Beter afstemmen op de onderwijsbehoeften
van kinderen die overgaan van
groep (1-)2 naar groep 3
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren
om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3
soepeler te laten verlopen.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 2
Inhoud Voorwoord .............................................................................................................................................. 4
1. Probleemstelling .................................................................................................................................. 5
2. Probleemverkenning ........................................................................................................................... 6
Kleuteronderwijs ................................................................................................................................. 6
Kleuterbouwverlenging ....................................................................................................................... 6
Historie betreffende kleuterovergang ............................................................................................ 6
Met welke gegevens wordt de verlenging onderbouwd?............................................................... 8
Protocol ........................................................................................................................................... 9
Hoe wordt de kleuterbouwverlenging ingericht ............................................................................. 9
Buiten Optimus .................................................................................................................................... 9
Vervolg na kleuterbouwverlenging ................................................................................................... 10
3. Onderzoeksvragen ............................................................................................................................. 12
4. Onderzoeksopzet ............................................................................................................................... 13
Onderzoeksinstrumenten .................................................................................................................. 13
Procedure .......................................................................................................................................... 13
5. Resultaten .......................................................................................................................................... 14
Organisatie van het kleuteronderwijs ............................................................................................... 15
Wat doen we al binnen Optimus om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van kinderen die
overgaan van groep (1-)2 naar groep 3? ........................................................................................... 16
Inrichting onderwijs groepen 1-2 ...................................................................................................... 17
Wat doen scholen internationaal om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van kinderen die
overgaan van groep 1-2 naar groep 3? ............................................................................................. 20
6. Conclusies .......................................................................................................................................... 21
Conclusies o.b.v. onderzoek binnen Optimus ................................................................................... 21
Conclusies buiten Optimus ................................................................................................................ 22
Conclusies literatuuronderzoek internationale scholen ................................................................... 22
7. Aanbevelingen ................................................................................................................................... 23
Hoe voorkom je nou kleuterbouwverlenging? .................................................................................. 23
Aanbevelingen op schoolniveau ........................................................................................................ 24
Aanbevelingen op bestuursniveau .................................................................................................... 24
Slot ......................................................................................................................................................... 25
Referentielijst ........................................................................................................................................ 26
Bijlage 1 ................................................................................................................................................. 28
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 3
Cuijk, juni 2017
Yvonne van Bergen leerkracht groep 1-2 Den Omgang Schaijk
Nancy van Boekel leerkracht groep 1-2-3 St. Lambertus Haren
Jenny van Uden leerkracht groep 3 Vlasgaard Zeeland
Lucy Verstijnen leerkracht groep 1-2 Klim Op Megen
Selcan Yilmaz leerkracht groep 1-2 De Bongerd Haps
Nadie Pittens Optimus Procesbegeleiding
Lieke Wellens-Hendriks Optimus Orthopedagoge
Aleid Beets- Kessens Fontys Procesbegeleiding
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 4
Voorwoord
In het koersplan 2016-2021 van Optimus dat begin dit schooljaar, oktober 2016, is
gepresenteerd, wordt doorontwikkeling tot een kennisintensieve lerende organisatie als
één van de zes toekomstuitspraken genoemd. Optimus wil door verbinding met
kennisinstellingen in het HBO en WO kennis vergroten waardoor de onderwijskwaliteit
verhoogd wordt. Daarnaast wil Optimus een inspirerende omgeving bieden waarin
iedereen eigenaar is van eigen leer- en ontwikkelprocessen. Het leren door professionals
wordt gestimuleerd. Binnen het praktijkgericht onderzoek komen deze twee
toekomstuitspraken duidelijk tot uiting. Praktijkgericht onderzoek wil zeggen dat
onderzoek uitgaat van een vraag of probleem in de praktijk waarbij op systematische
wijze en met erkende methoden gegevens worden verzameld, geanalyseerd en op basis
daarvan conclusies worden getrokken (Jansen & Ter Heine, 2007, verkregen via
Geerdink, 2015). Het gaat om kleinschalig onderzoek dat bruikbaar is voor de eigen
praktijk. Het is onderzoek dat leerkrachten zelf kunnen uitvoeren, eventueel samen met
collega’s. Er wordt daarnaast verbinding gezocht met externe partners die inhoudelijke of
procesmatige begeleiding kunnen verrichten. Op deze manier wordt de kwaliteit van het
praktijkgericht onderzoek geborgd. De bruikbaarheid van de uitkomsten van het
onderzoek zijn voor de eigen praktijk en beperkt generaliseerbaar.
In het schooljaar 2015-2016 heeft binnen Optimus praktijkgericht onderzoek
plaatsgevonden naar gerichte ondersteuning door ouders in de thuissituatie bij het
leesproces van kinderen. Dit heeft uitgemond in het stuk ‘Samen lezen is OK(e)!’
Daarnaast heeft er onderzoek plaatsgevonden gericht op het verbeteren van de
resultaten op spelling op basisschool De Weijerhof.
In het schooljaar 2016-2017 zijn vijf leerkrachten van de groepen 1-2 en/of 3
aangesloten bij de onderzoeksgroep gericht op de overgang van groep 1-2 naar groep 3.
Externe procesondersteuning is geboden door Aleid Beets-Kessens en Nadie Pittens. Aleid
bood de inhoudelijke ondersteuning vanuit haar expertise als Jonge Kind specialist. Nadie
heeft het onderzoeksproces begeleid vanaf het zoeken naar literatuur tot het schrijven
van huidig verslag.
Onderstaand verslag gaat over dit praktijkgerichte onderzoek naar onderbouwde
mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep 1-2 naar groep 3 soepeler te
laten verlopen. Het betreft een beschrijvend onderzoek waarbij op basis van zowel
theoretisch onderzoek als onderzoek naar aanpakken in de onderwijspraktijk interventies
zijn geïnventariseerd die effectief kunnen zijn op groepsniveau, schoolniveau en
bestuursniveau. Allen met als doel beter af te kunnen stemmen op de
onderwijsbehoeften van kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3 en
kleuterbouwverlenging niet meer nodig is.
We hopen dat de inventarisatie aanzet tot een betere doorontwikkeling van het jonge
kind binnen onze onderwijsorganisatie.
Veel leesplezier!
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 5
1. Probleemstelling
Binnen Optimus primair onderwijs geven wij op onze basisscholen onderwijs aan het
jonge kind vanaf 4-jarige leeftijd. Volgens de ontwikkelingspsychologie is ‘een jong kind’
een kind tussen de 0 en 7 jaar. Pedagogen en psychologen die zich buigen over
ontwikkelingsfasen constateerden dat er een verschil is tussen kleuters en
schoolkinderen. Een kleuter is geen schoolkind. Het is dan ook begrijpelijk dat het
schoolse leren van oudsher pas bij 6 à 7 jaar begon. Volgens een belangrijke grondlegger
van het onderwijs aan kleuters, Fröbel (1782-1852), zijn jonge kinderen gericht op de
binnenwereld: ze worden beheerst door impulsen van binnenuit. De buitenwereld geven
ze vorm in overeenstemming met hun eigen natuur. Vanaf 6-jarige leeftijd is het kind
volgens Fröbel meer gericht op de buitenwereld (Smeets, z.d.).
Kenmerkend voor kinderen in de leeftijd van 5, 6 en 7 jaar is de emotionele beleving, het
egocentrische, de hang naar gewoontes en routines, het wisselende
concentratievermogen (minder bij opgelegde taak), de behoefte aan handelen en
bewegen en het magische denken. Het onderwijsaanbod in de kleutergroepen is dan ook
veelal ontwikkelingsgericht en afgestemd op de behoefte van het individuele kind
(Oomen, 2010). In de praktijk betekent dit dat kinderen onder meer werken met
ontwikkelingsmateriaal, hoekenwerk en spel in een samenhangend geheel/thema’s om
tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van het jonge kind (Oomen, 2010).
In groep 3 staat het leren lezen, rekenen en schrijven centraal. Dit zorgt doorgaans voor
een meer homogene, methodische groepsaanpak. Smeets (z.d.) heeft in haar onderzoek
de veranderingen in de overgang tussen groep 1-2 en 3 in kaart gebracht:
- van een leeromgeving naar een methodische aanvoer van leerstof
- van spelend ontdekken naar systematisch trainen en kennis opbouwen
- van concreet handelen naar ‘op papier’
- van meer open naar meer gesloten leersituaties
- minder naar buiten
- meervoudige opdrachten
- een grotere spanningsboog
Er zijn kleuters die niet toe zijn aan het onderwijs zoals dat in groep 3 geboden wordt.
In die gevallen wordt er vaak door de school, in overleg met de ouders, bepaald om de
kleuterbouwperiode te verlengen. Op dit moment zijn er geen eenduidige regels met
betrekking tot kleuterbouwverlenging. Scholen maken eigen afwegingen waarbij
‘schoolrijpheid’, ‘werkhouding’ of ‘leerhouding’ vaak belangrijke overwegingen zijn bij de
beslissing of een kind naar groep 3 kan of niet. Sommige scholen hebben een strak
protocol en/of gebruiken een checklist voor kleuterbouwverlenging, andere scholen laten
het van het kind en de situatie afhangen en kennen alleen een globaal omschreven
proces. Gezien deze situatie willen leerkrachten graag meer houvast bij het nemen van
een besluit tot kleuterbouwverlenging (Mulder, Lees, Veen, Bollen, Huizinga, & Damstra,
2016). Binnen Optimus hebben we consultatieve besprekingen die gehouden worden
tussen leerkrachten en orthopedagogen. Leerkrachten kunnen indien twijfel bestaat of
het kind klaar is voor het formele leren in groep 3 de kleuter inbrengen tijdens die
besprekingen. Afgelopen schooljaar is dit veelvuldig voorgekomen. Dit illustreert dat
leerkrachten behoefte hebben aan hulp bij het beantwoorden van de vraag ‘Moet deze
kleuter nog een jaar door kleuteren of niet?’. Een aantal leerkrachten binnen Optimus
heeft dan ook de handen ineen geslagen om op zoek te gaan naar antwoorden op vragen omtrent kleuterbouwverlenging.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 6
2. Probleemverkenning
Kleuteronderwijs
Van der Heijden (2010) benoemt in zijn publicatie het dilemma tussen schoolse
vaardigheden of spel als oneigenlijk: "In het kleuteronderwijs domineert vaak nog de
ontwikkelingspsychologie van Piaget en vooral zijn axioma dat leren ondergeschikt is aan
ontwikkeling en niet omgekeerd” (Hatch, 2010). In wat ook wel het stadium
denken wordt genoemd, onderscheidde Piaget vier stadia:
1. sensomotorisch (0-2 jaar);
2. operationeel (2-7 jaar);
3. concreet-operationeel (7-11 jaar);
4. formeel-operationeel (11 jaar en ouder).
Met deze indeling maakte Piaget duidelijk hoe het perspectief van een kind vorm krijgt
door de beschikbare fysieke en cognitieve mogelijkheden. Piaget benadrukte het doel van
onderwijs voor jonge kinderen: creëer mogelijkheden waarin kinderen zelf kunnen
verzinnen, bedenken en ontdekken. We moeten kinderen niet te snel gaan onderwijzen,
hen geen leerkracht gestuurde instructie opdringen voor ze daar in hun ontwikkelingsfase
aan toe zijn. Piagets theorie heeft veel invloed gehad en heeft dat in heel veel gevallen
nog. De theorie leidde onder andere tot de in de praktijk levende opvatting dat het voor
jonge kinderen het beste is een omgeving te creëren die hen kansen biedt vanuit zichzelf
te exploreren en te ontdekken (Hatch, 2010). Dit kan met de onderwijsvormen en
middelen die eerder zijn beschreven door Oomen (2007), zoals hoekenwerk, spel en
ontwikkelingsmateriaal. Volgens Oomen (2017) komen kleuters tot ontwikkeling wanneer
ze uit eigen initiatief opnieuw kunnen herhalen en exploreren bijvoorbeeld met behulp
van spel. Bij veel leerkrachten van groep 1-2 ontdek je in hun verweer tegen
het schoolse leren deze basisopvatting (Hatch, 2010).
Kleuterbouwverlenging
Kleuteronderwijs volgt, observeert en bereidt een kind voor op de werkwijze en eisen van
groep 3. Hiervoor moet een kind schoolrijp zijn. Schoolrijpheid betekent dat een kind
voldoende competenties heeft ontwikkeld om aan het proces van leren, schrijven en
gestructureerd lezen te kunnen beginnen (Brouwers-Timmermans, 2011; Goorhuis-
Brouwers & Levering, 2006). Volgens Brouwers-Timmermans (2011) zijn de volgende signalen kenmerkend voor schoolrijpe kinderen. Een schoolrijp kind:
- is trots op zichzelf
- staat concreet in de wereld
- kan een logisch opgebouwd en verstaanbaar verhaal vertellen
- heeft beheersing over de grove en fijne motoriek
- kan de wereld los van zichzelf beschouwen en analyseren
- kan aandachtig met een werkje bezig zijn (20 minuten)
- kan aandachtig luisteren naar instructies
- kan zich aan de regels houden
- kan in een groep functioneren
Wanneer in de kleutergroepen blijkt dat een kind nog onvoldoende schoolrijp is en
daarmee nog niet toe is aan het formele leren in groep 3, volgt meestal verlenging.
Kleuterbouwverlenging betekent dat een kind nogmaals groep 2 overdoet (Brouwers-
Timmermans, 2011).
Historie betreffende kleuterovergang
Sinds de invoering van het basisonderwijs in 1985, en daarmee de samenvoeging van
kleuter- en lager onderwijs, is de leeftijdsgrens voor de overgang naar groep 3
afgeschaft. Die leeftijdsgrens hield in dat een kleuter vóór 1 oktober zes jaar moest zijn
om naar de lagere school (nu dus groep 3) te kunnen gaan. Tegenwoordig mogen ook
kinderen die op 1 oktober jonger zijn dan 6 jaar doorstromen naar groep 3. De
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 7
‘najaarskinderen of herfstkinderen’, geboren tussen 1 oktober en 1 januari, doen op
scholen groep 2 nog al eens over (Mulder et al., 2016). Of ze gaan relatief 'jong' door en
missen een aantal maanden onderwijs. Dit kan zich uiten in tegenvallende resultaten van
toetsen en andere observatiesystemen. Het welgenoemde: op de tenen lopen. Gemiddeld
genomen hebben herfstkinderen geen profijt van verlengen noch versnellen (Van der
Ploeg, 2016). Het onderzoek naar doorstroom van herfstleerlingen is echter beperkt. Er
zijn ook scholen die 1 januari als grensdatum hanteren (Mulder et al., 2016).
In het huidige basisonderwijs zijn er scholen die nog steeds de datum van 1 oktober
hanteren. Dit betekent dat kinderen die in de herfst geboren zijn in slechts uitzonderlijke
gevallen meegaan naar de volgende groep, samen met leeftijdsgenoten uit eerdere
maanden van hetzelfde geboortejaar. Daar kunnen heel goede redenen voor zijn, maar
het automatisme van die datum kan niet meer. Wanneer herfstkinderen niet doorgaan
naar groep 3 moet dit worden onderbouwd met een goed dossier (Smeets & Resing,
2013).
Overgangseisen inspectie/criteria kleuterbouwverlenging
De onderwijsinspectie stelt betreffende de overgang van groep 2 naar groep 3 dat: ‘De
overgang van een leerling tegenwoordig niets meer met leeftijd te maken heeft, maar
wel met de ontwikkeling die een leerling doormaakt. De school zal vooral kijken naar de
werkhouding, inclusief de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling. Het oordeel is
gebaseerd op observaties, toetsen, een gesprek met de intern begeleider en de
concentratie/spanningsboog. Dit betekent dat de Inspectie er vanuit gaat dat scholen
over het algemeen een gedragen visie hebben op de doorgaande ontwikkeling van jonge
kinderen. De Inspectie stelt scholen alleen de vraag of ze per leerling bekijken of deze
door kan, los van de geboortedatum. Wel moet een school bevorderen (maar is dus niet
verplicht) dat de verblijfsduur in het primair onderwijs acht aaneengesloten jaren
bedraagt’ (Mulder et al., 2016; Smeets, z.d.).
Impressie van kleuterbouwverlenging binnen het primair onderwijs In de periode tussen 1994 en 2003 is er longitudinaal onderzoek verricht in Nederland
(PRIMA-cohortonderzoek, 2003, verkregen via Roeleveld & Van der Veen, 2007). Op
basis van de gegevens uit dit onderzoek bleek dat bij ongeveer 10% van de leerlingen in
de kleutergroepen kleuterbouwverlenging wordt toegepast. Dit percentage was relatief
stabiel in de periode van het onderzoek. Er is sprake van sekseverschil. Bij jongens komt
kleuterbouwverlenging meer voor (12%) dan bij meisjes (8%). Jongens zitten in de basis
anders in elkaar dan meisjes- ze hebben andere hormonen en een andere
hersenontwikkeling- en hebben daardoor andere behoeften (Martens, 2017). De
leerlingen waar voor kleuterbouwverlenging wordt gekozen, worden overwegend als
zwak gekarakteriseerd en presteren lager op zowel cognitieve als sociaal emotionele
kenmerken t.o.v. klasgenoten. Het aantal leerlingen met laag opgeleide ouders blijft
beduidend vaker zitten (17 tot 25%) dan leerlingen met middelbaar tot hoger opgeleide
ouders (6%) (Roeleveld & Van der Veen, 2007).
Roeleveld en Van der Veen (2007) stellen dat binnen het Nederlandse primair onderwijs
kleuterbouwverlenging wordt toegepast om achterstanden weg te werken. Scholen zijn
van mening dat de extra investering in de kleutergroepen een positief effect heeft op de
ontwikkeling in hogere groepen.
Binnen Optimus
Kleuterbouwverlenging
Voor ons praktijkgericht onderzoek hebben we een inventarisatie gedaan hoe vaak de
extra investering in de vorm van kleuterbouwverlenging voorkomt op Optimus scholen.
Uit figuur 1 blijkt dat op 91,8% van de Optimusscholen kleuters groep 2 overdoen. Dit
betekent niet dat op 91,8% van de scholen regelmatig kleuterbouwverlenging voorkomt.
Kleuterbouwverlenging vindt incidenteel plaats. Op basisschool De Sprankel en
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 8
Figuur 1 Percentage kleuterbouwverlenging binnen OPTIMUS
basisschool 't Oventje vindt echter geen kleuterbouwverlenging plaats. Op basisschool
't Oventje is er geen sprake van kleuterbouwverlenging door de combinatiegroep 1, 2 en
3. Dit wekte onze interesse, dus hebben we telefonisch contact opgenomen. 't Oventje
heeft sinds twee jaar een combinatiegroep 1-2-3. Vanuit leerlingaantal zo ontstaan, maar
de leerkracht van deze groep geeft aan niet meer anders te willen. De kleuters (groep 1
en 2) pikken veel op van de lesstof van groep 3, terwijl ze toch hun eigen programma
draaien. Groep 1/2 werken met maatjeswerk en behandelen de letter van de week. Deze
letter is dezelfde als van groep 3 uit de nieuwe versie van Veilig Leren Lezen. Groep 3
heeft een eigen hoekje in de klas waar ze instructie krijgen en de leerstof verwerken.
Groep 1 en 2 komen niet in dat hoekje. De rest van de klas bestaat uit hoeken waar de
kinderen van groep 1-2-3 op hun eigen niveau aan kunnen deelnemen. De leerkracht
streeft voor de gehele combinatiegroep de einddoelen van groep 3 na. Uiteraard zitten de
doelen van groep 1 en 2 in het hoofd, maar uiteindelijk werkt 't Oventje met alle
kinderen naar de einddoelen van groep 3 toe. Er ontstaat dus een doorgaande lijn in
ontwikkeling van groep 1 naar 2 naar 3. Hierbij vindt er ook geen overdracht plaats,
want de leerkracht blijft het leerproces zelf volgen. Doublure in groep 3 heeft nog niet
plaatsgevonden, maar in de toekomst zou het mogelijk zijn dat dit wel gebeurt. Vooral de
sociaal-emotionele ontwikkeling vinden de leerkrachten op 't Oventje belangrijk hierbij.
De kinderen zitten drie jaar bij elkaar in de groep en omdat het een kleine school is, kan
het een weloverwogen beslissing zijn om het kind in groep 4 te laten starten en het daar
te laten doubleren als het nodig is. Op die manier blijft het kind bij zijn vriendjes en als
het lekker in zijn vel zit, haal je er pas uit wat er in zit. De overgang naar groep 4 ervaart
't Oventje als makkelijker. De kinderen zijn duidelijk meer toe aan 'op de stoel zitten' en het meer schoolse onderwijs. De kinderen zijn beter schoolrijp.
Met welke gegevens wordt de verlenging onderbouwd? Alle deelnemende leerkrachten, geven aan de verlenging te onderbouwen aan de hand
van harde data, zoals onder meer LOVS gegevens uit Cito. 64% van leerkrachten,
deelnemend aan dit onderzoek, geeft aan gebruik te maken van gegevens uit de
Citotoetsen voor kleuters. In totaal maakt 40% van de leerkrachten gebruik van een
registratiesysteem, zoals Kijk!. Dit soort registratiesystemen zijn gebaseerd op de eigen
observaties van de leerkracht. Die observaties wegen voor veel Optimus leerkrachten
zwaar bij de onderbouwing tot wel of geen kleuterbouwverlenging. Dit aantal ligt
procentueel gezien echter lager dan de inzet van harde data voor het onderbouwen.
Ongeveer 10% geeft aan op school gebruik te maken van toetsen als ‘Taaltoets alle
kinderen’, ‘Utrechtse getalbegrip toets’, ‘toets beginnende geletterdheid’ en een
dyslexieprotocol. De deelnemende leerkrachten hebben bij de inventarisatie summier
vermeld dat ze gebruik maken van gesprekken met ouders en/of intern begeleider om
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 9
kleuterbouwverlenging te verantwoorden. De praktijk laat volgens de onderzoeksgroep
echter een ander beeld zien. De leerkrachten uit de onderzoeksgroep geven aan bij
twijfel tot wel of geen kleuterbouwverlenging zeker in gesprek te gaan met ouders en/of intern begeleider.
Protocol Uit de inventarisatie bleek dat keuze tot wel of geen kleuterbouwverlenging over het
algemeen niet bepaald wordt met behulp van een vaststaand protocol. Een leerkracht
merkte op dat ‘kleuterbouwverlenging zo specifiek is dat je dit niet kunt vastleggen in
vaste voorwaarden’. 17% van de leerkrachten geeft aan wel gebruik te maken van een
protocol om tot een keuze te komen om een kleuter wel of niet groep 2 over te laten
doen. In enkele gevallen bleek het protocol voor kleuterbouwverlenging een meer
algemeen protocol te zijn dat ook ingezet kan worden bij twijfel over doublure in de
hogere jaargroepen. Ongeveer 12% van de kleuterleerkrachten geeft aan niet te weten
of er een protocol aanwezig is.
Welk type leerling is een kleuterbouwverlenger Volgens Optimus leerkrachten wordt van kinderen die problemen ervaren op sociaal-
emotioneel vlak de kleuterperiode vaak verlengd. Hier sluit de opmerking bij aan dat het
vaak kleuters betreft die jong in hun gedrag zijn. Volgens de deelnemende leerkrachten
blijken dit in de praktijk vaak jongens te zijn. Dit komt overeen met inhouden uit het
boek van Goorhuis-Brouwer (2011). Daar komt naar voren dat jongens om 'ander'
onderwijs vragen. Jongens experimenteren in vergelijking tot meisjes meer met
materiaal en hebben een onderzoekende leerstijl. Meisjes daarentegen voeren uit wat ze
hebben geleerd. Dit betekent dat jongens leren op basis van trial en error en meisjes
eerst de nodige informatie moeten vergaren om aan de slag te gaan. Dit valt toe te
schrijven aan de rijping van de hersenen, aanleg en de stimulans van buitenaf.
Ook een taalachterstand blijkt voor veel leerkrachten een gegronde reden te zijn om te
kiezen voor kleuterbouwverlenging. Aangezien geschreven en gedrukte taal in het
dagelijks leven van jonge kinderen veelvuldig voorkomen, zeker in groep 3 (Brouwers,
2010). Een rekenachterstand daarentegen wordt slechts door twee leerkrachten
genoemd. Ook vinden enkele leerkrachten dat problemen in de executieve functies,
ontbreken van intrinsieke motivatie of werkhouding maakt dat kleuters onvoldoende toe
zijn aan het formele leren in groep 3. Twee Optimus leerkrachten benoemen dat geringe (leer)ondersteuning vanuit thuis ook
een reden kan zijn om te kiezen voor kleuterbouwverlenging. Dit komt overeen met de
resultaten uit de meta-analyse van Castro et al. (2015). Daar bleek dat verwachtingen
van ouders, communiceren met je kind over school, lezen met kinderen en de
opvoedingsstijl van de ouders de sterkste effecten hebben op de onderwijsprestaties van
het kind. Indien het jonge kind van huis uit niet op deze wijze gestimuleerd wordt, kan
dat een reden zijn om te kiezen voor kleuterbouwverlenging. Hierbij is de betrokkenheid
van ouders essentieel om tot deze besluitvorming te komen (Mulder et al., 2016).
Hoe wordt de kleuterbouwverlenging ingericht Over het algemeen stemmen Optimus leerkrachten het onderwijs aan
kleuterbouwverlengers af op de onderwijsbehoeften van het kind. Hiervoor gebruiken de
leerkrachten middelen als een handelingsplan, gesprekken met de intern begeleider of
ouders en onderwijsmethoden ten behoeve van stimulering van beginnende
geletterdheid. Het onderwijs bestaat dan vaak uit herhaling van groep 2 en gericht aanbod naar groep 3. Een voorbeeld daarvan is het cijferschrift.
Buiten Optimus
Ook buiten Optimus hebben we geïnventariseerd of kleuterbouwverlenging voorkomt en
met welke gegevens de eventuele kleuterbouwverlenging wordt onderbouwd. Hiervoor
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 10
zijn KC de Octopus te Boekel, Speleon in Uden en de De Ieme in Veghel benaderd.
Op KC Octopus komt incidenteel kleuterbouwverlenging voor. Uit het totaalplaatje van
observaties (cognitief en sociaal-emotioneel) en de uitslagen van de toetsen, zal duidelijk
worden of een kind doorstroomt naar een volgende groep. Een taalachterstand kan reden
zijn om te overwegen of het kind baat heeft bij het overdoen van groep 2. Op Het
Speleon komt kleuterbouwverlenging voor, vooral bij jonge leerlingen, kinderen met
taalproblematiek of diverse andere leer- en/of gedragsproblematieken. De school
benoemt taalproblemen specifiek, omdat Het Speleon meerdere leerlingen met
taalontwikkelingsstoornissen begeleidt in samenwerking met Kentalis. Als er sprake is
van kleuterbouwverlenging wordt vooral ingezet op de achterstand door extra aanbod,
werken aan het zelfvertrouwen van het kind en de taak- werkhouding. Alles gebeurt in
goed overleg met ouders en intern begeleider. De manier van omgaan met
kleuterbouwverlenging bevat veel gelijkenissen met basisschool de Ieme. De Ieme werkt
echter met een eigen observatiesysteem gebaseerd op kerndoelen in plaats van
registratiesystemen zoals Kijk!.
Vervolg na kleuterbouwverlenging Er is veelvuldig onderzoek gedaan naar de effecten van zittenblijven in het
basisonderwijs. Zo stellen Pameijer en Van Minderhout (2016) op basis van hun
onderzoek naar doorstromen of doubleren dat zittenblijven over het algemeen voor de
zwakste leerlingen niet meer voordelen oplevert dan doorstromen. Op de korte termijn
kan hierover een vertekend beeld ontstaan. In vier studies werd volgens Pameijer en Van
Minderhout (2016) namelijk gerapporteerd dat zittenblijvers beter presteren dan
vergelijkbare jongere jaargenoten. Op het moment dat deze leerlingen echter met
nieuwe lesstof geconfronteerd worden, vermindert deze voorsprong of verdwijnt deze
zelfs geheel. De meest positieve effecten werden gevonden bij leerlingen die tijdens het
zittenblijven extra steun ontvingen, bijvoorbeeld in de vorm van een ‘summer school’, les
van een goede leraar en dagelijks 90 minuten extra leesinstructie. Ook hiervoor geldt dat
deze leerlingen hun ‘voorsprong’ na verloop van tijd (deels) verliezen.
Naast onderzoek naar zittenblijven in alle groepen van het basisonderwijs is er ook
specifiek gekeken naar de effecten van ‘zittenblijven in de kleutergroepen’ onder meer
door Karweit (1992), Roeleveld en Van der Veen (2007) en Van der Heijden (2010). Uit
onderzoek van Karweit (1992) blijkt dat kleuterbouwverlenging nauwelijks positieve
effecten kent. Het leidt zelfs in enkele gevallen tot een schadelijke sociale, cognitieve en
emotionele ontwikkeling van het kind. Effectiever is een overgang naar groep 3 met
gerichte remedial teaching. Dit resultaat vertoont overeenkomsten met het onderzoek van Pameijer en Van Minderhout (2016).
Roeleveld en van der Veen (2007) hebben op basis van cohortanalyse verschillen
tussen kleuterbouwverlengers en andere leerlingen in kaart gebracht. Zij constateerden
dat in de groep met kleuterbouwverlenging de verwijzing naar speciaal onderwijs
beduidend hoger is terwijl kleuterbouwverlengers in de rest van de groepen minder vaak
blijven zitten dan de doorstromers. 13% van de leerlingen met een verlengde
kleuterbouw heeft in de onderwijsloopbaan problemen en wordt verwezen naar het
speciaal basisonderwijs (SBO). 3% van de leerlingen met een verlengde kleuterbouw
heeft later in de onderwijsloopbaan problemen en blijft opnieuw zitten. In het
doublurejaar presteren de leerlingen hoger op de Citotoetsen, in werkhouding en in
zelfvertrouwen. Dit effect verdwijnt echter. In groep 4 scoren ze nog maar íets hoger dan
verwacht mocht worden zonder kleuterbouwverlenging en in groep 6 en groep 8
presteren ze zoals ze gemiddeld ook gepresteerd zouden hebben zonder
kleuterbouwverlenging. Er lijkt dus sprake te zijn van uitdoving van het effect van de
kleuterbouwverlenging op de onderwijsprestaties (Roeleveld & Van der Veen, 2007). Let
wel, het gaat hier steeds om de resultaten van alle kleuterbouwverlengers, dus ook de
niet-herfstkinderen die in groep 2 blijven zitten.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 11
Specifiek naar de herfstkinderen die in de kleuterbouw zijn blijven zitten, is minder
onderzoek gedaan in vergelijking tot onderzoek naar zittenblijven en
kleuterbouwverlenging. De enige empirische studie die op dit vraagstuk licht werpt, is het
eerder genoemde en aangehaalde onderzoek van Roeleveld en Van der Veen (2007). Zij
maken een vergelijking tussen kleuterbouwverlengers en doorstromers in groep 2 maar
houden daarbij rekening met het verschil in achtergrondkenmerken en hun
aanvangsniveau. Daarmee benaderen ze het mogelijke effect van de
kleuterbouwverlenging (en het gespiegelde effect van versnelde doorstroom) voor de
herfstkinderen eigenlijk het beste. De conclusie is dus dat herfstkinderen gemiddeld
genomen geen profijt lijken te hebben wanneer ze verlengen in de kleuterbouw en
evenmin profijt lijken te hebben wanneer ze versneld doorstromen naar groep 3
(Roeleveld & Van der Veen, 2007).
Het verdient aanbeveling stelt van der Heijden (2010) terughoudender te zijn bij het
besluiten tot kleuterbouwverlenging. Jongens blijven vaker langer in groep 2 dan meisjes
en kinderen uit achterstandsgroepen komen er ook vaker voor in aanmerking (voor
kleuterbouwverlenging). Leerkrachten schatten hun cognitieve capaciteiten lager in. Op
sociaal-emotioneel gebied scoren deze kleuters lager dan gemiddeld: hun sociale gedrag,
zelfvertrouwen en welbevinden is wat lager. Het opvallendst is het oordeel over de
werkhouding. Die blijft nog het meest achter op hun medeleerlingen. Als deze kinderen
binnen het basisonderwijs blijven, verdwijnt de voorsprong die ze aanvankelijk
opbouwden met hun jaar verlenging. Het komt erop neer dat er op korte termijn
winsteffect is, maar ze eindigen op hetzelfde prestatieniveau als vergelijkbare kinderen
die geen kleuterbouwverlenging hebben gekregen.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 12
3. Onderzoeksvragen
Ondanks dat kleuterbouwverlenging voorkomt, zowel binnen onze stichting als
daarbuiten, blijkt uit verscheidende onderzoeken dat zittenblijven in groep 2 nauwelijks
positieve effecten kent (o.a. Roeleveld & Van der Veen, 2007). Uit de publicatie van
Mulder et al. (2016) blijkt dat kinderen meer baat hebben bij een soepele overgang
tussen groep 2 en 3. Binnen de onderzoeksgroep ontstond na literatuuronderzoek en
inventarisatie zowel binnen als buiten de Optimusscholen dan ook minder behoefte aan
een checklist, als hulp bij de verantwoording van kleuterbouwverlenging. Uit
literatuuronderzoek is gebleken dat vele factoren meespelen bij de beslissing of
kleuterbouwverlenging nodig is (cognitieve ontwikkeling, werkhouding/executieve
functies, soc.-emotionele ontwikkeling, taalachterstand, leerondersteuning thuis etc.),
een checklist is moeilijk realiseerbaar. Het totaalplaatje van elk kind bepaalt dit dus
uiteindelijk). We kregen dan ook meer behoeften aan handvatten hoe wij, leerkrachten
van de groepen 1-2 en 3, een doorgaande lijn kunnen versterken, zodat er geen sprake
is van een “gat” tussen de kleutergroepen en het formele leren in groep 3. Dit leidde tot de volgende onderzoeksvragen:
- Welke handvatten vinden we in de literatuur om af te stemmen op de
onderwijsbehoeften van kinderen die overgaan van groep 1-2 naar groep 3?
- Wat doen we al binnen Optimus om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
- Wat doen scholen buiten Optimus om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
- Wat doen scholen internationaal om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
Onze inventarisatie op basis van onderzoek heeft als doel om te komen tot onderbouwde
mogelijkheden, die inspireren om beter af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 13
4. Onderzoeksopzet
Praktijkgericht onderzoek
Dit onderzoek is een praktijkgericht onderzoek. Vragen afkomstig uit de praktijk vormden
het uitgangspunt bij het formuleren van onderzoeksvragen. Het doel van dit
praktijkgericht onderzoek is te weten komen op welke manieren, zowel binnen Optimus
als buiten de organisatie en internationaal, de doorgaande lijn tussen het
kleuteronderwijs in groep (1-)2 en het formele leren in groep 3 versterkt kan worden.
Door verbetering van de doorgaande lijn zal het aantal kleuterbouwverlengers afnemen.
Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de, over het algemeen, niet positieve effecten
van kleuterbouwverlenging (zie probleemverkenning).
Onderzoeksgroep
Aan het onderzoek hebben in totaal 47 Optimusleerkrachten van zowel de groepen 1-2
als 3 deelgenomen. Dit zijn leerkrachten werkzaam op 27 verschillende Optimusscholen.
We hebben geen respons ontvangen van SBO Palet en basisschool De Wegwijzer, De
Bolster en De Raamdonk. Daarnaast zijn er 3 niet-Optimusscholen benaderd, gezien hun
bijzondere werkwijze bij het versterken van een doorgaande lijn.
Van de deelnemende (kleuter)leerkrachten is 59,2% werkzaam in groep 1-2, 24,5% in
groep 1-2-3 en 16,3% in groep 2-3. Van de 47 deelnemende leerkrachten is 95,9%
vrouw en 4,1% man. De jaren onderwijservaring variëren van 1,5 tot 42 jaar. De meeste
leerkrachten hebben een opleiding genoten aan de Pabo, Klos of Pedagogische Academie.
Daarnaast zijn er enkele leerkrachten met een masterspecialisatie, zoals master SEN,
Pedagogiek, RT of Onderwijskunde.
Onderzoeksinstrumenten
(gestructureerd) Interview leerkrachten Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen is aan alle deelnemende leerkrachten
een aantal interviewvragen voorgelegd. De interviewvragen zijn digitaal aangeboden om
een hoge respons te creëren. Het gestructureerde interview bestond uit totaal 17 vragen,
waarvan zes algemene vragen en elf specifieke vragen omtrent kleuterbouwverlenging.
Een aantal vragen waren gericht aan leerkrachten van de groepen 1-2, zoals ‘hoe wordt
de kleuterbouwverlenging ingericht’. Een voorbeeld van een vraag gericht aan een
leerkracht groep 3 is ‘hoe ziet de onderwijsaanpak in groep 3 eruit bij jullie op school?’ De vragen in de vragenlijst zijn gebaseerd op onderzoek van onder meer Goorhuis-
Brouwers & Levering (2006), Mulder et al. (2016), Roeleveld en Van der Veen (2007),
Smeets (z.d.) en Brouwers (2010).
Procedure
Het gedigitaliseerde interview is uitgezet met behulp van Google Forms. Dit is een
digitale omgeving om vragenlijsten te ontwerpen en uit te zetten. Binnen Optimus
hebben alle directeuren van de scholen het gedigitaliseerde interview per mail ontvangen
met daarbij het verzoek om deze te versturen naar de groep 1-2 en 3 leerkrachten.
Buiten Optimus zijn de kleuterleerkrachten en leerkrachten van groep 3 zowel per mail
als telefonisch benaderd. De leerkrachten van KC de Octopus en Het Speleon hebben ook
het gedigitaliseerde interview ingevuld.
Analyse van de verkregen data
Aangezien de resultaten van dit onderzoek enkel kwalitatieve data betreft, zijn de
resultaten van het gedigitaliseerde interview geanalyseerd en beschreven in de
resultaten paragraaf van dit onderzoeksverslag.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 14
5. Resultaten
Welke handvatten vinden we in de literatuur om af te stemmen op de
onderwijsbehoeften van kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
Ontwikkeling van de kleuter Het leerproces van jonge kinderen kent volgens Van de Grift (2015) een chronologische
opbouw. Zo zou het jonge kind starten met ervarend leren. Ervarend leren is een
leerstrategie waarbij het kind via zintuigelijke informatie, repetitie, imitatie, herkennen
en onderscheiden tot ontwikkeling komt. Ontwikkeling in de breedste zin van het woord,
namelijk via zintuigen, motoriek, taal/spraak, geheugen, sociaal emotioneel en cognitief.
Daarna volgt patroon herkennend leren. Daaronder valt: ordenen, ontdekken, spelen,
bewust worden werkelijkheid en herinneren. De laatste fase van het breinleren bij jonge
kinderen heet het denkend leren. Het kind is in staat te representeren, abstraheren,
redeneren en aanleren. De opbouw in leerstrategieën staat weergegeven in figuur 2. De
ontwikkeling van het brein start bij 0 jaar. Het leren gebeurt dan impliciet en onbewust.
Bij een leeftijd van 6/7 jaar is het brein in staat meer bewust en expliciet te leren. Dit
maakt dat een kind kan representeren, abstraheren, redeneren en aanleren. Het brein is
op bepaalde momenten in het leven van een kind in staat is om dingen eigen te
maken/iets te leren. Deze gevoelige periodes zijn essentieel voor de verdere ontwikkeling
en stapje voor stapje gaat een baby met zijn opstartbrein (‘oerbrein’) naar het slimme
brein (‘cortex’).
Figuur 2 Breinleren (Van der Grift, 2015)
Poot (z.d.) beschrijft in haar boek dat de zintuiglijke ontwikkeling onlosmakelijk
verbonden is met de motorische ontwikkeling. Alle prikkels die via de zintuigen
binnenkomen, wekken een motorische reactie op. Dit samenspel noemen we de
sensomotorische ontwikkeling. Als de baby geboren wordt, zijn het zenuwstelsel en de
hersenen nog niet tot rijping gekomen. Door het voortdurend ontvangen van prikkels
wordt de verdere rijping gestimuleerd. Kinderen leren, spelen en ervaren dus met hun
zintuigen. De uitdaging voor kleuterleerkrachten is om voor het jonge kind een omgeving
te creëren waarin het zijn natuurlijke ontdekkingsdrang volop kan ontplooien. Om al
kijkend, luisterend, voelend, proevend en ruikend steeds meer te gaan ‘snappen’ van de
dingen en de mensen om hem heen. Zintuiglijk leren gaat aan het cognitieve leren
vooraf.
Dit maakt dat jonge kinderen in de kleuterklas nog niet altijd schoolrijp zijn, omdat het
brein daar simpelweg nog niet aan toe is. Door veel interactie, talenten centraal zetten,
positief stimuleren, geduld en kleine stapjes zal het kind zich verder ontwikkelen (Van
der Grift, 2005). Kleuterbouwverlenging heeft simpelweg geen invloed op rijping. Wat
opnieuw aangeeft dat kleuterbouwverlenging geen oplossing is. Bij doorstromen zou je in
groep 3 moeten kijken welke leerling toe is aan leren, passend bij het ‘slimme brein’ en
welke leerling nog in de fase van ervarend of patroon herkennend leren zit. Om goed af
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 15
te stemmen zou dit kunnen betekenen dat ook in groep 3 er plaats moet worden
gemaakt voor bijvoorbeeld spel (passend bij patroon herkennend leren).
Schoolrijpheid, waar Van der Grift (2015) over spreekt, lijkt ook beïnvloed te worden
door sociale competenties en executieve functies. Kinderen met goed ontwikkelde sociale
competenties en executieve functies behalen over het algemeen hogere Cito scores. Een
mogelijke verklaring is dat kinderen die deze vaardigheden goed beheersen meer mogelijkheden hebben om te profiteren van onderwijs en daardoor betere
schoolprestaties halen. Kinderen die juist problemen bij het leren ervaren, hebben over
het algemeen zwakke executieve functies (Kortenoever, 2011).
Executieve functies zijn belangrijk voor cognitieve controle, hiervoor zijn werkgeheugen,
inhibitie en mentale flexibiliteit van belang. Het zijn vaardigheden die ervoor zorgen dat
in groep 3 het leren lezen en rekenen voorspoedig kan verlopen. Het werkgeheugen is
namelijk een geheugensysteem dat verantwoordelijk is voor het tijdelijk opslaan en
tegelijkertijd verwerken van informatie. Inhibitie is het vermogen om automatische
reacties te onderdrukken. Het is belangrijk dat kinderen deze vaardigheid beheersen om
zo relevante van niet relevante informatie te kunnen scheiden. Mentale flexibiliteit is het
vermogen om te switchen tussen verschillende taken of strategieën. Bij het oplossen van
complexe taken waarbij gekozen moet worden tussen verschillende strategieën, is het
belangrijk dat kinderen deze vaardigheid beheersen (Kortenoever, 2011).
Executieve functies zijn dus sterk gerelateerd aan schoolrijpheid. Leraren beoordelen
deze vaardigheden als belangrijke voorspellers voor schoolrijpheid. Bewust of onbewust
worden deze vaardigheden dus afgewogen: kan een kind doorgaan van groep 2 naar
groep 3? Om de overgang soepel te laten verlopen, zou spel ingezet kunnen worden met
als doel de executieve functies meer te ontwikkelen bij het jonge kind.
Dat spel van belang is om de overgang tussen (1-)2 en 3 minder ‘hard’ te maken bleek
ook uit het artikel van Van Oers (2004). Zij stelt dat leren meer is dan enkel de
kortzichtige opvatting van het leveren van schoolse prestaties. Het moet gaan om het
leren op zich. Aan jonge kinderen zou geleerd moeten worden wat leren is en
leerkrachten zouden inspanningen om leerstrategieën eigen te maken zorgvuldig moeten
ondersteunen. Spel is daarbij de leidende activiteit en bepaalt de interactie tussen het kind en zijn sociale omgeving (Van Oers, 2004).
Organisatie van het kleuteronderwijs
Samenvattend kan gesteld worden dat een minder ‘harde’ overgang tussen groep (1-) 2
en 3 betekent afstemmen met behulp van spel. Spel moet terugkomen in zowel de
kleutergroepen als groep 3. Volgens Oomen (2007) spelen kinderen in de ideale situatie
uit zichzelf en faciliteert de leerkracht het spel door materialen aan te reiken. Wanneer
kinderen het initiatief tot spel niet nemen, zoekt de leerkracht binnen de individuele zone
van naaste ontwikkeling/belevingswereld naar een activiteit die het kind uitdaagt om
mee te doen. Het kijken naar andere spelende kinderen kan voor jonge kinderen van
belang zijn bij het ontwikkelen van exploratiedrang.
Hattie (2014) geeft in zijn boek de belangrijkste invloeden weer die het leren van
leerlingen beïnvloeden. Hij spreekt hierbij van effectgroottes die zowel negatief als
positief kunnen zijn op de leerprestaties van kinderen. Het kantelpunt is de effectgrootte
van 0.40. Daar start de zone van de gewenste effecten. Tevens is dit het nulpunt van
waaruit alle effecten gemeten worden. Elk effect wordt vergeleken met dat van andere
vernieuwingen. Uiteindelijk leiden de meta-analyses van Hattie (2014) tot een aantal
domeinen dat grote impact heeft op de leerprestaties, zie Tabel 1.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 16
Tabel 1 Enkele effectgroottes van domeinen, variabele en invloeden (Hattie, 2014)
Domein Variabele/invloed Effectgrootte Leerling Verwachtingen van leerling/jezelf op voorhand een cijfer geven 1.44
Leerling Programma’s van Piaget 1.28
Lesgeven Formatief evalueren 0.90
Leraar Micro-teaching/microlesgeven 0.88
School Versnelling 0.88
School Gedrag in de klas 0.80
Lesgeven Allesomvattende interventies voor leerlingen met leerproblemen 0.77
Leraar Helderheid van de leraar 0.75
Lesgeven Rolwisselend onderwijzen 0.74
Lesgeven Feedback 0.73
Leraar Relatie leraar-leerling 0.72
Tabel 1 laat zien dat domeinen leerling, lesgeven, leraar en school een grote impact
kunnen hebben op leren, gezien het feit dat de effectgrootte groter is dan 0.40. Wanneer
de kleuterleerkrachten onder meer voorafgaand aan een taak kleuters verwachtingen
laten uitspreken, elementen van Piaget implementeert en formatief evalueert in de klas,
worden leerprestaties gemaximaliseerd en behoren gesprekken omtrent kleuterbouwverlenging hoogstwaarschijnlijk tot de verleden tijd.
Interessant in het kader van dit onderzoek is dat Hattie (2014) aangeeft, gelijk aan
eerder besproken onderzoek van Roeleveld en van Veen (2007), dat zittenblijven over
het algemeen leidt tot negatieve effecten (effectgrootte van -0.16). Daarentegen staat
versnellen juist in de top 10 van effectieve interventies met een effectgrootte van 0.88.
Kritische kanttekening; het betreft hierbij wel leerlingen die cognitief sterk zijn of
hoogbegaafd. In de praktijk is veel weerstand tegen versnellen betreft vanuit sociaal- en
interpersoonlijk oogpunt.
Wat doen we al binnen Optimus om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
Organisatie jaargroepen Om antwoord te geven op deze onderzoeksvraag zijn de resultaten van het
gedigitaliseerde interview binnen Optimus geanalyseerd. Uit het interview bleek dat de
school, waarop 23% van de deelnemende Optimus leerkrachten werkzaam zijn een visie
heeft op de organisatie van de jaargroepen 1, 2 en/of 3. Vaak is deze visie gebaseerd op
het leerlingenaantal. Zes leerkrachten geven expliciet aan dat op hun school een
combinatiegroep is ontstaan door het teruglopende leerlingenaantal. Op de meeste
Optimusscholen is wel sprake van een heterogene groep 1-2. “Zo leren de jongste
kleuters van de oudste”. Met andere woorden leerlingen worden op basis van aantal
ingedeeld (bij krimp ontstaat groep 1-2-3) en anders traditioneel in jaargroepen.
Volgens Brouwers-Timmermans (2011) benadeelt het klassikale onderwijssysteem echter
de jonge leerlingen. Aangezien kinderen niet op hetzelfde moment schoolrijp zijn, zie
bovenstaande literatuur over het brein. Tevens is de school vaak onvoldoende kindrijp.
Er zou onvoldoende worden afgestemd op de leerstrategieën van jonge kinderen passend
bij de fase waarin het brein zich bevindt. Je zou kunnen overwegen om kleuters in
januari een overstap te laten maken naar groep 3. Dit vergt echter een aanpassing van
het onderwijssysteem voortkomend uit een heldere visie ten aanzien van versnellen.
Afstemmen zou ook kunnen betekenen een combinatiegroep 1-2-3. Voorwinden (2017)
schreef dat hiermee de harde knip tussen groep 2 en 3 verdwijnt. Voor de kinderen van
groep 3 biedt de combinatiegroep 2-3 mogelijkheden om te spelen en zodoende
tegemoet te komen aan hun brede persoonsontwikkeling. De kinderen van groep 2 zijn
minder angstig voor de overstap naar groep 3, doordat ze bekend raken met de
werkwijze en de materialen uit die groep (Oerlemans, 2011).
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 17
Inrichting onderwijs groepen 1-2
Volgens de 47 deelnemende Optimus leerkrachten werken alle Optimusscholen met een
visie omtrent de inrichting van het onderwijs in de kleutergroepen. Hierbij worden
begrippen genoemd als veilige leeromgeving creëren, bewegingsvrijheid, spelenderwijs
leren, thematisch en in groep 2 een enkele keer methodisch. In groep 1 wordt het
onderwijs over het algemeen vaak afgestemd op de ontwikkelingsbehoeften van de jonge
kinderen. Veel scholen werken met hoeken in de kleutergroepen en gaan veelvuldig naar
buiten toe. Binnen Optimus zijn er drie scholen die werken volgens het Dalton concept.
Dalton biedt ook handvatten om je kleutergroep in te richten, zoals onder meer het
werken met ik-doelen, een weektaak en een planbord op kleuterniveau.
Inrichting onderwijs groepen 3
De meerderheid van de groep 3 leerkrachten geeft aan dat het onderwijs in groep 3
veelal methode gebonden is. Zeker op het gebied van lezen, taal en rekenen. Een enkele
keer gaan groep 3 leerlingen vaker naar buiten, is er sporadisch een huishoek of
bouwhoek of heeft de leerkracht ontwikkelingsmateriaal van groep 2 in de klas liggen.
Wel geven leerkrachten aan te werken met keuzeopdrachten, middels een keuzebord of
weektaak. Ook IPC en kernconcepten worden genoemd als middel om het onderwijs in
groep 3 in te richten. IPC staat voor International Primary Curriculum. Hierbij staat
effectief leren door boeiende, actieve en zinvolle lessen centraal.
Hoe differentieer je binnen groep 3 naast de methode? Over het algemeen komt naar voren dat differentiatie in de groepen 3 voornamelijk
geboden wordt op lees- en soms rekengebied. Vaak door te werken met verschillende
aanpakken, extra remediëring of verrijkingsmaterialen en bijvoorbeeld hulpmiddelen als
Rekensprint/Connect lezen etc. Ook taalhoekenwerk of de Rekencarrousel worden
ingezet als mogelijkheden om te differentiëren.
Welke maatregelen/onderwijsaanpak treffen jullie zodat de kleuterbouwverlenging
niet nodig is? Kleuterbouwverlening is volgens een groot deel van de respondenten niet nodig wanneer
er goede begeleiding heeft plaatsgevonden in de zone van de naaste ontwikkeling en het
onderwijsaanbod voldoende is afgestemd op de onderwijsbehoeften van de kleuter. Dit
wordt dan vaak vastgelegd in een handelingsplan, groepsplan of ander document. Dit
geldt zowel op cognitief als sociaal-emotioneel gebied. Als voorbeelden hiervan zijn door
de leerkrachten verlengde instructie, kleine kringen en allerlei betekenisvolle activiteiten
genoemd. Ter voorbereiding op het leesonderwijs in groep 3 biedt ongeveer 20% van de
Optimus leerkrachten concrete oefeningen aan voor de ontwikkeling van de beginnende
geletterdheid, zoals aanleren van de klanken. Tot slot geven leerkrachten aan dat
externe hulp in de vorm van orthopedagogen of externe verwijzingen, zoals logopedie,
soms helpend kunnen zijn om kleuterbouwverlenging te voorkomen.
Hoe voorkom je doublures in groep 3
Kleuterbouwverlening kent geen positieve effecten. Kleuters zouden moeten
doorstromen, maar hoe voorkom je dan dat leerlingen groep 3 nog een keer over moeten
doen? Volgens de Optimus leerkrachten in groep 3 is inspelen op de onderwijsbehoeften
hierbij van groot belang. Een Cito analyse, terug toetsen en het goed observeren van de
ontwikkeling van een kind kunnen daarbij inzichten bieden. Dit wordt dan vastgelegd in
een handelingsplan. ‘Essentieel hierbij is dat je als leerkracht de leerlijnen in beeld hebt
van groep 3 en hierop kan afstemmen’. Wanneer de ontwikkeling van een groep 3
leerling in beeld is kan gekozen worden voor herhaling of remediering, huiswerk of een
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 18
onderzoek om bepaalde hiaten in beeld te brengen. Twee leerkrachten hebben
aangegeven groepsdoorbrekend te werken om zo doublure te voorkomen. ‘Als kinderen
op eigen niveau mogen werken, is doublure niet aan de orde’.
Groepsdoorbrekend werken is vergelijkbaar met het anders organiseren van de
jaargroepen. Hierover is reeds eerder gesproken in deze paragraaf.
Wat doen scholen buiten Optimus om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
Een aantal scholen buiten Optimus is benaderd om te vertellen op welke manier zij
afstemmen op de onderwijsbehoeften van kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar 3.
Het zijn scholen die volgens de deelnemers aan het praktijkgericht onderzoek een
aandeel zouden kunnen leveren in de resultaten. Twee scholen hebben gereageerd en de
vragenlijst ingevuld. Een school heeft telefonisch toelichting gegeven op enkele vragen
van een van de onderzoekers. Hieronder volgt een korte impressie van de betreffende
scholen. Deze impressie dient als een aanvulling op de eigen waarneming.
KC Octopus Boekel
Kindcentrum Octopus is een brede school voor kinderen in de leeftijd van 2 tot 13 jaar.
De kernbegrippen van de nieuwe visie (Relatie, Uitdaging en Talent) worden
vormgegeven binnen de clusters van het kindcentrum. De kinderen op KC Octopus
worden ingedeeld in jaargroepen, allemaal homogene groepen. Er zijn twee groepen 1,
twee groepen 2 en twee groepen 3. KC Octopus geeft aan dat kinderen op deze manier
gerichter onderwijs kunnen ontvangen wat aansluit bij hun leeftijd en ontwikkeling.
Gezien taakgerichtheid van kleuters, behoefte aan zelfstandig spelen en werken, kan er
op deze manier een betere opbouw worden geboden waarin kinderen uitgedaagd worden
in hun eigen ontwikkeling. Om deze reden wordt er ook bewust gekozen voor een
instroomgroep (vanuit visie), maar het ontstaan hiervan heeft ook te maken met het
leerlingaantal. Het is te duur (formatie) om een heel jaar lang drie groepen 1 te draaien. Middels de instroomgroep wordt voorkomen dat de twee groepen 1 te groot worden.
Het onderwijs, zowel in groep 1 en 2 als in groep 3, is thematisch ingericht. Ook in groep
3 worden steeds vaker hoeken ingericht aan de hand van het thema van de methode.
Groep 3 werkt thematisch met de methode Lijn 3. Deze thema's zijn wereld georiënteerd
en sluiten goed aan bij de belevingswereld van de kinderen. Iedere dag starten de
groepen 3 met een inloop (circuit van 5 hoeken) waar kinderen zelfstandig aan de slag
gaan. Deze hoeken zijn ingericht m.b.t. het thema waarin er dan gewerkt wordt. Er is
een schrijfhoek, ontdekhoek, computerhoek, boekenhoek en daarnaast zijn er nog allerlei
ontwikkelingsmaterialen die ingezet worden tijdens de inloop. Het is vaak een herhaling
of pre-teaching van de doelen die in die week aan bod komen. Naast de inloop werken
kinderen aan de materialen behorende bij de methode en de verschillende routes die bij de methode horen.
Het Speleon Uden
Vanaf 2014 is Het Speleon in Uden gehuisvest in Ontmoetingsplein MuzeRijk, waardoor
een doorgaande ontwikkeling van 0 tot 13 jaar in de voorschoolse, schoolse en
buitenschoolse omgeving de sterke basis is van het uitwerken van hun missie. Het
Speleon, staat voor Spelen, Leren en Ontdekken. Deze drie elementen passen goed bij
de centrale missie van de school, om kinderen vanuit de diversiteit optimaal te laten
ontwikkelen. Het is vooral ontstaan vanuit leren van het jonge kind, maar gezien de
ontwikkeling die Het Speleon doormaakt, dekt het de lading voor het hele onderwijs op
de school. Het Speleon werkt met twee groepen 1-2, een groep 2-3 en een groep 3.
Jaarlijks worden de mogelijke opties bekeken voor de groepssamenstelling. Ze streven er
naar om gr 2-3 te behouden omdat ze daar goede ervaring mee hebben. In groep 3
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 19
wordt gewerkt volgens de methode Lijn 3 en er wordt gebruik gemaakt van diverse
hoeken van de kleutergroepen, die aan de lokalen grenzen. Denk aan constructiehoek,
bouwhoek, taal- en rekenhoek met inzet van ontwikkelingsmateriaal. Met onder andere
intensieve instructie en hulp van ouders of groep 8 leerlingen (dagelijks kwartiertje
lezen) wil Het Speleon voorkomen dat kinderen in groep 3 doubleren.
Openbare Jenaplan De Ieme
Basisschool De Ieme is op dit moment ook bezig om te onderzoeken hoe om te gaan met
de overgang tussen (1)-2 en groep 3. Op dit moment zijn er drie groepen 1-2 en er zijn
drie groepen 3-4-5. De basisprincipes van Jenaplan onderwijs worden toegepast. Er vindt
dus overwegend heterogene groepering van kinderen naar leeftijd en
ontwikkelingsniveau plaats om het leren van elkaar te stimuleren. Naast de cognitieve
ontwikkeling is de persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling belangrijk. Vandaar
dat een schooldag op De Ieme een afwisselend ritme heeft, waarin vier werkvormen
duidelijk naar voren komen: gesprek, spel, werk en viering. Dit zie je terug in alle groepen.
De school heeft onderzocht of er een groep 2-3 samen te stellen is, maar met het
leerlingaantal, de financiële middelen en de praktische organisatie was dit niet haalbaar.
Er is in het verleden wel een groep 2-3 geweest, maar de school vindt het lastig te
bepalen welke kinderen dan in deze groep moeten komen en welke in groep 3-4-5.
Komen de herfstkinderen in groep 2-3 of doe je deze kinderen dan juist te kort? Als je
een 2-3 maakt, dan moet dit de visie zijn en dan moeten alle kinderen in een groep 2-3
geplaatst kunnen worden.
Kleuterbouwverlenging komt voor op De Ieme. Elk kind wordt serieus bekeken voor de
overgang naar een nieuwe groep en ook zeker de herfstleerlingen. Vooral de sociaal-
emotionele kant en de werkhouding worden meegenomen in de beslissing. Heeft het kind
nog veel behoefte aan spelen of is er al een goede taakgerichte werkhouding? Iedere drie
weken is er een bouwoverleg waarbij er structureel een kind besproken wordt. Dit helpt
om een goed beeld van elk kind te krijgen en zo wil De Ieme voorkomen dat een kind
moet doubleren. Het kind wordt goed gevolgd met een observatiesysteem. Als er toch
sprake is van doublure, dan wordt de ontwikkeling met het observatiesysteem goed in de
gaten gehouden en als het kind eraan toe is, worden er werkjes uit groep 3 ingezet
(start-boekje van VLL).
Om de overgang naar groep 3 beter te laten verlopen, koppelt De Ieme vanaf mei een
leerling groep 3 aan een leerling groep 2 om ze op deze manier voor te bereiden op de
nieuwe groep 3-4-5. Ze kunnen samen eten of samen een spel doen/ wegwijs maken in
de nieuwe groep. Kinderen in groep 2 die al kunnen lezen, gaan duo-lezen in groep 3 (2x
in de week met ouders).
Om tegemoet te komen aan veel beweging in groep 3, gaat de school meer hoeken en
speelruimte inrichten. Dit blijft wel lastig met de ruimte die beschikbaar is. In de
middagen/buitenspeelmomenten zal een aantal kinderen regelmatig bij groep 1-2
aansluiten. Hierbij wordt gekeken naar de behoefte van het kind, in de eerste helft van
het schooljaar wordt hier vaker gebruik van gemaakt. Buitenspeelmomenten kunnen ook
activiteiten zijn gekoppeld aan thema’s (sociaal-emotioneel of cognitief). Verder stelt De
Ieme zichzelf de vraag of de zonversie van VLL nieuwe versie voldoet aan de vraag voor
(hoog)begaafde kinderen die van groep 1-2 gaan doorstromen. De school wil deze
leerlingen meer uitdaging bieden. Kansrijke Taal wordt ingezet en biedt hiervoor al veel mogelijkheden. Met deze methode kan aangesloten worden bij de behoeftes van elk kind.
Kinderen worden niet meer met CITO getoetst. De Ieme is bezig met een nieuw
observatiesysteem, gebaseerd op de kerndoelen van de onderbouw. Er is dus geen
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 20
sprake meer van een momentopname. Het observatiesysteem wordt nu twee jaar
ingezet, maar is nog in ontwikkeling.
Wat doen scholen internationaal om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep 1-2 naar groep 3?
Gezien het hoge percentage kleuterbouwverlengers in Nederland en het feit dat een
grote meerderheid van de Optimusscholen kleuterbouwverlenging ooit toepast, rijst de
vraag hoe internationaal afgestemd wordt op de onderwijsbehoeften van kinderen vanuit
groep 1-2 naar groep 3.
Kleuterbouwverlenging blijkt een verschijnsel dat veel landen niet kennen. Zo hebben
leerlingen in Noorwegen gedurende de leerplichtleeftijd recht op een automatische
doorstroming. Dat is ook het geval in Liechtenstein en in IJsland. In Bulgarije kunnen
kinderen niet blijven zitten in de eerste vier leerjaren, in Polen niet in de eerste drie en in
Griekenland niet in de eerste twee jaren. In Duitsland, Oostenrijk en Portugal worden
leerlingen automatisch bevorderd van leerjaar 1 naar leerjaar 2. Hierbij is uiteraard van belang rekening te houden met hoe het onderwijs is
georganiseerd. Er zijn grote verschillen tussen Europese landen wat betreft de
beschikbaarheid van voorschoolse voorzieningen: of er sprake is van apart
kleuteronderwijs of dat dat geïntegreerd is in het basisonderwijs, op welke leeftijd
kinderen gebruik kunnen of moeten maken van dergelijke voorzieningen, op welke
leeftijd de leerplicht begint (tussen 4 en 7 jaar) en of er één of meer (vaste)
instroommomenten zijn per schooljaar of dat dat flexibel is (Onderwijsraad, 2010).
We komen de volgende aspecten tegen: 1) Onderwijs start eerder of later De voorschoolse voorzieningen zijn in het buitenland vaak anders georganiseerd. In
landen zoals België, Denemarken en Verenigd Koninkrijk gaan leerlingen vanaf 2 ½ of 3
jarige leeftijd naar een voorschoolse voorziening die dagelijks meerdere uren geopend is.
Deze voorziening is vaak gratis en zo’n 95% van de kinderen neemt hieraan deel. In Nederland neemt zo’n 92% van de 3-jarigen deel aan een voorschoolse voorziening.
De frequentie van deelname en de kwaliteit van deze voorzieningen varieert echter sterk.
(Naar een nieuwe kleuterperiode in de basisschool, advies Onderwijsraad, 2010).
2) Opleidingsniveau personeel In veel andere landen blijkt het opleidingsniveau een van de meest bepalende factoren te
zijn voor de kwaliteit in de kinderopvang. In Denemarken, Verenigd Koninkrijk en België
zijn op landelijk niveau kwalificatie-eisen gesteld aan onderwijspersoneel en pedagogisch
medewerkers. Dit ligt in deze landen gemiddeld hoger dan in Nederland. In deze landen
dient een onderwijzer een drie- of vierjarige universitaire studie te hebben afgerond.
(Naar een nieuwe kleuterperiode in de basisschool, advies Onderwijsraad, 2010).
3) Aantal leerlingen in een groep of per docent In verschillende Europese landen is er in de kleuterleeftijd een groter aantal opgeleide
professionals beschikbaar. Zo gaat in Italië 95% van de 3 tot 5 jarigen naar de
kleuterschool. De groepen bestaan hier uit 14 tot 28 kinderen met twee leidsters. (Naar
een nieuwe kleuterperiode in de basisschool, advies Onderwijsraad, 2010).
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 21
6. Conclusies
Conclusies kleuterbouwverlenging
Op basis van de literatuur is reeds eerder in het verslag de conclusie getrokken dat
kleuterbouwverlenging nauwelijks positieve effecten kent met name op de lange termijn.
Uit verscheidene onderzoeken bleek dat kleuters meer baat hebben bij een soepele
overgang naar groep 2 en 3 dan groep 2 overdoen (o.a. Roeleveld & Van der Veen,
2007). Er wordt gesproken over een doorgaande ontwikkeling. Dat wil zeggen:
zittenblijven of doubleren moet functioneel zijn. Kansen en risico’s moeten goed in beeld
worden gebracht en overwogen worden om tot een verantwoord besluit te komen. Dus
om de conclusie te trekken dat doubleren nooit zinvol is, kan weerlegd worden als we
constant spreken over ‘naar het kind kijken’. Binnen de scholen van Optimus komt ook
kleuterbouwverlenging voor.
Uit de resultaten van de vragenlijst binnen Optimus kwam geen concreet hulpmiddel of
een onderwijsaanpak naar voren die kleuterbouwverlenging doet voorkomen. Soms kan
externe ondersteuning helpend zijn. Dit is echter niet de oplossing. Na inventarisatie
binnen Optimus bleek echter wel dat in een combinatiegroep 1-2-3 de overgang minder
als een issue wordt ervaren. Op één basisschool waar groep 1-2-3 aanwezig is, komt
geen kleuterbouwverlenging voor. Hoogstwaarschijnlijk doordat er sprake is van een
gelijk onderwijsconcept, klassenorganisatie, leerkracht etc. Binnen de onderzoeksgroep
ontstond na literatuuronderzoek en inventarisatie binnen en buiten Optimus dan ook
minder de behoefte aan een checklist als hulp bij de verantwoording van
kleuterbouwverlenging. We kregen behoeften aan handvatten hoe wij, leerkrachten van
de groepen 1,2 en 3 een doorgaande lijn kunnen versterken, zodat er geen sprake is van
een knip tussen de kleutergroepen en het formele leren in groep 3. De onderzoeksvragen
die geformuleerd waren zijn:
- Welke handvatten vinden we in de literatuur om af te stemmen op de
onderwijsbehoeften van kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
- Wat doen we al binnen OPTIMUS om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
- Wat doen scholen buiten OPTIMUS om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
- Wat doen scholen internationaal om af te stemmen op de onderwijsbehoeften van
kinderen die overgaan van groep (1-)2 naar groep 3?
Conclusies literatuuronderzoek
Kleuterbouwverlenging heeft simpelweg geen invloed op de rijping van de hersenen van
jonge kinderen. Dit geeft aan, gelijk aan eerder onderzoek onder meer Roeleveld en Van
der Veen (2007), dat groep 2 over doen geen oplossing is. Wanneer alle kleuters
doorstromen naar groep 3 moet gekeken worden op welke manier het kind leert. Dit zou
kunnen betekenen dat hierdoor het onderwijs in groep 3 vraagt om spel, hoekenwerk en
ontwikkelingsmateriaal. Dit omdat enkele groep 3 leerlingen nog onvoldoende schoolrijp zijn en niet toe zijn aan het formele leren van groep 3.
Conclusies o.b.v. onderzoek binnen Optimus Uit de resultaten bleek dat over het algemeen een visie op onderwijs of een
onderwijsconcept ontbreekt. Dit betekent dat kleutergroepen en de groepen 3 worden
samengesteld op basis van leerlingenaantal, financiën en nauwelijks keuzes worden
gemaakt over de inrichting van het onderwijs die gestuwd zijn op basis van
onderwijsconcepten betreffende het onderwijs aan het jonge kind. Dit terwijl uit
onderzoek van onder meer Voorwinden (2017) bleek dat een harde knip verdwijnt door
een combinatiegroep 1-2-3.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 22
Over het algemeen wordt spelend leren in groep 1-2 ingezet op basis van hoekenwerk,
buitenactiviteiten etc. Kijkend naar de resultaten specifiek voor groep 3 komt naar voren
dat vooral methodisch wordt gewerkt. Incidenteel is er een taalhoek in de klas, mogen
kinderen extra naar buiten of werken kinderen met inhouden van groep 2. Het spelen en
leren heeft geen samenhang en mist dus een onderwijsconcept waarop keuzes kunnen
worden gestoeld. Ten aanzien van het differentiëren in groep 3 viel op dat er
voornamelijk curatief wordt gedifferentieerd. Er vindt zelden preventieve differentiatie
plaats. Dit betekent dat na signaleren van bepaalde opvallendheden het onderwijs wordt
aangepast.
Conclusies buiten Optimus
Samenvattend kan gesteld worden dat KC Octopus en Het Speleon graag hun visie,
ontstaan uit goede ervaringen betreffende de groepssamenstelling willen navolgen, maar
dat dit niet los gezien kan worden van financiële middelen en leerlingaantal. De Ieme
handelt volgens visie: heterogene groepen. Groep 3 hoort hier dan bij de middenbouw:
groep 3-4. De groepssamenstelling is op de drie scholen verschillend, namelijk homogene
groepen op KC Octopus, heterogene groepen op Het Speleon en heterogene groepen op
De Ieme vanuit visie Jenaplan. KC Octopus en Het Speleon werken met dezelfde
aanvankelijke leesmethode in groep 3, namelijk Lijn 3. Hierover zijn ze tevreden omdat
deze de gelegenheid geeft om veel in hoeken te kunnen werken. Basisschool De Ieme
werkt met Veilig Leren Lezen nieuwe versie en zoekt zelf naar geschikte differentiatie
voor beweeg- en speelmomenten.
Conclusies literatuuronderzoek internationale scholen
Na literatuuronderzoek bleek er geen sprake te zijn van problematieken rondom
kleuterbouwverlenging. Simpelweg omdat het niet voor komt. Internationaal gezien is
het Nederlandse onderwijssysteem anders ingericht. Mogelijk speelt dit vraagstuk op een
ander moment in de schoolloopbaan van kinderen. Tevens kan een andere mindset of cultuur meespelen in het ontbreken van een ‘knip’.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 23
7. Aanbevelingen
“Waarom heeft de kleuter in jouw klas dat schilderbord nog nodig?”
“Taalhoek in groep 3, maar dan krijg je VVL toch nooit uit?”
De resultaten van dit onderzoek maken duidelijk dat er binnen de scholen van Stichting
Optimus over het algemeen geen theoretisch onderwijsconcept ten grondslag ligt aan de
inrichting van het onderwijs voor zowel kleuters als groep 3 leerlingen. Die uitspraak
kunnen we stellen op basis van de resultaten uit de vragenlijst. Wij bevelen scholen dan
ook aan om een visie te ontwikkelen betreffende de ontwikkeling en het leren van het
jonge kind en op basis hiervan het onderwijs en de groepen in te richten. Het zou goed
zijn om binnen scholen ruimte in te bouwen om met elkaar te praten over de visie op het
leren en ontwikkelen van het jonge kind. Dit maakt het beantwoorden van bovenstaande
eye openers gemakkelijker. Inhoudelijke teamvergaderingen zouden hier een
mogelijkheid voor kunnen zijn. Ter inspiratie zouden groepsleerkrachten van de groepen
(1-)2 en 3 (of gehele teams) zich kunnen verdiepen in onder meer ontwikkelingsgericht
onderwijs, ervaringsgericht onderwijs of Reggio Emilia. Wellicht ga je anders denken over
welke materialen het kind nodig heeft om in ontwikkeling te blijven of om tot
ontwikkeling te komen. Daarbij doelen we op kennis in de breedste zin van het woord;
leerstijlen, motorische ontwikkeling, executieve functies, brein leren etc.
In onze ogen vraagt een soepele overgang tussen groep 1-2 en 3 om een andere
organisatievorm. De nadruk komt veel meer te liggen op ‘ik speel en daarvan leer ik’,
waardoor de overgang tussen het kleuteronderwijs en groep 3 voor kinderen veel
natuurlijker aanvoelt. Dat is daadwerkelijk wat anders dan het huidige spelend leren wat
binnen Optimus voorkomt. Daar staat de methode centraal en wordt er incidenteel
gespeeld. Het onderwijsconcept ontwikkelingsgericht leren kan ook hier een
inspiratiebron vormen voor de groep 3 leerkrachten. Dit om meer lerend spelen in te
zetten in die groepen. “Het volgen van de methode vraagt veel tijd’. Middels bijvoorbeeld
ontwikkelingsgericht onderwijs dient de methode veel meer als bronnenboek. Je kan als
leerkracht ook veel informatie vergaren uit het boek ‘Spelen en leren op school’ van Bea
Plompert, Onderwijs maak je samen en scholen benaderen waar ook lerend spelen
centraal staat als op ‘De Activiteit’ in Den Bosch.
Uit de resultaten bleek echter ook dat in de groepen 3 binnen de Optimusscholen veelal
curatief in plaats van preventief gedifferentieerd wordt. Het faciliteren van een warme
overdracht tussen groep 1-2 en 3 maakt meer preventief werken mogelijk. Tijdens de
warme overdracht kan gesproken worden over zowel kindkenmerken als het gegeven
onderwijs in de kleutergroepen en de inrichting van het onderwijs in groep 3. Tevens is
het wenselijk ouders hierin mee te nemen.
Hoe voorkom je nou kleuterbouwverlenging?
Dit is de vraag waar het huidig praktijkgericht onderzoek aan ten grondslag ligt. Wanneer
je als kleuterleerkracht werkt vanuit een onderwijsconcept en weet hoe je lerend spelen
in moet zetten, kun je met een kritische blik een handelingsplan invullen. Hierbij moet je
uitgaan van de talenten van kleuters en bewust zijn van het feit dat een kleuter nog
grote ontwikkelsprongen kan maken. Het is goed om in je handelingsplan de
beschermende en bevorderende factoren uiteen te zetten. Tevens dien je te zorgen dat
jouw handelingsplan werkbaar en betekenisvol is. Tot slot kan het heel zinvol zijn ter
voorkoming van kleuterbouwverlenging preventieve ambulante begeleidingstrajecten van
een orthopedagoog en/of netwerkondersteuner in te schakelen (en op te nemen in je
handelingsplan).
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 24
Aanbevelingen op schoolniveau
Wij bevelen Optimusscholen aan om collegiale consultatie tussen de kleuterleerkrachten
en groep 3 leerkrachten mogelijk te maken. Een kijkje in elkaars keuken heeft volgens
ons een positief effect op de samenwerking tussen de kleutergroepen en de groepen 3.
Je weet hoe het er in de andere groep aan toe gaat, waardoor leerkrachten
hoogstwaarschijnlijk gemakkelijker samen een visie over de organisatie en inrichting van
het onderwijs in die groepen kunnen opstellen. Tevens dient de consultatie als
praatpapier om eventuele aanpassingen ten behoeve van het afstemmen op de overgang
tussen de groepen (1-) 2 en 3 mogelijk te maken. Dit alles zal een doorgaande lijn
binnen de school bevorderen.
Tevens bevelen we op basis van ons onderzoek scholen aan om meer gebruik te maken
van externe kennis ten behoeve van preventieve screening. Samenwerking met onder
meer logopedisten, kinderfysiotherapeuten en onze collega’s van het speciaal
basisonderwijs zorgt mogelijk voor kennis bij leerkrachten om afstemmen op de zone van
naaste ontwikkeling beter mogelijk te maken.
Aanbevelingen op bestuursniveau
Wij hopen dat Stichting Optimus na het lezen van het verslag van ons praktijkgericht
onderzoek geïnspireerd is om samen met ons te kijken naar mogelijkheden om het
onderwijs in de groepen 1-2 en 3 te verrijken, zodat afstemmen tussen kleuteronderwijs
en groep 3 beter mogelijk is. Na de ervaringen met dit traject willen we tevens
aanbevelen een netwerk (PLG) op te zetten waar onderwijs aan het ‘Jonge Kind’ centraal
staat. Het samen doen van onderzoek, sparren over onderwijs aan het ‘Jonge Kind’ geeft
veel inspiratie en energie.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 25
Slot
Wij willen de leerkrachten uit de groepen 1, 2 en 3 van de Optimusscholen (en die
benaderd zijn) hartelijk danken voor de input die we verkregen hebben uit de door hen
ingevulde vragenlijsten.
Tevens danken we KC Octopus, Het Speleon en De Ieme voor hun tijd om ons te
inspireren.
Tot slot willen we het bestuur van Optimus bedanken voor de kansen en middelen die we
hebben gekregen om ons via dit praktijkgericht onderzoek in ons leraarschap te
ontwikkelen.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 26
Referentielijst
Brouwers-Timmermans, K. (2011). Het schoolrijpe kind of de kindrijpe school
[Masterscriptie]. Verkregen op 19 mei 2017, via https://hbo-
kennisbank.nl/record/sharekit_fontys/oai:surfsharekit.nl:290701da-95f3-4f94-
a497-8ffe9dd2fe83
Goorhuis-Brouwer, S. & Levering, B. (2006). Dolgedraaid. Mogen peuters nog peuteren
en kleuters nog kleuteren. Duivendrecht: SWP.
Grift van de, B. (2015). De Lastige Kleuter. Amsterdam: uitgeverij SWP.
Hatch, J. A. (2010). Rethinking the relationship between learning and development:
teaching for learning in early childhood classrooms. The Educational Forum, 74,
258-268.
Hattie, J. (2014). Leren zichtbaar maken. Rotterdam: Bazalt Educatieve Uitgaven.
Heijden, A. van der (2011). Een oneigenlijk dilemma. Spel of schoolse vaardigheden?
HJK, 38 (6), 28-31.
Karweit, N. (1992). The kindergarten experience. Educational Leadership, 49(6), 82-86.
Kortenoever, M.E. (2012). De relatie tussen executieve functies, emotieherkenning en
schoolprestaties bij kleuters. Leiden: Universiteit Leiden.
María Castro, Eva Expósito-Casas, Esther López-Martín, Luis Lizasoain, Enrique Navarro-
Asencio, & José Luis Gaviria (2015). Parental involvement on student academic
achievement: A meta-analysis. Educational Research Review 14, 33–46.
Martens, M. Ruimte voor jongens in het onderwijs. Door welke bril kijk jij naar jongens?
HJK, 44 (7), 4-7
Mulder, L., Leest, B., Veen, A., Bollen, I., Huizinga, J., & Damstra, G. (2016).
Doorstroom van kleuters. Is het kind klaar voor groep 3 of is groep 3 klaar voor
het kind? Den Haag: Ministerie van OCW en PO-raad.
Oomen, C. (2010). Doorgaande lijn van VVE naar groep 3 en verder. Nieuwegein:
PlantijnCasparie.
Pameijer, N. & Minderhout, M. van (2016). Doubleren of doorstromen: wat is zinvol in
primair onderwijs? Verkregen op 22 mei 2017, via http://www.swvunita.nl/wp-
content/uploads/2016/12/Artikel-Doublure-PO.17.10.2016.compressed.pdf
Ploeg, S. van der (2016). Wat is het effect van de vroege doorstroom door 1 januari
grens van leerlingen naar groep 3 voor hun schoolloopbaan?. Verkregen op 21
mei 2017, via http://wij- leren.nl/effect-kleuterbouwverlenging-schoolloopbaan-
herfstkinderen.php
Poot, H. (z.d.). De ontwikkeling van het jonge kind: de zintuigelijke ontwikkeling – leren
door te ontvangen. Verkregen op 23 mei 2017, via www.sirenevoorkinderen.nl.
Oerlemans, C.B.A.M. (2011). Juf, ik ben nog niet uitgespeeld! De positieve effecten van
een combinatiegroep 2-3 [Masterscriptie]. Opleidingscentrum speciale
onderwijszorg.
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 27
Oers, B. van (2014). Het leren van peuters en kleuters: begeleiden van manipulerend
spel. Verkregen op 23 mei 2017, via
https://www.onderwijsweb.hu.nl/dossiers/het%20jonge%20kind/het%20leren%2
0van%20peuters%20en%20kleuters/het-leren-van-peuters-en-kleuters-van-oers
Onderwijsraad (2010). Naar een nieuwe kleuterperiode in de basisschool. Den Haag:
Onderwijsraad.
Roeleveld, J. & Van der Veen, I. (2007). Kleuterbouwverlenging in Nederland: omvang,
kenmerken en effecten. Pedagogische Studiën, 84, 448-462
Smeets, J. (z.d.). Zo werkt het met jonge kinderen in groep 3! Amsterdam: iPabo.
Smeets, J. & Resing, W.C.M. (2013). Overgang van najaarsleerlingen naar groep 3 nader
onderzocht. Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52, 442-453.
Voorwinden, R. (2014). Kleuteronderwijs is te schools geworden. Verkregen op 23 mei
2017, via http://www.aob.nl/default.aspx?id=272&article=10940&q=&m=
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 28
Bijlage 1
Na het lezen van ons onderzoek op zoek naar meer inspiratie?
Binnen Optimus
Mede door de bevindingen die zijn ontstaan naar aanleiding van het praktijkgericht
onderzoek heeft Optimus voor komend schooljaar het Jonge Kind op de agenda staan
onder andere binnen het IB-netwerk. Daarnaast zal er in de Optimus Academie in
oktober 2017 een mini-conferentie plaats vinden over lezen voor de leerkrachten van de
groepen 1-2-3 en andere geïnteresseerden.
Daarnaast heeft Optimus onze aanbeveling voor een professionele leergemeenschap met
leerkrachten Jonge Kind ten harte genomen. Deze PLG zal in januari 2018 starten.
Hiervoor zoekt Optimus leerkrachten die het leuk vinden om hieraan deel te nemen.
Informatie hierover volgt.
Buiten Optimus
Hieronder staan enkele data weergeven wanneer inspirerende bijeenkomsten/congressen
plaatsvinden. Enkele in het bijzonder voor de leerkracht Jonge kind, andere
bijeenkomsten/congressen passen bij onderwerpen uit ons onderzoek.
13 september 2017
Training groepsprocessen en probleemgedrag in groep 1 t/m 3
Je krijgt inzicht in je eigen rol en de inrichting van groepsruimten. Tevens leer je
kritischer observeren, hoe preventief te handelen en verwerf je kennis over het GGG-
model. Voor meer informatie kijk op: https://www.cps.nl/academie-detail/1265/training-
groepsprocessen-en-probleemgedrag-in-groep-1-t-m-3/about#.WUfmYJKLS1t
14 september 2017
Congres mindset: motivatie en zelfvertrouwen
Het congres over mindset in de hulpverlening en het onderwijs vindt plaats op 14
september in Zwolle. Voor meer informatie kijk op: https://www.lbbo.nl/agenda/congres-
mindset-motivatie-en-zelfvertrouwen
20 september 2017
Het Pica Onderwijscongres 2017 (Zwolle)
Kom 20 september 2017 naar het Pica Onderwijscongres, de Basisschool-editie! Verfris je
blik, verruim je kennis met onderwerpen die je morgen meteen in kunt zetten. Voor meer
informatie kijk op: https://www.lbbo.nl/agenda/het-pica-onderwijscongres-2017-zwolle
28 september 2017
Studiedag Spel en spelbegeleiding. De basis voor ontwikkeling (groep 1 en 2)
Gedurende deze studiedag staat spel centraal. Je leert onder meer hoe je spel kunt
integreren, wat de betekenis van spel is en op welke manier je spel kunt observeren.
Voor meer informatie kijk op: https://www.cps.nl/academie-detail/1230/studiedag-spel-
en-spelbegeleiding-de-basis-voor-ontwikkeling-(groep-1-en-2)/about#.WUflWZKLS1t
2 november 2017 t/m 3 november 2017
Congres Leren zichtbaar maken
Leren zichtbaar maken organiseert in samenwerking met Bazalt, RPCZ, HCO en
OnderwijsAdvies Congres Leren zichtbaar maken in actie, met professor John Hattie. Het
congres vindt plaats op 2 en 3 november 2017 te Nieuwegein. Voor meer informatie kijk
op: https://www.lbbo.nl/agenda/congres-leren-zichtbaar-maken-1
7 november 2017
Training Executieve functies pijler voor leersucces (groep 1-3)
Deze training richt zich op wat executieve functies zijn en hoe deze zich ontwikkelen bij
Onderzoek naar onderbouwde mogelijkheden die inspireren om de overgang van groep (1-)2 naar groep 3 soepeler te laten verlopen 29
jonge kinderen in het bijzonder. Voor meer informatie kijk op:
https://www.cps.nl/academie-detail/1250/training-executieve-functies-peiler-voor-
leersucces-(groep-1-3)/about#.WUfmuJKLS1t
8 november 2017
Studiedag het onderwijs aan het Jonge Kind voor leidinggevenden
Studiedag waarbij je als leerkracht, IB’er, directie etc. inzicht krijg in de drie meest
gebruikte visies op onderwijs aan jonge kinderen en hoe kleuters zich ontwikkelen.
Tevens wordt stilgestaan bij een set vraagtechnieken die ingezet kunnen worden tijdens
klassenbezoeken. Voor meer informatie kijk op: https://www.cps.nl/academie-
detail/1241/studiedag-het-onderwijs-aan-het-jonge-kind-voor-
leidinggevenden/about#.WUfkw5KLS1t
9 november 2017
Training Begrijpend luisteren in groep 1 en 2: opstap naar begrijpend lezen
Na afloop van de training kun je begrijpend lezen effectief ontwikkelen door vergroten
van woordenschat, benutten van achtergrondkennis en toepassen van luisterstrategieën
in jouw groep 1-2. Voor meer informatie kijk op: https://www.cps.nl/academie-
detail/1205/training-begrijpend-luisteren-in-groep-1-en-2-opstap-naar-begrijpend-
lezen/about#.WUfmS5KLS1t
Alumni Specialist Jonge kind
29 november, 24 januari en 25 april.
De alumni Specialisten Jonge Kind komen drie maal per jaar bij elkaar op een
woensdagmiddag van 14.00 uur tot 17.00 uur. De eerste bijeenkomst is op 29 november
2017. Voor meer informatie kijk op: https://fontys.nl/Over-Fontys/Fontys-
Opleidingscentrum-Speciale-Onderwijszorg/Alumni/Alumni-Specialist-Jonge-Kind-1.htm.
Congres Wereld van het Jonge Kind!
11 april 2018
Landelijk congres georganiseerd door HJK over de wereld van het Jonge kind. Informatie
volgt op website en via magazine HJK.