dick van hoffen juti 194 - university of...

52
I ) xx OPPERVLAKTE VERZILTING VAN ONTZJLTENDEGRONDEN IN DE LAUWERSMEERPOLDER" Onderzoeksperiocle: maart — jul11 1983. 1' Doktoraa[vers[ag Ptantenoecotogie Dick van Hoffen juti 194 Begeleid.er : Wouter Joenje. RijksunVer3iteit Groningefl Bibtiotheek BIoIogISCh Centrum Kerklaafl 30 — Postbus 1 4 9750 AA HAREN

Upload: others

Post on 06-Jul-2020

2 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

I )xx

OPPERVLAKTE VERZILTING VAN ONTZJLTENDEGRONDEN

IN DE LAUWERSMEERPOLDER"

Onderzoeksperiocle: maart — jul11 1983.

1'

Doktoraa[vers[ag Ptantenoecotogie

Dick van Hoffen juti 194

Begeleid.er : Wouter Joenje.

RijksunVer3iteit GroningeflBibtiotheek BIoIogISCh CentrumKerklaafl 30 — Postbus 1 4

9750 AA HAREN

Page 2: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

x

p0toaa1veriag

Vakgroep' plantenoecologie R.U.a.

Biologiscil CsT1tfl1fl

Haren (Gronifl.gefl).

Qk0raa1Verlagen van de vakgroep Plantenoecologie zijn interne

rapporteri,dUS geen offici1e pu.blicaties.

Do inhoucl variert van een eenvoudige bespreking van onderzoeks.—

resutaten tot een conc]-uderende disku.ssie van gegevens in wijder

verband.

De conc1uie5,Ve01al slechts gesteund door kortlopend onderzoek,

ziin meesa1 van voorlopige aard. en komen voor rekening van do

auteur(s).

//

Overname en gebrik van gegevens is slechts toegestaa.n na overleg

met auteur(s) en/of Vakgroepbestuur.

Page 3: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—1 —

Inhotid.s tgave blad.zijdeLijst met :fig-irefl 2

Lijst met -tabellen 3•In1.jd-Jflg

2.Doelen. van het onderzoek 6

II Ma1eria.'1 en methode.—-w----ieschr1JV1I van de proefgebieden 7Waarnerfl2ngenl in de proefvakken2.1 .Bo3errllflonsters 11

2.2. 0.bepaling 112,3.GroIlerSta 112.4.KeuzE monsterdata 122.5.Kiemf3rOeven 122.5.1.KimprOeVen veld. 132'.5.2.GroeiProef kas 13

III. Result a,t en.

1 1 5

2,Situati-e tJ-jdeflS monsterd.ata 19

3. Zoutgebalte watermonsters1 9

4.Grond.wate1Stande11 205.Algengr'Oei 206.Invloeö- van liet weer op proefvakkeuze 217.ABC_ciifers proefvakken SchildJioek 227.1. A_0ijfers 227.2. B_cijfers 337.3. _0ijfer3 348. Relatie bedekkingsgraad—verzilting 358,1.De kale proefvakken 3582. Correlatie bedekkingsgraad._verzilting 368'. 3•Verziltiflg en,cverand.eringen in grondwaterstand. 368,4Beweidi11g en verzilting 369.KiemproeVefl,veld 401O.ABOcijfers Rug 4211.Effekt han betreding van drasse platen 4212. Groeiproef, ka

en korilciusies 46

Lit eratuur 47

Bi lagen:1 .1 .ABO_cijfers childhoek 481.2.kBO_cijfers Rug 492. RIJp.ABC_ciJfers,Voor3aar 1982 50

Page 4: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—2—

Lijstvat2 de firefl:iguur nurn-rner: I*opschriftu bladzijcle

1. Plaats van de pro efvakken op de Rug 8

2. P1aat van de proefvakken op d.e Schildjoek 9

3 ffoogtekaart chi1.hoek 10

4• schets groeiproefopstelling 13

5.1. Neerlagoverschot voorjaar '83,Eelde 16

5.2. Neerslag Lauwersmeer,maart t/m juni '83

5.3. Overzichtskaartjes verdamping 18

6. Algenkoek 20

7. Schets kiemplantje Suaeda 21

8. Natte platen in april 21

A—cijfers Schildhoek 23,24,25

B—cijfers SchiLihoek 26,27,28

C—cijfers Schildhoek 29,30

A—cijfers Rug 31

B—cijfers Rug 32

C—cijfers Rug 31

15. Model verloop zoutgehalte 34

16.1. Procerituele toename C—cijfers Schildiaoek 37

16.2. Correlat,]-e tussen C—cijfertoename en beclekkings— 37percentge

17, Kumulatieve B—cijfers,Schildhoek 39

18. Suaeda kiemplanten 40

19. Massaal voorkomen van Suaeda in P.L.0.K. 41

o. "biologenspoor" 41

21. Drooggewichten groeiproef 44

xzje ook

Page 5: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—3—-

Lijst met Tabellen:

Tabel nurnmer opschrift bladzijde

Kiemingspercentages 12

2, Neerslag,luchtvochtigheid,verd.amping en 15neerslagoverschot ,Eelde.

3, Na01—concentraties van opstaand. water 19

4, rondwaterstanden 19

Bedekkingspercentages 22

5. Correlatie tussen verandering van C-cijfer 35en bed.ekkingspercentage

Groeiproef:droog— en versgewichten, 45

/,

Page 6: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—4—

"Opp'ervlakl5e verzilting van ontziltencje gronden in de Lauwersmeeolder"

1.1 :Inleiding:

Sinis. de afslu.itingvande Lauwerszee is er op de drooggevallen platen

ean proces op gang gekomenvsn ontzilting.'Deze ontwikkeling is afhankelijk

van de hoeveeTheid. neerslag en de mogelijkhejd tot percolatie door de bodem.(Veenstra '71) Het veriTiogen V8fl de bodem oifl neerslag op te nemen is weer

afhankelijlC van de hoogte van het maaiveld ten opzichte van het boezem—

peil,de doorlatefldheid van de grond;de afstand tot de geulen is slechts op

de eerste meters van belang.(Pot '83).

Op de Schildhoek zorgt een hoog lutumgehalte,oude klei- en veenlagen

in d ondergrOfld,efl de vlakke ligging van cle platen voor een slech-te ont.z.

watering(Muis '80),De bovengrond bestaatvoôrnamelijk ult lutumhoudend zand(3.L.5o lutuni) en lichte zavel(5—12% lutum) (van Dijk '78).ffierdoor verloopt

de ontzibing slechts langzaam(De Glopper '83,Pot '83).In de maanden met eenneerslagoverSchOt —winter en voorjaar— zijn de platen plasdras en stroornt

overtolli water langzaam aan de oppervlakte af,In de bovenste bodemlaag

kan geringe ontzilting optreden door di±'fusie van zout in het opstaande

water.Als er in de loop van het voorjaar een neerslag tekort begint op te

treden,droogt de bodem langzaam op en begint vervolgens het grondwaterpeil

te dalen.Door capillaire opstijging van het nog zilte,iets diepere,grond_.

water dat aan de opprvlakte verdampt,kan in het bovenste bodemlaagje het

zoutgehalte weer stijgen(van der Klei '71;Joenj.e '78; Mes '79),

De Rug is eveneens een vlakke plaat,maar de betere waterdoorlaatbáar_

heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt vooreen betere ontzilting dan op de Schildhoek,Een uitzondering vormt de strook

die tegen cle gl'"Achter de Zwarten" aanligt,waar zoute kvvel optree,waar—

op zich nog steeds een 3alicornia vegetatie kan handhaveri,

Een groo deel van de Schflihoek en vrijwel de gehele Rug worden vanaf detweede week van juniextensief begraasd,op de Schildhoek door pinken en opde Rug door pinken schapen en paarden."s Winters wordt er gegraasd door

diverse soorten eenden,vooral smienten en bergeenden, en ganzen ,vooralbrandganzen.GraUWe ganzen grazen zowel 'S zorners als 's winters op de platen..

De mate van verzilting in de bovenste bodemlaag is afhankelijk van de

oeveelheid. zout in de ondergrond. en de mate waarin er water aan de opper—

vlakte verdanipt.De verdamping word.t behalve door de temperatuur,luchtvoch....

tigheid en wind,bepaald- door de aanwezige vegetatie en capillaire opstijgingT3fl grondwater.DoOr begrazing kan bodemverdichting optreden(Schthorst '76)

m daarmee toeflame van het aantal porin in de bodem dat zilt grondwater

bot aan. de oppervlakte omhoog kan transportereia.

Verder zal begrazing de verzilting benvloeden via veranderingen in deIichtheid van de vegetatie.Bij begrazing door eenden en ganzen treedt nor—

Page 7: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—5—

maal eeri verdichting van de vegetatie op. (Phillipona "76),Na begrazjng

groeien de planten via meer groeipunten uit dan d.aarvoor,waardoor de vege—tatie cLLchter wordt.

In vóorjaar '83 is waargenomen dat het waterwjld een voorkeur had voorde vegetatie van hel 's zomers door vee beweide gebied(Platteeuw en Spaans'83).Op grond. hiervan is buiten de exelosures een grotere vegetatie—dicht_.

heid te verwachten dan daarbiimen.Begrazing door vee kari ook een verdichten

de invloed op de vegetatie hebben(Mc Naughton '79).Allen op plaatsen metlage vegetatie ken 's winters het waterwild grazen.Door de zomerbeweidingale beheersmaatregel wordt een extra groot gebied gekreerd. waar deze lagevegetati e , als fo erageergebied voor waterwild, gehandhaafd wordt,

Opmerkeliik is dat in tegenstelling tot wat men uit het bovenstaande

zou kunnen afleiden,de bedekkingsgraad van de vegetati in de begraasdeterreinen kleiner is dan in de onbegraasde.Eenzelfe effekt van begrazingwordt gevDnden op de kwelder van Schiermonnikoog(A.Jraak5ma

'82;P.Ru.sse '831Over het waarom daarvan ken slechts een speculatieve opmerking gemaajct wor—den;blijkbaar zorgt de gekombineerde graasdnk van. vee en waterwjld indeze situ.atie ervoor dat de vegetatie een open struktuur houdt,

Het vermoeden bestaat ,dat cle gesignaleerde geringere bod.embedekking,veroorzaakt door begrazing resulterrt in een hogere verdamping en daardoorin een sterkere verzilting in de periode's met een neerslagtekort.op kaleplekken in een Pucci/ñellia—vegetati is een zoutgehalte gevonden dat tweekeer zo hoog lag ale in'de door vegetatie bedekte bodem(R,Mes'79)Feekes

vond destijds (1936) in de Wieringermeerpolder de hoogste zoutkoncentratiegin onbegroeide,slechts door een wiervilt bedekte grond,Dit lijlçt tegenstrij—dig met de Waarnemingen van Verhoeven in Zeeland(Verhoeven '53),nanelijkdat kale grond. minder water verdampt dan grasland,Een' echte tegenstrijdjg_heid is dit niet,omdat bij grasland een groot deel van het watertransport

via de planten gaat'ftrenspiratieHet zout blijft dan in het wortelmiijeuachter,bijvoorbeeld bij Puccinellia,of wordt in de plant opgenomen en denin vacuoleopgeslagen,bijvoorbeeld bij Salicoria.(Kuiper '72;Popp '83).alien bij watertransport door de grondevaporatje",0t ook het zout mee—getransporteerd,waardoor verzilting optreedt bij verdamping aan de opper—vlakte.

De verzilting van de bovenste bodemlaag zou een beperkende t'aktor kim—nen zijn voor de kieming en overleving van kiemplanten van niet—zouttole-rante plantensoorten,die in de zoete omstandigheden in het voorjaar enwinter hebben kunnen kiemen,(zie ook 'eekes 1936 p35).Mocht begrazing deverzilting van de bovenste bodemlaag bevorderen,dan ken de begrazing eenremmende invloed hebben op de successie van haloyten naar zoutgevoeijgereglycofyten.

Page 8: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—6—-

12, Doeiefl

Ret doel van dit onderzoek is het kwantificeren van de verzilting inhet voorjaar.

Daarbij zijn de volgende vragen gesteld:

Is er sprake van een but'ferende invloed van de vegeta-tie op deze

tijd.elijke verzilting?

—Is heb effekt van verzilting op e kieming van zaden en overleving

•vaxi. kiemplanten in het veld. vast te stellen?

—Is er een invloed van begrazing op de tijdelijke verzilting vast

te stellen?

/ /

Page 9: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—7—

II,Materiaal en methoc.le.II. 1 .De Proefvakken.

In de twee proefgebieden,"de Rug"(figuur 1)en "deschildhoek"(fig.2)

zijn in verschillende vegetatietypen,met naar verwachting verschillen—

de zouigehaltes in de bodem,proefvakken uitgezet van 5x7 m grootte.

De plaats van de proefvakken,aangegeven met de korresponderende nummers,

is gekozen in de buurt van de zoutraaien van de RIJP.om vergelijking

met de RIJP—zoutcijfers te vergemakke]ijken.De proefvakken ien2,3en 4,

en 7en8 liggen in de buurt van zoutraai nr,20,waarbij yak 1 ligt in de

buurt van monsterp3-aats 2 van raai 20 en yak 2 bij plaats 3;de vakken

5en6 liggen bij raai 21 monsterplaats 3.(RIJP—monsterplaatsen volgens

D,e Glopper 1983).

Korte beschrijving van de proefvakken:

Schildhoek:

yak 1 :Puccinellia Laag Beweid(.L.B.),ge1egen in een zone met Puc—

cinellia maritima als overheersende soort en Spergularia

spec. als belangrijkste begeleider.

yak 3 :Puccinellia Laag Onbeweid(P.L.0.),bimien een exclosure,in de—

ze]ide vegetatie als yak 1,

yak 7 :Puccinellia Laag Onbeweid Kaal(P,L.0.K.),gelegen direkt naast

yak 3,maar waarbij een stuk van 3x3m geheel is kaalgeknipt,

yak 2 :Agrostis Beweid.(A.B.),in een z6ne met Agrostis stolonifera

en A1'dpecurus geniculatus als overheersende soorten en

met ala begeleiders:Aster txpo1±üm,Mentha aquatica,Myoso—

tis scorpiodes en Chamaenerion augustifolium.

yak 4 :Agrostis Onbeweid(A.O.),als yak 2,maar binnen een exelosure.

yak 8 :Agrostis Onbeweid Kaal(A.0.K.),direkt naast ak 4 met een op—

pervlakte van 3x3m geheel kaalgeknhpt.

yak 5 :Puccinellia Hoog Bewid(P.H.B),gelegen in een Puccineilla zne

midden op de plaat,±25 cm.hoger dan de vakken 1,3n7,in

beweide situatie(zie ook fig.3)

yak 6 :Puccinellia Hoog Onbeweid(PJT.0.),in dezelfde vegetatie als

yak 5 op 50m afstand binnen een ronde exclosure.

De vakkefl 7 en 8 zijn eind mei kaalgekniDt.

de Rug:

De proefvakken op de Rug liggen verder bij een RLTP—zoutraai verwij-

derd(zie figuur 1).De zoutcijfers zijn nog het best te vergelijken met

IJP—raai nr.8 en wel yak 9 met 8.3;vak 10 met 8.4 en yak ilmet 8.5.

Op de Rug was geen exciosure om de onbegraasde situatie te bekijken;

er zijn dus afleen gegevens van de beweide situatie,

Vak 9 :ge]-egen in een door Agrostis stolonifera gedomineerde vegetatie.

vakl0 :gelegen in een Puccinellia vegetatie,met veel Spergularia marinas

vakil :gelegen in een $alicornia vegetatie.Aan het begin van de

waarnemingserjode was dit yak nog geheel kaal.

Page 10: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

Fig proefvkken RUG + zoufreal RIJP

dijk

;boezemmeer

(—O,9m NAP)

0

/:1km

Page 11: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

9

Fig. 2: ptts proefvakken Schitdhoek,+ zoutraaien PUP.

Ii 1 11buiten beweiding

I 1

1KM.

SCHILDHOEK & PAMPUSPLAAT

Page 12: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—10

1KM.

Fig 3 hoogtekaart Schildhoek

hoogte in cm to.v NAP

Page 13: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—11—

11.2. De waarnenhingen in de proefvakken:.II,2.jl.Het nemen van bodeminonsters.

In ieder proefvak zijn de bodemmonsters als volgt genomen:

—Meteen25cm lange steekboor,3cm in doorsnede,zijn op regelmatige

afstand. van elkaar(ongeveer I in) 16 steken gedaan.Bi een volgende

bemonsteririg werden de monsters op ongeveer een halve meter van deoude boorgaten geomen,omdat. de boorgaten zelf de zout— en vocht—

huishouding van. de naaste omgeving beThvloeden (uur '38).

—Per steek zijn de volgende bodemlagen apart in emmertjes(inhoud 2,5 1.)gedaan :0—1cm diep;1—2,5crn;2,5—Scni;5—iOcm:en 10—2Ocm diep.

Oin te grote uitdroging tij dens het eonsteren te voorkomen zijn

de emmertjes voorzien van een deksel met een gat van 3cm in door—

snede,waardoor de monsters naar birinen kunnen.'—Vervolgens zijn per monsterdiepte de segmenten gemengd—in de

emmertjes— en is per monsterdiepte ongeveer 250 gram grond. in een

plastic zak,luchtdicht afgesloten,meegen.omen.De o—1 •en 1—2,5 cm mon-

sters zijn altijd. in huh geheel gebru.ikt voor de bepaling van de

ABC—oijfers.

II,2.2.De zoutbepaling.Van leder mengmonster ziin de ABC—cijfers in duplo bepaald en voor

de 0—1cm—monsters iwtriplo,volgens de'flesjesmethodezoals die staat

beschreven. in de handleiding van de RIJP.(ELIJ.P:"'Analysemethodenvoor grond,water en bo.demvocht;"J,Hofstee en H.J. Fien 1971).De chloor,.1

bepaling is uitgevoerd met behulp van een chloro—countér.. .

De ABC—cijfers zijn hierbij als volgt gedefinieercl:

A—ijfer: ram 2O pr 100 gram stoofdroge grond.

B—cijfer: gram NaCl per 100 gram stoofdroge grond.

O—cijfer: gram NaCi per liter bodemvocht.

HiBrbij kan het C—cijfer ala volgt uit A—en B—cijfers berekend worden:

C—cijfer 1000.

11.2.3. rondwaterstand

Midden in ieder proefvak is een grondwaterbuis geplaatst met een

lengte van 1,25m en een doorsnede van 1,5cm.Tijdens iedere monsterdatum

is de grondwaterstand gemeten,In kombinatie met gegevens met betrek—

king tot neeralag (en eventueel zon en wind)is een indruk te krijgen

van de verdamping die is opgetreden.De ondergrondse afvoer van water

is op de Schildhoek miniem,

Voor de metereologische gegevens,neerslag,uren zon en verdampings...

oversohot zijn de waarden gebruikt,geregistreerd op vliegveld. Eeide.

(gepubliceerd door het KN.M.I. 1983).

Page 14: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—12 —

II,2..4.Keuze van de monsterdata,

De keixze van de monsterdata is afhanice]-ijk gesteic]. van het weer

om zo de meest extreme situaties vast te leggen:aan het begin van cle

waarnerningsperiocle tijdens natte,relatief zoete omstandigheden en

daarna zovee].mogelijk na langere droge perioden,

Voor de Schild.hoek is dat geworden:22 april,2,2Oen 30 juni.

Voor de. Rug :2mei,8en 2ljuni.

11.2.5 De kiemproeven.

Van een negental plantensoorten die in de bemonsterde vegetatie-

zne voorkomen is proefondervindelijk het kiemingspercentage en de

overleving van kiemplanten in het veld en in de kas bepaald.De gevon—

den kierningspercentages kwmen mogelijk gecorreleerd worden met de

zoutgehtes in de bodem.

Kiemproeven in vitro.

Zaclen van de soorten vermeld in onderstaande tabel(tabel 1)zijn

eerst op kwaliteit getest,alvorens ze in het veld uit te zaaien.

De zaden zian in petrlschaalt3es op nat filtreerpapier—alleen aqua

dest.—uitgezaaid. en in de kiemkast gezet Mj twee regiems:

—18.•00—6,00u licht bij 20°C;6.00—18.OOu donker bij 10°C

en —1800—6,00u licht bij 25°C;6.00—18.OOu donker bij 15°C.

Om de paar dagen is zo nodig water toegevoegd.Bij"de kiemproeven

is geen zout toegevoegd,omdat de kieming in het veld vermoedelijk ook

onder zoete omstandigheden plaatsvindt.

Soorten met een kiemingspercentage van meer dan 107 zijn vervolgens

gebruikl bij de groeiproef in de kas en de kiemproe in het veld.

Tabel I Kiemingspercentages na '14 dagen bij onderstaande regiems:

soort herkomst zaadregiemkiekj: aantal zaden.

Rwnex 'crispus Proeftuin 100% 100% 150

Chamaenernaugustifo1ium IJdermaden 0% 0% 350

Juncus bufonius Burgvallen 90% 15% 670

Cerastium ho1osteodes Smalbroekerloopje 95% 88% 430

Menta aquatica Lieveren 15% 55% 520

Spergularia marina Schier. 12% 5% 340

Myosotis scorpiodes Perceel 854 35% 75% 180

Aster tripoliurn . Schier 5% 60% 160 -

Cardamine pratense proeftuin 17% 17% 400

Agrostis, stolonifera Lauwersmeer 20% 20't 450

Behalve Chamaene'4onzijn alle soorten gebruikt, bij de kiemproef in hetveld en zijn de kiemplantjes gebru.ikt bij de kasproef.

Page 15: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—13—11.2.5.1 .ICiemproevefl veld,

In 4 Droefvakken in het onbeweide gedeelte van de chil1hoek:

P.L.O.; A.O;P.LO.K en A.0.K zijn in vakken van 3Ox3Ocm telkens 400

zaden van n soort uitgezaaid in de vochtige situatie op 2 juni.De

vakken grenzen alleen met de hôeken aan elkaar;de tussenliggende niet

ingezaaide vakken dienen ter vergelijking.De proef is in duplo uitge—

voerl met zaad van de soorten uit tabel 1 ,uitgezonderd Chamaenerion

augustifolium.De totale zaaioopervlakte is gemerkt met PVC—buis op dehoeken,cle proefvakken van ledere soort met gekleurde telefoonkabel—draadj es.

11.2,5.2. roeiproef kas.

Be omstand.igheden in het veld ,waar kiemplanten te maken hebben met

een langzaamverziltende bovengrond.,zijn in dekas nagebootst,De

zoutto1erantievan kiemplanten is in. de volgende proef geregistreerd.

Tien dagen dude kiemplanten zijn op een voedingeoplossing van

Hoaglarid gezet.Daarbij ziJn 2,5 liter emmertjes gebruikt,waarop een

geperforeerd.e polydjreenring drijft.Tegen d.e ring is een iapje vitrage

geplakt met watervaste liim.De kiemplantee zijn in de gaten gezet op

de vitrage,zodat de wortels goed kontakt kunnen mácen metde voedings—

oplossing.(zie figuur 4)

Fig 4 opkweek kiemplanfen:

l:potystyreen drijver

2: k iemp [an ten

'a.

De verzilting.is nagebootst door een deel van de kiemplanten op een.

steeds zoutere voedings'oplossing te zetten en wel volgens.volgend schema

Om de drie of vier dagen zijn ô11e oplossingen ververst,in iedere

emmer 2,5liter *N Hoagland oplossing,waaraan de volgende hoeveelheden

NaCi zijn toegevoegd:

dc1oorsnje, bovenaanzjchf.

Page 16: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—14—

\rerversingsschema groei-oroef:met toegevoegd NaCi in grain/liter;

emmer nr. dag 1 dag 3 dag 7 dag 10 dag 14

1 0 0 0 0 0

2 0 2,5 2,5 2,5 2,5

3 0 2,5 5 5 5

4 0 2,5 5 15 15

Na 20 dagen werden de planten geoogst en werd het gemiddeld vers—

en drooggewicht bepaald van wortel en spniit.Verder is het aantal

planten dat tijd.ens de proef afsterft,genoteerd inclusief' opmerkingen

over het uiterlijk van de plant:eventuele blaftnecrose en —kleur.

De resultaten werden gebruikt ter kontrole van de veldproef.

/ /

Page 17: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—15—

III. Re sultat en.

III.1.Het weer tijdens de waarnemingsperiode:april t/m juni 1983.Een extreem nat voorjaar zorgde ervoor dat de wintersituatie,rnet

plas3.rasse platen,voortduurde tot het begin van juni.De maand juni.

zeif was droger dan normaal:een verdampingsoverschot van 74,6mm tegen

57,3 normaal,Vanwege de grote invloed van cleze extreme situatie op het

verloop van de waarnemingen olgt hieronder de gerniddelde neersiag,

relatieve luchtvochtigheid,verdamping(aan vrij wateropperviak volgens

Penman) en het gemiddelde neerslagoverschot respektievelijk verdampings—

tekort gemeten te Eelde,voor de maanden maart,april, mel en juni 1983.(zie tabel 2).

De gegevens van Eelde zljn verkozen boven die van de LZP, (Ballast—plaat),omdat van de LZP'.geen verdampingsgegevens beschikbaar zijn,af—

gezien van. ruwe schattingen die af te lezen zijn ult de kaartjes van

het K.N,M,I;figuur 5.3.(KNMI'83).Op deze kaartjes is te zien dat in cle

maand. juni de verdamping in de LZP.duidelijk hoger is dan in Eelde.(zi'ef>.)a)

In de overige maanden is er niet of nauwlijks een verschil in ver—

damping.

Tabel 2 :Neerslag,luchtvochtigheid,verdamping en Oerslagoverschot,

gemeten en bepaald voor Eelde.

maart april mel junineersiag () 9o(÷43) lol(÷53) 138(÷79) 58(-33)

90(÷6) 88(+8) 85(÷7) 77(—1)

verdamping (mm) 36(—3) 56(—11) 79(—23) 133(÷14)

neerslagoverschob (mm)44(÷36) 45(+64) 60(4.102)—75417)

Tussen haakjes staat de afwijking van de langjarige gemiddelden van Eelde.

In figuur 5,1 staat hat neersiagoversohot per maan.d grafisch weer—

gegeven. (p16).

In flgu.ur 5.2 staan de neerslagcijfers van de Lauwersmeerpolder,zoals

die door de.RIJP.geregistreerd zijn op de Ballastplaat.De hoeveelheden

neerslag in de LZP.verschillen in totaal per maand niet veel van die

gemeten te Eelde.Alleen in juni is het verschil wat groter:34,lmm in

de LZP tegen 58,4mm in Eelde. (c5 p I7)

Page 18: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—16—

'ig, 5j.Neers1agoverschot voorjaar 198j,gemeten te Eelde.

neerslagoverschot in mm /4normaa1 maand.gernidde1öe

[ mae dgemidleLi.e 1983

70

60

50

40

30

20

10

0

-1 0

—20

—30

40

— 50

—60

— 70

Mrt Apr

Page 19: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

c.

T:

87,7

rnnJ

Fig

. 5.2

.N

ee&

agho

evee

l.hed

en L

auw

ersm

eer

inm

m p

Tct

aat:

•1

777m

m

-€Io

U. •

HIt

i(iv

T: 1

45,6

mm

I

datu

m

1:

I,1.

o2.

12.

2.23

1,4

.tv

31t.l

mm

Page 20: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

fl.%Rt. —.• •1•• •. — — •.... . - .— - -w U..- .6. . fl—.— —. - . a. — -— Ia

—18—

Fig. 53; Oven ichts kaartjes verdamping.

gemiddeWeWen in mm per maand.

Page 21: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—19—

III.2.ituatie tijdens de monsterdata.

Tij dens de eerste monsterdatum staan de platen nog grotendeels

onder water.(zie ook tabel 4,p19).Omdat verwacht mag worden dat er

niet veel veranderin,g optreedt,zolang de platen onder water staan

vond de volgende bemonstering pas begin juni plaats.Op de Schildhoek

staan. de proefvakken dan nog onder water (2 juni).Op de Rug is het

grondwater al onder maaiveldniveau gezakt.(8 juni),De derde bemonste—

ring was op 20 juni(Schildhoek) en 21 juni (Rug) na 14 dagen warm weer,

met heel weinig neerslag(zie fig 5,2).De iaatste bemonstering oij de

Schildhoek is op 30 juni.In de periode tussen 20 en 30 juni is het ook

warm weer geweest met alleen op de 29—ste 7mm neersiag.

111.3. Zoutgehalte watermonsters $childhoek.

op 2 jimi zijn watermonsters genomen van het water dat op de proe±'_

vakken stonci,waarin de zoutgehaltes zijn bepaald.(Tabel 3).

Tabel 3: NaCl—concentraties in opstaand. water op de Schil1hoek,Monstera genomen op 2/06/' 83.

Proefvak NaC1—concentratie in g/liter.

PLOPLBAOAEi

PHDPHB

2,22,70,60,40,95,6

Tabel4: De grondwaterstanden in cm t,o.v. het maaiveld.

Monsterplaats Monsterdatum

3childhoek: 22/04 02/06 17/06 20/06 21/06 30/06

PLBPLOPLOK

ABA0AOK

P110PEB

+5 +2 —81 —87 —97 —89

)÷8 }+4 —42 —65 —74 —75—41 —63 —73 —72

+5 +3 —44 —74 —73 —80

}÷3—63 —81 —83 —75—65 —80 —85 —79

+5 +5 —81 —83+7 +4 —68 —95

"Rug 23/04 8/06 21/06

AP5

+4 —12 —80+2 —27 —85..+6 —25 —81

Page 22: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—20—

r11. 4.Grondwaterstanden.

In talel 4 staan Je gemeten crondwaterstandefi Jenoteerd in centi-

meters ten opzichte van het maaiveld.Enmaal is op Je chilcthoeJ: na

24 uur opnieuw de grondwaterstand gemeten om een inciruk te kunnen

krijgen van de snelheid waarmee het grondwater door verdamDing kan

dalen.Di is gebeurd op 20 en 21 jirni:heide dagen was het erg warm

droog weer.(maximm temperatuur respektieveiijk 24 en 27°C;minimu

15 en 20°CjlJe grootste gemeten verschiilen in grondwaterstand beclroe—

gen hier 10 centimeter in Je Puccineilia vakken.

III. 5.Algengroei.

Een opvallend gevoig van het extreem natte weer was de zeer sterke

algengroei in het water o de Diaten.Normaal treedt deze algengroei

ook o-o,maar wel in veel geringere mate en ze houdt o-o als de platen in

april roogvallen.Niet allen konden de algen flu langer doorgroeien,

maar ook Mj een veel hogere temperatuur(vooral in mei).De hele dikke

harde koek die in jtmi daardoor oo de platen 'oleef liggen was een

duidelijke barrire voor veel kiemijlantjes.(zie iguur 6).

'iguur 6 :Algenkoek tussen Puccinellia vegetatie(eind juni.

LAlleen Jaar waar nog oudere planten door de aigenkoek heenprikten en

langs somrnige krimpscheuren konden kiemianten door de koek heenkomen.

Vooral in Puccinellia proefvakken bleven daardoor grote stukke.n aan—

vankelijk zonder kiemplanten.In Je Agrostis—vakken was veel meer hogere

oude vegetatie aanwezig,zolat do kiemianten daar wel wat meer mofeT1.i.jk

heden hadden.Bij het ontilien van een stukje algenkoek wao vaak te

zien dat do kiemniariten een kuretrekcervornio 3hengei hadden die

teen do koek annd'te. ( inr 7)

-J

Page 23: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—21—

Fig. 7 kiempt�n+ Suda

Vana' Je bijd lat or vee on do 3chilcthook ronditiep,werd huiten doDxclonures Jo a1.enkook kao; eJo-en,moar hinnen Je e:c1ooures bleeze tot einJ juni nop groteni.eels intakt.

Op le ug via3 hot probleem van do aiLenkoek veel minder groot,waarschijniLijk Joordat Jo platen iaar eerder droog komen te iigen.

III. 6,Invioed van bet weer on I.e proevakkeuze.

igu.ur B:natte platen in april.

Een ander robieem Jat mede door het natte voorjaar en 1.e aigen—

.groei word veroorzaakt wa hot uitzotten van Jo nroevakken.Glohaal

waren Je vegetatiez6nes nor' wel te onierscheiden,maar omdat een groot

dcci van do vegetatie schuiJ in onder de aigen in het water was het

moeiiijk om echt honogene etuklcen veettie vit to zoeken.Met name de

vakken van do Agrootis—zne on do chiI.Thook hieken toen bet watereinIeiik weg was , toch no eni verochil te 'ie.rtonen. A. 13. (yak 2)hadn :fl be1e].:kin rac van o 70 on A. 0. (yak 4) cen 1)0 eJin;raad

Page 24: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—22—

van 504.Verder sond er in yak 2 (A.B.) hoodzakeiijk Agrostis stol.

en Alopecurus geniculatus,terwiji in A.0. de op biacIzijde' genoemcle

begeleiders sarnen wel voor bijna de heift van de boclembeclekking zorg—den,De beclekkingsgraad van alle proefvakken staat in tabel 5,

Tabe]. Bedekkingspercefltage van de vegetatie van de proefvakken.

.

chi1dhpcproefvak bedekkingsgraad schatting gedaan op 17/06

algen niet meegerekend.35%35%504 strooise1]aag ±1cm (A )707o strooisellaag +3cm °

60% —

404

PiJOPLBAOABPHOPHB

Rug itP

60%404<5%

111.7. ABC—cijfers van cle Droefvakken.Alle ABC—cijfers van de Schildiaoek stasn in bijiage 1.1 (p()

Alle ABC—cijfers van de Rug staan in bijiage 1.2. (p 'p9)

In het hiervolgend gedeelte worden eerst de cijfe's van de proefvakkenop cle chiidhoek besproken,iaarna die van d.e Rug (vanaf' p.I,2)Na uitvoering van de waarnemingen werd bekend dat de RIJP in 1983

wegens bezuinigingen de halfjaarlijkse zoutbepalingen niet heeft uit—

gevoerd.Dit gebeurE. flu om de twee jaar.e.etai11eerde vergelijking

met RIJP—zoutcijfers is daarom achterwege gebleven.De in 1982 uitge—

voerde bepalingen van de RIJP staan vermeld in bijiage 2 (p50)

Het verloop van de ABC—cijfers is grafisch weergegeven in de

volgende grafieken:

Schildhoek: A—cijfers fig.9.1. Puc.Laag p. 23fig.9.2. Agrostis p. 2<'

fig.9.3. Puc.Hoog p. 25

B—cijfers fig.10.1.Puc.Laag p.fig.10.2 Agrostis p. 2fig.10.1 Puc.Hoog p.2w

C—cijfers f'ig.1i.i Puc.Laag p.

fig.11.2 Agrostis p. 29fig.11.3 Puc.Hoog p. 30

Rug : A—cijfers fig 12 p. 31B—cijfers fig.13 p.32C—cijfers t'ig.14 p. 3/

Iu.j.tDe A—cijfers.Over het algerneen nemen de A—cijfers at' geciurende de waarnernings—

periode.Omdat in a-oril en mei de monsterlekken onder water stonden,

zouden de eerste twee A—cijers even groot moeten zijn.De grote very

Page 25: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

N.

V Q-t

N

QP

)

II

dN

NN

\

L'47

OI—

5 : 0

LMO

&lr

:•

07

,0 0 Q1

OS

0.9 / 00

!

.1

'c.

1'1

-i 4

oipp

qs 5

ei'b

5

Page 26: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

6(

u_(-

•,-

/' •'

.4

0

4

o-t

• Q

•)

Os "9 o

1.e

pi .

0$

0'7

Os .oot

o(—

5; 'D

10

"'D 1

0 :•

'If

'p_I

iSçj

EQ

't1S

c,Q

/

)1O

UP

UU

JS S

I4S

OJ5

'S

J1fl—

V•7

,',of

f

Page 27: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

I O)70

6-c,

Fig. 93

• ftco

I

Cf0

___________________________

0

_____

I) /

'n II

sScitdhok P

uc. hoo

lao(ua'

0(.00

\\\\

'1

Page 28: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

_Qp

I,,

,—,

—-

0

I

-:•.

I., 0

•.\

m C C-'

- 2.

p.

pc'

-• p

9—

.—

<p

:—

r.

' I - 0 —•-

>'c

;,

20

-j>

—-

— —

——

.)'1

MJ

00—

r'L

ço

—+

100

H

I

0 0

1r

J

-n

I'•

V

L

\

V

;!c

?

r

-C-

Q \

Q\. 3 c

I1 0 C n 40 ID (D 0

V

I'-

1r

I—

1'

Page 29: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—27—Hg 1Q2. Schildhoek B—cijt2rs Agrosfis (or,be'.ieid

k(. (v<8)

t, B_cjfe.r'

—10 c-

meAit3r.we (VcL< 2-')

(1..3&

10 —lo tii,

Q.

o,4

I O—2.o (,w.

Page 30: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

Fig.1Q

3.B

—cijfers

Schi[dhoek

Puc. hoog.

1'3:

3o/

I)

g OL

1)0

c-cL (L-

IE3. C

LvS.at

5

S

4,

c11

111

I 0 —2o C

A'

Page 31: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

Fig I ,1 C—Cijfers Pu c. taag Schi Idhoek.

.:c'—I 0Wr:

Q -o0: ,t-2.o''.

•:o—i c'0:

0 c- o• SO-2.Q c,.'.

Fig.1 1.2, C — Cijfers Agrosfis Sc hi tdh oe k

OLad, cct.A.

So

— — -c

1'

—29—

kJ

7-•LL

/20

Io-Lo(-4 tk -

5JO c.

Ii,'

4/

toj

C0 7L4.w —p

'1o/ ?o/(

1'50 ,

30

20

to/0 3c/0', 3/

Page 32: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

Fig

. 11,

3C

—ci

jfers

Sch

itdho

ek P

u c.

hoo

g.

•1/0

c-do

ci .—

*

a

0-4.

0 (x

v.

0—•

I cw

(Lc

Io-2

.o

o—jO

C/r

vi.

10

I

to 10.

//

1"

/ / / // /

___

/

0

I / //

LoJ to

Page 33: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

g. 1 C—cijfers RUG

2.

Pcccri llia

—31—

10

S corrcc.

Fig 12. A—cijfers RU(3,

1'

A -- •

o•

Sb

cc'

•1'

10

70

10

co

10

10

WD u/d

t 0

c

/03 30

b —2

__a c-—;o--.

Page 34: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

( ,Q

/ll:'

°/ :

1.

$%;J

riei

SJa

4flJ

—9

bt

C)

It'0

I

•,

____

____

I'

IF

1'0

w

UT

r

1.

o

Page 35: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—33—

sclli1 en die men hier ziet :ioo ben terU[:ovoer "or.ien or ?o br ti.j [lensde benionteriflg e r:ionsters moesten onder water g;o-token worden en de

hoevee]iieid water in nob ron:$ter kon [laardoor behoorlijk varieren—.Een andere font enbron, 1ie ook na het iroogvallen van de riaten vooralin de bovenste bodemsegireiTten een rol seelde 'as de aanwezigheid van

van dood en leven rlanten materiaal,dat veel water vasthoudt.Het verwijderen van rontenv;orbels en dergelijke nit do monsters

heef-t ale nadeel dat de monsters veel te veel vitdroen.Bovendien bleek

zich nogal eens zo'x or hot rianiaardi matoriaal te hebben vactjezei

dat daarmee dan ook zou verdwijnen ore welke reden er maar 1Tana is ge—

zien de rlantenwortels is verwijderen.Dat de overige A—cijfers van de

verschillende monsterdierten zo dichi or eikaar liggen komt natuurlijkdoordat ze nit hetzelfde sediment bestaan,met hetzeide waterbin[tend.

vermogen.III.7.2De P—cijfers

De B—cijfers 0-a iedere monsierplaats vertonen ongeveer hetzelfde

verloop.In do onderste segmenten hoog,naar 'ooven toe neemi het B—cijfera ore bij de 0—1sementen en some ook in de 1—2,5 iaag weer too te no—

men.Wat, men in de natte voorjaarssiiuatie zou verwachten is dat de

B—cij 'ors in cle bovensie lang het laagst zouden zijn en Jan naar heneden

too geleideibijk zouden toenemen.

L)e tweeds monstersorie geet in [ie 0—1cm laag en some ook in de

en 2,5—5cm.iaag sen geringe ail'name te zien van het I3—cij'er op

bijna alla monsierrlaaisen.Deze onizilting kan verkdaard worden door

aan te nemen dat er nit •Jezo lager zout Jifundeerd naar i'iet oostasnde,

zoete,regenwa-ter.De o-o iii iijdsii hepaalde zoutkoncentratiee in dii

oostaende water bevestigen deze veronrerstelling. (zie tabel j• p19).Voor Jo siijging van Je J3—cijers in ic overige vjer segmenten van

yak 3 (LO) is goen Jnidelijke verklaring te geven.Wl i.e oak hier de0—1cm laag relatief,ten oozichte van [is 1—2,5cm laag,minder zout gevor—

den.

Do derde en vierde monsterserie geven een zeer sterke etijging van

de B—cij 'ers te zien in [le hoverste hodemlagen.Naarrnate men Jierer komt

wordi do stijging kleiner.In de 10—20cm. lagen is het e'ekt van do nit—

droging vaak ad nanvili jks meer waarneemhaar. Waarschijnlijk verschi di

het B—cijfer in Jeze la maar vieinig meer van hot B—cijfer in de

onderlirrgende boderelagen vanwaanñt zilt water capilleir omhoog stijgt,Het aigemene heeld van het verloor van [Ic hoeveedheid zout mdc hodere

han samengevat warden ale in biguur 15 (p3t1 ),vaarin schematisch hotverlooi van hot zouto:ehalbe in i.e boiem staab weergegeven voor inctij [istianen:

sii;ua bie aa: het r[i ir J5 winter; Jo zouto:ehal I; es rosen rjj

Page 36: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—34—

boven naar beneden geleidelijk -toe.

2: situatie in het begin van het voorjaar,zoals in aDril '83 is

aangetrof 'en.

3: situatie in :le zorner;sterke verziiting van de bovenste bo'l.ernlaag,

vergelijkbaar met eind juni '83.Afhankeiijk van de neersiag en de veriamping zal het zoutgehaite het

hele jaar door schommelen tussen de beide uitersten 1 en 3.

Fig. 15 Model vertoop zoutgehalfe v.d. bodem Schildhoek.

ENaCt]

0Bodemdiepte

(cm)

51 :siuate eindewinter

2 ,, begin voorjaar10

3 : ,, zomer

15

20 -

25

Het is overigens de vrsag of situatie"i" aitijd bereikt wordt,aange—

zien zelfs na een extreem lange natte periode van ontzilting op bijna

aile monsteroiaatsen de bovenste bo1.emlaag niet cie minet zoute was.

Ook is het mogeiijk,maar niet er waarschijnlijk,dat situatie"l"al

eerder in het jaar bereikt was en dat er misschien tijdens een korte

droge periode in begin maart al enige verziiting is opgetreden,

111,7.3. De Cij t'ers.

De verechilien in C—cijfers tussen natte en droge perioderi zijn

erg groo-t.De NaC1—koncentrati.e neemt al toe door verdemping van water,

het A—cijfer word-t kleiner,n door de capillaire opstijging van het

zilte water,toename van het B—cijfer.De verand.ringen in .e C—cijers

1 3

Page 37: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—35—

zijn aan de onpervlakte he-t grootst en worden steeds kleiner naarmate

men dieDer in de bodern komt,he-bgeen overeenkomt met de waarnemingen

van Joenje(1978,p37) en eekes(1936,p155).

Verge]Jjking met de RIJP—cijters van 1982(voorjaar)laat zien aat de

gevonden waarden groweg in 1.ezelfde orrie van grootte liggen.(hijlage 2).

III.8.De relatie tussen bedekkingsgraad en verziiting.

Omdat cle NaCi—concentratie hea1end is voor het voortbestaan van do

)lan-ten wordt hij het vergelijken van verzilting van de proefvakken

uitgegaan van de 0,-oil 'ers.

III.8.1,De kale proe'vakken.

Op d.e beide kale -oroevakken,vak 7(PLOK) en yak 8(AOK) ,worden zeer

C—cijfers gevonden'(zie fig.11.lenll.2),tot rond. een faktor 35 groter

dan de waarde in april gevonclen.Naarmate de verzi].ting langer duurt,

viordt do sterk verzithe laag aen do opnervlakte steeds hreder.Op 20

juni is alleen de 0—1cm laag sterk verzilt,op 30 juni is de bodem van

0—5cm diep sterk verzilt.Waarschijnlijk komt dat doordat neerslag in de—

ze neriode een deel van het zout weer wat naar beneden uitspoelt,zodat

geleidelijk een steeds bredere zoutband ontstaat.

O grond van de resul.taten vande kale roevaken zou men verwach—

ten,dat de verzilting bij ne andere proe.'vakken is gekorreleerd met do

bedekkingsgraad van die vakken.Om die vergelijking to vergemakkelijken

zijn in tahel 6 do C—cijers gemeten o 30 juni uitgedrnkt in percentages

van de C—cijfers gemeten op 22 aDril.

Tabel 6 ,waarin de relatieve verandering van. de 0—cijfers op 30/06staat uitgedrukt in percentage's van de C—cijfers gemetenop 22/04(beginwaarde).Tevens , is per bodemsegment de correlatiecofficint gegevenvan de relatie tussen het bedekkingspercentage en de relatieveverandering van heb 0—cijfer,

proefvak bedekkingspercbodemsegment (die )te in cm)

. 0—i 1—2,5 2,5—5 5—10 10—20

PLO 35P10K 0%PLB 35%

AO 50%AOK 0%AB 70%

PHO 60%PHB 40%

237435,44

i,77

7,88

37,90707

7271037

5521918746

2421386307

400728

559662278

160458178

261

389

539416148

115229143

196229

170172103

94159114

228201

correlatiecoffmt.richtingscoff.

0,953548—47,4

0,921547—21,0

0,80547

—5,7

0,72306

—2,6

0,12163

—0,23

Page 38: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—36—

Te zien is da-t do kale irakken do hoogste relatieve verzilting he1

ben,dan komen Je Puccinellia vakken,zowei de laag als de hoog gelegen.

Do verzilting bij de Agrostis vakken is het laags-t.

Een uitzonderiflg voniit P.L.O. ,waar in de 2,5—5cm en de 5—10cm iaag een

relatieve stijging van hat C—cijer te zien is die dichter bij de waar—

den van de kale vakken licht den bij die van P,L.B..,Overigens ligt de

absolute waarde van heb C—cijer van P.L.O. en P.L.B. wl in dezelfde

groo-t-te—orde ,wat genoemde afriijking echter niet verklaart.,

111.8.2. Oorrelatie tucson helekkingsgraac1. en verziitip.g.

Als men Je relatielTe toename van hot C—cij'er in do proevakken ver

gelijkt met do bedekkinsgraad(zie tnbel 5),dan is te zien at hoe gro—

ter het bedekkingsDercentage is hoe lager de relatieve verziiting.

In tabel 6 en in figuur 16.2(grat'ische weergave van de correle.tie)staat

ook per bodemsenent weergegeven do correlatiecofficint met betrekking

tot het verband tucson de relatieve toename van het C—cijer en de bedek—

kingsgraad.Voor de 0—1cm en de 1—2,5cm lagen is deze correlatie wel vrij

duidelijk,voor de 2,5—Scm en de 5—10cm lagen al minder duidelijlc,en voor

de 10—20cm diepe laag is er geen verband meer tussen de verzilting en de

be dekkingsgraad.

111.8.3. Vezil'bing en veraideringen in Js grondwotersband.Aangezien do grondwaterstend van heken3e en onhekende faktoren af—

hankelijk is,lijkt het niet erg zinvol in to gaan oo de absolute verschil—len tucson de proefvakken die or zijn gerrieten.Daarentegen kunnen de ver—onderingen in grondwaterneil 'lie o dezel'de olaats een droog etmaal naelkaar zijn gemeten wl enige in'oi'matie verscha'en over de verdamping

op die plaatsen.

De metingen van 20 en 21 juni geven een daling van 10cm in de Pucci—nellia vakken en iron ongeveer 3cm in do Agrostis vakken.De grotere rela—tieve v-erzilting in do Puccine1lia vegetatie woes al op en groter zout—

en dus water-transport naar do o-opervlakte dan bij de Agrostis vegetatie.

(zie ook tabel 4 p19).Deze veranderingen in grondwaterstand wijzen even—

eons op een grotere verdaming in de Puccinellia vegetatie.

Dat de kaalgemaakte -oroe'vakken niet eon groter verschil in gronci—

waterstand laten zien komt waarschijniijk door hun geringe opnervlakte.

Door on'-1.ergrondse aanvoer blijft het water daar op ongeveer hetzel'fde

niveau ale in de aangrenzende uroeIvakken.

III.8.4.Het efekt von beweiding ou do verzilting.Op de Schildhoek is he't vee aan het begin van de tweede week van

jul_li ingeschaard,Bij de bernonstering van 20 en 30 juni zou er duo al

enig effekt von do begrazing waargenomen kunnen worden.Van do diê

Page 39: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

Het verband tussen de relatieve toename van het C—cijfer

en het bedekkingspercentage bij de 1—2,5cm bodemlaag.

0—ci

jfer

=1547—21 ,0(bedekkingspercen-tage).

corre1atiecoffjcjnt :0,92

Fig

i 6.1 *3

5/.

Fig

16i

.

20 15

0 U -4- C L) 0 C

— C U E C Us

0 -4-

15

x

c x C C-

.4-

U U E C U 0 -4- U U -4-

Cu U C-

Proc

entu

ee to

enar

neC

—ci

jfers

Schi

Ldho

eh.

o :M

1

• A

B:A

0Ko

:PLO

• :P

LB:P

OK

o :F

l0I :

PH

B

w I

)I _

£_ I

4 fs

_9

CI

lC.

0

9

x

I 6

'10

2030

4050

6070

Bed

ekk

ings

per

cen

ae

5 4

BC

100

3 2 -I

Page 40: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—38—

roeva1ckefl in The'ei ebie1. is er 4n niet door het vee bezocht name—

lijk het"AgrostiS"Vak(Vak 2),zodat cit wat hetreft hot e?E'ekt van hegra—

zing in dit seizoen buiten beechouwing gelaten kan wor].en.Het effekt

van begrazing in voorgaande jaren kan zijn dat hier flu zo'n clibhte gros—

tis vege-tatie aanwezig is.Het opentrappen van de bodem en kaDot lopen

van de algenpiak is hier tij dens de waarnemingsperiocle dus achterwege

gebleven in tegenstelling tot de andere vakken,De P.II.B.(vak 5) werd.

zeer frekwent hezocht en do vegetatie werd zeer kort afgegraasd over

het hole proefoDpervlak,evenals laarbuiten,De P.L.B.(vak 1)wercl ook

Erekwent begraasd,maar minder rigoreus kaa1.cehouThn •Thn do P.H.B.Bekijkt men de relatieve verandering van de C—cijers(ta1el 6 en

'iguur 16.1,p27),dan is to zien dat P.H.B. inderdaad meer verzilt onderinvloed van begrazing clan P.H,O.,een faktor 10 zilter in P.H.B tegeneen faktor 7 in P,H,O..Gezien de verschillen in bedekkingspercentage

is dat ook te verwachten.

Een vergelijking tussen P.L.O. en P.1.B. geeft echter het omgekeerde

beeld te zien:een grotere stijging in C—cijfer in PIL.O. clan in het be—

weide proefvak.Hierbij moet men echter wel bedenken dat P.L.B. in april

al een C.,-cijfer had dat twee maal zo hoog was ala in P.L.0..In juni was

P.L.B. flog steeds wel zouter dan P.L.0.(zie ook 17 3).In deze

figuur staat voor de 0—5cm laag de absolute hoeveelheid zout,B—cijfer,

cumulatief weergegeven voor de proevakken o de Schiidhoek.

Verder is er zowel in PIJ.O. als in P.I.B. 66k hegrazing door eenden

en ganzen tijclens ne rnonster-oeriode,wat mogeiijk een niveilerend effekt

heeft gehad op cle beclekkingsgraad.P.H.O. werd in daze periode nauwlijks

door waterwilcl bezocht.Mogelijk durven de vogels niet zo goed binnen de

kleine roncle exciosure te komen.

Zowel in P.H.B. ala in F.IJ.B. voorkomt de hegrazing aen toename van

de hedekkingsgraad.Gezien het hiervoor gevon'den verhanI tussen bedekkings—

graad en verzilting ken men konkiuderen dat begrazing bier de verzilting

hevordert.

Page 41: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

3.

2.

NaCI1

ccl,L_t tst

—39—

_____

Zoutgehalten en-verdeting in de teag van 0—5cm eindjuni 3 I iSchi Ed hoe k apri 183 :

_____

Puc.taag. O-j cm

1 —2,5 cm

25—5cm

Fig.

5.

4.

Onbeweid KaaI.

Agrostis./

Onbeweid

Beweid

II

2

1

0

2

1

0

Kaal

Puc. hoog.

Beweid

Onbeweid Be weld

Page 42: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—40--q. )e kierroevefl in h:t veld.

0mat iot begin juni Je nroe vakcen onJe' v;aer stOndDn, zijn de zadennan on 2 juni uitgezaaid in em kie Jernatte bo ern on de algenlap. DoorJe piotselinge ovenjl nanr sierb Jrogond weer zonder neersiag sun 'lezaden van geen der soorten gekiemd.Aangezien Je gehruikte soorten wèl in

le kas kiemden,rnoet gekonklueerd worden dat Je situ.atie in bet veid teextreso was voor de soorten om te kiemen.

)e enige kiemnlanten in e Puccine1.lio. vabben raren die van $uaeda

nanitioa (zie iguur 13) en van Ther.ularia snec.

?igmr 13: uaeJa manibinc. kiemnianten in P.L.O. , juni '83.(Je wibie neersiag on de bodem is waarschijnlijk gins)

In P.L.O.stonden on 30/06/83 ongeveer 300 kiemnlanten ner m2

waarvan 230 in Je enl:eie krimscheuren in do aigenkoek en 20 verenreid.In P.L.O.K. was met het verwijderen van de vegetatie ook Jo aigen1ap'reggehaaid,waar loor de kiemn1nten bier ilenr versnreid stonlien over de

0hele onnerviakie : ongevanr 400 nlanten ner m.In P.LB.stonden de kiem—planten van bovenstaande soorten bet eiest tr.ssen ic voiv.aseen niantenin.On kale nlekken in Je vegetatic vierd weiiewaar do alnenkoek dooryes kanot eionen,maar ook eon dcci van do kiemnl2nten.(hiervsn is

verder geen cijferma±eriaa* heschikbaar.)

T3ij cen 'oezoek aan Je$chiJhoek eifid au'pr3ius ' 33 viei direkt bet yak

7,P.L.0.K.,op door bet schorrekrvid at er macsad in groeide,zie ig.194

Page 43: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—41—

ivir 19 :Ma.aie roei vnn 9vanda eriti'a in P. L. 0i. ,cu. '93.

• Een nadere beschouwing gaf te zien 1Iat het bedekkingspercentageongeveer 40% bedroeg,waarvan rneer dan 90 uaeda,ongever 5 eranlaria

spec • en min:er dan aiicorYila. In heu niet'kale" :ne1 :;ai a1.icornla

niet voor,terwiji uaea en ergu1aria er beide minder ian 5 van de

vegetatie uitmaakten.

De verzilting,door kelmae.ien veroorzaakt,heet hier duidelijk voor

een teruggang in de successie eorgd.Behalve dat het verridernie milieu

halofyten bevoordeelt,zijn oak eenjarige soorten hier in het voordeel,

omdat ze niet hoeven te konureren met voiwassen planten van meerjarigesoortenjlet is dan ook niet zo verwonderlijk dat hier sen ear;bai halo—

2yte annuellen deze plaats heeft bezet.

Ten aanzien van de kiemroe han nag opgemerkt '7or1en, dat 'eehes

(1936)ook al meling mankte van een wiervilt ala helemmerende akbor

voor Je ontwikkeling van kiemptanten: de op het eiierviit gakiemde niaxitenknnnen met h'xn wortels het vilt moeili,jk Joorbreken.

Page 44: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—42—

III. 0. nke Jo onrnerkinen ove Jo nroe vakhcn on Je

Je agomene tenenzen in hot verloon van Je ABO—ci.j rr: van Je

proevahlen on Jo Ji.p;( 'il2 t/n14,no 1, 32 )komen overeen me Jie onchilthoek(fi,9 t/m 11 ,nnt/mO ).

Jen ijerschil is dat zinlo bier in do notte meimaand eon sterkerealing van bet C—cijer voorJoet(zie finaur 14,nJ ).TijIens :le droge

omabandighe .en in juni neent Dii weer snel toe, eels door sterke uitdro—ging—het A—cijfer daali tot beneJen Jo 20 — en Jeels door kanillaire

onobiin van silt gron I'-JateL.

Verder valb on 1.at Je O—cij ers in Je uccineflia—vegotatie on d.c

ug in dezelfde orde van grootte iigsen ala on de childJioek in d.c

Agrosiis—vegetatie.D graJint in de vegetatie von haloyien naar gly—

coyben komt op Jeug voor hij eon zouigradint met aanzienlijk lagere

concentraties dan on d.c childhoek.IVIoge1.ijk dat lator in het seizoen de

C—cijfers on do Rug nog vender stijgen.en andere verkiarina voor iii

verschil zou gevonden kunnen worden in de grotere dynaiek van de C—cij—

fers on d.c Rug. Door de betere doorlaat1aarheid van de ondergroncl wisselen

het stijgen en dalen van Jo C—cijfers elkaar sneiler af Jan op d.c Schild—

hock. Dii komi ovoreen met de waarnerningen van eekes(i936)Jat concentra—

tieachommelingen van zout groter zijn in zari1 Jan in kl.ei.

Ook is het mogelijk dat het geningere luiumgehalte Jat genaurd gaat met

een lagere nuinintenbeschikhaarheid,de oorzaak is van bet vorkomen

van dezelfde vegetatiegradini on twne verschillencle zoutgradinten.

Do zouttoleranii is bij lage nuirinteimiveaus namelijk minder groot

Jan bij hoge niveaus.

III,11.Efekt van hetreding van drasse platen.

O7eval.iend. was on do $chilJhoek,hoe lang Je snoren van be breding in

de natie neriode in mci zichthaar bleven in e vegetaiie.Dij ied.erevoetatan wend. nameiijk Je aenwezige vegetatie weggedrukt onJer :leaJgenlap,waardoorheen de nianien zich niet meet konden onrichten(lig.20)

Gevolg :laarvan 'rias Jat iedore voetsian inle iroge neriocle nag zicht—

baar was door d.c dikke algenkoret. Dat on dergeli.jke nlaatsen gen kiem—

nianten ovenleven,s in bet voorafgaande al uitenngezet.Gezien Je kwets—

baarheid van d.c vegetatie zou onder dergelijke omstandigheden men er

nog meer dan anders voor moeten oppassen niet door elkaars nroefvakken

be banjeren.

iguur 20:biologenspo or.

Page 45: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—43—

III.12.Groeiproef,lcasresistefltie tegen verziltin.

In. figuur 21 staan do gemiddelde drooggewichten van spruit en wortel

van de proefplantefl uitgezet tegen de Zoutconcentratie in gram NaCi/liter,

wat geiik is aan het C—cijter.De zoutconcentraties zijn die op weike de

planten aan het eind. van de proef sbonden.(proefopzet:p13 )

De reaktie van de pianten o zout bestaat overal ui een teiggang

in gewicht,beha]Ve bij Spergularia die zelfs jets gestimuleerd wordt

bij 2,5 en 5 gram NaC1/liter.

In tael 6.2,p staan de vers— en droogewichten van de proefin—

ten en oprnerkingen over do konditie van de planten.De enige enige soorten

die in het nagebootste,verziltende milieu overieven zijn b'pergularia,

Agrostis en Cardamine.De jonge pianten van anclere oorten zuilen onder

verziltexide omstandigheden direkt het loodje leggen,gezien deze resul—

taten.De zoutconcentraties in het veid varierden in Agrostis vegetatie

van 0,5 tot 10 gram per iiter,in Puccineilia vegetaties zelfs van 2 tot

20 grain per liter——soms zelfs tot 50 gram per liter ——.In alle proef—

vakken zijr dat dus omatandigheden waarbij d.e glycofyten aan duidelijke

zoutstress onderworpen zijn.Gesteld dat cle zaden in het void wi gekiemd

zouden zijn,dan waren de jonge -pianten nog aen een dergelijke zoutstress

oncierworpen.

Page 46: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

[NaC

I]

Men

t

Fig

21

droo

ggew

ich*

bij

vers

chitl

ende

NaC

I—co

ncen

frat

ies

Spe

rguI

aria -

Agr

stis

A\g

ew.V

0,Q

i

0,0

2,5

515

I

0,3

0,2

!. S

O,0

.

004

003

002

QQ

1

0,0

2,5

515

05 q04

0703

0,02

0,01

0,0

0,1

0,05

0,0

o_--

-o:e

rn.d

roog

gew

icht

Spr

uit

*—--

-.x:

idG

mW

orte

'l

Ast

erC

arda

min

e

0,10

0,08

0,06

'S0,

04-

0,02

op—

___

0,15

0,10

0,05

0,0

2,5

5

[era

sti

urn

)c._

__—

'-0)-

--4(

0,0

2,5

Rum

ex

0

0,15

MyQ

otis

0,10

-G0,

05

—__

x

0,0

0,0

2,5

5'15

15

1-

\

0,0

2,5

51

50,

02,

55

1 5

0,0

2,5

51

5

Page 47: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—45—

:Tabei met droog.— en versgewichten van Dianten die zijnopgekweekt on een zoutgradiënt.

oort gemiddeldversgewicht

geimicldelddrooggewicht

Aantal'ijianten

Opmerkingen

pergu1aria m. z3 W1,516 0,12571,682 0,11991,634 0,12480,9491 0,0870

3 W0,3071 0,01560,3463 0,01540,3290 0,01920,2091 0,0144

levend dood31

304033

0,OgNaOl/12,5gNaCl/15,OgNaOl/I

15,OgNaCi/1Agroetis stol,

0,026 0,0150,020 0,00970,0149 0,01220,0117 0,0056

0,0035 0,00120,002 0,00080,0029i0,00090,0018 0,0005

60627770

0,OgNaCl/12,5gNaCl/15,OgNaCl/i15,OGNaO1/1

Cardamine nrat0,330 0,3490,368 0,1700,194 0,0620,105 0,058

0,0861 0,0230,0370 0,01170,0206 0,00560,0171 0,00

76

108 7

meeste plantenhalfdood

0,OgNaCl/12,5gNaCl/15,OgNaCl/115,0gNaCl/1

Aster trip.0,836 0,2480,602 0,2380,341 0,1490,171 0,091

0,0469 0,00840,0318 0,00950,0198 0,00690,0105 0,0043

25262418

planten kleinergn necrose

0,OgNaCl/12,5GNaC1/15,OgNaCl/115,OgNaCl/1

Cerastium hol.0,374 0,0810,144 0,0400,087 0,035— —

0,0386 0,00670,010 0,00410,0074 0,004

— —

40tC 155 20

0 15

i

jolanten kleinerYbladnecrose

0,OgNaCl/i2,5gNaOl/15,OgNaCl/1

15,OgNaCl/1Myosotis scorn

0,ogNaOl/12,5gNaCl/15,OgNaCl/115,OgNaOl/1

2,177 1,2930,806 0,4530,715 0,345

— —

0,145 0,0340,066 0,01890,063 0,0240

— —

258 6

2 80 15

planten kieinbladnecrose

Rumex crispus0,OgNaCl/I2,5gNaCl/15,OgNaOl/1

15,OgNaOl/1

1,051 0,354— —

— —

— —

0,065 0,017— —

— —

— —

35000

Menta aquatica1,852 1,0661,6i9 0,6330,965 0,5000,386 0,161

0,173 0,0610,134 0,0300,0915 0,0280,0398 0,015

2423152 10

necrose van deonderste bladexplanten steedski e me r.

0,OgNaCl/12,5gNaCl/15,OgNaOl/115,OgNaCl/1

Page 48: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

-..

—46—

IV. 3amenvattiflg en konklusies.

I-let zou-tgeha].te in do 'oovens±e 1odemiaag van het Diabengehied vande Lauwersmeer ver].oopt groweg vo1gens het patroon at o p infiguur 15 geschetst is.Na een eriode met neerslagoverschot is e boven—ste 5 cm van de bodem hot meest ontzilt.Naar beneden toe neemt de zout—

concentratie toe.Tijdens een oeriode met eon neersiagtekort v-ordt er

zout aari dc ooperviakto a{gezet,Jat via karillaire opstijging von hetgrondwater is aangevoerd.Dit zout wordt hij neersiag weer iets naar

beneden uitgespoeld. Door aviisse1ing van zoutaenvoor en uitkristalli—soren met uitspoelen,ontstaat er een steeds bre,lere en zoutere zoutband

in de 'oovenste bodemlaag.In dc hovensto centimeter is do NaOl—concentra—

tie dan al gauw 2 tot 5 maa1 groter dan in do 10—20 cm lao.g.}ioe dieper

in do bo1em men kijkt,hoe kleiner do schommelingen in zoutgehalte zijn.

De schommelingen in zoutgehalte op Jo ug zijn frekwenter en sneller

clan op de Schildlaoek.Door cle grotere waterdoorlaatbaarheid van do bodem

vincit uitspoeling van hot zout daar sneller nlaats,Doordat hot grondwater

snelier onder maaiveldniveau staat,treedt er ook snelier verzilting op.

ikeie konklusies:

—De mate van vcrzilting is omgekeerd evenre dig met,, do 'oedekkingsgraadvn cle boThm door do vegetatie.

—Do beweiding met ruindvee oo do •$childhoek hee't een n.egatievo invloed

op de be lekkingsgraad en hevordert de verzilting.

—Hot woghalen van Je vegetatie van een nroefvak in Je Puccinellia zne

resulteert in eon grote verziiting van de hodem on leid.t tot een explo—

sieve uitbreidiñ.g van annuelle halofyten.

—Ret extreem natte voorjaar veroorzaakto oo do Dlaten een seer sterke

groei van algen,die na het droogvallen indroogden tot eon harde kook.Doze algenkook vormdo eon ysieko harrière voor de overleving van

kiempianten.—Eon kasexperiment iaat zien dat vrijwel ailoen de echte haioiytenNa0lconcentraties van 'coven do 5 gram per liter overieven.In :le meosteproefvakken stijgon do iTaOl—concentratios tot nog aanzienlijk hogerewaardon.Aangezien begrazing do verzilting bevordert,mag gekonkludoerd

worden,dat in do ondorzochte situatie op Jo chilThoek dc successievan halofyten nae.r glycoryten wordt goromd door hegrazing.

Page 49: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

— 47—

Li tera t U ur:

Di.k, w. J.van(1978):"Ontzilting in het Lauwerslneer";WerkdocuiTlentRIJP. Lelystad.

?eekes,W(1936)"De ontwikkeling van de natuurlijke vegetatie in deWieringermeeroolder,de eerste grote droogmakerij vande Zuiderzee.";proefschrit.driJçkerjj Mulder & Zn A'dani

Glopper, ir.}LJ.de;(1983)'On-tzi1ting van de gronden in Lauwersmeer'(concept art. Cultuurtechnisch Tijdschrift)

Joenje,W.;(1978):"Plant colonisation and succession on embanked sand—'flats, ;Proefschrift,RUGronjngen.

Klei,'.v.d.(197O)"De ontzilting van de gronden in de Lauwerszee vanafde afsluiting in mel '69 tot oktober '7O.Interne notaRIJP.

icj-r. (1 983)'Maandoverzic't van het wear in Nederland. K.N.rr.I.de BUt.Kuiner,P.J.C. en R.BroUwer,(1972):'Oecofysiologische relaties'in -

Tleerboek der planten±'ysiologie(deel 3)'.'Oosthoek,Utrecht.Mes,R.(1979)."Eefl vergelijkend onderzoek naar enkele aspekten van

de oecologie van russen in de Lauwersmeer','Dokt.verslagRUG.Muis,A.(1980):"Het beheersvoorstel voor de Pampusplaat en de Schild—

hoek;beweiding. "Werkdocument RIJP'.McNaugh4ofl,3.J. (1979):"Grazing as an optimization process:Grass-.

ungulate relationship in the Serengeti."Am.Nat.113:691—703,Philippona,J. (1976):"De Euro-oese kolgans in Lebret,T;Mulder,T;

Philippona,J. ;Timrnerman,A. :"Wilde ganzen in Nederland1!Platteeuw,M.en B.paans.(1983):"Beweiding,een zinvpl beheer ten behoeve

van wateri'ii1d?" Dokt oraalverlag ?UG.Popp,M.(1983)"GeflOtypic differences in the mineral metabolism of

plantS adapted to extreme habitats."Plant & 3oil 72(2/3)261—274.pot,R,(1983)':'Ontziltingsgeschiedenis van enkele oevers in de Lauwers—

meerpôIder,' Werkdocument RIJP. Lelystad.Russchen,P.(1983)'MOge].ijke oorzaken van de uitbreiding van lage

kweldersoorten onder beweiding van jongvee."Dokt.verslag RUG,Schothorst ,C.J. (1976) :"Je draagkracht van graslandgronjen, in Oursus bodem

kunde ,Min.isterie van Landbouw en Visserij.Veenstra,K.(19717'De ontzilting van de gronden in de Lauwerszee tot

en met 1971."Interne nota RIJP.Verhoeveri,B.(1953)"Over cle zout—en vochthuishouding van genixndeerde

gronden. "Proefschrift. Wageningen.Zuur,A.J.(1938):'Over de ontzilting van de bodem van de Wieringermeer;

een studie over zout— en waterbeweging in jonge polder—gronden. "Staatsuitgeverij. 's Graverthage.

Page 50: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

'abe1l:A

—3--C

—cijers Sohilahoek

• ucinei1ia

nbewe

10

monster

22/04

XC.

nr.AijSers.B—cij5ers.C—cijEero

2/06A

_cijfers.B_cijfers.00

ers.

nr. A—cij2er.B—eijers.C—cijers.nr.A—cij2ers.B—cijfers.C_cjj1erg.

ib1an2:o=

,0 —

1ore

71

—2,5cm

32,5—

5cm1.

—10 ore

..

10—20

C'ccino11ia

1)—i

71—223

raas'12—5

95—

1010

0—

20 ii

21

12

1—2

1322-

1

5—10

1510—

2016

A

127,411,3i31,1513,

28,30

231,96

19,08

32,17

31,5171,25

0,723,8220,O

u23,0127,21

0,111'i,i5.,,43

0,472

0,593

0,237

0,306

3,5220,275

0,9400,o)3

0,0020,12.20,239

1,022,1.34,25

,

15,512,7

4,759,50

16,9927,50

0,751,72

2,905,059,05

49.50.51.52.53,

51.

55.56.

57.57.

59.50.

61.62.63.

96,51

33,26

29,5030,3930.45

99,95

40,18

36,15

26,65

79,05

119,0338,15

29,4526,8527,35

0,217

0,213

0,2900,4310,635

0,265

0,140

0,318

0,450

0,653

0,0830,04

0,0610,0970,175

2,23

6,40

9,6215,8420,85

2,64

3,58

8,79

16,95

22,48

0,691,11

2,173,626,38

99.54,13

1,20422,68

154. 37,751,490

45,58100.

20,90,417

14,44155. 48,30

0,56113,70

101.26,75

0,45717,06

156. 24,20,577

23,76102.

27,65

0,581

20,99

157. 24,59

0,58723,76

103.

26,9

0,713

26,50

158. 27,08

0,714

25,35

104.

47,47

1,606

33,85

159

42,14

1,931

4.546

105.26,55

0,43

17,11

160. 20,43

0,721

3j,43

106.

24,85

0,430

18,26

161. 21,29

0,562

26,39

107.

24,05

0,521

21;59

162. 22,65

0,555

24,50

108.

25,20?,0'

27,33163.

23,28

0,656

28,27

114

51,58

0,163

3,17

169

41,68

0,247

,15

115.23,27

0,0672,38

170. 21,o90,091

4,17116.

25,940,079

3,05171. 21,10

0,0984,64

117.25,59

0,1134,43

172. 20,940,122

5,82118.

6,040,183

7,02173. 24,23

0,2068,43

ac1 0—1

17

1—2

182—

519

5—10

2010—

2021

?c.noo

124,51

'11,75

29,7330,933.1,00

0,0590,3370,0482,02"0,152

0,-Il0,271,617,721,97

61.L

5..65•47.,58.

150,738,130,4529,5520,35

0,0620,0270,0420,0720,129

0,410,721,392,444,43

119.75,90

0,0861,13

174. 58r760,172

2,90120.

31,520,043

1,31175. 23,35

0,0642,67

121.27,47

0,0471,70

175. 22,200,064

2,86122.

27,230,072

2,65177. 23,37

0,09j3,98

123.27,07

0,127-1,67

178. 24,1.30,137

5,66nbe.roa-1. 0—

i23

1—2

2"2—

505

5—10

2510—

20.7

125,00'11 ,3535,653,75

-,D

0,30.j.0,1520,2310,2'02,1

2,123,475,312,577,32

59.70.71.72.73.

103,2-19,5540,1532,15

0,1950,1140,1900,3020,)07

1,862,914,759,39

11,38

124.55,23

0,73114,17

179. 8,600,095

17,75125.

29,550,266

8,99180. 22,48

0,33014,72

126.27,00

0,28310,06

181. 22,080,337

15,24127.

28,200,105

1.1,39182. 23,12

0,38816,78

128.27,2

0,5020,50

183. 21,710,527

21,330_i

21—

229

2-530

5—10

31

13—20

32

96,7'.3,2330,3530,62

45,95

0,1760j00,130,25

8,123

1,.0,7,9.7,7'2,Oi

10,93

71.'75.7%77

75,6731,1236,6229,95

27,1.5

0,1380,0970,1550,262

0,430

1,332,374,233,77

15,94

129.so,so

0,05013,02

184. '1,010,332

19,28130.

27,350,21.1

3,39

135. 24,530,480

19,57131.

25,35

0,261

10,43

136. 22,27

0,38117,08

132.24,65

0,354

14,47187. 22,30

0,11018,36

133.26,5

0,552

20,62

.133. 22,69

0,500

22,02

Tabol

:A—

0—0—

cij0ors $chilTh.oek

,kaa]gomite

olekken.

20/0630/06

nr.A_cijfe1.D

_cij0ors.Ccij.9er3.p.A

cier3cjjF.erOC

cjjfc?uc,1aacolbe0raas 0kaalL0

—1

cm94.

1—

2-cm95.

2— 5 cm

96.

5—

iO cm

97.10 —

20 cm93.

A/A

.onbegrar' skaal. 0 —

1cm

1—

2'crn2—

5 cm5 —

10 cm10 —

20 cm

50,7727, 3027,7526,05

27,55

43,69

25,05

26,0321,73

2.1,19

2,580,5300,5200,616

0,716

0,6210,166

0,1590,2052,278

109.110.111.112.113.

50,7519,111 3,7423,522 6,97

11,216,366,138,27

11 ,7)

1 49.150.151.152.153.

1 6/!.165.166.1 '7.153.

42,-b23,8925,51

2-1 ,3927,39

32,0621 ,0621,4620,9522,14

2,3 o5

1,

137

0,7190,6130,729

0,937

0,5170,2850,2420,313

68,47,23,24,26,

29,23,1$,11,1.1,

Page 51: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

Cu N) N) -- 0).) —

'.si o—-i- 10-

- - - — -- -c - - -Co— o_)'.jJ _)

-N)--- —) 0 0 oLOON) —0N) 0 CO — 0

I u —s 0 —— 0 0 CO N)—-100 0 CO

CO

- - - — —- C) - - Luo N)— OLD

— — N) N) 'ii- - 00 Lu* '. '. S. 5*

'.31 '.0 - '31 C'.)— — 0 C)

000000'. '. '.

ON) N) N)O-0 Cs) - 0) 0 ).)'31 '.5) 'i-I Li..' — (C)

C))

— — — — —Cu u Cu Cu Cu 1CO—1 cy-yn -.— — N) N.) - 000 — — COH•

'e S. 5* '• •*- - 0 )N) 0 '31 —• 0 (0

0

00CCuC) .5 —.1 co Cu

\J) [S) N)

1')Cu Cu Cu - 0• 0 O- -

00000C 000 CuS.D 0) 'n 0'- 0C') 0 '31 Cu CT)

N)

'.5CJN)C. .5.')

IN)000000 5

— . — — I_hQQQQQc.QO 0 —k 0 Cu—) '...Jl Cu 0 __h (C)00) - o - 1i

U)

0 0 (3 0 0 C)

hO

'3

C)

C)I—).

c-i.

CD

11

Uq

—49—

L15

...1 N) —s C; P

I I I

N)

0 0 0 ?

C)—) u;-,-

N) N.) N) 00Cu C)

S. S• 5* 54

IC) N.) '.u N.)ul (3.5—)

(.5 .5) 0 CcC) 00 '31 -tN) u '31 \.C) LuN) 'S.. '

N)N) N) - -—1 0) N) --.11 N.)

'C)LC Cu—cl C)0)C-0 0') —

0303 JCu N) 0'..

-c-� N) N) N.) Cu0 — -

N) 0) ).) .5) Cu'.51

— 00 0 0- 0') - 00

— C') 0 —sC') CO N) — Cu

_- ft.o N.) — 0 iC)

I I I I.O C) '31N) —,

0C)cDo15 5 C) '3

'u N) —s Cs

F') N) N) Cu --.- :o— N)

S. 5* ••

'u-i

C- 0 0 0 0

_

OoO Cu— C) 5) COCu 0') '3 C') N)

- N) N) N) -'.31 N) - '310)-:- coo - o

C) CO IC) C)C)—) CT)'5.5)• • S S S

N) N) N.) F') C)o '-31 —--105. 5. 'C

—.11 - —I)"SI .5 0 —II

C) C' 0 0C. 00 Ci 0-.51 PN.) N.) i')Cu o C')

0)

- N)0.5.5, — (CC';)

I I I

N) -_ •5_Si N.) —C-:G' C)0 0 0 0 C)

'3 '3 C-,

Cu'. 'CuCuiCC- 1 •0)'j -.-,s

N) 0 CCI Cu '.,C) C)C) —J N.) '.5) - H—S.—S. c_i.'.31.51.51 Cu(D

N)ciJO0 '.' 0 0 0 0 "Si

'. '. F-'O'.. 000c-i—s 0 —s 0 N)

U)

O C).3 0000 H IS. 5. S• s* 5* C_i.•: Cu N) N) C'.)— - - — —11 (D0 -; - -N Lu

-0)

C) (3) C') C') —cl iCu N.) —' C' U)

N.) N) N) N) COO'.31 - —) 00 H

5* .e Sm — S. C_I5

—3) C) .55) C') N) r00 —3)0

C')

tci 0)

0000000— — 'a 5s -'- 0')O 00 0 ac_I.0000 N) S.—-1 0) C) -3 '31 (1)

U) - (IN —3) Q) F-j

Page 52: Dick van Hoffen juti 194 - University of Groningenfse.studenttheses.ub.rug.nl/10270/1/Bio_Ma_1984...heid van de ondergrond—lutuinarm zand.:O—3 lutum(van Dijk '78)—zorgt voor

—50—

Bij1e ABC—cijfers 1982 van de RIJP —zoutraaien 8,20 en 21.

raai 8:

rnonster.<at1Jn 0—5cm 5—20cmA B C A B C

3—04—32 16,4 0,01 0,6 18,6 0,01 0,4Diek 35— 10—82 12,1 0,03 2,3 15,6 0,01 0,9

3 —05—32 25,4 0,69 27,2 2,1 0,94 37,5 Diek 55 —10—82 22,9 1,17 51,3 23,9 1,26 52,7 -

__________ ___

raai 20:mon e.tun 0—5cm 5—20cm

A B C A B C

3 05_50,9 0,10 3,1 26,6 0,18 6,7 plek 3

3 —05 82 29,1 0,37 12,7 25,5 0,51 20,2 plek 2

raa± 21:

monsterdalurill o—5cm 5—20cmA B C A B C

27—04—82 137,1 0,28 7,5 8,7 0,35 12,15—10—82 349 0,44 12,6 25,1 0,63 25,2 plek 3