de essentie van zes jaar geneeskunde compendium · pdf fileotitis externa 20 otitis media 20...
TRANSCRIPT
Compendium Geneeskunde
De essentie van zes jaar geneeskunde
Dermatologie • Endocrinologie • Gastro-enterologieMedische ethiek en wetenschapsfilosofie
Orthopedie • Reumatologie
KWALITEIT DOOR
SPECIALISTEN
GEWAARBORGD
Romée Snijders & Veerle Smit
Voor studenten door studenten
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
// //32
In dit inkijkexemplaar hebben we verschillende disciplines gecombineerd om jullie zoveel mogelijk te laten zien. Daarnaast is het belangrijk om te weten dat we de inhoud op een beknopte, visuele en schematische manier weergeven. Elke discipline heeft een eigen kleur en we maken veel gebruik van icoontjes. Deze werkwijze sluit aan op de vraag van geneeskundestudenten om naast de kernboeken een overzicht te hebben om te gebruiken bij het voorbereiden van tentamens, studiegroepen en voortgangstoetsen.
1. Inhoudsopgave uit de discipline KNO2. Anatomie uit de discipline Gastro-enterologie3. Aandoeningen uit de discipline Dermatologie en
Gastro-enterologie4. Klinisch redeneren uit de discipline KNO
Bijna elke discipline is op dezelfde manier ingedeeld. De discipline begint met de hoofdstukken Anatomie, Embryologie, Histologie, Fysiologie en Diagnostiek. Daarna worden op een logische wijze de aandoeningen weergegeven. Tenslotte kun je op het eind van elke discipline jezelf toetsen door oefenvragen te beantwoorden en klinisch redeneren tabellente bestuderen.
Om belangrijke informatie beter te onthouden, benadrukken wij ezelsbruggetjes, omschrijvingen van typische patiënten en weetjes. Zie onderstaand de icoontjes.
De aandoeningen worden op de volgende manier besproken:
Aandoeningen Algemeen
Epidemiologie
Symptomen
Risicofactoren
Oorzaak
Diagnostiek
Behandeling
Prognose
Denk aan/cave/pas op
A
E
S
R
O
D
B
P
!
Weetje
Omschrijving van de typische patiënt
Belangrijk/alarm
Ezelsbruggetje
Inhoudsopgave van het inkijkexemplaar:
03/Keel-, neus- enoorheelkunde (KNO)
Inhoud/Keel-, neus- en oorheelkunde (KNO)
Anatomie 6Evenwichtsorgaan 7Mondholte, keel en hals 8Neus 7Oor 6
Embryologie 10Neus- en mondholte 11Oor 12Pharyngeale bogen 10Sinussen 11Speekselklieren 11
Thyroïd 10Histologie 13
Gehoor- en evenwichtsorgaan 13Luchtgeleidend gedeelte van het ademhalingssysteem 13Mond 13Speekselklieren 13
Fysiologie 15Farynx 18Larynx 18Mond en speekselklieren 18Neus 18Oor 15Slikken 18Stembanden 18Vestibulair systeem 16
Diagnostiek 19Otitiden 20
Otitis externa 20Otitis media 20
Overige oorontstekingen 22Chondrodermatitis nodularis helicis 22Mastoïditis 22Myringitis 22Perichondritis 22
Oortrauma’s 23Barotrauma 23Exostose 23Othematoom 23Ototoxiciteit 23Rotsbeenfractuur 23
Slechthorendheid 24Cerumen 24Cholesteatoom 24Lawaaislechthorendheid 24Otosclerose 24Presbyacusis 24Sudden deafness 24
Evenwichtssysteemaandoeningen 25Evenwichtsaandoeningen 25BPPD 25Labyrintitis 25Ziekte van Ménière 25Neuritis vestibularis 25
Reukstoornissen 26Rhinitis 27Overige aandoeningen vanneus en neusbijholten 28
Epistaxis 28Polyposis nasi 28
Traumatische neusafwijkingen 28Mond- en tongaandoeningen 29
Aften (stomatitis aphtosa) 29Angio-oedeem 29Candidose 29Leukoplakie 29Ranula 29Tongafwijkingen 30Hoofdhalstumoren 30
Speekselklieraandoeningen 31Pleiomorf adenoom 31Sialoadenitis 31Sialolithiasis 31Speekselkliertumoren 31
Farynxaandoeningen 32(Faryngo)tonsillitis 32Maligne farynxaandoeningen 32
Larynxaandoeningen 33Slikproblematiek 33Globus 33Orofaryngeale dysfagie 33Maligne larynxaandoeningen 33Stemstoornissen 33Acute laryngitis 34Functionele laryngitis 34Noduli vocales 34Pseudocyste 34Reinkes oedeem 34Stemplooipoliep 34
Zwelling in de hals 35
Benigne lymfeklierzwelling enoverige benigne zwellingen 35Schildklier- of bijschildklieraandoeningen 35Maligne lymfeklierzwelling 35
Pediatrische KNO 37Corpus alienum 37Adenotonsillitis 37Cerumen 37Epiglottitis 37Congenitale afwijkingen 38Gehoorverlies 38Schisis 38Larynxstenose 38Choanaal atresie 38Cysten hals 38Laryngitis subglottica 38Mastoïditis 38Otitiden 38
Klinisch redeneren 39Slechthorendheid 39Oorpijn 40Tinnitus 41Duizeligheid 42Neusverstopping 43Heesheid 44Keelpijn 45Zwelling in de hals 46
Bronvermelding 47
A
B
C
D
E
FG
H
I
J
K
L
MN O
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
// //98
Mond- en keelholteZie de discipline KNO.
OesofagusDe oesofagus is een intra-thoracaal gelegen,
buisvormige structuur die loopt vanaf de farynx tot
aan de maag. De oesofagus is gemiddeld 20-25
cm lang en bevindt zich achter de trachea en het
hart, maar voor de grote vaten. De oesofagus
bevat twee sfincters: de bovenste oesofagale
sfincter (UES), die wordt gevormd door een deel
van de m. cricopharyngeus, en de onderste
oesofagale sfincter (LES), die wordt gevormd
door het diafragma en een verdikking van de
circulaire spierlaag. De arteriële bloedvoorziening
verloopt via takken van de a. thyreoidea inferior,
de a. gastrica sinistra en de aorta. De veneuze
bloedvoorziening verloopt via de v. azygos
naar de v. cava superior. De n. vagus zorgt voor
de parasympatische innervatie van de tractus
digestivus.
MaagDe oesofagus mondt uit in de maag. De maag
is een intraperitoneaal orgaan, dat zich hoog in
de linkerbovenbuik bevindt. De maag ligt aan de
bovenzijde tegen het diafragma aan en aan de
onderzijde tegen de pancreas (zie afbeelding 1).
Het omentum majus, dat het merendeel van de
darmen bekleedt, is opgehangen aan de maag.
De arteriële bloedvoorziening verloopt via takken
van de truncus coeliacus (zie afbeelding 2). De
veneuze drainage verloopt via de v. lienalis naar
de v. porta (zie afbeelding 3). Vanuit lymfeklieren
rondom de maag vloeit lymfe af in de ductus
thoracicus. De maag wordt anatomisch gezien
in vijf delen opgedeeld: cardia, fundus, corpus,
antrum en pylorus. De pylorus is een sfincter, die de
gecontroleerde passage van maaginhoud naar het
duodenum faciliteert.
Dunne darmDe dunne darm beslaat een groot deel van de
onderbuik, is meer dan 5 m lang en bestaat uit drie
delen: het duodenum, het jejunum en het ileum.
Het duodenum is het eerste deel van de dunne
darm en is 30 cm lang, C-vormig en verbindt de
maag met het jejunum. Het duodenum bestaat uit
vier delen: pars superior, pars descendens, pars
horizontalis en pars ascendens. Deze laatste drie
delen liggen retroperitoneaal. Bij het ligament
van Treitz (m. suspensorius duodeni) gaat het
duodenum over in het jejunum. Het achterste 1/3
deel van de dunne darm is het ileum. Het jejunum
heeft een dikkere wand en een grotere luminale
diameter dan het ileum. Bij de klep van Bauhin
(valvula ileocaecalis) gaat het ileum over in het
coecum van de dikke darm. Het mesenterium
is de gemeenschappelijke ophangband van de
dunne darm. Hierin lopen de aan- en afvoerende
bloedvaten, maar ook de lymfebanen en zenuwen
(zie afbeelding 2 en afbeelding 3).
Dikke darmDe dikke darm is het laatste onderdeel van het
gastro-intestinale systeem en omvat 1/5 van de
totale lengte van het gastro-intestinale stelsel.
De dikke darm loopt door de gehele buik en
bestaat achtereenvolgens uit het coecum met de
appendix vermiformis, het colon ascendens, het
colon transversum, het colon descendens, het
sigmoïd en het rectum. De flexura hepatica vormt
de scheidingslijn tussen het colon ascendens
en transversum, de flexura lienalis tussen het
transversum en het descendens. De ophangband
van het colon is het mesocolon, terwijl het
colon transversum ook vastzit aan het omentum
majus. Afgezien van het colon ascendens, colon
descendens en het rectum is de dikke darm
intraperitoneaal gelegen.
Lever en galblaasDe lever is intra-abdominaal gepositioneerd en
bevindt zich in de rechterbovenbuik. Het is het
zwaarste solide orgaan en kan tot 1,5 kg wegen. De
lever is opgehangen aan meerdere ligamenten, is
bekleed met visceraal peritoneum en is opgedeeld
in acht segmenten (zie afbeelding 4). De lever
wordt voor meer dan 2/3 deel van bloed voorzien
door de v. porta, de rest door de a. hepatica.
Drainage verloopt via de v. hepatica in de v. cava
inferior. De kleinste functionele eenheid waaruit
het leverweefsel is opgebouwd, is de lobulus (zie
afbeelding 9).
Onder de lever hangt de galblaas; een gespierde
holle zakvormige structuur met een inhoud van
ongeveer 100 ml. Aan de bovenkant staat de
galblaas via de ductus cysticus in verbinding met de
ductus hepaticus communis. Dit is de afvoerende
galgang van de lever. Deze vormt samen met
de ductus choledochus de gemeenschappelijke
galgang die uitmondt in het duodenum.
PancreasDe pancreas is een langwerpig orgaan dat
retroperitoneaal gedeeltelijk achter de maag
en gedeeltelijk achter het duodenum ligt (zie
afbeelding 5). Het bestaat uit drie segmenten:
caput, corpus en cauda. Het caput van de pancreas
is ingeklemd in de C-vormige bocht van het
duodenum. Hier komen de ductus choledochus
en ductus pancreaticus samen en monden via de
Papil van Vater gezamenlijk uit in het duodenum.
De pancreas ontvangt bloed van de truncus
coeliacus (via takken van de a. lienalis en a. hepatica
communis) en van de a. mesenterica superior (zie
afbeelding 2). Via de v. lienalis en v. mesenterica
superior wordt het bloed uit de pancreas in de v.
porta richting de lever vervoerd (zie afbeelding 3).
De pancreas bestaat uit een exocrien en endocrien
deel. Het exocriene deel bestaat uit acinus- en
ductuluscellen. De ductale cellen vormen de
ductuli die uitkomen op de ductus pancreaticus.
Het endocriene deel omvat de eilandjes van
Langerhans. Dit is een kluwen cellen die door de
pancreas verspreid ligt.
Anatomie
Sommige mensen hebben een accessoire afvoergang van de pancreas, de ductus santorini, die uitmondt in de papilla duodeni minor
Afbeelding 1 // Maag en omliggende structuren
A: Oesofagus B: Fundus gastricus C: Cardia D: Corpus gastricum E: Milt F: Omentum majus G: Antrum pyloricum H: Pylorus I: Duodenum
J: Colon K: Foramen omentale L: Lever M: Galblaas N: Omentum minus, Lig. hepatoduodenale O: Omentum minus, Lig. hepatogastricum
A
a
b
c
d
e
B
CD
E
F
G
H
I
J
K
L
M
N
OQ PR
S
T
U
V
W
X
Y
Z
A
B CD
E
F
G
H
a
b
c
d
e
I
J
K
L
M
NO
P
Q
R
S
T
U
V
WX
Y
I
II
IIIIV
VVI
VIIVIII
A
B
Cportale triadeD
EF
G
䄀
䈀
䌀
䐀
䔀
䜀䠀
䘀
䤀䨀
䬀䰀䴀
一
愀
戀 挀
搀攀
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
// //1110
Afbeelding 3 // Veneuze systeem tractus digestivus
A: V. cava inferior B: Vv. oesophageales C: V. gastrica sinistra D: V. gastrica dextra E: V. lienalis
F: V. pancreatica G: V. gastro-omentalis sinistra H: V. gastro-omentalis dextra I: V. renalis sinistra
J: V. mesenterica inferior K: Vv. colicae sinistrae L: Colon descendens M: Vv. jejunales en Vv. ileales
N: Vv. sigmoideae O: V. rectalis superior P: V. rectalis media Q: V. rectalis inferior R: V. iliaca interna
S: V. iliaca externa T: V. iliaca communis U: Appendix V: Coecum W: V. ileocolica X: Vv. colicae dextrae
Y: Colon ascendens Z: V. colica media a: V. mesenterica superior b: V. pancreaticoduodenalis c: V. renalis
dextra d: Galblaas e: V. cystica
Afbeelding 2 // Arteriële systeem tractus digestivus
A: A. hepatica communis B: Truncus coeliacus C: A. gastrica sinistra D: A. lienalis E: A. gastro-omentalis
sinistra F: A. caudae pancreatis G: A. gastro-omentalis dextra H: A. pancreaticoduodenalis inferior
I: Flexura lienalis J: A. mesenterica superior K: Colon descendens L: A. mesenterica inferior M: Rectum
N: Aa. jejunales en Aa. ileales O: Appendix P: Ileum Q: Coecum R: Colon ascendens S: Flexura hepatica
T: Colon transversum U: Rami duodenales V: A. pancreaticoduodenalis superior W: A. gastrica dextra
X: A. gastroduodenalis Y: A. hepatica propria a: Truncus coeliacus b: A. mesenteria superior c: Aa. renales
d: A. mesenterica inferior e: Aorta
Afbeelding 4 // De lever
A: V. cava inferior B: Ductus hepaticus communis C: V. porta D: A. hepatica propria E: Ductus choledochus F: Ductus cysticus
G: Galblaas
Afbeelding 5 // De pancreas en de omliggende structuren
A: Lever B: Ductus hepaticus dexter C: Ductus hepaticus sinister D: Ductus hepaticus communis E: Ductus choledochus F: Milt
G: Cauda pancreatis H: Corpus pancreatis I: Caput pancreatis J: Processus uncinatus K: Duodenum L: Ductus pancreaticus
M: Papil van Vater (Papilla duodeni major) N: Ductus pancreaticus accessorius a: Eilandje van Langerhans b: β-cellen
c: α-cellen d: Exocriene acinus e: Acinaire cel
Sliding breuk Para-oesofageale breuk
A
B
C
D
A
B
trachea
Zenker’sdivertikel
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
// //1312
AchalasieAchalasie is een motiliteitsstoornis van de oesofagus met een verminderde
peristaltiek en onvoldoende relaxatie van de LES.
Incidentie 1:100.000 per jaar
Pijn bij slikken, niet zakkend voedsel, regurgitatie, retrosternale pijn
Piekleeftijd 30-50 jaar
Idiopathisch, degeneratie van neuronen in de slokdarmwand
Slikfoto, manometrie, oesofagoscopie met bioptie
Nifedipine/nitraten, botulinetoxine injectie, ballondilatatie, myotomie
Risico oesofaguscarcinoom K
DD distaal oesofaguscarcinoom
Barrett-oesofagus Barrett-oesofagus is metaplasie van het slijmvlies van de distale oesofagus
door chronische blootstelling aan maagzuur bij reflux.
Symptoomloos, klachten van reflux
5-15% van de patiënten met GORZ, hiatus diafragmatica, obesitas, mannelijk
geslacht, kaukasisch, leeftijd >50 jaar
Chronische inwerking van maagzuur op de mucosa I vervanging
plaveiselepitheel door cilindrisch epitheel
Oesofagoscopie met bioptie
Endoscopische mucosale resectie, behandeling reflux
Risico adenocarcinoom oesofagus K
Eosinofiele oesofagitisEosinofiele oesofagitis is een allergische ontsteking van de oesofagus met
infiltratie van eosinofiele granulocyten.
Pijn bij slikken, voedselimpactie, retrosternale pijn
Voedselallergieën, atopie, mannelijk geslacht, jonge leeftijd
Onbekend
X-thorax, oesofagoscopie met bioptie op verschillende niveaus
PPI, eliminatiedieet, corticosteroïden, evt. mechanische dilatatie
Risico op recidief hoog
Strictuurvorming I passagestoornissen
Gastro-oesofagale refluxziekte (GORZ)GORZ is het ontstaan van schade aan het slijmvlies van de oesofagus door
het intermitterend terugvloeien van maagzuur de oesofagus in.
a Incidentie 5:1000 per jaar
a Prevalentie 10-20:100
a Typische retrosternale pijn na de maaltijd of bij liggen
a Verergering pijn bij consumeren vet of pittig voedsel, alcohol,
cafeïne, grote maaltijd
a Regurgitatie van maagzuur
a Misselijkheid
a Hoesten
A
E
S
R
O
D
B
P
!
A
S
R
O
D
B
P
A
S
R
O
D
B
P
!
A
E
S
a Hoge leeftijd (++)
a Kinderen <1 jaar
a Hernia diafragmatica
a Obesitas of zwangerschap
a Roken
a Positieve familieanamnese
a Disfunctie van de LES
a Secretie van maagzuur K
a Gestoorde motiliteit oesofagus en maag
a Vertraagde maagontlediging
a Abdominale druk K
a Pragmatisch maagzuurremming
a Manometrie
a 24-uurs pH-meting
a Oesofagoscopie (mucosale ulcera)
a Leefstijlverandering
a Medicamenteus: PPI, antacida, H2-receptorantagonist
a Chirurgie: fundoplicatie volgens Nissen of Toupet
a Risico op recidief hoog
a Risico op oesofagitis K
a Risico op Barrett-oesofagus en oesofaguscarcinoom K
R
O
D
B
P
Niet-erosieve refluxziekte is een andere uitingsvorm van een door maagzuur veroorzaakte pathologie. Zoals de naam doet vermoeden, gaat niet-erosieve refluxziekte niet gepaard met ulcererende mucosale afwijkingen. Deze vorm van refluxziekte is meer resistent voor maagzuurremmende therapie dan de erosieve vorm.
De typische patiënt met GORZ klaagt over pijn achter het borstbeen na het eten van een grote maaltijd met een kop koffie
Hernia diafragmatica Hernia diafragmatica is een verplaatsing van de maag door een opening in
het diafragma, waarbij een gedeelte van de maag in de thoraxholte terecht
komt. Er zijn twee vormen van een hernia diafragmatica te onderscheiden
(zie afbeelding 10).
Zie tabel 2
Hoge leeftijd (++), obesitas, roken, obstipatie, zwangerschap, trauma (-),
iatrogeen (-)
Hoge abdominale druk i.c.m. toenemende zwakte van het diafragma
X-thorax, fluoroscopie, gastroscopie
Zie tabel 2
Zie tabel 2
Congenitale variant I longhypoplasie I hoge mortaliteit
A
S
R
O
D
B
P
!
Aandoeningen van de
Oesofagus
GLIJBREUK (‘SLIDING’) PARAOESOFAGALE BREUK
A
S
B
P
Verplaatsing gastro-oesofageale overgang en
cardia
Alleen klachten bij aanwezigheid van reflux
Conservatief, evt. antacida bij klachten Chirurgisch
Dysfagie, passagestoornissen, dyspneu,
retrosternale pijn
Verplaatsing fundus
Risico op GORZ K Risico op incarceratie
SlokdarmvaricesSlokdarmvarices zijn gedilateerde venen in de submucosa van de distale
slokdarm, die een verhoogde bloedingsneiging hebben.
a Symptoomloos tot optreden bloeding
a Bij ontstaan bloeding: haematemesis, collaps, hypotensieve shock
Portale hypertensie (++), schistosomiasis
Druk vena portae K I collaterale flow K I dilatatie venen
Gastroscopie, angiografie
a Medicamenteus: vasopressine/somatostatine, non-selectieve bètablokkers
a Opheffen bloeding: sclerotherapie, rubberbandligatie, ballontamponade
Risico op recidief bloeding hoog
Zenker-divertikelZenker-divertikel is een uitstulping van het slijmvlies van de keelholte naar
posterieur in de driehoek van Killian (zie afbeelding 11).
Incidentie 2:100.000 per jaar
Regurgitatie, globusgevoel, foetor ex ore, hoesten
Mannelijk geslacht, hoge leeftijd (spierzwakte K)
Idiopathisch; relatie met spasmes, onvoldoende relaxatie m.
cricopharyngeus inferior, druk in de oesofagus K
Slikfoto, oesofagoscopie
Myotomie, diverticulectomie
Cave perforatie tijdens scopie, aspiratiepneumonie
A
S
R
O
D
B
P
A
S
R
O
D
B
!
Afbeelding 11 // Zenker divertikel
A: M. cricopharyngeus B: Oesofagus
Afbeelding 10 // Types hernia diafragmatica
A: Oesofagus B: Fundus C: Antrum D: Diafragma
Tabel 2 // Vormen hernia diafragmatica
Mallory-Weiss syndroomMallory-Weiss syndroom is een bloeding op de gastro-oesofageale
overgang, die is ontstaan vanuit een longitudinale scheur in het slijmvlies.
Haematemesis, pijn retrosternaal/in epigastrio, melaena
Alcohol, hernia diafragmatica, mannelijk geslacht, leeftijd >60 jaar,
hyperemesis gravidarum
Intra-abdominale druk K, vaak na een periode van braken of hoesten
Gastroscopie
Conservatief, adrenaline-injectie, cauterisatie, chirurgie
Mortaliteit is laag
Cave Boerhaave syndroom (volledige slokdarmruptuur)
OesofaguscarcinoomZie de discipline Oncologie.
A
S
R
O
D
B
P
!
CELLULITIS ERYSIPELAS (WONDROOS OF BELROOS)
AInfectie veroorzaakt door Streptococcus pyogenes of Staphylococcus aureus, waarbij de diepe
dermis en subcutis zijn aangedaan
Infectie veroorzaakt door Streptococcus pyogenes, waarbij de dermis en lymfevaten zijn aangedaan
(zie afbeelding 36)
E Incidentie 0,18% per jaar (cellulitis en erysipelas gezamenlijk) Incidentie 0,18% per jaar (cellulitis en erysipelas gezamenlijk)
S
Koorts, koude rillingen, algehele malaise, gezwollen regionale lymfeklieren, drukpijnlijke/oedema-
teuze/warme huid
Hoofd-halsgebied bij kinderen, ledematen bij volwassenen
Solitair
Enkel, grootte afhankelijk van vordering infectie, regionaal
Variërend
Onscherp, niet verheven rand
Rood
Erythemateuze macula, bij ernstige infectie soms vesikels, pustels of bullae
Koorts, koude rillingen, algehele malaise, gezwollen regionale lymfeklieren, drukpijnlijke/oedema-
teuze/warme huid, misselijkheid en/of braken
Onderbenen en gezicht
Solitair
Enkel, grootte afhankelijk van vordering infectie, regionaal
Variërend
Scherp, verheven rand
Rood
Erythemateuze plaque, bij ernstige infectie soms vesikels, bullae of hemorragische necrose
RDM, perifere vaatziekte, i.v. drugsgebruik, immunodeficiëntie, lymfoedeem, alcoholabusus Kinderleeftijd (jongens>meisjes), ouderen, verminderde weerstand, lymfoedeem, chronische ulcera
cruris
OBinnendringen dermis door het micro-organisme via een beschadiging in de huid, hematogene
verspreiding komt voor
Binnendringen dermis door het micro-organisme via een beschadiging in de huid, hematogene
verspreiding komt voor
BFlucloxacilline 10 dagen 4 dd 500 mg, bij ernstig zieke patiënten i.v. (volgens NHG-standaard,
echter vaak verschillende behandelingen), bij recidiverende cellulitis preventief methylpenicilline of
feneticilline
Flucloxacilline 10 dagen 4 dd 500 mg, bij ernstig zieke patiënten i.v. (volgens NHG-standaard, echter vaak
verschillende behandelingen), bij recidiverende erysipelas preventief methylpenicilline of feneticilline
PZelden complicaties zoals poststreptokokken glomerulonefritis of subacute bacteriële endocarditis,
beschadiging van lymfevaten kan leiden tot lymfoedeem of recidiverende cellulitis
Vaak recidief, bijna nooit complicaties, zoals subcutane abcessen, glomerulonefritis of sepsis
! Denk bij overmatige pijn, therapieresistentie of beginnende necrose aan fasciitis necroticans Denk bij overmatige pijn, therapieresistentie of beginnende necrose aan fasciitis necroticans
Tabel 9 // Cellulitis en erysipelas
Afbeelding 34 // Granuloma annulare Afbeelding 35 // Lichen planus Afbeelding 36 // Erysipelas Afbeelding 37 // Folliculitis
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
// //1514
Granuloma annulareGranuloma annulare begint als een huidaandoening met papels die
geleidelijk kunnen conflueren tot een ringvormige papuleuze laesie (zie
afbeelding 34).
Prevalentie nieuwe patiënten die dermatoloog bezoeken 0,1-0,4%
Vingers, handruggen, armen, voetruggen, rond gewrichten
Solitair (++), gedissemineerd (--)
Een laesie (++), soms meerdere, enkele tot tientallen cm in
diameter
Circinair, annulair of arciform met centrale genezing
Matig scherp tot scherp begrensd, verheven rand
Huidkleurig tot rood
Papuleus
DM, vrouwen:mannen = 2:1, leeftijd <30 jaar
Idiopathisch, mogelijke reactie op provocerende factoren als trauma,
vaccinaties of blootstelling aan zonlicht, mogelijke associatie met DM
Evt. biopt van de actieve rand (focale degeneratie van collageen en
elastinevezels, mucine depositie en perivasculair en interstitieel histiocytair
infiltraat in de dermis)
In principe geen behandeling vanwege het zelflimiterende beloop
en klachtenvrije karakter, lokale of intralaesionale corticosteroïden bij
therapiewens
Soms regressie van de laesie door bepaalde prikkels (bijv. bioptie), of
spontaan binnen 1-2 jaar, grote recidiefkans (40%)
Lichen planus (LP)LP (lichen ruber planus, zie afbeelding 35) is een inflammatoire aandoening
van mucosa en huid.
Prevalentie lokale, cutane LP 0,2-1,0%, prevalentie orale laesies 1-4%
Vaak met jeuk, bij ernstige erupties soms nagelafwijkingen, incidenteel met
cicatriciële alopecie
Orale mucosa, buigzijde van polsen, onderarmen, handrug,
onderbenen, sacraalstreek, glans penis
Vaak annulaire groepering, soms solitair of gegeneraliseerd
Een tot enkele laesies, miliair tot lenticulair
Polygonaal
Scherp begrensd
Rood(paars) met aan het oppervlak witte streepjes (‘Wickhamse
striae’)
Papels en plaques
Auto-immuunaandoeningen (zoals schildklierziekten, vitiligo, IBD, SLE, etc.),
leeftijd 25-70 jaar, positieve familieanamnese
Idiopathisch, mogelijk auto-immunologische oorzaak gezien associatie
auto-immuunaandoeningen
Biopt (lymfocytair infiltraat met cytotoxische T-cellen die op de epidermis
aangrijpen)
Lokale corticosteroïden, systemische antihistaminica bij jeuk, indien
onvoldoende effect kunnen o.a. systemische corticosteroïden, UVB of PUVA
worden overwogen
Meestal spontane genezing binnen 1-2 jaar
Naast mucosale en cutane LP zijn nog veel andere varianten te
onderscheiden, zoals drug-induced LP (door o.a. NSAID’s, ACE-remmers,
bètablokkers), LP van de nagels, LP van de haren (lichen planopilaris),
lineaire/annulaire/bulloze/verrucose varianten van LP etc.
A
E
S
O
B
P
R
D
A
E
S
O
B
P
R
D
!
P
R
O
O
V
K
E
P
R
O
O
V
K
E
Papuleuze dermatosenCellulitis en erysipelas
Pyodermieën
FolliculitisFolliculitis is een verzamelterm voor ontstekingen van de haarfollikels (zie
afbeelding 37). Deze ontsteking ontstaat door een infectie, chemische
irritatie of beschadiging. Meest voorkomend is de folliculitis, die wordt
veroorzaakt door Staphylococcus aureus.
Zeer veel voorkomend, incidentie- en prevalentiecijfers onbekend
Delen van de huid met terminale haren
Solitair of gegroepeerd, folliculair gebonden
Enkele, enkele mm, circumscript
Rond
Onscherp begrensd
Wit tot geel, omgeven door rood
Erythemateuze papels of papulopustels, met soms centraal een
uitstekende haar en omgeven door een rode hof
Scheren/epileren/waxen van haar, gebruik van lokale corticosteroïden, warm
en vochtig weer, atopische dermatitis, DM
A
E
S
R
P
R
O
O
V
K
E
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
INK
IJK
EXEM
PLA
AR
// //1716
Oorpijn
Oorpijn
Uitwendig
Inwendig
Referred pain
Tand/kaakproblemen (cariës)
Farynxproblemen (tonsillitis, carcinoom)
Larynxcarcinoom (als n. laryngeus superior is aangedaan)
Rood, bomberend
trommelvlies
Otitis media acuta
(OMA)
Vliegen, duiken, in de
bergen
Drukverschil tussen
middenoor en
omgeving
Luchtbellen achter
trommelvlies
Otitis media met
effusie (OME)
Pijn bij druk/aanraking,
niet kunnen slapen op
het aangedane oor, klein
ovaal ulcus met korst op
helixrand of anthelix
Chondrodermatitis
nodularis helicisPapels, vesikels,
pustels, gele
korsten
Herpes zoster
(impetigo)
Roodheid,
pijn, zwelling
oorschelp
Perichondritis
Rode, ontstoken
oorschelp na lokaal
toegediende middelen
Allergische
dermatitis
Stomp trauma
Otohematoom
Roodheid,
jeuk, schilfering
uitwendige
gehoorgang
Otitis externa
Lichaamsvreemd
object in
gehoorgang
Corpus alienumTubadysfunctie
Rood trommelvlies
met blaarvormingMyringitis
Geluid boven 120 dBBovenmatig geluid
(pijndrempel 120 dB)
Schema 5 // DD oorpijn
Tinnitus
Tinnitus Geen duidelijke oorzaak aanwijsbaar
Pulsatiel karakterOorpijn, slechthorendheid en/of otorroe
Otologische oorzaak
Afwijkingen bij otoscopie
Psychische oorzaak
Vasculaire oorzaak
Schema 6 // DD tinnitus
Gehoorverlies, ernstige
vertigo, misselijkheid,
braken, nystagmus
Rood,
bomberend
trommelvlies
Arteriële
bijgeluiden
o.b.v.
arteriosclerose
Hoge leeftijd,
m.n. in lawaaiige
omgeving
Gehoorgang
(volledig) afgesloten
door cerumen
Veneuze
bijgeluiden
Presbyacusis
Cerumenprop
Pijn bij kauwen,
gebitsproblemen
Kaakkopdysfunctie
Langzaam
progressief,
leeftijd 20-40 jaar
of zwangerschap
Otosclerose
Regelmatige
blootstelling aan
lawaai/trauma in VG
(Lawaai)trauma
Myoclonus
palatumspieren
of m. tensor
tympani
Labyrintitis
Otitis media
acuta (OMA)
Gehoorverlies,
vertigo
Ziekte van Ménière
Plotselinge doofheid
aan een oor
Sudden deafness
Gehoorverlies, evenwichts-
problemen (onzeker gevoel);
spraakdiscriminatie D
Brughoektumor
Gebruik van
endogene/exogene
toxische stoffen
Luchtbellen
achter
trommelvlies
Arteriële
bijgeluiden
o.b.v.
aneurysma
Ototoxiciteit
Otitis media met
effusie (OME)
Tubadysfunctie
Intrekking bovenrand
trommelvlies gevuld
met granulatieweefsel
Arteriële doorstroming
bij anemie,
zwangerschap,
hyperthyreoïdie C
Cholesteatoom
Geen afwijkingen bij otoscopie
Klinisch redeneren