diffusion tensor imaging: wat kan er mee?
TRANSCRIPT
ARTIKELEN
Diffusion Tensor Imaging: wat kan er mee?
Frans Vos � Charles Majoie � Yvonne Donselaar
Abstract In Neuropraxis 2, 2006, 41–46, heeft Hilleke
Hulshoff Pol beschreven hoe Diffusion Tensor Imaging
(DTI) een bijdrage levert aan schizofrenieonderzoek. In
het AMC wordt op de afdeling radiologie in samenwerking
met de TU Delft en met Philips Medical Systems DTI
verder ontwikkeld. In deze bijdrage worden mogelijk-
heden en onmogelijkheden van deze imaging-techniek
onder de loep genomen.
DTI is een MRI-techniek die het mogelijk maakt het ver-
loop van de belangrijkste banen in de witte stof te bere-
kenen en af te beelden. De zenuwvezels zelf worden niet
waargenomen, maar de richting ervan wordt gerecon-
strueerd op basis van de diffusiebewegingen van water-
moleculen in de zenuwvezels. In de vezels, in wezen holle
buizen met een waterige inhoud, kunnen de watermole-
culen in de lengterichting ongehinderd bewegen. In de
richting dwars op de vezels is de bewegingsruimte slechts
gering. De richting van de dominante bewegingen kan
worden berekend uit een daarvoor geschikte MRI-opname
en daarmee kan het verloop van de vezel worden
bepaald. Het verloop van individuele vezels levert te
kleine signalen op en kan niet worden bepaald, maar
hoe meer vezels er dicht bij elkaar liggen, hoe beter dit
zal gaan. Het verloop van banen in de witte stof is op deze
manier dan ook wel te reconstrueren (tractografie).
Doorgaans worden de banen in verschillende kleuren
afgebeeld, waarbij de helderheid de mate van bundeling
representeert en de kleur de richting (zie figuur 1). Voor
meer technische informatie zieMelhem et al., 2002; Blaas
et al., 2005.
Waar kan DTI en wat is ervoor nodig?
DTI kan zowel op een 1.5T(Tesla)- als een 3T-MRI-scanner
verricht worden. Een 3T-apparaat heeft echter een veel
betere signaal-ruisverhouding en verdient derhalve de
voorkeur. Het DTI-onderzoek duurt ongeveer 10–15
minuten. Met behulp van speciale software kunnen uit
de DTI-data beelden van de wittestofvezels gereconstru-
eerd worden. Overal waar een 3T-MRI-apparaat staat,
kunnen dus de benodigde gegevens verzameld worden,
die vervolgens overal waar een DTI-softwareprogramma
aanwezig is, bewerkt kunnen worden. Een van de eerste
3T-MRI-apparaten in Nederland kwam in het AMC zomer
2003. Inmiddels hebben vrijwel alle universitair medische
centra een 3T-MRI geınstalleerd. Naar verwachting zullen
ook grotere perifere ziekenhuizen in de toekomst over-
gaan tot aanschaf van deze MRI-apparaten met een groter
magneetveld. De kwaliteit van deze MRI-opnamen is aan-
zienlijk beter en de tijd dat de patient in het apparaat
hoeft te liggen is veel korter.
Dit gaat echter niet altijd op. MRI-opnamen van het
maagdarmkanaal bijvoorbeeld worden lang niet zo veel
beter in de duurdere 3T-scanner. Dit wordt mogelijk
veroorzaakt door de beweeglijkheid van de darmen.
Juist afbeeldingen van het hoofd, dat heel goed te fixeren
is, winnen enorm in kwaliteit. Voor allerlei diagnoses
worden MRI-opnamen van de hersenen, inclusief DTI
gemaakt en dat zal steeds vaker met de 3T-apparatuur
gebeuren. Dit betekent dat er veel materiaal beschikbaar
zal komen voor wetenschappelijk onderzoek naar het
verloop van banen in de witte stof bij verschillende
Frans Vos (*)Dr.ir. F.M. Vos, informaticus, UD AMC, afd. Radiologie en TU
Delft, [email protected];
Neuropraxis (2006) 10:162–164
DOI 10.1007/BF03079105
13
patientengroepen. Ook de relatief korte bewerkingstijd
per MRI maakt onderzoek aan grote groepen patienten
bereikbaar. Voor de patient levert DTI nauwelijks extra
belasting op.
Voor de benodigde controles zullen echter extra opna-
men van vrijwilligers gemaakt moeten worden. Het is niet
zo dat wetenschappers voor normale diagnostiek
gemaakte opnamen zonder meer mogen gebruiken voor
wat zij aan leuke onderzoeksvragen bedenken. Er ligt op
dit moment een plan van de Nederlandse Federatie van
Universitaire Medische Centra voor het oprichten van
een grootschalige biodatabank waarin ook MRI-gegevens
van patienten zullen worden opgenomen. De regels voor
het gebruik hiervan zullen zorgvuldig worden vastge-
steld. Sowieso komen alleen geanonimiseerde gegevens
in aanmerking. Op dit moment moet een patient altijd
eerst toestemming geven waarbij precies aangegeven
dient te worden voor welk doel de verkregen informatie
wordt gebruikt. Van een blanco volmacht is geen sprake.
Problemen met de techniek
Bij het kruisen van banen ontstaat er een probleem. Dan
zal op basis van eerder verworven kennis uit ander ana-
tomisch onderzoek een afweging gemaakt moeten wor-
den welke baan waar verder gaat. Een ander probleem
ontstaat bij zwelling van weefsel. Met name rondom een
tumor ontstaat nog wel eens oedeem. Als een patient een
hersenoperatie moet ondergaan in verband met een
tumor, kan de neurochirurg in het AMC de operatie van
tevoren oefenen met behulp van een MRI-opname. Het
zichtbaar maken met DTI van de banen rondom de tumor
en vooral van de veranderingen daarin door de tumor
kan de neurochirurg helpen bij de voorbereiding van de
operatie (zie figuur 2) (Jellison et al., 2004).
Als door zwelling de vezels in de banen verder uit
elkaar komen te liggen worden ze helaas minder goed
gedetecteerd met behulp van DTI. De techniek is nog
betrekkelijk nieuw en verdere ontwikkeling van de soft-
ware zal voor beide problemen in de toekomst verbete-
ring moeten geven.
Daarnaast zijn er altijd patienten geweest bij wie het
maken van een MRI sowieso niet lukt. Dat kan zijn door-
dat zij ergens in hun lichaam metaal hebben of doordat
zij in paniek raken als ze in de nauwe tunnel van het
apparaat liggen, of heel soms doordat ze zo dik zijn dat
ze niet in de tunnel passen.
Toepassingen
DTI wordt gebruikt bij onderzoeksprojecten van het AMC
over hersentumoren, schizofrenie (Caan et al., Medical
Image Analysis, in press), amyotrofe lateraal sclerose,
stoornissen in de ontwikkeling van de hersenen van kin-
deren met metabole aandoeningen (Majoie et al., 2002;
Majoie et al., 2004) en hersenbeschadiging door bloot-
stelling aan toxische stoffen (De Win et al., 2005). Toe-
passingen in de kliniek zijn er ook, zoals de genoemde
operaties aan tumoren en bijvoorbeeld bij de zeldzame
metabole ziekten bij kinderen waarbij klinisch relevante
informatie over de hersenontwikkeling van het betref-
fende kind verkregen kan worden. Het klinisch belang
van DTI is dat neurodegeneratieve veranderingen van de
witte stof gevisualiseerd kunnen worden voordat een
ziekte zich openbaart en voordat conventionele MRI dui-
delijke afwijkingen laat zien.
Andere toepassingen van DTI buiten het centraal
zenuwstelsel zijn er ook, bijvoorbeeld in spieren en voor
onderzoek naar de zenuwen tussen de handwortelbeen-
tjes. De te detecteren diffusiebewegingen van de water-
moleculen zijn maar heel klein. Een goede fixatie van het
te onderzoeken lichaamsdeel tijdens het maken van de
MRI is belangrijk en voorlopig gaat dat het beste met het
1 Tractografie van de normale corticospinale banen (blauw)2 Tractografie van de corticospinale baan. Duidelijk zichtbaar isde tumor in de rechter hemisfeer.
Neuropraxis (2006) 10:162–164 163
13
hoofd. Het ruggenmerg bijvoorbeeld lukt helemaal niet
zo goed, vanwege liquorpulsatie-artefacten.
Ten slotte
Door de technische verbeteringen van MRI-scanners en
beeldbewerkingssoftware kan steeds gedetailleerder
informatie verkregen worden uit MRI-beelden. DTI is daar-
van een voorbeeld. Een wens is om ook onderscheid te
kunnen maken tussen actieve en niet-actieve banen in de
witte stof. De mogelijkheden van DTI zijn nog verre van
uitgeput en zullen nog verder ontwikkeld worden.
Literatuur
Blaas, J., Botha C.P., Peters, B. & Vos, F.M. (2005) Fast andReproducible Fiber Bundle Selection in DTI Visualization.IEEE Visualisation, 59–64.
Jellison, B.J., Field, A.S., Medow, J., Lazar, M., Salamat, S. &Alexander A.L. (2004). Diffusion Tensor Imaging of CerebralWhite Matter: A Pictorial Review of Physics, Fiber TractAnatomy, and Tumor Imaging Patterns. American J Neuro-radiology, 25, 356–369.
Majoie, C.B.L.M., Mourmans, J.M., Akkermans, E.M., Duran &M., Poll-The, B.T. (2004). Neonatal Citrullinemia: Compari-son of Conventional mr, Diffusion-Weighted, and DiffusionTensor Findings. American J Neuroradiology, 25, 32–35.
Majoie, C.B.L.M. et al. (2002). Mitochondrial encephalomyopathy:comparison of conventional mr imaging with diffusion-weighted and diffusion tensor imaging. American J Neurora-diology; 23, 813–816.
Caan, M.M.W.A., et al. Shaving diffusion tensor images in discri-minant analysis: a study into schizophrenia. Medical ImageAnalysis, in press.
Melhem, E.R., Mori, S., Zijl, P.C.M. van, et al., (2002). Diffusiontensor mr imaging of the brain and white matter tractography.American J Radiology, 178, 3–15.
Win, M.M. de, Jager, G., Vervaeke, H.K., Schilt, T., Reneman,L., Booij, J., Verhulst, F.C., Heeten, G.J. den, Ramsey,N.F., Korf, D.J. & Brink, W. van den. (2005). The Nether-lands xtc Toxicity (NeXT) study: objectives and methods of astudy investigating causality, course, and clinical relevance. IntJ Methods Psychiatr Res, 14(4), 167–85.
164 Neuropraxis (2006) 10:162–164
13