Theorieën over mediaboodschappenSamenvatting Jill Evers - 2017

ContentsCollege 1 – Inleiding – 10-4-2017...........................................................................................................1

College 2 – 12-4-2017.............................................................................................................................3

College 3 – Weblecture..........................................................................................................................5

College 4 – 19-4-2017.............................................................................................................................7

College 5 – 19-4-2017.............................................................................................................................9

College 6 – 20-4-2017...........................................................................................................................10

College 7 en 8 – Presentaties opdrachten – 1 mei 2017.......................................................................11

College 9 – Social Learning Theory – 4 mei 2017..................................................................................11

Hoorcollege 10 – 8 mei 2017................................................................................................................13

College 11 – 10 mei 2017.....................................................................................................................14

College 12 – 11 mei 2017.....................................................................................................................15

College 13 – Nightcrawler film.............................................................................................................17

College 14 – Morele evaluatie – 17 mei 2017......................................................................................17

College 15 – Narraties – 18 mei 2017...................................................................................................18

College 16 – Storytelling – 22 mei 2017...............................................................................................19

College 17 – Verhalen in doumentaires/journalistiek..........................................................................22

College 18 – Vervolg vorig college – 29-5-2017....................................................................................23

College 19 – 31-5-2017.........................................................................................................................25

College 20 + 21 – Tentamenvoorbereiding en responsie – 7 juni 2017................................................25

College 1 – Inleiding – 10-4-2017Derksen tegen Azarkan over Marokkanen (Talkshow)Je kan bij het kijken van een programma verschillende inhouden zien, afhankelijk van de invalshoek. Je kan bijvoorbeeld kijken naar argumentatie, maar ook naar cameravoering, of als je bijvoorbeeld iemand gaat trainen voor de tweede kamer, of een journalistische training, etc.

Hoofdthema van de cursus: Vanuit verschillende velden naar de boodschap kijken, met daarbij drie grote speerpunten

o Cultuur Waarden Stereotypen

o Persuasie

Commercieel Ideëel

o Journalistiek Trainingen Verhalen

Algemene opvattingen- Alle boodschappen zijn representaties, ze representeren iets wat er niet is. Je zit niet bij

Johan Derksen, maar je kijkt naar een TV programma met hem. - Bij het maken van een TV programma zie je niet alles. Je ziet camerastanden, maar de

camera’s niet in beeld.- We zien dus iets specifieks, een deel van de werkelijkheid, en pas als je een invalshoek gaat

kiezen, dan zie je iets specifieks

Het begrip “inhoud”Wordt per invalshoek anders geconceptualiseerd. VreemdgaanVreemdgaan komt vaker voor in de media, maar wat we daarmee kennen over de werkelijkheid is steeds anders. Je kan verschillende invalshoeken gebruiken.Uit het filmpje Even Apeldoorn Bellen gebruiken ze een persuasieve invalshoek: Werkt als deel van de campagnestrategie.

Verschillende velden, verschillende invalshoeken verschillen in conceptualisatie van “inhoud”Conclusie: “DE inhoud” bestaat niet. “DE boodschap” bestaat niet.De werkelijkheid komt maar deels naar voren, afhankelijk van

- Context hoe het gebracht wordt- Context hoe wij daar een interpretatie aan geven

De werkelijkheid interpreterenBaran en Davis halen op blz 304 een quote van Mead aan. Hij zegt:Mead (1934): Symbols mediate and structure all our experience because they structure our ability to perceive and interpret what goes on around us.We gebruiken dus tekens om de werkelijkheid te interpreteren. De symbolen creëeren de werkelijkheid. In de meest extreme vorm betekent dat: “Als ergens geen woord voor is, is het er niet.”

Kenmerken van Lezen Toekennen van betekenis aan representaties

- Waarnemeno Je ziet allemaal dezelfde reclamefolder o Gebaseerd op kennis van de tekens en het tekensysteem er achtero Kennis van “de grammatica” (de code)o Is nooit problematisch

- Selectereno Koffie lezen = Welke bonen zijn lekkero Annemaries lezen = (bloembollen lezen) snotbollen (geïnfecteerde bollen) selecteren

omdat ze de bollenoogst kunnen aantasteno Selecteren dient het doel. Het waarnemen van specifieke kenmerken en die

selecteren.o Doel? Welke eigenschappen zijn belangrijk? Operationalisatie.

- Interpreteren

o Wat betekent het? (Interpretatie)o Betekenisverlening is totaal anderso Je hebt context nodig om te kunnen interpreteren, om betekenis te kunnen geven

aan de waarneming.o Invalshoek, vraagstelling

College 2 – 12-4-2017Waarnemen doe je door middel van

- Iconische tekenso Tekens die een gelijkenisrelatie met hetgeen wat ze representereno Bijvoorbeeld de verhoudingen tussen de wijken op een kaartje, die is analoog aan de

werkelijkheid (al dan niet op schaal)- Arbitraire tekens

o Tekens die op afspraak berusteno Voorbeeld is taal o Doet er vrijwel niet toe (bijv naam: Je ouders hadden je ook anders kunnen noemen)

- Indexicale tekens o Natuurlijk tekeno Grijs haar zegt iets over leeftijd

Tekens geven in de wetenschapVerschillende theoretische perspectieven

Leiden totVerschillende opvattingen over wat inhoud is

Leiden totVerschillende inhoudsaspecten die ‘betekend’ worden

Achter de inhoudsaspecten gaan, heel vaak impliciet, opvattingen schuil over hoe er tegen ‘de’ boodschap wordt aangekeken. De onderzoeker ziet altijd slechts een deel van alle mogelijke boodschappen / mogelijk relevante betekenissen.

Als addy het woord tekst (text) gebruikt bedoelt hij alle boodschappen: print, AV, internet, geluid, etc.

Wetenschappelijk onderzoek betekent een specifiek deel van de empirische realiteit, dus een specifiek deel van ‘de’ inhoud vanuit invalshoek. Vanuit elke invalshoek betekent inhoud iets anders.

RepresentatietheorieHoe wordt de werkelijkheid opnieuw gepresenteerd. Alle mediaboodschappen zijn representaties van de werkelijkheid (ook tekenfilms).

- Letterlijk: Opnieuw (re) present stellen door tekensystemen/symboolsystemen- Centrale object : Relatie tussen werkelijkheid en de afbeelding ervan middels

tekensystemen. o Texts, gemedieerde boodschappen over de wereld

Hoe maken we onze wereld en onszelf zinvol en hoe gebruiken we daar media bij, kunnen die onze visies aanpassen en aansturen? De belangrijke vraag is eigenlijk hoe de media representeert.

Uit inleiding in de CWWe omringen ons met afbeeldingen die niet echt zijn. We representeren de wereld en onszelf op een specifieke manier, die zelden realistisch is. Belangrijke dingen van cultuur worden benadrukt in representatie.

Twee belangrijke punten in documentaire uit inleiding CW- Representaties van de mens zijn zelden realistisch. Maar waarom eigenlijk? Dat is de vraag- “Afbeeldingen (representaties AW) produceren en met name onderhouden wat we van

anderen denke en wat we over onszelf denken: Hoe we tegen de hele wereld aan kijken

Carey (1992) Representation ‘of’ reality becomes a representation ‘for’. Als iets zonder betekenis what so ever (bijvoorbeeld een naam, willekeurig teken) een specifiek beeld van de werkelijkheid creëert. Representation of maakt dus representation for.Een representation of creëert een beeld van de werkelijkheid.

Basisideeën sluiten aan bij veldcursus communicatie en cultuur.Cultuur is het delen van

- (vanzelfsprekende) betekenissen, werkelijkheidsdefinities- Tekensystemen/representatiessystemen, met hun specifieke grammatica (mediasyntaxis)- De relaties tussen “zijn” (realiteit) en “kennen” (betekenisverlening)

o “zijn” = de empirische realiteito “kennen” is hoe we die realiteit betekenen

Door representaties te gebruiken (representation of) kennen we, betekenen we, iets specifieks in de realiteit (representation for)

Representatietheorie: Wat je moet begrijpenThere is no such thing as a pure, uncoded, objective experience of a real and objective worldThe latter exists, but its intelligibility depends on codes of meaning or systems of signs, like language. Er bestaat dus wel iets als een objectieve wereld maar als we daar geen codes of taal of tekens voor hebben kunnen we het niet zien.Er is altijd wel iets wat je niet weetDe werkelijkheid bestaat wel, maar we kennen hem niet en hij is niet toegankelijk. Je kan hem alleen toegankelijk maken door representaties te maken

Het basisidee van de representatietheorieDoor tekens/tekensystemen te gebruiken kennen we de wereld op een specifieke manier, vanuit een bepaalde invalshoek.Iedere representatie heeft een invalshoek.

- Binnen de CW heeft elke benadering een specifieke invalshoek op de boodschap als empirisch object

- In semiotische representatietheorie:o Iedere representatie is gebaseerd op selectie, heeft daarmee een specifiek

invalshoek op de werkelijkheid en produceert daarmee specifieke kennis o Verschil met normale representatietheorie is puur de benaming

SemioticsStudy of signs and sign systems

- Tekens zijn representaties van de wereld/werkelijkheid- We gebruiken tekens om de wereld be-teken-is te geven- Tekens maken deel uit van een gestructureerd systeem (Sign systems, de Saussure)- Twee grondleggers:

o Saussures erfenis: Semiologie De structuur van tekens als deel van tekensystemen

o Peirce’s erfenis: Semiotiek De productie van specifieke kennis over de realiteit

(unlimited) semiosis as signifying practice

De ontwikkeling van een kind volgens Cassirer1. Greifen

a. Als je geen taal kent, en iets verdwijnt (is niet meer zichtbaar) is het ook echt weg2. Greifen in die Ferne

a. Als kind taal leert hanteren, kan het gaan kijken onder de dekenb. Het blijft bestaan, ook als je het niet zietc. Werkelijkheid wordt gevat in een woord, wat het afwezige object vervangt (wat niet

meer te horen, te zien of te voelen is)3. Begreifen

a. Betekenis vatten zonder dat het object nodig is; conceptualisatie. Teken representeert conceptuele betekenis.

Drie benaderingen van representatie1. Reflective

a. Dingen hebben geen betekenis naast hoe ze gepresenteerd worden2. Intentionele

a. Symbolen representeren wat de maker bedoelde te zeggen 3. Constructivistische

a. Hoe construeren we kennis, hoe kunnen we dmv tekens kennis creëren. b. Zijn vs kennen. Wat we kennen is een inperking van wat het is. c. Komt voort uit Peirce’s kennistheorie: Kennis komt voort uit observatie.

College 3 – Weblecture Constructieve benadering: Pierce’s kennistheorie

- Kennis komt vanuit observatie- Observatie bestaat niet louter uit zintuigelijke afdrukken van de werkelijkheid (het ‘zijn’)

o Maar je gaat er tegelijk over denken (betekenis geven) en je maaakt een analyse- Dus observatie = perceptie + denken + analyse

Dit leidt er toe dat kennis gebaseerd wordt op inferenties, die diversiteit van zintuigelijke ervaring tot eenheid smeden. Dus als we iets kennen, kennen we het als iets, denk aan de oude vrouw die we inperken tot ‘oma’ of ‘zus’ of ‘patient’.

Drie elementen binnen de constructivistische benaderingDe relatie tussen:Object – teken/taalsysteem – concept

Van het “zijn” (het object) , “kennen” we een specifiek deel, en dit deel is altijd een inperking. Dit deel bestaat uit het concept (de betekenis die we geven) en de taal/het taalsysteem (de symbolen die we gebruiken.

Het dynamisch object is alles wat iets (een beer) zou kunnen betekenen. Bijvoorbeeld een teddybeer, een getekende beer en een foto van een beer verwijzen allemaal naar een beer.MAAR Verschillende tekens kunnen andere elementen betekenen, denk bijvoorbeeld aan de teddybeer die voor het knuffelige, schattige staat, maar een filmpje van een bebloede beer voor de gevaarlijke kant van de beeld. Dus representation of kan een representation for creëren: Door verschillende representaties zien we iets anders in ‘het berige’.

Het dynamisch object kan van alles betekenen wat met “het berige” te maken heeft, maar wat is nuttig voor jou om van het dynamisch object te kennen?

Een woord verwijst niet naar een object, maar naar een concept: Naar een specifieke interpretatie van een deel van het dynamisch object. We kennen het als iets.

De beperkingen van inhoudsanalyseJe kijkt bij inhoudsanalyse heel specifiek naar begrippen. Je telt ze alleen. De context wordt dus weggelaten.

James Carey: Culture as CommunicationCommunicatiedefinitie vanuit cultuurperspectief:

- Communcation is a symbolic processo Werkt dus met symbolen, tekens, representatieso Creëert een wereldbeeld

- Whereby reality is produced, maintained, repaired and transformendo Door middle van die symbolen produceren wij een werkelijkheido Een invalshoek van hoe we de wereld kenneno Als we dat doen, onderhouden we daarmee ons wereldbeeld (we zoeken

voortdurend bevestiging)o Maar bij nieuwe kennis kun je ook repairen of transformeren. Het transformeren kan

je ook doen bij bijvoorbeeld film kijken: letten op camera angles is een nieuwe betekenis geven aan de film

Representations of and forCarey zegt dat een representation of een representation for reality kan maken.

- Werkelijkheid symboolo Representation of

- Symbool werkelijkheido De representation of gaat functioneren in wat je in die werkelijkheid gaat zieno Representation for

Een voorbeeld: TijdDe werkelijkheid is tijd. Dit is een feit. De aarde draait en de zon gaat onder en dus heb je tijd. Kunnen we die symboliseren in een klok? Dus representeert de klok ook de tijd? NEE!De klok leidt namelijk tot een specifiek element van tijd, namelijk tijdsbesef. Werkelijkheid (tijd) leidt niet tot Symbool (klok)Symbool (klok) Werkelijkheid (tijdsbesef)Dus tijd heeft een perspectief: De klok betekent iets heel specifieks van de werkelijkheid. Dus: We hebben niet eerst de werkelijkheid en maken daar een symbool van, Maar we hebben een symbool en dat representeert een werkelijkheid.A leidt tot niet altijd tot B, en B niet altijd tot A

Representation of: KlokRepresentation for: Een wereld waarin tijd bestaat

Carey: Invalshoeken in de communicatiewetenschapTransmissional view

Het overdragen van signalen/boodschappen worden over een afstand bestudeerd, omdat we op een of andere manier controle willen hebben op iets. Bijvoorbeeld kijken naar een reclame, of die een effect bewerkstelligt. Of er daarmee controle is over de ontvanger, namelijk dat hij het product koopt. Bijvoorbeeld ook nieuws. Je zendt nieuws uit, en gaat meten hoeveel mensen nog weten van het journaal.

Gaat meestal over informatie met als doel controle uitoefenenRitual viewGaat niet over het overdragen van boodschappen, maar over het onderhouden van de samenleving, de representatie van gedeelde opvattingen. Hierin wordt veel meer bestudeerd hoe communicatie ons samenbindt en hoe ons wereldbeeld onderhouden wordt.

Gaat meestal over confirmatie

Samenleving produceert voortduren via representaties een wereldbeeld (subjectief), dat gaat een eigen leven leiden (objectivering) die op haar beurt een vanzelfsprekendheid worden (internalisatie).

College 4 – 19-4-2017Semiotiek: relatie werkelijkheid – representatieofRelatie – beschrijving/afbeelding/imitatie/nabootsing (mimesis)

In de constructivistische benadering staat centraal hoe je kennis krijgt. Het object geeft betekenis aan de empirische realiteit via symboolsystemen waardoor je een betekenis aan het concept kunt geven.

Kennis is gebaseerd op gevolgtrekkingen (inferences) die diversiteit van zintuiglijke ervaring tot eenheid smeedt. We hebben alleen maar kennis omdat we door middel van symbolen het ding hebben leren kennen.

Representamen gebruiken tekens om het object te representeren. Het present stellen van dat afwezig is. “Een foto representeert jou”

We verlenen betekenis aan een object door een interpretant. Door middel van de interpretant verlenen we betekenis aan een object waardoor het een dynamisch object wordt (alles wat het zou kunnen betekenen geven we een specifieke betekenis aan het object)

Verschillende soorten tekens iconisch (foto – kaart, gelijkenis relatie), arbitrair (woord – verkeersbord), indexicaal (lengte – leeftijd – remsporen op de weg)

De interpretant zit het begrip van de werkelijkheid in, hoe wij kennis hebben van de werkelijkheid. Deze is altijd beperkt. Het geeft maar voor een deel van het object weer.

Semiosis:

door nieuwe representamen (tekens) ken je steeds iets anders van het object (interpretant). In principe zou je alles kunnen kennen (de oneindige semiosis leidt in theorie tot complete wetenschappelijke kennis). Vb: homoseksualiteit bestond als gedrag wel maar we kenden het nog niet. Net zoals ADHD, het gedrag was er maar men kende het pas toen iemand het een woord ging geven en er een label aan ging plakken.

Een specifieke interpretatie van (deel van) het dynamisch object: situatie/context/cultuurspecifiekDoor het woord oma/zus/buurvrouw te gebruiken, kennen we/betekenen we specifiek deel van alles wat die ‘mens’ is.

Representation of (we duiden oma aan, we zien dit in het object) Representation for

Peirce: semiosis (proces van betekenisverlening)

Over de opdrachtNon-diegetisch = Als iets niet bij het story hoort, niet tot de visuele tekens hoort. Doordat je een story reconstrueert door basis van plot elementen, geef je een specifieke betekenis aan de pop (zie plaatje dia). Je geeft een werkelijkheid aan een vervelend stuk speelgoed. De representatie (een toilet met een pop) is heel anders dan de hele specifieke betekenis die we er aan geven (eindeloos lang herrie). MAAR die betekenis kan je alleen verlenen omdat dat non diegetische teken in de rechter onderhoek erbij staat.Kus bij de Olympische spelenInformation (transmissional): Kus bij de huldiging van de sportersConfirmation (ritual): Wat delen de lezers van de Huffington Post met elkaar, Wat delen wij met elkaar als westerlingen, hoe definieren “wij” onszelf rond tolerantie t.a.v. homoseksuelen.

Carey: - Betekenis is niet iets wat is (in de werkelijkheid zit) maar geproduceerd wordt door

taal/symbolen (code)- Symbolische representatie construeert de werkelijkheid d.m.v. tekens/symbolen

- De werkelijkheid bestaat, maar is niet toegankelijk voor ons. Toegang verschaffen we ons door middel van tekens, en daarmee kennen we maar een deel van de werkelijkheid (werkelijkheid is een dynamisch object)

- Werkelijkheid is ‘een’ culturele constructie- Communicatie is dus het creëren van symbolen en die met elkaar delen. We delen ons

wereldbeeld en zingeving met elkaar- Cultuur is dus gedeelde kennis, gedeelde betekenis, gedeelde visie en (gedeelde visie op)

gedeelde waarden.

Reclame van autoverzekering “omdat vrouw ook auto rijdt”- Er zijn heel veel dingen waar je geen betekenis aan hecht. Alleen tekens die noodzakelijk zijn. - Niet alle tekens zijn belangrijk voor (re)constructie van de story

De Saussure’s erfenis1. Tekens hebben geen vaste betekenis2. Tekens maken deel uit van tekensystemen: 3. Tekens dragen betekenis door hun relatie met andere tekens in het systeem

Twee soorten relaties in tekensystemen: Paradigmatisch en syntagmatisch- Paradigma:

o A set of associated signs which are members of the same category: meaning results from difference

o Je noemt iets motregen om te onderscheiden van een plensbui- Syntagmatisch:

o Positioning signs in a chain of signs; meaning results from succession

Bijvoorbeeld: Een stripverhaaltje.Paradigma: Kadering (hoe ingezoomd of uitgezoomd het plaatje is)Syntagma: Montage

Verschillende typen tekensystemen- arbitrair - iconisch- indexaal

Verschillende soorten grammatica1. mediumspecifieke grammatica2. Gedeelde grammatica: Dingen die in alle media voorkomen

Zwagerman gaat de traan van maxima analyseren, maar let op hele andere dingen. Andere tekens en andere signifying practice en andere interpretanten. We zien door hem dus een heel ander stukje van de werkelijkheid

OPDRACHT 3 Zoek een printadvertentie, bepaal welke tekens/plotelementen essentieel zijn. Van elk teken Selectie leidt tot specifieke interpretatie. Het moet een narratieve ad zijn. Er gebeurt iets voor en/of na, oorzaak-gevolg, met verbanden en al. Denk aan de pop in de WC. Voor het maken van het verhaal moet je een logisch-chronologische (re)constructie. In een foto is het representamen altijd de afbeelding van het plotelement.

Dynamisch object is het “-zijn”. Dus bijv het kat-zijn, het hodachtige –zijn, etc. Narratieve interpretanten tussen honden en katten geven (honden haten katten en katten zijn vijanden van honden).

College 5 – 19-4-2017Tentamenvraag: Welke gelezen artikelen horen bij de Ritual view en welke bij de transmissional view?

Een klok kan verschillende dingen representeren- Tijdsbesef- Een kaart (“Hot girl at twelve o’clock)

Verder is in dit college alleen opdracht 2 nabesproken.

College 6 – 20-4-2017Vertaling van dit realiteitsgelul naar onderzoekHoe kennen we de empirische realiteit in onderzoek?

- Theoretische invalshoek bepaalt waar je uitspraken over wil doen- Theorie bepalt waar je naar kijkt

o Welke kenmerken van de boodschap zijn belangrijk- De indicatoren in wetenschappelijk onderzoek zijn tekens waarmee deel vd werkelijkheid

kent, dat deel dat je vanuit je invalshoek wil betekenen- Wat wetenschappers doen is de reinste Semiotiek (we kunnen niet iets kennen zonder er

tekens van maken, en de wetenschap weet zeer beperkt iets). Ze bevatten namelijk alles in tekens!

Zijn = empirische realtieit (“werkelijkheid”)Kennen = betekenis verlenen (“beperkt deel empirie”)

Dus…Ook de wetenschap vormt een invalshoek interpretatiekader voor specifieke ‘lezing’ van de inhoud, oftewel…. In onderzoek maak je tekens waarmee je een specifiek deel van de empirische werkelijkheid betekent. Die tekens noemen we indicatoren.Bijvoorbeeld shotwisselingen is een indicator voor sensatie

De theorie bepaalt welke tekens relevant (en dus indicatoren) zijn.Dus ieder onderzoek heeft een andere kijk op de boodschap, geeft een ander element belang.

Polyorat interactiemodel (opdracht)Wie : Ad strategyWat / bodschap: ad copytype (narrative vs factual)Channel: print adsEffect/ontvanger: AMI, message expectancy, long term involvement

- Groen = Termen die van doen hebben voor zender/productie/maker = blauw- Roze = Voor termen die van doen hebben met ontvanger/effect = potlood- Geel = Termen die van doen hebben met boodschap = pen

1. Welke rol heeft het begrip mediaboodschap binnen dit onderzoek?a. Als onafhankelijke variabeleb. Gemodereerd door AMI

2. Hoe past de boodschap binnen het interactiemodel, wie zegt WAT tegen wie? a. Het is een onafhankelijke variabele

3. Leidt uit a en b af wat de aard van de boodschap is, binnen dit onderzoeka. Het wordt gebruikt als stimulusb. Dus het is een stimulus-respons model

Dus je moet deze boodschap opvatten als een stimulus

Wat is het doel nou eigenlijk? Kusjes Addy Alles aanstrepen wat met de boodschap te maken heeft. Waar zijn tekens van gemaakt? Als je dat nou als teken hebt, hoe kijkt men dan eigenlijk tegen die boodschap aan? Welke rol speelt het in het onderzoek? En wat is dan de aard van die onafhankelijke variabele die er blijkbaar toe doet? Dat is dus een stimulus. Je zal merken dat afhankelijk van het veld waar je onderzoek doet, je er anders tegen aan zal kijken (anders tegen stimulusmateriaal). Misschien is in verschillende velden de aard van de boodschap niet altijd stimulus. Als je bijvoorbeeld kijkt in cultuur, is de aard van de boodschap zelden stimulus.

College 7 en 8 – Presentaties opdrachten – 1 mei 2017[Geen college aantekeningen]

College 9 – Social Learning Theory – 4 mei 2017 Belangrijk voor de oprachtenKennis van tekens voor de werkelijkheid. Het gaat over dat onderzoekers altijd een bepaalde bril op hebben, en dus is het altijd beperkt wat ze doen.“Welke tekens worden gebruikt in het onderzoek om welk deel van de werkelijkheid te kennen?” het gaat om media-inhoud: Wat is productie, wat is inhoud etc.

Psychologen waren vrij van het idee dat er limited effects waren, dus zij dachten dat mediaboodschappen wel degelijk effect konden hebben. Vooral bij kinderen in hun opvoeding.

Social cognitive theory aka social learning theory

Bandura ging uit van een driehoeksrelatie tussen personen, gedrag en omgeving. Hij zei dus dat hoe mensen zich gedragen en hoe mensen leren, afhankelijk is van die driehoeksrelatie.Deze denkwijze is ook goed toe te passen op media.

Het is wel belangrijk dat je wordt blootgesteld en bewust kijkt naar de media inhouden.Twee sequenties die media geleerd gedrag kan hebben:

- Aanmoedigen / Belonen/ Prijzen

- Afstraffen

Inhibitory effects: Als je gedag ziet wat gestraft wordt dan gaat dat gedrag heel laag staan op de ladder van gedragingen die je wil vertonenDisinhibitory effects: Als je gedrag ziet wat beloond wordt dan wil je dat gedrag heel graag vertonen, ook als het ‘verboden’ gedrag is

Nog een keer de vier stappen in social learning 1. Attentie

a. Iets in de boodschap moet je aandacht vangen en je moet er met aandacht naar kijken. Je moed dus opletten

2. Retentiea. Je moet snappen wat je ziet en snappen waardoor het gedrag komt. Kun je de

informatie die je ziet verwerken3. Reproductie

a. Ben je in staat om het gedrag na te doen?4. Motivatie

a. je kan het nabootsen/moduleren/reproduceren maar de waarschijnlijkheid of je dat gaat doen hangt af van je motivatie.

b. De context van het gedrag dat vertoond wordt is heel belangrijk c. Beloningen / straffen

Positieve / negatieve feedbackBaran en Davis zeggen: we kunnen leren, ook van de media, zelfs als er geen beloning of straf is. Het is waarschijnlijker dat je gedrag vertoond dat beloond wordt, dit gedrag staat hoger in de hiërarchie. Maar soms gaat die hiërarchie het raam uit: Bijv. we weten allemaal dat we niet een brandend huis in moeten rennen maar dat doen we af en toe tochVicarious learning = Geobserveerd gedrag

Social learning en de media- Niet alleen meer theoretische achtergrond voor onderzoek naar agressie, maar als

theoretisch model voor al het gedrag, attitude en idealen waar we kennis van nemen door de representaties in de media

- Social learning theorie vaak gekoppeld aan developmental perspective (baran & davis H6)o Focus vaak op kinderen en jongeren in ontwikkeling

- Bijvoorbeeld het hebben van meer traditionele gender rollen, lichaamsontevredenheid, gevolgen van reclames op alcoholconsumptie etc.

Social learning in media: SchoonheidsidealenHet slankheidsideaal wordt al aangeleerd vanaf Disney (dat we klein zijn). Filmpje vrouwen die vergelijken met IRL princesses.

Media modellingHet ideaal wordt bevestigd bij elke media uiting die we kijken.

Relatie geproblematiseerd gedrag/attitude en media- Jongeren en jongvolwassenen worden dagelijks uren blootgesteld aan media

o Die laten allemaal ideaal zien- Jonge mensen zijn bezig met het ontwikkelen van wie ze zijn (identiteit) en hoe ze zich

verhouden tot anderen. Daardoor zeer beïnvloedbaar door wat ze zien (in media)- Keuzes die ze maken en gedrag dat ze vertonen kan heel problematisch worden

o Bijv. prevalentie negatief lichaamsbeeld: 50% meisjes en 30% jongens ontevreden met hun lichaam

o Negatief lichaamsbeeld risicofactor voor: Ondergewicht Ontwikkeling eetstoornis Negatief affect / depressies

Dus het geprofileerde ideaal van de media kan heel gevaarlijk zijn

Blootstelling aan het thin ideal - Televisie- Reclame- Film- Tijdschriften

Onderzoeken naar de relatie tussen schoonheidsideaal en media inhoud en (negatieve) effectenEr zijn veel onderzoeken Dus we zien het als een zeer problematische gedragingMaar kunnen we er iets aan doen?Denk aan de dove real beauty campaign: Dus niet alleen onderzoekers zijn bewust, maar ook reclamemakers en actrices. Onderzoekers vragen zich af: Helpt het als we disclaimers gaan plaatsen? Het blijkt helaas niet te helpen. Zelfs met waarschuwingen is het lichaamsbeeld negatief.

Nieuw veld: Social media en representatie van celebrity en peersHebben celebrity’s of peers ook invloed op lichaamsbeeld?Met de komst van social media en diens foto’s/interacties wordt een nieuw veld aangeboord wat ook weer gaat over lichaamsbeeld en gevolgen op deze nieuwe platformen.

Hoorcollege 10 – 8 mei 2017Door communicatie:

- Constructie van sociale / culturele werkelijkheidsopvattingen- Onderhouden van sociale / culturele werkelijkheidsopvattingen- Aanpassen van sociale / culturele werkelijkheidsopvattingen

Discourse (Fiske)Discourse is a language or system of representation that has developed socially in order to make and circulate a coherent set of meanings about an important topic area.Ieder discourse heft drie dimensies

1. Object van het discourse 2. Vorm van het discourse (aard vh representamen)

3. Bron/perspectief van het discourse

Object van het discourse “vrouw” (dik poppetje):- Immediate vs dynamic object

o Onmidelijk object = Afbeelding van die vrouw - Vrouw zijn- Man vrouw representatie, oftewel male spectatership

Vorm van het discourse- Beeld met nadruk op geslachtskenmerken en niet op het hoofd of armen/handen Iconisch

representamen- Vrouw object blik van de man, vrouw laat zich bekijken, vrouw prikkelt man tot initiatief

Bron/perspectief van het discourse- Vruchtbaarheid en het belang er van in de cultuur (interpretant) - Mannelijk (heid)

Kleine toevoegingenTaal structureert ons denken en onze waarneming Je benaming van dingen hangt af van je invalshoek. Pas als het relevant is, ga je onderscheiden en leer je bepaalde (andere, onderscheidende) termen.

Als je een smaak niet onder woorden kan brengen, proef je de ingrediënten niet en kan je dus beter een goedkopere wijn kopen.

College 11 – 10 mei 2017In cultivatie onderzoek zien ze media inhoud niet als een stimulus die direct voor effect zorgt. Daar wordt het erger geproblematiseerd.

Evaluatief vs descriptief taalgebruik Van de evaluatie maak je een descriptie (een woord)

Vier centrale begrippen1. Werkelijkheid (object)2. Symbolische representatie (teken) (representamen)3. Betekenis (interpretant)4. Cultuur

- De vorm van een discourse maakt iets specifieks zichtbaar in het object, en daar zit een perspectief achter

Functies van taal1. Primaire functie van taal: Sociale binding (ritual view) (vlooien van apen)2. Secundaire functie: Overdragen informatie (transmissional view)

Linguistische categorieen modelJe kan eenzelfde persoon, handeling, eigenschap op verschillende manieren omschrijven. Positief gedrag van de ingroup wordt geformuleerd in abstracte termen. Negatief gedrag van de ingroup wordt concreet geformuleerd.

1. Descriptive action verbs (DAV’s)a. Actiebeschrijvend werkwoord

i. Bellenii. Slaan

iii. Kusseniv. Lopen

b. Geen negatief of positief waardeoordeel2. Interpretative action verbs (IAV’s)

a. Actie interpreterende werkwoordeni. Bedriegen

ii. Imitereniii. Helpeniv. Beoordelen

b. Refereren naar specifieke gedraging/object/situatiec. Veelal waarde oordeel

3. State Action Verbs (SAV’s)a. Beschrijft een toestand zonder referentie naar concrete actie:

i. Verassen ii. Ergeren

iii. blij zijnb. Referentie aan toestand opgewekt bij lijdend voorwerp behorend bij het werkwoordc. Daarmee dus ook een waardeoordeel

4. State verbs (SV’s)a. Beschrijft langdurige toestand geabstraheerd uit gedragingen

i. Hatenii. Houden van

iii. Bewonderenb. Geen directe referentie naar toestandc. Wel referentie naar lijdend voorwerpd. Beschrijft emotionele statuse. Abstract

5. Adjectives (Adj.)a. Beschrijft abstracte persoonskenmerken onafhankelijk vd situatie

i. Behulpzaam zijnii. Eerlijk zijn

iii. Impulsief zijn b. Refereert niet aan specifiek maar algemeen gedragc. Abstract

College 12 – 11 mei 2017De oorsprong van framingGoffman is de grondlegger van framingtheorie zoals we die nu kennen.Je kan bij framing ook denken aan representations of en for reality.

Mensen bouwen voort op eerdere interactie en ontwikkelen daardoor verschillende frames. Het was in eerste instantie een microlevel theorie omdat de focus lag bij het individu en persoonlijke interacties en ervaringen. Tegenwoordig gaat het veel meer over media en is het een van de meest dominante theorieën in het veld van massacommunicatie.

Je selecteert een bepaalt aspect van een nieuwsgebeurtenis en maakt dit aspect prominenter dan andere aspecten.

- Door een hele specifieke visie of probleemdefinitie op die gebeurtenis te plakken. - Vaak is er een causale relatie: Wie heeft de schuld en wie leidt eronder. - Ook moral evaluation: waarom vinden we dit erg? - En treatment recommendation: Hoe doen we het?

Productiekant van framing: Wat leidt journalisten ertoe bepaalde frames te kiezen, en welke frames kiezen ze dan?Ontvangstkant: Het frame van een context- en betekenissuggestie te voorzien

Agenda setting theorie1. Pers reflecteert niet de realiteit zoals die is, ze filteren en vormen het: Presenteren een

bepaalde visie op de werkelijkheid door sommige dingen meer aandacht te geven dan andere dingen

2. Media concentreert zich op een aantal problemen en onderwerpen, wat het publiek deze issues als belangrijker laat zien.

Agenda setting naar priming en framingPriming en framing zijn eigenlijk een soort verfijningen van agendasettingPriming gaat over dat er wordt beïnvloed hoe er gedacht gaat wordenFraming gaat nog verder, gaat namelijk niet alleen over de effecten maar ook hoe ze tot stand komen etc. Wordt soms ook wel second level agenda setting genoemd

Inductief vs deductief framingonderzoek

Framingsonderzoek kan zowel kwalitatief-interpreterend (inductief) als kwantitatief (deductief) worden uitgevoerd.

- Inductief: Vanuit “de werkelijkheid”, reconstrueert aanwezige frames uit het materiaal - Deductief: Vanuit de theorie onderzoeken, tellen hoe vaak iets voorkomt en kijken of er

verschil zit tussen verschillende media-outlets

Conclusies van een voorbeeldscriptie over frames mbt de vluchtelingencrisis- Nieuwe masterframes, nuances en vershijningsvormen- Kleurrijk framepalet: alle frames worden door elkaar gebruikt, door beide kranten toegepast

o Counterframes: ook om lezers aan te zetten tot denken- Berichtgeving is dicers, genuanceerd en veelzijdig- Door frameverschuiving voortdurend in ontwikkeling

College 13 – Nightcrawler film[Geen collegeaantekeningen]

College 14 – Morele evaluatie – 17 mei 2017Onderzoek Barbier over Narrative involvement Raney (2004)Hoe hebben we betrokkenheid bij karakters?

- Houden we alleen maar van karakters als ze goed doen? Als hun gedrag morreel juist is?- Of kan het ook zo zijn dat - Als we verbondenheid voelen met een karakter, dan keuren we zijn slechte gedrag eerder

goedDus hoe komen we tot een moreel oordeel:

1. Karakter doet goede dingen positieve beoordeling (waardering) karakter2. Positieve beoordeling (waardering) karakter beïnvloed het morele oordeel

Drie aanvliegroutes om tot morele evaluatie te komen1. Eigen opvattingen2. Meegaan in het verhaal: verhaal stuurt evaluatie 3. Zowel eigen opvattingen als verhaal spelen een rol

Twee mogelijke theorieën over affectieve relaties met personages (1) Affective disposition theory (Zillmann) (ADT)Hoe ga je een affectieve relatie aan met een personage?

- Cognitieve processen waarbij de kijker voortdurend een moral monitor is. - Er wordt de hele tijd een moreel oordeel door middel van een moreel kader gegeven. - Als een personage overeenkomt met jouw opvattingen vindt je hem heel leuk.

Waardering voor de film/serie is het hoogst als1. Goede dingen met goede personages2. Slechte dingen met slechte personages

Raney noemt het concept van deze theorie: affectieve dispositie van de kijker ten opzichte van de character vanuit morele cognities. Dus eigen morele opvattingen/ervaringen sturen de affectieve relatie met het verhaalpersonage

(2) Expansion of Affective disposition theory (Raney) (EADT)Uitbreiding op theorie 2.Maar Raney zegt: Beginnen we niet a priori met die affectieve processen? In plaats van cognitief?Dus zeggen we van te voren al van “Yo ik vind jou leuk” en worden we daardoor toleranter op overtredingen.

Waardering van het personage gaat vooraf aan het morele oordeel.

Er zou bij deze tweede theorie sprake zijn van moral disengagement: Je bent zo onder de indruk van het personage dat je zijn immorele gedrag maar door de vinger ziet

Dus twee mogelijkheden1. In de eerste theorie hangt enjoyment af van al dan niet goed gedragen (Zillmann)2. In de tweede theorie hangt enjoyment af van hoe je kijkt naar het personage in het verhaal

(Raney)

Artikel Shafer & Raney (2013)Twee films: Klassieke heldenfilm tegenover een film die over een slechterik gaat (noemen zij een antihero film).

De pijltjes geven de verwachtingen aan in hoeverre het toeneemt. Ze verwachten dus dat, ookal begin je met een slecht persoon in het verhaal, aan het eind zit je zo in het verhaal dat het niet uitmaakt of je nou een slecht of een goed karakter hebt in de film. Bleek te kloppen voor Leon (EADT)

Geen valide metingShafer en Raney hebben helemaal niet twee films met twee antiheroes (leon en american psycho), maar een antihero en een MAC! Dat komt omdat zij hun definitiee van antihero helemaal niet goed hebben omschreven. Ze doen dus geen valide meting.

Maar welke theorie is dus waar?Het blijkt: EADT hodt geen stand, ADT wel. Je wordt gestuurd door je eigen morele opvattingen, aan de hand daarvan vindt je een karakter leuker en als je iemand leuker gaat vinden, vind je het morele gedrag ook minder erg. Ze zijn eigenlijk allebei deels waar maar oke vaag.

College 15 – Narraties – 18 mei 2017De protagonist

- Is een hero of antihero- Volgens Kleemans et al (2017) maakt de protagonist een morele ontwikkeling door:character

growth- Maar het gaat hier over MAC: Morally Ambiquous Character

Moral reasoningDe wijze van vertellen: De verhaalstructuur is van invloed op de eenduidigheid/ambiguïteit van de morele redenering (moral reasoning) Addy heeft een analyse gedaan, die geeft zicht op de morele redenering en wijze waarop morele conflicten,waardetegenstellingen in drama gearticuleerd worden in character driven plots.

De vraag is nu welke gevolgen de aard van de moral reasoning (morele ambiguïteit) heeft voor de moral evaluation. Volgens de enjoyment theory is het dilemma minder interessant dan de uitkomst, maar dat is niet altijd zo.

MR = Moral erasoningME = Moral EvaluationWelke mogelijke relaties zijn er tussen MR en ME?

1. Handelingen sec. bepalen morele evaluatie (bv geweld)2. Kenmerken van verhaal (plot, personages, thema,etc.) beïnvloeden morele evaluatie (nuance

van punt 1)3. Kenmerken van ontvanger (opvattingen, ervaringen, etc.) beïnvloeden morele evaluatie

Drie aanvliegroutes om tot een morele evaluatie te komen1. Ontvanger vertrekt vanuit eigen opvattingen cq ervaringne om tot morele evaluatie te

komen over de handelingen op tv2. Tekst stuurt morele evaluatie: kijker volgt de redenering om zijn morele oordeel te

beargumenteren, te ‘gronden’3. Tekst en ontvanger spelen in wisselende dominantieverhoudingen een rol bij de morele

evaluatie. Bv. Eigen opvatting wordt genuanceerd door tekst of benadrukken fictie (op TV vind ik prachtig maar in werkelijkheid?)

Affectieve disposition theory (Zillman)- Affectieve betrokkenheid door cognitieve processen:- Viewers as “untiring moral monitors”- Kijkers zijn onafgebroken gericht op de morele evaluatie van de handelingen van de

personages in misdaaddrama- Gegrond door de toetsing aan / afzetting tegen eigen morele opvattingen

Volgens de film Aristotle - Character must be morally good (but not perfect)- We must understand his/her goals and motives- Must be victim of undeserved suffering

o Daardoor onstaat narrative involvement (een gevolg voor de kijker)- Intense empathy (pity) and identification (fear,hope)- Creating involvement (suspense, anticipation)

Nabijheid Ontstaat ten eerste door het verhaal = Mediated closeness

- Komt tot stand dooro Protagonist (en andere personages)o Structuuro Thematieko Wijze van vertelleno Empathie/identificatieo Morele les of juist moreel laboratorium in verhaal

Daarbij voel je je veel meer betrokken als je zoiets zelf ook hebt meegemaakt = Experiental closeness- Direct:

o Kijker herkent situatie of belang uit eigen ervaring- Indirect

o Kijker betrekt het op zichzelf: Wat zou ik doen?

College 16 – Storytelling – 22 mei 2017Culturele indicatoren project (Gerbner)Om media en hun effecten op de samenleving te bregrijpen moet je naar alle aspecten van een medium kijken: de maker, wat de boodschap is en wat de gevolgen zijn voor de ontvanger. Het gaat hier dus om een holistische visie. Het CIproject bestaat uit drie takken

- IPA: Institutional Process Analysis- MSA: Message system analysis - Soort inhoudsanalyse - CA: Cultivation Analysis

CI-project komt voort uit studies naar geweld

Assumpties van culturele indicatoren (Gerbner)1. Televisie is essentieel en fundamenteel verschillend van andere vormen van massamedia

a. Je kan het al doen voor je woorden hebt om de werkelijkheid te duiden. b. Requires no literacyc. Is omnipresentd. Shows and tells (zowel visueel als geprint

2. Het medium is de centrale culturele arm van de (Amerikaanse) samenlevinga. Gemene deler wat betreft informatie en entertainment van een zeer heterogeen

publiek3. The substance of the consciousness cultivated by TV is not so much specific attitudes and

opinions as more basic assumptions about the ‘facts’ of life and standards of judgement on which conclusions are bases

a. Cultiveert gedeelde culturele opvattingen over het leven zoals het is (en hoort te zijn)4. Televisions major cultural function is to stabilize social patterns, to cultivate resistance to

changea. Het is een medium van socialisatie en enculturatie

5. The observable, measurable, independent contributions of television tot he culture are relatively small.

a. “Ice age analogy”: In cultivation analysis, idea that the degree of television’s influence is less critical than the direction of its steady contribution

b. Gaat er over dat over lange termijn niet één maar alle mediaboodsschappen kleine, meetbare maar steady effecten bij mensen zijn

Cultivatietheorie (Gerbner)Persistent long term exposure to TV content has small but measurable effects on the perceptual worlds of audience members. Deze theorie is de meest bekende component van het Culturele Indicatoren project MAAR het culturele indicatoren project omvat meer dan alleen cultivatie!

Verschil Gerbner en andere CW’ersHet gaat erom hoe je de boodschap verpakt, want in essentie vertellen de boodschappen allemaal hetzelfde.

• “Critically, Gerbner departed from the then prevailing tendency in communication research to define effects ‐in terms of some kind of ‘change’, most often short term, and in response to specifically targetted messages ‐(politics, commerial, etc.).”

• “Gerbner stressed that the ‘history and dynamics of continuities, as well as of change, in the reciprocal relationships between social structures, message systems, and image structures are the effects of communication’. The mass produced symbolic environment creates publics and reveals social and institutional dynamics; because it expresses social and cultural patterns, it also cultivates them” (Morgan & Shanahan, 2010, p.339)

Tentamenliteratuur

• “Contrary to the usual concerns about the effects of television violence on the stimulation of aggressive

Het is niet monkey see, monkey do, maar het is meer dat als je geweld ziet, dat je er dan juist bang voor wordt.

Culturele indicatoren worden dus opgebouwd uit- IPA: Institutional Process Analysis

o Institutionele kant van TV- MSA: Message system analysis - Soort inhoudsanalyse

o Toegespitst op demografische kenmerken en geweld- CA: Cultivation Analysis

o Mean world syndrome: Hoe groot acht je de kans dat je zelf slachtoffer wordt

Dus:CI houdt zich niet bezig met impact of directe effecten, maar met idee dat het het aggregaat van alle boodschappen waarin dezelfde soort boodschappen steeds worden herhaald het wereldbeeld van kijkers op de lange termijn cultiveert.

Kritiek van medewetenschappers of GerbnerKan je wel effecten meten als je alleen effect meet?Moet je naast TV kijk gedrag niet een heleboel andere sociaaldemografische factoren gelijkhouden, controleren?Kloppen de definities van geweld en zware kijkers wel?Dus is de theorie verscherpt:

- Resonance & Mainstreaming- First & Second order effects

Resonance en MainstreamingAls gevolg van deze kritiek is de theorie verfijnd en verscherpt en zijn de begrippen mainstreaming en resonance toegevoegd: deze concepten houden er rekening mee dat het beinvloedingsproces bij verschillende groepen kijkeer op verschillende manieren kan verlopen.Mainstreaming: Verschillen tussen twee categorieën bv lichte kijkers (bv laag en hoog opgeleid) er niet zijn voor zware kijkers. Dat het gevolg van opleiding wordt weggedrukt door hoeveel TV ze kijken (meer dan 4u). De verschillen op demografische achtergronden worden dus weggedrukt. Eenstelligheid in de opvattingenResonance: Als je dingen in de werkelijkheid meemaakt en dit terugziet op TV krijg je een soort dubbele dosis. Bijv. mensen die in de binnenstad wonen in USA, komen veel meer in aanraking met criminaliteit.

First order & Second order cultivation effectsDit is een tweede verfijing First order: De schattingen die mensen hebben (hoe groot is de kans dat ik slachtoffer wordt). Second order: Attitudes en gedragingen die gevormd worden op basis van die first order effects.

Storytelling Verhalen vertellen. TV vertelt ook verhalen.

- Verhalen over hoe dingen werkeno O.a. dramaprogramma’so Tekenfilms o Je hoeft niet in de feiten te geloven om te snappen wat de boodschap is (denk aan

roodkapje)- Verhalen over hoe dingen zijn

o Bv. Nieuws, weer, AEX index, etc.

• “Critically, Gerbner departed from the then prevailing tendency in communication research to define effects ‐in terms of some kind of ‘change’, most often short term, and in response to specifically targetted messages ‐(politics, commerial, etc.).”

• “Gerbner stressed that the ‘history and dynamics of continuities, as well as of change, in the reciprocal relationships between social structures, message systems, and image structures are the effects of communication’. The mass produced symbolic environment creates publics and reveals social and institutional dynamics; because it expresses social and cultural patterns, it also cultivates them” (Morgan & Shanahan, 2010, p.339)

Tentamenliteratuur

• “Contrary to the usual concerns about the effects of television violence on the stimulation of aggressive

- Verhalen over dingen ondernemeno Vroeger waren dit preken in de kerko Tegenwoordig voornamelijk commercials, die ons vertellen met welke producten en

diensten je het meest aan je leven hebt, wat je moet hebben om gelukkig te worden.Waarom is TV een centraal storytelling medium?Gebruikt zowel beelden als woorden en iedereen kan het gebruiken.We consumeren het heel veel, we kijken meer tv dan dat we praten met familieleden. De grootste verhalenverteller die we als samenleving hebben.Voorbeeldstudie van Message System Analysis van GerbnerWomen and minorities on television drama, game shows and news.Het gaat over casting, dus mensen die voorkomen op tv. De hoofdvraag in dit onderzoek was: Wat is het lot in het leven van personages met verschillende sociaal demografische kenmerken?Met andere woorden: Wie is goed, wie is slecht, wie is held, wie is dader, wie is slachtoffer?

De conclusies van dit onderzoek:Televisiepatronen geven ons inzicht in de machtsrelaties in de samenleving, door dagelijkse repetitie over alle verschillende programma’s van: “who is who, who gets what and who gets away with what against whom”.Ze geven ons eigenlijk inzicht in de machtsstructuren van de samenleving.Idealistisch gezien, volgens Gerbner De culturele omgeving waarin wij opgroeien, waar televisie één van de belangrijkste instanties is, zou vrij, divers, representatief en eerlijk moeten zijn, en hij wil daar via de CEM en publieksparticipatie aan werken.

CI kijkt naar TV:TV is volgens CI een eenduidig, stabiel en conservatief boodschapssysteem:

- Televisie creëert door middel van verhalen een symbolische omgeving waarin boodschappen zijn opgenomen over hoe de wereld werkt.

- Deze symbolische realiteit bevestigt de bestaande orde door articulatie en verspreiding van de dominante normen en waarden van een samenleving.

- Deze worden op veel verschillende manieren verpakt maar herhalen toch steeds dezelfde boodschap (Gerbner, 1974; 1979).

Verandert ook niet door de jaren heen.

Gerbner kijkt niet naar één enkel programma, maar juist naar het aggregaat van alle boodschappen. Tegenwoordig gaat het onderzoek juist over het kijken naar specifieke genres, juist omdat we als kijker meer kunnen kiezen wat we kijken (met oa netflix).

College 17 – Verhalen in doumentaires/journalistiekDrie dimensies van discourses volgens Fiske

1. Object van het discoursea. A topic area of social experience to which its sense making is applied

2. Vorm van het discoursea. Repertoire of words, images and practices by which meanings are circulated and

power applied3. Bron/perspectief van het discourse

a. A social position from which this sense is made and whose interests it promotesVerhalen zijn een vorm van representaties, met een bepaald perspectief.

Documentaires nemen hierin een andere rol aan.

Als je leeft gebeurt er vanalles, maar dat is nog geen verhaal. Pas als je thuiskomt en iemand vraagt “hoe was je dag”, ga je je leven tot een verhaal maken. Je kiest elementen uit die je hebt gezien, en die vertel je, maar terwijl het gebeurde was het nog geen verhaal: Was het een grote chaos. Pas nu je er een verhaal van maakt, orden je het.Het idee bij journalistieke verhalen

1. Men verzamelt feiten en formuleert een verhaal op basis van die feiten. OF (wat vaak in de praktijk gebeurt)

2. Eerst een verhaal maken wat vervolgens met een selectie van feiten ondersteund wordt en via logica aannemelijk gemaakt wordt.

Dat tweede gebeurt ook in rechtzaken: om te bewijzen dat iemand (on)schuldig is, wordt een verhaal geconstrueert en daar feiten bij gezocht.

“Het verhaal als verklaringsmodel voor de werkelijkheid” is het achterliggende idee van deze beide mogelijkheden

VerklaringsgeloofwaardigheidWanneer is een verklaring (verhaal) geloofwaardig?Ieder verhaal wordt geloofwaardig door interne coherentie, maar is nooit de enige verklaring.Ieder verhaal is maar een theorie over de verklaring maar als het verhaal coherent en logisch voor jou klinkt, accepteer je het verhaal.

Kenmerken narratief discourse1. Vorm

a. Selectie en ordening van feitenb. Feiten functioneren als tekens om een deel van het dynamisch object te duiden c. Stel het feit is: “Het wapen (mes) is gevonden met vingerafdrukken van Jens”.

Daarmee kan je iets van het dynamisch duiden, namelijk 1. Hij had er iets mee te maken of 2. Hij at altijd met dat mes

2. Objecta. de ordening en selectie van de feiten maakt dat je een visie krijgt op [het leven van

andre hazes] doordat je selectie krijgt, door bijvoorbeeld feiten in een bepaalde volgorde

b. Eerst geeft andre haar een kus, en daarna zie je dat ze het eigenlijk heel moeilijk hebben, dan kijk je heel anders naar die kus

3. Perspectiefa. Journalist die zijn eigen visie van het object geeft via de vorm van het verhaal b. De feiten worden geordend door de maker van de documentaire

Verhaal als verklaringsmodel voor de werkelijkheid dmv selectie en ordening- Alle elementen van het verhaal zijn dudielijk en logisch en hebben een functie in het verhaal- De narratieve ontwikkeling vindt plaats volgens de regels van oorzaak en gevolg- Daarom ook heeft ieder element een functie, dwz alle elementen dragen bij aan de

verklaring - Ieder element wordt geplaatst tegen deze achtergrond: Iets wat getoond of gezegd wordt

draagt bij tot de verklaring van wat er gebeurd is of wat er gaat gebeuren

College 18 – Vervolg vorig college – 29-5-2017Verhalen is het gevolg van verklaren, en als die verklaring logisch voor jou is dan accepteer je die.

Verankering - Heeft te maken met de geloofwaardigheid van de inferentie.- Common sense presumptions = opvattingen over hoe je denkt dat de wereld in elkaar steekt

Feiten kunnen best waar zijn, zo true als hell, maar de context en het verhaal bepalen de interpretatie.Feiten krijgen pas betekenis in een narratie. Een feit betekent dus eigenlijk op zichzelf niets.

Beweringen kunnen juist of onjuist zijn maar:Juist/onjuist is geen feit, maar hangt af van common sense presumptions. Geloofwaardige betekening: Sluit het aan bij onze culturele kennis?

Drie belangrijke elementen van verankering1. Selectie van feiten2. Ordening van feiten

a. 1 + 2 samen inferentie3. Verankering van inferenties

a. Dwz waardoor lijken de gevolgtrekkingen (inferenties) aannemelijk?b. Verwijzing naar common sense presumptions

Verankering in Making a murderer:‘Bewijzen’ houdt in dat men het verhaal via één of meer tussenstappen verankert door middel van feiten en omstandigheden van algemene bekendheid (de common sense presumtions).Verankering is dus waarom iets geloofwaardigheid krijgt

Feit 1 (verdachte bekent) krijgt meerwaarde boven feit 2 (verdachte ontkent) door toevoeging van feit 3 (bezoek advocaat)

Voorbeeld:Feit 1 AOW leeftijd verlagen kost 12 miljard per jaarFeit 2 basisonderwijs kost minder dan 12 miljard per jaarInferentie: SP kiest voor de ouderen en niet voor investeren in de jeugdVerankering: Partijen handelen uit eigenbelang/oppertunisme (partijen kiezen voor kiezers nu en niet niet voor de toekomst – jongeren die nog niet mogen stemmen)

Dit is een voorbeeld van een geneste structuur.

Dus wat je ziet- Journalisten betrekken feiten bij die een (zeer) losse relatie hebben met het hoofdonderwerp

op een punt te maken- Een punt niet wat uit de feiten naar voren komt- De feiten hangen ze er zelf bij

Het is dus niet zo dat journalisten feiten hebben en daar een verhaal van maken, maarEen verhaal hebben en feiten erbij zoeken!!! En die feiten kunnen best deels gemanipuleerd worden (denk aan “Ik wil met u aangesproken worden” in de rechtzaak van Samir A”)

Klassieke rhetoricaAristoteles noemde drie overtuigingsmiddelen (Het beste is alle drie tegelijk)

- Ethisch (ethos)o Gaat bij Arestoteles bijna altijd over de karaktereigenschappen van de spreker

o Als je iemand geloofwaardig lijkt, geloof je wat hij zegt- Pathetisch (pathos)

o Inspelen op gevoelens/veronderstellingen bij publieko Emotie

- Logisch (logos) o Argumentatiemiddelen

De moderne rethorica gaat heel erg in op de logos en pathos van Aristoteles.

Moderne retorica (Toulmin)Model van Toulmin (analyse argumentatiestrategie)

- Bewering (claim) o Uitspraak, mening of standpunt die de spreker/zender wil overbrengen op het

publieko Het verhaal dat je wil vertellen

- Feiten (data)o Die zoek je bij het verhaal wat je wil vertelleno Gegevens die gebruikt worden om de claim te ondersteunen

- Rechtvaardigheid (warrant)o Verband tussen de claim en de feitelijkhedeno Hoe ondersteunen de gegevens de claim

Komt niet in het tentamen, maar wel:Inferentie die je wil maken selectie/ordening van feiten ↑Verankering van inferenties

College 19 – 31-5-2017In het originele sprookje heeft de heks maar de helft van de appel vergiftigd. Ook slaat de prins op haar rug en daardoor komt de appel los, nadat ze haar uren hebben rondgesjauwd. in het disneysprookje gaat het heel anders.

Huntsman moest sneeuwwitje vermoordenKan je verdedigen met dat het woord van de huntsman tegen de moeder is, er is geen bewijs dat die de huntsman heeft gevraagd haar te vermoorden. Hij kan net zo goed met haar naar het bos gaan om haar te betasten, dat sneeuwwitje daarom is weggerend

1. Moeder is helemaal niet jaloers2. Jager: Jawel want ze heeft opdracht gegeven te vermoorden3. Dit moet je ongedaan gaan maken waarom die moeder dan wel die opdarcht heeft gegeven

om haar te vermoorden

Je moet een inferentie maken uit meerdere feiten.De verankering is gekoppeld aan een soort common sense.Bijvoorbeeld Inferentie: Gothel houdt de maagdelijkheid van haar dochter beschermdVerankering: mannen zijn niet te vertrouwen in relatie tot mooie vrouwen

CAREY IS HEEL BELANGRIJK VOOR TENTAMEN!

College 20 + 21 – Tentamenvoorbereiding en responsie – 7 juni 2017Geen tentamenvragen in de eerste kans:

- Giesbergen- Scheufele- Gerbner (maar wel uit de college)- Van den Berg

Veel vragen: Carey Gorham