melkkoeien ook vleeskoeien worden? Waarom wel/niet?

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

Als je klaar bent, ga je verder naar stopplaats 1.

11

Besluit

Wat heb je allemaal kunnen onthouden tijdens het bezoek

aan het bedrijf?

Welk landschap vinden we terug rond de Sint-Hubertushoeve?

…………………………………………………………………

Het landbouwtype van dit bedrijf is…………………………………………………………………

Dit bedrijf heeft enkel:

o Melkkoeien

o Vleeskoeien

Waarom teelt de boer ook maïs en grasklaver?

……………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………

Maak een schets van het bedrijf (teken het grondplan).

Wat vond je zelf van het bedrijf? Had je het groter ingeschat (of juist kleiner)?

Zou je zelf ooit landbouwer willen worden?

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………………………………………………………

12

Begrippenlijst

Bodemgebruik: Onder bodemgebruik verstaan we gewassen, weiden, serres,

stallen …

Traditionele hoeve: de traditionele hoeve heeft in elk Europees land een eigen

uitzicht. Een hoeve kan een gesloten vorm hebben; de gebouwen zijn dan met

elkaar verbonden en liggen meestal rond een binnenkoer. Een open hoeve

bestaat uit meerdere losse gebouwen.

Moderne boerderij: moderne boerderijen hebben vaak hetzelfde uitzicht; grote

loodsen uit staal en beton, opgeslagen veevoeder in silo’s, in kuilhopen of in

opgestapelde balen.

Silo: Cilindervormige opslagplaats voor onder andere veevoeder.

Teeltdiagram: een vierkantdiagram met de landbouwoppervlakte en de soorten

teelten van een landbouwbedrijf (of streek)

Rendement: opbrengst per hectare

Akkerbouw: landbouwvorm waarbij men op akkers gewassen teelt.

Veeteelt: landbouwvorm waarbij men dieren kweekt of houdt.

Tuinbouw: landbouwvorm die gespecialiseerd is in het telen van groenten, fruit,

bloemen, sierstruiken en bomen.

Gemengde landbouw: landbouwvorm waarbij meer dan één soort bedrijvigheid

voorkomt.

Groeimaand: een maand waarin klimatologische omstandigheden geschikt zijn

om planten te laten groeien. (dubbel zoveel neerslag in vergelijking met de

temperatuur en Tm groter of gelijk aan 10°C)

Landschapselement: een onderdeel van het landschap.

Melkkoe: koe die wordt gehouden om te melken. Melkkoeien lopen ook vaak in

een wei en zijn doorgaans een beetje ‘ingezakt’.

Vleeskoe: koe die vooral gehouden wordt voor de vleesproductie. Deze koe zit

meestal binnen en is veel dikker en gespierder dan een melkkoe.

13

Opdracht NA het bezoek

Na het bezoek is het tijd om je klas te informeren! Dit doe je door middel van

een presentatie. Jullie worden opgedeeld in groepjes van 3. Om jullie presentatie

tot een goed einde te brengen, volgen jullie best het onderstaande stappenplan:

1. Oriënteren: Wat moet ik doen? Voor je een presentatie maakt, denk je eerst na over hoe je de opdracht het best

aanpakt. De volgende vragen kunnen je daarbij helpen:

Waarover zal het gaan?

Waarom wil ik dit schrijven/bespreken? Wat is mijn schrijfdoel?

Welke informatie MOET ik geven?

Welke informatie WIL ik geven?

Waarop moet ik speciaal letten om tot een goed resultaat te komen?

Het is duidelijk dat je je landbouw bedrijf gaat voorstellen. Op welke manier? Je

maakt een PowerPoint of Prezi en probeert ze creatief mogelijk te zijn! Maak ook

gebruik van multimedia (afbeeldingen, video,…). Volgende onderdelen MOETEN

zeker aan bod komen:

- Bodemgebruik

- Landbouwtype (+ kenmerken)

- Factoren die de landbouw beïnvloeden (klimaat, reliëf, bodem en

bevolkingsdichtheid)

- Effecten op omgeving en milieu

- Productieproces omschrijven

- Levensmiddelen die geproduceerd worden

- Eigen ervaring en momenten die echt bijblijven

- Besluit

14

2. Voorbereiden: Hoe ga ik het doen?

Informatie opzoeken

De voorbereiding van een presentatie is erg belangrijk. Je kunt niet op één

avond ‘even tussendoor' een presentatie maken. Je moet ruim van te voren

informatie verzamelen. Veel van deze informatie kan je op het landbouwbedrijf

zelf verzamelen.

Voorbeeld: Een woordspin maken

Meestal heb je veel te veel informatie. Voor jezelf moet je nu bepalen wat jij

belangrijk vindt om te vertellen. Met die keuzes maak je een woordspin. Daarna

maak je van de verschillende spinnenpoten hoofdstukjes (subhoofdstukjes). Die

vormen de verschillende onderwerpen (onderdelen) van je presentatie.

3. Uitvoeren: Wat doe ik tijdens het maken van de

presentatie?

Je tekst (uit)schrijven

Verzorg het schrijfproduct! Let in het bijzonder op:

De gebruikte woordenschat

Een logische opbouw van de tekst

Een correcte spelling

Je tekst in het PowerPoint-bestand plaatsen:

• Komt het gekozen doel uit de verf?

• Gebruik geen volzinnen, maar steekwoorden. Wees zo beknopt

mogelijk

• Maak de presentatie aantrekkelijk (prenten, animaties)

• Aarzel zeker niet om hulp te vragen aan de leerkracht, als het gebruik

van PowerPoint problemen oplevert.

• Je presentatie mag maximum 10 minuten duren en minimum 5

minuten.

15

4. Reflecteren: Wat doe ik na het maken van de

presentatie? Je leest je presentatie na en beantwoordt voor jezelf een aantal vragen:

• Heb ik rekening gehouden met mijn schrijfdoel?

• Is mijn presentatie overtuigend/aantrekkelijk genoeg?

• Heb ik rekening gehouden met mijn publiek?

• Heb ik mijn dia's niet overladen met tekst?

• Heb ik mijn taal aangepast aan mijn publiek?

• Heb ik de informatie overzichtelijk geordend en de gekozen lay-out

overal toegepast?

• Heb ik alles juist geschreven?

• Waar en wanneer heb ik problemen ondervonden?

• Heb ik de juiste werkwijze gevolgd? Wat deed ik goed? wat had ik beter

kunnen doen?

De medeleerlingen en leerkracht beoordelen jullie presentatie aan de hand van

een beoordelingsformulier. Nadien beoordelen jullie elkaar door middel van een

peer-evaluatie (binnen je eigen groep beoordelen jullie elkaar). In bijlage kan je

de criteria terugvinden waarop je tijdens de presentatie beoordeeld zal worden.

16

Schema OVUR-methode

17

Klimatogram Kleine Brogel

18

Topografische kaart Diepenbeek

19

Bodemkaart Diepebeek

Lca: Matig droge zandleembodem

Lic: Zeer natte zandleembodem

Ldc: Matig natte zandleembodem

Ldcz: Matig natte zandleembodem

Lhcz: Natte zandleembodem

Lhp: natte zandleembodem

Lhc: Natte zandleembodem

20

Kaart bevolkingsdichtheid