de relatie tussen csr in de media en financiËle … · 2011. 2. 19. · tabel 21, p. 74:...
TRANSCRIPT
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
DE RELATIE TUSSEN CSR IN DE MEDIA EN FINANCIËLE INDICATOREN
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Sandrine Van der Linden
onder leiding van
Prof. dr. Patricia Everaert
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE
ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
DE RELATIE TUSSEN CSR IN DE MEDIA EN FINANCIËLE INDICATOREN
Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad van
Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen
Sandrine Van der Linden
onder leiding van
Prof. dr. Patricia Everaert
PERMISSION
Ondergetekende verklaart dat de inhoud van deze masterproef mag geraadpleegd en/of gereproduceerd
worden, mits bronvermelding.
Sandrine Van der Linden
DANKWOORD
Ik wil deze paragraaf voornamelijk gebruiken om enerzijds de vele geëngageerde professoren, assistenten
en andere personeelsleden van de Faculteit te bedanken maar anderzijds ook de Faculteit Economie en
Bedrijfskunde zelf. Zij heeft me de kans gegeven de uitdaging aan te gaan om dit masterdiploma in twee
jaar te bereiken. Hiervoor heb ik tevens de steun gekregen van collega-studenten, vrienden van de
studentenvereniging AIESEC, mijn ouders en mijn vriend. Een „dankjewel‟ richt ik ook aan mijn
promotor, Prof. dr. P. Everaert, omdat ze me in de keuze van deze masterproef heeft gesteund. Het zijn
jullie die me de basiskennis voor deze masterproef en verdere loopbaan hebben aangereikt. Ik kijk er naar
uit om mijn professionele loopbaan aan te vatten en sluit hierbij het 6-jarige hoofdstuk aan de Universiteit
van Gent met een warm gevoel af. Hoe graag ik ook heb gestudeerd, aan alle leuke liedjes komt een einde
en pagina‟s zijn er nu eenmaal om omgedraaid te worden…
ABSTRACT
Deze masterproef brengt de relatie tussen CSR in de media en financiële indicatoren in kaart. Het
onderzoeksveld van Corporate Social Responsibility (CSR) is het laatste decennium exponentieel
gegroeid. Desalniettemin, heerst er nog steeds een aanhoudend debat rond de rechtmatigheid en waarde
van de inspanningen voor CSR in de bedrijfswereld. Het eerste deel probeert het begrip CSR te definiëren
aan de hand van verschillende perspectieven waarna we een aantal belangen en initiatieven bespreken.
Nadien schetsen we een achterliggend theoretisch kader. Er bestaan verschillende standpunten voor de rol
van de onderneming in de maatschappij, maar welke rol speelt de media? Hiervoor volgt een korte
analyse van de media als bemiddelaar in de overdracht en vorming van een bedrijfsreputatie bij
verschillende doelgroepen. Als laatste bespreken we de reeds bestaande studies, de gebruikte
methodologieën en gevonden relaties, waarbij we vooral op de gebreken focussen. In een tweede deel
voeren we zelf empirisch onderzoek uit. Het vernieuwende aan dit onderzoek is de methode om CSR te
meten. We hanteren de GRI-richtlijnen als omvattende definitie voor CSR en zoeken voor de
EURONEXT Brussel bedrijven CSR-events in vier media gedurende 2009. We stellen CSR-indexen op
die onder andere de breedte en toon van CSR-berichtgeving per onderneming meten. Eerst beantwoorden
we een aantal deelonderzoeksvragen rond CSR en nadien volgt via correlaties en multivariate regressies
een recursieve test die de relatie tussen CSR en CFP onderzoekt. De resultaten geven een indicatie van
een voorzichtige positieve relatie tussen CSR en CFP maar we kunnen geen conclusies maken over de
richting. Als gevolg sluiten we ons aan bij het standpunt dat sociale verantwoordelijkheid met een aantal
pragmatische voordelen kan worden geassocieerd.
INHOUDSTABEL
LIJST VAN AFKORTINGEN ........................................................................................... 9
LIJST VAN TABELLEN ................................................................................................ 10
LIJST VAN FIGUREN ................................................................................................... 11
LIJST VAN BIJLAGEN ................................................................................................. 12
1 INTRODUCTIE ................................................................................................... 13
2 LITERATUURSTUDIE ........................................................................................ 15
2.1 Definities en kader CSR ...................................................................................... 15
2.1.1 Definities van CSR .................................................................................................. 15
2.1.2 Initiatieven en belangen ........................................................................................ 20
2.1.3 Spanningsveld ....................................................................................................... 22
2.2 Overkoepelende theorieën .................................................................................. 23
2.3 De rol van de media in dit verhaal ....................................................................... 29
2.4 Onderzoeksmethodologieën voor de relatie CSR-CFP ........................................ 31
2.4.1 Event-studie .......................................................................................................... 32
2.4.2 Multivariate regressie ............................................................................................ 33
2.4.3 Operationalisering van de constructen CSR, CFP en controlevariabelen ................... 33
2.5 Empirische studies voor de relatie CSR-CFP ...................................................... 37
2.6 Vorming van de hypothesen ................................................................................ 40
3 EMPIRISCH ONDERZOEK ................................................................................ 41
3.1 Opzet .................................................................................................................. 41
3.2 Dataverzameling ................................................................................................. 41
3.2.1 Keuze media .......................................................................................................... 41
3.2.2 Populatie: EURONEXT Brussel-ondernemingen ....................................................... 42
3.2.3 Conceptueel kader CSR .......................................................................................... 42
3.2.4 Opmaak CSR-indexen............................................................................................. 48
3.2.5 Finaal .................................................................................................................... 48
3.2.6 Relationeel model ................................................................................................. 48
3.3 Beschrijvende statistiek CSR in de media ........................................................... 49
3.3.1 Onderzoeksvragen CSR .......................................................................................... 49
3.3.2 Analyse CSR ........................................................................................................... 50
3.4 Hypothese 1: Relatie CSR-CFP2009 .................................................................. 57
3.4.1 Keuze variabelen ................................................................................................... 57
3.4.2 Beschrijvende statistiek ......................................................................................... 58
3.4.3 Multivariate regressie ............................................................................................ 67
3.4.4 Besluit ................................................................................................................... 71
3.5 Hypothese 2: Relatie CFP2008-CSR .................................................................. 73
3.5.1 Keuze variabelen ................................................................................................... 73
3.5.2 Beschrijvende statistiek ......................................................................................... 73
3.5.3 Multivariate regressie ............................................................................................ 79
3.5.4 Besluit ................................................................................................................... 83
4 CONCLUSIE EN DISCUSSIE ............................................................................. 85
5 REFERENTIES ................................................................................................... 89
6 BIJLAGEN .......................................................................................................... 96
9
LIJST VAN AFKORTINGEN
CSR=Corporate Social Responsibility
MVO=Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
CC=Corporate Citizenship
CFP=Corporate Financial Performance
GRI=Global Reporting Initiative
SRI=Social Responsible Investment
10
LIJST VAN TABELLEN
Tabel 1, p. 42: Bereik % DS, DT, HN, TR in 2008-2009 (Bron cijfermateriaal: CIM, 2009. Verwerking
eigen werk)
Tabel 2, p. 44: AREAS en SUBAREAS CSR (Bron: GRI, 2000. Verwerking eigen werk)
Tabel 3, p. 50: Beschrijvende statistiek „CSR-AREAS‟
Tabel 4, p. 51: Beschrijvende statistiek „CSR-SUBAREAS‟
Tabel 5, p. 52: Beschrijvende statistiek „Media‟
Tabel 6, p. 52: Beschrijvende statistiek „Nature‟
Tabel 7, p. 54: Kruistabel en Chi² „AREA‟ en „NATURE‟
Tabel 8, p. 54: Beschrijvende statistiek „CSR-indexen‟
Tabel 9, p. 55: Beschrijvende statistiek CSR-indexen Bel-20
Tabel 10, p. 55: Beschrijvende statistiek CSR-indexen Euronext-andere
Tabel 11, p. 56: CSR per industrie
Tabel 12, p. 60: Beschrijvende statistiek CFP2009 + controlevariabelen (na aanpassing uitschieters)
Tabel 13, p. 63: Correlatiematrix CSR-CFP2009 (na aanpassingen)
Tabel 14, p. 65: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve CSR-B en netto verkoopmarge
Tabel 15, p. 66: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve ln_CSR-B en netto verkoopmarge
Tabel 16, p. 66: Correlatiematrix CSR-CFP2009 met ln_CSR-B
Tabel 17, p. 68: Regressie CSR-CFP2009: Model Summary
Tabel 18, p. 69: Regressie CSR-CFP2009: ANOVA
Tabel 19, p. 70: Regressie CSR-CFP2009: Coefficients
Tabel 20, p. 72: Correlatiematrix CSR-CFP2009: besluit
Tabel 21, p. 74: Beschrijvende statistiek CFP2008 + controlevariabelen (na aanpassing uitschieters)
Tabel 22, p. 78: Correlatiematrix CFP2008-CSR (na aanpassingen)
Tabel 23, p. 79: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve return_TA en CSR-B
Tabel 24, p. 80: Regressie CFP2008-CSR: Model Summary
Tabel 25, p. 81: Regressie CFP2008-CSR: ANOVA
Tabel 26, p. 82: Regressie CFP2008-CSR: Coefficients
Tabel 27, p. 84: Correlatiematrix CFP2008-CSR: besluit
11
LIJST VAN FIGUREN
Figuur 1, p. 49: Relationeel model (Bron: eigen werk)
Figuur 2, p. 59: Boxplot netto-verkoopmarge
Figuur 3, p. 59: Boxplot totaal activa
Figuur 4, p. 64: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve CSR-B en netto verkoopmarge
Figuur 5, p. 65: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve ln_CSR-B en netto verkoopmarge
Figuur 6, p. 78: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve return_TA en CSR-B
12
LIJST VAN BIJLAGEN
Bijlage 1, p. II: Ondernemingen Euronext-Brussel
Bijlage 2, p. VIII: Kader CSR
Bijlage 3, p. X: Zoekterm Mediargus
Bijlage 4, p. XIII: Gebruikte zoekterm Euronext ondernemingen
Bijlage 5a, p. XVI: Resultaten CSR-events – Bel-20
Bijlage 5b, p.XXX: Resultaten CSR-events – Euronext-andere
Bijlage 6, p. XLI: CSR-indexen
Bijlage 7, p. XLII: CSR-CFP2009
Bijlage 8, p. XLVIII: CFP2008-CSR
Bijlage 9, p. LIV: Correlatiematrix CSR-CFP2009: initieel
13
1 INTRODUCTIE
Deze masterproef bevat twee grote, wederzijds afhankelijke, delen. Het eerste deel omvat een
literatuurstudie, het tweede een eigen empirisch onderzoek. Om de relatie tussen CSR in de media en
financiële indicatoren te onderzoeken, is het noodzakelijk bij een correcte definitie van CSR te starten.
Want wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen nu eigenlijk? We bekijken welke definities en
alternatieve benamingen wetenschappelijke auteurs, de Europese Commissie en andere
belangenverenigingen omschrijven. Vervolgens zullen we een groter kader proberen te schetsen door
verschillende belangen en gerealiseerde initiatieven rond CSR te bespreken. Wat is het belang van CSR in
dit decennium? Wie steunt deze ontwikkelingen? We zullen zien dat er uit verschillende hoeken
initiatieven komen om bedrijven sociaal verantwoord te laten ondernemen. Anderzijds erkennen we het
nog steeds prominente spanningsveld tussen het sociale engagement en de pure bedrijfswinsten. Zullen
sociaal verantwoordelijke ondernemingen financieel beter presteren dan diegenen die minder of niet
investeren in CSR? Of omgekeerd, zijn het de ondernemingen met een betere financiële performantie die
meer investeren in CSR? Deze controversie spoorde onderzoekers en ons aan om de relatie tussen CSR en
CFP te onderzoeken.
Vooraleer we onderzoek over deze dualiteit raadplegen, is het belangrijk de overkoepelende theorieën te
analyseren. Waarom zou er een relatie tussen CSR en CFP bestaan? Welke mechanismen werken deze
relatie in de hand en welke tegen? Hoe werkt dit mechanisme? Hoe kan het fundamentele doel in het
bestaan van een onderneming, winst –en waardemaximalisatie, samengaan met CSR-uitgaven? We zullen
in dit deel een uitgebreide analyse van heersende ideeën maken en zowel standpunten voor als tegen
belichten.
Nadien is het tijd om de rol van de media in dit verhaal uit te werken. Het vernieuwende aan deze studie
is juist het aspect media waardoor we genoodzaakt zijn een link te maken tussen de onderneming, de
media en de doelgroepen. Als we beweren dat de onderneming in CSR investeert en dat de doelgroepen
hierdoor via de media worden beïnvloed, is hier duidelijk een vorm van kennisoverdracht nodig. Hoe
worden ondernemingen in de media gepresenteerd? Zijn er verschillen in hoeveelheid als gevolg van
variabelen zoals grootte of leeftijd? Is de media representatief en geloofwaardig? Dit deel zal een aantal
fundamentele vraagstukken proberen te beantwoorden.
14
De laatste delen van de literatuurstudie bestuderen de bestaande empirische onderzoeken. We letten
hierbij vooral op de gebreken en zoeken naar eensgezindheid. Eerst bespreken we de meest voorkomende
methoden, nadien focussen we ons op de gebruikte operationaliseringen voor de constructen CSR, CFP
en de controlevariabelen. Welke meeteenheden krijgen de voorkeur en hoe worden ze berekend? Zijn er
superieure en inferieure methoden? Bemerken we een evolutie in de laatste decennia? Welke kritiek
wordt er geuit? Concluderend bekijken we een aantal gevonden relaties. Vinden de meeste auteurs een
positieve, neutrale of negatieve relatie?
Omdat de literatuur nog heel wat onbeantwoorde onderzoeksvragen kent, kiezen we tot een eigen
empirische studie over te gaan. Fundamenteel is de vraag hoe wij CSR op een betere manier dan in de
reeds bestaande onderzoeken kunnen operationaliseren. We doen dit aan de hand van alle CSR-
rapportering van de Euronext Brussel-bedrijven die in 2009 in vier media verschenen. Eerst zullen we
deze keuzes verantwoorden en werken we een conceptueel kader voor CSR uit. Nadien volgt de opmaak
van vier CSR-indexen.
De centrale onderzoeksvraag die we trachten te beantwoorden is of er een relatie is tussen CSR en CFP en
in welke richting de relatie loopt. Hiervoor stellen we ons eerst heel wat kleinere vragen om een beter
beeld te krijgen rond het aspect CSR, de media en de bedrijfswereld. Voorbeelden van
deelonderzoeksvragen die we in het empirisch gedeelte analyseren zijn: Over welke CSR-topics wordt het
meeste gerapporteerd in de media? Zijn er verschillen in de hoeveelheid van CSR-rapportering tussen
media? Wordt er vooral negatieve of positieve aandacht besteed? Is er een verband tussen het CSR-topic
en de connotatie? Komen dezelfde topics herhaaldelijk negatief in beeld en de andere steeds positief? Is
er een verschil in CSR-rapportering tussen de grotere bedrijven (=groep Bel-20) en de andere
EURONEXT Brussel-bedrijven? Zijn er verschillen in CSR per industrie?
Pas nadien, via de multivariate regressietechniek, wordt de relatie tussen CSR en CFP belicht. De
correlatie en regressie voeren we tweezijdig uit omdat de richting van het mogelijks causaal verband niet
onomstotelijk vaststaat. We maken hierbij eerst keuzes voor CFP –en controlevariabelen, bestuderen
nadien de beschrijvende statistiek en de lineariteit van de variabelen. Eindigen doen we met de opmaak en
het toetsen van een empirisch model.
15
2 LITERATUURSTUDIE
2.1 Definities en kader CSR
2.1.1 Definities van CSR
‘Corporate social responsibility’ (CSR) of vertaald maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)
neemt in de huidige sociaal bewuste marktomgeving een prominente plaats in op de agenda van de
bedrijven. Een algemene beschrijving van het begrip luidt: ―CSR is often described as any discretionary
corporate activity intended to further social welfare.‖ (Barnett, 2005, p. 4). CSR is dus een activiteit,
bedoeld om de sociale welvaart te verbeteren. Ondanks de recente vooruitgang in de literatuur refereren
auteurs vaak een vroege definitie van CSR: ―the firm‘s considerations of, and response to, issues beyond
the narrow economic, technical, and legal requirements of the firm. [...] in a manner that will accomplish
social benefits along with the traditional economic gains which the firm seeks. It is the firm‘s acceptance
of a social obligation beyond the requirements of the law.‖ (Davis & Blomstrom: Geciteerd in Davis,
1973, p. 312-313). De klemtoon ligt op de sociale voordelen die naast de traditionele economische
winsten met CSR te bereiken zijn. Waarbij de aandacht exclusief op het sociale aspect is gericht.
Eigenaardig is dat de recente en vaak gerefereerde definitie van McWilliams & Siegel (2001, p. 117) nog
niet veel verandering toont. CSR omvat ―actions that appear to further some social good, beyond the
interests of the firm and that which is required by law.‖ CSR gaat dus verder dan simpelweg principes
van winstmaximalisatie en wetgeving volgen.
In de literatuur worden ook andere begrippen gebruikt om deze principes aan te tonen. Begrippen zoals
„corporate social performance‟ (CFP), bedrijfsethiek, „triple bottom line‟ (3P‟s) en „corporate citizenship‟
(CC) of bedrijfsburgerzin. Terwijl deze definities in details verschillen, focussen velen op de ‘vrijwillige
activiteiten van de ondernemingen gericht op het verbeteren van de sociale of
omgevingsgerelateerde condities’ (Aguilera, Rupp, Williams & Ganapathi, 2007; Davis, 1973;
Waddock, 2002; Wood, 1991; Wood & Jones, 1995). Zelfs heel recent omschrijven Siegel & Vitaliano
(2007) dat CSR zich voordoet wanneer ondernemingen zich engageren in activiteiten die de sociale
agenda lijken te bevorderen en dit voorbij wat door de wetgeving is verplicht. Volgens Windsor (2001)
zijn deze definities ontoereikend: ―This appearance-interest-law distinction does not provide a theory of
responsibility or even responsiveness: a profit- comparison, demand-reaction model sidesteps both moral
choices and stakeholder pressures.‖ (p. 503). Inderdaad, deze definities zijn veel te vaag en vermelden
nergens een link met theorie of realiteit.
16
De realiteit bestaat uit een toenemende vraag van werknemers, aandeelhouders, de gemeenschap, de
overheid, klanten en leveranciers naar een engagement van ondernemingen in CSR. Door deze
wijdverspreide vraag bestaan er ook veel standpunten en objectieven en eveneens meerdere definities.
Een sociaal verantwoordelijke onderneming moet een extra inspanning leveren om een beleid te
integreren dat verder gaat dan de minimum wettelijk opgelegde regels en tegelijk bijdraagt tot de relaties
met en de welvaart van belangrijke stakeholders. Consistent hiermee is de Europese regelgeving.
Volgens de Europese Commissie is de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven “een concept waarbij
ondernemingen sociale verantwoordelijkheden en verantwoordelijkheden ten opzichte van het milieu
integreren in hun ondernemingsacties en in de interactie met hun doelgroepen op een vrijwillige basis”
(Europese Commissie, 2001, p. 7). Ook Barnett‟s omschrijving omvat dit bijkomende aspect: ―There are
two characteristics that distinguish acts of CSR from other corporate investments: social welfare
orientation and stakeholder relationship orientation.‖ (Barnett, 2005, p. 10).
Heel belangrijk aan het begrip CSR is haar externe focus; de sociale invloeden van de onderneming op
haar omgeving en haar stakeholders. Sommige auteurs prefereren de recentere term „Corporate
Citizenship’ (CC) (Matten, Crane & Chapple, 2003; Matten & Crane, 2005). Zij focussen zich op het
idee dat de moderne onderneming de positie van verantwoordelijke burger in dient te nemen. Het idee van
relaties en betrokkenheid met de lokale gemeenschap en de bijhorende menslievendheid.
Bedrijfsburgerzin wordt echter in de meeste gevallen tot een beperkend concept gepercipieerd en krijgt
kritiek dat het niet allesomvattend genoeg is: ―but corporate citizenship is nowhere near as morally
robust as was corporate social responsibility and does not serve as an adequate replacement term‖
(Logsdon & Wood, 2002, p. 158). Oorspronkelijk werd CC enkel een filantropische rol toegekend.
Nadien nam haar rol een nieuwe en veel bredere plaats in, zoals een politieke rol voor de onderneming.
We concluderen dat er ook voor dit begrip geen eensgezinde definiëring bestaat. Wat wel heerst is dat
ondernemingen een gelijkaardige functie als de overheid, met dezelfde sociale verantwoordelijkheden,
toegekend krijgen. Met dit perspectief is CC veel meer dan een vernieuwde versie van CSR (Matten,
Crane & Chapple, 2003). Ondanks er veel redenen gelden om CC als term te verkiezen of alleszins als
verschillend van CSR te interpreteren, gebruiken wij net als andere auteurs (bijvoorbeeld Orlitzky, 2008)
de termen als synoniemen.
17
Een andere prominent aanwezig concept is ‘Corporate Social Performance’ (CSP). Dit concept wordt
het best omkaderd door de definitie van Wood (1991, p. 693): ―a business organization‘s configuration
of principles of social responsibility, processes of social responsiveness, and policies, programs, and
observable outcomes as they relate to the firm‘s societal relationships.‖ In tegenstelling tot CC wordt
CSP in de literatuur als een algemeen concept beschouwd. Niettegenstaande dat de termen CSR en CSP
vaak verwisseld worden gebruikt, is er volgens Barnett een belangrijk onderscheid, waaronder ―CSP may
be described as a snapshot of a firm‘s overall social performance at a particular point in time; a
summary of the firm‘s aggregate social posture.‖ (2005, p. 9). Carroll kadert dit begrip in een
conceptueel model waarbij hij verschillende dimensies beschrijft. Aan de definitie belicht hij zowel de
economische verantwoordelijkheid tegenover investeerders en consumenten, de legale
verantwoordelijkheid tegenover de overheid en de wet, de ethische aan de samenleving en discretionair
naar de gemeenschap (1979, p. 499). Ook interessant is Carroll‟s meer recente piramide voor CSR,
bestaande uit economische verantwoordelijkheden onderaan, opbouwend de wettelijke, de ethische en
helemaal bovenaan de verantwoordelijkheid een „goede burger te zijn‟ (1991, p. 42). CSP wordt dus
beschouwd als een breed construct, opgebouwd uit enerzijds de relaties met stakeholders en anderzijds
het managen van sociale vraagstukken (Clarkson, 1995; Wood, 1991).
De ‘Triple Bottom Line’ of ‘People, Planet, Profit’ (3P’s) refereert naar een situatie waar bedrijven hun
inspanningen harmoniseren om op die manier economische leefbaarheid, milieuvriendelijkheid en sociale
verantwoordelijkheid op een lijn te krijgen (Elkington, 1997). Een beschrijving van de 3P‟s door het
kenniscentrum MVO Netwerk Vlaanderen maakt duidelijk dat ‘profit’ de economische dimensie van
ondernemen is. Hierbij worden goederen en diensten, voortgebracht door winsten, als maatstaf voor de
maatschappelijke waardering beschouwd. „People’ is de sociale dimensie van ondernemen. Deze peiler
omvat de gevolgen van ondernemen voor mensen binnen en buiten de onderneming. Alsook „Planet’,
dewelke de milieudimensie omvat en de effecten van ondernemen op het natuurlijke leefmilieu (MVO
Vlaanderen, 2010).
18
„Maatschappelijk‟ en „Verantwoord‟ Ondernemen, welke verantwoordelijkheden omvat dit concept nu
allemaal en waarom houden bedrijven er rekening mee? Ghillyer (2010) definieert drie types CSR;
ethische, altruïstische en strategische. Ethische CSR representeert de puurste vorm waarbij organisaties
een duidelijke sociale betrokkenheid in hun financiële verantwoordelijkheden tegenover aandeelhouders
tonen en tevens hun wettelijke verantwoordelijkheden tegenover de lokale gemeenschap en de
samenleving opnemen. De ondernemingen willen „goed doen‟ tegenover al hun doelgroepen.
Altruïstische CSR omvat een eerder filantropisch standpunt waarbij de onderneming doneert aan allerlei
programma‟s. Ze tracht terug te geven aan de samenleving wat ze door haar werking vernietigt. Dit
laatste perspectief gaat volgens critici (Porter & Kramer, 2002) lijnrecht in tegen het
winstmaximaliserende perspectief en de waardecreatie voor de aandeelhouders. De best aanvaarde vorm
is de strategische CSR. Deze vorm steunt initiatieven die een goede reputatie en goodwill leveren waarna
de onderneming onder andere meer verkopen en uiteindelijk een betere rendabiliteit binnenhaalt. Op deze
manier kunnen de verplichtingen tegenover de aandeelhouders ook worden nagekomen (Ghillyer, 2010, p.
89-90). Zijn visie bespreken we uitgebreider in het theoretische deel.
Business & Society Belgium, een ledenvereniging die een 50-tal bedrijven en bedrijfsfederaties uit
verschillende sectoren rond MVO samenbrengt, verwoordt MVO als: “een koepelbegrip dat alle
bijdragen door bedrijven aan duurzame ontwikkeling omvat. Het gaat om de Triple Bottom Line ofwel de
3P's: People, Planet en Profit. Het gaat om vrijwillige initiatieven van ondernemingen en dus om verder te
gaan dan wettelijke verplichtingen. Het gaat om meerwaarde en strategie, want MVO gaat verder dan
idealisme en brengt concrete resultaten op. Het gaat over anticiperen op snelle veranderingen in de
economie en in de samenleving. Het gaat om actie en innovatie. Het gaat over een visie op lange termijn
en over de duurzaamheid van ondernemingen. Het gaat om een complex gegeven, want MVO is rekening
houden met talrijke doelgroepen, die vaak tegengestelde belangen en verwachtingen hebben” (Business &
Society Belgium, 2010).
19
Matten & Moon (2008, p. 405) markeren de heterogeniteit van de definities van CSR op de volgende
manier: ―CSR is an umbrella term overlapping with some, and being synonymous with other, conceptions
of business–society relation.‖ Volgens Margolis & Walsh (2003) bestaat er juist door dit gebrek aan
duidelijke definities en veronderstellingen heel wat verwarring in de bestaande literatuur. Een veelheid
aan begrippen zorgen voor inconsistenties. Maar wij besluiten, net als Van Marrewijk (2003), na een
uitgebreide analyse van CSR-concepten dat “one solution fits all”-definitie voor CSR uitgesloten is. Net
die verschillende specifieke definities, aangepast aan de ambities van individuele ondernemingen, vormen
een grote rijkdom. Hij deelt de ruime definitie van CSR op in vijf dimensies (naleving, winstgedreven,
zorgzaam, synergetisch, holistisch) en legt de keuze bij de ondernemingen om een positie te kiezen. Wij
nemen de wetenschappelijk gedefinieerde verschillen op, maar concluderen dat ze allemaal een
menselijkere, meer ethisch verantwoorde en sociale manier van ondernemen impliceren. Het is aan de
onderneming om een keuze te maken hoe ze dit zullen doen. Volgens ons steken de gelijkenissen boven
de verschillen uit en hanteren in de hiernavolgende analyse het allesomvattende begrip CSR. We stellen
vast dat CSR een ethisch concept is en dat de inhoud van CSR steeds evolueert. Daarom is er geen
precieze definitie voor CSR en is het hanteren van een algemene standaard geen optie.
De verschillende definities leggen de nadruk op verschillende dimensies, diverse belangen van
stakeholders en de complexiteit van CSR. Het in acht nemen van alle ladingen moet op een geïntegreerde
manier gebeuren. Hoe kunnen beleidsmakers, managers en onderzoekers deze verzoenen? Hiervoor biedt
het GRI-verslaggevingsraamwerk een uitermate relevante leidraad. Het ‘Global Reporting initiative’
(GRI) bekijkt duurzaamheid als een breed begrip dat wordt beschouwd als synoniem van andere
begrippen zoals CSR, MVO en de 3P‟s. Het GRI-raamwerk moet dienen als een algemeen aanvaard
systeem voor verslaggeving over de economische, milieugerelateerde en sociale prestaties van een
organisatie. Als componenten gebruiken ze zowel economische, milieugerichte als sociale aspecten,
waaronder arbeidsomstandigheden en volwaardig werk, mensenrechten, maatschappij en
productverantwoordelijkheid. Deze verschillende dimensies worden nog diepgaander in meer concrete
deelaspecten opgedeeld (GRI, 2000). Omdat deze indeling allesomvattend is, kiezen we het GRI-
raamwerk als basis voor de operationalisering van CSR in het empirisch gedeelte (zie infra).
De recente definities leggen de nadruk op het sociale en het ecologische aspect van CSR. Een eerste
onderzoeksvraag die we uit dit deel halen is: Over welke CSR-topics wordt het meeste gerapporteerd in
de media? Is hier ook een dominantie van het sociale en het milieu te bemerken?
20
2.1.2 Initiatieven en belangen
In het vroege werk van Davis (1973) werd CSR nog reactief in de plaats van proactief bekeken. De
klemtoon was nauw gesitueerd bij het sociale aspect en minder of niet bij het ecologische, de
productverantwoordelijkheid, het respecteren van mensenrechten of werkomstandigheden. Er was nog
geen sprake van een zekere morele verplichting, laat staan een geloofwaardige relatie tussen CSR en
economische winsten. De sociale rol stond naast die van rendabiliteit. In tegenstelling tot vandaag waarbij
er uit verschillende hoeken initiatieven komen om bedrijven sociaal verantwoord te laten ondernemen.
Vandaag krijgen ondernemingen steeds meer externe druk om zich een zeker kader van CSR eigen te
maken. Wettelijke verplichtingen zijn onbestaande, maar vele instanties werken tools uit. Zo werd in het
Groenboek, opgesteld door de Europese Commissie in 2001, gekeken naar de bevordering van een
Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven. De Commissie wil hiermee bereiken
dat bedrijven in het kader van hun bedrijfsactiviteiten en in hun relaties met andere partijen vrijwillig
aandacht aan sociale kwesties en het milieu schenken. “Door hun sociale verantwoordelijkheid te nemen
doen de bedrijven meer dan wettelijk van hen wordt verwacht: ze investeren in menselijk kapitaal, het
milieu en hun relaties met andere betrokken partijen. Door meer te doen dan wettelijk is voorgeschreven
(bijvoorbeeld door in milieuvriendelijke technologieën en bedrijfsactiviteiten te investeren) kunnen
bedrijven hun concurrentiepositie versterken. Ook op sociaal vlak (bijvoorbeeld op het vlak van
opleidingen, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen) kunnen maatregelen die het strikt
juridische kader overstijgen, rechtstreekse gevolgen voor de productiviteit hebben. Door hun sociale
verantwoordelijkheid te nemen kunnen bedrijven op veranderingen inspelen en sociale ontwikkelingen
met het streven naar een betere concurrentiepositie verzoenen” (Europese Commissie, 2001, p. 7).
Belangrijk is de vanzelfsprekendheid van een link tussen CSR, concurrentiepositie en productiviteit.
Nadien volgden door de Commissie nog een aantal Mededelingen. Bijvoorbeeld in 2002 over de sociale
verantwoordelijkheid van bedrijven: „een bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling‟ en
in 2006 de „tenuitvoerlegging van het partnerschap voor groeien en werkgelegenheid: Europa moet een
voorbeeld worden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen‟. Ondernemingen vinden
bij de Europese initiatieven alvast een kader terug.
Uit de bedrijfswereld zelf merken we eveneens een stijgende interesse voor het belang van CSR,
bijvoorbeeld door hun deelname aan allerhande initiatieven. Instellingen zoals „CSR Europe’, een
organisatie zonder winstbejag dat het gebruik van CSR promoot, of „CSR Vlaanderen’ geven deze
evolutie weer. Aan het netwerk van CSR Europe nemen 27 nationale partners en 75 multinationale
bedrijven deel (CSR Europe, 2010). Ook het besproken „Global Reporting Initiative’ (zie supra)
rapporteert dat duizenden ondernemingen in verschillende industrieën reeds CSR-rapporten, deels
gebaseerd op hun richtlijnen, publiceerden (GRI, 2010).
21
Ook investeerders hechten steeds meer belang aan de sociale verantwoordelijkheid van „hun‟ bedrijven.
Consolandi, Jaiswal-Dale, Poggiani & Vercelli (2008) wijzen op het steeds toenemende toezicht van
investeerders op de niet-financiële aspecten van bedrijfsperformantie. Velen vinden deze informatie in
sociale indexen, zoals de „Dow Jones Sustainability Stoxx Index‟ (DJSSI). Hun onderzoek suggereert
dat de evaluatie van de CSR-performantie van een onderneming een significant criterium is voor het
toewijzen van vermogen. Investeerders maken bewust ethische keuzes door meer waarde te hechten aan
aandelen die in een ethische index zijn opgenomen (Consolandi, Innocenti & Vercelli, 2009). De „DJSI‟-
indexen, gelanceerd in 1999, waren de eerste die de financiële performantie van de leidende duurzame
ondernemingen wereldwijd groepeerden (DJSI, 2010). Een andere benchmark voor een duurzame
belegging is de „FTSE4Good‟. Deze index meet de performantie van ondernemingen in hun
tegemoetkoming aan wereldwijd aanvaarde CSR-standaarden (FTSE, 2010). De studie van Hill,
Ainscough, Shank & Manullang (2006) analyseert de lange termijn positieve reacties van investeerders
op CSR-activiteiten. De sociaal verantwoordelijke investeringen blijken op lange termijn positieve
gevolgen op de marktwaarde van de ondernemingen aan te tonen.
Sociaal verantwoord investeren of ‘Social Responsible Investment’ (SRI) is tijdens recente jaren enorm
ontwikkeld. Volgens een analyse van Sparkes & Cowton (2004) markeert deze groei positieve
vooruitzichten voor een stijgend sterke band met CSR. Hun studie argumenteert dat SRI niet alleen
significant is gegroeid maar zich eveneens heeft ontwikkeld. Meer specifiek kunnen we al spreken over
een echte filosofie die de grote financiële instituten in hun handelen gebruiken. Verder is ook de eerste
beurs voor sociale ondernemingen in de maak. De Impact Investment Exchange (IIX) in Singapore zal
zich misschien aansluiten bij een bestaande beurs als sociaal equivalent van de gewone aandelenbeurs.
“De beurs moet dienen als een handelsplatform waar investeerders aandelen en obligaties kopen van
sociale ondernemingen in Singapore, Thailand, en Bangladesh. Zowel winstgevende bedrijven met een
sociale missie, als ondernemingen zonder winstoogmerk kunnen er terecht. De IIX wil een liquide en
transparante markt creëren waar sociale ondernemingen gemakkelijk kapitaal kunnen ophalen om zo
sneller impact te hebben op hun omgeving. Ook wil de beurs investeerders in staat stellen om zowel
financiële als sociale „dividenden' te verdienen met dezelfde investering.” (De Bode, 2010, 8 juli). Ook in
de recente academische literatuur vinden we verwijzingen naar sociaal investeren. Een analyse van
Mackey, Mackey & Barney (2007) stelt eveneens empirisch vast dat aandeelhouders meer willen dan
louter winstmaximalisatie en ervoor kiezen te investeren in sociaal verantwoorde activiteiten. Ze opteren
voor het gegeven dat de verdisconteerde kasstromen niet zullen stijgen maar wel de marktwaarde (p. 818).
Sociaal investeren is geen modepraatje, er wordt wel degelijk naar gehandeld.
22
Afsluitend is het belang van sociaal verantwoord ondernemen ook doorgedrongen tot de kaderleden. Een
recent onderzoek van McKinsey & Company (2007) ondervroeg wereldwijd 2687 kaderleden naar hun
visie op ondernemen en de samenleving. Liefst acht op tien respondenten geloofden dat ondernemingen
een positieve impact op de samenleving hadden, terwijl dit twee jaar ervoor nog zeven op tien
respondenten waren. Bijna de helft vindt dat de gezondheidsindustrie de grootste positieve bijdrage levert.
De kaderleden lijken goed te weten dat CSR-activiteiten, vooral op het gebied van milieu, heel belangrijk
zijn om het publieke vertrouwen te winnen. De tactieken die het meeste worden gebruikt om hun CSR-
beleid over te brengen zijn op een gedeelde eerste plaats „de media en public relations‟ en „lobbyen met
overheden en regulatoren‟.
We concluderen dat een goede CSR-strategie voor vele belangengroepen een niet te missen indicator voor
financiële performantie is. Er worden op een hoger niveau kaders aangeboden en beslissingen gemaakt.
Interessant is dat een veel gebruikte methode om het CSR-beleid over te brengen via de media gebeurt.
We komen nog terug op de kenmerken van dit medium maar eerst ontdekken we het spanningsveld en de
vele overkoepelende theorieën.
2.1.3 Spanningsveld
Er heerst een voortdurend debat over de rechtmatigheid en waarde van inspanningen door bedrijven op
vlak van CSR. Recent stimuleren klanten, werknemers, leveranciers, de omgeving, de overheid en
sommige groepen aandeelhouders ondernemingen in het nemen van aanvullende investeringen in CSR.
Sommige bedrijven beantwoorden deze vraag door meer middelen aan CSR te spenderen, terwijl anderen
twijfelen en zich weerhouden. Een vaak geformuleerd argument is dat deze investeringen inconsistent
zijn met hun inzet voor het maximaliseren van de winst. Terwijl anderen, zoals Kotler & Lee, een breed
scala aan voordelen van CSR opsommen zoals verhoogde verkopen en marktaandeel, sterkere
positionering van het merk, verbeterd bedrijfsimago, sterkere mogelijkheden om werknemers aan te
werven, te motiveren en te behouden, dalende operationele kosten en aantrekkelijkheid voor investeerders
en financiële analisten (2005, p. 10-11).
Deze controversie spoorde onderzoekers aan om de relatie tussen CSR en CFP te onderzoeken. Zullen
sociaal verantwoordelijke ondernemingen financieel beter presteren dan diegenen die minder of niet
investeren in CSR? Voor het bereiken van een stijging in CFP zal een investering in CSR uiteindelijk de
onderneming haar inkomsten moeten verhogen of haar kosten verlagen. In het volgende deel onderzoeken
we de mechanismen, lees als „onderliggende theorieën‟, die aan de basis van deze vaststelling liggen. Het
spanningsveld tussen sociaal en winsten is duidelijk: ―A business has many stakeholders – shareholders,
employees, customers, suppliers, local communities, NGOs, governments, society as a whole – whose
feelings, opinions and reactions it must take into account, and whose interests and welfare it must
consider on both moral and prudential grounds. The profits of businesses, however, accrue to
shareholders only‖ (Henderson, 2001, p. 156-157).
23
2.2 Overkoepelende theorieën
Het onderzoeksveld voor CSR beslaat niet enkel een veelheid aan definities maar ook een berg aan
theorieën. Volgens Garriga & Melé (2004) focussen de meest relevante theorieën van CSR op een van de
vier aspecten; economie, politiek, sociale integratie of ethiek. De politieke theorieën kaderen sociale
macht in de relatie van de onderneming met de gemeenschap en haar verantwoordelijkheid tegenover de
politieke sferen. Deze relaties leiden de onderneming ertoe om “de sociale verplichtingen en rechten te
accepteren of te participeren in een bepaalde sociale samenwerking” (Garriga et al., p.52). De
geïntegreerde theorieën bevatten het idee dat de bedrijfsvoering verwacht wordt een antwoord te bieden
aan de sociale vraag. Ze argumenteren dat de “bedrijfsvoering afhangt van de gemeenschap voor haar
continuïteit en groei” (Garriga et al., p.52). Daarnaast hebben de ethische theorieën als uitgangspunt de
ethische waarden. Een vierde groep theorieën omvat instrumentele aspecten waarbij de assumptie geldt
dat “de onderneming een instrument is voor waardecreatie en dat dit de enige sociale
verantwoordelijkheid is. CSR wordt verstaan als een middel tot het bereiken van winst” (Garriga et al.,
p.52). Deze introductie toont meteen dat de berg theorieën hoog is. We selecteren in de volgende
paragrafen de meest gehanteerde en voor ons onderzoek best ondersteunende exemplaren.
Een extreem negatief perspectief is de ‘Agency-theorie’. Volgens Friedman (1970, p. 305):―there is one
and only one social responsibility of business—to use its resources and engage in activities designed to
increase its profits so long as it stays within the rules of the game, which is to say, engages in open and
free competition without deception or fraud.‖ Hij beweert dat engageren in CSR symptomatisch is van
een agency-probleem; een conflict tussen de interesses van managers en aandeelhouders. Managers
gebruiken CSR als een middel voor hun eigen sociale en politieke agenda‟s en hun carrière ten koste van
de aandeelhouders. Vanuit een sociaal perspectief zouden de middelen voor CSR beter gespendeerd
worden aan het verhogen van de efficiëntie van het bedrijf. CSR is een misplaatst gebruik van
bedrijfsmiddelen dat beter gebruikt zou worden voor interne projecten die waarde vermeerderen of aan
uitgekeerde middelen aan aandeelhouders. Hierbij toont CSR het eigenbelang van managers en de
hiermee gepaard gaande reductie van de rijkdom van aandeelhouders. Wright & Ferris (1997)
onderzoeken dit agency-conflict en ondervinden dat managers inderdaad door niet-economische druk
beslissingen kunnen nemen die de waarde voor aandeelhouders vernietigen. Managers tonen hierbij een
egoïstisch gedrag puur voor zichzelf een positieve reputatie te creëren ten koste van de aandeelhouders (p.
81).
24
Aan de andere kant komt er almaar meer druk waarbij de verantwoordelijkheden van de onderneming
ruimer dan louter winstmaximalisatie voor de aandeelhouders worden gezien. In lijn hiermee kadert de
‘Stakeholder-theorie’ (Wood et al., 1995; Clarkson, 1995; Freeman, 1994; Jones, 1995; Mitchell, Agle
& Wood, 1997). De pionier Freeman lanceerde in 1984 het idee dat managers hun beleid op verschillende
doelgroepen moeten afstemmen. Niet enkel de aandeelhouders maar ook werknemers, klanten,
leveranciers en de gemeenschap. Door deze theorie wordt het mogelijk om concepten van het
bedrijfsleven met ethische concepten te combineren. Dit is belangrijk omdat deze groepen hun steun aan
het bedrijf zouden kunnen terugtrekken (Freeman, 1994). Ook Davis (1973) verklaarde reeds dat het de
publieke opinie is die finaal de goedkeuring geeft aan de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven.
Verleent het publiek meer waarde aan de winstmaximalisatie of rekenen ze op de ondernemingen hun
verantwoordelijkheid om middelen in te zetten voor de sociale omgeving? Er werd onderzocht welke
stakeholders managers belangrijk vinden om rekening mee te houden. Mitchell et al. (1997) ontwikkelden
een theoretisch model met de karakteristieken van stakeholders, steunend op de typologie waarbij
stakeholders die meer macht, legitimiteit en druk uitoefenen op het management ook als belangrijker
worden aanzien.
‘Instrumentele stakeholder-theory’ maakte deze theorie sterker door haar te relateren aan de
transactiekosteneconomie van Williamson (1975). Zo draagt CSR positief bij tot de verstandhouding
tussen de onderneming en haar stakeholders. Bedrijven die met hun doelgroepen een vertrouwensrelatie
opbouwen, zullen een competitief voordeel hebben tegenover anderen die deze samenwerking ontbreken
(Jones, 1995). Voor een omvattende definitie van „stakeholders‟ citeren we Clarkson (1995, p. 106):
―Stakeholders are persons or groups that have, or claim, ownership, rights, or interests in a corporation
and its activities, past, present, or future. Such claimed rights or interests are the result of transactions
with, or actions taken by, the corporation, and may be legal or moral, individual or collective.
Stakeholders with similar interests, claims, or rights can be classified as belonging to the same group:
employees, shareholders, customers, and so on.‖
Net als Mitchell et al. (1997) spreekt Clarkson (1995) over een onderscheid tussen stakeholders. Hij
definieert „primary‟ of „private‟ stakeholders en „secondary‟ of „public‟ stakeholders. Van der Laan, Van
Ees & Van Witteloostuijn (2007) veronderstellen dat deze laatste meer op de reputatie voor goede CSR
van een onderneming steunen dan „primary‟ stakeholders die een directe relatie hebben. Klanten,
leveranciers en andere „primary‟ doelgroepen kunnen de onderneming haar betrokkenheid in CSR
beïnvloeden via hun uitwisselingen. Ook Hillman and Keim maken een onderscheid tussen groepen
stakeholders en verdedigen dat: ―Building better relations with primary stakeholders like employees,
customers, suppliers, and communities (Freeman, 1984) could lead to increased financial returns by
helping firms develop intangible but valuable assets which can be sources of competitive advantage. [...]
Participating in social issues not related to the firm‘s direct relationship with primary stakeholders,
however, may not create similar value for shareholders.‖ (Hillman and Keim, 2001, p. 126).
25
De paper van Barnett (2005) bekijkt hoe de financiële voordelen variëren als een resultaat van
„SIC=Stakeholder Influence Capacity‟. Dit construct ziet hij als de „missing link‟ die de variaties in
effecten in de relatie tussen CSR en CFP verklaart. Zijn standpunt is heel interessant omdat hij de macht,
de invloed van doelgroepen in de financiële returns voor CSR in kaart brengt. Het zijn deze groepen die
goedkeuring of afwijzing aan het gebruik van CSR gunnen, waardoor CFP wordt beïnvloed. Het doel van
Barnett is een diepere verstaanbaarheid van de onderliggende drijfveren of en wanneer particuliere
ondernemingen positieve financiële returns uit CSR verdienen. Zijn visie geeft een beslissende invloed
aan de stakeholders voor de slaagkansen van CSR-initiatieven ―If we assume that stockholders are the
sole owners of a firm, this paper argues that a firm should not engage in an act of CSR that is unlikely to
offer a compensating increase in stakeholder favor or stakeholder influence capacity.‖ (Barnett, 2005, p.
41). Ook Frooman (1999) bestudeert de invloed van doelgroepen en biedt een benadering op de vraag hoe
de stakeholders de onderneming beïnvloeden. Hij gebruikt een „macht/afhankelijkheid‟-perspectief en
vormt een classificatie van strategieën.
Jones (1995) ontwikkelde een model dat de economische theorie met ethiek integreert. Hij stelde vast dat
ondernemingen die de waarde „vertrouwen‟ in hun bedrijfsvoering met stakeholders hanteren en zich
werkelijk engageren in ethisch gedrag, een competitief voordeel bereiken. Ze ontwikkelen een langdurige
productieve relatie met deze doelgroepen. ―Certain types of corporate social performance are
manifestations of attempts to establish trusting, cooperative firm/stakeholder relationships and should be
positively linked to a company‘s financial performance. [...] firms that contract (through their managers)
with their stakeholders on the basis of mutual trust and cooperation will have a competitive advantage
over firms that do not. [...] They will experience reduced agency costs, transaction costs, and costs
associated with team production. More specifically, monitoring costs, bonding costs, search costs,
warranty costs, and residual losses will be reduced‖ (Jones, 1995, p. 422-430).
Bedrijven die betrokken zijn in verschillende transacties met stakeholders op basis van vertrouwen en
samenwerking hebben een stimulans om eerlijk en ethisch te zijn, aangezien zulk gedrag voordelig is
voor het bedrijf. Voortbouwend op de stakeholder-theorie ontwierp Jensen (2002) het begrip ‘verlichte
waardemaximalisatie’. De nadruk legt hij op de lange termijn waardemaximalisatie als doel van de
onderneming en als criterium voor een evenwicht tussen de belangen van verschillende doelgroepen. Dit
in tegenstelling tot het korte termijn denken van de „theory of the firm‟ (zie infra) en het denkpatroon van
aandeelhouders. Sociaal verantwoord ondernemen, relaties met verschillende doelgroepen, betere
reputatie, een stijgende competitiviteit, ontwikkeling van ontastbare activa en andere voordelen,
waardemaximalisatie op lange termijn. Dit dominante paradigma voor CSR lijkt voor dit onderzoek de
ideale basis om CSR aan CFP te linken.
26
Het idee van een competitief voordeel vinden we ook terug bij de ‘Recourse-Based view of the firm’.
CSR is een middel tot het opbouwen van een aanhoudend competitief voordeel. Hart (1995) zijn
conceptueel model, gebaseerd op de bedrijfsrelaties met de natuurlijke omgeving, omvat drie gerelateerde
strategische middelen/capaciteiten. Dit zijn de preventie van vervuiling, de productbeheersing en een
duurzame ontwikkeling. De auteurs Burke & Logsdon (1996) argumenteren dat een strategische
implementatie van CSR zal resulteren in vijf strategische voordelen/uitkomsten: consumententrouw,
toekomstige aankopen, nieuwe producten, nieuwe markten en een stijgend rendement. Ook Barney
spreekt over het bereiken van een competitief voordeel door onder andere een positieve reputatie waarbij
hij nog een stapje verdergaat en de term ‘sustained competitive advantage’ introduceert. ―A firm is said
to have a sustained competitive advantage when it is implementing a value creating strategy not
simultaneously being implemented by any current or potential competitors and when these other firms are
unable to duplicate the benefits of this strategy.‖ (Barney, 1991, p. 102). Middelen die heel waarschijnlijk
tot een competitief voordeel leiden, voldoen aan vier criteria: waardevol, zeldzaam, niet te imiteren en de
onderneming moet georganiseerd zijn om deze middelen efficiënt in te zetten. Deze aanvulling door
Barney is heel belangrijk waardoor CSR niet enkel een middel voor een aanhoudend competitief voordeel
is maar tevens een unieke factor blijkt die niet te kopiëren is door concurrenten.
Een ander perspectief dat op winstmaximalisatie is gebaseerd, is dat van ‘Theory of the firm’
(McWilliams et al., 2001, 2006) of „Neo-liberaal’. CSR is een integraal deel van de bedrijfsvoering en
moet als een investering worden bekeken. CSR wordt geassocieerd aan producten, productieprocessen en
de opbouw van een reputatie (2006). McWilliams et al. (2001) argumenteren dat wanneer CSR-
initiatieven direct gerelateerd zijn aan een grotere competitiviteit, zoals bijvoorbeeld in het geval van
bescherming van de bedrijfsreputatie, de korte termijn interesses van aandeelhouders CSR zullen
stimuleren. Ook Aguilera et al. (2007) analyseren het standpunt van de aandeelhouders pro korte termijn
winstgevendheid. Deze druk voor korte termijn prestaties maakt de eigenaars vatbaar voor de steun aan
investeringsmiddelen in sociaal verantwoorde initiatieven. Dit enkel wanneer er een directe associatie is
met de winsten, waaronder het verhogen van korte termijn competitiviteit (p. 20). De auteurs
argumenteren dat managers CSR initiatieven zullen implementeren wanneer deze aansluiten bij hun
instrumentele functie van waardecreatie voor de aandeelhouders, stijgende competitiviteit en
winstgevendheid.
27
Heel nauw aansluitend bij de stakeholder-theorie ligt de visie van ‘bedrijfsreputatie’ (Fombrun &
Shanley, 1990; Schultz, Mouritsen & Gabrielsen, 2001). Stakeholders meten de relatieve verdiensten van
ondernemingen door het interpreteren van boodschappen via de bedrijven zelf, de media of andere
informatiebronnen (Fombrun et al., 1990). Bedrijven die zich engageren in CSR kunnen naast de creatie
van gewenste attitudes bij hun doelgroepen eveneens, op lange termijn, een bedrijfsimago opbouwen en
de onderlinge relaties versterken. Fombrun (2001) beschrijft bedrijfsreputatie als een strategisch activa en
een bron van economische waarde: ―In time, favorable perceptions of a company by these key recourse-
holders crystallize into intangible assets that we call ‗corporate reputations‘. I suggest that these
reputations have intrinsic economic value because they affect a company‘s bottom-line performance.‖ (p.
307). De reputatie van een onderneming komt door meerdere invloeden tot stand. Hij noemt ze
bouwstenen en neemt in het lijstje zowel „producten en diensten‟, „emotionele aanspraak‟, „visie en
leiderschap‟, „financiële performantie‟, „omgeving van de werkplek‟, maar ook „sociale
verantwoordelijkheid‟ op. CSR is dus niet exclusief de verklarende variabele van reputatie maar de link is
wel duidelijk (Fombrun, 2001). Vanhamme & Grobben (2009) bestuderen de effectiviteit van het gebruik
van positieve CSR om een crisis of een negatieve reputatie om te buigen. Wat blijkt is dat enkel CSR op
langere termijn werkt en een korte termijn reactie enkel met scepticisme wordt onthaald. In onze studie
zullen we CSR dan ook per bedrijf op een jaarbasis meten en samenbrengen tot een reputatie-index (zie
infra). Een reputatie bouw je niet op 1 dag!
Volgens het „reputatie-perspectief‟ kan een onderneming haar communicatie met externe partijen helpen
een positief imago met consumenten, investeerders, bankiers en leveranciers op te bouwen (Fombrun &
Shanley, 1990). Een positieve reputatie leidt bijvoorbeeld tot meer „goodwill‟ bij de werknemers welke
de financiële output stimuleert (Davis, 1973; Waddock & Graves, 1997). Martin, Petty & Wallace (2009)
hun perspectief is dat CSR in het algemeen en specifiek bij de reputatie van de onderneming ook kan
teruggebracht worden tot „waardemaximalisatie voor de aandeelhouder‟. Dit betekent dat „verlicht‟
eigenbelang van aandeelhouders eerder dan „altruïsme‟ de onderliggende drijfveer van CSR is. Dit doel is
consistent met zowel Jensen (2002) als Porter & Kramer (2002, 2006) waarbij Jensen ‘verlichte’
stakeholder-theorie omschrijft als deze waarbij de waardecreatie voor aandeelhouders een superieur doel
krijgt. Uitgaven die louter filantropisch gebeuren, zonder enig competitief voordeel en met de
goedkeuring van investeerders, staat niet gelijk aan „goed doen‟ voor de onderneming (Porter et al., 2002,
2006).
28
Hoe moeten we nu omgaan met deze theorieën? In de praktijk zullen bedrijven niet exclusief volgens één
theorie strategisch handelen maar een balans tussen de waarde voor de aandeelhouders en voor de andere
doelgroepen zoeken. Afgeleid van de „verlichte‟ stakeholder-theorie verklaren ook andere recente
theorieën dat ondernemingen zich bezighouden met ‘profit-maximizing’-CSR (zie „theory of the firm‟:
McWilliams & Siegel, 2001 en Baron, 2001). Bedrijven doen aan CSR en verdragen deze additionele
kosten omdat ze voordelen als return verwachten. Deze voordelen kunnen zowel een betere reputatie en
de mogelijkheid om een hogere prijs te vragen als het rekruteren van kwalitatieve werknemers inhouden.
Vanuit een breder theoretisch perspectief uitte Windsor (2001) kritiek op het idee waarbij enkel naar de
zogenaamde „waardemaximaliserende ethiek‟ (profit-maximizing ethics), in plaats van naar de „kostbare
liefdadigheid‟ (costly philanthropy) gekeken wordt. ―The resulting profit-maximizing changes may be
indistinguishable from any other instance of amoral market behavior and, hence, may not prove a
sufficient conception of either responsibility or responsiveness‖ (2001, p. 504).
Onderzoek rond dit evenwicht gebeurde door Mackey et al. (2007). Zij concluderen dat sommige CSR-
activiteiten inderdaad ten voordele van de winstmaximalisatie van de aandeelhouders zijn en dus een
stijging van de verdisconteerde kasstromen impliceren. Bijvoorbeeld wanneer CSR tot een
productdifferentiatie leidt (McWilliams et al., 2001; Waddock et al., 1997) of het openbaar risico
verkleint (Godfrey, 2005). Godfrey lanceert hiervoor het idee dat CSR een „verzekering‟ kan bieden in
moeilijkere tijden waaronder hij drie verklaringen verdedigt. Als eerste kan CSR (gedefinieerd als
menslievendheid) positief moreel kapitaal bij de gemeenschap en andere doelgroepen ontwikkelen. Ten
tweede kan dit moreel kapitaal de aandeelhouders een verzekering bieden voor de ontastbare activa en
finaal zal deze bescherming bijdragen tot de waardemaximalisatie van de aandeelhouder (2005). Godfrey,
Merrill & Hansen (2009) gaan een stapje verder en vinden dat die garantie enkel geldt wanneer de inzet in
institutionele CSR-activiteiten, gericht aan de gemeenschap in het geheel, plaatsvindt. Daarentegen bevat
de participatie in technische CSR-activiteiten, gericht op de handelspartners, niet zulke voordelen.
Anderzijds zien Mackey et al. (2007) dat bedrijven een verplichting aan de andere doelgroepen hebben
die verdergaat dan enkel de winstmaximalisatie voor aandeelhouders. Verschillende auteurs (zie
stakeholder-theorie) waarschuwen ervoor dat een te vernauwde focus ertoe kan leiden dat het
management andere belangrijke doelgroepen vergeet en dat soms deze interesses bij het beslissingsproces
voorrang zouden moeten krijgen op die van aandeelhouders. Zelfs indien dit de waarde van de
verdisconteerde kasstromen reduceert (Clarkson, 1995; Donaldson & Preston, 1995; Mitchell et al., 1997;
Wood et al., 1995).
29
Als antwoord op deze dualiteit stelden Mackey et al. (2007) een theoretisch vraag- en aanbodmodel
voor. Dit op basis van de veronderstelling dat aandeelhouders zelf interesse tonen om in sociaal
verantwoordelijke ondernemingen te investeren en hierbij hun belang voor directe waardemaximalisatie
opzij zetten. De theorie toont aan dat managers van publiek genoteerde bedrijven sociaal verantwoorde
activiteiten kunnen financieren die de verdisconteerde waarde van de toekomstige kasstromen niet
maximaliseren maar toch de marktwaarde van het bedrijf maximaliseren. Met hun idee leggen ze de
finale goedkeuring voor CSR bij de investeerders, de eigenaars van de onderneming. Maar ze wijzen er
wel op dat deze vraag door vele actoren in een economie wordt beïnvloed. De auteurs concluderen: ―If
the demand for socially responsible investment opportunities generated by these investors is greater than
the supply of these investment opportunities, then such investments can create economic value for a firm.
However, the paper also suggests that if supply and demand conditions are not favorable, engaging in the
same socially responsible activities can actually reduce the market value of a firm.‖ (p. 833).
Uit dit belangrijk theoretisch kader onthouden we dat de onderneming een belangrijke sociale rol in de
samenleving speelt die verdergaat dan haar traditionele economische rol. We leren dat, althans theoretisch,
CSR een stijging in CFP kan produceren op de volgende manier. Het basisdenkkader is dat CSR de
onderneming haar relaties met relevante doelgroepen verbetert. Met als gevolg dat deze vertrouwensband
de reputatie bevordert en de transactiekosten en eveneens andere risico‟s zal verlagen (Barnett, 2005, p.
12). Op vlak van opbrengsten maken Fombrun, Gardberg & Barnett (2000) de link tussen betere relaties
met stakeholders en het aanbrengen van nieuwe klanten, nieuwe opportuniteiten voor investeringen en
zelfs de mogelijkheid tot aanrekenen van hogere prijzen. Gebruik van CSR wordt veelal vanuit een
„verlichte‟ waardemaximalisatie aanzien, waarbij de aandeelhouders als grootste belanghebbende tekenen.
Voor ons wordt het duidelijk dat CSR een duidelijk effect heeft op de reputatie en via deze weg de
financiële performantie beïnvloedt. We zullen dan ook rekening houden met de media-berichtgeving
gericht aan alle doelgroepen en zowel de positieve, neutrale als negatieve CSR-events. Met deze
informatie zullen we een CSR-index, „CSR-D‟ opstellen die de reputatie van de onderneming in kader
brengt (zie infra).
2.3 De rol van de media in dit verhaal
We kiezen de stakeholder-theorie en de reputatievorming als dominante ondersteunende theorieën voor
dit onderzoek. Omdat we CSR onderzoeken in de media, zijn we in de volgende paragrafen genoodzaakt
een link te maken tussen de onderneming, de media en de doelgroepen. Als we beweren dat de
onderneming investeringen in CSR doet en dat de stakeholders hierdoor via de media worden beïnvloedt,
is hier duidelijk een vorm van kennisoverdracht nodig. De media-literatuur gebruikt hiervoor de termen
‘publieke opinievorming’ en ‘agenda-setting’. ―The core proposition of agenda-setting theory is that
the prominence of elements
30
in the news influences the prominence of those elements among the public.‖ (Carroll & McCombs, 2003,
p. 36-37). Doelgroepen kunnen pas in de beeldvorming van een onderneming door de positieve of
negatieve verslaggeving worden beïnvloedt, indien ze de boodschap ook interpreteren en onthouden.
Carroll et al. (2003) onderzochten de „agenda-setting‟-effecten van bedrijfsnieuws op het imago en beeld
van grote bedrijven bij het publiek. Ze maakten een theoretische kaart voor systematisch empirisch
onderzoek naar de invloed van massamedia op bedrijfsreputaties. Een stelling die eruit springt is: ―The
more positive that media coverage is for a particular attribute, the more positively will members of the
public perceive that attribute. Conversely, the more negative that media coverage is for a particular
attribute, the more negatively will members of the public perceive that attribute.‖ (Carroll et al., 2003, p.
41). De auteurs hun stellingen benadrukken de invloed van de media om met een affectieve toon de
eigenschappen en discussiepunten gerelateerd aan een onderneming te beschrijven. De beelden,
overgebracht door de media naar het publiek, bewerken de attitudes en opinies die verschillende
doelgroepen over de onderneming hebben (Carroll et al., 2003, p. 45).
‘Media-visibility’ heeft een significante invloed op de publieke opinie en draagt sterk bij tot de vorming
van bedrijfsreputaties. Capriotti (2009) onderzocht in de media het niveau van zichtbaarheid en de
bijhorende eigenschappen (sociaal en/of economisch) van ondernemingen. Hij gebruikte hiervoor
gelijkaardige populaties als dit onderzoek maar dan de Spaanse aandelenmarkt en de vier grootste kranten
van Spanje. Hij besloot dat grotere bedrijven, met goede reputaties en gericht op massaconsumptie, meer
zichtbaarheid in de kranten hadden. Hierboven blijkt dat bedrijven toch nog steeds als economische en
minder als sociale actoren worden gepresenteerd.
Een bijkomende noodzaak voor de gegrondheid van onze keuze voor „de media‟ als bron van CSR-
verslaggeving is dat deze representatief is. We vinden al meteen dat dit een problematische opdracht
wordt. Zowel de grootte als de leeftijd van bedrijven beïnvloeden welke ondernemingen de media als
nieuwswaardig zien. Grotere en oudere bedrijven krijgen hier het voordeel (Schultz et al., 2001).
Gerelateerd aan grootte is diversificatie. De mate waarin een onderneming in meerdere segmenten actief
is, beïnvloedt het nieuwsbereik en de publieke aandacht (Carroll et al., 2003, p. 44). Daartegenover staat
het oudere onderzoek van Fombrun et al. (1990) dat een aantal hypotheses onderzocht. „Hoe groter de
onderneming haar huidige zichtbaarheid in de media, hoe groter haar reputatie‟, „Hoe meer positief de
huidige verslaggeving, hoe beter haar reputatie‟ en „Niet negatieve verslaggeving en zichtbaarheid hebben
een positief effect op de reputatie‟ (p. 240). De auteurs falen deze hypothesen te valideren maar het toont
wel een richting aan van de heersende ideeën rond media en reputatie. We nemen deze kennis mee naar
het empirische gedeelte waar we de resultaten zullen controleren op leeftijd en grootte.
31
In een conceptueel model voor CSR-communicatie lijsten de auteurs Du, Bhattacharya & Sen (2010) alle
kanalen op om de CSR-boodschap van bedrijf naar doelgroep over te brengen. Het bereik via de media
wordt gecategoriseerd onder „onafhankelijk‟, samen met „mond-op-mond‟. Daarnaast verspreidt de
onderneming zelf ook CSR-rapporten, biedt ze informatie aan via de website, PR, reclame en
verkooppunten in de winkels. Deze opsomming toont meteen een begrenzing aan dit onderzoek waarbij
we CSR enkel via de onafhankelijke media en niet via andere kanalen meten. Toch zijn we ervan
overtuigd dat deze unieke invalshoek een bijdrage kan leveren aan het reeds bestaande CSR-onderzoek.
Interessant is de grotere geloofwaardigheid die stakeholders hechten aan de onafhankelijke CSR-
communicatie. Zo zullen doelgroepen een onderneming die de informatie gecontroleerd verstuurt als
meer egoïstisch zien dan bij het gebruik van andere bronnen (p. 14). In de Mededeling van de Europese
Commissie in 2002 staat een interessant standpunt van de investeerders. Zij “pleiten voor meer openheid
en duidelijkheid over de activiteiten van bedrijven. [Ze] stellen zich deels ten gevolge van deze
ontwikkelingen niet langer tevreden met traditionele financiële verslagen, maar willen bijkomende
informatie om de slaagkansen van bedrijven, de risicofactoren en de mate waarin bedrijven met de
publieke opinie rekening houden beter te kunnen beoordelen” (p.4-6). We geloven dat ze die bijkomende
wens naar informatie deels door het onafhankelijk media-aanbod kunnen vervullen.
We besluiten dat de media een vooraanstaande rol vervult in het overbrengen van CSR-activiteiten en de
bijhorende CSR-reputatie naar alle doelgroepen. We werken met dit medium een vernieuwende methode
uit dewelke in het onderzoek een bron aan informatie zal opleveren.
2.4 Onderzoeksmethodologieën voor de relatie CSR-CFP
Verschillende studies probeerden de vraag te beantwoorden „Do firms well by doing good?‟ Er is weinig
consistentie in deze bevindingen. We toonden reeds aan dat dit een gevolg kan zijn van de vele definities
en theorieën maar ook de onderzoeksmethodologieën krijgen kritiek. ―This may be a result of
inconsistency in defining CSR, inconsistency in defining firm performance, inconsistency in samples,
imprecision and inconsistency in research design, misspecification of models, changes over time, or some
more fundamental variance in the samples that are being analysed‖ (McWilliams, Siegel & Wright, 2006,
p.12).
De twee meest gebruikte methoden om de CSR-CFP-relatie te doorgronden zijn de event-studie en het
multivariate regressie-model. Deze twee dominante methodes reflecteren een verschillende
tijdshorizon om CFP te meten. Boekhoudkundige methoden worden als indicatoren van verleden
performantie gebruikt, terwijl marktvariabelen toekomstige performantie meten (Margolis & Walsh,
2001).
32
2.4.1 Event-studie
Definitie van MacKinlay: “Using financial market data, an event study measures the impact of a
specific event on the value of a firm‖ (1997, p. 13). Een event-studie probeert de effecten in waardering
van een bedrijfsevent te meten door de reactie van de aandelenprijs rond de aankondiging te analyseren.
Deze methode is gebaseerd op een analyse van korte termijn veranderingen in
beurskoersen/aandelenprijzen als proxy voor bedrijfsperformantie in de nasleep van een CSR-gerelateerd
event (Margolis et al., 2001). Literatuur toonde gemengde resultaten. Auteurs zoals Wright et al. (1997)
ontdekten een negatieve relatie, Posnikoff (1997) een positieve, terwijl Alexander & Buchholz (1978)
geen relatie vonden.
McWilliams & Siegel (1997) en McWilliams, Siegel & Teoh (1999) bekritiseerden het gebruik van een
event-studie als methodologie om de impact van CSR te onderzoeken. Ze concludeerden dat de
bevindingen van verschillende event-studies wegens serieuze gebreken in onderzoeksdesign en
methodologie onbetrouwbaar waren. Daarenboven waarschuwden de auteurs dat het gebruik van de
„beurskoers‟ als meeteenheid niet aangewezen is. ―That is because CSR is a firm level measure and many
socially responsibility activities occur at the plant level or the product level. Another concern is that an
analysis of stock price effects only relates to financial stakeholders and it is clear that non-financial
stakeholders are also affected by CSR activities‖ (1997, p.12). De event-studie geeft een inschatting van
de korte termijn impact op aandeelhouders en niet op andere stakeholders. Zij raden de techniek dus af,
tenzij deze met alternatieve methodologieën wordt gecombineerd om zo de algemene impact van CSR te
meten.
De event-studie is gebaseerd op de hypothese dat de aandelenmarkt efficiënt is en het vermogen heeft om
alle informatie direct te weerspiegelen in de aandelenprijzen. De assumptie in studies die focussen op een
klein venster, voor het meten van de korte termijn winsten, is dat elke vertraging in de prijsreactie op een
event slechts een fractie duurt (MacKinlay, 1997). Literatuur die deze assumptie tegenspreekt is in volle
ontwikkeling. Zij argumenteert dat aandelenprijzen slechts traag op informatie reageren, zodat men over
een langere tijdshorizon de winsten of verliezen moet meten. Maar deze methode is ook op haar beurt
fragiel (Fama, 1998). Het blijft moeilijk om een ideaal venster op te stellen om de reacties in
aandelenprijzen op een CSR-event te meten. Gaat het om nieuwe informatie of kenden de aandeelhouders
reeds op voorhand de strategie van de onderneming? Is het een plots en groot CSR-gebeuren die veel
stakeholders beïnvloedt of is het slechts een lokaal belangrijk event? Afhankelijk van de belangrijkheid
van een CSR-event zullen de reacties verschillen. We besluiten dat dit niet de beste methode is om onze
CSR-events met CFP te associëren.
33
Nochtans hebben we methodologisch alle tools om een event-studie te doen. We hebben honderden
events die in de media verschenen zijn, voor welke bedrijven, welke datum en of ze positief/neutraal of
negatief zijn. Om te weten hoe aandeelhouders CSR aanvaarden, hoeven we enkel te meten of de
aandelenprijzen in dezelfde richting kleurden. Dit lijkt evident maar Harrison & Freeman wijzen op de
kleine kennis van onderzoekers, laat staan aandeelhouders, voor de link tussen een korte aandelenreactie
en de lange termijn rendabiliteit. De auteurs ontkennen dat aandeelhouders de kennis hebben om meteen
te reageren in aandelenprijzen en vinden een event-studie dus niet de aangewezen methode. Deze
methode is wel een goede aanvulling op andere methoden. Ze kunnen bevindingen bevestigen of
weerleggen op een manier zoals vragenlijsten of interviews met investeerders (Harrison & Freeman, 1999,
p. 283). We erkennen deze bevinding maar wegens tijdsgebrek zullen we ons beperken tot multivariate
regressie. Al raden we ten sterkste aan dat onze dataset in een volgend onderzoek via een event-studie-
techniek wordt geanalyseerd.
2.4.2 Multivariate regressie
De tweede dominante onderzoeksvorm gebruikt meeteenheden van CFP op lange termijn. Meer bepaald
boekhoudkundige en financiële cijfers van rendabiliteit. Deze cijfers worden weergegeven in de
financiële jaarrapporten en vlakken de fluctuaties van de beurskoersen uit. We zien deze meeteenheden
terugkomen in veel regressie-analyses. Voorbeelden van auteurs zijn Aupperle, Carroll & Hatfield, 1985;
McGuire, Sundgren & Schneeweis, 1988; Waddock et al., 1997. Zelf prefereren we ook deze lange
termijn indicatoren voor het meten van de relatie.
2.4.3 Operationalisering van de constructen CSR, CFP en controlevariabelen
Ook hier bestaan vele manieren en interpretaties. We vatten de meest voorkomende samen.
Meeteenheden van CSR
Wat ons bij een vroege studie van Alexander & Buchholz (1978) opvalt, is dat de operationalisering van
het CSR-construct amper op een wetenschappelijke basis steunt. De auteurs gebruikten als proxy voor
CSR een reputatie-rangorde, opgesteld door zakenmannen en studenten. Ook Cochran & Wood (1984)
bestudeerden CSR via een reputatie-index. Aupperle et al. (1985) gaven toen al toe dat de in studies
gebruikte methodologie gelimiteerd was evenals de metingen voor CSR van slechte kwaliteit waren. Zelf
stelden ze een instrument op, gebaseerd op het conceptueel model van Carroll (1979), voor de
bevraging van CEO’s hun sociale visie. We vinden dit echter geen correcte methode en invalshoek om
CSR te meten. De hedendaagse tijdsgeest bracht veranderingen met zich mee waardoor CSR, enkel
gemeten aan de hand van de visie van de CEO, geen representatieve meeteenheid inhoudt.
34
McGuire et al. (1988) onderzochten CSR als „de reputatie voor de verantwoordelijkheid tegenover de
gemeenschap en het milieu‟. Ze operationaliseerden deze omschrijving door het gebruik van de Fortune
bedrijfsreputatie vragenlijst (zie ook Fombrun et al., 1990). Recent kozen ook Margolis et al. (2003)
ervoor CSR aan de hand van proxies zoals een reputatie-rangorde en stakeholder surveys te meten.
Kritiek op deze rangordes en hun procedures van totstandkoming vinden we bij Schultz et al. (2001).
Waddock et al. (1997) gebruikten „CSPi‟ als een proxy voor CSR, gebaseerd op de KLD-index van
sociale performantie. Ook McWilliams & Siegel (2000, p. 606-607) en Nelling & Webb (2009)
gebruikten een index geconstrueerd door het bedrijf KLD. Deze proxy behandelden ze als een dummy
variabele met waarde 1 als het bedrijf in de sociale index werd opgenomen of een 0 indien het bedrijf
geen vermelding kreeg. Anderen breidden dit uit en hanteerden bijvoorbeeld drie alternatieve
meeteenheden van CSR, gebaseerd op de KLD data (Siegel & Vitaliano, 2007). Als eerste een dummy-
variabele met 1 indien de onderneming in de 2002 KLD Large Cap Social Index (LCSI) was opgenomen,
voor de tweede maakten ze een verschil van alle sterktes min alle zwaktes op een aantal sociale dimensies.
De laatste was een indicator van „openbare CSR‟. KLD gebruikt hiervoor een combinatie van surveys,
jaarrekeningen, artikels in de populaire pers, academische literatuur en overheidsrapporten om op die
manier CSP in 11 dimensies te meten. Sommige dimensies zoals „overeenkomsten met het leger‟,
„gokken‟, „alcohol‟ en „tabak‟ zijn heel moeilijk in de Belgische realiteit over te nemen, maar hun
complexe manier van meten is het vermelden zeker waard. Dit onderzoek zal een van hun
meetinstrumenten, namelijk de populaire pers, overnemen.
Vaak gehanteerde methodes zijn dus vragenlijsten, zowel bij managers als studenten, jaarrapporten, KLD-
methodes en reputatie-indexen. Vooral deze laatste trekken onze aandacht. Volgens Orlitzky, Schmidt &
Rynes (2003) zijn reputatie-indexen gebaseerd op de veronderstelling dat sociaal verantwoordelijke
reputaties goede reflecties zijn van de onderliggende CSR-waarden en gedragingen. Volgens Waddock et
al. (1997) bestaan er heel wat problemen met de meetbaarheid van CSR. ―There is a clear need for a
multidimensional measure applied across a wide range of industries and larger samples of companies (p.
304)”. We bemerken alvast te nauwe formuleringen voor CSR, waarbij het vaak onduidelijk is wat deze
indicatoren exact meten. De KLD-methode probeert meerdere topics in de index op te nemen, maar vele
andere studies laten dit achterwege. Reputatie wordt al gauw als een substituut van CSR beschouwd,
terwijl de dimensies van CSR net zo rijkelijk zijn (zie supra). We voelen de nood voor een vernieuwende
aanpak in de operationalisering van CSR. Net als Siegel et al. (2007) vinden we het, gegeven de
meerduidige natuur van het CSR begrip, nuttig om meerdere indicatoren van CSR op te nemen. Deze
studie zal daarom zo veel mogelijk dimensies van CSR betrekken want pas op deze manier kunnen we
een representatief beeld van het werkelijke gedrag van ondernemingen krijgen.
35
Meeteenheden van CFP
De drie grote indelingen zijn gebaseerd op enerzijds ‘marktgegevens’, zoals het rendement voor
investeerders, anderzijds op ‘boekhoudkundige gegevens’ of nog via ‘gepercipieerde metingen’,
verkregen aan de hand van vragenlijsten (Orlitzky et al., 2003). Interviews en vragenlijsten lijken ons de
minst aangewezen methode om de kwantitatieve financiële performantie te meten. Tussen de andere twee
methoden bestaat veel discussie.
Aupperle et al. (1985) gebruikten „return on assets‟ (ROA), aangepast voor risico‟s eigen aan industrieën.
Ze vonden deze ratio universeel aanvaarbaar en minder waarschijnlijk te misleiden dan andere
meeteenheden (p. 458). Cochran et al. (1984) gebruikten eveneens boekhoudkundige ratio‟s zoals
„operationele opbrengsten/verkopen‟ en „operationele opbrengsten/activa‟ (p. 50). Waddock et al. (1997)
benoemden de variabele „PERFi‟ als een lange termijn economische of financiële performantie van
bedrijf i en operationaliseerden het via boekhoudkundige rendabiliteit, namelijk ROE, ROA en ROS.
Anderen, zoals McGuire et al. (1988), maakten een heel omvattende operationalisering van zowel markt –
als boekhoudkundige rendabiliteit en risico‟s. Voorstanders van marktgerelateerde variabelen zijn
Hillman et al. (2001). Zij pleiten voor het gebruik van „market value added‟ (MVA), toegevoegde
marktwaarde, als een verbetering voor de boekhoudkundige meeteenheden om het effect van ontastbare
activa en dan vooral de relaties met stakeholders te omvatten. Marktgegevens zoals de „prijs per aandeel‟
reflecteren het idee dat de aandeelhouders de voornaamste doelgroep is waarnaar de onderneming haar
beslissingen stuurt. Anderzijds omvatten boekhoudkundige gegevens eerder de interne efficiëntie
(Cochran et al., 1984).
De meest populaire manier om de performantie te meten is via eenvoudige boekhoudkundige
meeteenheden. Hierbij gaat de voorkeur naar ratio-analyse, specifieker de rendabiliteitsratio‟s; ratio‟s
met een vorm van winst in de teller en een vorm van grootte of activa in de noemer. Negatief aan deze
methode zijn een aantal beperkingen. Als eerste de vrijheid van de managers om de gerapporteerde
resultaten positiever in te kleuren. Daarnaast ook de korte termijn bias, waarbij bijvoorbeeld een positief
effect van R&D op korte termijn niet zichtbaar is. Een derde beperking is dat deze meeteenheden de
ontastbare middelen niet volledig kunnen waarderen (Barney, 2007, p.20-24). Zeker dit laatste gebrek,
waaronder ook „de sterke relaties met klanten‟ kaderen, moeten we beschouwen als een grote
tekortkoming. Deze kritiek vinden we ook bij Orlitzky et al. (2003, p.408): ―Accounting returns are
subject to managers‘ discretionary allocations of funds to different projects and policy choices, and thus
reflect internal decision-making capabilities and managerial performance rather than external market
responses to organizational (non-market) actions.‖ Ook dit onderzoek gebruikt rendabiliteitsratio‟s en we
erkennen hun gebreken.
36
Controlevariabelen
We erkennen het bestaan van additionele factoren die de mate van CSR en niveau van CFP beïnvloeden
waardoor we het voorbeeld van andere auteurs volgen om controlevariabelen in het regressie-model op te
nemen. Opmerkelijk is dat er ook velen geen controlevariabelen gebruiken, zoals Aupperle et al. (1985).
Wanneer ze dit toch doen zijn het vaak ‘industrie’, ‘grootte’ en ‘marktrisico’ (Margolis et al., 2001).
„Grootte‟ werd door Graves & Waddock (1994) via totaal activa, totaal verkopen en aantal werknemers
benaderd. Als proxy voor het „risico‟ werd de ratio lange termijn schulden/totaal activa gebruikt en de
„industrie‟ werd via een „4-digit SIC‟-code opgezocht en in het model via dummy variabelen opgenomen.
Hun onderzoek toonde aan dat er duidelijke verschillen in CFP tussen verschillende industrieën bestaan.
Een industrie kan eveneens, naargelang haar karakteristieken, problemen ondervinden om zich sociaal te
engageren. Controleren voor „industrie‟ is dus een noodzaak.
Ook Waddock et al. (1997) kiezen „SIZEi‟ via totaal activa, totaal verkopen en aantal werknemers als
proxy voor grootte van bedrijf i. „RISKi‟ via schulden/totaal activa als proxy voor het risico en „INDi‟ via
de SIC-code als dummyvariabelen. Aanvullend gebruiken McWilliams et al. (2000) „RDINTi‟ via R&D
uitgaven/verkopen als hoeveelheid investeringen in R&D en „INDADINTi‟ als de intensiteit van uitgaven
in reclame. We begrijpen de auteurs hun drijfveren om deze variabelen in het empirisch model op te
nemen. Maar meestal laten multivariate regressiemodellen, zoals ook het onze, te veel variabelen niet toe
om een duidelijke analyse te maken. Eveneens is onze populatie te klein om te veel variabelen op te
nemen, waardoor we in onze keuze tot beperking genoodzaakt zijn. We volgen Waddock et al. (1997) hun
visie die enkel voor industrie controleren en hierin een indirecte controle voor de intensiteit van R&D
zien. Volgens onderzoek verklaart de industrie ongeveer 20% van de variatie in financiële performantie
(Powell, 1996), waardoor we deze variabele zeker opnemen in het model.
Controleren voor industrie maar ook voor de ‘gemiddelde leeftijd van bedrijfsactiva’ omdat beiden na
onderzoek hoog gecorreleerd met CSR bleken (Cochran et al., 1984). Bedrijven met een hogere
gemiddelde leeftijd hadden een lagere CSR-rangorde. Verklaring zochten de auteurs in de verouderde
bedrijventerreinen en machines waarbij sociale herstellingen een hoog kostenplaatje dekken. Door de
veranderende tijdsgeest zijn deze in de publieke perceptie verouderd en minder sociaal verantwoord.
Eveneens zien ze een verklaring in de mindere flexibiliteit van het management en het gebrek aan een
vernieuwende visie op CSR (p. 55). Omdat deze variabele moeilijk toegankelijk is, kiezen we in dit
onderzoek om de ‘leeftijd van het bedrijf’ als controlevariabele op te nemen.
Besluit:
Er komt heel wat kritiek op de meeteenheden van CSR en CFP die geen rekening houden met de variëteit
van de onderliggende determinanten (Wood et al., 1995). Bestaande studies vertonen heel wat tekorten,
zowel in de onduidelijke definitie van CSR, de theorievorming, de gebruikte methodologie en nu ook de
operationalisering van CSR en CFP en te controleren voor risico, leeftijd en industrie.
37
We bekijken eerst nog even de gevonden relaties en bieden nadien een tegenprestatie voor deze
tekortkomingen.
2.5 Empirische studies voor de relatie CSR-CFP
‘Instrumentele stakeholder-theorie’ suggereert een positieve relatie tussen CSR en CFP. De
tevredenheidsfactor van verschillende doelgroepen is essentieel voor de organisatorische financiële
performantie (Donaldson et al., 1995; Jones, 1995). Dit perspectief werd ook geïdentificeerd als de „good
management-theorie’ (Waddock et al., 1997). Net zoals de „good management-theorie‟ beschrijft de
„slack resources-theorie’ een positieve associatie tussen CSR en CFP, maar dan in de omgekeerde
richting. Voorafgaande CFP is gerelateerd aan de huidige CSR. Het idee vinden we terug bij McGuire et
al. (1988) en Waddock et al. (1997) waarbij een overschot aan middelen navolgende CSR-activiteiten
zullen initiëren. Het gebruik of niet van CSR hangt in ruime mate af van dit teveel aan middelen. Onze
bekommernis is of rendabiliteit misschien eerder de oorzaak dan het effect van CSR-adaptatie is. Voeren
managers CSR-initiatieven in als gevolg van de hogere performantie? Of leidt een engagement in CSR tot
hogere performantie? Enkel deze laatste relatie zou een consistentie met de strategische CSR-theorie
aantonen (Siegel et al., 2007). We bemerken in de literatuur zowel positieve, neutrale als negatieve
relaties.
Hannon & Milkovich (1996), bijvoorbeeld, onderzochten aankondigingen rond het thema „human
recources‟ in de pers. Zo bleek een signaal als „het beste bedrijf voor werkende moeders‟ geassocieerd
met een positieve winst op de aandelenprijzen. Waardoor een CSR-indicator het signaal was voor een
positieve inschatting van de toekomstige inkomsten van een onderneming. Ook Posnikoff (1997) vond
een positieve relatie. Naast McWilliams et al. (2001) onderzochten ook Arya & Zhang (2009) de impact
van CSR op de marktwaarde van de bedrijven. De auteurs vonden enkel in de laatste jaren van hun
onderzoek een positieve reactie van de aandeelhouders op CSR-aankondigingen. Ze argumenteerden dat
gedurende de eerste fase van een institutionele hervorming onzekerheid heerst over de nieuwe initiatieven
en de aandeelhouders negatief zullen reageren op CSR. Naarmate de tijd en de rol van de onderneming in
de maatschappij evolueert, zullen de reacties positief worden. Arya et al. geven ons een discussiepunt
waarom we zelf niet zullen opteren voor een event-studie. We onderzoeken een hervormingsjaar na het
uitbreken van een financiële en economische crisis.
38
Nelling et al. stellen zich na het gebruik van een „time series fixed effects‟-benadering kritisch op. Ze
vinden slechts een zwakke relatie en concluderen dat CSR meer gedreven wordt door niet observeerbare
bedrijfskarakteristieken dan door CFP. Wel leidt een sterkere performantie op de aandelenmarkt tot
grotere CSR inspanningen, bijvoorbeeld op het vlak van werknemersrelaties. Maar omgekeerd zullen
CSR activiteiten de CFP niet beïnvloeden (2009, p. 197). Een positieve ‘omgekeerde’ relatie vinden we
in een studie van Fortune 500 bedrijven door McGuire, et al. (1988). Er werd ontdekt dat voorafgaande
„return on assets‟ (ROA) hoog gecorreleerd was met de bedrijfsreputatie voor sociale
verantwoordelijkheid. Dit resultaat suggereert dat economische performantie door het publiek als een
belangrijke signaal voor de reputatie wordt aanzien.
Baron (2001) maakte een opsplitsing tussen het soort gebruik van CSR: altruïstische CSR en strategische
CSR en de relatie met CFP. Ook Hillman et al. (2001) deelden het ruime begrip sociale performantie in
gelijkluidende componenten op: enerzijds „stakeholder management‟ en anderzijds „social issue
participation‟. Ze besloten dat „strategische CSR‟, gericht op de relaties met stakeholders, een positieve
correlatie vertoont met CFP, terwijl altruïstische CSR, gericht op medezeggenschap bij sociale problemen,
negatief met CFP correleert. ‘Stakeholder management’-CSR is dus positief gecorreleerd met de
waardecreatie voor aandeelhouders terwijl ‘social issues’-CSR dit niet is.
Maar in de bestaande studies is ook sprake van neutrale relaties (McWilliams et al., 2000) en negatieve
relaties (Wright et al., 1997). McWilliams et al. stellen in een paper van 2000 zelfs de vraag of de relatie
tussen CSR en CFP niet eerder een misvatting dan een correlatie is. Ook gemengde relaties komen voor.
Mittal, Sinha & Singh (2008) concluderen dat CSR negatief gecorreleert met „economic value added‟
(EVA), wat een interne meeteenheid van rendabiliteit is. Terwijl de relatie tussen CSR en „market value
added‟ (MVA), een externe meeteenheid van rendabiliteit, positief en significant is.
Wood et al. (1995) geven als redenen voor de onduidelijkheid van de relatie tussen CSR en CFP:
a. Gebrek aan een theorie die verduidelijkt hoe deze twee gerelateerd zijn. Wel maakt de
wetenschap vooruitgang door rekening te houden met de belangrijkheid van stakeholders voor
CSR;
b. Er is geen verstaanbare, verdedigbare meeteenheid voor CSR;
c. Gebreken in nauwkeurigheid van de methodologie en daarom een onzekere validiteit,
betrouwbaarheid en veralgemeenbaarheid van de resultaten.
Twee studies bezorgen een (voorlopig) besluit aan het langdurige debat. Orlitzky et al. (2003) maakten
een meta-analyse van 52 studies waaruit bleek dat sociale verantwoordelijkheid wel lijkt te renderen. Het
zijn vooral de reputatie-indexen, beschouwd als een „bemiddelaar‟, die positief correleren met CFP. En
Mackey et al. (2007) bouwden een theorie met een vraag- en aanbodmodel waarbij investeringen in
sociaal verantwoordelijke initiatieven de marktwaarde van de onderneming maximaliseren.
39
Terwijl de literatuur zich niet volwaardig over een positieve relatie durft uit te spreken, is de Europese
Commissie in haar Groenboek wel heel duidelijk: “Sociale verantwoordelijkheid is voor vele bedrijven
iets nieuws waarvan de gevolgen op lange termijn nog moeten worden geëvalueerd. Sociaal
verantwoordelijke activiteiten hebben zowel directe als indirecte economische gevolgen. Een betere
werkomgeving levert bijvoorbeeld directe positieve resultaten op (productievere en meer toegewijde
werknemers). Hetzelfde geldt voor een efficiënt gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Indirecte positieve
gevolgen vloeien voort uit het feit dat sociaal verantwoordelijke bedrijven meer aandacht van
consumenten en investeerders krijgen en zo hun positie op de markt kunnen versterken. Omgekeerd kan
kritiek op bedrijfsactiviteiten de reputatie van een bedrijf soms ernstig schaden en een negatief licht op
onder meer de producten en het bedrijfsimago werpen.” (Europese Commissie, 2001, p. 7-8).
Academisch onderzoek heeft reeds intensief de causale relatie tussen CSR en CFP bestudeerd. Vaak werd
gesproken over een ‘virtuele cirkel’ (Nelling et al., 2009), die onderzocht of „sociaal goed doen‟ ook
leidde tot „financieel goed presteren‟. En omgekeerd of ondernemingen die financieel superieur presteren
meer middelen aan sociale activiteiten uitgaven. Bestaat zo‟n virtuele cirkel eigenlijk wel? Er is empirisch
onderzoek voorhanden dat suggereert dat deze cirkel bestaat. Waddock et al. (1997) vonden dat
toenemende investeringen in CSR tot een verhoogde CFP en vice versa leiden. McGuire et al. (1988)
vinden dat de financiële performantie van het voorgaande jaar gerelateerd is met de huidige metingen van
CSR.
Ondanks het uitgebreide aanbod onderzoeken voor de relatie CSR-CFP geloven we dat aanvullend
empirisch onderzoek gegrond is. De meeste studies concluderen immers dat het huidige bewijs te
gefragmenteerd en te variabel is om generaliseerbare conclusies te trekken. We geloven dat er via de
media, het meten van alle CSR-events gedurende één jaar en het besproken ‘reputatie-perspectief’
betere resultaten mogelijk zijn. Zie ook Fombrun et al. (2000) ―The activities that generate CSP do not
directly impact the company‘s financial performance, but instead affect the bottom line via its stock of
‗reputational capital‘—the financial value of its intangible assets.‖ (p. 86). Wij staan volledig achter deze
visie en geloven dat dit perspectief een oplossing kan bieden aan het langdurige debat van de directe
relatie tussen CSR en CFP. In dit onderzoek zullen we gedurende één jaar alle CSR-events die in
verschillende media verschenen analyseren en samenvoegen tot een „CSR-reputatie-index‟ per bedrijf.
Dit is geen reputatie-index zoals een aantal voorgangers maar komt er na echte waarnemingen. Deze
langere termijn van meten is belangrijk omdat zo de reputatie, het imago van de onderneming bij alle
doelgroepen wordt gevormd. Bij de samenvattende analyse van reeds bestaande studies (Margolis et al.,
2001) leren we dat de meeste studies zich op één CSR-topic (zoals milieu of mensenrechten) focussen.
Terwijl wij de CSR-index via zes AREAS zullen meten aan de hand van artikels die in verschillende
media verschenen (zie infra).
40
Een duidelijke meerderheid van studies tonen een positieve relatie aan. De tweede grootste groep
concludeert voor een neutrale relatie en slechts een minderheid ziet het negatief (Margolis et al., 2001).
Wij zullen net als Waddock et al. (1997) een recursieve relatie proberen aan te tonen. Creëren sociaal
verantwoorde activiteiten waarde voor een onderneming? Of, is sociale performantie eerder een activiteit
gefinancierd met het overschot aan cash? Deze onderzoeksvragen leiden tot twee hypothesen.
2.6 Vorming van de hypothesen
We willen zowel het teken (positief, negatief of neutraal) als de richting in de potentiële relatie tussen
CSR en CFP onderzoeken.
H1: Meer CSR leidt tot meer financiële performantie:
H1a: CSR heeft een positieve relatie met financiële performantie
H1b: CSR heeft een negatieve relatie met financiële performantie
H1c: CSR heeft een neutrale relatie met financiële performantie
H2: Meer financiële performantie leidt tot meer CSR:
H2a: Financiële performantie heeft een positieve relatie met CSR
H2b: Financiële performantie heeft een negatieve relatie met CSR
H2c: Financiële performantie heeft een neutrale relatie met CSR
41
3 EMPIRISCH ONDERZOEK
3.1 Opzet
De bestaande onderzoeken kunnen ons geen eenduidig antwoord bieden over de relatie tussen CSR en
CFP. Ze vertonen een gebrekkige operationalisering van het CSR-construct en ontoereikende empirische
modellen. Wij stellen een vernieuwende methode voor die CSR heel breed meet. Dit via een medium
waarbij alle doelgroepen worden bereikt en waarmee de meerderheid zich een beeld vormt van de
onderneming en haar reputatie. Deze methode bouwt onder de dominante theoretische modellen die CSR
aan CFP linken via relaties met stakeholders en reputatie. CSR definiëren we uit het perspectief van de
lezer, welke tevens aandeelhouder, lid van een gemeenschap, klant of leverancier kan zijn. Deze externe
invalshoek kan in belangrijke mate waarde bijbrengen aan het reeds bestaande CSR-onderzoek. Het doel
is een dataset op te stellen die weergeeft welke CSR-verslaggeving voor de publiek genoteerde
ondernemingen op EURONEXT Brussel in 2009 in verschillende media is verschenen. Om dit te
onderzoeken, waren we genoodzaakt een aantal beperkende keuzes te maken. In een eerste deel
verantwoorden we de keuzes en bespreken de dataverzameling. Nadien beantwoorden we een aantal
deelonderzoeksvragen waarbij CSR aan een aantal empirische testen wordt onderworpen. Pas in een
laatste stuk zullen de centrale twee hypotheses worden onderzocht. Is er een relatie tussen CSR en CFP?
Is deze positief, neutraal of negatief? En in welke richting?
3.2 Dataverzameling
3.2.1 Keuze media
We maken de keuze voor drie kranten: De Standaard, De Tijd, Het Nieuwsblad en één weekblad:
Trends/Tendences. De redenen zijn onder andere de diversiteit van hun lezers, de grote oplage,
populariteit en het bereik. Met informatie van het CIM (2009), dat onafhankelijke bereikstudies publiceert,
berekenen we dat deze vier media 1.619.700 „Lezers Laatste Periode‟ (LLP) bereiken. Dit is het aantal
individuen die gedurende de referentieperiode in contact gekomen zijn met de titel. De referentieperiode
voor dagbladen is gisteren en voor weekbladen de voorbije week. Via deze media bereiken we dus heel
veel trouwe, dagelijkse lezers. Daarenboven sommeert de totale „Coverage‟: bereik % van de „universe‟ =
nationaal tot 17.5%, zonder rekening te houden met mensen die meerdere titels lezen.
42
DS DT HN TR
LLP 358100 138300 916300 207000
man 191100 91100 479400 133000
vrouw 167000 47100 436900 74000
som LLP 1619700
LLP coverage % 3.9 1.5 9.9 2.2
som coverage % 17.5
Tabel 1: Bereik % DS, DT, HN, TR in 2008-2009 (Bron cijfermateriaal: CIM, 2009. Verwerking eigen
werk)
3.2.2 Populatie: EURONEXT Brussel-ondernemingen
Waarom kozen we voor publiek genoteerde ondernemingen van EURONEXT Brussel? Precies omdat zij
wegens hun grootte, invloed en transparantie-opdracht vaak in de media komen. Economisch althans,
maar in hoeverre sociaal? Betrouwbare informatie over de genoteerde bedrijven in 2009 kregen we via
een persoonlijke e-mail van Hanne Van den Moortel, functionaris statistiek bij de informatiedienst van
Euronext Brussel. We kregen twee lijsten: één van bedrijven genoteerd op 02/01/2009 en één van
31/12/2009 (Van den Moortel, persoonlijke mededeling, 2010, 4 mei). Hiermee werd een samengestelde
lijst opgesteld met alle ondernemingen die gedurende 2009 een tijd op de beurs hadden gestaan. De lijst
telde 134 bedrijven (zie Bijlage 1).
3.2.3 Conceptueel kader CSR
Voor de indeling van de dataset werden per CSR-event volgende kolommen gebruikt (zie Bijlage 2): K1:
Bedrijfsnaam = AFK (3 unieke letters die de bedrijfsnaam representeren), K2: AFKx (x = numerieke
opsomming), K3: AREA (interesseveld), K4: SUBAREA (deelgebied), K5: MEDIA (DS = De Standaard,
DT = De Tijd, HN = Het Nieuwsblad, TR = Trends/Tendences), K6: NATURE (1 = positief, 2 = neutraal,
3 = negatief), K7: ANNDATE (datum aankondiging).
43
Voor de definiëring en operationalisering van het construct CSR werd gekozen voor een hoeveelheid aan
karakteristieken, genaamd „AREAS‟. Voor de codering van de AREAS in de dataset baseert dit
onderzoek zich op de GRI Richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving (GRI, 2000), (zie supra). De
SUBAREAS werden gekozen om nog meer diepgang in het onderzoek te krijgen. We hebben hierbij de
GRI-Richtlijnen niet volledig gevolgd. Zo lieten we de AREA Economic en de SUBAREAS „Economic
performance‟, „Market presence‟ en „Indirect economic impacts‟ weg. Met als reden dat deze
economische indicatoren het onderzoek te ver van het sociale zouden leiden.
We starten aan de analyse van de artikels met deze CSR-indeling:
AREA SUBAREA
EN = Environmental EN1 = materials
milieu EN2 = energy
EN3 = water
EN4 = biodiversity
EN5 = emissions, effluents, waste
EN6 = products and services
EN7 = compliance
EN8 = transport
EN9 = overall
LA = Labor practices and decent work LA1 = employment
arbeidsomstandigheden LA2 = labor/management relations
LA3 = occupational health and safety
LA4 = training and education
LA5 = diversity and equal opportunity
HR = Human Rights HR1 = investment and procurement practices
mensenrechten HR2 = non-discrimination
HR3 = freedom of association and collective bargaining
HR4 = child labor
44
HR5 = forced and compulsory labor
HR6 = security practices
HR7 = indigenous rights
SO = Society SO1 = community
maatschappij SO2 = corruption
SO3 = public policy
SO4 = anti-competitive behavior
SO5 = compliance
SO6 = clients
PR = Product Responsibility PR1 = customer health and safety
productverantwoordelijkheid PR2 = product and service labeling
PR3 = marketing communications
PR4 = customer privacy
PR5 = compliance
SH = Shareholders SH1 = structure
aandeelhouders SH2 = relationship company/shareholders
Tabel 2: AREAS en SUBAREAS CSR (Bron: GRI, 2000. Verwerking eigen werk)
In de tabel werd SUBAREA SO6 = clients toegevoegd vanwege een gebrek aan representatie van CSR-
events specifiek gericht op deze doelgroep. Ook een AREA Shareholders, met gekozen SUBAREAS SH1
= structure en SH2 = relationship company/shareholders ontbrak hier. Deze keuzes werden gemaakt
omdat de andere doelgroepen zoals omwonenden bij SO1 konden ingedeeld worden, zo ook maatschappij
= SO1, leveranciers = HR1, personeel = LA1, vakbonden = LA2, maar de klanten, aandeelhouders en
kapitaalverstrekkers, allen eveneens belangrijke doelgroepen niet in een deelcategorie thuishoorden. Met
dit kader als basis werden als input voor het zoekprogramma Mediargus, het digitale mediaplatform van
de Vlaamse Dagbladpers, 2 zoektermen op drie niveaus gecreëerd (zie Bijlage 3).
45
Niveau 1: Nederlandse vertaling van de 5 GRI AREAS + AREA Shareholders.
Input 6 items:
milieu
arbeidsomstandigheden
mensenrechten
maatschappij
productverantwoordelijkheid
aandeelhouders
Niveau 2: De lijst met groepen belanghebbenden (GRI, p. 26). Uitgezonderd aandeelhouders omdat dit
item reeds als AREA vertegenwoordigd is.
Input 7 items:
omwonenden
gemeenschap
klanten
aandeelhouders
kapitaalverstrekkers
leveranciers
personeel
vakbonden
Niveau 3: Nederlandse vertaling van de SUBAREAS. Buiten een aantal categorieën die werden
uitgesloten vanwege niet rechtlijnige betekenis of moeilijk vertaalbaar in 1 woord: (EN9 = overall, LA2 =
labor/management relations, HR5 = forced and compulsory labor, HR7 = indigenous rights, SO3 = public
policy, PR2 = product and service labeling, PR3 = marketing communications, SH1 = structure, SH2 =
relationship company/shareholders) of dubbele aanwezigheid in de dataset (SO1 = community, SO5 =
compliance, SO6 = clients, PR1 = customer health and safety, PR5 = compliance). Nog een uitzondering:
EN6 = products and services, werd vertaald als verpakking. Zo realiseerden we additioneel 26 items:
46
materialen
energie
water
biodiversiteit
luchtemissies
afvalwater
afvalstoffen
verpakking
naleving
transport
werkgelegenheid
gezondheid
veiligheid
opleiding
onderwijs
diversiteit
kansen
investeringsbeleid
inkoopbeleid
discriminatie
cao
kinderarbeid
veiligheidsbeleid
gemeenschap
corruptie
47
concurrentiebelemmerend
klanten
privacy
We opteren voor een korte zoekterm en een lange zoekterm. De eerste omvat 13 items, waaronder de
eerste 2 niveaus (AREAS en belanghebbenden), de tweede omvat 39 items door de SUBAREAS eraan
toe te voegen. Deze uitgebreide zoekterm wordt consistent gebruikt wanneer de zoektocht in Mediargus <
50 artikels bij een onderneming toont. En nadien, wanneer er bij de korte zoekterm < 5 CSR-events
genoteerd worden, laten we het zoekprogramma met deze uitgebreide zoekterm opnieuw lopen.
“Bedrijfsnaam” AND (milieu OR arbeidsomstandigheden OR mensenrechten OR maatschappij
OR productverantwoordelijkheid OR omwonenden OR gemeenschap OR klanten OR
aandeelhouders OR kapitaalverstrekkers OR leveranciers OR personeel OR vakbonden)
“Bedrijfsnaam” AND (milieu OR arbeidsomstandigheden OR mensenrechten OR maatschappij
OR productverantwoordelijkheid OR omwonenden OR gemeenschap OR klanten OR
aandeelhouders OR kapitaalverstrekkers OR leveranciers OR personeel OR vakbonden OR
energie OR water OR biodiversiteit OR luchtemissies OR afvalwater OR afvalstoffen OR
verpakking OR naleving OR transport OR werkgelegenheid OR gezondheid OR veiligheid OR
opleiding OR onderwijs OR diversiteit OR kansen OR investeringsbeleid OR inkoopbeleid OR
discriminatie OR cao OR kinderarbeid OR veiligheidsbeleid OR gemeenschap OR corruptie OR
concurrentiebelemmerend OR privacy)
Motivatie voor deze beslissing: Bijvoorbeeld Mobistar: korte zoekterm levert 182 artikels, lange zoekterm
217, niet zo‟n groot verschil waarbij de lange zoekterm minder to-the-point zoekt. Zo lezen we voor
„water‟ uitdrukkingen als „het hoofd boven water houden‟. Vooronderzoek toont aan dat de lange
zoekterm geen of slechts beperkt additionele informatie oplevert bij een grote output aan artikelen. Wel
kan het de kansen verhogen een CSR-event te vinden bij kleinere outputs, voornamelijk bij de niet Bel-20
genoteerde ondernemingen van Euronext Brussel. De korte zoekterm wordt dus voornamelijk bij de Bel-
20 bedrijven gebruikt om het aantal artikelen in de output te beperken en meer gericht te meten.
In Bijlage 4 is een lijst met informatie per bedrijf opgenomen of de korte of lange zoekterm werd gebruikt.
Er werd steeds in de tekst en niet enkel in de inleiding gezocht. De enige uitzondering was Van de Velde
omdat de zoekterm teveel (628) resultaten opleverde. Wanneer een artikel duidelijk meerdere CSR-
onderwerpen inhield, werd voor twee nummers in de database geopteerd. Dit kwam wel niet frequent
voor.
48
3.2.4 Opmaak CSR-indexen
Voor de operationalisering van de CSR-events per bedrijf kozen we de opstelling van vier indexen. De
eerste twee zijn louter kwantitatief terwijl de laatste een meer kwalitatieve boodschap inhouden. Vooral
CSR-D, maar ook CSR-B beschouwen we als indicatoren voor de reputatie. We zullen deze indexen
vooral bij de correlaties en het multivariate regressiemodel gebruiken.
CSR-A= 'absoluut aantal events in de media'
CSR-R= 'relatief percentage events in de media'
CSR-B= 'breedte van CSR': hoeveel verschillende AREAS (NATURE=1;2;3)/Totaal aantal
AREAS (6)
CSR-D= 'diepgang, reputatie': hoeveel keer positief of neutraal vermeld (NATURE 1;2)/CSR-A
3.2.5 Finaal
Van 66 ondernemingen vonden we CSR-rapportering (zie Bijlage 5a, 5b en 6). In totaal kwam dit op een
dataset van 649 CSR-events. Negatief aan de dataset: Er vallen zeker artikels buiten maar rechtlijnigheid
is een noodzakelijkheid in wetenschappelijk onderzoek. Besef dat de zoekterm niet allesomvattend is,
maar onderzoek dwingt nu eenmaal tot keuzes.
3.2.6 Relationeel model
Dankzij de kennis van de literatuurstudie en onze eigen keuzes in methodologie en operationalisering van
de variabelen, stellen we dit relationeel model op. Het model toont enerzijds CSR, welke de aspecten SH,
EN, LA, HR, SO en PR omvat, anderzijds CFP. De gestippelde kaders rondom betekenen de
tekortkomingen als gevolg van de gebruikte meetmethodes. Bij CSR is dat de beperking tot vier media en
bij CFP het gebruik van boekhoudkundige gegevens. De relatie tussen de twee is recursief, maar wordt
onderbroken door de „reputatie‟. Beide variabelen hebben een invloed op reputatie, en wij zullen hiervoor
CSR-D en in mindere mate CSR-B bestuderen. We gebruiken deze visuele presentatie om onze centrale
onderzoeksvraag te beantwoorden.
49
Figuur 1: Relationeel model (Bron: eigen werk)
3.3 Beschrijvende statistiek CSR in de media
3.3.1 Onderzoeksvragen CSR
Uit het eerste deel van de literatuurstudie en de dataset halen we een aantal onderzoeksvragen:
1. Over welke CSR-topics wordt het meest gerapporteerd in de media?
2. Zijn er verschillen in de hoeveelheid van CSR-rapportering tussen media?
3. Wordt er vooral negatieve of positieve aandacht besteed?
4. Is er een verband tussen het CSR-topic en de connotatie? Komen dezelfde topics
herhaaldelijk negatief in beeld en de andere steeds positief?
5. Hoe ziet de verdeling van de CSR-indexen eruit?
6. Is er een verschil in CSR-rapportering tussen de grotere bedrijven (=groep Bel-20) en de
andere EURONEXT Brussel bedrijven?
7. Zijn er verschillen in CSR per industrie?
50
3.3.2 Analyse CSR
1. Maar liefst 64,10% CSR-events rapporteren over LABOUR en SOCIETY.
AREA
Frequency Percent
EN 62 9,60
HR 41 6,30
LA 253 39,00
PR 53 8,20
SH 77 11,90
SO 163 25,10
Total 649 100,00
Tabel 3: Beschrijvende statistiek „CSR-AREAS‟
Meer gedetailleerd zijn in aflopende volgorde de tien meest voorkomende CSR-topics: LA1, SH2, LA2,
SO6, SO1, SO4, EN2, SO2, PR2 en HR1. Waarbij vooral opvalt dat, niettegenstaande de winst voor LA
en SO, toch alle 6 AREAS worden vertegenwoordigd.
SUBAREA
Frequency Percent
EN1 2 0,30
EN2 30 4,60
EN3 2 0,30
EN4 2 0,30
EN5 9 1,40
EN6 3 0,50
EN8 5 0,80
EN9 9 1,40
51
HR1 22 3,40
HR2 3 0,50
HR3 14 2,20
HR4 1 0,20
HR6 1 0,20
LA1 152 23,40
LA2 74 11,40
LA3 6 0,90
LA4 4 0,60
LA5 17 2,60
PR1 20 3,10
PR2 24 3,70
PR3 5 0,80
PR4 4 0,60
SH1 1 0,20
SH2 76 11,70
SO1 46 7,10
SO2 25 3,90
SO3 4 0,60
SO4 37 5,70
SO6 51 7,90
Total 649 100,00
Tabel 4: Beschrijvende statistiek „CSR-SUBAREAS‟
52
2. De drie dagbladen zijn allen gelijkmatig vertegenwoordigd, met aan de top De Tijd.
Dit is een enigszins te verwachten resultaat. De inhoud van deze krant is specifieker gericht op de
bedrijfswereld en de aandeelhouders dewelke meer informatie verlangen. Het weekblad
Trends/Tendences scoort laag in vergelijking met de dagbladen, maar de publicatie is slechts eenmalig
per week en kan minder inspelen op kleinere CSR-topics.
MEDIA
Frequency Percent
DS 185 28,50
DT 221 34,10
HN 190 29,30
TR 53 8,20
Total 649 100,00
Tabel 5: Beschrijvende statistiek „Media‟
3. De CSR-events hebben voor 53,80% een negatieve connotatie en in mindere mate (36,80%) een
positieve connotatie.
Hier onderlijnen we de subjectiviteit van de onderzoeker, maar duiden toch op het absolute verschil van
110 CSR-events. De modus en de 50-75 percentielen zijn negatief.
NATURE
Frequency Percent
1=pos 239 36,80
2=neutraal 61 9,40
3=neg 349 53,80
Total 649 100,00
Tabel 6: Beschrijvende statistiek „Nature‟
53
4. Vertrekkende van de vierde onderzoeksvraag stelt dit onderzoek volgende hypothese:
nulhypothese H0: Er is geen significant verband tussen de AREA en de NATURE van het
CSR-event.
alternatieve hypothese Ha: Er is een significant verband tussen de AREA en de NATURE
van het CSR-event.
Om de nulhypothese te verwerpen maken we een multivariate kruistabel. De statistische significantie van
de associaties wordt door een Chi²-test gevalideerd.
We verwerpen de nulhypothese, er is een statistisch significant verband tussen de AREA van
berichtgeving en de NATURE van het CSR-event. Berichten over „Environment‟ en „Shareholders‟
hebben overwegend een positieve connotatie, terwijl „Human Rights‟, „Labour‟, „Product Responsibility‟
en „Society‟ een groter percentage negatief rapporteren.
1=pos 2=neutraal 3=neg Total
EN Count 55 2 5 62
% within AREA 88,70% 3,20% 8,10% 100,00%
HR Count 12 2 27 41
% within AREA 29,30% 4,90% 65,90% 100,00%
LA Count 73 31 149 253
% within AREA 28,90% 12,30% 58,90% 100,00%
PR Count 18 4 31 53
% within AREA 34,00% 7,50% 58,50% 100,00%
SH Count 41 12 24 77
% within AREA 53,20% 15,60% 31,20% 100,00%
SO Count 40 10 113 163
% within AREA 24,50% 6,10% 69,30% 100,00%
Total Count 239 61 349 649
% within AREA 36,80% 9,40% 53,80% 100,00%
54
Value df Asymp. Sig. (2-sided)
Pearson Chi-Square 114,800 10 0,000
N of Valid Cases 649
Tabel 7: Kruistabel en Chi² „AREA‟ en „NATURE‟
5. Gemiddeld rapporteert de media over een bedrijf uit de populatie 9.79 CSR-events/2009. De
gemiddelde breedte ligt onder de helft, wat betekent dat tussen 2/6 en 3/6 van de AREAS per
bedrijf aan bod komen. Opvallend is dat de reputatie-index, onder CSR-D, gemiddeld genomen
per bedrijf positief is (0.55). We moeten hier wel opmerken dat we ook neutrale events als
positief gerekend hebben, waardoor de uitkomst nu positiever is dan de absolute metingen (zie
supra).
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
CSR_A 66 1 73 9,79 12,080
CSR_R 66 ,15 11,25 1,4983 1,86702
CSR_B 66 ,17 1,00 ,3920 ,21524
CSR_D 66 ,00 1,00 ,5474 ,33227
Valid N (listwise) 66
Tabel 8: Beschrijvende statistiek „CSR-indexen‟
6. De CSR-indexen tonen verschillen tussen de beschrijvende statistiek van de Bel-20 en andere
EURONEXT-bedrijven. We kunnen stellen dat Bel-20 bedrijven gemiddeld meer in beeld komen
(zowel absoluut als relatief) en ook iets breder. Maar rekening houdend met de grote
standaardafwijkingen is dit niet met zekerheid te stellen.
55
CSR_A CSR_R CSR_B CSR_D
N Valid 20 20 20 20
Mean 18,10 2,7895 ,5495 ,5185
Std. Deviation 17,253 2,65815 ,22414 ,25458
Minimum 2 ,31 ,17 ,11
Maximum 73 11,25 1,00 1,00
Tabel 9: Beschrijvende statistiek CSR-indexen Bel-20
CSR_A CSR_R CSR_B CSR_D
N Valid 46 46 46 46
Mean 6,17 ,9370 ,3235 ,5600
Std. Deviation 6,406 ,99428 ,17287 ,36273
Minimum 1 ,15 ,17 ,00
Maximum 29 4,47 ,67 1,00
Tabel 10: Beschrijvende statistiek CSR-indexen Euronext-andere
56
7. De volgende tabel toont per industrie het aantal bedrijven en CSR-gegevens. De grootste
hoeveelheid CSR-rapportering, gemeten aan de som van alle CSR-events (tot_CSR-A), is voor de
„Financials‟, „Consumer Services‟ en „Consumer Goods‟. Gemiddeld genomen is de breedste
rapportering voor ‘Consumer Services’. Ook Capriotti (2009) stelde dat de zichtbaarheid voor
de „massaconsumptie‟ het hoogste was. De meest positieve reputatie is voor ‘Healthcare’.
(„Oil&Gas‟ sluiten we uit wegens te lage representatie). Daartegenover heeft
„Telecommunications‟ de minst goede reputatie (CSR-D= 0.26). Interessante bevinding is dat de
kaderleden in het onderzoek van McKinsey & Company (2007) (zie supra) eveneens de
gezondheidsindustrie als beste leverancier van een positieve impact op de samenleving
aanduidden.
N tot_CSR-A gem_CSR-B gem_CSR-D
1000, BasicMaterials 6 59 0,48 0,53
2000, Industrials 14 78 0,30 0,57
3000, ConsumerGoods 11 90 0,43 0,52
4000, HealthCare 6 35 0,34 0,73
5000, Consumer Services 6 99 0,53 0,62
6000, Telecommunications 2 85 0,50 0,26
7000, Utilities 5 45 0,34 0,50
8000, Financials 11 120 0,41 0,54
9000, Technology 4 29 0,33 0,34
0001, Oil&Gas 1 6 0,50 1,00
Tabel 11: CSR per industrie
57
3.4 Hypothese 1: Relatie CSR-CFP2009
De regressie voeren we tweezijdig uit omdat de richting van het mogelijks causaal verband niet
onomstotelijk vaststaat. Eerst proberen we een antwoord te zoeken op hypothese 1 en bekijken de
associatie tussen CSR en CFP in die richting.
3.4.1 Keuze variabelen
Per bedrijf kozen we voor de opstelling van vier indexen (zie supra).
CSR-A= 'absoluut aantal events in de media'
CSR-R= 'relatief percentage events in de media'
CSR-B= 'breedte van CSR': hoeveel verschillende AREAS (NATURE=1;2;3)/Totaal aantal
AREAS (6)
CSR-D= 'diepgang, reputatie': hoeveel keer positief of neutraal vermeld (NATURE 1;2)/CSR-A
De variabelen worden voor verdere analyse eerst in de correlatiematrix met alle andere variabelen
opgenomen. Daar waar multicollineariteit (Gujarati, 2003, p. 204) optreedt kiezen we de variabele met
laagste of geen statistisch significante correlaties als voornaamste verklarende variabele in de regressie.
We gebruiken de boekhoudkundige data van de eindbalansen 2009. Omdat de Belfirst-database
hiervoor nog geen resultaten publiceerde, waren we genoodzaakt een andere database te zoeken. Een
eerste keuze ging naar Euronext, maar daar vonden we enkel de financiële ratio‟s ROE (%), ROS (%) en
als controlevariabele totaal activa (log_totaal activa). Een betere keuze was de bedrijvengids van De Tijd.
We opteren als CFP-variabelen: „rendabiliteit van het eigen vermogen‟ en „netto verkoopmarge‟. Als
controlevariabelen kiezen we „totaal activa‟, „log_totaalactiva‟ en „schuldgraad‟. Deze keuze baseerden
we op de conclusies uit de literatuurstudie en de cursus van Ooghe & Van Wymeersch (2008). De
resultaten werden, waar mogelijk, gecontroleerd met de gepubliceerde geconsolideerde jaarrekeningen.
De gebruikte definities zijn:
58
CFP-variabelen:
Netto verkoopmarge= Netto bedrijfsresultaat na niet-kaskosten/verkopen. Keuze voor ratio netto
verkoopmarge omdat dit de meest reële situatie over de rendabiliteit van de verkopen weergeeft.
De literatuur en voorgaande studies (zie supra) verifiëren de link tussen deze indicator, reputatie
en CSR.
Netto rendabiliteit eigen vermogen na belastingen= Winst na belastingen/eigen vermogen.
Keuze voor ratio door belang van de aandeelhouders in de goedkeuring van CSR. (zie supra).
Controlevariabelen:
grootte: totaal_activa en log_totaalactiva
schuldgraad: keuze voor graad van financiële onafhankelijkheid: Eigen vermogen/totaal
vermogen (*100) en niet voor lange termijn schulden/totaal activa. Omdat EV bij de onderzochte
populatie een belangrijke buffer voor solvabiliteit vormt.
leeftijd: 2009-Oprichtingsdatum (bron: Belfirst en Euronext)
industrie: Euronext 10-delige indeling
Ontbrekende waarden in het datavenster worden opengelaten (dataset zie Bijlage 7).
3.4.2 Beschrijvende statistiek
De correlatiematrix (zie Bijlage 9) van alle variabalen toont geen statistisch significante relatie tussen
CSR-variabelen en CFP-variabelen. We zien wel significante correlaties (p<0.01) tussen CSR-A, CSR-R
en CSR-B en concluderen multicollineariteit terwijl CSR-D afzonderlijk staat. Interessant is een Pearson-
Correlatiecoëfficiënt >0.4 en statistische significantie (p<0.01) tussen log_totaalactiva en CSR-A, CSR-R
en CSR-B terwijl we op een niveau p<0.05 een negatieve r=-0.281 met CSR-D vinden. Het lijkt erop dat
naarmate een bedrijf meer totaal activa heeft, er wel meer CSR wordt gepubliceerd, maar het eveneens
negatiever in beeld komt.
Deze correlatiematrix biedt ons te weinig bruikbare informatie voor de regressie. Hiervoor bekijken we
eerst de variabelen afzonderlijk. Omdat we met weinig cases werken en een extreme waarde een grote
verschuiving kan veroorzaken, creëren we boxplots voor elke variabele. Bij de variabele schuldgraad
verwijderen we 2 extreme waarden, bij rendabiliteit eigen vermogen 1, bij netto verkoopmarge 2 en bij
totaal activa 3. Tabel 12 toont de beschrijvende statistiek van de CFP- en controlevariabelen.
59
Figuur 2: Boxplot netto-verkoopmarge
Figuur 3: Boxplot totaal activa
60
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
Leeftijd 66 2 127 43,82 34,702
schuldgraad 64 -25,19 99,15 49,2075 28,24979
rend_EV 60 -98,62 78,71 5,1248 27,82688
netto_verkoopm 49 -396,52 46,22 -36,9271 99,38254
totaal_act 61 671,00 1,76E10 2,3344E9 4,15450E9
log_totaalact 64 2,83 11,23 8,7236 1,23683
industrie 66 1 10 4,58 2,689
Valid N (listwise) 44
Tabel 12: Beschrijvende statistiek CFP2009 + controlevariabelen (na aanpassing uitschieters)
Hierbij hielden we rekening met het voorzichtigheidsprincipe en het behouden van de spreiding. Een
nieuwe correlatiematrix toont een interessante positieve associatie tussen CSR-B en de netto
verkoopmarge met r=0.287 (p<0.05). Netto verkoopmarge is eveneens geassocieerd met rendabiliteit
eigen vermogen (p<0.05), de schuldgraad (p<0.05) en industrie (p<0.05). Hiermee tonen we een kleine
maar significante relatie aan tussen CSR en CFP waarmee we alvast naar de regressie kunnen. Met
multicollineariteit in het achterhoofd, laten we de gecorreleerde variabelen CSR-A en CSR-R in de
modeldefinitie van de regressie weg. Enkel CSR-B en CSR-D, beiden niet statistisch significant
gecorreleerd, worden als voornaamste verklarende variabelen meegenomen.
Leeft
ijd
schuldgr
aad
rend_
EV
netto_verk
oopm
totaal_
act
log_totaa
lact
indust
rie
CSR
_A
CSR
_R
CSR
_B
CSR
_D
Leeftijd Pearso
n
Correla
tion
1,00
0 -,205 ,271
* ,171 ,407
** ,261
* -,058 ,135 ,139 ,085 -,031
61
Sig. (2-
tailed)
,104 ,036 ,241 ,001 ,037 ,645 ,282 ,265 ,499 ,807
N 66 64 60 49 61 64 66 66 66 66 66
schuldgraa
d
Pearso
n
Correla
tion
-,205 1,000 -,065 -,291* -,039 ,130 -,075 -,158 -,153 -,116 ,013
Sig. (2-
tailed) ,104
,621 ,043 ,768 ,306 ,554 ,213 ,227 ,363 ,918
N 64 64 60 49 61 64 64 64 64 64 64
rend_EV Pearso
n
Correla
tion
,271* -,065 1,000 ,348
* ,010 ,007 -,186 ,009 ,012 -,021 ,113
Sig. (2-
tailed) ,036 ,621
,018 ,943 ,960 ,154 ,946 ,927 ,875 ,392
N 60 60 60 46 57 60 60 60 60 60 60
netto_verk
oopm
Pearso
n
Correla
tion
,171 -,291* ,348
* 1,000 ,182 ,233 -,332
* ,073 ,070 ,287
* -,108
Sig. (2-
tailed) ,241 ,043 ,018
,221 ,107 ,020 ,620 ,631 ,045 ,460
N 49 49 46 49 47 49 49 49 49 49 49
totaal_act Pearso
n
Correla
tion
,407*
*
-,039 ,010 ,182 1,000 ,579** ,264
*
,540*
*
,540** ,361
*
*
-,136
Sig. (2-
tailed) ,001 ,768 ,943 ,221
,000 ,040 ,000 ,000 ,004 ,296
N 61 61 57 47 61 61 61 61 61 61 61
62
log_totaala
ct
Pearso
n
Correla
tion
,261* ,130 ,007 ,233 ,579
** 1,000 ,023
,441*
*
,439** ,407
*
*
-
,281*
Sig. (2-
tailed) ,037 ,306 ,960 ,107 ,000
,857 ,000 ,000 ,001 ,025
N 64 64 60 49 61 64 64 64 64 64 64
industrie Pearso
n
Correla
tion
-,058 -,075 -,186 -,332* ,264
* ,023 1,000 ,128 ,132 ,036 -,059
Sig. (2-
tailed) ,645 ,554 ,154 ,020 ,040 ,857
,306 ,289 ,774 ,635
N 66 64 60 49 61 64 66 66 66 66 66
CSR_A Pearso
n
Correla
tion
,135 -,158 ,009 ,073 ,540** ,441
** ,128
1,00
0 ,999
** ,698
*
*
-,206
Sig. (2-
tailed) ,282 ,213 ,946 ,620 ,000 ,000 ,306
,000 ,000 ,097
N 66 64 60 49 61 64 66 66 66 66 66
CSR_R Pearso
n
Correla
tion
,139 -,153 ,012 ,070 ,540** ,439
** ,132
,999*
*
1,00
0
,693*
*
-,203
Sig. (2-
tailed) ,265 ,227 ,927 ,631 ,000 ,000 ,289 ,000
,000 ,102
N 66 64 60 49 61 64 66 66 66 66 66
CSR_B Pearso
n
Correla
tion
,085 -,116 -,021 ,287* ,361
** ,407
** ,036
,698*
*
,693**
1,00
0 -,062
Sig. (2-
tailed) ,499 ,363 ,875 ,045 ,004 ,001 ,774 ,000 ,000
,621
63
N 66 64 60 49 61 64 66 66 66 66 66
CSR_D Pearso
n
Correla
tion
-,031 ,013 ,113 -,108 -,136 -,281* -,059 -,206 -,203 -,062
1,00
0
Sig. (2-
tailed) ,807 ,918 ,392 ,460 ,296 ,025 ,635 ,097 ,102 ,621
N 66 64 60 49 61 64 66 66 66 66 66
*. Correlation is significant at the
0.05 level (2-tailed).
**. Correlation is significant at the
0.01 level (2-tailed).
Tabel 13: Correlatiematrix CSR-CFP2009 (na aanpassingen)
Om de mate waarin een lineair verband gedefinieerd wordt te kennen, construeren we
spreidingsdiagrammen en schatten we de lineaire curve. Gefocust op de onafhankelijke variabele CSR-
B en de afhankelijke variabele netto verkoopmarge, zien we een matig maar significant lineair verband
tussen de twee fenomenen. De ANOVA-tabel toont een significant resultaat maar met een kleine adjusted
R² van 0.063. Met een gegeven niveau CSR-B kan een brede waaier van netto verkoopmarges
overeenkomen, waardoor het heel moeilijk wordt aan de hand van CSR-B de afhankelijke variabele exact
te verklaren. De grafiek toont ook een ongelijke verdeling van de residuen, meer bepaald een aflopende
vorm van heteroscedasticiteit. We zouden dit probleem door de „Weighted Least Squares‟ (WLS)-
techniek kunnen bijwerken, maar dit zou deze statistiek te ver brengen.
64
Figuur 4: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve CSR-B en netto verkoopmarge
Model Summary
R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate
,287 ,083 ,063 96,194
The independent variable is CSR_B.
ANOVA
Sum of Squares df Mean Square F Sig.
Regression 39185,909 1 39185,909 4,235 ,045
Residual 434904,775 47 9253,293
Total 474090,684 48
The independent variable is CSR_B.
Coefficients
Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients
t Sig. B Std. Error Beta
65
CSR_B 134,248 65,237 ,287 2,058 ,045
(Constant) -89,065 28,823 -3,090 ,003
Tabel 14: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve CSR-B en netto verkoopmarge
Om de deels niet-lineariteit tegen te gaan, kiezen we als oplossing deze onafhankelijke variabele te
transformeren volgens de semi-logaritmische functie: netto verkoopmarge = b1 + b2ln(CSR-B) +
error (De Pelsmacker & Van Kenhove, 2002, p. 428). We transformeren zodoende de CSR-B cases in
hun natuurlijk logaritme en construeren een nieuw spreidingsdiagram. Dit diagram toont slechts in kleine
mate een hogere lineariteit (adjR²=0.068). Een reden vinden we in de nog steeds te vinden beïnvloedende
extreme waarden maar we verkiezen niet nog meer waarnemingen te verwijderen. De correlaties voor
ln_CSR-B blijven gelijklopend met die voor CSR-B. Er is nog steeds geen statistisch significante relatie
met CSR-D.
Figuur 5: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve ln_CSR-B en netto verkoopmarge.
Model Summary
R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate
,295 ,087 ,068 95,969
The independent variable is ln_CSR_B.
66
ANOVA
Sum of Squares df Mean Square F Sig.
Regression 41215,429 1 41215,429 4,475 ,040
Residual 432875,256 47 9210,112
Total 474090,684 48
The independent variable is ln_CSR_B.
Coefficients
Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients
t Sig. B Std. Error Beta
ln_CSR_B 51,097 24,154 ,295 2,115 ,040
(Constant) 19,467 29,977 ,649 ,519
Tabel 15: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve ln_CSR-B en netto verkoopmarge
Leeftij
d
schuldgra
ad
rend_E
V
netto_verkoo
pm
totaal_a
ct
log_totaala
ct
industri
e
CSR_
A
CSR_
R
CSR_
B
CSR_
D
ln_CSR_
B
CSR_B Pearson
Correlati
on
,085 -,116 -,021 ,287* ,361
** ,407
** ,036 ,698
** ,693
** 1,000 -,062 ,968
**
Sig. (2-
tailed) ,499 ,363 ,875 ,045 ,004 ,001 ,774 ,000 ,000
,621 ,000
N 66 64 60 49 61 64 66 66 66 66 66 66
67
ln_CSR_
B
Pearson
Correlati
on
,110 -,180 ,022 ,295* ,379
** ,402
** ,058 ,644
** ,639
** ,968
** -,108 1,000
Sig. (2-
tailed) ,380 ,154 ,868 ,040 ,003 ,001 ,642 ,000 ,000 ,000 ,388
N 66 64 60 49 61 64 66 66 66 66 66 66
*. Correlation is significant at the 0.05
level (2-tailed).
**. Correlation is significant at the 0.01
level (2-tailed).
Tabel 16: Correlatiematrix CSR-CFP2009 met ln_CSR-B
De overige spreidingsdiagrammen tussen de variabelen kennen geen merkwaardige en nog matigere
verbanden. CSR-D toont een lineaire, eerder constante relatie met gelijklopende verdeling tussen de
residuen. Ook voor schuldgraad zien we een soortgelijk verloop en een aanpassing naar hun natuurlijk
logaritme verandert de ongelijke spreiding van de residuen niet. We wijten dit probleem aan het relatief
kleine aantal waarnemingen en zouden de meer extreme waarden kunnen uitsluiten, maar verkiezen dit te
beperken. We zijn ons bewust van de matige lineariteit maar besluiten toch met deze variabelen tot een
regressie over te gaan.
3.4.3 Multivariate regressie
Op basis van de beschrijvende statistiek kiezen we de variabelen voor de multivariate regressie:
afhankelijke variabele (CFP): netto verkoopmarge
onafhankelijke variabele (CSR): ln_CSR-B, CSR-D
Voor de controlevariabelen laten we totaal_activa vallen omdat we de regel gebruiken dat geen paar
r>0.50 mag overschrijden. We kiezen in de plaats voor log_totaalactiva met minder sterke correlaties
waarvan één met leeftijd en de andere met de CSR-variabelen. Schuldgraad wegens de associatie met
netto verkoopmarge. Voor leeftijd zien we niet meteen significante correlaties met CFP- of CSR-
variabelen, maar omdat er in de literatuur heel wat aandacht op wordt gevestigd, nemen we de variabele
mee in de analyse. Industrie heeft geen significante correlaties met de andere controlevariabelen en zal
eveneens, meer bepaald als dummyvariabelen, worden toegevoegd. Er zijn 9 dummyvariabelen voor 10
industrieën.
68
controlevariabelen: log_totaalactiva, schuldgraad, leeftijd, industrie
Het empirisch model:
Netto verkoopmarge (CFP)=
f(ln_CSR-B, CSR-D, log_totaalactiva, schuldgraad, leeftijd, industrie)
Y=
α+β1X1+β2X2+β3X3+β4X4+β5X5+β6X6+β7X7+β8X8+β9X9+β10X10+β11X11+β12X12+β13X13+β1
4X14+ε
Y= netto verkoopmarge
X1= ln_CSR-B
X2= CSR-D
X3= log_totaalactiva
X4= schuldgraad
X5= leeftijd
X6= industrie2, X7=i3, X8=i4, X9=i5, X10=i6, X11=i7, X12=i8, X13=i9, X14=i10
Model Summary:
Omdat industrie 10 maar eenmalig voorkomt en geen correlaties heeft, wordt dit door SPSS16 uit de
analyse verwijderd: X14=0. De adjusted R² geeft aan dat 26.7 procent van de variantie in Y door de
onafhankelijke variabelen wordt verklaard. De sterkte van de associatie verklaart slechts matig enige
wijziging in Y.
Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate
1 ,682a ,466 ,267 85,08282
a. Predictors: (Constant), ind9, ln_CSR_B, ind4, ind7, ind6, ind8, ind5, CSR_D, Leeftijd, ind3, schuldgraad,
log_totaalact, ind2
Tabel 17: Regressie CSR-CFP2009: Model Summary
69
ANOVA:
De resultaten van de F-toets (F=2.345, p=0.022) zijn statistisch significant (p<0.05). Dit geeft aan dat de
gevonden adjusted R² groot genoeg is en de predictieve waarde van de X‟en groter is dan door toeval zou
worden verwacht.
Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.
1 Regression 220722,657 13 16978,666 2,345 ,022a
Residual 253368,027 35 7239,086
Total 474090,684 48
a. Predictors: (Constant), ind9, ln_CSR_B, ind4, ind7, ind6, ind8, ind5, CSR_D, Leeftijd, ind3, schuldgraad,
log_totaalact, ind2
b. Dependent Variable: netto_verkoopm
Tabel 18: Regressie CSR-CFP2009: ANOVA
Coefficients:
Afzonderlijke t-waarden en bijhorende p-waarden tonen heel wat minder tot niet significante bijdragen in
het verklaren van de variantie in Y. Redenen hiervoor zoeken we in het grote aantal variabelen en dus
vrijheidsgraden. De variabelen met de grootste beta-waarde (ind8: -0.477;p<0.01, ind9: -0.297;p<0.10 en
schuldgraad: -0.262;p<0.10) hebben de grootste en significante invloed op Y. De CSR-variabelen
ln_CSR-B (β=0.142;p=0.414) en CSR-D (β=-0.135;p=0.318) hebben nadien de grootste maar niet
significante invloed op Y.
70
Model
Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients
t Sig. B Std. Error Beta
1 (Constant) 64,003 220,313 ,291 ,773
Leeftijd ,484 ,420 ,168 1,152 ,257
ln_CSR_B 24,598 29,773 ,142 ,826 ,414
log_totaalact -1,095 21,522 -,009 -,051 ,960
schuldgraad -1,014 ,585 -,262 -1,734 ,092
CSR_D -38,582 38,054 -,135 -1,014 ,318
ind2 -1,540 44,383 -,007 -,035 ,973
ind3 18,126 44,525 ,074 ,407 ,686
ind4 -49,393 61,992 -,120 -,797 ,431
ind5 18,225 52,389 ,056 ,348 ,730
ind6 -7,982 73,631 -,016 -,108 ,914
ind7 10,310 60,107 ,029 ,172 ,865
ind8 -195,746 61,701 -,477 -3,172 ,003
ind9 -106,670 60,322 -,297 -1,768 ,086
a. Dependent Variable: netto_verkoopm
Tabel 19: Regressie CSR-CFP2009: Coefficients
71
3.4.4 Besluit
Hypothese 1: Meer CSR leidt tot meer financiële performantie:
H1a: CSR heeft een positieve relatie met financiële performantie
H1b: CSR heeft een negatieve relatie met financiële performantie
H1c: CSR heeft een neutrale relatie met financiële performantie
Uit de correlaties besluiten we met voorzichtigheid dat CSR-A, CSR-R, CSR-B en ln_CSR-B positief
significant (p<0.01) gerelateerd zijn met de grootte van het bedrijf. Hoe meer CSR-events in de media,
zowel absoluut als relatief, hoe meer totale activa in de eindbalans. De positieve correlatie met CSR-B en
ln_CSR-B toont aan dat deze berichtgeving ook breder is. Daarentegen signaleert CSR-D een negatieve
significante relatie met grootte (r=-0.281, p=0.025). Hoe meer positieve events, hoe minder groot het
bedrijf. Of omgekeerd hoe meer negatief de reputatie in de media hoe groter het bedrijf. Het lijkt erop dat
de grote bedrijven meer geviseerd worden om maatschappelijke verantwoording te nemen. De associatie
tussen CSR en CFP komt minder uitgesproken naar voor. Al zien we een significant lichtpunt tussen
ln_CSR-B en netto verkoopmarge (r=0.295, p=0.04). Deze relatie is positief waardoor we H1b en H1c
verwerpen en we H1a bevestigen: „CSR heeft een positieve relatie met financiële performantie‟. Deze
relatie willen we wel beperken tot: „ln_CSR-B heeft een positieve relatie met netto verkoopmarge‟. De
multivariate regressie toont een populatieparameter van β=0.142 (p=0.414) voor ln_CSR-B als predictor
voor financiële performantie. We kunnen hierdoor de causaliteit van de relatie uit H1 niet bevestigen
72
Correlations
netto_verkoopm totaal_act log_totaalact
CSR_A Pearson Correlation 0,073 ,540** ,441**
Sig. (2-tailed) 0,62 0 0
N 49 61 64
CSR_R Pearson Correlation 0,07 ,540** ,439**
Sig. (2-tailed) 0,631 0 0
N 49 61 64
CSR_B Pearson Correlation ,287* ,361** ,407**
Sig. (2-tailed) 0,045 0,004 0,001
N 49 61 64
CSR_D Pearson Correlation -0,108 -0,136 -,281*
Sig. (2-tailed) 0,46 0,296 0,025
N 49 61 64
ln_CSR_B Pearson Correlation ,295* ,379** ,402**
Sig. (2-tailed) 0,04 0,003 0,001
N 49 61 64
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
Tabel 20: Correlatiematrix CSR-CFP2009: besluit
73
3.5 Hypothese 2: Relatie CFP2008-CSR
3.5.1 Keuze variabelen
Voor deze relatie gebruiken we dezelfde CSR-waarden. Terwijl de financiële performantie nu van de
eindbalansen 2008 komt. Deze cijfers vinden we wel terug op Belfirst (Bureau Van Dijk). We nemen de
jaarrekeningen volgens het IFRS geconsolideerde schema en kiezen de ratio‟s voor
CFP:
profit margin (%): 9902 / 70/74: indicator van rendabiliteit verkopen
return on shareholders funds (%): ((9902) / (10/15))*100: indicator van rendabiliteit eigen
vermogen
return on total assets (%): ((9902) / (20/58))*100: indicator van rendabiliteit totaal activa of
anders geformuleerd de totale investeringen in een onderneming
Controlevariabelen:
grootte: totaal_activa en log_totaalactiva
schuldgraad: solvency ratio (%): ((10/15) / (20/58))*100
leeftijd: 2008-Oprichtingsdatum (Belfirst en Euronext)
industrie: Euronext 10-delige indeling
Ontbrekende waarden in het datavenster worden opengelaten (dataset zie Bijlage 8).
3.5.2 Beschrijvende statistiek
Na het analyseren van de boxplots en puntenwolken en het verwijderen van enkele extreme
beïnvloedende waarden bekomen we onderstaande verdeling van variabelen.
74
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
totaal_act 54 10906 81313000 4370077,72 1,190E7
log_totaalact 54 4,04 7,91 5,8765 ,84226
solvency_ratio 54 ,66 99,66 46,1507 24,99453
profit_margin 37 -85,94 60,23 6,8370 22,60292
return_shfunds 38 -85,37 98,19 9,7876 35,17713
return_TA 53 -45,30 78,57 3,3506 18,63567
industrie 66 1 10 4,58 2,689
leeftijd 66 1 126 42,82 34,702
Valid N (listwise) 37
Tabel 21: Beschrijvende statistiek CFP2008 + controlevariabelen (na aanpassing uitschieters)
De correlatiematix geeft geen statistisch significante correlaties weer tussen CSR en CFP op het 0.01- of
0.05-niveau. Wel op het 0.10-niveau, namelijk tussen CSR-B en return on total assets (r=0.235,
p=0.096). Deze variabele is op haar beurt statistisch significant (p<0.01) geassocieerd met profit margin
(r=0.643) en return on shareholders funds (r=0.868).
Ook CSR-A, CSR-R en CSR-B zijn significant (p<0.01; p<0.05) geassocieerd met totaal activa en haar
logaritme. Het logaritme van totaal activa is op haar beurt geassocieerd (p< 0.01) met leeftijd. De tabel
toont nog een aantal relaties maar wij focussen ons verder op de kleine maar reële associatie tussen CSR-
B en return on total assets.
75
leeft
ijd
totaal_
act
log_totaa
lact
solvency_
ratio
profit_ma
rgin
return_shf
unds
return_
TA
indust
rie
CSR
_A
CSR
_R
CSR
_B
CSR
_D
leeftijd Pearso
n
Correlat
ion
1,00
0 ,083 ,319
* -,138 ,107 ,083 ,068 -,124 ,135 ,139 ,085 -,031
Sig. (2-
tailed)
,551 ,019 ,320 ,541 ,632 ,638 ,323 ,282 ,265 ,499 ,807
N 66 54 54 54 35 36 51 66 66 66 66 66
totaal_act Pearso
n
Correlat
ion
,083 1,000 ,615** -,006 ,080 -,028 -,023 ,041 ,336
* ,337
*
,400*
*
-,147
Sig. (2-
tailed) ,551
,000 ,967 ,646 ,869 ,870 ,770 ,013 ,013 ,003 ,290
N 54 54 54 54 35 36 51 54 54 54 54 54
log_totaal
act
Pearso
n
Correlat
ion
,319
*
,615** 1,000 -,026 ,085 -,105 ,065 ,215
,479*
*
,478** ,535
*
*
-,165
Sig. (2-
tailed) ,019 ,000
,854 ,628 ,541 ,650 ,119 ,000 ,000 ,000 ,234
N 54 54 54 54 35 36 51 54 54 54 54 54
solvency_r
atio
Pearso
n
Correlat
ion
-
,138 -,006 -,026 1,000 ,042 -,313 -,218 ,166 -,156 -,158 -,135 ,044
Sig. (2-
tailed) ,320 ,967 ,854
,809 ,063 ,125 ,231 ,261 ,255 ,330 ,752
N 54 54 54 54 35 36 51 54 54 54 54 54
76
profit_mar
gin
Pearso
n
Correlat
ion
,107 ,080 ,085 ,042 1,000 ,619** ,643
** ,462
** ,074 ,080 -,064 ,106
Sig. (2-
tailed) ,541 ,646 ,628 ,809
,000 ,000 ,005 ,672 ,646 ,717 ,546
N 35 35 35 35 35 35 34 35 35 35 35 35
return_shf
unds
Pearso
n
Correlat
ion
,083 -,028 -,105 -,313 ,619** 1,000 ,868
** ,079 ,160 ,163 -,133 ,027
Sig. (2-
tailed) ,632 ,869 ,541 ,063 ,000
,000 ,647 ,352 ,342 ,438 ,875
N 36 36 36 36 35 36 35 36 36 36 36 36
return_TA Pearso
n
Correlat
ion
,068 -,023 ,065 -,218 ,643** ,868
** 1,000 -,071 ,216 ,217 ,235 -,137
Sig. (2-
tailed) ,638 ,870 ,650 ,125 ,000 ,000
,620 ,129 ,125 ,096 ,338
N 51 51 51 51 34 35 51 51 51 51 51 51
industrie Pearso
n
Correlat
ion
-
,124 ,041 ,215 ,166 ,462
** ,079 -,071 1,000 ,130 ,135 ,059 -,062
Sig. (2-
tailed) ,323 ,770 ,119 ,231 ,005 ,647 ,620
,297 ,281 ,640 ,621
N 66 54 54 54 35 36 51 66 66 66 66 66
77
CSR_A Pearso
n
Correlat
ion
,135 ,336* ,479
** -,156 ,074 ,160 ,216 ,130
1,00
0 ,999
** ,698
*
*
-,206
Sig. (2-
tailed) ,282 ,013 ,000 ,261 ,672 ,352 ,129 ,297
,000 ,000 ,097
N 66 54 54 54 35 36 51 66 66 66 66 66
CSR_R Pearso
n
Correlat
ion
,139 ,337* ,478
** -,158 ,080 ,163 ,217 ,135
,999*
*
1,00
0
,693*
*
-,203
Sig. (2-
tailed) ,265 ,013 ,000 ,255 ,646 ,342 ,125 ,281 ,000
,000 ,102
N 66 54 54 54 35 36 51 66 66 66 66 66
CSR_B Pearso
n
Correlat
ion
,085 ,400** ,535
** -,135 -,064 -,133 ,235 ,059
,698*
*
,693** 1,00
0 -,062
Sig. (2-
tailed) ,499 ,003 ,000 ,330 ,717 ,438 ,096 ,640 ,000 ,000
,621
N 66 54 54 54 35 36 51 66 66 66 66 66
CSR_D Pearso
n
Correlat
ion
-
,031 -,147 -,165 ,044 ,106 ,027 -,137 -,062 -,206 -,203 -,062
1,00
0
Sig. (2-
tailed) ,807 ,290 ,234 ,752 ,546 ,875 ,338 ,621 ,097 ,102 ,621
N 66 54 54 54 35 36 51 66 66 66 66 66
*. Correlation is significant at the
0.05 level (2-tailed).
78
**. Correlation is significant at
the 0.01 level (2-tailed).
Tabel 22: Correlatiematrix CFP2008-CSR (na aanpassingen)
Het spreidingsdiagram en de geschatte lineaire curve tussen return_TA als onafhankelijke variabele en
CSR-B als afhankelijke variabele toont een niet constante verdeling van de residuen. Hier spreken we van
een oplopende vorm van heteroscedasticiteit. Een semi-logaritmische transformatie is hier niet aan de
orde omdat de negatieve waarden van return_TA dit niet toelaten. We kunnen overgaan tot een regressie.
Figuur 6: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve return_TA en CSR-B
Model Summary
R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate
,235 ,055 ,036 ,203
The independent variable is return_TA.
79
ANOVA
Sum of Squares df Mean Square F Sig.
Regression ,119 1 ,119 2,876 ,096
Residual 2,029 49 ,041
Total 2,148 50
The independent variable is return_TA.
Coefficients
Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients
t Sig. B Std. Error Beta
return_TA ,003 ,002 ,235 1,696 ,096
(Constant) ,367 ,029 12,616 ,000
Tabel 23: Spreidingsdiagram en geschatte lineaire curve return_TA en CSR-B
3.5.3 Multivariate regressie
Op basis van de beschrijvende statistiek kiezen we de variabelen voor de multivariate regressie:
afhankelijke variabele (CSR): CSR-B
onafhankelijke variabele (CFP): return on total assets
We verkiezen enkel deze CFP-variabele op te nemen om multicollineariteit tegen te gaan. Ze correleert
r>0.50 met de andere indicatoren van rendabiliteit.
Voor de controlevariabelen laten we totaal_activa vallen omdat we opnieuw de regel gebruiken dat geen
paar r>0.50 mag overschrijden. We kiezen in de plaats voor log_totaalactiva met minder sterke correlaties
waarvan één met leeftijd en de andere met de CSR-variabelen. Voor de solvency-ratio (schuldgraad) zien
we niet meteen significante correlaties met CFP- of CSR-variabelen, maar omdat hier in de literatuur heel
wat aandacht op wordt gevestigd, nemen we de variabele mee in de analyse. Leeftijd en industrie worden
eveneens toegevoegd.
80
controlevariabelen: log_totaalactiva, solvency ratio, leeftijd, industrie
Het empirisch model:
CSR-B (CSR)=
f(return_TA, log_totaalactiva, solvency_ratio, leeftijd, industrie)
Y=
α+β1X1+β2X2+β3X3+β4X4+β5X5+β6X6+β7X7+β8X8+β9X9+β10X10+β11X11+β12X12+β13X13 +ε
Y= CSR-B
X1= return_TA
X2= log_totaalactiva
X3= solvency_ratio
X4= leeftijd
X5= industrie2, X6=i3, X7=i4, X8=i5, X9=i6, X10=i7, X11=i8, X12=i9, X13=i10
Model Summary:
Omdat industrie 10 maar eenmalig voorkomt en geen correlaties heeft, wordt dit door SPSS16 verwijderd
uit de analyse: X13=0. De adjusted R² geeft aan dat 25.5 procent van de variantie in Y door de
onafhankelijke variabelen wordt verklaard. De sterkte van de associatie verklaart slechts matig enige
wijziging in Y.
Model R R Square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate
1 ,659a ,434 ,255 ,17886
a. Predictors: (Constant), ind9, return_TA, ind5, ind2, log_totaalact, ind7, ind6, solvency_ratio, ind4, leeftijd, ind3,
ind8
Tabel 24: Regressie CFP2008-CSR: Model Summary
81
ANOVA:
De resultaten van de F-toets (F=2.428, p=0.019) zijn statistisch significant (p<0.05). Dit geeft aan dat de
gevonden adjusted R² groot genoeg is en de predictieve waarde van de X‟en groter is dan door toeval zou
verwacht worden.
Model Sum of Squares df Mean Square F Sig.
1 Regression ,932 12 ,078 2,428 ,019a
Residual 1,216 38 ,032
Total 2,148 50
a. Predictors: (Constant), ind9, return_TA, ind5, ind2, log_totaalact, ind7, ind6, solvency_ratio, ind4, leeftijd, ind3,
ind8
b. Dependent Variable: CSR_B
Tabel 25: Regressie CFP2008-CSR: ANOVA
Coefficients:
Afzonderlijke t-waarden en bijhorende p-waarden tonen weinig significante bijdragen in het verklaren
van de variantie in Y. Redenen hiervoor zoeken we in het grote aantal variabelen en dus vrijheidsgraden.
De variabele met de grootste beta-waarde (log_totaalact: 0.626;p<0.01) heeft de grootste en significante
invloed op Y.
82
Model
Unstandardized Coefficients Standardized Coefficients
t Sig. B Std. Error Beta
1 (Constant) -,457 ,243 -1,877 ,068
return_TA ,002 ,002 ,169 1,151 ,257
log_totaalact ,152 ,036 ,626 4,190 ,000
solvency_ratio ,000 ,001 -,070 -,468 ,642
leeftijd ,000 ,001 -,115 -,739 ,464
ind2 -,073 ,118 -,130 -,624 ,537
ind3 ,047 ,107 ,098 ,442 ,661
ind4 ,027 ,132 ,042 ,202 ,841
ind5 ,030 ,157 ,034 ,188 ,852
ind6 -,035 ,164 -,033 -,212 ,834
ind7 -,085 ,147 -,111 -,580 ,565
ind8 -,050 ,120 -,093 -,417 ,679
ind9 ,022 ,149 ,025 ,145 ,886
a. Dependent Variable: CSR_B
Tabel 26: Regressie CFP2008-CSR: Coefficients
83
3.5.4 Besluit
H2: Meer financiële performantie leidt tot meer CSR:
H2a: Financiële performantie heeft een positieve relatie met CSR
H2b: Financiële performantie heeft een negatieve relatie met CSR
H2c: Financiële performantie heeft een neutrale relatie met CSR
We kunnen dezelfde conclusies maken als bij de omgekeerde relatie. Zowel CSR-A, CSR-R als CSR-B
zijn opnieuw positief significant (p<0.05;p<0.01) gerelateerd met de grootte van het bedrijf. CSR-D toont
eveneens een negatieve maar nu niet significante relatie met grootte. Voor de associatie tussen CSR en
CFP bereiken we opnieuw een klein significant (p<0.10) lichtpuntje (r=0.235, p=0.096). Deze relatie is
positief waardoor we heel voorzichtig H2b en H2c verwerpen en we H2a bevestigen. Deze relatie willen
we wel beperken tot: “return_TA heeft een positieve relatie met CSR-B”. De multivariate regressie toont
een populatieparameter van β=0.169 (p=0.257) voor return_TA als predictor voor CSR. We kunnen
hierdoor de causaliteit van de relatie uit H2 eveneens niet bevestigen.
84
Correlations
return_TA totaal_act log_totaalact
CSR_A Pearson Correlation 0,216 ,336* ,479**
Sig. (2-tailed) 0,129 0,013 0
N 51 54 54
CSR_R Pearson Correlation 0,217 ,337* ,478**
Sig. (2-tailed) 0,125 0,013 0
N 51 54 54
CSR_B Pearson Correlation 0,235 ,400** ,535**
Sig. (2-tailed) 0,096 0,003 0
N 51 54 54
CSR_D Pearson Correlation -0,137 -0,147 -0,165
Sig. (2-tailed) 0,338 0,29 0,234
N 51 54 54
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
Tabel 27: Correlatiematrix CFP2008-CSR: besluit
85
4 CONCLUSIE EN DISCUSSIE
Dit onderzoek kan haar bijdrage aan het bestaande CSR-onderzoek niet ontkennen. In eerste instantie
bleek er in de literatuur onenigheid rond de definitie van CSR. We bespraken vele alternatieve
benamingen maar zagen inherent veel gelijkenissen. Een sociaal verantwoordelijke onderneming levert
een extra inspanning om een beleid te integreren dat verder gaat dan de minimum wettelijk opgelegde
regels en tegelijk bijdraagt tot de relaties met en de welvaart van belangrijke stakeholders. Het voor ons
belangrijkste doel was dat de gebruikte definitie allesomvattend en niet enkel beperkt tot het sociale
aspect zou zijn. Hierdoor kregen de GRI-richtlijnen onze voorkeur. Om de actuele waarde van CSR in het
bedrijfsleven aan te tonen, lieten we enkele belangen en initiatieven van verschillende partijen aan het
woord. Zowel de Europese Commissie, de investeerders als de kaderleden bleken te geloven dat
ondernemingen een positieve impact op de samenleving kunnen hebben. Toch heerst er nog steeds een
spanningsveld waarbij het „sociaal goed doen‟ van het „economisch goed doen‟ wordt gescheiden. Omdat
deze inconsistentie actueel nog heerst, blijft onze bijdrage uitermate relevant.
Bij het bespreken van de theoretische modellen bemerkten we dat de berg hoog is. We selecteerden de
meest gehanteerde en voor ons onderzoek best ondersteunende exemplaren. De dominante perspectieven
waren: „Stakeholder-theorie‟, „Resource-based-view of the firm‟, „Theory of the firm‟, „reputatievorming‟
en „profit-maximizing CSR‟. Uit dit belangrijk theoretisch kader ontdekten we dat de onderneming een
belangrijke sociale rol in de samenleving speelt die verdergaat dan haar traditionele economische rol. We
leerden dat, althans theoretisch, CSR een stijging in CFP kan produceren op de volgende manier. Het
basisdenkkader is dat CSR de onderneming haar relaties met relevante doelgroepen verbetert. Met als
gevolg dat deze vertrouwensband de reputatie bevordert en de transactiekosten en eveneens andere
risico‟s zal verlagen (Barnett, 2005, p. 12). We toonden aan dat de literatuur de media als een volwaardig
medium en bemiddelaar aanduidt om de onderneming haar daden naar alle doelgroepen over te brengen
en om te vormen in een bedrijfsreputatie. De media wordt tevens als een externe en onafhankelijke bron
voor informatie beschouwd, waardoor haar geloofwaardigheid tegenover andere CSR-informatie stijgt.
Een beperking is het gebrek aan een volwaardige representativiteit van de werkelijkheid.
86
Empirisch werd in de bestaande literatuur de relatie tussen CSR en CFP voornamelijk via de
methodologie van de event-studie en de multivariate regressie bestudeerd. De event-studie werd sterk
bekritiseerd omdat deze methodologie onder andere enkel de korte termijn reacties van aandeelhouders
meet. Reacties op CSR-initiatieven komen vanwege verschillende doelgroepen en zijn niet allemaal direct
meetbaar in aandelenkoersen. Daarnaast bleken de studies op basis van multivariate regressietechnieken
ook niet betrouwbaar, laat staan generaliseerbaar. Het grootste probleem bestond uit de operationalisering
van de variabelen en de opbouw van een allesomvattend empirisch model. Deze gebrekkige modellen
bleken aan de basis te liggen van een nog steeds onopgelost vraagstuk waaruit we onze hypothesen
afleidden. Als eerste hypothese stelden we „Meer CSR leidt tot meer financiële performantie‟ en als
tweede de omgekeerde relatie „Meer financiële performantie leidt tot meer CSR‟.
Onze voornaamste contributie aan de bestaande onderzoeken, is de uitbouw van een vernieuwende
methode om CSR-initiatieven van bedrijven in de media te onderzoeken. De literatuur bood ons een kader
om de aspecten CSR, reputatie en CFP aan elkaar te relateren, waardoor we een relationeel model
uitbouwden. Dankzij het raamwerk van de GRI-richtlijnen vonden we voor 66 EURONEXT Brussel
ondernemingen in de media; De Standaard, De Tijd, Het Nieuwsblad en Trends/Tendences, 649 CSR-
events gedurende 2009. Dat staat gelijk aan een gemiddelde van 9.79 CSR-events/bedrijf uit de populatie.
Maar liefst 64,10% rapporteerden over werkomstandigheden en de samenleving. Maar nadat we de tien
meest voorkomende deelgebieden bekeken, stelden we merkwaardig vast dat toch alle zes areas
vertegenwoordigd werden. Dit duidt op een brede aanwezigheid van CSR-topics in de media en kan ons
enkel bekoren. Inhoudelijk presenteerden de drie dagbladen een gelijkmatige vertegenwoordiging van
CSR-artikels, met aan de top De Tijd. Enkel het weekblad Trends/Tendences scoorde laag in vergelijking
met de dagbladen, maar de publicatie is dan ook slechts eenmalig per week. De CSR-events hadden voor
53,80% een negatieve connotatie en in mindere mate (36,80%) een positieve connotatie. We vonden een
statistisch significant verband tussen de AREA van berichtgeving en de NATURE van het CSR-event.
Berichten over omgeving/milieu en aandeelhouders hadden overwegend een positieve connotatie, terwijl
mensenrechten, werkomstandigheden, productverantwoordelijkheid en de samenleving een groter
percentage negatief rapporteerden. Aan de hand van de CSR-events stelden we CSR-indexen op. De
grootste hoeveelheid CSR-rapportering bleek voor de „Financials‟, „Consumer Services‟ en „Consumer
Goods‟. Gemiddeld genomen was de breedste rapportering voor „Consumer Services‟ en de meest
positieve voor „Healthcare‟. Daartegenover had „Telecommunications‟ de minst goede reputatie (CSR-
D=0.26). Vooral CSR-D maar ook CSR-B bleken belangrijke kwalitatieve meeteenheden om de reputatie
te meten. CSR-D meet de toon (pos/neg) van de reputatie en CSR-B de breedte van CSR-rapportering.
87
Doorheen het onderzoek bemerkten we een duidelijk voordeel voor grotere bedrijven. Hoe groter de
bedrijven (meer totaal activa en/of Bel-20), hoe meer en hoe breder ze in beeld kwamen. Dit is enerzijds
het gevolg van de media als middel om de CSR te meten. We zagen in de literatuur dat grotere bedrijven
meer in beeld komen. Maar anderzijds ook omdat we in een relatie tussen CSR en CFP geloven. We
testten hiervoor twee hypotheses. Als eerste: „Meer CSR leidt tot meer financiële performantie‟. Uit de
correlaties besloten we met voorzichtigheid dat CSR-A, CSR-R, CSR-B en ln_CSR-B positief significant
met de grootte van het bedrijf gerelateerd waren. Hoe meer CSR-events in de media, zowel absoluut als
relatief, hoe meer totale activa in de eindbalans. De positieve correlatie met CSR-B en ln_CSR-B toonde
aan dat deze berichtgeving ook breder is. Daarentegen signaleerde CSR-D een negatieve significante
relatie met grootte. Hoe meer negatief de reputatie in de media hoe groter het bedrijf. Het lijkt erop dat de
grote bedrijven meer geviseerd worden om maatschappelijke verantwoording te nemen. Voor de
associatie tussen CSR en CFP zagen we een significant lichtpunt tussen ln_CSR-B en netto
verkoopmarge (r=0.295, p=0.04). Deze relatie was positief waardoor we bevestigden: „CSR heeft een
positieve relatie met financiële performantie‟. Deze relatie beperken we tot: „CSR-B heeft een positieve
relatie met netto verkoopmarge‟. De multivariate regressie toonde een te kleine en niet statistisch
significante populatieparameter voor ln_CSR-B als predictor voor financiële performantie. We konden
hierdoor de causaliteit van de relatie uit H1 niet bevestigen. Bij het onderzoeken van de omgekeerde
relatie maakten we dezelfde conclusies. Zowel CSR-A, CSR-R, CSR-B en ln_CSR-B waren opnieuw
positief significant gerelateerd met de grootte van het bedrijf. CSR-D toonde opnieuw een negatieve maar
nu niet significante relatie met grootte. Voor de associatie tussen CSR en CFP vonden we een klein
significant lichtpuntje. Deze relatie is positief maar beperkten we tot: „return_totaalactiva heeft een
positieve relatie met CSR-B‟. De multivariate regressie kon eveneens de causaliteit van de relatie uit deze
omgekeerde relatie niet bevestigen. Desalniettemin toonden de correlaties interessante associaties tussen
de variabelen aan.
We zouden deze ruimte graag gebruiken om een aantal beperkingen van het empirisch gedeelte te
bespreken. We wijzen op een onderzoek van Reverte (2009) die concludeerde dat het niet de rendabiliteit
was die de verschillen in CSR tussen Spaanse publiek genoteerde ondernemingen verklaarde. Echter was
de meest invloedrijke variabele om de variatie tussen CSR-ratings te verklaren, de media-aandacht,
gevolgd door de grootte en de industrie. We waarschuwen ervoor dat onze manier van meten een
vernieuwend perspectief biedt, maar niet beschouwd mag worden als het enige meetinstrument. Een
media-bias is zeker niet uitgesloten. Verder is er de subjectiviteit van de onderzoeker voor het analyseren
en in hokjes verdelen van de artikelen. Ook de beperking van de gebruikte zoektermen in Mediargus. Bij
het opstellen van de CSR-indexen gebruikten we gelijke gewichten voor de verschillende AREAS, maar
misschien zou een investering in mensenrechten een grotere waarde dan arbeid moeten krijgen. En verder
ook de beperking was de kleine populatie van 66 EURONEXT Brussel ondernemingen en missende
waarden voor CFP– en/of controlevariabelen.
88
We geloven dat toekomstig onderzoek met een grotere populatie en meer CFP-variabelen onze conclusies
kunnen volharden. De dataset met 649 CSR-events zou perfect met meerdere methodes, eventueel een
event-studie, en andere CSR-informatiebronnen kunnen worden gecombineerd. We benadrukken sterk dat
de GRI-richtlijnen een goede leidraad zijn om toekomstig onderzoek op te baseren. Dit mag niet het einde
maar een begin voorstellen.
89
5 REFERENTIES
Aguilera, R.V., Rupp, D.E., Williams, C.A. & Ganapathi, J. (2007). Putting the S back in corporate social
responsibility: a multilevel theory of social change in organizations. Academy of Management Review, 32,
836-863.
Alexander, G.J. & Buchholz, R.A. (1978). Corporate social responsibility and stock market performance.
Academy of Management Journal, 21(3), 479-486.
Arya, B. & Zhang, G. (2009). Institutional reforms and investor reactions to CSR announcements:
evidence from an emerging economy. Journal of Management Studies, 46(7), 1089-1112.
Aupperle, K.E., Carroll, A.B. & Hatfield, J.D. (1985). An empirical examination of the relationship
between corporate social responsibility and profitability. Academy of Management Journal, 28(2), 446-
463.
Barnett, M.L. (2005). Stakeholder influence capacity and the variability of financial returns to corporate
social responsibility. Accepted for publication in Academy of Management Review, Special Topic Forum
on “Corporations as social change agents”.
Barney, J.B. (1991). Firm resources and sustained competitive advantage. Journal of Management, 17(1),
99–121.
Barney, J.B. (2007). Gaining and sustaining competitive advantage (3th ed.). Upper Saddle River, NJ:
Prentice-Hall.
Baron, D. (2001). Private politics, corporate social responsibility and integrated strategy. Journal of
Economics and Management Strategy, 10, 7–45.
Burke, L. & Logsdon, J.M. (1996). How corporate social responsibility pays off. Long Range Planning,
29(4), 495–502.
Business & Society Belgium (2010). Definitie van MVO, URL:
<http://www.businessandsociety.be/nl/mvo> (25/05/2010).
Capriotti, P. (2009). Economic and social roles of companies in the mass media: the impact media
visibility has on businesses' being recognized as economic and social actors. Business & Society, 48(2),
225-242.
Carroll, A.B. (1979). A three-dimensional model of corporate performance. Academy of Management
Review, 4(4), 497-505.
Carroll, A.B. (1991). The pyramid of corporate social responsibility: toward the moral management of
organizational stakeholders. Business Horizons, 34(4), 39-48.
90
Carroll, C.E & McCombs, M. (2003). Agenda-setting effects of business news on the public's images and
opinions about major corporations. Corporate Reputation Review, 6(1), 36-46.
CIM (2009). De bereikstudie 2008-2009, URL: <http://www.cim.be/media/pers/bereik/> (15/05/2010).
Clarkson, M.B.E. (1995). A stakeholder framework for analyzing and evaluating corporate social
performance. Academy of Management Review, 20(1), 92–117.
Cochran, P.L. & Wood, R.A. (1984). Corporate social responsibility and financial performance. Academy
of Management Journal, 27(1), 42-56.
Consolandi, C., Jaiswal-Dale, A., Poggiani, E. & Vercelli, A. (2008). Global standards and ethical stock
indexes: the case of the Dow Jones Sustainability Stoxx Index. Journal of Business Ethics, 87(1), 185–
197.
Consolandi, C., Innocenti, A. & Vercelli, A. (2009). CSR, rationality and the ethical preferences of
investors in a laboratory experiment. Research in Economics, 63(4), 242-252.
CSR Europe (2010). Membership, URL: <http://www.csreurope.org/pages/en/membership.html>
(27/07/2010).
Davis, K. (1973). The case for and against business assumption of social responsibilities. Academy of
Management Journal, 16(2), 312-323.
De Bode, L. (2010, 8 juli). De eerste beurs voor sociale ondernemingen ter wereld zal openen in
Singapore. De Standaard.
De Pelsmacker, P. & Van Kenhove, P. (2002). Marktonderzoek: methoden en toepassingen.
Antwerpen/Apeldoorn: Garant.
DJSI (2010). Dow Jones Sustainability Indexes, URL: <http://www.sustainability-index.com/>
(28/07/2010).
Donaldson, T. & Preston, L. (1995). The stakeholder theory of the corporation: concepts, evidence, and
implications. Academy of Management Review, 20(1), 65–91.
Du, S., Bhattacharya, C.B. & Sen, S. (2010). Maximizing business returns to corporate social
responsibility (CSR): the role of CSR communication. International Journal of Management Reviews,
12(1), 8-19.
Elkington, J. (1997). Cannibals with Forks: the triple bottom line of 21st
century business. Oxford:
Capstone Publishing Ltd.
Europese Commissie (2001). Groenboek: de bevordering van een Europees kader voor de sociale
verantwoordelijkheid van bedrijven, URL:
<http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/com/2001/com2001_0366nl01.pdf> (25/05/2010).
91
Europese Commissie (2002). Mededeling van de Commissie over de sociale verantwoordelijkheid van
bedrijven: een bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling, URL:
<http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2002:0347:FIN:NL:PDF> (25/05/2010).
Europese Commissie (2006). Mededeling van de Commissie tenuitvoerlegging van het partnerschap voor
groei en werkgelegenheid: Europa moet een voorbeeld worden op het gebied van maatschappelijk
verantwoord ondernemen, URL: <http://eur-
lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2006:0136:FIN:NL:PDF> (25/05/2010).
Fama, E.F. (1998). Market efficiency, long-term returns, and behavioral finance. Journal of Financial
Economics, 49, 283–306.
Fombrun, C.J. & Shanley, M. (1990). What‟s in a name? Reputation building and corporate strategy.
Academy of Management Journal, 33(2), 233–258.
Fombrun, C.J., Gardberg, N.A. & Barnett, M.L. (2000). Opportunity platforms and safety nets: corporate
citizenship and reputational risk. Business and Society Review, 105(1), 85-106.
Fombrun, C.J. (2001). Corporate reputations as economic assets. In M.A. Hitt, R.E. Freeman & J.S.
Harrison (Eds.), The Blackwell Handbook of Strategic Management (p. 289-312). Oxford: Blackwell
Publishers.
Freeman, R.E. (1994). The politics of stakeholder theory: some future directions. Business Ethics
Quarterly, 4(4), 409-429.
Friedman, M. (1970). The social responsibility of business is to increase its profits. In: A.W Ghillyer
(Ed.), Business ethics: a real world approach (p. 301-305). Boston: McGraw-Hill.
Frooman, J. (1999). Stakeholder influence strategies. The Academy of Management Review, 24(2), 191–
205.
FTSE (2010). FTSE4Good Index Series, URL:
<http://www.ftse.com/Indices/FTSE4Good_Index_Series/index.jsp> (28/07/2010).
Garriga, E. & Melé, D. (2004). Corporate social responsibility theories: mapping the territory. Journal of
Business Ethics, 53 (1/2), 51-71.
Ghillyer, A.W. (2010). Business ethics: a real world approach. Boston: McGraw-Hill.
Godfrey, P.C. (2005). The relationship between corporate philanthropy and shareholder wealth: a risk
management perspective. Academy of Management Review, 30(4), 777–799.
Godfrey, P.C., Merrill, C.B. & Hansen, J.M. (2009). The relationship between corporate social
responsibility and shareholder value: an empirical test of the risk management hypothesis. Strategic
Management Journal, 30(4), 425–445.
92
Graves, S.B. & Waddock, S.A. (1994). Institutional owners and corporate social performance. Academy
of Management Journal, 37(4), 1035-1046.
GRI (2000). Richtlijnen voor duurzaamheidsverslaggeving, URL:
<http://www.globalreporting.org/ReportingFramework/ReportingFrameworkDownloads/> (10/04/2010).
GRI (2010). FAQ‘s: Who has published reports based on the GRI Guidelines? URL:
<http://www.globalreporting.org/AboutGRI/FAQs/FAQSustainabilityReporting.htm> (27/07/2010).
Gujarati, D.N. (2003). Basic Econometrics (4th ed.). Boston (Mass.): McGraw-Hill Higher Education.
Hannon, J. & Milkovich, G. (1996). The effect of human resource reputation signals on share prices: an
event study. Human Resource Management, 35(3), 405-424.
Harrison, J.S. & Freeman, R.E. (1999). Stakeholders, social responsibility and performance: empirical
evidence and theoretical perspectives. Academy of Management Journal, 42(5), 479-485.
Hart, S. (1995). A natural resource-based view of the firm. Academy of Management Review, 20(4), 986–
1014.
Henderson, D. (2001). Misguided virtue: false notions of corporate social responsibility. London, UK:
Institute of Economic Affairs.
Hill, R.P., Ainscough, T., Shank, T. & Manullang, D. (2006). Corporate social responsibility and socially
responsible investing: a global perspective. Journal of Business Ethics, 70(2), 165–174.
Hillman, A.J. & Keim, G.D. (2001). Shareholder value, stakeholder management, and social issues:
what‟s the bottom line? Strategic Management Journal, 22(2), 125-139.
Jensen, M.C. (2002). Value maximization, stakeholder theory, and the corporate objective function.
Business Ethics Quarterly, 12(2), 235-256.
Jones, T. (1995). Instrumental stakeholder theory: a synthesis of ethics and economics. Academy of
Management Review, 20(2), 404-437.
Kotler, P. & Lee, N. (2005). Corporate social responsibility: doing the most good for your company and
your cause. Hoboken, NJ: John Wiley.
Logsdon, J. & Wood, D.J. (2002). Business citizenship: from domestic to global level of analysis.
Business Ethics Quarterly, 12(2), 155-188.
Mackey, A., Mackey, T.B. & Barney, J.B. (2007). Corporate social responsibility and firm performance:
investor preferences and corporate strategies. Academy of Management Review, 32(3), 817-835.
MacKinlay, A.C. (1997). Event studies in economics and finance. Journal of Economic Literature, 35(1),
13-39.
93
Margolis, J.D. & Walsh, J.P. (2001). People and profits? The search for a link between a company‘s
social and financial performance. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
Margolis, J.D. & Walsh, J.P. (2003). Misery loves companies: rethinking social initiatives by business.
Administrative Science Quarterly, 48(2), 268-305.
Martin, J., Petty, W. & Wallace, J. (2009). Shareholder value maximization: is there a role for corporate
social responsibility? Journal of Applied Corporate Finance, 21(2), 110-118.
Matten, D., Crane, A. & Chapple, W. (2003). Behind the mask: revealing the true face of corporate
citizenship. Journal of Business Ethics, 45(1/2), 109-120.
Matten, D. & Crane, A. (2005). Corporate citizenship: toward an extended theoretical conceptualization.
Academy of Management Review, 30, 166–179.
Matten, D. & Moon, J. (2008). „Implicit‟ and „Explicit‟ CSR: a conceptual framework for a comparative
understanding of corporate social responsibility. Academy of Management Review, 33(2), 404–424.
McGuire, J.B., Sundgren, A. & Schneeweis, T. (1988). Corporate social responsibility and firm financial
performance. Academy of Management Journal, 31(4), 854-872.
McKinsey & Company (2007). Assessing the impact of societal issues: a McKinsey global survey, URL:
<http://www.mckinseyquarterly.com/Assessing_the_impact_of_societal_issues_A_McKinsey_Global_Su
rvey_2077> (14/06/2010).
McWilliams, A. & Siegel, D. (1997). Event studies in management research: theoretical and empirical
issues. Academy of Management Journal, 40(3), 626-657.
McWilliams, A., Siegel, D. & Teoh, S.H. (1999). Issues in the use of the event study methodology: a
critical analysis of corporate social responsibility studies. Organizational Research Methods, 2(4), 350-
372.
McWilliams, A. & Siegel, D. (2000). Corporate social responsibility and financial performance:
correlation or misspecification? Strategic Management Journal, 21(5), 603-610.
McWilliams, A. & Siegel, D. (2001). Corporate social responsibility: a theory of the firm perspective.
Academy of Management Review, 26(1), 117-127.
McWilliams, A., Siegel, D. & Wright, P.M. (2006). Corporate social responsibility: strategic implications.
Journal of Management Studies, 43(1), 1-18.
Mitchell, R.K., Agle, B.R. & Wood, D.J. (1997). Toward a theory of stakeholder identification and
salience: defining the principle of who and what really counts. Academy of Management review, 22(4),
853-886.
94
Mittal, R.K., Sinha, N. & Singh, A. (2008). An analysis of linkage between economic value added and
corporate social responsibility. Management Decision, 46(9), 1437-1443.
MVO Vlaanderen (2010). Wat is MVO, URL: <http://www.mvovlaanderen.be/over-mvo/wat-is-mvo/>
(17/07/2010).
Nelling, E. & Webb, E. (2009). Corporate social responsibility and financial performance: the “virtuous
circle” revisited. Review of Quantitative Finance and Accounting, 32(2), 197-209.
Ooghe, H. & Van Wymeersch, C. (2008). Handboek financiële analyse van de onderneming. Antwerpen:
Intersentia.
Orlitzky, M., Schmidt, F.L. & Rynes, S.L. (2003). Corporate social and financial performance: a meta-
analysis. Organization Studies, 24(3), 403-441.
Orlitzky, M. (2008). Corporate social performance and financial performance. In: A. Crane, A.
McWilliams, D. Matten, J. Moon & D.S. Siegel (Eds.), The Oxford Handbook of Corporate Social
Responsibility (p. 113-134). Oxford: Oxford University Press.
Porter, M.E. & Kramer, M.R. (2002). The competitive advantage of corporate philanthropy. Harvard
Business Review, 80(12), 5-16.
Porter, M.E. & Kramer, M.R. (2006). Stategy & Society: the link between competitive advantage and
corporate social responsibility. Harvard Business Review, December, 78-92.
Posnikoff, J.F. (1997). Disinvestment from South Africa: they did well by doing good. Contemporary
Economic Policy, 15(1), 76-86.
Powell, T.C. (1996). How much does industry matter? An alternative empirical test. Strategic
Management Journal, 17(4), 323-334.
Reverte, C. (2009). Determinants of corporate social responsibility disclosure ratings by Spanish listed
firms. Journal of Business Ethics, 88(2), 351–366.
Schultz, M., Mouritsen, J. & Gabrielsen, G. (2001). Sticky reputation: analyzing a ranking system.
Corporate Reputation Review, 4(1), 24–41.
Siegel, D.S. & Vitaliano, D.F. (2007). An empirical analysis of the strategic use
of corporate social responsibility. Journal of Economics & Management Strategy, 16(3), 773-792.
Sparkes, R. & Cowton, C.J. (2004). The maturing of socially responsible investment: a review of the
developing link with corporate social responsibility. Journal of Business Ethics, 52(1), 45-57.
Van der Laan, G., Van Ees, H. & Van Witteloostuijn, A. (2007). Corporate social and financial
performance: an extended stakeholder theory, and empirical test with accounting measures. Journal of
Business Ethics, 79(3), 299–310.
95
Vanhamme, J. & Grobben, B. (2009). “Too good to be true”: the effectiveness of CSR history in
countering negative publicity. Journal of Business Ethics, 85(2), 273-284.
Van Marrewijk, M. (2003). Concepts and definitions of CSR and corporate sustainability: between
agency and communion. Journal of Business Ethics, 44(2/3), 95-105.
Waddock, S.A. & Graves, S. (1997). The corporate social performance-financial performance link.
Strategic Management Journal, 18(4), 303-319.
Waddock, S.A. (2002). The multiple bottom lines of corporate citizenship: social investing, reputation,
and responsibility audits. Business and Society Review, 105(3), 323-345.
Williamson, O. (1975). Markets and hierarchies. New York: Free Press.
Windsor, D. (2001). Corporate social responsibility: a theory of the firm perspective-some comments.
Academy of Management Review, 26(4), 502–504.
Wood, D.J. (1991). Corporate social performance revisited. Academy of Management Review, 16(4), 691-
718.
Wood, D.J. & Jones, R.E. (1995). Stakeholder mismatching: a theoretical problem in empirical research
on corporate social performance. International Journal of Organizational Analysis, 3(3), 229-267.
Wright, P. & Ferris, S. (1997). Agency conflict and corporate strategy: the effect of divestment on
corporate value. Strategic Management Journal, 18(1), 77-8.
I
6 BIJLAGEN
Bijlage 1, p. II: Ondernemingen Euronext-Brussel
Bijlage 2, p. VIII: Kader CSR
Bijlage 3, p. X: Zoekterm Mediargus
Bijlage 4, p. XIII: Gebruikte zoekterm Euronext ondernemingen
Bijlage 5a, p. XVI: Resultaten CSR-events – Bel-20
Bijlage 5b, p.XXX: Resultaten CSR-events – Euronext-andere
Bijlage 6, p. XLI: CSR-indexen
Bijlage 7, p. XLII: CSR-CFP2009
Bijlage 8, p. XLVIII: CFP2008-CSR
Bijlage 9, p. LIV: Correlatiematrix CSR-CFP2009: initieel
II
Bijlage 1: Ondernemingen Euronext-Brussel
2/01/2009 31/12/2009 volledig 2009
cursief = weg cursief = erbij
4ENERGY INV (D) 4ENERGY INV (D) 4ENERGY INV (D)
AB INBEV AB INBEV AB INBEV
ABLYNX (D) ABLYNX (D) ABLYNX (D)
ACKERMANS V.HAAREN ACKERMANS V.HAAREN ACKERMANS V.HAAREN
AEDIFICA AEDIFICA AEDIFICA
AGFA-GEVAERT AGFA-GEVAERT AGFA-GEVAERT
ALCATEL-LUCENT ALFACAM GROUP ALCATEL-LUCENT
ALFACAM GROUP ANGLOGOLD ASH CERT ALFACAM GROUP
ANGLOGOLD ASH CERT ARSEUS (D) ANGLOGOLD ASH CERT
ARCELORMITTAL ARSEUS WARRANT (D) ARSEUS (D)
ARSEUS (D) ATENOR GROUP (D) ARSEUS WARRANT (D)
ARSEUS WARRANT (D) BANIMMO A (D) ASCENCIO (D)
ASCENCIO (D) BARCO ATENOR GROUP (D)
ATENOR GROUP BEFIMMO-SICAFI BANIMMO A (D)
BANIMMO A (D) BEKAERT BARCO
BARCO BELGACOM BEFIMMO-SICAFI
BEFIMMO-SICAFI BQUE NAT. BELGIQUE BEKAERT
BEKAERT BREDERODE BEL20 MASTER UNIT
BEL20 MASTER UNIT CFE (D) BELGACOM
BELGACOM CIE BOIS SAUVAGE BOMBARDIER CERT B
BOMBARDIER CERT B CMB BQUE NAT. BELGIQUE
BQUE NAT. BELGIQUE COFINIMMO-SICAFI BREDERODE
BREDERODE COLRUYT CFE (D)
CFE (D) DECEUNINCK CHEVRON CERT
CHEVRON CERT DELHAIZE GROUP CIE BOIS SAUVAGE
CIE BOIS SAUVAGE DEVGEN CMB
CMB DEXIA COFINIMMO-SICAFI
III
COFINIMMO-SICAFI D'IETEREN COLRUYT
COLRUYT DRDGOLD CERT DECEUNINCK
DECEUNINCK DUVEL MOORTGAT DELHAIZE GROUP
DELHAIZE GROUP ECONOCOM GROUP DEVGEN
DEVGEN ELIA DEXIA
DEXIA EURONAV D'IETEREN
D'IETEREN EVS BROADC.EQUIPM. DRDGOLD CERT
DRDGOLD CERT EXMAR DUVEL MOORTGAT
DUVEL MOORTGAT FORTIS ECONOCOM GROUP
ECONOCOM GROUP FOYER ELIA
ELIA GALAPAGOS EURONAV
EURONAV GBL EVS BROADC.EQUIPM.
EVS BROADC.EQUIPM. GIMV EXMAR
EXMAR GLOBAL GRAPHICS FORTIS
FORTIS GOLDFIELDS(X.DRIEF FOYER
FOYER HAMON GALAPAGOS
GALAPAGOS HARMONY CERT GBL
GBL HENEX GDF SUEZ
GDF SUEZ HOME INV.BELG-SIFI GENERAL ELECT.CERT
GENERAL ELECT.CERT I.R.I.S GROUP GENERAL MOTORSCERT
GENERAL MOTORSCERT IBA (D) GIMV
GIMV IBM CERT GLOBAL GRAPHICS
GLOBAL GRAPHICS IBT (D) GOLDFIELDS(X.DRIEF
GOLDFIELDS(X.DRIEF IMMOBEL GOODYEAR CERT
GOODYEAR CERT ING GROEP CERT HAMON
HAMON INTERV.RETAIL-SIFI HARMONY CERT
HARMONY CERT INTERVEST OFFICES HENEX
HENEX IPTE HOME INV.BELG-SIFI
HOME INV.BELG-SIFI JENSEN-GROUP I.R.I.S GROUP
I.R.I.S GROUP KBC IBA
IBA KBC ANCORA IBM CERT
IV
IBM CERT KEYWARE TECH. (D) IBT (D)
IBT (D) KINEPOLIS GROUP IMMOBEL
IMMOBEL LEASINVEST-SICAFI ING GROEP
ING GROEP LOTUS BAKERIES ING GROEP CERT
ING GROEP CERT LYXOR ETF BEL 20 INTERV.RETAIL-SIFI
INTERV.RETAIL-SIFI MELEXIS (D) INTERVEST OFFICES
INTERVEST OFFICES MOBISTAR IPTE
IPTE MONTEA C.V.A. JENSEN-GROUP
JENSEN-GROUP MOTORS LIQUID CERT KBC
KBC MOVETIS (D) KBC ANCORA
KBC ANCORA NAT PORTEFEUIL (D) KBC GROEP NV (D)
KBC GROEP NV (D) NYRSTAR (D) KEYWARE TECH. (D)
KEYWARE TECH. (D) OMEGA PHARMA KINEPOLIS GROUP
KINEPOLIS GROUP ONCOMETHYLOME SCNC LEASINVEST-SICAFI
LEASINVEST-SICAFI OPTION (D) LOTUS BAKERIES
LOTUS BAKERIES PFIZER CERT LYXOR ETF BEL 20
MELEXIS (D) PINGUINLUTOSA MELEXIS (D)
METRIS PUNCH INT. METRIS
MITISKA QUESTFOR GR-PRICAF MITISKA
MOBISTAR REALDOLMEN (D) MOBISTAR
MONTEA C.V.A. RECTICEL MONTEA C.V.A.
MORGAN CHASE CERT RESILUX MORGAN CHASE CERT
NAT PORTEFEUIL (D) RETAIL EST.-SICAFI MOTORS LIQUID CERT
NESTLE (D) RHJ INTERNATIONAL MOVETIS (D)
NYRSTAR (D) RIO TINTO CERT NAT PORTEFEUIL (D)
OMEGA PHARMA ROULARTA NESTLE (D)
ONCOMETHYLOME SCNC RTL GROUP NYRSTAR (D)
OPTION SIOEN OMEGA PHARMA
PEUGEOT SIPEF (D) ONCOMETHYLOME SCNC
PFIZER CERT SOFINA OPTION
PINGUINLUTOSA SOLVAY PEUGEOT
V
PUNCH INT. SPECTOR PFIZER CERT
PUNCH TELEMATIX SYSTEMAT PINGUINLUTOSA
QUESTFOR GR-PRICAF TELENET GROUP PUNCH INT.
REALDOLMEN TER BEKE PUNCH TELEMATIX
RECTICEL TESSENDERLO QUESTFOR GR-PRICAF
RESILUX THENERGO (D) REALDOLMEN
RETAIL EST.-SICAFI THROMBOGENICS RECTICEL
RHJ INTERNATIONAL TIGENIX (D) RESILUX
RIO TINTO CERT TIGENIX NV (D) RETAIL EST.-SICAFI
ROBECO TRANSICS INT. RHJ INTERNATIONAL
ROLINCO TUBIZE (ATTR) RIO TINTO CERT
ROULARTA TUBIZE-FIN ROBECO
RTL GROUP UCB ROLINCO
SIOEN UMICORE (D) ROULARTA
SIPEF (D) UNITRONICS RTL GROUP
SOFINA VAN DE VELDE SIOEN
SOLVAY VGP SIPEF (D)
SPECTOR VPK PACKAGING SOFINA
SUEZ ENVIRONNEMENT WDP-SICAFI SOLVAY
SYSTEMAT WERELDHAV B-SICAFI SPECTOR
TELENET GROUP ZETES INDUSTRIES SUEZ ENVIRONNEMENT
TER BEKE SYSTEMAT
TESSENDERLO TELENET GROUP
THENERGO (D) TER BEKE
THROMBOGENICS TESSENDERLO
TIGENIX NV THENERGO (D)
TOTAL THROMBOGENICS
TRANSICS INT. TIGENIX (D)
TUBIZE (ATTR) TIGENIX NV (D)
TUBIZE-FIN TOTAL
UCB TRANSICS INT.
VI
UMICORE (D) TUBIZE (ATTR)
UNITRONICS TUBIZE-FIN
VAN DE VELDE UCB
VGP UMICORE (D)
VOLVO B (D) UNITRONICS
VPK PACKAGING VAN DE VELDE
VRANKEN-POMMERY VGP
WDP-SICAFI VOLVO B (D)
WERELDHAV B-SICAFI VPK PACKAGING
ZENITEL VRANKEN-POMMERY
ZETES INDUSTRIES WDP-SICAFI
WERELDHAV B-SICAFI
ZENITEL
ZETES INDUSTRIES
VII
BEL-20 Bel-20 SAMEN
NAT PORTEFEUIL (D) AB INBEV AB INBEV
SOLVAY ACKERMANS V.HAAREN ACKERMANS V.HAAREN
DELHAIZE GROUP BEFIMMO-SICAFI AGFA-GEVAERT
KBC BEKAERT BEFIMMO-SICAFI
COFINIMMO-SICAFI BEL-20 BEKAERT
UMICORE (D) BELGACOM BEL-20
DEXIA COFINIMMO-SICAFI BELGACOM
MOBISTAR COLRUYT COFINIMMO-SICAFI
UCB DELHAIZE GROUP COLRUYT
FORTIS DEXIA DELHAIZE GROUP
AGFA-GEVAERT FORTIS DEXIA
ACKERMANS V.HAAREN GBL FORTIS
COLRUYT KBC GBL
BEKAERT MOBISTAR KBC
OMEGA PHARMA NAT PORTEFEUIL (D) MOBISTAR
AB INBEV OMEGA PHARMA NAT PORTEFEUIL (D)
GBL SOLVAY NYRSTAR (D)
BELGACOM TELENET GROUP OMEGA PHARMA
NYRSTAR (D) UCB SOLVAY
UMICORE (D) TELENET GROUP
UCB
UMICORE (D)
VIII
Bijlage 2: Kader CSR
AREA SUBAREA MEDIA NATURE
EN = Environmental EN1 = materials DS = De Standaard 1 = positive
EN2 = energy DT = De Tijd 2 = neutral
EN3 = water HN = Het Nieuwsblad 3 = negative
EN4 = biodiversity TR = Trends
EN5 = emissions, effluents, waste
EN6 = products and services
EN7 = compliance
EN8 = transport
EN9 = overall
LA = Labor practices and decent work LA1 = employment cao/sociale onrust/werkgelegenheid
LA2 = labor/management relations vergoedingen/bonus/relaties
LA3 = occupational health and safety gezondheid
veiligheid
LA4 = training and education opleiding
onderwijs
LA5 = diversity and equal opportunity
diversiteit kansen
HR = Human Rights HR1 = investment and procurement practices leveranciers
HR2 = non-discrimination
HR3 = freedom of association and collective bargaining cao recht ontnemen/uitbuiting
HR4 = child labor
HR5 = forced and compulsory labor
HR6 = security practices
HR7 = indigenous rights
SO = Society SO1 = community
IX
SO2 = corruption
SO3 = public policy
SO4 = anti-competitive behavior
SO5 = compliance
PR = Product Responsibility PR1 = customer health and safety
PR2 = product and service labeling
PR3 = marketing communications
PR4 = customer privacy
PR5 = compliance
SH = Shareholders SH1 = structure
SH2 = relationship company/shareholders
X
Bijlage 3: Zoekterm Mediargus
Naam bedirjf AND (X OR Y OR Z)
AREA SUBAREA
EN = Environmental EN1 = materials materialen
milieu EN2 = energy energie
EN3 = water water
EN4 = biodiversity biodiversiteit
EN5 = emissions, effluents, waste luchtemissies/afvalwater/afvalstoffen
EN6 = products and services verpakking
EN7 = compliance naleving
EN8 = transport transport
EN9 = overall
LA = Labor practices and decent work LA1 = employment werkgelegenheid
arbeidsomstandigheden LA2 = labor/management relations
LA3 = occupational health and safety gezondheid/veiligheid
LA4 = training and education opleiding/onderwijs
LA5 = diversity and equal opportunity diversiteit/kansen
HR = Human Rights HR1 = investment and procurement practices investeringsbeleid/inkoopbeleid
mensenrechten HR2 = non-discrimination discriminatie
HR3 = freedom of association and collective bargaining cao
HR4 = child labor kinderarbeid
HR5 = forced and compulsory labor
HR6 = security practices veiligheidsbeleid
HR7 = indigenous rights
SO = Society SO1 = community gemeenschap
maatschappij SO2 = corruption corruptie/fraude (voorkennis)
XI
SO3 = public policy
SO4 = anti-competitive behavior concurrentiebelemmerend
SO5 = compliance naleving
SO6 = clients klanten
PR = Product Responsibility PR1 = customer health and safety gezondheid/veiligheid
productverantwoordelijkheid PR2 = product and service labeling
PR3 = marketing communications
PR4 = customer privacy privacy
PR5 = compliance naleving
SH = Shareholders SH1 = structure
aandeelhouders SH2 = relationship company/shareholders
omwonenden SO1
gemeenschap SO1
klanten S06
aandeelhouders SH
kapitaalverstrekkers SH
leveranciers HR1
personeel LA1
vakbonden LA2
Totale lijst: 39 termen
milieu materialen investeringsbeleid omwonenden
arbeidsomstandigheden energie inkoopbeleid gemeenschap
mensenrechten water discriminatie klanten
maatschappij biodiversiteit cao aandeelhouders
productverantwoordelijkheid luchtemissies kinderarbeid kapitaalverstrekkers
aandeelhouders afvalwater veiligheidsbeleid leveranciers
afvalstoffen gemeenschap personeel
XII
verpakking corruptie vakbonden
naleving concurrentiebelemmerend
transport klanten
werkgelegenheid privacy
gezondheid
veiligheid
opleiding
onderwijs
diversiteit
kansen
XIII
Bijlage 4: Gebruikte zoekterm Euronext ondernemingen
4ENERGY INV (D) ok lang KBC ANCORA idem idem
AB INBEV ok kort KBC GROEP NV (D) idem idem
ABLYNX (D) no results lang KEYWARE TECH. (D) no results lang
ACKERMANS V.HAAREN ok lang KINEPOLIS GROUP ok lang
AEDIFICA no results lang LEASINVEST-SICAFI no results lang
AGFA-GEVAERT ok lang LOTUS BAKERIES ok lang
ALCATEL-LUCENT ok lang LYXOR ETF BEL 20 ? ?
ALFACAM GROUP ok lang MELEXIS (D) ok lang
ANGLOGOLD ASH CERT no results lang METRIS no results lang
ARSEUS (D) no results lang MITISKA no results lang
ARSEUS WARRANT (D) no results lang MOBISTAR ok kort
ASCENCIO (D) no results lang MONTEA C.V.A. no results lang
ATENOR GROUP (D) ok lang MORGAN CHASE CERT ? lang
BANIMMO A (D) no results lang MOTORS LIQUID CERT no results lang
BARCO ok kort MOVETIS (D) ok lang
BEFIMMO-SICAFI ok lang NAT PORTEFEUIL (D) ok kort
BEKAERT ok kort NESTLE (D) ok lang
BEL20 MASTER UNIT ? ? NYRSTAR (D) ok kort
BELGACOM ok kort OMEGA PHARMA ok lang
BOMBARDIER CERT B ok lang ONCOMETHYLOME SCNC
no results lang
BQUE NAT. BELGIQUE ? ? OPTION ok kort
BREDERODE no results lang PEUGEOT ok lang
CFE (D) no results lang PFIZER CERT ok lang
CHEVRON CERT ok lang PINGUINLUTOSA no results lang
CIE BOIS SAUVAGE ok kort PUNCH INT. ok kort
CMB no results kort PUNCH TELEMATIX no results lang
XIV
COFINIMMO-SICAFI ok lang QUESTFOR GR-PRICAF no results lang
COLRUYT ok kort REALDOLMEN no results lang
DECEUNINCK ok lang RECTICEL ok kort
DELHAIZE GROUP ok kort RESILUX ok lang
DEVGEN no results lang RETAIL EST.-SICAFI no results lang
DEXIA ok kort RHJ INTERNATIONAL no results lang
D'IETEREN no results lang RIO TINTO CERT ok lang
DRDGOLD CERT no results lang ROBECO no results lang
DUVEL MOORTGAT ok lang ROLINCO no results lang
ECONOCOM GROUP no results lang ROULARTA ok lang
ELIA ok lang RTL GROUP no results lang
EURONAV no results lang SIOEN ok lang
EVS BROADC.EQUIPM. ok lang SIPEF (D) no results lang
EXMAR ok lang SOFINA no results lang
FORTIS ok lang SOLVAY ok kort
FOYER no results lang SPECTOR ok lang
GALAPAGOS no results lang SUEZ ENVIRONNEMENT ok lang
GBL ok lang SYSTEMAT no results lang
GDF SUEZ ok lang TELENET GROUP ok kort
GENERAL ELECT.CERT ok kort TER BEKE no results lang
GENERAL MOTORSCERT ok kort TESSENDERLO ok kort
GIMV no results lang THENERGO (D) ok lang
GLOBAL GRAPHICS no results lang THROMBOGENICS no results lang
GOLDFIELDS(X.DRIEF no results lang TIGENIX (D) ok lang
GOODYEAR CERT ok lang TIGENIX NV (D) idem idem
XV
HAMON ok lang TOTAL ok kort
HARMONY CERT no results lang TRANSICS INT. no results lang
HENEX no results lang TUBIZE (ATTR) no results lang
HOME INV.BELG-SIFI no results lang TUBIZE-FIN idem idem
I.R.I.S GROUP no results lang UCB ok kort
IBA ok lang UMICORE (D) ok kort
IBM CERT ok lang UNITRONICS no results lang
IBT (D) no results lang VAN DE VELDE ok lang + inl
IMMOBEL no results lang VGP no results lang
ING GROEP ok lang VOLVO B (D) ok kort
ING GROEP CERT idem idem VPK PACKAGING ok lang
INTERV.RETAIL-SIFI no results lang VRANKEN-POMMERY no results lang
INTERVEST OFFICES no results lang WDP-SICAFI no results lang
IPTE ok lang WERELDHAV B-SICAFI no results lang
JENSEN-GROUP ok lang ZENITEL no results lang
KBC ok kort ZETES INDUSTRIES no results lang
XVI
Bijlage 5a: Resultaten CSR-events – Bel-20
CSR-A= 'absoluut aantal events in media'
CSR-R= 'relatief percentage events in de media'
CSR-B= 'breedte van CSR': hoeveel verschillende AREAS (NATURE=1;2;3)/Totaal aantal AREAS (6)
CSR-D= 'diepgang, reputatie': hoeveel keer positief of neutraal vermeld (NATURE 1;2)/CSR-A
EVENT AREA SUBAREA MEDIA NATURE ANNDATE CSR-A CSR-R CSR-B CSR-D
AB InBev = ABI ABI1 SH SH2 HN 3 26/12/2009 32 4,93% 0,83 0,22
ABI2 LA LA1 DT 1 1/12/2009
ABI3 LA LA5 DT 3 19/11/2009
ABI4 LA LA1 DS 3 18/11/2009
ABI5 EN EN2 TR 1 29/10/2009
ABI6 LA LA1 DS 3 20/10/2009
ABI7 LA LA1 HN 3 17/10/2009
ABI8 SH SH2 DT 3 23/09/2009
ABI9 LA LA2 DT 3 21/08/2009
ABI10 SH SH2 TR 1 30/07/2009
ABI11 SH SH2 DT 1 22/07/2009
ABI12 SH SH2 DT 3 3/07/2009
ABI13 SH SH2 DS 2 3/07/2009
ABI14 SH SH2 DS 3 3/07/2009
ABI15 LA LA1 DS 3 18/06/2009
ABI16 LA LA4 TR 1 21/05/2009
ABI17 HR HR1 TR 3 30/04/2009
ABI18 LA LA2 DS 3 29/04/2009
ABI19 LA LA2 HN 3 29/04/2009
ABI20 LA LA2 HN 3 28/04/2009
XVII
ABI21 HR HR1 DT 3 22/04/2009
ABI22 HR HR1 DS 3 20/04/2009
ABI23 HR HR1 DT 3 18/04/2009
ABI24 LA LA1 DT 3 4/04/2009
ABI25 LA LA1 HN 3 1/04/2009
ABI26 LA LA1 DT 2 20/01/2009
ABI27 LA LA1 DT 3 16/01/2009
ABI28 LA LA1 DS 3 16/01/2009
ABI29 SO SO1 DT 3 8/01/2009
ABI30 SO SO1 DS 3 8/01/2009
ABI31 SO SO1 HN 3 8/01/2009
ABI32 LA LA1 DS 3 7/01/2009
Agfa-Gevaert = AGF AGF1 LA LA1 DT 3 20/06/2009 9 1,39% 0,33 0,11
AGF2 LA LA1 DS 3 4/06/2009
AGF3 LA LA2 DT 2 14/05/2009
AGF4 HR HR3 DT 3 1/04/2009
AGF5 HR HR3 DS 3 1/04/2009
AGF6 LA LA1 DT 3 11/03/2009
AGF7 LA LA2 DT 3 6/02/2009
AGF8 LA LA2 DT 3 30/01/2009
AGF9 LA LA1 DT 3 27/01/2009
Befimmo-Sicafi = BEF BEF1 LA LA5 DT 3 19/11/2009 2 0,31% 0,33 0,50
BEF2 SH SH2 TR 1 5/02/2009
Bekaert = BEK BEK1 SH SH2 DT 1 28/10/2009 24 3,70% 0,50 0,58
BEK2 HR HR2 HN 3 15/07/2009
BEK3 LA LA1 HN 3 19/06/2009
BEK4 LA LA1 DS 3 19/06/2009
BEK5 LA LA1 HN 1 29/05/2009
XVIII
BEK6 LA LA1 DS 1 29/05/2009
BEK7 LA LA1 HN 3 4/04/2009
BEK8 LA LA1 TR 1 19/03/2009
BEK9 LA LA1 HN 3 10/03/2009
BEK10 LA LA1 DT 3 10/03/2009
BEK11 LA LA1 DS 3 10/03/2009
BEK12 LA LA1 HN 3 23/02/2009
BEK13 LA LA1 DT 1 20/02/2009
BEK14 LA LA5 HN 1 2/02/2009
BEK15 LA LA1 HN 1 24/01/2009
BEK16 LA LA1 HN 3 23/01/2009
BEK17 LA LA1 DS 3 23/01/2009
BEK18 LA LA1 HN 1 20/01/2009
BEK19 LA LA1 DT 1 20/01/2009
BEK20 LA LA1 DS 1 20/01/2009
BEK21 LA LA1 HN 1 6/01/2009
BEK22 LA LA1 DS 1 6/01/2009
BEK23 LA LA1 HN 1 3/01/2009
BEK24 LA LA1 DS 1 3/01/2009
Belgacom = BEL BEL1 SO SO4 DS 3 23/12/2009 73 11,25% 0,67 0,26
BEL2 SO SO4 DT 3 22/12/2009
BEL3 SO SO6 HN 3 19/12/2009
BEL4 LA LA3 DS 3 19/12/2009
BEL5 LA LA3 HN 3 15/12/2009
BEL6 SO SO6 DS 3 15/12/2009
BEL7 LA LA3 DS 3 15/12/2009
BEL8 HR HR3 DT 1 9/12/2009
BEL9 HR HR3 DS 1 9/12/2009
XIX
BEL10 HR HR3 DT 1 2/12/2009
BEL11 LA LA5 DT 1 19/11/2009
BEL12 SO SO1 HN 1 19/11/2009
BEL13 SO SO1 DS 1 19/11/2009
BEL14 SO SO4 DT 3 6/11/2009
BEL15 LA LA1 DT 3 29/10/2009
BEL16 PR PR4 DT 3 28/10/2009
BEL17 PR PR4 DS 3 21/10/2009
BEL18 LA LA1 DT 3 20/10/2009
BEL19 LA LA2 DT 2 10/10/2009
BEL20 SO SO4 TR 3 8/10/2009
BEL21 SO SO6 HN 3 7/10/2009
BEL22 SO SO6 DT 3 7/10/2009
BEL23 SO SO4 HN 3 6/10/2009
BEL24 SO SO4 DT 3 6/10/2009
BEL25 SO SO4 TR 3 1/10/2009
BEL26 SO SO4 HN 3 1/10/2009
BEL27 SO SO4 DS 3 1/10/2009
BEL28 SO SO4 DT 3 30/09/2009
BEL29 SO SO4 DS 3 30/09/2009
BEL30 SO SO6 HN 3 25/09/2009
BEL31 SO SO6 DT 3 25/09/2009
BEL32 SO SO6 HN 3 22/09/2009
BEL33 SO SO6 DS 3 22/09/2009
BEL34 HR HR3 DS 3 10/08/2009
BEL35 PR PR2 HN 3 7/08/2009
BEL36 PR PR2 HN 3 5/08/2009
BEL37 SO SO6 HN 1 1/08/2009
XX
BEL38 LA LA2 DT 3 1/08/2009
BEL39 LA LA2 DS 3 1/08/2009
BEL40 LA LA2 DT 3 31/07/2009
BEL41 SO SO6 HN 3 25/07/2009
BEL42 LA LA2 DT 3 25/07/2009
BEL43 PR PR2 DS 3 11/07/2009
BEL44 HR HR1 HN 3 15/06/2009
BEL45 SO SO4 TR 3 4/06/2009
BEL46 SO SO6 DS 1 4/06/2009
BEL47 HR HR1 DT 3 30/05/2009
BEL48 HR HR1 DS 3 30/05/2009
BEL49 HR HR1 HN 3 29/05/2009
BEL50 HR HR1 DS 3 29/05/2009
BEL51 SO SO4 DT 2 28/05/2009
BEL52 SO SO4 DS 2 28/05/2009
BEL53 SO SO4 DT 3 27/05/2009
BEL54 SO SO4 DS 3 27/05/2009
BEL55 SO SO6 HN 3 12/05/2009
BEL56 SO SO4 DT 3 12/05/2009
BEL57 SO SO4 DS 3 12/05/2009
BEL58 SO SO1 DT 1 22/04/2009
BEL59 PR PR2 DT 3 15/04/2009
BEL60 LA LA1 DT 1 7/03/2009
BEL61 LA LA1 DS 1 7/03/2009
BEL62 SO SO6 HN 3 25/02/2009
BEL63 HR HR3 HN 3 18/02/2009
BEL64 PR PR2 HN 1 13/02/2009
BEL65 HR HR3 HN 3 13/02/2009
XXI
BEL66 PR PR2 DS 1 13/02/2009
BEL67 HR HR3 HN 3 5/02/2009
BEL68 HR HR3 DT 3 5/02/2009
BEL69 SO SO6 HN 2 2/02/2009
BEL70 SO SO6 DS 2 2/02/2009
BEL71 HR HR2 DS 3 31/01/2009
BEL72 LA LA1 DT 3 30/01/2009
BEL73 HR HR3 DT 1 29/01/2009
Cofinimmo-Sicafi = COF COF1 SH SH2 TR 1 29/10/2009 2 0,31% 0,17 1,00
COF2 SH SH2 DT 1 29/06/2009
Colruyt = COL COL1 SO SO6 HN 1 19/11/2009 41 6,32% 0,83 0,88
COL2 SO SO6 HN 1 18/11/2009
COL3 SO SO1 HN 1 18/11/2009
COL4 PR PR1 HN 1 27/10/2009
COL5 HR HR1 HN 1 16/10/2009
COL6 HR HR1 DS 1 16/10/2009
COL7 SO SO1 HN 3 15/10/2009
COL8 HR HR1 HN 2 3/10/2009
COL9 EN EN1 HN 1 29/09/2009
COL10 LA LA5 DT 1 17/09/2009
COL11 LA LA1 DT 2 9/09/2009
COL12 EN EN2 HN 1 4/08/2009
COL13 EN EN2 DT 1 28/07/2009
COL14 HR HR1 HN 3 18/07/2009
COL15 HR HR1 DT 3 30/06/2009
COL16 EN EN2 DT 1 30/06/2009
COL17 LA LA1 DS 1 25/06/2009
COL18 SO SO6 DS 1 25/06/2009
XXII
COL19 EN EN4 DS 1 6/06/2009
COL20 SO SO6 HN 3 4/06/2009
COL21 PR PR1 HN 1 22/05/2009
COL22 PR PR1 DS 1 22/05/2009
COL23 EN EN8 HN 1 5/05/2009
COL24 EN EN8 HN 1 10/04/2009
COL25 EN EN6 HN 1 10/04/2009
COL26 PR PR1 DS 1 8/04/2009
COL27 HR HR3 DS 1 8/04/2009
COL28 HR HR4 DS 1 8/04/2009
COL29 LA LA1 TR 1 2/04/2009
COL30 LA LA4 TR 1 2/04/2009
COL31 EN EN8 DS 1 31/03/2009
COL32 SO SO1 HN 2 18/03/2009
COL33 SO SO1 HN 2 11/03/2009
COL34 LA LA1 HN 1 10/03/2009
COL35 LA LA1 DS 1 10/03/2009
COL36 SO SO4 HN 3 18/02/2009
COL37 SO SO1 HN 1 12/02/2009
COL38 SO SO1 HN 1 11/02/2009
COL39 SO SO1 HN 2 4/02/2009
COL40 EN EN8 HN 1 4/02/2009
COL41 EN EN6 HN 1 4/02/2009
Delhaize Group = DEL DEL1 PR PR4 DS 3 4/12/2009 22 3,39% 0,83 0,68
DEL2 PR PR3 HN 3 26/11/2009
DEL3 PR PR3 DS 3 26/11/2009
DEL4 LA LA1 HN 1 25/11/2009
DEL5 EN EN2 HN 1 25/11/2009
XXIII
DEL6 SO SO6 HN 1 20/11/2009
DEL7 EN EN2 HN 1 28/10/2009
DEL8 EN EN2 HN 1 15/10/2009
DEL9 EN EN2 DS 1 8/10/2009
DEL10 EN EN2 HN 1 23/09/2009
DEL11 PR PR1 HN 1 16/09/2009
DEL12 SO SO1 DS 3 14/09/2009
DEL13 EN EN2 HN 1 10/09/2009
DEL14 EN EN6 HN 1 10/09/2009
DEL15 PR PR1 HN 1 25/08/2009
DEL16 HR HR1 HN 3 30/06/2009
DEL17 HR HR1 DT 3 30/06/2009
DEL18 EN EN4 HN 1 4/06/2009
DEL19 PR PR1 HN 1 22/05/2009
DEL20 PR PR1 DS 1 22/05/2009
DEL21 LA LA2 DT 1 7/04/2009
DEL22 PR PR1 HN 3 31/03/2009
Dexia = DEX DEX1 LA LA1 DT 2 10/12/2009 7 1,08% 0,50 0,57
DEX2 LA LA1 DS 3 5/12/2009
DEX3 SH SH2 DT 2 4/11/2009
DEX4 SO SO1 DT 1 17/09/2009
DEX5 LA LA2 DT 3 14/05/2009
DEX6 LA LA2 DT 3 13/05/2009
DEX7 LA LA1 DT 2 24/03/2009
Fortis = FOR FOR1 SO SO6 HN 3 23/12/2009 28 4,31% 1,00 0,43
FOR2 SH SH2 DT 3 11/12/2009
FOR3 PR PR3 HN 3 7/12/2009
FOR4 LA LA1 DT 3 4/12/2009
XXIV
FOR5 LA LA1 HN 3 2/12/2009
FOR6 HR HR3 DS 1 27/11/2009
FOR7 LA LA4 DS 1 27/11/2009
FOR8 LA LA1 DS 2 27/11/2009
FOR9 SO SO2 DT 3 21/11/2009
FOR10 SO SO2 DT 3 20/11/2009
FOR11 SO SO2 DT 3 19/11/2009
FOR12 LA LA1 HN 2 7/11/2009
FOR13 LA LA1 DS 2 7/11/2009
FOR14 LA LA1 DT 2 6/11/2009
FOR15 LA LA1 HN 2 5/11/2009
FOR16 SH SH2 DT 3 4/11/2009
FOR17 SH SH2 DT 3 30/09/2009
FOR18 EN EN2 HN 1 2/06/2009
FOR19 SH SH2 DT 3 29/04/2009
FOR20 SH SH2 HN 3 29/04/2009
FOR21 SH SH2 DS 3 29/04/2009
FOR22 SH SH2 DS 3 27/04/2009
FOR23 SH SH2 HN 1 9/03/2009
FOR24 SH SH2 DS 1 7/03/2009
FOR25 SH SH2 DT 1 6/03/2009
FOR26 LA LA1 DT 2 10/02/2009
FOR27 SO SO1 HN 3 16/02/2009
FOR28 SO SO1 DS 3 16/01/2009
GBL = GBL GBL1 LA LA5 DS 3 10/11/2009 2 0,31% 0,33 0,50
GBL2 SH SH2 TR 1 5/02/2009
KBC = KBC KBC1 SO SO6 DT 3 16/12/2009 28 4,31% 0,67 0,46
KBC2 LA LA1 DT 1 3/12/2009
XXV
KBC3 LA LA1 DS 3 1/12/2009
KBC4 LA LA1 DT 3 25/11/2009
KBC5 LA LA1 DT 2 19/11/2009
KBC6 SH SH2 DS 3 13/11/2009
KBC7 LA LA1 DT 3 7/10/2009
KBC8 SH SH2 DT 1 7/10/2009
KBC9 LA LA1 DT 1 6/10/2009
KBC10 LA LA1 DT 1 26/09/2009
KBC11 LA LA1 DS 1 26/09/2009
KBC12 SO SO6 DT 1 18/09/2009
KBC13 SO SO6 DT 1 16/07/2009
KBC14 SH SH2 DS 3 11/07/2009
KBC15 PR PR2 DS 3 10/07/2009
KBC16 PR PR2 DT 3 4/07/2009
KBC17 SH SH2 DT 3 11/06/2009
KBC18 SO SO6 DS 3 20/05/2009
KBC19 LA LA2 DT 2 15/05/2009
KBC20 LA LA2 DT 2 14/05/2009
KBC21 SO SO6 DT 2 14/05/2009
KBC22 PR PR2 DT 3 4/04/2009
KBC23 PR PR2 DS 3 4/04/2009
KBC24 PR PR2 TR 3 4/03/2009
KBC25 SO SO6 DT 3 27/02/2009
KBC26 SO SO6 DT 1 25/02/2009
KBC27 SO SO6 DS 3 18/02/2009
KBC28 LA LA1 DS 3 12/02/2009
Mobistar = MOB MOB1 SO SO1 HN 3 26/11/2009 12 1,85% 0,33 0,25
MOB2 SO SO1 HN 3 1/10/2009
XXVI
MOB3 PR PR2 DS 3 19/08/2009
MOB4 PR PR2 HN 3 31/07/2009
MOB5 PR PR2 DS 3 31/07/2009
MOB6 SO SO1 HN 3 18/04/2009
MOB7 PR PR2 HN 2 25/03/2009
MOB8 PR PR2 DS 2 25/03/2009
MOB9 SO SO1 HN 1 20/03/2009
MOB10 PR PR1 HN 3 4/03/3009
MOB11 SO SO1 HN 3 21/01/2009
MOB12 PR PR1 HN 3 3/01/2009
Nat. Portefeuil. = NPM NPM1 EN EN2 DT 1 18/06/2009 6 0,92% 0,33 0,17
NPM2 LA LA1 DS 3 22/05/2009
NPM3 LA LA2 HN 3 10/04/2009
NPM4 LA LA2 DT 3 10/04/2009
NPM5 LA LA1 HN 3 11/03/2009
NPM6 LA LA1 DS 3 11/03/2009
Nyrstar = NYR NYR1 SH SH2 DT 1 29/10/2009 14 2,16% 0,67 0,71
NYR2 LA LA4 DS 1 26/09/2009
NYR3 LA LA2 HN 1 18/09/2009
NYR3 LA LA2 DS 1 18/09/2009
NYR4 SH SH2 DT 1 13/08/2009
NYR5 LA LA1 HN 1 27/07/2009
NYR6 LA LA1 DS 1 27/07/2009
NYR7 SH SH1 DT 3 3/07/2009
NYR8 LA LA2 HN 3 28/05/2009
NYR9 LA LA2 DS 3 28/05/2009
NYR10 LA LA1 DT 3 20/05/2009
NYR11 LA LA2 HN 1 21/03/2009
XXVII
NYR12 EN EN5 DS 1 28/02/2009
NYR13 PR PR3 HN 1 13/02/2009
NYR14 SH SH2 DS 3 23/01/2009
Omega Pharma = OME OME1 LA LA5 TR 3 24/12/2009 4 0,62% 0,33 0,50
OME2 LA LA5 DT 3 19/11/2009
OME3 SH SH2 DT 2 14/08/2009
OME4 SH SH2 DT 2 5/05/2009
Solvay = SOL SOL1 LA LA5 DT 1 19/11/2009 11 1,69% 0,50 0,91
SOL2 LA LA1 DS 3 8/09/2009
SOL3 SH SH2 DT 1 1/09/2009
SOL4 LA LA3 HN 1 24/08/2009
SOL5 SH SH2 DT 1 19/08/2009
SOL6 PR PR3 TR 1 30/07/2009
SOL7 SH SH2 TR 1 30/07/2009
SOL8 LA LA5 TR 1 28/05/2009
SOL9 SH SH2 DT 2 13/05/2009
SOL10 SH SH2 DS 2 13/05/2009
SOL11 SH SH2 TR 1 26/02/2009
Telenet Group = TEL TEL1 SO SO1 HN 1 31/12/2009 27 4,16% 0,67 0,30
TEL2 SO SO1 DS 1 31/12/2009
TEL3 PR PR2 HN 3 26/12/2009
TEL4 SO SO4 DS 3 23/12/2009
TEL5 SO SO4 DT 3 22/12/2009
TEL6 PR PR2 HN 3 4/12/2009
TEL7 SO SO1 HN 1 19/11/2009
TEL8 SO SO1 DS 1 19/11/2009
TEL9 PR PR4 DS 3 27/10/2009
TEL10 HR HR1 HN 3 3/10/2009
XXVIII
TEL11 HR HR1 DS 3 3/10/2009
TEL12 SO SO6 HN 3 25/09/2009
TEL13 SO SO6 DT 3 25/09/2009
TEL14 PR PR2 HN 3 5/08/2009
TEL15 PR PR2 DS 3 11/07/2009
TEL16 LA LA2 DS 3 27/05/2009
TEL17 SO SO6 DS 3 27/05/2009
TEL18 SO SO4 DT 3 12/05/2009
TEL19 SO SO4 DS 3 12/05/2009
TEL20 SO SO1 HN 1 30/04/2009
TEL21 SO SO1 DS 1 30/04/2009
TEL22 PR PR2 DT 3 15/04/2009
TEL23 SO SO6 HN 3 25/02/2009
TEL24 SO SO6 HN 3 2/02/2009
TEL25 SO SO6 DS 3 2/02/2009
TEL26 SO SO1 DT 1 22/01/2009
TEL27 SO SO6 DS 1 22/01/2009
UCB = UCB UCB1 LA LA1 HN 3 18/11/2009 9 1,39% 0,50 0,56
UCB2 LA LA1 DS 3 18/11/2009
UCB3 LA LA1 DT 3 17/11/2009
UCB4 LA LA1 DT 3 29/10/2009
UCB5 SH SH2 DT 1 21/08/2009
UCB6 LA LA1 DT 1 14/08/2009
UCB7 LA LA1 TR 1 13/08/2009
UCB8 LA LA2 TR 1 12/03/2009
UCB9 SO SO1 TR 1 12/03/2009
Umicore = UMI UMI1 SH SH2 DT 1 28/10/2009 9 1,39% 0,67 0,78
UMI2 SH SH2 DT 1 16/10/2009
XXIX
UMI3 EN EN9 TR 1 24/09/2009
UMI4 EN EN9 DS 1 25/03/2009
UMI5 EN EN9 DT 1 13/02/2009
UMI6 LA LA1 HN 3 7/02/2009
UMI7 LA LA1 DT 3 7/02/2009
UMI8 EN EN9 TR 1 29/01/2009
UMI9 PR PR1 DS 2 9/01/2009
363 events 55,78%
XXX
Bijlage 5b: Resultaten CSR-events – Euronext-andere
EVENT AREA SUBAREA MEDIA NATURE ANNDATE CSR-A CSR-R CSR-B CSR-D
4Energy Invest =4EN 4EN1 EN EN2 TR 1 26/08/2009 1 0,15% 0,17 1,00
Ackermans & van Haaren = ACK ACK1 LA LA5 DT 3 19/11/2009 14 2,16% 0,50 0,71
ACK2 EN EN2 TR 1 5/11/2009
ACK3 EN EN2 DT 1 31/10/2009
ACK4 EN EN2 DT 1 29/10/2009
ACK5 EN EN2 DS 1 29/10/2009
ACK6 EN EN2 DS 1 28/10/2009
ACK7 EN EN2 HN 1 8/06/2009
ACK8 EN EN2 DT 1 6/06/2009
ACK9 EN EN2 DS 1 6/06/2009
ACK10 EN EN2 DT 1 5/06/2009
ACK11 LA LA1 DS 3 22/05/2009
ACK12 LA LA1 HN 3 11/03/2009
ACK13 LA LA1 DS 3 11/03/2009
ACK14 SH SH2 TR 1 5/02/2009
Alcatel-Lucent = ALC ALC1 SO SO1 HN 1 20/11/2009 3 0,46% 0,33 0,33
ALC2 LA LA1 DT 3 29/07/2009
ALC3 LA LA1 DS 3 29/07/2009
Alfacam Group = ALF ALF1 LA LA2 DS 3 1/12/2009 4 0,62% 0,50 0,50
ALF2 HR HR3 DS 3 38/11/2009
ALF3 SO SO3 DT 1 30/06/2009
ALF4 SO SO3 TR 1 19/03/2009
Atenor Group = ATE ATE1 SO SO2 DT 2 25/04/2009 1 0,15% 0,17 1,00
Barco = BAR BAR1 SH SH2 DT 1 24/07/2009 5 0,15% 0,50 0,40
BAR2 SO SO1 HN 3 9/07/2009
XXXI
BAR3 SO SO1 DS 3 9/07/2009
BAR4 LA LA1 TR 2 12/03/2009
BAR5 LA LA1 DS 3 20/01/2009
Bombardier Cert. = BOM BOM1 LA LA1 DT 3 13/10/2009 5 0,77% 0,17 0,60
BOM2 LA LA1 HN 1 8/10/2009
BOM3 LA LA1 HN 3 8/10/2009
BOM4 LA LA1 HN 1 22/05/2009
BOM5 LA LA1 DS 1 22/05/2009
Cie du Bois Sauvage = CIE CIE1 SO SO2 TR 1 10/12/2009 15 2,31% 0,17 0,07
CIE2 SO SO2 DT 3 13/11/2009
CIE3 SO SO2 DT 3 30/10/2009
CIE4 SO SO2 DS 3 30/10/2009
CIE5 SO SO2 HN 3 24/09/2009
CIE6 SO SO2 DS 3 24/09/2009
CIE7 SO SO2 HN 3 23/09/2009
CIE8 SO SO2 DT 3 23/09/2009
CIE9 SO SO2 DS 3 23/09/2009
CIE10 SO SO2 DT 3 19/09/2009
CIE11 SO SO2 DT 3 30/06/2009
CIE12 SO SO2 DS 3 22/06/2009
CIE13 SO SO2 DT 3 6/06/2009
CIE14 SO SO2 DS 3 6/06/2009
CIE15 SO SO2 DT 3 5/06/2009
Deceuninck = DEC DEC1 SH SH2 DT 1 21/08/2009 2 0,31% 0,33 0,50
DEC2 LA LA1 HN 3 28/01/2009
Duvel Moortgat = DUV DUV1 SO SO6 DT 3 8/01/2009 2 0,31% 0,17 0,00
DUV2 SO SO6 DS 3 8/01/2009
Elia System Operator = ELI ELI1 SO SO1 HN 3 16/12/2009 11 1,69% 0,50 0,27
XXXII
ELI2 PR PR2 HN 3 16/12/2009
ELI3 SO SO1 DS 3 24/06/2009
ELI4 PR PR1 HN 1 30/03/2009
ELI5 PR PR1 DS 1 28/03/2009
ELI6 SO SO6 HN 3 11/02/2009
ELI7 SO SO6 DS 3 11/02/2009
ELI8 EN EN2 DS 1 2/02/2009
ELI9 SO SO6 HN 3 27/01/2009
ELI10 SO SO6 HN 3 6/01/2009
ELI11 SO SO6 DS 3 6/01/2009
EVS Broadcast. Equipm. = EVS EVS1 LA LA1 DS 1 6/11/2009 5 0,77% 0,50 1,00
EVS2 SO SO3 TR 1 11/06/2009
EVS3 LA LA1 DT 1 20/05/2009
EVS4 LA LA2 DS 1 21/02/2009
EVS5 SH SH2 TR 1 5/02/2009
Exmar = EXM EXM1 EN EN8 DT 1 24/07/2009 1 0,15% 0,17 1,00
GDF Suez = GDF GDF1 SO SO3 DT 3 11/12/2009 29 4,47% 0,67 0,24
GDF2 LA LA5 HN 1 10/11/2009
GDF3 LA LA5 DS 1 10/11/2009
GDF4 EN EN2 TR 1 5/11/2009
GDF5 EN EN2 DT 1 31/10/2009
GDF6 SO SO4 TR 3 29/10/2009
GDF7 EN EN2 DS 1 28/10/2009
GDF8 SO SO4 DS 3 27/10/2009
GDF9 SO SO4 DT 3 24/10/2009
GDF10 SO SO4 DS 3 24/10/2009
GDF11 SO SO4 DT 3 23/10/2009
GDF12 SO SO4 DS 3 23/10/2009
XXXIII
GDF13 SO SO4 TR 3 22/10/2009
GDF14 SO SO4 DT 3 22/10/2009
GDF15 SO SO4 DT 3 16/10/2009
GDF16 SO SO6 HN 3 15/10/2009
GDF17 SH SH2 DT 1 4/08/2009
GDF18 SO SO1 HN 3 2/07/2009
GDF19 SO SO1 DT 3 2/07/2009
GDF20 SO SO1 DS 3 2/07/2009
GDF21 SO SO1 DT 3 24/06/2009
GDF22 SO SO4 HN 3 11/06/2009
GDF23 SO SO4 DT 3 11/06/2009
GDF24 SO SO4 DS 3 13/05/2009
GDF25 SO SO4 DT 3 12/05/2009
GDF26 LA LA2 DT 3 22/04/2009
GDF27 LA LA2 DS 3 22/04/2009
GDF28 SO SO1 DS 3 30/03/2009
GDF29 SH SH2 DT 1 6/03/2009
General Electric Cert. = GEE GEE1 EN EN9 TR 1 2/07/2009 5 0,77% 0,33 0,40
GEE2 EN EN9 DT 1 20/05/2009
GEE3 LA LA1 HN 3 7/03/2009
GEE4 LA LA1 DS 3 7/03/2009
GEE5 LA LA1 HN 3 17/01/2009
General Motors Cert. =GEM GEM1 LA LA1 DT 3 30/12/2009 17 2,62% 0,50 0,29
GEM2 LA LA2 TR 3 3/12/2009
GEM3 LA LA2 HN 3 28/11/2009
GEM4 LA LA2 DS 3 27/11/2009
GEM5 SO SO1 DS 3 7/11/2009
GEM6 LA LA2 DT 2 14/10/2009
XXXIV
GEM7 LA LA2 DS 2 14/10/2009
GEM8 LA LA2 DS 2 12/09/2009
GEM9 LA LA2 HN 3 11/09/2009
GEM10 LA LA2 DS 3 11/09/2009
GEM11 SH SH2 DS 3 3/06/2009
GEM12 SH SH2 TR 3 16/04/2009
GEM13 LA LA2 DT 1 13/03/2009
GEM14 LA LA2 HN 2 19/02/2009
GEM15 LA LA2 HN 3 3/02/2009
GEM16 LA LA2 DS 3 3/02/2009
GEM17 LA LA2 DT 3 29/01/2009
Goodyear Cert. = GOO GOO1 EN EN9 DT 1 30/10/2009 2 0,31% 0,33 0,50
GOO2 LA LA1 TR 3 26/02/2009
Hamon = HAM HAM1 EN EN2 DT 1 11/07/2009 1 0,15% 0,17 1,00
IBA = IBA IBA1 HR HR2 DS 1 22/10/2009 1 0,15% 0,17 1,00
IBM Cert. = IBM IBM1 SO SO2 DS 3 9/11/2009 7 1,08% 0,33 0,57
IBM2 SO SO2 DS 3 29/10/2009
IBM3 LA LA2 TR 2 3/09/2009
IBM4 LA LA5 HN 1 29/07/2009
IBM5 LA LA5 DS 1 29/07/2009
IBM6 LA LA1 DT 3 26/03/2009
IBM7 LA LA5 HN 1 2/02/2009
ING Groep = ING ING1 SH SH2 DT 1 26/11/2009 15 2,31% 0,33 0,47
ING2 SH SH2 DS 1 26/11/2009
ING3 LA LA2 DT 3 28/20/2009
ING4 LA LA2 DT 3 27/10/2009
ING5 LA LA2 DS 3 27/10/2009
ING6 LA LA1 DT 1 20/08/2009
XXXV
ING7 LA LA2 TR 2 30/07/2009
ING8 LA LA1 DT 3 2/07/2009
ING9 LA LA2 DT 3 10/04/2009
ING10 LA LA1 HN 1 31/03/2009
ING11 LA LA1 DS 1 31/03/2009
ING12 LA LA2 DT 3 24/03/2009
ING13 LA LA2 DT 1 6/03/2009
ING14 LA LA2 DT 3 4/03/2009
ING15 LA LA1 DS 3 20/02/2009
IPTE = IPT IPT1 LA LA1 DT 2 22/12/2009 4 0,62% 0,33 0,25
IPT2 SH SH2 DS 3 22/12/2009
IPT3 LA LA1 DT 3 12/11/2009
IPT4 LA LA1 DT 3 1/04/2009
Jensen-Group = JEN JEN1 LA LA1 DT 3 20/05/2009 1 0,15% 0,17 0,00
Kinepolis Group = KIN KIN1 SO SO6 HN 3 24/07/2009 3 0,46% 0,17 0,33
KIN2 SO SO6 HN 1 23/07/2009
KIN3 SO SO6 TR 3 2/04/2009
Lotus Bakeries = LOT LOT1 SH SH2 DT 1 15/12/2009 5 0,77% 0,33 1,00
LOT2 SH SH2 TR 1 3/12/2009
LOT3 LA LA5 TR 1 28/05/2009
LOT4 SH SH2 DT 1 11/04/2009
LOT5 SH SH2 DT 1 14/02/2009
Melexis = MEL MEL1 SH SH2 DT 3 31/07/2009 3 0,46% 0,33 0,00
MEL2 LA LA1 HN 3 20/01/2009
MEL3 LA LA1 DT 3 20/01/2009
Movetis = MOV MOV1 SH SH2 DT 1 3/12/2009 2 0,31% 0,17 1,00
MOV2 SH SH2 DS 1 3/12/2009
Nestlé = NES NES1 HR HR6 DS 1 24/12/2009 7 1,08% 0,50 0,14
XXXVI
NES2 PR PR2 HN 3 21/11/2009
NES3 HR HR1 HN 3 21/09/2009
NES4 PR PR2 DS 3 18/09/2009
NES5 HR HR1 DT 3 8/09/2009
NES6 LA LA1 DS 3 7/03/2009
NES7 LA LA2 DT 3 26/02/2009
Option = OPT OPT1 SH SH2 HN 1 19/12/2009 16 2,47% 0,33 0,44
OPT2 SH SH2 DT 1 19/12/2009
OPT3 SH SH2 DS 1 19/12/2009
OPT4 SH SH2 TR 2 17/12/2009
OPT5 SH SH2 HN 2 1/12/2009
OPT6 SH SH2 DT 2 1/12/2009
OPT7 LA LA1 HN 3 30/10/2009
OPT8 LA LA1 DT 3 30/10/2009
OPT9 LA LA2 DT 3 30/10/2009
OPT10 LA LA1 DS 3 30/10/2009
OPT11 LA LA2 DT 2 26/05/2009
OPT12 LA LA1 DT 3 8/05/2009
OPT13 SH SH2 DS 3 24/04/2009
OPT14 LA LA1 HN 3 12/03/2009
OPT15 LA LA1 HN 3 7/03/2009
OPT16 LA LA1 DT 3 7/03/2009
Peugeot = PEU PEU1 EN EN3 DS 1 18/09/2009 6 0,92% 0,67 1,00
PEU2 PR PR1 HN 1 28/05/2009
PEU3 SH SH2 HN 2 23/04/2009
PEU4 SH SH2 DS 2 23/04/2009
PEU5 HR HR1 DT 2 16/04/2009
PEU6 EN EN5 DT 2 17/01/2009
XXXVII
Pfizer Cert. = PFI PFI1 LA LA1 TR 3 17/12/2009 18 2,77% 0,67 0,33
PFI2 LA LA1 TR 3 3/12/2009
PFI3 LA LA1 TR 3 19/11/2009
PFI4 LA LA2 HN 3 17/10/2009
PFI5 LA LA2 DS 3 17/10/2009
PFI6 LA LA1 DT 1 23/09/2009
PFI7 PR PR1 DT 3 6/08/2009
PFI8 SO SO4 DT 3 18/07/2009
PFI9 PR PR1 DT 1 16/07/2009
PFI10 EN EN2 HN 1 11/06/2009
PFI11 LA LA2 HN 3 27/05/2009
PFI12 LA LA2 DS 3 27/05/2009
PFI13 LA LA2 DS 3 15/05/2009
PFI14 EN EN2 HN 1 16/04/2009
PFI15 LA LA1 DT 3 6/02/2009
PFI16 LA LA1 HN 2 28/01/2009
PFI17 LA LA1 DS 2 28/01/2009
PFI18 LA LA1 DT 3 27/01/2009
Punch International = PUN PUN1 SH SH2 DT 1 23/12/2009 14 2,16% 0,33 0,14
PUN2 LA LA2 HN 3 9/12/2009
PUN3 LA LA2 DT 3 8/12/2009
PUN4 SH SH2 DS 3 4/07/2009
PUN5 LA LA2 HN 3 1/07/2009
PUN6 SH SH2 DT 3 1/07/2009
PUN7 LA LA1 HN 3 26/06/2009
PUN8 LA LA2 HN 3 11/06/2009
PUN9 LA LA2 DT 3 11/06/2009
PUN10 LA LA2 DS 3 11/06/2009
XXXVIII
PUN11 LA LA1 HN 3 28/03/2009
PUN12 LA LA1 DT 3 28/03/2009
PUN13 LA LA1 DS 3 28/03/2009
PUN14 LA LA1 DT 2 10/02/2009
Recticel = REC REC1 LA LA2 DT 2 17/12/2009 5 0,77% 0,17 0,20
REC2 LA LA1 HN 3 18/11/2009
REC3 LA LA1 DT 3 18/11/2009
REC4 LA LA1 DS 3 18/11/2009
REC5 LA LA1 DT 3 7/03/2009
Resilux = RES RES1 SH SH2 DS 1 25/06/2009 1 0,15% 0,17 1,00
Rio Tinto Cert. = RIO RIO1 SO SO2 DT 3 13/08/2009 2 0,31% 0,17 0,00
RIO2 SO SO2 DS 3 17/07/2009
Roularta = ROU ROU1 LA LA3 HN 1 4/11/2009 2 0,31% 0,17 1,00
ROU2 LA LA3 DS 1 4/11/2009
Sioen = SIO SIO1 LA LA1 DT 3 4/04/2009 1 0,15% 0,17 0,00
Spector = SPE SPE1 SO SO2 DT 3 24/12/2009 3 0,46% 0,33 0,67
SPE2 SO SO2 DT 2 11/09/2009
SPE3 LA LA1 HN 1 20/07/2009
Suez Environnement = SUE SUE1 LA LA2 DT 1 22/04/2009 2 0,31% 0,17 0,50
SUE2 LA LA2 DT 3 22/04/2009
Tessenderlo = TES TES1 LA LA1 DT 2 12/12/2009 18 2,77% 0,67 0,56
TES2 LA LA1 DT 2 8/12/2009
TES3 LA LA1 TR 1 3/09/2009
TES4 EN EN5 HN 3 18/06/2009
TES5 EN EN5 HN 3 16/06/2009
TES6 LA LA2 HN 1 4/06/2009
TES7 LA LA2 DS 1 4/06/2009
TES8 PR PR1 HN 2 3/06/2009
XXXIX
TES9 EN EN5 HN 3 2/06/3009
TES10 EN EN5 DT 3 2/06/3009
TES11 EN EN5 DS 3 2/06/3009
TES12 LA LA1 HN 3 27/03/2009
TES13 LA LA1 DS 3 27/03/2009
TES14 EN EN9 HN 1 19/02/2009
TES15 EN EN9 HN 1 19/02/2009
TES16 SO SO1 HN 1 30/01/2009
TES17 SO SO1 DS 1 30/01/2009
TES18 LA LA1 HN 3 8/01/2009
Thenergo = THE THE1 SH SH2 TR 3 26/11/2009 2 0,31% 0,17 0,50
THE2 SH SH2 DT 2 2/04/2009
Tigenix = TIG TIG1 SH SH2 DT 1 17/11/2009 1 0,15% 0,17 1,00
Total = TOT TOT1 SH SH2 TR 1 17/09/2009 6 0,92% 0,50 1,00
TOT2 EN EN2 TR 2 28/05/2009
TOT3 SO SO1 HN 1 7/05/2009
TOT4 SO SO1 DS 1 7/05/2009
TOT5 EN EN1 DS 1 9/04/2009
TOT6 SO SO6 HN 1 7/04/2009
Van De Velde = VDV VDV1 LA LA2 DT 1 24/12/2009 2 0,31% 0,17 1,00
VDV2 LA LA1 DT 2 7/01/2009
Volvo = VOL VOL1 SO SO6 HN 1 31/07/2009 13 2,00% 0,67 0,85
VOL2 SO SO6 DS 1 31/07/2009
VOL3 SO SO6 DT 1 30/07/2009
VOL4 EN EN5 HN 1 11/07/2009
VOL5 EN EN5 DS 1 11/07/2009
VOL6 LA LA1 HN 3 28/05/2009
VOL7 LA LA1 DS 3 28/05/2009
XL
VOL8 PR PR1 HN 1 2/05/2009
VOL9 PR PR1 DS 1 2/05/2009
VOL10 LA LA2 HN 1 21/03/2009
VOL11 LA LA2 DS 1 21/03/2009
VOL12 LA LA1 HN 1 29/01/2009
VOL13 LA LA1 HN 1 16/01/2009
VPK Packaging = VPK VPK1 HR HR1 DT 1 25/04/2009 1 0,15% 0,17 1,00
286 events 43,14%
totaal= 649
XLI
Bijlage 6: CSR-indexen
CSR-A CSR-R CSR-B CSR-D ln_CSR-B
1 4Energy Invest =4EN 1 0,15% 0,15 0,17 1,00 -1,79
2 AB InBev = ABI 32 4,93% 4,93 0,83 0,22 -0,18
3 Ackermans & van Haaren = ACK 14 2,16% 2,16 0,50 0,71 -0,69
4 Agfa-Gevaert = AGF 9 1,39% 1,39 0,33 0,11 -1,10
5 Alcatel-Lucent = ALC 3 0,46% 0,46 0,33 0,33 -1,10
6 Alfacam Group = ALF 4 0,62% 0,62 0,50 0,50 -0,69
7 Atenor Group = ATE 1 0,15% 0,15 0,17 1,00 -1,79
8 Barco = BAR 5 0,15% 0,15 0,50 0,40 -0,69
9 Befimmo-Sicafi = BEF 2 0,31% 0,31 0,33 0,50 -1,10
10 Bekaert = BEK 24 3,70% 3,70 0,50 0,58 -0,69
11 Belgacom = BEL 73 11,25% 11,25 0,67 0,26 -0,41
12 Bombardier = BOM 5 0,77% 0,77 0,17 0,60 -1,79
13 Cie du Bois Sauvage = CIE 15 2,31% 2,31 0,17 0,07 -1,79
14 Cofinimmo-Sicafi = COF 2 0,31% 0,31 0,17 1,00 -1,79
15 Colruyt = COL 41 6,32% 6,32 0,83 0,88 -0,18
16 Deceuninck = DEC 2 0,31% 0,31 0,33 0,50 -1,10
17 Delhaize Group = DEL 22 3,39% 3,39 0,83 0,68 -0,18
18 Dexia = DEX 7 1,08% 1,08 0,50 0,57 -0,69
19 Duvel Moortgat = DUV 2 0,31% 0,31 0,17 0,00 -1,79
20 Elia System Operator = ELI 11 1,69% 1,69 0,50 0,27 -0,69
21 EVS Broadcast. Equipm. = EVS 5 0,77% 0,77 0,50 1,00 -0,69
22 Exmar = EXM 1 0,15% 0,15 0,17 1,00 -1,79
23 Fortis = FOR 28 4,31% 4,31 1,00 0,43 0,00
24 GBL = GBL 2 0,31% 0,31 0,33 0,50 -1,10
25 GDF Suez = GDF 29 4,47% 4,47 0,67 0,24 -0,41
26 General Electric Cert. = GEE 5 0,77% 0,77 0,33 0,40 -1,10
27 General Motors Cert. =GEM 17 2,62% 2,62 0,50 0,29 -0,69
28 Goodyear Cert. = GOO 2 0,31% 0,31 0,33 0,50 -1,10
29 Hamon = HAM 1 0,15% 0,15 0,17 1,00 -1,79
30 IBA = IBA 1 0,15% 0,15 0,17 1,00 -1,79
31 IBM Cert. = IBM 7 1,08% 1,08 0,33 0,57 -1,10
32 ING Groep = ING 15 2,31% 2,31 0,33 0,47 -1,10
33 IPTE = IPT 4 0,62% 0,62 0,33 0,25 -1,10
34 Jensen-Group = JEN 1 0,15% 0,15 0,17 0,00 -1,79
35 KBC Group = KBC 28 4,31% 4,31 0,67 0,46 -0,41
36 Kinepolis Group = KIN 3 0,46% 0,46 0,17 0,33 -1,79
37 Lotus Bakeries = LOT 5 0,77% 0,77 0,33 1,00 -1,10
38 Melexis = MEL 3 0,46% 0,46 0,33 0,00 -1,11
39 Mobistar = MOB 12 1,85% 1,85 0,33 0,25 -1,10
XLII
40 Movetis = MOV 2 0,31% 0,31 0,17 1,00 -1,79
41 Nestlé = NES 7 1,08% 1,08 0,50 0,14 -0,69
42 Nat. Portefeuil. = NPM 6 0,92% 0,92 0,33 0,17 -1,10
43 Nyrstar = NYR 14 2,16% 2,16 0,67 0,71 -0,41
44 Omega Pharma = OME 4 0,62% 0,62 0,33 0,50 -1,10
45 Option = OPT 16 2,47% 2,47 0,33 0,44 -1,10
46 Peugeot = PEU 6 0,92% 0,92 0,67 1,00 -0,41
47 Pfizer Cert. = PFI 18 2,77% 2,77 0,67 0,33 -0,41
48 Punch International = PUN 14 2,16% 2,16 0,33 0,14 -1,10
49 Recticel = REC 5 0,77% 0,77 0,17 0,20 -1,79
50 Resilux = RES 1 0,15% 0,15 0,17 1,00 -1,79
51 Rio Tinto Cert. = RIO 2 0,31% 0,31 0,17 0,00 -1,79
52 Roularta = ROU 2 0,31% 0,31 0,17 1,00 -1,79
53 Sioen = SIO 1 0,15% 0,15 0,17 0,00 -1,79
54 Solvay = SOL 11 1,69% 1,69 0,50 0,91 -0,69
55 Spector = SPE 3 0,46% 0,46 0,33 0,67 -1,10
56 Suez Environnement = SUE 2 0,31% 0,31 0,17 0,50 -1,79
57 Telenet Group = TEL 27 4,16% 4,16 0,67 0,30 -0,41
58 Tessenderlo = TES 18 2,77% 2,77 0,67 0,56 -0,41
59 Thenergo = THE 2 0,31% 0,31 0,17 0,50 -1,79
60 Tigenix = TIG 1 0,15% 0,15 0,17 1,00 -1,79
61 Total = TOT 6 0,92% 0,92 0,50 1,00 -0,69
62 UCB = UCB 9 1,39% 1,39 0,50 0,56 -0,69
63 Umicore = UMI 9 1,39% 1,39 0,67 0,78 -0,41
64 Van De Velde = VDV 2 0,31% 0,31 0,17 1,00 -1,79
65 Volvo = VOL 13 2,00% 2,00 0,67 0,85 -0,41
66 VPK Packaging = VPK 1 0,15% 0,15 0,17 1,00 -1,79
XLIII
Bijlage 7: CSR-CFP2009
2009 controle controle CFP CFP controle controle
controle CSR CSR CSR CSR CSR
leeftijd 31/12/2009
schuldgraad
rendab_EV
netto-verkoopmarge
log_totactiva
Di2
Di3
Di4
Di5
Di6
Di7
Di8
Di9
Di10
industrie
CSR-A
CSR-R
CSR-B
CSR-D
ln_CSR-B
1 4Energy Invest =4EN 4 97,91 1,67 -196,41 7,49 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 1 0,15 0,17 1,00 -1,79
2 AB InBev = ABI 32 62,41 28,98 19,91 10,55 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 32 4,93 0,83 0,22 -0,18
3
Ackermans & van Haaren = ACK 85 58,51 21,79 -76,65 9,11 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 14 2,16 0,50 0,71 -0,69
4 Agfa-Gevaert = AGF 45 31,44 13,89 4,28 9,60 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 9 1,39 0,33 0,11 -1,10
5 Alcatel-Lucent = ALC 127 7,49 -261,31 -7,80 8,57 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 3 0,46 0,33 0,33 -1,10
6 Alfacam Group = ALF 2 99,15 -3,94 -58,28 8,09 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 4 0,62 0,50 0,50 -0,69
7 Atenor Group = ATE 59 46,41 1,97 -184,27 8,33 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 1 0,15 0,17 1,00 -1,79
8 Barco = BAR 9 26,44 -10,40 -4,50 8,98 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 5 0,15 0,50 0,40 -0,69
9 Befimmo-Sicafi = BEF 14 45,40 -4,31 9,30 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 2 0,31 0,33 0,50 -1,10
10 Bekaert = BEK 74 30,07 6,64 -12,77 9,29 0 1 0 0 0 0 0 0 0 2 24 3,70 0,50 0,58 -0,69
11 Belgacom = BEL 79 14,85 10,16 21,52 10,21 0 0 0 0 1 0 0 0 0 6 73 11,25 0,67 0,26 -0,41
12 Bombardier = BOM 96 72,94 -0,48 -2,77 8,92 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 5 0,77 0,17 0,60 -1,79
XLIV
13 Cie du Bois Sauvage = CIE 52 47,39 5,97 -396,52 8,88 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 15 2,31 0,17 0,07 -1,79
14 Cofinimmo-Sicafi = COF 26 41,41 2,30 9,53 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 2 0,31 0,17 1,00 -1,79
15 Colruyt = COL 59 18,95 32,25 6,97 9,45 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 41 6,32 0,83 0,88 -0,18
16 Deceuninck = DEC 68 17,62 -21,66 -3,80 8,70 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2 0,31 0,33 0,50 -1,10
17 Delhaize Group = DEL 102 54,41 26,18 2,62 9,84 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 22 3,39 0,83 0,68 -0,18
18 Dexia = DEX 13 85,80 3,45 10,46 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 7 1,08 0,50 0,57 -0,69
19 Duvel Moortgat = DUV 78 61,60 14,53 19,20 8,15 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 2 0,31 0,17 0,00 -1,79
20 Elia System Operator = ELI 8 30,83 6,50 22,33 9,62 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 11 1,69 0,50 0,27 -0,69
21 EVS Broadcast. Equipm. = EVS 15 47,10 71,26 46,22 7,91 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 5 0,77 0,50 1,00 -0,69
22 Exmar = EXM 6 37,53 -14,22 -225,12 8,76 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 1,00 -1,79
23 Fortis = FOR 16 98,77 -98,62 9,62 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 28 4,31 1,00 0,43 0,00
24 GBL = GBL 107 84,98 25,20 -947,51 10,17 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 2 0,31 0,33 0,50 -1,10
25 GDF Suez = GDF 6 38,22 10,14 6,55 11,23 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 29 4,47 0,67 0,24 -0,41
26
General Electric Cert. = GEE 35 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 5 0,77 0,33 0,40 -1,10
27 General Motors Cert. =GEM 85 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 17 2,62 0,50 0,29 -0,69
28 Goodyear Cert. = GOO 85 20,49 44,29 8,09 7,64 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 2 0,31 0,33 0,50 -1,10
XLV
29 Hamon = HAM 82 37,71 13,01 2,28 8,04 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 1,00 -1,79
30 IBA = IBA 22 62,29 2,98 5,04 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 1 0,15 0,17 1,00 -1,79
31 IBM Cert. = IBM 26 9,71 19,93 33,31 8,38 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 7 1,08 0,33 0,57 -1,10
32 ING Groep = ING 74 2,91 -2,76 10,19 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 15 2,31 0,33 0,47 -1,10
33 IPTE = IPT 17 26,97 -49,12 -2,03 8,05 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 4 0,62 0,33 0,25 -1,10
34 Jensen-Group = JEN 19 90,45 9,32 5,21 8,00 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 0,00 -1,79
35 KBC Group = KBC 74 53,38 1,69 10,25 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 28 4,31 0,67 0,46 -0,41
36 Kinepolis Group = KIN 33 36,63 -3,28 8,96 8,29 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 3 0,46 0,17 0,33 -1,79
37 Lotus Bakeries = LOT 75 39,04 37,68 4,73 8,02 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 5 0,77 0,33 1,00 -1,10
38 Melexis = MEL 21 9,98 -11,08 6,23 8,30 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 3 0,46 0,33 0,00 -1,11
39 Mobistar = MOB 14 16,03 151,23 26,27 9,06 0 0 0 0 1 0 0 0 0 6 12 1,85 0,33 0,25 -1,10
40 Movetis = MOV 3 94,42 -17,36 -693,64 8,07 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 2 0,31 0,17 1,00 -1,79
41 Nestlé = NES 23 75,72 5,23 -2,03 9,66 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 7 1,08 0,50 0,14 -0,69
42 Nat. Portefeuil. = NPM 103 83,85 2,25 9,81 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 6 0,92 0,33 0,17 -1,10
43 Nyrstar = NYR 2 74,95 3,20 -32,72 9,31 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 14 2,16 0,67 0,71 -0,41
44 Omega Pharma = OME 22 55,92 -2,31 -8,35 9,07 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 4 0,62 0,33 0,50 -1,10
45 Option = OPT 23 46,80 -62,98 -378,48 7,77 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 16 2,47 0,33 0,44 -1,10
46 Peugeot = PEU 70 7,50 4,62 0,08 8,50 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 6 0,92 0,67 1,00 -0,41
XLVI
47 Pfizer Cert. = PFI 55 52,03 78,71 -2,63 8,59 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 18 2,77 0,67 0,33 -0,41
48
Punch International = PUN 17 83,00 61,38 -132,99 8,43 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 14 2,16 0,33 0,14 -1,10
49 Recticel = REC 113 29,96 2,49 10,15 8,86 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 5 0,77 0,17 0,20 -1,79
50 Resilux = RES 17 42,81 14,28 3,00 7,99 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 1,00 -1,79
51 Rio Tinto Cert. = RIO 22 51,01 5,81 3,66 7,04 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 2 0,31 0,17 0,00 -1,79
52 Roularta = ROU 21 46,98 6,65 2,68 8,79 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 2 0,31 0,17 1,00 -1,79
53 Sioen = SIO 19 28,57 -21,23 -6,02 8,36 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 1 0,15 0,17 0,00 -1,79
54 Solvay = SOL 86 59,44 6,37 -8,54 9,85 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 11 1,69 0,50 0,91 -0,69
55 Spector = SPE 44 98,56 1,50 -57,53 8,12 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 3 0,46 0,33 0,67 -1,10
56
Suez Environnement = SUE 27 87,75 7,91 8,82 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 2 0,31 0,17 0,50 -1,79
57 Telenet Group = TEL 7 63,13 -4,03 9,19 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 27 4,16 0,67 0,30 -0,41
58 Tessenderlo = TES 37 40,28 -44,81 -16,82 8,92 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 18 2,77 0,67 0,56 -0,41
59 Thenergo = THE 7 77,21 -118,44 -2,94 7,70 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 2 0,31 0,17 0,50 -1,79
60 Tigenix = TIG 9 86,18 -25,91 -280,08 7,72 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 1 0,15 0,17 1,00 -1,79
61 Total = TOT 12 -25,19 2,83 0 0 0 0 0 0 0 0 1 10 6 0,92 0,50 1,00 -0,69
62 UCB = UCB 84 54,32 4,31 9,90 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 9 1,39 0,50 0,56 -0,69
63 Umicore = UMI 105 26,85 17,48 2,40 9,63 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 9 1,39 0,67 0,78 -0,41
XLVII
64 Van De Velde = VDV 17 67,99 25,22 22,98 8,16 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 2 0,31 0,17 1,00 -1,79
65 Volvo = VOL 29 13,98 4,46 0,99 8,79 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 13 2,00 0,67 0,85 -0,41
66 VPK Packaging = VPK 74 62,04 42,34 8,41 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 1,00 -1,79
XLVIII
Bijlage 8: CFP2008-CSR
2008 controle controle controle controle CFP CFP CFP controle
controle
CSR
CSR
CSR
CSR
leeftijd 31/12/20
09
totaal_actief
log_totaalactief
solvency_ratio (%)
profit_margin (%)
return_sharehfunds (%)
return_TA (%)
Di2 Di3
Di4
Di5
Di6
Di7
Di8
Di9
Di10
industrie
CSR-A
CSR-R
CSR-B
CSR-D
eur000
1 4Energy Invest =4EN
3 57866 4,76 46,85 -0,23 -0,08 -0,04 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 1 0,15 0,17 1,00
2 AB InBev = ABI
31 81313000 7,91 21,59 15,51 14,49 3,13 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 32 4,93 0,83 0,22
3 Ackermans & van Haaren = ACK
84 5219598 6,72 36,90 38,37 8,53 3,15 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 14 2,16 0,50 0,71
4 Agfa-Gevaert = AGF
44 3160000 6,50 22,28 -3,04 -15,06 -3,35 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 9 1,39 0,33 0,11
5 Alcatel-Lucent = ALC
126 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 3 0,46 0,33 0,33
6 Alfacam Group = ALF
1 115764 5,06 27,93 7,72 9,43 2,63 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 4 0,62 0,50 0,50
7 Atenor Group = ATE
58 238705 5,38 52,55 42,07 31,36 16,48 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 1 0,15 0,17 1,00
8 Barco = BAR
8 720727 5,86 55,94 -2,92 -5,30 -2,97 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 5 0,15 0,50 0,40
XLIX
9 Befimmo-Sicafi = BEF
13 1971751 6,29 52,16 40,18 6,08 3,17 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 2 0,31 0,33 0,50
10 Bekaert = BEK
73 2667164 6,43 43,95 8,13 18,54 8,15 0 1 0 0 0 0 0 0 0 2 24 3,70 0,50 0,58
11 Belgacom = BEL
78 7782000 6,89 28,25 17,59 46,27 13,53 0 0 0 0 1 0 0 0 0 6 73 11,25
0,67 0,26
12 Bombardier = BOM
95 836170 5,92 72,94 1,03 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 5 0,77 0,17 0,60
13 Cie du Bois Sauvage = CIE
51 811324 5,91 47,52 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 15 2,31 0,17 0,07
14 Cofinimmo-Sicafi = COF
25 3550055 6,55 38,79 2,17 0,32 0,12 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 2 0,31 0,17 1,00
15 Colruyt = COL
58 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 41 6,32 0,83 0,88
16 Deceuninck = DEC
67 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 2 0,31 0,33 0,50
17 Delhaize Group = DEL
101 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 22 3,39 0,83 0,68
18 Dexia = DEX
12 28512800 7,46 85,80 4,56 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 7 1,08 0,50 0,57
19 Duvel Moortgat = DUV
77 167471 5,22 57,99 17,09 18,62 10,80 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 2 0,31 0,17 0,00
20 Elia System Operator = ELI
7 4228100 6,63 31,92 17,25 9,68 3,09 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 11 1,69 0,50 0,27
L
21 EVS Broadcast. Equipm. = EVS
14 85040 4,93 80,02 60,23 98,19 78,57 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 5 0,77 0,50 1,00
22 Exmar = EXM
5 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 1,00
23 Fortis = FOR
15 4154588 6,62 98,77 27,20 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 28 4,31 1,00 0,43
24 GBL = GBL
106 14037000 7,15 95,59 -38,03 -36,35 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 2 0,31 0,33 0,50
25 GDF Suez = GDF
5 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 29 4,47 0,67 0,24
26 General Electric Cert. = GEE
34 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 5 0,77 0,33 0,40
27 General Motors Cert. =GEM
84 491510 5,69 0,66 1,07 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 17 2,62 0,50 0,29
28 Goodyear Cert. = GOO
84 43502 4,64 20,49 18,65 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 2 0,31 0,33 0,50
29 Hamon = HAM
81 285630 5,46 17,28 9,56 71,04 12,28 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 1,00
30 IBA = IBA 21 509521 5,71 29,90 3,38 7,95 2,38 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 1 0,15 0,17 1,00
31 IBM Cert. = IBM
25 242048 5,38 9,71 5,99 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 7 1,08 0,33 0,57
32 ING Groep = ING
73 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 15 2,31 0,33 0,47
LI
33 IPTE = IPT 16 129589 5,11 32,93 0,31 1,67 0,55 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 4 0,62 0,33 0,25
34 Jensen-Group = JEN
18 102421 5,01 82,53 -7,49 -1,58 -1,30 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 0,00
35 KBC Group = KBC
73 14141694 7,15 65,42 12,91 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 28 4,31 0,67 0,46
36 Kinepolis Group = KIN
32 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 3 0,46 0,17 0,33
37 Lotus Bakeries = LOT
74 227912 5,36 37,67 10,10 30,66 11,55 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 5 0,77 0,33 1,00
38 Melexis = MEL
20 157440 5,20 39,08 12,33 37,17 14,53 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 3 0,46 0,33 0,00
39 Mobistar = MOB
13 1200281 6,08 37,70 26,36 91,27 34,41 0 0 0 0 1 0 0 0 0 6 12 1,85 0,33 0,25
40 Movetis = MOV
2 33985 4,53 88,73 -39,90 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 2 0,31 0,17 1,00
41 Nestlé = NES
22 7078889 6,85 48,24 6,02 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 7 1,08 0,50 0,14
42 Nat. Portefeuil. = NPM
102 15505440 7,19 61,37 -3,64 -5,94 -3,65 0 0 0 0 0 0 1 0 0 8 6 0,92 0,33 0,17
43 Nyrstar = NYR
1 1340000 6,13 53,06 -25,09 -85,37 -45,30 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 14 2,16 0,67 0,71
44 Omega Pharma = OME
21 1417253 6,15 42,37 7,62 10,37 4,39 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 4 0,62 0,33 0,50
45 Option = OPT
22 171094 5,23 57,91 -11,13 -30,12 -17,44 0 0 0 0 0 0 0 1 0 9 16 2,47 0,33 0,44
LII
46 Peugeot = PEU
69 319308 5,50 7,50 5,05 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 6 0,92 0,67 1,00
47 Pfizer Cert. = PFI
54 392312 5,59 53,07 3,43 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 18 2,77 0,67 0,33
48 Punch International = PUN
16 546860 5,74 52,62 7,53 13,23 6,96 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 14 2,16 0,33 0,14
49 Recticel = REC
112 898839 5,95 26,00 0,93 6,41 1,67 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 5 0,77 0,17 0,20
50 Resilux = RES
16 140259 5,15 31,90 3,25 16,00 5,10 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 1,00
51 Rio Tinto Cert. = RIO
21 10906 4,04 51,01 20,30 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 2 0,31 0,17 0,00
52 Roularta = ROU
20 1083823 6,03 30,39 2,30 5,55 1,69 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 2 0,31 0,17 1,00
53 Sioen = SIO
18 371741 5,57 38,30 1,85 4,58 1,75 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 1 0,15 0,17 0,00
54 Solvay = SOL
85 12264000 7,09 38,69 6,24 12,48 4,83 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 11 1,69 0,50 0,91
55 Spector = SPE
43 136505 5,14 22,39 -0,95 -8,54 -1,91 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 3 0,46 0,33 0,67
56 Suez Environnement = SUE
26 474947 5,68 99,66 -0,51 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 2 0,31 0,17 0,50
57 Telenet Group = TEL
6 3022729 6,48 5,63 4,62 27,65 1,56 0 0 0 1 0 0 0 0 0 5 27 4,16 0,67 0,30
58 Tessenderlo = TES
36 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 18 2,77 0,67 0,56
LIII
59 Thenergo = THE
6 218399 5,34 35,71 -85,94 -82,55 -29,48 0 0 0 0 0 1 0 0 0 7 2 0,31 0,17 0,50
60 Tigenix = TIG
8 34951 4,54 89,31 -32,88 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 1 0,15 0,17 1,00
61 Total = TOT
11 0 0 0 0 0 0 0 0 1 10 6 0,92 0,50 1,00
62 UCB = UCB
83 9524000 6,98 42,18 -1,19 -1,07 -0,45 0 0 1 0 0 0 0 0 0 4 9 1,39 0,50 0,56
63 Umicore = UMI
104 3024927 6,48 44,05 2,11 14,68 6,47 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 9 1,39 0,67 0,78
64 Van De Velde = VDV
16 137267 5,14 88,06 29,79 33,35 29,37 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 2 0,31 0,17 1,00
65 Volvo = VOL
28 675092 5,83 12,88 4,59 0 1 0 0 0 0 0 0 0 3 13 2,00 0,67 0,85
66 VPK Packaging = VPK
73 1 0 0 0 0 0 0 0 0 2 1 0,15 0,17 1,00
LIV
Bijlage 9: Correlatiematrix CSR-CFP2009: inititeel
Leeftijd schuldgraad rend_EV netto_verkoopm totaal_act log_totaalact industrie CSR_A CSR_R CSR_B CSR_D
Leeftijd Pearson Correlation 1,000 -,205 -,066 -,009 -,081 ,261* -,058 ,135 ,139 ,085 -,031
Sig. (2-tailed)
,104 ,610 ,949 ,525 ,037 ,645 ,282 ,265 ,499 ,807
N 66 64 63 51 64 64 66 66 66 66 66
schuldgraad Pearson Correlation -,205 1,000 ,003 -,410** -,019 ,130 -,075 -,158 -,153 -,116 ,013
Sig. (2-tailed) ,104
,979 ,003 ,883 ,306 ,554 ,213 ,227 ,363 ,918
N 64 64 63 51 64 64 64 64 64 64 64
rend_EV Pearson Correlation -,066 ,003 1,000 ,065 ,047 ,082 -,256* ,087 ,088 ,040 ,081
Sig. (2-tailed) ,610 ,979
,649 ,717 ,522 ,043 ,499 ,493 ,758 ,530
N 63 63 63 51 63 63 63 63 63 63 63
netto_verkoopm Pearson Correlation -,009 -,410** ,065 1,000 ,031 ,005 -,321
* ,141 ,138 ,248 -,140
Sig. (2-tailed) ,949 ,003 ,649
,829 ,971 ,022 ,325 ,335 ,080 ,327
N 51 51 51 51 51 51 51 51 51 51 51
totaal_act Pearson Correlation -,081 -,019 ,047 ,031 1,000 ,407** ,163 ,325
** ,326
** ,276
* -,161
Sig. (2-tailed) ,525 ,883 ,717 ,829
,001 ,198 ,009 ,009 ,027 ,203
LV
N 64 64 63 51 64 64 64 64 64 64 64
log_totaalact Pearson Correlation ,261* ,130 ,082 ,005 ,407
** 1,000 ,023 ,441
** ,439
** ,407
** -,281
*
Sig. (2-tailed) ,037 ,306 ,522 ,971 ,001
,857 ,000 ,000 ,001 ,025
N 64 64 63 51 64 64 64 64 64 64 64
industrie Pearson Correlation -,058 -,075 -,256* -,321
* ,163 ,023 1,000 ,128 ,132 ,036 -,059
Sig. (2-tailed) ,645 ,554 ,043 ,022 ,198 ,857
,306 ,289 ,774 ,635
N 66 64 63 51 64 64 66 66 66 66 66
CSR_A Pearson Correlation ,135 -,158 ,087 ,141 ,325** ,441
** ,128 1,000 ,999
** ,698
** -,206
Sig. (2-tailed) ,282 ,213 ,499 ,325 ,009 ,000 ,306
,000 ,000 ,097
N 66 64 63 51 64 64 66 66 66 66 66
CSR_R Pearson Correlation ,139 -,153 ,088 ,138 ,326** ,439
** ,132 ,999
** 1,000 ,693
** -,203
Sig. (2-tailed) ,265 ,227 ,493 ,335 ,009 ,000 ,289 ,000
,000 ,102
N 66 64 63 51 64 64 66 66 66 66 66
CSR_B Pearson Correlation ,085 -,116 ,040 ,248 ,276* ,407
** ,036 ,698
** ,693
** 1,000 -,062
Sig. (2-tailed) ,499 ,363 ,758 ,080 ,027 ,001 ,774 ,000 ,000
,621
N 66 64 63 51 64 64 66 66 66 66 66
CSR_D Pearson Correlation -,031 ,013 ,081 -,140 -,161 -,281* -,059 -,206 -,203 -,062 1,000
LVI
Sig. (2-tailed) ,807 ,918 ,530 ,327 ,203 ,025 ,635 ,097 ,102 ,621
N 66 64 63 51 64 64 66 66 66 66 66
*. Correlation is significant at the 0.05 level (2-tailed).
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).