Download - 2013 deel8-rotterdam-vaardigheden
Chris Noordam 2013 www.workforfun.nu
Rotterdammers ontwikkelen zich
OnderdeelVaardigheden
Rotterdammers ontwikkelen zich
zodat ze in voorkomende situaties adequaat, gemotiveerd, proces- en resultaatgericht kunnen handelen. Ze werken aan samenhangende kennis, vaardigheden, houding, deskundigheid en geschiktheid.
Betreft: vaardigheden
Dit zijn de onderwerpen
Accuratesse Adviesvaardigheid Coachen Communiceren Delegeren Leidinggeven Luisteren Onderhandelen Overtuigingskracht Samenwerken Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid
Accuratesse
De mate waarin de persoon werk aflevert zonder fouten die zijn veroorzaakt door onnauwkeurigheid.
Niveau 1Werkt met behulp van instructie netjes en zonder fouten.
Niveau 2Werkt zelfstandig aan het zorgvuldig en met een grote mate van precisie uitvoeren van taken met een
korte doorlooptijd. Heeft tijdig de taken af.
Niveau 3Werkt zelfstandig aan het zorgvuldig en met precisie uitvoeren van taken met een middellange
doorlooptijd. Levert tijdig het afgesproken resultaat aan en koppelt op tijd terug indien dit niet lukt.
Niveau 4Is in staat complexe en ingewikkelde vraagstukken, die een grote mate van precisie vragen, correct op
te lossen. Is eindverantwoordelijk voor het accuraat opleveren van werk van anderen.
Adviesvaardigheid
De mate waarin de persoon de kennis, vaardigheden heeft en beschikt over de methodieken die nodig zijn om een ander te helpen een probleem te begrijpen, mogelijkheden te onderkennen en een oplossing te genereren.
Niveau 1Herkent en begrijpt het probleem en weet dit te vertalen naar een oplossing.
Niveau 2Kent actuele methodieken op het eigen vakgebied en weet deze te vertalen naar gedegen oplossingen.
Is een deskundig gesprekspartner voor de ander.
Niveau 3Is proactief en leidt anderen op gestructureerde en professionele wijze naar de oplossing. Doorziet
zowel relationele als inhoudelijke aspecten bij een probleem.
Niveau 4Weet door zijn deskundigheid de richting en keuze van een organisatie te beïnvloeden. Pleegt
procesinterventies.
CoachenDe mate waarin de persoon in staat is capaciteiten van anderen te verbeteren
door het stimuleren, motiveren en aanzetten tot nadenken over eigen gedrag en het zelf oplossen van problemen.
Niveau 1Stimuleert en ondersteunt individuele personen in het werk bij het bereiken van doelstellingen. Is toegankelijk
voor anderen en biedt begeleiding bij hulpvragen.
Niveau 2Stimuleert en ondersteunt individuen en teams bij het bereiken van doelstellingen. Vormt een eigen beeld van
het functioneren van anderen en leerpunten en wisselt hierover feedback uit. Daagt de ander uit tot het doen van nieuwe taken en opdrachten.
Niveau 3Stimuleert en ondersteunt meerdere teams bij het bereiken van organisatiedoelstellingen. Geeft op basis van
inzicht een duidelijk beeld van kwaliteiten en leerpunten van anderen. Stimuleert anderen en teams zich (persoonlijk) te ontwikkelen.
Niveau 4Brengt door coachend gedrag omvangrijke bewegingen op gang binnen de organisatie en is een voorbeeld voor
anderen. Wisselt bewust van stijl/gedrag om gedragspatronen van anderen te doorbreken. Schetst de richting van ontwikkeling.
Communiceren
De mate waarin de persoon in staat is eigen mening, ideeën of feiten op een effectieve wijze onder woorden te brengen en op een tactvolle en effectieve wijze te reageren op behoeften en gevoelens van anderen.
Niveau 1Drukt zich mondeling en schriftelijk duidelijk uit. Is zich bewust van de invloed van zijn woorden en houdt hier rekening
mee. Zegt alleen wat hij waar kan maken.
Niveau 2Drukt zich zowel mondeling als schriftelijk goed uit bij contacten van verschillend niveau. Formuleert tactvol, houdt
rekening met de behoeften en belangen van de ander. Stelt zich open voor een gesprek; luistert, stelt vragen en vraagt na of hij de ander goed begrepen heeft.
Niveau 3Houdt bij contacten van verschillende niveaus rekening met verschillende behoeften en belangen; herkent tegenstellingen
en kiest een geschikte aanpak. Neemt in een gesprek het initiatief en luistert actief, vat samen, vraagt na bij de ander, maakt gevoelens bespreekbaar. Geeft helder en duidelijk uitleg en maakt complexe zaken begrijpelijk.
Niveau 4Voert ingewikkelde gesprekken met personen van hoger niveau over gevoelige onderwerpen, tegenstellingen en belangen.
Herkent persoonlijke belangen en kiest een geschikte manier om de ander te beïnvloeden; beïnvloedt het gesprek en de sfeer door gevoelens te benoemen. Leeft zich in de ander in, doorziet ingewikkelde vragen en maakt inhoudelijke zaken voor de ander begrijpelijk.
Delegeren
De mate waarin de persoon eigen taken en verantwoordelijkheden op duidelijke wijze toedeelt aan de juiste medewerkers waarbij de eindverantwoordelijkheid behouden blijft.
Niveau 1Verdeelt taken in de uitvoering. Draagt taken met gedetailleerde instructies over en ondersteunt bij de uitvoering.
Niveau 2Verdeelt zoveel mogelijk taken in de uitvoering als deze niet zelf uitgevoerd kunnen worden. Geeft duidelijk aan wat de
gewenste output aan activiteiten is. Draagt taken met globale instructies over, ondersteunt indien dit wordt gevraagd en toetst het eindresultaat op kwaliteit.
Niveau 3Vervult zelf in principe geen taken in de uitvoering. Geeft duidelijk aan wat de gewenste output aan activiteiten is en laat de
manier waarop hieraan wordt gewerkt aan anderen over. Toetst en is verantwoordelijk voor de geleverde output op gemaakte afspraken en stuurt waar nodig bij. Stimuleert en begeleidt anderen bij het delegeren van taken en verantwoordelijkheden.
Niveau 4Creëert randvoorwaarden voor een optimaal zelfstandig functioneren door organisatieonderdelen en medewerkers. Voorziet
de organisatie van algemene richtlijnen, normen en controlesystemen ten aanzien van de taakuitvoering. Toetst periodiek op hoofdlijnen de uit te voeren werkzaamheden en laat waar nodig bijsturen. Stuurt op een organisatiestructuur en -cultuur waarin sprake is van optimale delegatie van taken en verantwoordelijkheden.
LeidinggevenMate waarin de persoon richting en sturing geeft aan medewerkers in het
kader van hun taakvervulling, maar ook de stijl van leidinggeven aanpast aan betrokken medewerkers en situatie.
Niveau 1Krijgt anderen in de naaste omgeving mee om een doelstelling te realiseren. Stuurt individuen aan op het behalen van
afgesproken resultaten en kwaliteit. Heeft een voorkeursstijl van leidinggeven en past deze aan indien dit nodig is.
Niveau 2Krijgt individuen en groepen personen uit de organisatie mee om doelstellingen te realiseren. Stuurt individuen en teams
aan op het behalen van afgesproken resultaten en kwaliteit. Schakelt bewust tussen verschillende stijlen van leidinggeven indien de situatie zich daar voor leent.
Niveau 3Geeft richting en sturing aan groepen personen- ook waarmee geen direct functionele relatie is- teneinde
organisatiedoelstellingen te behalen. Schakelt gemakkelijk en spontaan tussen verschillende stijlen van leidinggeven al naar gelang de situatie.
Niveau 4 Brengt omvangrijke bewegingen op gang binnen de organisatie zonder directe functionele relatie en maakt hier gebruik van
mogelijkheden die zich binnen en buiten de organisatie voordoen. Heeft een authentieke stijl van leidinggeven en past zijn stijl op een natuurlijke wijze aan de situatie aan.
Luisteren
De mate waarin de persoon in staat is belangrijke informatie op te pikken uit (non)verbale mededelingen, doorvraagt en ingaat op reacties.
Niveau 1Begrijpt wat de ander bedoelt. Laat de ander uitpraten.
Niveau 2Stelt zich open voor een gesprek. Stelt vragen en vraagt na of hij de ander begrepen heeft.
Niveau 3Stimuleert de ander of anderen tot praten. Stelt vragen, vat samen en interpreteert non-verbale
signalen.
Niveau 4Begrijpt anderen, ook als zij zichzelf niet goed kunnen uitdrukken of in zeer complexe en gespannen
situaties. Beïnvloedt het gesprek en de sfeer door gevoelens en belangen te benoemen.
Onderhandelen
De mate waarin de persoon er in slaagt bij tegengestelde belangen een goed resultaat te bereiken zonder de relatie te schaden.
Niveau 1Is in staat eigen standpunten te verwoorden. Heeft begrip voor andere standpunten en draagt bij aan
het creëren van een win-win situatie.
Niveau 2Kan eigen standpunten overtuigend overbrengen. Zoekt actief naar gemeenschappelijke standpunten
en vertaalt dit naar een win-win situatie.
Niveau 3Vertegenwoordigt anderen of een organisatieonderdeel adequaat in een onderhandelingssituatie. Is in
staat gemeenschappelijke standpunten te verwoorden en weet anderen hiervan te overtuigen.
Niveau 4Weet ook onder stevige druk de organisatie adequaat te vertegenwoordigen in
onderhandelingssituaties.
Overtuigingskracht
De mate waarin de persoon anderen voor een standpunt weet te winnen door op het juiste moment en met een passende stijl relevante argumenten in te brengen.
Niveau 1Laat blijken in het eigen standpunt te geloven en gebruikt heldere argumenten, ook als anderen niet
overtuigd zijn.
Niveau 2Gebruikt vakkennis, data en feiten om het eigen standpunt te onderbouwen. Presenteert standpunten
met enthousiasme, signaleert twijfels en gaat hierop in.
Niveau 3Creëert draagvlak op basis van argumenten. Stemt argumenten af op zaken waar anderen gevoelig
voor zijn en benoemt ook de te verwachten tegenwerpingen.
Niveau 4Betrekt een breed scala van gegevens om zijn/haar plannen te beargumenteren en stemt argumenten
af op belangen en doelgroepen. Sluit coalities om belangen te integreren en weet anderen te beïnvloeden om zijn standpunt uit te dragen.
Samenwerken
De mate waarin de persoon actief bijdraagt aan een gezamenlijk resultaat, ook wanneer er geen direct eigen functioneel of persoonlijk belang aanwezig is.
Niveau 1Levert op verzoek van anderen bijdragen aan een gemeenschappelijk resultaat. Houdt zonodig rekening met de
belangen van anderen. Komt afspraken binnen het team na.
Niveau 2Initieert zelfstandig samenwerkingsverbanden en levert actief een bijdrage aan het gemeenschappelijke
resultaat. Signaleert uit zichzelf het gemeenschappelijke belang. Refereert en houdt zich aan afspraken.
Niveau 3Initieert en stimuleert interne, dan wel externe samenwerkingsverbanden in de werkomgeving. Weet personen
met uiteenlopende belangen op één lijn te krijgen. Maakt en houdt zich aan afspraken, bewaakt naleving van afspraken van anderen in de werkomgeving.
Niveau 4Initieert en stimuleert samenwerkingsverbanden in de organisatie. Weet in een complex krachtenveld de
gemene deler van verschillende partijen duidelijk te maken en draagvlak te creëren voor het algemene/organisatiebelang. Is gericht op het (laten) maken van afspraken en zonodig bijstellen, ziet toe op naleving van afspraken.
Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid
De mate waarin de persoon zich helder en vlot verwoordt, waarbij stijl en niveau worden afgestemd op de doelgroep.
NiveauSpreekt duidelijk en verstaanbaar, spreekt in begrijpelijke taal. Praat rustig en toetst of de ander de
boodschap heeft begrepen.
Niveau 2Past taalgebruik aan de doelgroep aan, gebruikt geen vaktaal of legt vaktaal uit, verheldert een
probleem door een goed voorbeeld te geven. Denkt na over de kern van de boodschap.
Niveau 3Heeft een goede woordkeus, structureert goed en is beknopt, taalgebruik sluit aan bij doelgroep. Denkt
vooraf na over de kern van de boodschap.
Niveau 4Hanteert een heldere structuur, heeft een gevarieerde woordkeus. Past zich aan de doelgroep aan.
Gebruikt intonatie en lichaamshouding ter ondersteuning van de boodschap. Denkt vooraf na en bereid zich voor op de kern van de boodschap in relatie tot de doelgroep.
Schriftelijk uitdrukkingsvaardigheid
De mate waarin de persoon erin slaagt gedachten op papier te zetten op een voor de doelgroep begrijpelijke en overtuigende wijze.
Niveau 1Hanteert correct taalgebruik (spelling, grammatica en/of stijl) in brieven, notities, elektronische berichten.
Gebruikt in teksten duidelijke en korte zinnen. Gebruikt woorden die te begrijpen zijn voor de lezer.
Niveau 2Gebruikt in de tekst leestekens en kopjes e.d. om de leesbaarheid te vergroten. Legt vaktaal of afkortingen uit
in een tekst. Gebruikt in een tekst voorbeelden of figuren om iets te verduidelijken. Past taalgebruik in teksten aan de doelgroep aan.
Niveau 3Schrijft teksten met een duidelijke opbouw (bijvoorbeeld: inleiding, uitwerking, conclusie). Hanteert een
duidelijke en leesbare stijl. De woordkeus in de tekst sluit aan bij de doelgroep.
Niveau 4Hanteert een heldere structuur, beschikt over een gevarieerde woordenschat, past zich in de teksten aan de
doelgroep aan. Schrijft in prettig leesbare stijl.