digitale vaardigheden geletterdheid in de ... · dr. jan steyaert, digitale vaardigheden:...

43
Digitale vaardigheden Geletterdheid in de informatiesamenleving 1

Upload: others

Post on 05-Aug-2020

6 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Dig ita le vaard igheden

Gelet te rdheid in d e in forma tie sa menleving

1

Page 2: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Digitale vaardigheden

G e l e t t e r dheid in de

i n f o rm a t i e s a m e n l e v i n g

A u t e u r :dr. Jan Steyaert

P r o j e c t c o ö r d i n a t i e :drs. Margot Schoenmackerir. Ilse Mosselmandrs. Dirk van Harten

Werkdocument 76december 2000

3

© Rathenau Instituut, Den Haag, 2000

Rathenau InstituutKoninginnegracht 56

C o r r e s p o n d e n t i e a d r e s :Postbus 855252508 CE Den Haag

Telefoon 070 - 342 15 42Telefax 070 - 363 34 88E-mail [email protected]: www.rathenau.knaw.nl

Uitgever: Emine BozkurtTekstredactie: Trees van der ZeeVertaling Summary: Jane Jones, OegstgeestVormgeving: Basislijn, AmsterdamGrafische productie: Herbschleb & Slebos, MonnickendamPre-press en druk: Meboprint, AmsterdamBindwerk: Meeuwis, Amsterdam

Dit boek is gedrukt op kringlooppapier

Eerste druk: december 2000

ISBN nummer 90 346 3897 9

Deze publicatie kan als volgt worden aangehaald: Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut, 2000. Werkdocument 76

Preferred citation:Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut, 2000. Working document 76

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaargemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook,zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het RathenauI n s t i t u u t .

No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without prior written permissionof the holder of the copyright.

2

Page 3: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Vo o rw o o r d

Deelname aan de informatiesamenleving vraagt om meer dan alleende toegang tot de fysieke infrastructuur, de beschikking over compu-ters en aansluiting op internet. Toch zijn de huidige inspanningen vanoverheid en bedrijfsleven er vooral op gericht die fysieke toegang tegaranderen. In dit werkdocument laat Jan Steyaert zien waarom dezeinspanningen als te ééndimensionaal moeten worden beschouwd. Hetdocument is een van de producten van het project ‘Toegang en pluri-formiteit van informatie op de elektronische snelweg’. Centralevragen in het project zijn of het informatieaanbod op de elektronischesnelweg voor een breed publiek onder gelijke voorwaarden toeganke-lijk is, en wat de verwachtingen zijn ten aanzien van de veelzijdigheidvan dit aanbod.

Het kunnen bedienen van de knoppen is weliswaar noodzakelijk ommet de nieuwe media aan de slag te kunnen, maar het is geenszins deenige vaardigheid die mensen nodig hebben. Naast deze instrumen-tele vaardigheden dienen mensen ook met informatie te kunnenomgaan. Steyaert introduceert hiervoor twee andere niveaus vandigitale vaardigheid, namelijk structurele vaardigheid en strategischevaardigheid. Die vaardigheden hebben te maken met het kunnenzoeken, vinden en op waarde schatten van informatie.

Het onderzoek dat het Rathenau instituut heeft laten verrichten naartoegang tot informatie op de elektronische snelweg heeft als een vande motieven na te gaan of er nieuwe groepen uitgeslotenen dreigen teontstaan. Al eerder is zowel door het Rathenau Instituut als dooronder meer het Sociaal Cultureel Planbureau geconcludeerd dat ditwat betreft de fysieke toegang (inclusief instrumentele vaardigheid)eerder een tijdelijk dan een permanent verschijnsel is.

Voor structurele en strategische digitale vaardigheden is de conclusieminder positief. Naar het zich laat aanzien schort er meer aan de ver-deling van deze vaardigheden over de Nederlandse bevolking dan aande verdeling van instrumentele vaardigheden. Steyaert stelt datburgers met beperkte digitale vaardigheden kwetsbaar zijn, ze lopenverhoogd risico ook niet digitaal w a a r d i g te zijn. Gezien de vooraan-staande rol die digitale vaardigheden spelen in het maatschappelijkfunctioneren, is het belangrijk dat – eerst en vooral – in het onderwijsdigitale vaardigheden op alle drie de geschetste niveaus wordenaangeleerd. Dit is des te meer van belang omdat de leefomgeving vandegenen die maatschappelijk op minder gunstige posities zitten nietautomatisch impulsen genereert voor het aanleren van deze vaardig-h e d e n .

5

Bestuur Rathenau Ins ti tuutdr. C.J. Kroese (voorzitter)prof.dr. I. de Beaufort ir. P.P. ‘t , Hoen prof.dr. W.K.B. Hofstee prof.dr. A.W. Koers prof.ir. E.J. Tuininga prof.dr. W. van Vierssen prof.ir. J. Witteveen dr. D. van Zaane

4

Page 4: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

I n h o u d s o p g a v e

V o o r w o o r d 5

S a m e n v a t t i n g 9

I n l e i d i n g 1 31.1 Technologie, een aanslag op onze vaardigheden? 1 31.2 Technologie, een nadere omschrijving 1 41.3 L e e s w i j z e r 1 6

Dig ita le vaard igheden : reto riek en be le id 1 92.1 Recente concepten 1 92.2 Oudere concepten 2 22.3 Het belang van digitale vaardigheden 2 52.4 Tot besluit 3 0

Over welke vaa rdi ghe den hebbe n we het 3 3e i g e n l i j k ?3.1 Een hersenhoos 3 33.2 Van de bomen en het bos 3 53.3 Instrumentele vaardigheden 3 83.4 Structurele vaardigheden 4 03.5 Strategische vaardigheden 5 03.6 Van het bos en de bomen 5 4

Wie he eft welke ‘d ig i ta l e’ va ard igheden? 5 74.1 Instrumentele vaardigheden 5 74.2 Structurele en strategische vaardigheden 6 24.3 Dynamisch perspectief 6 4

C o n c l u s i e 6 9

S u m m a r y 7 3

L i t e r a t u u r 7 7

B i j l a g e 8 3Afzonderlijke gesprekken 8 3Deelnemers workshop 8 3

1

2

3

4

5

7

Het Rathenau Instituut wil met deze publicatie de aandacht voordigitale geletterdheid voorbij de knoppenkennis onder de aandachtbrengen. Alleen als de aandacht wordt verlegd van de knoppen endata naar informatie en kennis, zal Nederland met recht een kennis-land genoemd kunnen worden

Mw.dr.J.C.M. van EijndhovenDirecteur Rathenau Instituut

6

Page 5: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

S a m e n v a t t i n g

Verspreiding van technologische innovaties over de samenleving doeteen beroep op vaardigheden van burgers. Zo leidde de opkomst vande fiets begin deze eeuw tot fietsscholen, de opkomst van de telefoontot vaardigheidscampagnes van de telefoonmaatschappijen, deopkomst van de televisie tot cursussen televisiekijken, de opkomstvan de auto tot rijscholen, ... Het afgelopen decennium heeft deopkomst van de elektronische snelweg geleid tot gelijkaardige aan-spraken op vaardigheden en tot de uitbouw van een rijk geschakeerdaanbod van scholingsinitiatieven; van grootschalige landelijke initia-tieven tot pc-kennismakingscursussen in achterkamertjes van hetwijkcafé.

Dit dossier belicht vanuit verschillende hoeken digitale vaardigheden,d.w.z. het beroep dat de recente technologische ontwikkelingen doenop de vaardigheden van burgers. Hoewel het concept digitale vaardig-heden onmiddellijk herkenbaar is en maatschappelijk relevant blijkt,is het zelden als zodanig aangrijpingspunt voor onderzoek of beleid.In door beleid en wetenschap geproduceerde caleidoscopische over-zichten van de informatiesamenleving ontbreekt het weliswaarzelden, maar is dan eerder als voetnoot of terzijde zichtbaar dan alsprioriteit. Daardoor krijgt het begrip weinig diepgang, is er veel varia-tie in de gebruikte termen en zijn er dikwijls meningsverschillen overwat verstaan moet worden onder digitale vaardigheden.

Om in deze situatie enige helderheid van begrippen en betekenissenaan te brengen, is een categorisering van digitale vaardigheden ont-wikkeld op basis van de volgende driedeling: instrumentele vaardig-heden, structurele vaardigheden en strategische vaardigheden. Dezeindeling komt voort uit de vraag welke vaardigheden mensen nodighebben om het informatiepotentieel van nieuwe media optimaal tebenutten.

Met instrumentele vaardigheden worden de operationele handelingenbedoeld, het omgaan met de technologie zelf, de knoppenkennis. Hetgaat daarbij van eenvoudige basishandelingen (met de pijl omhoogwil zeggen muis van je weg duwen, en niet de muis omhoog zoalskleine kinderen aanvankelijk doen) tot complexere handelingen zoalsiemand een e-mail sturen met aangehecht bestand of van het interneteen stukje aanvullende software ophalen en installeren. Bij traditio-nele media verwijzen instrumentele vaardigheden voornamelijk naarleesvaardigheid.

98

Page 6: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

kunnen deelnemen aan de informatiesamenleving. De huidige inspan-ningen van overheid, bedrijfsleven en bevolking om in versneldtempo aan te sluiten op de informatiesnelweg moeten daarom als teééndimensionaal worden omschreven. Er wordt te veel aandachtbesteed aan de fysieke infrastructuur en te weinig aan de feitelijkeinzet van al deze technologie en de vaardigheden die daarbij komenkijken. Er is daarom behoefte aan een kanteling van de huidigeinspanningen: weg van de technologie en dichter op het gebruik en dedigitale vaardigheden.

Digitale vaardigheden vormen evenwel geen ‘eenheidsworst’, maarvallen uiteen in drie grote categorieën. Daarvan zijn de instrumentelevaardigheden, de knoppenkennis, weliswaar het meest pregnant voorde dag van vandaag, maar op termijn zijn zij het minst relevant. Zezullen met de verspreiding van technologie en toepassingen, alsookdoor het gebruiksvriendelijker worden van technologie, minder pro-blematisch worden. Hoewel op dit ogenblik inspanningen voor eeninhaalslag legitiem zijn, kan op termijn de rol van de overheid hierbijworden teruggebracht tot monitoring en procesbewaking. Onderwijs,bedrijfsleven en gezinsomgeving zullen veel van de overdracht vaninstrumentele vaardigheden overnemen.

Aan de gelijke verdeling van structurele en strategische vaardighedenover de Nederlandse bevolking schort naar het zich laat aanzien meer.Het is niet waarschijnlijk dat deze ongelijkheden op korte termijngecorrigeerd worden. Toch zullen juist deze vaardigheden door hettoenemend belang van technologie en kennis op verschillende ter-reinen van de samenleving sterk in belang toenemen. Burgers metbeperkte informatievaardigheden zullen kwetsbare burgers zijn. Wieniet digitaal vaardig is, loopt verhoogd risico ook niet digitaal waar-dig te zijn. Gezien het belang van deze vaardigheden voor het maat-schappelijk functioneren van mensen in de informatiesamenleving,verdient dit gebied gerichte aandacht in het overheidsbeleid. Onder-wijs lijkt daartoe de strategisch best geplaatste omgeving. In hethuidige onderwijsbeleid bestaat echter vooral aandacht voor de over-dracht van instrumentele vaardigheden en voor het inzetten van ICTals leermiddel. Het ontbreekt vooralsnog aan een duidelijke visie ophet doel waartoe dit middel moet worden ingezet.

Het bovenstaande impliceert dat de ‘digitale kloof’, die nogal eensfungeert als motief en schrikbeeld achter overheidsinitiatieven, nietuitsluitend of overwegend digitaal is. Ongelijkheid in gebruik en bezitvan ICT loopt langs dezelfde breuklijnen als ‘reguliere’ sociale onge-lijkheid. Sociale ongelijkheden in de informatiesamenleving zijn nietzozeer nieuw en digitaal, maar veel meer een voortzetting van reedsbestaande vormen van sociale ongelijkheid. In dat kader kunnenvraagtekens worden geplaatst bij beleid dat gericht is op sociale onge-lijkheid in de informatiesamenleving en dat technologie als middel

1 1

Het begrip structurele vaardigheden verwijst naar wat onmiddellijkbetrekking heeft op de (nieuwe) structuur waarin informatie zichbevindt. Bij traditionele media gaat het dan om vaardigheden als hetgebruik van een index in een boek (waarvoor gebruik van het alfabeten identificeren van relevante trefwoorden weer onderliggende nood-zakelijke vaardigheden zijn) of het gebruik van het zoeksysteem ineen bibliotheek. Wijzigingen in de structuur van informatie kunnenbelangrijke gevolgen hebben. In nieuwe media worden de ‘oude’ vaar-digheden aangevuld met bijvoorbeeld de vaardigheid om gebruik temaken van hypertekst (het via trefwoorden springen naar andereinformatiebronnen) of het op zoek gaan naar dynamische kennis (viadiscussielijsten, eerder dan via statische kennis op websites). Ookvoldoende kennis van het Engels kan hiertoe gerekend worden.

Strategische vaardigheden zijn, zoals de term aangeeft, meer strate-gisch van aard en omvatten de ingesteldheid tot het pro-actief zoekennaar informatie, het nemen van beslissingen op basis van informatieen het scannen van de omgeving op voor iemands werk of persoonlijkleven relevante informatie.

Het volstaat niet om alleen de huidige stand van zaken rond digitalevaardigheden in beeld te brengen; ook een dynamisch perspectief isnodig. Het is aannemelijk dat digitale vaardigheden van instrumenteleaard zich sneller zullen verbreiden naarmate ICT(-bezit) verder in desamenleving doordringt en de technologie gebruiksvriendelijkerwordt. Evenwijdig aan deze ontwikkeling zal evenwel het belang vanstrategische vaardigheden toenemen. Hoewel deze vaardigheden nietspecifiek digitaal zijn (want net zo relevant ten aanzien van ‘oude’media), zorgen de recente technische ontwikkelingen wel voor eenkennisintensivering van de samenleving en daardoor voor een toe-nemend belang van deze vaardigheden.

De aandacht richten op de digitale vaardigheden kan leiden totnieuwe richtlijnen voor beleid. Veel van het huidige enthousiasmeover de informatiesamenleving gaat immers naar het uitbouwen vande nodige netwerken en grote toepassingsdomeinen als e-governmenten e-commerce. Daarmee gaan technische en economische infra-structuur met het grootste deel van de energie aan de haal en blijft desociale infrastructuur in de kou staan. Het perspectief van de burgerwordt in de retoriek weliswaar meegenomen, maar in de actie te dik-wijls vergeten.

Deelname aan de informatiesamenleving vraagt om meer dan loutertoegang tot de fysieke infrastructuur. De beschikking over een pc eneen aansluiting op internet zijn weliswaar noodzakelijke voorwaardentot participatie in de informatiesamenleving, maar zij bieden hiervoorgeen garantie. Zelfs als de gehele bevolking een pc met internet-aansluiting bezit, is het mogelijk dat er mensen zullen zijn die niet

1 0

Page 7: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

1 Inleiding

1.1 Technol og i e , een aans lag op onze

v a a r digheden?

Q, de technologietoeverlaat van James Bond, heeft het nieuwe millen-nium net niet gehaald en is enige tijd geleden op zijn landgoed inSussex overleden. Door de verschillende 007-films heen ontwikkeldezijn karakter zich tot het archetype van de technocraat, de verper-soonlijking van een technologisch determinisme, de onafhankelijkeonderzoeker wiens producten steeds zonder problemen in de praktijkhun nut bewezen en gebruikt konden worden zonder enige vooraf-gaande ontwikkeling van vaardigheden.

Ondertussen weten we in beleid en wetenschap wel beter en zijn er vol-d o e n d e ontwikkelingsprocessen van dagelijkse technologie beschre-ven om met kracht van argumenten een socio-technische visie op derelatie tussen technologie en innovatie enerzijds, en samenleving envaardigheden anderzijds, te onderbouwen (Bijker, 1995; Fischer,1992). Eén van de aspecten die uit deze socio-technische onderzoekenblijkt, is het belang van vaardigheden van gebruikers om met techno-logie om te gaan. In verschillende fasen van technologieontwikkeling(onderzoek, prototype, verspreiding) blijken al dan niet (vermeend)aanwezige vaardigheden van de gebruikers een effect te hebben op demanier waarop technologie zich ontwikkelt en verspreidt.

Soms bepalen vaardigheden de snelheid waarmee een technologiezich verspreidt onder de bevolking. Zo vereiste het gebruik van geldniet alleen rekenvaardigheid, maar ook de vaardigheid om de sym-boolwaarde van munten en papiergeld in te zien (Simmel, 1995). Derecentere technologie van het giraal geldverkeer kon pas de uit-betaling van lonen en pensioenen in cash geld vervangen toen debevolking leerde omgaan met ‘virtueel’ geld. Soms ook zit de relatietussen technologie en vaardigheden voornamelijk in de hoofden vande ontwikkelaars. Zo verzette AT&T zich in de jaren twintig lange tijdtegen de introductie van automatische schakeling van telefoonlijnen‘met als argument dat de technologie nog niet genoeg was ontwikkelden er een te groot beroep werd gedaan op de vaardigheden van debeller’ (Smit & Van Oost, 1999, p. 31). Soms leidt de houding vangebruikers tot een ander gebruik van technologie dan ontwerpersvoor ogen staat. De roltrap mislukte als technologische oplossingvolledig omdat de ontwerpers uitgingen van de op zichzelf genomenjuiste vooronderstelling dat de gezamenlijke beweging van gebruikersen trap de snelheid zou opdrijven. Huidige gebruikers hebben even-

1 3

inzet, zonder zich rekenschap te geven van bestaande structureleongelijkheden.

1 2

Page 8: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

zenders, het gebruik van de telefoon groeit. Internet is maar de laat-ste technologie in de rij ontwikkelingen die de explosie in het aanbodvan informatie mogelijk maakt.

De moderne samenleving kent ook een significante toename van tech-nologie. In het bijzonder op het vlak van de informatie- en communi-catietechnologie (ICT) is zowel kwalitatief als kwantitatief veel meermogelijk dan enige jaren geleden. Zo is het een gemeenplaats te stel-len dat de gemiddelde bureaucomputer van vandaag krachtiger is daneen universitair rekencentrum van slechts een decennium geleden.Maar ook in een ander opzicht is er een verschil. De traditionele mediaverliezen hun begrenzing en vloeien steeds meer in elkaar over.Daarbij kan gedacht worden aan de convergentie van tekst en beeld engeluid (en later misschien geuren, denk maar aan de naar grasgeurende krant bij de opening van Euro 2000), maar ook aan deconvergentie van computer, televisie en telefoon.

Een derde dimensie van de ontwikkeling naar een informatiesamen-leving situeert zich in de verschuiving van het economisch zwaarte-punt naar de tertiaire en de quartaire sector. Er is sprake van een‘dubbele quartairisering van de werkgelegenheid’: meer werk in dequartaire sector enerzijds en meer kennisintensief werk in de anderesectoren anderzijds. Terwijl de generatie van onze grootouders voor-namelijk arbeid vond in de agrarische sector of de zware industriebestaat de huidige arbeid voornamelijk uit ‘witteboordenarbeid’. Dearbeidsstructuur van onze samenleving is in slechts enkele generatiesgrondig gewijzigd. Dit reflecteert het toegenomen belang van infor-matie-intensieve economische sectoren als de media, de financiëledienstverlening, de verzekeringsbranche, de sociale zekerheid, deoverheid, de juridische sector en het onderwijs.

Net als informatiesamenleving, is technologie een ‘elastisch’ begrip.Binnen dit onderzoek naar vaardigheden willen we ons evenwel beper-ken tot informatie- en communicatietechnologie en meer specifiek totdie technologie waarbij behandeling van informatie het centraleelement van de functionaliteit vormt. Dit omvat dus vooral computersen internet, en in mindere mate mobiele telefoons of smartcards,maar geen kaartjesautomaten of digitale huishoudelijke apparaten.Bovendien benaderen we deze technologie vooral als middel om goedgeïnformeerd te zijn. Vanuit de bredere context van t o e g a n g en p l u r i-f o r m i t e i t is onze aandacht immers voornamelijk gericht op het belanggeïnformeerd te zijn om maatschappelijk te participiëren. Vanuit dezeomschrijvingen van informatiesamenleving en technologie zal in dezepublicatie de positie van (digitale) vaardigheden worden onderzocht.

1 5

wel niet de vooronderstelde vaardigheid/houding en blijven stilstaan,waardoor de snelheid eerder daalt dan stijgt.

Niet alleen bij technologieën uit het verleden spelen vaardigheden eenrol. Ook bij de zich ontwikkelende informatiesamenleving is dit hetgeval. Vanuit wetenschap en beleid kunnen we dan ook rekenen opaandacht voor dit thema, o.a. in de kabinetsnota ‘De digitale delta’ ende belangstelling van de Europese Commissie voor ‘informacy’ endigitale geletterdheid als één van de drie hoofddoelstellingen van hetambitieuze e-Europe plan.

Desondanks is het concept van digitale vaardigheden in/voor deinformatiesamenleving nog weinig uitgewerkt en domineren techno-logische en economische thema’s het debat. Dit onderzoek van hetRathenau Instituut wil nagaan in hoeverre digitale vaardigheden eenbelangrijke dimensie van de informatiesamenleving zijn en hoe deoverheid hiermee kan omgaan.

1 .2 Techno lo gie , een na dere

oms chri jv ing

De begrippen i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g en t e c h n o l o g i e zijn veelgebruiktmaar ook zeer ruim. Enige nadere invulling hoe we deze begrippen inhet kader van deze publicatie omschrijven is daarom van belang. Het ontstaan van het begrip i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g kan teruggevoerdworden naar sociaal-wetenschappelijk onderzoek in de late jarenzestig en vroege jaren zeventig. Sociale wetenschappers analyseerdende maatschappelijke en economische ontwikkelingen van die tijd engebruikten de term ‘postindustrialisatie’ om aan te geven dat eennieuw tijdperk ons leven insijpelde. Hoewel de term ‘informatie-samenleving’ nog niet gebruikt werd, was reeds duidelijk welk belanginformatie zou hebben als ingrediënt van deze postindustriële samen-leving. Anderen hebben later met dit gedachtegoed verder gewerkt ende term ‘informatiesamenleving’ bedacht en gepopulariseerd. Deechte doorbraak van het begrip is waarschijnlijk terug te leiden tot deeerste verkiezingsstrijd van Clinton en de belangstelling van diens‘running mate’ Al Gore voor de ‘information highway’. Daarop lan-ceerde de Europese Commissie haar ‘information society’ om duidelijkte maken dat het hier niet uitsluitend ging om technische ontwikke-lingen, maar ook, en vooral, om maatschappelijke.

Zo wordt de moderne samenleving gekenmerkt door een significantetoename van informatie. We hebben nu meer boeken, telefoons, tele-visies en radio’s dan ooit en steeds meer informatie is via deze mediabeschikbaar. Het aantal nieuw gepubliceerde boeken neemt elk jaartoe, op televisie en radio hebben we de keuze tussen steeds meer

1 4

Page 9: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

opgebouwde inzichten voor de Nederlandse situatie betekenen. Gaater op dit ogenblik ergens wat grondig fout of blijven belangrijkekansen onbenut liggen? Onze antwoorden op deze vragen vindt u inhoofdstuk 5.

1 7

1 .3 Lees wi jzer

In de Renaissance werden boeken voor het grote publiek voorafgegaandoor uitgebreide leesinstructies. Vanaf de zeventiende eeuw vallendergelijke leesinstructies weg omdat de leesvaardigheden onder dedoelgroepen voldoende verspreid waren (Verkruijsse, 1993).Eenzelfde ontwikkeling is de afgelopen jaren ook waar te nemen metnieuwe media. Je verwerft veel software zonder handleiding (bijvoor-beeld reeds geïnstalleerd op de nieuwe pc) en de omvangrijke boek-delen die vroeger MS-DOS of WordPerfect vergezelden, verdwijnen uitbeeld. Desalniettemin voorzien we dit document van een beperkteleeswijzer, niet omdat we de vaardigheden van u als lezer onderschat-ten, wel omdat het de efficiëntie en effectiviteit van het lezen kanbevorderen, wat het leesplezier verhoogt.

Het Rathenau Instituut is niet de eerste instelling om digitale vaardig-heden in beeld te brengen. Om te vermijden dat er een situatie ont-staat waarin we opnieuw het wiel uitvinden en niet aansluiten bij dereeds beschikbare inzichten, geven we in het hierop volgende hoofd-stuk een overzicht van het maatschappelijke en wetenschappelijkedebat over digitale vaardigheden. Uit dit overzicht zal onder andereblijken dat digitale vaardigheden veelvuldig genoemd worden inanalyses van recente maatschappelijke ontwikkelingen, maar zeldenals zodanig vertrekpunt van aandacht zijn. Hierdoor is sprake van eenovervloed aan gebruikte termen en vergaande voorspellingen, maartevens van een gebrek aan diepgang en empirische validering van uit-spraken.

Eerder omschreven we reeds op welke technologie en toepassingen weons in dit verslag voornamelijk richten. In hoofdstuk 3 omschrijvenwe nauwgezet welke lading de vlag ‘digitale vaardigheden’ dekt. Naeen initieel beschrijvend overzicht wordt een analytisch schemaopgebouwd en uitgewerkt. Daarbij wordt een driedeling geïntrodu-ceerd tussen instrumentele, structurele en strategische vaardigheden. Hoewel dit verkennend onderzoek naar digitale vaardigheden niet alseen empirisch onderzoek is opgezet, gaan we in hoofdstuk 4 wel opzoek naar bestaand materiaal op dit terrein. We doen dit binnen hetschema van de eerder opgebouwde driedeling, en constateren dui-delijke onevenwichtigheden in de beschikbaarheid van onderzoeks-resultaten naar vaardigheden. Dit overzicht is niet bedoeld teronderbouwing van ons ‘groot gelijk’, daarvoor is het te weinig toet-send ten aanzien van onze eerder opgebouwde inzichten. De doelstel-ling is wel een overzicht neer te zetten van de beschikbare empirischegegevens die als springplank voor verder onderzoek gebruikt kunnenworden.

Ten slotte vatten we in het laatste hoofdstuk al het voorgaande com-pact samen om vervolgens de meest cruciale vraag te stellen, wat de

1 6

Page 10: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

2 Digitale vaar d i g h e d e n :

retoriek en beleid

Nadenken over de informatiesamenleving en de maatschappelijkeaspecten van deze ontwikkelingen is erg ‘in’. Niet alleen in Nederland,maar ook in de andere westerse landen werpen wetenschap, minis-teries, adviesraden en commissies zich ijverig op dit thema, met eenstortvloed van boeiende en minder boeiende publicaties tot gevolg.Het moge dan ook duidelijk zijn dat het Rathenau Instituut bepaaldniet de eerste of enige is om binnen dit ruimere thema de focus meerspecifiek te richten op digitale vaardigheden. Het is een weinig effi-ciënte werkwijze om over digitale vaardigheden na te denken zonderdaarbij rekening te houden met de behartenswaardige inzichten vananderen. Daarom wordt in dit hoofdstuk een overzicht gegeven vanenkele van de meer relevante en uitgewerkte verwijzingen naar digi-tale vaardigheden. Dit is zeker geen volledig overzicht van alle moge-lijke verwijzingen naar digitale vaardigheden, maar geeft wel debelangrijkste daarvan weer.

Het hoofdstuk is opgedeeld in drie delen: een deel dat gericht is oprecente en rechtstreekse verwijzingen naar digitale vaardigheden, eentweede deel dat gericht is op minder recente verwijzingen naar aan-verwante concepten en ten slotte een deel dat de argumenten inventa-riseert waarom wetenschap, ministeries, adviesraden en commissiesde digitale vaardigheden als belangrijk aanmerken.

2.1 Recente co ncepten

De afgelopen jaren hebben verschillende internationale gremia, in hetkielzog van de belangstelling voor technologische ontwikkelingen,aandacht gevraagd voor de vaardigheden die burgers nodig hebbenom de technologische ontwikkelingen een kans te geven en/of huneigen sociaal-economische positie te ontwikkelen. Daarbij is onze taalverrijkt met een aantal nieuwe begrippen.

2. 1 .1 I n forma cy

De Europese Commissie was één van de eerste die in de context van dezich snel ontwikkelende en groeiende informatiesnelweg de aandachtvestigde op digitale vaardigheden. Ze introduceerde daartoe hetbegrip ‘informacy’, naar analogie van ‘numeracy’ en ‘literacy’.

1 91 8

Page 11: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Op het vlak van toegang voor burgers wordt de huidige situatie alsweinig problematisch beschreven, omdat het aantal plaatsen waarmensen gebruik kunnen maken van PC’s sterk groeit. Het overheids-optreden wordt hier vooral gericht op het bevorderen van toegang totinternet ter vermijding van de digitale kloof (Steyaert, 2000a). Op hetvlak van vaardigheden wordt gewezen op het economisch belang vanICT-vaardigheden en dit wordt later o.a. uitgewerkt in de notaConcurreren met ICT-competenties (Concurreren, 2000).

De beleidsnota De digitale delta omschrijft helaas niet welke vaardig-heden specifiek bedoeld worden met de term ICT-vaardigheden, enevenmin hoe maatschappelijk kwetsbare of andere groepen in deanalyse en voorgestelde maatregelen geplaatst kunnen worden. Enkelhet belang ervan wordt benadrukt: ‘voor de toekomstige beroeps-bevolking moet ICT-vaardigheid steeds meer gezien worden als eenbasisvaardigheid’ (De digitale delta, 1999, p. 45).

2. 1 .3 Di g i tal l i t era cy

Van nog recentere datum is het nieuwe initiatief van de EuropeseCommissie om de internationale concurrentiepositie van Europa teverstevigen door een voorsprong te nemen inzake technologie: Europe – an information society for all (European Commission, 1999).Hierin wordt gesteld dat Europa zich kan positioneren in de ‘nieuweeconomie’: ‘by combining digital literacy with strength in mobilecommunications, Europe can lead the next great leap to a wirelessInternet world’.

De kerndoelstellingen van dit ambitieuze plan zijn: • ‘Bringing every citizen, home and school, every business and

administration, online and into the digital age.• Creating a digitally literate Europe, supported by an entre-

preneurial culture ready to finance and develop new ideas.• Ensuring that the whole process is socially inclusive, builds

consumer trust and strengthens social cohesion.’Naast enkele intermediaire meer pragmatische doelstellingen (bij-voorbeeld alle scholen op internet in 2001), wordt inzake vaardig-heden de ambitieuze doelstelling neergezet dat voor 2003: ‘All pupilsshould be ‘digitally literate’ by the time they leave school’. Opmerke-lijk is dat deze beleidsverklaring niet teruggrijpt naar het in 1996gelanceerde begrip ‘informacy’ maar daarentegen de term ‘digitalliteracy’ gebruikt. Opnieuw krijgt dit begrip echter geen concreteinvulling en is het niet duidelijk waarop precies het beleid zich zalrichten, of aan de hand van welke precieze criteria het al dan nietbehalen van deze doelstelling geëvalueerd zal worden.

Ook Paul Gilster gebruikte het concept ‘digital literacy’ en werkte hetuit in zijn boek over ‘literacy for the internet age’ (Gilster, 1997).

2 1

‘The ICT revolution plays an important role in the functioning of thelabour market, through the reshaping of work, skill structures andthe organisation of work. As the new technology is an informationtechnology, it requires not only stronger basic skills in numeracyand literacy, but also a new form of basic skill, the skill ofinteraction with the new technology, let us call it ‘informacy’(European Commission, 1996).

Het begrip kreeg evenwel weinig inhoud en diepgang. Het werd ookniet verder uitgewerkt in latere beleids- en/of onderzoeksactiveitenvan de Europese Commissie. Buiten de Europese Commissie werd hetbegrip een aantal keren aangehaald, maar ook daar werd het niet echtverder uitgewerkt. Wel gaf de term aanleiding tot afgeleide termenzoals ‘graphicacy’ (het kunnen maken en interpreteren van eengrafiek) en ‘statisticacy’ (het kunnen maken en interpreteren vanstatistieken). (Hawkins, 1997).

In Nederland is het begrip ‘informacy’ gebruikt in de recente studievan het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) naar de digitaliseringvan de leefwereld (Van Dijk et al., 2000). Als verklarende factor voorverschillen in toegang tot en gebruik van technologie wordt in ditonderzoek het begrip ‘cognitieve hulpbronnen’ gebruikt. Daarondervallen dan literacy, numeracy en informacy. Dit laatste wordtomschreven als ‘de specifieke vaardigheden en vertrouwdheid metICT en in zijn algemeenheid met nieuwe technologie’ (p. 166). Inhoofdstuk 4 van dit document komen we terug op de bevindingen vandit onderzoek.

2.1 .2 I CT -v aardig he de n

Van recentere datum is de aandacht die de Nederlandse regering toontvoor vaardigheden in de informatiesamenleving. In de beleidsnota D edigitale delta identificeert de regering vijf kerntaken voor de overheidinzake de informatiesamenleving:1 . Het ondersteunen van de uitbouw van de (tele)communicatie-

i n f r a s t r u c t u u r ;2 . Het stimuleren van kennis en innovatie in bedrijven;3 . Het stimuleren van toegang en vaardigheden;4 . Het ontwikkelen van de wet- en regelgeving;5 . Het uitbouwen van de inzet van ICT in de publieke sector.

De ambitie van kerntaak 3 luidt: ‘burgers en bedrijven kunnen toegangkrijgen tot de nieuwe elektronische media en er vaardigheden meeopdoen. Een toekomstige beroepsbevolking is er één die ICT-vaardigis.’ (p. 40). De rol van de overheid hierbij wordt omschreven als: ‘hetstimuleren dat burgers en bedrijven t o e g a n g kunnen krijgen totinformatie(voorzieningen); het stimuleren van I C T - v a a r d i g h e i d van de(toekomstige) beroepsbevolking’ (onze cursivering).

2 0

Page 12: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

definitie van het begrip ‘literacy’ (als de vaardigheid van het kunnenverwerken en produceren van geschreven informatie) niet langer vol-stond. Door de opkomst van het bezit en gebruik van media als radioen televisie was het belang van geschreven informatie sterk afge-nomen terwijl het belang van visuele informatie sterk toenam. Der-halve was er ook behoefte aan nieuwe vaardigheden om deze visueleinformatie te kunnen verwerken. Om deze nieuwe vaardigheden tebenoemen ontstond het containerbegrip ‘media literacy’ (Potter, 1998;Silverblatt, 1995). Inhoudelijk richtte het werk zich voornamelijk oponderwijs tot het bewust of kritisch omgaan met de beeldcultuur.Opvallend daarbij is dat het zelf produceren van visuele informatienooit serieus bij de analyse betrokken is, terwijl dit bij geschrevencommunicatie wel uitermate belangrijk geacht werd.

Deze verschuiving van geschreven naar visuele media lijkt zich nogdoor te zetten. Blijkens de nieuwe studie van het SCP over tijdbeste-ding in Nederland vermindert het aantal mensen dat leest terwijl hetgebruik van televisie stijgt (Van den Broek, e.a. 1999, p. 26).

In het kielzog van ‘media literacy’ wordt ook het begrip ‘visualliteracy’ gebruikt: ‘a group of competencies that allows humans todiscriminate and interpret the visible action, objects, and/or symbols,natural or constructed, that they encounter in the environment (e.g.,television, films, paintings, etc.)’ (Educational Resources InformationCenter thesaurus). Het concept ‘media literacy’ wordt daarmee uit-gebreid om ook andere media dan televisie te omvatten en komt opdie manier erg dicht bij ‘information literacy’.

2. 2 .2 In format ion l i teracy

Vanaf het prille ontstaan van de informatiesnelweg ontwikkelde zicheen herijking van het begrip ‘literacy’. In de VS werd reeds eind jarentachtig op initiatief van de American Library Association (ALE) een

2 3

Mede daardoor wordt dit begrip ook veel meer gebruikt dan ‘infor-macy’. Het materiaal van Gilster zal gebruikt worden in het volgendehoofdstuk waarin we nauwkeuriger gaan omschrijven wat digitalevaardigheden precies inhouden. Gilster definieert ‘digital literacy’ als

‘the ability to understand and use information in multiple formatsfrom a wide range of sources when it is presented via computers.’(Gilster, 1997, p. 1)

2 .1 .4 I n fome dia l i t erac y

Een laatste recentelijk geïntroduceerd begrip is dat van ‘infomedialiteracy’. Het begrip wordt gedefinieerd als:

‘the ability to critically process (analyse and select) writteninformation, sound, images, graphics and values transmitted by allkinds of new computer-assisted multimedia technologies.’ (Lee,1999, p. 135)

Wat in deze definitie opvalt is dat de ‘verpakking’ van het materiaal(geschreven, geluid, beeld, ...) niet meer belangrijk is, maar dat hetnieuwe concept zich specialiseert op de informatiedrager, t.w. nieuwemedia.

2 .2 Oudere concepten

De beleidsdocumenten van de Europese Commissie en de Nederlandseregering verwijzen naar ‘informacy’, ‘ICT-vaardigheden’ en ‘digitalliteracy’. Deze termen en de belangstelling voor het onderwerp zijningegeven door de recente aandacht voor de opkomende informatie-samenleving en het zich snel verspreidende internet als concretemanifestatie daarvan. Er wordt echter al langer gesproken oververschuivingen in vaardigheden die burgers nodig hebben om in deveranderende samenleving hun plaats te kunnen innemen. Termen diehier gebruikt worden zijn ‘media literacy’, ‘information literacy’ eninformatiekapitaal. De aandacht voor deze oudere concepten is deafgelopen jaren sterk toegenomen, zodat het relevant is ze ook in onsoverzicht op te nemen.

2.2 .1 Media l i teracy

De ontstaansgeschiedenis van ‘media literacy’ is niet geheel verschil-lend van die van de eerder genoemde nieuwe concepten: de opkomstvan nieuwe media vraagt om een aangepast begrippenkader. De aan-dacht voor ‘media literacy’ groeide in de jaren zeventig. Met deopkomst van de zwart-wit televisie in de jaren zestig en de grote door-braak van de kleurentelevisie realiseerde men zich dat de beperkte

2 2

Aa nta l geb ru ikers in % van d e bevo l king1 9 7 5 1 9 8 0 1 9 8 5 1 9 9 0 1 9 9 5

L e z e n 9 6 9 5 9 4 9 1 8 9T e l e v i s i e 9 4 9 6 9 8 9 7 9 6(+ teletekst en video)

G emidde lde t i jd in u r en per w eek1 9 7 5 1 9 8 0 1 9 8 5 1 9 9 0 1 9 9 5

L e z e n 6 . 1 5 . 7 5 . 3 5 . 1 4 . 6T e l e v i s i e 1 0 . 2 1 0 . 3 1 2 . 1 1 2 . 0 1 2 . 4(+ teletekst en video)

Page 13: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Net als bij de eerdere nieuwe begrippen, omschrijft Hamelinck hetbegrip informatiekapitaal maar ‘voorbijgaand’, in het kader van eenhoofdstuk over gelijkheid in cyberspace. Het begrip krijgt dan ookgeen verdere uitwerking, voorbij het eerder aangehaalde citaat. Tochzit er in dit beperkt aantal woorden een rijkdom aan analyse. Heteerste element van deze omschrijving (financieel vermogen) heeftweinig directe relatie met vaardigheden en meer met bezit, maarafgezien hiervan worden vier belangrijke dimensies onderscheiden:technische vaardigheden, vaardigheid tot selectie van informatie,motivatie om informatie te zoeken en vermogen om informatie tegebruiken. Deze opdeling van informatiekapitaal strookt met deverschillende dimensies van digitale vaardigheden, zoals we die inhoofdstuk 3 van deze tekst zullen beschrijven.

2.3 Het be l ang van d ig i ta le

v a a rd i g h e d e n

Mensen hebben allerlei vaardigheden en deze zijn sterk ongelijk ver-deeld over de bevolking. Sommigen kunnen goed voetballen of mooizingen, terwijl anderen deze vaardigheden helemaal niet of veelminder hebben. En hoewel er situaties denkbaar zijn waarin we dezesituatie betreuren (een slechte zanger die al te enthousiast meedoet),maakt algemeen genomen niemand zich druk over de beperkte ofongelijke verdeling van deze vaardigheden over de bevolking. De context waarin we ons bevinden maakt dat sommige vaardighedenbelangrijker geacht worden dan andere. Blijkens het voorgaandeworden digitale vaardigheden tegenwoordig als belangrijk ingeschat,maar dat is wel eens anders geweest: ‘the Greeks said about anuncultured man: he doesn’t know how to read or swim. Today onewould have to add: nor how to use a computer’ (Levi, 1989, p. 79). Watis hier de achtergrond van? Op basis van welke argumenten kangezegd worden dat het al dan niet hebben van digitale vaardighedenbelangrijk is voor individuen en gemeenschappen?

2. 3 .1 De s lu ipende rev olut ie

De pleitbezorgers van de informatiesamenleving beloofden ons nietminder dan een digitale revolutie. Op termijn van enkele jaren zouons leven er radicaal anders gaan uitzien en alles zou ‘fantastisch’geregeld worden via technologie. Niet alleen omarmen de meesteutopieën technologie als de drager van vooruitgang, ook een grootdeel van de beschouwingen over technologie is utopisch van aard(Achterhuis, 1998; Crombag & van Dun, 1997; Hendriks, 1999).Veranderingen worden omschreven als schokeffecten, als revolutio-nair, als ongeëvenaard, ... en als een grote sprong voorwaarts voor demensheid.

2 5

presidentiële adviesgroep opgericht. Deze lanceerde met haar rapportin januari 1989 het begrip ‘information literacy’. Daarmee wordt ver-wezen naar een cluster van vaardigheden rondom het zoeken engebruiken van informatie. De gehanteerde definitie is:

‘The information literate person is able to recognize wheninformation is needed and has the ability to locate, evaluate, anduse it effectively.’

Hiermee komt ‘information literacy’ ook dicht te liggen bij ‘criticalthinking’, een ander begrip dat in het Noord-Amerikaanse onderwijsgebruikt wordt. Het adviesrapport benadrukte het belang van infor-matievaardigheden voor burgers, de economie en het burgerschap enriep op tot het ontwikkelen van een breed gedragen actieplan. Hieruitgroeide de ‘National Forum on Information Literacy’ (NFIL), waaraanvoornamelijk organisaties uit het onderwijs en de bibliotheekwerelddeelnemen.

Hoewel het begrip ‘information literacy’ hier wel een inhoudelijkeverdieping kreeg (zie verder hoofdstuk 3 van dit document), bleef deimplementatie van de ideeën veelal beperkt tot het streven naar meertechnologie in het onderwijs en krijgt het begrip daardoor feitelijk deinhoud van: • Het kunnen gebruiken van computers (als het begrip gebruikt

wordt in de context van onderwijs);• Het kunnen zoeken van informatie in bibliotheken en via het

www (als het begrip gebruikt wordt in de context van biblio-theken).

2 .2 .3 . Info rmat ie ka pi taa l

Ten slotte lanceerde Cees Hamelinck het voorstel om in het verlengdevan de oudere begrippen economisch, sociaal en cultureel kapitaalvoor de informatiesamenleving een nieuw soort kapitaal te onder-s c h e i d e n :

‘Volgens de Franse socioloog Pierre Bourdieu (1985) wordt de positievan sociale actoren niet alleen bepaald door economisch kapitaal,maar ook door cultureel, sociaal en symbolisch kapitaal. [...] Aandeze verschillende vormen van kapitaal zou de categorie ‘infor-matiekapitaal’ kunnen worden toegevoegd. Dit begrip verwijst naarhet totaal van het financieel vermogen om de kosten van netwerk-toegang en netwerkgebruik te betalen, de technische vaardigheidom met de netwerk-infrastructuur om te gaan, de intellectuelecapaciteit tot het filteren en evalueren van informatie, de motivatieom actief naar informatie te zoeken en het vermogen informatiemaatschappelijk te gebruiken.’ (Hamelinck, 1999, p. 109)

2 4

Page 14: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

heeft in Nederland de slogan ‘Iedereen op internet’. En zo zijn er nogtientallen voorbeelden. Wie ontkomt aan deze lawine van internet-enthousiasme?

Internationaal tillen Prodi en Blair met het strategisch plan ‘e-Europe,an information society for all’ de lokroep van ‘iedereen aangesloten’op een Europees niveau, en maken zij de boodschap nog indringenderdoor te verwijzen naar de achterstand van Europa ten opzichte vanNoord-Amerika en het dreigende verlies van onze concurrentiepositie.

Van onder de mist van deze sluipende revolutie en vooruitblikkend opde toekomst, worden digitale vaardigheden als belangrijk omschrevenzowel in algemene zin als op specifieke terreinen zoals arbeid, onder-wijs, economie en burgerschap.

2. 3 .2 A lgeme en: we lva art en welzi jn

Veel beleidsdocumenten gaan uit van het belang van (digitale) vaar-digheden voor welvaart en welzijn van gemeenschappen en indivi-duen. Helaas wordt daarbij niet verder uitgewerkt hoe dit belangprecies gestalte moet krijgen. Wel wordt op min of meer explicietewijze gesteld dat wie niet digitaal v a a r d i g is en geen toegang heeft totde nieuwe media, ook niet digitaal w a a r d i g kan zijn en daarom eenonoverbrugbare achterstand oploopt.

‘Digital skills are seen as essential for the future prosperity of thenation as well as having the potential to remove the barriers whichexclude and disadvantage many people’ (COCODIS projectomschrijving)

‘By combining digital literacy with strength in mobilecommunications, Europe can lead the next great leap to a wirelessInternet world’ (European Commission, 1999, p. 4)

‘Success in the next century – personal, professional, civic, andeconomic – will depend on the ability to participate intellectually inthe emerging knowledge-based society. The knowledge explosionand economic changes brought about by the rapidly expandinginformation and telecommunication technologies requireindividuals to be skilled independent learners.’ (Stoffle, 1998, p. 47)

Minister van Boxtel opende op zijn site de discussie over de notaContract met de toekomst met de vraag naar de algemene relatietussen meedoen aan internet en meedoen aan de samenleving: ‘Wieniet meedoet in de informatiesamenleving zal een onoverbrugbareachterstand oplopen. In enkele jaren tijd hebben veel mensen toegangtot internet gekregen. Nog even en internet wordt net zo gewoon alstelevisie. Zonder televisie mis je tegenwoordig ook veel informatie.

2 7

Het heeft niet mogen zijn. Ons leven van vandaag is nog hetzelfde alsdat van vorig jaar en zelfs met een terugblik van vijf jaar is er weinigingrijpend veranderd. Noch de dystopie van Orwells 1 9 8 4, noch deutopie van 2000 heeft zich gematerialiseerd. In de plaats daarvan is ersprake van een sluipende revolutie, van een langzame digitaliseringvan de leefwereld.

Het ingrijpende van deze sluipende revolutie ligt dus niet in de snel-heid ervan, maar in haar imperialisme. In eerste instantie wordentraditionele wijzen van handelen aangevuld met digitale toepassin-gen, nadien erdoor vervangen. De recente discussie over de plannenvan de NS om loketten te vervangen door kaartjesautomaten is hier-van slechts het meest manifeste voorbeeld. Inlichtingendiensten vantelefoon en trein worden vervangen door een digitale stem of eenstukje software. Belastingaangiften op elektronische wijze wordensoepel afgewerkt. Elektronisch geldverkeer wordt op allerlei wijzeaantrekkelijk en handelingen met cash geld minder aantrekkelijkgemaakt. Banken promoten bankieren via apparaten in de muur ofover telefoon en internet, terwijl de meer klassieke (en voor henminder efficiënte) contacten gesanctioneerd of zelfs onmogelijkworden. Dergelijke ontwikkelingen zetten zich door, ondanks inciden-teel verzet: ‘De VSB Bank heeft het aan de stok met de oudere Rotter-dammer. Sinds de bank heeft besloten om met ingang van volgendjaar haar balies te sluiten voor geldopnames tot duizend gulden –daarvoor zijn de geldautomaten – is het hommeles. ‘Beginnen metpinnen’, luidt het devies van de Rotterdamse VSB-filialen. Dat is tegenhet zere been van de ouderen....’ (de Volkskrant, 12-12-1998).

Ook vanuit beleid en politiek wordt deze sluipende revolutie vanzuurstof voorzien. Politici van alle kleuren vragen om meer en betereaansluitingen van de burger op de digitale snelweg. PvdA voorzitterMelkert roept op om iedere burger van e-mail te voorzien (o.a. VrijNederland, 1999). Staatssecretaris Vermeend van Financiën wilde deaanschaf van software fiscaal aftrekbaar maken, want Nederland liepachter: ‘Elke Nederlander moet een aansluiting krijgen’ (de Volks-krant, 22-2-2000). Van Boxtel (minister Grote Steden- en Integratie-beleid maar ook verantwoordelijk voor informatiebeleid openbaresector) stelt op 27 maart 2000 bij de installatie van de commissie ‘ICTen de stad’: ‘door de informatierevolutie en de opmars van e-com-merce zullen burgers binnenkort andere eisen stellen aan de over-heid.’ Daarom maakt hij middelen vrij om binnen twee jaar allegemeenten op internet te hebben. In april 2000 wordt diezelfde bood-schap nog eens duidelijk door de start van het overheidsinitiatief‘Nederland gaat digitaal’ (http://www.nederlandgaatdigitaal.nl/). DeRaad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) geeft overheid en veldhet advies: ‘stimuleer dat iedereen die toegang tot het Internet wilhebben voor het verkrijgen en het uitwisselen van gezondheids-informatie deze ook kan krijgen’ (Raad, 2000). De Internet Society

2 6

Page 15: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Wat voor de nationale economie op wereldniveau speelt, geldt ookvoor individuele werknemers. De inhoud van arbeid is steeds kennis-intensiever geworden en digitale vaardigheden worden belangrijker(Scheele, 1999). Voor (potentiële) werknemers is het belangrijk digi-tale vaardigheden te bezitten om hun kansen op de arbeidsmarkt tebehouden en/ of te vergroten. Wie geen of minimale digitale vaardig-heden bezit, heeft minder keuze op de arbeidsmarkt. De noodzake-lijkheid van digitale vaardigheden wordt dermate vanzelfsprekenddat deze steeds minder een onderdeel van het specifieke functie-profiel vormen, maar meer en meer gaan behoren tot de algemenevaardigheden die niet langer expliciet genoemd worden maar voor-ondersteld zijn. Zo komen ze op gelijke voet met het kunnen lezen,schrijven of autorijden.

2.3 .4 Ond erw i js en een leven lang le ren

Leren wordt gezien als een belangrijke activiteit voor de huidige entoekomstige burger. De technologische ontwikkelingen zorgen ervoordat niet onderhouden kennis snel haar waarde verliest. De ‘expiratie-datum’ van kennis komt dichterbij de productiedatum te liggen. Ditgeldt zowel voor algemene kennis als meer specifiek voor kennis overtechnologie:

‘The shelf life of ICT knowledge is estimated to be no more than twoyears and getting shorter’ (COCODIS project omschrijving).

Daarnaast wint technologie sterk aan belang als onderwijs- en infor-matiemedium. De pedagogische inspanningen van leerkrachtenworden ondersteund met educatieve cd-rom’s. Fysieke bibliothekenworden in hoog tempo aangevuld en misschien wel ooit vervangendoor een waaier van digitale informatiebronnen. Leren en levenslangleren vergen de omgang met ICT als leermiddel.

‘Access to, and critical use of information and of informationtechnology is absolutely vital to lifelong learning, and accordinglyno graduate ... can be judged educated unless he or she isinformation literate.’ (Bruce, 1995, p. 163)

2. 3 .5 E le ct ron ic commerce

Electronic commerce of e-commerce is het nieuwe toverwoord in tech-nologische en economische kringen. Verwacht wordt dat electroniccommerce de economie onvermoede groeikansen zal geven. Voor hetdoorbreken van electronic commerce is echter wel nodig dat consu-menten de vaardigheden hebben waarmee ze massaal on line kunnengaan kopen.

2 9

Denkt u dat je zonder internet binnenkort ook informatie mist?’(http://www.rogervanboxtel.nl/)

2.3 .3 De arbeid sma rkt

Een veel gemaakte relatie is die tussen digitale vaardigheden en hetfunctioneren van werknemers op de arbeidsmarkt of het functionerenvan de arbeidsmarkt als geheel (internationale concurrentiepositie).Door de quartairisering van de arbeidsmarkt is er steeds meer vraagnaar werknemers die overweg kunnen met ICT. Voor de economie ishet belangrijk dat er voldoende van dit soort werknemers zijn, andersdreigt de groei in gevaar te komen. De nota Concurreren met ICT-c o m p e t e n t i e s van EZ en OC&W (Concurreren, 2000) gaat uitvoerig in opde internationale positie van onze economie en waarschuwt ervoordat de plaats van Nederland niet ongunstig is maar geen gegeven.Investeringen blijven nodig.

‘Nederland versterkt de komende jaren zijn positie in de ICT-top 10.Nederland is voor het bedrijfsleven een interessante ‘test-site’ voorICT-ontwikkeling en toepassing. Daarvoor biedt Nederland eenhoogwaardige, strategisch gepositioneerde kennisomgeving metgeavanceerde R&D-communicatienetwerken. Voorts beschikt onsland over een uitdagende applicatieomgeving met veeleisende toe-passende bedrijven en zijn we een aantrekkelijke vestigingsplaatsvoor een sterk en dynamisch ICT-cluster waarmee toepassendebedrijven uitstekend samenwerken. Nederland zorgt er voor dat ervoldoende ICT-deskundigen inzetbaar zijn maar wil die capaciteitook zo effectief en efficiënt mogelijk inzetten.’ (Concurreren, 2000,p . 6 )

‘De overheid wil het kennismaken met moderne ICT en het opdoenvan vaardigheden stimuleren. Voor de toekomstige beroepsbevol-king is er een bijzondere verantwoordelijkheid, want het onderwijs-systeem moet hen immers voorbereiden op de arbeidsmarkt.’ (Dedigitale delta, 1999, p. IV)

‘The ICT revolution plays an important role in the functioning of thelabour market, through the reshaping of work, skill structures andthe organisation of work.’ (European Commission, 1996)

Deze koppeling tussen vaardigheden en economie is ook de insteekvan het nieuw opgerichte ‘digital literacy forum’ van de EuropeanEducation Partnership. Het is de bedoeling met dit nieuwe forumindustrie, onderwijs en beleid samen te brengen en initiatieven teontplooien om de voor de economie noodzakelijke digitale vaardig-heden in het onderwijs op te nemen. De activiteiten die het nieuweforum zal ontplooien zijn evenwel op het moment van dit schrijvennog onduidelijk.

2 8

Page 16: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

slechts ‘en passant’ vermelden. Een enkele uitzondering daargelatenzijn digitale vaardigheden nooit het aangrijpingspunt van onderzoekof advies. Dit leidt tot een veelheid van begrippen (informacy, ICT-vaardigheden, digital literacy, informatiekapitaal) die helaas telkensweinig diepgang en uitwerking krijgen. Hierdoor blijven niet alleen degrenzen of overlappingen tussen de concepten, maar ook de preciezebeleidsimplicaties onduidelijk.

Opvallend is ook dat technologische innovaties en diffusie van nieuweproducten aanleiding geven tot steeds nieuwere begrippen (literacy →media literacy → visual literacy → digital literacy → infomedia literacy→ ?). Een dergelijke invalshoek voor conceptontwikkeling leidt tot een‘straatje zonder einde’, want met de huidige snelheid van ontwikke-ling van nieuwe media kan het niet anders of we krijgen vrij snel ooknog ‘wap-literacy’ en wat al niet meer. Een alternatieve invalshoek kanerin bestaan niet meer te vertrekken van de informatievorm (tekst,beeld, geluid) of informatiedrager (boek, televisie, computer), maarvan de aard van informatiegebruik. Deze benadering zal dan ook inhet volgende hoofdstuk meegenomen worden om te omschrijven watnu precies de inhoud van digitale vaardigheden is.

3 1

Vanuit de consument gezien kunnen de voordelen van elektronischwinkelen of zich oriënteren van belang zijn: de hoogste kwaliteit,voordeligste prijs en vlotste leveringsvoorwaarden. Er ontstaan danook verschillende diensten die de consument ondersteunen bij e-com-merce, zoals http://www.consumerdesk.nl/.

Een succesvolle uitbouw van e-commerce vraagt natuurlijk wel om eenvoldoende grote groep burgers met toegang tot de benodigde infra-structuur en de nodige digitale vaardigheden. Zonder beide voorwaar-den dreigt e-commerce beperkt te blijven tot een aanbod zondervraag.

2 .3 .6 B urgers cha p

Modern burgerschap in de Nederlandse samenleving voorondersteltsteeds meer de aanwezigheid van digitale vaardigheden onder de bur-gers. De overheid heeft zich via verschillende kanalen uitgesprokenvoor de uitbouw van een elektronische relatie met de burger. Elektro-nische overheid (http://www.minbzk.nl/e-overheid/) en e-govern-ment vormen de pendant van e-commerce. De overheid kan immersniet achterblijven bij het inschakelen van technologie ter verhogingvan efficiëntie en effectiviteit. De informatievoorziening van overheidnaar burgers verloopt allengs virtueler (bijvoorbeeldhttp://www.overheid.nl/ of http://www.postbus51.nl/), de dienst-verlening moet beter door minder en meer hoogwaardige ‘face-to-face-contacten’ en meer technologie (overheidsloket 2000), en deinformatie van burger naar overheid gaat ook meer virtueel (bijvoor-beeld elektronische belastingsaangifte). Ook op het terrein van elek-tronische democratie en interactieve beleidsvorming worden tallozeexperimenten opgezet, zowel op gemeentelijk als op landelijk vlak,zowel georganiseerd vanuit de overheid als door belangengroepen(zie http://www.overheid.nl/discussies.htm voor een overzicht).

‘De huidige westerse invulling van het volwaardig burgerschapwordt gepresenteerd door een onafhankelijke burger die, los vaneen overheid, optimaal geïnformeerd is, optimale toegang heeft totinformatie, en snel en adequaat kan communiceren.’ (Van Rijsselt &Weijers, 1997, p. 34)

2 .4 Tot b es l uit

De informatiesamenleving is de afgelopen jaren onderwerp vanbeschouwing geweest binnen tal van gremia en daarbij is, zoals uitvoorgaand overzicht blijkt, veelvuldig aandacht gevraagd voor hetbelang van digitale vaardigheden. Het is evenwel ook duidelijk dat demeeste colleges erg caleidoscopische analyses en adviezen over deinformatiesamenleving opstellen en daarbij digitale vaardigheden

3 0

Page 17: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

3 Over welke

v a a r digheden hebben we

het eigenlijk?

Uit de informatie in het vorige hoofdstuk wordt duidelijk dat verschil-lende gremia uitspraken doen over digitale vaardigheden, al wordendaarbij verschillende begrippen gehanteerd om in wezen naar het-zelfde te verwijzen. Wat na dit overzicht evenwel nog steeds niethelder is, is welke vaardigheden nu eigenlijk bedoeld worden en hoewe die analytisch kunnen ordenen. Dit hoofdstuk doet een aanzet omvanuit een ongestructureerde lijst van digitale vaardigheden te komentot een eenduidige beschrijving en benoeming van de individuelevaardigheden alsook tot een clustering daarvan in hanteerbare cate-gorieën.

3.1 Een hers enhoo s

Als je een collega, buur of vriend vraagt welke beelden de term ‘digi-tale vaardigheden’ zoal oproept, krijg je een lijstje van vaardigheden.Vraag je het een andere persoon, dan krijg je een ander lijstje. Na tienpersonen de vraag te hebben gesteld, heb je tien verschillende lijst-jes. Sommige vaardigheden zullen op meerdere of zelfs alle lijstjesopduiken, andere slechts op enkele. We deden het experiment op de inhet kader van dit project georganiseerde workshop (cf. bijlage voorlijst van deelnemers) en kwamen tot een lang en gevarieerd lijstjevaardigheden, die allemaal volgens tenminste één deelnemer onder determ ‘digitale vaardigheden’ een plaats verdienen.

• Kennis van en omgaan met digitale producten. Het begrip ‘digitaleproducten’ verwijst naar traditionele producten in gedigitali-seerde vorm, zoals de digitale camera of de cd-speler.

• Elektronisch kunnen en willen betalen. Als mensen geen gebruikdurven te maken van de technische mogelijkheden, levert datonvermijdelijk een barriËre op voor verdere technologische voor-u i t g a n g .

• Vertrouwen hebben in zowel de machine als in de mensen àchterde machine (de ontwerpers), en in de personen die je het gebruikvan de machine aanleren.

• Visuele vaardigheden aanleren, wat reactiesnelheid en selectie-vermogen vergroot.

3 33 2

Page 18: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

• Het aanleren of stimuleren van ‘informatiehonger’, zodat menseneen actieve zoekhouding aannemen.

• Het vermogen om verschillende informatiekanalen te gebruiken.• Kunnen generaliseren: het ‘station’ van de feitenkennis zijn we

inmiddels wel gepasseerd.

3.2 Van de bomen en het bos

Zoals in de inleiding aangegeven is, gaat het in het project Toegang enP l u r i f o r m i t e i t om de vraag hoe een veelzijdig en breed toegankelijkaanbod van informatie gegarandeerd kan worden binnen de huidigetechnologische ontwikkelingen. Vanuit die vraag kijken we in dit deel-project specifiek naar digitale vaardigheden en welke vaardighedenburgers nodig hebben om het informatiepotentieel van de nieuwemedia ten volle te gebruiken.

Het moge duidelijk zijn, een kleine hersenhoos over welke vaardig-heden dan van belang zijn, levert meer informatie op dan te overzienis, en door de vele bomen heen verdwijnt het zicht op het bos. Nietzozeer de hoeveelheid genoemde vaardigheden verrast, als wel degrote reikwijdte ervan. Sommige genoemde vaardigheden richten zichzeer specifiek op technologie, andere meer op het kunnen omgaanmet informatie (bijvoorbeeld het op kwaliteit kunnen inschatten vaninformatie) of op houdingen ten opzichte van informatie (bijvoor-beeld informatiehonger). Enig analytisch kader dringt zich op.

3.2 .1 Van de z es gro ten e n twa al f k le in t jes

Een mogelijk kader wordt aangereikt door Eisenberg en Berkowitz inhun werk rond pedagogisch materiaal voor informatiegeletterdheid(http://www.big6.com/). Zij gaan uit van de verschillende fasen vaninformatiegebruik, beginnend bij de omschrijving van de taak en ein-digend in de evaluatie van het proces:

1 . Omschrijving van de taak• Definieer het probleem• Identificeer de informatie die nodig is om de zaak tot een goed

einde te brengen

2 . Informatie zoekstrategieën• Bepaal de reikwijdte van mogelijke bronnen (brainstorm)• Evalueer elk van de verschillende bronnen om prioriteiten te

bepalen(selecteer de beste bron)

3 . Locatie en toegang• Bepaal de vindplaats van de bronnen• Vind informatie in de bronnen

3 5

• Beheersing van het Engels. Hoewel veel pc’s inmiddels Nederlands‘spreken’, is Engels de voertaal.

• De belevingswereld en denkwijze van de ontwerpers van digitaleapparaten kunnen en willen snappen. Zo hebben Windows eninternet geleid tot een nieuw soort vormgeving en bedienings-wijze. Om de ‘aanbodterreur’ tegen te gaan zou natuurlijk ook hetomgekeerde het geval moeten zijn: aan de gebruiksvriendelijk-heid van vele apparaten is nog het nodige te doen.

• Het aanleren van de benodigde handelingen om bijvoorbeeldelektronisch aangifte te kunnen doen, te winkelen of te corre-s p o n d e r e n .

• Bewustwording van de toepassingsmogelijkheden van ICT en opgrond daarvan de benodigde vaardigheden willen aanleren.Mensen moeten zich gaan afvragen: ‘Wat kan ik met ICT, wat wil ikeigenlijk, en hoe kan ik in de toekomst gebruikmaken van de tech-nische mogelijkheden die ICT biedt?’

• Het overwinnen van de angst voor (digitale) apparaten en hetbesef dat ICT inmiddels in talloze (huishoudelijke) apparatuur zitv e r w e r k t .

• Leren om niet alleen in tekst te denken, maar ook in beelden.Voorwaarde daarvoor is het verkrijgen van inzicht in de werkingvan de nieuwe media: beelden en (beeldsequentie) leren begrijpenen interpreteren.

• ICT-vaardigheid betekent ook het leren omgaan met nieuweconcepten, zoals bijvoorbeeld de oneindige onderverdeling diemogelijk is in mappen in de computer, dit in tegenstelling tot demappen van een ‘echte’ archiefkast.

• Plezier hebben in het (leren) werken met ICT.• Het hebben van een sociaal netwerk van ICT-gebruikers waarmee

kan worden samengewerkt en dat kan helpen bij het oplossen vanp r o b l e m e n .

• Het vermogen om verbanden te leggen en om informatie in kennisom te zetten.

• Het vermogen om informatie te delen. Dat betekent niet alleen hetvermogen om door middel van ICT informatie te vinden, te ver-werken en zich eigen te maken, maar ook het vermogen omnieuwe of gewijzigde informatie weg te geven. Dat geeft eenmeerwaarde aan het gebruik van ICT.

• Het betrachten van informatiediscipline. Hoe groter het infor-matieaanbod is, des te moeilijker wordt het daarin een selectieaan te brengen. Dit wordt nog versterkt door de mogelijkheid omvan informatie gebruik te maken wanneer mensen dat zelf willen.Mensen zijn niet langer afhankelijk van bijvoorbeeld openings-tijden van bibliotheken om aan informatie te komen. Daaromkunnen zij op dat moment beschikbare informatie rustig negeren,met het voornemen er wellicht later nog eens op terug te komen.

• Het vermogen om informatie op kwaliteit te schatten en zelf eenopinie daarover te kunnen verwoorden.

3 4

Page 19: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

In nieuwe media worden de ‘oude’ vaardigheden aangevuld met bij-voorbeeld de vaardigheid om gebruik te maken van hypertekst (hetvia trefwoorden springen naar andere informatiebronnen) of het opzoek gaan naar dynamische kennis (via discussielijsten, eerder danvia statische kennis op websites). Ook voldoende kennis van hetEngels kan hiertoe gerekend worden.

Strategische vaardigheden zijn, zoals de term aangeeft, meer strate-gisch van functie en omvatten bijvoorbeeld de ingesteldheid tot hetpro-actief op zoek gaan naar informatie, het nemen van beslissingenop basis van informatie en het scannen van de omgeving op voor jewerk of persoonlijke leven relevante informatie.

Deze opdeling van vaardigheden laat zich goed illustreren aan dehand van een ‘oude’ technologie als de klok. Zoals in vele andere wes-terse huishoudens, wordt in het huishouden van de auteur van ditdocument elke ochtend een waar gevecht geleverd om de kinderendoor het hele proces van opstaan, wassen, aankleden, eten en naarschool gaan te krijgen. Tijd is daarin van cruciaal belang, want elke uitde hand lopende activiteit betekent vertraging van de hele sequentievan handelingen. Op een bepaald moment leren de kinderen via thuisen school de klok lezen. Prachtig, want er ontstaat meteen hoop ophet achter de rug zijn van de heroïsche toestanden elke ochtend. Naenkele weken blijkt deze hoop echter reeds ijdel. De kinderen hebbenzich weliswaar de instrumentele vaardigheid eigen gemaakt om aan dehand van een horloge of klok de tijd af te lezen en verwerven nu intoenemende mate ook de structurele vaardigheid om aan de hand vanallerlei signalen (nieuwsberichten op de radio etc.) de dag in tijdblok-ken in te delen en zo structuur te geven aan wat voorheen een zinlozesequentie was, maar missen nog altijd de strategische vaardigheid omhet belang van tijd in te schatten, en bijvoorbeeld van het beginuurvan de school terug te redeneren naar het noodzakelijk uiterste uurvan vertrek thuis, of terug naar het uiterste uur van afsluiten van hetontbijt. Instrumentele en structurele vaardigheden blijken alduso n v o l d o e n d e .

Jongeren en volwassenen hebben over het algemeen wel de strategi-sche vaardigheid om het belang in te schatten van tijd als structure-rend principe van de dagbesteding en er ook naar te handelen. Hetbelang van deze strategische vaardigheid is evenwel tijd- en plaats-gebonden. In de negentiende-eeuwse agrarische samenleving was tijdveel minder belangrijk en werd er met veel minder aandacht voordetail rekening mee gehouden (Mak, 1996; Schuursma, 2000). Er wasook geen behoefte om tijd te standaardiseren tussen dorpen ofsteden. De kerkklok gaf de tijd aan voor de gemeenschap die binnengehoorafstand van het klokkengelui leefde, maar de klok van hetnaburige dorp kon best vele minuten afwijken. Het is slechts met deovergang naar de twintigste eeuw dat hier verandering in komt. Door

3 7

4 . Gebruik van informatie• ‘Consumeer’ de informatie uit de bron (lees, luister, zie)• Bepaal de relevantie van de informatie

5 . S y n t h e s e• Organiseer informatie afkomstig uit verschillende bronnen• Presenteer de informatie

6 . E v a l u a t i e• Evalueer de informatie op effectiviteit• Evalueer de informatie op efficiëntie

3.2 .2 N ivea us va n in forma t ievaardighe den

Hoewel deze ‘big6’-opdeling verhelderend is, plaatst zij alle vaardig-heden op hetzelfde niveau en maakt ze geen kwalitatief onderscheid.Om dat wel te doen en om structuur te brengen in de veelheid vanvaardigheden, maken we gebruik van een opdeling zoals die algemeenbekend is en gebruikt wordt als het gaat om het onderscheiden vanverschillende soorten sturing in organisaties: instrumenteel, structu-reel en strategisch management, hier vertaald naar instrumentele,structurele en strategische vaardigheden.

Met het begrip instrumentele vaardigheden verwijzen we naar deoperationele handelingen, het kunnen omgaan met de technologie opzich. Het gaat daarbij van eenvoudige basishandelingen (met de pijlomhoog wil zeggen muis van je weg duwen, en niet de muis omhoogzoals kleine kinderen aanvankelijk doen) tot complexere handelingen,zoals iemand een e-mail sturen met aangehecht bestand of van hetinternet een stukje aanvullende software ophalen en installeren. Bijtraditionele media verwijzen instrumentele vaardigheden voorname-lijk naar leesvaardigheid.

Het begrip structurele vaardigheden verwijst naar wat onmiddellijkbetrekking heeft op de (nieuwe) structuur waarin informatie zichbevindt. Bij traditionele media gaat het dan om vaardigheden als hetgebruik van een index in een boek (waarvoor het gebruik van het alfa-bet en het kunnen identificeren van relevante trefwoorden weeronderliggende, noodzakelijke vaardigheden zijn) of het gebruik vanhet zoeksysteem in een bibliotheek. Wijzigingen in de structuur vaninformatie kunnen grote gevolgen hebben. Zo zorgde de boekdruk-kunst in de vijftiende eeuw niet alleen voor een langzame democrati-sering van het geschreven woord, maar door de vergroting vanoplagen verdween ook de noodzaak om hardop en samen te lezen. Instilte lezen werd de nieuwe norm, met het wegvallen van socialecontrole als indirect effect (Manguel, 1997, pp. 41-53).

3 6

Page 20: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

1 . De basisconcepten van informatietechnologie: de eerste basisvoor-waarde voor digitale vaardigheden is het begrijpen van de contextvan toepassingen van informatietechnologie in de samenleving ende sleutelbegrippen van computers: wat is hardware, software,een besturingssysteem, een bestand, ...

2 . Gebruik van de computer en beheer van bestanden: het is belang-rijk de basisfuncties van het ‘huishoudelijk beheer’ van compu-ters te kennen. Op zich kan een besturingssysteem vrij weinig,maar het is nog steeds de ‘regisseur’ of ‘dirigent’ van allerleiandere toepassingen op de computer.

3 . T e k s t v e r w e r k i n g: het gebruik van de computer voor het aan-maken, bewerken, bewaren en afdrukken van documenten. Vaar-digheden gaan van eenvoudig (aanmaken documenten en tekstinvoegen) tot complex (inhoudsopgaven en trefwoordenregister,huisstijl ontwikkelen, ...)

4 . R e k e n b l a d e n: in basisvorm vergelijkbaar met handmatig rekenen,maar met de aanvullende mogelijkheid berekeningen snel en effi-ciënt uit te voeren, alsook complexe ‘rekenbladen’ te maken. Zeworden gebruikt in de voorbereiding van budgetten, aanmakenvan vooruitzichten, grafieken en financiële rapporten.

5 . G e g e v e n s b e s t a n d e n: ondersteunen de organisatie van grote hoe-veelheden data om snel en flexibel toegang tot deze gegevensmogelijk te maken. De traditionele ‘fichebak’ op kantoor ver-dwijnt en maakt plaats voor zijn digitale tegenhanger. Opnieuw iser een continu¸m van eenvoudige (werken op één tabel) naarcomplexe (werken met relationele databestanden) vaardigheden.

6 . P r e s e n t a t i e s: grafisch werk is steeds een belangrijk instrumentgeweest voor architecten, ingenieurs en ontwerpers. Hierin isevenwel een democratisering opgetreden door de opkomst vanpresentatiesoftware zoals Powerpoint. Het gebruik van computer-ondersteunde presentaties en tekeninstrumenten bij de onder-steuning van effectieve communicatie is sterk toegenomen. Dezetoepassingen worden veelvuldig gebruikt in de bedrijfs- en onder-w i j s w e r e l d .

7 . I n f o r m a t i e n e t w e r k e n: het gebruik van netwerken is gegroeidvanuit de behoefte om middelen te delen en te communiceren metanderen. Vandaag zijn miljoenen computers over de hele wereldmet elkaar verbonden. Het communicatieverkeer over deze net-werken groeit en neemt in belang toe. Om hiervan gebruik temaken is een aantal nieuwe vaardigheden nodig, zoals het zoekenvan informatie via zoekmachines en het omgaan met ‘linkrot’(verouderde URL-verwijzing van rechts naar links ontmantelen toter wel een goede pagina komt).

Instrumentele vaardigheden in het gebruik van ICT zijn soms een-voudig (het bedienen van de muis) en soms complex (nieuwe softwareinstalleren). De mate waarin iemand deze instrumentele vaardighedenmeester moet zijn, wordt bepaald door de manier waarop en de inten-

3 9

de opkomst van treinverbindingen tussen steden en dorpen, door deopkomst van fabrieken en de behoefte samen te werken, en door deinvoering van de leerplicht, groeide het belang van tijd, en daardoorde behoefte aan een gestandaardiseerde tijd en technologie om tijd temeten. En hoewel strategische vaardigheden inzake tijd in dewesterse wereld nog steeds in belang toenemen (want het‘druk,druk,druk-leven’ is minder tolerant ten aanzien van te latetreinen en gemiste afspraken), is dit niet overal het geval. Het is eengemeenplaats hiervoor te verwijzen naar de derde wereld, maar wiewel eens in die landen gewoond of gewerkt heeft, weet dat strategischomgaan met tijd er inderdaad minder belangrijk is.

In het vervolg van dit hoofdstuk gebruiken we de driedeling vaninstrumentele, structurele en strategische vaardigheden om de eer-dere lijst van digitale vaardigheden uitvoeriger te beschrijven.

3 .3 Inst rumente l e vaa r d i g h e d e n

Instrumentele vaardigheden omschreven we eerder als verbonden methet omgaan met de technologie. Van een aantal reeds in het maat-schappelijk leven ingebedde technologieproducten zijn de instrumen-tele vaardigheden zo bekend en probleemloos dat ze niet langer alszodanig ervaren worden. Dit geldt met name voor de bediening vaneen radio, een televisie of een telefoon. Voor volwassenen stellendeze vaardigheden geen problemen, en zelfs voor kinderen is het zoeenvoudig dat er geen specifiek onderwijs voor nodig is; de noodza-kelijke kennis wordt via de gezinssituatie overgedragen. Het gebruikvan een computer is evenwel complexer en nieuwer, zodat instrumen-tele vaardigheden op dit vlak wel de nodige aandacht krijgen.

Voor een omschrijving van de instrumentele digitale vaardighedenkunnen we terecht bij ‘European Computer Driving Licence’(http://www.ecdl.com/). Dit initiatief is uitgegaan van de Council ofEuropean Professional Informatics Societies en richt zich op eenaantal minimale technische vaardigheden, die elke Europeaan meesterzou moeten zijn om mee te kunnen in de informatiesamenleving. Erwordt niet alleen voorzien in ‘eindprofielen’ van gebruikers maar ookin de nodige middelen om deze te bereiken zoals cursusmateriaal,opleidingscentra en accreditering op Europees niveau.

De vaardigheden zijn vergelijkbaar met de basisvaardigheden voor‘literacy’ – het kunnen lezen van letters, woorden, zinnen en teksten –en voor ‘numeracy’ – cijfers herkennen en basisbewerkingen kunnenuitvoeren. De inhoud van het computer-rijbewijs is opgedeeld in 7modules die elk verder opgesplitst zijn in onderliggende vaardig-heden, waarvan een volledige beschrijving beschikbaar is via de web-site van de ECDL. De volgende modules worden onderscheiden:

3 8

Page 21: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

eens aanspreken voor meer details of de laatste nieuwtjes, maar meteen geschreven krant is dat minder eenvoudig.

Ook latere ontwikkelingen in technologie en media hadden invloed opde vorm van informatie. Met de radio en telefoon werd informatieopnieuw meer verbaal, met de opkomst van de televisie kreeg infor-matie een sterk visuele vorm.

Ook de nieuwe media oefenen invloed uit op de informatievorm, enzullen dat de volgende jaren bij toenemende diffusie en groeiendgebruik blijven doen. Zo krijgen statische informatiebronnen (krant,boek) een aanvulling met dynamische informatiebronnen (discussie-lijst, chat), gaat de functie van redactie en uitgever anders ingevuldworden en wordt Engels de ‘lingua franca’ van de informatie. Onder denoemer ‘structurele vaardigheden’ beschrijven we enkele van de aandeze nieuwe informatievormen verbonden vaardigheden.

3.4 .1 Cavea t lec tor , of : i e de r z i jn e ig en re da ct ie

De opkomst van de elektronische snelweg als platform voor uitwis-seling van informatie (zowel via www als e-mail) verkort de ketentussen zender en ontvanger. Waar deze keten vroeger noodzakelijk,behalve een zender en ontvanger, tenminste een redactie (van krant,tijdschrift of uitgever) en een uitgever (productie, verspreiding enbedrijfseconomische omkadering) omvatte, kunnen nu zender en heelhet middengedeelte van de keten samenvallen met een enkel individu.Het volstaat gebruik te maken van de zelfs bij een gratis internet-abonnement horende webruimte en de webfaciliteiten van eendoorsnee tekstverwerkingspakket als Word om een boodschap wereld-kundig te maken. Het versturen van een kort berichtje met de belang-rijkste trefwoorden en het webadres naar een zoekmachine kan er danvoor zorgen dat er ook nog bezoek komt.

Hoewel deze ketenverkorting voor burgers met een drang tot com-municeren een zegen is, heeft het voor de burger als consument vaninformatie ook ingrijpende gevolgen. Door het mogelijk samenvallenvan de functie zender, redactie en uitgever gaat namelijk een deel vande kwaliteitsbewaking verloren. De bewakers van de integriteit vaninformatie verliezen hun positie en de nieuwe ‘poortwachters’ weige-ren die taak op zich te nemen. Internet Service Providers (ISP’s)wensen zichzelf meer te vergelijken met een telefoonmaatschappij(zonder onderscheid doorgeven van informatie) dan met een kranten-redactie (kritisch selecteren van informatie). Daartegenover staan degrote ‘content providers’ die gebruikers op allerlei wijzen aan zichwillen binden (bijvoorbeeld door automatische startpagina’s in desoftware te programmeren). Deze profileren zich ook niet als redactie,maar meer als ‘Gouden Gids’. Websites als startpagina.nl of zoek-machines als Altavista bieden zelf weinig informatie, maar verwijzen

4 1

siviteit waarmee ICT gebruikt wordt (als burger, als werknemer, alsconsument), maar ook door de ondersteuning die vanuit de contextvan gebruik gegeven wordt. Anders dan bij de technologie van bij-voorbeeld de auto, is er bij ICT nog geen sprake van een uitgebreidnetwerk van ondersteunende diensten zoals garages, takeldiensten,en een ANWB als consumentenvereniging en voor ondersteuning bijpech op de weg. ICT-gebruik in de werksituatie wordt zeker in grotereorganisaties wel ondersteund door informatievoorzieningen of doordiensten met namen als systeembeheer, maar de thuisgebruiker staater alleen voor. Zeldzaam is een service als een lokale pc-dokter, of hetooit door de Webgrrls opgezette experiment van de ‘rode scooters’(thuishulp bij pc-problemen). De commerciële sector werpt de gebrui-ker terug op tergend ineffectieve telefonische hulplijnen of op heteigen informele netwerk, de hulp van ‘digitale neefjes’ die wel evenwillen bijspringen in het oplossen van een probleem of het installerenvan nieuwe hardware en software.

Zolang de technologie nog het huidige relatief lage niveau vangebruiksvriendelijkheid heeft, de huidige gebreken blijft vertonen ende ondersteunende infrastructuur onvoldoende aanwezig is, zal eenbehoorlijke dosis instrumentele vaardigheden nodig blijven voor hetgebruik maken van ICT. De technische wereld belooft al geruime tijdbeterschap, bijvoorbeeld met de ontwikkeling van spraaktechnologieals ‘interface’ tussen gebruiker en technologie, maar dergelijke belof-ten waren ook in het verleden niet van de lucht, bijvoorbeeld bij deintroductie van Windows of van het ‘plug and play-principe’. Het laat-ste werd door het verschil in beloofde en gerealiseerde effectiviteitevenwel door techneuten snel omgevormd tot ‘plug and pray’.

3 .4 St r u c t u r e le vaar d i g h e d e n

We krijgen toegang tot informatie via technologie. Maar die techno-logie bepaalt ook de vorm waarin de informatie staat. In de middel-eeuwen verliep de toegang tot informatie voornamelijk viarondtrekkende troubadours of stadsomroepers en domineerdegesproken informatie. Deze verbale overdracht werd vanaf de boek-drukkunst in de vijftiende eeuw en zeker sinds het begin van dezeventiende eeuw (opkomst van kranten) langzaam aangevuld enverdrongen door geschreven communicatie. Daardoor was er minderbehoefte aan de vaardigheid om lange teksten te onthouden, waardoorrijm zijn belangrijkste functionele waarde verloor. Van oorsprong indichtvorm geschreven epossen werden dan ook vanaf het einde van devijftiende eeuw omgewerkt tot proza (bijvoorbeeld Van den vosR e y n a e r d e in 1481). Bovendien groeide niet alleen de behoefte aan deinstrumentele vaardigheid van het lezen en de snelheid waarmeenieuws zich verspreidde, maar daalde ook de mogelijkheid tot inter-actie. Een rondtrekkende troubadour of stadsomroeper kon je nog

4 0

Page 22: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

wezen niet is (wegens partijdigheid, onzorgvuldigheid, ondeskundig-heid, kwade opzet van de auteur, verouderd etc.) en die een groterevaardigheid vraagt van de gebruikers. Wie bijvoorbeeld als migraine-patiënt op zoek gaat naar informatie en zoekt op de trefwoorden‘+migraine +drug’ komt in een zee van informatie terecht, waarvanlang niet duidelijk is wat de relaties zijn tussen de informatieaan-bieder en de medische of farmaceutische sector. Wie zit er achter deschermen van http:/www.apotheek.net/, http://www.ziekenhuis.nl/,http://www.mediconsult.com/, http://www.pharminfo.com/ enandere dergelijke informatiebronnen? En vanuit welk oogpunt biedenze informatie aan? Het redactiestatuut van ziekenhuis.nl is daar alles-zins heel duidelijk over: “De informatiedoelstelling is van en voor deNederlandse Ziekenhuizen. Dat betekent dat de communicatiedoel-stelling altijd vanuit het ziekenhuisbelang bekeken wordt.” Maar nietelke gebruiker leest deze ‘kleine lettertjes’ of is op zijn hoede voormogelijke consequenties daarvan. Dit staat in scherp contrast tothttp://www.apotheek.net/ waarvan slechts met grote moeite teachterhalen is dat Microbais achter dit informatieaanbod zit en datMicrobais een automatiseringsbedrijf is dat zich richt op apothekersen huisartsen.

Ook een meer subtiele vermenging van inhoud en commerciële belan-gen vraagt om waakzaamheid. Die scheiding blijkt niet zo eenvoudigte zijn als de lijnen rondom advertentieruimten. Zo werden recente-lijk Amazon.com en Altavista.com ter verantwoording geroepenomdat hun ogenschijnlijk objectieve zoekresultaten beïnvloed blekente zijn door bedrijven die betaalden om beter in de kijker te staan(Kelley, 1999). Hoe zou dat zitten bij de eerder genoemdehttp://www.consumerdesk.nl/? Ze beweren oprecht onafhankelijk tezijn en een strikte scheiding aan te brengen tussen redactioneleinhoud en advertenties, maar in welke mate kan de gebruiker daaropvertrouwen en wie kijkt daarop toe?

De mechanismen die in de traditionele media de informatie selecterenop kwaliteit k u n n e n in de nieuwe media wegvallen. Waar traditioneleen nieuwe media elkaar spiegelen, zoals in volkskrant.nl of tele-graaf.nl, werken deze mechanismen nog wel. Maar wie via zoek-machines op zoek gaat naar informatie over een bepaald onderwerp,kan bij sites uitkomen die er grafisch zeer aantrekkelijk uit zien enprofessioneel zeer betrouwbare informatie lijken te geven, maardaarom nog niet betrouwbaar zijn. Het eenvoudige feit dat ze onbe-trouwbaar k u n n e n zijn, maakt dat de burger zelf de rol van redactieop zich moet nemen, en steeds de kwaliteit van de gevonden informa-tie moet inschatten. Constant moet er met een zekere kritische instel-ling gewerkt worden.

De structurele vaardigheid om een eigen kwaliteitsbeoordeling tevormen van de aangeboden informatie kan weer ‘ontbonden’ worden

4 3

vooral door naar andere informatieaanbieders. Een selectie op kwali-teit van de aangeboden informatie is nooit aanwezig.

De ongecontroleerde uitwisseling van informatie op de digitale snel-weg zorgt voor een renaissance van het verschijnsel ‘broodje aap’. Eris een heropleving van grappen en ‘urban myths’ in de vorm vankettingbrieven (in de stijl van: Bill Gates zal twintig cent aan lief-dadigheidsorganisatie x storten voor elke verzending van dit bericht),van e-mails of van websites. Een zoektocht op internet onder de term‘hoax’ levert snel een hele lijst voorbeelden van dergelijke desinfor-matie op. Sommige zijn erg doorzichtig (zoals de mythe van deorgaandieven) en andere zijn al dermate als grap bekend (bijvoor-beeld over het virus met de naam Good Times) dat hun effect beperktblijft tot extra communicatieverkeer op de informatiesnelweg. Andereworden evenwel bewust geproduceerd en beogen meer schade toe tebrengen. Zo werd in maart 2000 de handel van de aandelen van hetAmerikaanse bedrijf eConnect gestaakt nadat gebleken was dat de opinternet ontstane poeha over het bedrijf door het bedrijf zelf opgezetwas en voornamelijk op hele en halve onwaarheden berustte. Tot dedag voor de schorsing werd door beleggers nog gesteld: ‘hun site zieter heel professioneel en betrouwbaar uit, er is niets mis met datbedrijf.’ (de Standaard, 14-3-2000).

‘Acquiring digital literacy for internet use involves mastering a setof core competencies. The most essential of these is the ability tomake informed judgements about what you find on-line, for unlikeconventional media, much of the Net is unfiltered by editors andopen to the contributions of all. ...Forming a balanced assessmentby distinguishing between content and its presentation is the key.’(Gilster, 1997, p.2)

Er is niet langer altijd sprake van een redactie die de inhoudelijkebetrouwbaarheid en relevantie van de verspreide informatie bewaakt.Er is niet iets als een professionele ethiek of een beroepsverenigingvan webbouwers zoals die er wel is voor journalisten van de traditio-nele media. Er is niet langer altijd sprake van een verantwoordelijkeuitgever die met het oog op wettelijke aansprakelijkheid de kwaliteitvan de aangeboden informatie bewaakt. De grenzen van wat mogelijkaan informatie kan verspreid worden via de nieuwe media zijn veelruimer dan ooit. Zelfs op het vlak van racisme is veel mogelijk. Enkelkinderporno en oproepen tot geweld lijken de grenzen te overstijgen.

De moeilijkheid zit evenwel niet zozeer in informatie die inhoudelijkextreem afwijkt van de normen en waarden van een samenleving ofdie overduidelijk niet de (volledige) waarheid of verwachte informatieweergeeft (bijvoorbeeld amsterdam.nl versus amsterdam.com ofwhitehouse.gov versus whitehouse.com), maar het is veeleer de grijzezone van informatie die ogenschijnlijk betrouwbaar is maar dat in

4 2

Page 23: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

wordt niet toevallig omschreven in een studie voor Reuters (Lewis,1996), een bureau dat op zijn eentje al 27.000 pagina’s informatie perminuut blijkt te produceren (Waddington, 1997).

‘Informatie is sinds WOII jaarlijks met 10% toegenomen waardooronze zintuigen nu 117 keer meer informatie krijgen dan vijftig jaargeleden. Informatie is evenwel nog geen kennis. De informatieover-vloed vraagt het vermogen om de informatie te filteren, in eenzinvol perspectief te plaatsen en door middel van reflectie om tezetten in kennis. Sommigen kijken in samenhang hiermee pessimis-tisch aan tegen de oprukkende technologie en de afnemende waar-dering van parate kennis. Postman betoogde dat, hoewel informatieooit essentieel was om controle te krijgen over onze fysieke en sym-bolische werelden, onze technologische onschuld informatie inafval doet veranderen en onszelf in vuilnismannen.’ (Klamer e.a.,1997, p. 28).

‘Today most of us have too much information. Each year thenumber of books and journals published increases; radio andtelevision stations broadcast non-stop. A daily edition of manynewspapers includes more information than a person would havecome across in her or his whole lifetime in the 17th century. In thisdata rich environment, information consumers must learn toovercome information anxiety and to sift through the informationchaos to digest, interpret, and utilize information for sensibledecision making.’ (Ford, 1994)

Maar informatie is niet alleen in grote mate beschikbaar, het is ook erggefragmenteerd beschikbaar. Een typische zoekactie levert vele ver-wijzingen op, maar vooral verwijzingen naar documenten waar hetgezochte zijdelings en/of bondig vermeld wordt. Slechts zeldenwordt de zoektocht bekroond met één document dat alle vragen in deverwachte mate van detail van begin tot einde beantwoord. De gebrui-ker moet veeleer het antwoord zelf samenstellen aan de hand van devele gevonden documenten. Terwijl grote beschikbaarheid vraagt omselectievaardigheid, vraagt fragmentatie om de vaardigheid informa-tie afkomstig uit verschillende bronnen en van verschillend niveausamen te kunnen voegen tot een coherent geheel.

‘More important than the ability to recall specific information, theskill to prize in the information age is the knack of makingconnections between seemingly unrelated information. Effectiveinformation users will be generalists, people who can teaseknowledge and understanding out of large information flows.’(Ford, 1994)

4 5

in een aantal instrumentele vaardigheden, zoals het afleiden van indi-caties van kwaliteit uit het URL-adres, inschatten van de betrouwbaar-heid van de auteur/organisatie, oordeel vormen over de ‘tijdelijkheid’van het gevonden document, ... Verschillende handleidingen zijn hier-voor beschikbaar, zowel in gepubliceerde als in elektronische vorm(bijvoorbeeld http://sosig.ac.uk/desire/internet-detective.html).

3.4 .2 I n forma t ie a ls dr i j fzand

Price schreef reeds in de jaren zestig over de explosie in wetenschap-pelijke kennis (Price, 1963; Price, 1986;) en de behoefte aan nieuweinstrumenten als ‘indexing and abstracting services’ en ‘currentawareness services’. De informatiesnelweg heeft op korte termijngezorgd voor een geweldige explosie van de hoeveelheid beschikbareinformatie, ook op niet-wetenschappelijk terrein. Hoewel in de begin-jaren deze informatie vrijwel uitsluitend betrekking had op computer-technologie, is dit nu uitgebreid tot vrijwel alle mogelijkeonderwerpen.

Informatie, eens zo zeldzaam en geliefd als kaviaar, is er nu inovervloed en zo alledaags als aardappelen’. (Shenk, 1997, p.11)

Deze groei in het aanbod van informatie impliceert echter niet datinformatie voor iedereen toegankelijk is. De gevreesde commerciali-sering van informatie vormt voorlopig minder een bedreiging, maarde vormgeving van informatie is zorgwekkender. Het huidige informa-tieaanbod wordt nog steeds gekenmerkt door een sterke gerichtheidop ‘culturalisten’ (Klamer, 1998): informatie is zodanig gestructureerddat ze enkel toegankelijk is voor gebruikers met gevorderde geletterd-heid. Daardoor is de structuur van de aangeboden informatie eenbelangrijke verklaring voor de huidige digitale kloof (Steyaert, 2000a).

Het grote aanbod van informatie maakt zoeken eenvoudiger. Het vol-staat in een zoekmachine als Altavista of Yahoo een trefwoord op tegeven om vrijwel zeker resultaten te vinden. Er is meer kans op eenoveraanbod (zoeken op ‘rathenau’ levert in september 2000 meer dan8.500 verwijzingen op) dan een tekort aan informatie. Gebruikersmoeten dan ook over een sterke vaardigheid tot selectie beschikken.Wie niet selectief kan zijn, verdrinkt in de gegevens. Wie niet duide-lijke grenzen kan stellen aan welke gevonden informatie relevant is enwelke niet, wordt meedogenloos in het informatiedrijfzand gezogen.

Idenburg wees reeds in 1985 op dit gevaar en wijdde zijn afscheids-rede aan de Katholieke Hogeschool Tilburg aan het verschijnsel ‘infor-matie-overlast’ (Idenburg, 1985). Dichterbij komt het gevaar vooroverconsumptie van informatie en de daaraan gerelateerde stress,omschreven als internetverslaving (Young, 1998), technostress (Weil& Rosen, 1997) of ‘information fatigue syndrome’. Deze laatste term

4 4

Page 24: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

long term. This inattention to nuance both repeats and reinforcesthe structural amnesia induced by day-to-day thinking and by thecompetition that equates what’s important with what’s new, thescoop’. (Bourdieu, 1998, p.7)

Het doorzien van de rationaliteit achter de beschikbaarheid vaninformatie is niet alleen relevant met betrekking tot de beschikbareinformatie, maar ook ten aanzien van niet-beschikbare informatie. Deveelheid van informatie kan immers als een ‘rookgordijn’ werkenwaardoor missende informatie niet langer opvalt. Toch zijn er belang-rijke ‘zwarte gaten’ in wat beschikbaar is, en is de informatie die nietaangeboden wordt soms onthullender dan wat wel beschikbaar is. Van bepaalde hogescholen of ziekenhuizen in Nederland vind je nuweliswaar op internet alle mogelijke informatie, zoals een overzichtvan diensten, wie is wie, uurroosters en bereikbaarheidsgidsen, maarwordt ook voorzien in de laatste studentenenquÍte naar de kwaliteitvan het onderwijs, het verslag van de laatste visitatiecommissie, of delengte van de wachtlijsten in ziekenhuizen en de cijfers over hetsucces van operaties?

Een voorbeeld van hoe kwaliteitsinformatie over dienstverlening deconsument kan ondersteunen is te vinden in het New JerseyPerformance Report for Nursing Homes(http://www.state.nj.us/health/ltc/hcfa/).

3. 4 .4 In te rac tie gra ag

Anders dan bij traditionele media is het op de informatiesnelweg een-voudig mogelijk om in dialoog te treden met de producent/aanbiedervan informatie, via de op webpagina’s vernoemde e-mail adressen ofvia nieuwsgroepen. Op deze wijze kan via interactie de informatieworden verduidelijkt of toegespitst op de eigen informatiebehoefte.Vanzelfsprekend krijg je bij dergelijke interactie niet steeds een(zinnig) antwoord van de aangeschreven persoon. Er is ons geenonderzoek bekend over de mate waarin aanbieders van informatieingaan op vragen over die informatie, maar een kleine rondvraag bijcollega’s suggereert dat het zeker geen uitzondering is om via inter-actie tot aanvullende informatie te komen.

Deze interactie hoeft zelfs niet tot de via de informatiesnelweg aange-boden informatie beperkt te blijven. Ook via traditionele media ver-spreide informatie is nu via e-mail eenvoudiger interactief te maken.Zo maakte onlangs een wel erg ‘kort door de bocht’ artikel in de Volks-krant over technologie en sociale cohesie (Steyaert, 2000b) ons boos,waarna een e-mail richting [email protected] vertrok.Binnen een tijdsverloop van enkele uren was er een dialoog ontstaantussen ondergetekende, de ombudsman en de Britse correspondentvan de Volkskrant. Vanzelfsprekend was een dergelijke dialoog tech-

4 7

‘Knowledge is power, but information is not. It’s like the detritusthat a gold-panner needs to sift through in order to find thenuggets’ (Lewis, 1996)

Internet stelt ontzettend veel informatie beschikbaar, en elke daggroeit het aanbod. Zelfs over de meeste bizarre, esoterische of speci-fieke onderwerpen is nu wel iets te vinden. De transactiekosten voorhet zoeken en vinden van informatie zijn ook bijzonder laag. In hetpre-internettijdperk vereiste zelfs een relatief eenvoudige vraag(bijvoorbeeld over een bepaalde ziekte of juridische zaak) een ver-plaatsing naar de dichtstbijzijnde universiteitsbibliotheek en eenspeurtocht door vele boeken en tijdschriften. Nu volstaan lutteleminuten, mits een aansluiting op internet voorhanden is, om via tref-woorden en zoekmachines informatie op het beeldscherm te krijgen.

Door deze sterk dalende transactiekosten is ook de verleiding grootom veel informatie op te vragen, zelfs op terreinen waarop men denodige basiskennis niet heeft. Zolang dit ter voorbereiding of controlevan informatie van een professional gebeurt, kan het een verhogenvan de zelfredzaamheid betekenen. Wanneer het echter aanleidinggeeft tot eigen beslissingen en acties, houdt het een gevaar in opfouten: ‘Deze risico’s op gezondheidsschade ontstaan wanneer consu-menten/patiënten actie ondernemen op grond van onbetrouwbareinformatie of van het verkeerd interpreteren van op zich betrouwbareinformatie’. (Raad, 2000)

3.4 .3 Zwarte ga te n in de in format ie

Informatie is, anders dan lucht, niet zomaar ergens aanwezig, maar(behoudens in ruwe vorm: empirische waarneming) wordt dooriemand ter beschikking gesteld, door personen of organisaties die erbelang bij hebben dat bepaalde informatie beschikbaar is. Als gebrui-ker is het nuttig de functionele vaardigheid te hebben te doorzienwaarom informatie beschikbaar is in de vorm waarin en het tijdstipwaarop ze beschikbaar is.

Zowel de radio als de televisie maakt informatie object van massa-media. Doordat informatie hiermee een nieuwe vorm aanneemt, wordthet ook onderwerp van een heel selectieproces dat bepaalt waarombepaalde informatie verspreid wordt en andere informatie niet. Alsgebruiker moet je de functionele vaardigheid hebben om dit selectie-proces te doorzien. Bourdieu beschuldigde onlangs journalisten ervanzich door de waan van de dag en het spektakelgehalte van nieuws telaten leiden, eerder dan door de objectieve waarde ervan:

‘There is a patent lack of interest in subtle, nuanced changes, or inprocesses that, like the continental drift, remain unperceived andimperceptible in the moment, revealing their effects only in the

4 6

Page 25: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

mogelijkheid binnen het bereik van steeds grotere groepen van debevolking. Anders dan bij de andere communicatiemiddelen van detwintigste eeuw (radio, televisie), heeft de burger nu de technischeinfrastructuur om van informatieconsument door te groeien naarinformatieproducent. Nadat Gutenberg zorgde voor een democrati-sering van informatieconsumptie, heeft de informatiesnelweg depotentie ook informatieproductie te democratiseren.

Om informatieproducent te worden, wordt een beroep gedaan op eenhele reeks nieuwe vaardigheden, zoals het kunnen verwoorden enneerschrijven van boodschappen, het kunnen vormgeven aan eenboodschap, e.d. Sommige van deze vaardigheden situeren zich op hetinstrumentele niveau (een bestand kunnen ‘ftp-en’ naar een website),andere op het instrumentele of strategische niveau.

3. 4 .7 Engel s

Ondanks de recente toename van niet-Engelstalige informatie op deinformatiesnelweg, blijft Engels nog steeds het esperanto van hetinternet. Volgens een onderzoek van het Amerikaanse bedrijf Inktomien het NEC Research Institute (http//www.inktomi.com/webmap/)zou begin 2000 het internet een aanbod van één miljard webpagina’somvatten, waarvan 86% in het Engels. Slechts een half procent van deinformatie is opgesteld in het Nederlands.

De technologie kan deze situatie op termijn ingrijpend wijzigen,aangezien het ontwikkelen van software voor het maken van automa-tische vertalingen een terrein van grote investeringen en hoopvolleverwachtingen is. Het Vlaamse bedrijf Lernhout & Hauspie gooit hogeogen met zijn vertaalsoftware, de zoekrobot Altavista biedt al enkelejaren een steeds betere vertaalservice aan via diens ‘babelfish’-dienst-verlening (http://babelfish.altavista.digital.com/) en de UNESCOinvesteert ter vrijwaring van het internationale publieke domeinzwaar in elektronische vertaalmiddelen op basis van de ‘universalnetworking language programme’ (http://www.unl.ias.unu.edu/).

Tot nader order blijft deze technologie evenwel ondersteunend enzijn we nog ver van de utopische situatie waarin technologie zorgtvoor een directe en volledig automatische en vlekkeloze vertaling.Derhalve blijft passieve en actieve beheersing van de Engelse taal eennoodzakelijke vereiste voor gebruik van de informatiesnelweg.

3. 4 .8 Wi e n iet weg is , i s ge zie n

Wie gebruik maakt van de elektronische snelweg laat sporen en gege-vens achter. Sommige daarvan zijn vrij anoniem zoals het IP-adres(naam of nummer) waarlangs iemand het www opkomt, en dat bekendis bij de server waar informatie opgehaald wordt. De Registratiekamer

4 9

nisch ook mogelijk geweest per brief (maar trager) of per telefoon(duurder en minder uitnodigend), maar e-mail nodigt als mediummeer uit tot dergelijke interactiviteit.

Het realiseren van deze interactiviteit vereist de vaardigheid tot eenactiever informatiegedrag dan bijvoorbeeld bij radio of televisiewenselijk en mogelijk is. Het informatielandschap in het Westen heeftburgers decennialang de vaardigheid van consumptie van informatieovergedragen. Traditionele media als radio, krant en televisie zijnimmers voornamelijk eenrichtingsverkeer, ondanks rubrieken als‘recht op antwoord’ en ‘van onze lezers/kijkers’. Nu staat de maat-schappij voor de uitdaging burgers ook meer interactieve informatie-vaardigheden te laten verwerven.

3.4 .5 Me nsen zi jn in forma t ie !

Traditionele media stelden ons enkel in staat informatie te zoeken instatische vorm (kranten, tijdschriften, boeken). Beroep doen op dedynamische bronnen (mensen: journalisten, auteurs, wetenschappers)was in principe wel mogelijk via bijvoorbeeld de telefoon, maar in depraktijk slechts zelden haalbaar.

De informatiesnelweg bestaat uit miljoenen websites en een veelvoudaan webpagina’s. Daarin informatie zoeken kan via de bekende zoek-machines of via het ‘springen’ van tekst naar tekst via de ‘hyperlinks’.Maar de informatiesnelweg bestaat ook uit miljoenen gebruikers dieallemaal eigen kennis bezitten. Het beantwoorden van een specifiekevraag hoeft dan ook niet alleen te gebeuren via het zoeken in statischeinformatie (websites), maar kan ook via het bevragen van de enormehoeveelheid dynamische informatie (mensen). Een vraag neerleggenbij een voor het onderwerp relevante nieuwsgroep is een alternatievezoekstrategie. Het kan zelfs betere informatie opleveren, omdat dieactueler kan zijn dan die op websites (een deskundige kan bijvoor-beeld wel een e-mail beantwoorden, terwijl diens informatie wegenstijdgebrek nog niet haar weg naar een website heeft gevonden) en ereen collectieve controle is op de kwaliteit en integriteit van de infor-matie (foute of onvolledige antwoorden worden door de leden van dediscussielijst aangevuld).

3.4 .6 Van cons ument na ar pro duce nt

Nieuwe media geven burgers de mogelijkheid niet alleen informatie tezoeken maar ook aan te bieden. Het aanbieden en produceren vaninformatie is niet langer het voorrecht van de ‘happy few’. Bij elkeinternetaansluiting hoort immers niet alleen de mogelijkheid tot hetophalen van informatie maar ook tot het aanbieden van informatie viawebpagina’s, e-mail of anderszins. Nu de gebruiksvriendelijkheid vansoftware om webpagina’s te maken snel toeneemt, komt ook deze

4 8

Page 26: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Bij strategische digitale vaardigheden gaat het om vaardigheden enhoudingen waarbij het actief zoeken van informatie als waardevolgezien wordt voor het nemen van beslissingen aan de hand van infor-matie over de verschillende opties en hun consequenties, en om vaar-digheden om verworven informatie op relevantie voor de eigensituatie in te schatten en te vertalen naar acties. Deze vaardighedenzijn strategisch van aard omdat ze betrekking hebben op de functiedie informatie heeft en de implicaties die eraan verbonden worden,eerder dan op de toegang tot informatie (instrumentele vaardigheden)of de vorm van informatie (structurele vaardigheden).

Deze vaardigheden zijn ook van strategisch belang omdat ze belang-rijke bouwstenen zijn van niet alleen efficiënte en effectievebeslissingen, maar ook voor de zelfredzaamheid van burgers. Zelfred-zaamheid wordt hier niet opgevat in termen van de fysieke aspectenvan het leven (ouderen, hulpmiddelen, aangepaste woning en zelf-standig wonen) als wel in termen van de informatiesfeer rondomdagelijkse en minder dagelijkse activiteiten. In deze informatiesfereneen zelfstandige positie innemen heeft effect op iemands positie enweerbaarheid als bijvoorbeeld consument ten aanzien van ‘de markt’,als onderdaan ten aanzien van publieke dienstverlening, als werk-nemer op de arbeidsmarkt en het dagelijkse werk, en als burger in desamenleving.

3.5 .1 I n forma t iehonge r

Onze kleine hersenen vragen onze longen te ademen en ons hart tekloppen. Ze eisen dat zelfs, we kunnen het met de beste wil van dewereld niet anders. Ons lichaam vertelt ons wanneer we te weinigvoeding opnemen door een hongergevoel op te wekken, een knorriggevoel in de buik en een rommelende maag. Er zijn geen vergelijkbarebiologisch bepaalde signalen die ons lichaam uitstuurt als er eengebrek aan informatie dreigt te ontstaan. We moeten zelf actief naarinformatie op zoek gaan en er voor open staan. Via onderwijs enopvoeding krijgen we daartoe de nodige instrumentele en structurelevaardigheden, maar bovenal de strategische vaardigheid om eeninformatiehonger te cultiveren.

Informatiehonger kan specifiek aan een te nemen beslissing gekop-peld zijn, maar is ook een meer algemene, ongerichte houding envaardigheid om informatie op te nemen wanneer het zich aandient.Serendipiteit (door Van Dale omschreven als ‘het talent om een nietgezochte vondst te doen door een combinatie van intelligentie entoeval’) kent vele vormen en kan gestimuleerd worden zowel via demedia als via persoonlijke contacten. Informatiehonger kan actiefvormgegeven worden (dagelijks de krant lezen), maar ook passief eenrol spelen (toevallig een stukje radio horen in de wachtkamer van dehuisarts).

5 1

maakt via recent onderzoek evenwel duidelijk dat het zelden beperktblijft tot deze minimale gegevens (Artz & van Eijk, 2000). Anderegegevens die door sommige aanbieders van informatie wordengevraagd, zijn persoonlijker, zoals die van naam en adres, of die metbetrekking tot interesses. Zo is de volledige dagelijkse editie van deNew York Times gratis beschikbaar in ruil voor het opgeven van eenaantal persoonlijke gegevens die gerichte reclame mogelijk moetenmaken. Wie leeftijd, geslacht of inkomen niet wil opgeven, krijgt ookgeen gratis informatie.

Veel van deze informatie wordt verzameld zonder dat de gebruikerhet weet of zonder dat deze op de hoogte gesteld wordt van de wijzewaarop de informatie gebruikt zal worden. Dit is een inbreuk op hetrecht op informationele zelfbeschikking, door Koers omschreven als‘elk individu bepaalt in vrijheid de informationele relaties die hij ofzij wil aangaan met anderen en elk individu heeft zeggenschap overzijn of haar persoonlijke informatie en over doel en aard van zijn ofhaar informationele relaties met anderen’ (Koers, 1995, p. 15).

De Raad voor het openbaar bestuur pleit in het verlengde hiervan voorhet recht op anonimiteit (Raad, 2000). Dit vereist evenwel niet alleende nodige (wetgevende) initiatieven van de overheid, maar ook devaardigheid van burgers om hun anonimiteit te bewaken en dezeslechts op te geven in die mate en op die ogenblikken dat het hen zelfgeschikt lijkt.

3 .5 S t r at eg isch e vaar d i g h e d e n

Daar waar instrumentele en structurele vaardigheden zich meer situ-eren op het efficiënt omgaan met informatie, richten strategischevaardigheden zich meer op de effectiviteit, op het gebruiken en toe-passen van informatie. Beide hoeven niet met elkaar samen te gaan.Zo kan iemand efficiënt met informatie omgaan (snel en doeltreffendzoeken, veel informatie bij de hand hebben, ...) maar er weinig effec-tief gebruik van maken. Of iemand kan slechts moeizaam achter infor-matie komen maar er wel maximale effectiviteit mee behalen.

Ook in de traditionele media observeren we niet alleen dat er infor-matie beschikbaar is met heel verschillende inhoud (focus op kennis,op ontspanning, op spanning, ...) maar ook dat burgers een heel ver-schillende houding kunnen aannemen ten opzichte van deze informa-tie. Zelfs mensen met gelijkaardige instrumentele en structurelevaardigheden kunnen heel andere implicaties verbinden aan bijvoor-beeld een bericht over dalende rentekoersen. De één gaat er actiefnaar op zoek, de andere leest/hoort het toevallig, de één legt de linknaar de eigen hypotheekrente en spreekt er de bank op aan, de anderelegt die link niet en mist een kans.

5 0

Page 27: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

3. 5 .3 Ge paste ‘ de nkst ij l ’

Het informatiegehalte van beslissingen is geen nominale grootheid(aan- of afwezig), maar een continu¸m met een geleidelijk verlooptussen informatierijke en informatiearme beslissingsomgevingen.Hieraan parallel een normatieve schaal leggen (informatierijke omge-vingen zijn goed) zou evenwel te simplistisch zijn, want gelukkighanteren we dit rationele model niet steeds en overal in zijn maximalevorm.

Een groot aantal beslissingen heeft een ‘low-intensity’ karakterwaarop het toepassen van een rationeel beslissingsproces volstrektongepast zou zijn. Het dagelijks leven zit tot de nok vol met derge-lijke beslissingen (zal ik een paraplu meenemen of niet, zal ik noglangs de bakker gaan of niet, moet ik die persoon nu formeel of infor-meel begroeten), maar gelukkig wordt de grote meerderheid ervanvrijwel onbewust genomen. Docenten sociologie vragen wel eens hunstudenten om afstand te nemen van deze implicietheid van dagelijksebeslissingen en er juist wel uitvoerig bij stil te staan. Een dergelijkeoefening illustreert het belang van structuren in de samenleving,maar maakt ook duidelijk dat over de talloze dagelijkse beslissingennadenken snel leidt tot een chronisch gebrek aan tijd en informatie.Juist het routinematige karakter van de dagelijkse beslissingen maakthet mogelijk meer ruimte te geven aan beslissingen die meer draag-wijdte hebben of minder eenvoudig te nemen zijn.

Het rationele beslissingsmodel is evenwel zelden of nooit volledig uitte voeren. Herbert Simon wees in de jaren veertig en vijftig reeds opde beperkte informatieverwerkingscapaciteit van mensen en organi-saties (Morgan, 1986, hoofdstuk 4) en introduceerde de term‘bounded rationality’, om aan te geven dat de meeste beslissingengenomen worden op basis van beperkte informatie. Mensen zijnimmers onvoldoende in staat om alle mogelijke handelingsopties inkaart te brengen, elk van deze opties naar consequenties te door-denken, en elk van deze consequenties kwalitatief in te schatten. Hetverzamelen van alle nodige informatie zou veel te hoge transactie-kosten met zich meebrengen. Daarom wordt wel de meest beschikbareinformatie gezocht, maar op een bepaald ogenblik wordt het zoekennaar informatie opgeschort.

March en Olsen gingen in hun bedenkingen bij het rationele beslis-singsmodel nog verder en stelden niet alleen de mate van volledig-heid van informatie ter discussie, maar ook de volgorde van destappen (March & Olsen, 1976). Het is volgens hen naïef beslissings-processen voor te stellen als zou de vraagstelling altijd voor de oplos-sing komen. March en Olsen gebruiken de vuilnisbak als metafoor: eenverzamelplaats waar op verschillende tijdstippen problemen, optiesen oplossingen ‘gedumpt’ worden en waartussen koppelingen

5 3

3.5 .2 B ez int ee r ge be gint !

Denk na voor je handelt! Vergaar informatie en evalueer de verschil-lende opties eer je een beslissing neemt! Bezint eer ge begint! Devolkswijsheid geeft ons de goede raad niet onbezonnen te handelenmaar op basis van informatie de juiste beslissingen te nemen. Erwordt ons de raad gegeven ons de vaardigheid eigen te maken onzebeslissingen op stevige informatiefundamenten te bouwen. De onderliggende boodschap is natuurlijk dat voor beslissingen diegenomen moeten worden de meest doelmatige en doeltreffendemanier is dat te doen in een informatierijke omgeving. Informatie-arme beslissingen zijn niet alleen onbezonnen (want genomen zonderdat consequenties overdacht zijn) maar ook inefficiënt en niet effec-tief. Ze leiden tot fouten en schade en schande voor de betrokkene.

Niet alleen de hoeveelheid informatie is van belang, ook de kwaliteitervan. Het moet bij voorkeur gaan om rationele informatie (nietgekleurd door voorkeuren maar empirisch te valideren door anderen)en indien mogelijk om informatie die enig zicht geeft op het causaalmodel dat aan het beslissingsproces ten grondslag ligt. Dat mensenkiezen voor homeopatische medicijnen, terwijl het causale modeltussen gebruik en genezing niet volledig helder is, kunnen velen nogaanvaarden. Maar dat FranÁois Mitterand voor sommige van zijnpresidentiële beslissingen te rade ging bij sterrenkijkers wordt nietaanvaard en gebeurde dan ook in alle stilte. De dagelijkse horoscopenin de krant zijn door hun algemeenheid en hardnekkig positieveinhoud meer folkloristisch dan ernstig te noemen. Maar een kleinezoektocht in de mini-advertenties van weekendedities van dagbladenof op internet leert dat op een behoorlijk professionele (en zakelijke)wijze een hele sector bezig is met astrologie, numerologie (teruggrij-pend op de getallenleer van Pythagoras) etc. Het blijft informatie,maar de blijkbaar substantiële belangstelling ervoor maakt het kwali-tatief geen betere informatie.

De basis van op informatie gefundeerde besluitvorming is, naastkwaliteitsinformatie als grondstof, het rationele model van beslissen.Daarin wordt allereerst de vraagstelling in kaart gebracht, vervolgenswordt informatie verzameld over alle mogelijke opties, over de posi-tieve en negatieve gevolgen van elk van deze opties, om slechts opbasis van volledige informatie uiteindelijke de meest aangewezenbeslissing te nemen. En dit niet eenmalig maar cyclisch, want de geno-men beslissing is op zich opnieuw aanleiding tot het opnieuw formu-leren van een vraagstelling, alleen nu op een hoger plan. Meteen isduidelijk dat een eenvoudige volkswijsheid als ‘bezint eer ge begint’teruggrijpt op de grote maatschappelijke idealen van de Verlichtingen daarmee ook het vertrouwen in vooruitgang deelt.

5 2

Page 28: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

matievaardigheden belangrijker (Scheele, 1999), ook in het ‘dagelijksleven’ moet de burger heel wat actiever met informatie aan de slag. Eris sprake van een kennisintensivering van onze samenleving. Het isdan ook niet verwonderlijk dat de Wetenschappelijke Raad voor hetRegeringsbeleid (WRR) een belangrijk deel van haar huidige werkpro-gramma aan dit thema wijdt. Strategische informatievaardighedenvormen het sluitstuk van de vaardigheden die een burger nodig heeftom toegang te hebben tot het informatiedomein.

5 5

gemaakt kunnen worden. Er ontstaan dan ‘ketens’ van problemen-opties-oplossingen die na de beslissing gerationaliseerd worden.Vanuit een dergelijke analyse is het slechts een kleine stap om dedubbelfunctie van informatie aan te geven: als signaal (inhoudelijkeoverwegingen die sturen bij beslissingen) en als symbool (rationali-satie achteraf) (Feldman & March, 1981).

De meeste beslissingen zijn van een lage intensiteit, er is vrijwel nooitsprake van volledige informatie maar steeds van ‘bounded rationa-lity’, en soms komt eerst de oplossing en pas nadien het probleem.Een hele reeks bedenkingen naar aanleiding van de volkswijsheid‘bezint eer ge begint’ en het rationele beslissingsmodel. Bedenkingendie evenwel niet ontkennen dat voor heel wat beslissingen eengezonde dosis informatie nuttig is om ook tot een goede keuze tekomen, maar tevens bedenkingen die wel vraagtekens plaatsen bij eente eenvoudige normatieve invulling van informatierijke en informatie-arme beslissingen. Strategische informatievaardigheden bestaan danook niet zozeer uit een bepaalde denkstijl (met name een rationeelbeslissingsproces), als wel uit de beschikking hebben over een instru-mentarium van denkstijlen en de toepassing ervan op de situatieafstemmen. Er is sprake van efficiënte en effectieve besluitvormingals denkstijl en situatie op elkaar afgestemd worden (Hamm, 1988).

3 .6 Van het bos en de bome n

Het concept ‘digitale vaardigheden’ blijkt bij nadere beschouwing eenheel gebied van vaardigheden te omvatten. Om dit gebied hanteerbaarte maken, is in het voorgaande onderscheid gemaakt tussen drie grotegroepen digitale vaardigheden: instrumentele vaardigheden, structu-rele vaardigheden en strategische vaardigheden. Deze opdeling maakthet mogelijk om de talloze vaardigheden die onder het ruime begrip‘digitale vaardigheden’ vervat zijn, te ordenen.

In de opdeling naar instrumentele, structurele en strategische vaardig-heden zit ook een verschuiving van kenmerken. Instrumentele vaardig-heden zijn zeer mediaspecifiek, d.w.z. hun concrete invulling isafhankelijk van de gebruikte technologie. Daardoor zijn deze vaardig-heden ook meer tijdgebonden. Strategische vaardigheden daarentegenzijn minder media-specifiek en minder tijdgebonden. Deze vaardig-heden zijn net zo relevant voor oude als nieuwe media. Structurelevaardigheden nemen op beide kenmerken een middenpositie in.

Hoewel strategische vaardigheden ‘van alle tijden’ zijn en inhoudelijkweinig verbonden met het digitale karakter van de huidige ontwik-kelingen, wordt hun functie en waarde door de ontwikkeling van deinformatiesamenleving wel beïnvloed. Niet alleen door verschui-vingen op de arbeidsmarkt (de dubbele quartairisering) worden infor-

5 4

Sp ectrum van d ig i ta le v aard ighe id

t e k s t e n

c i j f e r s

r a d i o

t e l e v i s i e

computer & internet

i n s t r u m e n t e e l s t r u c t u r e e l s t r a t e g i s c h

L e z e n Informatie verwervenvia teksten

C i j f e r sh e r k e n n e n

B a s i s b e-w e r k i n g e n

Statistische infor-matie begrijpen

7 modulesvan ECDL

I n t e r a c t i e fz o e k e n

I n f o r m a t i es e l e c t e r e n

Informatie op kwaliteite v a l u e r e n

Op eigen i n i t i a t i e f

i n f o r m a t i ev e r z a m e l e n

I n f o r m a t i ei n t e g r e r e n

I n f o r m a t i evertalen

naar actie

Page 29: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

4 Wie heeft welke

‘digitale’ vaar d i g h e d e n ?

Het analytisch kader dat in het voorgaande hoofdstuk is opgebouwdlaat toe de verschillende vaardigheden te situeren, maar geeft noggeen informatie over hoe deze in de samenleving verspreid zijn enwie nu welke vaardigheden heeft. Daarvan wordt in dit hoofdstuk eeninschatting gemaakt op basis van het beschikbare empirische mate-riaal. Er is in het kader van deze verkennende studie geen nieuwmateriaal verzameld zodat we een beroep moeten doen op in hetkader van andere studies verzamelde data. De belangrijkste hiervanzijn de recente SCP studie naar digitalisering van de leefwereld (VanDijk et al., 2000), de al wat oudere CINOP studie naar digitale vaardig-heden (Doets & Huisman, 1997) en het gepubliceerde materiaal vanhet grootschalige internationale onderzoek naar basisvaardighedenvan volwassenen, International Adult Literacy Survey(http://www.nald.ca/nls/ials/introduc.htm) (Houtkoop, 2000; OECD,2000; van der Kamp & Scheeren, 1996). In de toekomst zal dit groot-schalig IALS onderzoek naar geletterdheid uitgebreid worden naarandere vaardigheden (o.a. omgaan met informatietechnologie), onderde naam ILSS, International Life Skills Survey.

4.1 Inst rum ente le vaa r d i g h e d e n

4.1 .1 ‘Oude ’ ins t rumentele vaa rd igheden

Een eeuw geleden was het nog wel denkbaar om zonder al te veel lees-en rekenvaardigheid door het leven te komen. Dit leven voltrok zichimmers nog voor een groot deel in kleine dorpse gemeenschappen enwas economisch gericht op de landbouw. De koeien kunnen melkenwas voor een groot deel van de bevolking belangrijker dan het lezenvan de krant of het schrijven van een brief.

Met de laatnegentiende-eeuwse industrialisatie en de invoering van deleerplicht veranderde deze situatie sterk. Op termijn van een halveeeuw worden lees- en rekenvaardigheden van een frivoliteit tot eenbepalende factor voor kansen op de arbeidsmarkt. Deze ontwikkelingheeft zich nadien alleen nog maar versterkt. Steeds meer werkzaam-heden en dagelijkse handelingen doen een beroep op deze vaardig-heden en het niveau ervan is dan ook sterk van generatie op generatietoegenomen (OECD, 2000, p. 53-54).

5 75 6

Page 30: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

empirisch materiaal over de mate waarin deze vaardigheden over debevolking verdeeld zijn en/of zich ontwikkelen. Wel blijkt uit deresultaten van het Nederlandse deel van de IALS-studie dat de matevan geletterdheid negatief correleert met de frequentie van televisiekijken (Van der Kamp & Scheeren, 1996, p. 55). Over de achtergrondvan dit verband (doodt televisie onze geletterdheid, kijken we meertelevisie omdat we minder geletterd zijn?) worden geen uitsprakengedaan. Wel blijkt dat, hoewel de drie domeinen van functionelegeletterdheid (proza, documenten, kwantitatieve informatie) nauwmet elkaar samenhangen, de frequentie van televisiekijken dit duide-lijk niet doet. Er lijkt een compensatiegedrag te bestaan tussengeschreven/gedrukte informatie en visuele informatie.

4. 1 .2 ‘N ieuwe’ inst rumente le va ar digheden

Het verhaal gaat dat een behoorlijk grote producent van video-recorders een werkstudent op pad stuurde om bij gezinnen die deafgelopen 6 tot 12 maanden zo’n toestel kochten, een kleine bevra-ging te doen. De werkstudent mocht zelf de vragen bedenken, als heter maar toe leidde dat er een blik kon worden geworpen op het toestelzelf. Belangrijkste resultaat was blijkbaar dat 60% van de toestellennog een knipperende 00:00 op de tijdklok hadden staan omdatmensen het te ingewikkeld vonden de juiste tijd in te stellen.

Zoals wel meer bij dergelijke verhalen is hiervan de bron en derhalvede betrouwbaarheid niet te achterhalen. Maar het is een bekend gege-ven dat niet alle technologie even eenvoudig te gebruiken is, hetgeenkan leiden tot niet-gebruik, foutief gebruik (bijvoorbeeld de roltrapwaarop we collectief stilstaan, wat juist de efficiëntie ervan lager doetliggen dan een klassieke trap) of slechts gedeeltelijk gebruik (bijvoor-beeld tekstverwerking waarbij slechts een beperkt aantal functiesdaadwerkelijk gebruikt wordt).

Met betrekking tot de instrumentele vaardigheden voor nieuwe mediazijn voor de Nederlandse situatie gegevens bekend uit de CINOP enSCP studie. Beide beschrijven in welke mate burgers in staat zijnnieuwe media (videorecorder, computer, internet) te gebruiken.

De CINOP-studie van 1997 geeft enige cijfers niet alleen over wie welkdigitaal apparaat bezit en gebruikt, maar ook hoe goed men deomgang met die apparaten beheerst (Doets & Huisman, 1997). Zo isgevraagd naar het goed of minder goed kunnen opzetten van een cd,het raadplegen van teletekst, een video afspelen en de videorecorderprogrammeren. Ook voor activiteiten buitenshuis werd gevraagd naarvaardigheden: geld opnemen uit een automaat, met de pinpas betalenen treinkaartjes kopen bij een automaat.

5 9

Wie geen basaal niveau van vaardigheden heeft, krijgt al snel het label‘analfabeet’. Over het aantal analfabeten worden verschillende getal-len gepubliceerd, afhankelijk van de definitie die gehanteerd is. Echtanalfabetisme is in het hedendaagse Nederland zeldzaam. Meestalwordt hier het getal van 300.000 gebruikt als een schatting. Veelgroter is evenwel de groep van de ‘functionele’ analfabeten. Hierbijgaat het om mensen die wel enige opleiding gehad hebben, maar dieniet voldoende kunnen lezen en schrijven om zich in de maatschappijstaande te houden. Het gaat om mensen die geen krantenberichtkunnen lezen, die problemen hebben met het invullen van eenvoudigeformulieren, die minder goed overweg kunnen met berekeningen e.d.Hun aantal wordt geschat op ongeveer 10% van de bevolking (Van derKamp & Scheeren, 1996).

De International Adult Literacy Survey (IALS) gebruikt een definitievan ‘literacy’ die niet leidt tot een strikte onderverdeling tussen gelet-terde en ongeletterde mensen, maar tot een continuüm van meer ofminder geletterd. Geletterdheid wordt er omschreven als ‘de vaardig-heid om gedrukte en geschreven informatie te gebruiken om te func-tioneren in de maatschappij, de eigen doelen te realiseren en eigenkennis en mogelijkheden te ontwikkelen’ (Van der Kamp & Scheeren,1996, p. 13). Vanuit deze definitie houdt geletterdheid niet op bij hetkunnen lezen van letters en woorden. Om die reden wordt de term‘literacy’ naar het Nederlands vertaald als ‘functionele geletterdheid’.Daarin worden drie domeinen onderscheiden: het begrijpen van proza(krantenartikels, brochures etc.), het begrijpen van documenten(werkorders, treintabellen e.d.) en het begrijpen van kwantitatieveinformatie (bijvoorbeeld het invullen van een cheque of de prijs vanboodschappen bepalen).

Uit deze IALS studie blijkt dat Nederland in vergelijking met anderewesterse landen inzake functionele geletterdheid goed gepositioneerdis. Niet alleen is het niveau van geletterdheid op de drie dimensiesrelatief hoog, maar ook de variatie rondom het gemiddelde niveau vangeletterdheid is kleiner dan in de meeste andere landen. Alleen deScandinavische landen hebben een hogere graad van geletterdheid. Het materiaal van de IALS studie laat ook toe te observeren dat gelet-terdheid sterk samenhangt met leeftijd, het niveau van onderwijs (vande ouders) en tewerkstelling (Van der Kamp & Scheeren, 1996). Oude-ren hebben minder opleiding genoten en zijn vaak (nog) werkzaam inminder informatie-intensieve vormen van arbeid. Er is geen informa-tie beschikbaar over etnische achtergrond, maar het is te verwachtendat deze factor een sterke relatie met geletterdheid laat zien omdathij ook sterk met de andere factoren (onderwijs, tewerkstelling)samenhangt.

De in hoofdstuk 2 genoemde ‘visual literacy’ wordt in de IALS studieniet opgenomen en ook elders zijn er geen bronnen beschikbaar met

5 8

Page 31: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

verre ze de vaardigheid hadden om te gaan met internet en e-mail. Inbeide gevallen daalt de vaardigheid met leeftijd en stijgt ze met toe-nemend onderwijsniveau. Bezit heeft in dezen geen belang omdat dehier gepresenteerde cijfers alleen betrekking hebben op de personendie de relevante technologie ook daadwerkelijk in huis hebben.

Doordat het SCP duidelijk onderscheid maakt tussen bezit, mate vangebruik en vaardigheid, dringt zich de vraag op naar causale verban-den. Maken mensen weinig gebruik van technologie omdat ze moeitehebben met de vaardigheden die ermee verbonden zijn, of hebbenmensen moeite met de vaardigheden omdat ze de technologie weiniggebruiken? Helaas laat het beschikbare materiaal niet toe hierover uit-sluitsel te geven.

Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, is deze SCP-studie internationaaléén van de zeldzame stukken waarin het concept ‘informacy’ gebruiktwordt om te verwijzen naar vaardigheden en vertrouwdheid met tech-nologie. Het concept wordt geoperationaliseerd via vragen naar o.a.het al dan niet elektronisch zoeken van telefoonnummers of treinin-formatie, het zelf kunnen instellen van kanalen op de televisie en hetkunnen uitvoeren van een reeks handelingen met e-mail (Van Dijk etal., 2000, p. 168). De mate van informacy naar achtergrondkenmerkenvan de respondenten laat toe de onevenwichtige verspreiding vandeze vaardigheid over de Nederlandse bevolking vast te stellen. Het

6 1

Op basis van de resultaten wordt bevestigd wat algemeen aange-nomen wordt: het goed kunnen omgaan met alle apparaten daalt metde leeftijd. Jongeren kunnen beter overweg met de nieuwe media. Zowordt de videorecorder door 12% van hen die hem wel bezitten, nietgebruikt. Maar dit cijfer varieert van 8% voor de leeftijdsgroep tot vijf-tig jaar, tot 19% voor de leeftijdsgroep tussen de 64 en de 70 jaar.Enkel bij de elektronische zakagenda blijkt deze trend zich niet voorte doen.

Een tweede observatie bevestigt opnieuw de verwachting: het goedkunnen omgaan met apparaten daalt naarmate de complexiteit van hetapparaat toeneemt. 67% is goed in het opzetten van een cd, maarslechts 38% is dat in het programmeren van de video en 39% in hetkopen van een treinkaartje uit een automaat. Voor gebruik van decomputer (52% kan er goed mee omgaan) is de informatie verder opge-splitst naar activiteiten. Opnieuw is er de te verwachten relatie tussencomplexiteit van een activiteit en de mate waarin mensen er goed meekunnen omgaan. 46% kan goed tekstverwerken, terwijl slechts 14% eene-mail kan versturen en 8% informatie kan zoeken op internet. Opval-lend is dat slechts 19% zegt goed om te kunnen gaan met spelletjes. Hoewel de cijfers van CINOP al van 1997 dateren en sindsdien eenverdere digitalisering van de leefwereld zich heeft voltrokken, is ertoch geen grote sprong voorwaarts gemaakt inzake gebruiksvriende-lijkheid, al moet worden toegegeven dat internetgebruik wel ietsbetrouwbaarder is geworden.

In het kader van een onderzoek naar ICT en sociale uitsluiting verza-melde en analyseerde het Sociaal en Cultureel Planbureau gegevensover bezit en gebruik van nieuwe media (Van Dijk et al., 2000). Deobservaties uit de CINOP-studie worden grotendeels bevestigd en ver-fijnd. Zo stelt ook het SCP vast dat gebruik van bijvoorbeeld teleteksten videorecorder daalt bij stijgende leeftijd. Met inkomen en oplei-dingsniveau daarentegen vertoont gebruik geen duidelijke relatie.Anders dan feitelijk gebruik, hangen vaardigheden als het instellenvan tv-kanalen en de videorecorder wel samen met opnieuw leeftijden opleidingsniveau. Met het inkomen is wederom de relatie mindereenduidig.

Gebruik van de personal computer laat gelijkaardige patronen zien.Het gebruik (in de vrije tijd) neemt over de jaren heen in belangrijkemate toe, van gemiddeld 8 minuten per week in 1985 tot 56 minutenin 1995. Hoewel het gebruik voor alle groepen toeneemt, is er nog veelvariatie: jongeren gebruiken de computer meer dan ouderen, hoog-geschoolden meer dan laaggeschoolden en mensen met hogere inko-mens meer dan die met lagere inkomens.

De verdeling van vaardigheden naar deze achtergrondkenmerken laatgelijkaardige patronen zien. De respondenten werd gevraagd in hoe-

6 0

I n t e r n e t e - m a i lniet of r e d e l i j k goed tot niet of r e d e l i j k goed tot

n a u w e l i j k s zeer goed n a u w e l i j k s zeer goeda l l e n 1 7 3 1 5 2 2 4 2 4 5 2m a n 7 2 8 6 5 1 6 2 4 6 0v r o u w 2 9 3 8 3 3 4 2 2 6 3 418-34 jaar 1 3 1 7 6 3 2 1 1 7 6 235-49 jaar 1 7 3 4 4 9 2 5 2 8 4 750-64 jaar 2 9 3 3 3 7 3 0 3 0 4 0≥ 65 jaar – – – – – –L o a – – – – – –lbo, ulo, mavo 2 5 3 9 3 6 3 2 2 9 3 9havo, vwo, mbo 1 8 2 5 5 7 2 6 2 1 5 3hbo, wo 1 1 3 0 5 9 1 9 2 4 5 7– minder dan 10 respondenten, geen cijfers gepresenteerdbron: SCP (GNC’98)

Behee r sing v an in te rnet en e -mai l , i n % va n bez i t t e r s 18 jaar en ouder

Page 32: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

kennis uithaalden. Ondanks de populariteit van Sesamstraat werd dusde oorspronkelijke doelstelling niet gerealiseerd en werd de kennis-kloof tussen kinderen uit verschillende sociaal-economische groepenzelfs groter!

De ‘knowledge gap’-hypothese was de afgelopen decennia (en is datook nu nog) aangrijpingspunt voor de nodige empirische onderzoekenen debatten over gevolgen en beleidsimplicaties (Gaziano, 1997). Hetzoeken naar verklaringen en oplossingen voor de kenniskloof staatdaarbij centraal. Met betrekking tot de oorzaken ligt er de fundamen-tele vraag of de ‘knowledge gap’ veroorzaakt wordt door verschil ininformatievaardigheden tussen burgers of door een eenvormigestructuur van informatieaanbod (Ettema & Kline, 1977). In de eerstesituatie is het verschijnsel terug te leiden tot de sociaal-economischepositie en vaardigheden (de transsituationele factoren). In het anderegeval is er sprake van situatiespecifieke factoren, zoals de gekozentaal, het gekozen medium en de relevantie van de boodschap. Devraag mag triviaal of academisch lijken, maar heeft wel degelijk ver-gaande beleidsimplicaties. Indien transsituationele factoren aan dekenniskloof ten grondslag liggen, moet gewerkt worden aan de infor-matievaardigheden van burgers, bijvoorbeeld via onderwijs. Indiensituatiespecifieke factoren belangrijker zijn, moet beleid zich richtenop de manier waarop informatie gecommuniceerd wordt.

Hoewel er door de talloze onderzoeken heen moeilijk een rechtlijnigantwoord te geven is op de voorgaande vraag, is er wel een consensusdat situatiespecifieke aspecten belangrijker zijn dan de transsituatio-nele aspecten. Motivatie en interesse zijn daarbij belangrijke facto-ren. Dit verklaart waarom de kenniskloof bij lokaal nieuws aanzienlijkkleiner is dan bij nationaal nieuws. Ook het medium en de vormgevinghebben hun invloed. Zo onderzocht Kleinnijenhuis de Nederlandsedagbladen en kwam daarbij tot de vaststelling dat de vormgeving enleesbaarheid daarvan bijdroegen tot de kenniskloof (Kleinnijenhuis,1992). Een soortgelijk onderzoek naar het informatieaanbod op inter-net komt tot dezelfde vaststelling (Lazarus & Mora, 2000). Dit heeftvergaande gevolgen voor het overheidsbeleid terzake, zoals op hetterrein van de digitale kloof en de digitale trapveldjes (Steyaert,2000a) of op de vormgeving van initiatieven als www.overheid.nl.

In tegenstelling tot het onderzoek naar de transsituationele of situ-atiespecifieke factoren (die beide ruimte laten voor beleid, zij hetverschillend beleid), is enige tijd geleden grote ophef ontstaan doorde stelling van ‘the bell curve’ die stelt dat hoog onderwijsniveau engrote intelligentie opvallend vaak samenkomen, en daaruit moetbesloten worden dat sociale ongelijkheid en de kenniskloof voorna-melijk bepaald worden door erfelijkheid (Herrnstein & Murray, 1994).Geen enkele vorm van beleid zal volgens deze stelling kunnen vermij-den dat er een kenniselite bestaat. Door armoede en IQ te koppelen

6 3

zijn de bekende breuklijnen die opnieuw optreden: hoe jonger, des temeer informacy; hoe hogere inkomenssituatie, des te meer informacy.Daarbij wijst het SCP erop dat leesvaardigheid, cijfervaardigheid eninstrumentele computervaardigheid niet mogen worden beschouwdals autonome vaardigheden. In praktijk blijkt er én grote samenhangte zijn én ze blijken zich derhalve ook volgens dezelfde patronen overde bevolking te verdelen. Het belangrijkste achtergrondkenmerkwaarmee instrumentele vaardigheden verbonden zijn is, niet verwon-derlijk, de formele opleiding.

4 .2 S t r u c t u r e le en s tr at eg isc he

v a a r d igheden

Op de grens van structurele en strategische vaardigheden en deverdeling daarvan over de bevolking zit een heel cluster van onder-zoeken die gedragen worden door het begrip ‘knowledge gap’ en dieallemaal teruggrijpen op het werk van Tichenor. Deze lanceerde,voortbouwend op eerder onderzoek, de hypothese dat zelfs bij gelijketoegang tot media er verschillen zouden bestaan in de mate waarinmensen met verschillende sociaal-economische achtergrond informa-tie opnemen: ‘As the infusion of mass media information into a socialsystem increases, segments of the population with higher socio-economic status tend to acquire this information at a faster rate thanthe lower status segments, so that the gap in knowledge betweenthese segments tends to increase rather than decrease.’ (Tichenor e.a.,1970, p. 159). Door dit verschijnsel kunnen informatie en kennis inlagere sociaal-economische groepen wel toenemen door bijvoorbeeldpubliekscampagnes, maar zal de kloof ten opzichte van hogere soci-aal-economische groepen in relatief opzicht groter worden.

Het bekendste onderzoek dat de ‘knowledge gap’ concreet en maat-schappelijk relevant maakte, was dat naar het effect van Sesamstraat.Dit programma werd in de late jaren zestig ontwikkeld met de speci-fieke doelstelling informatie en kennis over te dragen aan kinderen inachterstandssituaties. Bert, Ernie, het koekjesmonster en de anderebewoners van Sesamstraat werden snel televisiesterren en het pro-gramma kon niet anders dan een succes genoemd worden. De makersvan Sesamstraat haastten zich dan ook om er zich op te beroemen datze hun doelstelling bereikt hadden en kinderen in achterstands-situaties bereikten. Daarop kwamen evenwel reacties die het behaaldesucces relativeerden (Severin & Tankard, 1992p. 236 e.v.). Vooreerstbleek dat, hoewel kinderen uit achterstandssituaties veel naar Sesam-straat keken, andere kinderen dat nog meer deden. Hoe hoger name-lijk het onderwijsniveau van de ouders, hoe meer er werd gekeken.Vervolgens bleek ook dat zelfs als kinderen uit achterstandssituatieseven veel keken als andere kinderen, ze er minder informatie en

6 2

Page 33: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

verspreiding van het gedrukte woord en de relevante vaardighedenparallel op. Waar de technologie meer gedrukte tekst beschikbaar steltdan er lezers zijn, zorgen economische rationaliteiten ervoor dat dezevoorsprong ‘bijgerekt’ wordt. Waar de vaardigheden vooroplopen,moet technologie een inhaalbeweging doen, bijvoorbeeld door eenverhoging van de efficiëntie van het drukproces of de productie vanvlugschriften. Dit ‘bijrekken’ van de technologie blijft niet beperkt tothet eigenlijke drukken (de hardware) maar heeft ook zijn equivalent inhet schrift (de software). Het schrift van de negentiende eeuw ver-schilt grondig van dat van de tijd van Gutenberg en is beduidendgebruiksvriendelijker geworden:

‘Several factors made reading difficult for a novice. As we haveseen, punctuation was still erratic in the fifteenth century, andupper-case letters were used inconsistently. Many words wereabbreviated, sometimes by the student hastening to take notes, butoften as the common manner of writing out a word – perhaps tosave paper – so the reader not only had to be able to readphonetically but also had to recognize what the abbreviation stoodfor. Finally, spelling was not uniform; the same word could appearunder several different guises’. (Manguel, 1997, p. 77)

Diffusieprocessen van technologie (zoals dat van het gedrukte woord,de telefoon, radio, en televisie) laten zich beschrijven als een S-vor-mige curve waarbinnen steeds grotere groepen van de bevolking eenbepaalde innovatie opnemen (Rogers, 1996, p. 262 e.v.). Op dezecurve worden de groepen gesitueerd die de innovatie opnemen. Dezeworden aangeduid als vroege gebruikers, vroege meerderheid, late

6 5

wordt elke mogelijkheid tot maatschappelijk ingrijpen genegeerd eneen zekere gelatenheid gepredikt. Vanzelfsprekend kwam deze stel-ling zwaar onder vuur te liggen en werden zowel de logica als demethodologie onderuit gehaald (Fischer, 1996).

4 .3 Dynamis ch perspe ct ief

Van de beurs wordt wel eens gezegd dat deze een elastiekverhoudingheeft met de werkelijke economie. Soms loopt de beurs harder dan deeconomie, soms de economie harder dan de beurs, maar over eengrote tijdsspanne lopen ze toch samen in de pas, want het elastiektussen beide zorgt ervoor dat degene die te veel voorsprong neemt,‘teruggerekt’ wordt.

Voor de relatie tussen technologie en vaardigheden kan dezelfdemetafoor gebruikt worden. Technologie kan op een bepaald ogenblikvooroplopen en druk zetten op de vaardigheden van (bepaalde groe-pen) gebruikers, maar kan uiteindelijk ‘teruggerekt’ worden en zichmoeten aanpassen. Vanuit een dergelijk perspectief moet de relatietussen de huidige technologie (internet) en de huidige gevraagde ofbeschikbare vaardigheden (digitale en/of informatievaardigheden)niet als een statisch beeld maar een dynamische ontwikkeling gezienworden. De eerder in dit hoofdstuk beschreven gegevens hebbenbetrekking op de huidige aanwezigheid van vaardigheden en dit beeldzal er op niet al te lange termijn anders uitzien, net als ook de techno-logie zich zal aanpassen.

In de geschiedenis van de technologie zijn heel wat voorbeelden tevinden van een dergelijke elastiekverhouding. De zo geroemde vorigeinformatierevolutie, de Gutenberg drukpers en de verspreiding vanhet gedrukte woord, is zo’n illustratie. Voor deze technologie er konkomen en ook een gebruikersgroep kon vinden, was er al enkeleeeuwen ‘gestreden’ tussen de technologie van de lettervorming en devaardigheden. De oorspronkelijk Karolingische letterzetting was voorvrijwel niemand leesbaar en daarom werd al in de dertiende eeuwovergeschakeld op Gotische letters. Binnen deze familie van Gotischeletters zien we evenwel op een eeuw tijd weer een overgang van hetoorspronkelijke f r a c t u u r (redelijk leesbaar maar veel te traag om metenig tempo te produceren) naar cursief (snel te schrijven maar niet telezen) en tenslotte de b a s t a a r d e, zo genoemd omdat het de techno-logie van de letterzetting afstemde op de vaardigheden van ‘de massa’(bron: Plantijn-Moretus museum, Antwerpen).

De technische ontwikkeling van de drukpers zelf (gesitueerd in 1455of 1457) wordt algemeen gezien als het beginpunt van een democrati-sering van de toegang tot informatie. Daarmee moesten mensen welkunnen lezen en de eeuwen volgend op Gutenberg lopen dan ook de

6 4

Bez i t & ge bru ik v an een innovat i e

t1 tn

Page 34: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

De hardware wordt ook gebruiksvriendelijker en zal steeds mindervan de gebruiker verwachten. Zo werd augustus 2000 het eerste MSNCompanion toestel gelanceerd met als belangrijke verkoopargumen-ten dat de gebruiker slechts de elektriciteits- en telefoonstekker moetinsteken om binnen enkele minuten op internet te werken met e-mailen web-informatie. Bovendien zal hardware nog kleiner en krachtigerworden waardoor inbouw in de ijskast, de microgolfoven of de tele-foon tot de mogelijkheden gaat behoren. Er wordt gesproken overonzichtbare computers (ubiquitous computing), waarmee en waar-tussen de interactie zo soepel verloopt dat het helemaal niet duidelijkis dat er technologie aan te pas komt (Norman, 1999).

Op dit ogenblik is niet alleen de technologie nog onvolwassen (weiniggebruiksvriendelijk, noch stabiel), ook de infrastructuur eromheen isonvoldoende uitgebouwd. Rondom de auto is een hele infrastructuurgebouwd, bestaande uit niet alleen het wegennet (aanleg en onder-houd), maar ook uit tankstations, garages, ANWB-wegenwacht, ver-keerspolitie, hulpdiensten, rijscholen en examencentra. Rondom deinformatiesnelweg is deze infrastructuur zeker vanuit het perspectiefvan de burger nog veel minder uitgebouwd. Een behoorlijk deel van deenergie gaat naar de aanleg van het wegennet en andere functies zijnniet of onvoldoende aanwezig.

Het equivalent van rijscholen is slechts ten dele uitgebouwd. Wie noginitieel onderwijs volgt krijgt daar de nodige opleiding in nieuwemedia, anderen krijgen die vanuit hun functie als werknemer. Wieevenwel student noch werknemer is, heeft een veel beperktere moge-lijkheid tot het volgen van de nodige opleidingen (Van Rijsselt &Weijers, 1997, p. 34). Er zijn wel projecten zoals het eerder genoemdedigitaal rijbewijs of Media Centrum West (Utrecht), Digitolk (Eindho-ven) of Seniorweb (landelijk), maar deze vormen slechts een beperktaanbod dat verdrinkt in de grote vraag naar opleidingen en kennis-makingscursussen. Met betrekking tot het equivalent van de garagesof ANWB wegenwacht is er evenmin sprake van een goed uitgebouwdeinfrastructuur. Hoewel je op welhaast elke hoek van de straat een pc-of internetverkoper vindt, is het aantal plaatsen waar je terecht kuntmet manke technologie of vragen over toepassingen erg beperkt. Zomoet bijvoorbeeld degene die een beetje wil surfen op het interneteen hele lading ‘plug-ins’ binnenhalen en eigenhandig installeren,alsof je na aankoop van een wagen zelf de accu, veiligheidsgordels,e.d. zou moeten inbouwen. De doorsnee pc- of internetverkoper heeftechter voornamelijk belangstelling voor de verkoop van nieuwe spul-len en heeft alleen maar een hersteldienst omdat er zoiets bestaat als‘garantie’. In een enkele stad of dorp vind je al een ‘pc-dokter’ waar jemet vragen wel geholpen wordt, maar meestal komt het er toch opneer dat je beroep doet op welwillige en terzake kundige buren, vrien-den of ‘digitale neefjes’.

6 7

meerderheid, late gebruikers en achterblijvers. Deze benadering ‘gaatervan uit dat de innovatie van een product begint bij de vroegegebruikers (de pioniers) en dan langzaam maar zeker doorsijpelt naarde rest van de samenleving.’ (Van Rijsselt & Weijers, 1997, p. 76)

Of een dergelijke S-curve ook de vorm zal zijn van de ontwikkelingvan de nieuwe media is niet te voorspellen. Wel is duidelijk dat dediffusie van de nieuwe media en digitale vaardigheden sneller gaatdan die van geletterdheid. Op basis van een ruwe inschatting kangezegd worden dat de tijdsspanne van de overgang van een minder-heid aan alfabeten tot een minderheid aan analfabeten tussen de vijf-tiende en twintigste eeuw is gereduceerd met een factor 10, d.w.z. eenhalve eeuw i.p.v. vijf eeuwen. Binnen deze vergelijking tussen lees-vaardigheden en digitale vaardigheden zouden we ons nu ongeveer inde 18de eeuw bevinden: ongeveer eenderde van de bevolking heeft demeest essentiële vaardigheden (Van Dijk et al., 2000, hfst. 7) en deverspreiding van deze vaardigheden bij het andere deel van de bevol-king komt op ‘kruissnelheid’.

Een dynamisch perspectief op technologie en vaardigheden is nietalleen relevant als het gaat om diffusie. Technologieën veranderen inde loop van hun diffusieproces en in samenhang daarmee veranderenook de benodigde vaardigheden. Op de informatiesnelweg doet zichdit verschijnsel eveneens voor. Hoewel het vanaf het midden van dejaren tachtig mogelijk werd e-mails te versturen, was het gebruikervan toch heel wat anders dan dat van e-mails heden ten dage. Deinhoud was beperkt tot letterkarakters, berichten konden geen bijla-gen hebben noch enige lay-out, het opstellen van berichten vergdevaardigheid in het omgaan met UNIX, vi, pine en andere weiniggebruiksvriendelijke software. De eerste jaren moesten de RS-232verbindingskabels zelfs nog zelf gemaakt worden (pinnetje 4, 9 en 24waren belangrijk!). Pas de verspreiding van software die minder vaar-digheden vooronderstelde (bijvoorbeeld Mosaic voor toegang tot wwwof Eudora en Pegasus voor e-mail) verruimde de groep (potentiële)gebruikers. De huidige integratie in bijvoorbeeld de verschillendeMicrosoft-toepassingen gaat daarin nog een stap verder.

Maar de ontwikkeling stopt hier niet. Optimistische voorspellingenhouden ons voor dat computers en internet de volgende jaren bedui-dend gebruikersvriendelijker zullen worden, o.a. omdat bedrijvenuiteindelijk ook de markt van de burgers met minder computervaar-digheden willen bereiken. Spraaktechnologie zal de interactie via hettoetsenbord vervangen en intelligente stukjes software zullen foutenvan de gebruiker opvangen (reeds in elementaire vorm aanwezig intekstverwerkers). Krachtigere zoekmachines zullen op internet nietalleen letterlijk zoeken op de ingegeven trefwoorden maar ook opsynoniemen en aanverwante begrippen.

6 6

Page 35: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

5 Conclusie

Kinderen kunnen soms zo enthousiast uitkijken naar iets in de nabijetoekomst, dat ze er zenuwachtig, overactief, onhandelbaar en zelfswat koortsig van worden. De adrenaline vloeit rijkelijk in afwachtingvan verwachte genoeglijkheden. Nederland, net als andere westerselanden, verkeert in een vergelijkbare situatie: koortsig, vol activiteit,vol verlangen naar de technologische toekomst. Velen wachten op dedigitale tornado die weinig aspecten van de samenleving onberoerdzal laten en veel daarvan zal verbeteren. Het optimisme is groot. Veel van de door dit enthousiasme vrijgemaakte energie gaat naar hetuitbouwen van de nodige netwerken en naar grote toepassings-domeinen als e-government en e-commerce. Daarmee gaan technischeen economische infrastructuur met het grootste deel van de energieaan de haal en blijft de sociale infrastructuur in de kou staan. Hetperspectief van de burger wordt in de retoriek wel meegenomen, maarin de actie te dikwijls vergeten. In het voorgaande is één specifiekelement uit deze sociale infrastructuur uitgelicht en nader geanaly-seerd: de digitale vaardigheden.

Deelname aan de informatiesamenleving vraagt om meer dan alleentoegang tot de fysieke infrastructuur. De beschikking over een pc eneen aansluiting op internet zijn weliswaar noodzakelijke voorwaardenvoor deelname aan de informatiesamenleving, maar zijn op zichzelfgeen garantie voor daadwerkelijke en volwaardige participatie. Dehuidige inspanningen van overheid, bedrijfsleven en bevolking om inversneld tempo aan te sluiten bij de informatiesnelweg moeten daar-om als te ééndimensionaal omschreven worden. Er wordt teveel aan-dacht besteed aan de fysieke infrastructuur en er blijft vrijwel geenenergie over voor de feitelijke inzet van al deze technologie en devaardigheden die daarbij komen kijken. Er is dan ook behoefte aaneen kanteling van de huidige inspanningen, weg van de technologie endichter bij het gebruik en de digitale vaardigheden.

Digitale vaardigheden vormen echter geen eenheidsworst en vallenuiteen in drie grote categorieën. Daarvan zijn de instrumentele vaar-digheden, de knoppenkennis, het meest pregnant voor de dag vanvandaag. Burgers worden immers geconfronteerd met nieuwe mediaen moeten ermee aan de slag. En dan is het indrukken van de juisteknoppen een eerste vereiste. De mate waarin iemand deze vaardig-heden meester moet zijn, wordt voor een belangrijk deel ook bepaalddoor de ondersteuning die vanuit de context van gebruik wordt gege-ven. De technologie laat het vaak afweten en anders dan bij bijvoor-beeld de technologie van de auto is er bij computergebruik nog geensprake van een uitgebreid netwerk van hulpdiensten. Op de werkplek

6 9

Het volwassen worden van de technologie van de informatiesnelwegen de uitbouw van de omringende infrastructuur zullen voornamelijkeffect hebben op het eenvoudiger en transparanter maken van debenodigde instrumentele vaardigheden. Net als schrijven, telefone-ren, fietsen en autorijden vandaag de dag zo vanzelfsprekend zijn datde benodigde vaardigheden alleen opvallen in de korte tijd dat zeworden verworven, zal het instrumenteel kunnen omgaan met digitaleapparaten vanzelfsprekend worden. Eenzelfde gedachtegang kanevenwel niet opgebouwd worden voor de structurele digitale vaardig-heden of strategische informatievaardigheden. Deze worden voorals-nog niet of in mindere mate overgenomen door de technologie(ondanks vele beloftes over ‘intelligent agents’) en blijven derhalvetot het domein van de burger behoren. De technologie komt ons hierinslechts beperkt tegemoet.

6 8

Page 36: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

vaardigheden voor het maatschappelijk functioneren van mensen inde informatiesamenleving, verdient dit gebied gerichte aandacht inhet overheidsbeleid.

Naar het zich laat aanzien schort het meer aan de verdeling van struc-turele en strategische informatievaardigheden over de Nederlandsebevolking dan aan de verdeling van instrumentele vaardigheden. Hetis niet waarschijnlijk dat deze ongelijkheden op korte termijn gecor-rigeerd worden. Toch zullen ze door het toenemend belang van tech-nologie en kennis op verschillende terreinen van de samenleving ooksterk in belang toenemen. Burgers met beperkte informatievaardig-heden zullen kwetsbare burgers zijn. Wie niet digitaal vaardig is looptverhoogd risico om ook niet digitaal waardig te zijn. Soete (Soete enHagenaars, 2000) heeft het in dit kader over ‘an-info-betisme’, zelfmaken we elders het onderscheid tussen informatica-analfabetismeen informatie-analfabetisme (Steyaert, 2000): een nieuw analfabetis-me, waarbij een kloof ontstaat tussen diegenen die met informatie omkunnen gaan en diegenen die niet over deze vaardigheid beschikken.

Onderwijs (in de meest ruime betekenis van het woord) lijkt de strate-gisch best geplaatste omgeving om alle burgers tot digitaal waardigeburgers om te vormen. In het huidige onderwijsbeleid bestaat evenwelvooral aandacht voor het uitbouwen van netwerken en voor personalcomputers en de overdracht van instrumentele vaardigheden. Waarhet vooralsnog aan ontbreekt is een visie op het doel waartoe dezemiddelen worden ingezet, uitgewerkt in een onderwijsprogramma.Welke vorming zouden mensen moeten hebben om goed deel tekunnen nemen aan de informatiesamenleving? Het vermogen om zelf-standig om te gaan met informatie hoort daar in ieder geval bij. Entechnologie is daarbij slechts één van de informatiedragers, al neemthet relatief belang ervan wel snel toe.

De bovenstaande conclusies impliceren dat de ‘digitale kloof’, diefungeert als motief en schrikbeeld achter een aantal overheidsinitia-tieven, niet uitsluitend of overwegend digitaal is. Dit is ook in lijn metbevindingen van anderen (van Dijk et al., 2000) dat de ongelijkheid inhet bezit en gebruik van ICT langs dezelfde breuklijnen loopt als‘reguliere’ sociale ongelijkheid. Sociale ongelijkheden in de infor-matiesamenleving zijn dus niet nieuw en digitaal, maar een voort-zetting van bestaande vormen van sociale ongelijkheid. In dat kaderkunnen vraagtekens worden geplaatst bij een beleid dat gericht is opsociale ongelijkheid in de informatiesamenleving en dat technologieinzet als middel zonder rekening te houden met bestaande structureleongelijkheden.

Kinderen vertonen soms bij nakende genoeglijkheden kenmerken vanonhandelbaarheid en korte-termijn denken. Alles staat in het tekenvan de naderende spannende activiteit. Wat in de tijd daarachter ligt

7 1

is er ondersteuning maar de thuisgebruiker staat er alleen voor. Alsmen thuis niet bereid is gebruik te maken van ineffectieve, kostbarehelpdesks of als men geen eigen informeel netwerk heeft voor hetoplossen van een pc-probleem (digitale neefjes), of het (opnieuw)installeren van hard- en software, dan is de kans groot dat menafhaakt. Er is een totaal gebrek aan infrastructuur in de ondersteuningbij pc-gebruik. Markt en/of overheid zouden daarom het initiatiefmoeten nemen tot het opzetten en uitbouwen van een netwerk van pc-d o k t e r s .

De structurele vaardigheden hebben betrekking op het om kunnengaan met de vorm waarin informatie is verpakt en wordt aangeboden.De nieuwe informatie-infrastructuur oefent invloed uit op de vorm enzal dat de volgende jaren blijven doen. Zo is informatie tegenwoordigin grote mate gefragmenteerd beschikbaar en leidt de nieuwe infor-matiestructuur tot ketenverkorting: zenders, uitgevers en redactiesvallen samen en een stukje kwaliteitsbewaking gaat verloren. Boven-dien wordt de verleiding groot om veel informatie op te vragen, zelfsop terreinen waar men de nodige basiskennis niet heeft. Deze ontwik-kelingen vragen om het kunnen toepassen van selectiemechanismen.Ook het doorzien van de rationaliteit waarom bepaalde informatie welbeschikbaar is en andere niet, wordt van groot belang. Als anderevaardigheden kunnen worden genoemd: kennis van het Engels en ookhet kunnen anticiperen op het gegeven dat je als gebruiker sporenachterlaat.

Ook nu bepaalt de context de mate waarin burgers zich deze structu-rele vaardigheden moeten eigen maken om volwaardig te participeren.Op dit vlak is er nog ruimte voor intensief en innovatief overheids-beleid. De transparantie van het overheidsaanbod aan informatie kanvergroot worden door s t r o o m l i j n i n g, bijvoorbeeld door alle adressenop ‘overheid.nl’ te laten eindigen, zoals VNG voorstelde, of doorbescherming van domeinnamen als ‘regering.nl’, waartoe de Amster-damse rechtbank in oktober 2000 besliste De transparantie van hetaanbod van anderen kan verhoogd worden door een verplichting tothet opnemen van een digitale bijsluiter. Elk medicijn dat op de marktkomt bevat verplicht een bijsluiter waarin essentiële informatie isopgenomen. Waarom een dergelijke verplichting niet ook opleggenaan websites, waarin bijvoorbeeld uitgever, publicatiedatum etc.worden opgenomen. Gelet op de internationale structuur van het webzal het vrijwel onmogelijk worden om een dergelijke regel op teleggen aan alle Nederlandstalige websites. Bij die sites die het nietopnemen is de burger dan wel een gewaarschuwd burger!

Strategische vaardigheden, ten slotte, omvatten de ingesteldheid tothet pro-actief zoeken naar informatie, het nemen van beslissingen opbasis van informatie en het scannen van de omgeving op voor je werkof persoonlijk leven relevante informatie. Gezien het belang van deze

7 0

Page 37: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

S u m m a r y

The spreading of technological innovations throughout society makesdemands on the skills of the citizens. At the start of the 20th century,the advent of the bicycle led to the setting up of cycling schools, theadvent of the telephone to campaigns directed at users, the advent ofthe car to driving schools... In recent years, the rise of the electronichighway has gradually led to similar demands on people’s skills andto the creation of a range of educational establishments – from largenation-wide initiatives to PC introductory courses in the back roomsof local cafes.

This document elucidates various aspects of digital skills, that is tosay, the demands that recent technological developments make on theskills of citizens. Although the concept of digital skills is immediatelyrecognizable and is seen to be societally relevant, it is seldom as sucha subject of research or government policy. And although it is seldommissing from kaleidoscopic overviews on the information societyproduced by government and the scientific community, it is treatedmore as a footnote or an aside than as a priority. This is the reasonthat the concept has gained little depth, that there is great variety inthe application of the terminology used, and that there are oftendifferences of opinion as to what can be understood as digital skills.

To somewhat clarify this situation in respect to concepts anddefinitions, a categorization of digital skills has been developed onthe basis of the following tripartite division: instrumental skills,structural skills and strategic skills. This division originates in thequestion as to which skills people need in order to make optimal useof the new media.

Instrumental skills indicates the operational manipulation, dealingwith the technology as such, the keyboard knowledge. This has to dowith simple basic actions (for instance, ‘mouse up’ means pushing themouse away from you and not actually lifting it up as small childrendo to start off with) to more complex manipulations such as sendingsomeone an e-mail with an attached data base or downloadingaccessory software from the Internet and installing it. Within thecontext of traditional media, instrumental skills are mainly readings k i l l s .

The concept of structural skills indicates that which has immediaterelevance to the (new) structure in which information is contained.Within the context of traditional media, this has to do with skills suchas the use of the index in a book (for which the use of the alphabet and

7 3

verdwijnt geheel uit beeld. Zo lijkt het ook wel de Nederlandse samen-leving en overheid te vergaan. De techniek is zo fascinerend dat deruimere, lange-termijn implicaties ervan uit het beeld dreigen te ver-dwijnen.

In deze studie hebben we aan de hand van digitale vaardigheden aan-getoond dat er op korte termijn weliswaar belangrijke en ingrijpendeontwikkelingen zijn te verwachten, maar dat de minder zichtbare,sluipende ontwikkelingen veel ingrijpender zullen zijn. Aldus is deanalyse gemaakt. De publicatie ligt nu voor u en het is tijd voor deontwikkeling van visie en beleid.

7 2

Page 38: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

away from the technology and closer to the application of the digitals k i l l s .

Digital skills are not, however, an inseparable mass, they fall naturallyinto three main categories. Of these, the instrumental skills, thekeyboard skills, are the most significant today, but in the long runthey are the least relevant. With the spread of technology andapplications and with technology becoming more user friendly, theywill become less problematic. Although at the moment the effortsexpended on a catching-up campaign are legitimate, in the long run,government’s role can be reduced to monitoring and process control.Education, business and industry, and the family environment willtake over much of the transfer of instrumental skills.

The even distribution of structural and strategic information skillsacross the population of the Netherlands, however, seems to fall short.It is not probable that these inequalities will be corrected in the shortrun. Nevertheless, it is these very skills that will strongly increase inimportance because of the increasing importance of technology andinformation in various areas of society. Citizens with limitedinformation skills will be vulnerable citizens. Those not digitallyskilful have a high risk of also being not digitally worthy. In view ofthe importance of these skills to the social functioning of people inthe information society, this societal area deserves to receive directattention in government policy. Education would seem to be the mostsuitable environment for this. In current education policy, however,the attention is mostly directed towards the transfer of instrumentalskills and towards the use of ICT as a teaching aid. A clear view of thepurpose for which this tool should be used is still lacking.

The above implies that the ‘digital gap’ that rather often serves as areason for, and as a threatening spectre looming behind, governmentinitiatives is not solely or chiefly digital. Inequality in the use andpossession of ICT follows the same fault line as ‘regular’ socialinequality. Social inequalities in the information society are not somuch new and digital, as they are a continuation of an already existingform of social inequality. In this context, we can question a policy thatis focussed on social inequality in the information society and whichuses technology as a tool without taking into account existingstructural inequalities.

7 5

the identification of relevant key words are necessary basic skills), orthe use of the index system in a library. Changes in the structure ofinformation can have major consequences. In new media the ‘old’skills are complemented, for instance, by the skill to make use ofhypertext (jumping via key words to other information sources), orlooking for dynamic information (via discussion sites, rather than viastatic information on web sites). Sufficient knowledge of English canbe considered to be another of these new skills.

Strategic skills, as the term indicates, are of a more strategic natureand include the basic readiness to pre-actively look for information,the taking of decisions based on information and the scanning of theenvironment for information that is relevant to work or personal life.

It is not sufficient to bring into the picture only the current situationin respect to digital skills, a dynamic view is also necessary. It islikely that the instrumental digital skills will spread more rapidly inproportion to the degree that ICT (possession) further penetratessociety and the technology becomes more user friendly. However,parallel to this development, the importance of strategic informationskills will further increase. Although these skills are not specificallydigital (because they are just as relevant in respect to the ‘old’ media),the recent technological developments ensure that there is an‘intensifying’ of knowledge in society and, thus, an increasing interestin information skills.

Directing attention to the digital skills can lead to new guidelines forgovernment policy. Much of the current enthusiasm for the informationsociety is directed, after all, to the extension of the much desirednetworks and the large areas of application such as e-government ande-commerce. Thus, the technological and economic infrastructurehave taken off with the lion’s share of the energy expended and thesocial infrastructure has been left in the cold. The citizen’s point ofview has, it is true, been included in the rhetoric, but in practice it istoo often forgotten.

Taking part in the information society demands more than only accessto the physical infrastructure. The availability of a PC and a connectionto the Internet are, it is true, necessary preconditions to participate inthe information society, but neither is a guarantee of it. Even if theentire population possesses a PC and an Internet connection, it is stillpossible that there are people who can not take part in the informationsociety. The current efforts of government, population and businessand industry to be more rapidly connected to the information highwaymust therefore be described as being too one-dimensional. Too muchattention is being paid to the physical infrastructure and too little tothe actual use of all this technology and the necessary associatedskills. Therefore, there is a necessity for a shift in the current efforts:

7 4

Page 39: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

L i t e r a t u u r

Achterhuis, H. (1998). De erfenis van de utopie. Baarn: Ambo.

Artz, M., & Van Eijk, M. (2000). Klant in het web: privacywaarborgenvoor internettoegang. Den Haag: Registratiekamer.

Bijker. (1995). Of Bicycles, bakelites, and bulbs: toward a theory ofsociotechnical change. Cambridge: MIT Press.

Bourdieu, P. (1998). On television and journalism. Londen: Pluto Press.

Bruce, C. (1995). Information literacy: a theoretical framework forhigher education. Australian Library Journal.

Concurreren met ICT competenties. (2000). Den Haag: Ministerie vanEconomische Zaken en Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Weten-s c h a p p e n .

Crombag, H., & Van Dun, F. (1997). De utopische verleiding.Amsterdam: Contact.

De digitale delta, Nederland oNLine. (1999). Den Haag: Ministerie vanEconomische Zaken.

Doets, C., & Huisman, T. (1997). Digitale vaardigheden: de stand vanzaken in Nederland. ’s Hertogenbosch: Cinop.

Ettema, J., & Kline, F. G. (1977). Deficits, differences and ceilings:contingent conditions for understanding the knowledge gap.Communication research, 4, pp. 179-202.

European Commission. (1996). Green paper: living and working in theinformation society: people first. Brussel.

European Commission. (1999). eEurope: an information society for all.B r u s s e l .

Feldman, M., & March, J. (1981). Information in organizations as signaland symbol. ASQ, 26, pp. 171-186.

Fischer, C. (1992). America calling, a social history of the telephone to1 9 4 0. Berkeley: University of California Press.

7 77 6

Page 40: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Koers, A. (1995). Rechten en plichten van het individu op deelektronische snelweg: aanzet tot een handvest. Den Haag: RathenauI n s t i t u u t

Lazarus, W., & Mora, F. (2000). Online content for low-income andunderserved Americans: the digital divide’s new frontier. Santa Monica,California: Children’s partnership.

Lee, A. (1999). Infomedia literacy, an educational basic for youngpeople in the new information age. Information, communication andsociety, 2 (2), pp. 134-155.

Levi, P. (1989). Other people’s trade. Londen: Abacus.

Lewis, D. (1996). Dying for information. Londen: Reuters.

Mak, G. (1996). Hoe God verdween uit Jorwerd. Amsterdam: Atlas.

Manguel, A. (1997). A history of reading. Flamingo: Londen.

March, J., & Olsen, J. (1976). Ambiguity and choice in organizations.Bergen: Universitetsforlaget.

Morgan, G. (1986). Images of organizations. Beverly Hills: Sages.

OECD. (2000). Literacy in the information age: final report of theinternational adult literacy survey. Parijs: OECD.

Potter, W. J. (1998). Media literacy. Londen: Sage

Price, D. (1986). Little science, big science ... and beyond. New York:Columbia University Press.

Price, D. J. D. S. (1963). Little science, big science. New York: ColumbiaUniversity Press.

Raad voor de Volksgezondheid en Zorg. (2000). Patiënt en internet.Zoetermeer: RVZ.

Raad voor het openbaar bestuur. (2000). ICT en het recht om anoniemte zijn. Den Haag: Rob.

Rogers, E. (1996). Diffusion of innovations. New York: Free press.

Scheele, D. (1999). Arbeid en vaardigheid: een literatuurstudie naar deveranderingen in arbeidsvaardigheden. Den Haag: WetenschappelijkeRaad voor het Regeringsbeleid (WRR).

7 9

Fischer, C. (1996). Inequality by design. Princeton: PrincetonUniversity Press.

Ford, B. (1994). Information literacy as a barrier. Paper presented atthe 60th General Conference of IFLA, Libraries and SocialD e v e l o p m e n t .

Gaziano, C. (1997). Forecast 2000: widening knowledge gaps. J&MC quarterly, 74(2), pp. 237-264.

Gilster, P. (1997). Digital literacy. Chichester: Wiley.

Hamelinck, C. (1999). Digitaal fatsoen, mensenrechten in cyberspace.Boom: Meppel.

Hamm, R. (1988). Clinical intuition and clinical analysis: expertise andthe cognitive continuum. In: J. Dowie & A. Elstein (Eds.), P r o f e s s i o n a lJ u d g m e n t pp. 78-105. Cambridge: Cambridge University Press.

Hawkins, A. (1997). The first R – for reasoning. Paper presented at theAnnual mathematics teachers’ conference.

Hendriks, S. (1999). Een ideale wereld?: het jaar 2000 gezien door deeeuwen heen. Amsterdam: Arena.

Herrnstein, R., & Murray, C. (1994). The bell curve. New York: Siman & Schuster.

Houtkoop, W. (2000). Basisvaardigheden in Nederland. Amsterdam:Max Goote Kenniscentrum.

Idenburg, P. (1985). I n f o r m a t i e - o v e r l a s t. Den Haag: VUGA.

Kelley, T. (1999). Whales in the Minnesota river?: Only on the web,where skepticism is a required navigational aid. New York Times, 4 maart 1999.

Klamer, A. (1998). Waarde van literatuur. Hollands maandblad, 11, pp. 3-8.

Klamer, A., Van der laan, L., & Prij, J. (1997). De illusie van volledigew e r k g e l e g e n h e i d. Assen: Van Gorcum.

Kleinnijenhuis, J. (1992). Newspaper complexity and the knowledgegap. European journal of communication, 6, pp. 499-522.

7 8

Page 41: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

Van Rijsselt, R., & Weijers, T. (1997). Ouderen en de informatie-s a m e n l e v i n g. Den Haag: Rathenau instituut.

Verkruijsse, P. (1993). De verspreiding van populaire literatuur. In: M. Schenkeveld-van der Dussen (Ed.), Nederlandse literatuur: eeng e s c h i e d e n i s . pp. 292-297. Amsterdam: Contact.

Waddington, P. (1997). Dying for information?: a report on the effectsof information overload in the UK and worldwide.h t t p : / / w w w . c n i . o r g / r e g c o n f s / 1 9 9 7 / u k o l n - c o n t e n t / r e p o r ~ 1 3 . h t m l.

Weil, M. M., & Rosen, L. D. (1997). TechnoStress: coping withtechnology @WORK@HOME @PLAY. New York: John Wiley.

Young, K. S. (1998). Caught in the net: how to recognize the signs ofinternet addiction-and a winning strategy for recovery. New York: John Wiley.

8 1

Schuursma, R. (2000). Jaren van opgang: Nederland 1900-1930.Amsterdam: Balans.

Severin, W., & Tankard, J. (1992). Communication theories: origins,methods and uses in the mass media. New York: Longman.

Shenk, D. (1997). Het informatiemoeras. Amsterdam: Contact.

Silverblatt, A. (1995). Media literacy, keys to interpreting mediam e s s a g e s. Westport: Praeger.

Simmel, G. (1995). The philosophy of money. Londen: Routledge.Eerste editie: 1900.

Smit, W., & Van Oost, E. (1999). De wederzijdse beïnvloeding vantechnologie en maatschappij: een technology assessment benadering.Bussum: Coutinho.

Steyaert, J. (2000a). De digitale kloof: mythe en werkelijkheid. In N. Schoemaker & H. Dokter (Eds.), Ver weg én dichtbij: ICT en maat-schappelijke ontwikkelingen. Den Haag: Raad voor MaatschappelijkeO n t w i k k e l i n g .

Steyaert, J. (2000b). Sociale cohesie en technologie: een perpetuummobile. In N. Schoemaker & H. Dokter (Eds.), Ver weg én dichtbij: ICTen maatschappelijke ontwikkelingen. Den Haag: Raad voor Maatschap-pelijke Ontwikkeling.

Stoffle, C. (1998). Literacy 101 for the digital age. American Libraries,29(11), pp. 46-48.

Tichenor, P., Donohue, G., & Olien, C. (1970). Mass media flow anddifferential growth in knowledge. Public opinion quarterly, 34, pp. 1 5 9 - 1 7 0 .

Van den Broek, A., Knulst, W., & Breedveld, K. (1999). Naar anderetijden?: tijdsbesteding en tijdsordening in Nederland, 1975-1995. DenHaag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Van der Kamp, M., & Scheeren, J. (1996). Functionele taal- en reken-vaardigheden van oudere volwassenen in Nederland. Amsterdam: Max Goote kenniscentrum.

Van Dijk, L., de Haan, J., & Rijken, S. (2000). Digitalisering van de leef-wereld: een onderzoek naar informatie- en communicatietechnologieen sociale ongelijkheid. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

8 0

Page 42: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

B i j l a g e

Afzonde rl i jke ges pre kke n

Jacobein Dagevos, Katholieke Universiteit BrabantJos de Haan, SCPCees Doets, CINOPArjo Klamer, Erasmus UniversiteitPieter van der Zouwen, destijds werkzaam bij STOA

De elneme rs wo rks hop

Dr. J.A.G.M. van DijkMw. D. Goezinne-ZijlmanDr. J. de HaanMw. T. MaasDr. E.C.J. van OostIr. J.M. van Rijn van AlkemadeDrs. R.J. ScheeleDrs. M. SchoenmackerIr T. van der ValkMw. E. ter VeldMw. Drs. H. VlugDhr. P.A. van der ZouwenDrs. D.W. van Harten (RADAR, verslag)

8 38 2

Page 43: Digitale vaardigheden Geletterdheid in de ... · Dr. Jan Steyaert, Digitale vaardigheden: geletterdheid in de i n f o r m a t i e s a m e n l e v i n g . Den Haag: Rathenau Instituut,

8 4