Didactiek
aardrijkskunde
Portfolio
Taak Werkbladen
Tessa Bogaerts
2SA3
2015-2016
1. Analyse
1.1 Leerplan en jaarplanning:
Situering in het leerplan:
4.4 Verschillen tussen agrarische regio’s
1. Aan de hand van concrete voorbeelden, van beelden en van andere
informatiebronnen de herkomst van een aantal voedingsproducten op
kaarten aflezen.
2. Door analyse van beelden, van kaarten en van andere
informatiebronnen één agrarisch landschap en traditionele landbouw
van Afrika Sub-Sahara in relatie brengen met het natuurlijk milieu en
met menselijke omstandigheden.
Jaarplanning:
In het eerste hoofdstuk (Landbouw en voeding) wordt enkel de eerste
oefening behandeld. In de jaarplanning van de school wordt voor deze
oefening een halve les gerekend. In hoofdstuk 2 (Landbouw in Sub-Sahara-
Afrika) wordt er voor de situering en de fysische omstandigheden 1 les
gerekend.
1.2 Leerproces
Het werkboek heeft geen ondersteuning van notities of een handboek.
Het werkboek bestaat vrijwel volledig uit oefeningen waarbij je enkele
korte zinnen of woordjes in moet vullen. In het begin van elk thema
bevindt zich een schema (spinschema) met daarop het verloop en
onderverdelingen van het thema en hoofdstukken zodat leerlingen een
duidelijk verloop kunnen zien van de nog te bekijken leerstof.
1.3 Werkvormen
In de vraag staat nooit bij hoe de oefening gaat verlopen qua
werkvormen. Maar je kan dit als leerkracht wel zelf doen. Bij de vraagjes
kan je makkelijk een OLG gebruiken omdat je zo alle vraagjes kan
invullen met de hulp van de leerlingen en zij zo moeten meewerken en
meer inzicht krijgen in de leerstof. Je kan als leerkracht bij grote
atlasoefeningen de leerlingen per 2 laten werken, dit verloopt sneller.
Maar ook kan je de oefeningen zelfstandig, in groep,… laten oplossen.
1.4 Informatiebronnen
In het werkboek staan voldoende grafieken, kaarten, tabellen,…
Sommige moeten als oefening verder aangevuld worden en andere
dienen als ondersteuning voor het invullen van een andere oefening. De
leerlingen moeten ook vaak hun atlas gebruiken om hierin kaarten op te
zoeken die hun kunnen helpen bij het oplossen van oefeningen. Ook
wordt er verwezen naar vorige lessen (bv. wanneer ze geleerd hebben
over temperatuurzones en de determineertabel voor klimaten) om zo
oefeningen op te kunnen lossen. Maar de leerlingen moeten te weinig
open vragen invullen, ze krijgen altijd al een hint door bijvoorbeeld enkel
een aantal woorden in te moeten vullen. Er wordt ook niet naar de
herkomst van de bron verwezen.
1.5 Technieken en vaardigheden
De leerlingen moeten telkens tabellen, grafieken, kaarten beter kunnen
begrijpen en gebruiken. Er is wel degelijk een evolutie te zien van de
eerste graad naar de derde graad. De leerstof is wel meer diepgaand en
moeilijker, maar de moeilijkheid van de vraag blijft hetzelfde. Het blijven
vooral invulvragen en geen complexere open vragen.
2. Reflectie
De eerste oefening van de herkomst van onze voeding vond ik een goede
atlasoefening. Ze mochten deze per 2 maken, zo duurt het niet al te lang. Bij
het tweede thema (Landbouw in Sub-Sahara-Afrika) stond er vanboven geen
uitleg over nomadische veeteelt, traditionele landbouw en plantagelandbouw.
Deze begrippen heb ik aan de hand van een OLG en afbeeldingen
verduidelijkt. De rest van de Situering gebeurde klassikaal. Oefening 5 van de
fysische omstandigheden mochten ze per 2 verder invullen, dit was ook een
atlasoefening. Het deel over de horsten en slenken werd uitgelegd adhv
afbeeldingen en voorbeelden. Bij oefening 6 moesten de leerlingen niets
invullen (de tekst eronder moesten ze niet kennen) maar deze kaart hebben
we wel bestudeerd en geanalyseerd. Bij oefening 7 moesten ze er kaarten
bijnemen die ze in het eerste hoofdstuk gezien hadden, zo konden ze adhv
die kaarten en determineertabellen de oefeningen klassikaal invullen. Er
werden linken gelegd tussen de neerslag en plantengroei adhv kaarten,
tabellen, grafieken. De kaarten en tabellen,.. in het werkboek waren wel
duidelijk maar door extra afbeeldingen in mijn ppt kregen de leerlingen meer
duidelijkheid.
UC Leuven-Limburg Lerarenopleiding
Vestiging Heverlee Hertogstraat 178, 3001 Heverlee
Tel. +32 16 37 56 00
LESONTWERP ALGEMENE VAKKEN / VOEDING-VERZORGING
Naam: Tessa Bogaerts
Vakkencombinatie: Aardrijkskunde- Engels
Stagebegeleider DLO: Ann Schellemans
School: Mariagaarde Instituut
Onderwijsvorm: TSO
Richting: Lichamelijke opvoeding en sport
Klas: 3TW
Lokaal: S006
Aantal leerlingen: 22
Les gegeven door: Tessa Bogaerts
Vak: Aardrijkskunde
Onderwerp: 1. Landbouw en voeding, 2. Landbouw in
Sub-Sahara-Afrika
Vakmentor: Steve Decraene
Datum/Data: 01/03
Lesuur/-uren: 13u35
BEGINSITUATIE
Situering in de lessenreeks Dit is het derde thema uit het boek. De leerlingen hebben al verschillende landschappen bestudeerd, ze hebben de verschillende werelddelen gezien en kunnen ook de verschillende wereldblokken benoemen. ze hebben het ook al gehad over aantrekkelijke landschappen en toerisme. Nu gaan ze het hebben over verschillen tussen agrarische
regio’s en dus landbouw. Ze beginnen bij landbouw in Sub-Sahara-Afrika.
Relevante voorkennis (en/of kennis die nog niet aanwezig is) Leerlingen hebben al een aantal landschappen bekeken. Hebben het ook al gehad over Nomaden. Hebben al geleerd over de verschillende wereldblokken. Ze weten dus de Arabische wereld en Sub-Sahara-Afrika liggen. Ze weten ook hoe ze klimaattypes kunnen aflezen op een determineertabel.
Belevings- en ervaringswereld & Actualiteit Leerlingen kopen voedingswaren in de winkels, ze eten voeding die afkomstig is van over heel de wereld.
Leerniveau van de klasgroep, klassfeer, … Heel rustige en vlotte klas. Leerlingen steken zelf hand op om te antwoorden.
DIDACTISCHE VERANTWOORDING Welke (vak)didactische principes en werkvormen komen in je les aan bod? Waarom kies
je voor deze aanpak?
EINDTERMEN & LEERPLANDOELEN
Situering in de eindtermen: (Vakoverschrijdend en/of vakgebonden)
ET 1 ET 12 ET 14 ET 15 ET 2 ET 16 ET 3 ET 17
ET 4 ET 6
Situering in het leerplan: 4.4 Verschillen tussen agrarische regio’s 1. Aan de hand van concrete voorbeelden, van beelden en van andere informatiebronnen de herkomst van een
aantal voedingsproducten op kaarten aflezen. 2. Door analyse van beelden, van kaarten en van andere informatiebronnen één agrarisch landschap en traditionele landbouw van Afrika Sub-Sahara in relatie brengen met het natuurlijk milieu en met menselijke omstandigheden.
ALGEMEEN LESDOEL
Leerlingen weten dat hun voeding van over heel de wereld komt, ze kunnen hier een aantal voorbeelden van geven.
Ze kunnen de landbouw in Sub-Sahara-Afrika situeren en fysische omstandigheden bespreken.
SCHOOLAGENDA (Van de leerlingen. Verwijs naar het werkblad en/of de pagina’s in het werk- en/of handboek.)
Thema 3: Verschillen tussen agrarische regio’s
Hfdst 1: Landbouw en voeding
Hfdst 2: Landbouw in Sub-Sahara-Afrika
BRONNEN (Noteer alle gebruikte bronnen, volgens BIN.)
Cox K., Leysen R., Van Boven M., Wauters J.; Werkmap Aardrijkskunde 3; Werkgroep Didactische Middelen
LEERMIDDELEN & MEDIA Werkboek Atlas PPT
whiteboard + beamer bord
Didactisch lesontwerp
Leerdoelen
KRACHTIGE LEEROMGEVING
Lesfasen
& timing Onderwijs- en leeractiviteiten Media Leerinhoud
Instapfase
(Eerste ± 20 min. Hebben lln een test over het
vorige hoofdstuk.)
We beginnen vandaag met een nieuw hoofdstuk. In
het eerste hoofdstuk gaan we het hebben over de
herkomst van onze voeding. Daarna gaan we de
landbouw bespreken in Sub-Sahara-Afrika. In andere
lessen gaan jullie ook nog de landbouw bespreken in
Moesson-Azië en in de Verenigde Staten.
Wie gaat er bij jullie wel eens mee naar de
winkel?
Weten jullie waar bepaalde voeding dan
vandaag komt? Uit welk land?
Letten jullie hier wel eens op?
Probleemstelling:
Waar komt onze voeding vandaan? Hoe zit het met
de landbouw in Sub-Sahara-Afrika, wat, waar,
waarom daar?
PPT
Thema 3: verschillen tussen agrarische
regio’s
Leerlingen kunnen
afbeeldingen van
voeding plaatsen
bij het juiste land
van herkomst.
Lesfase 1:
10 min.
(deze
oefening niet
in klas
3LOSB)
OLG: voeding vroeger en nu:
In deze tijden hebben we voeding in de rekken van
de winkels liggen uit alle hoeken van de wereld.
Denken jullie dat dit altijd zo geweest is?
Hadden ze 50jaar geleden ook zoveel import
producten in de winkels liggen?
Vroeger kwam alles wat er op ons bord lag van eigen
grond. Vaak deden mensen zelf aan landbouw of en
kweekte ze zelf groente, fruit,….
Vroeger hadden ze in Antwerpen net iets
meer import producten dan bijvoorbeeld hier
in de Kempen. Hoe zou dit komen?
Wat zorgt er hier onder anderen voor de
import van producten?
o.a. door de uitbreiding van de haven en de betere
verpakkingstechnieken steeg de import van
buitenlandse voeding.
Duo-opdracht: herkomst van onze voeding:
oefening 1:
Neem jullie werkboek er maar bij op p.6 van thema
3. Dus bij hoofdstuk 1. Landbouw en voeding.
Jullie zien daar afbeeldingen van voedingsproducten.
Het is de bedoeling dat jullie goed kijken op de
verpakking wat het product is en van waar het
vandaan komt. Op de volgende pagina vinden jullie
PPT - Vroeger kwam eten van eigen bodem
- Mensen deden zelf aan landbouw
- Kweken van eigen groenten en fruit
- In Antwerpen waren er iets meer
tropische producten door de haven
- Door uitbreiding van de haven en
betere verpakkingstechnieken
breidde verscheidenheid van
producten uit.
een wereldkaart met daarop pijlen. Jullie moeten de
naam van het product in de juist pijl noteren. Neem
jullie atlas erbij om bepaalde landen op te zoeken
die jullie niet weten liggen. Zo kan je geen fouten
maken. Jullie mogen dit per 2 doen en daarna zullen
we de oefening samen overlopen.
Lln maken oefening per 2.
Lkr overloopt nadien antwoorden.
Lesovergang
1
4 minuten
Hoofdstuk 2: Landbouw in Sub-Sahara-Afrika:
Al deze producten worden natuurlijk niet getoverd.
Mensen doen aan landbouw om bepaalde producten
te kweken zoals fruit, groenten,…
In het volgende hoofdstuk gaan we de landbouw
bekijken in Sub-Sahara-Afrika.
Hier bestuderen we de nomadische veeteelt, de
traditionele landbouw en de plantagelandbouw.
Wat stellen jullie je voor bij nomadische
veeteelt? Welk woord komt in ‘nomadische’
voor dat jullie al kennen?
Waaraan denken jullie als het gaat over
plantagelandbouw?
Wat valt je op aan de eerste foto als je de
grootte bekijkt?
Wat valt je op aan de tweede foto als je de
structuur van de gewassen bekijkt?
PPT - Nomadische veeteelt: geen vaste
verblijfplaats, rondtrekken met vee
- Plantagelandbouw: tropische
gewassen, commercieel bedrijf,
buitenlandse bedrijven, merendeel
van oogst gaat naar export aan
rijkere landen
- Traditionele landbouw: vooral
spierkracht en eenvoudige
hulpmiddelen, geen machines, eigen
gebruik
Wat valt je op als je naar het gewas zelf
kijkt?
En wat zou traditionele landbouw dan zijn?
Wat merk je op de foto i.v.m. werktuigen?
En wat merk je als je naar de grootte kijkt en
het vergelijkt met de grootte van
plantagelandbouw?
Lkr laat van alle 3 afbeeldingen zien.
Leerlingen kunnen
Sub-Sahara-Afrika
situeren op de
kaart.
Leerlingen kennen
het verschil tussen
nomadische
veeteelt,
plantagelandbouw
en traditionele
landbouw.
Lesfase 2:
4 minuten
OLG: 2.1 Situering: oefening 4
Allereerst gaan we Sub-Sahara-Afrika eens situeren.
Neem jullie atlas er eens bij op de natuurkundige
kaart van Afrika.
We moeten ‘Arabische wereld’ en ‘sub-Sahara-Afrika’
plaatsen in de kaders. Jullie zouden dit moeten
kunnen aangezien jullie al de verschillende
wereldblokken gezien hebben. Denk eens terug aan
die les.
In welke kader noteren we de Arabische
wereld en in welke Sub-Sahara-Afrika?
Welke horizontale lijn op de kaart is de
evenaar?
Welke lijn is de Noordelijke Keerkring?
Weten jullie hier nog een andere benaming
voor?
En welke is de zuidelijke keerkring?
Wat is hiervoor een andere naam?
Hoe ligt Afrika ten opzichte van de evenaar?
Tussen wat ligt Afrika voor het grootste deel?
- Wereldblokken: Latijns-Amerika,
Noord-Amerika, Arabische wereld,
Moesson-Azië, Europa, voormalige
Sovjet-Unie, Sub-Sahara-Afrika,
Oceanië
- Arabische wereld ten noorden van
Sub-Sahara-Afrika
- Noordelijke keerkring ten zuiden van
de evenaar
- Zuidelijke keerkring ten zuiden van
de evenaar
- Evenaar tussen NKK en ZKK
- NKK= Kreeftskeerkring
- ZKK= Steenbokskeerkring
In België is de belangrijkste inkomstenbron de
industrie en dienstensector. Maar in Afrika is dit dus
landbouw, de primaire sector.
Leerlingen kunnen
reliëfeenheden
van het gebied
Sub-Sahara-Afrika
aanduiden op een
kaart met behulp
van een atlas.
Lesfase 3:
15 minuten
OLG: fysische omstandigheden: oefening 5:
Voor de volgende oefening hebben we de reliëfkaart
van Afrika nodig, dus neem deze er maar bij.
Op welke pagina kunnen we deze vinden?
Als je nu de kaart bekijkt.
Welke kleuren komen er het meeste voor?
Wat willen deze kleuren zeggen? Kijk naar de
legende.
Bij de eerste vraag moeten we een reliëfvorm
invullen. Wie kan er mij voorbeelden geven
van reliëfvormen?
Welke reliëfvorm noteren we bij de eerste
vraag als we weten dat het overal ongeveer
dezelfde hoogte heeft.
In welke windrichting is het hoger, en in
welke lager?
Jullie mogen nu per 2 de bekkens situeren op de
kaart en ook een aantal reliëfeenheden.
Als er achter bekken het woord ‘kommen’
staat, hoe zouden deze bekken dan gelegen
zijn ten opzichte van de rest van het land?
Jullie mogen van nummer B het Oost Afrikaans
Hoogland maken en Ethiopisch Hoogland wordt
nummer C. Dus jullie moeten 5 cijfers en 3 letters
situeren op jullie kaartje. Gebruik hierbij jullie atlas!
- Afrika is één groot plateau dat hoger
is in het zuiden en afhelt naar het
noorden.
- Bruin
- Hoger gelegen gebieden
- Gebergte, vlakte, berg, heuvel,
plateau
- Plateau
- Zuiden
- Noorden
- Verspreid in het plateau komen
enkele lager gelegen bekkens of
kommen voor.
Leerlingen weten
wat
breukgebieden,
horsten en
slenken zijn. En
kunnen de Oost-
Afrikaanse slenk
aanduiden op een
kaart.
Nadien zullen we het samen verbeteren.
Voor het volgende deel moeten jullie dit profiel
aanvullen. De lijn staat ook op jullie kaartje. Neem
jullie atlas erbij! Jullie mogen dit ook per 2 doen.
Lkr verbetert oefeningen samen met lln.
OLG: breukgebieden: oefening 5:
In het Oosten van Afrika zijn vele breukgebieden
met slenken en horsten. De bekendste is de Oost-
Afrikaanse slenk of Rift Valley.
Door platen die uit elkaar drijven, blijven de 2
riftzones in het breukgebied uit elkaar bewegen,
Van A naar B: Atlantische Oceaan,
Kongobekken, Oost-Afrikaans Hoogland,
Indische Oceaan
waarbij de vallei kan worden opgevuld met water. Er
ontstaat een smal oceanisch bekken, dat steeds
breder groeit. Hierdoor kan een nieuwe
oceaan ontstaan.
Een horst is waar het land door aardbevingen door
druk omhoog gaat, wanneer slenken naar beneden
gaan.
Wat moet er in de eerste kader ingevuld
worden? Is dit een horst of een slenk?
En het tweede kader?
En het derde?
Het vierde wijst naar een lijn. Deze lijn geeft
aan waar 2 delen van een gebied een
verplaatsing hebben onder gaan. het is een
lijn die in het breukgebied voorkomt. Dit is
een?
We hebben juist gezien wat slenken zijn en we
hebben er een voorbeeld van gezien.
Welke slenk was dat?
En waar lag die in Afrika?
Jullie mogen deze aanduiden op je kaartje bovenaan.
- Horst
- Slenk
- Horst
- Breuklijn
- Oost-Afrikaanse slenk
Leerlingen
kunnen werken
met een
determineertabel
voor het klimaat.
Lesfase 4:
5 minuten
OLG: fysische omstandigheden: oefening 6
Bekijk de kaart van de neerslag en de diagrammen
bij oefening 6.
Wat valt jullie op aan de kaart als je kijkt
- Rond het evenaarsgebied is het
donkerder blauw dus hier valt meer
neerslag
- Dicht bij de evenaar is het, het
warmst
- Wanneer zon zijn hoogste punt
Kunnen verbanden
zien tussen de
neerslag en
plantengroei.
naar de kleuren.
Waar is het, het donkerte?
Waar het lichtste?
Wat wil dit zeggen?
Wat willen de diagrammen zeggen?
Voor wat staan de letters?
OLG: fysische omstandigheden: oefening 7:
Kijk eens naar deze kaart. Jullie hebben deze ook
bekeken toen jullie een les hadden over klimaat en
vegetatie.
In welke zone valt het grootste deel van
Afrika?
Kunnen jullie een verklaring geven waarom
Afrika een warme zone is?
Bekijk deze determineertabel voor klimaten eens,
ook deze staat in jullie werkboek bij ‘landschappen
en wereldkaart’ p.26.
Welke klimaten behoren tot de warme zone?
Wat kan je zeggen over de temperatuur van
de koudste maand voor deze klimaten?
Waarin verschillen deze klimaten vooral?
Bekijk dan eens deze 2 kaarten.
Wat betekent de vele neerslag voor de
plantengroei?
Hoe kan je dit zien?
bereikt (middag) verdampt er veel
water
- Lucht vult zich met waterdam,
wolken worden gevormd
- Resultaat: felle stortregens
- In de warme zone is de gemiddelde
maandtemperatuur steeds hoger dan
of gelijk aan 18°c.
- De 18°c isothermen van de koudste
maand vallen ongeveer samen met
de keerkringen
- De evenaar loopt in het midden van
de warme zone
- Dit gebied noemt men ook wel
intertropen
- Hoe meer neerslag hoe weelderig de
plantengroei