Download - De elleboog
De elleboog
•Verbinding onder- met bovenarm
•1 kapsel, 2 functies en 3 verbindingen:–Flexie-extentie
•gewricht tss humerus en ulna
• gewricht tss humerus en radius
–Pronatie-supinatie•Radio-ulnaire gewricht
Het distale uiteinde van de humerus• 2 articulerende
oppervlakken– Trochlea (1)– Capitulum (2)
• 3 concaviteiten– Fossa olecrani (dorsaal) (3)– Fossa coronoidea (ventraal) (4)– Fossa radialis (5)
• 2 divergerende pilaren– Eindigend in epicondylus
medialis (6)– Eindigend epicondylus
lateralis (7)
Trochlea
• Katrolvormig• Centrale groeve in
sagitaal vlak• Begrensd door 2
convexe randen
Capitulum
• Half bolvormig oppervlak
• Lateraal van trochlea gelegen
De onderarm
• 2 botstukken– Ulna
– Radius
Proximale uiteinde van de ulna
• Incisura trochlearis– Longitudinaal
verlopende richel (alecranon=> processus coronoideus)
– 2 concave vlakken gescheiden door richel
• Incisura radialis
Proximale uiteinde van de radius
• Caput radialis• Circumferentia
articularis• Fovea articularis
De articulerende oppervlakken
• De trochlea past in de incisura trochlearis en werkt als een scharnier
• Het caput radii past op het capitulum humeri en werkt als een kogelscharnier
• De circumferentie radialis past op zijn beurt in de incisura radialis
Het in elkaar passen van de uiteinden
• Het distale uiteinde van de humerus hoek 45° met schacht
• Incisura trochlearis 45° met schacht van ulna
Vergroten van flexie Plaats voor spiermassa
De ligamenten
• Funtie: – Articulernde oppervlakken op elkaar te houden
– Voorkomen van bepaalde bewegingen
• Verschillende ligamenten– Mediale lig.
– Laterale lig.
– Ventrale kapsel
– Dorsale kapsel
Mediale ligament(ligamentum collaterale ulnare)
• Vertrekt uit de epiconylus medialis
• Bestaat uit drie delen:– Pars anterior
– Pars intermedior
– Pars posterior
Laterale ligament(ligamentum collaterale radiale)
• Vertrekt uit de epiconylus lateralis
• Bestaat uit drie delen:– Pars anterior
– Pars intermedior
– Pars posterior
Ventrale kapsel
• Membrana fibrosa• Lig. Anulare radii• Chorda oliqua• Lig.obliquum anterius
Dorsale kapsel
• Capsula articularis• Ligamentum annulare
radii
Kopje van de radius (1)
• Flexie – extensie: komvormig
• pronatie – supinatie: cilindervormig
Kopje van de radius (2)
• Uiterste extensie • Uiterste flexie
Trochlea Humeri (1)• Groeve van de trochlea: schuin
• Individuele variaties:• Type I
ventraal: verticaal dorsaal: distaal - lateraal
Trochlea Humeri (2)• Type II
• ventraal: proximaal - lateraal• dorsaal: distaal - lateraal
• Type III• ventraal: proximaal - mediaal• dorsaal: disaal - lateraal
Trochlea Humeri (3)
• Gevolg schuine groeve 2 assen
• flexie geflecteerde onderarm(volle lijn)• extensie geëxtendeerde onderarm(streepjeslijn)
Beperkingen in extensie (1)
• Stoten van het olecranon tegen de fossa olecrani
Beperkingen in extensie (2)
• Rek van het lig. anterius van het gewricht• Weerstand van de buigmusculatuur:
m. biceps m. brachialis m. brachioradialis
Beperkingen in extensie (3)
Beperkingen in flexie (1)
• Actieve flexie (tot 145°)
• tegen elkaar stoten van de ventrale boven- en onderarmspieren
• tegen elkaar stoten van de benige punten• rek van de gewrichtsbanden
Beperkingen in flexie (2)
Beperkingen in flexie (3)
• Passieve flexie (tot 160°)• ontspannen musculatuur • stoten caput radii tegen fossa radialis stoten processus coronoideus tegen fossa coronoidea• rek van lig. posterius• spanning die passief ontstaat in m. triceps
Beperkingen in flexie (4)
Flexiemusculatuur (1)
• m. brachialis: uitsluitend flexor
Flexiemusculatuur (2)
• m. brachioradialis: flexie + supinatie vanuituiterste pronatie
Flexiemusculatuur (3)
• m. biceps brachii: belangrijkste flexorook secundaire rol bij supinatie
Flexiemusculatuur (4)
• Extensiestand: richting spierkracht // arm hefboom
Flexiemusculatuur (5)
• Middenstand:
musculaire trek hefboom
Flexiemusculatuur (6)
• Meest efficient werken van de flexiespieren:
m. biceps: 80 - 90 ° m. brachioradialis: 100 - 110°
Ellebooggewricht
• Extensiemusculatuur– Spieren– Aanhechtingen– krachtsontwikkeling
• Stabiliteit ellebooggewricht• Bewegingsuitslag• Kracht van flexoren en extensoren
Extensiemusculatuur
• M. triceps brachii– Caput longum
– Caput mediale
– Caput laterale
• M. anconeus
Spieraanhechtingen triceps
• Proximaal : 3 spierbuiken– Biarticulair
• caput longum : scapula : t.infraglenoidale
– Monoatriculair• caput laterale : humerus
– Lateraal & proximaal tov sulcus nervi radialis
• caput mediale : humerus– Dorsaal & distaal tov sulcus nervi radialis
• Distaal : gemeenschappelijke pees– olecranon
• Volledige extensie– Centrifugale component – Tangentiële component
• Flexie 20-30° – Volledig tangentieel :
maximale nuttige werking (afstoot langlaufen)
– Meer flexie = meer centrifugaalkracht
• Volledige flexie– Pees als katrol over olecranon maximale strekking
Krachtsontwikkeling m.triceps
• Schouderstand– Caput longum = biarticulair
– Afstand origo – insertie• Passief gerekte spier bij schouderflexie
• Maximale kracht bij gelijke strekking schouder (90°) en elleboog– Houthakker - langlaufen
• Minder tricepskracht bij geflecteerde schouder– Voorwaartse stoot
Krachtsontwikkeling m.triceps
Stabiliteit• goed passende atriculerende oppervlakken : dislocaties vermeden• Longitudinale rek (emmers dragen)
– Incisura trochlearis < halve bol– Contact verzekerd door
• Ligamenten– Mediale– Laterale
• Spieren bovenarm– M. triceps– M. biceps– M. brachialis
• Spieren onderarm – M. brachioradialis
• Spieren vanuit de epicondulus lateralis en medialis
Stabiliteit• Lateraal weinig benige weerstand :
– subluxatie radiuskopje : distaal door het lig. anulare radii = pronation douloureuse
• Comprimerende krachten (vallen op gestrekte armen)
– Opgevangen door botstukken• Radius : kopje
• Ulna : processus coronoideus
Stabiliteit• Gewrichtscontact tijdens flexie
– Ulna uiterst stabiel (tot 90° flexie)• M.triceps en m.bracialis
– Radius : neiging tot dislocatie (proximaal & ventraal)
• M. biceps lig. Anulare radii
• M. anconeus– Dynamische stabilisator
bewegingsuitslag
• Referentiestand
• Extensie– Hyperextensie :
5-10°
• Flexie– Actief : 145°
– Passief : 160°
Kracht van de flexoren en de extensoren
• Ontspannen stand– Flexoren > extensoren
• Flexoren– Supinatie pronatie : 3/5
– Maximale overdracht bij 90° flexie
• Extensoren– Maximale overdracht bij 20-30° flexie
– Invloed schouderstand
Kracht van de flexoren en de extensoren• Schouderstand
– Vertikaal naar boven • Gewichtheffer• Optrekken :
max. flexiekracht
– 90° flexie• Duwen• roeien
– Vertikaal naar beneden • Tillen• Opduwen(brug) :
max. extensiekracht
Pronatie en supinatie
= bewegingen van de onderarm rond een longitudinale as:
• Handpalm naar boven, duim naar lateraalsupinatie
• Handpalm naar beneden, duim naar mediaalpronatie
• middenpositie: elleboog in 90° flexie, handpalm naar mediaal en duim naar boven.
Supinatie
• ulna en radius• membrana interossea (1,2)• chorda obliqua (3)• lig. anterius van distale radio-
ulnaire gewricht(4)• lig. annulare radii (5) • lig. collaterale radiale (6)• lig. collaterale ulnare (7)
vooraanzicht
• lig. Posterius van het distale radio-ulnaire gewricht (2)
• lig. annulare radii (3)
• lig. collaterale radiale (4)
achteraanzicht
Pronatie
ventraal dorsaal
Concaviteit van de radius
• Concaviteit naar ventraal laat beweging over de ulna toe.
(lateraal zicht)
• De pronatie wordt geremd door het botsen van radius tegen ulna.
rotatie beperkt tot 85°.
Proximale radio-ulnaire gewricht
Vergelijkbaar met kogellager.
2 cilindrische opppervlakken:
• Caput radii bedekt met gewrichtskraakbeen
• Kraakbenige ring:– incisura radialis– lig. anulare radii
Lig. Anulare radii
• Sterke fibreuze band, zit vast aan ventrale en dorsale rand van de incisura radialis ulnae
• Bekleed met kraakbeen dat zich voortzet in het kraakbeen van de incisura radialis
• Ligament én articulerend oppervlak
Lig. quadratum
• Fibrueze band welke vastzit aan het distale deel van de incisura radialis en aan het collum radii.
• Zorgt voor versteviging van kapsel.
Distale radio-ulnaire gewricht
• 2 cilindrische opppervlakken– Caput ulnae– Incisura ulnaris van de
radius
Caput ulnae
• Structuur:
• Circumferentia articularis
• Processus stiloideus
Incisura ulnaris van de radius
• Gelegen op de margo interosseus
• Gewrichtsvlak wijst naar mediaal
• Aan de distale rand zit de discus articularis vast (5) : – Vormt verbinding radius-ulna– Vormt 2 anatomisch gescheiden
gewrichtsvlakken
Beweging distale radio-ulnaire gewricht
• Discus articularis beweegt over het distale oppervlak van het caput ulna:– Supinatie: lig. Anterius is gespannen en kan
scheuren bij dislocaties in het gewricht– Pronatie: lig. posterius is gespannen
Bewegingen in het proximale radio-ulnaire gewricht
• 1 hoofdbeweging: – rotatie van het caput radii
rond zijn eigen as
• 4 nevenbewegingen
Rotatie van het caput radii
• Rond de as XX’
• binnen een ring, gevormd door het lig. Anulare radii en de incisura radialis van de ulna
Rotatie van het caput radii:
• Beperkt door spanning in het lig. Quadratum
• Het caput is ovaal– Lig anulare rekt uit
– As van het caput verplaatst
Vier nevenbewegingen
• 1. Komvormig oppervlak roteert tov het capitulum humeri
• 2. Schuine rand glijdt langs de groeve tussen trochlea en capitulum
Vier nevenbewegingen
• 3. As wordt naar lateraal verplaatst
• 4.oppervlak van het caput radii kantelt
Bewegingen in het distale radio-ulnaire gewricht
• Stel dat alleen de radius roteert rond de ulna
• Draaias door de pink • Voorgesteld door een
slinger
Bewegingen in het distale radio-ulnaire gewricht
• Normaal: ulna draait ook rond radius– translatie: humero-
ulnair gewricht laat gaan rotatie rond lengte-as toe
– lichte zijdelingse beweging ter hoogte van elleboog wordt mechanisch versterkt
Spieren voor de supinatie- en pronatiebeweging
• Vorm van de radius: 3 segmenten– collum, middelste en
onderste segment
– supinatiebocht
– pronatiebocht
Spieren voor de supinatie- en pronatiebeweging
• 2 manieren om zo’n slinger te bewegen:– touw afwikkelen:
korten en platte spier
– trekken aan 1 van de hoeken: lange spier
Spieren voor supinatie
• M. supinator: gewikkeld rond het collum radii
• M. biceps brachii: insereert op de top van de supinatiebocht
Spieren voor pronatie
• M. pronator quadratus: gewikkeld rond het distale uiteinde van de ulna
• M. pronator teres: insereert op pronatiebocht
• pronatie versterkt door abductie van de schouder
Fractuur van de radius
• Verplaatsing van de fragmenten varieert met de plaats van de fractuur
Verlamming• Supinatie: zuiver door
onderarm• Pronatie: versterkt
door abductie schouder
• Dus: verlamming van pronatiespieren kan nog gedeeltelijk gecompenseerd worden
Tenniselleboog
• Laterale epicondylitis
• Overbelasting van de aanhechting van de M. extensor radiali: extensoren van de pols
Golfelleboog
• Mediale epicondylitis
• Overbelasting van de aanhechting van de flexoren van de pols