Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
1
BELEIDSPLAN PLUSLEERLINGEN
DE WILLEM-ALEXANDERSCHOOL
HAALT HET MAXIMALE UIT JE
Kapelweidtje 2
1861 JH Bergen
t: 072 581 3142
www.willemalexander-tabijn.nl
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
2
Beleidsplan Plusleerlingen
Inhoudsopgave
Inleiding 3
1. Missie en visie van de school 4
2. Landelijk beleid 6
3. Beleid – Signalering 7
4. Beleid - Stappenplan begeleiding meer- en hoogbegaafden 9
5. Beleid – Verrijkingswerk 9
6. Uitvoering – In de klas & plusklas 10
7. Uitvoering – Eigenaarschap 10
8. Uitvoering – Communicatie 11
9. Uitvoering – Bijstellen 12
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
3
Inleiding
Meer- en hoogbegaafdheid is een breed begrip. Je kunt iemand hoogbegaafd noemen op
grond van zijn prestaties, op grond van een hoge score bij een intelligentietest of op grond
van motivatie en creativiteit. De eerste signalen worden opgemerkt door ouders of
verzorgers en/of leerkrachten of de intern begeleider in de school. Het diagnosticeren wordt
gedaan door psychologen, pedagogen en orthopedagogen.
Wij signaleren kenmerken van meer- en hoogbegaafdheid, maar diagnosticeren niet. We
benoemen het niet als een meer- of hoogbegaafde leerling, maar benaderen het kind wel als
dusdanig gezien de gesignaleerde kenmerken die dat desbetreffende kind laat zien.
Mogelijke kenmerken:
Hoge intelligentie: een IQ > 130, dan spreekt men van hoogbegaafd. Bij een IQ
tussen de 120 en 130 spreken we van begaafdheid.
Ontwikkeling loopt vlotter dan gemiddeld
Uitblinken op meerdere gebieden
Gemakkelijk leren
Goed leggen van verbanden
Makkelijk analyseren van problemen
Grote denksprongen
Voorkeur voor abstractie
Hoge mate van zelfstandigheid
Brede interesse of juist een specifieke interesse, hoge motivatie, veel energie
Creatief en origineel
Perfectionistisch
Apart gevoel voor humor
Hoge mate van concentratie
Niet (willen) opvallen
Pas iets voor het eerst doen als het kind zeker weet dat hij/zij het kan
Aanpassingsgedrag
Er is geen eenduidige wetenschappelijke definitie van (hoog)begaafdheid. Toch bieden de
diverse theorieën en modellen relevante aanknopingspunten voor een werkdefinitie die
bruikbaar is voor de onderwijspraktijk.(Bron: SLO)
De belangrijkste aspecten van meer- en hoogbegaafdheid, waarover in de meest bekende
theorieën en modellen consensus bestaat, of waarin zij elkaar aanvullen zijn:
(Hoog)begaafde leerlingen beschikken over een in aanleg aanwezig potentieel om
tot uitzonderlijke prestaties te komen, behorend bij de beste 10%, op één of
meerdere begaafdheidsgebieden.
De ontwikkeling van talent is een langdurig en dynamisch proces. Zowel
persoonlijkheidseigenschappen als de interactie met de omgeving zijn mede
bepalend voor de mate waarin het aanwezige potentieel tot zijn recht komt (Mönks,
Heller en Gagné).
Een (hoog)begaafde leerling beschikt over een hoge intelligentie in combinatie met
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
4
een creatief denkvermogen (Renzulli, Mönks, Sternberg).
Daarnaast is er sprake van een intrinsieke motivatie (doorzettingsvermogen) om
een taak te volbrengen wat zich onder andere uit in een sterke gedrevenheid
wanneer iets hun interesse heeft (Renzulli, Mönks).
(Hoog)begaafdheid is domeinspecifiek (Gardner, Heller en Gagné).
(Hoog)begaafdheid is geen eendimensionaal begrip dat is uit te drukken in een
criterium als een IQ "score" > 130. Een hoge score is wel een sterke indicatie van
een hoge intelligentie, maar een lagere score sluit dit niet uit. (Hoog)begaafdheid
omvat in ieder geval meer dan een hoge intelligentie en intelligentie omvat meer dan
een IQ test meet (Gardner, Sternberg).
Op een gemiddelde populatie heeft 10% van de leerlingen kenmerken die kunnen
duiden op (hoog)begaafdheid (Mönks, 1995), waaronder indicaties die duiden op een
hoge intelligentie.
Missie en visie van de school
Onze slogan luidt:
De Willem-Alexanderschool haalt het maximale uit je!
Onze missie is:
De Willem-Alexanderschool inspireert jou te worden wie je kunt zijn.
Deze missie wordt gevormd door het uitgangspunt dat elk kind diverse mogelijkheden,
karaktereigenschappen en talenten heeft. Van sportief tot creatief, van introvert tot extravert,
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
5
van een denker tot een doener.
Binnen de Willem-Alexanderschool wordt ieder kind geïnspireerd en gemotiveerd om zich te
ontwikkelen tot wie hij/zij kan en wil zijn. De school heeft als doel om aan te sluiten bij de
mogelijkheden en talenten van de kinderen. Wij doen dit door hen een betekenisvolle en rijke
leeromgeving aan te bieden, waarin o.a. de leerstof wordt aangeboden op niveau.
Visie op goed onderwijs
De essentie van ons onderwijs wordt gevormd door zes kernwaarden die wij als team bewust
hebben gekozen en uitdragen. Deze kernwaarden zijn: ontwikkeling, authenticiteit,
zelfbewustzijn, synergie, vertrouwen en plezier. Wij inspireren de kinderen zodanig dat zij het
maximale uit zichzelf halen en mede daardoor een goede basis hebben voor hun verdere
ontwikkeling.
De zes kernwaarden en een toelichting daarover zijn terug te vinden in de schoolgids.
De zes kernwaarden doorvertaald naar meer- en hoogbegaafdheid
Meer- en hoogbegaafde kinderen hebben een specifieke onderwijsbehoefte. In hun
cognitieve ontwikkeling lopen zij al (ver) vooruit op hun leeftijdsgenoten. We volgen ieder
kind in zijn of haar ontwikkeling, zo ook deze leerlingen.
Deze leerlingen hebben behoefte aan didactische en pedagogische ruimte waarin zij hun
autonome manier van denken, werken en leren kunnen oefenen en hun talenten tot uiting
kunnen komen.
Zij hebben behoefte aan samenwerking met gelijk gerichte leerlingen, aan samenwerking
met leerlingen met een ander intellectueel referentiekader dan hun klasgenoten wat de
sociaal emotionele ontwikkeling en synergie ten goede komt en zij daardoor óók plezier
beleven in hun schoolcarrière.
Ook hebben ze behoefte aan (h)erkenning en waardering voor hun anders zijn en ze hebben
behoefte aan meer (en andere) cognitieve uitdaging dan hun leeftijdsgenoten. Zij mogen er
zijn, in al hun authenticiteit.
In de plusklas is er veel aandacht voor het bewustmakingsproces rondom ontwikkeling,
zelfkennis en reflectie. Wat belangrijk is, is dat ieder kind gemotiveerd is en blijft en steeds
meer verantwoordelijk wordt en blijft voor zijn eigen leerproces. Kinderen in de plusklas
worden zich bewust van wat motivatie is, wat hun drijfveren zijn en wat ze zelf kunnen doen
om dit te vergroten. Op deze manier blijven en worden kinderen actief.
Daarnaast zien wij ook in dat meer- of hoogbegaafde kinderen niet altijd het vertrouwen
hebben in de wereld om zich heen. Ook hierin zullen wij hen begeleiden. (Zelf-)vertrouwen
hebben is ook bij deze kinderen van groot belang.
Bij onze missie en visie is een aantal uitgangspunten voor de bovenstromers en
plusklasleerlingen:
1. De leerlingen zitten goed in hun vel. Ze gaan met plezier naar school. De kinderen
hebben een positief zelfbeeld, en een positief beeld ten opzichte van de school en
van hun plek daarin.
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
6
2. De leerlingen zijn productief. Ze presteren op een niveau dat hoort bij hun cognitieve
en sociaal-emotionele capaciteiten. Ze zijn zich bewust van hun talenten en hoe die
in te zetten. Ze zijn in staat om met frustraties en uitdagende stof om te gaan. Ze zijn
voorbereid op de eisen die op het voortgezet onderwijs aan ze gesteld gaan worden.
3. Leerlingen halen de kerndoelen en referentieniveau 1S. Ze hebben een goede
beheersing van de stof die in de kerndoelen omschreven staan. We proberen binnen
rede alle leerlingen dit in de gebruikelijke 8 jaar af te laten ronden. De leerlingen zijn
goed voorbereid op de inhoud waar het voortgezet onderwijs op verder gaat.
4. Plusdoelen
De plusdoelen zijn gericht op het aanleren van vaardigheden. De belangrijkste
vaardigheden zijn: onderzoeken, creatief oplossingsgericht leren en onderzoekend
leren, studeren, plannen, jezelf motiveren, omgaan met je overtuigingen, geheugen
gebruiken, zelfstandig werken, samenwerken, omgaan met frustraties, het opsporen
en oplossen van hiaten. Deze plusdoelen behalen we met behulp van plusmateriaal
dat we inzetten in alle klassen en in de plusklassen.
Landelijk beleid
De Willem-Alexanderschool staat in Bergen, Noord-Holland. Het opleidingsniveau van onze
ouders is gemiddeld hoog. Dit is te zien in onderstaand cirkeldiagram.
Bron: ESIS 2011-2012
4%
38%
58%
Opleidingsniveau ouders/verzorgers
BO>VMBO-K VMBO-t>HAVO/MBO VWO/HBO>Universitair
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
7
Dit betekent dat wij er rekening mee houden dat het aantal leerlingen dat mogelijk meer- of
hoogbegaafd is op onze school, hoger is dan het landelijk gemiddelde. Deze grotere kans op
procentueel meer hoogbegaafde leerlingen blijkt ook uit de diverse literatuur. Zie
bijvoorbeeld het model van Renzulli/Mönks.
Het Actieplan Basis voor Presteren van het ministerie van OC&W is gericht op betere
prestaties van leerlingen, van leerkrachten, en van schoolleiders en besturen. Daarbij ligt
extra nadruk op de prestaties van de 20% beste leerlingen en de hoogbegaafde leerlingen.
Uit internationaal vergelijkend onderzoek blijkt dat we er in Nederland erg goed in zijn om
minder cognitief begaafde leerlingen naar het gemiddelde te trekken, maar dat de betere
leerlingen ook steeds meer gemiddeld gaan presteren. Om tot de top van kenniseconomieën
te blijven behoren, is het noodzakelijk dat er meer excellente prestaties worden geleverd en
dat begint in het basisonderwijs.
Beleid – Signalering
We signaleren en registreren kinderen waarvan een vermoeden van meer- en/of
hoogbegaafdheid is. Dat doen we op de volgende manieren:
- Entreeformulier bij huisbezoek.
- Menstekening op de eerste dag.
- Intensief observeren en signaleren tijdens de wenperiode (de eerste zes
schoolweken).
- Resultaten van de methodegebonden toetsen en CITO-toetsen analyseren en
interpreteren.
- Methodegebonden toetsen (spelling, taal en rekenen)
aan het begin van een blok afnemen,
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
8
- Doortoetsen van de CITO-toetsen.
- Gegevens van SCOL analyseren en interpreteren.
- Het aanbieden van plusstof aan deze leerlingen en kijken hoe zij hiermee omgaan.
In april 2015 is het CvB van Stichting Tabijn akkoord gegaan met het advies van de
Netwerkgroep Plusleerlingen om stichtingbreed een signaleringsinstrument aan te schaffen
(of: In april 2015 is er vanuit het CvB voor alle Tabijnscholen het signaleringsinstrument
Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid aangeschaft.) Het Digitaal Handelingsprotocol
Hoogbegaafdheid (DHH) is een instrument voor signalering, diagnostiek en begeleiding van
hoogbegaafde leerlingen. De eerste module, de Quickscan, wordt meerdere malen in de
schoolloopbaan van een kind ingevuld, zes weken na instroom in groep 1, zes weken na
instroom van groep 3 en aan het einde van eind groep 5. In het schooljaar van 2015-2016
wordt er op de Willem-Alexanderschool gestart met het werken met het DHH.
Definitie bovenstromers
Op de Willem-Alexanderschool is een leerling een bovenstromer als er sprake is van een
combinatie van meer dan één van de onderstaande kenmerken (tenzij onderpresteren):
Een CITO A-score op reken- en/of spelling- en begrijpend lezen gebied.
De methodetoetsen zijn goed tot zeer goed gescoord
Zelfstandige werkhouding
Reflectieve houding ten aanzien van het gemaakte werk
Goed werktempo
Gemotiveerd voor plusstof
Goed inzicht in de lesstof
Tenzij onderpresteren
De mening van de leerkracht is in samenspraak met de intern begeleider doorslaggevend bij
het toekennen van definitie bovenstromer.
Definitie plusleerling
Op de Willem-Alexanderschool is een leerling een plusleerling als er sprake is van één of
meer van onderstaande kenmerken:
Meer dan één keer een CITO A+ score op reken-, spelling- en begrijpend lezen gebied,
tenzij er sprake is van vermeende dyslexie of dyscalculie, dan geldt dit voor één
vakgebied.
Een voorsprong van meer dan een half jaar op reken-, spelling- en begrijpend lezen
gebied, tenzij er sprake is van vermeende dyslexie of dyscalculie, dan geldt dit voor één
vakgebied.
Als er dyslexie of dyscalculie is gediagnosticeerd bij een leerling, kan hij of zij dus wel een
plusleerling zijn en wellicht in aanmerking komen voor de plusklas. Dit zal bij iedere
plusleerling met dyslexie of dyscalculie apart bekeken worden.
Leerlingen die een verklaring hoogbegaafdheid hebben of al een leerjaar hebben
overgeslagen, vormen (mogelijk) een uitzondering op de bovenstaande criteria.
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
9
Plusklas
Als een leerling is aangemerkt als plusleerling volgt er een gesprek met de
ouders/verzorgers en de leerling zelf. In dat gesprek wordt onderzocht of de leerling
gemotiveerd is voor de plusklas. De leerling komt in aanmerking voor de plusklas (van groep
3-4-5 of groep 6-7-8) indien tijdens dit gesprek blijkt dat de leerling goed scoort op:
Meer- of hoogbegaafdheid (hoeft niet getest)
Leerstof kan missen
Huiswerk maken
Gemotiveerd zijn
Kunnen samenwerken
Uitdaging nodig heeft
Er worden maximaal 16 leerlingen geplaatst in iedere plusklas. De school bepaalt wie er
geplaatst worden in de plusklas. Kinderen van buiten de Willem-Alexanderschool komen ook
in aanmerking voor plaatsing in de plusklas als zij voldoen aan de criteria van ons
beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid. De ouders/verzorgers zullen achter deze plaatsing
moeten staan. Daarna wordt het kind toe gelaten tot de plusklas op de Willem-
Alexanderschool.
Bij aanmelding voor de plusklas vanuit een andere school is er minimaal telefonisch contact
tussen de plusklasleerkracht en de toeleverende leerkracht. Tevens is het een aanbeveling
en meerwaarde dat iedere toeleverende leerkracht een keer komt kijken in de plusklas.
Onderpresteren
We spreken van onderpresteren als er een discrepantie ontstaat / is ontstaan tussen
prestatie en aanleg. De prestaties van onderpresterende kinderen op school kunnen erg
wisselend of onder de maat zijn. Zij presteren vaak ver onder hun kunnen. Tijdens een
intelligentietest worden zij soms niet als hoogintelligent herkend. Deze kinderen vertonen
afwijkend gedrag in de klas of hebben somatische klachten.
Wat helpt is het stellen van grenzen, tijd en aandacht voor het kind. Het zelfbeeld van de
onderpresteerder dient verbeterd te worden. Het trainen van executieve functies en/of
metacognitieve vaardigheden verschaft meer inzicht en werkt indirect.
Een onderdeel van de plusklas is het trainen van deze metacognitieve vaardigheden /
executieve functies (doelen stellen, plannen, reflecteren) en sociale emotionele ontwikkeling.
Een kind dat onderpresteert kan mogelijk toch een plusleerling zijn, ondanks dat zijn of haar
scores niet voldoen aan de criteria van een plusleerling.
Middels de informatie uit het entreeformulier, gesprekken met ouders, observaties door / van
de groepsleerkracht en de groepsbesprekingen met de intern begeleider, kunnen kinderen
die onderpresteren vroeg gesignaleerd worden. Door ook deze kinderen mee te laten
draaien in de plusklas, kunnen zij de uitdaging krijgen die ze nodig hebben en zodoende
minder tot niet meer onderpresteren.
Als er sprake is van onderpresteren dan kan het zijn dat er maar één of zelfs geen
kenmerken te zien zijn van meer- of hoogbegaafdheid. In zo’n geval wordt er gekeken naar
andere signalen, onder anderen de signalen van onderpresteren, zoals hieronder vermeld.
Het hoeft niet zo te zijn dat een onderpresteerder aan alle onderstaande kenmerken voldoet.
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
10
Ze leveren weinig inspanning en zijn niet gewend moeite te doen om succes te behalen.
Zij hebben geen of weinig doorzettingsvermogen en zelfdiscipline. Ze zijn moeilijk aan het werk te krijgen en vinden het lastig om een taak vol te houden.
Ze maken onnodige fouten. Er zit een neerwaartse lijn in hun prestaties. Ze bereiden hun huiswerk niet of nauwelijks voor. Ze hebben slechte leer/werkstrategieën en houden niet van automatiseren. Ze verzetten zich tegen autoriteit. Ze zijn snel afgeleid en hebben een slechte concentratie. Ze hebben hun aandacht
niet bij de les of zijn met andere dingen bezig. Ze wijzen verantwoordelijkheid af en nemen geen verantwoordelijkheid voor hun
eigen gedrag. Ze hebben een sterke externe locus of control: ze zoeken de oorzaak van slechte
resultaten buiten zichzelf. Ze hebben een negatief zelfbeeld en zelfvertrouwen. Ze zijn zelf ook ontevreden
over hun prestaties. Ze hebben ongewone interesses en een levendige verbeelding. Ze lezen vaak veel in hun vrije tijd en hebben een grote feitenkennis. Ze komen in een één-op-één-gesprek welbespraakt en intelligent naar voren. Ze begrijpen en onthouden informatie goed als ze geïnteresseerd zijn. Ze zijn gevoelig. Ze hebben een grote ontdekkingsdrang en creativiteit.
Beleid - Stappenplan begeleiding meer- en hoogbegaafden
Kinderen worden geplaatst in de groep die correspondeert met hun leeftijd.
1) Het productief vermogen wordt allereerst ingezet om de kerndoelen en
referentieniveau 1S te behalen.
2) Meer- en hoogbegaafden laten we lesstof verbreden en verdiepen. Dit doen we
d.m.v. compacten, de plusstof en de plusklas. Resultaten van de leerlingen worden
bijgehouden middels het LVS en de sociaal-emotionele ontwikkeling middels SCOL.
De leerkracht monitort de vorderingen van de leerling(en) en maakt op professionele
wijze keuzes in de lesstof.
3) Uit het KZT (Klein Zorgteam) en/of groepsbespreking met de intern begeleider kan
blijken dat een kind in aanmerking komt voor het protocol versnellen. Hierin staat
omschreven hoe we het KZT vormgeven en welke procedure hieraan verbonden is.
Indien meer- of hoogbegaafdheid en ook versnellen aan de orde is, zal de leerkracht
een signaleringslijst (bv.signaleringslijst uit het DHH, de Versnellings
Wenselijkheidlijst ) van tevoren ingevuld hebben.
Beleid – Verrijkingswerk
Na het behalen van de tussendoelen /methode gebonden toetsen blijft er voor deze meer- en
hoogbegaafden leertijd over. Een aantal van deze leerlingen volgt een compact programma.
Deze tijd wordt besteed aan plusstof. Bij plusstof ligt de aandacht met name op verdieping
(verder uitdiepen van bestaande onderwerpen).
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
11
Ook wordt de overige leertijd ingezet in de plusklas. Hier ligt de aandacht op verbreding
(andere vakgebieden) en het contact met ontwikkelingsgelijken. Dit bevordert de sociaal-
emotionele ontwikkeling van deze kinderen.
Het uitgangspunt bij de verrijking (verbreding en verdieping) is leren leren (het trainen van
executieve functies en metacognitieve vaardigheden). Dit doen de kinderen door:
Studeren
Onderzoekend leren
Oplossingsgericht en creatief denken
Plannen
Zelfstandig werken
Filosoferen
Mindmappen
Om dit voor elkaar te krijgen kiezen we, in de plusklas, onder andere voor een algemene
inhoud, waarin vervolgens door de plusklasleerkracht ingezet wordt op uitdagingen, onder
andere:
Een vreemde taal (die doorgaans niet op een V.O. wordt aangeboden)
Techniek
Filosoferen
Sociale en emotionele vaardigheden
Uitvoering - In de klas & Plusklas
Lessen worden gedifferentieerd aangeboden. Er wordt gewerkt in drie instructielijnen.
De meer- en hoogbegaafde leerlingen krijgen de lessen rekenen en taal aangeboden via het
compacten die in de methode zit of via de routeboekjes van SLO. Hierin kiest de leerkracht
of hierbij nog extra opdrachten gemaakt moeten worden of dat er nog verder gecompact kan
worden.
Verrijking wordt o.a. geboden via de plusstof. Plusstof is verrijkingsmateriaal dat zowel
verdiept als verbreedt.
De plusstof wordt georganiseerd middels het moederbord en is geïntegreerd in het
zelfstandig werken in de klas.
De projecten die in de plusklas gemaakt worden, krijgen waar mogelijk een plek in de klas
middels een presentatie of door deze op te hangen. Hiermee wordt de prestatie uit de
plusklas ook geïntegreerd in de klas. Ook wordt er een opmerking gegeven op het rapport
over de prestaties in de plusklas.
Er is een plusklas 3-4-5, met kinderen uit corresponderende klassen, en een plusklas 6-7-8.
Iedere ‘groep’ heeft 1 keer in de week 1,5 uur les.
De plusklas wordt begeleid door de plusklasleerkracht. Binnen de plusklas worden de
plusvakken gegeven en huiswerk besproken.
De leerlingen bewaren hun plusklasmaterialen in hun plusklasmap. In het logboek noteren zij
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
12
wekelijks wat zij gedaan hebben en wat het huiswerk is. Vast onderdeel van het huiswerk is
de map wekelijks aan de eigen leerkracht laten zien. De leerkracht schrijft in de map. Ook
laten de kinderen hun map zien aan de plusklasleerkracht. Deze schrijft ook in de map. Zo
blijft de lijn tussen plusklas-leerling-leerkracht direct en is er steeds feedback naar de
kinderen toe.
Er zijn vaststaande regels en afspraken voor de klas en daarnaast maakt de
plusklasbegeleider met de leerlingen groepsafspraken en regels. Kinderen die hun huiswerk
niet maken krijgen extra huiswerk mee. Indien dit vaker dan drie keer gebeurd, krijgt de
leerling een vervangende opdracht in de plusklas. Ouders en de eigen leerkracht(en) worden
als dit het geval is, op de hoogte gesteld.
Uitvoering – Eigenaarschap
Het beleidsplan wordt bewaakt en begeleid door de commissie meer- en hoogbegaafdheid. De groepsleerkracht blijft aanspreekpunt als het leerlingen betreft. De taken van de commissie en/of de taken van een of meerdere leden van de commissie zijn: k
Waar nodig het bijstellen van het beleidsplan.
Adviseren van collega’s.
Het begeleiden bij het opstellen en uitvoeren van handelingsplannen voor specifieke
leerlingen.
Begeleiden van leerkrachten bij het signaleren van meer- en hoogbegaafde leerlingen.
2 keer per jaar evalueren van beleid, uitvoering van het beleid, de plusklas en de
plusstof.
Reactie op vragen/opmerkingen van collega’s.
De commissie meer- en/of hoogbegaafdheid bestaat uit:
Plusklasleerkracht
Intern begeleider
Directeur en/of adjunct-directeur
Uitvoering – Communicatie
Richting ouders en leerlingen:
De communicatie rondom de leerling verloopt via de groepsleerkracht. Deze blijft hoofdverantwoordelijk voor de ontwikkeling van de leerling. Aan het einde van een plusklasperiode krijgen alle plusklasleerlingen een toevoeging in het
reguliere rapport. Daarin staat een beoordeling van de vaardigheden die de voorafgaande
periode in de plusklas aan bod zijn gekomen. Inzet, motivatie en het eventuele huiswerk
worden eveneens beoordeeld. In de 10-minutengesprekken worden de rapporten besproken.
Als een leerling in aanmerking komt voor de plusklas, zal er een intakegesprek plaatsvinden
tussen de leerkracht, leerling en ouders. Voor de praktische inhoud hiervan, zie beleid –
signalering.
Beleidsplan meer- en hoogbegaafdheid, Willem-Alexanderschool, april 2015
13
De communicatie over het beleid plusleerlingen richting leerlingen en ouders verloopt via de schoolgids, de nieuwsbrief, de website en de Facebookpagina van de school. Iedere plusklasperiode gaat er een informatiebrief uit naar de betreffende ouders met de doelen, inhouden van die periode en tips voor ouders hoe zij hun kind kunnen ondersteunen.
Richting leerkrachten:
De plusklasleerkracht heeft wekelijks spreekuur. Iedere groepsleerkracht heeft geregeld vast
overleg en kan zonodig vaker de plusklasleerkracht raadplegen. Voor het rapport draagt de
plusklasleerkracht een aantal schriftelijke opmerkingen per kind over aan de
groepsleerkracht. Deze worden dan tevens doorgenomen in het spreekuur.
Na iedere CITO periode (Midden en Eindtoetsen), heeft de groepsleerkracht een
groepsbespreking met de interne begeleider. In deze bespreking wordt (ook) gekeken welke
plusklasleerlingen daadwerkelijk in de plusklas kunnen blijven. Tevens bekijken de leerkracht
en intern begeleider welke ‘nieuwe’ leerlingen in aanmerking komen voor de plusklas en
welke leerlingen niet meer binnen de criteria passen van de plusklas. Waarna er vervolgens
eerst (motivatie)gesprekken worden gevoerd met de kinderen (en hun ouders) die uit de
plusklas gaan of in aanmerking komen voor de plusklas.
Na de CITO periode van januari is er twee weken geen plusklas, dit zijn zogeheten witte
weken. Deze weken bieden de groepsleerkracht de gelegenheid om, in overleg met de intern
begeleider, te bepalen welke kinderen wel of niet meer in aanmerking komen voor de
plusklas.
Na de Eind CITO (mei/juni) gaan de kinderen door in de plusklas en zullen de nieuwe
plusklassen starten na de zomervakantie. Het eerste halfjaar zullen er nog weinig tot geen
kinderen van groep 3 deelnemen aan de plusklas.
Uitvoering – Bijstellen
Twee keer per jaar wordt het beleid meer- en hoogbegaafdheid geëvalueerd in het team.
Vervolgens komt de commissie bijeen en stelt n.a.v. de evaluatie het beleidsplan bij.
Ieder halfjaar wordt de plusklas geëvalueerd door leerkrachten, ouders en kinderen middels
een enquête.