didier demelin eindwerk

37
Welke rol hebt u in cyberpesten? Actoren in een digitale wereld. Didier Demelin Eindwerk tot het bekomen van de graad van Bachelor in de Maatschappelijke Veiligheid ACADEMIEJAAR 2014-2015 KATHOLIEKE HOGESCHOOL VIVES STUDIEGEBIED SOCAAL – AGOGISCH WERK

Upload: didier-demelin

Post on 22-Jan-2017

440 views

Category:

Documents


1 download

TRANSCRIPT

Page 1: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? Actoren in een digitale wereld.

Didier Demelin

Eindwerk tot het bekomen van de graad van

Bachelor in de Maatschappelijke Veiligheid

ACADEMIEJAAR 2014-2015

KATHOLIEKE HOGESCHOOL VIVES STUDIEGEBIED SOCAAL – AGOGISCH WERK

Page 2: Didier Demelin eindwerk

Inhoud

1 Inleiding ................................................................................... 3

1.1 Situering ..................................................................................... 3

1.2 Probleemstelling. ......................................................................... 4

1.3 Opbouw van het eindwerk ............................................................. 5

1.4 Dankwoord.................................................................................. 5

2 Literatuuroverzicht ................................................................... 6

2.1 Definitie “wat is cyberpesten?” ...................................................... 6

2.2 Prevalentie “welke gevolgen heeft cyberpesten?” ............................. 8

2.3 Integrale aanpak maatschappelijke veiligheid ................................ 11

2.3.1 Cyberpesten in de samenleving. De samenleving in haar sociale,

politieke en ecologische dimensie: ............................................... 12

2.3.2 Organisatiecultuur van de school. Fundamentele preventie.............. 13

2.3.3 Risico’s beperken. Algemene preventie. ........................................ 14

2.3.4 Alert zijn voor signalen. Specifieke preventie. ................................ 15

2.3.5 Hoe reageren bij cyberpesten? .................................................... 16

2.3.6 Nazorg. .................................................................................... 17

2.4 De actoren in het cyberpesten ..................................................... 18

3 Methodologie/werkwijze (praktijk) ........................................ 20

3.1 “World café”. ............................................................................. 20

3.2 Resultaten van het onderzoek ..................................................... 21

3.2.1 Leerkrachten ............................................................................. 21

3.2.2 Leerlingen ................................................................................. 23

3.2.3 De school en het CLB ................................................................. 25

3.2.4 Ouders ..................................................................................... 26

3.2.5 Politie en parket ......................................................................... 28

4 Resultaten “hoe zien de actoren elkaars rol?” ........................ 29

5 Discussie ................................................................................. 32

6 Conclusie ................................................................................ 33

7 Bibliografie ............................................................................. 36

Page 3: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 3

1 Inleiding

Pesten kan diepe wonden slaan in het welzijn en de ontwikkeling van

jongeren. Sommigen komen in een negatief spiraal met fatale afloop. Maar

zelfs in minder dramatische situaties, kunnen deze wonden de jongere en zijn

omgeving heel veel ellende toebrengen. Cyberpesten is de moderne versie van

pesten. De continue beschikbaarheid via het internet en WIFI, zorgt ervoor dat

jongeren op elk moment van de dag slachtoffer kunnen worden van pesten.

Het pesten stopt niet meer aan de schoolpoort en is nog moeilijker waar te

nemen. Voldoende uitdagingen om hierover een bachelorproef te maken.

De jongeren zijn opgegroeid in een wereld met sociale media als een vast

gegeven, waar zij dagelijks gebruik van maken. De leerkrachten die hen

opleiden, komen echter niet uit die wereld en hierdoor kan een grote kloof

ontstaan.

Welke verwachtingen hebben de leerlingen, leerkrachten en de andere actoren

naar elkaar in de aanpak van cyberpesten? Na mijn literatuurstudie leek het

mij heel uitdagend om na te gaan hoe deze verschillende actoren naar elkaar

kijken.

In de literatuurstudie zijn de actoren al breed beschreven, maar toch verwacht

ik dat een directe bevraging nog aanvullende zaken naar boven kan brengen.

Cyberpesten is een fenomeen dat deel uitmaakt van de maatschappelijke

veiligheid. De brede waaier aan actoren en maatregelen die nodig zijn voor

een goede aanpak, maken een ketengerichte aanpak nodig.

Het doel van mijn bachelorproef is een draaiboek ontwikkelen voor de

integrale aanpak van cyberpesten in de scholen. Op basis van het draaiboek

kan de school zich beter organiseren en de andere actoren betrekken in hun

rol in de aanpak van cyberpesten.

1.1 Situering

Als stageplaats koos ik voor een secundaire school en het jeugdparket Oost-

Vlaanderen afdeling Dendermonde. Twee plaatsen die mij de mogelijkheid

zouden bieden om een unieke inkijk te krijgen in de rol die elkeen opneemt in

de aanpak van cyberpesten. Ondertussen deed ik ook een literatuurstudie om

cyberpesten van zoveel mogelijk invalshoeken te benaderen.

Cyberpesten is een heel brede problematiek met heel veel invalshoeken. Om

mijn bachelorproef af te bakenen, wil ik mij beperken tot het beschrijven van

de prominente actoren in de aanpak van cyberpesten:

Page 4: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 4

1. De jongere als voornaamste actor.

2. De leerkracht als professional in de opleiding van jongeren.

3. De school als kader omheen de jongere.

4. De ouders als directe omgeving voor de jongere.

5. Parket en politie in een juridische afhandeling van pestproblemen.

Door elke actor te behandelen, verwacht ik dat de resultaten heel concreet

zullen zijn en bruikbaar voor deze actoren om de aanpak in hun organisatie

tastbaar te verbeteren.

1.2 Probleemstelling.

Mijn stage en literatuurstudie brachten mij in contact met heel veel actoren. Ik

kreeg hierdoor een beeld van hoe zij hun rol zien en hoe de literatuurstudie

deze rol beschrijft. In sommige situaties was het bijzonder confronterend

hoever actoren uit elkaar lagen. Leerkrachten zijn niet altijd even vertrouwd

met sociale media, maar sociale media zijn niet meer weg te denken uit de

leefwereld van de jongeren aan wie zijn dagelijks les geven. Ouders voelen

wel aan dat er iets gaande is, maar weten niet hoe ze het kunnen bespreken

met hun kind. Cyberpesten maakt het nog moeilijker, gezien het allemaal

digitaal gebeurt.

Heel merkwaardig was dat alle actoren de film “Disconnected” bekeken, maar

dat de nabesprekingen met de leerlingen, heel verschillend waren dan die met

andere actoren. Leerlingen vonden het heel herkenbaar vanuit hun leefwereld.

De andere actoren wisten niet dat zoiets bestond en nog veel minder dat het

deel uitmaakte van de leefwereld van hun kinderen.

In mijn bachelorproef wil ik dit onderzoeken en aanbevelingen formuleren voor

deze actoren. Aan de hand van een literatuurstudie en een bevraging van de

actoren wil ik tot een draaiboek komen. Het draaiboek moet een integrale

aanpak bieden voor de scholen, waarin ook de rol van elke actor is

beschreven.

Mijn onderzoeksvraag is nagaan welke rol elke actor

speelt in de aanpak van cyberpesten.

Page 5: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 5

We kunnen deze onderzoeksvraag opsplitsen in de volgende deelvragen:

1. Wat is cyberpesten?

2. Welke gevolgen heeft cyberpesten?

3. Wie zijn de actoren in het cyberpesten?

4. Welke rol heeft elke actor?

5. Hoe zien de actoren elkaars rol?

6. Welke aanbevelingen kunnen we formuleren in de aanpak van

cyberpesten?

1.3 Opbouw van het eindwerk

De bachelorproef start met een beschrijving van het thema.

Hierna volgt de rol van de verschillende actoren op basis van de

literatuurstudie.

De kern van mijn bachelorproef bestaat uit een onderzoek, waar ik de

verschillende actoren laat bepalen hoe zij de rol zien van de andere actor. Een

klassieke bevraging zorgt soms voor veel sociaal wenselijke antwoorden. Om

die reden gebruik ik de techniek “World Café”. Deze techniek biedt een veel

directere en gediversifieerde dialoog. Het is minder bedreigend dan een

groepsgesprek en biedt de mogelijkheid om toch in dialoog te gaan met een

beperkte groep. Door deze groepen voldoende te diversifiëren, krijg je bij elk

gesprek een brede invalshoek.

Tot slot zal ik de literatuurstudie en het onderzoek naast elkaar leggen om

hieruit conclusies te trekken. Deze conclusies zal ik gebruiken om een

draaiboek te maken waarmee een school haar aanpak kan tegen cyberpesten

kan verbeteren.

1.4 Dankwoord

Ik wil Bruno Bronselaer, schooldirecteur van het IKSO, bedanken om mijn

klankbord te zijn en de infrastructuur te voorzien om het “World Café”.

Mijn dank gaat ook uit naar alle deelnemers van het “World Café”. Alle 40

genodigden waren aanwezig op het “World Café”, wat op zich merkwaardig is

en aantoont dat het onderwerp wel leeft. Zoveel verschillende organisaties die

zich allen vrijmaken voor een avond rond cyberpesten, ik had nooit verwacht

dat iedereen aanwezig zou zijn

Aan allen, bedankt.

Page 6: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 6

2 Literatuuroverzicht

2.1 Definitie “wat is cyberpesten?”

Net als in elk ander onderzoek, gaan we eerst het onderwerp duidelijk

afbakenen. We trachten eerst een definitie vast te leggen voor cyberpesten.

De meest erkende definitie voor pesten is afkomstig van de Noorse psycholoog

Olweus (Olweus, 1999), “A student is being bullied or victimized when he or

she is exposed, repeatedly and over time, to negative actions on the part of

one or more other students”

Pesten bestaat uit drie belangrijke criteria:

1. Intentie: de dader heeft de intentie om te pesten

2. Frequentie: het gedrag komt meer dan één keer voor

3. Macht: door het pesten ontstaat een machtsverschil tussen pester

en gepeste

Het pestgedrag is een groepsproces. De omstaanders spelen een uiteerst

belangrijke rol in het pesten. Salmivalli legt duidelijk de nadruk bij de rol van

de omstaanders. Omstaanders vervullen een belangrijke rol bij pestincidenten,

omdat zij het publiek vormen waar de status van de pester voornamelijk van

afhankelijk zal zijn (Salmivalli, 2010). De omstaanders vrezen zelf het

slachtoffer te worden en behoren liever tot de sterkste groep. De pester geniet

van de aandacht van de omstaanders. Hoe meer hij pest, hoe meer

omstaanders hij krijgt. Het is een vicieuze cirkel waarbij het slachtoffer het

steeds maar moeilijker krijgt en de pester en omstaanders zich niet meer

bewust zijn van het leed die zij veroorzaken.

Het pesten “offline” heeft een gelijkaardige vorm aangenomen in het pesten

“online”, wat we cyberpesten noemen.

Cyberpesten kent geen wetenschappelijke definitie. De enige manier om tot

een definitie te komen is de toetsing aan de drie criteria van Olweus.

1. Intentie: door het ontbreken van het non-verbaal gedrag is het niet

altijd evident om de intentie te onderscheiden tussen plagen en

pesten. Wat eerder als grap bedoeld was, kan bij cyberpesten snel

omdraaien tot pijnlijke ervaringen.

2. Frequentie: de frequentie is evenmin te achterhalen. Het plaatsen

van een filmpje op youtube is een eenmalige handeling, maar kan

duizenden keren bekeken en gedeeld worden.

3. Macht: cyberpesten gebeurt in sommige gevallen anoniem, waardoor

er moeilijk sprake kan zijn van een machtsverschil.

Page 7: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 7

De drie criteria voor het vaststellen van pesten blijken dus moeilijk toepasbaar

op cyberpesten, en maken het beschrijven van het probleem complex. Het

vergelijken van onderzoeken rond cyberpesten blijkt hierdoor bijzonder

moeilijk. Het ontbreken van een definitie maakt dat het ook niet strafrechtelijk

kan omschreven worden en bijgevolg het opzoeken moet gebeuren in tal van

diverse inbreuken.

Vandebosch e.a (Heidi Vandenbosch, 2008) vangt de vermelde bezwaren op

door de volgende nuance aan te brengen. Enkel wanneer aan alle vijf criteria

voldaan wordt, kan een pesten gekwalificeerd worden als een uiting van

cyberpesten.

1. de intentie hebben om te kwetsen vanuit het oogpunt van de zender

en/of ontvanger.

2. deel uitmaken van een repetitief patroon van negatieve online en/of

offline acties.

3. zich manifesteren binnen een relatie die gekenmerkt wordt door

machtsonevenwicht, gebaseerd op ‘real life’ criteria (zoals fysieke

sterkte, leeftijd) en/of op ‘ICT-gerelateerde’ criteria (zoals

technologische know how, ‘technopower’).

4. voorkomen binnen de context van bestaande sociale groepen.

5. gericht zijn tegen een individu.

Cyberpesten vertoont verschillende raakvlakken met het klassiek pesten, maar

toch zijn er verschillende markante verschillen:

Via het internet en de gsm hebben cyberpestkoppen meer

mogelijkheden om te pesten (onderweg van en naar school, tijdens

het huiswerk, ’s avonds laat…), en kunnen slachtoffers dus ook na

het verlaten van de school gepest worden.

Via het internet (en de gsm) kunnen cyberpestkoppen (relatief)

anoniem te werk gaan door bv. een sms te sturen via een onbekend

nummer, een webpagina te creëren onder een pseudoniem…,

waardoor het voor het slachtoffer soms moeilijk is om te achterhalen

wie het op hem of haar gemunt heeft (al heeft men vaak een

vermoeden).

Bij klassiek pesten is het vaak duidelijk wie getuige is van de

pesterijen, namelijk de jongeren die fysiek aanwezig zijn tijdens de

pesterijen. Dit is veel minder duidelijk voor pesten via het internet

en gsm: sociaal netwerk sites maken het gemakkelijk om zaken te

delen met andere gebruikers, sms-berichten kunnen gemakkelijk

getoond en doorgestuurd worden. Hierdoor worden cyberpesterijen

vaak zichtbaar voor een grote groep van jongeren.

Page 8: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 8

Via het internet is het gemakkelijk om bewijsmateriaal te

verzamelen of om de dader te blokkeren. Verder kunnen de

omstaanders ook reageren door het bericht te liken of te delen.

Willard beschrijft in zijn onderzoek het cyberpesten (Willard, 2007) vrij

vertaald als “wreed zijn tegen anderen door schadelijk materiaal te versturen

of te posten of zich inlaten met andere vormen van sociale wreedheid via het

Internet of andere digitale technologieën”.

We kunnen besluiten dat cyberbullying of cyberpesten een variant is van

pestgedrag. We spreken hiervan wanneer pesters gebruik maken van de

nieuwe media, zoals gsm en internetcommunicatie, om hun slachtoffer te

schaden. Vertrekkende vanuit de enige wetenschappelijke definitie, komen we

tot volgende definitie:

A student is being cyberbullied or victimized when he

or she is exposed, repeatedly and over time, to

negative actions on the part of one or more other

students, using any kind of digital communication.

2.2 Prevalentie “welke gevolgen heeft cyberpesten?”

Om de ernst van deze problematiek beter te kunnen duiden, is het raadzaam

een prevalentie op te bouwen van cyberpesten in Vlaanderen.

Naast het aantal slachtoffers kunnen we ook kijken naar de impact van het

slachtofferschap. Welke impact heeft cyberpesten op de maatschappelijke

ontwikkeling van het slachtoffer?

Het boek “Jeugd en cybersafety” (WouterStol & Kersten, 2012).beschrijft een

bevraging in 2012 in Nederland bij jongeren van 8 tot 18 jaar. Recentere

cijfers over Vlaanderen zijn afkomstig uit het BOF-NOI onderzoeksproject

‘DICA’ (Developmental Issues in Cyberbullying amongst Adolescents) aan de

universiteit Antwerpen. In dit project (van 2010 tot 2014) worden meer dan

tweeduizend jongeren van het vijfde leerjaar tot het vierde middelbaar in

totaal vier keer bevraagd naar hun ervaring met cyberpesten.

De twee onderzoeken lopen gelijk, waar de cijfers uit Vlaanderen nog meer

duidelijkheid brengen over de resultaten in de Vlaamse scholen.

In het DICA onderzoek gaf 11,1% van de jongeren aan dat ze tijdens het

laatste half jaar minstens één keer slachtoffer waren van cyberpesterijen.

Evenveel jongeren (11,1%) gaven toe zelf iemand gepest te hebben via

internet of gsm in dezelfde periode. 35,3% van de ondervraagde jongeren was

tijdens de afgelopen 6 maanden getuige van cyberpesterijen. Uit onderstaande

Page 9: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 9

figuur blijkt echter dat klassiek pesten nog steeds vaker voorkomt dan

cyberpesten.

(BOF NOI onderzoeksproject DICA (Developmental issues in cybebullying amongst adolescents),

2014)

Merkwaardig is dat het aantal slachtoffers en daders een vrijwel gelijklopend

percentage kent. Eén op de twee is getuige van klassiek pesten, wat veel

minder is op het internet.

De cijfers van het DICA onderzoek lopen gelijk met het onderzoek in

Nederland.

Socio-demografisch valt enkel op dat meisjes meer het slachtoffer zijn van

pesten dan jongens.

Bij cyberpesten is de pester in 75% van de gevallen een leeftijdsgenoot uit de

directe omgeving van het slachtoffer. Hiermee kunnen we besluiten dat

cyberpesten gebeurt onder leeftijdsgenoten die elkaar kennen.

In 33% van de gevallen loopt het cyberpesten samen met klassiek pesten,

waaruit we kunnen besluiten dat het klassieke pesten en cyberpesten

complementair zijn aan elkaar.

De meeste slachtoffers (60%) blijken zelfredzaam te zijn door spontaan te

reageren, het voorbij te laten gaan of een volwassene te betrekken. 65%

bespreekt het pesten met een vriend(in), 58% met een ouder en 9% vertelt

het aan een leerkracht of vertrouwenspersoon op school.

Uit het onderzoek van Olweus (1993) blijkt dat scholieren de school niet

doeltreffend vinden in de aanpak van pesten en het pestgedrag alleen maar

verergert bij een tussenkomst van een leerkracht. Gie Deboutte merkt

inderdaad op dat scholen zich voornamelijk richten op de spontaan

aangegeven pester, welke in vele gevallen niet de belangrijkste persoon is in

het pestverhaal. De school wil zo snel mogelijk het pesten stoppen en in haar

vergeldingsdrang zal ze zo snel mogelijk een pester aanduiden en

0

10

20

30

40

50

60

Slachtoffer Dader Omstaander

11,1 11,1

35,3 30,3

25,5

57,5

Cyberpesten

Pesten

Page 10: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 10

sanctioneren. In vele gevallen start de aanpak met een gesprek met de

gepeste om hem aan te zetten om assertiever te zijn, wat meestal niet strookt

met zijn personaliteit. Bovendien gaat er ook weinig aandacht naar de

omstaanders, die het grondvest vormen van het pestgedrag. Deboutte pleit

voor een schoolbrede aanpak om alle actoren te betrekken en het slachtoffer

op te vangen, zich niet te laten leiden door een drang voor rechtsvervolging

en de pester onmiddellijk aan te pakken, maar de dynamieken te observeren

en te herkaderen in een normale omgangsvorm.

Slechts 1,7% stapt naar de politie, wat duidelijk aantoont dat slachtoffers niet

onmiddellijk een strafrechtelijke inbreuk ervaren in het pestgedrag.

51% van de volwassenen onderneemt actie, maar 24% onderneemt helemaal

niets. Gie Deboutte wijst op de ernstige schade hiervan. Kinderen menen dat

hun gedrag verkeerd is en gaan nog meer pestgedrag aanvaarden, wat hen

dichter brengt bij depressie en zelfmoordgedrag door de ondraaglijkheid van

soms vrij extreem pestgedrag.

Een recent persartikel (Stragier, 2014) beschreef dat het CLB in 2013 elk dag

gemiddeld 36 klachten kreeg voor pesten, wat in totaal leidde 6.516 klachten

voor pesten van medeleerlingen in Vlaanderen.

Gie Deboutte meent dat de klachten zich voornamelijk voordoen in het zesde

leerjaar. In België zijn vier keer zoveel klachten dan in Zweden, waar men

reeds jaren werkt met een schoolbrede aanpak. Het netwerk “Kies kleur tegen

pesten” ijvert naar een schoolbrede aanpak in Vlaanderen en de invoering van

KIVA in het lager onderwijs in Vlaanderen.

Twee Amerikaanse onderzoekers hebben een meta-analyse gemaakt van de

internationale omvang van cyberpesten. Het geschatte aandeel slachtoffers

varieert in diverse internationale onderzoeken van 9% tot 34%, terwijl het

aandeel daders schommelt van 4% tot 21% (Ferdon, 2007).

Kinderen die gepest worden op school, kunnen 40 jaar later nog steeds de

gevolgen ervan ondervinden (Arseneault, 2014). Pesters relativeren veelal de

gevolgen van hun pestgedrag en staan er nauwelijks bij stil, maar hun

perceptie staat in schril contrast met de werkelijkheid.

Pesten heeft namelijk drie belangrijke gevolgen, welke de levenskwaliteit

ernstig kan beïnvloeden en kan leiden tot zelfmoord.

Ten eerste treden sociaal-emotionele problemen op. Door het pesten ontstaan

gevoelens van onmacht, stress, eenzaamheid, angst, enz. Door het

aanhoudend pestgedrag komen jongeren in een sociaal isolement omdat

niemand het ook nog voor hen opneemt. Deze spanningen tasten het

zelfvertrouwen aan en geven aanleiding tot psychosomatische klachten als

buikpijn, nekpijn, hoofdpijn, enz.… Sommigen ontwikkelen een dwangmatig

Page 11: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 11

gedrag met meer kans op automutilatie, eetstoornissen, depressie en suïcidaal

gedrag (Carlisle, 2007)

Ten tweede krijgen slachtoffers schoolproblemen. Pesten is zeer ingrijpend op

de hersenen. Schoolopdrachten uitvoeren en studeren wordt moeilijker

doordat het pesten alle aandacht opeist. Schoolresultaten verminderen en

ouders en leerkrachten zijn hierdoor ontevreden. Op die manier ontstaat een

negatieve spiraal, zolang ouders en leerkrachten het pesten niet herkennen.

Als reactie gaat het slachtoffer terugpesten of valt veelal in een

middelenmisbruik.

Ten laatste zullen slachtoffers en daders vijf keer mee opduiken in statistieken

van depressie en suïcidaal gedrag en vier keer meer in delinquentie

(Sourander, 2007). Slachtoffers kampen met een laag zelfbeeld, gebrek aan

zelfvertrouwen, angst, stress, dominante negatieve gedachten, depressie,

enz… Pesters daarentegen ontwikkelen problemen rond kwetsbaarheid,

empathie, onrealistisch zelfbeeld, probleemoplossend gedrag, agressie en

impulsief gedrag. Het kwetsend gedrag compenseert een nood aan erkenning

en affectie. Meestal is in deze opvoeding de kwetsbaarheid afgestraft als

foutief zijnde, waardoor een emotionele onnatuurlijke verharding ontstaat.

10% van de jongeren is slachtoffer van pesten.

Cyberpesten en pesten lopen door elkaar. Scholen en

ouders zijn niet echt voorbereid om hiermee om te

gaan. In totaal blijkt het om 6.516 gevallen per jaar te

gaan in Vlaanderen. Pester en gepeste ondervinden

onmiddellijke schade en schade op lange termijn op

hun ganse levenskwaliteit.

2.3 Integrale aanpak maatschappelijke veiligheid

In de aanpak van cyberpesten zijn er verschillende actoren. Leerlingen vormen

de kern. We kunnen deze onderscheiden in pesters, gepesten en omstaanders.

Het pesten gebeurt veelal in de school, waar schooldirectie,

leerlingenbegeleiding en CLB een belangrijke rol hebben. Elke leerling heeft

een ouder, welke een typische benadering vereist volgens hun deelname aan

het pesten. In de ergste gevallen komen politie en parket ook als actor in de

aanpak.

Om een brede aanpak te ontwikkelen gebruiken we de preventiepiramide van

Prof. Johan Deklerck en zien we waar de verschillende actoren een rol hebben.

Hierna kunnen we per actor de activiteiten bundelen.

Het welzijnsgevoel van jongeren is heel bepalend in de impact die het

cyberpesten kan hebben. Het welzijn is direct afhankelijk van de sociale

Page 12: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 12

weerbaarheid. De ontwikkeling van sociale vaardigheden zal in de preventie en

opvoeding dus best een belangrijke plaats krijgen.

Welke rol heeft elk van deze actoren in de aanpak van cyberpesten?

De pyramide is een visuele voorstelling van de preventieve maatregelen die

men kan nemen om cyberpesten te beperken. De onderste laag vormt de

brede maatschappelijke maatregelen die een meerwaarde hebben voor de

ganse samenleving. Naarmate men naar de top van de piramide gaat, worden

de maatregelen steeds maar specifieker om individuele gevallen op te lossen.

2.3.1 Cyberpesten in de samenleving. De samenleving in haar

sociale, politieke en ecologische dimensie:

Een preventiebeleid krijgt vorm door de heersende visie op de maatschappij,

de algemene houding tegenover de ander, de staatsstructuren en regeringen,

of het gebrek eraan. Het voorkomen en inperken van cyberpesten houdt

verband met de visieontwikkeling op cyberpesten.

Child Focus coördineert in België het Safer internet initiatief via het

BINSIproject (=Belgian Integrated Network Safer Internet). Dit initiatief wordt

door de Europese Commissie gefinancierd. Child Focus ontwikkelt in dat kader

sensibiliseringsmateriaal voor onderwijs en coördineert tal van acties. De

opvolging gebeurt via een stuurgroep waarin ook het Vlaams Departement

Onderwijs en Vorming vertegenwoordigd is. Alle materialen en lespakketten

die door Child Focus ontwikkeld worden, komen via het departement bij de

scholen terecht. In het schooljaar 2011-2012 is er vanuit het BINSI-project

een pakket voorzien voor de eerste en tweede graad in het secundair

Nazorg

Hoe reageren we op

cyberpesten?

Alert zijn voor signalen

Risico's beperken

Organisatiecultuur van de school

Cyberpesten in de samenleving

Page 13: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 13

onderwijs met als titel ‘Stop cyberpesten’. Het pakket werd in het najaar van

2010 voorgesteld en is n.a.v. Safer Internet Day 2011 verspreid onder de

scholen. Child Focus werkte ook aan een charter tegen cyberpesten. Jaarlijks

wordt het “Safer Internet” initiatief herhaald. Ook de week tegen pesten is

ondertussen ingeburgerd in de scholen.

Het project "stopcyberhate" is het resultaat van de samenwerking van de

federale politie en l’Institut Supérieur de Formation Sociale et de

Communication (ISFSC). Het biedt een toolbox aan die bestemd is voor de

professionelen in het opvoeden, de ouders en vooral ook de jongeren (zowel

voor gepesten als voor pesters).

De website “Stop Cyberhate” is een toolbox die heel wat nuttige links biedt

naar professionele websites.

Dit initiatief werd opgestart met de steun van Mevrouw Milquet, toenmalig

Minister van Binnenlandse Zaken. Ze genieten eveneens van de expertise ter

zake van Child Focus en van de Gewestelijke Ministers van Onderwijs.

In Nederland is er een gelijkaardig initiatief van het NJI (Nederlands Jeugd

Instituut). Een commissie evalueerde 61 anti-pestprogramma's. Conclusie: 9

voorlopig goedgekeurd, 4 verbeterbaar; 48 afgewezen. KiVa1 is één van de 9

voorlopig goedgekeurde programma’s.

De commissie had de taak om verschillende anti-pestprogramma’s te

beoordelen op hun theoretische onderbouwing, empirische effectiviteit en de

randvoorwaarden. De commissie is in het leven geroepen in het kader van de

anti-pestwet die waarschijnlijk per 1 augustus 2015 van kracht wordt. Deze

wet stelt scholen verplicht om een schoolbreed anti-pestprogramma in te

voeren (Van Rooijen-Mutsaers K., 2015).

2.3.2 Organisatiecultuur van de school. Fundamentele preventie.

De maatregelen op niveau 1 zijn positief georiënteerd. Hun doel is een

aangename levenskwaliteit voor de leerlingen. Het verband tussen

cyberpesten en de maatregelen is vrijwel indirect. Bij de keuze van

maatregelen wordt niet onmiddellijk gedacht aan hun preventieve betekenis.

Als er problemen opduiken, draagt een positieve context ertoe bij dat ze

makkelijker en sneller worden opgelost. De maatregelen hebben betrekking op

de inrichting van de school.

1 KIVA betekent leuk in het Fins. Het is een schoolbreed programma, waarbij de aanpak van pesten voornamelijk gericht is op de groepsprocessen van het pesten. Om die reden gaat men niet zozeer focussen op de pester, maar eerder op de omstaanders die het eigenlijke

pesten in leven houden.

Page 14: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 14

Hoe is de school ingericht, welke dienst is het eerste aanspreekpunt voor de

leerlingen, is dit laagdrempelig, hoe is het toezicht georganiseerd, is de school

laagdrempelig voor ouders met een diepe frustratie als hun kind gepest wordt,

via welke kanalen is de school bereikbaar?

Met de publicatie "Pesten en geweld op school: handreiking voor een

daadkrachtig schoolbeleid" worden aan de scholen hefbomen en bouwstenen

aangereikt, waarmee ze aan de slag kunnen gaan om stapsgewijs te komen

tot een integrale benadering van pesten en geweld op school, de zogenaamde

‘whole school approach’. De publicatie wordt aan de scholen ter beschikking

gesteld via de website http://www.ond.vlaanderen.be/antisociaalgedrag/ .

Sociale media zijn een belangrijke leefruimte geworden voor de leerlingen.

Hun fysieke leven en digitale leven lopen door elkaar, maar de school is op dat

vlak afwezig. De chatcommunicatie heeft e-mail ingehaald. Als je met

jongeren werkt, moet je inspelen op hun cultuur om ze te begrijpen en op te

voeden. Hier schuilt een belangrijke uitdaging voor de scholen. Scholen dienen

te investeren in mediawijsheid om sociale media en praktische apps zoveel

mogelijk te integreren in haar werking.

Door een schoolbreed project cyberpesten toe te passen, geeft de school een

duidelijk signaal naar haar leerkrachten, leerlingen en ouders dat ze hier werk

van maakt (Deboutte G., 2008).

2.3.3 Risico’s beperken. Algemene preventie.

Als je organisatorische maatregelen neemt en risico’s bij de leerlingen

voorkomt, werk je op niveau 2 van de preventiepiramide.

Algemene preventie beoogt een positieve sfeer en richt de aandacht naar het

versterken van de mogelijkheden en de draagkracht van mensen en

structuren. Het moet een breed en positief antwoord geven op devproblemen.

Zo verdwijnen deze sneller naar de achtergrond.

Constructief ingrijpen schept een klimaat waarin pestend gedrag minder of

niet gedijt. Dit lijkt minder effectief dan werken op niveau 3, maar toch is er

een rechtstreeks preventie-effect.

Hieronder vallen samenwerking, open groepsgeest, systematisch overleg, een

goede relatie tussen de leerlingen, een goede sfeer in de groep, continuïteit in

de leerlingbegeleidingen, duidelijke regels en afspraken.

De terugval van het pesten in de eerste graad van het secundair onderwijs, is

volgens Gie Deboutte te wijten aan de bijzondere omkadering die men

voorziet om de overgang van het lager onderwijs naar het secundair zo goed

mogelijk op te vangen. Het bewijst dat adolescenten behoefte hebben aan

deze omkadering. Op die manier verhoogt men het welzijn op de school en

Page 15: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 15

daalt het aantal pestgevallen significant. Het valt dan ook aan te raden om dit

in het 5° en 6° leerjaar eveneens toe te passen, waar het pesten de hoogste

pieken haalt.

Duidelijke afspraken over normen en waarden in de school, omzetten naar de

digitale omgang op school maakt eveneens deel uit van de mediawijsheid van

de school. Respect voor elkaar, beleefdheid, afspraken nakomen zijn bvb.

zaken die in de mediawijsheid zullen terugkomen. Het internetgebruik en

gebruik van de smartphone zijn cruciale punten. Het internetgebruik

afbakenen is belangrijk voor de aansprakelijkheid van de school. Bovendien

bieden smartphones veel mogelijkheden om te spieken, maar ook om continu

berichten op elkaar af te vuren via verschillende applicaties.

Op mijn stageplaats hebben we dit schooljaar het schoolreglement aangevuld

met een hoofdstuk over cyberpesten. Dit zorgt voor draagvlak bij de ouders

en de leerlingen. In de eerste schoolweek werd dit onderdeel specifiek

gecommuniceerd, gekoppeld aan het project die wij zouden voeren. Op die

manier heeft iedereen een houvast om te weten hoe hij moet reageren bij

vermoeden van cyberpesten. Om dit effectief toe te passen, moeten de

leerkrachten wel hiervan doordrongen worden.

We hebben naar alle actoren de film “disconnect” getoond. Hiermee hebben

we iedereen op een ongedwongen manier gesensibiliseerd en aan het denken

gezet over zijn rol in het cyberpesten. Ouders en kinderen kunnen rond deze

film spreken en polsen naar elkaars zienswijze en ervaringen. Op die manier

maken we cyberpesten bespreekbaar.

Voorbeelden van dergelijke initiatieven op mijn stageplaats waren de lessen

“levenssleutels” rond sociale vaardigheden, het project “Leonardo” rond

vrijetijdsbesteding en het project “sociale media” door de ICT leerkracht die

jongeren sensibiliseert rond het gebruik van sociale media.

2.3.4 Alert zijn voor signalen. Specifieke preventie.

Vanaf niveau 3 werk je preventief in de echte zin van het woord. Je heft

risico’s op of vermindert ze. Je aanpak is probleem- en doelgericht en situeert

zich op verschillende vlakken.

Het gaat hier om een directe aanpak. Je wilt bijvoorbeeld voorkomen dat

welbepaalde problemen zich herhalen.

Je kunt de leerkrachten specifiek trainen, om alert te zijn voor signalen van

beginnend pestgedrag, zodanig dat het nooit tot een ernstige pestsituatie

komt.

Je zult positief gedrag stimuleren en foutief gedrag leidt tot minder succes

voor de leerling. Jongeren met goed gedrag gaan voor.

Page 16: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 16

Sociale media hebben heel veel mogelijkheden en verhogen de intensiteit van

de communicatie. Om het goed te gebruiken is het cruciaal dat scholieren de

beperkingen en de risico’s ervan kennen. Het is een communicatie zonder non-

verbale signalen, waar deze laatste bij de gewone communicatie voor 70% de

communicatie beïnvloeden.

Uit onderzoek blijkt dat 20% van de leerkrachten niet reageren bij

cyberpesten, omdat ze veelal niet weten hoe ze dit best doen. De leerlingen

vallen hierdoor in een isolement onder het juk van een steeds groeiende groep

pesters, tot …

Er moet daarom een duidelijk draaiboek zijn in de organisatie. Wat is voor ons

pesten, hoe merken we het op, hoe reageren we en hoe pakken we dat als

school aan? Deze vragen moeten voor elke leerkracht duidelijk zijn.

Maar ook voor de leerlingen en ouders moet een laagdrempelige toegang zijn

om dit te bespreken. In een succesvolle vorm zal de organisatie alert zijn op

de belangrijkste “kruispunten”, waar verhalen boven water komen. De

proactieve benadering beperkt heel wat schade ten opzichte van een reactieve

reactie. (Deboutte G., 2008)

2.3.5 Hoe reageren bij cyberpesten?

Grijp in om escalatie van incidenten te voorkomen, las een time-out in en stop

het pestend gedrag.Wat zijn de “interventietechnieken” als het zover is? Meld

en registreer pest-incidenten. Wat registreer je? Hoe doe je dit?

Hoe kunnen we in de toekomst beter te handelen?

Bij cyberpesten is het aangewezen om zich zo snel mogelijk een beeld te

vormen van de groepsdynamiek. Wie doet wat en waarom? Pesters gaan

voornamelijk door met het pesten omwille van het aanzien van de

omstaanders, daarom is het ontbinden van de omstaanders een cruciale

handeling.

De ICT-medewerker is een belangrijke persoon om bewijsmateriaal te

verzamelen en te duiden wat er juist gaande is in de digitale wereld.

In de meeste gevallen zal de leerkracht de eerste zijn die het pesten zal

ontdekken, gezien hij het dichtst bij de leerling staat. Hij meldt dit aan het

secretariaat, leerlingbegeleiding en directie. De ICT-medewerker kan het

digitaal verhaal bekijken en het CLB is het aanspreekpunt voor steun en

begeleiding in de aanpak van cyberpesten. Het CLB kan op dat moment al de

nood aan begeleiding van de jongeren inschatten. Zowel voor de gepeste als

de gepeste is het belangrijk de oorzaak te vinden die aanleiding gaf te pesten.

Page 17: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 17

Indien de noodzaak bestaat, kan er klacht neergelegd worden bij de politie.

Deze nemen de klacht op en zullen de ouders en jongeren horen, gezien de

burgerlijke aansprakelijkheid van de ouder. Het is aangewezen om alle

klachten op te nemen als belaging, gezien deze inbreuk de lading dekt van de

andere inbreuken. Het proces-verbaal gaat naar het jeugdparket, waar een

afweging wordt gemaakt.

In de meeste gevallen eindigt dit hier, gezien de geringe ernst van de meest

voorkomende feiten. Het jeugdparket verschilt van het volwassenenparket

door haar herstelgerichte opdracht. Het is aangewezen om dit niet zomaar af

te sluiten, maar afstemming te hebben met het CLB voor de verdere

opvolging. Het jeugdparket heeft een belangrijke rol om de hoge kans op

herval (25%) te beperken, naast de unieke gelegenheid om de problematische

situatie van de pester en gepeste niet te laten escaleren. De integrale

jeugdhulp biedt de mogelijkheid om het herstelgericht overleg in te voeren op

het parket is samenwerking met de gemandateerde voorzieningen.

Niet elk dossier vraagt een overleg, maar toch is het aangewezen om het

dossier af te sluiten met een contact met het CLB, de pester en gepeste. Zo

vermindert het gevoel van straffeloosheid en kan men hiermee rekening

houden in de verdere begeleiding van deze jongeren. (Deboutte G., 2008)

2.3.6 Nazorg.

Hier gaat het erom het kwaad zo goed mogelijk te herstellen, de nazorg te

verzekeren. Het gaat bijvoorbeeld om de opvang en vergoeding van

slachtoffers van pesten. Het gaat om bestraffing en therapie van daders en het

herstel van de relatie tussen dader en slachtoffer.

De meest gekende techniek is de “no blame”. Het is een vorm van “peer

mediation” waarbij de omgeving wordt betrokken om de groepsdynamiek na

te streven die nodig om ervoor te zorgen dat iedereen erbij hoort.

De school en leerkrachten zijn aansprakelijk voor alle handelingen die in de

school gebeuren. Schade valt meestal onder de verzekering van de school.

Pester en gepeste verschillen niet zozeer van elkaar, als het gaat om sociale

vaardigheden. Het feit dat ze beiden hiervoor ontvankelijk waren, moet de

school aanzetten om hun sociale vaardigheden en gebreken onder de loep te

nemen, samen met de ouders en het CLB.

Een oplossing zou erin kunnen bestaan dat de dienst slachtofferonthaal van

het parket en de dienst slachtofferbejegening van de politie terugvallen op het

CLB om de begeleiding van de beide personen op te zetten naar hun psycho

sociale ontwrichting. Op die manier komt men ook volledig tot het opzet van

Page 18: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 18

de nieuw wet op de integrale jeugdhulp om jongeren bij voorkeur te

begeleiden in de buitengerechtelijke jeugdhulpverlening.

2.4 De actoren in het cyberpesten

Als we de integrale aanpak analyseren voor de verschillende actoren, dan

komt men tot de volgende acties die zij kunnen ondernemen om cyberpesten

beter aan te pakken.

Tabel 1. Actoren volgens de literatuurstudie.

ACTOR ACTIES

School De school dient te voorzien in een “whole school approach”.

1. Duidelijk communiceren dat cyberpesten niet

getolereerd wordt op school. Door het in het

schoolreglement te voorzien, is iedereen op school

hiervan op de hoogte en kan er ook naar verwezen

worden in de komende aanpak.

2. Een duidelijk ICT protocol opmaken voor het gebruik

van ICT op school.

3. Mediawijs integreren op school om de voordelen van

ICT en sociale media maximaal te gebruiken en op

een moderne manier te communiceren in het

medium van de leerlingen.

4. Sensibiliseren en opleiden van leerlingen,

leerkrachten, schoolpersoneel en ouders.

5. De ICT leerkracht betrekken in de preventie en

opsporing van handelingen van cyberpesten.

6. Een draaiboek voorzien hoe elke actor reageert bij

vermoeden van cyberpesten.

CLB Het CLB is verantwoordelijk voor de afspraken rond de

curatieve en nazorg van een cyberpestgeval. Het is een

belangrijke partner in het opstellen van een cyberpest

project.

Leerkrachten De leerkrachten dienen alert te zijn voor cyberpesten, een

open debat hierover voeren en weten hoe ze moeten

reageren bij vermoeden van cyberpesten

Ouders Ouders moeten thuis bewust omgaan met sociale media,

het gebruik van wachtwoorden en wat hun kinderen op

Page 19: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 19

internet plaatsen.

Ouders van gepeste kinderen zullen een wraakgevoel

hebben wanneer hun kind slachtoffer is van pesterijen. Ze

moeten dit onderdrukken zolang het niet duidelijk is hoe de

situatie in elkaar zit, want er is veel kans dat het gaat om

terugpesten. CLB dient hen hierin te helpen. Bij opvoeding

is het belangrijk om alert te zijn voor gedragsverandering.

Omstaanders Cyberpesten kent veel meer omstaanders dan het klassieke

pesten. In 60% van de gevallen wordt er niet gereageerd

door de onduidelijkheid hoe en waarom men moet

reageren. Omstaanders vormen de grondvesten van het

pesten. De groepsdynamiek moet daarom zo snel mogelijk

doorgrond worden, zodat de omstaanders stoppen met de

pester een ego te geven. Jongeren moeten bewust gemaakt

worden van hun rol als omstaander en het verkeerde aan

pesten en hoe ze kunnen reageren zonder een

tienerschande.

Pesters Moeten geholpen worden in hun sociale vaardigheden, in

het bijzonder het empatisch gevoel. Pesters moeten bewust

gemaakt worden van de gevolgen van hun “onschuldig”

gedrag.

Gepesten Moeten geholpen worden in hun sociale vaardigheden, in

het bijzonder het zelfbeeld. Ze dienen hun pestervaringen

te kunnen delen met vrienden, leerkrachten en ouders om

zo de situatie op te lossen. De meest voorkomende reacties

zijn terugpesten, vragen om te stoppen, blokkeren van de

pester, praten met een vriend of oudere. Veel pestgevallen

zijn gekoppeld aan het open profiel en wanbeheer van

wachtwoorden op sociale media.

Politie Moet proces-verbaal opstellen voor belaging en de jongere

opvangen met slachtofferbejegening.

Parket Dient de situatie te analyseren en de gepaste behandeling

af te wegen. Belangrijk is de peer mediation of het

herstelgericht overleg, zodat het vertrouwen tussen de

actoren kan herstellen.

Page 20: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 20

3 Methodologie/werkwijze (praktijk)

In mijn literatuurstudie heb ik achterhaald wat er eigenlijk verwacht wordt van

de verschillende actoren. In mijn bachelorproef wil ik een bevraging doen van

de actoren om na te gaan hoe zij denken over hun rol en de rol van de andere

actoren. In gelijkaardige onderzoeken deed men ook bevragingen, maar in de

meeste gevallen gaven de respondenten sociaal wenselijke antwoorden.

Daarom kies ik voor een andere manier van bevragen. Een “World Café”

techniek.

Bij cyberpesten kan men de actoren indelen in vijf belangrijke groepen:

Leerkrachten;

Leerlingen;

De school enhet CLB

Ouders

Politie en parket

In mijn onderzoek wil ik deze actoren bevragen over hun rol en de andere

actoren eveneens hun mening vragen hoe zij elke andere actor zien. Iedereen

heeft zijn mening over iedereen en shcetst de verwachtingen die hij heeft.

De resultaten van mijn “World Café” zal ik dan toetsen aan mijn

literatuurstudie.

Het resultaat van mijn onderzoek wil ik voor elke actor toetsen aan mijn

literatuurstudie. Op die manier kunnen we vergelijken wat de wetenschap

schrijft met wat de actoren zelf denken. De bundeling van de beiden moet een

realistisch en wetenschappelijk onderbouwd beeld geven van de rol van elke

actor in de aanpak van cyberpesten.

De “World Café” ging door op donderdag 29 januari om 19.30 uur in de

refter van de secundaire school IKSO, Nieuwstraat Denderleeuw.

3.1 “World café”.

Per actor nemen we een tafel met een moderator.

Aan elke tafel zit van elke soort actor een deelnemer. De plaats van de actor is

herkenbaar aan de stoel.

Gedurende 10 minuten gaan deze mensen de rol bespreken van de actor die

wij aan die tafel hebben toegekend.

Page 21: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 21

Hierna schuiven deze mensen door naar een volgende tafel van hun keuze. Op

die manier worden de deelnemers elke keer door elkaar gegooid en krijg je

maximale diversiteit in de inbreng van al deze mensen.

Concreet ga je b.v.b. eerst aan de tafel van de actor “leerlingen”. De groep

aan jouw tafel bestaat uit een leerkracht, een leerling, een lid van de school,

een ouder en een politieambtenaar. Je bespreekt gedurende 10 minuten de rol

van de leerlingen in de aanpak van cyberpesten. Wat kunnen we verwachten

van leerlingen, wat verwachten ze zelf? Wat is voor hen het probleem?

De moderator noteert alle bedenkingen die in de brainstorming worden

aangebracht. Na 10 minuten schuif je door naar een tafel van jouw keuze en

bespreek je een volgende actor. Je kiest een vrije stoel doe overeen stemt

met jouw job.

We werken met 5 groepen van telkens 5 mensen. Van elke groep voorzien wij

een reserve, wat 6 mensen zijn per groep.

Rol van de moderator:

Begeleid het gesprek;

Geeft een inleiding;

Noteert op een laptop;

Bewaakt de timing van telkens 10 minuten;

Maakt een synthese die hij mailt naar [email protected] .

Verloop

19.30 begin

19.45 introductie door een beknopt beeld te geven van de problematiek en

verloop van de avond

20.00 tafelgesprekken (5x10 minuten spreken en 2 minuten verschuiven)

21.00 debriefing door de moderator (5 x 5 minuten)

21.30: einde en napraten

3.2 Resultaten van het onderzoek

In de resultaten leest u eerst een overzicht van de onderwerpen die werden

aangebracht. Hierna volgt telkens een conclusie die we later kunnen

vergelijken met de literatuurstudie.

3.2.1 Leerkrachten

Leerkrachten werken met kinderen en moeten interesse en kennis hebben van

wat mogelijk is op het internet.

Page 22: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 22

Bij pestgevallen is het belangrijk om snel een zicht te krijgen op de situatie.

Hiervoor is een klimaat van vertrouwen nodig tussen leerlingen en

leerkrachten. Toegankelijkheid van de leerkrachten moet groot zijn. Veiligheid

creëren.

Eerst praten met de leerling. Praten met andere leerlingen.

Met collega’s overleggen en observaties doen om het vermoeden te

bevestigen.

Kort op de bal spelen.

De gepeste leerling moet akkoord gaan met eventuele acties van de school.

Vragen aan de leerling of er iets mag gedaan worden. Wensen van de leerling

onderzoeken. Het kind moet van A tot Z worden betrokken.

De ouders moeten onmiddellijk betrokken worden. Praten met de ouders van

de gepeste. Goede communicatie en ouders betrekken bij de oplossing.

Vertrouwenspersoon kenbaar maken in de school.

Bemiddelend optreden: praten en bewust maken van wat ze doen. Gevolgen

van pesterijen duidelijk maken. No-blame methode gebruiken. Omstaanders

aanspreken.

Bewustwording-preventie is noodzakelijk, ook naar ouders.

Bespreekbaarheid in de klas, preventief karakter.

Schuldbesef is al een eerste oplossing.

Repressief optreden wanneer nodig.

De grens tussen pesten en plagen is soms dun. Als het kind zich gepest voelt,

dan spreek je van pesten. Ook als je merkt dat er ‘lijden’ is bij de leerling

(schoolresultaten – gedrag).

Het CLB kan ondersteuning bieden aan leerkracht en leerling.

Collega’s kunnen helpen, samen met de leerlingbegeleiding.

Directie moet ondersteunen.

Actieplan op de school: traject, stappenplan (ondersteund door expertise).

Leerkrachten moeten het bespreekbaar maken. Leerkrachten moeten zich

inwerken en deelnemen aan de activiteiten op het internet.

Aanstelling pestleerkracht is een mogelijke oplossing, gezien het ook leeft bij

vele leerlingen.

De school mag zich niet afsluiten. Verbieden en blokkeren van “smartphones”

zal meer negatieve reacties opwerpen. Een goed evenwicht is noodzakelijk.

Wifi beperkt openstellen gedurende bepaalde periodes tijdens speeltijden wel.

Page 23: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 23

Leren mee omgaan. De meningen zijn verdeeld over gebruik van gsm en

internet op school.

Besluit:

Leerkrachten moeten goed voorbereid worden op het omgaan met pestgedrag

en bijschoold in het gebruik van nieuwe technologiën. Collega’s moeten dit

onder elkaar en met de school en ouders kunnen bespreken om samen tot de

gepaste oplossing te komen. Dit allemaal in een klimaat van vertrouwen en

openheid.

3.2.2 Leerlingen

Wat?

Het verschil tussen pesten en plagen is niet altijd duidelijk. Er wordt nogal snel

over pesten gesproken. Op de lange duur wordt het wel pesten. Als het niet

meer grappig is moet het wel stoppen. Veel hangt af van het ene kind ten

opzichte van het andere.

Pesten is iemand bewust viseren en pijn aandoen.

Pesten is voornamelijk een groepsgebeuren.

Pesten is veelal leeftijdsgebonden. Hou ouder ze worden, hou minder ze er

aan deelnemen.

Pesten is gemakkelijker van achter de pc.

Het is moeilijk om te bepalen wanneer een situatie erg genoeg is om het te

melden aan de school.

Er is een verschil tussen lager en secundair onderwijs

Cyberpesten kan heel lang weggestoken worden voor de omgeving.

Cyberpesten is wel gemakkelijker aantoonbaar. Daarom moeten leerlingen

goed beseffen hoe ze als slachtoffer het pesten best aanpakken.

Frequentie?

Ik heb het als leerling nooit ervaren. Op facebook zie je het wel voorkomen.

Actie?

Het is aan de ouders om de kinderen daarop te wijzen.

Screenshots geven meestal maar een beperkte weergave van de feiten.

Het is belangrijk om leerlingen te wijzen hoe ze met medeleerlingen omgaan,

hoe reageer je op plagen en pesten?

Leerlingen moeten blijven melden dat ze pesten zien.

Page 24: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 24

Als een klasgenoot gepest wordt, gaat hij dat meestal melden aan een vriend

of vriendin. Het is aan de vriend om naar de school te stappen.

Het is belangrijk om het verschil te maken van jongsaf aan tussen het

verklikken (uit eigen belang) of om een situatie te melden (voor een anders

belang)

Het heeft wel effect om de school te betrekken

Het melden moet ook anoniem kunnen (meldingsbus). Anders gaan jongeren

schrik krijgen om iets te melden om represailles te krijgen

Omstaanders hebben het moeilijk om partij te kiezen uit schrik om zelf

slachtoffer te worden

De leerling moet het beeld krijgen dat de directie ingrijpt

De gepeste aanspreken en een leerkracht betrekken.

Pestsituaties zijn niet te vermijden. Het maakt een groot verschil hoe de

omstaanders zich opstellen.

Slachtoffers zijn veelal eerder verlegen jongeren. Door hen een grotere

vriendenkring aan te bieden staan ze er al sterker voor.

Het is belangrijk om goed schoolklimaat te hebben

Leerlingen moeten duidelijk weten wat er mee zal gebeuren

Er is meer nood aan ethiek in de lessen ICT, omdat jongeren op facebook heel

schokkende zaken schrijven

Kinderen beseffen niet wie allemaal meeleest

Het is interessant om op jonge leeftijd de facebook berichten te laten mailen

naar het emailadres van een ouder

Soms wordt het niet gezien op school en gaat het van kwaad naar erger. Soms

is het iemand in de klas. In veel gevallen zijn er ook omstaanders.

Als ouder heb ik de leerling aangesproken en kwam er een einde aan het

pesten. De school was niet tevreden van mijn initiatief, omdat ik de school niet

had betrokken in wat ik deed.

In een school moet de leerkracht en de school optreden.

Het is belangrijk dat kinderen hun gevoelens kunnen uiten. Ik denk dat

kinderen daarop kunnen getraind worden.

De gepeste kan proberen te praten met vrienden. Leerkrachten moeten ook

alert zijn en initiatief nemen.

Kinderen stappen naar de leerkrachten waar ze een vertrouwen in hebben. De

leerkracht moet het traject kennen.

Page 25: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 25

Het ergste is dat sommige kinderen niets zeggen. Kinderen verstoppen dit

zoveel mogelijk, tot ze het niet meer aankunnen.

In twee gevallen werden pester en gepeste beste vrienden

De pester zou sneller stoppen mocht hij beseffen wat hij doet.

De gepeste moet best meerdere personen hebben waar hij terecht kan om zijn

probleem te bespreken.

In het secundair kunnen alle leerkrachten aanspreekpunt zijn. Die kan op zijn

beurt de klastitularis inschakelen. De no blame techniek wordt gebruikt in de

school om naar een klassikale conclusie te komen om meer empathie te

hebben als pester en het pesten af te keuren.

Kinderen kunnen soms niet met hun ouders praten. Ook met leerkrachten kan

je niet praten. Er is meer kans dat ze met een vriend gaan spreken.

Een meldpunt “pesten” bij leerlingen voorzien, zou vrij zwaar zijn voor de

leerling. Het zou wel drempelverlagend werken.

Als een leerling voelt dat hij zich gepest voelt, dan moet de leerkracht het ook

zo opnemen.

Jongeren moeten gestimuleerd worden om anderen aan te spreken over zijn

probleem

Besluit:

Een aangenaam klimaat van dialoog hebben op school, biedt meer

mogelijkheden dat het pesten sneller wordt opgemerkt. Leerlingen moeten

hierin getraind worden. Anderzijds moeten leerlingen ook bewust zijn van

pestgedrag, hun gedrag als omstaander en de schade die ze hiermee

aanrichten. De leerlingen, leerkrachten en ouders zijn directe contacten die op

een open manier hiermee moeten omgaan om het pasten af te keuren, te

bespreken en te verhelpen.

3.2.3 De school en het CLB

De school moet een structuur opzetten voor de aanpak van cyberpesten,

samen met leerlingenbegeleiders, alle leerkrachten en het CLB.

De school heeft behoefte aan een duidelijk meldpunt.

Preventie is noodzakelijk naar leerlingen, ouders en leerkrachten.

Ouders briefen over de aanpak van cyberpesten als ouder, als leerling en door

de school.

Cyberpesten concreet maken naar de leerlingen in de lessen ethiek,

godsdienstlessen, leefsleutels, infosessies, …

Page 26: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 26

Leerkracht informeren over de verschillende sociale media: snapschat,

facebook, ask fm , ..

Meer aandacht besteden tijdens de lerarenopleiding

In geval van pesten moet er een zorgcircuit zijn met een multidisciplinair

overleg: leerkracht, directie, ouders, clb.

No blame methode toepassen is een goede manier van optreden.

Besluit:

De school moet intiatieven nemen naar haar leerlingen, ouders en

leerkrachten. Preventief informeren over cyberpesten. Het zorgcircuit opzetten

en kenbaar maken. Mutidisciplinair optreden. Leerkrachten continu bijscholen.

3.2.4 Ouders

Ouders van jongeren die pesten of gepest worden komen zelf ook in een

bijzonder pijnlijke positie. Alles wat hun kind doet of wordt aangedaan heeft

een onmiddellijke weerslag op de ouder. Ouders van een pester zullen in de

regel eerder teleurgesteld zijn, verdrietig en boos, terwijl ouders van een

gepest kind zich vaak machteloos zullen voelen en gekwetst maar ook boos en

verdrietig. Eén ouder vertelde over zijn dochter die een zorgjuf inschakelde

nadat ze zag dat een schoolvriendinnetje werd gepest.

Het inschakelen van de school is een optie die ouders zullen overwegen,

alhoewel het contact zoeken met de ouders van het andere kind de voorkeur

geniet op het aanspreken van schooldirectie en/of (zorg)leerkrachten. Veel

hangt af van de situatie: “kennen zij de ouders van het andere kind? Kennen

ze die als gewone rustige mensen of zijn het driftkikkers?” Indien ze menen

dat de tegenpartij niet op een constructieve manier zal communiceren, zal

men eerder geneigd zijn om via de school een gesprek aan te knopen.

Een leerling gaf aan dat ze bang zou zijn voor de reactie van haar ouders. Ze

zou het niet leuk vinden mocht de school door hen worden gecontacteerd. Een

overdreven reactie van de ouders zou de zaak alleen maar doen escaleren. Of

je je ouders zal inlichten over een pestprobleem zal afhangen van de

vertrouwensband die het kind heeft met zijn/haar ouders. Kinderen hoeven

niet altijd uitgehoord te worden; de jongeren moeten gewoon weten dat

ouders er zijn van zodra ze er beroep op willen doen of om iets met hen te

delen. Wanneer zo’n vertrouwensband er niet is, zal men eerder broers,

zussen of vriendjes aanspreken over wat hen overkomt. Die vertrouwensband

moet er ook zijn met (zorg)leerkrachten die ze op school eventueel zouden

aanspreken.

Page 27: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 27

De stap naar de politie bleek bij alle deelnemers een ‘ultimum remedium’ te

zijn. Tenzij er sprake zou zijn van fysieke agressie en verwondingen bij het

slachtoffer. Alhoewel psychische letsels soms erger kunnen zijn dan een slag

of een stoot, de zgn. theorie van ‘sticks and stones’. Men erkent dat de impact

van het pesten inderdaad vaak inwendige verwondingen toebrengt, maar deze

zijn haast onmogelijk om vast te stellen door politie. Doorgaans wordt dus niet

gedacht aan een tussenkomst van de politie. Ouders van een pester zouden

zich zelfs aangevallen voelen indien zij op deze manier worden aangesproken

over het pestgedrag van hun kind. Zij opteren eerder een rechtstreeks contact

met ouders of desnoods via de school. Men heeft hoge verwachtingen naar de

school met betrekking tot de aanpak van het probleem. Er moet een duidelijke

reactie komen en bij aanhoudend pesten zal men niet nalaten alsnog de politie

in te schakelen. Een andere verwachting die men heeft van de politie is dat

deze een ernstig signaal kan geven aan de betrokken pester over zijn/haar

fout gedrag. Anderzijds stellen we ons de vraag waarom ouders en

leerkrachten dit signaal niet zouden kunnen geven; een reactie op een lager

‘niveau’ en in een vroeger stadium met andere woorden.

De bemiddeling die ouders verwachten van de tussenkomst van de school

moet resulteren in een stukje bestraffing en een stukje herstel. Ouders van

een pester zullen in de eerste plaats ook denken aan bestraffing, zoals het

tijdelijk ontzeggen van de toegang tot het internet. Anderzijds wordt er ook

gedacht aan het geven van verantwoordelijkheid aan hun kind en het kind

motiveren om zelf gepleegd wangedrag recht te zetten t.a.v. het slachtoffer.

Besluit:

Ouders moeten er voor zorgen dat ze kennis hebben van de mogelijkheden die

het internet biedt en zich bewust zijn van zowel de positieve kanten als de

gevaren die er achter schuilen. Ouders kunnen deze kennis opdoen

rechtstreeks via hun kinderen, met de beperking dat jongeren mogelijks

slechts beperkte informatie zullen doorspelen en bepaalde mogelijkheden

verzwijgen. Anderzijds kan de school activiteiten organiseren (bvb.

workshops) om ouders (preventief) te informeren.

Een sterke vertrouwensband met je kind is een noodzaak om tijdig een

probleem te kunnen detecteren. De manier waarop deze band wordt

opgebouwd kan verschillen van kind tot kind maar een goede praktijk is dat de

dagelijkse bezigheden van kinderen worden opgevolgd, in het bijzonder het

internetgebruik. Men dient de jongeren eerder te begeleiden in plaats van te

controleren, terwijl de finaliteit dezelfde blijft, nl. weten wat er gaande is in de

leefwereld van hun zgn. wifi-kinderen.

Wanneer zich een situatie voordoet van pesten, zullen ouders van een gepest

kind, maar evengoed ouders van een pester, gemakkelijker kunnen

Page 28: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 28

bemiddelen en tot een verzoening komen indien ze elkaar reeds kennen. Evt.

kan de school deze contacten faciliteren in combinatie met de oudercontacten,

zodat er rond de ouders een “netwerk” ontstaat.

3.2.5 Politie en parket

Iedereen schijnt het erover eens te zijn dat de politie de allerlaatste stap is in

het behandelen van (cyber)pesten. In eerste instantie zouden de problemen

door de scholen moeten worden aangepakt en opgelost (met alle kanalen

binnen de school en eventueel met hulp van het CLB). Als de school en het

CLB (met de ouders en de kinderen in kwestie) er niet in slagen een oplossing

te vinden, kan de politie worden ingeschakeld.

Wanneer een probleem ruimer is dan pestgedrag alleen of de schoolgrenzen

zou overstijgen, zou het ook wenselijk kunnen zijn de politie erbij te

betrekken.

In de praktijk gebeurt het blijkbaar ook op deze manier. De volwassenen

binnen de school (zorg – secretariaat) zijn van mening dat de meeste

problemen succesvol worden aangepakt. Een leerling (die vroeger zelf gepest

is) zegt dat heel veel gevallen van pestgedrag niet wordt opgemerkt.

De politie kan misschien wel preventief worden ingeschakeld. De politie zou

informatie kunnen verschaffen (wettelijk kader – melden dat men bij hen

terecht kan), de ernst van de situatie kunnen schetsen en dus kunnen werken

aan de bewustmaking bij de leerlingen. Aan het nut van afschrikking wordt

veel getwijfeld.

Besluit:

Politie ingeschakelen is voor de deelnemers slechts uitzonderlijk een oplossing.

De ouders onderling of de school moeten in staat zijn het pestgedrag in de

meeste gevallen op een degelijke manier aan te pakken. Op een niet

bedreigende, maar bemiddelende manier de situatie herstellen.

Politie kan wel een meerwaarde hebben in de preventie. School en politie

kunnen de leerlingen sensibiliseren voor de gevolgen die pesten kan hebben.

Page 29: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 29

4 Resultaten “hoe zien de actoren

elkaars rol?”

We plaatsen de resultaten van de literatuurstudie en het onderzoek naast

elkaar in een tabel. Op die manier krijgen we in één beeld, een duidelijke

vergelijking tussen de accenten die het onderzoek naar boven brengt ten

opzicht van het literatuuronderzoek.

Tabel 2. Resultaten actoren.

ACTOR LITERATUUR ONDERZOEK

School &

CLB

De school dient te voorzien in een

“whole school approach”.

1. Duidelijk communiceren

dat cyberpesten niet

getolereerd wordt op

school. Afspraken

opnemen in het

schoolreglement..

2. Een duidelijk ICT protocol

opmaken voor het gebruik

van ICT op school.

3. Mediawijsheid integreren

op school om de voordelen

van ICT en sociale media

maximaal te gebruiken en

op een moderne manier te

communiceren in het

medium van de leerlingen.

4. Sensibiliseren en opleiden

van leerlingen,

leerkrachten,

schoolpersoneel en ouders.

5. De ICT leerkracht

betrekken in de preventie

en opsporing van

handelingen van

cyberpesten.

6. Een draaiboek voorzien

hoe elke actor reageert bij

vermoeden van

cyberpesten.

Het CLB is verantwoordelijk

voor de afspraken rond de

curatieve en nazorg van een

De school moet intiatieven nemen naar

haar leerlingen, ouders en leerkrachten.

Preventief informeren over cyberpesten.

Het zorgcircuit opzetten en kenbaar

maken.

Mutidisciplinair optreden.

Leerkrachten continu bijscholen.

Page 30: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 30

cyberpestgeval. Het is een

belangrijke partner in het

opstellen van een cyberpest

project.

Leerkracht De leerkrachten dienen alert te

zijn voor cyberpesten, een open

debat hierover voeren en weten

hoe ze moeten reageren bij

vermoeden van cyberpesten

Leerkrachten moeten goed voorbereid

worden op het omgaan met pestgedrag

en bijschoold in het gebruik van nieuwe

technologiën. Collega’s moeten dit

onder elkaar en met de school en

ouders kunnen bespreken om samen tot

de gepaste oplossing te komen. Dit

allemaal in een klimaat van vertrouwen

en openheid.

Ouders Ouders moeten thuis bewust

omgaan met sociale media, het

gebruik van wachtwoorden en wat

hun kinderen op internet plaatsen.

Ouders van gepeste kinderen

zullen een wraakgevoel hebben

wanneer hun kind slachtoffer is

van pesterijen. Ze moeten dit

onderdrukken zolang het niet

duidelijk is hoe de situatie in

elkaar zit, want er is veel kans dat

het gaat om terugpesten. CLB

dient hen hierin te helpen. Bij

opvoeding is het belangrijk om

alert te zijn voor

gedragsverandering.

Ouders moeten er voor zorgen dat ze

kennis hebben van de mogelijkheden

die het internet biedt en zich bewust

zijn van zowel de positieve kanten als

de gevaren die er achter schuilen.

Ouders kunnen deze kennis opdoen

rechtstreeks via hun kinderen, met de

beperking dat jongeren mogelijks

slechts beperkte informatie zullen

doorspelen en bepaalde mogelijkheden

verzwijgen. Anderzijds kan de school

activiteiten organiseren (bvb.

workshops) om ouders (preventief) te

informeren.

Een sterke vertrouwensband met je kind

is een noodzaak om tijdig een probleem

te kunnen detecteren.

Wanneer zich een situatie voordoet van

pesten, zullen ouders gemakkelijker

kunnen bemiddelen en tot een

verzoening komen indien ze elkaar

reeds kennen. Evt. kan de school deze

contacten faciliteren in combinatie met

de oudercontacten, zodat er rond de

ouders een “netwerk” ontstaat.

Leerlingen Jongeren moeten bewust gemaakt

worden van hun rol als

omstaander en het verkeerde aan

pesten en hoe ze kunnen reageren

zonder een tienerschande.

Pesters moeten geholpen worden

in hun sociale vaardigheden, in het

bijzonder het empatisch gevoel.

Pesters moeten bewust gemaakt

Een aangenaam klimaat van dialoog

hebben op school, biedt meer

mogelijkheden dat het pesten sneller

wordt opgemerkt.

Leerlingen moeten hierin getraind

worden. Anderzijds moeten leerlingen

ook bewust zijn van pestgedrag, hun

gedrag als omstaander en de schade die

Page 31: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 31

worden van de gevolgen van hun

“onschuldig” gedrag.

Gepesten moeten geholpen

worden in hun sociale

vaardigheden, in het bijzonder het

zelfbeeld. Ze dienen hun

pestervaringen te kunnen delen

met vrienden, leerkrachten en

ouders om zo de situatie op te

lossen. Veel pestgevallen zijn

gekoppeld aan het open profiel en

wanbeheer van wachtwoorden op

sociale media.

ze hiermee aanrichten.

De leerlingen, leerkrachten en ouders

zijn directe contacten die op een open

manier hiermee moeten omgaan om het

pesten af te keuren, te bespreken en te

verhelpen.

Politie &

parket

Moet proces-verbaal opstellen voor

belaging en de jongere opvangen

met slachtofferbejegening. Dient

de situatie te analyseren en de

gepaste behandeling af te wegen.

Belangrijk is de peer mediation of

het herstelgericht overleg, zodat

het vertrouwen tussen de actoren

kan herstellen

Politie ingeschakelen is voor de

deelnemers slechts uitzonderlijk een

oplossing. De ouders onderling of de

school moeten in staat zijn het

pestgedrag in de meeste gevallen op

een degelijke manier aan te pakken. Op

een niet bedreigende, maar

bemiddelende manier de situatie

herstellen.

Politie kan wel een meerwaarde hebben

in de preventie. School en politie

kunnen de leerlingen sensibiliseren voor

de gevolgen die pesten kan hebben.

Italic: verschillen tussen de literatuur en het onderzoek.

Page 32: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 32

5 Discussie

Als we de literatuurstudie en het onderzoek naast elkaar plaatsen, dan krijgen

we heel wat nuttige aanvullingen door de mensen te bevragen in ons

onderzoek.

Een aangenaam schoolklimaat is duidelijk noodzakelijk voor een goede

aanpak. Tussen alle actoren voorafgaand een klimaat van vertrouwen hebben,

wordt ervaren als een essentiële basis om in moeilijke situaties snel tot een

aanvaardbare oplossing te komen. Alhoewel men politie als laatste oplossing

ziet, heeft men ook het vertrouwen dat politie een grote meerwaarde kan

hebben in de preventieve aanpak van cyberpesten.

We kunnen dus concluderen dat naast de “technische” inrichting van een

school en aanpak door de verschillende actoren, het klimaat tussen de mensen

een essentiële basis is om in vertrouwen cyberpesten en andere problemen

aan te pakken.

Het onderzoek zelf verliep vrij vlot. De voorafgaande stage was zeker een

meerwaarde om al een goede verstandhouding te hebben over dit gevoelig

onderwerp. Merkwaardig was dat geen enkele van de 50 genodigden ontbrak

op de avond.

Met een laptop werken was een meerwaarde om hierna snel een rapport te

krijgen.

De deelnemers hadden een dubbel gevoel rond de tijdservaring. Ze waren

tevreden dat het onderzoek niet meer tijd in beslag nam, maar vonden 10

minuten kort om een debat op te bouwen. Mijn ervaring was dat ze na het

eerste debat, besefte dat ze sneller met elkaar in dialoog moesten gaan.

Deze ervaringen doen mij besluiten dat het heel essentieel is om elke actor

bewust te maken van zijn rol. Alle nodige aspecten moeten in plaats gesteld

worden om voorbereid te zijn om alert op te treden in geval van cyberpesten.

Jongeren worden veel meer geconfronteerd met cyberpesten dan wat de

signalen ons geven in een gemiddelde school.

Tot slot mag het belang niet onderschat worden om een klimaat van

vertrouwen te blijven nastreven in een school. Op die manier maak je elk

probleem vlugger bespreekbaar en gemakkelijker aan te pakken.

Page 33: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 33

6 Conclusie

Welke rol hebt u in het cyberpesten? Het antwoord op deze vraag schuilt in

een schoolbrede aanpak. Onderzoek naar pesten gebeurt voornamelijk in de

scholen en terugdringen van pesten is ook het meest effectief in een

schoolomgeving. Om die redenen zullen we de rol van elke actor bepalen

vanuit zijn aandeel in een schoolbrede aanpak (Merrell K.W., 2008).

Sociale media is niet meer weg te denken uit de leefwereld van de scholieren.

Het pesten krijgt een nieuwe dimensie door de aanwezigheid van WIFI in elke

omgeving en de vele mogelijkheden van de “smartphone”. De maatregelen die

een school zal nemen tegen cyberpesten, hebben eveneens hun effect op het

klassieke pesten (Kiriakidis S.P., 2010).

S C H O O L B E L E I D

Een aangename schoolomgeving voor de leerlingen vormt de basis voor het

hele schoolgebeuren. Leerlingen zijn bovendien het best geplaatst om hun

leeftijdsgenoten aan te spreken over de problemen die zij beiden ervaren. Als

leerlingen meer ingezet worden om pestsituaties aan te pakken, dan krijg je

een positief effect op een grotere groep bij de behandeling van elk beginnend

pestprobleem. De school biedt hiermee een actieve rol voor de leerlingen in

haar beleid (Salmivalli C., 2001).

Een schoolbeleid tegen pesten heeft enkel maar effect als ze gedurende

verschillende jaren wordt aangehouden en een continue activiteit vormt. Het

Vlaams Departement Onderwijs biedt samen met vele organisaties nuttige

preventiepakketten aan die de school de mogelijkheid biedt om jaar na jaar

meer vorm te geven aan haar beleid (Smith P.K, 2003).

In de school is een klimaat van respect aanwezig en wordt elke vorm van

pesten afgekeurd door iedereen. Door een positief klimaat na te streven

tussen de leerlingen onderling en de leerkrachten zal het aantal pestgevallen

dalen (Smith P.K, 2003).

Het schoolbeleid is duidelijk vastgelegd in het schoolreglement. Het beschrijft

de schoolbrede aanpak, waar elke lezer zijn rol duidelijk kan terugvinden. Het

schoolbeleid moet ook tastbaar gemaakt worden in activiteiten naar elke

actor, zodat iedereen weet hoe we over pesten denken en wat zijn rol is

(Smith P.K, 2003).

De schoolbrede aanpak in het KIVA project blijkt het meest onderzocht en de

meest succesvolle vorm te zijn om pesten te beperken in een school. Pesten

Page 34: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 34

bestaat voornamelijk door de reactie van de omstaanders en daar gaat KIVA

voornamelijk op inspelen. Leerlingen herkennen de pestsituaties uit de lessen

die jaar na jaar terugkomen en reageren anders op een pestsituatie. Ook de

leerkrachten zijn beter voorbereid en grijpen deze situaties aan om ze in de

klas te bespreken. In Vlaanderen is het KIVA programma reeds doorvertaald in

het basisonderwijs (Karna A., 2013).

De doorvertaling van het beleid naar de leerlingen gebeurt door de

leerkrachten. Leerkrachten moeten dus als eerste getraind worden om de

specifieke aanpak toe te passen en het vertrouwensklimaat vorm te geven.

Het succes van KIVA komt onder meer door hier van in het begin voldoende

aandacht aan te besteden (Smith P.K., 2011).

De doorvertaling naar sociale media vraagt een bijkomende aandacht in het

beleid. Leerlingen en leerkrachten dienen duidelijk te weten hoe de school

omgaat met sociale media. In België zijn daarvoor al heel wat inspanningen op

vlak van mediawijsheid. Leerkrachten zijn soms minder vertrouwd met sociale

media en daarom is het belangrijk om dit aspect mee te nemen in het

schoolbeleid. Ook ouders zitten in dezelfde situatie en kunnen zeker een

oudertraining op dat vlak gebruiken. Scholieren vallen gemakkelijk ten prooi

aan pesten door de slechte veiligheidsinstellingen op sociale media, maar ook

door de openheid waarmee zij hun leven op het internet brengen. Door met

scholieren te dialogeren over wat in hun leefwereld op dat moment belangrijk

is, zullen zij meer aandacht hebben voor de boodschap. Het KIVA project

besteed bijzondere aandacht aan cyberpesten en valt daarom aan te raden als

schoolbrede aanpak (Kiriakidis S.P., 2010).

Page 35: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 35

A A N P A K V A N E E N P E S T S I T U A T I E

Ondanks een goed beleid, zullen toch nog pestsituaties tot stand komen.

Daarom is het belangrijk om een duidelijk draaiboek te hebben met de

afspraken hoe alle actoren reageren.

Hier geven we eerst de voorkeur aan een klassikale oplossing om met de

jongeren hun gedrag te bespreken en bewust te worden van het effect ervan.

“No blame” is een breed verspreide methode om na een pestincident, pester,

gepeste en omstaanders rond de tafel te brengen om de situatie te bespreken.

Het is een heel succesvolle manier om op schoolniveau een pestsituatie te

verhelpen (Vandenbosch H., 2006).

Veelal weten jongeren ook niet hoe te reageren op de pestsituatie en hebben

ze niet de gepaste assertiviteit om dit af te blokken. Daarom is het

aangewezen om na een pestsituatie ook te trainen rond assertiviteit en

empathie. Zoiets kan ook in groep met de ganse klas om een grotere winst te

maken voor de ganse groep (Smith P.K, 2003).

Naarmate de geleden schade toeneemt, zal de school zich verplicht voelen om

disciplinaire maatregelen te nemen naar de pester toe. De meest effectieve

maatregel blijkt een herstelgericht overleg met de leerling, ouders en de

school, waar CLB ook een belangrijke bijdrage kan leveren. Slechts wanneer al

deze middelen ontoereikend zijn, kan politie en justitie een meerwaarde

hebben (Ayers S.L, 2012).

Page 36: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 36

7 Bibliografie

Arseneault, L. (2014, Mei 15). Britse National Development Study in The american journal of psychiatry.

Knack.

Ayers S.L, W. M.-P. (2012). Examing school-based bullying interventions using multilevel discrete time

hazard modeling. Prevention science, 13,539-550.

(2014). BOF NOI onderzoeksproject DICA (Developmental issues in cybebullying amongst adolescents).

Antwerpen: Universiteit Antwerpen.

Carlisle, N. (2007, 13). School bullying: do adult survivers perceive long term effects? Traumatology, pp. 16-

26.

Deboutte G. (2008). Pesten en geweld op school: handreiking voor een daadkrachtig schoolbeleid. Brussle:

Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming.

Ferdon, D. (2007). Electronic media, violence and adolescents: an emerging public health problem. Journal

of adolescent health, p. 41.

Heidi Vandenbosch, P. e. (2008). Defining Cyberbullying: A Qualitative Research. CYBERPSYCHOLOGY &

BEHAVIOR, Volume 11-4.

Karna A., L. T. (2013). Effectiveness of th KIVA antybullying program. Journal of educational psychology, 105,

535-551.

Kiriakidis S.P., K. A. (2010). Cyberbullying. A review of het literature on harrassement through the internet

and other electronic means. Family and community health, 33, 82-93.

L. HOP, B. D. (2009). De wifi-generatie. Alkmaar: Nationale academie voor media en maatschappij.

Lievens, E. (2013). Risico's voor jongeren op sociale netwerken bekeken vanuit juridisch perspectief.

Intersentia, pp. 29-66.

Merrell K.W., G. B. (2008). How effective are school bullying intervention programs? School psychology

quarterly., 23, 26-42.

Observatorium van de rechten op het internet. (2009). Cyberpesten: pesten in bits & bytes.

Olweus. (1999). De nature of schoolbullying. London: Routledge.

Olweus D. (1993). Victimization by peers: antecendents and long term outcome. In K. Rubin, Social

withdrawalinhitions and shyness (pp. 315-341). Hillsdale: Erlbaum.

Salmivalli. (2010). Bullying and the peer group. In Agression and violent behavior (pp. 112-120).

Salmivalli C. (2001). Peer-led intervention campaign against school bullying: who considered it useful, who

benefited? Educational research, 43, 263-278.

Smith P.K, A. K. (2003). Interventions tot reduce school bullying. Canadian journal of psychiatry, 48, 591-

599.

Smith P.K. (2011). Why interventions to reduce bulluing and violence in schools may succeed: comments on

this special section. International journal of behavioral development, 35, 419-423.

Page 37: Didier Demelin eindwerk

Welke rol hebt u in cyberpesten? 37

Sourander, A. (2007, 161). Childhood bullies ans victims and their risk of criminality in late adolescence.

Archives of pediatrics and adolescent medicine, pp. 564-552.

Stragier, K. (2014, september 25). Pesten minder openlijk, meer per sms. Het laatste nieuws, p. 1.

Van Rooijen-Mutsaers K., U. N. (2015, april). Nederlands Jeugd Instituut. Retrieved 2015 from www.nji.nl:

http://www.nji.nl/nl/Watwerkt_Pesten.pdf

Vandenbosch H., C. K. (2006). Cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen. Brussel: viWTA.

Willard, N. (2007). Educator's guide tot cyberbullying and cybertrheat. PROVO: Center for Safe and

Responsible Use of the Internet.

WouterStol, & Kersten, J. (2012). Jeugd en cybersafety. Den Haag: Boom Lemma uitgevers.