De A/Ä-Wechsel
A
ÄA
Ä
Losse Begrippen
Sterke werkwoordenSterke werkwoorden
FeesttentenFeesttenten
Net als bij E/INet als bij E/I
UmlautUmlaut
Tegenwoordige tijdTegenwoordige tijd
Vraagje…
• Hoe herken je sterke werkwoorden?
Inderdaad! Voorbeelden:
fallen fiel gefallen
schlafen schlief geschlafen
lassen ließ gelassen
laufen lief gelaufen
Vraagje…
• Hoe ging feesttenten ook alweer?
Feesttenten
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Wanneer doe je A/Ä-Wechsel?
Sterk Werkwoord?
ja
nee
Welke klinker in de stam?
zoals altijd!
e aanders
E / IWechsel
A / ÄWechsel
Hoe doe je de AÄ-Wechsel?
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
fahrenfahrfahrfahrfahrfahrfahr....
....
Wanneer doe je A/Ä-Wechsel?
Sterk Werkwoord?
ja
nee
Welke klinker in de stam?
zoals altijd!
e aanders
E / IWechsel
A / ÄWechsel
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
FALLENFALLEN
ich
wir
dufalle
fällst
fallen
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
FAHRENFAHREN
er
wir
ihrfährt
fahrt
fahren
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
HALTENHALTEN
du
Sie
wirhältest
halten
halten
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
MACHENMACHEN
er
ihr
esmacht
macht
macht
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
ANFANGENANFANGEN
Karl
wir
Juliafängt an
fängt an
fangen an
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
LASSENLASSEN
ich
sie (mv)
dulasse
lässt
lassen
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
ESSENESSEN
ich
er
wiresse
essen
isst
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
STEHLENSTEHLEN
wir
ihr
sie (ev)stehlen
stiehlt
stehlt
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
LAUFENLAUFEN
er
du
ichläuft
laufe
läufst
Voorbeelden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie
Sie
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
stam +
ee
stst
tt
enen
tt
enen
enen
Sterk Werkwoord?
Welke klinker in de stam?
BLASENBLASEN
wir
Sie
erblasen
bläst
blasen
Er is één uitzondering!Er is één uitzondering!
stoßen!stoßen!
Ook ‘stoßen’ krijgt een Umlaut!Ook ‘stoßen’ krijgt een Umlaut!
Wanneer denk je?Wanneer denk je?
Opdracht
Kijk op Kijk op bladzijde 81bladzijde 81 in je tekstboek en lees in je tekstboek en lees
paragraaf 2.4paragraaf 2.4
Kijk daarna op Kijk daarna op bladzijde 82bladzijde 82 verder en lees paragraaf 2.5verder en lees paragraaf 2.5