doelbewust volgen · als ‘de commissie van montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling...

46
DOELBEWUST VOLGEN Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling C.G. Zandee Achtergrondstudies en Verkenningen 9 INHOUD Registratiekamer

Upload: others

Post on 06-Apr-2020

0 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

DOELBEWUST VOLGEN

Privacy-aspecten vancliëntvolgsystemen enandere vormen van gegevensuitwisseling

C.G. Zandee

Achtergrondstudies en Verkenningen 9

INHOUD

R e g i s t r a t i e k a m e r

Page 2: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

C.G. Zandee

DOELBEWUST VOLGEN

Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

Achtergrondstudies & Verkenningen 9

Registratiekamer, april 1998

ISBN 90 74087 08 6

Page 3: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Publicaties in de serie Achtergrondstudies en Verkenningen zijn het resultaat van onderzoeken uitge-voerd door of in opdracht van de Registratiekamer. Met het uitbrengen van de publicaties beoogt deRegistratiekamer de discussie en meningsvorming te stimuleren over ontwikkelingen in de samen-leving waarin de persoonlijke levenssfeer van de burger in het geding is.

Doelbewust volgen – privacy-aspecten van clientvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

Registratiekamer, Den Haag, 1998

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk,fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming vande Registratiekamer.

ISBN 90 74087 08 6

Druk: Sdu Grafisch Bedrijf

Page 4: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Inhoud

1 Waarom deze notitie?

2 Wat is specifiek aan ‘volgsystemen’?

3 Probleemstelling3.1 Bescherming van de privacy?3.2 Voorbeelden3.2.1 CVS3.2.2 BEO

4 Toepasselijke (privacy)wetgeving 4.1 Persoonsgegevens4.2 Persoonsregistratie4.3 Verwerking4.4 Houder en verantwoordelijke4.5 Is een cliëntvolgsysteem een persoonsregistratie?

5 Uitgangspunten van privacybescherming5.1 Doelbinding5.1.1 Aanleg van een cliëntvolgsysteem5.1.2 Opname van gegevens5.1.3 Gebruik van gegevens5.2 Beperkende bepalingen5.2.1 Het beroepsgeheim5.2.2 Gesloten regime van verstrekkingen5.3 Bewaartermijnen5.4 Rechten van geregistreerden5.5 Kwaliteit5.5.1 Algemeen5.5.2 Het onderzoek op juistheid5.5.3 Het ‘onderhoud’5.6 Beveiliging

6 Samenvatting en aandachtspunten6.1 Algemeen6.2 Aandachtspunten

Geraadpleegde literatuurLijst van afkortingen

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 5: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie
Page 6: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

1 Waarom deze notitie?

Uitwisselen van gegevens is ‘in’. Op steeds meer terreinen worden gegevens vastgelegd over hetgedrag van individuen in een bepaald maatschappelijk kader. De bedoeling daarvan is tweeledig:zowel om aan de hand daarvan de behandeling of benadering van een individu te bepalen, als omop basis van niet op individuen herleidbare, zogenaamde geaggregeerde gegevens beleid te ontwik-kelen. Dergelijke ontwikkelingen zijn onder meer te zien binnen de gezondheidszorg en op hetgebied van de sociale zekerheid en de aanpak van jeugdcriminaliteit.

In het rapport ‘Met de neus op de feiten’ van de Commissie Jeugdcriminaliteit – veelal aangeduidals ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie aanbevolen als één van de organi-satorische randvoorwaarden die nodig zijn voor een snelle en consequente aanpak van jeugdcrimi-naliteit. De ontwikkeling van een dergelijk cliëntvolgsysteem staat niet op zichzelf.

Zo is door het ministerie van VWS in 1992 een stimuleringsbeleid gestart, met name gericht optoepassing van informatietechnologie in de zorgsector. Projecten die worden ondersteund zijn ondermeer de ontwikkeling van elektronische patiëntendossiers en cliëntvolgsystemen.Op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg is in 1996 een groot aantal projecten uitgevoerd,gericht op geautomatiseerde ondersteuning van de hulpverlening. Ook op dit terrein worden cliënt-volgsystemen en elektronische patiëntendossiers ontwikkeld.

Op het terrein van de sociale zekerheid wordt in het kader van het project Samenwerking Werk enInkomen (SWI) een ‘Cliënt Volg Communicatie Stelsel’ ontwikkeld. Het is de bedoeling datgegevens worden uitgewisseld tussen Arbeidsbureaus, Gemeentelijke Sociale Diensten en uitvoe-ringsinstellingen. Inmiddels vinden diverse pilots plaats.

De Registratiekamer ziet het als haar taak, dergelijke ontwikkelingen vanuit het oogpunt vanbescherming van de persoonlijke levenssfeer kritisch te volgen en om, waar nodig, de gedachte-vorming en de ontwikkeling van normen te bevorderen. Voorbeelden daarvan zijn achtergrond-studies en rapporten over ‘privacy-enhancing technologies’1, chipcards2, video-registratie3, regis-tratie van telefoongesprekken4 en, in voorbereiding, over data-mining. Deze notitie beoogt om eenbijdrage te leveren aan de gedachtevorming over en de normering van gegevensuitwisseling. In deeerste plaats richt zij zich op de gegevensuitwisseling op het terrein van (jeugd)criminaliteit,(jeugd)hulpverlening en maatschappelijke dienstverlening. Kwesties die op deze terreinen spelen,kunnen ook buiten dit terrein van belang zijn.

Naast een schets van de verschillende vormen waarin het ‘volgen’ van een individu kan plaats-vinden en een aanduiding van het toepasselijke wettelijk kader, zal de notitie met name aandachtbesteden aan een aantal voor dit onderwerp relevante uitgangspunten van de regels ter beschermingvan de persoonlijke levenssfeer. In het laatste hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van debelangrijkste aandachtspunten.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

1

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 7: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Noten:

1 H. van Rossum e.a., Privacy-enhancing technologies: the path to anonymity, volume I en II, A&V-5, Augustus 1995, ISBN 90 346 3202 4.

2 H.J.M. Gardeniers, Chipcards en privacy - regels voor een nieuw kaartspel, A&V-6, September 1995, ISBN 90 346 3223 73 In beeld gebracht - privacyregels voor het gebruik van videocamera’s voor toezicht en beveiliging. Registratiekamer, 19974 Als de telefoon wordt opgenomen - regels voor het registreren, meeluisteren en opnemen van telefoongesprekken van

werknemers. Registratiekamer, 1996

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

2

Page 8: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

2 Wat is specifiek aan ‘volgsystemen’?

Het ‘volgen’ van een individu binnen een bepaalde maatschappelijke context is ook zonder elektro-nische opslag van gegevens denkbaar. Ook schriftelijk en mondeling kunnen persoonsgegevensvoor dat doel worden uitgewisseld. De huidige informatie- en telecommunicatietechnologie maakthet echter mogelijk dit op een snelle en eenvoudige manier en op grote schaal te doen.

Bij het begrip ‘cliëntvolgsysteem’ kan men denken aan een bestand of data-base waarin overpersonen met betrekking tot een aantal onderwerpen gegevens worden opgenomen. Een dergelijkedata-base kan worden aangelegd door één organisatie, bijvoorbeeld een personeelsinformatie-systeem binnen een bedrijf, door een groep van organisaties of door één organisatie ten behoeve vaneen aantal andere.

Er kan ook voor een andere opzet gekozen worden. Zowel binnen één organisatie als binnen eengroep van organisaties kan aan gebruikers van reeds bestaande bestanden of data-bases toegangworden gegeven tot de informatie die is opgenomen in de andere die zijn aangesloten, eventueelonder bepaalde voorwaarden. Die mogelijkheid kan worden aangewend om een persoon te ‘volgen’.

Aard en omvang van de uitgewisselde informatie kunnen heel verschillend zijn. Het kan zijn datdeelnemers uitsluitend de informatie krijgen dat één of meer andere deelnemers aan het systeembeschikken over informatie over een bepaalde persoon: een zogenaamde verwijs-index.

Specifiek voor een cliëntvolgsysteem is het gebruik en vooral de uitwisseling van persoonsgegevens,niet de vorm waarin die plaatsvinden. Achterliggend is de behoefte van organisaties om hunwerkzaamheden op een bepaald terrein op elkaar af te stemmen. Om geen dubbel werk te doen,geen mensen tussen wal en schip te laten vallen, om waar mogelijk elkaars inspanningen te steunenen niet tegen te werken.Die behoefte bestaat niet alleen bij de bestrijding van jeugdcriminaliteit maar eigenlijk overal waarmet inzet van schaarse middelen individuele of maatschappelijke problemen worden bestreden.

Vormen van samenwerking, gericht op de individuele cliënt, brengen al snel met zich mee datorganisaties of instellingen graag willen beschikken over informatie die anderen over een cliënthebben, om daarop mede hun benadering, hun aanbod of hun beslissingen te baseren, of om tecontroleren of de cliënt zich aan gemaakte afspraken houdt. Op hun beurt zijn zij ter wille van desamenwerking bereid – zij het misschien iets minder graag – om over die cliënt ook informatie aananderen te verstrekken. Gegevens die een rol speelden in een bepaalde situatie of relatie – bijvoor-beeld een door de politie opgemaakt proces-verbaal of een onderzoek door de Raad voor deKinderbescherming – krijgen door die uitwisseling belang in een andere context.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

3

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 9: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Zowel de geregistreerde of betrokkene, de cliënt, als de hulpverlener worden daardoor voor vragengesteld:

Is het geoorloofd om de gegevens die verschillende betrokken instellingen over een cliëntvastleggen, samen te voegen in één bestand? Mogen gegevens over een cliënt wel aan een cliënt-volgsysteem of een andere organisatie worden verstrekt? En zo ja, welke gegevens? En aan welkeorganisaties? Maakt het daarbij nog uit om wat voor reden dat gebeurt? Het achter de rug van decliënt om gegevens verstrekken of daarvan kennis nemen zal niet snel als een juiste gang van zakenof als bevorderlijk voor de hulpverlening worden betiteld, maar: wat moet de cliënt precies weten?En wanneer? Is het van belang of hij toestemming geeft voor de gegevensuitwisseling of daar geenbezwaar tegen maakt? Kan de hulpverlener of politiefunctionaris de gegevens die hij van een andereorganisatie ontvangen heeft naar eigen goeddunken gebruiken met betrekking tot de geregistreerde?En geldt dat ook voor de gegevens die hij zelf verstrekt? Wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor dehele gang van zaken, wie kan aangesproken worden voor gemaakte fouten? Welke invloed kan decliënt zelf eigenlijk nog op de gang van zaken uitoefenen?

Deze vragen zijn niet nieuw en de antwoorden zijn dat evenmin. Nieuw is vooral dat de gegevens-uitwisseling grootschalig, systematisch en zonder menselijke tussenkomst kan plaatsvinden. Het isdie laatste ontwikkeling die de noodzaak onderstreept om deze vragen in een vroegtijdig stadium testellen en bij de ontwikkeling van een cliëntvolgsysteem in technisch en organisatorisch opzicht tebeantwoorden.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

4

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 10: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

3 Probleemstelling

3.1 Bescherming van de privacy?

Zowel in de notitie Jeugdcriminaliteit1 als bijvoorbeeld in de berichtgeving over het stimulerings-programma ‘Transparant’ van het Ministerie van VWS2 wordt het belang van de bescherming vande privacy van cliënten/geregistreerden in het kader van automatiseringsprojecten genoemd. Eenwerkelijke bescherming van die privacy wordt echter niet gerealiseerd door het uitspreken van eenintentie en zelfs niet het opstellen van een reglement. Die bescherming moet in de praktijk ‘handenen voeten’ krijgen. Met name bij het ontwerpen van informatiesystemen dient aan dit punt in eenvroegtijdig stadium aandacht te worden besteed.

Waar bescherming van de privacy te zien is als een voortdurende afweging van belangen, zal dieafweging allereerst moeten worden gemaakt bij de vraag óf een cliëntvolgsysteem moet wordenaangelegd. Dit punt zal, in het kader van het begrip ‘doelbinding’ verder worden uitgewerkt(paragraaf 5.1)

In een cliëntvolgsysteem kunnen door vele deelnemers aangeleverde, gedetailleerde, diverse,eventueel ‘gevoelige’ gegevens zijn opgenomen. Of privacy nu wordt gedefinieerd in termen van’met rust gelaten worden’ of als ‘het recht om zichzelf te bepalen’, duidelijk is dat degene wiensgegevens zijn opgenomen in een cliëntvolgsysteem niet ’met rust gelaten’ wordt en dat de kans nietdenkbeeldig is dat zijn keuzemogelijkheden, dus de mogelijkheden om het eigen leven te bepalen,worden beperkt door anderen op basis van hun kennis van zijn ‘elektronische schaduw’. Met namede uitwisseling van gegevens tussen deelnemers met zeer verschillende taken of doelstellingenbrengt risico‘s voor de privacybescherming met zich mee. Hoe groter hun aantal en hun diversiteitvan maatschappelijke activiteiten, hoe sprekender bij uitwisseling van gegevens het beeld wordt vanhet individu dat in het kader van die activiteiten die gegevens heeft verstrekt of prijsgegeven,misschien zelfs zonder zich daarvan bewust te zijn. Hoe groter ook de kans wordt dat eendeelnemer gegevens mede zal willen gebruiken voor taken of doeleinden die niet sporen met dedoeleinden van andere deelnemers of die daar haaks op staan. Het samenstellen van een standaardof normaaltype, of van risico-of daderprofielen kan er toe leiden dat een individu wordt beoordeeldaan de hand van een typering waarin niet alleen het eigen gedrag maar ook dat van anderen isverdisconteerd. Het individu dat meent af te wijken van de standaard, kan aldus gedwongenworden hiervan “bewijs” te leveren. Vooral als aan dergelijke typeringen of profileringen ookrecidive-verwachtingen zijn gekoppeld, kan dit vergaande consequenties hebben voor hetmaatschappelijk functioneren van de betrokkene.

Het is echter ook zo dat dergelijke systemen, mits juist gebruikt, mogelijkheden bieden om schaarsemiddelen en zorg efficiënt en op maat aan de afnemers, de cliënten, aan te bieden. In die zin wordtin het kader van de sociaal-wetenschappelijke evaluatie van de Wet persoonsregistraties3 opgemerktdat koppeling, het aanbrengen van verbanden tussen (bestanden van) persoonsgegevens, ookpositieve aspecten kan hebben.

De vraag of, en hoe, het mogelijk is cliëntvolgsystemen van zodanige waarborgen te voorzien dat de

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

5

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 11: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

voornoemde nadelen worden ondervangen of gecompenseerd is dus, gezien de drang tot efficiencydie bestaat op velerlei terreinen, in alle opzichten een uitdaging.

De spanning tussen privacy en efficiency die het ontwikkelen van deze systemen kenmerkt maakthet, ook los van mogelijke oplossingen, noodzakelijk om stil te staan bij de vraag, in hoeverre deproblematiek van een individu, waardoor hij een beroep doet op algemene middelen, inmenging inzijn privé-leven rechtvaardigt. Oftewel: wanneer wordt bemoeizorg bemoeizucht?

3.2 Voorbeelden

Zoals gezegd moet privacybescherming in de opzet van een systeem en in de dagelijkse praktijkworden geincorporeerd. Om de knelpunten die zich daarbij kunnen voordoen inzichtelijk te makenzullen deze worden geillustreerd aan de hand van twee ’systemen’. Het landelijk CliëntvolgsysteemJeugdcriminaliteit (CVS-JC) dat nog in voorbereiding is en het Amsterdamse voorbeeld van eenproject Bestrijding Extreme Overlast (BEO) dat al functioneert.

3.2.1 CVS-JC

In het rapport van de Commissie Van Montfrans4 wordt aanbevolen om op jeugdcriminaliteit eenzwaar beleidsaccent te leggen in preventief en repressief opzicht. Actuele cijfers lijken te wijzen opeen toename, zowel qua omvang als qua ernst van de gepleegde feiten, vooral in grote en middel-grote gemeenten. Geconstateerd wordt dat een ruim voldoende arsenaal aan preventieve en repres-sieve reactiewijzen lijkt te bestaan maar dat de beschikbare instrumenten in onvoldoende mateworden ingezet. Als belangrijkste eisen die aan de aanpak van jeugdcriminaliteit gesteld moetenworden, formuleert de commissie: vroegtijdig, snel en consequent optreden.

De notitie ‘Jeugdcriminaliteit’ van de Directie Beleid van het Ministerie van Justitie, waarin hetadvies van de Commissie Van Montfrans wordt uitgewerkt, noemt een cliëntvolgsysteem eenbelangrijk instrument voor vroegtijdige onderkenning van delinquent gedrag en voor de conse-quente reactie daarop. Het streven is om te starten met een in omvang en opzet bescheiden systeem,het cliëntvolgsysteem jeugdcriminaliteit waartoe aanvankelijk slechts de politie, het OpenbaarMinisterie, de rechters en de Raad voor de Kinderbescherming toegang krijgen. Aanbevolen wordt,het cliëntvolgsysteem te richten op zowel strafrechtelijk minderjarigen (12- tot 18-jarigen) als opbeneden 12-jarigen (12-minners). De (eerste) gebruikers van het CVS-JC zullen dus personen zijn diewerkzaam zijn in opsporing, vervolging en berechting van jeugdigen en de jeugdbescherming. Hetsysteem zou daarnaast informatie op geaggregeerd niveau kunnen leveren voor het bijstellen ofontwikkelen van beleid.

Opgenomen worden gegevens (datum en aanleiding) over het contact met één van de betrokkeninstanties, over de (afhandeling van de) genomen beslissing, over de afzender van de informatie,pleegdatum, aantal contacten met een bepaalde deelnemende instantie, en enige aanvullende infor-matie zoals de afloop van een taakstraf of gegevens over het verblijf in een residentiële setting.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

6

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 12: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

3.2.2 BEO

In de grote steden, met name in de oude volksbuurten, zijn extreme burenoverlast en verstoring vande openbare orde een groot probleem.5 De oorzaak is vaak gelegen in een complex van factoren. Debuurt, met vaak goedkope en slechte woningen en veel horecagelegenheden, trekt marginaallevende mensen aan: drugsgebruikers, -verslaafden en -handelaren, alcoholisten maar ook (ex-)psychiatrische patiënten die vanuit een moderne behandelingsfilosofie vaker zelfstandig wonendan vroeger het geval was. Eén of meerdere van deze problemen kunnen leiden tot gedrag dat zeerstorend is voor buurtbewoners. Die kunnen of durven echter de overlastveroorzaker niet rechtst-reeks te benaderen, bijvoorbeeld uit angst voor agressieve reacties. Zij wenden zich dan metklachten tot de politie of de verhuurder, vaak een woningbouwvereniging. Deze beschikken echterslechts over beperkte mogelijkheden om overlast tegen te gaan. Hulpverlenende instellingen stellenhet ondernemen van actie vaak afhankelijk van de aanwezigheid van een hulpvraag bij de patiënt ofcliënt. Juist bij overlastveroorzakers zal een dergelijke hulpvraag vaak niet bestaan of niet geuitworden.

Een afzijdige opstelling van overheid en hulpverleners in situaties van ernstige overlast kan echterleiden tot eigen richting en escalerend geweld. Het Amsterdamse stadsdeel Westerpark heeft goederesultaten geboekt met een in 1991 ontwikkeld project ‘buurtmeldpunt Drugsoverlast’. Inaansluiting hierop heeft het stadsdeel in 1994 het project Bestrijding Extreme Overlast (BEO) geini-tieerd. Basis voor dit project is de registratie van personen over wie, niet-anoniem, werd geklaagddat zij extreme overlast veroorzaakten en samenwerking en gegevensuitwisseling tussen deverschillende organisaties die bij de aanpak van het probleem betrokken zijn. In de eerste plaats zijndat de Meldpuntmedewerkers: vanuit twee wijkteams van de politie ingezette agenten en sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen, ingezet door de GG&GD. Daarnaast kunnen ook andere organi-saties die een intentieverklaring of convenant hebben ondertekend betrokken worden bij de aanpakvan een overlastprobleem. De rol van BEO is die van bemiddelaar, coördinator en bewaker van devoortgang bij het aanbieden van hulp. Het hulpaanbod kan gegoten zijn in de vorm van eenvoorwaarde om huisuitzetting te voorkomen.

Noten:

1 Directie Beleid van het Ministerie van Justitie. (1995) Notitie Jeugdcriminaliteit, uitwerking van het advies Van Montfrans ophet beleidsterrein van Justitie. p. 8.

2 Bijvoorbeeld: Stichting GGZ Nederland. (1996) Optimalisering van de GGZ-keten door toepassing van informatietechnologie.Een overzicht van initiatieven tot geautomatiseerde ondersteuning van de GGZ-hulpverlening pp. 30-32

3 Prins, J.E.J. e.a. (1995) In het licht van de Wet Persoonsregistraties: zon, maan of sterren. p. 1344 Samenvatting uit: Commissie Jeugdcriminaliteit, veelal aangeduid als ‘de Commissie Van Montfrans’. (1994). Met de neus op

de feiten .5 Samenvatting uit: Ogtrop W. van. (1993), Project Bestrijding Extreme Overlast Stadsdeel Westerpark, Bunt P.G.C. (1995),

Multidisciplinaire bestrijding van extreme overlast, waar ligt de grens? en: Bunt P.G.C. (1996), Geheimhoudingsplicht enmultidisciplinaire bestrijding van extreme overlast

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

7

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 13: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie
Page 14: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

4 Toepasselijkheid van privacywetgeving

Het algemene kader met betrekking tot de vastlegging en het gebruik van persoonsgegevens wordtgegeven in de Wpr en – waar het gaat om registraties aangelegd ten dienste van de uitvoering vande politietaak – de Wpolr en de op deze wetten berustende regelgeving, met name het BesluitGevoelige gegevens (BGG) en het Besluit politieregisters (Bpolr). Daarnaast kan wetgeving vanbelang zijn die het specifieke terrein bestrijkt waarvoor de registratie is ingericht. Te denken valt aande Wet op de jeugdhulpverlening (WJHV), als bij een cliëntvolgsysteem een instelling betrokken iswaarop deze wet van toepassing is, de bepalingen over de geneeskundige behandelingsovereen-komst van Boek 7 BW (WGBO), de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (WetBOPZ) of de Wet op de justitiële documentatie als in het cliëntvolgsysteem gegevens wordenopgenomen die krachtens die wet geregistreerd zijn in een strafregister of in het algemene documen-tatieregister.

In 1995 is de Europese richtlijn betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband metde verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (de Euro-pese richtlijn) tot stand gekomen.1 Implementatie van de Europese richtlijn zal plaatsvinden middelsde invoering van een nieuwe wet, de Wet bescherming persoonsgegevens, die de Wpr zalvervangen.

4.1 Persoonsgegevens

Voor de toepasselijkheid van privacywetgeving op cliëntvolgsystemen is cruciaal of sprake is vanregistratie (Wpr/Wpolr) of verwerking (Europese richtlijn) van persoonsgegevens. In het EuropeesDataverdrag2 worden persoonsgegevens – in artikel 2 – omschreven als “any information relating toan identified or identifiable individual”. Onderscheid dient dus te worden gemaakt tussen de vraagof een gegeven betrekking heeft op, onderscheidenlijk informatie verschaft over een bepaaldepersoon (relating to) en de vraag of de identiteit van die persoon redelijkerwijs kan worden vastge-steld (identifiable). De aard van de informatie doet daarbij niet ter zake. Beide vereisten liggenbesloten in de term herleidbaar. In artikel 2 van de Europese richtlijn wordt het begrip identifi-ceerbaar nader omschreven. Als identificeerbaar wordt beschouwd een persoon die direct of indirectkan worden geidentificeerd, met name aan de hand van een identificatienummer of van één of meerspecifieke elementen die kenmerkend zijn voor zijn of haar fysieke, fysiologische, psychische, econo-mische, culturele of sociale identiteit.’ Om te bepalen of een persoon identificeerbaar is, moetworden gekeken naar alle middelen waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs zijn inte zetten. Iedere informatie betreffende een geidentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoonis een persoonsgegeven. Sommige informatie is echter veelzeggender, privacy-gevoeliger danandere. Gegevens over iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid,gezondheid, seksualiteit of over het straf- of tuchtrechtelijk verleden nemen wat dat betreft eenbijzondere plaats in. Met betrekking tot die categorieën van persoonsgegevens, meestal alsgevoelige gegevens aangeduid, zijn bijzondere waarborgen gecreëerd. In het Besluit gevoeligegegevens (BGG, Stb. 1993, 158) zijn voor het opnemen van dergelijke gegevens in een persoonsregis-tratie extra strakke criteria geformuleerd.Ook onder de nieuwe wetgeving ingevolge de Europeserichtlijn zullen extra waarborgen voor dergelijke bijzondere persoonsgegevens gelden.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

9

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 15: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

4.2 Persoonsregistratie

Persoonsgegevens zijn opgenomen in een persoonsregistratie als zij deel uitmaken van een verza-meling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens, die langs geautoma-tiseerde weg wordt gevoerd of met het oog op een doeltreffende raadpleging van die gegevenssystematisch is aangelegd. Deze definitie bevat verschillende kenmerken waaraan moet zijn voldaanvoordat kan worden gesproken van een persoonsregistratie in de zin van de Wpr. In de eerste plaatsmoet het gaan om een samenhangende verzameling van persoonsgegevens. De Memorie vanToelichting*3* geeft aan dat hiermee een groep van persoonsgegevens wordt bedoeld die op grondvan een of meer kenmerken een onderlinge samenhang vertoont. De samenhang kan echter ookblijken uit een gemeenschappelijke bestemming of uit het feit dat de verzameling in de praktijk alseen geheel pleegt te worden beschouwd. Verder stelt de definitie het vereiste dat de verzameling opverschillende personen betrekking hebbende gegevens bevat.4

De uitdrukkelijke vermelding van het element automatisering in de omschrijving van het begrip«persoonsregistratie» heeft tot gevolg dat de wettelijke regeling op geautomatiseerde registratiessteeds van toepassing is. De vraag kan rijzen, wanneer er nu sprake is van een “langs geautomati-seerde weg gevoerd” gegevensbestand. Volgens de omschrijving van het begrip “automated datafile” in artikel 2 van het Europees Dataverdrag is dit reeds het geval, indien een verzameling vangegevens langs geautomatiseerde weg (“by automated means”) is opgeslagen. In de Wpr is hierbijaangesloten. Van een “langs geautomatiseerde weg gevoerd” gegevensbestand is dan ook sprake,indien bij het voeren van dat bestand gebruik wordt gemaakt van middelen en methoden vangeautomatiseerde gegevensverwerking.5 Ook een handmatige gegevensverzameling, bijvoorbeeldeen dossierverzameling, al dan niet in samenhang met een geautomatiseerd systeem, kan eenpersoonsregistratie zijn. Van belang daarbij of de verzameling systematisch is ingericht met het oogop doeltreffende raadpleging.

4.3 Verwerking

In de Europese richtlijn staat niet langer het begrip persoonsregistratie centraal. De werkingssfeervan de richtlijn betreft ingevolge artikel 3 de geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking

van persoonsgegevens, deels ook de niet-geautomatiseerde verwerking in ‘bestanden’. ‘Verwerking’betreft elke bewerking of elk geheel van bewerkingen zoals verzamelen, vastleggen, ordenen,bewaren, uitwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel vandoorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, metelkaar in verband brengen, afschermen, wissen of vernietigen (artikel 2). Verwerking van persoons-gegevens zal dan ook in de komende nationale wetgeving, de Wet bescherming persoonsgegevens(WBP), het centrale begrip worden. Verzameling van persoonsgegevens zal slechts kunnen plaats-vinden voor doeleinden die welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn, dat wilzeggen: een specifiek, kenbaar gemaakt doel waarvoor een redelijk belang aanwezig is, en dat niet instrijd is met de wet, de openbare orde en de goede zeden. Verdere verwerking van persoonsge-gevens moet verenigbaar zijn met het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld. In de wet zijnverder limitatief de gronden opgesomd op grond waarvan verwerking van gegevens kan plaats-vinden.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

10

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 16: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

4.4 Houder en verantwoordelijke

Een persoonsregistratie ontstaat niet spontaan. Een beslissing van een natuurlijk persoon, rechts-persoon of overheidsorgaan, om voor een bepaald doel, met behulp van bepaalde middelen eenverzameling persoonsgegevens aan te leggen, ligt daaraan ten grondslag. Degene die zeggenschapheeft over die registratie, die bevoegd is om doel, inhoud en gebruik van een persoonsregistratie tebepalen, die kan beslissen om de registratie aan te leggen of te beëindigen, is in de termen van deWpr de houder van die persoonsregistratie. Voor de publieke en semi-publieke sector geldt dat deinvulling van het houderschap aan moet sluiten bij de taak- en bevoegdheidstructuur. De houder isin de regel dan ook het orgaan waaraan taken en bevoegdheden zijn geattribueerd of gedelegeerd.Bij samenwerkingsverbanden doet zich de vraag voor of er sprake is van één of meerdere houdersen wie voor welk deel verantwoordelijk is. Het kan voorkomen dat er een juridisch zelfstandige,gemeenschappelijke houder is terwijl de deelnemende organisaties toch elk voor een deel verant-woordelijk blijven voor de in de registratie op te nemen gegevens. Er kan echter, afhankelijk van demogelijkheden, ook besloten worden tot zelfstandig houderschap per deelregistratie of tot een regis-tratie met een gezamenlijk houderschap. De gekozen constructie dient tot uitdrukking te komen ineen reglement of aanmeldingsformulier. In de Europese Richtlijn en de WBP gaat het om ‘de voor deverwerking verantwoordelijke’. Dit is de natuurlijke persoon of rechtspersoon, of de overheidsin-stantie of dienst die het doel en de middelen voor de verwerking vaststelt.

4.5 Is een cliëntvolgsysteem een persoonsregistratie?

Als een cliëntvolgsysteem wordt gevoerd in de vorm van een bestand of een database waarinpersoonsgegevens als omschreven onder 4.1 zijn opgenomen dan is dit een persoonsregistratie zoalsbedoeld in de Wpr. In de voorbeelden, CVS-JC en BEO, zijn de opgenomen gegevens aan te merkenals een verzameling van persoonsgegevens die langs geautomatiseerde weg worden gevoerd. Datdeze registraties in deze vorm persoonsregistraties zijn, staat dan ook vast.

Is een systeem ook nog een persoonsregistratie als de out-put uitsluitend bestaat uit geaggregeerdegegevens, en de gegevens over de cliënten door de deelnemers gecodeerd of ge-encrypteerd wordenaangeleverd?

Gecodeerde gegevens zijn in dit verband gegevens waarbij de NAW-gegevens zijn vervangen doorcodes, meestal getallen. Ge-encrypteerde gegevens verschillen van gecodeerde gegevens o.a. in diezin dat bij ge-encrypteerde gegevens de NAW-gegevens wel aanwezig kunnen blijven, maarherleiding slechts kan plaatsvinden door gebruikmaking van het decryptie algoritme (de decryptiesleutel). Of de gecodeerde of ge-encrypteerde gegevens persoonsgegevens zijn in de zin van de Wprwordt bepaald door de mogelijkheden van de houder van de persoonsregistratie of de voor deverwerking van gegevens verantwoordelijke om deze tot individuen te herleiden. Dit kan of doorgebruik te maken van de sleutel of op grond van indirecte identificatoren. Als de weg tot herleidingbinnen diens invloedssfeer ligt, bevat de data-base persoonsgegevens, zij het dat deze tegenonbevoegde kennisneming zijn beveiligd. Als decryptie niet (meer) mogelijk is omdat er geendecryptie sleutel (meer) bestaat en deze evenmin, zonder onevenredige inspanningen, is te reprodu-ceren, dan is doorgaans geen sprake van persoonsgegevens en vormt de verzameling van dezegegevens dus geen persoonsregistratie.

Het bovenstaande betreft uitsluitend de vraag of een bepaalde gegevensverzameling is aan temerken als een persoonsregistratie. De vraag of persoonsgegevens die zijn verzameld en vastgelegdin het kader – en ten behoeve van hulpverlening of behandeling daarnaast kunnen worden

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

11

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 17: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

aangewend voor wetenschappelijk of beleidsmatig onderzoek is een geheel andere. Daarbij is vanbelang of een dergelijk gebruik verenigbaar is met het doel van de persoonsregistratie waarin degegevens zijn opgenomen (bij intern gebruik), dan wel of de verstrekking van die gegevens voor datdoel is toegelaten op grond van artikel 11, tweede lid, Wpr of op grond van bijzondere wetgevingzoals de WGBO (artikel 7:457 BW).

Noten:

1 Publicatieblad EG 23 november 1995, M.K 281/432 Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens, Straatsburg, 28 januari 1981,

Trb. 1988, 73 Kamerstukken II 1984-1985, 19 095, nrs. 1-3, blz. 174 Kamerstukken II 1984 – 1985, 19 095, nrs. 1 -3, blz. 175 Kamerstukken I 1988 – 1989, 19 095, nr 36a, blz. 4

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

12

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 18: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

5 Uitgangspunten van privacybescherming

De Wpr kent, evenals de Europese richtlijn, enkele belangrijke uitgangspunten die een damopwerpen tegen ongebreidelde vastlegging en uitwisseling van persoonsgegevens. Het gaat daarbijmet name om het beginsel dat voor aanleg van een persoonsregistratie een welbepaald doel moetbestaan dat gelegen is in een redelijk belang of een bepaalde taak van de houder. Dat doel is ook(mede) bepalend voor de rechtmatigheid van het opnemen van persoonsgegevens daarin en van hetgebruik dat van die gegevens wordt gemaakt.

Verder bevatten zowel de Wpr als de Europese richtlijn bepalingen die moeten waarborgen dat dewijze van omgaan met persoonsgegevens aan bepaalde eisen voldoet, dat voor geregistreerdenkenbaar is wat er met hun gegevens gebeurt en dat zij over instrumenten beschikken om daar zelfinvloed op uit te oefenen. De waarborgen hebben betrekking op de rechten van geregistreerden,transparantie, kwaliteit, en beveiliging.

De hier genoemde onderwerpen worden in dit hoofdstuk uitgewerkt.

5.1 Doelbinding

In de Wpr speelt ‘het doel van de persoonsregistratie’ een rol bij de aanleg van de registratie, deopname van gegevens, het – interne – gebruik daarvan en de verstrekking daaruit.

Voor de aanleg van persoonsregistraties in het algemeen geldt artikel 4 Wpr: ‘een persoonsregistratie mag slechts worden aangelegd voor een bepaald doel waartoe het belang van dehouder redelijkerwijze aanleiding geeft. Dit doel mag niet in strijd zijn met de wet, de openbare orde of degoede zeden’

Artikel 4 schrijft dus enerzijds specificatie van de doelstelling voor (‘bepaald’), anderzijds eenweging van belangen (‘redelijkerwijs’). Op de registraties van de (semi-)overheid en een groot aantal organisaties op het terrein vanonderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening is paragraaf 5 van de Wpr vantoepassing. Bij die persoonsregistraties wordt het doel in grote mate bepaald door de taken van debetreffende (overheids)organen of organisaties. Op dit moment geldt daarbij het ‘dubbele noodzake-lijkheidscriterium’ van artikel 18, eerste en tweede lid, Wpr:

1. Een persoonsregistratie als bedoeld in artikel 17, wordt slechts aangelegd indien dit noodzakelijk is vooreen goede vervulling van de taak van de houder.

2. Zodanige persoonsregistraties bevatten slechts persoonsgegevens die voor het doel van de registratienoodzakelijk zijn.

Gevoelige gegevens (zie onder 4.1) behoeven bijzondere bescherming. In het Besluit GevoeligeGegevens (BGG, Stb. 1993, 158) zijn specifieke en aanvullende noodzakelijkheidscriteria vooropneming hiervan in een persoonsregistratie geformuleerd.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

13

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 19: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

De Wpolr hanteert eveneens het vereiste van een bepaald doel, gelegen in een goede uitvoering vande politietaak. Deze taak moet zowel tot aanleg van de registratie als tot het opnemen van bepaaldegegevens moet noodzaken.

Het aangrijpingspunt van de Europese richtlijn en de toekomstige WBP is anders: Gegevens moetenworden verkregen voor ‘welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde’ doeleindenen mogen vervolgens niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden(artikel 6 van de Europese richtlijn).

5.1.1 Doelbinding bij aanleg van een cliëntvolgsysteem

Een cliëntvolgsysteem kan worden opgezet als een database waarin persoonsgegevens van decliënten worden opgenomen (zie hoofdstuk 2). Met andere woorden, er wordt een persoonsregis-tratie aangelegd. De bepalingen die hierover in Wpr en Wpolr zijn opgenomen zijn te vertalen in eenaantal vereisten waaraan het doel van de registratie moet voldoen.De houder die een persoonsregistratie wil aanleggen dient het doel daarvan tevoren te formulerenen zich bij de omschrijving daarvan een aantal vragen te stellen: – Is het doel duidelijk en specifiek?– Welk (gerechtvaardigd) belang heb ik, of heeft mijn organisatie bij het aanleggen daarvan?– Vormen het aanleggen van de registratie en het opnemen van bepaalde gegevens, een geschikt

middel om het gestelde doel te bereiken?– Is het ook een evenredig middel, gelet op het doel?– Kan dan toch niet met een minder vergaande methode worden volstaan?– Zijn er, gelet op het karakter van de gegevens of de wijze van verkrijging, geen nadere

waarborgen nodig?

De beantwoording van deze vragen impliceert afweging van belangen die bij de aanleg van eenregistratie een rol spelen. Het gebruik van de gegevens van een geregistreerde om die te ‘volgen’kan diep ingrijpen in diens persoonlijke levenssfeer. De vraag of de aanleg van een daarvoorbedoelde persoonsregistratie een geschikt en evenredig middel is om het doel te bereiken, en hetoverwegen van minder vergaande alternatieven zijn in dat licht bezien van grote betekenis.

Als een organisatie voor intern gebruik een volgsysteem aanlegt, is bij die beantwoordinguitsluitend de eigen taak of doelstelling het uitgangspunt. Dat ligt anders als meerdere organisaties,elk met eigen taken en doelstellingen, gemeenschappelijk een dergelijk systeem willen aanleggen.

Duidelijk en specifiek

Een cliëntvolgsysteem zal in het algemeen worden ontwikkeld omdat de deelnemers via het systeemwillen kunnen beschikken over informatie over cliënten. Het gaat doorgaans om informatie die nietdoor de cliënten zelf wordt verstrekt of die deze moet aanvullen. Die informatie moet bijvoorbeeldsnellere signalering van problematiek, betere afstemming van activiteiten of gelijke afhandeling vangelijke gevallen bevorderen. Zo geformuleerd, zullen deelnemers aan een cliëntvolgsysteem,ongeacht hun achtergrond, het doel van dat systeem wel kunnen onderschrijven.Het doel van het systeem kan echter niet los van de taken of doeleinden van de deelnemers wordengezien. Waar sprake is van gelijksoortige of gelijkgerichte taken van de deelnemers, kan de doelom-schrijving van een gezamenlijk cliëntvolgsysteem in het verlengde liggen van de eigen doeleinden.“Snellere signalering van problematiek, betere afstemming van activiteiten of gelijke afhandelingvan gelijke gevallen” hebben in dat geval een éénduidige betekenis.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

14

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 20: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Waar taken deels uiteenlopen of zelfs conflicteren is het moeilijker een doelstelling te formuleren dieduidelijk en specifiek is. “Betere afstemming van activiteiten” zegt immers weinig als die activiteitensterk uiteenlopen. Tegelijk is het van bijzonder belang, een doelstelling te formuleren waarinduidelijk en heel concreet tot uiting komt wat de gemeenschappelijke noemer is van de belangen oftaken van de deelnemers en hoe het doel van de registratie zich daartoe verhoudt. Alleen zo kangetoetst worden of dat specifieke doel opname van bepaalde gegevens met zich mee kan brengen enwat het gebruik daarvan kan zijn.

Belang van de houder

Bij de meeste registraties ligt het voor de hand het belang van de houder in de eerste plaats af temeten aan wat uit de onderliggende relatie tussen de houder en de geregistreerde voortvloeit.Voorbeelden van dergelijke relaties zijn die tussen koper en leverancier en tussen arts en patiënt. Degegevens die de geregistreerde van zijn kant beschikbaar stelt, worden verstrekt in het kader van dieonderliggende relatie. Wanneer geen duidelijke relatie met de geregistreerde ten grondslag ligt aande registratie dan zal een zodanig toetsbaar belang aanwijsbaar moeten zijn dat – bij een afwegingtegen het belang van de geregistreerde bij de bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer – devastlegging gelegitimeerd is.

In het bedrijfsleven worden wel waarschuwingssystemen aangelegd, soms ook “zwarte lijsten”genoemd, waarin gegevens worden opgenomen over wanbetalende klanten. Op dergelijkepersoonsregistraties is artikel 13 Wpr van toepassing. Er is immers sprake van een stelselmatige enduurzame vastlegging van gegevens, gericht op verstrekking aan derden.Gezien het bijzondere karakter van een dergelijke persoonsregistratie zijn in artikel 13 Wpr de eisenwaaraan moet worden voldaan in een aantal opzichten aangescherpt (zie ook hoofdstuk 5.5.1)Net als bij dergelijke waarschuwingssystemen kan onderlinge gegevensverstrekking besloten zijn inde aard van een als aparte registratie opgezet cliëntvolgsysteem. Een dergelijk systeem zal eveneensaan de criteria van artikel 13 Wpr moeten voldoen.Bij waarschuwingssystemen wordt het belang bij de aanleg bepaald door de gezamenlijke belangenvan de deelnemers. Bij organisaties met (deels) uiteenlopende taken en doelstellingen kan er ook een gemeenschappelijkbelang zijn. Een dergelijk gedeeld belang is de motor achter de samenwerking, net zoals in hetbedrijfsleven zelfs concurrenten kunnen samenwerken om iets te bestrijden waar iedereen last vanheeft, en dat alleen door gezamenlijk optreden kan worden aangepakt. Instellingen die actief zijn ophet terrein van (jeugd)hulpverlening en de bestrijding van (jeugd)criminaliteit hebben naast hetgezamelijk belang veelal andere, wellicht conflicterende, belangen of taken. Dat kan er toe leiden datop voorhand al afspraken moeten worden gemaakt waardoor de deelnemers zich verplichten om depersoonsgegevens die zij verkrijgen in het kader van het cliëntvolgsysteem uitsluitend ten dienstevan het gezamenlijke belang te gebruiken. Een vorm die daarvoor gekozen kan worden is het sluitenvan een convenant waarin die afspraken worden vastgelegd en waarmee de deelnemers zichzelfbinden.

Geschikt en evenredig

Of de aanleg van het systeem een geschikt en evenredig middel is om het doel te bereiken wordt dusmet name bepaald door de vraag of het voorgenomen gebruik de – gemeenschappelijke –doelstelling dient. Naarmate de gevolgen voor de geregistreerden ernstiger kunnen zijn, zal het belang van dedeelnemer bij de aanleg van de registratie zwaarwegender moeten zijn en moeten meer waarborgenworden getroffen alvorens tot registratie kan worden overgegaan. ‘Evenredigheid’ kan zowel

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

15

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 21: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

betrekking hebben op de aanleg zelf van een persoonsregistratie als op aard en omvang van de op tenemen gegevens. Het melden van politiecontacten van minderjarigen aan de Raad voor deKinderbescherming kan een evenredig middel zijn om vroegtijdig de start van een criminele carrièrete onderkennen. Dit betekent niet dat het toezenden van alle, en dan ook nog de volledige,processen-verbaal en alle mutaties evenredig is.

Een cliëntvolgsysteem in de vorm van een verwijsindex zal slechts summiere gegevens bevattenover de cliënten van de deelnemende instellingen. Bij een dergelijke summiere registratie kunnen deopgenomen gegevens bestaan uit de enkele vermelding dat een cliënt contact heeft (gehad) met éénvan de deelnemers aan het systeem. Als de aanleg van een dergelijk systeem noodzakelijk is (subsi-diariteitsvereiste) dan zal bij opname van slechts summiere gegevens in het algemeen al snel ookaan het vereiste van evenredigheid worden voldaan. Een dergelijk summier gegeven kan echter ookzeer veelzeggend zijn – afhankelijk van de aard van de instelling waarmee de cliënt contact heeft(gehad) -, en tegelijk zeer onbepaald, als over de aard van het contact niets wordt opgenomen. Juistdie combinatie kan bijzonder privacy-bedreigend zijn. Een verwijs-index, of die nu een apartepersoonsregistratie is of de vorm heeft van een strikt beperkte verstrekking uit, of toegang tot, deeigen systemen van de deelnemers, dient met dezelfde waarborgen te zijn omgeven als cliëntvolg-systemen waarbij meer gegevens worden opgenomen of uitgewisseld.

‘Geschiktheid’ kan afhankelijk zijn van de vraag of ‘informatie’ ook kan worden omgezet in ‘actie’.Zijn de mogelijkheden en de capaciteit voorhanden om de via het systeem geconstateerde proble-matiek op de juiste manier aan te pakken? Is dat niet zo, dan kan het ’middel’ van het cliëntvolg-systeem voor de problematiek geen remedie bieden, en zal de informatie hooguit dienstig zijn omgewenste veranderingen in beleid te ondersteunen. Maar dan speelt weer de vraag van ‘evenre-digheid’: rechtvaardigt de behoefte aan beleidsondersteunende informatie de aanleg van eendatabank waarin een grote hoeveelheid tot personen herleidbare informatie wordt opgenomen?

Is nog een minder vergaande oplossing mogelijk?

Ook als het aanleggen van een persoonsregistratie – een cliëntvolgsysteem – een geschikt enevenredig middel is om het gestelde doel te bereiken, kan het zo zijn dat het niet het enige middel is.Andere methoden, die geen of minder registratie en/of uitwisseling van persoonsgegevens met zichmeebrengen, dienen dan de voorkeur te krijgen. Instelling A kan gegevens over al haar cliënten terbeschikking stellen aan instellingen B en C om te beoordelen of bepaalde vormen van hulpverleningaangeboden moeten worden. Als het echter mogelijk is om in overleg criteria te ontwikkelen aan dehand waarvan instelling A zelf de noodzaak van verstrekking kan toetsen, kunnen veel selectiever,dus minder, persoonsgegevens worden verstrekt.

Waarborgen

Bij het voorzien in waarborgen valt vooral te denken aan maatregelen die de transparantie en dekwaliteit van de gegevens, en de uitoefening door de geregistreerden van hun rechten kunnenbevorderen. Deze onderwerpen komen nog aan de orde.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

16

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 22: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Doelbinding bij CVS-JC en BEO

Welke rol hebben deze vragen gespeeld in de aanloop van het CVS-JC en het project BEO?De deelnemers aan het CVS-JC, politie, Openbaar Ministerie en Raad voor de Kinderbescher-ming, hebben alle een taak in het kader van de strafrechtspleging met betrekking tot jeugdigen.Politie en Raad hebben daarnaast een hulpverlenende taak. Deze omvat met name signalering endoorverwijzing, en niet zozeer begeleiding. De vraag is of het doel van het CVS-JC, vroegtijdigeonderkenning van delinquent gedrag en consequente afhandeling, naar hedendaagse inzichten terekenen valt tot de taak van de deelnemende organisaties. De in het systeem op te nemengegevens hebben betrekking op het opmaken van proces-verbaal, en de verdere afhandelingdaarvan binnen de strafrechtsketen en op het instellen van een Raadsonderzoek, al dan nietgevolgd door het initiëren van een bepaald traject van hulpverlening. De op te nemen persoons-gegevens zijn zo beperkt tot die, welke direct aan het doel gerelateerd zijn. Maar is dit doel welaanvaardbaar? De noodzaak voor de aanleg van het systeem, de geschiktheid en evenredigheidkomen aan de orde in hoofdstuk 3 van de notitie Jeugdcriminaliteit (genoemd in hoofdstuk 3.2.1).Vroegtijdige herkenning en een consequente reactie lopen nogal eens mis, aldus de notitie, doorhet feit dat de betrokken organisaties niet beschikken over een informatiebron die inzicht geeft inde eventuele strafrechtelijke voorgeschiedenis van de jeugdige.

Dat een cliëntvolgsysteem als oplossing voor dit probleem zowel geschikt, evenredig als nood-zakelijk is lijkt bijna voorondersteld te worden. Vragen en afwegingen komen dan nauwelijksmeer aan de orde: Is het opnemen (en uitwisselen) van gegevens over elk politiecontact vankinderen onder de leeftijd van 12 jaar (de ’12-minners’) wel een evenredig middel om delin-quentie onder jeugdigen vroegtijdig te onderkennen als onduidelijk is of het wel om een substan-tieel aantal gevallen gaat? Biedt een optimaler gebruik van de registraties en registers van deverschillende actoren in de strafrechtketen – politie, Raad voor de Kinderbescherming enOpenbaar Ministerie – een alternatief voor het CVS-JC en zo niet, waarom niet? Als de aanleg vanhet cliëntvolgsysteem eigenlijk bedoeld is om problemen op het punt van communicatie tussendeze organisaties te ondervangen, dan is het toch nog geen evenredig, laat staan noodzakelijkmiddel voor vroegtijdige onderkenning van delinquent gedrag van jeugdigen?

Van gelijkgerichtheid van doelstellingen en belangen van de deelnemers is bij een projectBestrijding Extreme Overlast (BEO) veel minder sprake dan bij het CVS-JC. De GG en GD heeftuitsluitend hulpverlening als taak; de politie heeft een hulpverlenende taak naast de opsporingvan strafbare feiten en de handhaving van de openbare orde; de verhuurder – als dit een woning-bouwcorporatie is – heeft op basis van de Woningwet mede als doel het bij voorrang huisvestenvan personen die door hun inkomen of andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bijhet vinden van hun passende huisvesting. Gedeeltelijk is er dus sprake van met elkaar sporendedoeleinden. De opsporingstaak van de politie en het doel van de woningbouwvereniging om hetwoningbezit commercieel verantwoord te exploiteren zijn echter van geheel andere aard.Basis voor het project is de erkenning dat er een problematiek is waarmee de betrokken organisatieelk vanuit haar eigen activiteiten wordt geconfronteerd, en die alleen in gezamenlijk optreden is aante pakken. Vanuit die basis moet gezocht worden naar een projectdoel waarin doeleinden van dedeelnemers echt samenvallen. Dat doel zal als het ware de gemene deler moeten zijn van de uiteen-lopende taken en doelstellingen van de deelnemers, en juist niet het veelvoud van deze taken.In het projectplan van BEO en in het privacyreglement van dit project valt op dat het doel vanregistratie en de voorgenomen gegevensuitwisseling zo concreet mogelijk zijn omschreven.1 Denoodzaak voor aanleg van de registratie, geschiktheid en evenredigheid en het gebrek aan alter-natieven worden in het projectplan uitvoerig en vanuit de praktijk onderbouwd.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

17

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 23: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

5.1.2 Opname van gegevens: rechtmatigheid en doelbinding

Niet alleen voor de aanleg van een persoonsregistratie vormt het doel een toetspunt, ook de vraagwelke gegevens daarin mogen voorkomen moet in dat licht worden bezien.Artikel 5, eerste lid Wpr bepaalt: Een persoonsregistratie bevat slechts persoonsgegevens die recht-matig zijn verkregen en in overeenstemming zijn met het doel waarvoor de registratie is aangelegd.De Wpolr bevat een soortgelijke bepaling met betrekking tot het politieregister. Bij verstrekking vangegevens door de geregistreerde zelf zal van onrechtmatigheid niet snel sprake zijn. Denkbaar is hetwel, namelijk als het gebruik van een gegeven door zijn aard aan strakke regels is gebonden. Dat isbijvoorbeeld het geval bij persoonsnummers, zoals het sofi-nummer. Bij een cliëntvolgsysteemjeugdcriminaliteit zal de vrijwilligheid bij de verstrekking door de geregistreerde zelf vaak inmindere of meerdere mate ontbreken. Dit kan van invloed zijn op de rechtmatigheid van deverkrijging. Zo zou de vraag zich kunnen voordoen of bijvoorbeeld gegevens die zijn verkregen mettoepassing van artikel 61a Sv (maatregelen ter identificatie) kunnen worden opgenomen.

Bij een systeem gericht op uitwisseling van gegevens tussen de deelnemers, al dan niet middels eenafzonderlijk data-bestand, zijn verkrijging en verstrekking van gegevens in veel gevallen onlosma-kelijk aan elkaar verbonden. Voor rechtmatige verkrijging van gegevens zijn de voorschriften voorverstrekking dan van groot belang. Het ontbreken van een wettelijke grondslag voor verstrekkingheeft immers een onrechtmatige verkrijging door de ontvanger tot gevolg. Doorverstrekking vandeze gegevens is dus ook onrechtmatig. Is ten behoeve van de gegevensuitwisseling eenzelfstandige registratie aangelegd dan dient niet alleen de verstrekking aan deze registratie maarook de doorverstrekking aan andere deelnemers geoorloofd te zijn. Rechtstreekse raadpleging vanelkaars systemen zal eveneens in overeenstemming moeten zijn met de wettelijke vereisten. Indienhieraan niet is voldaan is de verkrijging door de raadplegende deelnemers onrechtmatig.

Een cliëntvolgsysteem dat zo is opgezet dat één of meer van de deelnemers informatie zou moetenverstrekken zonder dat voor die verstrekking een wettelijke basis bestaat of waar een geheimhou-dingsplicht aan die verstrekking in de weg staat, komt daarmee onvermijdelijk in aanvaring met debepalingen van de Wpr.

Persoonsgegevens kunnen verder alleen in een persoonsregistratie worden opgenomen als zij inovereenstemming zijn met het doel daarvan. Als het gaat om een persoonsregistratie ten dienste vande (semi-)overheid, onderwijs of een instelling voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienst-verlening moeten de persoonsgegevens noodzakelijk zijn voor het doel daarvan. Evenredigheid engeschiktheid en – voor de laatst genoemde categorie – noodzaak zijn ook in dit verband kernbe-grippen. Waar het gaat om ‘gevoelige’ gegevens zoals bedoeld in het Besluit Gevoelige Gegevens(BGG) moet daarnaast aan daar genoemde voorwaarden worden voldaan. In het algemeen geldenvoor de verwerking van dergelijke gegevens verscherpte criteria voor opname in een registratie.

Een systeem dat is opgezet met als achterliggend doel, de vroegtijdige herkenning en consequenteafhandeling van delinquent gedrag van jeugdigen, zal dus alleen die persoonsgegevens mogenbevatten die voor dat doel noodzakelijk zijn. Noodzaakt dit doel bijvoorbeeld tot het opnemen vangegevens over weglopen, schoolverzuim, of over het feit dat een minderjarige zelf slachtoffer vanbepaalde delicten is geweest? Het oorzakelijk verband tussen dergelijke feiten of gedragingen en decriminele carrière van jongeren zal dan wel aannemelijk moeten zijn.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

18

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 24: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

5.1.3 Gebruik van gegevens

De doelstelling van een persoonsregistratie, ook van een cliëntvolgsysteem, heeft betekenis voor hetgebruik van de gegevens binnen de organisatie. Verder is het doel medebepalend voor demogelijkheid voor de deelnemers om kennis te nemen van de gegevens.

Gebruik binnen één organisatie

Voor een volgsysteem binnen één organisatie is van belang of gegevens van cliënten, verkregen inhet kader van zorg- of hulpverlening, gebruikt kunnen worden voor het ‘volgen’ van die cliënt.Artikel 6, eerste lid, Wpr bepaalt dat dit gebruik ‘verenigbaar’ moet zijn met het doel van de regis-tratie. Zo kan binnen een school een leerlingvolgsysteem worden aangelegd dat het mogelijk maaktde prestaties van leerlingen gedurende langere perioden van hun school-loopbaan te meten. Eendergelijk doel ligt in het verlengde van het doel waarvoor gegevens over die prestaties wordenvastgelegd en is in het algemeen als ‘verenigbaar gebruik’ te beschouwen.

Bij een systeem dat slechts gericht is op uitwisseling van gegevens tussen de deelnemende instel-lingen zal het intern gebruik beperkt zijn. Een duidelijk voorbeeld daarvan is het CVS-JC dat metname een verwijs-functie zal hebben.In het geval dat de houder van het cliëntvolgsysteem de verkregen gegevens benut voor eigenactiviteiten, zal dit gebruik eveneens verenigbaar moeten zijn met het doel van de registratie. Ditpleit er tegen dat het houderschap van een cliëntvolgsysteem komt te berusten bij een deelnemermet taken die sterk van het doel van het cliëntvolgsysteem afwijken.

In de komende wetgeving ter implementatie van de Europese richtlijn zal het begrip ‘verenigbaar’een sleutelbegrip worden. In de richtlijn is immers bepaald dat gegevens niet mogen wordenverwerkt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden waarvoor zij zijn verkregen (artikel 6van de Europese richtlijn). Criteria als: verwantschap tussen de verschillende doeleinden waarvoorde gegevens worden gebruikt, de aard van de gegevens, de gevolgen van de beoogde verwerkingvoor betrokkene(n), de wijze van verkrijging en de mate waarin is voorzien in passende waarborgenzullen fungeren als meetpunten voor de vraag of sprake is van (on)verenigbaarheid.

Verstrekking aan derden

Als een deelnemer aan een cliëntvolgsysteem kennis neemt van de gegevens die daarin zijnopgenomen, is dat in de zin van de Wpr een ‘verstrekking aan een derde’. Dat is ook het geval alsdeelnemers, al dan niet rechtstreeks, toegang hebben tot elkaars gegevens.

De algemene regel voor het verstrekken van persoonsgegevens uit een persoonsregistratie aanderden wordt gegeven in artikel 11 Wpr:

1. Uit een persoonsregistratie worden slechts gegevens aan een derde verstrekt voor zover zulks voortvloeituit het doel van de registratie, wordt vereist ingevolge een wettelijk voorschrift of geschiedt met toestem-ming van de geregistreerde.

2. Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek dan wel op grond van een dringende en gewich-tige reden, kunnen desgevraagd gegevens aan een derde worden verstrekt voor zover de persoonlijkelevenssfeer van de geregistreerden daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

3. De verstrekking van gegevens blijft achterwege voor zover uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voor-schrift geheimhouding geboden is.

4. Indien de geregistreerde minderjarig is en de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, of onder cura-tele is gesteld, is in plaats van de toestemming van de geregistreerde die van zijn wettelijke vertegenwoor-diger vereist.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

19

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 25: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Voor registraties van (semi-)overheidsinstellingen, en van organisaties op het terrein van onderwijs,gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening is verder een mogelijkheid tot verstrekkinggeschapen in artikel 18, derde lid Wpr:Uit deze persoonsregistraties kunnen desgevraagd gegevens worden verstrekt aan personen ofinstanties met een publiekrechtelijke taak, voor zover zij die gegevens behoeven voor de uitvoeringvan hun taak en de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerden daardoor niet onevenredigwordt geschaad. Artikel 11, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

De mogelijke verstrekkingen van persoonsgegevens uit politieregisters zijn aangegeven in deartikelen 15 tot en met 19 Wpolr of daarop gebaseerde regelgeving (het Besluit politieregisters,Bpolr). Rechtstreekse geautomatiseerde verstrekking van gegevens uit een politieregister wordt inde artikelen 14 Wpolr en 14 Bpolr beperkt tot, in grote lijnen, functionarissen binnen de politie ofmarechaussee. Voor zover het gaat om matching van persoonsgegevens bevat artikel 6 Wpolr bevatvoorschriften, speciaal gericht op de koppeling van politieregisters.In de Wpr is ‘koppeling’ niet als zelfstandig begrip opgenomen. Wel dient een reglement of aanmel-dingsformulier ‘verbanden met enige andere gegevensverzameling’ te vermelden. De toelaat-baarheid van de hieruit voortvloeiende gegevensverstrekking dient aan de hand van de criteria vanartikel 11 en 18 Wpr beoordeeld te worden.

Wettelijke verplichting

Dat een wettelijke verplichting om persoonsgegevens te verstrekken tegelijk de bevoegdheiddaartoe geeft, is niet verbazingwekkend.Van belang is de invulling van het begrip wettelijk. Een dergelijke regeling moet voldoen aan deeisen van artikel 10, eerste lid, van de Grondwet en artikel 8 van het Europees verdrag voor derechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Een verplichting tot gegevensvers-trekking die het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer beperkt, is daarom slechtsmogelijk bij of krachtens een wet in formele zin en met inachtneming van de materiële criteria diehet EVRM stelt.2 Zo zal het voorschrift voldoende nauwkeurig moeten zijn en adequate en effectievewaarborgen moeten bevatten tegen ongeoorloofde inbreuken. Dit betekent onder andere dat debeperking moet worden gerechtvaardigd door een “pressing social need” en in overeenstemmingmoet zijn met de beginselen van proportionaliteit (de beperking mag niet onevenredig zijn inverhouding tot het nagestreefde doel) en subsidiariteit (het nagestreefde doel moet niet op een voorde burger minder ingrijpende wijze kunnen worden bereikt). Het proportionaliteitsvereiste houdt indat naarmate de inbreuk op de privacy groter is (bijvoorbeeld omdat het gaat om gevoeligegegevens of omdat er tussen de taken van het verstrekkende en ontvangende orgaan slechts eenverwijderd verband bestaat), het belang van de gegevensverstrekking concreter zal moeten wordenaangetoond. Het subsidiariteitsvereiste houdt in dat ook in concreto duidelijk moet zijn dat andere,minder in de persoonlijke levenssfeer van de burger ingrijpende maatregelen redelijkerwijs nietmogelijk of onvoldoende doeltreffend zouden zijn.

Toestemming van geregistreerde

De eisen die aan ’toestemming’ als grond voor verstrekking van gegevens conform artikel 11, eerstelid Wpr moeten worden gesteld, zijn geformuleerd in artikel 12.Deze toestemming dient schriftelijk te worden gegeven door de geregistreerde of diens wettelijkevertegenwoordiger. Zij kan steeds schriftelijk worden ingetrokken. De toestemming moet in vrijheidzijn gegeven en kan maar op één geval, of een beperkte categorie van gevallen, betrekking hebben.Onvrijwilligheid reeds bij de opname van gegevens (jeugdcriminaliteit) en afhankelijkheid in relatietot de deelnemende instelling (hulp- of zorgverlening) vormen factoren die het ‘in vrijheid’ geven

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

20

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 26: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

van toestemming onder druk zetten. Hoe ‘vrij’ is immers die toestemming, als het alternatief is datmen uit zijn huis wordt gezet?Onbekendheid met de aard en omvang van de gegevensverstrekkingen die mogelijk zullen gaanplaatsvinden kan er aan in de weg staan, dat aan het vereiste van ‘gerichte’ toestemming wordtvoldaan. Duidelijkheid over de te verwachten gegevensverstrekkingen is in dat verband essentieel.

De toestemming bedoeld in de artikelen 11 en 12 Wpr is qua inhoud en functie verschillend van detoestemming die de geheimhoudingsplicht van bijvoorbeeld de arts ter zijde kan stellen. Daarvoor isnodig dat het gaat om ‘informed consent’, dat wil zeggen overwogen toestemming die tot standgekomen is op basis van verstrekte informatie. Deze toestemming is vormvrij.

Doelverstrekking

Bij een verstrekking die “voortvloeit uit het doel van de registratie” is vereist dat het doel van dezeregistratie meebrengt dat de betrokken verstrekking aan de derde geschiedt. De aard van het doel ende betekenis daarvan in het maatschappelijk verkeer zal hierbij mede in aanmerking moeten wordengenomen. De deelnemers aan een cliëntvolgsysteem leggen hun persoonsregistraties primair aan omte kunnen beschikken over de gegevens die nodig zijn in het contact met de cliënt. Afspraken tussende houder van een cliëntvolgsysteem en een deelnemer, of tussen de deelnemers onderling, leverenop zich niet een doel dat legitimeert om gegevens over een cliënt te verstrekken aan een andereinstelling. De cliënt staat immers buiten die afspraken. Er kunnen echter zwaarwegende belangenzijn, gelegen in de doelstelling, die met zich brengen dat de uitwisseling (verstrekking) vangegevens in het kader van een dergelijk systeem voortvloeit uit het doel van de registratie. Veelalligt verstrekking van gegevens al dan niet impliciet vast in het doel van een ‘zelfstandig’ cliëntvolg-systeem besloten. Daarbij kan een parallel getrokken worden met waarschuwings- of signalerings-systemen in bepaalde bedrijfstakken. Daar zijn de ‘zwaarwegende belangen’ voor de aanleg tevinden in het belang van de branche of bedrijfstak.3 In het geval van cliëntvolgsystemen kunnendergelijke zwaarwegende belangen gelegen zijn in door de deelnemers geformuleerde zwaarwe-gende belangen van de cliënt en/of in algemene maatschappelijke belangen zoals de bestrijding vanoverlast of criminaliteit. Het is ook mogelijk dat op basis van onderlinge afspraken aan een cliënteen hulpaanbod wordt gedaan, waarvan de uitwisseling van gegevens een essentieel bestanddeelvormt. Bij acceptatie van het aanbod door de cliënt kan de gegevensuitwisseling die daarvan hetgevolg is als ‘voortvloeiend uit het doel van de registratie’ worden gezien.

Verstrekt een instelling rechtstreeks gegevens over een cliënt aan een andere instelling dan kan devraag zich voordoen of sprake is van een verstrekking die geoorloofd is omdat die voortvloeit uithet doel van de registratie. Diezelfde vraag, maar dan tweeledig, speelt bij verstrekking aan eencliëntvolgsysteem in de vorm van een zelfstandig gegevensbestand, bedoeld om gegevens verder teverstrekken. Zowel de verstrekking aan het cliëntvolgsysteem zelf als de verstrekking aan anderedeelnemers, het uiteindelijk resultaat, moet geoorloofd zijn. De vraag dient te worden beantwoordvanuit de relatie die tussen de cliënt en de betrokken deelnemers aan het systeem bestaat. Hierbijspelen de aard van deze relatie een rol en hetgeen redelijkerwijs door de betrokken cliënt kanworden verwacht t.a.v. het gebruik van hem betreffende gegevens.

Door de verkrijgende instelling dient de nodige aandacht te worden besteed aan het interne gebruikvan de verkregen gegevens. Die verkrijging stond immers in het teken van een bepaald doel endaarom nam de instelling deel aan het cliëntvolgsysteem. Als diezelfde gegevens worden gebruiktten behoeve van andere taken of doeleinden, is het de vraag of dat gebruik te zien is als‘verenigbaar’ in de zin van artikel 6 Wpr. (Zie hiervoor over gebruik binnen één organisatie). Onverenigbaarheid kan allereerst voortvloeien uit de aard van de verschillende doeleinden.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

21

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 27: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Echter, ook het feit dat gebruik van bepaalde persoonsgegevens voor een nevendoel zou leiden totverspreiding van die gegevens buiten de kring van deelnemers aan het cliëntvolgsysteem kan totonverenigbaarheid (van dat gebruik) met het doel van verkrijging leiden. Als de Raad voor deKinderbescherming ouders naar een RIAGG verwijst voor begeleiding bij een omgangsregelingbehoort geen uitdraai uit het CVS-JC te worden meegezonden. Daaraan staat overigens ook in deweg dat artikel 30 Wpolr geheimhouding oplegt aan degenen die gegevens verstrekt hebbengekregen uit politieregisters. (zie blz. 35).

Verstrekking tussen ‘publieke’ registraties

In aanvulling op de algemene regeling van artikel 11 Wpr geeft artikel 18, derde lid, Wpr voor depublieke en semi-publieke sector een bijzondere regeling voor het verstrekken van gegevens aanpersonen of instanties met een publiekrechtelijke taak. Uit registraties die onder hoofdstuk 5 van deWpr vallen, kunnen desgevraagd persoonsgegevens worden verstrekt aan personen of instantiesmet een publiekrechtelijke taak. Er moet dan wel aan een aantal voorwaarden zijn voldaan:– De verstrekking vindt ‘desgevraagd’ plaats, dus niet op initiatief van de verstrekkende houder.– De verstrekking kan slechts plaatsvinden ‘voor zover’ de ontvanger de gegevens ‘behoeft voor de

uitoefening van zijn taak’.– De verstrekking mag de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde niet onevenredig schaden.Blijkens de wetsgeschiedenis dient bij de in artikel 18, derde lid, Wpr bedoelde belangenafweging teworden gelet op de aard van de betrokken taken en de wijze waarop deze zich tot elkaar verhouden,de aard van de betrokken gegevens en de wijze waarop deze zijn verkregen en ten slotte op devraag in hoeverre andere mogelijkheden aanwezig zijn om in de informatiebehoefte van devragende instantie te voorzien.4 Uit deze voorwaarden valt af te leiden dat dit artikel in beginselbedoeld is als grond voor meer incidentele verstrekkingen van persoonsgegevens. Als een cliëntvolgsysteem gebruik maakt van on-line bevragingen van een aparte data-base of vansystemen van de deelnemers, zou de situatie kunnen ontstaan dat gegevens, direct of indirectafkomstig uit dergelijke registraties, worden verstrekt zonder dat kan worden getoetst of debevrager/ontvanger die nodig heeft voor de uitvoering van zijn taak en zonder dat het belang vanbescherming van de persoonlijke levenssfeer van geregistreerde kan worden meegewogen. Voor eendergelijke structurele verstrekking is dit artikel dus een te smalle basis.

Het is mogelijk om de bevrager uitsluitend voor toegang tot bepaalde gegevens te autoriseren. Opdie manier kan het systeem zeker stellen dat de bevrager/ontvanger van persoonsgegevens alleendie gegevens kan verkrijgen die nodig zijn voor de uitvoering van zijn taak en waarvan deverstrekking geen onevenredige inbreuk op de privacy van de geregistreerde vormt.Een andere mogelijkheid is, om de in het systeem opgenomen persoonsgegevens strikt te beperkentot die, welke aan deze criteria voldoen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat het ’systeem’ slechts defunctie heeft van een verwijsindex. Verdere informatie kan alleen worden verkregen via contact meteen medewerker van een deelnemende instelling, die dan kan beoordelen of de gevraagde infor-matie aan de criteria voldoet.

5.2 Beperkende bepalingen

Ook wanneer als basis voor een gegevensverstrekking één van de gronden van artikel 11, eerste lidWpr of de grond van artikel 18, derde lid Wpr is aan te wijzen kan de beperking die is neergelegd inartikel 11, derde lid Wpr met zich mee brengen dat die verstrekking niet geoorloofd is.In artikel 11, derde lid Wpr is aangegeven dat een verplichting tot geheimhouding, verbonden aanbepaalde ambten en beroepen, of bij wettelijke bepaling opgelegd, met zich meebrengt datverstrekking van gegevens achterwege blijft.5

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

22

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 28: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

5.2.1 Het beroepsgeheim

Het beroepsgeheim als zodanig is ouder dan de Wpr. Van oudsher wordt de vertrouwelijkheid van de contacten tussen de beoefenaars van bepaaldeberoepen en hun cliënten beschermd door een geheimhoudings- of zwijgplicht. De geheimhoudings-plicht van de arts is het meest bekend. De informatie die een geneeskundige verzamelt in de uitoe-fening van zijn beroep of ambt valt onder het beroepsgeheim. Behalve het beroepsgeheim van dearts is in dit verband ook die van de maatschappelijk werker relevant.

Het beroepsgeheim kent zowel een aspect van algemeen als van individueel belang. Een ieder moetzich zonder angst en reserve tot bepaalde hulpverleners of vertrouwenspersonen kunnen wenden.Men moet er op kunnen rekenen dat hetgeen dezen te weten komen geheim blijft (algemeen belang-aspect). Daarnaast is de hulpverlener jegens de hulpzoekende patiënt/cliënt gehouden de hem ofhaar toevertrouwde gegevens niet te openbaren. Deze plicht dient tot bescherming van het recht oprespect voor het privé-leven van de patiënt/cliënt. Het gaat immers om zeer persoonlijke gegevens(individueel belang-aspect).

De plicht tot geheimhouding strekt zich uit tot al datgene wat de hulpverlener bij de uitoefening vanzijn beroep als geheim is toevertrouwd, wat daarbij als geheim te zijner kennis is gekomen of watdaarbij te zijner kennis is gekomen en waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen.Hieronder moet al datgene worden begrepen dat de hulpverlener ter kennis komt vanwege het feitdat hij in een beroepsmatige relatie staat of heeft gestaan met de patiënt/cliënt, zoals de gegevensdie blijken bij het opnemen van de anamnese, de diagnose of de therapie. De sanctie op het nietvoorkomen van de geheimhoudingsverplichting is opgenomen in artikel 272 van het Wetboek vanStrafrecht.

De geheimhoudingsplicht op het terrein van de gezondheidszorg is in verschillende wettelijkebepalingen neergelegd. Bijvoorbeeld in het kader van de overeenkomst inzake geneeskundigebehandeling in artikel 7: 457, eerste en tweede lid, BW (WGBO; Stb. 1994, 838).6

In een aantal wettelijke regelingen zijn bijzondere verplichtingen tot geheimhouding opgenomenzoals in artikel 43 van de WJHV. In het eerste lid is een geheimhoudingsplicht neergelegd,inhoudend dat aan anderen dan de jeugdige, behoudens met zijn of haar toestemming, geen inlich-tingen worden verstrekt over de jeugdige. Die geheimhoudingsplicht geldt niet, zo bepaalt hettweede lid, tegenover degenen van wie beroepshalve de medewerking bij de hulpverlening noodza-kelijk is en degene die is betrokken bij de uitvoering of voorbereiding van een maatregel van kinder-bescherming. In het derde lid wordt verder een uitzondering gemaakt voor de wettelijke vertegenwoordiger(s), zijhet alleen – als de jeugdige nog geen zestien jaar oud is, dan wel – als de jeugdige zestien jaar oud is maar niet in staat te achten tot een redelijke waardering van

zijn belangen.

Persoonsgegevens, opgenomen in een persoonsregistratie, die vallen onder een beroepsgeheim ofeen wettelijke plicht tot geheimhouding zullen in beginsel niet zonder toestemming van debetreffende geregistreerde aan derden kunnen worden verstrekt. Het beroepsgeheim is evenwel nietabsoluut. Er zijn situaties dat de zwijgplicht van de hulpverlener wordt opgeheven of beperkt.Daarbij valt in de eerste plaats te denken aan de toestemming van de cliënt of een wettelijkvoorschrift dat tot spreken verplicht. Daarnaast kan de zwijgplicht worden doorbroken doordatandere fundamentele rechten of hoogwaardige belangen zwaarder wegen dan het maatschappelijk

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

23

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 29: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

belang van de hulpverlening door een instelling en het individuele belang van de cliënt. Zo’n‘conflict van belangen’ kan doorbreking van de zwijgplicht rechtvaardigen. Hierbij gaat het omvragen als:– worden gegevens gevraagd of spontaan verstrekt?– om wat voor gegevens gaat het?– welke belangen, eventueel ook van de geregistreerde, worden met de verstrekking gediend? – is de verstrekking noodzakelijk en zo ja, van welke gegevens?– is geprobeerd om toestemming van de geregistreerde te verkrijgen?Het zal duidelijk zijn dat hierbij een afweging in het concrete geval wordt gemaakt en dat dit geenbasis kan zijn voor een structurele verstrekking van gegevens door de hulpverlener.

Een situatie waarin met veronderstelde toestemming van de patiënt of cliënt gegevens uitgewisseldkunnen worden is die, waarin anderen dan de hulpverlener rechtstreeks betrokken zijn bij deuitvoering van de behandelingsovereenkomst of optreden als vervanger. De constructie zoals isneergelegd in het tweede lid van artikel 43 WJHV vertoont daarmee overeenkomsten.

Welke consequenties heeft het beroepsgeheim voor de gegevensverstrekking die verbonden is aaneen cliëntvolgsysteem? Samenwerkende instellingen kunnen een patiënt of cliënt een geintegreerdhulpaanbod doen. Als deze het aanbod of hulpverleningsplan accepteert, kan de gegevensver-strekking die daarmee duidelijk verband houdt gezien worden als plaatsvindend binnen deuitvoering van behandeling of hulpverlening. De cliënt dient dan wel geinformeerd te zijn over hetfeit van, de aard en de omvang van de gegevensverstrekking als onderdeel van het hulpaanbod.Ook mag niet elke betrokken hulpverlener dan ook maar beschikken over alle persoonsgegevensvan de cliënt. De gespecialiseerde thuiszorg bijvoorbeeld, heeft voor een goede hulpverlening welgegevens nodig maar niet het volledige psychiatrisch dossier van de cliënt. Als bij de uitwisselingvan gegevens gebruik wordt gemaakt van informatietechnologie, bijvoorbeeld een ElektronischPatiëntendossier, dan kan dit onderscheid worden ingebouwd in het systeem. Zo wordt optechnische wijze gegarandeerd dat niet meer gegevens worden uitgewisseld dan vereist is voor detaakuitoefening van de desbetreffende deelnemer aan het cliëntvolgsysteem.

5.2.2 Gesloten regime van verstrekkingen

De Wet politieregisters kent in de artikelen 14 tot en met 16 en 18 een geheel eigen regime vanverstrekkingen een zogenaamd gesloten verstrekkingenregime.7 Dit houdt in dat bij of krachtensdeze wet aangegeven wordt aan wie in welke gevallen bepaalde gegevens verstrekt moeten ofmogen worden.

Bij de in politieregisters opgenomen gegevens gaat het meestal om gegevens die de geregistreerdeniet vrijwillig heeft geleverd of die niet van hem zelf afkomstig zijn. Verder zijn het meestal nogalgevoelige gegevens. Omdat de in een politieregister opgenomen persoonsgegevens niet alleen terbeschikking van het eigen korps maar van de gehele politie staan, werd het nodig geacht bij ofkrachtens de Wet politieregisters nauwkeurig het verstrekkingenregime vast te leggen.

De meeste uitvoeringsbepalingen zijn opgenomen in het Besluit politieregisters (Bpolr). Zo creëertartikel 10 Bpolr de mogelijkheid tot verstrekking van antecedenten8 aan ambtenaren van de Raadvoor de Kinderbescherming. In artikel 14, lid 1 sub e Bpolr is bepaald dat gegevens uit een politiere-gister kunnen worden verstrekt aan personen werkzaam bij het bureau vertrouwensartsen, voorzover zij die behoeven voor een goede uitvoering van hun taak. Artikel 14 Bpolr lid 1 sub s9 creëertde mogelijkheid van verstrekking van gegevens die uitsluitend zijn vastgelegd met het oog op dehulpverlenende taak van de politie aan de Raad voor de Kinderbescherming ten behoeve van

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

24

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 30: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

bepaalde taken. Rechtstreekse geautomatiseerde verstrekking uit politieregisters kan alleen wordenverleend aan bepaalde daartoe geautoriseerde personen die deel uitmaken van de reguliere politieof van de Koninklijke marechaussee.10 De bepalingen van wet en besluit zijn van dwingend recht.Het gaat immers om publiekrecht met een waarborgend karakter. In een lagere regeling kan dan ookniet van de bepalingen en waarborgen van de wet of het besluit worden afgeweken. Als sluitstukvan het gesloten verstrekkingenregime is in artikel 3011 van de wet een bijzondere geheimhoudings-bepaling opgenomen. Deze betekent dat wanneer aan een persoon of instantie een gegeven uit eenpolitieregister is verstrekt, deze dit gegeven in beginsel geheim dient te houden. Op basis van artikel 30 Wpolr zal verstrekking enkel kunnen plaatsvinden indien dit ter uitvoeringvan de politietaak als bedoeld in artikel 2 Politiewet 1993 noodzakelijk is. Dit betekent, dat het belangvan de verstrekking dus (primair) een politiebelang moet zijn, en dat het belang van degene die hetverzoek tot verstrekking doet geen voldoende grond voor een verstrekking op kan leveren. Deinvulling van het begrip ‘politietaak’ is onderhevig aan veranderingen in de rol die de politie, al danniet in samenwerking met anderen, vervult in het maatschappelijk leven. De vraag of het politie-belang noodzaakt tot gegevensverstrekking, zal van geval tot geval dienen te worden afgewogen.

Artikel 30 is bedoeld voor verstrekkingen in bijzondere gevallen, maar niet als basis voor systema-tische informatieuitwisseling en informatiestromen. Wel is onder omstandigheden verstrekking inzich herhaaldelijk voordoende en met elkaar vergelijkbare gevallen toegestaan. Het moet daarbijgaan om verstrekkingen die in individuele gevallen op grond van artikel 30 toelaatbaar zouden zijn,maar waarbij de omstandigheden die tot de verstrekking leiden zich (tijdelijk) niet of nauwelijkslenen voor een regeling in wet of besluit. Een en ander zo dat gelijke gevallen ook gelijk behandeldworden. Daartoe zullen ten minste de gevallen waarin verstrekking plaats kan vinden voldoendenauwkeurig omschreven moeten worden.

5.3 Bewaartermijnen

In de Wpr en de Wpolr zijn niet, zoals bijvoorbeeld in de WGBO en de BOPZ wel het geval is,concrete termijnen voor het bewaren van (categorieën van) persoonsgegevens opgenomen. Daarwaar bijzondere wetgeving specifieke termijnen voor het bewaren van persoonsgegevens stelt, gaandeze voor op de algemene, open norm. Bij de toepassing van die algemene norm vormt dedoelbinding het toetspunt. Artikel 5, lid 1 Wpr vereist dat de gegevens in een registratie in overeen-stemming zijn met het doel daarvan. Voor de (semi)publieke sector geldt dat het (verder) bewarenvan gegevens noodzakelijk moet zijn voor het doel (artikel 18, lid 2 Wpr). Dit betekent dat gegevensook niet langer mogen worden bewaard dan nodig is voor dat doel. Artikel 20 sub d Wpr schrijftvoor dat het reglement van een reglementsplichtige registratie een beschrijving moet bevatten van‘de gevallen waarin de opgenomen gegevens worden verwijderd’. In het aanmeldingsformulier voorde ‘particuliere’ sector is eveneens een vraag hierover opgenomen, terwijl in het privacyreglementvan een politieregister naast verwijdering ook vernietiging moet worden geregeld.

Via de algemene norm en de aanmeldings- of reglementsplicht is de houder van een registratie erdus toe gehouden om het algemene criterium dat voor die registratie van toepassing is te vertalen inconcrete regels voor het verwijderen, eventueel vernietigen, van (categorieën van) daarinopgenomen persoonsgegevens. Daarbij kunnen verplichtingen een rol spelen die in andere wetgeving zijn opgenomen. Overigenszal ook hier een afweging van de betrokken belangen moeten worden gemaakt. Concreet betekentdit dat het bewaren na het meerderjarig worden van de geregistreerde van diens gegevens niet meerpast in het doel van het CVS-JC. Maar al eerder dient onder ogen te worden gezien of en in welkegevallen deze ‘jeugdzonden’ bewaard moeten blijven tot de betrokkene volwassen is geworden. Dat

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

25

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 31: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

geldt nog sterker als ook gegevens over 12-minners in het systeem worden opgenomen. Wat bijvoor-beeld te denken van de situatie dat de Raad voor de Kinderbescherming via het CVS-JC kennis zoukunnen nemen van strafbare feiten die meer dan vijf jaar geleden zijn gepleegd, terwijl voor eigenrapportage het uitgangspunt geldt dat deze na vijf jaar in beginsel niet meer wordt gebruikt?Voor zover het gaat om persoonsgegevens van minderjarigen kan verwijdering of vernietiging extragecompliceerd zijn. Zolang zij nog geen 16 jaar zijn, hebben zij immers nog niet de mogelijkheidgehad om zelfstandig om inzage te verzoeken (zie verder onderdeel 5.4).

5.4 Rechten van geregistreerden

Hoe men de effectiviteit van een dergelijk systeem ook beoordeelt. Kennis over opname in een regis-tratie, mogelijkheid tot inzage van de gegevens en tot correctie van onjuiste gegevens zijn basisvoor-waarden voor een geregistreerde om zicht te kunnen houden op de gegevens die over hem zijnopgenomen en worden verspreid en op de beslissingen die eventueel op basis daarvan wordengenomen. Het feit dat in een cliëntvolgsysteem (een deel van) de gegevensstromen zich aan decontrole van de geregistreerde onttrekt, accentueert het belang van die rechten nog.

Transparantie

Het inzichtelijk maken van de werking van een persoonsregistratie is één van de functies van deverplichting tot aanmelding of reglementering die krachtens artikel 19 Wpr, dan wel 24 Wpr op dehouder van een persoonsregistratie rust.

Artikel 28 Wpr schrijft voor dat in beginsel binnen vier weken na opname van gegevens in een regis-tratie daarover aan de geregistreerde mededeling moet worden gedaan, met vermelding van naam,adres en woonplaats van de houder en een aanduiding van het doel van de registratie.Omdat zowel bij opname van gegevens als bij interne en externe verstrekking van gegevens het doeleen toetspunt is, biedt dit laatste de geregistreerde enig inzicht in de aard van de gegevens die zijnopgenomen en het gebruik dat daarvan kan worden gemaakt. Via de houder is meer informatie(inzage in aanmeldingsformulier of reglement, overzicht van opgenomen gegevens, informatie overderdenverstrekkingen) te verkrijgen. De mededeling over opname in de registratie kan onderbepaalde voorwaarden achterwege gelaten worden: als betrokkene weet, of redelijkerwijs kan wetendat hij in de registratie is opgenomen, als een gewichtig belang van hem zich tegen het doen van diemededeling verzet, of als een van de weigeringsgronden van artikel 30 Wpr dit noodzakelijk maakt.

Ook de Europese richtlijn schrijft voor dat de betrokkene over de verwerking van hem betreffendegegevens wordt geinformeerd. De richtlijn maakt onderscheid naar gelang de betreffende gegevensal dan niet zijn verkregen bij de betrokkene zelf. Deze voorschriften zijn strakker dan de Wpr. Demededeling kan slechts achterwege worden gelaten als betrokkene ‘op de hoogte is‘ (onder de Wpr:als hij ‘redelijkerwijze kan weten’ van de opname). Met andere woorden: de verantwoordelijke vooreen verwerking zal zich er van moeten vergewissen dat bepaalde informatie is verstrekt.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

26

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 32: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Artikel 10:‘De Lid-staten bepalen dat de voor verwerking verantwoordelijke of diens vertegenwoordiger aan degene bijwie hem betreffende gegevens worden verkregen,tenminste de hierna volgende informatie moet verstrek-ken, behalve indien de betrokkene daarvan reeds op de hoogte is:

a) de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke en, in voorkomend geval, van diens vertegen-woordiger,

b) de doeleinden van de verwerking waarvoor de gegevens zijn bestemd,c) verdere informatie zoals

– de ontvangers of de categorieën ontvangers van de gegevens;– of men al dan niet verplicht is om te antwoorden en de eventuele gevolgen van niet-beantwoording,– het bestaan van een recht op toegang tot zijn eigen persoonsgegevens en op rectificatie van deze

gegevens,voor zover die, met inachtneming van de specifieke omstandigheden waaronder de gegevens verkregenworden, nodig is om tegenover de betrokkene een eerlijke verwerking te waarborgen.’

Artikel 11:‘De lidstaten bepalen dat, wanneer de gegevens niet bij de betrokkenen zijn verkregen, de voor de verwer-king verantwoordelijke of diens vertegenwoordiger, op het moment van registratie van de gegevens of wan-neer verstrekking van de gegevens aan een derde wordt overwogen, aan de betrokkene uiterlijk op hetmoment van de eerste verstrekking van de gegevens tenminste de volgende informatie moet verstrekken,tenzij de betrokkene daarvan reeds op de hoogte is:

a) de identiteit van de voor de verwerking verantwoordelijke en, in voorkomend geval, van diens vertegen-woordiger,

b) de doeleinden van de verwerking,c) alle verdere informatie zoals

– de betrokken gegevenscategorieën;– de ontvangers of de categorieën ontvangers;– het bestaan van een recht op toegang tot zijn eigen persoonsgegevens en op rectificatie van deze

gegevens,voor zover die, met inachtneming van de specifieke omstandigheden waaronder de gegevens verzameldworden, nodig is om tegenover de betrokkene een eerlijke verwerking te waarborgen.

2. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien, met name voor statistische doeleinden of voor historischof wetenschappelijk onderzoek, verstrekking van informatie onmogelijk blijkt of onevenredig veel moeitekost of indien de registratie of verstrekking bij wet is voorgeschreven. In deze gevallen zorgen de Lid-statenvoor passende waarborgen.’

Eerder is al opgemerkt dat een belangrijke functie van een cliëntvolgsysteem is, dat informatiebeschikbaar is zonder dat daarvoor steeds een beroep gedaan behoeft te worden op de cliënt.Een volgsysteem in de vorm van een aparte data-base zal persoonsgegevens bevatten die niet van degeregistreerde/betrokkene zelf afkomstig zijn. Deelnemers kunnen beschikken over gegevens diedeels van geregistreerden, deels uit het systeem afkomstig zijn. Ook als sprake is van een rechtst-reekse uitwisseling tussen deelnemers, zullen de deelnemers hun gegevens deels van anderenverkregen hebben. De geregisteerde kan daardoor moeilijk zicht houden op de gegevens die overhem zijn opgenomen en het gebruik daarvan.

Het voldoen aan de reglementerings- of aanmeldingsplicht, een actieve opstelling bij het informerenvan de geregistreerden hierover en een ruimhartige interpretatie van artikel 28 Wpr kunnen er toebijdragen dit nadeel te ondervangen. Openheid biedt geregistreerde de mogelijkheid om te reagerenals hij het met opgenomen informatie niet eens is. Die openheid zou betrekking moeten hebben op: – diens opname in het systeem;– de aard van de opgenomen gegevens;– gebruikers;– herkomst van de gegevens;– werking van het systeem;– wie verantwoordelijk is voor het systeem.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

27

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 33: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Juist bij een cliëntvolgsysteem is het zaak om de geregistreerde op het punt van openheid uitge-breide waarborgen te bieden. Beperking van de mededelingsplicht tot uitsluitend de eerste opnamebiedt daarvoor een te smalle basis. Herhaling van de informatie bij eerste contacten met anderedeelnemers is daarom aangewezen. Dit biedt voorts een goede mogelijkheid om veranderingen/fouten te constateren en kan zo ook de kwaliteit ten goede komen.

Recht op inzage, correctie en informatie over verstrekkingen

In de Wpr is aan geregistreerden een aantal rechten toegekend om hen zelf de middelen in handente geven om effectief hun persoonlijke levenssfeer te beschermen. Een geregistreerde heeft recht opkennisneming van de hem betreffende gegevens en van inlichtingen over de herkomst daarvan, opcorrectie van onjuiste, onvolledige of niet ter zake doende gegevens, en op informatie over deverstrekking aan derden van hem betreffende gegevens.

De houder van een persoonsregistratie dient de nodige voorzieningen te treffen om de uitoefeningdoor geregistreerden van hun rechten mogelijk is maken. De complexe structuur van een cliëntvolg-systeem, waarbij allerlei gegevensverstrekkingen plaatsvinden en, afhankelijk van de gekozen vorm,sprake kan zijn van meerdere houders, geeft aanleiding tot extra aandachtspunten. De geregis-treerde zal voldoende gelegenheid moeten krijgen om, desgewenst, inzage of afschrift van de overhem opgenomen gegevens te verkrijgen. Het belang en de positie van de geregistreerde (cliënt)dient daarbij eerder maatgevend te zijn dan de vorm die voor juridische kwesties zoals het houder-schap is gekozen.

Een goede regeling voor de behandeling van verzoeken om verwijdering of correctie is ook vangroot belang. De instelling die inzage verleent zal immers niet steeds de instelling zijn die de alsonjuist betitelde gegevens in het systeem heeft ingevoerd. De herkomst van de gegevens zal daaromsteeds duidelijk moeten zijn. Waar de opzet van het systeem zo is, dat het geregistreerden onvol-doende duidelijkheid biedt over de vraag tot wie een verzoek gericht dient te worden, is hetgewenst als de deelnemende instellingen zich verplichten verzoeken om correctie door te zendennaar degene die de betreffende gegevens in eerste instantie heeft vastgelegd.

5.5 Kwaliteit

5.5.1 Algemeen

Het tweede lid van artikel 5 Wpr legt aan de houder van een persoonsregistratie een zorgplicht opmet betrekking tot de juistheid en volledigheid van de persoonsgegevens in die registratie. Dezezorgplicht loopt deels samen met de verplichting tot beveiliging die ook op de houder rust op grondvan artikel 8 Wpr. Op grond daarvan dient hij te waken tegen verlies en aantasting van de gegevens.

De verplichting van artikel 5 gaat echter verder. De houder dient activiteiten te ontplooien gerichtop kwaliteit en integriteit van de opgenomen gegevens. Daar waar de doelstelling van een regis-tratie gericht is op het ‘bedrijfsmatig’ verzamelen en verstrekken van persoonsgegevens zondertoestemming van betrokkenen is, in artikel 13 Wpr, de zorgplicht zelfs nog verder aangescherpt. Dehouder van zo’n registratie dient de op te nemen gegevens te onderzoeken op juistheid, maar hoeftniet in te staan voor de juistheid.*12* Onder omstandigheden kunnen op dit punt ook werkaf-spraken met derden aanvaardbaar zijn.*13* Voor het creëren van die zwaardere zorgplicht is eenaantal redenen aan te geven. Zo worden persoonsgegevens opgenomen zonder toestemming vangeregistreerden, en zijn de algemene normen voor gegevensverstrekking bij dergelijke registraties

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

28

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 34: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

niet goed bruikbaar omdat het doel nu juist op de verstrekking van gegevens is gericht. Ook kunnenaan de verstrekking van gegevens voor de geregistreerde ingrijpende gevolgen verbonden zijn.

Het voorgaande is soms ook van toepassing op cliëntvolgsystemen, als deze in de vorm van eenzelfstandige persoonsregistratie zijn opgezet. Waar het ingrijpende karakter van zo’n systeem metzich meebrengt dat extra waarborgen voor de geregistreerde dienen te worden gecreëerd, dient danook te worden uitgegaan van de aangescherpte zorgplicht die is verwoord in artikel 13 Wpr.

Om inhoud te geven aan deze zorgplicht voor juistheid en volledigheid, voor kwaliteit en integriteit,is een continue onderhoud van het ’systeem’, en van de gegevens die daarin omgaan, noodzakelijk.Hoe complexer de aard van de gegevens, en hoe groter het aantal aanleveraars van gegevens, hoemoeilijker het proces van het onderhoud aan te sturen is.

Juist bij cliëntvolgsystemen is investeren in het onderhoud van het grootste belang, niet alleen voorde geregistreerde maar ook voor de deelnemende instellingen. Voor de geregistreerde omdat degegevens die over hem zijn opgenomen van invloed kunnen zijn op beslissingen die ten aanzien vanhem zullen worden genomen. Voor de deelnemers omdat zij voor het uit te zetten beleid, zowel inalgemene zin als in het individuele geval, moeten kunnen vertrouwen op door het systeemgeleverde informatie.

5.5.2 Het onderzoek op juistheid

De uitdrukking: ‘garbage in ‘arbage out’ is bij iedereen die met informatiesystemen werkt inmiddelswel bekend. De eerste slag in het proces om te komen tot out-put van niet-vervuilde informatie isdan ook gewonnen als juiste informatie wordt ingevoerd. ‘Juist’ dient hier niet alleen als ‘feitelijkjuist’ te worden gelezen maar ook als ‘juist in relatie tot het doel van opname’. Dat wil zeggen dat degegevens ook toereikend moeten zijn, ter zake dienend en niet overmatig in relatie tot het doel vande registratie, in de termen van artikel 6 van de Europese richtlijn.

Waar de houder van een registratie de op te nemen gegevens van de geregistreerde verkrijgt, isregelmatige verificatie bij de bron, de geregistreerde zelf, meestal op eenvoudige wijze mogelijk.

Een systeem dat persoonsgegevens aangeleverd krijgt van deelnemende organisaties, beschikt inveel mindere mate over die mogelijkheid en is in dit opzicht afhankelijk van de leveranciers van depersoonsgegevens. De zorg voor juistheid en volledigheid zal daardoor grotendeels komen te liggenbij de leveranciers. De houder kan aan zijn zorgplicht inhoud geven door met de gegevens aanleve-rende instellingen maatregelen af te spreken die in dit opzicht zoveel mogelijk steun geven. Eenaantal mogelijke maatregelen:– eenheid van taal: het gebruik van standaardbegrippen die niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn;– duidelijke afspraken over de wijze waarop de identiteit van de geregistreerde wordt vastgesteld

en over de gegevens die daarover worden opgenomen;– vastleggen van de herkomst van de gegevens zodat bij geconstateerde fouten terugkoppeling

mogelijk is;– duidelijke instructies met betrekking tot de manier waarop, en de vorm waarin, de gegevens

dienen te worden aangeleverd;– een help-desk waar bij twijfel advies kan worden gevraagd;– periodieke, steekproefsgewijze controles van de aangeleverde gegevens aan de hand van de bij de

deelnemers aanwezige achterliggende registraties;

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

29

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 35: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

– afspraken over wijziging van gegevens (bijvoorbeeld: uitsluitend in overleg met de instelling dieze heeft aangeleverd);

– afspraken over het doorgeven van correcties aan de afnemers;– een vorm van toezicht, bijvoorbeeld door een onafhankelijke klachtencommissie.

5.5.3 Het ‘onderhoud’

Persoonsgegevens hebben in beginsel, in de tijd gezien, een beperkte waarde. Zij betreffen immerseen persoon in wiens leven zich veranderingen voordoen. Gegevens over die persoon verliezen naverloop van tijd, zo al niet hun juistheid, dan toch veel van hun relevantie. Voor gegevens overjeugdige personen, die nog volop in ontwikkeling zijn, geldt dit nog sterker. Een tweede belangrijkestap om een systeem relevante informatie te laten leveren is dan ook, er zorg voor te dragen datgegevens regelmatig worden verwijderd en/of aangevuld. Verwijdering van gegevens is deels eenkwestie van een goede regeling van bewaartermijnen. Dit onderwerp is aan de orde gekomen inhoofdstuk 5.3. Ook binnen de bewaartermijn kan bepaalde vastgelegde informatie echter door derealiteit worden achterhaald. Een ambulante begeleiding kan bijvoorbeeld worden afgesloten of juistovergaan in een uithuisplaatsing, de politie kan proces-verbaal opmaken terzake van een delictwaarvan de jeugdige uiteindelijk wordt vrijgesproken of een verwijzing is wel ingevoerd maar blijktachteraf niet tot stand te zijn gekomen. Voor de aanvoer van dergelijke gegevens is het cliëntvolg-systeem afhankelijk van de deelnemers. Ondersteunende maatregelen kunnen ook hier hun nuthebben, bijvoorbeeld:– periodieke ‘ingebouwde’ controle op de consistentie van gegevens. Hierbij kan gebruikt mogelijk

gemaakt worden van procedurele regels: het gegeven dat de politie proces-verbaal heeftopgemaakt behoort te worden gevolgd door een beslissing: sepôt of vervolging, het gegeven vanopname van een cliënt door de beëindiging van die opname. M.a.w.: de invoer van bepaaldegegevens veronderstelt de opname van andere;

– duidelijke regels voor bewaartermijnen en schoning.

Bij de opzet van een systeem is het goed te bedenken dat ’meer gegevens’ niet automatisch ’meerinformatie’ betekent maar wel ’meer onderhoud’. Dat de opgenomen gegevens ’ter zake dienend enniet overmatig’ behoren te zijn is een wettelijke norm maar kan daarnaast een praktischehandleiding zijn voor een beheer(s)baar systeem.

5.6 Beveiliging

De verschillende verdragsrechtelijke en wettelijke regelingen op het terrein van de informationeleprivacy bevatten bepalingen op het punt van beveiliging van persoonsgegevens. In de Wpr bevatdaarover een bepaling in artikel 8. In artikel 17 van de Europese richtlijn is dit onderwerp het meestuitgewerkt:

1. De Lid-staten bepalen dat de voor de verwerking verantwoordelijke passende technische en organisa-torische maatregelen ten uitvoer dient te leggen om persoonsgegevens te beveiligen tegen vernietiging,hetzij per ongeluk, hetzij onrechtmatig, tegen toevallig verlies, vervalsing, niet toegelaten verspreiding oftoegang, met name wanneer de verwerking betrekking heeft op de doorzending van gegevens in een net-werk, dan wel tegen enige andere vorm van onwettige verwerking.Deze maatregelen moeten, rekening houdend met de stand van de techniek en de kosten van de tenuit-voerlegging, een passend beveiligingsniveau garanderen gelet op de risico‘s die de verwerking en de aardvan de te beschermen gegevens met zich meebrengen.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

30

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 36: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

2. De Lid-staten bepalen dat de voor de verwerking verantwoordelijke, in geval van verwerking te zijnenbehoeve, een verwerker moet kiezen die voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de technische enorganisatorische beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de te verrichten verwerkingen en moet toezienop de naleving van die maatregelen.

Vereist is een ‘passend’ niveau van beveiliging. Wat ‘passend’ geacht kan worden, is afhankelijk vantwee factoren, de risico‘s die aan de verwerking kleven en de aard van de te beschermen gegevens.De invulling van ‘passend’ is verder afhankelijk van de stand van de techniek en de kosten die aande beveiligingsmaatregelen verbonden zijn. De te nemen maatregelen kunnen variëren van uiterstsimpel (beeldschermen niet in het zicht van bezoekers plaatsen, gebruik van wachtwoorden) tot eenverfijnder stelsel (gebruik van privacy-enhancing technologies).*14* Hierbij gaat het om het gebruikvan technische methoden die de identiteit van de betrokken geregistreerde afschermen en er aldusvoor zorgen dat persoonsgegevens niet verder worden gebruikt dan noodzakelijk is voor het doel.Daarbij dient te worden bedacht dat in het systeem ingebouwde vormen van beveiliging in hetalgemeen minder eenvoudig te omzeilen zijn dan organisatorische maatregelen. Een ‘robuust’systeem, waarin bij het ontwerpen al de nodige beveiligingsmaatregelen zijn voorzien, zal daaromeerder een passend niveau van beveiliging bieden. Met name bij cliëntvolgsystemen waar dedeelnemers elkaar toegang geven tot eigen, al bestaande systemen, zal de nodige aandacht moetenworden besteed aan de afscherming van delen van het eigen systeem tegen onbevoegde kennis-neming door andere deelnemers. Een passende beveiliging zal dus steeds het resultaat (moeten) zijnvan een besluitvormingsproces waarin achtereenvolgens een analyse van de risico‘s van gegevensen de verwerking ervan, een verkenning van de mogelijkheden van beveiliging, zowel technisch alsorganisatorisch, en de daaraan verbonden kosten, en een afweging van deze verschillende factorendient plaats te vinden.

Het eerste onderdeel van lid 1 geeft, in negatieve vorm, een aantal doeleinden van beveiliging weer:beschikbaarheid, integriteit en exclusiviteit. Daar waar een belang of noodzaak bestaat dat aanlegvan een persoonsregistratie rechtvaardigt, spreekt eigenlijk vanzelf dat de betreffende gegevensaanwezig en beschikbaar moeten zijn, dat bij raadpleging van de betrouwbaarheid van de gegevensmoet kunnen worden uitgegaan, en dat uitsluitend degenen die daartoe gerechtigd zijn, toegang totdie gegevens kunnen verkrijgen. Beveiliging is dan ook niet alleen een verplichting maar ook een eigen belang van de houder van eenregistratie of van degene die voor de verwerking van de persoonsgegevens verantwoordelijk is.

Noten:

1 Bijvoorbeeld artikel 2 van het privacyreglement – doel van de registratie: “De registratie heeft tot doel:a. het registreren van klachten over extreme overlast teneinde de projectgroep in staat te stellen de openbare-orde-problemendie uit die overlast voortkomen op te lossen;b. informatie verschaffen ten behoeve van de coördinatie en controle van de afspraken die met het oog op de afhandeling vande klachten zijn gemaakt;c. het administratief bijhouden van de afhandeling van de klachten over extreme overlast;d. informatie verschaffen ten behoeve van de evaluatie van het project.”

2 Artikel 8, tweede lid EVRM: Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voorzover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, deopenbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, debescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

3 A.F. Rommelse, ‘Zwarte lijsten – belangen en effecten van waarschuwingssystemen’, Registratiekamer maart 1995, ISBN90 346 3183 4, blz. 24

4 Kamerstukken I 1987-1988, 19 095, nr. 2b, blz. 205 Kamerstukken II 1984-1985, 19 095, nrs. 1-3, blz. 40

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

31

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 37: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

6 ’1. Onverminderd het in artikel 448, lid 3, tweede volzin, bepaalde draagt de hulpverlener zorg, dat aan anderen dan depatiënt geen inlichtingen over de patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454, wordenverstrekt dan met toestemming van de patiënt. Indien verstrekking plaatsvindt, geschiedt deze slechts voor zover daardoorde persoonlijke levenssfeer van een ander niet wordt geschaad. De verstrekking kan geschieden zonder inachtneming van debeperkingen, bedoeld in de voorgaande volzinnen, indien het bij of krachtens de wet bepaalde daartoe verplicht.2. Onder anderen dan de patiënt zijn niet begrepen degenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de uitvoering van de behande-lingsovereenkomst en degene die optreedt als vervanger van de hulpverlener, voor zover de verstrekking noodzakelijk isvoor de door hen in dat kader te verrichten werkzaamheden.’

7 Mr. E. Schreuders, ‘Het gesloten verstrekkingenregime van de Wet Politieregisters’, juli 19958 Artikel 2 Bpolr

De volgende persoonsgegevens zijn antecedenten:a. het feit dat een proces-verbaal is opgemaakt van het verhoor van een bepaald persoon ter zake van een strafbaar feitwaarvoor deze als verdachte is gehoord, daaronder begrepen de aanduiding van de aard van dat strafbare feit;b. het feit of al dan niet een proces-verbaal als bedoeld onder a, is verzonden aan het openbaar ministerie, en zo ja, de datumvan verzending en het nummer waarmee het proces-verbaal aldaar kan worden geïdentificeerd enc. de beslissing van het openbaar ministerie of de rechter over de aangelegenheid waarop het proces-verbaal betrekkingheeft.

9 Besluit van 5 juli 1997, houdende wijziging van het Besluit politieregisters (Stb. 1997, 326)10 Artikel 17 Bpolr juncto artikelen 14, sub a en b, Wpolr en artikel 14, eerste lid, Bpolr11 ‘Een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheim-

houding daarvan, behoudens voor zover een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat, dan wel deuitvoering van de taak met het oog waarop de gegevens zijn verstrekt tot het ter kennis brengen daarvan noodzaakt.’

12 Kamerstukken II 1984-1985, 19 095, nrs. 1-3, blz. 41.13 Handelingen II 1986-1987, 19 095, blz. 96-5010, kolom: 3.14 H. van Rossum e.a., Privacy-enhancing technologies: the path to anonymity, volume I en II, A&V-5, Augustus 1995.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

32

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 38: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

6 Samenvatting en aandachtspunten

6.1 Algemeen

De tijd is voorbij dat oom agent, die zijn vaste klantjes wel kent, regelmatig een praatje maakt metde dames van de Voogdijraad of van ‘Pro Juventute’, die bij de ouders van die klantjes over de vloerkomen. De organisaties waar zij voor werkten zijn in alle opzichten veranderd en ook hetmaatschappelijk kader waarin dat werk plaats vindt is nauwelijks te vergelijken.

De behoefte om activiteiten op elkaar af te stemmen en geïnformeerd te zijn over elkaars doen enlaten met betrekking tot een cliënt is gebleven. In hoeverre staat de bescherming van de persoonlijkelevenssfeer van die cliënt daaraan in de weg? Beantwoording van die vraag brengt afweging vanverschillende belangen met zich mee waarvan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer eréén is. In de Wpr, de Wpolr en de daarop gebaseerde besluiten zijn regels gegeven voor de manierwaarop die afweging van belangen moet plaatsvinden. Algemene regels die voor de praktijk moetenworden geconcretiseerd. Soms zal er voor een bepaald terrein specifieke wetgeving van toepassingzijn, of moet die in samenhang met de Wpr of Wpolr worden toegepast. Van belang is om daarnaaststeeds in het oog te houden wat de uitgangspunten zijn die aan de regels ten grondslag liggen.

De verschillende aandachtspunten die daarbij aan de orde kunnen zijn, en die in de voorgaandehoofdstukken uitvoerig aan de orde zijn gekomen worden hierna in kort bestek weergegeven.Daarbij wordt verwezen naar het onderdeel van het rapport waar dit onderwerp is behandeld.

6.2 Aandachtspunten

Mogen de gegevens van verschillende betrokken instellingen over een cliënt worden samen-gevoegd in één bestand?Of persoonsgegevens in een persoonsregistratie mogen worden opgenomen en hoe ze mogenworden gebruikt, is gebonden aan het doel van die registratie. Omdat het doel zo bepalend is voorde aanleg en het gebruik van een registratie, is het belangrijk dat het goed en duidelijk omschrevenis. De doelstelling bepaalt welke persoonsgegevens een instelling of organisatie in zijn persoonsregi-stratie kan opnemen: de persoonsgegevens die noodzakelijk of van belang zijn om de eigendoelstelling te bereiken. ‘Noodzakelijk’ en ‘van belang’ zijn rekbare begrippen die moeten wordeningevuld. Proportionaliteit en subsidiariteit zijn bij die invulling kernbegrippen.Als een organisatie overweegt om gegevens over cliënten uit te wisselen met, of beschikbaar testellen aan, andere organisaties en daarbij de vraag rijst of dat geoorloofd is, zal allereerst de eigentaak maatgevend moeten zijn. Inhoud en reikwijdte van die taak bepalen de doelstellingen van deinstelling. Daaraan is af te meten of die doelstellingen samenlopen met die van andere instellingen,of voor het bereiken van die doelstellingen gezamenlijk moet worden opgetreden, en of, en inhoeverre, het uitwisselen van gegevens over cliënten daarvoor noodzakelijk en geoorloofd is.(hoofdstuk 5.1) De gegevens die in een persoonsregistratie worden opgenomen moeten rechtmatig verkregen zijn.Niet-rechtmatige verkrijging is meestal een gevolg van niet-rechtmatige verstrekking, eenverstrekking waartoe geen bevoegdheid bestond.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

33

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 39: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Mogen gegevens over een cliënt wel aan een cliëntvolgsysteem of een andere organisatieworden verstrekt? En zo ja, welke gegevens? En aan welke organisaties? Maakt het daarbijnog uit om wat voor reden dat gebeurt?In artikel 11, eerste lid Wpr zijn een drietal gronden voor verstrekking van persoonsgegevens uiteen persoonsregistratie geformuleerd (hoofdstuk 5.1.3).

Wettelijke verplichting

Het zou kunnen zijn dat in een wet de verplichting om bepaalde gegevens te verstrekken isopgenomen. Zo’n wettelijke regel moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen.

Toestemming

Het is ook mogelijk dat de cliënt toestemming geeft om bepaalde gegevens over zichzelf aan eenderde te verstrekken. De toestemming voor verstrekking van persoonsgegevens moet aan bepaaldeeisen voldoen.

Doelverstrekking

Als er geen toestemming en geen wettelijke plicht is om gegevens te verstrekken, kan er toch eenbevoegdheid zijn om dat te doen als dat voortvloeit uit het doel van de registratie. Het doel van een persoonsregistratie is dus ook van belang voor de vraag of daaruit gegevens aaneen andere organisatie kunnen worden verstrekt. “Voortvloeien uit het doel van de registratie”betekent dat het doel van een bepaalde registratie met zich meebrengt dat een concrete verstrekkingvan gegevens aan de derde plaats vindt. In de aanmelding of het reglement van een persoonsregis-tratie is een omschrijving van het doel opgenomen. De vraag of een bepaalde gegevensverstrekkinguit dat doel voortvloeit is daarmee vaak nog niet beantwoord. Het doel kan in heel ruime enalgemene termen omschreven zijn.In dat geval moet het doel van de registratie verder gepreciseerd worden. De verhouding tot degeregistreerde en de aard van de registratie kunnen het doel inkleuren. Is er bijvoorbeeld sprake vaneen bepaalde afhankelijkheid? Was de geregistreerde vrij om al dan niet de gegevens te verstrekken,of bestond er juist een verplichting, of zijn de gegevens bij derden ingewonnen? Kon de geregis-treerde verwachten dat een dergelijke gegevensverstrekking zou plaatsvinden, of is in die bepaaldeverhouding, bij die bepaalde soort van gegevens of voor die bepaalde categorie van houders juisteen zekere vertrouwelijkheid normaal?

De betekenis die het doel van een registratie in de maatschappij heeft, en de verhouding van eengeregistreerde ten opzichte van de houder van een persoonsregistratie kunnen na verloop van tijd ofdoor omstandigheden veranderen. Dat geldt ook voor het antwoord op de vraag of een concreteverstrekking ‘hoort bij’ het doel van een registratie. Dat antwoord is vaak afhankelijk van eenmeerdere factoren. In bepaalde gevallen zullen daarbij ook de opvattingen binnen een bepaaldebranche of beroepsgroep of het verwachtingspatroon dat een geregistreerde heeft opgebouwd eenrol kunnen spelen. Het belang van de geregistreerde (bij de bescherming van zijn persoonlijkelevenssfeer) moet bij de verstrekking in voldoende mate in acht worden genomen. Dat kan met zichmeebrengen dat de geregistreerde de mogelijkheid moet hebben om tegen die verstrekking bezwaarte maken of om daarvan in ieder geval op de hoogte te zijn. Ook kan de verstrekking nietbeschouwd worden als voortvloeiend uit het doel als de ontvanger meer gegevens zal ontvangendan hij nodig heeft. De verstrekking van meer gegevens dan noodzakelijk zijn, is dan onrechtmatig.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

34

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 40: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Verstrekking aan andere (semi-)overheidsorganen

Voor registraties op het terrein van de overheid en de semi-overheid in artikel 18, derde lid van deWpr een mogelijkheid geschapen om naar aanleiding van een verzoek persoonsgegevens teverstrekken aan een andere (semi-)overheidsorgaan dat die gegevens nodig heeft om zijn taak goedte kunnen vervullen. Wel moet daarbij worden getoetst of de verstrekking in het geval waarom hetgaat geen onevenredige schade toebrengt aan de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde.

Beroepsgeheim en gesloten verstrekkingenregime

Ook als er op grond van artikel 11, eerste lid of artikel 18 derde lid Wpr in principe een bevoegdheidis om persoonsgegevens te verstrekken, kan het zijn dat de wet of de beroepsregels voorschrijvendat de hulpverlener de plicht heeft tegenover de cliënt om die gegevens vertrouwelijk te behandelenen niet zonder diens toestemming aan derden te verstrekken: de wettelijke geheimhoudingsplicht ofhet beroepsgeheim. De gegevensverstrekking is dan alleen mogelijk als die heel duidelijk isingekaderd in een behandelingsovereenkomst en/of als betrokkene er in toestemt (5.2.1).De verstrekking van persoonsgegevens kan ook aan zeer strikte regels gebonden zijn. Dat is metname het geval bij gegevensverstrekkingen door de politie (5.2.2).

Kan de hulpverlener of politiefunctionaris de gegevens die hij van een andere organisatieontvangen heeft naar eigen goeddunken gebruiken met betrekking tot de geregistreerde? Engeldt dat ook voor de gegevens die hij zelf verstrekt?Het gebruik van persoonsgegevens binnen de organisatie van de houder moet ‘verenigbaar’ zijn methet doel van de registratie (zie ook paragraaf 5.1.3). Dat betekent niet dat die gegevens alleen voordat aangegeven doel gebruikt kunnen worden. Er is een zekere ruimte maar die heeft zijn grenzen.Het begrip ‘verenigbaar’ geeft die grenzen aan. Die grenzen zijn er ook als de houder van eenpersoonsregistratie voor meerdere doeleinden persoonsgegevens vastlegt. Die doeleinden moetenonderling verenigbaar zijn. Bij een (semi-)overheidsinstelling zijn de doeleinden gerelateerd aan deopgedragen taken. Als een organisatie ter uitvoering van één van zijn taken deelneemt aan eencliëntvolgsysteem of een andere vorm van gegevensuitwisseling, verkrijgt zij persoonsgegevens tenbehoeve van dat doel. Gebruik ten behoeve van andere taken is alleen geoorloofd als dat gebruik, endie taken, verenigbaar zijn met het doel waarvoor de gegevens oorspronkelijk zijn vastgelegd. Watals ‘verenigbaar’ kan worden gezien is afhankelijk van verschillende factoren. In de voorgesteldeWet bescherming persoonsgegevens worden in dit verband genoemd: de onderlinge verwantschaptussen het doel waarvoor de gegevens zijn verkregen en de (verdere) verwerking die men op hetoog heeft, de aard van de gegevens, de wijze waarop ze zijn verkregen, de gevolgen die de beoogdeverwerking voor de betrokkenen (geregistreerde) heeft en de waarborgen waarin al dan niet isvoorzien.

Wie is er eigenlijk verantwoordelijk voor de hele gang van zaken, wie kan aangesprokenworden voor gemaakte fouten?De Wpr, en ook komende regelgeving, bevat normen die moeten worden nageleefd, voorschriftenen verplichtingen. Dat veronderstelt dat iemand, natuurlijk persoon of rechtspersoon, bepaaldebeslissingen neemt, daarvoor verantwoordelijk is en daarop bij tekortschieten kan worden aange-sproken. Als instellingen gegevens uitwisselen, is elke instelling als houder afzonderlijk verant-woordelijk voor het vastleggen van gegevens, het verstrekken aan een andere instelling, en hetgebruik van ontvangen gegevens binnen de eigen instelling. Voor elk van die gegevensverwer-kingen moet een grond of bevoegdheid aan te wijzen zijn. Dat blijft zo als de uitwisseling plaats-vindt middels een zelfstandige database of anderssoortige persoonsregistratie. Maar ook voor dieaparte registratie moet de verantwoordelijkheid geregeld zijn. Hetzij doordat een afzonderlijke

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

35

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 41: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

rechtspersoon of één van de deelnemers als houder verantwoordelijk is, hetzij doordat dedeelnemers elk voor hun ‘eigen’ deel van die registratie verantwoordelijk zijn. (hoofdstuk 4.4)

Verplichtingen van de houder

De houder van een persoonsregistratie, of verantwoordelijke voor de verwerking, heeft de plicht omdie registratie, c.q. die verwerking, aan te melden bij de Registratiekamer. Als meerdere houdersvan persoonsregistraties structureel gegevens gaan uitwisselen, dan zullen de verstrekkingen enverkrijgingen die daarvan het gevolg zijn, in een aanmelding of reglement vermeld moeten zijn.

De houder dient er ook zorg voor te dragen dat de gegevensverzameling die hij aanlegt aanbepaalde kwaliteitseisen kan voldoen. Hij hoeft weliswaar niet te garanderen dat elk gegeven dat inde registratie wordt opgenomen juist is, maar hij hoort er wel zorg voor te dragen dat de gegevenszo juist mogelijk zijn. ‘Juist’ omvat in dit verband meer dan alleen ’niet onjuist’. Het gaat er ook omdat de gegevens toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn in relatie tot het doel waarvoorze worden verwerkt. De gegevens dienen tevens nauwkeurig te zijn en, zo nodig, te worden bijge-werkt. In dit verband dienen alle redelijke maatregelen te worden getroffen om gegevens dieonnauwkeurig of onvolledig zijn, uit te wissen of te corrigeren.

Verder moet de houder er het nodige aan doen om te zorgen dat de gegevens niet verloren gaan ofverminkt raken of worden ingezien door onbevoegden. Hoe groter het daarbij betrokken belang isen hoe groter de risico‘s die het gebruik van bepaalde gegevens oplevert, des te groter deinspanning die van de houder kan worden gevergd om de gegevens goed te beveiligen.

Welke invloed kan de cliënt zelf eigenlijk nog op de gang van zaken uitoefenen? Wat moetde cliënt precies weten? En wanneer?

Degene die er het meeste belang bij heeft dat de materiële normen en verplichtingen van de Wprworden nageleefd, is de geregistreerde of betrokkene. Aan hem zijn dan ook in de Wpr een aantalrechten toegekend. Hij moet kunnen weten wie welke gegevens over hem vastlegt, met welk doel enaan wie ze worden verstrekt. Die informatie zal de houder of verantwoordelijke hem moeten geven,hetzij bij het opnemen van de gegevens in de registratie, hetzij later, als de registreerde daaromvraagt. De geregistreerde heeft ook het recht om te vragen om correctie, eventueel vernietiging, alsde gegevens niet juist zijn. Wil de geregistreerde deze rechten te kunnen uitoefenen, moet welduidelijk zijn aan wie hij zijn vragen kan voorleggen. Als organisaties gegevens over cliënten uitwis-selen, zijn goede afspraken hierover dan ook belangrijk. Het kan immers niet de bedoeling zijn datde cliënt in zijn rechten wordt gefrustreerd door initiatieven die bedoeld zijn om zijn belangen tedienen (hoofdstuk 5.4).

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

36

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 42: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Literatuurlijst

– Commissie Jeugdcriminaliteit, veelal aangeduid als ‘de Commissie Van Montfrans’. (1994). Met

de neus op de feiten . Den Haag: Ministerie van Justitie.– Directie Beleid van het Ministerie van Justitie. (1995) Notitie ‘Jeugdcriminaliteit, uitwerking van het

advies Van Montfrans op het beleidsterrein van Justitie. Den Haag: Ministerie van Justitie.– Projectgroep Straftaken.(1994) Rapport ‘Tot de kern van de zaak. Z.pl: Raad voor de kinderbe-

scherming.– Stichting GGZ Nederland.(1996) Optimalisering van de GGZ-keten door toepassing van informatie-

technologie.Een overzicht van initiatieven tot geautomatiseerde ondersteuning van de GGZ-hulpverlening

Utrecht: Stichting GGZ Nederland. – Prins, J.E.J. e.a. (1995) In het licht van de Wet Persoonsregistraties: zon, maan of sterren. Alphen aan

den Rijn: Samson Bedrijfsinformatie.– Hulsman B.J.P. & Ippel P.C. (1994). Personeelsinformatiesystemen-de Wet persoonsregistraties

toegepast. Rijswijk: Registratiekamer – Rommelse A.F. (1995) Zwarte lijsten – belangen en effecten van waarschuwingssystemen. Rijswijk:

Registratiekamer.– Schreuders E. (1995). Het gesloten verstrekkingenregime van de Wet Politieregisters. – Staatscommissie-Koopmans. (1976) Privacy en persoonsregistratie.– Tien jaar ‘Samenleving en Criminaliteit’. (1995). Justitiële Verkenningen 95, nr. 3. WODC/Gouda

Quint.– Preventief ingrijpen in het gezin. (1996). Justitiële Verkenningen 96, nr. 6; WODC/Gouda Quint.

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

37

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 43: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Lijst van afkortingen

BEO project Bestrijding Extreme OverlastBGG Besluit Gevoelige Gegevens (Stb. 1993, 158)BOPZ Wet Bijzondere Opnemingen in Psychiatrische Ziekenhuizen (Stb. 1995, 290 en

Stb. 1995, 592)Bpolr Besluit politieregisters (Stb. 1991, 56)BW Burgerlijk WetboekCVS-JC Cliëntvolgsysteem JeugdcriminaliteitEDI Electronic Data InterchangeEVRM Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

vrijheden (Trb. 1951, 154; 1990, 156)NAW Naam, Adres, WoonplaatsStb. StaatsbladTrb. TractatenbladWGBO Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (Boek 7, titel 7, afdeling 5 BW)WJHV Wet op de jeugdhulpverlening (Stb. 1989, 358)WBP (toekomstige) Wet Bescherming PersoonsgegevensWpolr Wet politieregisters (Stb. 1990, 414)Wpr Wet persoonsregistraties (Stb. 1988, 665)

R e g i s t r a t i e k a m e r Privacy-aspecten van cliëntvolgsystemen en andere vormen van gegevensuitwisseling

38

< VORIGE INHOUD VOLGENDE >

Page 44: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie
Page 45: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie
Page 46: Doelbewust volgen · als ‘de Commissie Van Montfrans’ – van maart 1994 wordt de ontwikkeling van een ‘cliëntvolg-systeem’ onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie

Postbus 93374

2509 AJ ’s-Gravenhage

tel. (070) 381 13 00

fax (070) 381 13 01

Bezoekadres:

Prins Clauslaan 20

2595 AJ ’s-Gravenhage< VORIGE INHOUD VOLGENDE >