congresboek nederlandse boominfodag 2013
DESCRIPTION
Congresboek van de 6e editie van de Nederlandse Boominfodag welke plaats heeft gevonden op 31 oktober 2013 in Rhenen.TRANSCRIPT
201331 oktoBER
CongREsBoEk6E EditiE
2 Nederlandse Boominfodag 2013
Houdt u van groei en werkt u hard aan uw toekomst? En wilt u exact weten wat er allemaal speelt op uw vakgebied? Dan bent u bij Tuin en Landschap aan het juiste adres. Bij ons bent u namelijk geen abon-nee maar abonJA. Zeg JA tegen Tuin en Landschap en lees uw lijfblad in print en/of digitaal. Voor meer informatie ga naar www.tuinenlandschap.nl/abonja
3Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
Voor de 6e editie van de Nederlandse Boominfo
dag doen we dit jaar Residence Rhenen aan.
Idyllisch gelegen in de bossen van Nationaal Park
Utrechtse Heuvelrug sluit deze prachtige locatie
feilloos aan bij de groene uitstraling van de
Boominfodag. De Nederlandse Boominfodag is
het onafhankelijke podium voor boom
professionals in Nederland, een congres waar
wetenschappelijke en praktische kennis over
bomen wordt samengebracht. In een tijd waarin
het belang van bomen steeds duidelijker blijkt,
stapelen de bedreigingen voor (stads)bomen zich
op. Bezuinigingen, verstedelijking, boomziekten,
klimaatverandering en veranderende regel geving
vragen om het delen van kennis, om aanpassing
en innovatie. Zelfs, of misschien wel juist, in een
tijd van economische tegenwind moeten we
blijven investeren in een duurzame groene
leefomgeving.
De opzet van de Boominfodag is met het
organiseren van workshops iets gewijzigd ten
opzicht van de voorgaande 5 edities. De reden
hiervoor is om nog meer interactie tussen de
sprekers en de deelnemers te genereren.
Vandaag zal ook de eerste Boom van de
Toekomst gekozen worden. Een initiatief waarbij
ik met name de boomkwekers heb willen
betrekken. Als gevolg van een veranderend
klimaat en verschillende recente boomziekten
is er behoefte aan een meer gevarieerd bomen
sortiment. Het zijn met name de boomkwekers
die hierop moeten anticiperen. Er is meer en
meer behoefte aan klimaatbestendige en
ziekteresistente bomen.
Ik spreek de wens uit dat met de organisatie
van de 6e Nederlandse Boominfodag we weer
een stap zetten in de goede richting, waarbij
we kennis met elkaar delen en ervaringen
uitwisselen.
JanWillem de Groot
Nederlandse Boominfodaginhoud5 Dagprogramma
6 Bomen en mensen, bossen en steden
Ontwikkelingen binnen internationaal
’urban forestry’-onderzoek
Cecil Konijnendijk van den Bosch
10 Toepassing van onderzoek bij boom-
verzorging in New York City
Matthew Wells
22 Is ons bomenbestand toekomstbestendig?
Henry Kuppen
24 Bepaling van stabiliteit van bomen door
middel van het meten van de effecten van
natuurlijke windbelasting TMS
Lothar Goecke
32 Bomen in Beeld
Jan Clement, Frans Rip, Joske Houtkamp,
Henk Kramer, Marcel Meijer &
Ron van Lammeren
38 Boomonderhoud in relatie tot aanbesteden;
hinder of kansen?
Ed Scherps
42 Bomen en de Flora- en faunawet
Johannes Regelink & Conny Krutzen
44 Boombeheer in crisistijd…
Jules Sondeijker
46 Verkiezing Boom van de Toekomst
Standhouders en adverteerders
Boomadviesbureau De Groot BV www.boomadviseur.nl
Boomadviesbureau Duifhuizen www.boomadviesduifhuizen.nl
Brienissen BV www.brienissen.nl
BSI Bomenservice www.bsibomenservice.nl
BTL Bomendienst BV www.btl.nl
De Boomkwekerij www.deboomkwekerij.nl
Gewoon Henne www.gewoonhenne.nl
GreenGuard www.greenguard.nl
GreenMax www.greenmax.eu
International Tree Service BV www.itspoel.nl
Koers Handel www.kks.nl
Nationale Bomenbank www.nationalebomenbank.nl
Norm Instituut Bomen www.norminstituutbomen.nl
Regelink Ecologie & Landschap www.regelink.net
Stadswerk www.stadswerk.nl
TGS www.tgs.nl
TSD Automatisering www.tsd.nl
Tuin & Landschap www.tuinenlandschap.nl
VHG Vakgroep Boomspecialisten www.vhg.org
Boominfodag 2013
4 Nederlandse Boominfodag 2013
connecting green and infrastructure
sandwich constructie
beluchting bewatering
boombakken
boomstambescherming machinale inbouw
boomverankeringwortelschermen
Duurzaam groen begint met een goede basisinrichting van het plantvak Bomen maken onze stedelijke omgeving leefbaar. Een gezonde groene infrastructuur in de stad is daarom onmisbaar. GreenMax is gespecialiseerd in duurzame innovatieve producten voor de inrichting van de plantplaats boven en ondergronds, zodat groen en infrastructuur samengaan.
GreenMax | Tel: 0031 413 29 44 47 | www.greenmax.eu
Silva Cell® ondergrondse groeiplaatsconstructies
5Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
dagpRogRamma31 oktoBER 2013
09:15 uur Opening van het congres
09:30 uur Bomen en mensen, bossen en steden: ontwikkelingen binnen internationaal
‘urban forestry’ onderzoek
Cecil Konijnendijk - Zweedse Landbouwuniversiteit (SLU) NL
10:15 uur Toepassing van onderzoek bij boombeheer in New York City
Matthew Wells - Tree Preservation New York City EN
11.00 uur Koffiepauze
11.45 uur Is ons bomenbestand toekomstbestendig?
Presentaties finalisten Boom van de Toekomst
Henry Kuppen - VHG Vakgroep Boomspecialisten NL
12:30 uur Lunchpauze
13.45 uur Keuze uit workshop A, B of C
WORKSHOPS EN/NL
14.45 uur Koffiepauze
15.15 uur Keuze uit workshop A, B of C
WORKSHOPS EN/NL
16:15 uur Verkiezing Boom van de Toekomst 2014
16.30 uur Dagafsluiting
16.45 uur Walking diner
Nederlandse Boominfodag 20136
BomEn En mEnsEn, BossEn En stEdEn ontwikkElingEn BinnEn intERnationaal ’uRBan foREstRy’-ondERzoEk CECil konijnEndijk van dEn BosCh
Opkomst van urban forestry
Er is al eeuwenlang wetenschappelijke aandacht
voor stadsbomen, bossen en ander stedelijk
groen. Onderzoek ondersteunde bijvoorbeeld de
introductie van exotische bomen en planten,
maar ook de selectie van plantmateriaal dat beter
aan de moeilijke groeiomstandigheden in steden
was aangepast. Maar onderzoek was vaak nogal
sectoraal en een totaalvisie op het geheel van alle
bomen, parken en bossen in de stad ontbrak.
Bovendien was onderzoek naar de relaties tussen
mensen en bomen vrij beperkt.
Dit veranderde in het NoordAmerika van de jaren
’60 van de vorige eeuw. Onder andere vanwege
actuele kwesties zoals het zich snel verspreiden
van de iepziekte was het hoog tijd voor nieuwe
benaderingen. De Canadese professor Erik
Jorgensen, overigens eerder dit jaar overleden,
lanceerde het begrip ‘urban forestry’ toen een
student zocht naar een passende titel voor zijn
thesis. Jorgensen baande hiermee de weg voor
de ontwikkeling van een rijk onderzoeksveld.
Urban forestry combineerde de sterke punten van
diverse vakgebieden, zoals het langetermijn
denken van de bosbouw, de aandacht voor
individuele bomen van ‘arboriculture’, het
systeemdenken van de urbane ecologie, maar
ook bijdragen van planning, sociologie, psycho
logie en landschapsarchitectuur. Elke individuele
boom werd gezien als deel van een meer
omvattend geheel, het ‘urban forest’.
Urban forestry vond snel navolging in Canada en
vooral de Verenigde Staten (Konijnendijk et al.,
2006). Het nieuwe concept voorzag in een
duidelijke behoefte, al waren bijvoorbeeld
bosbouwers niet altijd even blij met de nieuwe
‘urbane agenda’. In de VS namen zowel NGO’s
als de federale overheid het voortouw en werden
er nationale campagnes, onderzoeksprogramma’s
en ook beleid ontwikkeld. De US Forest Service
nam de rol van dynamo op zich en ontwikkelde
o.a. innovatief onderzoek op het vlak van het in
kaart brengen van de Amerikaanse urban forests
en hun functies. Dit leidde o.a. tot de iTree
software (www.itreetools.org) die nu wereldwijd
wordt gebruikt om de bijdragen van urban forests
aan de lokale economie en aan duurzame stads
ontwikkeling te kwanfificeren.
In Europa was er aanvankelijk interesse voor het
urban forestry concept vanuit GrootBrittannië en
Ierland (Konijnendijk, 2003). Ook Nederlandse
onderzoekers toonden belangstelling en deskun
digen van onderzoeksinstituut De Dorschkamp
(nu Alterra) maakten een studiereis naar de VS en
brachten het concept mee naar huis. Maar het
zou tot de jaren ’90 duren totdat urban forestry
7Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
bredere Europese navolging zou krijgen.
Bovendien bleek het nodig om de Amerikaanse
‘approach’ aan te passen aan de Europese
context. Er was bijvoorbeeld in Europa traditio
neel veel aandacht voor stadsbossen en vertalin
gen van de term ‘urban forest’ riepen in verschil
lende talen associaties op met deze bossen, maar
niet met bijvoorbeeld straatbomen. Ook de
sociale kant van urban forestry werd traditioneel
sterk benadrukt in Europa.
Belangrijke mijlpalen voor Europees onderzoek
In de jaren ’90 van de vorige eeuw nam het
Deense Onderzoeksinstituut voor Bos en Land
schap het initiatief voor het ontwikkelen van
regionale, internationale netwerken op het vlak
van urban forestry. Dit begon met samenwerking
tussen onderzoekers uit de Scandinavische
landen, maar later werden ook collega’s uit de
Baltische landen bij het werk betrokken. Deze
regionale netwerken vormden vervolgens de
basis voor een Europees onderzoeksnetwerk
gefinancieerd door het Europese COST
programma. Vanaf 1997 tot en met 2002 bracht
COST Action E12 ‘Urban Forests and Trees’
onderzoekers uit heel Europa samen. Dit
resulteerde o.a. in een boek (‘Urban Forests and
Trees’; Konijnendijk et al. 2005) en in de lancering
van diverse onderzoeksprojecten.
Een andere spinoff van COST E12 was een nieuw
internationaal, wetenschappelijk tijdschrift, Urban
Forestry & Urban Greening (http://www.elsevier.
com/journals/urbanforestryurbangreening). Dit
nieuwe tijdschrift, gelanceerd in 2002 door Urban
& Fischer Publishers maar nu uitgegeven door
Elsevier, bood al snel een platform voor onder
zoekers uit Europa en de gehele wereld om
onderzoeksresultaten te publiceren. Inmiddels is
het een van de meest toonaangevende weten
schappelijke tijdschriften op het gebied van
stedelijk groen.
Van groot belang voor onderzoek is de afstem
ming op de praktijk. Binnen de bosbouw bijvoor
beeld bestaat er traditioneel een sterke koppeling
tussen onderzoek en praktijk. Dit principe werd
ook ingevoerd binnen het Europese urban
forestry onderzoek. In 1998 werd, in het Duitse
Wuppertal, het eerste European Forum on Urban
Forestry (EFUF) georganiseerd in het Duitse
Wuppertal. EFUF heeft zich ontwikkeld tot een
belangrijke, jaarlijks terugkerende, bijeenkomst
voor onderzoekers, beheerders en beleidsmakers
op het gebied van stadsbossen – maar ook
stads bomen (Konijnendijk, 2008). Elk jaar wordt
een ander thema belicht. Dit jaar werd het EFUF
gehouden in Milaan, met als centrale thema’s
groene infrastructuur en het ontwikkelen van
nieuwe ‘stadslandschappen’. Het EFUF van 2014
vindt plaats in Lausanne, Zwitserland
(www.efuf2014.org).
Van groot belang zijn ook de diverse onderzoeks
projecten die door bijvoorbeeld de EU worden
gefinancierd. De projecten versterken de inter
nationale onderzoekssamenwerking en hebben
o.a. thema’s als de functies van stedelijk groen en
het beheer van stadsbossen.
Huidige actuele onderzoeksthema’s
Urban forestry onderzoek in Europa heeft zich
de afgelopen decennia sterk ontwikkeld.
Oorspronkelijk was er veel aandacht voor
bijvoorbeeld recreatie in stadsbossen, beheer
van stadsbomen en nieuwe informatiesystemen,
maar geleidelijk is de focus verschoven naar
nieuwe onderzoeksthema’s. Een paar voor
beelden van actuele thema’s en gerelateerde
onderzoeksvragen (zie o.a. Konijnendijk 2008,
Konijnendijk et al. 2005, 2013):
Urban forestry en klimaat-aanpassing
• Hoe maken we het ‘urban forest’ meer tolerant
t.a.v. klimaatsveranderingen, bijvoorbeeld
door en andere soortensamenstelling?
• Wat is de (potentiële) rol van stadsbomen en
stedelijk groen bij het aanpassen van steden
aan de gevolgen van klimaatsverandering
(bijvoorbeeld door afkoelingseffecten,
bufferen van hevige neerslag)?
• Wat zijn de specifieke effecten van diverse
soorten groen, zoals bijvoorbeeld bomen,
parken, groene daken, ‘rain gardens’ etc.?
• Welke strategieën kunnen we ontwikkelen om
deze ‘klimaatfuncties’ te ontwikkelen?
Cecil Konijnendijk van den Bosch leidt de
afdeling voor landschaps architectuur,
planning en beheer van de Zweedse
Landbouwuniversiteit. Hij is ook deeltijd-
professor (Green space management) aan
de Universiteit van Kopenhagen. Cecil
heeft bijna 20 jaar ervaring met internatio-
naal onderwijs en onderzoek op het vlak
van stedelijk groen, met speciale aandacht
voor stadsbossen en –bomen. Hij is ook
hoofdredacteur van het wetenschappelijke
tijdschrift Urban Forestry & Greening.
Nederlandse Boominfodag 20138
Bomen spelen een belangrijke rol in de leefomgeving. Ze dragen bij aan een betere lucht-kwaliteit, het bufferen van water, het verminderen van hittestress en het bevorderen van biodiversiteit. Wist u dat uitzicht op een boom het herstel van een patiënt in het ziekenhuis aanzienlijk versnelt? Bomen - en groen in het algemeen - hebben een toegevoegde waarde voor maatschappij én economie.
De verzorging van bomen vraagt bijzondere kennis en vaardigheden. De bij VHG Vakgroep Boomspecialisten aangesloten bedrijven zijn experts in de duurzame instandhouding van bomen, vooral in het stedelijk gebied. Heeft u vragen? Stel ze gerust aan de VHG Boomspecialisten. Uw bomen zijn ons vak!
VHG Vakgroep Boomspecialisten maakt deel uit van Branchevereniging VHG, de vereniging voor ondernemers in het groen. VHG behartigt de belangen van de 1.100 aangesloten lidbedrijven en bevordert de leefbare samenleving door aanleg en onderhoud van groen in de leefomgeving te stimuleren.
VHG Vakgroep BoomspecialistenVHG Vakgroep Boomspecialisten
www.vhg.org
Uw bomen, ons vak!
20131015_VHG Advertentie Boomverzorgers.indd 1 16-10-13 15:11
9Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
Natuur en gezondheid – mechanismen
• Wat zijn de positieve effecten van de stedelijke
natuur op onze mentale en lichamelijke
gezondheid?
• Wat zijn de ‘mechanismen’ die deze positieve
effecten tot stand brengen, bijvoorbeeld
nabijheid en toegang tot groen, eigen
schappen en kwaliteten van het groen?
De waarde van stadsbomen en –bossen
• Welke ‘ecosystem services’ genereert het
stedelijk groen?
• Hoe kunnen we de waarde bepalen van
stadsbomen en –bossen, ook in economisch
opzicht? Welke instrumenten kunnen worden
ontwikkeld ter ondersteuning van beleid en
beheer?
Governance
• Hoe gaan we om met de steeds meer
gecompliceerde beleids, plannings en
beheers processen voor stadsbomen en
stedelijk groen?
• Hoe verandert de rol van overheden, de
private sector en de bewoners?
• Wat is de rol van stedelijk groen binnen
andere beleidsthema’s, bijvoorbeeld stads
ontwikkeling, economische ontwikkeling,
integratie, volksgezondheid?
Uiteraard worden diverse andere thema’s belicht.
Voor stadsbomen is onderzoek naar diverse
bedreigingen (zoals bijvoorbeeld ziekten) van
groot belang. Een algemene ontwikkeling is
meer samen werking tussen de verschillende
wetenschappelijke disciplines en vakgebieden.
Bovendien werken onderzoek en praktijk ook
steeds nauwer samen (‘transdisciplinariteit’).
Conclusie
Alhoewel lang niet altijd onder de naam ‘urban
forestry’ is er in Europa een aanzienlijke hoeveel
heid onderzoek rond stadsbomen en –bossen
uitgevoerd. De afgelopen twintig jaar heeft zich
een Europees netwerk van Europese urban
forestryonderzoekers (en planners en
beheerders) ontwikkeld. Bovendien werken
Europese onderzoekers vaak nauw samen met
collega’s in NoordAmerika en in toenemende
mate ook in Azië. Dit heeft tot gevolg gehad dat
we vandaag veel meer weten over onze urban
forests, hun functies, de beste beheermethoden,
etc. Maar veel informatie ontbreekt nog. Het is
bijvoorbeeld schrikbarend dat weinig landen een
goed overzicht hebben van hun ‘urban forest
resource’. Recent ondezoek in Denemarken,
Zweden en andere landen probeert hier iets aan
te doen.
De samenwerking tussen wetenschap en praktijk
is sterk, maar kan verder worden verbeterd.
Hier is het bijvoorbeeld zaak om het sectordenken
te doorbreken. ‘Groen’ onderzoek is ook van
belang voor bijvoorbeeld stedelijke planning,
de gezondheidssector, de sociale sector, etc.
LiteratuurKonijnendijk, C.C., 2003: A decade of urban forestry in Europe. Forest Policy and Economics 5(3): 173186.
Konijnendijk, C.C., Annerstedt, M., Maruthaveeran, S., Nielsen, A.B., 2013: Benefits of urban parks – systematic review of the evidence. A report for International Federation of Parks and Recreation Administration (Ifpra). University of Copenhagen and Swedish University of Agricultural Sciences, Copenhagen and Alnarp. http://www.ifpra.org/images/parkbenefits.pdf
Konijnendijk, C.C, Nilsson, K., Randrup, T.B. and Schipperijn, J. (eds.), 2005: Urban Forests and Trees. Springer, Heidelberg. 520 p.
Konijnendijk, C.C., Ricard, R.M., Kenney, A. and Randrup, T.B., 2006: Defining urban forestry – A comparative perspective of North America and Europe. Urban Forestry & Urban Greening 4(34): 93103.
Konijnendijk, C.C., 2008: The Forest and the City – The cultural landscape of urban woodland. Springer, Berlin etc. 252 p.
Nederlandse Boominfodag 201310
toEpassing van ondERzoEk Bij BoomvERzoRging in nEw yoRk CitymatthEw wEllsnEw yoRk City dEpaRtmEnt of paRks & RECREation
10 Nederlandse Boominfodag 2012
SamenvattingDe voordelen van stadsbomen zijn genoegzaam
bekend. Het kwantificeren hiervan is echter niet
eenvoudig. Recentelijk is hierin verandering
gekomen. De US Forest Service heeft een aantal
analytische hulpmiddelen op dit gebied ontwik
keld. Hierdoor is het voor de boombeheerders in
de stedelijke omgeving mogelijk geworden om de
voordelen die bomen leveren financieel te
waarderen. Het New York City Department of
Parks & Recreation (NYC DPR) heeft twee van
deze methoden succesvol gebruikt, namelijk: het
Urban Forestry Effect Model (UFORE) en het
Street Tree Assessment Tool for Urban Forest
Effects (STRATUM). Met behulp hiervan zijn de
financiële baten berekend van de circa 5,2 miljoen
bomen in New York. De onderzoeksresultaten
wisten burgemeester Bloomberg te overtuigen
van het eminente belang van bomen. In zijn
ambitieuze plan voor een groener en groter New
York (PlaNYC) zullen bomen daarom een belang
rijke rol spelen. In 3 van de 5 kernbeleidsplannen
voor de stedelijke omgeving zijn bomen opgeno
men als wezenlijk onderdeel. Bomen vervullen
een sleutelrol in de vergroening van de omge
ving, zuivering van de atmosfeer, terugdringen
van het energieverbruik en vasthouden van
regenwater. Gevolg hiervan is dat PlaNYC heeft
geleid tot een enorme toename in het stedelijke
bomenbudget, waarmee de aanplant van 220.000
straatbomen en herbebossing van 809 hectare
grond bekostigd wordt. Behalve dat het onder
zoek hogere uitgaven voor de stadsbomen heeft
gerechtvaardigd, is het ook van cruciale betekenis
geweest voor de beleidsvorming en de uitwer
king van het beleid. Verhoging van de effectiviteit
hiervan kan de effecten van de extra beschikbare
financiële middelen optimaliseren.
InleidingStadsboombeheerders zien zich steeds voor de
taak gesteld het precaire evenwicht te vinden
tussen enerzijds de behoeften van hun bomen en
anderzijds de wensen van de stadsbewoners.
Vaak dwingen beperkte financiële middelen en
aansprakelijkheidsrisico’s er toe je slechts bezig te
houden met het onderhouden en het verwijderen
van bomen. Op het gebied van boommechanica
en boomveiligheidsrisico’s is in het verleden
uitstekend onderzoek verricht. Eveneens is er
veelvuldig onderzoek gedaan naar de positieve
sociale en psychologische effecten van een
11Elst / Rhenen, 31 oktober 2013Lunteren, 1 november 2012
groene leefomgeving. Desondanks is zowel de
boomtechnische als de sociologische kennis
slechts van beperkte waarde voor de boom
beheerder in de stad. Hij staat namelijk voor de
ingewikkelde taak een zo divers beheerobject als
bomen op een integrale wijze, en dat op stedelijk
niveau, te beheren. Het is pas recent dat de
boombeheerders hierbij de beschikking kregen
over bepaalde hulpmiddelen. Het is de US Forest
Service die onlangs een aantal bruikbare gereed
schappen op dit gebied heeft ontwikkeld en heeft
vrijgegeven voor extern gebruik. Deze maken het
de boombeheerder mogelijk om de jaarlijkse
omgevingsbaten van hun bomenbestand voor de
stad te kwantificeren. De in cijfers uitgedrukte
gunstige effecten van de stadsbomen hebben
ertoe geleid dat de beleidsmakers meer inzicht in
en waardering voor het bomenbestand in de stad
hebben gekregen. Door deze kwantificeringsme
thoden zijn bomen nadrukkelijk op de beleids
kaart gekomen. De NYC DPR heeft twee van deze
modellen gebruikt in het analyseren van het
stadsbomenbestand. De UFORE (Urban Forest
Effects Model) berekent de omgevingsbaten van
het totale bomenbestand in de stad. De STRATUM
(Street Tree Assessment Tool for Urban Forest
Managers) richt zich exclusief op de straatbomen
populatie. Het NYC DPR heeft de resultaten van
deze onderzoeken geïntegreerd met die van
ander onderzoek. Het resultaat was dat het
belang van bomen in de beleidsvorming werd
onderbouwd. Hierdoor kon aan bomen een vol
waardige plaats worden toegekend in het duur
zaamheidsplan voor New York van burgemeester
Bloomberg (het PLanNYC). Het feit dat de bomen
een wezenlijke plaats kregen binnen dit plan was
slechts mogelijk doordat het NYC DPR in staat
bleek om de positieve effecten van bomen op de
omgeving te bewijzen en in cijfers uit te drukken.
Het onderzoek heeft er tevens toe geleid dat er
bepaalde basinformatie over het bomenbestand
beschikbaar is gekomen, die onmisbaar is om
streefdoelen, beleidsopties en strategieën te
kunnen formuleren. Hierdoor wordt het mogelijk
de baten van het New Yorkse bomenbestand te
maximaliseren. Dit artikel zal zich richten op de
relevante onderzoeken en de wijze waarop deze
gebruikt zijn om bepaalde beheerdoelen in het
boombeheer in NYC te rechtvaardigen en te be
nadrukken. Naast dit centrale thema zal het belang
worden aangetoond van administratieve data uit
‘eigen beheer’ en de analyse hiervan. NYC DPR
heeft met succes gebruik gemaakt van deze
‘eigen’ data, van vrijwilligers en eigen personeel
om onmisbaar onderzoek uit te kunnen voeren.
De sociale waarde van stadsbomenDe sociale betekenis van stedelijke boombeplan
tingen is al vaak onderwerp geweest van weten
schappelijk onderzoek. Kwantificering van deze
waarde in harde dollars is echter tot op heden
achterwege gebleven. Gebleken is dat het kijken
naar bomen en natuur het geestelijk welbevinden
bevorderen (Kaplan and Kaplan, 1989) en ook het
herstellingsproces na ziekte bespoedigen (Ulrich,
1984). Aangetoond is dat, in de openbare ruimte,
Matthew Wells is directeur van Tree Preser-
vation in New York City. In deze functie is hij
verantwoordelijk voor het behoud en de
bescherming van ongeveer 2,6 miljoen
openbare bomen in New York. Matthew heeft
in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde
Staten gewerkt in zowel de private als de
publieke sector, waarbij zijn focus altijd
gelegen heeft op bomen in het stedelijk
gebied. Hij heeft zijn publicaties wereldwijd
gepresenteerd op ‘urban forestry’ conferenties
en is betrokken geweest bij het Tree Research
and Education Endowment (TREE) Fund.
Nederlandse Boominfodag 201312
locaties met bomen de interactie tussen buurt
bewoners stimuleren en zo de sociale cohesie
versterken (Kou, Bacaioca and Sullivan, 1998).
Bewezen is dat mensen plezier beleven aan
bomen (Lewis, 1996). Al dit onderzoek is fascine
rend en waardevol en bevestigd wat velen van
ons altijd al wisten van de stadsbomen. Toch zijn
het niet deze ‘sociale waarden’ op zichzelf die de
sterkste drijfveer vormen voor de boombeheerder
in het behouden van bestaande en het aanplanten
van nieuwe bomen. Wettelijke aansprakelijkheid
rondom bomen speelt hier eveneens een grote rol.
Pas toen meer recent kwantitatief onderzoek de
gunstige milieueffecten van de stadsbomen
(uitgedrukt in geld) aantoonde, werden de bomen,
in plaats van een luxe ‘feelgood’ item, een
essentieel onderdeel van een stad. Een aanzienlijk
gedeelte van dit type onderzoek werd gedaan
door de US Forest Service (Peper, et al., 2007;
Nowak, et al., 2007; McPherson, et al., 2007). Deze
instantie heeft een aantal van deze programma’s
vrij beschikbaar gemaakt voor boombeheerders
via hun iTree software pakket. Twee van deze
‘tools’ (UFORE en STRATUM) zijn zeer waardevol
gebleken voor de boombeheerders in NYC,
in het bijzonder in combinatie met ander
relevant onderzoek.
Onderzoek van het totale bomenbestand van New York CityNew York City is Amerika’s grootste stad met
8,2 miljoen inwoners (U.S. Census Bureau, 2006).
NYC is zeer intensief bebouwd en staat, hoewel
in het bezit van één van ‘s werelds beroemdste
parken (Central Park), niet bekend om zijn
groene imago.
Het URBAN FOREST EFFECTS MODEL (UFORCE)De U.S. Forest Service voerde in 1996 een UFORE
onderzoek en analyse uit van het gehele New Yorkse
bomenbestand. Dit bleek uit zo’n 5,2 miljoen bomen
te bestaan, een aantal dat enigszins verraste
(Nowak, et al.,2007). Door het onderzoek werden
de volgende feiten aan het licht gebracht:
• Het‘stadsbos’bleek5,2miljarddollar
‘waard’ te zijn.
• 50%vandebomenvielonderjuridische
verantwoordelijkheid van de NYC DPR.
• NYChadeenbomendekkingsgraadvan21%.
• 43%vandebomenhadeendiametergroter
dan 6 inch (ruim 15 cm).
De meest interessante uitkomst van het onderzoek
bleek echter te zijn: de positieve invloed van de
stadsbomen op het stedelijk milieu. De volgende
gegevens werden naar voren gebracht:
Per jaar wordt 1.998 ton aan luchtvervuilende
stoffen (CO, SO2, NO2, fijnstof, ozon) uit de stads
atmosfeer verwijderd ter waarde van $ 10.6 miljoen.
Jaarlijks is 1.220 ton koolstof opgeslagen in
bestaande stammen, takken en wortels. De
waarde hiervan wordt geschat op $ 24.9 miljoen.
Hiernaast wordt nieuw boomweefsel geprodu
ceerd waardoor per jaar 38.374 ton CO2 aan de
stadslucht onttrokken en extra vastgelegd wordt
met een waarde van $ 779.000.
Tenslotte zij opgemerkt dat bijkomende sociale en
andere voordelen niet zijn meegenomen in de
berekeningen. De uitkomsten van het onderzoek
vormden een sterk argument in het pleidooi van
de NYC DPR voor meer financiële middelen ten
behoeve van het stadsbomenbeheer. Eindelijk
was door een overheidsinstantie zelf bewezen dat
de New Yorkse bomen een grote economische
bijdrage leveren aan de stad. Het UFORErapport
was echter meer dan alleen een milieueffect
rapportage.
De tijdens het onderzoek verzamelde boomgege
vens bleken essentieel te zijn in de ontwikkeling
van een beter boombeheer op stadsniveau:
Zo bleken de meest voorkomende soorten:
Ailanthusaltissima(9%),Prunusserotina(8%)en
Liquidambarstyraciflua(8%).
Bevestigd werd wat velen al vermoedden,
namelijk dat bomen met een relatief brede kroon
de gunstigste milieueffecten opleveren. Het is in
dit verband ironisch dat juist in New York de
Platanus x hispanica (de ‘London plane’) in dit
opzicht qua totale boomkroonbedekkingsgraad
de belangrijkste boomsoort is.
Duidelijk werd de potentiële dreiging van de Oost
Aziatische boktor (Asian Longhorned Beetle).
Deze werd in de V.S. voor het eerst gesignaleerd
in 1996 in het New Yorkse district Brooklyn. De
ALBvormteenpotentieelgevaarvoor43%van
het New Yorkse bomenbestand. De autoriteiten
worden zich bewust van de financiële gevolgen
hiervan: de bedreigde bomen vertegenwoordigen
een waarde van $ 2.500.000.000.
Stedelijke boombedekkingsgraad In 2006 heeft de NYC DPR de U.S. Forest Service
en de University van Vermont opgedragen een
analyse uit te voeren van de stedelijke boom
bedekkingsgraad (Urban Tree Canopy Coverage
(UTP)) in de stad. Het doel was om de haalbaar
heidtebepalenvaneenUTPvan30%in2030.
Uithetonderzoekbleekdatmaarliefst24%van
het totale stadsoppervlakte nu reeds bedekt werd
door boomkronen (Grove, et al.,2006). De onder
13Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
zoekers berekenden dat voor New York een UTP
van42%mogelijkis(hetstadsoppervlaktezonder
wegen, bebouwing of waterwegen).
HetrapportconcludeerdedateenUTPvan30%in
2030 bereikbaar is als de huidige UTP uitgebreid
wordt met 4900 hectare. Aanbevolen wordt deze
uitbreiding te monitoren met behulp van 5jaar
lijkse remote sensing .
Onderzoek straatbomen New York CityVan alle stadsbomen zijn de straatbomen het
meest zichtbare en eenvoudigst te definiëren
onderdeel. Het zijn de alledaagse bomen die zich
in de directe woon en werkomgeving van de
mensen bevinden en die een rol spelen in de
belevingswereld van velen. Straatbomen vereisen
derhalve het meest intensieve beheer. Het zijn de
bomen die sterke positieve of negatieve emoties
kunnen oproepen. Ze zijn het publieke gezicht van
de bomen in het algemeen.
Bomeninventarisatie van 2005-2006De NYC DPR laat elke 10 jaar een boominventari
satie in de stad uitvoeren.
De laatste inventarisatie dateert van 20052006 en
kreeg de naam ‘Tree Count’. Er waren hierbij meer
dan 1100 vrijwilligers betrokken die 30.000 uur
van hun tijd beschikbaar stelden. Dit betekende
eentoenamevan57%tenopzichtevan1995-1996.
De vrijwilligers kregen een 3urige instructie en ze
verzamelden42%vandegegevens.Derestwerd
gedaan door de interne staf en door een stedelijk
boomadviesbureau. Er werden, verspreid over de
5 stadsdelen, 15 miljoen gegevens verzameld.
De stad werd hiertoe in 1649 zones verdeeld die
afzonderlijk door 1 persoon geïnventariseerd
werden. De gegevens die opgenomen werden,
waren: locatie, soort, diameter (DBH), conditie, type
boomspiegel, bodemniveau, toestand trottoir,
aanwezigheid van bovengrondse kabels en infra
structurele conflicten. De gegevens werden digitaal
interactief dan wel op papier aangeleverd.
Samengevat waren de resultaten als volgt:
592.130 bomen zijn geïnventariseerd, wat een toe
namebetekentvan19%tenopzichtevandevorige
inventarisatie (10 jaar geleden) (NYC DPR, 2007).
Prominente soorten: Platanus x hispanica
(15,3%),Acerplatanoides(14%),Pyruscalleryana
(11%),Gleditsiatriacanthos(9%),Quercus
palustris(7,5%).Hetgeringeaantalboomsoorten
valt meteen op.
Op grond van deze laatste gegevens is de wens
naar voren gekomen te streven naar een ge
varieerder bomenbestand, waarvan elke soort
eenmaximumaandeelvan10%maghebben.
De tabellen 1 , 2 en 3 tonen relevante informatie
over het geïnventariseerde bomenbestand.
Conditie Percentagepopulatie(%)
Zeer goed 23.9
Goed 66.4
Matig/slecht 8.3
Dood 1.4
tabel 1 Conditie bomen (2005/6 tree census)
Boomgrootte Percentagepopulatie(%)
Klein (015 cm) 25
Middel (1545 cm) 50
Groot (4575 cm) 20
Extra groot (>75 cm) 5
tabel 2 Boomgrootte (2005/6 tree census)
Conflicten infrastructuur Aantal bomen Percentage populatie(%)
Bovengrondse kabels 209171 35,8
Opdrukken trottoir 100829 17,3
Scheuren in trottoir 65299 11,2
Gesloten verharding 43409 7,4
Ingroeiende kabels 13865 2,4
Ingroeiende boombescherming/ boomroosters
3918 0,7
Verkeerslichten 2526 0,4
tabel 3 Bomen met infrastructurele conflicten (2005/6 tree census)
De gegevens geven een goede momentopname
van de totale straatboompopulatie binnen een
relatief korte tijdsspanne. Een dergelijk resultaat
wordt niet verkregen door ieder jaar een gedeelte
van de bomen te inventariseren. Interessant is het
gegevendatbij15%vandebomenstamschade
geconstateerdwerd.Ookbleek5,3%tebeschikken
over een soort van holte. Tenslotte werd het
duidelijk dat de conflicten met de infrastructuur
aanzienlijk zijn (tabel 3). Het is daarom één van de
kerndoelen van de NYC DPR geworden het aantal
en de ernst van deze conflicten tot een minimum
terug te brengen. Zo zou het bovengrondse kabel
conflict aangepakt moeten worden door gerichte
snoeimaatregelen. Opdrukken en beschadiging van
trottoirs werd veroorzaakt door 17 respectievelijk
11 procent van de bomen. In NYC zijn de eigenaars
van onroerend goed verantwoordelijk voor het
onderhoud van het trottoir grenzend aan hun
eigendom (New York City Department of Trans
portation, 2008). Beschadiging van het trottoir en
conflicten met kabels van nutsbedrijven worden
vaak als argument opgevoerd om bomen te
Nederlandse Boominfodag 201314
verwijderen of de aanplant van nieuwe bomen
te verhinderen. In recent onderzoek heeft een
analyse plaatsgevonden van de bij het NYC DPR
ingediende klachten over nieuw aan te planten
bomen.33%vandeklachtenkwamvoortuitde
gevreesde overlast voor nutskabels en leidingen.
14%vandebezwaardenwasbangvoortoekom
stige trottoirschade (Rae, Simon and Braden, 2010).
Deze bezwaren moeten zeker meegewogen worden
in het boombeheer op lange termijn. De inven
tarisatie heeft het voor de NYC DPR mogelijk
gemaakt hun bomenbestand te analyseren op
stadsdeelniveau tabel 4).
Stadsdeel Inventarisatie Toename (%)
1995/96 2005/06
Bronx 47 995 60 004 25
Brooklyn 112 400 142 747 27
Manhattan 45 793 49 858 9
Queens 217 111 239 882 10
Staten Island 75 171 99 639 33
Totaal 498 470 592 130 19
tabel 4 Aantal bomen per stadsdeel (tree census, 1995/96)
Het blijkt dat de variatie in het aantal bomen
tussen de verschillende stadsdelen groot is.
In Staten Island is de grootste toename van het
bomenbestandtezien(33%in10jaar).Manhattan
enQueensdaarentegenlietenslechtseentoe-
name zien van respectievelijk 9 en 10 procent. Zoals
reeds eerder opgemerkt is Platanus x hispanica
de meest voorkomende soort in New York, maar
op stadsdeelniveau slechts dominant in Brooklyn
(13%).IndeBronxenManhattanisGleditsia
triacanthosdeoverheersendeboomsoort(13%en
23%).InStatenIslandisditPyruscalleryana(25%)
eninQueensAcerplatanoides(18%)
(NYC DPR, 2007).
De inventarisatie geeft een indruk van de trends op
het gebied van boomvitaliteit en infrastructuur.
Wat het eerste betreft: de Bronx staat bovenaan
delijstmetdemeestslechte/dodebomen(12%)
opdevoetgevolgddoorManhattan(11.3%)en
Queens(10%).StatenIslandkomthieralsbeste
uitdebusmetslechts6%.Zoalsreedsopgemerkt
bevindt36%vandetotalestadsbomenpopulatie
zich onder bovengrondse kabels of bedrading.
Op stadsdeelniveau echter verschillen deze
percentagesaanzienlijk:12%indeBronx,23%in
StatenIslanden48%inQueens.
Samengevat kan gesteld worden dat het boom
beleid rekening dient te houden met de zelfs
binnen een stad aanwezige grote verschillen.
15Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
Waarderingsmodel straatbomen voor stadsboombeheerders (STRATUM)STRATUM (Street Tree Assessment Tool for Urban Forest
Managers) is ook bekend onder de naam iTree
Streets en ook deze applicatie is verkrijgbaar bij
de U.S. Forest Service. STRATUM gebruikt
inventarisatiegegevens om de door straatbomen
gegenereerde milieu en esthetische baten te
berekenen op jaarbasis. Het verschilt principieel
van UFORE omdat de bomen niet benaderd
worden als één geheel op stadsniveau.
In vergelijking met UFORE zijn de resultaten van
STRATUM meer accuraat. Reden hiervan is dat
van iedere boom afmeting, soort, en conditie
bekend is. Zo is het mogelijk om een STRATUM
analyse uit te voeren, gebruikmakend van slechts
een ‘monster’ van de straatbomenpopulatie
(Kling, 2008), hoewel dit laatste niet gedaan werd
in NYC. De door STRATUM gekwantificeerde
baten omvatten energiebesparing, verbetering
van luchtkwaliteit, CO2reductie en de opvang
van regenwater. Het model betrekt hierbij tevens
de esthetische waarde van de stadsbomen in de
zin van een verhoogde waarde van onroerend
goed. Een STRATUManalyse op stadsniveau
(inventarisatie en analyse) betekent een kosten
post van minimaal $ 100.000 (Kling, 2008). Om te
voorkomen dat deze kosten een belemmering
zouden kunnen vormen heeft de U.S. Forest
Service het vasteland van de USA opgedeeld in
16 klimaatzones. Binnen elke zone is een diepte
analyse uitgevoerd voor één afzonderlijke
referentiestad. Hierbij werd voor elk van de
20 meest voorkomende soorten van 3060 bomen
de gedetailleerde gegevens verzameld.
NYC is de referentiestad van de Noordoostregio.
Het concept is dat, binnen een bepaalde zone, van
iedere stad of plaats de inventarisatiegegevens in
het model ingevoerd kunnen worden. Hierbij
wordt dan een vrij nauwkeurig beeld verkregen
van de esthetische en de milieuwaarden van het
bomenbestand en kunnen de hoge kosten van
een afzonderlijke, door de U.S. Forest Service
uitgevoerde, analyse achterwege blijven (Kling,
2008). In 2007 publiceerde het U.S. Forest Service
Centre for Urban Forest Research een STRATUM
rapport voor NYC DPR’s commissaris A. Benepe
(Peper, et al., 2007). Deze analyse schatte, op grond
van de in 2005/2006 uitgevoerde inventarisatie,
het door de NYCstadsbomenpopulatie jaarlijks
geleverde voordeel op zo’n $ 121.900.000.
Dit komt neer op $ 209 per boom. In Tabel 5
wordt dit bedrag nader gespecificeerd.
Jaarlijkse baten
Totale waarde ($)
Waarde ($) per boom
Energie 27.818.220,00 47,63
Luchtkwaliteit 5.269.572,00 9,02
Opslag regenwater
35.628.224,00 61,00
Reductie Kooldioxide
754.947,00 1,29
Esthetische/andere
52.492.380,00 89,88
Totaal 121.963.347,00 208,82
tabel 5 Jaarlijkse baten van het New Yorkse bomenbestand berekend
door STRATUM (Peper, et al.,2007)
De NYC DPR schatte dat zij, ten tijde van het
rapport, jaarlijks $ 21.800.000 uitgaf aan aanplant
van nieuwe en onderhoud van bestaande bomen
(Peper, et al., 2007). Dit betekent dat de stads
bomenpopulatie een jaarlijks nettorendement
Nederlandse Boominfodag 201316
oplevert van $ 100.200.000 miljoen ofwel $ 172
per boom. Ook zou gesteld kunnen worden dat de
stad voor elke dollar die zij uitgeeft aan boom
verzorging zij er 5,60 terugkrijgt in de vorm van
diverse baten. Behalve dit begrootte STRATUM
de vervangingskosten van de New Yorkse straat
bomenpopulatie op $ 2.300.000.000 wat neerkomt
op $ 3.998 per boom (Peper, et al.,2007).
Onderzoek rechvaardigt een hoger budgetWanneer de baten en de functies van een ‘urban
forest’ beter op hun juiste waarde geschat zouden
worden, zou dit kunnen leiden tot rechtvaardiging
van een hoger beheerbudget (McPhearson, et al.,
2010). In die zin zijn de door UFORE en STRATUM
gekwantificeerde baten van het ‘urban forest’ in
NYC van onschatbare waarde en zeer invloedrijk
geweest. Zo omschreef NYC DPR’s commissaris
Benepe STRATUM als “waarschijnlijk het meest
overtuigende afzonderlijke verkoopargument om
beleidsmakers te overtuigen geld in bomen te
investeren” (McPhearson, et al., 2010).
“Monetariseren van bomen is een noodzakelijk
kwaad” stelt David Nowak, en: “We weten dat
bomen zeer waardevol zijn maar tegelijkertijd
intrinsiek worden ondergewaardeerd. Je moet
dezelfde taal spreken als degenen die de besluiten
nemen” (Jonnes, 2011). In essentie zal het bepalen
van de voordelen van een “urban forest” een
wezenlijke zo niet verplichte taak worden van elke
boombeheerder die beleidsmakers wil overtuigen
om te investeren in bomen.
Burgemeester Bloomberg investeert in bomen door PLANYCUFORE en STRATUM hebben in NYC ingrijpende
gevolgen gehad. Op Earth Day 2007 lanceerde
burgemeester Bloomberg een veelomvattend
duurzaam ontwikkelingsplan voor een groener,
groter NYC, genoemd PlaNYC (City of New York,
2007). PlaNYC geeft na de te streven initiatieven
aan voor de stad in 5 ‘key dimensions’ van de
stedelijke omgeving. In 3 van deze 5 gebieden is
voor bomen een belangrijke rol weggelegd, name
lijk in land, water en lucht. Deze rol van bomen
kan de beleidsmakers bewust maken van de vele
mogelijkheden die bomen te bieden hebben in de
strijd tegen de veelsoortige milieubedreigingen
van de grote stad. UFOREdata worden aange
haald in PlaNYC om de hun toegekende plaats te
rechtvaardigen. Bovendien zijn bomen relatief
goedkoop, eenvoudig in te passen en geven ze
veel terug in ruil voor een relatief kleine investe
ring. Tabel 6 geeft een overzicht van de PlaNYC
initiatieven waarin bomen een rol spelen.
Beleids gebied
Initiatief Doel
Land Beplant elke mogelijke boomplantplaats
De geschatte 220.000 plantplaatsen jaarlijks inplanten met 22.000 bomen (2017 gereed)
Water Plant bomen in verbeterde boomspiegels
Maximaliseer de regenwateropname capaciteit van boomspiegels
Lucht Herbebossing 809 hectare parkareaal
Volledige herbebossing gereed in 2017
Lucht Partnerschap aangaan om 1 miljoen bomen te planten
Plant 1 miljoen bomen in de stad op privé en openbaar terrein
tabel 6 PlaNYC initiatieven met bomen (City of New York, 2007)
Om deze gestelde doelen te bereiken, heeft
burgemeester Bloomberg het jaarlijkse stads
bomenbudget van de NYC DPR substantieel
verhoogd. Voor de 809 hectare nieuwe parkbomen
werd $ 118.000.000 uitgetrokken, voor de 220.000
te herplanten straatbomen is $ 247.000.000
beschikbaar gesteld. Voorafgaande aan PlaNYC
werden door NYC DPR jaarlijks zo’n 6.000 bomen
17Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
geplant. Met de invoering van PlaNYC schoot dit
aantal omhoog tot 22.000. Opgemerkt dient te
worden dat met het planten van de 220.000
straatbomen en de herbebossing de New Yorkse
overheidhaar60%-bijdrageaanhetbereikenvan
het doel (1 Million Trees) grotendeels heeft
geleverd.Deresterende40%(400.000bomen)
zal gerealiseerd worden door particuliere en
gemeenschappelijke organisaties en huizen
bezitters (MillionTreesNYC, 2007). Tenslotte heeft
burgemeester Bloomberg het voornemen om
alleen al in een periode van 10 jaar $ 365.000.000
te investeren in boomaanplant omdat weten
schap en onderzoek hebben aangetoond dat
bomen een sleutelrol spelen in het leveren van
een meer gezonde en duurzame omgeving voor
de New Yorkers.
Gebruik van onderzoek in de sturing van URBAN FORESTRY programma’sBehalve het gebruik van onderzoeksresultaten in
het bepleiten van een hoger budget en het veilig
stellen daarvan, moeten deze ook een grote rol
spelen in het bepalen van de wijze waarop dit
budget wordt gebruikt. Het gevaar is anders
aanwezig dat de potentiële winst van de beschik
bare extra middelen niet behaald wordt maar
integendeel verloren gaat. Onderzoek kan
bijdragen aan het opzetten van programma’s en
het monitoren van deze programma’s wanneer
deze eenmaal operationeel geworden zijn. Het
kan tevens gebruikt worden om inzicht te geven
in de resultaten van bepaalde management
besluiten. In het algemeen moet onderzoek
gebruikt worden om bereikbare doelen vast te
stellen en om de meest effectieve en efficiënte
urban forestry programma’s te formuleren om
deze doelen te bereiken. Stadsboombeheerders
moeten er naar streven om onderzoeksonder
steunde programma’s uit te voeren om succes te
garanderen. Het rapport van de U.S. Forest Service
en de University of Vermont over de huidige en
mogelijke stedelijke boombedekkingsgraad
(Urban Tree Canopy UTP) (2006) was duidelijk
een referentie voor de staf van burgemeester
Bloomberg in het formuleren van realistische
initiatieven en doelen voor PlanNYC. Zoals eerder
aangegeven, toonde het onderzoek aan dat NYC’s
UTCkontoenemenvan24%tot42%(Groveetal.,
2006). Het rapport signaleerde talrijke mogelijk
heden waar deze UTCtoename gerealiseerd kon
worden, gebaseerd op het type landgebruik.
Bijvoorbeeld op de Public Right of Way waar een
toenamevandeUTCvan6%(4.317ha)tot9%
(6.497 ha) bereikt zou kunnen worden. Deze
cijfers vormden een extra onderbouwing van het
managementbesluit in PlaNYC om aanvullend
220.000 bomen te planten om zo deze potentiële
extra3%UTCoptimaaltebenutten.Watbetreft
andersoortig landgebruik: het rapport schatte dat
er in NYC zo’n 800 ha aan autoparkeerplaatsen is,
circa1%vanhettotaleNYC-landoppervlakte.
De UTP hiervan bedraagt 76 hectare. Volgens het
rapport kan dit omhoog naar 478 hectare. Voor
commerciële parkeerplaatsen en door de lokale
gemeenschap gerunde parkeerplaatsen met een
oppervlakte van 557 tot 1.115 m2 voorziet PlaNYC
in een verandering van regelgeving waardoor
voor het planten van bomen op deze plekken
voortaan geen toestemming meer vereist is (City
of New York, 2007). Voor parkeerplaatsen groter
dan 1.115 m2 is een bepaald aantal bomen als
minimum vereiste verplicht gesteld. UFORE heeft
aanbevelingen gedaan, direct gerelateerd aan de
luchtkwaliteit. Er was namelijk berekend dat het
‘urban forest’ jaarlijks ruim 38.000 ton koolstof
vastlegt en bijna 2.000 ton aan luchtvervuilende
stoffen (SO2, NO2, CO, ozon, fijnstof) verwijderd
(Nowak, et al.,2007). UFORE heeft een boom
plantkaart van New York, ontwikkeld op grond
van de inventarisatiegegevens. Hierin worden die
gebieden aangegeven met een hoge bevolkings
dichtheid en relatief weinig bomen, waardoor ze
wat betreft boomaanplant prioriteit krijgen. In
PlaNYC wordt deze aanpak nog verder uitgewerkt.
De 220.000 nieuw aan te planten bomen zullen
eerst die wijken bevoordelen met een lage boom
dichtheid en de meeste luchtvervuiling (City of
New York, 2007). Er zijn 6 wijken geselecteerd die
een boomdichtheid onder het gemiddelde
hebben én waarin bij de jonge bevolkingsgroep
relatief veel astmagerelateerde aandoeningen
voorkomen (MillionTreesNYC, 2007). Deze
geografische gebieden worden aangeduid als
‘Trees for Public Health (TPH)neighbourhoods’
en genieten prioriteit bij boomaanplant.
Intern URBAN FORESTRY onderzoekNYC DPR heeft een rijke traditie wat betreft
uitvoering en analyse van eigen onderzoek.
De ‘Tree census’ is een mooi voorbeeld van een
relatief eenvoudig onderzoeksproject waarin met
behulp van voornamelijk vrijwilligers en eigen
personeel een schat aan waardevolle stadsboom
data verzameld is. De verkregen informatie is niet
alleen gebruikt in de STRATUManalyse maar
wordt ook benut om richting te geven aan het
stedelijke boombeleid. Een goed inzicht in ieder
aspect van het bomenbestand kan alleen maar
helpen het beheer meer succesvol te maken.
Nederlandse Boominfodag 201318
Onderzoek naar sterfte bij jonge bomenEén van de meest indrukwekkende NYC DPR
studies is misschien wel het onderzoek naar de
sterfte bij jonge bomen. Bij dit interne onderzoek
werd alleen de eigen staf en personeel betrokken.
Het onderzoek selecteerde willekeurig 13.405
straatbomen die tussen 3 en 9 jaar geleden
geplant waren (Lu, et al., 2010). De inventarisatie
werd uitgevoerd in de zomers van 2006 en 2007 en
onderzocht hoe biologische, sociale , ontwerp
en aanlegfactoren van invloed zijn geweest op
het afsterven van jonge bomen. Uit de resultaten
bleekdatvandeonderzochtebomen74,35%nog
in leven was terwijl de rest afgestorven dan wel
verdwenen was. In buurten met vrijstaande en
tweeonder één kap huizen steeg het slagings
percentagetot82,7%terwijlhetinwijkenmet
intensiefverkeerteruglieptot60,3%.Hetpercen
tagezaktezelfsnaar53,1%voorbomeninmidden-
bermen van hoofdwegen. Het onderzoek bracht
ook nog sommige andere zeer interessante
gegevens aan het licht; namelijk de invloed van
de boomsoort, boombescherming en type
boomspiegel op het uitvalspercentage. Het was
alarmerend dat Platanus x hispanica het laagste
slagingspercentage liet zien in vergelijking met
19 andere boomsoorten, terwijl juist de Plataan
door STRATUM was geïdentificeerd als meest
relevante soort in termen van stadsmilieuverbete
ring (Peper, et al.,2007). Verrassend was dat het
onderzoek concludeerde dat de boomspiegel
grootte van weinig invloed was op slagingsper
centages en dat de aanwezigheid van dierlijke
uitwerpselen zelfs eerder gunstig leek voor het
slagingspercentage. Dit interne onderzoek is
duidelijk van groot belang in het sturen van het
gehele proces van boomaanplant door de NYC
DPRomzotekomentoteen100%levende
bomenpopulatie.
De tornado van september 2010Een ander voorbeeld van het gebruik van intern
onderzoek is minder opvallend en deed zich voor
in New York tijdens het passeren van een tornado
op 16 september 2010. Na elke storm is het van
cruciaal belang snel inzicht te krijgen in de
omvang, ernst en locatie van de aangerichte
schade. Gewoonlijk wordt deze informatie slechts
beschikbaar na uitgebreide inspecties door
gekwalificeerd personeel, hetgeen dagen zo niet
weken in beslag neemt. Binnen twee uur na de
tornado had de NYC DPR al 1.000 meldingen
ontvangen via hun ForMS (Forestry Management
System). Gebruikmakend van de herkomsten van
deze meldingen (adressen) kon een eerste over
zichtskaart gemaakt worden van de zwaarst ge
troffen delen van de stad. Op deze manier konden
de stadsautoriteiten vrijwel onmiddellijk geïnfor
meerd worden waardoor snel een gewenste
juiste ‘situational awareness’ ontstond. Dit laatste
is essentieel om doeltreffend te reageren op
hulpaanvragen en om noodopruimingsdiensten
19Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
te activeren. Uiteindelijk kwamen er bijna 10.000
schademeldingen binnen. NYC DPR gebruikte de
data uit een 15jarige periode om de impact van
de tornado te bepalen in vergelijking met eerdere
stormen en orkanen. Zo kon men een verhoging
van het opruimingsbudget rechtvaardigen en een
hulpaanvraag bij andere instanties, waaronder de
Federal Emergency Management Agency, ver
antwoorden. NYC DPR gebruikte ook de storm
gegevens uit het verleden om het aantal door
ontwortelde bomen beschadigde trottoirs te
extrapoleren naar de huidige ramp. Deze gegevens
werden onmiddellijk doorgegeven aan het New
York City Department of Design and Construction
(NYC DDC) aan wie opgedragen werd de schade
te herstellen. Vervolgens kon de DDC het aan
bestedingsproces opstarten zonder te hoeven
wachten totdat al het inspectiewerk achter de rug
was. In essentie werd door NYC DPR dankbaar
gebruik gemaakt van onderzoek en analyse om
snel de gewenste ‘situational awareness’ te
geven over de stormschade. Dit maakte een veel
snellere reactie mogelijk in termen van het
beschikbaar maken van materieel en middelen.
Ook kon de ernst van de schade hierdoor goed
gecommuniceerd worden naar de beleidsmakers.
Conclusies en onderzoek in de toekomstDit artikel heeft geprobeerd de vitale rol te illu
streren die onderzoek heeft gespeeld in het tot
stand brengen van het NYC urban forest en de
programma’s van het NYC DPR. Urban forestry
onderzoek heeft bomen onderdeel gemaakt van
de toolbox van de stedelijke planmakers om de
negatieve invloeden van de grote stad te
verminderen en een verantwoorde positie in te
nemen in het stadsniveau overstijgende klimaat
probleem. Onderzoek zou een wezenlijk onder
deel moeten uitmaken van élk urban forestry
programma. Zelfs intern onderzoek van eigen
programma’s kan belangwekkende data
verschaffen en er voor zorgen dat de voordelen
van het beleid gemaximaliseerd worden. Onder
zoek is zowel een kompas dat richting geeft aan
het boombeheer als een verantwoording voor het
vrijmaken van extra middelen voor dit beheer.
NYC DPR heeft recentelijk een stedelijk onderzoeks
stationgeopend(FortTotteninQueens)in
partnerschap met de U.S. Forestry Service.
Deze faciliteit ondersteunt onderzoek door het ter
beschikking stellen van een volledig uitrusting ten
behoeve van onderzoekers om hun projecten uit
te kunnen voeren in het New Yorkse urban forest.
De intentie van NYC DPR is om deze faciliteit te
gebruiken om continue onderzoek te definiëren
en uit te voeren. NYC DPR wordt zo geholpen
in het streven naar haar doel, namelijk het tot
stand brengen van een optimaal functionerend,
zo duurzaam mogelijk urban forest van de
hoogste kwaliteit dat ten goede komt aan alle
New Yorkers.
LiteratuurCity of New York. 2007. PlaNYC: A Greener, Greater, New York. New York City: City of New York, Mayor Michael R. Bloomberg.
Grove, J.M., O’NeilDunne, J., Pelletier K., Nowak, D. and Walton, J., 2006. A report on New York City’s present and possible urban tree canopy: Prepared for Fiona Watt, Chief of the Division of Forestry and Horticulture. New York City Department of Parks & Recreation [online], U.S. Department of Agriculture Forest Service, Northern Research Station. Available from: http://nrs.fs.fed.us/nyc/localresources/downloads/ Grove_UTC_NYC_FINAL.pdf [accessed 15 January 2011].
Jonnes, J., 2011. What is a tree worth? The Wilson Quarterly[online],Winter2011.Availablefrom: http://www.wilsonquarterly.com/article.cfm?aid=1772 [accessed 23 February 2011].
Kaplan, R. and Kaplan, S., 1989. The Experience of Nature: a Psychological Perspective. Cambridge University Press, New York.
Kling, J., 2008. Greener cities: U.S. Forest Service software package helps cities manage their urban treescape. Science Perspectives Fall 2008. U.S. Department of Agriculture Forest Service, Pacific Southwest Research Station, pp.16
Kou, F.E., Bacaicoa, M. and Sullivan, W.C., 1998. Transforming inner city landscapes: trees, sense of safety, and preference. Environment and Behavior, 30(1), pp.2859.
Lewis, C.A., 1996. Green Nature/Human Nature: The Meaning of Plants in Our Lives. University of Illinois Press, Chicago.
Lu, J.W.T., Svendsen, E.S., Campbell, L.K., Greenfeld, J., Braden, J., King, K.L. and FalxaRaymond, N., 2010. Biological, social, and urban design factors affecting young street tree mortality in New York City. Cities and the Environment [online], 3(1): article 5. Available from: http://escholarship.bc.edu/cate/vol3/iss1/5 [accessed 20 February 2011].
McIntyre, L., 2008. Treeconomics. Landscape Architecture [online], February 2008. Available from: http://ccuh.ucdavis.edu/projects/qti/Treeconomics.pdf [accessed 20 February 2011].
McPhearson, P.T., Feller, M., Felson, A., Karty, R., Lu, J.W.T., Palmer, M.I., and Wenskus, T. 2010. Assessing the Effects of the Urban Forest Restoration Effort of MillionTreesNYC on the Structure and Functioning of the New York City Ecosystems. Cities and the Environment [online], 3(1): article 7. Available from: http://escholarship.bc.edu/cate/vol3/iss1/7 [accessed 20 February 2011].
Nederlandse Boominfodag 201320
21Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
McPherson, E.G., Simpson, J.R., Peper, P.J., Gardner, S.L., Vargas,K.E.andXiao,Q.2007.NortheastCommunityTreeGuide: Benefits, Costs and Strategic Planting. General Technical Report, PSW GTR202. Albany, CA: U.S. Department of Agriculture, Forest Service, Pacific Southwest Research Station.
MillionTreesNYC. 2007. About a Million Trees [online]. New York City: MillionTreesNYC. Available from: http://www.milliontreesnyc.org/html/about/about.shtml [accessed 30 January 2011].
MillionTreesNYC. 2007. Getting to a Million Trees, Target Neighborhoods [online]. New York City: MillionTreesNYC. Available from: http://www.milliontreesnyc.org/html/million_trees/neighborhoods.shtml [accessed 30 January 2011].
New York City Department of Parks & Recreation. 2007. Tree Count! [online]. New York City: New York City Department of Parks & Recreation. Available from: http://www.nycgovparks.org/sub_your_park/ trees_greenstreets/treescount/treecount_documents.php [accessed 30 January 2011].
New York City Department of Transportation. 2008. Sidewalks, the New York City Guide for Property Owners [leaflet]. New York City: New York City Department of Transportation, Office of Sidewalk Management.
Nowak, D.J., Hoehn, R.E., Crane, D.E., Stevens, J.C. and J.T. Walton. 2007. Assessing urban forest effects and
values, New York City’s urban forest. Resource Bulletin NRS9. Newtown Square, PA, US Department of Agriculture, Forest Service, Northern Research Station.
Peper, P.J., McPherson, E.G., Simpson, J.R., Gardner, S.L., Vargas,K.E.andXiao,Q.2007.NewYorkCity,NewYork,Municipal Forest Resource Analysis. Technical Report to Adrian Benepe, Commissioner, Department of Parks & Recreation, New York City, New York. Center for Urban Forest Research, USDA Forest Service, Pacific Southwest Research Station.
Rae, R.A., G. Simon, and J. Braden. 2010. Public reactions to new street tree planting. Cities and the Environment [online], 3(1):article 10. Available from: http://escholarship.bc.edu/cate/vol3/iss1/10 [accessed 20 February 2011].
Ulrich, R. S., 1984. View Through a Window May Influence Recovery from Surgery. Science, Vol. 224 (4647), pp. 420421.
U.S.CensusBureau,2006.StateandCountyQuickFacts:New York City, New York [online]. U. S. Census Bureau. Available from: http://quickfacts.census.gov/qfd/states/36/3651000.html [accessed 15 January 2011]
U.S. Forest Service. iTree Urban Forest Assessment Applications [online]. US Department of Agriculture, Forest Service. Available from: http://www.itreetools.org/applications.php [accessed 15 January 2011]
Home
Nieuws
Nieuwsbrief
Productinformatie
Webshop
Evenementen
Contact
ProductgroepenStandplaatsinrichtingMeststoffenVerzorgingsartikelen + div.TakverankeringKluitverankeringOnderzoeksgereedschapInsectenverdrijvingBoeken
International Tree Service bv
www.poelbosbouw.nl/its
Nieuw Milligen (Apeldoorn)Baambrugge (Amsterdam)Mobiel (06) 53491303 Fax (0294) [email protected]
Nederlandse Boominfodag 201322
is ons BomEnBEstand toEkomstBEstEndig? hEnRy kuppEn vhg vakgRoEp BoomspECialistEn
We leven in Nederland in de traditie van lanen
van gelijke soort en vaak eenduidige diameter.
Op veel plaatsen hebben we zelfs monoculturen
ontwikkeld. Hebben we van het verleden dan
niets geleerd als we alleen al kijken naar de
effecten van ziekten en plagen? Het is nood
zakelijk dat we andere toekomstbestendige
keuzes gaan maken.
Het ontwerp van de bomen in ons landschap
wordt vaak door landschapsarchitecten en
landschapsontwerpers uitgevoerd. In de tijd heeft
veel verandering plaats gevonden . Werden in het
verleden vooral statige lanen aangeplant bij
landgoederen en was “de nieuwe zakelijkheid”
na de oorlog gemeengoed wat zich uitte in rechte
lanen in een vast ritme, In de jaren 70 zagen we
een meer ecologische wending waarbij veel
bosplantsoen werd toegepast. Daarbij hebben
ruilverkavelingen plaats gevonden waardoor de
bomen, die de grenzen van de velden markeer
den, werden geveld en gecompenseerd in
uniforme lanen.
Inmiddels hebben we vele lanen die relatief jong
zijn, soms per gebied wisselen maar bijna altijd
uniform in soort, leeftijd en beheer zijn. Door de
jaren heen hebben we gemerkt dat dit niet altijd
optimaal is. Vanuit ecologische overwegingen is
één soort altijd minder aantrekkelijk dan een mix
van soorten. Insecten maar ook vogels hebben
hun specifieke voorkeuren en zullen in een laan
van één soort in een lagere verscheidenheid
voorkomen als in een menging van soorten. Een
andere belangrijke beperking is het ontstaan van
soort specifieke ziekten en plagen. We hebben
allemaal het beeld voor ogen van de iepziekte
welke de inrichting van ons landschap vooral in
Noord en West Nederland op zijn kop heeft gezet.
Hierop heeft een geweldige ontwikkeling van
diverse resistente iepen plaats gevonden waar
door herintroductie van diverse soorten zeer
goed mogelijk is. Helaas zien we dat de iepen die
afstierven door de iepziekte veelal door essen zijn
vervangen. Aangezien we veel bastwoekerziekte
in de gewone es hebben, zijn vele klonen
ontwikkeld welke genetisch identiek aan elkaar
zijn. Het lijkt wel of het een kwestie van tijd zou
zijn dat deze monocultuur van essen zijn eigen
ziekte zou krijgen. Sinds 2010 is de aanwezigheid
van de essentaksterfte vastgesteld en heeft deze
ziekte zich in een razendsnel tempo vanuit
Groningen over het hele land verspreid. Zo zijn er
veel meer voorbeelden te geven van mono
23Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
culturen welke hun soortspecifieke problemen
veroorzaken. Denk maar aan kastanjebloedings
ziekte, massaria, eikenprocessierupsen, eiken
spintkever, wilgenhoutrups enzovoorts.
We blijven maar in het gedrag vervallen van
aanplant van één soort in een regelmatige
afstand van gelijke omvang. Soms gaat onze
uniformiteitsdrang zo ver dat we zelfs alleen maar
cultivars willen welke gelijktijdig uitlopen,
dezelfde bladkleur hebben en identieke kroon
ontwikkeling.
Er is echter een tegenbeweging gaande, hier en
daar ontstaan initiatieven om tot een mix van
soorten te komen. In Apeldoorn, Utrecht en
Groningen worden mengingen van soorten
aangeplant. De tijd lijkt er rijp voor. We worden
moedeloos van het steeds maar weer ageren op
een nieuwe aantasting wat uiteindelijk resulteert
in symptoombestrijding en bijbehorende vaak
hoge kosten.
Vanuit ecologische overwegingen, beheer
aspecten, financiële overwegingen en doorbreken
van de eentonigheid is dit het uitgelezen moment
om te variëren en pluriformiteit te stimuleren.
Voor landschapsontwerpers lijkt dit nogal een
cultuurschok te zijn, ze zijn grootgebracht met
sfeer beelden, ritme en structuur. Maar ook met
soortendiversiteit zijn ritmen en structuren aan
te brengen. Indien een gelijk kroonbeeld gewenst
is kan met soorten toch worden gevarieerd.
Wordt soortgelijkheid noodzakelijk geacht kan
genetische verscheidenheid worden aangebracht.
De ontwerper krijgt een “nieuwe ontwerp
opdracht“. Maar ook beheerders dienen hun visie
bij te stellen. Van oudsher beheren we in een
traditie van gelijke soorten, hierdoor lijken we
gedreven om vooral de beperkingen van veel
soortigheid te vrezen. Het lijkt slechts een kwestie
van tijd dat soorten diversiteit onvermijdelijk is
en de voordelen veel zwaarder wegen dan de
vermeende nadelen.
Nederlandse Boominfodag 201324
1. InleidingBoomveiligheid is een belangrijk item in de
stedelijke omgeving en in andere locaties met
een hoge gevaarzetting. Er bestaan verschillende
methoden om de conditie en de stabiliteit van
bomen te beoordelen. Een intensieve visuele
inspectie vormt altijd de eerste stap in dit
beoordelingsproces. Bij een aantal bomen is een
nader onderzoek gewenst. Afhankelijk van het
te onderzoeken gebrek kan een keuze worden
gemaakt uit diverse onderzoeksmethoden.
De Tree Motion Sensors (TMS) worden gebruikt
om de wortelverankering van bomen beoordelen
waarbij het niet nodig is de boom kunstmatig
te belasten en zo de windbelasting te simuleren.
De Tree Motion Sensors registreren de reactie
van de boom op de natuurlijke (dynamische)
windbelasting. Wat zijn de verschillen van deze
methode ten opzichte van de bestaande
statische trekproef?
De statische trekproef, gebaseerd op experi
menten van Wessolly (Wessolly & Erb, 1998),
meet de sterkte van de wortelverankering van de
boom. Bij deze trekproef wordt de boom blootge
steld aan een bepaalde (trek)last die op de boom
wordt uitgeoefend met behulp van een kabel en
een lier. De reactie van de boom op deze belas
ting bestaat uit een vervorming van de stam
(doorbuiging randvezels) en een kiep (kanteling
of inclinatie) van de wortelplaat. Beide reacties
worden tijdens de trekproef gemeten. De kunst
matige belasting wordt vergeleken met de
theoretische last veroorzaakt door een bepaalde
windkracht. Er bestaat geavanceerde software om
de windbelasting op bomen te berekenen (Arbo
stat & Detter). Het uitvoeren van de statische
trekproef kan stuiten op praktische problemen,
vooral in de stedelijke omgeving.
De TMS registreert de dynamische beweging van
de boom in natuurlijke windomstandigheden. De
windbelasting van bomen is zeer veranderlijk qua
kracht en richting en is afhankelijk van tal van
factoren (bijvoorbeeld beschutting van bomen
door elkaar of bebouwing). De gemeten bewe
ging laat de werkelijke reactie van elke boom zien
onder natuurlijke omstandigheden. De toepas
singsmogelijkheden van de TMSmethodiek zijn:
BEpaling van staBilitEit van BomEn dooR middEl van hEt mEtEn van dE EffECtEn van natuuRlijkE windBElasting tms lothaR goECkE
25Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
• Het identificeren van bomen met een vermin
derde stabiliteit.
• Op verschillende bomen in hetzelfde gebied
worden sensoren aangebracht. De meet
resultaten (kiephoeken) worden vergeleken
waarbij afwijkingen van het gemiddelde
bepaald worden (paragraaf 3.2), (James &
Hallam, 2013).
• Combinatie met statische trekproef
• Bij bomen die onder natuurlijke windbelasting
een relatief grote kiep van de wortelplaat
vertonen, kan de statische trekproef toegepast
worden om de reactie van de wortel
verankering op een bekende kracht te meten
(paragraaf 3.3).
• Bomen en bouwwerkzaamheden
• Het opsporen van schade aan (stabiliteits)
wortels als gevolg van graafwerkzaamheden
(paragraaf 3.4).
• Langetermijnmonitoring
• Bomen met vermoedelijke bewortelings
problemen kunnen regelmatig gevolgd
worden om te beoordelen of:
– De reactie op de wind verbeterd (door
bv. nieuwe wortelgroei)
– De reactie op de wind verslechterd
(wortelrot)
– De reactie op de wind hetzelfde blijft.
Er kan volstaan worden met één of twee
van zulke monitoringperiodes per jaar
• Het samenstellen van windkaarten van parken
en steden
• Door inzicht te krijgen in de windverdeling
kunnen boombeheerders de ruimtelijke
inrichting aanpassen om de kans op het
ontstaan van windtunnels te minimaliseren
2. ToepassingDe TMS zijn accelerometers (inclinometers) die
automatisch de metingen verrichten en de
meetgegevens opslaan gedurende een periode
van uren, dagen of weken. De meetfrequentie
bedraagt 20 Hz. Deze hoge frequentie maakt het
mogelijk om zeer dynamische reacties van de
boom te registeren. De wind veroorzaakt kante
ling van de wortelplaat en buiging van de stam.
Meting van deze bewegingen levert belangrijke
informatie met betrekking tot de stabiliteit van
de boom. De kiep van de wortelplaat is maat
gevend voor de verankering van de boom in de
grond. Weinig of geen kiep wijst op een goede
wortelverankering, terwijl hoge meetwaarden,
in het bijzonder in combinatie met lagere wind
snelheden, duiden op zwakke wortels.
Het is duidelijk dat er wind moet zijn om de
metingen te verrichten. De minimaal benodigde
windsnelheid (windvlagen) bedraagt 40 km/h.
De sensoren kunnen voorafgaande aan een
windperiode op de boom bevestigd worden.
De minimale meetperiode is 3 uur hoewel een
langere meetperiode de betrouwbaarheid van de
meting vergroot. Een verandering van wind
richting gedurende de meetperiode levert de
meest interessante informatie op. Eén sensor
wordt aan de stamvoet bevestigd: de basis
sensor. De door deze sensor gemeten kiep is een
indicator van de kwaliteit van de wortel
verankering van de boom. Goed verankerde
bomen vertonen slechts een geringe kanteling
van de wortelplaat. Dit gegeven komt overeen
met de theorie achter de statische trekproef.
Hoewel de meetdata veel informatie bevat, is met
betrekking tot de stabiliteitsbeoordeling van de
boom, slechts de door de basissensor gemeten
maximale kiepwaarde relevant. De tweede Tree
Motion Sensor, de controlesensor, wordt aan
gebracht op de stam van de boom, op een hoogte
van 2 tot 3 meter. De door deze sensor gemeten
beweging wordt gebruikt om de “ruis” in de
meting op te sporen, veroorzaakt door achter
grondtrillingen. De kiep van de basissensor wordt
alleen als werkelijke kiep beschouwd wanneer de
kiep van controlesensor groter is.
De kiep van de hoger bevestigde controlesensor
is groter omdat de boom op hetzelfde moment
zowel kiept als buigt. De door de controlesensor
gemeten kiep is eigenlijk een combinatie van de
versnellingen veroorzaakt door de kanteling en
de stambeweging van de boom. Wanneer de
basissensor wel en de controlesensor geen
kiepbeweging registreert is er sprake van vibra
ties, veroorzaakt door bijvoorbeeld verkeer. Beide
sensoren zijn nauwkeurig gesynchroniseerd door
middel van een GPS tijdsignaal.
3. Analyse data3.1 WerkwijzeDe verzamelde data worden geanalyseerd door
een computerprogramma dat ondergebracht is
op de website www.treesensor.com. De gebruiker
dient de gevraagde boomgegevens in te voeren,
zoals: boomsoort, boomhoogte, afbeeldingen
Argus Electronic gmbh
Joachim-Jungius-Strasse 9
18059 Rostock, Germany
Tel.: +49 (0) 381- 4059 324
www.argus-electronic.de
Nederlandse Boominfodag 201326
enz. De door de sensors verzamelde data kunnen
tevens worden ingevoerd. Het programma
analyseert deze data en bepaalt de maximale
kiephoeken (het belangrijkste criterium bij de
beoordeling van de stabiliteit) binnen de meet
periode. De resultaten worden verwerkt in een
PDFrapport. Dit wordt op korte termijn per email
toegezonden. Voor onderzoeksdoeleinden is
software beschikbaar. Hiermee kan men zelf alle
meetgegevens direct analyseren. De hieronder
weergegeven afbeeldingen zijn screenshots uit de
PCsoftware. Het gaat hier om een Fagus sylva
tica in Duitsland. De opgetreden windvlagen
hadden een snelheid van 55 km/h. De groene
lijn in de bovenste grafiek geeft de gemeten
kiephoek weer van de controlesensor, de onder
ste blauwe lijn die van de basissensor. Uit de
grote hoeveelheid data worden de significante
meetresultaten gefilterd. In het onderstaande
voorbeeld worden de data getoond uit een
meetperiode van 24 uur. Rechte grafieklijnen
betekenen dat in deze intervallen de kiepwaarde
minder was dan 0.03º (figuur 1).
Met het programma kan ingezoomd worden,
waardoor de gemeten kiep nauwkeuriger wordt
weergegeven (figuur 2). Het windroosdiagram
(rechts) laat de kiep van de boom zien (topview
van de boom). Rood representeert de kiep van de
basissensor (wortelplaat), blauw de kiep van de
controlesensor (stam).
3.2 Identificatie van bomen met wortel-verankeringsproblemenDe Tree Motion Sensoren registreren de dyna
mische reactie van bomen op natuurlijke wind
belasting. Stabiele bomen met een goede
verankering vertonen weinig kiep. Bomen met
een verminderde stabiliteit als gevolg van een
probleem in de beworteling dan wel in de bodem,
laten een grotere kiep zien. De eerste vraag die
een TMSmeting dan ook kan beantwoorden is:
is er sprake van een significante beweging (kiep)
van de boom als gevolg van windbelasting?
De tot dusver verzamelde meetgegevens bij
verschillende boomsoorten laten zien dat de
meeste bomen weinig kiep vertonen, zelfs bij
hoge windsnelheden. Een gezonde beuk bijvoor
beeld, met een DBH van 190 cm. blijkt slechts
0.04º te kiepen bij windstoten van 55 km/h.
Wanneer de boom een grotere kiep vertoont dan
verwacht is het, op dit moment, (nog) niet
mogelijk conclusies te trekken over het mogelijk
bezwijken van de boom.
figuur 2. Ingezoomd op 02:14 h. Controlesensor (groen), Basissensor (blauw). Rechts: richting van de kiep.
figuur 1. Absolute kiepwaarden van een boom: controlesensor (groen), basissensor (blauw)
27Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
3.2.1 De windreactie van 5 bomen aan de kust van Tasmanië (Burnie)Om de kiep van een boom beter te kunnen
beoordelen is het goed een referentiekader te
hebben van andere bomen waarmee vergeleken
kan worden (James&Hallam, 2013). Hieronder
wordt de kiep van 5 bomen weergegeven. De
boom met een stabiliteitsprobleem komt hieruit
duidelijk naar voren. Omdat boom 5 sterk afwijkt
van de andere 4 bomen, wordt het verdere
onderzoek gefocust op deze boom (figuur 3).
3.3 Combinatie met statische trekproef3.3.1 TheorieBij de statische trekproef wordt een bekende,
kunstmatige kracht op de boom uitgeoefend.
Deze kracht en de reactie van de boom hierop
wordt vergeleken met de ingeschatte maximale
windbelasting waarmee de boom te maken kan
krijgen. Er bestaat geavanceerde software
waarmee de windbelasting op een boom
berekend kan worden (Arbostat & Detter). Het
blijft echter een benadering omdat het moeilijk is
de omgevingsfactoren in te calculeren zoals
beschutting en windtunneleffecten door bebou
wing of andere bomen. De TMS laten zien hoe de
bomen in werkelijkheid reageren op de optreden
de windbelasting. In combinatie met lokale
weergegevens is deze informatie zeer waardevol
om de windexpositie van de betreffende boom te
kunnen inschatten. De hieronder beschreven
voorbeelden laten zien hoe de resultaten van
TMS en trekproef met elkaar in overeenstemming
zijn. Voorbeeld 1 betreft een tweetal beuken: met
en zonder een verminderde wortelverankering.
Uit zowel de TMSmeting als de statische trek
proef blijkt de verminderde stabiliteit van één van
de bomen. Voorbeeld 2 betreft twee lindes,
waarvan één met een wortelaantasting van
korsthoutskoolzwam (Kretzschmaria deusta).
Geen van beide onderzoeksmethoden (TMS en
trekproef) echter geven reden tot bezorgdheid
aangaande de stabiliteit van de boom.
3.3.2 Voorbeeld 1: Beuk met verminderde wortelverankeringDeze boom bevindt zich “in” een brug. Tijdens
een reconstructie van de brug enkele jaren
geleden zijn de wortels van de boom beschadigd.
Vermoed wordt dat de beworteling is aangetast
door wortelrot. Er is een trekproef uitgevoerd en
er heeft een TMSmeting plaats gehad bij wind
snelheden tot 55 km/h. Een qua afmetingen
vergelijkbare beuk, 100 meter verderop, werd
gebruikt als referentieboom (figuur 4 en 5).
De grafieken (figuur 6 en 7) laten de gemeten
kiepwaarden van beide bomen zien tijdens
dezelfde windstoot.
De linkergrafiek laat een kiep van de wortelplaat
zien van bijna 0.1º (rode lijn). De referentieboom
B (rechtergrafiek) vertoont slechts een kiep van
0.030.04º (rode lijn). De door windbelasting
veroorzaakte kiep van boom A is meer dan 2 keer
zo groot dan die van de referentieboom.
Vervolgens werd bij boom A een statische
trekproef uitgevoerd. Het resultaat laat inderdaad
een verminderde wortelverankering zien.
De bijbehorende grafiek laat zich als volgt lezen:
de groengrijsrode gebieden representeren de
figuur 3. Bron: (James & Hallam, 2013).
figuur 4. Beuk A, “in” de brug.
Beuk B op de achtergrond.
figuur 5. TMS sensor op de stamvoet
van boom A.
Nederlandse Boominfodag 201328
stabiliteitszones van de boom. De blauwe, gele en
rodelijnengevendedataweervan3TreeQinetic
inclinometers die de kiep van de stamvoet tijdens
de trekproef hebben gemeten. De gemeten
kiepwaarden bevinden zich in het grijze gebied
wat een veiligheidsfactor impliceert hoger dan
1 maar lager dan 1.5.
ConclusiesDe TMSmeting (figuur 8) laat zien dat beide
bomen belast werden als gevolg van windstoten.
De kiep van boom A is beduidend groter dan die
van de referentieboom. Bovendien is het verschil
tussen de basis en de controlesensor bij boom A
kleiner dan bij de referentieboom. Dit is een
indicatie van meer “stamkiep” vanuit de wortels
(rotatiepunt) en minder stambuiging. Zowel de
resultaten van de trekproef als de TMS wijzen op
een minder stabiele wortelverankering van
boom A. Een bescheiden reductie van de kroon
zal de windbelasting verminderen en de boom
terug brengen in het gewenste veiligheidsbereik.
Aanbevolen wordt over 3 tot 5 jaar de boom
opnieuw te onderzoeken om te zien of wortel
verankering van de boom hersteld is.
3.3.3 Voorbeeld 2: Tilia met Kretzschmaria deustaEen linde met een zichtbare aantasting door
Kretzschmaria deusta werd onderzocht met
behulp van geluidstomografie, electrische
weerstandstomografie, een statische trekproef
en TMS (figuur 9 en 10).
Tomogrammen, gemeten net boven maaiveld,
vertonen diverse stadia van aantasting.
(Figuur 11, 12 en 13)
(1) Lage V en lage R – aantasting
(2) Lagere V en lage R – vroeg stadium
aantasting
(3) Hoge V en hoge R – gezond hout
(4) Lagere V en hoge R – waarschijnlijk droog,
beschadigd hout
De grafieken (Figuur 14) tonen de tegelijkertijd
gemeten kiephoeken ter hoogte van de stamvoet
(rode lijn) en ter hoogte van de stam (2 meter)
(blauwe lijn) bij de 2 bomen. Volgens de weer
stations bedroeg de maximale windstoot in deze
regio 4550 km/h (2 september 2013). Het kiep
gedrag van beide bomen was vergelijkbaar. Grote
verschillen werden niet gevonden. De gemeten
maximale kiephoeken ter hoogte van de stamvoet
waren minder dan 0.1º.
figuur 8. Resultaat (Arbostat) van een statische trekproef bij beuk A (vermoeden wortelrot)
figuur 9. Tilia A (Kretzschmaria) figuur 10. Tilia B (geen zichtbare aantasting)
figuur 6. Beuk A met wortelaantasting
0,15°
0,10°
figuur 7. Beuk B (geen aantasting)
0,15°
0,10°
29Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
Door wind veroorzaakte kiepbeweging: Tilia A
(links) en Tilia B (rechts) gedurende dezelfde
periode. Tenslotte werd een statische trekproef
uitgevoerd. Het resultaat laat zien dat de wortel
verankering van de boom zich nog binnen het
gewenste veiligheidsbereik bevindt. De maximale
kiepwaarde was iets kleiner dan 0,1° wat over
eenkomtmet45%vandegeschattestormbelas
ting. De windstoot van 4550 km/h had dezelfde
uitwerking op de boom als een (statische)
trekkracht van ongeveer 15 kN (figuur 15 en 16).
ConclusiesUit de visuele inspectie en de tomogrammen
blijkt duidelijk dat er sprake is van een aantasting
door Kretzschmaria deusta. De aantasting bevindt
zich ter hoogte van de stamvoet van de boom
zodat het wortelgestel is aangetast. Zowel de
TSMmeting als de statische trekproef laten zien
dat de boom desondanks voldoende stabiel is.
Het hout rondom de meetpunten 2,5 en 10 is
volgens het geluidstomogram sterk genoeg om
de stabiliteit van de boom te garanderen.
Aanbevolen wordt de boom te monitoren om zo
het aantastingsproces te volgen. Een jaarlijkse
TMSmeting tijdens het groeiseizoen is een
eenvoudige manier.
3.4 ReconstructiewerkzaamhedenDe TMS sensoren zijn accelerometers en regi
streren niet alleen kiepbewegingen maar ook
vibraties in de bodem veroorzaakt door grond
werkzaamheden. Deze trillingen verschillen
echter significant van de door windbelasting
figuur 16. TreeQinetic-meters bij Tilia Afiguur 15. Arbostat Stabiliteitsdiagram van Tilia A
figuur 11. SoT figuur 12. ERT figuur 13. Kretzschmaria : MP 1, 12
(1)
(2)(3)
(4)
(2)
(3) (4)
(3)(3)
0,4° 0,2° 0,0°
figuur 14.
Nederlandse Boominfodag 201330
veroorzaakte bewegingen. Het doel van een
TSMmeting bij reconstructiewerkzaamheden is
het nagaan of het kiepgedrag van de boom
verandert na de uitvoering van de werkzaam
heden. De grafiek hieronder is afkomstig van een
TSMmeting in de nabijheid van grondwerkzaam
heden. De windsnelheid bedroeg minder dan
15 km/h en is te laag om een boom met een DBH
van 1 meter meetbaar te beïnvloeden. Al de
geregistreerde signalen zijn afkomstig van de
reconstructiewerkzaamheden. De meetdata laten
zien dat de grondvibraties geen kiep van de boom
veroorzaakt hebben wat blijkt uit het feit dat
zowel de kiep in de X als de kiep in de Yrichting
terugkeren naar nul. De grafieken laten ook zien
hoe de software werkt: alle signalen (veroorzaakt
door windkiep en vibraties) groter dan een vooraf
ingestelde grenswaarde (bijvoorbeeld 0.03º)
worden getoond. De overige signalen worden
genegeerd (figuur 17).
Om onderscheid te kunnen maken tussen
signalen afkomstig van kiepbeweging en van
grondwerkzaamheden moet de duur van de
signalen geanalyseerd worden: signalen van het
tweede type hebben een tijdslengte van slechts
3 meetpunten (=0.15 sec.) In de onderstaande
grafiek zijn ze zichtbaar als korte pieken.
Windgeïnduceerde kiepsignalen hebben een
tijdslengte van tenminste 1 seconde (figuur 18).
Een ander criterium dat gebruikt wordt om de
invloed van grondwerkzaamheden op de meting
te kunnen onderscheiden is de signaalfrequentie.
Hieronder wordt een signaal getoond met een
zeer hoge frequentie: ongeveer 5 uitslagen per
seconde (5 Hz). Door wind veroorzaakte bewe
ging heeft ten hoogste een frequentie van 0.5 Hz
(figuur 19).
TMSdata afkomstig van een beuk in Duitsland
verduidelijkt dit: de tijdslengte van 1 kiep
beweging bedraagt meerdere seconden!
De onderstaande grafiek toont de gemeten kiep
van de wortelplaat (figuur 20).
4. ConclusiesHet meten van de beweging van bomen onder
natuurlijke windomstandigheden lijkt een goede
en eenvoudige methode voor het identificeren
van bomen met een problematische wortel
verankering. De beste manier om dit te doen is
het vergelijken van het kiepgedrag van meerdere
bomen op dezelfde standplaats.
Wanneer een stabiliteitsprobleem is gesignaleerd
kan de inspectie tijd en geld richten op het nader
Signaal – data wordt getoond Geen signaal – data genegeerd
figuur 17. Signalen afkomstig van reconstructiewerkzaamheden
figuur 18. Korte piek in TMS data figuur 19. Signaal met hoge frequentie in TMS data
31Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
onderzoeken van de betreffende bomen/boom.
Verschillende boomsoorten kunnen een verschil
lende reactie laten zien op dezelfde windbelasting
afhankelijk van specifieke houteigenschappen,
stamdiameters en aerodynamische eigenschap
pen. De methode is (nog) niet geschikt om
bezwijken van de bomen te voorspellen.
5. ReferentiesArbostat, & Detter. (kein Datum). Arbostat. Von
www.arbosafe.com abgerufen
James, K., & Hallam, C. (2013). Stability of urban
trees in high winds. The International Journal of
Urban Forestry.
Wessolly, L., & Erb, M. (1998). Handbuch der
Baumstatik. Germany: Patzer Verlag, Berlin.
figuur 20. Windgeïnduceerde beweging (kiep)
• • • • •
Nederlandse Boominfodag 201332
Inleiding
Zowel Europees als nationaal zien we een
toegenomen belangstelling voor bomen en
houtopstanden. Europees is men voornamelijk
gericht op het landelijk gebied en streeft men
naar het in stand houden van houtopstanden. Dat
varieert van bossen tot bomenrijen en solitaire
bomen. Een belangrijk Europees instrument
hierbij is bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk
Landbouw Beleid (GLB), waarin meer dan 40
miljard euro per jaar omgaat. Nationaal ligt de
focus veel meer op de individuele boom en is
men veelal geïnteresseerd in praktische aspecten
rondom boombeheer. Vragen die daaraan uiting
geven zijn bijvoorbeeld: Wat is de kwaliteit van de
houtopstand in onze gemeente? Is de boom ziek
of gezond? Veroorzaakt de boom overlast? Welke
bomen zijn illegaal gekapt? Jaarlijks besteed de
Nederlandse overheid zo’n 2 miljard euro aan
activiteiten rondom het beheer van bomen.
De vragen en de informatiebehoefte die men
heeft ten aanzien van bomen lopen dus nogal
uiteen en zijn soms erg complex. In Figuur 1
wordt dit geïllustreerd door een aantal aspecten
van boominformatie op te sommen. Hoewel de
informatiebehoefte zeer gevarieerd is bindt één
aspect ze samen, namelijk waar staan de bomen?
Voor effectief bomenbeheer op gemeentelijk
niveau is het van groot belang om de juiste
locatie van de bomen te kennen. Bomen en hun
eigenschappen moeten beter op de kaart komen
te staan, letterlijk en figuurlijk.
Uitzonderingen daargelaten gebeurt het inwinnen
van gegevens over bomen via veldwerk Een goed
voorbeeld hiervan is de periodieke boomveilig
heidscontrole. Het resultaat hiervan wordt
opgeslagen in een lokaal beheerde database.
Overigens blijkt de periodiciteit per beheerder te
variëren evenals de compleetheid. Een voorbeeld
van het laatste zijn de afwezigheid van particu
liere bomen. Elke boombeheerder heeft zich vast
wel eens afgevraagd: kan dat niet anders? Het
antwoord op deze vraag is een volmondig “ja”.
Recentelijk zien we een aantal ontwikkelingen die
het in kaart brengen van bomen sterk kunnen
vereenvoudigen. Eén van de meest interessante
ontwikkelingen is de sterke toename van lands
dekkende, gedetailleerde ruimtelijke data afkom
stig vanuit de remote sensing. Remote sensing
gebruiken we hier als een verzamelnaam voor
BomEn in BEEldjan ClEmEnt, fRans Rip, joskE houtkamp, hEnk kRamER, maRCEl mEijER & Ron van lammEREn
Figuur 1 - Bomen-Informatiebehoefte
33Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
onder meer luchtfoto’s, satellietbeelden en LiDAR
opnamen. Ook het in 2013 voltooide Actueel
Hoogtebestand Nederland (AHN2) is met behulp
van remote sensing ingewonnen.
In dit artikel laten we zien dat op basis van de
informatie uit het AHN2 individuele bomen op de
kaart gezet kunnen worden. Daarnaast laten we
zien dat naast het in beeld brengen van de boom
als object ook een aantal aspecten uit de informa
tiebehoefte, de zogenaamde boomparameters,
geautomatiseerd zijn te bepalen. Tot slot schetsen
we in dit artikel waartoe deze ontwikkeling
uiteindelijk kan leiden, en wat daar voor nodig is.
Bomen in kaart brengen
Als we kijken naar de Nederlandse situatie dan
kunnen we grofweg stellen dat bomen op drie
manieren op de topografische kaart zijn gezet,
namelijk:
• een individuele boom via een punt.
• bomen in een laan worden meestal weergege
ven met een lijn;
• bomen in bossen worden weergegeven met
een vlak;
Figuur 2 - Bomen in kaart gebracht in Nederland
(bron BRT): als punt (links), lijn (midden) en vlak
(rechts)
We beperken ons tot de punten op de kaart.
De punt geeft uitsluitend de locatie van de stam
weer, maar geen verdere informatie zoals over
de vorm van de kroon. Ook staat lang niet elke
solitaire boom met een eigen punt op de topo
grafische kaart. Daarom is die kaart niet goed
genoeg voor boombeheer. Beheerders maken
dus hun eigen inventarisatie. Veelal is dat een
punt per stam van de bomen die ze in beheer
hebben. Dat punt kent een uniek identificatie
nummer waaraan een set gegevens is gekoppeld.
De aard van die gegevens kan per beheerder
verschillen en daarmee verschillen ze per beheer
gebied. Het kan ook anders.
Zoals in de inleiding is aangegeven zien we een
toename van het aantal landsdekkende en
gedetailleerde ruimtelijke datasets. Eén van de
meeste interessante bronnen op dit moment is
het AHN2. Het AHN2 is een bestand met voor
heel Nederland gedetailleerde en precieze
hoogtegegevens. Een digitale hoogtekaart van
heel Nederland waarin de hoogte van elke kwart
vierkante meter tot op de centimeter bekend is.
Boomkronen met een doorsnede van meer dan
twee meter zijn voor mensen door hun vorm
goed herkenbaar in AHN2, voor kleinere boom
kronen wordt dit lastiger. Ditzelfde geldt voor de
computer. Door gebruik te maken van een
speciaal bewerkingsproces, waarmee boom
kronen op basis van hun vorm door de computer
herkend worden, is het mogelijk om bomen
geautomatiseerd in kaart te brengen. Tijdens dit
proces is het belangrijk om bomen wel goed te
onderscheiden van andere opgaande objecten
zoals bijvoorbeeld lantaarnpalen, elektriciteits
masten en verkeersborden. Dit is voor de
computer toch lastiger dan voor een mens.
MethodeHet AHN2 bestand bevat een aantal informatiela
gen die allemaal een rol spelen bij het geautoma
tiseerd detecteren van bomen. De basisinforma
tielaag van het AHN2 is een rasterbestand met
één hoogtewaarde voor het maaiveld per 50 x 50
cm. Dit is de digitale hoogtekaart van Nederland.
Daarnaast is er een tweede informatielaag,
eveneens een rasterbestand, met één hoogte
waarde voor de bovenkant van opgaande objec
ten per 50 x 50 cm. Dit bevat de bovenkant van
alle boomkronen, daken van gebouwen, lantaarn
palen en overige objecten die op het maaiveld
staan en de maaiveldhoogte voor als er geen
opgaande objecten zijn. De brondata van de
basisinformatielaag is een een 3D puntenwolk.
Deze is echter niet eenvoudig te gebruiken, zowel
door zijn structuur (3D punten) als de bestands
grootte (vele terrabytes). De basis voor het AHN2
is een 3D puntenwolk die via een laserhoogteme
ting vanuit een vliegtuig of helikopter wordt
verkregen. De gebruikte techniek wordt LiDAR
(light detection and ranging) genoemd. In de 3D
puntenwolk komen zowel het maaiveld als alle
opgaande objecten, zoals bijvoorbeeld bomen,
Wageningen UR Alterra:
Jan Clement, Joske Houtkamp, Henk Kramer
en Marcel Meijer.
Wageningen University:
Frans Rip en Ron van Lammeren.
Nederlandse Boominfodag 201334
voor. Het AHN2 bestand kent als hoogtewaarde
de hoogte boven het NAP (Normaal Amsterdams
Peil). Figuur 3 laat een zijaanzicht van een boom
zien, gecombineerd met het zijaanzicht van
de boom zoals deze in de 3D puntenwolk
opgenomen is.
Figuur 3 Zij-aanzicht van een boom (links) plus
de bijbehorende puntenwolk (rechts)
In het AHN2 bestand met de hoogten van alle
objecten is een boom herkenbaar als een groep
rastercellen met verschillende hoogtewaarden die
uitsteken boven de directe omgeving (Figuur 4).
Figuur 4 Luchtfoto
met bomen (links) en
AHN2 bestand met
bomen (midden) en
detail van 1 boom
(rechts)
Voor het boom detectieproces moet de hoogte
van het object boven de maaiveldhoogte
gevonden worden. Dit wordt als eerste stap in
het proces bepaald door de beide AHN2
bestanden van elkaar af te trekken (object
hoogte = bovenkant objecten minus maaiveld).
Vervolgens worden de contouren van objecten
geautomatiseerd bepaald en via diverse
bewerkingen bepaald of een opgaand object een
boom is of niet. Hiermee is grofweg de locatie
van de boom met de omtrek van de boomkroon
vast gelegd. De volgende stap is het bepalen van
de afmetingen van de boom, de hoogte wordt
bepaald door de maximale hoogtewaarde binnen
de boom omtrek. De breedte of kroondoorsnede
is minder eenvoudig te bepalen vanwege de vaak
onregelmatige vorm van de boomkroon. Om de
kroonvorm gestandaardiseerd te bepalen maken
we gebruik van de SILVISTAR methode (Koop,
1989). Hierbij worden op de kroonomtrek de vier
buitenste punten bepaald, die vormen de basis
voor het bepalen van de breedte van de boom
kroon (P1 – P4). De vorm van de kroon kan nu
schematisch vastgelegd worden door kwart
ellipsen door punten te trekken (Figuur 5).
Figuur 5 Van raster boom (links), via begrenzing
naar ellipsoide van kroonomtrek (rechts) met
behulp van 4 buitenste punten van de boombe-
grenzing (P1, P2, P3 en P4).
Met de SILVISTAR methode is het mogelijk om
aspecten van de derde dimensie van bomen
geautomatiseerd te laten berekenen. Hierbij valt
te denken aan groei, volume van de kroon en
mutatie signalering in de tijd.
35Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
ResultatenUit het voorgaande blijkt dat van plaats en
hoogte van bomen en omvang van boomkronen
uit AHN2 kunnen worden afgeleid. De via de
SILVISTAR methode te berekenen parameters
zijn voor heel Nederland aan de hand van de
AHN2 informatielagen uit te voeren. Op deze
wijze is via een gestandardiseerde methode een
belangrijk deel van de boominformatiebehoefte
te realiseren.
Figuur 6 Boomkroon projecties voor ca 1km2
Sonsbeek bij Arnhem. Deze data is voor heel
Nederland uit te rekenen met AHN2 data
Wij verwachten dat de huidige resultaten een
aanzet geven tot de vorming van een gestan
daardiseerde open landelijke bomendatabase,
waarmee niet alleen een verdere invulling van de
informatiebehoefte, maar ook verbetering van de
kwaliteit van boominformatie zijn te realiseren.
Uiteindelijk komt dit weer ten goede van de
efficiency en effectiviteit van beheerstaken.
Waar leidt dit toe?Het op deze wijze maken van een landsdekkend
register met individuele bomen (buiten bos
verband) is een belangrijk doel. Daarmee willen
we een bijdrage leveren aan het verbeteren en
vereenvoudigen van werkprocessen waarbij de
actuele locatie van bomen aangevuld met diverse
boomparameters een belangrijke rol spelen.
Daarnaast willen we een kwaliteitsimpuls leveren
aan de bestaande boominventarisaties. Een
consortium van vijf partijen (WUR Alterra, Neo
BV, Geodan, Swis en Cobra adviseurs) is op dit
moment bezig om op basis van onder meer
AHN2 een dergelijke open landelijk register op
te zetten.
Dit bomenregister heeft minstens 2 belangrijke
functies:
• Actualisering van boomgegevens ten opzichte
van de inwindatum van de AHN2gegevens.
• Een organisatorische platform bieden voor
Open Boomdata
Indien iedere boombeheerder regelmatig actuele
data toevoegt, ontstaat er gaandeweg een
waardevol bestand. Een waardevol bestand
noemen wij een bestand dat voldoet aan een
bepaalde standaard voor boominformatie. Hierbij
valt te denken aan kwaliteitseisen met betrekking
tot locatie, parameters en actualiteit. Op deze
wijze ontstaat ook inzicht in de Nederlandse
“hot” (voldoet aan eisen) en “cold” (voldoet
niet aan eisen) spots voor zover het boomdata
betreft. De beschikbaarheid van die boomgege
vens biedt ook vergelijkingsmogelijkheden met
de inhoud van de Database Gemeentelijk Groen
beheer. Hoe verhouden bijvoorbeeld de gemaakte
kosten zich tot het plaatsingspatroon en de
boomsoorten?
We zijn er nog niet!Het maken van een landsdekkend bomenregister
op basis van AHN2 data is een eerste stap. Op dit
moment zijn we als consortium bezig met het
zoeken naar verbeteringen van de kwaliteit van
dit register. Dit doen we onder andere met behulp
van puntenwolken die gegenereerd worden op
basis van overlappende luchtfoto’s en met
technieken als NDVI (Normalized Difference
Vegetation Index).
Naast het ontwikkelen van een landsdekkend
bestand is het consortium ook gestart met het
beschrijven van het IMbomen, een informatiemo
del voor bomen (Rip & Bulens, 2013). Hierbij
wordt zoveel mogelijk samenwerking gezocht
met andere partijen. Dit informatiemodel moet
uiteindelijk leiden tot een gestandaardiseerde
beschrijving van informatie rondom bomen.
Toekomst perspectief
Werken volgens een standaard zal de ontwikke
ling van software en Apps stimuleren en vereen
voudigen. Dit kan leiden tot kostenbesparing voor
de boomveiligheidcontrole doordat burgers
meldingen kunnen maken met een App. Ook kan
men denken aan verhoging van de kwaliteit van
dienstverlening door de overheid door bijvoor
beeld te adviseren over de geschiktheid van
zonnepaneelplaatsing in verband met schaduw
werking van bomen. Of de melding van boom
overlast door wortelopdruk of vallende takken.
36 Nederlandse Boominfodag 2013
37Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
Voor een gemeente biedt een dergelijk gestan
daardiseerd bomenregister ook de mogelijkheid
om gestandaardiseerd analyses uit te voeren.
Zodat bijvoorbeeld een ranking van “de groenste
wijk met het meeste boomvolume”, een duiding
van straaturgentie voor boomveiligheidscontrole
en “thermal comfort” binnen stedelijk weefsel
zijn te bepalen. Natuurlijk kan men ook denken
aan de inzet van deze gegevens bij stedelijke
planning, waarbij de derde dimensie in het
ontwerp een belangrijke rol speelt.
Gezien deze perspectieven op basis van een open
landelijke bomenregister zal de belangstelling
voor bomen en houtopstanden wat ons betreft
nog meer in beeld komen.
Literatuur Koop, H. 1989: Forest Dynamics: SILVISTAR, a Comprehensive Monitoring System. Dissertatie, Landbouwuniversiteit Wageningen, 229 pp.
Rip F.I. & Bulens, J. 2013: IMTree. Towards an information model for an integrated tree register. Paper. 16th AGILE Conference on Geographic Information Science, 1417 May 2013, Leuven, Belgium. (downloadable via http://www.wageningenur.nl/nl/project/Openboomdataalsbasisvoorwebdiensten.htm)
Boomtechnisch advies
Specialistische boomverzorging
Boomziekten en aantastingen
www.btlbomendienst.nl
Nederlandse Boominfodag 201338
Per 1 april 2013 is de Aanbestedingswet (AW) van
kracht geworden. Deze wet beoogt onder meer de
aanbestedingspraktijk te uniformeren (met name
in procedures onder de Europese drempels), in
de aanbestedingsprocessen de administratieve
lasten te beperken en last but zeker not least: de
toegang van het MKB voor overheidsopdrachten
vergroten. Is dat nu allemaal nodig? Jazeker;
dat is nodig; MKB Nederland is al lange tijd
ontevreden over het aandeel MKB in aanbeste
dingsprocedures. Hoewel nauwkeurige cijfers
ontbreken, wordt algemeen aangenomen dat
meer overheidsopdrachten bij kleiner en lokaler
bedrijven terecht mogen komen. Ook uniforme
ring en betere naleving van aanbestedingsregels
is een noodzaak. Uit de nalevingsmeting van 2012
(uitgevoerd door Significant) blijkt namelijk ook
dat naarmate de aanbestedende organisaties
over het algemeen kleiner van omvang zijn,
(Europese) aanbestedingsregels minder goed
worden nageleefd. De naleving van kern
departementen, provincies en grote gemeenten
is het hoogst. Kleine gemeenten (<20.000) en
ROC’s hebben de laagste naleving. De kleinste
gemeenten scoren daar een percentage van 17,
ROC’s van 28. Dit betekent dat zo ongeveer 1 op
de 4 of 5 (Europees) aanbestedingsplichtige
inkoop procedures, niet is aanbesteed.
Kortom; het kan in aanbestedingsland op fronten
nog beter en dat is mede een gedachte geweest
die de wetgever tot een AW heeft gebracht. De
vraag is nu dan ook hoe potentiële opdracht
nemers daar hun voordeel mee kunnen doen.
Het nieuwe kader biedt genoeg kansen die een
ondernemer zou kunnen benutten. Genoemd
worden onder meer de volgende:
1. minder administratieve lasten; vanaf 1 april
geldt dat bij het meedingen in een aanbeste
dingsprocedure in beginsel kan worden
volstaan met het opmaken van een
(standaard) eigen verklaring (EV); pas als een
partij gegund wordt, dienen meerdere (bewijs)
stukken te worden overgelegd die bijvoor
beeld betrekking hebben op geschiktheid in
financiële en economische zin.
2. meer proportioneel handelen van
aanbestedende diensten; dit werkt op vele
terreinen door. In de kern komt het erop neer
dat een aanbestedende dienst (AD) alleen
eisen en voorwaarden mag stellen die in een
redelijke verhouding tot de aard en omvang
van de opdracht staan. Zo is het een AD niet
zonder meer toegestaan om een aansprakelijk
heid te verlangen die op geen enkele manier
gelimiteerd is. Ook moet een AD potentiële
opdrachtnemers de kans geven suggesties te
doen voor aanpassingen van de standaard
overeenkomst en moet een AD overwegen
om opdrachtnemers varianten voor te laten
stellen op het moment dat hij gunt op de
economisch meest voordelige inschrijving
(EMVI).
BoomondERhoud in RElatiE tot aanBEstEdEn; hindER of kansEn?
Ed sChERps Ed sChERps adviEs
39Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
3. het is een AD niet zonder nadere motivatie
toegestaan om opdrachten samen te voegen
(‘clusterverbod’). Dit is met name bedoeld
om te voorkomen dat opdrachten zo groot
worden, dat kleine bedrijven geen kansen
maken.
4. het is een AD zonder nadere motivatie
evenmin toegestaan om te gunnen op laagste
prijs; gunnen op EMVI is uitgangspunt bij
in elk geval Europees aanbesteden en aan
bestedingen van werken onder de Europese
drempels. Bij leveringen en diensten is het
aanbevolen, maar houdt een AD zijn eigen
bevoegdheid.
Wat betekent dit nu voor ondernemers die zich
richten op opdrachten in de groenvoorziening en
meer bijzonder, in het boomonderhoud?
Voorop staat dat binnen aanbestedingsrecht
onderscheid wordt gemaakt in overheids
opdrachten voor werken, leveringen en diensten.
Binnen de groensector zien we daarin geregeld
dat opdrachten elementen van alle drie de
soorten opdrachten bezitten; dit zijn opdrachten
met een samengesteld karakter.
Veel opdrachten die zich bevinden in de ‘groene’
sector, kunnen als dienstopdrachten kunnen
worden gezien. In de aanbestedingsterminologie;
2B diensten. Dit zijn diensten die normaliter qua
omvang (waarde) wel Europees aanbesteed
zouden moeten worden, maar omdat de Euro
pese wetgever aanneemt dat deze geen bijdrage
leveren aan de eenwording van de Europese
markt (omdat men vindt dat deze diensten door
nationale dienstverleners moeten worden
uitgevoerd; denk aan juridische diensten, gezond
heidszorg en cultuur), goeddeels buiten de
Europese regels vallen. Voor diensten liggen die
Europese drempels in principe op 200.000 euro
(bij decentrale aanbestedende diensten zoals
gemeenten en provincies), maar spelen ze bij 2B
diensten dus geen rol. In de aanbestedingsprak
tijk zijn deze diensten vaak voorzien van een CPV
code (CPV is het gemeenschappelijke woorden
boek van europese aanbestedingen) startend met
77 e.v. bijvoorbeeld voor onderhoud van bomen:
772115007, of het snoeien van bomen:
773410000 en beplanten en onderhouden van
groengebieden: 773100006.
Daarnaast zien we opdrachten die verband
houden met ‘groen’ ook regelmatig terugkomen
als (onderdeel van) een ‘werk’ in plaats van een
dienst. Dit zijn werken die voorzien zijn van een
CPV code startend met 45 e.v. bijvoorbeeld voor
groeiplaatsverbetering dat in sommige procedu
res wordt gezien als het aanbrengen van verhar
dingen: 452360000.
Tot slot kan een opdracht ook als levering worden
betiteld; meest eenvoudig is hierbij de levering
van bijvoorbeeld bomen.
In geval een opdracht bestaat uit onderdelen die
zowel kunnen zien op werken als op diensten en/
of leveringen (de samengestelde opdrachten)
bepaalt in principe het onderdeel dat de hoogste
waarde vertegenwoordigd, welk aanbestedings
regime toepassing heeft; werken, leveringen of
diensten.
Soms roept een indeling vragen op; bekend
voorbeeld is het maaien van bermen; dat is geen
werk maar een dienst. Het komt soms echter wel
eens terug als een werk. Of kijk eens naar deze
recent gepubliceerde opdracht waarbij het ‘werk’
in hoofdzaak bestaat uit: a) het maaien van
waterlopen, waterkeringen en wegbermen; b) het
verzamelen, opladen en afvoeren van vrij
gekomen maaisel en c) het verrichten van
bijkomende werkzaamheden. Om het onder
scheid tussen een werk en een dienst goed te
kunnen duiden kan men zich de vraag stellen of
er door het werk of de dienst iets nieuws wordt
gecreëerd, dat ertoe dient om een technische of
economische functie te vervullen. Zo ja, dan is
het (meestal) op te vatten als een werk; is dat niet
zo dan is veelal sprake van onderhoud en dus een
dienst. Onderhoud dat niet verder gaat overigens
dan het instandhouden van een bestaande functie
door middel van herstellen, vervangen en andere
soortgelijke activiteiten. Doet het dat wel, dan zal
al snel sprake zijn van een werk.
Is dit onderscheid nu zo belangrijk: ja zou ik
zeggen. Bij het van dit soort ‘groenopdrachten’
(in hoofdzaak) aanmerken als een werk, wordt
Ed Scherps is eigenaar van Ed Scherps
Advies, een jonge speler in de adviseringstak
voor aanbesteden, die zich in zijn advisering
met name richt op MKB organisaties voor
wie de nieuwe aanbestedingswet meer en
betere handvatten biedt om mee te dingen
in de markt voor overheidsopdrachten.
Nederlandse Boominfodag 201340
Houdt u van groei en werkt u hard aan uw toekomst? En wilt u exact weten wat er allemaal speelt op uw vakgebied? Dan bent u bij De Boomkwekerij aan het juiste adres. Bij ons bent u namelijk geen abon-nee maar abonJA. Zeg JA tegen De Boomkwekerij en lees uw lijfblad in print en/of digitaal. Voor meer informatie ga naar www.deboomkwekerij.nl/abonja
41Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
ook direct het aanbestedingsreglement werken
(ARW 2012) van toepassing; in dat geval dient de
AD in beginsel te gunnen op basis van EMVI. Is
de opdracht echter aan te merken als een dienst,
dan geldt de plicht om te gunnen op EMVI niet;
hij is wel aanbevolen, maar de AD kan hier sneller
en makkelijker besluiten om op laagste prijs te
gunnen.
Kortom; opdrachten in relatie tot groen
voorzieningen en boomonderhoud, worden nogal
eens wisselend aanbesteed; de ene keer als een
dienst, de andere keer als een werk. Vaak ook
samengesteld en soms ten onrechte aangemerkt
als een werk, terwijl feitelijk sprake is van dienst.
De vervolgvraag die speelt, is de vraag of een AD
bij dit soort procedures vrij is om te bepalen hoe
men dit soort opdrachten aanbesteed? Nee, dat is
niet het geval; de wetgever heeft hier toch wat
kaders willen bieden. Deze procedures volgen het
gemeentelijk of provinciaal geformuleerde beleid;
maar dat dient dan natuurlijk wel te voldoen aan
de basisbeginselen van de AW. Dat komt er in elk
geval bij welke procedure dan ook op neer dat
een AD objectiviteit hanteert in de keuze voor een
aanbestedingsprocedure en de keuze van de
ondernemers die worden uitgenodigd een
inschrijving te doen. Een ondernemer die hier
naar vraagt, moet gemotiveerd kunnen worden
uitgelegd waarom de AD de keus heeft gemaakt
om partij A, B en C uit te nodigen, en niet partij D,
E of F. Dat dit soms duur kan komen te staan
bleek uit de zogeheten ‘Kadasterzaak’ waarin het
Kadaster –door 1 partij niet uit te nodigen voor
een aanbesteding miljoenen aan schade
vergoeding diende te betalen. Dat gebeurde
overigens al onder het oude rechtssysteem, maar
ook onder de nieuwe wet doet een AD er goed
aan tevoren na te denken over de vraag wie men
al dan niet uitnodigt.
Maar dit is niet alles; de Gids Proportionaliteit
(GP) –eveneens nieuw vanaf 1 april biedt ook een
kader; het bevat een overzicht van de te hanteren
aanbestedingsprocedure bij een aantal ‘drempel’
bedragen. Wanneer kan 1 op 1 gegund worden,
wanneer meervoudig onderhands etc. Onder de
Europese drempels geldt weliswaar geen
wettelijk voorgeschreven soort procedure, maar
er moet wel een procedure worden gekozen die
aansluit bij het onderwerp van de opdracht,
afgezet tegen het karakter van de markt. Dit is niet
kwantificeerbaar in een vastomlijnd bedrag, maar
de bedragen genoemd in de GP geven wel
richting. Wijkt een AD daarvan af –hetgeen dus
overigens best kan dan geldt wel weer een
motivatie van en door de AD; comply or explain,
is hier van toepassing.
Voor wat betreft de situatie waarin een boom
expert met name opdrachten voor gemeentelijke/
decentrale overheden wenst uit te voeren, zou
het raadzaam zijn twee zaken vooraf goed in
beeld te hebben:
• wat is de aard van de opdracht; wat vraagt
een gemeente? Een werk, levering of een
2bdienst? En welk regelkader is dan van
toepassing, ARW2012 of de richtsnoer voor
leveringen en diensten? Dat laatste kan
verschil maken voor het betreffende gun
criterium; EMVI of laagste prijs? En voegt een
gemeente verschillende opdrachten samen
tot één opdracht? Is die vervolgens weer in
percelen opgedeeld?
• welk aanbestedingsbeleid hanteert een
betreffende gemeente? Over het algemeen
zijn deze gegevens openbaar (beleid is
immers vaak kenbaar) en kan daar al een hoop
informatie worden betrokken over de wijze
van inkopen. Hanteert een gemeente
expliciete drempels; en zijn deze in lijn met de
overzichten uit de GP? Wanneer gunt men
1 op 1? Heeft men een beleid dat erop gericht
is om lokale bedrijven opdrachten te gunnen
of innovatie te belonen? En zo ja, hoe doet
men dat dan?
Uiteindelijk zal de praktijk uit gaan wijzen of de
‘nieuwe’ spelregels hinder of kansen opleveren;
hinder wellicht voor de sceptici die nog meer
regels waarschijnlijk alleen maar als een last
zullen zien. De aanbestedingsprocedure stond
natuurlijk al bekend om die veelheid aan regel
geving. Die sceptici doen er echter goed aan te
beseffen dat de gedachte achter de AW er één is
die het juist mogelijk moet maken om kleinere
spelers meer kansen te bieden en dat onder
vermindering van de schriftelijke en administra
tieve last die inschrijven soms met zich mee kon
brengen. Daar hebben zowel de opdrachtgever
als ook de ondernemer baat bij. Als de opdracht
nemer verder een goed oog heeft voor de nieuwe
kansen die de regels bieden –waaronder ook het
gunnen op (meer) kwaliteit in plaats van de
laagste prijs en het bieden van ruimte voor
innovatie dan kan het nieuwe kader wel eens
positief uit gaan pakken.
Nederlandse Boominfodag 201342
Wanneer een initiatiefnemer een of meerdere
bomen wil kappen dan zal bij navraag bij de
gemeente worden gewezen op de Boswet en een
eventuele Algemene Plaatselijke Verordening
(APV). De Boswet geeft aan voor welke hout
opstanden een herplantingsplicht geldt en voor
welke bomen per definitie geen regels gelden.
In een APV kan een gemeente extra regels
opstellen ten aanzien van de kap van bomen,
voor zover deze niet onder de Boswet vallen.
Ook mag de APV niet in strijd zijn met de Boswet.
Veel initiatiefnemers en lagere overheden weten
echter niet dat de kap van bomen ook in strijd kan
zijn met de Flora en faunawet. Dat bomen met
daarin nesten van broedende vogels niet mogen
worden gekapt is over het algemeen wel bekend,
maar hoe zit het buiten het broedseizoen?
Wij zetten de meest voorkomende zaken even
op een rijtje:
Jaarrond beschermde nestenVan een aantal vogels is het nest het gehele jaar
door beschermd, ook als de vogels niet aanwezig
zijn. Bomen met daarin een jaarrond beschermd
nest mogen niet worden gekapt. Dit geldt ook
voor bomen in de directe nabijheid die de
functionaliteit van de nestboom versterken.
Bomen met holtes, scheuren of loszittende schorsBomen met holtes, scheuren of loszittende schors
kunnen door vleermuizen als vaste rust en
verblijfplaats worden gebruikt. Deze verblijf
plaatsen zijn door de Flora en faunawet zwaar
beschermd. Zonder gericht onderzoek en het
treffen van gepaste maatregelen is kap niet
toegestaan.
BomEn En dE floRa- En faunawEtjohannEs REgElink REgElink ECologiE & landsChap
Conny kRutzEnministERiE van EConomisChE zakEn
Bomen met losse schors
worden door groepen
baardvleermuis gebruik als
kraamverblijfplaats.
Foto: René Janssen / www.bionetnatuur
onderzoek.nl
43Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
Lijnvormige beplantingenLijnvormige beplantingen kunnen door vleer
muizen worden gebruikt als geleidend element.
Wanneer een lijnvormige verbinding een vleer
muisverblijfplaats verbindt met een foerageer
gebied is kap in strijd met de Flora en faunawet,
ongeacht of deze vanuit de Boswet is vrijgesteld
van regelgeving.
Overige natuurwaardenNaast genoemde beschermde natuurwaarden
kunnen bomen en houtopstanden ook nog een
belangrijke functie hebben als vaste rust en
verblijfplaats of foerageergebied voor uilen,
eekhoorns, boommarters, dassen en insecten
zoals vliegend hert. Wanneer kap deze functies
aantast is dit een overtreding van de Flora en
faunawet.
Overtreding van de Flora en faunawet wordt
gezien als een economisch delict. Een ontheffing
krijgen is in veel gevallen pas mogelijk na gericht
onderzoek en het treffen van passende maat
regelen. Het treffen van passende maatregelen
blijkt in de praktijk vrijwel altijd mogelijk.
Werkzaamheden aan bomen: risico-inschatting in het kader van de
Flora- en faunawet
Wordt de boomgekapt of gesnoeid?
Is in de boom een holte,
loshangend schors, eekhoornnest
of een vogelnest aanwezig? *
Is in de boom een holte,
loshangend schors, eekhoornnest of
een vogelnest aanwezig? *
Laat door een ecoloog
onderzoek doen naar de
aanwezigheid van vo-
gelsoorten met jaarrond
beschermde nesten, en
rust- en verblijfplaatsen,
essentieel foerageerge-
bied en essentiële
vliegroutes van vleer-
muizen.
Staat de boom in een
lijnvormig element?
Ontstaat in het lijnvor-
mige element tussen
twee boomkruinen een
opening groter dan twin-
tig meter?
Wordt het gat direct na
kap opgevuld met een
boom, waardoor de open-
ing tussen twee boom-
kruinen kleiner wordt dan
twintig meter? (bij de herplant worden bomen met een
minimale DBH van 10 cm geadviseerd)
De werkzaamheden
dienen uitgesteld te
worden tot een mo-
ment waarop geen
broedende vogels
aanwezig zijn.
Het risico dat met de
snoei of het kappen
de Flora- en faunawet
wordt overtreden is
klein.
Kan de boom
zodanig gesnoeid
worden dat alle
holtes, loshangend
schors, eekhoornnest
en vogelnesten
gespaard
worden?
Zijn op dit mo-
ment broedende
vogels aanwezig? * (Let op! Vogels kunnen ook in
de winter broeden.)
* Bij blad aan de bomen is dit vaak lastig te zien.
JA NEE
NEE
NEE
JANEE
Kappen Snoeien
JA
JA
NEE
JA
NEE
JA
JA NEE
Nederlandse Boominfodag 201344
“Een thema waar we allemaal iets van vinden..
maar ook ’n thema waar we met veel argwaan
naar kijken. Crisis betekent minder budget en dus
de vraag wat wil ik minder doen?
Crisistijd is een noodsituatie waarbij het functio
neren van een stelsel ernstig verstoord raakt.
Deze noodsituatie is enkel ontstaan door de
financiële huishouding van de overheid. Omdat
we hier spreken over een noodsituatie moet we
ook zo handelen!
Ik wil zeker enkel statements maken!
Elke gemeente in Nederland bezuinigt de
komende jaren op onderhoud en aanleg van
groen en dus ook op bomen. Bestaande plant
soenen worden gerooid en vervangen door gras,
bomen worden niet herplant en dat allemaal met
als doel minder onderhoud. Het bomenbestand
verminderen is de beste bezuiniging! Hiermee
doe je direct aan kostenverlaging.
Statement: Het bomenbestand verminderen is de beste
bezuiniging! Hiermee doe je direct aan kosten-
verlaging.
De omgevingskwaliteit ‘belevingswaarde’ van het
groen in de wijken zal komende jaren sterk
afnemen. We zullen moeten wennen aan een
kaler en eentoniger straatbeeld. De burger zal
meer klagen over het verwilderen van zijn of haar
directe leefomgeving. De gemeenten zouden zich
zorgen moeten maken over de dreigende
verwaarlozing en versobering van het openbaar
groen. Duidelijk moet zijn dat er in alle
gemeenten sprake is van kapitaalsvernietiging.
Jarenlang is er geïnvesteerd en is het groen in
onze steden en dorpen met veel zorg aangelegd.
Daarnaast is er veelal vaktechnisch goed onder
houd gepleegd. Er dreigt dus daadwerkelijk
afbraak. Niet alleen is er sprake van bederf van
het aanblik van het openbaar groen, er zijn veel
meer effecten die ons raken. De gevoels en
belevingswaarde van het groen hebben een
positief effect op de mensen. Door verschraling
en verwaarlozing raakt dit iedereen. Elke dag
opnieuw: jong, oud, rijk en arm. Uit diverse
onderzoeken blijkt dat gemeenten extra gaan
bezuinigen op aanleg en onderhoud van groen.
Er zullen eenvoudigere en uitgeholde bestekken
op de markt komen. Er zal minder onderhoud
plaatsvinden en minder aanleg plaatsvinden. Het
groen in de parken, straten en plantsoenen wordt
daardoor monotoner en de aanblik slordiger.
Meerdan75%vandegemeentenverlaagthet
budget voor groen voor 2014 flink en meer dan
55%vandegemeentezullennaarverwachting
na 2014 nog verder bezuinigen.
Statement: Veel burgers zullen gaan klagen. Je stop direct
met alle overbodige activiteiten. Sterker nog je
hebt minder klachten en je burgers zullen je
dankbaar zijn…
Slecht onderhoud, eentoniger groen zal leiden tot
een lager belevings en gebruikswaarde. Voor
bomen is dit nog dramatischer. Slecht onderhoud
is onherstelbaar en geeft direct kapitaals
vernietiging. Uitstel van onderhoud geeft risico’s.
De effecten van verwaarlozing geeft in het groen
BoomBEhEER in CRisistijd...julEs sondEijkERgEmEEntE sittaRd-gElEEn
45Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
meer onkruid, dit is dan ook meteen te zien.
Bij bomen zal dit direct tot verhoging van risico’s
leiden tot kans op schade aan derden en
onveilige situaties. Boombeheer in crisistijd geeft
geen kansen of nieuwe mogelijkheden. De reden
dat we bezuinigen op beheer is enkel en alleen
vanuit financiële redenen. Vanuit vaktechnische
redenen is er geen aanleiding om onderhoud uit
te stellen. We gaan frequenties oprekken en
snoeien in de begeleidingsfase in plaats van 1 op
de 3 jaar wordt nu 1 op de 5 .. en misschien straks
zelfs wel eens op de 8 jaar. Het gevolg is dat je
beter bomen kunt kappen.
Boombeheer in crisistijd geeft geen kansen
of nieuwe mogelijkheden. De reden dat we
bezuinigen op beheer is enkel en alleen vanuit
financiële redenen. Vanuit vaktechnische
redenen is er geen aanleiding om onderhoud
uit te stellen.
Statement: We gaan frequenties oprekken en snoeien in de
begeleidingsfase in plaats van 1 op de 3 jaar
wordt nu 1 op de 5 .. en misschien straks zelfs
wel eens op de 8 jaar. Het gevolg is dat je beter
bomen kunt kappen.
Uiteindelijk zullen er steeds meer bomen gekapt
worden. Dit zal niet alleen zichtbaar maar ook
voelbaar worden. Bekend is dat bomen en
struiken veel fijnstof afvangen, onze steden
verkoelen in warme perioden en geluid dempen.
Maar ook is bekend dat de huizenprijzen in een
groene omgeving beduidend hoger liggen dan
in ontgroende wijken. Goed en bestendig
onder houden van openbaar groen zorgt
bovendien voor een groter veiligheidsgevoel bij
de bewoners.
Statement: Betalen van schade die ontstaat is goedkoper
dan structureel onderhoud plegen….totdat er
letsels ontstaan of doden…. Dan gaat de boom
om en zal de discussie snel voorbij zijn….
Gemeente proberen door burgerparticipatie en
overheidsparticipatie allerlei initiatieven te
stimuleren. Het nieuwe denken… de burger
faciliteren. Dit kost veel geld en inzet als ook
kennis. Dit is in het kader van de bezuinigen bij
veel gemeenten niet meer haalbaar. De burger
weet wat hij wil.
Verder bezuinigingen is onaanvaardbaar. We
moeten ons met z’n allen zorgen gaan maken.
Groen is veel meer dan alleen decoratie. Een
groene woon en werkomgeving met veel bomen
vergroot de kwaliteit van leven. Monumentale
bomen krijgen we op deze manier niet meer!
Statement: Monumentale bomen krijgen we op deze manier
niet meer!
Scholen in een groen omgeving hebben beter
presterende leerlingen, patiënten herstellen
sneller en beter in een groene omgeving,
ouderen zullen minder een beroep doen op
voorzieningen, werknemers van bedrijven in een
groen omgeving voelen zich prettiger, kinderen
dichter bij de natuur groeien harmonieuzer op,
in wijken met groen is minder criminaliteit, en zo
kan ik nog wel even doorgaan. Het belang van
groen is evident (zou je denken). In maart 2014
zijn er gemeenteraadsverkiezingen en we zouden
allemaal een dringend beroep moeten doen op
onze bestuurders en politieke partijen om verder
bezuinigingen op aanleg en onderhoud van
parken en plantsoenen te stoppen. Investeringen
in onderhoud en van het openbaar groen,
verdienen zich aantoonbaar terug. Als de
economie tegenzit, moet de overheid juist
investeren.
Statement: Als de economie tegenzit, moet de overheid juist
investeren.
Groen vertegenwoordigt meer dan een econo
mische waarde. Het beïnvloedt de kwaliteit van
de leefomgeving en heeft een positieve invloed
op de gezondheid. Denk niet allen vanuit de
branche. Hoe belangrijk een boom is weten we
allemaal maar dat is nu niet van belang. Maak de
burger nog mondiger en laat hem schreeuwen
om bomen …of niet… ook dat is goed…!
En toch als ambtenaar zou je kunnen draaien
in de gedachten dat we ten diensten staan van
de burger. U roept wij draaien.. of participatie
gedachten.. wij faciliteren de burger bij
zelf standig onderhouden van het bomen bestand.
Koop een stokzaag en zaag die takken van
de boom..!
Nederlandse Boominfodag 201346
Boom van de ToekomstDe Nederlandse Boominfodag organiseert de
verkiezing van de Boom van de Toekomst.
Als gevolg van een veranderend klimaat en
verschillende recente boomziekten is er behoefte
aan een meer gevarieerd bomensortiment.
Boomkwekers anticiperen op deze behoefte en
kweken klimaatbestendige en ziekteresistente
bomen. De Nederlandse Boominfodag heeft o.a.
tot doel om deze toekomstbomen binnen het
vakgebied onder de aandacht te brengen door
middel van een jaarlijkse verkiezing.
FinalistenOp de website boomvandetoekomst.nl kon er de
afgelopen maand gestemd worden op de Boom
van de Toekomst. Er kon gestemd worden op één
van de negen verschillende bomen die door
evenveel boomkwekers waren ingediend.
Op basis van de bijna 800 uitgebrachte stemmen
zijn op 15 oktober de onderstaande drie finalisten
bekendgemaakt.
• Acer platanoides ‘Eurostar’® (Brienissen
Bomen)
• Ginkgo biloba ‘Saratoga’ (Van den Berk
Boomkwekerijen)
• Parrotia persica (Boomkwekerij Ebben BV)
Alle deelnemers op een rijDe onderstaande negen bomen hebben deel
genomen aan de verkiezing.
ulmus ‘Columella’
Inzender:M. van den Oever boomkwekerijen
Statement:De Iep heeft als karakterboom een terecht
steuntje in de rug nodig. De afgelopen jaren is er
onderzoek gedaan naar resistentie en daaruit is
met verve de Ulmus ‘Columella’ als beste naar
voren gekomen.
Belangrijkste kenmerken:Ulmus ‘Columella’ is vanwege zijn strakke
opgaande groeiwijze uitstekend geschikt als
straatboom in het stedelijk gebied. Dit wordt
nog versterkt door het feit dat de wortels de
verharding niet opdrukken.
Belangrijkste kwaliteiten:Deze Iep is nog redelijk onbekend, is sterk en
heeft een hoge gebruikswaarde. De boom is op
eigen wortel te vermeerderen. De kroon is
gesloten, de bladeren komen relatief laat aan de
boom en zijn donkergroen van kleur, met een
gele herfstkleur. Deze Iep is ook uitstekend
geschikt voor aanplant in de omgeving van de
kust en is ongevoelig voor strooizout.
magnolia salicifolia ‘louisa fête’
Inzender:Ton van den Oever Boomkwekerijen B.V.
Statement:Mooie smal pyramidaal groeiende boom, die
geschikt is voor de stedelijke omgeving.
vERkiEzing Boom van dE toEkomst
47Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
Belangrijkste kenmerken:• Smalle groeiwijze met een goede doorlopende
stam.
• Half open kroon.
• Hoogte 1015 meter.
• Blad is lang ovaal van vorm en loopt brons
bruin kleurig uit.
• Later heeft het blad een groene kleur met een
blauwgrijze onderkant.
• Bloeitijd aprilmei.
• Kelkvormige witte bloemen met een roze
gloed.
Belangrijkste kenmerken:Deze Magnolia is zeer geschikt om toe te passen
in een stedelijke omgeving. Verdraagt verharding
prima en is als solitair en als laanof straatboom
een prima verschijning mede door zijn mooie
witte bloemen. Uiteraard ook geschikt om te
plaatsen in bakken, prive tuinen en zelfs op
daktuinen. Is bovendien niet gevoelig voor ziekte
en plagen en winterhard. Kortom: een uitsteken
de boom voor de toekomst!
parrotia persica (finalist)
Inzender:Boomkwekerij Ebben BV
Statement:Karaktervolle boom die breed toepasbaar is en
ons in alle jaargetijden verrast.
Belangrijkste kenmerken:• De soort afkomstig uit de perzische bergstre
ken heeft de volgende kenmerken:
• Zeer vroege bloei op het naakte hout
• Frisse bladkleur
• Geen overlast van zaden en vruchten
• Spectaculaire herfstkleur in rood en geel
• Fraaie afschilferende bastvlekken
• Karaktervolle groei
• Goed toepasbaar op verschillende bodemty
pen
• Wilde soort dus nooit een problemen met
onverenigbaarheid
• Klimaatbestendige boom in verband met
droogte en zomerhitte
• Ziektevrije boom
• Lange levensduur
• Onderhoudsvrij
Belangrijkste kwaliteiten:Er zijn zeer veel groeivormen van deze fantas
tische boom beschikbaar, zoals beveerde en
hoogstam bomen, dak en leibomen, meer
stammigen, solitairen en zelfs als haag. De
toepassing kan zowel in parken en straten als in
prive tuinen en bedrijventerreinen. Ook is het een
zeer geschikte boom voor in bakken en op
daktuinen. Waar veel bomen niet attractief zijn in
de winter is de Parrotia door zowel de karakter
volle kroon als de bast en de winterbloei een
uitblinker. Een boom voor de toekomst!!
Carpinus betulus ‘lucas’
Inzender:Van Aart Boomkwekerijen
Statement:Mooie gezonde en sterke zuilvormige boom die
bestand is tegen extreme weersomstandigheden.
Belangrijkste kenmerken:• Stevige zuilvormige groei.
• Stevig diep donkergroen blad dat fris blijft
ogen.
• Behoud dor blad in de winter net als Carpinus
betulus
• Gezonde boom niet gevoelig voor ziekten en
plagen
• Zeer winterhard
• Bestendig tegen extreme weersomstandig
heden
• Mooie solitairboom die breed toepasbaar is in
straten langs wegen in parken en tuinen,
• Eventueel toepasbaar als slanke haag
Belangrijkste kwaliteiten:• Gezonde boom, geen last van ziekten en
plagen.
• Bestand tegen extreme weersomstandighe
den. Zeer winterhard.
• Vergt weinig snoeiwerk door stevige zuilvor
mige groei.
• Stevig diep donkergroen blad.
Nederlandse Boominfodag 201348
• Behoud dor blad in de winter waardoor
minder bladafval tegelijkertijd ontstaat en er
een mooi silhouette blijft staan in de winter.
• Groeit op verschillende grondsoorten en in
bestrating.
• Ook toepasbaar als slanke haag mede door
behoud dor blad in de winter en smalle
groeiwijze.
sorbus incana
Inzender:Resista/Bonte Hoek BV
Statement:Duurzame boom, weinig onderhoud, lange
levensduur, decoratief, geen overlast, bevlogen
door vogels.
Belangrijkste kenmerken:Hoogte 79 meter, pyramidaal, olijfkleurigblad,
blad zilver aan de onderkant. Schaars vrucht
dragend. Zeewindbestendig. Stelt gen specifieke
eisen aan de grondconditie. Zeer geschikt als
dakvorm. Heeft de Estatus in Scandinavië. Staat
voor gezonde, duurzame boom. Het is een
uitstekende boom voor straat en plein aanplant
in het stedelijk milieu.
Belangrijkste kenmerken:Lang in blad, zeewind bestendig, vorstbestendig.
Ziekte nauwelijks waargenomen. Vruchten
vormen geen vlekken. Deze boom kan geplant
worden in een breed scala aan grondcondities.
acer rubrum Redpointe ‘frank jr.‘
Inzender:Boot & Co Boomkwekerijen bv
Statement:Gezonde, goed groeiende boom met een regel
matige ovale kroonvorm en een prachtige rode
herfstkleur.
Belangrijkste kenmerken:• Regelmatige ovale kroonvorm met rechte
harttak
• Goede groei, heeft geen last van chlorose op
gronden met een hogere pH.
• Bladeren drie tot vijflobbig, gezond donker
groen in de zomer.
• Bladeren gedurende meerdere weken in de
herfst schitterend helderrood gekleurd.
• Goede verankering in de bodem.
• Weinig gevoelig voor ziekten en plagen.
• Prima winterhard.
• Verdraagt veel warmte.
Belangrijkste kwaliteiten:• Goede vermeerdering.
• Gezonde boom, geen last van aantastingen.
• Goed groeiend.
• Vormt van nature een regelmatige kroon
zonder zware takken, dus weinig corrigerende
snoei nodig.
tilia mongolica ‘Buda’
Inzender:Boomkwekerij Udenhout BV
Statement:Bijzonder druipvrij. Niet gevoelig voor bladluis!
Belangrijkste kenmerken:De Tilia mongolica ‘Buda’ is een nieuwe variëteit
van de Mongoolse linde. Deze linde is uitermate
geschikt als laan en straatboom. Ook is de boom
uitermate geschikt als leiboom. Het is een
selectie van de universiteit van Budapest, Honga
rije en Boomkwekerij Udenhout bracht deze
‘Linde van de toekomst’ onlangs naar Nederland.
Daarmee heeft de laanbomenkweker een
bijzonder exemplaar toegevoegd aan haar
sortiment. De Mongoolse linde is een zeer
gezonde boom.
49Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
Belangrijkste kwaliteiten:Deze linde is ongevoelig voor bladluis waardoor
deze100%druipvrijis;geenoverlastvanhoning
dauw, een zoete plakkerige stof die door luizen
afgescheiden wordt. De Tilia mongolica ‘Buda’ is
een erg sierlijk groeiende linde. Deze boom vormt
een piramidale kroon met sierlijke dunne afhan
gende bruinrode twijgen. Het blad is mooi grof
getand, dit samen met de gezonde glanzende
frisse donkergroene kleur geeft de boom een
mooi sierlijk aanzien. In de herfst kunt u ook nog
eens genieten van een mooie gele herfstkleur.
Ook als leiboom. De leilinde van de toekomst.
Want wat is er fijner dan geen plak en mooie
frisse groene blaadjes aan je leilinde. De Tilia
mongolica ‘Buda’ heeft alleen maar positieve
eigenschappen en is het aanplanten meer dan
waard!!
acer platanoides ‘Eurostar’® (finalist)
Inzender:Brienissen Bomen BV
Statement:De klimaatbestendige esdoorn van de toekomst!
Belangrijkste kenmerken:De belangrijkste kenmerken van de Acer
plata noides ‘Eurostar’ ®:
• Middelgrote boom
• Hoogte 1520 m
• Smalle kroonbreedte 89 m
• Doorgaande stam tot top
• Dunne opgaande gesteltakken
• Regelmatige kroonopbouw
• Late bladontluiking
• Gele herfstverkleuring
• Mooi gevoorde schors
Belangrijkste kwaliteiten:• De belangrijkste kwaliteiten van de Acer
platanoides ‘Eurostar’ ®:
• Goed bestand tegen: hitte, droogte, lucht
verontreiniging, strooizout
• Weinig onderhoud
• Lage kosten voor eindgebruiker
• Geen vorstschade
• Windresistent
• Ongevoelig voor ziektes
ginkgo biloba ‘saratoga’ (finalist)
Inzender:Boomkwekerij Gebr. van den Berk BV
Statement:Ginkgo stamt al uit de prehistorie en kan nog
jaren mee! Goed bestand tegen extreme
omstandigheden.
Belangrijkste kenmerken:Een selectie met een aanvankelijk smalle groei
wijze. uiteindelijk wordt de kroonvorm breed
piramidaal. Hoogte 1520 meter, breedte circa
10 meter. De bladvorm van ‘Saratoga’ is variabel,
maar altijd zeer diep ingesneden. De bladeren
staan in bundels van 35. Door het diep
inge sneden blad oogt de kroon speels en trans
paranter dan de soort. De herfstkleur is goudgeel.
‘Saratoga’ is een mannelijke vorm, waardoor er
geen vruchten aan de boom komen.
Belangrijkste kwaliteiten:• Deze soort kan in hele moeilijke omstandig
heden toch groeien.
• Zeer goed hitte resistent.
• Kan op alle grondsoorten groeien en
verdraagt verharding uitstekend!
• Kan zowel op droge als op nattere gronden
groeien.
• Is niet gevoelig voor ziekten en plagen.
• De ‘Saratoga’ is een mannelijke cultivar en is
daarom niet vruchtdragend.
• Zeer goed bestand tegen luchtvervuiling en
groeit goed in stedelijk gebied.
• Goed geschikt als laan of straatboom.
50 Nederlandse Boominfodag 2013
Tree Stability Monitoring Tree Motion Sensors Stabiliteit is een belangrijk aspect in de boomveiligheidsanalyse. Een omgewaaide boom kan grote schade toebrengen aan personen of eigendommen. De wind is zeer veranderlijk qua kracht en richting. De wijze waarop de boom deze kracht opvangt is gecompliceerd. We spreken daarom van dynamische windbelasting. Om de reactie van de boom op windbelasting te meten is een speciaal instrument ontwikkeld: de Tree Motion Sensor (TMS). De TMS is een klein elektronisch instrument dat de dynamische beweging van de wortelkluit (kiepen), 20 maal per seconde, zeer nauwkeurig registreert (0.01˚). Analyse van de meetgegevens geeft inzicht in de stabiliteit. De sensors zijn niet-destructief en eenvoudig te bevestigen.
Tree Stability MonitoringDe TMS-techniek kan overal toegepast worden waar het vermoeden bestaat dat de stabiliteit is verminderd. Denk aan aantasting van het wortelgestel door parasitaire schimmels of wortel- beschadiging door graafwerkzaamheden. Monitoren van bomen gedurende een langere periode brengt veranderingen in de stabiliteit aan het licht. Boomadviesbureau De Groot biedt, als eerste in Nederland, een Tree Stability Monitoring (TSM) concept aan waarin de TMS-techniek wordt toegepast.
Postbus 8008, 3900 CA Veenendaal T (0318) 65 44 94E [email protected]
51Elst / Rhenen, 31 oktober 2013
• Natuurlijke uitstraling• Milieuvriendelijk• Geen doorgroei van onkruid• Duurzaam• Verschillende kleuren leverbaar
Groeiplaats- en standplaatsverbetering
KoMex©geel KoMex©antraciet KoMex©naturel KoMex©rood
Bomen- KKS beluchtings- T-stuk Stalen granulaat G systeem klapdeksel
Rijksweg 198
9423 PE Hoogersmilde
Telefoon (0592) 43 03 03
Fax (0592) 43 03 04
E-mail: [email protected]
www.kks.nl
Halfverhardingen voorpaden en boomspiegels
• Bomenzand 300 en 500• Bomengranulaat G en N• KKS Beluchtingssysteem• ISA-sportveldenzanden• Teelaarde
adv2xx_Layout 1 30-08-13 14:08 Pagina 1
nEdERlandsE Boominfodag 2014
in 2014 vindt er weer een nederlandse Boominfodag plaats.let op de aankondigingen in de pers of kijk op onze website:
www.boominfodag.nl