de kracht van regionaal arbeidsmarktbeleid...de uitdagingen op de arbeidsmarkt de komende tijd...
TRANSCRIPT
Over je grenzen heenDe kracht van regionaal arbeidsmarktbeleid
Over je grenzen heenDe kracht van regionaal arbeidsmarktbeleid
Inhoudsopgave
Voorwoord 5
Het belang van regionaal arbeidsmarktbeleid 7
De gemeente als verbindende schakel 11
De gemeente als talentenmanager 13
Het belang van sociale innovatie voor de arbeidsmarkt
‘Leg steeds weer de focus op de gemeenschappelijke belangen’ 17
Het succes van projectmatig samenwerken tussen gemeenten en bedrijfsleven
Ruimte voor de matrixbestuurder 21
Op zoek naar een antwoord op ontgroening en vergrijzing 23
‘Organiseer onderwijs en beroepspraktijk zo dicht mogelijk tegen elkaar’ 27
Over het belang van partnership en een meer pro-actief regionaal arbeidsmarktbeleid
‘Het gaat er niet om dat een bedrijf per se in Ede zelf zit’ 31
Over een gevoel van gezamenlijkheid, een pragmatische opstelling en elkaar dingen gunnen
Hoe lokaal en regionaal elkaar kunnen versterken 35
Een zoektocht naar de regio
Verbinden van visie, beleid en uitvoering in de regio Haaglanden 37
Het belang van organiserend vermogen
Samen werken aan werk 41
UWV Werkbedrijf en gemeenten in de regio
‘Zorg vanuit het belang van de burger voor een zekere schaalgrootte’ 45
Naar een meer regionaal aangestuurde arbeidsmarkt
5
Voorwoord
Nu de gevolgen van de financieel economische crisis steeds duidelijker voelbaar zijn, is ook duidelijk
dat gemeenten een offensieve aanpak van de problemen moeten kiezen. Niets doen is geen
optie. De crisis heeft in veel gemeenten diepe sporen achtergelaten. Ten opzichte van een paar
jaar geleden staan er fors meer mensen aan de kant. Werknemers hebben hun baan verloren en
de arbeidsmarktperspectieven voor schoolverlaters en mensen die al afhankelijk waren van een
uitkering zijn ernstig verslechterd. De toename van de werkloosheid en gebruik van gemeentelijke
voorzieningen leidt tot druk op de gemeentelijke begroting. De aangekondigde bezuinigingen door
het Rijk maken het plaatje nog ingewikkelder.
Een eerste scan van de nieuwe collegeakkoorden laat zien dat gemeenten rekening houden met de
financiële effecten van de crisis. Op allerlei terreinen moet bezuinigd worden. Maar op het terrein
van de lokale economie en participatie zie je de ambitie om juist nú te investeren. Over een aantal
jaren zullen vergrijzing en ontgroening immers onherroepelijk leiden tot een grote vraag naar
arbeidskrachten. Daarom is het belangrijk dat iedereen mee kan blijven doen en zijn of haar talenten
op het eigen niveau kan inzetten.
Meer dan ooit is samenwerking op het terrein van arbeidsmarktbeleid van belang. Met andere
gemeenten, ondernemers, UWV Werkbedrijf, onderwijsinstellingen, kennisinstellingen en provincies.
Met een regionaal arbeidsmarktbeleid en door samen te werken met andere partijen in breder
verband kan een gemeente veel beter inspelen op de actuele of toekomstige vacatures in de regio.
Regionaal arbeidsmarktbeleid biedt zowel kansen in een krappe arbeidsmarkt als in de huidige
laagconjunctuur.
Het belang van een krachtig en effectief regionaal arbeidsmarktbeleid is daarmee duidelijk. De
afgelopen jaren is er een goede basis gelegd die de komende jaren verder uitgebouwd kan worden. In
6
deze publicatie hebben we het enthousiasme, de passie en de ervaringen gebundeld van wethouders
die zich de vorige collegeperiode bezig hielden met regionaal arbeidsmarktbeleid. Ter inspiratie
zijn een aantal regio portretten toegevoegd om te laten zien hoe beleid vertaald kan worden in de
praktijk. Ook is een aantal stakeholders gevraagd om hun visie op arbeidsmarktbeleid en de rol van
gemeenten te geven.
Wij hopen natuurlijk dat u met evenveel enthousiasme en passie de uitdagingen in uw eigen regio
tegemoet treedt.
Kees Jan de Vet
lid directieraad VNG
7
Het belang van regionaal arbeidsmarktbeleid
Inspelen op huidige en toekomstige arbeidsmarktproblemenDe uitdagingen op de arbeidsmarkt de komende tijd liegen er niet om. Als gevolg van de crisis zijn
veel mensen hun baan verloren. Schoolverlaters en mensen met een uitkering of weinig werkervaring
kunnen moeilijk werk vinden. Voor gemeenten werkt deze ontwikkeling door in een stijging van het
WWB volume. Hoewel deze stijging relatief beperkt is gebleven, is de verwachting dat het effect van
de crisis nog zal na-ijlen. De druk op de bijstand zal de komende jaren daarmee groot blijven.
Tegelijkertijd is de verwachting dat over een aantal jaren de vraag naar arbeidskrachten weer
onverminderd hoog zal zijn. Als gevolg van het aantrekken van de economie, maar ook van de
vergrijzing en ontgroening van de bevolking.
Het is zaak om de komende periode als gemeente goed in te spelen op beide uitdagingen. Door er
voor te zorgen dat nu zo veel mogelijk mensen aansluiting kunnen vinden bij de vacatures die er nog
wél zijn. Maar ook door te investeren in het actief houden van mensen, zodat zij snel hun kansen op
de arbeidsmarkt kunnen benutten als de vraag naar personeel weer toeneemt.
Verbinden van lokaal, landelijk en sectoraalWaar gaat het om bij arbeidsmarktbeleid? Om het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. Dat klinkt
eenvoudig, maar is het niet. De arbeidsmarkt is onoverzichtelijk, met veel actieve of minder actieve
actoren. Om daar enige ordening in aan te brengen is het in ieder geval nuttig om een onderscheid
te maken tussen de korte en de langere termijn. Het ontwikkelen van een langetermijnvisie op de
economische ontwikkeling van de regio in de komende twintig jaar is iets heel anders dan het invullen
van zeven vacatures die zijn ontstaan bij een lokale werkgever.
8
Bij regionaal arbeidsmarktbeleid gaat het zowel om de korte als om de lange termijn. Om het direct
matchen van vraag en aanbod, maar ook om het ontwikkelen van een visie op de ontwikkeling van de
regio en daar de juiste acties aan koppelen.
Om vraag en aanbod bij elkaar te brengen, moet je ze kennen. Voor een goed arbeidsmarktbeleid
is het nodig de vraag van werkgevers, nu en in de toekomst, in beeld te hebben. Daarvoor zijn
goede contacten met de regionale werkgevers en een grondige analyse van arbeidsmarktinformatie
onontbeerlijk. Maar ook moeten gemeenten en UWV Werkbedrijf hun eigen bestanden kennen.
Daarbij moet de focus liggen op de mogelijkheden van werkzoekenden, ook de groep die ver van de
arbeidsmarkt staat.
Dé arbeidsmarkt bestaat niet. Er is sprake van allerhande submarkten, naar opleidingsniveau, beroep,
branches, sectoren en regio’s. En dat vaak in samenhang met elkaar. Want bepaalde beroepen horen
bij bepaalde sectoren, die vaak weer ruimtelijk geconcentreerd zijn. Dat betekent dat er niet één
vastomlijnde schaal bestaat waarop de arbeidsmarkt optimaal functioneert en waarop de organisatie
van initiatieven optimaal rendeert. De schaal hangt in belangrijke mate samen met opleidings- en
kwalificatieniveau. Hoogopgeleiden zijn over het algemeen bereid verder te reizen voor hun werk. Lager
opgeleiden zoeken het meer in eigen gemeente of regio. Hetzelfde geldt voor het zoekgedrag van
werkgevers. Daarmee is het ook logisch dat gemeenten zich bij het oplossen van arbeidsmarktknelpunten
richten op het regionale niveau. Op deze schaal kunnen op langere termijn doelstellingen en analyses
worden verbonden aan concrete projecten.
Op de schaal van de regio hebben meerdere partijen - sectoren, branches, individuele werkgevers,
onderwijsinstellingen en ketenpartners als UWV Werkbedrijf – een rol in het oplossen van
arbeidsmarktknelpunten. Arbeidsmarktbeleid bestaat uit het verbinden van de ambitie en mogelijkheden
van deze lokaal, landelijk en sectoraal georganiseerde partijen. Uit het bundelen van publieke en private
middelen. Bij gemeenten ligt de opdracht om daar op regionaal niveau meer sturend en coördinerend in
op te treden. Om analyses en ideeënvorming om te zetten in concrete activiteiten en projecten.
Waarover maak je regionaal afspraken?Niet iedere regio kent dezelfde arbeidsmarktproblematiek, maatwerk is belangrijk. Maar er is wel
een aantal thema’s – met bijbehorende partijen – te benoemen dat het beste op regionaal niveau kan
worden aangepakt.
Thema Partijen
Verbeteren aansluiting tussen onderwijs
en arbeidsmarkt
ROC’s en andere onderwijsinstellingen,
werkgevers, branches/sectoren,
Colo/kenniscentra, andere gemeenten
Verbeteren matching vacatures
en werkzoekenden
UWV Werkbedrijf, uitzendbureaus,
werkgevers/sectoren, onderwijsinstellingen,
andere gemeenten
Aantrekken nieuwe of behoud
bestaande werkgelegenheid
Kamer van Koophandel, andere
gemeenten, intern afstemmen met
afdeling economische zaken
Crisisarrangementen en de regioIn het voorjaar van 2009 heeft het kabinet de rol van de regio nog eens benadrukt in het Actieplan
Jeugdwerkloosheid. Het kabinet heeft in totaal € 153 miljoen euro vrij gemaakt voor een regionale
aanpak en daarover met 30 gemeenten een convenant afgesloten.
De VNG is in gesprek met de landelijke sociale partners (VNO-NCW, MKB Nederland, FNV, CNV, etc.) over
het verbeteren van de aansluiting tussen lokaal en sectoraal arbeidsmarktbeleid. Dat is van belang om de
opleidingsfondsen van branches en sectoren te kunnen ontsluiten voor gemeenten en de intersectorale
mobiliteit te vergroten. De gesprekken hebben geleid tot een aantal landelijke arrangementen waarin
met een aantal sectoren afspraken zijn gemaakt over de voorwaarden waaronder individuele werkgevers
stages en leerwerkplekken kunnen invullen. De verwachting is dat via landelijke afspraken er sneller en
meer ingevulde plekken gerealiseerd kunnen worden.
9
Inzet gemeentenHet regionaal arbeidsmarktbeleid is niet vastgelegd in wet- en regelgeving. Dat biedt gemeenten en
andere partijen veel vrijheid. Om tot een effectief regionaal arbeidsmarktbeleid
te komen zijn de volgende zaken van belang:
• Baseer uw beleid altijd op een goede analyse van de regionale arbeidsmarkt. Partijen als het UWV
Werkbedrijf, Colo en de Kamer van Koophandel leveren hiervoor bruikbare informatie aan, waardoor
het inhuren van dure marktpartijen veelal niet nodig is;
• Redeneer vanuit de vraag van werkgevers en vertaal die naar een realistische aanpak waardoor ook
mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt toegeleid kunnen worden naar werk;
• Vertaal de gezamenlijke ambities en beleidsdoelstellingen naar de uitvoering. Zorg dat het Werkplein
goed aangesloten is op de beleidsplannen en deze vertaalt in een gezamenlijk jaarplan voor de
uitvoering;
• Zoek naar een goede verdeling van taken. Niet ieder probleem hoeft door de (grotere) gemeente
opgepakt en uitgevoerd te worden. Maak gebruik van de aanwezige kennis en ontwikkelkracht van
andere gemeenten, ROC’s of kenniscentra;
• Niet alle beleid is regionaal. Lokale aanpakken (zoals wijkgericht werken of lokale
werkgeversprojecten) kunnen zelfs een grote meerwaarde hebben. Zorg er wel voor dat ze goed
aangesloten zijn op de regionale plannen.
Het opstellen en uitvoeren van regionaal arbeidsmarktbeleid vraagt van iedereen een actieve houding.
Omdat er zo veel partijen met eigen belangen aan tafel zitten is het belangrijk om de slag te maken
naar denken in kansen en mogelijkheden. Regionaal arbeidsmarktbeleid is daarmee ook een zaak van
álle partijen in de regio: grote én kleine gemeenten, individuele werkgevers, winkeliersverenigingen en
sectoren, UWV Werkbedrijf en ROC’s.
10
11
De gemeente als verbindende schakel
“Om maar meteen met de deur in huis te vallen. Ik geloof in de kracht van gemeenten als het gaat om
arbeidsmarktbeleid.” Hans Spigt kijkt terug op zijn wethouderschap in de gemeente Dordrecht en zijn
rol als voorzitter van de commissie Werk en Inkomen van de VNG.
Soms wordt arbeidsmarktbeleid gepresenteerd als een vorm van hogere wiskunde. Alsof je alleen op
basis van uitgebreide analyses en met behulp van ingewikkelde structuren en met heel veel geld de
werking van de arbeidsmarkt kunt verbeteren. Als ik de afgelopen jaren iets heb geleerd, is het dat
arbeidsmarkt vooral ook een zaak van doen is. Van partijen bij elkaar brengen. Van luisteren naar
belemmeringen, hobbels en problemen en op zoek gaan naar oplossingen.
Dan denkt u misschien, waarom zouden nu juist gemeenten die verbindende schakel moeten zijn?
Waarom niet de rijksoverheid met al zijn kennis en menskracht? Of de sociale partners die zo veel
belang hebben bij een goed werkende arbeidsmarkt?
Mijn antwoord is simpel. Omdat je als gemeente zowel het probleem voelt als er heel concreet iets
mee kunt doen. Een gemeente ‘voelt’ het als veel leerlingen het onderwijs voortijdig verlaten of als
mensen niet mee kunnen komen en aangewezen raken op een uitkering. Een gemeente ‘voelt’ het
als het bedrijfsleven geen geschikt personeel kan vinden. Een gemeente ‘voelt’ dus dat er afstemming
moet zijn tussen de werelden van het onderwijs, de ondernemers en de overheid. Als wethouder heb ik
talloze gesprekken gevoerd met mensen uit deze werelden, die allemaal op een of andere manier ook
samenkomen in de wereld van de gemeente. Als wethouder heb je een bevoorrechte positie, want niet
veel functies bieden de ruimte en mogelijkheid om al die informatie met elkaar te verbinden.
Als gemeente kun je er ook heel concreet iets aan doen, aan die discrepanties tussen vraag en aanbod op
de arbeidsmarkt. Gemeenten kunnen namelijk vanuit het economisch, participatie- en onderwijsbeleid
zaken met elkaar verbinden. Daar hebben we helemaal geen landelijk beleid voor nodig. Landelijk beleid
heeft nog nooit gezorgd voor ook maar één extra arbeidsplaats of invulling daarvan.
12
Hans Spigt
“Regionaal arbeidsmarkt beleid moet lokale arrangementen faciliteren. Niet tegenwerken.”
De truc is wel om je eigen ego los te laten. Oplossingen voor de arbeidsmarkt verzin je niet in je eentje
en je bent al helemaal niet in staat om ze dwingend op te leggen aan anderen. Ik heb de afgelopen
jaren zo veel interessante gesprekken gehad met mensen van allerlei pluimage. Dat biedt openingen
om veel dieper te kijken naar de mogelijkheden binnen bedrijven, sectoren, onderwijsinstellingen en
zelfs je eigen gemeentelijke organisatie.
Ik voel me wel comfortabel in die positie van een soort Alice in Wonderland. Laat je maar door het
witte konijn rondleiden in die wereld die je voor het eerst ziet. Als je goed om je heen kijkt en vooral
goed luistert, dient een deel van de oplossingen zich spontaan aan. Natuurlijk, je moet die oplossing
natuurlijk nog wel omzetten in daden, maar ook daarbij moet je gebruik maken van de kracht en
deskundigheid van de partners om je heen. De kunst is om zowel de afnemers als producenten te
binden aan een gezamenlijk doel.
Dan heb je het vaak om gelegenheidscombinaties. De arbeidsmarkt is beweeglijk. Dus moeten coalities
niet in beton gegoten zijn. Zo heb ik werkgevers in de zorg en het onderwijs aan één tafel gezet om
gezamenlijk de eindtermen voor opleidingen te bepalen en daar een programma voor te ontwikkelen.
Hoewel de partijen deze stap niet zelf hadden gezet, namen ze wel direct hun verantwoordelijkheid.
Mijn ‘bemoeienis’ werd als behulpzaam ervaren. En in gezamenlijkheid zijn er weer een paar stappen
gezet om de problemen in de zorg aan te pakken.
De laatste jaren hebben gemeenten ook enorme stappen gezet om regionaal af te stemmen. Als
voorzitter van de commissie Werk en Inkomen van de VNG was ik in 2007 nauw betrokken bij
deze ontwikkeling. De arbeidsmarkt stopt namelijk niet bij je eigen gemeentegrens. In de regio
Drechtsteden heb ik heel bewust de samenwerking en afstemming met andere gemeenten gezocht.
Dan merk je soms wel dat je gas moet terugnemen. Je bent zelf heel enthousiast je boodschap aan
het zenden. Ja mensen, zo gaan we het doen! En dan merk je dat anderen toch hele andere ideeën
hebben. Dat is soms wel even slikken. Maar het gaat toch echt om een coproductie en daar hoort bij
dat je ook oplossingen van anderen accepteert. Omdat het je primaire rol is om belangen te verbinden
ben je eigenlijk heel dienend, heel faciliterend bezig. Ik gebruik graag de beeldspraak van het
supermarktmodel. Het regionaal arbeidsmarktbeleid moet de lokale arrangementen faciliteren. Niet
tegenwerken. Lokaal en regionaal arbeidsmarktbeleid vullen elkaar aan.
13
De gemeente als talentenmanager Het belang van sociale innovatie voor de arbeidsmarkt
De gemeente Breda heeft – samen met het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en
werknemersorganisaties – de uitdagingen op de arbeidsmarkt in de regio West Brabant in
kaart gebracht. Uit deze analyse bleek dat de vergrijzing de komende jaren tot een enorme
vervangingsvraag zal leiden. Tijd dus om de horizon van het beleid over de huidige economische crisis
heen te trekken en een manier te bedenken om te voldoen aan de toekomstige vraag naar geschoold
en gemotiveerd talent. Gijsbert van Herk en Nadine Gooijers van de gemeente Breda over de noodzaak
van nieuwe oplossingen voor de arbeidsmarkt.
De tekort-aan-werkende-mensen-crisis komt eraanGooijers vat het krachtig samen “Door de economische crisis zijn we geneigd om te focussen op de
ontslagen en faillissementen, maar uit onze analyse blijkt dat de gemeente Breda de komende jaren
te maken krijgt met een vervangingsvraag van zo’n 16.000 mensen. Een enorm aantal en voor de regio
West Brabant loopt het totaal nog verder op. De enige manier om al die banen opgevuld te krijgen is
door het verhogen van de arbeidsparticipatie. Gelukkig liggen daar nog kansen. In Breda doen maar
liefst 35.000 mensen niet mee in betaald werk. We zullen als gemeente dus zo veel mogelijk mensen
motiveren om te gaan werken om te voorkomen dat we in een tekort-aan-werkende-mensen-crisis
terecht komen.”
Sociale innovatie Van Herk pleit in dat kader voor sociale innovatie. “We redden het niet meer met de standaard
oplossingen. We zullen als overheid samen met het bedrijfsleven en onderwijsveld tot nieuwe
arrangementen moeten komen. Arrangementen gericht op echte investeringen in mensen. Dat vraagt
om een nieuwe manier van samenwerken om de gunstige voorwaarden te creëren voor innovaties en
prestatieverbeteringen. Een zakelijke manier van samenwerken, maar gebaseerd op het uitgangspunt
14
dat we ons echt verdiepen in elkaars situatie, mogelijkheden én onmogelijkheden.
Voor gemeenten betekent het bijvoorbeeld dat we ons moeten afvragen hoe we zoveel mogelijk
beschikbaar talent kunnen matchen met de vraag vanuit de vele werkgevers. Wat zijn de kansen en
mogelijkheden van ieder mens? Het granieten bestand bestaat in onze optiek niet. Wel iedereen in zijn
of haar kracht zetten, of je nu werknemer bent of werkzoekende.”
Gooijers vult aan: “We gebruiken daarom binnen onze directie Sociale Zaken en
Werkgelegenheid de participatieladder, die we sinds kort doorontwikkelen met de insteek van de
verantwoordelijkheidsladder. Iedereen die een uitkering ontvangt levert ook een bijdrage naar zijn
of haar vermogen. We stellen van iedere klant zijn of haar potentie vast en gaan dan heel gericht
op zoek naar instrumenten om iemand zo maximaal mogelijk te laten participeren. Meedoen, dat
is het uitgangspunt. Via zorg, activering, participatie, kwalificerend onderwijs, werken met een
loonkostensubsidie of bemiddeling naar een reguliere functie. Alles is erop gericht om mensen zo dicht
mogelijk te ontwikkelen naar de vraag naar goed opgeleide en gemotiveerde werknemers van nu en
in de toekomst.”
Van Herk: “Het bedrijfsleven kan overigens in dit model op termijn niet meer volstaan met het
formuleren van instroomeisen. Ook zij zullen zich oprecht moeten verdiepen in het beschikbare
aanbod en de manier waarop ze zelf hun productieproces hebben vormgegeven. Welke functies zijn
nodig? Hoe zijn deze opgebouwd’? Kun je deeltaken afsplitsen en deze clusteren tot nieuwe functies?
Zijn de functie-eisen die we stellen niet te hoog en hoe kunnen we slimme verbindingen maken binnen
functiegroepen? Soms helpt het al om een of twee competentie-eisen in een functiebeschrijving te
wijzigen of als nieuwe functie te verbijzonderen. Hiermee wordt het beschikbare aanbod vanuit de
uitkeringsbestanden al vele malen vergroot”.
Gijsbert van Herk & Nadine Gooijers
“Investeren in human capital in de regio is een must”
15
Arbeidsmarktbeleid doe je samenVan Herk: “We realiseerden ons direct dat sociale innovatie en arbeidsmarktbeleid een co-productie
is van ondernemers, onderwijs en alle gemeenten in de regio. Een co-productie komt niet tot
stand als je alles zelf wil bedenken en aan anderen wil opleggen. Het proces om te komen tot een
gedeelde visie op een nieuw arbeidsmarktbeleid is daarmee heel belangrijk. We hebben allerlei
bijeenkomsten georganiseerd: speeddates met de gemeenteraad, brainstormsessies met de afdelingen
Economische Zaken, Maatschappelijke Ontwikkeling en de SW organisatie en vele professionals op het
terrein van personeelsmanagement en onderwijs. We zijn bezig met een serie masterclasses met de
regiogemeenten, het onderwijs en ondernemers om de visie op regionaal arbeidsmarktbeleid voor de
nabije toekomst ook echt te verankeren in de regio West Brabant.
De klant centraal: werkzoekenden en werkgeversParallel aan het traject om te komen tot een nieuw arbeidsmarktbeleid, heeft de directie Sociale
Zaken en Werkgelegenheid ook sterk geïnvesteerd in het stroomlijnen van de dienstverlening aan
werkzoekenden en werkgevers. Het beleid staat en valt immers met een goede uitvoering.
Van Herk heeft een innovatietraject gestart om te komen tot een werkplein, activeringsplein en een
zorgplein, waarin ook de Wmo, inburgering, de kredietbank, schuldhulpverlening en hulp aan startende
ondernemers zijn geïntegreerd. De klantmanagers krijgen veel ruimte om die arrangementen in te zetten
die het beste passen bij de mogelijkheden van de individuele werkzoekende en de ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt.
Gooijers benadrukt het belang van goede afstemming met de collega’s binnen de gemeente en met
externe samenwerkingspartners. “In Breda werken we op beleidsniveau en in de uitvoering veel samen
met de collega’s van economische zaken, maatschappelijke ontwikkeling en het SW bedrijf. Met het UWV
Werkbedrijf ontwikkelen we allerlei concepten om te zorgen voor een goede match op de arbeidsmarkt
We hebben brancheservicepunten geopend voor de detailhandel, de zorg en de welzijnssector. Een
servicepunt voor de technische sector volgt snel. De sectorgerichte aanpak werkt erg goed. Omdat de
sector zelf ook direct betrokken is bij de activiteiten schep je een goede basis voor sociale innovatie. Je
leert elkaar immers goed kennen en kunt dan heel gericht inspelen op concrete situaties, maar ook op
ontwikkelingen die wat verder in de tijd liggen.”
“De samenwerking met UWV Werkbedrijf biedt ook de mogelijkheid om in te zetten op alle
werkzoekenden, dus niet alleen de mensen met een WWB uitkering of zonder uitkering. Zo blijven we
onverminderd actief inzetten op het voorkomen van werkloosheid door mensen bij dreigend ontslag
snel door te bemiddelen naar nieuw werk. Werkgevers kunnen, bijvoorbeeld in de bestrijding van de
jeugdwerkloosheid, gebruik maken van diverse -zelfs ook regionaal eenduidige - loonkostensubsidies
en een speciale adviesraad van werkgevers is opgericht om de dienstverlening aan het bedrijfsleven te
verbeteren”.
Regionaal talentenmanagementOnze regiogemeenten hebben zich al verbonden aan het programma ‘West Brabant werkt door!’ waarin
we onze ambities hebben opgenomen en vertaald naar een uitvoeringprogramma tot 2011.
Van Herk: “Nu is de tijd daar om gezamenlijk de nieuwe, grote uitdagingen te definiëren voor de
periode die op ons afkomt. Een periode waarin we te maken hebben met een broos economisch herstel,
een opkomende flinke vervangingsvraag en forse bezuinigingstaakstellingen”.
“Talent wordt schaars en wie er in slaagt om dit aan zich te binden kan de concurrentiestrijd met verve
aangaan. En dit geldt niet alleen voor een individueel bedrijf, maar ook voor een hele sector, de positie
van iedere stad en de regio als geheel.
Van Herk en Gooijers sluiten af met een advies aan alle betrokkenen op de arbeidsmarkt: ‘Samen maximaal
investeren in het ‘human capital’ van stad en regio is nu, maar zeker ook straks, enorm hard nodig”.
Gijsbert van Herk is directeur Sociale Zaken in de gemeente Breda.
Nadine Gooijers is beleidsmedewerker.
16
17
‘Leg steeds weer de focus op de gemeenschappelijke belangen’Het succes van projectmatig samenwerken tussen gemeenten en bedrijfsleven
Johan Burger is directeur van ATKB, een adviesbureau op het gebied van bodem, water en ecologie.
Tot voor kort was hij voorzitter van de Zoetermeerse ondernemersvereniging RVOZ en bij zijn recente
afscheid benoemd tot erevoorzitter. Hoe kijkt hij aan tegen het arbeidsmarktbeleid in de regio
Zoetermeer, en de samenwerking zoals die zich in de afgelopen jaren heeft ontwikkeld? Waarin schuilt
het succes van de sociaal-economische agenda SEA? Hoe ziet Burger de relatie onderwijs, gemeente en
bedrijfsleven?
‘Relatie met de gemeente was niet zo best’Burger vertelt dat de relatie met de gemeente slecht was toen hij eind 2005 aantrad als voorzitter van
de ondernemersvereniging. “Er was gesteggel over de OZB. Er was geen goede communicatie. Ook
onze relatie met de Kamer van Koophandel was niet goed. Het ledental van de RVOZ daalde. Het liep
allemaal niet zo best.”
Ook toen waren er gemeenteraadsverkiezingen in aantocht en tijdens een speciaal georganiseerd
lijsttrekkersdebat zei de fractievoorzitter van de PvdA iets bijzonders. “Hij gaf aan dat men te
weinig aandacht voor ondernemers had gehad en deze relatie wilde versterken door met een
ondernemersagenda te komen. Die uitspraak vormde de katalysator om als voltallig bedrijfsleven
de krachten te bundelen, inclusief de winkeliers, en een bedrijvenmanifest op te stellen waarin wij
aangaven wat we nu precies wilden als gezamenlijk bedrijfsleven. De Kamer van Koophandel had ook
net een jonge, nieuwe directeur. Omdat het manifest zo breed gedragen werd kon de gemeente er
niet om heen. Het werd vrij gemakkelijk meegenomen in de verschillende partijprogramma’s en kwam
zodoende ook terecht in het collegeprogramma.”
18
Economische en sociale zaken komen in elkaars verlengdeTijdens de collegevorming was het de PvdA-wethouder die aangaf de ondernemersagenda wel te
willen trekken, ondanks het feit dat hij op Sociale Zaken zat en niet op Economische Zaken. Er zou een
convenant komen tussen werkgevers en gemeente, op basis van samenwerking en gemeenschappelijke
belangen. “Afgesproken werd de regie bij de gemeente te laten. Werkgevers hebben toch vaak maar
weinig tijd voor dit soort dingen. Uiteindelijk moeten ze zoiets er vaak bij doen, bovenop hun normale
werk.”
“Opvallend was dat het eerste concept sterk vanuit de gemeente geredeneerd was. In onze ogen was
het veel te eenzijdig en was het vooral sociaal gericht. Het bevatte geen economische component.
Zonder dat evenwicht wilden wij niet tekenen. Wij hebben toen zelf een poging gedaan om het te
herschrijven en er een integraler verhaal van te maken. Blijkbaar lukte dat de ambtenaren bij de
gemeente niet. Als gemeente wil je grof gezegd natuurlijk die kaartenbakken leeg krijgen. Maar wij
wilden geen dictaat vanuit de gemeente. Het concept stond echter bol van jij moet dit, en jij moet
dat.”
“De inzet werd dat het ondernemingsklimaat verbeterd zou worden, waarmee vanzelf ook sociale
doelstellingen op het terrein van werkgelegenheid bevorderd zouden worden. Tot dan toe was het
ondernemingsklimaat echter nog nooit gemeten. Dat bleek beter dan gemiddeld en dynamisch, maar
er werd niet gestructureerd aan gewerkt. Hoe doe je dat dan?”
Een projectmatige aanpak: geen dikke beleidsnotities“Er is een beperkt aantal concrete actielijnen afgesproken, zonder allerlei dikke beleidsnotities en
visies. Zo moest het inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente bijvoorbeeld nodig worden
herzien en verbeterd. Ook het vergroten van de veiligheid rond winkelcentra en bedrijventerreinen
kreeg prioriteit, evenals de ontwikkeling van de noordelijke bedrijventerreinen. Dat heeft geresulteerd
in de Sociaal Economische Agenda 2006-2009, waarin uiteindelijk 13 actiepunten zijn benoemd.
Uiteindelijk is het gelukt de belangen van het bedrijfsleven en de gemeente op deze manier op één lijn
te brengen.”
Afgesproken werd projectmatig aan deze punten te werken en de voortgang steeds te monitoren aan
de hand van korte factsheets. “Overleggen werden ook bewust kort gehouden, en vroeg in de ochtend
gepland, zodat er een minimaal beslag hoefde te worden gelegd op de agenda’s van de betrokkenen.
De gemeente zorgde voor de factsheets en twee keer per jaar werd de voortgang besproken met alle
partijen binnen het Sociaal Economisch Platform.”
“Binnen de gemeente was de wethouder voor Sociale Zaken de trekker. Maar ook de wethouder EZ
kwam er vaak bij, om geinformeerd te worden. Zelfs de wethouders voor Onderwijs en voor Veiligheid
schoven op momenten aan.” Dat de SEA uiteindelijk werd ondertekend door 6 wethouders, waarvan
drie actief betrokken waren bij de uitvoering, geeft aan dat er bestuurlijk veel gewicht aan werd
toegekend. Dat was ook een belangrijk signaal binnen de ambtelijke organisatie.”
Wel zie je dat de gemeente soms moeite had met de projectmatige manier van werken. “Zo liep het
in het begin stroef met bijvoorbeeld de voortgangsrapportages. Bij de gemeente is er toch vaak een
interne focus, waarin veel nadruk wordt gelegd op het proces. Daarin zie je duidelijk een verschil met
het bedrijfsleven, waar men veel meer gewend is projectmatig te werken: alleen het resultaat telt. Hoe
je zaken zelf verder organiseert en regelt achter de schermen doet niet ter zake en kan geen verklaring
zijn voor het feit dat resultaten nog even op zich laten wachten.”
“De aanpak heeft overigens wél goed gewerkt! Ook vóór de SEA werd er al gesproken over
bedrijventerreinen en dergelijke, maar na drie jaar praten gebeurde er nog niks. Met het convenant
gebeurde er wat.”
19
Johan Burger
“Overleggen werden bewust kort gehouden en vroeg in de ochtend gepland”
Over de afdelingen heenDe SEA vroeg dus een andere manier van werken van de gemeente: meer ondernemend en meer
naar buiten gericht. “Wat sterk geholpen heeft is dat er vrij snel een projectorganisatie is opgetuigd
in het kader van de SEA. Er werd speciaal iemand aangetrokken, die als programmamanager buiten
de reguliere ambtelijke organisatiestructuur stond en zo de boel kon opschudden en over afdelingen
heen kon opereren.”
Gefocust blijvenOp een gegeven moment zag je dat de SEA een sterk imago kreeg, waardoor men het idee kreeg ‘daar
gebeurt wat’ (de goede communicatie naar buiten heeft daar ook aan bijgedragen). “Bij de gemeente
zag je daardoor de neiging ontstaan om dingen toe te voegen aan de SEA. Maar dat is juist iets waar je
voor op moet passen. In zo’n geval moet je zorgen dat je er strak in blijft staan en vasthoudt aan de 13
zaken die je bij de start hebt afgesproken met elkaar. Uiteindelijk heeft dat er ook mede voor gezorgd
dat er veel bereikt is, en dat er uiteindelijk besloten is de SEA met nog een jaar uit te breiden tot aan
2010 en er opnieuw geld voor beschikbaar te stellen.”
Aansluiting onderwijs-arbeidsmarktBurger gaat ook in op de relatie tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt. In Zoetermeer was het
contact tussen het onderwijs en bedrijfsleven lange tijd nogal beperkt. “Ondernemers klaagden dat
jongeren praktijkervaring misten, terwijl het ROC verbaasd reageerde omdat die het praktijkleren net
hadden verdubbeld. Men communiceerde niet.” Inmiddels is die relatie sterk verbeterd, mede dankzij
de goede samenwerking binnen het Samenwerkingsverband Onderwijs Bedrijven (SOB). “Zo is er een
stagekalender ontwikkeld waardoor het voor bedrijven eenvoudig zichtbaar wordt welke scholen in
welke periode stagiaires beschikbaar hebben. Daar moet bij gezegd worden dat er vanuit het SOB
een uitstekende contactpersoon werkzaam is, die continu heen en weer loopt tussen de partijen en
daarmee zorgt dat men van elkaar weet wat er speelt. Daar zijn geen nota’s voor nodig.”
Op een gegeven moment constateerde men in Zoetermeer dat er 11 initiatieven liepen op het gebied
van de aansluiting onderwijs arbeidsmarkt en dat er 3 platforms bestonden. “Er bestond echter veel
onvrede over en weer, en men werkte grotendeels langs elkaar heen. Toen het SOB werd opgericht
was de eerste reactie: ‘toch niet weer een clubje erbij!’ Uiteindelijk is echter besloten al die losse
initiatieven en platforms de nek om te draaien – zo groot was de frustratie - en samen te gaan werken
binnen het SOB. Nu worden veel van die SOB’s opgeheven (onder meer in Den Haag en Rijswijk),
omdat de provincie zich terug trekt. Hier in Zoetermeer is evenwel besloten door te gaan binnen het
SOB en het zelf te gaan financieren.
Naast een uitstekende programmamanager die overal fysiek langs gaat, ontmoet men elkaar twee
keer per jaar binnen het SOB platform. “Opvallend is dat iedereen altijd komt en er dan ook echt wat
op de agenda staat. Die bijeenkomsten worden geleid door de wethouder Sociale Zaken en ook de
wethouder Onderwijs is er.”
20
Burger constateert wel dat het onderwijs een wereld op zich vormt, die zo complex is dat je daar als
ondernemer simpelweg geen volledig zicht op hebt. Wat dat betreft merkt hij het zelf ook als lid van
de stuurgroep van het SOB. “Ik heb gewoon een kennisachterstand.” Maar als ondernemer ontbreekt
het hem aan de tijd om zich daar volledig in te verdiepen. Wat dat betreft ziet Burger ook zeker voor
de gemeente een rol als procesmanager. “De gemeente weet toch vaak beter wat er speelt, vanuit haar
brede overzicht, en heeft ook de mogelijkheden om bepaalde zaken te faciliteren.”
Regionale samenwerkingBurger geeft aan dat toen men startte met de SEA in Zoetermeer er eigenlijk sprake was van
achterstallig onderhoud. Daardoor lag de focus in eerste instantie bewust vooral op de samenwerking
in Zoetermeer. “Als RVOZ hebben wij destijds ook gezegd tegen onze regionale broeders van MKB
Haaglanden en VNO-NCW West dat ze de eerste paar jaar waarschijnlijk niet zoveel van ons zouden
horen. Het is wel de bedoeling ons in de komende periode ook weer meer regionaal te oriënteren.”
Kijkend naar de schaal voor regionale samenwerking op het terrein van arbiedsmarktbeleid,
constateert Burger een verscheidenheid aan structuren die vaak niet synchroon lopen, bijvoorbeeld
qua verzorgingsgebied.
“Als Zoetermeer zitten wij in het RPA Haaglanden. Maar daar wordt toch op een heel andere manier
samengewerkt dan binnen bijvoorbeeld de SEA, waar je veel meer gezamenlijk werkt aan een aantal
concrete projecten. Binnen het RPA staat men toch meer op afstand en is er veeleer sprake van
bestuurlijke afstemming op grote lijnen.
Ook de werkgevers zijn regionaal georganiseerd. Hier zijn dat MKB Zuid-Holland en VNO-NCW
West, maar die richten zich dan vooral op bedrijventerreinen. Hier in Zoetermeer hebben we ook te
maken met bijvoorbeeld het Oostland. Dat valt dan echter weer onder een ander verzorgingsgebied
van de Kamer voor Koophandel. MKB, VNO-NCW, KvK: ze zijn allemaal verschillend georganiseerd.
Daardoor gaan dingen soms langs elkaar heen. Van MKB zijn brancheorganisaties lid, van
VNO-NCW zijn personen lid. Dat bepaalt ook de orientaties. Je hebt natuurlijk ook nog lokale
ondernemersverenigingen. VNO-NCW West regelt nu overigens voor het eerst een overleg waarbij de
voorzitters van de ondernemersverenigingen bij elkaar komen.” Want dat regionale samenwerking
op bepaalde terreinen zinvol is, zoals bijvoorbeeld met betrekking tot de bereikbaarheid, staat voor
Burger buiten kijf. “Een ondernemer houdt zich wat dat betreft ook niet aan gemeentegrenzen.“
Focus steeds op gemeenschappelijke belangenInmiddels is Burger geen voorzitter meer van de RVOZ, maar terugkijkend op de samenwerking
binnen de SEA ziet hij wel duidelijk een aantal ingredienten die het succes bepaald hebben. “Dat de
combinatie van sociale zaken en economische zaken inmiddels een vanzelfsprekendheid is geworden,
was mogelijk omdat we steeds opnieuw de focus hebben weten te leggen op de gemeenschappelijke
belangen tussen gemeente en bedrijfsleven. Daarnaast is vertrouwen erg belangrijk, evenals een
positieve basishouding. Zoiets kun je niet afdwingen, maar vereist wel integriteit van handelen: dat
zowel jij als de ander doet wat is afgesproken en dat je je commiteert aan die gemeenschappelijke
afspraken. Het komt bijvoorbeeld ook terug in zaken als communicatie: noem je partners, zodat
iedereen die betrokken is de credits krijgt die men verdient.” Burger hoopt nu dat het stokje
overgedragen wordt en dat men de energie en drive weet vast te houden met een nieuwe agenda.
21
Ruimte voor de matrixbestuurder
Het is donderdagochtend 22 uur, de telefoon gaat. Daniëlle van het mobiliteitscentrum Fryslân heeft
zojuist vernomen dat een belangrijk bedrijf uit het noorden van Fryslân het hoofd niet meer boven
water houdt. Juist dit bedrijf had zo’n goede rol bij het aantrekken van jongeren die een kans nodig
hebben. Wat te doen? Kun je bellen met Donner of is dat nu juist niet handig? Wat doen we met
uitgezette projecten vanuit het Fries actieplan Jeugdwerkloosheid?
Zo maar wat vragen die een arbeidsmarktambassadeur kan krijgen. Er zijn in Nederland 30
arbeidsmarktregio’s met verschillende dynamiek, prioriteiten en rariteiten. Elke regio heeft een
bestuurder die in zijn of haar regio partijen moet binden en richten naar een gezamenlijk doel. In
sommige regio’s gaat dat uitstekend, in andere regio’s moeizaam. De eigenheid van regio’s en de
eigenheid van bestuurders staan centraal bij regionaal arbeidsmarktbeleid. Juist in je rol als wethouder
die bovenlokale belangen behartigt, kun je je netwerkvaardigheden uitstekend kwijt. Je moet
schakelen met de VNG en met “Den Haag”. Dat moet je wel leuk vinden. Er is geen specifiek budget, je
rol moet je gegund worden, maar de reden waarom je het doet is nobel.
In een arbeidsmarktregio gaat het erom dat je begrijpt dat werkgevers en werknemers zich niet storen
aan gemeentegrenzen. Sociaaleconomische stromen zijn nu eenmaal niet bestuurlijk afgekaderd.
Mensen ook niet, al denken bestuurders dat vaak wel. Met dat gegeven in het achterhoofd, zijn de
arbeidsmarktregio’s een krachtig instrument om mensen bij elkaar te brengen om nóg meer uit de
regio te halen.
Ik heb mijn rol opgevat als een regisseur die op het juiste moment in overleg treedt met Den
Haag en kijkt hoe de zes Friese Werkpleinen vernieuwing kunnen genereren en vanuit hun eigen
kracht matches kunnen maken. Uiteraard zijn er op ieder werkplein een managementteam en een
wethouder die de zaken goed regelen. Mijn rol is het om enig overzicht te houden en thema’s zoals
jeugdwerkloosheid actueel te krijgen en te houden. Als je weet welk werkplein waar goed in is, kun je
experimenten verdelen. Het ene werkplein heeft beter contact met sociale werkgevers, de ander met
22
ROC’s, weer een ander wil zich versterken op een bepaalde branche. Als je aansluit bij de sterke punten
van een werkplein is de kans groter dat een experiment slaagt. Succesvolle experimenten kunnen
vervolgens gekopieerd worden naar andere werkpleinen. Door op deze manier te investeren in een
thema en het netwerk van werkpleinen, ontstaat iets dat niet altijd van nature ontstaat.
Nog interessanter is het om samen te werken met regionaal werkende partners zoals ROC’s en HBO’s.
Maar ook brancheorganisaties en werkgevers. Met z’n allen aan de bak voor de regio. Als je in staat
bent de regionale structuren te versterken en werkzoekenden, maar zeker ook werkgevers een stap
verder te helpen, ben je een goede ambassadeur voor het regionaal arbeidsmarktbeleid. Toegang
tot een goed regio-netwerk is een interessante vestigingsvoorwaarde en ook een bindend element
in moeilijkere tijden. Het netwerk hoort ook op volle toeren te draaien in goede tijden. Bij hoog- en
laagconjunctuur moet de regio blijven werken aan teamwork en resultaten.
Als bestuurder merk ik dat ik in een matrix van belangen, communicatiemiddelen, aannames en
persoonlijke worstelingen werk. Interessant, uitdagend en complex. Al die opvattingen en parallelle
werelden zorgen voor een speelveld dat – mits slim aangestuurd – mooie resultaten oplevert. Juist het
ambassadeurschap regionaal arbeidsmarktbeleid helpt mij om me deze stijl eigen te maken.
Marco Florijn
“Mijn rol is het om overzicht te houden en thema’s actueel te krijgen”
Marco Florijn is vanaf 2006 wethouder in Leeuwarden.
In zijn portefeuille zitten Financiën, Werk & Inkomen, Zorg, Opvang & Integratie
(WMO) en Sportzaken.
23
Op zoek naar een antwoord op ontgroening en vergrijzingParkstad Limburg vertaalt economische speerpunten in arbeidsmarktbeleid
De inwoners van Parkstad Limburg verdienen een beter perspectief. De Oostelijke Mijnstreek in
Limburg is een van de eerste regio’s in Europa waar ontgroening, vergrijzing en ontvolking nu al
hand in hand gaan. De regio blijft op economisch, sociaal en cultureel gebied structureel achter bij de
landelijke ontwikkelingen. De sociale problematiek is nijpend, de werkloosheid is hoog, het regionaal
inkomen is laag, de hoger opgeleide jongeren trekken weg en startende ondernemingen groeien te
langzaam. De problematiek in het gebied is zo hardnekkig en complex dat ingrijpende maatregelen op
korte termijn nodig zijn.
Een regionale agenda voor economische structuurversterkingHanden en voeten geven aan de economische structuurversterking van de regio Parkstad Limburg.
Dat is de uitdaging. Dat betekent antwoord geven op cruciale vragen vanuit de praktijk. Wat doe
je om de regionale economie te dynamiseren en werkgelegenheid te bevorderen? Hoe benut je het
grensoverschrijdende bedrijfsterrein? Hoe blijft de regio goed bereikbaar? Op welke wijze kunnen
natuur- en landschapswaarden behouden en versterkt worden? En hoe ga je om met vergrijzing en
bevolkingsdaling?
Toen deze vragen in zuid Limburg een aantal jaren geleden op tafel kwamen werd één ding duidelijk.
Het roer moest drastisch om. Om uit de neerwaartse spiraal te komen waren scherpe keuzes nodig,
gekoppeld aan een versterking van het publieke bestuur. Eenheid maakt macht, schept helderheid,
trekt investeerders, geeft dynamiek.
24
Parkstad Limburg heeft gekozen voor het versterken van de economische structuur, die zich continue
vernieuwt en aanpast aan de vraag vanuit de markt. De economische ontwikkeling is daarmee de
motor voor meer werkgelegenheid die kwantitatief en kwalitatief aansluit bij de beroepsbevolking.
Deze ambitie kan niet alleen gedragen worden door de gemeenten. Daarvoor is intensieve
samenwerking nodig tussen bedrijfsleven, onderwijs en onderzoeksinstellingen en de overheid.
Door de economische dynamiek aan te jagen ontstaan vanzelf weer kansen en mogelijkheden om
bedrijven aan te trekken, te behouden en uit te breiden. Tegelijkertijd wordt ook de positie van de
kennisinstellingen in de regio versterkt, waardoor er kansen zijn voor het in gang zetten van nieuwe
ontwikkelingen, het aantrekken van expertise en het werven van studenten. Dit laatste is voor de
regio tegen de achtergrond van de demografische ontwikkelingen van groot belang. Daarom kiest de
regio ook voor het gericht inzetten van deze ontwikkelingen rondom de sectoren die als kansrijk zijn
aangemerkt: Nieuwe Energie, Health Care & Cure en Toerisme.
Het economisch perspectief is leidend voor het arbeidsmarktbeleid
Bij het ontwikkelen van de sectorplannen gelden drie belangrijke uitgangspunten:
• een gezamenlijke probleemverkenning en analyse;
• gericht op de arbeidsmarkt- en scholingsproblematiek van werkenden, werkzoekenden en
schoolgaanden;
• gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het organiserend vermogen nodig voor de uitvoering.
Samenwerking in de zorg: ZorgacademieParkstad Limburg voorop loopt als het gaat om de combinatie van vergrijzing en ontgroening.
Vergrijzing leidt tot een toenemende zorgvraag (meer thuiszorg, medische ingrepen en verpleging),
ontgroening tot een verwacht personeelstekort in de zorg van 1.000 fte (8% van de totale
werkgelegenheid in de sector). Naast de toenemende zorgvraag heeft de zorgafnemer bovendien
steeds hogere verwachtingen van de kwaliteit en het aanbod van de zorg.
Zorgacademie Parkstad LimburgDe Zorgacademie is een samen-werking van de onderwijsinstel-lingen Arcus College, Hoge-school Zuyd en Open Universiteit Nederland, en de zorginstel-lingen Atrium MC (regionaal ziekenhuis), Mondriaan groep en Sevagram (verpleeg- en zorg-centra, thuiszorg en verzorgd wonen).
De demografische ontwikkeling lijkt daarmee een grote
bedreiging, maar kan ook gezien worden als een kans. De
regio kan immers ook gezien worden als proeftuin voor
research en development voor creatieve en innovatieve
oplossingen in de zorg.
Om de kans te verzilveren is wel een goede afstemming
nodig tussen opleiding, zorg en innovatie. Zorgaanbieders,
opleidingen en kennisinstellingen in de regio hebben dan ook
de handen ineen geslagen. Uit deze samenwerking is het plan
voor de Zorgacademie geboren.
Door intensieve samenwerking wil de Zorgacademie de
instroom vanuit opleidingen vergroten. Gezamenlijk spannen
zij zich in om de kwaliteit van de opleidingen en scholing te verbeteren en zo meer en goed opgeleide
krachten voor de zorg af te leveren. Nieuwe technologie, services en zorginnovatie bieden hierbij
innovatieve oplossingen.
Het concept van de Zorgacademie bestaat uit drie onderdelen:
1. een onderwijsprogramma: inhoudelijke en onderwijskundige innovaties, zoals het ‘skillslab’, een
leer- en trainingsplek waar de nieuwste technologische snufjes in de praktijk getest en onderwezen
kunnen worden. Een ander voorbeeld is het ontwikkelen van ‘blended learning’ modules, waardoor
een deel van het onderwijs op afstand (via internet) gevolgd kan worden;
25
2. fysieke campus ‘de zorgvallei’: in de zorgvallei worden zorginstellingen, opleidingen en
bedrijfsleven geclusterd, waardoor kruisbestuiving van de ene naar de andere organisatie
makkelijker tot stand kan komen;
3. een zorginnovatieprogramma: ontwikkelen van technologische toepassingen en innovatieve
zorgconcepten.
De inhoudelijke ontwikkeling komt tot stand in samenwerking tussen werkgevers en opleidings- en
kennisinstituten. Parkstad Limburg investeert en ondersteunt in de vorm van een opstartsubsidie voor
het ontwikkelen van een businessplan en facilitering van de fysieke ontwikkelingen.
Versterken intergemeentelijke samenwerking Om te komen tot een effectieve en slagvaardige regionale besluitvorming hebben de gemeenten
Brunssum, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Onderbanken, Nuth, Simpelveld en Voerendaal vervolgens
besloten om de regio meer bevoegdheden te geven. Gemeenten hebben taken op het terrein van
economie, ruimtelijke ordening, mobiliteit en wonen overgedragen aan het Parkstad Bestuur en de
Parkstad Raad (in Wgr-plus verband).
De prioriteiten die vanuit economisch perspectief worden gesteld zijn leidend voor het
arbeidsmarktbeleid. Gezien het regionale karakter van de arbeidsmarkt hebben de gemeenten
ervoor gekozen om het Parkstad Bestuur ook de opdracht te geven te komen tot een regionaal
actieplan Kennis, onderwijs en arbeidsmarkt. Voor de uitvoering van het actieplan is een Regionaal
Werkgelegenheidsfonds gevormd, met bijdragen van gemeenten en Provincie.
De regio Parkstad in cijfers
Ontwikkeling bevolking Parkstad Heerlen
Ontwikkeling bruto participatiegraad Parkstad Limburg
Bruto participatiegraad in 2009 (%)
26
27
‘Organiseer onderwijs en beroepspraktijk zo dicht mogelijk tegen elkaar’Over het belang van partnership en een meer pro-actief regionaal arbeidsmarktbeleid
Een gesprek met Hanneke Berben, voorzitter van het College van Bestuur van ROC Nijmegen, over
regionale samenwerking in de regio rond Nijmegen, over de positie van het ROC binnen het regionale
arbeidsmarktbeleid, en over de rol van gemeenten.
Gemeenschappelijke visie, eenduidig beleidAls je het hebt over regionaal arbeidsmarktbeleid en kijkt naar portefeuilleverdelingen, moet je er als
college van B&W voor zorgen dat deze niet verkokerd plaatsvindt, geeft Berben aan. “In Nijmegen
had de wethouder de afgelopen collegeperiode zowel de portefeuille Onderwijs als de portefeuille
Economische Zaken. Dat heeft goed gewerkt. Werk, inkomen, onderwijs, economische zaken, het
houdt allemaal met elkaar verband. De arbeidsmarkt is niet los te zien van werkgelegenheid en
onderwijs. Als je naar onderwijs kijkt, dan gaat het bijvoorbeeld om jongeren die uitvallen. Daar hoort
ook zorg bij.
Daarom is het goed om als college een eenduidig beleid te volgen en te werken vanuit een
gemeenschappelijke visie. Waarbij het belangrijk is dat je die visie ook vertaalt en communiceert naar
je ambtelijke organisatie. Wellicht dat je zou moeten werken vanuit een programma, waar vervolgens
goed op gestuurd wordt.”
28
Dicht op de praktijk“In sommige gevallen is het aan de gemeente een regie rol te nemen. Maar juist partnership is ook
heel erg belangrijk. Als ROC zien we dat we een belangrijke speler zijn. Wat wij doen heeft meteen
invloed, ook op de vraag of de gemeente sterk kan acteren op een bepaald gebied.”
Berben benadrukt ook het belang van een goede relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven. “We
hebben als ROC een sterke link met het bedrijfsleven.” Er is in Nijmegen meer nadruk gekomen op
praktijkleren. “Via stages, maar ook via praktijkopdrachten ingegeven vanuit het bedrijfsleven. Het
bedrijfsleven praat mee over het curriculum.”
“Onze visie is om het onderwijs en bedrijfsleven zo dicht mogelijk tegen elkaar te organiseren. Dat
betekent soms letterlijk in één gebouw, zoals met de opleiding mobiliteit en logistiek. Daardoor
ontstaat een belangrijke uitwisseling en dat geeft een mooie synergie: opdrachten sluiten direct aan
bij de praktijk. Het ROC kan op die manier ook een rol spelen bij Leven Lang Leren: door het scholen
van de werknemers.
Een mooi voorbeeld is de praktijksimulatie die met de brancheorganisatie is ontwikkeld. Via dealers
in de regio is geregeld dat leaseauto’s die ingeleverd worden gereviseerd worden door studenten en
vervolgens het keurmerk krijgen dat gewoonlijk gebruikt wordt. Studenten kunnen op die manier heel
breed ervaring opdoen. Met een nieuw gebouw, het Technovium, zal deze manier van werken verder
worden verbreed ook naar andere branches.
Het ROC als regionale spelerBerben laat zien dat het ROC op allerlei manieren een rol speelt binnen het regionale
arbeidsmarktbeleid. “Hier in de regio werken verschillende partijen samen om de techniek te
promoten. Het bedrijfsleven, de Hogeschool Arnhem Nijmegen, de ROC’s in de regio rond Nijmegen
en Arnhem, en ook het voortgezet onderwijs zijn betrokken. Het begint zelfs al vanaf 10 jaar in het
primair onderwijs, met het junior technovium.
Maar in Noord-oost Brabant en Noord-Limburg, rond Boxmeer, zijn wij bijvoorbeeld ook actief.
Vanuit hetzelfde concept – om onderwijs en beroepspraktijk bij elkaar te brengen - wordt er met het
ziekenhuis Pantein een Healthcampus ontwikkeld. Op die manier wordt door Boxmeer ook het Leven
Lang Leren gepromoot.”
De stimulerende en meedenkende gemeente“Als je kijkt naar de rol die de gemeente kan spelen, dan is die rol vooral dat zij stimuleert, het belang
van bepaalde dingen erkent, en meedenkt (bijvoorbeeld over locatiekeuze e.d.). Juist die synergie is
belangrijk, dat iets past bij het beleid van de gemeente en vice versa.
Een goed voorbeeld is de crisis. De gemeente Nijmegen heeft daar de rol van regievoerder en
initiatiefnemer op zich genomen om partijen bij elkaar te brengen. Vanuit B&W is er toen een
strategisch beraad gevormd. Daar zijn ook het bedrijfsleven en de 3 kennisinstellingen uit de regio bij
betrokken. Met elkaar is toen gekeken: wat is er aan de hand, waar zitten de fricties hier in de regio?
In dat kader is vervolgens ook een plan rondom de jeugdwerkloosheid uitgewerkt.
Dat was een goed initiatief. Het wordt door iedereen ook belangrijk gevonden. De vraag is nu wel hoe
we het kunnen voortzetten, zonder allerlei instituties. Het zal erop aankomen goed bepaalde thema’s
te benoemen. Voor het nieuwe college van B&W ligt daar een belangrijke taak.”
Samenwerking in de regio rond Nijmegen“In Nijmegen heb je een grote chipfabrikant, NXP. Op een gegeven moment ging het niet goed
met NXP en 1.000 tot 1.500 mensen zouden worden ontslagen. Zodra dat bekend werd zijn partijen
bij elkaar gaan zitten en is er een mobiliteitscentrum opgezet. Ook de kleinere gemeenten waren
vertegenwoordigd in de stuurgroep. Meteen kon op deze manier op de situatie worden ingespeeld en
konden mensen van werk naar werk worden geleid, met de nodige bijscholing of omscholing als dat
nodig was.
Wat dat betreft was hier in de regio al voordat het slecht ging met NXP een vrij intensief programma
voor Leren & Werken, samen met Arnhem, waar ook ROC Rijn IJssel, ROC Nijmegen, de Kamer van
Koophandel en de kenniscentra bij betrokken zijn. Een van de programma’s die in dat kader al liepen
was dat er een analyse gemaakt is van wie er nu eigenlijk werkten bij NXP. Uit die analyse bleek dat
29
van de 4.000 werknemers er 1.000 geen startkwalificatie bezaten. Vanuit Leren & Werken is er toen
een programma uitgewerkt, waarbij wij samen met ROC Rijn IJssel de mensen zouden opleiden. Dat
plan is echter doorkruist met de slechte situatie die ontstond.”
Regel de backoffice goedEen ander voorbeeld in het kader van Leren &Werken zijn de servicecentra die zich op het Werkplein
bevinden. Voor horeca en detailhandel, voor de techniek, voor de zorg. “Er is hier geen apart
leerwerkloket. Deze zijn thematisch opgezet. Van groot belang is wel om de backoffice goed te
regelen. Dat begint ermee dat personen op alle niveau’s het belang ervan erkennen en uitdragen.
Dat geldt ook voor het midden-management. Overigens betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat alle
partijen in één gebouw hoeven te zitten, maar wél dat er goed wordt samengewerkt en dat je elkaar
daar ook op kunt aanspreken.”
Verleg de focus in de keten voor werk en inkomen naar voren
Omslag naar meer vraaggericht werkenBerben ziet voor de toekomst ook een uitdaging voor het ROC. Om meer vraaggericht te kunnen
opereren vraagt binnen de structuur van het ROC een veranderingsproces. Een goede afdeling verkoop
is wat dat betreft belangrijk. De ambitie is dat er straks van de 11.500 BBL-trajecten 2.500 extern in
opdracht van het bedrijfsleven worden gerealiseerd (BBL Extern). Dat is een ambitie en omslag die
Berben ook actief binnen de eigen organisatie stimuleert en uitstraalt. “Het betekent overigens ook
dat wanneer je iets als ROC niet zelf in huis hebt, dat je op onderdelen ook met private partners
samenwerkt.”
Het schakelen tussen regio’sGevraagd naar de schaal voor regionale samenwerking, constateert Berben dat er allerlei regio’s zijn
waartussen geschakeld wordt. “Naast Nijmegen en omstreken, wordt er op andere vlakken weer
samengewerkt binnen de regio Arnhem en Nijmegen. Maar wat er in bijvoorbeeld Eindhoven gebeurt
heeft evengoed z’n uitstraling op de Nijmeegse arbeidsmarkt. Zeker waar het gaat om de techniek zie
je allerlei stromen in het kader van werkgelegenheid, zowel qua werknemers als bedrijven. Het is van
belang om daar tussen te schakelen en te makelen, en zulke ontwikkelingen ook goed te analyseren.”
Berben waarschuwt er voor teveel vanuit gemeente-optiek naar de schaal van samenwerking te kijken,
of vanuit het perspectief van de SUWI-keten. “Je moet vooral vanuit het bedrijfsleven denken. Als je
dat niet doet, komt er gemor van die kant. Wat dat betreft moet je als gemeenten ook over je eigen
schaduw heen kunnen springen.”
Naar een meer pro-actieve keten? Als Berben naar de regionale samenwerking in Nijmegen kijkt op het gebied van arbeidsmarktbeleid,
kent zij veel waarde toe aan de structuur die is opgebouwd vanuit het project Leren en Werken. Zij
beschouwt het als de pro-actieve poot van Werk & Inkomen, die in haar ogen heel belangrijk is.
Zij vreest echter ook dat die structuur in moeilijk weer zou kunnen komen door alle bezuinigingen.
“Nu er kortingen dreigen, bijvoorbeeld op ontwikkelingen als BBL extern, dan zie je niet meteen een
roep vanuit gemeenten om dat te voorkomen. Terwijl voor de lange termijn een structuur als die voor
Leren en Werken van groot belang is, maar dat vraagt wel om een lange adem. Juist daarom zou het
zonde zijn als datgene wat de laatste jaren geleidelijk is opgebouwd nu weer zou verdwijnen. “
Berben pleit er juist voor dat de focus in de keten van Werk en Inkomen meer naar voren wordt
verlegd. “Door ervoor te zorgen dat de beroepsbevolking haar kennis up to date houdt (ofwel door in
30
jezelf te investeren ofwel door dat via bedrijven te doen) voorkom je dat er later een beroep gedaan
wordt op de sociale zekerheid.”
Berben pleit bovendien voor een meer geintegreerde dienstverlening vanuit UWV en gemeenten.
Dat ligt in haar ogen niet besloten in de structuur die je eraan geeft, maar in een goede visie. Ze
waarschuwt juist om weg te blijven van machtsverhoudingen. “Voldoende ruimte om te kunnen
aansluiten bij wat er in je achtertuin gebeurt is dan wel van belang. “
Van buiten naar binnen denkenRegionale samenwerking vraagt ook om een bepaalde opstelling van partijen. “Je moet het zo
organiseren dat je elkaar directer treft. Ook van het ROC vraagt dat om transparant te zijn. Partnership
en transparant zijn, over en weer. Het gaat erom van buiten naar binnen te denken: wat kunnen
we voor elkaar betekenen? Je ziet overigens dat dat nog vaak een lastige rol is voor wethouders en
ambtenaren. Daarbij speelt mee dat de gemeente te maken heeft met verschillende rollen: soms is zij
een partner, op andere vlakken is er sprake van een inkooprelatie. Maar uiteindelijk hangt het ook van
mensen af. Dat er vertrouwen is over en weer. Contracten zijn nodig en dat moet je goed en zakelijk
regelen. Maar het is ook een constructie om zaken te organiseren. We hebben hier nu een pilot met
contractafspraken rond educatie. De ambitie is educatie veel meer op het mbo te laten aansluiten.
Ook met het jongerenloket en het RMC zie je een constructieve samenwerking. Het RMC zit hier in
Nijmegen in het ROC, wat vrij bijzonder is. En ook het jongerenloket en schuldhulpverlening houden
spreekuur op het ROC.”
31
‘Het gaat er niet om dat een bedrijf per se in Ede zelf zit’Over een gevoel van gezamenlijkheid, een pragmatische opstelling en elkaar dingen gunnen
De afgelopen collegeperiode was Roel Kremers als wethouder in de gemeente Ede verantwoordelijk
voor zowel de portefeuille Sociale Zaken als Economische Zaken. Een gesprek met hem over regionale
samenwerking op het gebied van arbeidsmarktbeleid.
Meerwaarde van de combinatie EZ/SZIn de ogen van Kremers liggen de terreinen economische zaken en sociale zaken duidelijk in elkaars
verlengde. Het combineren van beide portefeuilles biedt in de ogen van Kremers dan ook een
duidelijke meerwaarde. Zeker waar het gaat om het arbeidsmarktbeleid.
“In Ede bijvoorbeeld lunchen de ondernemers, verenigd in het EBC, één keer per maand. Daar ga ik
als wethouder EZ bijna altijd naartoe. Gewoon om te weten wat er speelt. De sfeer te proeven. Het
gaat dan over economische zaken, maar ondertussen is het ook waardevol vanuit je andere pet: door
die regelmatige contacten ben je toch ook een beetje in staat iets te doen om werkgelegenheid in
de regio te houden. En dan gaat het er niet om dat een bedrijf per se in Ede zit. Dat mag ook best
Veenendaal, Wageningen of Barneveld zijn. Je moet zien te voorkomen dat men naar Appingedam
vertrekt. Want daarmee verdwijnt de werkgelegenheid uit de hele regio.”
“Ook als het bijvoorbeeld gaat om bedrijventerreinen is het van belang om dat regionaal af te
stemmen. Niet alleen vanuit je rol op het terrein van EZ, maar ook vanuit het perspectief van
werkgelegenheid. Door met dezelfde mensen aan tafel te zitten voorkom je dat je in de regio elkaars
vliegen gaat afvangen.”
Toch blijken EZ en SZ in de praktijk nog vaak gescheiden werelden. “Nu is het nog vaak zo dat je
vandaag met je collega’s van EZ zit, en morgen met je collega’s van SZ. Dan kun je daar opnieuw
hetzelfde verhaal vertellen. Maar vaak komen de discussies niet overeen, en spelen er per terrein
andere prioriteiten.”
32
Samenwerking van onderop“Als je kijkt naar de indeling van Nederland in 30 regio’s dan beschouwen wij onszelf eigenlijk als de
31ste. In de praktijk hebben wij hier namelijk niet veel met de arbeidsmarkt in Arnhem van doen. Er
is hier ook wel sprake van een bijzondere situatie: in de regio heeft zich namelijk een geheel eigen
dynamiek ontwikkeld. Ondernemers hebben elkaar hier zelf opgezocht en gevonden. Vervolgens
kwamen wij er bij als gemeenten.
Het arbeidsmobiliteitscentrum De Vallei is daar een mooi voorbeeld van. Dat werd nog niet zo
lang geleden door minister Donner geopend. Dat centrum is van onderop ontstaan. Vanuit het
eigen initiatief van het regionale bedrijfsleven. Grote werkgevers uit onder meer de zorg, de
verzekeringswereld, de voedingsindustrie, maar bijvoorbeeld ook de gemeente zelf als werkgever, zijn
met elkaar om de tafel gaan zitten. In eerste instantie op het niveau van P&O-functionarissen. Daar zijn
concrete van werk naar werk initiatieven uit ontstaan, om werknemers uit te wisselen.
Het is een gevoel van gezamenlijkheid dat bij de werkgevers zelf leeft. En dat werkt goed. Je ziet
nu ook dat gemeenten in de provincie Utrecht, als bijvoorbeeld Veenendaal en Rhenen, die officieel
misschien onder centrumgemeente Amersfoort zouden vallen, zich meer oriënteren op Ede en
omstreken.”
Roel Kremers
“Toen ik in China over Wageningen begon wisten ze opeens waar Ede lag”
Ingrediënten van goede samenwerkingKremers laat mooi zien dat regionale samenwerking op het terrein van de arbeidsmarkt een kunst op
zich is en bepaalde ingrediënten nodig heeft. Naast een gevoel van gezamenlijkheid, moet je elkaar
dingen gunnen als gemeenten en ook bereid zijn daar pragmatisch mee om te springen.
“Op een gegeven moment belt de directeur van een grote onderneming mij op, omdat hij met zijn
hoofdkantoor wil verhuizen naar een naburige gemeente, vanwege aantrekkelijke huisvesting direct
langs de snelweg die hier even verderop loopt. Of dat een probleem is? Hij is verbaasd als ik antwoord
dat ik dat liever heb dan dat hij helemáál wegtrekt, naar China of Oost-Groningen. Een paar dagen
later belt een journalist op om mijn reactie te vragen op het bericht dat een grote werkgever Ede wil
inruilen voor Veenendaal. Hij is verbaasd als ik hem vertel dat ik daarvan op de hoogte ben, en blij ben
dat de verhuizing beperkt blijft tot 3 kilometer, waardoor een belangrijk bron van werkgelegenheid
voor de regio behouden blijft. Dan maakt het niet uit dat het net over de gemeentegrens is.”
Daarnaast spelen goede persoonlijke verhoudingen een grote rol, benadrukt Kremers. Wat dat betreft
is hij erg blij met hoe het nu gaat in de regio. “In het verleden was het nog wel eens zo dat Ede en
Veenendaal met de ruggen tegen elkaar stonden. Dat is nu gelukkig niet meer het geval.”
Geen praatclubjesDe regio kent een aantal structuren waarbinnen men elkaar ontmoet. Zo is er het Economisch Platform
De Vallei (EPV). Binnen dit platform ontmoeten de wethouders voor Economische Zaken elkaar en 3
á 4 keer per jaar zitten de werkgeversorganisaties daarbij ook aan tafel. Daarnaast is er ook nog het
Platform Onderwijs Arbeidsmarkt waar de wethouders voor werkgelegenheid aanschuiven.
“Dat platform is een paar jaar terug weer in het leven geroepen. Vroeger was dat het RPA. Dat werkte
toen echter niet goed. Jan en alleman zat er aan tafel. Dat werd ook van bovenaf opgelegd. Nu,
33
binnen het POA, zit het onderwijs er ook bij.”
“Doordat het nu overzichtelijker is, is het ook geen praatclubje. Het dagelijks bestuur bestaat uit
enkel een voorzitter, een secretaris en vertegenwoordigers vanuit onderwijs (ROC), bedrijfsleven en
gemeenten.”
“De afstemming voorkomt dat we jonge mensen opleiden voor beroepen die er niet zijn. Een mooi
voorbeeld is het technocentrum. Dat wordt nu ook omgebouwd naar de zorg in afstemming met het
ziekenhuis en een grote zorginstelling hier in de regio.”
Kremers laat zien dat ook hier weer speelt dat je elkaar dingen moet gunnen. “Bij het aanwijzen van
de gemeentelijke vertegenwoordiging wordt natuurlijk al snel gekeken naar de grootste gemeente.
Maar dat hebben we hier niet gedaan. De wethouder van Veenendaal is nu aangewezen voor dit
platform en die doet het ook uitstekend, omdat hij zich er enorm voor inzet. Juist dat maakt dat het
werkt.”
Raadsleden die regionaal denken“De stap die we nu willen maken is dat we onze beleidsnota’s ook weer regionaal inkleuren. Daar heb
je ook de gemeenteraad bij nodig.”
Weer geeft Kremers een voorbeeld van regionaal denken uit de praktijk. “Bij ons in de gemeenteraad
ging de discussie of wij niet ook een meubelboulevard zouden moeten hebben net als in Veenendaal
een paar kilometer verderop? Toen heb ik als wethouder gezegd: nee! Het raadslid van de fractie
GemeenteBelangen begreep dat ook en die heb ik toen ook geprezen: ‘U heeft in de gaten dat de
belangen van de gemeente Ede over de grenzen van de gemeente heen reiken. U doet uw eigen naam
eer aan door daar oog voor te hebben!”
Food Valley“Als je kijkt naar uitdagingen voor de toekomst dan ligt dat hier in de regio bij het Food Valley
concept. Wij hebben hier de Universiteit van Wageningen. Wageningen is wereldwijd bekend om
deskundigheid op het gebied van landbouw en voedsel. Daardoor fungeert het als een brandpunt voor
de regio. Toen ik als wethouder een keer in China was met de gedeputeerde, had men daar geen idee
waar Ede lag. Met ‘near Arnhem’ kwam ik niet veel verder. Pas toen ik over Wageningen begon wisten
de Chinezen opeens waar ik het over had. Dát kenden ze wel!”
“De blik van de universiteit was ook altijd op de wereld gericht. Inmiddels zie je dat ze zich nu ook
meer op de regio gaan richten. Dat heeft geresulteerd in de stichting Food Valley. De ambitie is om bij
de top te gaan behoren qua food en food-gerelateerde bedrijvigheid. Dat is een ambitieschets waar
niet alleen de vijf Gelderse gemeenten in mee willen, maar waar ook de Utrechtse gemeenten Rhenen,
Veenendaal en Renswoude enthousiast over zijn. Ook het bedrijfsleven in die 8 gemeenten is positief.
“Zo’n keuze betekent niet dat je de grenzen dicht doet voor andere vormen van werkgelegenheid.
Want de metaal is hier bijvoorbeeld ook goed vertegenwoordigd. Maar zo’n focus biedt wel
mogelijkheden. Zo opende de bloemenveiling Plantion hier onlangs haar deuren, in de oksel van het
spoor en de A30. Dat brengt ook veel handjeswerk met zich mee, wat met het oog op re-integratie
bijvoorbeeld veel kansen zal bieden. En de food-sector is niet alleen hoog-technologisch. Er zit ook een
hele maakindustrie aan vast.”
“Je ziet wel dat in een enkele gemeente de raad eerst nog wat aarzelend was ten aanzien van het
Food Valley idee. Maar bij nadere bestudering was men dan verbaasd hoe groot het aantal food-
bedrijven ook in de eigen gemeente eigenlijk is. Het beperkt zich niet tot enkel Wageningen. Nu zie je
dat zelfs een gemeente als Bunschoten-Spakenburg interesse heeft voor het concept.”
Er wordt nu nagedacht hoe je die samenwerking rond Food Valley het beste organiseert. “Ook met
Food Valley is het zaak niet alles dicht te timmeren en pragmatisch te werk te gaan. Als je dat allemaal
wilt gaan regelen, gaat het niet werken. Het fiat van alle acht gemeenteraden is er. Nu komt het
erop aan te zoeken naar een structuur rond de inhoud, waardoor het ook voor een gemeente als
bijvoorbeeld Nijkerk werkt en aantrekkelijk is. Een lichte WGR structuur is denkbaar, waarbij de raden
hun positie behouden, maar wel samenwerken. Die bereidheid is er ook. De regionale federatie van
werkgeversverenigingen is de raden daar al in voorgegaan”
34
35
Hoe lokaal en regionaal elkaar kunnen versterken Een zoektocht naar de regio
“Ik wil resultaten. Primair voor mijn eigen inwoners die mij hebben gekozen. Een gezond bedrijfsleven en kansen
voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Lokaal kan ik met het plaatselijke bedrijfsleven en het ROC
een heel eind komen. Andere onderwerpen lenen zich meer voor een regionale aanpak. Het is de kunst om
lokaal en regionaal elkaar te laten versterken”. Aldus Anton van Aert, wethouder Welzijn, Werk en Inkomen
van de gemeente Boxtel.
Zoektocht naar de regioDe afgelopen jaren zijn we als gemeente Boxtel letterlijk op zoek gegaan naar de grenzen van onze ar-
beidsmarktregio. We hebben met financiële steun van SZW de bedrijvigheid en pendelstromen in kaart
gebracht. Zo hebben we verbanden kunnen leggen tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Daaruit
kwam naar voren dat we weliswaar de grootste natuurlijke binding hebben met ’s-Hertogenbosch, maar
dat er ook duidelijke verbanden te leggen zijn met Eindhoven en in mindere mate Tilburg. Uit het onder-
zoek kwam ook naar voren dat een groot deel van onze jeugd een technische opleiding op mbo niveau
volgt, terwijl de grootste groei van de werkgelegenheid in de dienstverlening zit. Daar gaan we dus op de
langere termijn echt problemen krijgen. De uitdagingen en aanknopingspunten voor arbeidsmarktbeleid
liggen nu heel helder op tafel. Ik wil niet zeggen dat iedere gemeente zo’n onderzoek zou moeten uitvoe-
ren, maar het is wel goed om je te verdiepen in de positie die je gemeente inneemt in een groter geheel.
Gemeente als smeerolieAls gemeente spring je eigenlijk in gaten die je ziet ontstaan. Iedereen onderschrijft het belang van een
goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, maar toch zien we nog te veel uitvallers op het
ROC. Schoolbesturen en ondernemers hebben daar ook last van, maar komen niet toe aan de oplos-
singen. Als wethouder probeer ik dan te faciliteren: partijen bij elkaar halen en maatschappelijke uitda-
gingen en kansen met elkaar te verbinden. Bijvoorbeeld door lokaal de Wet Investeren in Jongeren te
verbinden aan het zoeken naar stageplaatsen in regionaal verband.
36
Maar ook door te zoeken naar oplossingen voor de langere termijn. Zo moeten de komende jaren 350
leerlingen van het ROC verplicht maatschappelijke stage lopen. Aan de andere kant wordt een groot
tekort aan medewerkers in de zorg verwacht. Mede door het slechte imago van de sector. We zijn nu in
Boxtel zo ver dat we afspraken hebben gemaakt met het ROC dat een groot deel van de maatschappe-
lijke stages in de zorg worden ingevuld. Met de zorginstelling hebben we afgesproken dat er een goede
inhoudelijke begeleiding van de leerlingen komt, want daar ontbreekt het soms aan. Mee-hobbelen
wordt echt meedoen. En we hopen dat dan meer leerlingen voor de zorg kiezen.
Anton van Aert
“Je moet sleuren en sleutelen“
Lokaal maatwerk voor de onderkant van de arbeidsmarktEen deel van de arbeidsmarktvraagstukken kan lokaal opgelost
worden. Zo kent Boxtel een groot bedrijventerrein met uiteen-
lopende bedrijven. Een grote slachterij, waar ongeschoolden
nog aan de slag kunnen. Maar ook een bedrijf als Inteco dat
hoogwaardige systeemplafonds maakt. Niet die standaard gipsplaten, maar prachtige systemen waar
achter je de bekabeling mooi kunt weg werken. Dat bedrijf heeft veel hoger opgeleiden in dienst, die in
de praktijk ook allerlei uitvoerende klusjes bleken te doen. Omdat nieuw personeel moeilijk te vinden
was, kwam de bedrijfsvoering onder druk te staan. Toen de directeur in een heel andere setting dit pro-
bleem op tafel legde, hebben we snel geschakeld om een oplossing te vinden. Het WSW bedrijf heeft
de functies van Inteco doorgelicht en via ‘jobcarving’ de eenvoudige werkzaamheden gegroepeerd tot
nieuwe functies met lage kwalificatie eisen. Op een totaal van 40 werknemers lopen daar nu maar liefst
14 mensen van de sociale werkvoorziening rond. Dat vind ik echt een prachtig resultaat. Dit soort projec-
ten komt regionaal niet tot stand.
Deze casus laat ook zien dat ondernemers best oog hebben voor maatschappelijke vraagstukken. Je moet
alleen bureaucratie vermijden. De gemeente heeft echt een groot imago probleem. Met brede visies en
analyses alleen kom je nergens. Daar prikken mensen zo door heen. Je moet sleuren en sleutelen. Buiten
je werkkamer komen. En laten zien dat al die gesprekken ook echt iets opleveren. Dat en dat alleen biedt
een basis voor verdere samenwerking.
Regionale samenwerking op het WerkpleinBegrijp me goed, Boxtel pleit niet voor een lokaal Werkplein. Wij pretenderen niet dat we de matching
voor alle werkzoekenden en werkgevers beter kunnen. Het Werkplein Entreon in Den Bosch beschikt
over prima dienstverlening die wij niet willen kopiëren. We sluiten daarom vol overtuiging aan op het
regionale niveau van het Werkplein. Daar hoort wat ons betreft wel bij dat we serieus genomen worden.
We kregen klachten van ondernemers en onderwijsveld dat de facilitering vanuit het Werkplein echt
beter moest. Op ons verzoek heeft het UWV Werkbedrijf toen een speciale accountmanager voor Boxtel
aangesteld. Uitzonderlijk, omdat het Werkbedrijf haar dienstverlening normaal per branche organiseert.
Maar het werpt wel vruchten af.
Dat betekent overigens ook dat wij als gemeente actief deelnemen aan het managementoverleg van het
Werkplein en dat we regelmatig bestuurlijk overleg hebben met ’s-Hertogenbosch, Vught en Haaren.
Aan de zijlijn gaan staan klagen lost immers niets op. Je moet in dit soort zaken ook de handen uit de
mouwen steken en je niet afhankelijk maken van anderen.
Voor een echt regionaal arbeidsmarktbeleid op de schaal van Noord Oost Brabant is het nog te vroeg.
Daarvoor ervaren we als gemeenten nog te weinig gedeelde knelpunten die leiden tot het formuleren
van gezamenlijke ambities. Soms kijk ik wel eens jaloers naar de collega´s in Zuid Oost en West Brabant.
Die hebben goed voort kunnen bouwen op de structuren die er al lagen. Maar waarschijnlijk zijn die
structuren ontstaan juist omdat er een veel grotere verwevenheid is tussen de verschillende gemeenten.
37
Verbinden van visie, beleid en uitvoering in de regio HaaglandenHet belang van organiserend vermogen
Wie heeft er geen hekel aan? Aan die eeuwige praat- en babbelcircuits waarin problemen met
stapels op tafel worden gelegd en er met oplossingrichtingen wordt gestrooid, maar die nooit leiden
tot succesvolle vertaling naar de praktijk? In de regio Haaglanden erkende men het gevaar dat het
Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid zou kunnen veranderen in een tandeloze tijger. Daarom
heeft men bewust gekozen voor een aanpak waarin er duidelijke verbindingen worden gelegd
tussen beleid en uitvoering. En waarin gemeenten investeren in organisatorisch vermogen om
arbeidsmarktvraagstukken ook echt te vertalen naar concrete oplossingen. Een gesprek met Maria
Croonen, directeur RPA Haaglanden.
Wat is de opdracht van het RPA?Maria: “Ons doel is uiteraard om vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt bij elkaar te brengen.
Toen we in 2001 startten, werden we nog door het Rijk gefinancierd. Na het wegvallen van de subsidie
hebben de gemeenten er voor gekozen om het platform in de lucht te houden. Ook met de provincie
Zuid Holland hebben we afspraken. Die gaan over de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en
richten zich meer op hoger opgeleiden.
We zijn een echte netwerkorganisatie. We brengen knelpunten op de arbeidsmarkt in beeld en
brengen partijen daarom heen bij elkaar om oplossingen te vinden. Vervolgens vertalen we de
oplossingen in projecten en/of de regionale afstemming van (veelal) gemeentelijk beleid.”
38
Dat klinkt eenvoudig. “Natuurlijk, de praktijk kan heel weerbarstig zijn. In de beginperiode hadden we problemen om
alle gemeenten aan ons te verbinden. Er waren toen nog zestien gemeenten in het gebied. Met zo
veel partijen aan tafel zitten ging niet, dus kleinere gemeenten lieten zich vertegenwoordigen door
anderen. Dat werkte helemaal niet. De gemeenten ‘op afstand’ stonden te ver van de besluitvorming.
Na een herindeling bleven er negen gemeenten over en nu is iedereen heel betrokken. En dat terwijl
het heel verschillende gemeenten betreft. Grote gemeenten als Den Haag en Zoetermeer, maar
ook gemeenten als Midden Delfland en Wassenaar. Op het eerste oog hebben ze weinig met elkaar
gemeen, maar in de loop van de tijd hebben we een aanpak ontwikkeld waardoor iedere partij zijn
aandeel kan leveren in de discussie en de aanpak.’
‘Daarnaast hebben we een actieve werkgeversdelegatie met VNO-NCW West en MKB Leidschendam-
Voorburg, maar ook grote bedrijven als Siemens en Florence Zorg en ondernemers in de tuinbouw,
vervoer en techniek. Die brede samenstelling hebben we wel nodig als je kijkt naar de diversiteit in
werkgelegenheid in onze regio.”
Welke thema’s komen er op de bestuurlijke tafel?“We stellen gezamenlijk een agenda op. Voor 2010 zijn dat de thema’s Arbeidsmarktinformatie,
Regionale samenwerking en afstemming in de keten Werk en Inkomen en Aansluiting onderwijs –
arbeidsmarkt. Om de discussies in het platform te voeden nodigen we deskundigen en betrokken
partijen uit. Zo gaan we dan op zoek naar de oplossingen voor arbeidsmarktknelpunten. Voor
een deel is het gewoon leren van elkaar. Hoe doet de ander het en kan ik dat vertalen naar mijn
eigen organisatie? Maar vaak is er toch meer voor nodig. In dat geval worden er beleidsprioriteiten
vastgesteld die verder uitgewerkt moeten worden. Vaak worden die onderbouwd vanuit de regionale
arbeidsmarktanalyse die we jaarlijks maken. Een aantal sectoren die veel arbeidsmarktkansen bieden
of juist een grote arbeidsmarktproblematiek kennen, wordt als speerpuntsector aangewezen. In 2009
kwam natuurlijk ook de aanpak van de jeugdwerkloosheid nog prominenter op de agenda. In RPA
verband is toen het regionale plan vastgesteld. Dan merk je dat er in korte tijd veel energie vrijkomt
om gezamenlijk ergens de schouders onder te zetten.
Je loopt nog steeds het risico dat het bij goede voornemens blijft. Wie zorgt er voor dat ze ook daadwerkelijk worden uitgevoerd? “In 2008 liepen we echt keihard tegen juist dat probleem aan. Het bleek betrekkelijk eenvoudig te
zijn om bestuurlijke afspraken te maken, maar de doorvertaling naar de eigen organisaties gebeurde
regelmatig niet of onvoldoende. Dat was voor iedereen heel frustrerend. Ook voor ons als RPA
stafbureau.
Om dat op te lossen komen de managers van UWV Werkbedrijf en de gemeentelijke sociale diensten
iedere zes weken bij elkaar. In dat hoofdenoverleg vertalen zij de bestuurlijke agenda heel concreet in
acties en projecten, belegd in werkgroepen. Ze zijn daarmee de schakel tussen het bestuurlijk platform
en de uitvoering. Dat heeft al een paar mooie resultaten opgeleverd:
• als bijstandsgerechtigden binnen de regio verhuizen loopt het re-integratie traject door onder
verantwoordelijkheid van de oorspronkelijke gemeente, ook financieel;
• door het opstellen van een regionaal instrumentenboek kunnen alle gemeenten gebruik maken van
elkaars re-integratie instrumenten;
• alle gemeenten voeren contract compliance in, waardoor bij het aanbesteden van werk de eis wordt
gesteld om 5% van de loonsom te besteden aan (langdurig) werklozen.
De agenda van het hoofdenoverleg in 2010
1. regionale werkgeversbenadering
2. contract compliance
3. regionaal gebruik maken van elkaars instrumenten
4. cijfers en analyse
5. jeugdwerkloosheid
6. WWB verhuizers
7. integrale dienstverlening
39
“Het hoofdenoverleg en het bestuurlijk platform worden bovendien inhoudelijk gevoed door
een beleidsgroep van gemeentelijke beleidsambtenaren. De beleidsgroep doet de inhoudelijke
voorbereiding voor het Platform en het hoofdenoverleg én is betrokken bij de uitwerking van de
onderwerpen. Zo zorgen we voor een stevige onderbouwing en slaan we twee vliegen in één klap.
De bestuurders worden goed voorbereid op de vergaderingen en we hebben een goed platform om
nieuwe thema’s op te sporen en voor te bereiden.”
Maria Croonen
“We pakken alleen dingen op die draagvlak hebben. Bestuurlijk én in de uitvoering”
Je schetst een arbeidsintensieve aanpak. Merk je dat er in de discussies over de bezuinigingen ook naar het RPA wordt gewezen?“Ik onderstreep al jaren het belang van organiserend vermogen. Als je echt iets wil veranderen op de
regionale arbeidsmarkt moet je er gewoon heel hard aan trekken. Er zijn zo veel partijen bij betrokken
dat een goede voorbereiding en coördinatie echt noodzakelijk is. Met het maken van een prachtige
nota red je het niet.”
“Met alle bezuinigingsopgaven is het natuurlijk wel een kwetsbaar thema. Er wordt al heel snel
geoordeeld dat het allemaal wel een tandje minder kan met het aantal ambtenaren. Ik kan alleen
maar zeggen dat mijn team en de afgevaardigde ambtenaren van de gemeenten heel gefocust
werken. In de overleggen komen allerlei interessante onderwerpen over tafel. Maar je kunt niet alles
oppakken. Dan loop je echt het risico te verzanden in allerlei los-vaste aanpakken. In dit opzicht speelt
het RPA stafbureau dan ook een beetje voor waakhond. We brengen mensen bij elkaar en laten
creatieve ideeën opborrelen, maar pakken alleen die dingen op waarvoor voldoende draagvlak is.
Bestuurlijk én in de uitvoering.”
Wat wil je anderen nog meegeven?“Als je met zo veel partijen een gezamenlijk doel wil bereiken is het ontzettend belangrijk om te
investeren in mensen, in je netwerk. En vooral om goed te luisteren naar iedereen. Wat wil de ander?
Wat verwacht hij van de samenwerking? Is er de bereidheid om een onderwerp echt op te pakken en
verder te brengen? Voor je het weet ben je bezig om aan een dood paard te trekken en niets is meer
frustrerend dan dat.”
40
41
Samen werken aan werkUWV Werkbedrijf en gemeenten in de regio
UWV Werkbedrijf is op 1 januari 2009 ontstaan uit de fusie van CWI en de re-integratie activiteiten van UWV.
Gemeenten en UWV Werkbedrijf werken samen op de honderd werkpleinen in Nederland. Een gesprek met
directeur André Timmermans over slagvaardigheid, meer bovenlokale samenwerking en de omslag in denken
naar e-dienstverlening.
De samenwerking tussen gemeenten en UWV op de Werkpleinen is vrij laat echt op gang gekomen. Is er nu een goede basis voor de dienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers?De afgelopen jaren hebben we het vooral gehad over de manier waarop onze organisaties kunnen
samenwerken. Je hebt het toch over het verbinden van twee verschillende sturingsmodellen.
Gemeenten die lokaal opereren en het centraal aangestuurde UWV. Dat botst soms.
Ik denk wel dat we elkaar nu echt gevonden hebben op de Werkpleinen. Daardoor hoeven we het
niet steeds meer te hebben over hoe we de samenwerking vorm gaan geven. We boeken goede
resultaten. Het aantal mensen dat werk vindt, mede dankzij de dienstverlening, is ook tijdens de crisis
hoog gebleven. Daar mogen we trots op zijn. De focus komt wat mij betreft nog meer te liggen op
de resultaten. Wat levert het allemaal op? Zetten we de juiste instrumenten in? Op welke manier
kun je het beste opereren om ook de moeilijker plaatsbaren aan de slag te krijgen? Als we daar onze
gezamenlijke kennis en ervaring op richten, kunnen we nog meer bereiken.
U pleit erg voor meer slagvaardigheid.Onze klanten vragen dat ook van ons. Werkzoekenden en werkgevers komen naar het Werkplein
omdat ze te maken hebben met een serieus probleem: werkloosheid of een vacature die ingevuld
moet worden. Dan kun je het je niet permitteren om te blijven hangen in navelstaarderij. De blik moet
vooral naar buiten gericht zijn.
42
Gemeenten zijn trots op de resultaten die ze met de WWB hebben behaald de afgelopen jaren. Zijn ze volgens u ook een echte regisseur op de arbeidsmarkt geworden?Ze hebben alle reden om trots te zijn. De reden dat ik zo enthousiast ben over de samenwerking met
gemeenten is dat we op deze manier ons landelijke netwerk kunnen verknopen met de regionale en
lokale netwerken die gemeenten hebben. Wethouders hebben vele en diverse contacten en kunnen
die inzetten om de dienstverlening op de Werkpleinen te verbeteren.
Wat ik soms nog wel mis is een echte bovenlokale benadering van arbeidsmarktvraagstukken. Er zijn
natuurlijk goede voorbeelden, maar ik zie nog te vaak dat gemeenten vasthouden aan hun eigen
beleid. Met als resultaat dat werkgevers in één arbeidsmarktregio geconfronteerd worden met een
lappendeken aan subsidies en voorwaarden. Dat schrikt hen af. Gemeenten moeten zich verplaatsen
in het perspectief van de ondernemer. Die is gebaat bij eenvoud en voorspelbaarheid. Ik vind dat
een goede arbeidsmarktregisseur primair moet opereren vanuit het belang van werkgevers en
werkzoekenden. Daarbij hoort dan ook meer intergemeentelijke afstemming en samenwerking.
André Timmermans
“Zet werkzoekenden weer zelf aan het stuur”
Moeten we toe naar standaardisering? Naar landelijke regels?UWV Werkbedrijf opereert natuurlijk landelijk. Ik realiseer me dat het dan heel eenvoudig is om
te praten over standaardisering. Het “uitrollen” van blauwdrukken over Nederland is niet aan de
orde. De arbeidsmarkt is vooral regionaal. Maar ik roep wethouders wel op om goed gebruik te
maken van de kennis en ervaring die het Werkbedrijf heeft. Als we er gezamenlijk voor zorgen dat
er betere verbindingen zijn tussen de verschillende Werkpleinen, vergroten we het zoekgebied van
werkzoekenden en werkgevers aanmerkelijk Het UWV kan gemeenten ondersteunen bij het vormen
van zo’n landelijk netwerk van Werkpleinen.
Wat wil u wethouders nog meegeven?UWV Werkbedrijf investeert op dit moment enorm in nieuwe vormen van elektronische
dienstverlening. We kennen al de e-intake, waarin we werkzoekenden vragen om een aantal feitelijke
gegevens aan te leveren vóór het eerste gesprek. Dat bespaart onze werkcoaches tijd en is makkelijk
voor de klant. Tijd die besteed kan worden aan gesprekken over werk en de weg er naar toe.
Maar we willen met de nieuwe aanpak veel verder gaan. We moeten af van het idee dat alleen wij als
professionals keuzes kunnen maken als het gaat om re-integratie. Mensen zijn vaak heel goed in staat
om aan te geven wat ze kunnen en willen. Dat soort vragen moet dan ook een centrale plaats krijgen
in onze processen en dienstverlening. Met de nieuwe e-dienstverlening willen we de zelfsturing van
werkzoekenden ondersteunen. Dat zet mensen weer zelf aan het stuur en brengt onze werkcoaches in
de positie om gericht te faciliteren op de randvoorwaarden.
Ook voor de klantgroepen van gemeenten biedt deze aanpak kansen. Als je de traditionele
43
dienstverlening in stand laat voor de mensen die ongeletterd zijn of slecht Nederlands spreken, speel je
op deze manier menskracht vrij om weer in te zetten op de kerntaak: mensen gericht ondersteunen bij
de re-integratie naar werk.
En alles staat in het teken van werk.
Integrale dienstverlening op de werkpleinen
De Wet SUWI verplicht gemeenten en UWV om samen te werken. De samenwerking moet maat-werk opleveren voor werkzoekenden en werkgevers. Klantgerichtheid staat centraal.
UWV, VNG en Divosa hebben de afgelopen jaren daarom fors geïnvesteerd in het ontwikkelen en implementeren van het concept integrale dienstverlening. Gezamenlijk hebben we de ambitie uitgesproken om ultimo 2010 op alle werkpleinen te werken met één gezicht, één vaste contact-persoon naar werkzoekenden en werkgevers. De invoering van de integrale dienstverlening is daarmee compleet.
Gezien de voortdurende discussie over de effecten van re-integratie is het van belang om transpa-rant te zijn over de resultaten. Per Werkplein wordt daarom inzichtelijk gemaakt welke resultaten geboekt zijn. Op de website www.samenvoordeklant.nl is voor iedereen inzichtelijk wat de presta-ties van de afzonderlijke Werkpleinen zijn.
44
45
‘Zorg vanuit het belang van de burger voor een zekere schaalgrootte’Naar een meer regionaal aangestuurde arbeidsmarkt
Hans Martin Don was de afgelopen collegeperiode wethouder Sociale Zaken in de gemeente
Eindhoven. Een gesprek met hem over de regionale samenwerking rond Eindhoven en de rol van
gemeenten in het arbeidsmarktbeleid.
Arbeidsmarktbeleid ligt tegen economische zaken aanGevraagd naar de samenhang tussen de terreinen Sociale Zaken en Economische Zaken ziet Don met
name een sterke samenloop tussen economische zaken en arbeidsmarktbeleid.
“Arbeidsmarktbeleid kan je eigenlijk in EZ schuiven. Het heeft te maken met onderwijs, de rol van de
overheid, de rol van de industrie. Bijvoorbeeld hoe je met het oog op de hoog-technologische industrie
goed opgeleide mensen uit het buitenland naar je toe kunt halen en aan je kunt binden. Ook de
werkpleinen kunnen in principe naar EZ. Daarnaast heb je dan nog het participatiebeleid. Dat heeft
veeleer te maken met het creëren van werk, ervoor zorgen dat banen beschikbaar zijn, waarbij re-
integratie en zorg een belangrijke rol spelen.”
Don geeft aan dat er in Zuidoost-Brabant 4 werkpleinen zijn. “Het zou geen kwaad kunnen om
regionaal, binnen de SRE, steviger af te stemmen met collega’s. Dan zou van een echt regionaal
arbeidsmarktbeleid sprake zijn. Hoe je mensen aan het werk krijgt is nu toch wat gescheiden.”
“Je moet in je coalitie nadenken over hoe je de portefeuilles verdeelt. Zo heb ik destijds Sociale
Zaken en Zorg gekregen. Binnen de portefeuille EZ is toen een knip gemaakt tussen economie en
46
arbeidsmarktbeleid. Onderwijs zat apart. Arbeidsmarktbeleid zou naar die kant kunnen. Het blijft altijd
een beetje een schimmig veld. Ik heb nog nooit zoveel praat-gremia gezien zonder dat het één extra
baan heeft opgeleverd. Hier in de regio zie je bijvoorbeeld dat Waalre echt niet gaat samenwerken met
Eindhoven, maar wel met Valkenswaard en Heeze-Leende. Dat zijn vaak politieke keuzes, geen zakelijke
keuzes.”
Traditie van samenwerken“Hier in de regio hebben we een traditie van samenwerken. Zo heb je het Samenwerkingsverband Regio
Eindhoven (SRE). Dat is in feite een vorm van verlengd bestuur, met een eigen kantoor, waarbinnen de
21 gemeenten in Zuidoost-Brabant op meerdere terreinen samenwerken, waaronder het terrein van
arbeidsmarktbeleid.”
“Met de crisis is het gelukt om samen met mijn collega uit Helmond meer samenwerking te creëren.
Dat heeft geleid tot een bestuurlijke Taskforce Arbeidsmobiliteit, wat daarvóór het RAP was (Regionaal
Arbeidsmarkt Platform). In het kader van het Actieplan Arbeidsmobiliteit is het zelfs gelukt om het
W-deel te bundelen voor de hele regio, waardoor het bijvoorbeeld mogelijk werd een opleidingscheque
à € 2.000 ter beschikking te stellen, ongeacht waar iemand vandaan komt.”
“Het is ook een poging om meer coördinatie te realiseren op de vier werkpleinen. Eindhoven heeft het
grootste werkplein en daar is ook het mobiliteitscentrum. Eindhoven is bovendien ver met de integrale
dienstverlening. In Bergeijk, Valkenswaard en Helmond is men op dat punt minder ver. De Taskforce
biedt een koepelgremium met de burgemeester van Waalre als voorzitter, vanuit de SRE. Ook de
wethouders van Eindhoven en Helmond zitten erin, en er is ook een vertegenwoordiging vanuit het
onderwijs en het bedrijfsleven. Wat dat betreft staat die driehoek van de drie O’s hier stevig (Overheid,
Onderwijs, Ondernemers). Je hebt ook nog de Stuurgroep Jeugdwerkloosheid, die onder de Taskforce
valt, maar een eigen budget heeft (vanuit de landelijke actiemiddelen jeugdwerkloosheid ingegeven).
Hans Martin Don
“De economische ontwikkeling van de regio is gelijk ook sociaal beleid”
Brainport als regionale ‘branding’“Daarnaast hebben we hier ook nog Brainport, dat als stichting met een eigen bestuur een aparte
status heeft. Het fungeert als aanzwengelaar, en onderneemt nieuwe initiatieven. De burgemeester van
Eindhoven zit in het bestuur, maar ook vertegenwoordigers uit het onderwijs en bedrijfsleven. Het is een
soort paraplu-stichting, waaronder allerlei activiteiten gegroepeerd kunnen worden, waarbij Brainport
ervoor zorgt dat men steeds in de niches duikt die daartussen ontstaan.”
“Brainport is eigenlijk een vorm van “branding”, waarmee de regio rond Eindhoven zich profileert als
hoog-technologische regio. Alleen al hier rond Eindhoven zelf zitten 80 hoog-technologische bedrijven,
als ASML en Philips. Zo’n 70.000 mensen zijn in die tak werkzaam. Richting Deurne zie je dat met name
de food-sector sterk is, en rond Helmond heb je weer meer de automotive industrie. Door regionaal
samen te werken binnen de stichting Brainport probeer je een meerwaarde te creëren, waarmee de
uitstraling over je grenzen heen groter wordt.”
Duidelijke rol voor de overheidDon ziet daarbij ook een duidelijke rol voor de overheid. “Ondernemers kunnen bepaalde zaken niet
volledig op zichzelf. Goede samenwerking tussen het bedrijfsleven en de overheid is daarom van belang.
Om mensen uit bijvoorbeeld Pakistan hierheen te kunnen halen, moet je faciliteiten kunnen bieden
47
als een internationale school en een theater. Wat dat betreft is de overheid altijd nodig. Eindhoven
investeert € 16 miljoen. Je ziet dat omliggende gemeenten als Waalre daar ook economisch van
profiteren. Daar komt het aloude solidariteitsprincipe om de hoek kijken dat je breder denkt dan enkel je
eigen gemeente en investeert in gemeenschappelijke thema’s.”
“De economische ontwikkeling van de regio is gelijk ook sociaal beleid: want ondanks dat het gaat om
hoog-technologische industrie heb je uiteindelijk ook handen nodig: aan de lopende band, in de kantine.
Je ziet dat het SW-bedrijf hier bijvoorbeeld diensten levert aan DAF.”
Don geeft aan dat het belangrijk is dat gemeenten en bedrijfsleven elkaar gemakkelijk weten te
vinden. “Je hebt hier het zogenaamde captains-overleg waar de burgemeester en enkele CEO’s
elkaar ontmoeten. Rondom de crisis, met de arbeidstijdverkorting en deeltijd-WW, ontstond er een
capaciteitstekort bij het mobiliteitscentrum. Toen heb ik vanuit de gemeente gezorgd dat er tijdelijk tien
man extra beschikbaar was om de boel te overbruggen. Op die manier kun je faciliterend optreden.”
Eindhoven als coördinerende gemeenteDon gaat ook in op de positie van Eindhoven als grote gemeente. “Bij de aanpak van de
jeugdwerkloosheid werd Eindhoven aangewezen als één van de 30 coördinerende gemeenten. Dat
zorgde bij Helmond aanvankelijk voor wat chagrijn. Toen heb ik mijn collega in Helmond opgezocht en
gezegd dat we het met z’n tweeën zouden doen. Samen zijn we ook naar Den Haag afgereisd om onze
handtekening te zetten onder het convenant jeugdwerkloosheid. Bij het opstellen van het plan heb ik
ook tegen de andere gemeenten in de regio gezegd dat ik niet alles kon overzien en dat men daarom
ook zelf vanuit de 4 regio’s plannen kon aandragen. Als coördinerende gemeente heb ik wel een
controller in dienst genomen, die voor de hele regio werkt en ik vorm ook het doorgeefluik naar Den
Haag. Dat betekent dat je best kritisch mag zijn, maar het vraagt ook dat je als grote broer misschien
bereid moet zijn meer te geven.”
‘Zorg voor een zekere schaalgrootte’“De integrale dienstverlening is hier heel ver. Het UWV put hier ook uit het participatiebudget. Als
gemeente geef ik dan wellicht wat méér, maar dat doe ik wel vanuit het belang van de burgers die
daar optimaal van profiteren.”
Don zou op termijn naar een meer regionaal aangestuurde arbeidsmarkt willen, juist vanuit het idee
dat het belang van de burger centraal zou moeten staan. “Daarvoor heb je een zekere schaalgrootte
nodig. Je ziet het namelijk ook op andere terreinen, zoals de AWBZ, dat er meer taken bij gemeenten
terecht komen. Dat kunnen gemeenten soms niet aan. Eindhoven slaagt er dan nog wel in om dat
goed te organiseren, maar een gemeente als bijvoorbeeld Waalre kost dat veel moeite.”
“Ook met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid zou je rondom de 4 werkpleinen een gezamenlijk
regionaal beleid moeten voeren, waarbij je bestuurlijk wel inspraak houdt op de keuzes die gemaakt
worden.” Don pleit wat dat betreft voor een ‘triple helix structuur’ van bedrijfsleven, onderwijs en
gemeenten. Van daaruit kunnen dan de discussies lopen en ook de besluitvorming plaatsvinden.
“Met de regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid krijgt dat in zekere zin al concreet vorm.”
48
Colofon
Redactie
Mathilde van de Ven (VNG)
Andries Kok (VNG)
Foto omslag
Tjitske Sluis
Vormgeving
Dimdim, Den Haag
Druk
Drukkerij Excelsior, Den Haag
VNG
Juni 2010