dorpenbeleid, praktisch bekeken - landelijke gilden · an rekkers, directeur vlaamse vereniging...
TRANSCRIPT
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Met steun van de Nationale Bank van België In samenwerking met de Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 2
Deze uitgave bevat teksten die verband houden met de studiedag van de Plattelandsacademie op
18 november 2015 te Leuven, een initiatief van Landelijke Gilden en VRP.
Overname is toegelaten mits de juiste verwijzingen.
V.U.: Christian Stivigny, Landelijke Gilden, Diestsevest 40, 3000 Leuven.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 3
Inhoudstafel Wat doet Landelijke Gilden voor het dorpenbeleid? p. 5
Karel Lhermitte, Landelijke Gilden Dorpen als redmiddel tegen overmatig landgebruik p. 7
Leo Van Broeck, partner BOGDAN & VAN BROECK, docent KU Leuven Werken aan sociale leefbaarheid voor kwetsbare dorpsbewoners p. 9
Nancy Van Landegem, Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen Oprichten van dorpscoöperaties P. 11
Hannes Hollebecq, Coopburo Dorpsbewoners coachen en motiveren, ervaringen van onze oosterbuur p. 15
Gerd Brüls, Dorfwettbewerb Deutschsprachige Gemeinschaft, Ländliche Gilden Wat leert ons zo een studiedag? Naschrift door p. 19
An Rekkers, directeur Vlaamse vereniging voor Ruimte en Planning Bespiegeling bij het afgeleverde werk door studenten Master Stedenbouw over dorpen, terreinwerk uitgevoerd in Gooik, november 2015 (KU Leuven) p. 23
Simon De Boeck, schepen te Gooik Verslag over het Vlaamse dorp na het bijwonen van een dag in Gooik p. 25
Ad Hablets, Landschapsbureau ZIJAANZICHT, Arnhem
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 4
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 5
Wat doet Landelijke Gilden voor het dorpenbeleid?
Karel Lhermitte
Adviseur plattelandsontwikkeling
Studiedienst Landelijke Gilden
In 2013 organiseerde Landelijke Gilden een plattelandsacademie met de profetische titel: ‘Willen we een
dorpenbeleid?’. Hiermee gaven ze uiting aan een gevoel dat de dorpen op het platteland het moeilijk hadden.
Toeslibbing, verschraling, vervreemding, verlies aan identiteit… werden genoemd.
Dorpen zijn de eerste geografische samenlevingsvormen in ons land en zijn door de eeuwen heen steeds
herkenbaar gebleven. Maar door de snelle en niets ontziende verstedelijking van de laatste decennia staan ze
onder druk.
Tot voor kort was daar weinig aandacht voor. Dorpen waren ‘gewoon’ een onderdeel van de
nederzettingsstructuur op het platteland en enkel nuttig in demografische berekeningen. De vormkracht van het
dorp en de kracht van de menselijke maat werden niet meegenomen in plannen of stedenbouwkundige visies.
Gelukkig is dit aan het keren. Deskundigen beginnen te pleiten voor dorpsontwikkeling, dorpskernversterking,
duurzame dorpen, herdorpen, ontlinting… Plannen voor ‘leefbare dorpen’ worden gemaakt binnen Leader-
subsidies of PDPO. De overheid cfr. het Regeerakkoord doet nu ook mee.
Dorpen (of kleine woonkernen) en hun verbindingswegen vormen de harde structuur van het platteland. Een dorp
is tegelijkertijd een geconcentreerde bewoningsvorm, een plaats met activiteiten en voorzieningen en een
aanduiding van samenhorigheid.
Uit gesprekken en observaties is af te leiden dat bewoners zich bewust zijn van de schaal van het dorp en dat zij
dit waardevol genoeg vinden om er voor te zorgen. De gesprekken gaan dan over leefbaarheid en duurzaamheid.
Begrippen die kunnen dienen als hefboom voor een dorpenbeleid.
Als sociaal-culturele organisatie is Landelijke Gilden vzw sinds haar ontstaan verbonden met het platteland. Het
grootste deel van onze leden woont in dorpen en veel van onze actieve bestuursleden hebben naast hun
Landelijke Gildemandaat nog verantwoordelijkheid in gemeentelijke, parochiale en lokale structuren. In zekere zin
komt het verenigingsleven en het dorpsleven in een Landelijke Gilde bij elkaar.
Zo verzamelen we al een tijdje berichten over de evolutie van de dorpen, het samenleven, de economische
mogelijkheden en de ruimtelijke (wan)orde. Jongeren zonder ‘jeugdhonk’, ouderen zonder OV naar
voorzieningen, slaapdorpen waar niets gebeurt, aantasting van het landschap door lintbebouwing, leegstaande
boerderijen… naast het bouwen van een multifunctioneel jeugdlokaal, het oprichten van zorgnetwerken,
buurtbabbels en dorpscoöperatieven, dorpskernversterking en nieuwe functies in leegstaande gebouwen.
Hierover wordt in ons ledenblad en op onze website regelmatig bericht.
Toch voelde het bestuur van Landelijke Gilden vzw de nood om al dat engagement van de leden en al die
opgeslagen kennis nog beter te benutten.
Daarom werd beslist om een campagne ‘dorpenbeleid’ te starten die zich richt tot beleidsmakers & stakeholders,
het bredere publiek en onze eigen afdelingen en leden.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 6
De volgende initiatieven passen binnen deze campagne:
A. DORPENTOER
In 50 dorpen zullen we de bewoners aangenaam verrassen met een pop-upactiviteit, gaande van een klein
muziekfestival, over een ijsbar tot een dorpscamping. Wij zullen vragen stellen aan de voorbijgangers en hen
prikkelen om over hun dorp na te denken.
De boodschap? Koester uw dorp. (Zei Lucebert niet “alles van waarde is weerloos”?)
B. DORP IN DE KIJKER
Dit concept gaat al meerdere jaren mee en is nog steeds succesvol. Gedurende een heel jaar engageert de
plaatselijke Landelijke Gilde zich om de dorpsgemeenschap ‘gevoel’ voor het dorp en de vereniging te doen
krijgen.
Het lopende programma staat op http://www.landelijkegilden.be/Onze-werking-/Dorp-in-de-kijker
C. DORPSDIALOOG
Erover praten helpt, en brengt op termijn oplossingen.
Uit ervaring weten we dat er veel intern gecommuniceerd wordt, maar dat echt praten met andere partijen veel
moeilijker ligt. Vanuit ons uitgangspunt ‘verenigen, niet verdelen’ lijkt het zinvol om gespreksmomenten in de vorm
van een dialoog te organiseren in dorpen waar er behoefte aan is. De reden kan zowel een kans of een probleem
zijn.
De lokale Landelijke Gilde neemt het voortouw. Landelijke Gilden vzw zorgt voor de begeleiding.
D. PLATTELANDSACADEMIE
De studiedagen in Leuven over ‘het nut van een dorpenbeleid’ i.s.m. VVSG en ‘dorpenbeleid, praktisch bekeken’
i.s.m. VRP brachten een duidelijke boodschap: méér aandacht voor dorpen aub.
Daarnaast hebben we tijdens het winterseizoen een tiental inspiratieavonden over hoe je best met dorpen
omgaat, zowel met ruimtelijke als sociaal-economische interventies. We hopen hiermee lokale mandatarissen te
inspireren om werk te maken van een dorpenbeleid.
E. www.DORPENBELEID.be
Een eenvoudige website waar ruimte is voor heel wat voorbeelden uit binnen- en buitenland om te illustreren
waar het dorpenbeleid over gaat. Ons redactieteam probeert zo eenvoudig mogelijk te berichten over alles wat er
leeft in dorpen. Deze site is een eerste aanzet naar een volwaardig kenniscentrum.
Bijkomend is een LinkedIn-groep ‘dorpenbeleid’ opgericht om het gesprek te vergemakkelijken. Zie op
https://www.linkedin.com/groups/8416421
F. DORPSMAAKWERK
Het Innovatiesteunpunt werkte een aanbod uit voor gemeenten over dorpsontwikkeling.
De focus ligt op participatietrajecten. Het aanbod staat op http://www.dorpenbeleid.be/ondersteuning.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 7
Stedelijkheid als redding van het platteland
Leo Van Broeck
Partner BOGDAN & VAN BROECK
Docent KU Leuven
Quai au Foin 55 - 1000 Brussel
www.bogdanvanbroeck.com
02 609 00 65
De grootste uitdaging die dit land te wachten staat is een fundamentele en totale herziening van onze ruimtelijke
ordening en ons ruimtegebruik. De diagnose die volgt is pijnlijk. We hebben een gigantisch gedeelte van ons land
bebouwd, 32% van de oppervlakte in Vlaanderen is bebouwde grond, en bovendien hebben we dat gedaan op de
meest gefragmenteerde manier. Hierdoor is iedereen zowat overal gaan wonen en heeft het verkavelingsmodel
enerzijds de steden doen leeglopen en anderzijds de natuur en het platteland kapotgemaakt. Bovendien heeft dit
naast een zeer groot ecologisch ook een zeer groot economisch probleem gecreëerd.
We zijn in Vlaanderen Europees recordhouder op een hele reeks vlakken. Door de gefragmenteerde bebouwing
zijn we veel te veel aangewezen op de auto. We hebben het grootste aantal uren file per werknemer, alsook het
grootste aantal km weg en km uitrusting (riolering, waterleiding, gas, kabel, etc) per wooneenheid. We hebben
door diezelfde fragmentatie ook veel te veel kleine dorpen en steden, te veel bestuurlijke entiteiten, en het
grootste percentage politici en ambtenaren. We halen de helft van het gemiddeld aantal olympische medailles per
1.000.000 inwoners (omdat onze te kleine dorpen en stadjes niet genoeg middelen hebben voor
sportinfrastructuur). In Vlaanderen worden per jaar tussen de 8.000.000 en de 23.000.000 dieren doodgereden.
Een migrerend landdier kruist bij ons gemiddeld alle 300 m een weg... We hebben een abnormaal hoog
energieverbruik per eenheid van Bruto Nationaal Product, louter en alleen ten gevolge van onze onzinnige
autoafhankelijke mobiliteitsbehoefte en van de verwarming van vrijstaande bebouwing. Ons openbaar vervoer is
bij de duurste en tegelijk minst performante in Europa, niet vanwege incompetentie bij de
vervoersmaatschappijen maar wel vanwege de onmogelijkheid van hun opdracht. In sommige grootsteden en
hun buitenwijken wonen meer mensen dan in heel België. Daarom is het in Londen en Parijs economisch
rendabel om een metro aan te leggen. Smeer echter 11.000.000 mensen uit over een heel land en je zit met een
probleem: veel te veel stopplaatsen en veel te weinig reizigers per stopplaats... dus openbaar vervoer kan niet.
Sommigen denken dat we de ecologische gevolgen moeten oplossen met 'groene' technologie. Maar ook dat
verhaal klopt niet. Een passieve vrijstaande nieuwbouwwoning in een autoafhankelijke verkaveling in het
buitengebied heeft nog steeds een ecologische voetafdruk die twee à drie keer groter is dan die van een niet-
geïsoleerde 19de-eeuwse woning in de stad. De voetafdruk van de mobiliteit en van de infrastructuur die door
wonen op autolocaties wordt gegenereerd is namelijk zo groot dat je dat nooit meer kan compenseren met
'groene oplossingen' zoals isolatie, zonnepanelen, warmtepompen en andere energiezuinige technieken.
Als we tegen dit tempo blijven morsen met grond zijn we de meest zogezegd 'klimaatvriendelijke' manier aan het
ontwikkelen om heel ons land alsnog kapot te bouwen. Men focust nu veel te veel op klimaat, CO2,
energieverbruik, enz. terwijl men de fundamentele onderliggende oorzaken blijft negeren: overbevolking en vooral
overmatig grondgebruik. We zijn met teveel mensen op een ondertussen te klein geworden planeet. Bijna alle
vruchbare grond is ingenomen voor menselijke activiteit. Dat is op termijn onhoudbaar. Een ecosysteem overleeft
als 25 à 30% van zijn vruchtbare gronden niet gebruikt wordt door de meest dominante soort. In Vlaanderen is
nog geen 2% van de oppervlakte natuurreservaat, dat zou dus 25 à 30% moeten worden. We hebben dringend
nood aan meer mensenvrije ruimte... ruimte die quasi ontoegankelijk is voor ons...
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 8
Sommigen denken dat wij in ons land recht hebben op wat meer grondgebruik vanwege onze hoge
bevolkingsdichtheid. Maar ook dat verhaal klopt niet. Eigenlijk is onze bevolkingsdichtheid zeer laag. Over de
oppervlakte van heel ons land gemeten hebben we weliswaar de 3de-grootste bevolkingsdichtheid in Europa,
maar we spreiden die schampere 11 miljoen inwoners uit over zoveel bouwgrond dat we – binnen de bebouwde
fractie van ons land gemeten – qua dichtheid op de 32ste plaats komen, zijnde 4de laatste! Het aantal mensen
per bebouwde hectare is in ons land al decennia lang aan het dalen. Een land dat het in Europa veel beter doet is
het Verenigd Koninkrijk: 28% beschermd natuurgebied en – binnen zijn bebouwde fractie – een zeer hoge
bevolkingsdichtheid. Als België binnen zijn bebouwde zone dezelfde dichtheid had, dan woonden er hier vandaag
geen 11 maar wel 17 miljoen mensen, zonder één bijkomende m2 open ruimte in te moeten nemen.
Dit land is zich economisch compleet aan het vastrijden. Door de versnippering is onze huisvesting letterlijk
onbetaalbaar geworden. Wonen 'op den buiten' is enkel schijnbaar goedkoper, enkel op het moment van
aankoop. Als je daarentegen de mobiliteits- en infrastructuurkosten voor bewoners èn voor de overheid
meerekent (inclusief de door de belastingbetaler bekostigde bedrijfswagens) is het verkavelingsmodel vele malen
duurder dan de stad. Het feit dat we het hoogste belastingspercentage ter wereld hebben volgt bijna volledig uit
ons onbetaalbaar ruimtelijk model. In verkavelde gebieden vallen gemiddeld 4 keer meer verkeersslachtoffers dan
in steden. In verkavelde gebieden (waar overdag niemand thuis is) wordt ook veel meer ingebroken dan in
stadswoningen.
Verdichting is dus om meerdere redenen zeer urgent, gecombineerd met mobiliteitsgestuurde ontwikkeling.
Momenteel hebben we èn geen grote steden, geen compacte dorpen èn bijna geen natuur meer. Bijna 80% van
al onze fauna en flora zit in de laagste categorie net voor uitsterven. Meer dan 50% van de mensheid woont in
steden, in Vlaanderen is dat minder dan 30%. The future will be urban or will not be! We moeten evolueren naar
meer stad, meer dorp en meer platteland. Wonen in het groen moet blijven kunnen, maar zonder verkavelingen
en zonder vrijstaande woningen. Dorpen worden dan – zoals een soort van Mont Saint Michel in het groen –
compacte micro-steden omringd door natuur en landbouw die dan opnieuw vlakbij zijn. Grote en kleine steden, en
verdichtbare dorpen die qua openbaar vervoer goed ontsloten zijn, kunnen verder verdicht worden. Al het 'gruis'
aan verkavelingen, gehuchten, en de lintbebouwing ertussen moeten op termijn van een 30 à 50 jaar verdwijnen.
Als men dat doet met een slim systeem van grondruil en opdrijven van de grondwaarde door op geselecteerde
locaties veel hogere dichtheden toe te laten, dan wordt de ruimtelijke krimp van onze bebouwde footprint de
economisch meest rendabele vastgoedoperatie van de komende eeuw, zowel voor de private grondeigenaren als
voor onze economie en voor de overheid. Bovendien zorgen compacte woongebieden voor meer menselijke
interactie, nabijheid van allerlei functies en voorzieningen (school, winkel, kinderdagverblijf, openbaar vervoer,
enz.) en is het wonen er ronduit veel 'plezanter'. Dichtheid – gecombineerd met een goede mix van functies - is
ook een manier om mensen opnieuw te leren samenleven, om opnieuw een solidaire gemeenschap op te
bouwen. Verstedelijking is de enige manier waarop echte landelijkheid nog kan gered worden...
Leo Van Broeck en Oana Bogdan zijn samen de oprichters en zaakvoerders van BOGDAN & VAN BROECK. Hun
in Brussel gevestigde 16-koppige architectenbureau richt zich vooral op verdichting en compact bouwen in grote
en kleine steden. Naast concrete bouwopdrachten doen ze ook masterplannen, haalbaarheidsstudies rond
verdichting en zuinig grondgebruik. Ze weigeren al meer dan 10 jaar resoluut om nieuwe vrijstaande woningen te
bouwen, om te bouwen op greenfields of op autoafhankelijke locaties in het buitengebied. Daarnaast is Leo Van
Broeck professor aan de KU Leuven waar hij als gastdocent lesgeeft in constructie, architecturaal en
stedenbouwkundig ontwerpen, met ook daar een grote nadruk op zuinig grondgebruik en kwalitatieve
verstedelijking.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 9
Werken aan sociale leefbaarheid voor
kwetsbare bewoners
Nancy Van Landegem
Programmaverantwoordelijke maatschappelijke dienstverlening
Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen
Aantal maatschappelijke en beleidstendensen
schaalvergroting, fusies en centralisatie van diensten, het wegtrekken van diensten uit dorpen waardoor
mensen geen nabij aanspreekpunt meer hebben bij vragen en dit gepaard met een mobiliteitsproblematiek
vraag naar hulp en aanbod aan hulp vindt elkaar niet meer spontaan
afbrokkeling sociale netwerken, minder sociale cohesie, sociaal isolement en vereenzaming,…
vermaatschappelijking van de zorg 1 die zich op diverse terreinen doortrekt (seniorenzorg, geestelijke
gezondheidszorg, zorg voor personen met een beperking, jeugdzorg)
Gevolg: gevaar voor onderbescherming!
Zorgnetwerken en mobiel lokaal dienstencentrum als deel van het antwoord
In West-Vlaanderen ontwikkelde Samenlevingsopbouw twee nieuwe werkmodellen van dienstverlening als
antwoord op bovenstaande tendensen: zorgnetwerken en mobiel lokaal dienstencentrum.
Een zorgnetwerk is een lokale voorziening die via nauwe samenwerking tussen vrijwilligers en lokale actoren een
aanvullend dienstenaanbod brengt bij kwetsbare mensen. Door het uitvoeren van (verjaardags)bezoekjes of
allerlei kleine zorgtaken (bv. vervoer, boodschappen, kleine klusjes zoals was ophangen, rolluiken optrekken,…)
door de vrijwilligers kunnen mensen langer en met meer kwaliteit in de eigen omgeving blijven wonen en worden
eventuele verborgen noden opgemerkt. De vrijwilligers verwijzen zo nodig naar de passende dienst en signaleren
ook noden die tot nu door diensten niet worden beantwoord.
Ondertussen zijn er zorgnetwerken in verschillende gemeenten verspreid over gans Vlaanderen, ontvingen zij het
Flanders Care label in het kader van Slimmer zorgen voor morgen en werden ze opgepikt in de beleidsbrief
welzijn van minister Vandeurzen.
Een mobiel lokaal dienstencentrum brengt de functies van een lokaal dienstencentrum (al dan niet in combinatie
met een zorgnetwerk) dichter bij bewoners van dorpen, deelgemeenten of wijken. Het maakt daarbij gebruik van
de reeds aanwezige infrastructuur. Dit kan een bestaand ontmoetingscentrum zijn, een school,… Immers: de
1 Verschuiving binnen de zorg waarbij er naar gestreefd wordt om mensen met beperkingen, chronisch zieken, kwetsbare
ouderen, jongeren met gedrags- en emotionele problemen, mensen die in armoede leven,… met al hun mogelijkheden en kwetsbaarheden een eigen zinvolle plek in de samenleving te laten innemen, hen daarbij waar nodig te ondersteunen en de zorg zoveel mogelijk geïntegreerd in de samenleving te laten verlopen. Begrippen die hierbij een rol spelen zijn onder meer desinstitutionalisering, community care, empowerment, kracht- en contextgericht werken, vraagsturen en respijtzorg. (Definitie ‘vermaatschappelijking van de zorg’ zoals omschreven door de Strategische adviesraad welzijn, gezondheid en gezin in visienota ‘integrale zorg en ondersteuning in Vlaanderen’ van 7 december 2012, blz. 8)
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 10
vereiste van één vaste infrastructuur voor alle dienstverlening van een lokaal dienstencentrum vergt veel
financiële middelen én is bovendien geen garantie dat kwetsbare bewoners er geraken omwille van
mobiliteitsproblematiek. Het mobiel lokaal dienstencentrum dat uitgebouwd wordt in Deerlijk werd geselecteerd in
het kader van Open Bedrijvendag 2012 als Vlaamse Innovatie in Actie.
In bepaalde dorpen is (nog) geen lokaal dienstencentrum aanwezig maar wel een dorpsrestaurant of een
dienstenpunt waar ook informatie en vorming wordt aangeboden en waar men terecht kan voor vragen op sociaal
en welzijnsvlak.
Beide werkmodellen, zorgnetwerk en mobiel lokaal dienstencentrum, zijn op dit moment lokale beleidskeuze wat
betekent dat het lokaal bestuur zelf de financiering dient te dragen.
Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen neemt zowel op vlak van zorgnetwerken als mobiel lokaal
dienstencentrum een functie op van projectontwikkeling, projectondersteuning en beleidswerk. Dit kadert binnen
lokaal proactief handelen als oplossing voor het werken aan onderbescherming.
Meer info:
www.samenlevingsopbouwwvl.be
www.ontknoop.be (zorgnetwerken)
http://www.samenlevingsopbouw.be/e-dossiers/onderbescherming/lokaal-proactief-kader-iedereen-beschermd
(lokaal proactief kader)
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 11
Dorpscoöperaties: een onderneming van
en voor het dorp
Hannes Hollebecq
Coopburo, dienstverlener coöperatief ondernemen
016 27 96 88
‘Als de zorgaanbieders niet naar ons dorp willen komen, dan organiseren we het zelf via onze coöperatie’
‘Wij willen energieonafhankelijk zijn met ons dorp, daarom nemen we het heft in eigen handen en leggen via onze
coöperatie ons eigen lokaal warmtenet aan’
‘Onze ontmoetingszaal wordt verkocht door de eigenaar en de gemeente kan het niet aankopen voor ons. We
kopen het samen aan via onze coöperatie en verhuren het aan onszelf’
‘Ai, de laatste winkel sluit in ons dorp: we bundelen onze krachten en baten via onze coöperatieve onderneming
onze eigen winkel uit, waar we onze inkopen kunnen blijven doen en vooral ook, contact hebben met elkaar.’
Niet realistisch? Het zijn nochtans echtgebeurde verhalen van dorpscoöperaties die vandaag de dag nog steeds
performante ondernemingen zijn: in, van en voor hun dorp.
Het verhaal van de ontmoetingszaal is het verhaal van CentruM cvba-so in Hooglede. Toen het plaatselijke CM-
gebouw verkocht dreigde te geraken, kwam dat hard aan in het dorp. In dat ontmoetingscentrum vergaderden
namelijk heel wat verenigingen. Particulieren huurden het als feestzaal. De inwoners van Hooglede verzamelden
zich daarom in een dorpscoöperatie, en gingen op zoek naar vennoten2. Op nog geen drie maanden tijd
vergaarde de kersverse coöperatie het nodige kapitaal, enkele 100.000en euro’s, om de zaal over te kopen.
‘CentruM’ was geboren. Hun inkomsten? Verhuur aan de vennoten (= verenigingen en dorpsbewoners), en aan 1
niet-vennoot: een lokale ondernemer huurt een deel van het gebouw, wat uiteraard zorgt voor recurrente
inkomsten.
Het verhaal van het lokaal warmtenet komt uit het Belgisch-Luxemburgs dorpje Malempré: ‘la chaleur d’y vivre’.
Lees hun verhaal op http://www.coopburo.be/kalender/150704-coop-explore-achter-de-schermen-in-malempre-
een-dorp-dat-zich-verwarmt-via-twee-cooperaties
Een dorps- of buurtcoöperatie is van en voor het dorp / de buurt: de inwoners verenigen zich in een coöperatie
om in te spelen op een lokale behoefte. Bijv. lokale energievoorziening, een ontmoetingsruimte, een winkel,
zorgbehoeften etc.
Dorpscoöperaties kunnen antwoorden bieden op diverse maatschappelijk en economische uitdagingen.
Een ondernemingsmodel met toekomst, waarbij dorpen het heft in eigen handen nemen. Zeker gezien bepaalde
evoluties en tendensen, die zowel nieuwe noden en uitdagingen als positieve kansen en opportuniteiten bieden:
Terugtredende overheid
Zelfregie: ‘participatiemaatschappij’ – ‘doe-democratie’
Dalende toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid van goederen en diensten
2 Leden/vennoten/coöperanten/aandeelhouders. Binnen een coöperatie worden verschillende termen gebruikt voor eenzelfde
begrip. Internationaal gezien spreekt men eerder over ‘members’. In België hangt dit af van de sector: in land- en tuinbouw spreekt men over leden, bij energie gebruikt men dikwijls coöperanten. We spreken verder over vennoten.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 12
Decentralisering van productie, vraag en aanbod
…
Coopburo, dienstverlener coöperatief ondernemen
Coopburo, de coöperatieve dienstverlener van Cera, informeert, inspireert en adviseert mensen, organisaties en
beleid over coöperatief ondernemen. Coopburo begeleidt zowel nieuwe initiatieven als gevestigde coöperaties in
diverse sectoren. Daarnaast biedt Coopburo een uitgebreid vormingsaanbod aan en verkent vanuit actuele
maatschappelijke uitdagingen nieuwe toepassingsmogelijkheden voor coöperatief ondernemen.
De 3 opdrachten van Coopburo
adviesverlening & begeleiding van zowel startende als bestaande coöperaties in heel diverse sectoren en
voor verschillende types coöperaties www.coopburo.be/diensten
vorming & ontmoeting: zowel via een eigen aanbod als op vraag www.coopburo.be/vorming-ontmoeting
onderzoek & ontwikkeling www.coopburo.be/info-en-onderzoek
Wilt u meer weten over coöperatief ondernemen?
Bekijk onze informatie en databank op onze website, schrijf je in op onze nieuwsbrief ‘Coop News’ of neem deel
aan onze vormingsactiviteiten, zoals een ‘Coop Workshop: starten met een coöperatie’ - zie kalender op onze
website voor de precieze datums.
Referenties
www.coopburo.be
www.ica.coop
Jacobs, L. (2016) ‘Hoe coöperatief is de vso?’ ‘in Bosschaert, M., Coekelbergh, D. en Jacobs L. i.s.m. Coopburo
in ‘Twee decennia vso - theorie en praktijk’. Kluwer: te verschijnen in voorjaar 2016.
Jacobs, L. & Van Opstal, W. (2013) 'Wat is coöperatief ondernemen'. Gent: Samenleving & Politiek.
VAN OPSTAL, W., COATES, A., UDDIN, I. met medewerking van HOLLEBECQ, H., JACOBS, L. (2014)
Bouwstenen voor coöperatief ondernemen in Vlaanderen. Brussel: ESF Agentschap Vlaanderen.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 13
Bijlage
Een coöperatie: een specifiek en uniek ondernemingsmodel
Coöperaties zijn ‘missiegedreven ondernemingen’
Wat is een coöperatie? Geen makkelijke vraag om te beantwoorden. Het antwoord verschilt volgens de pet die
men opheeft. Een jurist zou zeggen: ‘de coöperatieve vennootschap is…’. Maar is het dat? Een juridische vorm
om een vennootschap te structuren?
Niet voor Coopburo. Voor ons is het veel meer dan een juridische vennootschapsvorm, maar wel een specifiek en
uniek ondernemingsmodel.
De Internationale Coöperatieve Alliantie (ICA) definieert een coöperatie als “…een autonome organisatie van
personen die zich vrijwillig verenigen om hun gemeenschappelijke economische, sociale en culturele behoeften
en ambities te behartigen door middel van een onderneming waarvan ze samen eigenaar zijn en die ze
democratisch controleren."
Wat is hier zo specifiek aan? We ontleden even deze definitie:
Coöperaties zijn ‘missiegedreven ondernemingen’. En wat is de missie van elke coöperatie? Het vervullen van de
gemeenschappelijke behoefte(n) van hun vennoten. De coöperatie werd opgericht omdat een groep personen
eenzelfde economische of sociale behoefte had. Dit kunnen heel diverse behoeften3 zijn:
- Burgers/consumenten vinden een bepaald goed of dienst niet in de markt, of denken dat het goedkoper of
kwaliteitsvoller kan.
- Mensen willen werken/ondernemen.
- Ondernemingen (zelfstandige ondernemers, kmo’s) zien in dat het beter is samen te werken.
- …
Door samen te ondernemen realiseren ze dit doel. Alleen zou dit niet of veel slechter lukken.
Doelmaximalisatie en drievoudige relatie
Een van de grote verschillen tussen een coöperatie en een andere onderneming is het feit dat coöperaties een
specifiek doel hebben: een zo goed mogelijke dienstverlening opzetten voor hun vennoten in functie van de
gemeenschappelijke behoeften. Een coöperatie wil waarde creëren voor haar gebruikers: de vennoten.
Daarbij is het niet de bedoeling is om op het niveau van de coöperatie zo veel mogelijk bedrijfswinst te maken.
Waarom niet? Omdat die winst ontstaat omdat de gebruikers van de dienstverlening er blijkbaar ‘te veel’ voor
betalen. Of de werkers/ondernemers-vennoten meer hadden kunnen krijgen. En waarom zou de coöperatie dat
doen? Voor wat dient die bedrijfswinst, om de aandeelhouders zo veel mogelijk te vergoeden voor hun kapitaal?
Maar, die aandeelhouders, dat zijn net de gebruikers van dienstverlening…
Dit is de reden waarom het bij een coöperatie gaat over ‘doelmaximalisatie’ in plaats van ‘winstmaximalisatie’.
Uiteraard maakt ook een coöperatie best winst: om bijv. een spaarpotje op te bouwen voor toekomstige
investeringen om zo een nog betere dienstverlening te kunnen opzetten voor haar vennoten. Of bijv. om haar
solvabiliteit te versterken.
3 De behoeften hoeven niet enkel zuiver onderling te zijn. Ze kunnen ook eerder maatschappelijk en zelfs altruïstisch zijn. Uit
deze opdeling komt ook dikwijls de keuze over de modaliteit ‘vennootschap met sociaal oogmerk’ voort (Jacobs, 2016).
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 14
Deze doelmaximalisatie, het missiegedreven ondernemen, wordt mogelijk door de ‘drievoudige relatie van de
vennoot’ met haar coöperatieve onderneming:
Transactierelatie: de vennoten gebruiken de dienstverlening van de coöperatie. Dat kan als consument,
leverancier of werk(nem)er etc. Deze 'transactierelatie' staat centraal, want dit is de reden van bestaan van de
coöperatie. Het is op basis van de behoefte dat men in- en uittreedt.
Eigenaarsrelatie: de vennoten investeren risicokapitaal zodat de onderneming de dienstverlening kan
opzetten. Ze zijn dus samen eigenaar.
Zeggenschapsrelatie: de vennoten controleren en (sommige) besturen de coöperatie democratisch. Realiseert
deze onderneming nog steeds ons doel?
Het is het samengaan van deze drie relaties dat resulteert in een aparte dynamiek en uniek ondernemingsmodel:
gebruiker = eigenaar = 'controleur' of 'user-benefit, user-owner, user-control'. 'It meets your needs, because it is
owned by you' (ICA).
De zeven ICA-principes
Uit meer dan 150 jaar coöperatief ondernemen vloeien enkele principes en waarden voort. De 7 ICA-principes
zijn:
1. Vrijwillig en open lidmaatschap
2. Democratische controle door de leden
3. Economische participatie door de leden
4. Autonomie en onafhankelijkheid
5. Onderwijs, vorming en informatieverstrekking
6. Samenwerking tussen coöperaties
7. Aandacht voor de gemeenschap
Meer informatie hierover vindt u in de referenties.
Typologie van coöperaties
Met Coopburo delen we coöperaties op volgens wie er de vennoten zijn. Zo komen we tot vier grote groepen van
coöperaties.
1. Werkerscoöperaties. Bijv. Thuisverpleging Meerdael: een onderneming in handen van de ‘werkers’: 14
zelfstandige thuisverplegers.
2. Ondernemingencoöperaties, incl. producentencoöperaties. Dit zijn zelfstandige ondernemers, bedrijven of
organisaties die zich verenigen om een of meerdere activiteiten van hun waardeketen/bedrijfsvoering samen
te doen. Voorbeelden: Selexion, Febelco of Meno-Group. Of Tomabel, een groepering van 48 groente- en
fruittelers. Door een producentencoöperatie te worden, zijn de telers nauw betrokken bij het kwaliteitsbeleid en
kan Tomabel garantie bieden op een kwalitatief hoogstaand product en een juiste verloning van de eigenaars
van Tomabel: de telers.
3. Consumenten(2.0)- en burgercoöperaties, incl. buurt- en dorpscoöperaties. Bijv. Ecopower of Inclusie Invest
cvba-so: een coöperatie die aangepaste woonvormen creëert voor mensen met een beperking.
4. Multistakeholdercoöperaties. Bijv. Het Wereldcafé of Het Hinkelspel: een coöperatieve kaasmakerij in
eigendom van de werkers (kaasmakers), de leveranciers (biomelkboeren) en consumenten.
Meer informatie over de aangehaalde voorbeelden vindt u op: http://www.coopburo.be/diensten/referenties
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 15
Dorpsbewoners coachen en motiveren,
ervaringen van onze oosterbuur
Gerd Brüls
Dorfwettbewerb Deutschprachige Gemeinschaft, Ländliche Gilden
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 16
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 17
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 18
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 19
Het dorp van vandaag is een duurzaam dorp
voor morgen
An Rekkers
Directeur Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning
Damplein 27 | 2060 Antwerpen
T 03 201 59 00 – [email protected] | www.vrp.be
VAN LUXE TOT NOODZAAK
Kernversterking in een dorp is allang geen luxe meer, maar een noodzaak. Compacter gaan wonen en werken is
niet alleen een uitdaging voor de (grote) steden, maar ook een opdracht voor onze dorpen. Maar hoe doen we dat
op een kwalitatieve manier, zodanig dat het karakter van onze dorpen wordt versterkt en dat het onze
ruimteconsumptie drastisch naar beneden haalt?
Als we zelfs maar vijf goede redenen zouden geven waarom we kernversterking hoog op de agenda moeten
plaatsen, dan zijn dit de VRP-prioriteiten4:
1. Nood aan open ruimte in functie van waterberging, voedselproductie, recreatie, biodiversiteit
2. Verminderen van de autoafhankelijkheid en de mobiliteitsdruk
3. Economische leefbaarheid vergroten door leegstand te vermijden en lokale tewerkstelling te stimuleren
4. Terug naar leefkwaliteit, identiteit en ruimtelijke kwaliteit
5. Reduceren van maatschappelijke kosten (riolering, elektriciteits- en gasnet, straatverlichting,
huisvuilophaling, postbedeling, inefficiënt openbaar vervoer…)
Om aan die uitdagingen het hoofd te bieden, dient het dorp van de toekomst verder te bouwen op de drie pijlers
van duurzaamheid - people, planet & profit. Om dit ruimtelijk te implementeren, hanteren we de 3D’s:
- Dichtheid is de essentie
- Diversiteit en nabijheid maken de attractiviteit (mix van functies en van doelgroepen)
- Design: kwaliteit van publieke ruimte
Deze 3D’s komen afwisselend door de drie pijlers aan bod.
PIJLER 1 - PEOPLE: SOCIALE WINSTEN
Dorpen hebben lang sterke sociale weefsels behouden, maar ondergaan grote sociale veranderingen door de
demografische groei van de laatste decennia. Terwijl de bevolkingsaantallen in steden relatief stabiel zijn
gebleven, is het aantal inwoners van dorpen op 20 jaar soms met 30% toegenomen. Ook in dorpen ontstaat een
grotere sociale mix en diversiteit die mogelijks andere samenlevingspatronen meebrengen. Daar staat tegenover
dat in sommige streken ook stilaan sprake is van krimp, wat uiteraard totaal andere uitdagingen meebrengt, maar
waar we in deze context minder aandacht zullen aan besteden.
1 Demografische groei nemen we bewust niet bij de prioritaire aandachtspunten op. Om de verwachte bevolkingsgroei in de
komende decennia op te vangen (330.000 bijkomende wooneenheden tegen 2030), hebben we nauwelijks 20% van de beschikbare woonoppervlakte nodig: in woon(uitbreidings)gebieden is er een juridische voorraad van 48.000 hectare voorhanden, waar – afhankelijk van de densiteit – 870.000 tot 1.360.000 woningen zouden kunnen worden gebouwd. (Bron: BBL studiedag Kernversterking november 2014)
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 20
De grootste sociale uitdaging op het platteland wordt echter de vergrijzing en verzilvering. Toenemende aantallen
hulpbehoevenden, die her en der verspreid wonen, zullen de druk op de zorgsector in sterke mate doen stijgen.
Vele zorgdiensten spenderen vandaag al meer uren aan verplaatsing dan aan de zorg zelf. Is het nog
verantwoord om in de nabije toekomst de zorg naar de bewoners te brengen of brengen we de bewoners toch
niet beter naar de zorg? Na tal van onderzoeken kwam SUM Research tot de vaststelling dat we teveel bezig zijn
met zorg op onze oude dag te organiseren, maar niet denken aan hoe we willen wonen en leven als senioren. Dit
levert belangrijke vragen op voor de inrichting van en het aanbod in onze dorpskernen. Inspiratie vonden we in
Maldegem, waar het OCMW in het hart van twee dorpen de voormalige pastorieën tot schitterende gedeelde
zorgwoningen ontwikkelde.
PIJLER 2 - PLANET: ECOLOGISCHE PERFORMANTIE
Zoals al gesteld bij de prioriteiten voor kernversterking, is het vrijwaren van open ruimte van kapitaal belang voor
onze eigen gezondheid en welzijn. Onze verspreide en versnipperde bebouwing heeft de kwaliteit en de
robuustheid van ons ecologisch systeem sterk aangetast en onze aantrekkelijke landschappen verstopt achter
linten van bebouwing.
Het komt er nu op aan om win-wins te creëren en een veerkrachtige multifunctionele open ruimte te ontwikkelen.
Ruimte bieden aan water is prioritair, maar opent enorme kansen voor natuurontwikkeling en recreatie. Tegelijk
kunnen keuzes worden gemaakt om de beste gronden voor landbouw uit te selecteren. Instrumenten als
ruilverkaveling of landinrichting bieden hier de nodige handvaten voor.
Maar een aangenaam dorp is ook een plek waar de groene vingers van het omringende landschap tot in de kern
reiken. Kernversterking gaat niet enkel om verdichting, maar in sommige gevallen ook om ontpitting en het
creëren van aangename verblijfsplekken in een dorp. Een weldoordachte inrichting van pleinen en straten dient
ontmoeting te stimuleren en zo de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van een dorpskern te verhogen.
Het Vlaamse woon- en bebouwingspatroon heeft geleid tot een zeer hoge mate van autoafhankelijkheid en een
inefficiënt openbaar vervoer. Het afwikkelen van het verkeer en het organiseren van een echte
basisbereikbaarheid in de dorpskern speelt dan ook een belangrijke rol. Vele gemeenten denken na over
randparkeren en over meer ruimte voor zachte weggebruikers. Door een nabijheid van functies te creëren,
worden ook verplaatsingen te voet of per fiets aantrekkelijker, wat opnieuw de leefbaarheid van een kern ten
goede komt. Compactere bebouwing en geconcentreerde functies bieden bovendien perspectieven voor een
performanter openbaar vervoer, maar in landelijke gebieden kan dit worden aangevuld met flexibele systemen
zoals buurtbussen, collectieve taxi’s, deelfietsen en –auto’s.
Tot slot is ook het energievraagstuk een thema van een kernversterkend dorpsbeleid. Viergevel passiefwoningen
op het platteland zijn bijzonder waardevol, maar de bewoners vergooien hun winsten als ze voor elke verplaatsing
hun auto (en brandstof) nodig hebben. Daarom is het van belang om bij nieuwe ontwikkelingen een doordachte
energiestrategie toe te passen.
PIJLER 3 - PROFIT: ECONOMISCHE MEERWAARDE
Vanuit economisch oogpunt zijn er verschillende aandachtspunten. Eerst en vooral vertrekken we van het begrip
ruimteneutraliteit. Dat betekent dat we geen verdere open ruimte willen aansnijden en zoeken naar mogelijkheden
voor inbreiding. Het opheffen van slechtgelegen woon- of woonuitbreidingsgebieden is van groot belang, maar zal
financiële compensaties vragen. Bestaande instrumenten zoals planbaten/planschade zijn hiervoor wellicht
ontoereikend, maar nieuwe methodieken zoals planologische ruil of verhandelbare bouwrechten dienen hiervoor
verder onderzocht te worden. Wanneer we niet verder open ruimte kunnen aansnijden, moeten we investeren in
herbestemming/herontwikkeling van bestaande panden en in kwalitatieve inbreidingsprojecten. Alternatieven voor
de oprukkende appartementisering of het opsplitsen van woningen zien we vb. vlakbij het station in Waregem in
de duurzame wijk van Wierberger: een ruime villa op een groot perceel heeft er plaats gemaakt voor zeven
woningen. Maar ook het strategisch inzetten van gemeentelijk patrimonium voor diverse (publieke) diensten kan
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 21
bijdragen aan een kernversterkend beleid. De publicatie van Veerle Follens: Maatschappelijk verantwoord
vastgoed (uitgegeven bij die Keure, 2014) geeft hiertoe goede aanzetten.
Naast de vastgoedontwikkelingen is ook een levendige detailhandel een knelpunt in vele dorpen. ‘130
voetbalvelden winkelleegstand’ kopte De Standaard in januari 2014. Ook daar zijn er al tal van voorbeelden van
gemeenten die grote stappen vooruitzetten. Houthalen-Helchteren ontwikkelde een stevig plan voor
centrummanagement, met oog voor de verhouding tussen de detailhandel in de kern en de baanwinkels buiten
het centrum. Het project ‘Shop&Go’, een innovatief parkeersysteem in de stad Kortrijk, werd door Unizo
gelauwerd als ondernemende gemeente. Densere kernen bieden uiteraard een grotere kritische massa voor
producten en diensten, maar openen tegelijk ook een arbeidsmarkt die krachten kan leveren voor lokale
tewerkstelling. In kleinere dorpen zien aan de dienstenzijde ook vernieuwende initiatieven het daglicht: bibbussen
of mobiele supermarkten vullen de leemtes van verdwijnende handel.
MEER INFORMATIE
- Detailhandel, centrummanagement en lokale bedrijvigheid op de Werelddag van de Stedenbouw (Kortrijk,
27/11/15, http://www.vrp.be/nl/werelddag-van-de-stedenbouw-2015/).
- Manifest Mobiliteit (met o.a. Transit Oriented Development): http://www.vrp.be/nl/manifest-mobiliteit/
- Naar een veerkrachtige open ruimte: Congres Open ruimte, open blik (Brussel, 17-18/03/16):
http://www.vrp.be/mod_calendar/congres-open-ruimte/
CONTACT VRP
De Vlaamse Vereniging voor Ruimte en Planning (VRP vzw) inspireert, opent ogen en doet vernieuwende pistes
ontdekken. Verfrissende opleidingen, verhelderende studiemomenten, motiverende denktanks brengen jonge
wolven en oude rotten in het vak bijeen in een lerend netwerk. Vier keer per jaar geven we het toonaangevende
tijdschrift Ruimte uit. Samen met stedenbouwers, planners, (landschaps)architecten, mobiliteitsdeskundigen,
woonexperts, openruimte- en erfgoedzorgers werken we aan een (draagvlak voor) kwalitatieve en duurzame
ruimtelijke planning.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 22
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 23
Hoe moet Gooik er uitzien in 2030?
Simon De Boeck
Architect, schepen in Gooik
We denken er als gemeentebestuur hard over na, met bv. het masterplan voor Gooik centrum, een ontwerp voor
een ruilverkaveling of een visie op Kesterheide. Er beweegt wat op planologisch gebied: een ruimtelijk labo, waar
gewerkt wordt aan het leefbare dorp van de toekomst, is onze ambitie.
Een ideaal werkterrein voor onze opleiding Ruimtelijke Planning, zo moeten de docenten van Sint Lucas KUL
gedacht hebben. En ze stelden voor om hun studenten een week naar onze kleine plattelandsgemeente te
sturen, om zo voeling te krijgen met ruimtelijk ontwerpen in een landelijke omgeving.
Over dat aanbod hoefden we geen twee keer na te denken. Wat een buitenkans om een enorm potentieel van
zestig jonge en intelligente creatievelingen los te laten op onze omgeving. Een intense week doorspekt met
lezingen en begeleiding door experten ter zake uit Vlaanderen en Nederland.
De eerste ervaringen in de loop van de projectweek leken onze verwachtingen te gaan inlossen. De studenten
vormden een goedlachse, beleefde en respectvolle aanwezigheid in het dorp. Maar tegelijk stelden ze vooral
kritische vragen, analyseerden met een scherpe blik en leverden innovatieve ideeën.
Concreet stelden we samen met de docenten enkele concrete vraagstukken op:
1. HOE KUNNEN DE LEEGSTAANDE HOEVES & KERKEN WORDEN INGEZET EN UITGROEIEN TOT EEN
MEERWAARDE?
2. HOE KAN HET MASTERPLAN VAN DE DORPSKERN VAN GOOIK OP EEN KRITISCHE MANIER
INSPIREREN VOOR DE ANDERE KERNEN?
3. PROBLEMATIEK OF POTENTIE: VERLINTEN VERSUS ONTLINTEN?
4. LANDSCHAP ALS LEIDRAAD VOOR DE ONTWIKKELING VAN GOOIK
5. HELP MIJN VILLA WORDT TE GROOT? NADERE KIJK OP DE VERKAVELINGEN
6. HANDEL VERKIEST STEENWEG BOVEN DORPSKERN, OMKEERBAAR? WAT IS NOG DE ROL VAN DE
KERN?
Verdeeld in 6 groepen werkten de studenten, letterlijk dag en nacht, aan antwoorden op deze vragen. Op een
kleine week tijd, brachten zij 6 filmpjes van hoge kwaliteit naar de publieke presentatie. Binnen elk van de thema’s
slaagden ze erin minstens 1 nieuw idee of een uitdagende reflectie voor de dag te brengen. We zullen de
komende maanden en jaren met zekerheid af en toe verwijzen naar de ideeën van de studenten.
Als buitenstaander wezen ze ons op wat we zelf soms uit het oog verliezen. Het beeldbepalend belang van de
schoolgebouwen in de kernen en van de kapelletjes als ankerpunten in het landschap (al dan niet met WIFI
hotspot). De uniciteit van de 5 deelkernen en de illusie van een totaaloplossing voor hun specifieke uitdagingen.
Het belang van de strategische uitstraling van een dorpskern, als plek met identiteit te midden van het saaie
bouwlint. De potentie van te grote villa’s en de relatieve schaal van ons dorp in haar regio. De sterkte van de
leegte en de rust van ons landschap als ultieme troef.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 24
We danken de docenten en studenten van harte voor hun open en kritische blik op ons dorp. We hopen tenslotte
dat Gooik ook voor jullie een leerzame en memorabele etappe was. In elk geval steeds welkom terug voor een
frisse geuze op een zomers terras met zicht op het Breughellandschap.
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 25
Goeiendagdorp
Ad Habets
Titia Hajonides
Sandra Schuit
Zijaanzicht
Gooik is een losse verzameling kerkdorpen, die met bebouwing langs oude straatwegen langzaam naar elkaar
toe groeien. De nederzettingsvorm doet denken aan een rizoom of wortelnetwerk dat elk jaar opnieuw het bewijs
levert van zijn vitaliteit en uitgestrektheid met de bouw van nieuwe woningen. Naarmate de jonge takken rijker
bloeien, kwijnen oudere delen weg. Kerken, hoeven en winkels komen leeg te staan en hand in hand daarmee
verschralen de sociale contacten en de dorpscultuur.
De door de burgemeester geëntameerde afficheactie ‘Gooik “goeiendag” straat’ is een signaal dat er iets aan de
hand is. Men voelt dat met de toeloop van stedelingen ook een stedelijke mentaliteit het dorp binnensluipt, waarbij
het ‘vriendelijk groeten’ (groeten bij naam en belangstelling tonen) vervangen wordt door de beleefde anonieme
groet en men voorvoelt dat zelfs die groet ooit achterwege zal worden gelaten, zoals in de stad. Dat is slechts een
kwestie van tijd.
Voor Nederlandse ruimtelijk ontwerpers die Gooik bezoeken heeft dit dorp al direct een streepje voor op wat zij uit
eigen land kennen: het dorp is van stedelijke verkavelingen verschoond gebleven, het landschap is tastbaar door
zijn reliëf en talrijke veldwegen, de woningarchitectuur is verscheiden ondanks typologische eenzijdigheid 5. Zij
hebben de rumoerige steenweg dan al verlaten en bewegen zich op sterk kronkelende weggetjes door akkers en
weiden, passeren grote hoeven, oude buitenhuizen en populierenbosjes in laag broekland.
Van de kilometerslange lintstraten vinden zij de bestrating lelijk, een offer aan de auto. Zij voelen zich door de
huizenrijen buitengesloten van het landschap erachter. Toch maakt de stijgende en dalende beweging, gepaard
aan het afwisselend bochtenwerk, hun weg door het dorp tot een boeiende ervaring. Maar koning auto regeert.
Alsof dorpsbewoners zich alleen per auto verplaatsen. Mogen zij geen ommetje maken, trimmend of wandelend
met hun kind, hun geliefde, hun hond? De lintstraat nodigt er niet toe uit. Eigenlijk moet je in een klein halfuur om
een dorp heen kunnen lopen. Het dorp hoort eerst en vooral een domein van de traagheid te zijn 4.
Hier en daar bespeuren de ontwerpers gemeentelijke pogingen tot boomaanplant langs de hoofdstraat. Die
vinden zij zinloos. Een dorpsboom staat niet op straat en zeker niet in een rij, hij hoort op een dorpsplein of solitair
op een erf 4. Daar staat hij veilig en vrij en kan tot volwassen formaat uitgroeien. Solitaire bomen in voortuinen
zouden gemakkelijk tot sieraad van de straat kunnen worden. In plaats van affiches voor het raam zou de
gemeente het planten van inheemse bomen op het voorerf moeten stimuleren. Een boom in een voortuin is ook
een geste naar de straat (“ik schenk je beschutting, schaduw, vogels!”), een vriendelijk gebaar in tegenstelling tot
de grimmige aanblik van brede opritten naar ver teruggelegen dubbele garagedeuren in streng gesloten
voorgevels. Vooral de nieuwste kubusvormige woonhuizen blinken er in uit. Dit is geen goeiendagarchitectuur.
Deze gevels stralen reserve en wantrouwen uit, een afkeer van de straat en de cultuur van het dorp.
Met de lintstraat, een zo wezenlijk onderdeel van het moderne Vlaamse dorp, hebben de studenten van de KU
Leuven zich niet heel intensief bezig gehouden. Zij aanvaarden hem als onvermijdelijk, zien hem niet als het
begin van iets beters. Toch is hier, op de voorgrond van het dorpslandschap, - of moet men zeggen in het
repoussoir, de lijst van het landschap? - veel winst te behalen: in het plaveisel, op de voorerven, in de plaatsing
en het gezicht van het huis, in doorsteken door het lint naar het achterland.
5 Tien gouden regels voor het dorp, in: Dorp als Daad, bouwstenen voor dorpen van het oosten, Arnhem 2004
download via: http://www.zijaanzicht.nl/project/26/Dorp%20als%20Daad%20-%20bouwstenen%20voor%20dorpen%20in%20het%20oosten.html
Dorpenbeleid, praktisch bekeken
Plattelandsacademie Landelijke Gilden - Studiedag 18 november 2015 26
De studenten poneren weloverwogen voorstellen voor hergebruik van lege gebouwen, groot en klein.
Schilderkunstig gesproken zijn zij vooral gericht op de keerzijde van het dorp, het landschap achter het lint en dan
vooral op de midden- en achtergrond. Zij schetsen er nieuwe hedendaagse voorgronden bij en suggereren
nieuwe trage verbindingen volgens oude lijnen.
De grootste winst is dat een week lang hun ogen en gedachten waren gewijd aan het dorp. Want het dorp heeft
alleen kansen als het op de academische agenda staat.
Deze studiedag was een organisatie van Landelijke Gilden samen met de Vereniging voor Ruimte en
Planning (VRP) en werd mogelijk gemaakt met de steun van de Nationale Bank van België.