de fiscale eenheid, nummer 3, april 2015
DESCRIPTION
ÂTRANSCRIPT
1
Numm
er 3
- apr
il 201
5
Nummer 3 - april 2015
Unitas et sapientia
Fiscale EenheidFiscale EenheidDeDe
De vernieuwde Fiscale Eenheid
Het nut van sociale verzekeringen
De belastinginspecteur: geld terughalen!
Is het een deelneming of toch niet ...?
Belasting betalen over je erfenis?
De rol van de belastingadviseur
verandert
Tips & Tricks: het feest dat
afstuderen heet
2
Nummer 3 - april 2015
3
Numm
er 3
- apr
il 201
5
VoorwoordDe derde editie alweer. Deze keer per mail onder jullie
verspreid. Je kent het gevoel wel: weken achter elkaar
ben je bezig om een project af te krijgen. Dan moet het
alleen nog geprint worden ingeleverd. Wat een gedoe, de
printers doen het niet. Je vindt het ook eigenlijk wel heel
erg ouderwets dat inleveren op papier. Dat vinden wij dus
ook. Vandaar dat jullie nu elk blok De Fiscale Eenheid in
jullie mailbox ontvangen.
Ook in dit blad wordt wederom aandacht gegeven aan de
vakken die jullie de afgelopen maanden hebben gevolgd.
De eerstejaars hebben dit blok een project loonbelasting,
het artikel over de bijtelling privé-gebruik auto sluit hierbij
aan. Voor de tweede- en derdejaars wordt alvast voor-
uit gekeken op de deelnemingsvrijstelling en de fiscale eenheid. Verder zijn er vierdejaars geïnterviewd over het
vinden van een afstudeerplek en het vinden van een scriptie-
onderwerp. Tevens zijn er twee kennis verbredende
artikelen geschreven over het “verouderde belastingstelsel”
en over “de rol van de belastingadviseurs”.
Wij willen hierbij nog een keer vermelden dat wij nog altijd
op zoek zijn naar een redactielid voor ons blad. Dus mocht
je interesse hebben om bij De Fiscale Eenheid te komen,
stuur dan even een mailtje met CV naar:
Mocht je de eerdere edities terug willen lezen of wekelijks
de nieuwste en belangrijke jurisprudentie lezen, kijk dan
op www.issuu.com/defiscaleeenheid of bezoek onze Face-
bookpagina! Wij wensen en hopen dat jullie het blad met
net zoveel plezier lezen als waarmee wij het blad hebben
opgesteld.
Rotterdam, maart 2015
Namens de redactieleden van De Fiscale Eenheid,
Job van der Elst
Anouk van Elteren
Zoey van der Graaf
Sabrina Opmeer
Taco van Putten
InhoudDe vernieuwde fiscale eenheid 4Auto van de zaak? Privé-gebruik? Bijtelling! 6
De belastinginspecteur: geld terughalen! 7
Het nut van sociale verzekeringen 8
Belasting betalen over je erfenis? 10
Belastingplan weer in opspraak 11
Is het een deelneming of toch niet….? 13
De wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling 15
De rol van de belastingadviseur verandert 16
Tips & Tricks: het feest dat afstuderen heet 17
3
Num
mer
3 -
apr
il 20
15
4
Nummer 3 - april 2015
De vernieuwde fiscale eenheid
Vennootschappen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, kunnen fiscaal worden samen-gevoegd tot één onderneming. Dit fiscale instrument wordt aangeduid als ‘fiscale eenheid. In afdeling 2.9 van de Wet VPB wordt de fiscale eenheid en de antimisbruik-bepalingen beschreven. Eind 2014 heeft de staatssecre-taris, naar aanleiding van drie uitspraken van het Hof van Amsterdam, het fiscale-eenheidsregime aangepast.
Voorwaarden voor een fiscale eenheidBlijkens art. 15 eerste lid Wet VPB, kan een moeder-maatschappij een fiscale eenheid aangaan met één of meerdere dochtermaatschappijen. Hierbij moet de moedermaatschappij ten minste 95% van nominaal ge-storte aandelenkapitaal bezitten. Tevens dient de moeder voor ten minste 95% van het stemrecht in de dochter te vertegenwoordigen. De moedervennootschap dient zowel het juridische, als het economische eigendom1 in bezit te hebben. Indien dit het geval is, moeten zowel de dochter- als de moedermaatschappij een verzoek indienen bij de inspecteur. In het vijfde lid van art. 15 is bepaald dat een fiscale eenheid tot drie maanden voor het ontvangen ver-zoek al kan zijn aangegaan. Hierbij geldt dat de terugwer-kende kracht van drie maanden ingaat op het moment dat de inspecteur het verzoek ontvangen heeft2.
Mocht de moedermaatschappij maar 3% belang hebben in een kleindochter, maar de dochter wel 95% belang hebben in deze kleindochter, dan is er sprake van een middellijk bezit van 95%. Aan de hand van het volgende voorbeeld zal dit verduidelijkt worden.
In de volgende figuur kan BV M een fiscale eenheid aangaan met zowel BV B als BV C, op grond van art. 15 eerste lid Wet VPB. Er bestaat voor BV M geen mogelijk-heid om een fiscale eenheid aan te gaan met enkel BV M, BV B en BV KD. Het middellijk belang bedraagt dan maar 93.12% (97% x 96%). Indien BV M met zowel BV B als BV C een fiscale eenheid aangaat kan BV KD ook in de fiscale eenheid worden gevoegd3.
____________________________1 Juridisch eigendom houdt in dat de moeder civielrechtelijk eigenaar - stemgerechtigd bij AVA- is van de aandelen. Economisch eigendom houdt in dat de moeder recht heeft op de financiële voordelen die voortvloeien uit het belang.2 Hof Den Bosch 24 september 2003, nr. 02/3172, NTFR 2003/1931.3 BV M bezit in dit geval middellijk alle aandelen van BD KD.
Wegens het consolideren van de balansen dienen de boekjaren van de moeder- en dochtermaatschappij(en) samen te vallen4. Tevens dient via dezelfde methode de winst bepaald te worden5. Denk hierbij aan bijvoorbeeld dezelfde afschrijvingsmethode. In sub 4 van het derde lid van art. 15 staat een uitzondering op deze winstbepa-ling. Bij algemene maatregelen van bestuur kan worden bepaald in welke situaties de winstbepaling niet hetzelfde hoeft te zijn.
Vestigingsplaats, regeling geldend tot 16 december 2014De oude regeling houdt in dat de vennootschappen feitelijk in Nederland gevestigd moeten zijn . Indien dit het geval is, kan er een fiscale eenheid opgericht worden. Tevens gelden er eisen voor de rechtsvorm voor zowel de moeder als de dochter. De toegestane rechtsvormen zijn te vinden in art. 15, derde lid onderdeel e en f.
Vestigingsplaats, regeling geldend vanaf 16 december 2014Het Europese Hof heeft naar aanleiding van prejudiciële vragen die het Hof Amsterdam aan hem had voorgelegd, antwoord gegeven op de vragen. De rechtszaak betrof de vraag of de Nederlandse wetgeving met betrekking tot de fiscale eenheid in strijd is met de Europese vrijheid van vestiging. Het Europese Hof heeft dit bevestigend beant-woord, als gevolg hiervan heeft de staatssecretaris een besluit laten ingaan over de nieuwe regels omtrent het aangaan van een fiscale eenheid. Dit besluit is vooruit-lopend op de nieuwe wetgeving. Het besluit legt de twee nieuwe manieren uit van het aangaan van een fiscale eenheid met buitenlandse vennootschappen.______________________________________4 Art. 15 derde lid onderdeel a5 Art. 15 derde lid onderdeel b6 Art. 15 derde lid onderdeel c juncto art. 4 AWR
BV M
BV B
BV KD
BV C
97%
96% 4%
100%
5
Numm
er 3
- apr
il 201
5
De staatssecretaris heeft het besluit genomen op 31
december 2014 en dit is met terugwerkende kracht vanaf 16 december 2014 geldend.
Manier 1: moeder- kleindochtermaatschappijen
De fiscale eenheid kon voorheen niet ontstaan indien moeder via een buitenlandse tussenmaatschappij verbon-
den was met kleindochter zoals hierboven geschreven is.
Dit is in strijd met de Europese wetgeving.
Zoals hierboven te zien is, is vanaf 16 december 2014 wél een fiscale eenheid mogelijk tussen een moedermaat-schappij en haar kleindochter als de tussenmaatschappij
gevestigd is in het buitenland. Let op: dit is alleen mogelijk
middels een middellijk belang.
Manier 2: zustermaatschappij
Indien twee in Nederland gevestigde zustermaatschap-
pijen verbonden zijn via een in het buitenland gevestigde
topmaatschappij kunnen de zustermaatschappijen een
fiscale eenheid met elkaar aangaan. Bij het aangaan van een fiscale eenheid tussen zustermaatschappijen geves-
tigd in Nederland is het onmiddellijk belang of het middel-
lijke belang van belang. Indien de zustermaatschappijen
een fiscale eenheid aangaan dient er bepaald te worden welke van de zustermaatschappijen de moedermaatschap-
pij wordt. Dit is van belang voor het doen van de aangifte
vennootschapsbelasting, blijkens lid 1 van artikel 15 VPB.
Onmiddellijk belang:
Middellijk belang:
Besluit van 16 december 2014, BLKB201 /2137M. De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten: De wijziging bevat de goedkeuring vooruitlopend op wet-
geving waardoor verzoeken tot het aangaan van een
fiscale eenheid kunnen worden ingewilligd tussen zuster-maatschappijen die gehouden worden door een topmaat-
schappij in een andere lidstaat van de Europese unie of
tussen een moedermaatschappij en een kleindochter-
maatschappij die gehouden wordt door een tussenmaat-
schappij in een andere lidstaat van de Europese Unie.
Zie ook:
Papillon-arrest HvJ EU, 27 november 2008, nr. C-418/07; HvJ EU, 12 juni 2014, gevoegde zaken C-39/12, C-40/13, C-41/13Hof Amsterdam 11 december 2014, nr. 11/0087bis; Hof Amsterdam, 11 december 2014, 11/00824bis; Hof Amsterdam, 11 december 2014, nr. 11/00180.
Job van der Elst & Zoey van der Graaf
tussenmijtussenmij tussenmij
topmij
topmij
zustermij
zustermij zustermij
zustermij
moedermij
NL
NL
NL
EU/EER
EU/EER
EU/EER
kleindochter-mij
6
Nummer 3 - april 2015
Bijtelling privé-gebruik auto is een onderwerp waar elk
jaar veel over wordt geschreven in vakbladen en er is hier
veel jurisprudentie over te vinden. In dit artikel wordt de
bijtelling eerst kort uitgelegd en vervolgens wordt er een
uitspraak besproken van het Hof Amsterdam.
Wat houdt de bijtelling in?Als een belastingplichtige in een auto van de zaak privé
rijdt, moet de werkgever een bedrag bij het loon van de
belastingplichtige optellen, omdat de belastingplichtige
een voordeel heeft van het privé-gebruik. Het bedrag
noemt men de ‘bijtelling’. De hoogte van de bijtelling is
afhankelijk van de catalogusprijs en de CO2-uitstoot van
de auto waarin de belastingplichtige rijdt. De werkgever
draagt over deze bijtelling loonbelasting/premie volksver-
zekeringen af7.
De bijtelling voor het privé-gebruik van een auto van
de zaak is geregeld in artikel 13 bis van de Wet op de
loonbelasting 1964. In het eerste lid van dit artikel staat vermeld dat indien er
meer dan 500 kilometer voor privé- doeleinden is gereden
met de auto, er een bijtelling moet worden betaald. Het
vierde lid vermeldt vervolgens dat de werknemer zelf
moet bewijzen dat hij niet meer dan 500 kilometer privé
heeft gereden. Dit moet hij aantonen aan de hand van
een rittenadministratie. De voorwaarden hiervoor zijn
geregeld in artikel 3.13 van de uitvoeringsregeling loonbe-
lasting 2011.In dit artikel staan de volgende voorwaarden
die vermeld moeten worden in een rittenadministratie:
• het merk, type en kenteken van de auto;• de periode van de terbeschikkingstelling van de auto.Tevens dient er per rit te worden geregistreerd:
• de datum;• de beginstand en eindstand van de kilometerteller;• het beginadres en eindadres;• de gereden route indien deze afwijkt van de meest
gebruikelijke;• het karakter van de rit.In het achtste lid staat dat de bijtelling moet worden genomen
over de cataloguswaarde van de auto. Als de auto meer
dan vijftien jaar oud is, wordt de bijtelling genomen over
de waarde in het economische verkeer.
____________________________7 www.rijksoverheid.nl regels bijtelling auto
Voorbeeld:
Een auto met een cataloguswaarde van
€ 60.000 is op 1 mei 2014 gekocht. Met deze auto rijdt de werknemer privé. De auto rijdt op diesel en heeft een
CO2-uitstoot van 70 gram per kilometer.
De bijtelling bedraagt door de CO2-uitstoot van 70 gram
per kilometer 14%. Over een heel jaar moet de werknemer € 8.400 betalen. Aangezien de auto in het jaar maar acht maanden gebruikt wordt, bedraagt de bijtelling € 5.600
(8/12 van € 8.400).
Jurisprudentie, Hof Amsterdam 27 maart nr. 13/00606Belanghebbende was verplicht door zijn werkgever een representatieve auto aan te schaffen. De auto heeft hij aangeschaft met een lening van zijn werkgever. De lening wordt afgelost door het te verrekenen met de kilometer-vergoeding. De zakelijk gereden kilometers worden door zijn werkgever vergoed voor € 0,38 per kilometer. Dit is € 0,19 meer dan het fiscaal vrijgestelde deel.
In geschil is of de kilometervergoeding voor zover deze meer bedraagt dan 19 cent per kilometer vrijgesteld is. Belanghebbende is van mening dat hij in de auto moet rijden om zijn werk behoorlijk te kunnen doen. De aanklager is van mening dat dit niet het geval is en is zodoende van mening dat de extra kilometervergoeding bij het loon moet worden opgeteld.Vrije vergoedingen zijn8, vergoedingen voorzover zij geacht kunnen worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking;De rechter was het niet eens met dit standpunt en verklaarde het beroep ongegrond. Hierdoor bleef de vergoeding boven de €0,19 bij het loon van de belasting-plichtige horen.
WerkkostenregelingOp dit moment kennen wij de werk- kostenregeling (Hierna: WKR). Door de invoering van de WKR is artikel 15 van de wet LB vervallen. In de WKR is de €19 cent per kilometer nog altijd vrij te vergoeden door werkgevers. Alles wat meer is valt in de vrije ruimte. Werkgevers mogen 1,2% van het totale fiscale loon vrij vergoeden.
Anouk van Elteren
______________________________________8 Artikel 15 LB
Auto van de zaak? Privé-gebruik? Bijtelling!
7
Numm
er 3
- apr
il 201
5
In de tweede editie van De Fiscale Eenheid is art. 16
Algemene wet inzake rijsbelastingen (hierna: AWR) be-
schreven, oftewel de eisen om te mogen navorderen. In
dit artikel zal worden ingegaan op art. 20 AWR, het naheffen.
Bij de aangiftebelastingen dient het te betalen bedrag
aan belastingen direct te worden voldaan. Hierbij legt de
inspecteur dus geen aanslag op. Blijkt dat de aangifte niet
correct is, dan heeft de inspecteur vijf jaar de tijd om een
naheffingsaanslag op te leggen. De eisen om te mogen naheffen lijken erg op de eisen om een navorderingsaan-
slag op te leggen. Eerst zal het verschil tussen naheffen
en navorderen worden beschreven. Vervolgens zal kort
worden ingegaan op een wetsvoorstel dat op dit moment
besproken wordt in de Tweede Kamer.
Naheffen versus navorderen
In de vorige editie is al ingegaan op het verschil tussen
een navordering en een naheffing. Nu wordt ingegaan op het verschil wanneer de inspecteur mag naheffen in
tegenstelling tot navorderen. Een groot verschil tussen
de eisen om na te vorderen en na te heffen is dat de
inspecteur geen nieuw feit nodig heeft om een naheffings-
aanslag op te leggen. De wetgever heeft gesteld dat de
inspecteur nog geen oordeel heeft kunnen vormen over
de ingediende aangifte. Blijkens de eerst zin van art. 20,
eerste lid AWR, komt door middel van de betaling van de
aangifte de heffing tot stand. Hierdoor heeft de inspecteur geen vertrouwen kunnen opwekken en kan het vertrou-
wensbeginsel dus niet in het geding zijn. Ondanks dat de
inspecteur geen nieuw feit nodig heeft om een naheffings-
aanslag op te leggen, dient hij zich wel aan de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het zorgvuldig-
heidsbeginsel, te houden.
Het tweede verschil zit hem in de naheffingstermijn. Volgens art. 16, derde en vierde lid AWR bedraagt de
navorderingstermijn vijf, dan wel twaalf jaar. De nahef-
fingstermijn daarentegen bedraagt echter maar vijf jaar, ex art. 20, derde lid AWR. Indien een aangifte over een
tijdvak moet worden voldaan, zal de naheffingstermijn langer zijn dan vijf jaar. Voorbeeld:
Stel dat een ondernemer voor de omzetbelasting over
het tweede kwartaal een verkeerde aangifte indient,
dan kan de inspecteur tot vijf en een half jaar nadat de
aangifte is ingediend een naheffingsaanslag opleggen.
Voor aangiftebelastingen bestaat er geen mogelijkheid
voor de inspecteur om over buitenlandse bestandsdelen,
zoals bij een aangifte erfbelasting, twaalf jaar lang na te
heffen. In het vierde lid van art 20 AWR staat echter wel
vermeld dat de naheffingstermijn twaalf jaar bedraagt in-
dien er sprake is van verschuldigde overdrachtsbelasting,
ex art. 2 Wet op belastingen van rechtsverkeer.
De inspecteur heeft, in tegenstelling tot bij definitieve aanslagen, de mogelijkheid om meerdere naheffingsaan-
slagen over één tijdvak op te leggen. Hierbij is het enige
vereiste dat er tot dusver te weinig belasting is geheven.
De inspecteur heeft niet de mogelijkheid om nog eens
een naheffingsaanslag op te leggen, indien de rechtbank een naheffingsaanslag heeft vernietigd en de inspecteur hier niet tegen in beroep is gegaan9. Het Gerechtshof
Amsterdam oordeelde dat de inspecteur op deze manier
de procesorde op ongeoorloofde wijze doorbreekt.
Bij een tweede naheffingsaanslag hoeft tevens een nieuw feit niet aan de orde te zijn. De inspecteur heeft al
eerder een naheffingsaanslag opgelegd. Derhalve kan de belastingplichtige eraan twijfelen of de inspecteur
wel zorgvuldig heeft gehandeld bij het opleggen van de
eerste naheffingsaanslag. De belastingplichtige zou in dit geval kunnen onderzoeken of het vertrouwensbeginsel
geschonden is.
Voorlopig wetsvoorstel
In de Tweede Kamer ligt op dit moment een wetsvoorstel
voor een wijziging van art. 20 AWR. Deze wijziging ziet
op het onderzoek van de Europese commissie inzake
de staatssteun. De Europese Commissie kan staats-
steun terugvorderen over een periode van in beginsel
tien jaar. De wijziging van art. 20 AWR ziet erop dat de
naheffingstermijn voor het terugvorderen van staatssteun buiten beschouwing wordt gelaten.
Job van der Elst
e CO2-uitstoot van 70 gram per kilometer 14%. O____________________________9 Hof Amsterdam 26 april 2012, nr. 11/00601, NTFR 2012/2237
ver een heel jaar moet de werknem
De belastinginspecteur: geld terughalen!
8
Nummer 3 - april 2015
Naar aanleiding van het artikel “Zorgverleners worden
noodgedwongen zzp’er”10 moeten nog enkele verschillen
worden benadrukt tussen loondienst en ondernemerschap
met betrekking tot sociale verzekeringen. In dit artikel zal
eerst een korte uitleg worden geven over wat sociale ver-
zekeringen zijn. Vervolgens zal er iets worden uitgelegd
over het recht op sociale verzekeringen als je vanuit een
dienstbetrekking overstapt naar zzp’er.
Wat zijn verzekeringen?Verzekeringen zijn er om risico’s af te dekken. Je betaalt
een premie aan een verzekeringsmaatschap, zodat iets
verzekerd is of jij zelf verzekerd bent. Mocht er dan iets
gebeuren met het verzekerde deel, dan wordt dit vergoed
door de verzekeringsmaatschappij waarbij jij verzekerd
bent. Het idee van een verzekering is het dekken van
mogelijke kosten.
Wat zijn sociale verzekeringen? Sociale verzekeringen zijn in twee categorieën te verdelen. Je hebt volksverzekeringen en werknemersverzekeringen.
1. De volksverzekeringen11 zijn er voor alle inwoners van
Nederland en buitenlandse personen die in Nederland
een vaste dienstbetrekking hebben. De volksverzekeringen
zijn:
• Algemene ouderdomswet • Algemene Nabestaandenwet • Wet langdurig zieken voormalig de Algemene Wet
Bijzondere Ziektekosten.
2. De werknemersverzekeringen12 zijn er voor alle mensen
in Nederland die óf in dienstverband werken of een uitkering
ontvangen. De premies voor de werknemersverzekeringen
worden afgedragen door je werkgever of door de uitkerings-
instantie.
De werknemersverzekeringen zijn:
• Werkloosheidswet • Wet op arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)• Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)• Ziektewet (ZW)____________________________10 De Fiscal Eenheid nummer 2, januari 2015. 11 Belastingdienst volksverzekeringen, www.belastingdienst.nl geraad-
pleegd op 3/4/201512 Belastingdienst werknemersverzekeringen, www.belastingdienst.nl
laatst geraadpleegd op 3/4/2015.
Wat is er sociaal aan?Niet iedereen vindt het nodig om een verzekering af te
sluiten. Echter, de sociale verzekeringen zijn in Nederland
verplicht. Wat is er nu sociaal aan een verzekering waaraan
je verplicht wordt mee te betalen? Het sociale aspect van
deze verzekeringen is dat iedereen meebetaalt, want hier-
door zorg je ervoor dat de premies per persoon veel lager
zijn. Daarnaast is het zo dat iedereen voor een sociale
verzekering in aanmerking komt. Niemand kan worden
uitgesloten van het recht op deze verzekeringen. Het feit
dat niemand uitgesloten wordt van het recht op deze ver-
zekeringen, voorkomt ‘cherrypicking’. Cherrypicking houdt
in dat de verzekeraar zelf bepaalt wie hij zou wel zou
verzekeren en wie niet. Wanneer een zorgverzekeraar
aan cherrypicking doet dan mogen zij de personen kiezen
die ze verzekeren. Dit heeft tot gevolg dat mensen die wel
een verzekering nodig hebben, deze niet krijgen (want zij kosten de verzekeraar geld) en de mensen die het niet nodig hebben, deze dan juist wel zouden krijgen.
Van loondienst naar zzp’er, gezien vanuit de optiek van een werkgeverEen werkgever maakt loonafspraken met de persoon die
hij in dienst neemt. Bovenop het afgesproken brutoloon
komt vakantiegeld en mogelijke secundaire arbeidsvoor-
waarden. Daarnaast zal de werkgever premies moeten
afdragen voor de WW, de WAO en enkele andere verze-
keringen. De premiekosten en het vakantiegeld samen
zorgen ervoor dat de werkgever per werknemer nog mini-
maal 20% aan extra kosten heeft bovenop het afgesproken brutoloon . Het kan voor de werkgever aantrekkelijk zijn
om een werknemer in te ruilen voor iemand die wordt
ingehuurd als zelfstandige, zodat de extra kosten voor de
werkgever wegvallen.
____________________________________13 Belastingdienst, handboek loonheffingen 2015 hoofdstuk 5. www.
belastingdienst.nl geraadpleegd op 3-4-2015.
Het nut van sociale verzekeringen
9
Num
mer
3 -
apr
il 20
15
Van loondienst naar zzp’er, gezien vanuit de optiek van een werknemerEen zzp’er zal meer overhouden van zijn bruto inkomen
doordat hij gebruik kan maken van enkele aftrekposten en
verschillende faciliteiten van de Wet Inkomstenbelasting.
Mocht er iets gebeuren met de zzp’er zoals een ongeluk, of
mocht er geen werk meer zijn door bijvoorbeeld mecha-
nisatie van het arbeidsproces, dan heeft de zzp’er geen
recht op werknemersverzekeringen. Het is dus een ruil
van relatief meer geld, voor absoluut minder zekerheid.
Een zzp’er heeft wel de mogelijkheid om een commer-
ciële werknemersverzekering af te sluiten, maar dit kost meestal meer dan wanneer het een sociale verzekering
zou betreffen.
VerzorgingsstaatNederland is een verzorgingsstaat. Dit houdt in dat de
overheid de primaire verantwoordelijkheid draagt voor
het welzijn van de burgers. Als steeds meer personen
vanuit loondienst te werk gaan als zzp’er, terwijl zij in feite
dezelfde functie blijven vervullen, heeft dit als gevolg dat
de overheid minder goed voor die mensen kan “zorgen”.
Omdat zzp’ers meer risico lopen, heeft de overheid liever
dat personen in loondienst werkzaam blijven dan als
zzp’er aan de slag gaan.
Belastingen en gevolgen van werknemers in loondienst die zzp’er wordenAls er steeds meer zzp’ers komen die voorheen in
dienstverband hebben gewerkt, zal er door het gebruik
van eerder genoemde aftrekposten en faciliteiten minder
worden geïnd aan belastingen door de overheid. Als een
grote groep werknemers als zzp’er gaan werken, dan
heeft dit het gevolg dat er minder mensen premies zullen
afdragen voor werknemersverzekeringen.
Als de staat minder premie ontvangt, dan moet de uitke-
ring van de werknemersverzekeringen worden verlaagd.
In dat geval zullen de mensen die een uitkering krijgen
vanuit een werknemersverzekering, er fi nancieel op achteruit gaan. Echter, kan de uitkeringsgerechtigde hier
niets aan doen.
ConclusieDe auteur is van mening dat overheid er is om voor de
burgers te zorgen. Als de overheid er niet is om voor de
zekerheid van de burgers te zorgen, dan zal het niveau
van welvaart van het land dalen. Welvaart wordt in dit geval
niet alleen gemeten aan de hoeveelheid geld die een
burger heeft, maar ook aan de mate van psychologische,
fi nanciële en andere sociale hulp voor de burger.Hoe groter het sociale vangnet voor burgers hoe minder
zorgen de burgers zullen hebben. De overheid heeft geld
nodig om dit vangnet te fi nancieren. Als er dus steeds meer werknemers besluiten om als zzp’er aan de slag te
gaan, ontvangt de overheid minder geld om het vangnet
groot genoeg te houden. De overheid zou er door middel
van regulering voor moeten zorgen dat grote werkgevers
geen gebruik kunnen maken van constructies waaruit ze
mensen ontslaan om hen vervolgens als zzp’er weer in te
huren.
Taco van Putten
Stel dat een ondernemer voor de omzetbelasting over
het tweede kwartaal een verkeerde aangifte indient, dan
kan de inspecteur tot vijf en een half jaar nadat de aa
10
Nummer 3 - april 2015
Het onderwerp erfbelasting wordt behandeld in blok 3 van
het derde leerjaar. Een aantal van jullie zal er misschien al
eerder mee te maken hebben gehad. Wat houdt erfbelasting
in? Hoeveel erfbelasting moet er worden afgedragen?
Kan een erfenis geweigerd worden? In dit artikel zullen deze
vragen worden beantwoord.
Wat is belast?Het is belangrijk om naar de situatie van de erflater te kijken. Op het moment dat de erflater getrouwd is, heeft dit andere gevolgen voor de erfenis dan wanneer hij on-
gehuwd samenwoonde. Vervolgens is het van belang of
de erflater in gemeenschap van goederen getrouwd is of op huwelijkse voorwaarden. Daarnaast is het van belang of
er een testament is opgemaakt en of er kinderen zijn. Al
deze zaken zijn van invloed op de erfenis en de verdeling
hiervan. De erfbelasting wordt geheven over hetgeen ieder verkrijgt,
eventueel na aftrek van zijn aandeel in de volgens
Successiewet (hierna: SW) voor aftrek in aanmerking komende schulden, legaten en lasten. Tevens wordt alles
wat binnen 180 dagen voor het overlijden door de erflater is geschonken, tevens volgens het erfrecht gezien als een
schenking door het overlijden. Oftewel deze ‘schenking’
dient te niet als schenking gezien te worden, maar als
onderdeel van de erfenis. Ook al wat wordt verkregen
krachtens een schenking die tot stand is gekomen na het
overlijden van de schenker, wordt voor de toepassing van
deze wet geacht krachtens erfrecht door het overlijden te
zijn verkregen . In onderstaande tabel kan je zien dat er
een verschil in tarief is afhankelijk van de relatie tussen
de erfgename en de erflater. Voor de tarieven zie onder-staande tabel:
Gedeelte vande belaste verkrijging
Verkregen door partner of afstammelingen in de rechte lijn
In overige gevallen
€0 -€121.296 10% 30%€121.296 en hoger 20% 40%
Vrijstellingen:Een erfenis aan de volgende groep personen is vrijgesteld
tot een maximum bedrag:
a. partner: € 633.014;____________________________________14 Artikel 5 SW 1956 vanaf 2010 15 Artikel 12 SW 1956 vanaf 2010 16 Artikel 24 SW 1996 vanaf 2010
b. kinderen, die grotendeels in de levensonderhoud werden
voorzien door de overledene, die ten gevolge van
ziekte vermoedelijk in de eerstkomende drie jaren niet
in staat zullen zijn om door middel van arbeid, inkomen
te genieten: € 60.138; kinderen voor wie de onder b bedoelde vrijstelling niet van toepassing is: € 20.047;
c. kleinkinderen: € 20.047;d. ouders: € 47.477;e. overige verkrijgers: € 2.111.17
Wat te doen als je een erfenis krijgt?Als erfgenaam kan je een nalatenschap zuiver of beneficiair aanvaarden, of verwerpen.18
Zuivere aanvaarding houdt in dat je privé aansprakelijk
bent indien de schulden hoger zijn dan de bezittingen van
de erflater. Als je geen twijfels hebt over het positieve saldo van de erfenis, kan je de erfenis zuiver aanvaarden. Als je
de schulden betaalt en de bezittingen aanvaardt, is dit au-
tomatische een zuivere aanvaarding. Hiervoor kan je ook een
‘verklaring van zuivere aanvaarding’ bij de griffie afleggen. Beneficiair aanvaarden houdt in dat je niet privé aanspra-
kelijk bent voor de schulden. Je twijfelt of je de erfenis
wilt aanvaarden. Echter, je mag niets van de bezittingen
meenemen zolang de schulden niet zijn voldaan. Min-
derjarige kinderen zijn verplicht de erfenis beneficiair te aanvaarden.
Verwerpen houdt in dat de erfenis volledig wordt gewei-
gerd. Je bent niet aansprakelijk voor de nalatenschap en
niet betrokken bij de afwikkeling hiervan. Je hebt geen
recht meer op de erfenis.
Als kind heb je bijna altijd recht op het zogenaamde kinds-
deel. Een erfenis wordt verdeeld onder de partner van de
erflater en de kinderen van de erflater. De erfenis wordt in gelijke delen verdeeld over de partner en de kinderen.
Op het moment dat de partner van de erflater nog in leven is, heeft het kind nog geen recht op zijn erfdeel pas bij
overlijden van de partner wordt het erfdeel uitgekeerd. Dit
is gedaan om de partner van de erflater te beschermen. Op het moment dat de partner het kindsdeel gebruikt, kan
de erfenis onder bewind worden gesteld. Het kind kan in
het testament worden onterfd. Wettelijk gezien heeft het
kind altijd recht op zijn kindsdeel: de legitieme portie.
Anouk van Elteren ______________________________________
17 Artikel 12 SW 1956 vanaf 2010 18 www.rijksoverheid.nl aanvaarden erfenis
Belasting betalen over je erfenis?
11
Num
mer
3 -
apr
il 20
15
Het verouderde belastingstelsel is momenteel een veel
besproken item. Iedereen binnen de Nederlandse politiek
deelt tegenwoordig de mening dat het huidige stelsel
verouderd is. Telkens als het huidige belastingplan ter
sprake komt, worden dezelfde argumenten op tafel gegooid:
te veel belastingen op arbeid en een erg onduidelijk
systeem. Maar waarom is er nog niets aangedaan en wat
zijn de plannen? Je leest het in dit artikel!
Het huidige stelselHet huidige stelsel is in 2001 opgesteld. Sinds die tijd
zijn er geen grote veranderingen geweest in het huidige
belastingstelsel. Sinds 2001 zijn er in Nederland wel een
aantal veranderingen geweest waarmee in het huidige
stelsel geen rekening wordt gehouden.19
OnderzoekBegin 2012 stond het belastingstelsel op de politieke
agenda. Omdat de regering een degelijk onderzoek
noodzakelijk achtte werd de Commissie Van Dijkhuizen
in het leven geroepen. Deze commissie werd geleid door
Van Dijkhuizen, een oud-bankier.
Op 17 juni 2013 kwam de commissie met een rapport
met de bevindingen en een aantal adviezen. Als eerste
adviseert de commissie om terug te gaan van vier naar
twee belastingschijven van 37% en 49%. Over het inkomen tot € 62.500 wordt dan 37% betaald. Door zo de meesten mensen minder belasting te laten betalen,
houden mensen meer geld over om in de economie te
steken, waardoor er meer banen ontstaan.
Het tweede van de commissie is om een drietal toeslagen,
namelijk de zorgtoeslag, de huurtoeslag en het kindgebonden
budget, samen te voegen.
Het laatste advies van de commissie is om het loon van
een DGA meer in lijn te brengen met het loon van een
vergelijkbare werkgever. Dit is inmiddels ingevoerd (zie het artikel ‘wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling’).De commissie adviseert verder het forfaitair rendement
in box 3 van 4% te verlagen, om het zo meer in lijn te brengen met het rendement dat mensen daadwerkelijk
over hun vermogen behalen.
____________________________19 www.rijksoverheid.nl lagere belastingtarieven met een hele lange
eerste schrijf minder aftrekposten en eenvoudiger toeslagen leiden tot meer banen.
Hoe denkt de regering over het belastingplan?De regering gaat over het aanvaarden van een nieuw be-
lastingstelsel. Het Ministerie van Financiën gaat over het opstellen van een nieuw belastingstelsel. Hoe denken zij
over een nieuw belastingstelsel en wat vinden prominenten
van het huidige stelsel?
De VVD
In april 2014 werd het onderwerp weer opgerakeld. “Daarnaast vindt de VVD dat er een wildgroei is van
fi scale regelingen. De VVD riep het kabinet op om het belastingstelsel radicaal te veranderen. Prikkels om de
keuzes van mensen te beïnvloeden”, aldus fractievoorzitter
Halbe Zijlstra.20
D66 & CDA
D66 & de CDA hebben de handen ineengeslagen bij de
gesprekken over het nieuwe stelsel. Zij willen beide dat
de hervorming zo snel mogelijk wordt ingezet, zodat de
belasting op arbeid in 2016 omlaag kan.21
In oktober 2014 stond er in de krant dat de plannen groots waren. Wiebes (Staatssecretaris van Financiën) noemde het huidige systeem: ”onbeheersbaar”.22 Volgens de
staatssecretaris is het hoog tijd dat er iets gaat gebeuren.
____________________________20 www.volkskrant.nl stop wildgroei fi scale prikkels 21 www.fd.nl CDA en d66 gerustgesteld na belastinggesprek met Wiebes22 Robelco taks services archief: Wiebes noemt Nederlands belasting-
stelsel onbeheersbaar
Belastingplan weer in opspraak
12
Nummer 3 - april 2015
Waarom zouden we het huidige stelsel dan aanpassen:
het huidige stelsel is voor de “gewone” burger niet meer
te overzien. Het is voor deze mensen bijna onmogelijk
geworden om hun aangifte op een juiste manier in te
vullen. Daarnaast ziet het belastingstelsel zoals we dat,
nu hanteren niet meer op de huidige situatie in Nederland.
Wat is er nu gebeurd?Sinds de uitgave van het rapport van de Commissie Van
Dijkhuizen, wat al bijna twee jaar geleden is, zijn we nog
geen stap verder. Ja, de politieke partijen weten wat ze
niet willen en ze weten in hoofdlijnen wat ze wel willen.
Waarom komt er dan nog niets van de grond? Het is
moeilijker dan men denkt om een nieuw belastingstelsel
tot uitvoering te brengen.23
In oktober 2014 verscheen er een nota over het wijzigen van enkele belastingwetten:
• In deze nota is te lezen dat de coalitie vooral schoot op de uitvoering van één van de adviezen van de Commis-
sie Van Dijkhuizen: Het loon van een DGA meer in lijn
brengen met dat van een vergelijkbare werknemer. Dit
is inmiddels ingevoerd.
• Er zaten nog te veel onduidelijkheden in het voorstel voor het nieuwe belastingstelsel. Daarnaast heeft er
al een voorstel gelegen in de Tweede Kamer, dit werd
door het CDA radicaal van tafel geveegd: “Het CDA
heeft op 14 november 2014, net als vorig jaar, tegen het belastingplan gestemd. Hoewel het plan de belas-
ting op arbeid moet verlagen, doet het plan wat er nu
ligt precies het tegenovergestelde”.25
Wat gaat er nog gebeuren?Over de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel zijn de meeste
partijen het eens: minder belasting op arbeid. Dit is gunstig
voor zowel werknemers als werkgevers. Hierdoor betalen
mensen minder belasting waardoor ze meer geld overhouden.
Als dit geld dan ook uitgegeven wordt, zijn er meer mensen
nodig en op deze manier worden er banen gecreëerd.
Maar om de belasting op arbeid te verlagen is dermate
veel geld nodig, dat een extra heffing op grote vermogens niet toereikend is. Er is geld nodig om de belasting te
verlagen omdat er als de belasting verlaagd wordt, de
staat minder inkomsten heeft. Om dit op te vangen moet
er ergens anders geld binnenkomen. Als de opbrengst
bepalend wordt, waar ligt voor de PVDA dan de grens.
______________________________________________
24 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten, belastingplan 201525 www.cda.nl CDA stemt tegen belastingplan
Wat is een vermogen dat extra belast mag worden en
wat niet? Zo lang daar geen antwoord komt, gaat het
vooral om politieke retoriek. “Om die discussie een stap
verder te krijgen, is een schets van het kabinet van een
nieuw fiscaal stelsel dringend gewenst. Er is al te veel tijd verspild”.26
ToekomstStaatssecretaris Wiebes stak zijn onvrede over het
huidige belastingstelsel niet onder stoelen of banken:
“We hebben de afgelopen tien jaar het belastingstelsel
steeds een beetje ingewikkelder gemaakt. Als we hiermee
doorgaan, gaat het op een gegeven moment echt fout.
Voor de zomer kom ik met voorstellen om het huidige
belastingstelsel te moderniseren”.27
Voordat dit nieuwe voorstel dan door zowel de Tweede
Kamer is, en voordat dit dan weer bij de Eerste Kamer
belandt zijn we waarschijnlijk weer een tijd verder.
De auteur heeft als verwachting dat we met het huidige
stelsel nog maximaal twee aangiftejaren door gaan (2015 & 2016). Hierna ligt er waarschijnlijk een stelsel dat, als het aan Wiebes ligt, niet zo ingewikkeld is en de keuzes
van mensen minder beïnvloedt.
Anouk van Elteren
____________________________26 www.trouw.nl Kabinet talmt te lang met stelling inname over nieuw belastingstelsel27 WNL 15 februari 2015
13
Numm
er 3
- apr
il 201
5
In de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969 bestaan er verschillende vrijstellingen en uitzonderingen, één
daarvan is de deelnemingsvrijstelling. Dit artikel geeft
een beschrijving van de deelneming en de eisen voor de
vrijstelling.
Wanneer is er sprake van een deelneming?Als de belastingplichtige, de vennootschap, een belang
van ten minste 5% in het geplaatst en gestorte aandelen-
kapitaal heeft in een andere vennootschap, is er sprake
van een deelneming.28
Indien het geplaatst aandelenkapitaal bestaat uit verschil-
lende soorten aandelen dient voor de 5%-eis gekeken te worden naar het totaal van alle aandelen.
Voorbeeld:
Het aandelenkapitaal van BV A bestaat uit 20% gewone aandelen en 80% preferente aandelen (80%). BV B heeft 15% van de gewone aandelen van BV A en heeft tevens 15% aandeel in het stemrecht van BV A. Het totale belang van BV B in BV A bedraagt 3% van het totaal geplaatste en gestorte aandelenkapitaal (dat wil zeggen gewoon en preferent aandelenkapitaal). Preferente aandelen tellen wel mee voor de 5%-eis. De stemrecht-verdeling is niet van belang voor de bepaling van de 5%- eis.29 Er is hier geen sprake van een deelneming ex. art. 13
tweede lid Wet VPB.
Voor de in beginsel harde eis van 5% gelden een drietal uitzonderingen, namelijk:
1. de meesleepregeling
2. de meetrekregeling
3. de aflopende deelneming
1. De meesleepregeling
Indien een belastingplichtige een deelneming heeft in een
vennootschap en tevens in deze vennootschap winstbe-
wijzen bezit of een deelnemerschapslening30, behoren
deze bewijzen ook tot de deelneming.31
_________________________28 Art. 13 lid 2 Wet VPB29 Besluit van 12 juli 2010, nr. DGB2010/2154M, onderdeel 1.2. 30 Art. 10a lid 1 onderdeel d Wet VPB 31 Art. 13 lid 4 Wet VPB
2. De meetrekregeling
Indien belastingplichtige niet zelf een deelneming heeft in
de dochtervennootschap, maar een met haar verbonden
lichaam32 dit heeft.33 Als hier sprake van is dan behoren de
aandelen, winstbewijzen en een deelnemerschapslening
op deze zelfde dochtervennootschap, die de belasting
houdt, ook tot de deelneming.
Voorbeeld34
BVA heeft door het 1% belang in BV C op basis van de meetrekregeling recht op de deelnemingsvrijstelling uit de
voordelen van BVC.
3. De aflopende deelnemingIndien een belastingplichtige een deelneming had en dit
belang gedurende het boekjaar onder de 5% daalt, kan de belastingplichtige nog steeds gebruik maken van de
deelnemingsvrijstelling. Dit kan tot een periode van drie
jaar na het beëindigen van de deelneming. Er dient in dit geval nog wel een belang aanwezig te zijn in de vennoot-
schap. Voorafgaand aan de daling moet er gedurende
één jaar een belang zijn van meer dan 5%.
Wat houdt de deelnemingsvrijstelling in?Indien een belastingplichtige een deelneming heeft, zijn
de voordelen, alsmede de kosten van verwerving uit hoof-
de van deze deelneming vrijgesteld voor de winstbepaling
van de belastingplichtige.
_________________________32 Art. 10a lid 4 Wet VPB33 Art. 13 lid 5 Wet VPB34 Van den Dool, Heithuis, Kampschöer, De Smit, 2014, p. 195
Is het een deelneming of toch niet ...?
BV A
100%
5%
1%BV B
BV C
14
Nummer 3 - april 2015
Onder voordelen wordt verstaan de winsten, dividend-
uitkeringen, koersresultaten en de verliezen van de
deelneming, die de moedermaatschappij ontvangt en/ of
verliest in hoedanigheid van aandeelhouder. De wetgever
heeft deze regeling in het leven geroepen op grond van
het ne-bis-in-idembeginsel; voorkoming van economische dubbele belastingheffing. Door middel van deze regeling is Nederland een aantrekkelijke vestigingsplaats voor
buitenlandse vennootschappen.
De deelnemingsvrijstelling kan ook toegepast worden op
voordelen uit hoofde van een buitenlandse deelneming.
De deelnemingsvrijstelling is een brutovrijstelling.
Hiermee wordt bedoeld dat niet alleen de voordelen uit
hoofde van een deelneming vrijgesteld zijn, maar dat ook
alle kosten aftrekbaar zijn die zien op de deelneming. De
aftrekbaarheid van deze kosten was tot 2004 beperkt tot binnenlandse deelnemingen. De Hoge Raad heeft, naar
aanleiding van het Bosal-arrest, een uitspraak van het Eu-
ropese Hof35, geoordeeld dat de beperking in strijd is met
het Europees recht. Als gevolg van het Bosal-arrest heeft
de overheid verscheidende maatregelen genomen om
misbruik te voorkomen. Hierbij valt onder andere te den-
ken aan art. 20 vierde lid Wet VPB. In dit lid staat vermeld
dat houdster- en/of financieringsmaatschappijen hun ver-liezen alleen nog mogen verrekenen met de winsten als
zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Ten eerste moet,
door middel van een activiteitentoets, worden gekeken of
de activiteiten feitelijk niet zijn gewijzigd met betrekking tot
het jaar waarin de verliezen zijn geleden. Ten tweede mag
het totaal van de boekwaarde van de vorderingen en de
schulden in het jaar van verrekening niet groter zijn dan
dit saldo in het verliesjaar.
(Niet)-kwalificerende beleggingsdeelnemingIndien een deelneming wordt gehouden als een belegging,
vallen de voordelen uit deze deelneming niet onder de deel-
nemingsvrijstelling36. Op deze regeling is één uitzondering.
Als een deelneming wordt aangemerkt als een ‘kwalifice-
rende beleggingsdeelneming’ vallen, de voordelen uit deze
deelneming wél onder de deelnemingsvrijstelling. Om te
bepalen of een deelneming als kwalificerende beleggings-
deelneming wordt aangehouden, moeten er twee testen
______________________________________________________________________
35 Hof van Justitie EG 18 september 2003, zaak C-168/01 (Bosal), r.o. 28, BNB 2003/344
36 Art. 13, lid 9 Wet VPB
worden uitgevoerd37. Van beleggen is sprake indien de
moedermaatschappij een rendement verwacht te behalen
wat ook te verwachten is bij normaal vermogensbeheer38.
Deelnemingstoets
Bij de deelnemingstoets wordt naar de activiteiten van de
deelneming gekeken. Indien de deelneming voornamelijk
belegt, kan er geen sprake zijn van een kwalificerende beleggingsdeelneming. Indien de activiteiten van de
deelneming zien op zowel beleggen als ondernemen, zal
er een tweede toets aan bod moeten komen: de deelne-
merstoets.
Deelnemerstoets
Bij deze toets wordt gekeken of de deelnemer de deelne-
ming houdt ter belegging.
Om te beoordelen of dit het geval is, dient in eerste
instantie gekeken te worden naar de gedaante van de
deelnemer. Volgens de parlementaire geschiedenis zijn er
vier gedaantes die een deelnemer kan hebben39.
1. Beleggingsmaatschappij: Indien er sprake is van een
beleggingsmaatschappij is er sprake van een beleg-
gingsdeelneming en derhalve bestaat er geen recht op
toepassing van de deelnemingsvrijstelling.
2. Onderneming: Indien de activiteiten van de deelnemer
zien op ondernemen moet er getoetst worden of de deel-
neming aangehouden wordt met als doel beleggen. Indien
dit niet het geval is, is er sprake van een kwalificerende beleggingsdeelneming.
3. Houdstermaatschappij: Bij een houdstermaatschappij
moet beoordeeld worden of de houdster een wezenlijke
functie vervult binnen de deelneming. Indien dit het geval
is, is de deelnemingsvrijstelling van toepassing.
4. Participatiemaatschappij:Voor de participatiemaatschappij geldt dat de deelnemer
invloed moet hebben op het dagelijkse bestuur van de
deelneming. Als dit het geval is, is er sprake van de
deelnemingsvrijstelling.
Verdieping
Falcon: ECLI:NL:PHR:2002:AD8488ECI:NL:GHAMS:2015:164
Job van der Elst & Zoey van der Graaf
_________________________38 Conclusie A-G Van Kalmthout 14 maart 2001, nr. 36.145, BNB
2001/21039 Kamerstukken II, 2009-2010, 32 129, nr. 3
15
Numm
er 3
- apr
il 201
5
De gebruikelijkloonregeling is in 1997 ingevoerd en heeft tot 2015 geen grondige wijzigingen ondergaan. In 2014 is in het Belastingplan 2015 een voorstel gedaan tot het
wijzigen van de regeling. Dit voorstel is in december 2014 aangenomen. Dit betekent dat voor 2015 het overgangs-
recht van toepassing is en dat vanaf 2016 de nieuwe regeling
geldt. Wat deze gebruikelijkloonregeling inhoudt en wat de
wijzigingen betekenen voor de regeling, wordt in dit artikel
belicht.
De gebruikelijkloonregelingDe gebruikelijkloonregeling van de Wet op de Loonbelas-
ting 1964 (hierna: Wet LB) is in 1997 ingevoerd. Reden hiervoor was te voorkomen dat directeur grootaandeel-
houders (hierna: DGA’s) de heffing van de inkomstenbe-
lasting en vermogensbelasting konden ontgaan, door een
laag of zelfs geen loon uit te keren aan zichzelf. Vervol-
gens kon de DGA ervoor kiezen om dit loon in de vorm
van een dividenduitkering aan zichzelf te doen toekomen,
met als gevolg dat het percentage te betalen belasting lager
uitvalt. De regeling, die is opgenomen in art. 12a Wet LB,
bepaalt dat het loon van iemand die arbeid verricht voor
een vennootschap waarin hij of diens partner een aan-
merkelijk belang heeft, ten minste wordt gesteld op het
normbedrag. Dit normbedrag is in 2014 € 44.000.
Hoger loon: Het kan zijn dat er voor de werkzaamheden
die de DGA verricht een soortgelijke dienstbetrekking
bestaat (waarbij geen sprake is van een aanmerkelijk belang) maar waarbij een hoger loon wordt uitgekeerd dan het normbedrag. Het gebruikelijk loon van de DGA in
deze situatie dient dan hoger te liggen dan het normbedrag.
In dit geval stelt de inspecteur het loon op het hoogste
van de volgende twee bedragen40.
• 70% van het hogere gebruikelijke loon, maar ten minste het normbedrag (€ 44.000);• Het loon van de meestverdienende werknemer of van
de meestverdienende werknemer van een verbonden
vennootschap.
De genoemde 70% in de opsomming hierboven betekent dat rekening wordt gehouden met de doelmatigheidsmarge
van 30%. Aangezien het vaststellen van een gebruikelijk loon geen exacte wetenschap is, is een goede doelmatig-
heidsmarge nodig. Deze marge geeft ruimte om te komen
tot een aanvaardbaarder loon. Als een soortgelijke dienst-
_________________________
40 Art. 13 lid 2 Wet VPB
betrekking gevonden is, betekent dit namelijk niet direct
dat de werkzaamheden exact hetzelfde zijn.
Lager loon: Het kan ook voorkomen dat het gebruikelijk loon
niet hoger zou moeten zijn, maar juist lager dan het norm-
bedrag. In dit geval moet de belastingplichtige dit aanne-
melijk kunnen maken. Hierbij geldt ook dat bij de aangedragen
soortgelijke dienstbetrekking geen sprake mag zijn van een
aanmerkelijk belang. Is het gebruikelijk loon zo laag dat
dit onder de € 5.000 uitkomt, dan kan het loon worden op-
gegeven dat daadwerkelijk wordt verdiend. De bewijslast
voor een lager loon ligt bij de belastingplichtige.
Afroommethode: De hiervoor beschreven wetgeving wordt
ook wel de “vergelijkingsmethode” genoemd. Naast deze
methode is er in 2004 door de Hoge Raad de afroomme-
thode als aanvulling op art. 12a Wet LB gegeven.41 Het
loon van de DGA wordt hierbij bepaald door een percentage
te nemen van de omzet van de vennootschap. Hierdoor is
het DGA-loon direct afgeleid van de door de werkzaam-
heden van de DGA persoonlijke gerealiseerde omzet.
Voor de toepassing van deze methode gelden meerdere
voorwaarden. Op deze voorwaarden wordt in dit artikel
niet verder ingegaan.
Nieuwe regeling vanaf 2016Op Prinsjesdag in 2014 zijn in het Belastingplan 2015 onder andere de wijzigingen van de gebruikelijkloonre-
geling gepubliceerd.42 Hierin wordt voorgesteld om de
doelmatigheidsmarge, die nu ligt op 30%, te verlagen naar 25%. Hierdoor wordt het verschil in loon tussen DGA’ s en de gewone werknemers kleiner. Naast de
verlaging van de doelmatigheidsmarge besluit het kabinet
om het begrip “meest vergelijkbare dienstbetrekking” te
introduceren ter vervanging van het begrip ”soortgelijke
dienstbetrekking”. Een soortgelijke dienstbetrekking kan
ontbreken, maar een meest vergelijkbare dienstbetrekking
bestaat altijd. Bijvoorbeeld voor een orthodontist zou het
loon gesteld kunnen worden op het loon van een tandarts
in loondienst. Door de invoering van dit nieuwe begrip,
wordt de groep dienstbetrekkingen waarmee vergeleken
kan worden, groter. Op deze manier is eigenlijk altijd wel
een vergelijkbare dienstbetrekking te vinden.
Sabrina Opmeer_________________________
41 Art. 13 lid 2 Wet VPB42 Rijksoverheid, ’Belastingplan 2015’. Geraadpleegd op 6 december
2014 via www.rijksoverheid.nl
De wijzigingen in de gebruikelijkloonregeling
16
Num
mer 3 - april 2015
Als afgestudeerde fi scalist heb je een grote kans dat je bij een onderneming gaat werken je eigen belastingadvies-
kantoor begint. Maar wat is jouw rol als belastingadviseur?
Jouw doel is tevreden klanten, het doel van je klanten is
zo min mogelijk belasting betalen. Niet alleen voor jouw
klanten, maar voor iedere ondernemer is de belasting een
kostenpost en zij zien deze het liefst zo laag mogelijk.
De rol van de belastingadviseur gaat veranderen. Als
belastingadviseur probeer je voor je klanten de mazen
in de wet te vinden, waardoor ze een zo laag mogelijk
bedrag aan belasting hoeven te betalen over de winsten
die zij behalen. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de
brievenbusmaatschappijen die zich in belastingparadijzen
vestigen. Nederland wordt door buitenlandse vennoot-
schappen gebruikt als belastingparadijs. Sommige
buitenlandse vennootschappen die door middel van een
brievenbusmaatschappij zijn gevestigd in Nederland,
betalen hierdoor uiteindelijk maar 1% vennootschaps-belasting.43
De bijdrage van de belastingadviseur is voor de maat-
schappij van groot belang. De belastingwetgeving ligt in
het domein van de politiek als het gaat om de verdeling
van de belastingdruk. Het domein van de belastingad-
viseurs gaat vooral om de belastingtechnische inbreng,
het wijzen op lacunes, omissies en inconsequenties. Een
dergelijke inbreng leidt tot een solidere en stabielere wet-
geving. Door fi scaalpolitieke keuzes die niet altijd goed doordacht of verstandig zijn, kan dit leiden tot gedrags-
verandering bij belastingadviseurs, waarbij zij juist de
lacunes, omissies en inconsequenties in de wet opzoeken
voor hun klanten om onder de belastingdruk vandaan
te komen. Dit wordt ook wel ‘ontwijken’ van belastingen
genoemd.
De maatschappij zit, vooral na het voorval44 in april 2014 met de koffi eketen Starbucks, niet te wachten op nog meer bedrijven die belasting ontwijken, zoals Starbucks
dit deed. Aangezien de maatschappij waarde hecht aan
het idee dat iedereen een bijdrage levert aan de maat-
schappij door middel van belastingen naar draagkracht.
_________________________43 Elsevier ‘Nederland een belastingparadijs? Het valt wel mee’ 6
november 201444 www.europa.eu Staatsteun
De voorzitter van de Nederlandse Orde van Belasting-
adviseurs is van mening dat het probleem komt doordat
fi scaal adviseurs van mening zijn dat zij net als advocaten alles in het werk mogen stellen om de winst van hun cliënt te maximaliseren, in dit geval bereikt men dit door minder
belasting te betalen. In de fi nanciële sector, accountants, verzekeraars en bankiers, is het probleem van het niet
nadenken over maatschappelijke gevolgen al aangepakt
door het veranderen van de wetgeving. Er ligt nu een plan
om dergelijke wijzigingen door te voeren voor de belasting-
adviseurs. De OECD (Organisation for Economics and Co-operation and Development) zet daarin de eerste stappen via het project Vase Erosion and Profi t Shifting. Door dit project worden multinationals straks verplicht per
land te rapporteren over de gemaakte winsten. Zo kan er
in kaart worden gebracht in welke landen de fi scale trucs worden uitgehaald. Tevens worden ook de belastingver-
dragen aangepast en brievenbusmaatschappijen krijgen
geen tax ruling meer. Echter, niet alleen het aanpassen
van de wetgeving dient te gebeuren, ook een gedrags-
verandering bij de belastingadviseurs is gewenst.
Belastingadviseurs mogen nog steeds voor hun klanten
voordelige constructies opstellen, maar moeten hierbij
rekening houden met het maatschappelijk belang.
Voor jou als toekomstig belastingspecialist zal het ethisch
normbesef steeds belangrijker worden in je handelen.
Zoey van der Graaf
De rol van de belastingadviseur verandert
17
Numm
er 3
- apr
il 201
5
Het vierde en laatste jaar van de opleiding: je mag een
scriptie gaan schrijven; hoe leuk is dat? Wellicht duurt het voor jou nog een paar jaar, misschien is het volgend jaar
al zover! De afsluiting van je opleiding, eindelijk! Maar
voordat je echt mag gaan beginnen aan het schrijven van
een scriptie, moet je de oriënterende fase afronden. Deze fase vangt aan in blok 4.1 voor de vierdejaars en duurt een half jaar. In dit half jaar ben je eigenlijk bezig met
het ‘voorbereiden’ van je scriptie. Je gaat een onderwerp
zoeken, je schrijft hierover een afstudeeropdrachtvoorstel
(hierna: AOV) en vervolgens geef je een presentatie voor de afstudeercommissie. Behaal je voor deze presentatie
een GO, dan gaat het echte afstuderen beginnen. Je mag
dan beginnen met het lopen van je afstudeerstage en
daarnaast ga je beginnen met het schrijven van je scriptie.
In dit artikel vertellen een aantal vierdejaarsstudenten
over hun ervaringen met betrekking tot deze oriënterende fase. Tot slot worden nog een aantal algemene tips gegeven.
Ayoni Guda
Ayoni mag haar afstudeerstage gaan lopen bij KPMG
LLP in New York. Zij heeft haar derdejaarsstage hier ook
afgerond.
1. Hoe heb jij je scriptieonderwerp gekozen?In het derde jaar van mijn studie bij de Hogeschool
Rotterdam heb ik stage gelopen bij KPMG LLP, New York.
Tijdens mijn derdejaarsstage heb ik enige ervaring opge-
daan met betrekking tot mijn scriptieonderwerp, namelijk
FATCA. Mijn onderwerp betreft een nieuwe regelgeving
in de Verenigde Staten. Deze regelgeving heeft interna-
tionaal gevolgen. Dit geldt met name voor de landen die
een verdrag met de Verenigde Staten zijn aangegaan
(inclusief Nederland). De nieuwe regelgeving bevordert de compliance op internationaal gebied door middel van
de uitwisseling van informatie. Daarnaast hebben wij in
het derde studiejaar voor VPB III een opiniestuk mogen
schrijven. Mijn opiniestuk heb ik geschreven over FATCA.
Voor het schrijven van mijn opiniestuk heb ik al veel
onderzoek gedaan naar FATCA vraagstukken. Hierdoor
kwam ik erachter dat de voornoemde regelgeving veel
grijsgebieden kent die nog niet door de Internal Revenue
Service (IRS) zijn opgehelderd. Derhalve heb ik besloten om voor mijn scriptie hier verder onderzoek naar te gaan
doen.
2. Wat was jouw verwachting van het geven van de presentatie van het AOV en wat was jouw uiteindelijke ervaring?Mijn verwachting was dat ik voor enkele leden van de af-
studeercommissie zou presenteren waarna een goed- of
afkeuring zou worden gegeven. Het besluit van de afstu-
deercommissie wordt beargumenteerd door middel van
een feedbackformulier. Ik vond de gegeven feedback heel
duidelijk. Ik wist precies hoe ik de feedback moest verwerken
om uiteindelijk een GO te krijgen voor de presentatie. Ik
heb gekozen om mijn presentatie in het Engels te doen.
Reden hiervoor was dat ik een internationale stage heb
gekozen, waardoor het ook verplicht is om mijn onderzoek
in het Engels te doen. De presentatie ging naar mijn idee
soepel. Op enkele punten gaven de commissieleden mij
tips, wat mij ten goede komt. Daarnaast werd ik in contact
gebracht met enkele FATCA professionals die werkzaam
zijn bij KPMG Meijburg. Het nut hiervan was om mijn
onderwerp meer te richten op Nederland en de ervaring
van Nederland met betrekking tot FATCA.
Lisa Steenstraten
Lisa loopt haar afstudeerstagen bij PwC op de Complian-
ce Afdeling in Rotterdam. Haar derdejaarsstage heeft zij
hier ook afgerond.
1. Hoe heb jij je scriptieonderwerp gekozen?Ik ben, nadat ik mijn derdejaarsstage heb afgerond,
werkzaam gebleven als werkstudent bij PwC. Tijdens mijn
werkzaamheden stuitte ik op het probleem dat geschei-
den partners soms niet volledig recht hebben op de hypo-
theekrenteaftrek. Dit wilden PwC en ik verder uitzoeken
en zodoende heb ik mijn onderwerp gekozen.
2. Wat was jouw verwachting van het geven van de presentatie van het AOV en wat was jouw uiteindelijke ervaring?Nadat wij feedback hadden gekregen op het AOV en deze
hadden verwerkt, mochten wij het voorstel presenteren
voor de afstudeercommissie. Ervan uitgaande dat ik alle
feedback verwerkt had, ging ik ervan uit dat ik, na het
houden van de presentatie een GO zou krijgen.
Helaas kreeg ik voor mijn voorstel en presentatie geen
Go. Ik moest, door afwezigheid van een afstudeercom-
missielid, mijn presentatie houden voor één commissielid
en een andere docent. Deze andere docent had in eerste
Tips & Tricks: het feest dat afstuderen heet
18
Nummer 3 - april 2015
instantie dus geen feedback gegeven op mijn voorstel.
Gevolg was dat er ineens nieuwe feedback bij kwam en
dat ik geen GO kreeg. Dit had ik zeker niet verwacht en
derhalve is mijn ervaring niet geheel positief. Gelukkig
heb ik mijn presentatie enkele weken later mogen herkansen,
waarna ik wel een GO kreeg.
Sabrina Opmeer
Sabrina mag haar afstudeerstage gaan lopen bij Steens
& Partners in Rotterdam. Haar derdejaarsstage heeft zij
gelopen bij een ander kantoor.
1. Hoe heb ik mijn scriptieonderwerp gekozen?Bij het lezen van vakliteratuur om mijn fiscale kennis up-to-date te houden, probeerde ik mijn ogen open te houden
voor potentiële onderwerpen voor mijn scriptie. Aan het einde van blok 4.1 had ik een aantal onderwerpen op een lijstje staan. Echter, ik had nog geen stageplek gevonden.
Tijdens mijn sollicitatiegesprekken voor een afstudeerplek
heb ik deze onderwerpen voorgelegd. Toen ik eindelijk
een stageplek had gevonden, was ik eigenlijk net te laat.
Op dezelfde dag moest namelijk het AOV ingeleverd wor-
den. Dit AOV kon ik nog niet geschreven hebben, omdat
ik nog geen uitgebreid overleg met mijn werkgever had
kunnen plegen. Dit was gelukkig geen groot probleem, ik
mocht mijn AOV later inleveren, maar zou dan vervolgens
geen schriftelijke feedback krijgen. Met mijn werkgever
heb ik een scriptieonderwerp gekozen over de gebruike-
lijkloonregeling. In dit onderwerp zag mijn werkgever de
meeste potentie.
2. Wat was mijn verwachting van het geven van de presentatie van het AOV en wat was mijn uiteindelijke ervaring?Zoals ik hierboven verteld heb, kreeg ik geen schriftelijke
feedback op mijn AOV. Toch mocht ik mijn voorstel in de
eerste ronde presenteren voor de afstudeercommissie.
Eigenlijk ging ik er zelf al vanuit dat ik niet direct een GO
zou krijgen voor mijn voorstel, aangezien ik nog helemaal
geen feedback had gekregen van de afstudeercommissie.
Dit maakte het voor mij wel moeilijk, omdat ik geen idee
had of mijn onderwerp echt voldeed aan de eisen.
Mijn verwachting kwam (helaas) ook uit. Ik kreeg namelijk geen GO voor mijn voorstel. De reden hiervoor was dat
mijn voorstel gebaseerd was op een wijziging uit het
Belastingplan 2015. De afstudeercommissie wilde, geheel
begrijpelijk, zeker weten of deze wijziging definitief zijn doorgang zou vinden. Dit was om te voorkomen dat ik
een scriptie zou gaan schrijven over iets wat misschien
niet ingevoerd zou worden. Bij de herkansing heb ik de
mogelijkheid gekregen om aan te tonen dat de rege-
ling inmiddels al was ingevoerd. Helaas kreeg ik bij de
herkansing alsnog geen GO. Mijn voorstel is gebaseerd
op een wijziging uit het belastingplan. Deze wijziging is
te ‘marginaal’ om te onderzoeken voor een scriptie. Het
daadwerkelijke probleem dat ontstaat in de praktijk, is om het
zo te zeggen niet op te lossen door een fiscalist. Hierdoor zou een scriptie over dit onderwerp te beschrijvend worden.
Sandra van Stekelenburg
Sandra loopt haar afstudeerstage bij Wolfsbergen Van
Haarlem Accountants en Belastingadviseurs in Capelle
aan den IJssel. Hier heeft zij ook haar derdejaarsstage
afgerond.
1. Hoe heb jij je scriptieonderwerp gekozen?Een scriptieonderwerp kiezen vond ik erg lastig. Je dient
een ‘handelingsprobleem’ te vinden binnen de organisatie
waar je stage gaat lopen. Je kan natuurlijk zelf al een
aantal onderwerpen voorleggen, door jurisprudentie te
volgen en veel besproken onderwerpen van te voren al
eens te bekijken. Wellicht kom je knelpunten tegen waar
ook je bedrijf tegen aanloopt. Ik heb samen met mijn be-
geleider zitten brainstormen voor een goed onderwerp. Zo
ben ik tot een onderwerp gekomen waar mijn werkgever
echt iets mee kan en ik kan er een scriptie over schrijven.
Overleg met je bedrijfsbegeleider is erg belangrijk in dit
proces. Je kan ook nog met andere collega’s gaan praten,
zij hebben ook een scriptie moeten schrijven. Misschien
hebben zij ook nog ideeën voor een onderwerp voor de scriptie. Het onderwerp dat ik uiteindelijk heb gekozen, is
normaal vermogensbeheer.
2. Wat was jouw verwachting van het geven van de presentatie van het AOV en wat was jouw uiteindelijke ervaring?Zelf had ik verwacht dat ik voor de klas moest gaan staan
en dan voor de afstudeercommissie mijn presentatie
moest geven. In mijn belevenis zouden de vragen achteraf
gesteld worden. Maar niets hiervan was waar. Ik zat
tegenover de afstudeercommissie en een docent. Docenten
(afstudeerbegeleiders) mogen namelijk zelf beslissen of ze erbij komen zitten uit interesse. Ik mocht beginnen met
mijn verhaal over mijn AOV, maar al snel kwamen de
vragen op me af. Uiteindelijk kwam de structuur die ik had
voorbereid, helemaal niet meer aan de orde. Dit kan voor
sommigen voor verwarring zorgen.
Maar je hebt al zoveel tijd gestoken in het compleet maken
van je AOV, dat je echt wel weet waar je onderzoek over
gaat en hoe je het gaat aanpakken.
Echter, nu lijkt het alsof het voor mij maar meeviel, maar
dat was ook niet zo. Ik heb ontzettend veel stress gehad
voor mijn presentatie, maar dat heeft iedereen denk ik wel.
19
Numm
er 3
- apr
il 201
5
Tips
Tot slot willen alle vierdejaars jullie de onderstaande tips
geven voor de oriënteren fase. 1. Begin op tijd! Het ligt misschien erg voor de hand, maar neem deze
tip echt ter harte. Alle studenten hebben de ervaring
dat het (beginnen te) schrijven van het AOV een hele klus is. Het vergt heel veel tijd en een goede voorberei-
ding hierbij is heel erg belangrijk. Advies is om echt in
blok 4.1 al actief te beginnen met het zoeken van een onderwerp.
2. De formulering van de probleembeschrijving is belangrijk!
Het hele voorstel staat of valt eigenlijk bij de probleem-
beschrijving. Zodra deze goed geformuleerd is, komt
de rest vanzelf. Helaas is het formuleren van deze pro-
bleembeschrijving ook gelijk het moeilijkste onderdeel
van het schrijven van het voorstel. Besteed hier dan
ook de meeste aandacht aan en overleg hierover ook
goed met je werkgever.
3. Zorg op tijd voor een stageplek! Voor het kiezen van een onderwerp voor je scriptie is
het ook belangrijk om je werkgever te betrekken bij
het maken van deze keuze. Als je nog geen stageplek
hebt, wordt het kiezen van een onderwerp lastig. Hoe
eerder je een stageplek hebt, hoe beter.
4. Maak gebruik van consultancy ‘s met docenten! Het schrijven van het AOV is, zoals al vele malen
benadrukt, een hele klus. Het is dan ook verstandig
om zoveel mogelijk gebruik te maken van de hulp die
geboden wordt door docenten. In de loop van blok 4.1 wordt het mogelijk om consultancy ‘s in te plannen met
een docent. Hierbij kan de docent samen met jou gaan
kijken naar wat je op dat moment hebt en of datgene
potentie heeft. Daarbij kan je geholpen worden bij
bijvoorbeeld de formulering van je hoofdvraag en je
deelvragen.
Sabrina Opmeer
c verhaal over mijn AOV, maar al snel kwamen de vragen
op me af. Uiteindelijk kwam de structuur die ik had
voorbereid, helemaal niet meer aan de orde. Dit kan voor
sommigen voor verwarring
erhaal over mijn AOV, maar al snel kwamen de vragen
op me af. Uiteindelijk kwam de structuur die ik had
voorbereid, helemaal niet meer aan de orde. Dit kan voor
sommigen voor verwarring
20
Nummer 3 - april 2015
Redacteur worden bij‘De Fiscale Eenheid’?
Wat bieden we?
De Fiscale Eenheid biedt jou de mogelijkheid om
jouw opgedane kennis te gebruiken met bijvoorbeeld
het schrijven van artikelen. Dit geeft je niet alleen
ervaring maar is ook nog eens een toevoeging aan
je CV. Mocht je op dit moment het HP-traject volgen,
dan biedt De Fiscale Eenheid jou de mogelijkheid
om de competenties die voor dit traject gelden te
ontwikkelen.
Wie zijn wij?Wij zijn de Fiscale Eenheid en zijn op zoek naar iemand die het leuk vindt om ons team te komen ver-sterken. Ons team bestaat uit een groep studenten uit verschillende jaren van de opleiding FRE. Wij streven ernaar om het blad één keer per blok te publiceren.
Wie zoeken wij?
Wij zoeken een enthousiaste en flexibele FRE-student met een team-
spirit die de Nederlandse taal naar behoren beheerst.
Voel jij je aangesproken, dan zijn wij op zoek naar jou!
Heb je interesse om ons team te komen versterken? Stuur dan jouw CV
met motivatiebrief naar [email protected] Wij zien je sollicitatie graag tegemoet!N
umm
er 3 - april 2015
20
21
Numm
er 3
- apr
il 201
5
22
Nummer 3 - april 2015
In de volgende editie:
International belastingrecht
Ondernemers-faciliteiten
Horizontaal toezicht
Onzakelijke lening borgstelling
Heb jij tips, opmerkingen of suggesties of lijkt het je leuk om ook deel te nemen aan ‘De Fiscale Eenheid’? Stuur dan een e-mail
naar: [email protected]!